1 V^ / (Jz
RANKRIJK
BIJ DEN ^CoNING VAN
IN DE JAREN 1626 EN 1626.
-ocr page 2-A. qu.
m
M
UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT\'
3912 4445
-ocr page 5-DEN HEER VAN SOMMECSDIJCK
bij den Koning van Frankrijk
in de jaren 1625 en 1626.
^^J /f
Z-,
VAN DEN
m DE JAREN
FnOKFSOHRIFT
TEB VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
Doctor in de Nederlandsche Letterkunde
aan DE JIiJKS-JJnIVERSITEIT TE jJxRECHT,
NA MACHTIGING VAN DEN KEOÏOR MAGNIPIOtJS
Eoogleeraarin de Faculteit der Geneeskunde,
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN
DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
i\'E VERDEDIGEN
op Vrijdag 18 December 1896, des namiddags te 4 uur,
WALRAND CORNELIS LODEWIJK BRONSVELD,
geboren te Ophemert.
[lAARLJiM
DE ERVEN LOOS.I ES
■1896.
Gedrukt bij DE ERTÊNlxTÖSJESrte\'na^^^^^
b
AAN MIJNE OUDERS
EN
MIJNE VROUW.
-ocr page 10-IrTïiriiHfil
■i.
r
\'V ^ \' ■\'r-rju\'
-ocr page 11-Gaarne maak ik gebruik van de gelegenheid, die de vol-
tooiing van mijne dissertatie biedt, om mijn hartelijken
dank te betuigen aan hen, wier gewaardeerd onderwijs ik
mocht genieten. Hoewel ik sinds eenige jaren de Utrecht-
sche Academie al heb verlaten, toch is mijne promotie het
officieele afscheid van haar.
Hoe gaarne had ik daar prof. Moltzer bij tegenwoordig
gezien, aan wien ik zooveel verplicht ben door zijne onder-
houdende colleges en vriendschappelijke raadgevingen. Zijne
nagedachtenis zal door mij, evenals zeker door ieder van
zijne leerlingen, in dankbare herinnering worden gehouden.
U, hooggeleerde Wynne, betuig ik mijn dank voor Uw
onderwijs, dat mij zeer zeker van groot nut is geweest.
Ook U, Hooggeleerde Gallée, ben ik erkentelijk, vooral
omdat ü het mij zoo gemakkelijk hebt gemaakt bij de studie
van vakken, die mijne bijzondere voorliefde niet hebben.
Ten slotte, een woord van hartelijken dank aan U, Hoog-
geleerde Krämer, Hooggeachte Promotor. Academisch onder-
wijs lieb ik van U niet mogen ontvangen, maar zeer zeker
is door Uwe lessen aan het gymnasium- mijne belangstel-
ling voor geschiedenis gewekt. Maar vooral dank ik U voor
Uwe, door mij hoog op prijs gestelde, raad en voorlichting
bij de samenstelling van dit proefschrift.
I
i
ip
Het optreden van Richelieu als eerste minister is voor
Frankrijk niet alleen, maar voor geheel Europa een feit
geweest van hijzonder groote beteekenis. Het viel voor in
het begin van de 17de eeuw, toen de oorlog begonnen was,
die het machtige duitsche rijk bijna ten val heeft gebracht,
en daarmede het trotsche Habsburgsche huis, dat bij den
aanvang der nieuwe geschiedenis bijkans de geheele wereld
de wet voorschreef; toen in Engeland de tegenstand tegen
de koninklijke macht begon, die geleid heeft tot het stich-
ten van een constitutioneele monarchie; toen zich begon
te ontwikkelen de macht van de Hohenzollerns, van Zwe-
den, en ook van de Republiek der Nederlanden, waarmede
Spanje al onderhandelde als met een zelfstandige mogend-
heid. Dit alles is natuurlijk niet zeer geleidelijk in zijn
werk gegaan, en het een onafhankelijk van het ander. Maar
toch hoe langer hoe meer is de uitwerking van een bepaald
plan te bespeuren, hoe langer hoe meer gehoorzamen allen
aan één man, aan Richelieu, die Frankrijk aan het hoofd
der Europeesche staten heeft gesteld. De Oostenrijksche
dynastie had haren tijd gehad. Zij was het machtigst ge-
weest onder Karei V; maar deze had toch bij zijn afstand
moeten erkennen, dat zijn aanzien zeer verminderd was,
en dat hij een groot deel zijner onderdanen had verloren
door de verfoeide leer van Luther en Calvijn. Toch scheen
de oude glans weer te herleven onder Ferdinand van Stier-
marken, trouw bijgestaan door Maximiliaan van Beieren.
Frederik, de Keurvorst van de Paltz, in den steek gelaten
door zijnen schoonvader Jacobus, „den vrees- ende twijfel-
achtigen Coninck van Engelandt" O, werd niet alleen ver-
jaagd uit Bohemen, waar hij zich door de oproerige bewo-
ners tot Koning had laten maken, maar ook beroofd van
zijne landen aan den Rijn, en vergeefsch waren de pogingen
van Mansvelt en anderen om ze weder in het bezit van
den rechtmatigen eigenaar te doen terugkeeren. Dat Fer-
dinand zijn gezag dan ook weder over geheel Duitschland
wilde doen laten gelden, kon blijken uit de strenge maat-
regelen, die hij nam tegen alle niet-Kabholieken in zijn
rijk. En ook de Habsburgers in Spanje breidden in deze jaren
hun macht en invloed uit, zoowel in Italië als in de Neder-
land\'^ che gewesten, waar de bekwame Spinola vele ver-
overingen maakte. En met dit land, waarover nog de rook
hing der talrijke autodafé\'s, werden zelfs betrekkingen
aangeknoopt door Engeland. Wel had Hendrik IV het tot
zijn doel gesteld het Oostenrijksche huis zijn grooten invloed
te ontnemen, en had hij aan de Nederlanden zijne gewaar-
deerde hulp verleend, maar juist toen voor hem het oogen-
blik gekomen scheen om uitvoering te geven aan zijne
grootsche plannen, werd hij onverwacht vermoord. En
Oostenrijk en Spanje hadden toen weer vrij spel, en ver-
schillende feiten geven getuigenis van hun willekeur en
overmoed.
Verschillende, zoowat gelijktijdig voorvallende gebeurte-
nissen brengen echter groote veranderingen. In Engeland
>) G-edenkschriften van Jonkheer Alexander van der Capellen 1621 —
1632. Bijeenverzameld en uitgegeven door Jhr. Robert Jaspar van der
Capellen te Utrecht, bij J. van Schoonhoven en Comp. 1777, eerste
deel p. 282.
sterft de hoogmoedige Jacobus, en zijn zoon Karei huwt
niet met eene Spaansche prinses, maar met de zuster van
den Franschen koning. In de Nederlanden sterft prins
Maurits, en zijn broeder Frederik Hendrik, in plaats van
vrede te sluiten met Spanje, begint zijne schitterende ver-
overingen, die de krijgsdaden van Spinola in de schaduw
stellen. Christiaan IV de koning van Denemarken, door
Engeland aangespoord, besluit ook om zich openlijk tegen
den Duitschen keizer te verzetten. En eindelijk wordt een
einde gemaakt aan de regeeringloosheid in Frankrijk door
de energie van den bisschop van Luçon, en wordt de
politiek van den grooten Bearner weder ter hand genomen.
Maar dan is het ook tijd dat men zich vereenigt om met
gezamenlijke krachten aan de machtsmisbruiken van de
Habsburgers een einde te maken. Het is een goede tijd
daarvoor, want algemeen is de verontwaardiging over den
roof van de Paltz en de onrust over het bezetten van
het A^eltlin, waardoor de Oostenrijksche en Spaansche Habs-
burgers zich gemakkelijk kunnen vereenigen.
In ons land heeft men dit begrepen, en het gezantschap,,
dat naar Engeland wordt gezonden om Karei I te condo-
leeren en te complimenteeren, heeft ook de opdracht een
offensief en defensief verbond tot stand te doen komen. Dit
gelukte, en nu gaat François van Aerssen, heer van Som-
melsdijck, die in Engeland zulke goede diensten den lande-
had bewezen, als ambassadeur-extraordinaris ook naar
Frankrijk, om te trachten hier hetzelfde te verkrijgen.
Het gelukte den bekwamen staatsman niet den last, hem
door de Staten-G-eneraal opgedragen, ten uitvoer te brengen.
Dit was zijn schuld niet, maar was het gevolg van allerlei
bijkomstige omstandigheden. Het verloop van deze ambas-
sade, waarover een uitvoerig rapport berust in het Rijks-
archief, is echter merkwaardig genoeg, en doet de groote
staatsmanstalenten van den heer van Sommelsdijck helder
uitkomen. Maar vooral zijn de onderhandelingen van
François van Aerssen belangrijk met het oog op het aan-
vallend en verdedigend verbond van 1635, dat de Hollandsche
gezant in 1625 en 1626 door de hooge eischen der Fransche
regeering niet heeft kunnen sluiten. Een kort overzicht
van den politieken toestand in Frankrijk en in de Repu-
bliek der Yereenigde Nederlanden gaat tot beter begrip
aan de behandeling van de onderhandelingen van het
gezantschap vooraf.
ê
FRANKRIJK.
De troonsbestijging van Hendrik IV in Frankrijk was
voor dit land eene gebeurtenis van het grootste belang.
Jarenlang hadden de vreeselijke godsdienstoorlogen het ge-
teisterd en tot den ondergang nabij gebracht. De aanzien-
lijke edelen waren gewoon geworden zich onafhankelijk
van den Franschen koning te gevoelen, en meenden hetzelfde
verkregen te hebben als de Duitsche vorsten. Het is dan
ook niet te verwonderen, dat het aanzien van Frank-
rijk in het buitenland verminderde. En toen eindelijk na
een harden strijd, en na het prijsgeven van zijne gods-
dienstige overtuiging, Hendrik van Navarre algemeen werd
erkend, was een moeilijke taak voor hem weggelegd; maar
hij heeft die dadelijk, geholpen door den voortreffelijken
Sully, aanvaard met buitengewone toewijding. Onder zijne
regeering hief Frankrijk zich weder op uit zijne vernederde
houding, en nam het spoedig weer een eervolle plaats in
onder de Europeesche staten. Landbouw, handel, nijverheid,
kunsten en wetenschappen, op milde wijze gesteund door
de regeering, kwamen allengs weder in bloei. De edelen
moesten hunne denkbeelden van onafhankelijkheid als
onuitvoerbaar opgeven, terwijl de hugenoten waarborgen
ontvingen voor de vrije uitoefening van hunnen godsdienst,
en onvoorzichtig genoeg, ook van hunne staatkundige
rechten. Maar hiermede was Hendrik IV nog niet tevreden,
want hij had grooter plannen. Frankrijk moest als eerste
6
mogendheid zijn wil aan de andere staten voorschrijven,
en daartoe was het in de eerste plaats noodzakelijk de
uitgebreide macht van het Habsburgsche huis te vermin-
deren. Juist echter toen een begin van uitvoering aan
deze voor Frankrijk zoo roemrijke denkbeelden zou worden
gegeven, trof den door zijn volk zoo geliefden vorst hetzelfde
lot als zijn voorganger. Ravaillac, door godsdienstwaanzin
verblind, vermoordde den koning, aan wien Frankrijk zoo-
veel te danken heeft.
Zijne weduwe, Maria de Medicis, kwam nu aan het hoofd
der regeering, als regentes voor haar minderjarigen zoon,
Lodewijk XIII. In het begin van dit regentschap, scheen
het, dat alles op denzelfden voet zou worden voortgezet,
al werd ook dadelijk afgezien van rechtstreeksche inmenging
in de Gulik-Kleefsche successie-kwestie. Maar toen de be-
kwame vriend en raadsman van Hendrik IV, Sully, terzijde
werd gesteld, was dit het begin van groote politieke verande-
ringen. Toenadering met Rome en Madrid werd gezocht en
verkregen, natuurlijk tot groote ontevredenheid en groote
onrust der hugenoten, die hunne vrijheden bedreigd zagen,
terwijl anderen van de tijdsomstandigheden wilden gebruik
maken om zich een onafhankelijke positie te verschaffen.
Door beloften en door belangrijke giften wist de regentes een
tijd lang de rust in haar land te bewaren. De vergadering der
Etats-généraux van 1614 had tot geen bepaalde resultaten
geleid, want aan samenwerking was niet te denken. De goede
verstandhouding met het Spaansche hof werd nog bezegeld
door het huwelijk van den jeugdigen Franschen koning
met de Habsburgsche prinses Anna, en zoo scheen eene
restauratie van het Katholicisme in Frankrijk tot stand
te zullen komen. Maar toch was de macht van Maria de
Medicis, die, na de meerderjarigverklaring van haar zoon,
op diens verzoek toch de regeering bleef waarnemen, niet
onbestreden. Verschillende aanzienlijke edelen, als Condé,
Guise, Epernon en anderen, gaven haar veel zorg. Zij had
echter een helper in Concino Concini, echtgenoot van haar
kamenier Leonora Dosi, die weldra door haar bijzonder werd
begunstigd. Hij werd markies d\'Ancre, eerste Kamerheer,
zelfs Maarschalk. Tegen dit echtpaar nu, dat in het kabinet
der Koningin alles besliste, richtte zich de tegenpartij. Men
wilde Concini en de Koningin-Regentes verwijderen, en
een nieuwen raad aan het hoofd der regeering stellen.
Natuurlijk had ieder daar ook zijn eigen bijzonder belang
bij. Vooreerst echter kon van deze plannen niet veel
komen door de groote macht van den schatrijk gewor-
den gunsteling, die zelfs Condé liet gevangen nemen,
en door spionnen van alles op de hoogte werd gehouden.
Maar de grenzelooze hoogmoed en eigenwaan brachten ten
slotte den parvenu ten val. Lodewijk XIII, nu zestien jaar
geworden, had altijd iets tegen hem gehad, en de wijze
waarop hij, de Koning, werd behandeld, en men hem buiten
alle belangrijke zaken hield, verbitterde hem. Een nieuwe
partij groepeert zich om den Koning, den val van Concini
beoogend. Den 14den April 1617 werd deze bij het Louvre
op last van den Koning doodgeschoten.
Lodewijk XIII was echter niet de geschikte persoon om
aan de verwarring in Frankrijk een einde te maken i). Het
jachtvermaak lokte hem meer aan, dan langdurige bespre-
kingen met zijne ministers. Het gevolg hiervan w^as, dat
hij gaarne alles overliet aan een ander, en deze gunsteling
werd Charles Albert de Luynes, die ook den moord van
Concini had bewerkt. De eerste maatregelen door de regee-
ring genomen, o.a. de afschaffing van allerlei ambten, die
door Marie de Medicis ten bate van haar vrienden waren
ingesteld, waren niet geschikt de aanzienlijke beeren tot
bondgenooten te verwerven, en het streven om den toe-
stand van 1610 weer in het leven te roepen, was nu ge-
ij II était néanmoins jaloux de sa puissance jusqu\' à l\'exces, quoy
qu\'il ne sût ni la connoitre, ni en jouir. Jamais dans tout le cours de
sa vie il ne put ni l\'exercer par luy-même, ni la souffrir dans les
mains d\'un autre.
Benoist Hist, de l\'Edit de Nantes. Delft 1698, t. II, p. 220.
vaarlijk, doordat de machtige adel in de laatste jaren zijn
macht had zien toenemen. £n natuurlijk was de Koningin-
moeder er steeds op uit haar verloren invloed weer te
winnen en steunde zij elke poging om de regeering te
benadeelen.
Zij ontvluchtte Blois, waar zij werd gevangen gehouden,
en stelde zich in verbinding met Epernon en het Spaansche
hof, en weldra was er eene machtige coalitie tegen de
Luynes. Deze wist zich echter van de hulp van Condé te
verzekeren. Het kwam niet tot een strijd, omdat eene
verzoening tusschen moeder en zoon plaats vond. Men had
elkanders hulp noodig tegen een nieuwen vijand, n.1. de
hugenoten. Ook maakten de gebeurtenissen in het buiten-
land het noodig dubbel waakzaam te zijn, en zich niet door
tweedracht te verzwakken. De gereformeerden toch waren
door de onzekere politiek der regeering na den dood van
den grooten Bearner ongerust geworden voor de voorrechten
bij het Edict van Nantes hun toegestaan. De gebroeders
Rohan en Soubise waren hun leidslieden, en deden hun
geloofsgenooten gelooven aan een toekomst, waarin zij even
als de Nederlanders een eigen gereformeerde republiek zou-
den hebben. Maar al kon Montauban door zijn sterke ligging
niet veroverd worden, zij bleken toch de zwakste partij
te zijn, en zij mochten blij wezen, dat Bodewijk XHI hun
rechten en vrijheden wilde blijven erkennen. Ook mochten
zij de versterkingen en forten, in dezen tijd opgericht, laten
bestaan \'). G-edurende dezen oorlog was de Luynes gestor-
ven in December 1621. Hij had, evenals Concini nooit zijn
eigen belang uit het oog verloren, en zich veel onrecht-
matig toegeëigend, titels zoowel als geld, voor zich zelf als
voor zijne familie. Lodewijk XIH kon niet zonder leids-
man, en de Yieuville ried aan hiervoor iemand te nemen,
die zoowel den Koning als de Koningin-weduwe aangenaam
zou zijn. Zoo kwam men aan Richelieu.
\') De kwestie van de hugenoten wordt later uitvoeriger to. gelicht.
-ocr page 21-9
Armand-Jean Du Plessis, heer van Richelieu is in 1585
geboren. Hij behoorde tot eene niet al te rijke familie van
jongen adel. Eerst bestemd voor het leger was hij later gees-
telijke geworden, en weldra benoemd tot bisschop van Lucon.
Hier „dans Ie plus vilain et désagréable évêché de France"
heeft hij gedurende eenige jaren uitgezien naar eene ge-
legenheid, om zijne eerzuchtige plannen voor de toekomst
te kunnen verwezenlijken.
Van tijd tot tijd begaf hij zich naar Parijs om zich te
laten zien, en zich persoonlijk van toestanden en personen
op de hoogte te stellen. De bijeenroeping van de Etats-
généraux gaf hem het middel aan de hand om zich in
wijder kring bekend te doen maken. Als afgevaardigde der
geestelijkheid betreedt Richelieu het politieke tooneel, en
hij is niet tevreden met een zwijgende rol. Meer dan eens
voert hij het woord, en zijn aanvallen zijn gericht tegen
het parlement. Hij wordt dan ook beschouwd als de officiëele
spreker van den eersten stand, en meermalen ontwikkelt
hij denkbeelden, die later door hem zoo verdienstelijk zijn
in practijk gebracht. Maar een nieuwe grondwet kan deze
vergadering aan Frankrijk nog niet geven, en in het begin
van 1615 wordt zij dan ook ontbonden. Zoo zou Richelieu
weder naar zijn onherbergzame woonplaats terug zijn moeten
gegaan, als hij niet de gunst had weten te verwerven van
Marie de Medicis en van Concini, en daardoor had verkregen
zijne benoeming tot „conseiller d\'Etat et aumônier de la
reine." Hij heeft ook zijn invloed bij de Koningin-Regentes
aangewend om Condé, die zich als de eigenlijke bestuurder
van Frankrijk voordeed, gevangen te nemen. Toen deze
coup d\'état goed was geslaagd, bleef de belooning niet uit.
Den SOsten Nov. 1616 trad Richelieu in het ministerie.
Al dadelijk is de invloed van den minister van buiten-
landsche zaken merkbaar. De Fransche gezanten in Duitsch-
land, Italië en Engeland krijgen nieuwe en betere instructies,
») Martin XI. p. 51.
-ocr page 22-10
en de politiek van Hendrik IV begint weer te herleven.
Hij stelt de tegenstanders van het Habsburgsche huis, die
bezwaar hebben tegen de Spaansche huwelijken ook gerust,
daar deze niet ten gevolge zullen hebben, dat de regeering
in het bijzonder zal behartigen „les interets soit de Rome,
„soit d\'Espagne, au prejudice de nos anciennes alliances et de
„nous-mêmes, c\'est-à-dire ou de ceux qui font profession
„de la religion prétendue réformée en France, ou de tous
„autres, qui, haïssant l\'Espagne^ font particulièrement état
„d\'être bons Français.., . Le roi veut traiter ses sujets,
„de quelque religion que ce soit, également----Nul Catho-
„lique n\'est si aveugle d\'estimer, en matière d\'Etat, un
„Espagnol meilleur qu\'un François huguenot... Autres sont
„les intérêts d\'Etat qui lient les princes, et autres les intérêts
„du salut de nos âmes, qui, nous obligeant pour nous-
„mêmes â vivre et mourir en l\'église en laquelle nous
„sommes nés, ne nous astreignent, au respect d\'autrui, qu\'à
„les y désirer, mais non pas à les y amener par la torce
„et les contraindre." Maar ongelukkig voor hem, en
tijdelijk ook voor Frankrijk, heeft Concini niet lang van
zijn voorspoed kunnen genieten. Ofschoon Richelieu na den
dood van den sluwen Italiaan van Lodewijk XIII mocht
vernemen, dat men hem goed zou behandelen, daar men
overtuigd was, dat hij vreemd was aan de slechte oog-
merken van den markies d\'Ancre, heeft hij toch de Koningin-
weduwe in haar gevangenschap te Blois gezelschap gehouden.
Zoo heeft hij evenals Wallenstein zich eene tijdelijke ver-
nedering getroost, wetende dat voor hem nog grootere dingen
waren weggelegd. Hij bleef niet altijd bij haar, wier onge-
lukkig lot hij verkozen had te deelen, maar is een tijd in
zijn bisdom en daarna in Avignon geweest, waar hij zich
bijzonder bezighield met godgeleerde studies. Toen echter
») Instructions à M. de Schömberg, ambassadeur en Allemagne.
(Lettres du Cardinal de Eichelieu. d\'Avenel. 1.1. p. 210, 224, 225, 226).
La Défense des principaux points de la foi catholique contre la
lettre des quatre ministres de Charenton, Poitiers, 1617; Paris, 1618
11
eene verzoening tusschen moeder en zoon wenschelijk
werd geacht, was het natuurlijk, dat men als tusschen-
persoon Richelieu gebruikte. Door zijn vrijwillig terugtreden
had men vertrouwen in hem gekregen, en zelfs de Luynes
was daardoor overwonnen In April 1619 had de officieele
verzoening plaats, en de verhouding tusschen Richelieu
en de Luynes was aanvankelijk vrij goed. De invloed van
Richelieu werd weldra hoe langer hoe grooter, vooral na
den dood van de Luynes in December 1621. Ondertusschen
was de dertigjarige oorlog uitgebroken, en Maria deMedicis,
die ook zitting in den Raad van den Koning had gekre-
gen, drong, daartoe aangespoord door haar raadsman, op
medewerking aan en wel op ondersteuning van de graven
van Mansfeld, van Brunswijk en van Baden-Durlach. Maar
weldra kon daar niets van komen door den opstand der
hugenoten. Richelieu doet wel zijn best om in Frankrijk
den vrede te bewaren, maar hij is nog niet opgewassen
tegen de nieuwe raadslieden van den Koning: Condé, de
Retz en Schomberg. De oorlog heeft echter een voor de
regeering gelukkig resultaat. Het verdrag, dat met de
hugenoten werd gesloten, veroorzaakte toch allerlei moei-
lijkheden, daar de bewoners van de gereformeerde steden
zich niet zoo gemakkelijk van hun voorrechten lieten
berooven. Spanje biedt zelfs de Fransche regeering zijn
hulp aan om la Rochelle in te sluiten, op voorwaarde, dat
de Nederlanders dan in den steek zullen worden gelaten.
Richelieu en de surintendant Yieuville zijn hier voor, maar
de meerderheid is er tegen, en de Yieuville moet zelfs
aftreden. Om echter de gunst van Maria de Medicis te
behouden, weet hij Richelieu als plaatsvervanger in den
Raad des Konings te doen benoemen. Hij meende, dat hij
en L\'instruction d\'un chrestien (d\' Avenel, Lettres du Card, de Ricli.
Introduction p. LXXV—LXXVI) zijn de titels van zijn werlcen uit
dien. tijd.
1) Zie: L\'évêque de Luçon et Ie connétable de Luynes par Mr. Avenel.
(Revue des Questions Historiques. 5ieme année t. IX p. 94, 1870 )
12
dan toch zijn invloed zou behouden. Lodewijk XIII was
er niet dadelijk voor te vinden, alsof hij vermoedde, dat
hij dan eigenlijk zijn gezag uit de handen zou geven.
Richelieu zelf deed alsof hij het volstrekt niet begeerlijk
vond, en klaagde over zijne slechte gezondheid. Maar toen
de vervulling van zijn dierbaarste wenschen mogelijk was,
toen trad hij niet terug. Den April 1624 neemt hij
zitting in den Raad des Konings, en begint hij zijn bestuur
over Frankrijk. Want al spoedig bleek het waar te zijn:
,;Richelieu tint Ie sceptre, Louis XIII porta la couronne."
Reeds had hij in de kerk ook promotie gemaakt, daar hij
in 1621 tot kardinaal was oenoemd.
Tot zijn dood, in 1642, is Richelieu onafgebroken op
zijn moeilijken post staande gebleven. Al de moeilijkheden,
die hem voortdurend in den weg werden gelegd, heeft hij
weten te trotseeren, en door aanhoudend zijn doel in
\'t oog te houden, heeft hij ook het geluk gehad door zijne
taaie volharding het ten slotte bereikt te hebben. Hij was
niet gemakkelijk te doorgronden, daar hij een groote
terughoudendheid bezat. Hij had een krachtigen wil, en
zijn verstand kon alles tegelijk omvatten en besturen.
Daarmee gingen gepaard zeer hoofsche manieren. Zijn
gemoed was niet teer, en voor aandoeningen weinig vat-
baar. Niemand mocht hem dan ook eigenlijk lijden. Met
zijn ontzettend groote denkkracht wist hij altijd middelen
te vinden om zich uit een moeilijke positie te redden. Zoo-
als het meer het geval is geweest met mannen, wier werk-
kracht door iedereen wordt bewonderd, was zijne gezond-
heid niet sterk, en die werd er niet beter op door de slechte
behandeling der toenmalige geneesheeren, die voortdu-
rend aderlaten een heilzaam medicament vonden. Hij heeft
dan ook eens verklaard: „j\'ai souvent désiré d\'ètre hors
„du gouvernement de TEtat pour ma mauvaise santé" 2).
») Monteil, Hist, des Français VII, p. 114.
2) Testament politique de Richelieu ch. VIII sect V in fine p. 240
(Amst. 1688).
13
Zijne verhouding tot den koning vergemakkelijkte hem de
volvoering van zijn taak niet. Lodewijk XIII had een niet
al te groot verstand en weinig belangstelling voor de wel-
vaart van Frankrijk. Hij was stil van aard, stijfhoofdig en
zwaarmoedig, en was niet vlug in het spreken. Hij hield
van lichaamsoefeningen, en wat het krijgswezen betrof
veel van de artillerie.
Latere schrijvers hebben dezen koning verdedigd, en mee-
nen dat hij veel meer aan staatszaken deed, dan altijd van
hem gezegd wordt i). In elk geval Lodewijk XIII wilde
niet gaarne overheerscht worden, en het was voor Richelieu
zeer moeilijk altijd den vorm te bewaren en te doen
schijnen, dat niet hij, maar de Koning besliste. Zelf geeft
hij aan Aerssen een merkwaardige verklaring hierover: „Hij
„hadt zoo veel credit bij den Coninck als hij selver be-
„geerde, ende meer alleen door zijne vromicheyt, ende
„sonder affectatie, bestaende alle zijne actiën in redenen,
„ende getrouwicheyt sonder dat hij d\'accessen van Syne
„Ma\'t® ooren yemanden besnijt, de plaetsen beset, of doet
„letten wie gesproken heeft, ende op wat subiect, gelyck
„andere wel hadden gedaen, die hun \'ten lesten daernaer
„niet wel en hadden bevonden; dat den Coninck was van
„een difficil humeur om te resolveren, als hij \'t minste
„achterduncken hadde van eenich particulier, maer prompt
„ende confident als hij wist, dat men niet en socht dan zijn
„eere ende \'t voerderen van sijnen dienst." Daarenboven
moest hij nog de plannen van de Koningin-Weduwe, van
de Koningin en van den broeder van den Koning bestrijden,
verder van de andere jaloersche edelen en de biechtvaders
van den Koning. Hoewel een goed katholiek stelde hij toch
meermalen het belang van zijn land boven dat van de Kerk.
1) Topin Louis XIII et Richelieu 2ienie ed. 1876 p. 46, 60, 108, 439
Zie verder hierover: Revue de France 29 Febr. 1876 n". 50 deelXVII
p. 491, en Journal des Savants dec. 1876, p. 73, en Revue Historique.
1877, Jan. en Febr.
2) Rapport legatie 7 Dec. 1625.
-ocr page 26-14
Eene korte beschrijving van den binnenlandschen toestand
van Frankrijk en de verhouding van dit land met de voor-
naamste Europeesche mogendheden volgt thans tot beter
begrip van de moeilijke tijdsomstandigheden, waarin Riche-
lieu optreedt. Het is natuurlijk niet te verwonderen, dat
de langdurige godsdienst- en burgeroorlogen in Frankrijk
het gezag der regeering zeer hadden ondermijnd. Het was
dan ook dringend noodig dat algemeen eens gevoeld werd,
dat Frankrijk niet bestond uit een aantal staatjes, maar
dat het één rijk vormde, en dat allen aan den koning van
dit rijk onvoorwaardelijk moesten gehoorzamen. Vooral
moest den machtigen adel geleerd worden, dat zij geen onaf-
hankelijke beeren waren. De middeleeuwen, waarin de
edelen als onbeperkte gebieders hunne goederen bestuurden,
waren reeds lang voorbij. De derde stand, door handel rijk
geworden, had van den vorst verschillende voorrechten
gekregen, en had het langzamerhand als zijn recht leeren
beschouwen, voor de groote sommen, die hij aan de regee-
ring opbracht, aandeel te hebben in het landsbestuur. Door
de veranderde wijze van oorlogvoeren was ook het belang
der edelen voor den vorst verminderd. Maar de tijd was
nog niet gekomen, dat men van de edelen onderwerping
aan hun vorst kon eischen. Men moest zich tevreden
stellen met hun belofte van trouw. Hendrik IV heeft dan
ook eenigen tijd voor zijn dood aan de Koningin aanbevo-
len „de contenter les grands, de peur que quand ils ver-
„raient qu\'il n\'y aurait rien à espérer pour eux, il n\'y eût
„beaucoup à craindre pour l\'Etat." i) Maar de edelen trokken
voordeel van de gunstige omstandigheden, en lieten zich
niet zoo spoedig tevreden stellen. De gouverneurs ver-
trouwden op hunne sterk gelegen steden, en wisten, dat
men hen hier niet zoo spoedig uit zou verjagen. Wel had-
den de Etats-généraux in 1614 besloten, dat alle vestingen
en versterkingen der edelen moesten worden geslecht,
1) D\'Avenel. Eichelieu et la Monarchie Absolue, Paris 18841.1 p. 262.
-ocr page 27-15
maar aan uitvoering hiervan kon in dien tijd niet worden
gedacht. De edelen beschouwden den Koning dan ook meer
als een hunner gelijken, en gingen met hem en de Koningin
vrij gemeenzaam om, zooals men in verschillende mémoi-
res uit dien tijd kan vinden, i) Dit verschilde veel met de
strenge etiquette aan de Engelsche en Spaansche hoven.
Maar de edelen werden spoedig gedwongen in Richelieu
hun meerdere te eerbiedigen, en wanneer enkelen zich
soms niet spoedig daarvan bewust waren, dan moesten de
strenge vonnissen, uitgesproken en uitgevoerd tegen adel-
lijke overtreders der wetten hen wel oveituigd hebben.
Misschien wel wat overdreven, maar in den grond waar,
werd het gezegde van den graaf de Montlosier: „La no-
„blesse avait dans ses terres des hommes qui étaient sous
„son gouvernement, on les lui enlève; elle avait le droit
„de guerre, on le lui ôte; elle avait le droit d\'impôt, on
„l\'abolit; elle avait le droit de battre monnaie, on s\'en
„empare; elle avait le droit d\'être jugée par ses pairs, on
„l\'envoie à des commissions de roturiers; enfin, après lui
„avoir fait subir toutes les injustices, toutes les spoliations,
„on imagine, pour couronner toutes ces manoeuvres, de la
„présenter elle-même comme coupable de tyrannie et de
„spoliation."^) En ofschoon de adel nog niet beantwoordt
aan Montesquieu\'s ideaal : „plus une aristocratie approchera
„de la democratie, plus elle sera parfaite",^) daar zij nog
vele voorrechten behield, toch werden haar de staatkun-
dige rechten voor het grootste deel ontnomen.
Hoewel zelf een geestelijke was Richelieu toch dikwijls
tengevolge van zijn politiek niet al te zeer gezien in de
kerk. Menig katholiek had met leedwezen gezien dat onder
Hendrik IV aan de Hugenoten zoovele rechten waren ge-
schonken. En dit had den grooten Koning ook een onver-
1) D\'Avenel. R. et la M. Abs. p. 266-267.
La Monarchie française, 1815.
5) Montesquieu. Esprit des lois. Amsterdam 1758 t. I p.
16
wachten dood bezorgd. Zoo spoedig mogelijk moesten
maatregelen worden genomen, dat niet alleen in Frankrijk
maar ook in geheel Europa de Roomsche Kerk alom door
iedereen als de ware werd erkend. Het voor de protestanten
ongunstig verloop van het eerste gedeelte van den 30-jari-
gen oorlog, vervulde de ijverige katholieken met nieuwe
hoop, dat hun godsdienst spoedig weer door allen zou wor-
den aangenomen. En toen Richelieu draalde om den Huge-
noten den oorlog te verklaren, toen hij zelfs den paus
weerstreefde, was het niet te verwonderen, dat menigeen
hierover luide zijne ontevredenheid te kennen gaf. Vooral
de Jezuïeten, die den grooten staatsman niet begrepen,
gaven openlijk hunne verontwaardiging te kennen over
den „Cardinal de la Rochelle."Zij wilden hem gaarne
uit hun kerk bannen, omdat hij de hand van vriendschap
reikte aan ketters.
In menig pamflet wordt hij dan ook aangevallen en voor-
gesteld als een vriend van de vijanden van de Kerk. Maar
toch waren er, die begrepen, dat men vooreerst de hulp der
ketters niet ontberen kon, en dat een verbond met hen,
om staatkundige redenen, de belangen van de Kerk niet
behoefde te benadeelen. Toen reeds waren er, die begrepen,
dat politiek en religie niet altijd innig verbonden behoe-
ven te zijn.
„Grhij en moet u niet verbinden met de ketters. Wat
„is te segghen hem verbinden met de ketters? Hare
„ketterijen ofte opiniën in \'t stuck van de Religie aan-
„hanghen? Isset datte, soo sijn wij eens met u. Maer
„indien hem verbinden met de ketters is met haer in een
„verbindinge treden tot onse gemeene bescherminge tegen
„de aenslaghen van een gheimagineerde innemer van lan-
„den, die van sijn valsche propheten over langhe gheroepen
Problematicae questiones, disputandae, in Sorbona sub magi-
sterio cardinalis de Richelieu seu Rupella.
Rapport legatie 11 Jan. \'26.
-ocr page 29-17
„is gheworden tot de vijfde algemeyne monarcliie van
„Christenrijck: Waer hebt ghij gheleert, messieurs onse
„Meesters, in wat Bijbel, in wat Evangelie hebt ghij ghe-
„lesen, dat sulcx verboden sij ? Waer is het verbodt?
„Want wat aengaet uwe exempel van den koningh
„Josaphat, die sich vermengt hadde met een prince, daer
„op is u gheantwoort gheweest van meerder klercken dan
„ick ben, ende die u andere exempelen in grooten ghetale
„hebben toeghedient met welcke andere sich al reeds had-
„den beholpen om te beantwoorden de calomnien teghen
„den grooten koningh Francoys, daer mede sij u hebben
„gheleert, dattet gheoorlooft is, ende een saecke, die altijts
„gepractiseert is gheweest van G-odes volck, sich te ver-
„binden ende te ligueren met princen ende staten soewel
„heydensche ende afgoden-dienaers om sich te bevrijden
„van de onderdruckinge eens mächtigeren vijandts. — —
„— — Waerom en meucht ghij u niet vereenigen noch
„verbonden maken met kettersche princen? Omdat men
„gheene gemeenschap met haer mach hebben? En ontfangt
„dan niet meer ambassadeurs van harentwegen, en zendter
„geen meer tot haer. Laet niet toe dat uwe volck eenige
„handelinge met haer drijven, eenige correspondentie met
„haer houde. In \'t korte, leeft als vijanden, ende vernielt en
„verscheurt malkanderen. Want daer toe isset dat dese
„Meesters ons allenskens souden begeeren te brengen--
„Wij willen in verbontenisse treden met den koningh
„van Enghelandt, den koning van Denemercken, de Staten
„van Hollandt ende andere. Waerom dat? Isset om in te
„nemen de Domeynen des konings van Spaengien? hem
„van zijn patrimonie te ontblooten? Gans niet, want het
„is selfs niet om \'t onse weer te krijghen, \'t welcke hij
„ons onrechtveerdelick onthoudt, meer alleenlick om te
„beletten sijn invasien ende usurpatien op onse nabuyren,
„ende met eenen dat hij ons niet en bepercke, ende van
„alle kanten besluyte, ghelijck hij aireede begonnen heeft.
„Nu om sulcx te doen, met wie moghen wij ons vereeni-
2
-ocr page 30-18
„gen, dan met diegiiene, die met ons gelijcke schade
„hebben te vreesen." \')
Het duurt dan ook niet lang of men ziet in, dat Richelieu
den goeden weg op is en men volgt hem dan gehoorzaam.
Op eene vergadering van kardinalen, aartsbisschoppen,
bisschoppen en andere geestelijken wordt zijn beleid dan
ook geprezen, en wordt onder meer gezegd, dat men in
geen geval zich tegen zijn wettigen koning mag verzetten,
noch aanmerkingen maken op zijne besluiten. En \'t
parlement vaardigt zelfs een verbod uit om pamfletten te
schrijven of te drukken, waarin de houding der regeering
wordt aangevallen.
De grootste moeilijkheden had Richelieu in de eerste
jaren, dat hij de teugels van het bewind in handen had,
met de hugenoten. En omdat, toen Aerssen in 1625 in Parijs
■) Bedinckinghen den staet betreffende, op \'t boeck over eenige
maenden uytgegeven, onder den Tijtel van Waerscliouwinge aen
den Koningh. Ghetrouwelijck uyt \'t Pransche in Nederduytscti over-
gheset. In \'s Gravenhaghe. Bij de weduwe ende Erfghenainen van
wijlen Hillebrant Jacobsz. van Wouw Anno 1626.
Kon. Bibl. pamflet 3638.
Sententie van de Cardinalen, aertsbisschoppen, bisschoppen,
ende andere, die uyt alle provinciën van \'t Koningkrijck op de
Kerckelijcke Vergaderinge gheweest syn, over seeckere sonder
namen schandaleuse Boecxkens. Overgeset uyttet Latijn in onse
nederduytsche Tale. Eerst gedruckt te Parijs bij Antoninus Stepha-
num, Drucker des Koninghs, met privilegie des Koninghs, anno 1625.
Ende nu in \'s G-raA^enhage bij Aert Meiiris, Boeckverkooper in de
Papestraet in den Bijbel anno 1626.
Kon. Bibl. pamflet 3580.
Sententie van \'t Hoff van \'t Parlement, doende verbodt aen
allen persoonen gheen vergaderingen te maecken, te schreven, te
drucken, noch uyt te geven eenige andere verklaringe van de
Clergie van Vranckrijck, als die gene van de bij -een-komste van den
13 Decembris lestleden. Den 21 January 1626 Gedruckt tot Parijs. Bij
P. Morell, ende P. Mettager, ordinäres Druckers des Koninghs, met
Privelegie van sijne Majesteyt 1626. Ende nu in \'s Graven-Hage bij
Aert Meuris Boeckverkooper in de Papestraet in den Bijbel, anno 1626.
Kon. Bibl. pamflet 3639.
-ocr page 31-19
kwam, juist een hevige strijd met hen was gevoerd, en
hij zooveel moeite heeft gedaan om den vrede tot stand te
brengen, daar hiervan het slagen van zijne zending zou
afhangen, moet hierover uitvoeriger worden gesproken.
Onder de roemrijke regeering van Frans I werden de
nieuwe godsdienstige denkbeelden ook in Frankrijk bekend,
en werden door menigeen met vreugde begroet. Maar de
populaire vorst was daarmede niet ingenomen, en heeft
onder den drang van de Sorbonne scherpe plakkaten
tegen de ketters afgekondigd, zoodat Calvijn daarom ook
uit Parijs moest gaan. Onder zijn opvolger, den onbedui-
denden Hendrik H, hadden de hugenoten het nog zwaarder
te verantwoorden. Hoewel Frankrijk in Duitschland de
protestantsche vorsten in den Schmalkaldischen oorlog
hielp, en daardoor Karei V tot den godsdienstvrede van
Augsburg dwong, hadden de aanhangers der Nieuwe leer
in dit land zelf zware vervolgingen te verduren, en zijn
hier, op Spanje na, wel het grootste aantal menschen om
hun geloof ter dood gebracht. Toch wordt hun aantal
steeds grooter en beginnen zij langzamerhand zich te
organiseeren. In \'t koninkrijkje Navarre worden zij door
Jeanne d\' Albret gesteund, en onder leiding van Anton
van Bourbon en Lodewijk van Condé vormen zij ook
spoedig een staatkundige partij na den dood van Frans
II, den echtgenoot van Maria Stuart, worden zij zelfs
door de regentes, Catharina de Medicis, begunstigd, daar
deze zich bevreesd maakt voor de toenemende macht der
Guises. Evenals in Duitschland is echter een oorlog niet
te voorkomen. Enkele katholieke edelen verbinden zich
om, den godsdienst als voorwendsel nemende, een burger-
oorlog te verwekken, en de komst der Jezuïeten in Parijs
doet daar een beweging tegen de gereformeerden ontstaan.
De moord van een 60-tal hugenoten te Yassy was het sein.
Met afwisselend geluk werd gestreden, en beide partijen
verloren al spoedig hunne aanvoerders. Hendrik van
Bourbon en de Colligny wisten echter hunne geloofsge-
2*
-ocr page 32-20
Eooten voor den ondergang te bewaren. In 1570 werd een
voorloopige vrede gesloten te St. Germain. Dit was de
eerste vrede, waarbij van de veiligheidsplaatsen (villes d\'óta-
ge) werd gesproken. Men gaf er 4 aan de gereformeerden
voor den tijd van twee jaar. De hugenoten hoopten, dat
deze termijn lang genoeg zou zijn, om hunne medeburgers
te wennen met hen in vrede te leven. De admiraal de
Colligny werd nu met eerbewijzen overladen, zoodat hij,
hierdoor misleid, de zekerheidsplaatsen, voordat de twee
jaren waren verstreken, weder teruggaf.
Het huwelijk van Hendrik van Navarre met Marga-
retha, de zuster van den jeugdigen koning Karei, deed een
duurzame goede verstandhouding tusschen de beide partijen
verwachten. Maar de verschrikkelijke Bartholomeus-nacht
beroofde de hugenoten weder plotseling van hunne voor-
rechten. Colligny, op wien Lodewijk van Nassau had
gerekend, werd vermoord, en Hendrik van Navarre redde
zich het leven door den katholieken godsdienst aan te
nemen. Een nieuwe oorlog brak weer uit, en alleen de
wanhopige moed, waarmede de hugenoten zich verdedigden
in hunne steden, redde hen. In dezen tijd stierf Karei IX
en zijn broeder Hendrik III verliet zijn koninkrijk Polen
om den Franschen troon te bestijgen. Deze verachtelijke
koning, omringd door gunstelingen (mignons), was niet de
man om den vrede in zijn rijk te brengen. Dat hij in 1576
bij het verdrag van Chatenoy, uit vrees voor eene toenadering
van de gematigde politieken met de hugenoten, aan de
laatsten weer bijzondere voorrechten toestaat, (o. a. 8 vei-
ligheidssteden) doet nu de onverzoenlijke Ligue optreden,
en de onbekwame vorst wordt gedwongen om zich hierbij
aan te sluiten, en den gereformeerden opnieuw weer den
oorlog te verklaren. De dood van den broeder van den kin-
derloozen Hendrik, Frans van Ansjou, brengt nu de kwestie
van de opvolging op \'t tapijt. De Ligue wilde niets weten van
een gereformeerden koning, dus van Hendrik van Navarre,
die uit Parijs ontsnapt was, en den godsdienst van zijne
21
moeder weder had aangenomen, en die de meeste aanspra-
ken kon doen gelden. Hendrik, hertog van Gruise, ijverig
katholiek, en het hoofd der Ligue, werd nu door de Kerk
beschouwd als de beste opvolger, daar hij Frankrijk van
verdeeldheid zoa redden door alle ketters uit te roeien.
Hij wilde den dood van den Koning niet eens afwach-
ten, maar reeds bij diens leven Frankrijk regeeren. En
Hendrik IH wist zich niet beter tegen de Guises, die reeds
zoo lang de koninklijke macht in Frankrijk hadden aange-
vallen, te verdedigen, dan door Hendrik en zijn broeder,
den kardinaal, te Blois te laten vermoorden. Tegelijkertijd
echter verklaarde hij weder openlijk den strijd aan de
hugenoten. Spoedig was hij evenwel gedwongen bij hen
hulp te zoeken. Karei van Mayenne, broeder van de slacht-
offers des Konings, en de vurige katholieken verklaarden niet
langer een Koning te kunnen gehoorzamen, die de geloovige
zonen van hun kerk om het leven liet brengen. Aldus uit
de Ligue gestooten en weldra ook uit de kerk, die de Fran-
schen onthief van hun eed van trouw aan den Koning,
stond hij alleen. Slechts de gereformeerden, die hij zoo
hartstochtelijk had gehaat, die hij in zoove-^l oorlogen had
vervolgd, door zooveel verdragen had bedrogen, wier ge-
heelen ondergang hij had gezworen, zij alleen betoonden zich
bereid om hem te hulp te komen. En met Hendrik van
Navarre begon hij Parijs in te sluiten, waar Karei van
Mayenne regeerde. Maar, voordat hier eigenlijk nog een begin
mede gemaakt was, trof hem het verraderlijk mes van den
dweependen monnik Jacques Clément. Vreeselijk werd in
Frankrijks hoofdstad geleden, want ondanks de pogingen
van Philips H, die de Fransche krooD begeerde voor zijne
dochter Isabella, en daarom aan Parma last had gegeven
een inval in Noord-Frankrijk te doen, ten einde Hendrik
daarheen te lokken, werd de insluiting hoe langer hoe
nauwer. Het moet zeker den Koning van Navarre veel
gekost hebben het land, dat hem zoo dierbaar was, zóó
te benadeelen. Hij begrijpt dat het hem toch niet gelukken
22
zal de eendracht weer ten naaste hij te herstellen, zoo lang
het grootste deel der Franschen hem om zijn godsdienst
wantrouwt, en niet erkennen wil. Die overtuiging heeft
hem dan ook doen besluiten wederom een zoon der katho-
lieke kerk te worden. Dit had voor hem dadelijk voordee-
lige gevolgen, daar, met Mayenne aan het hoofd, langza-
merhand de verschillende katholieke edelen hem als koning
erkenden. En toen in 1598 met Spanje werd vrede geslo-
ten, erkende Philips hem eveneens.
Het is echter te begrijpen, dat Hendriks vroegere geloofs-
genooten zijn overgang tot den katholieken godsdienst
zeer betreurden. Zij deden dit uit ware belangstelling en
liefde voor hunne beginselen. Anderen echter vervulde
het met blijde verwachting, dat zij nu een belangrijke
plaats onder de hugenoten zouden innemen. Deze laatsten
waren dan ook ijverig in de weer om den koning te helpen
algemeen erkend te worden. Het was voor dezen een lastig
geval. De protestanten, door de parlementen en door de
officieren van het leger slecht behandeld, drongen aan-
houdend bij den koning op herstel van hun grieven aan.
Hendrik was bang, dat als hij niets voor hen deed, zij de
bescherming van Koningin Elisabeth van Engeland zouden
inroepen; maar aan den anderen kant moest hij er steeds
op bedacht zijn de Katholieken niet ontevreden te maken.
De oorlog met Spanje en in Bretagne verhinderden een
definitieve beslissing over deze kwestie. In 1598 werd het
Edict van Nantes uitgevaardigd. Om de Katholieken te
bevredigen begint dit belangrijk besluit met als reden van
de uitvaardiging op te geven, het herstel van den Katho-
lieken eeredienst in de plaatsen waar die tot nog toe niet
had kunnen worden ingevoerd. De zoogenaamde" gerefor-
meerden krijgen nu hierbij vrijheid om in het geheele
koninkrijk, zonder eenig voorbehoud, te wonen. Yrije uit-
oefening van hun godsdienst wordt toegestaan in die plaatsen,
waar dit al zoo was in 1596 en 1597, en in de zekerheids-
plaatsen, genoemd in het Edict van Chatenoy. De protes-
35
tanten hebben toegang tot alle colleges, scholen, enz. en
kunnen die ook zelf stichten. Zij mogen boeken uitgeven
in de steden waar hun de uitoefening van hun godsdienst
is toegestaan. Zij kunnen alle ambten bekleeden, en behoeven
daarvoor geen eed te doen, die het geweten hun verbiedt.
In elke plaats zullen zij een afzonderlijke begraafplaats
mogen hebben. Hun kinderen mogen niet van hen worden
weggenomen om in een anderen godsdienst opgevoed te
worden. Onterving op grond van den godsdienst is verbo-
den. De protestanten zullen de katholieke feestdagen eer-
biedigen. Een onderdeel van het parlement te Parijs „cham-
bre de l\'Edit" zal uitspraak doen over alle processen, waarbij
de protestanten belang hebben. De protestanten zullen van
hun eigen bestuur afstand doen, geen geldheffingen doen
zonder toestemming van den Koning, die ook hunne synode
zal bijeenroepen, i)
Zoo hadden de hugenoten vaste waarborgen gekregen,
en was er een einde gemaakt aan de eenheid van de kerk
in Frankrijk. Dit is verder zoo gebleven ondanks de pogin-
gen van Lodewijk XIV om al zijne onderdanen weer één
geloof te doen aannemen.
Dit edict stelde echter niet alle gereformeerden tevreden.
Velen vonden dat het te weinig voordeelen bevatte, en
anderen dat er moeilijke punten in waren, wier uitlegging
bezwaren met zich zou brengen. "Weldra hadden zij ver-
schillende redenen om zich ongerust te maken. Vooreerst de
plannen van Hendrik IV om zich van Margaretha te laten
scheiden. De paus zou hiertoe zijn toestemming wel willen
geven maar op eenige voorwaarden, waaronder in de eerste
plaats het nemen van maatregelen tegen de hugenoten.
De komst van de Jezuïeten, en hun stoutmoedig optreden
b.v. in Piëmont, veroorzaakte ook angst, evenals het hu-
welijk van de zuster van Hendrik IV met een katho-
De volledige inhoud van het edict is o.a. te vinden in Benoist I
(Recueil d\'Edits p. 86).
24
lieken hertog. En vooral maakten de gereformeerden zich
bevreesd, omdat het zoo lang duurde, eer het Edict werd
geverifieerd. Het werd toch eerst 25 Febr. 1599 geregis-
treerd, en toen bleek het, dat in verschillende artikels wijzi-
gingen waren aangebracht, die, naar het oppervlakkig scheen,
van weinig invloed waren, maar die toch voor de uitvoe-
ring moeilijkheden veroorzaakten. Weldra kwamen er dan
ook veel klachten in over schending van het edict.
De rust bleef echter in Frankrijk voorloopig bewaard, en
zoo had het edict al dadelijk goede gevolgen, omdat het
een einde maake aan de vreeselijke godsdienstoorlogen.
Want godsdienstoorlogen zijn wel de verschrikkelijkste
rampen die een land kunnen treffen. Het zou echter
spoedig blijken dat de bijzondere voorrechten, die de Huge-
noten nu hadden verkregen, steeds de ijverzucht der ijverige
katholieken zouden opwekken. Ook is het zeer begrijpelijk
dat velen het afkeurden dat door dit edict verschillende
plaatsen aan de Fransche regeering werden onttrokken.
De gereformeerden hielden verschillende synodes, waarin
hunne grieven werden besproken. Ook lieten zij door middel
van afgevaardigden den Koning op de hoogte blijven van
hunne bezwaren. Vooral de synode van Grap in Dauphiné
was belangrijk. Zij werd gehouden in 1603, het sterfjaar
van Koningin Elisabeth, bij wier dood Hendrik IV zeide
„j\'ai perdu un second moi-mème." \') Men toont zich hier
zeer bezorgd over den Koning, die hoe langer hoe meer onder
den invloed der Jezuïeten komt. Hij stelt hen echter gerust.
Vrees behoefde men hier ook niet voor te koesteren, want
. Hendrik werd door zijne nieuwe geloofsgenoten nog niet
als een goed katholiek beschouwd. Er waren nog vele
priesters, die in den openbaren eeredienst niet voor den
Koning wilden bidden. De hugenoten stelden ook geen ver-
trouwen in Sully, zooals bleek op hun algemeene synode
te Rochelle in 1607. Men verweet het den trouwen vriend
\') Martin X p. 525.
-ocr page 37-25
des Konings, dat hij er toe meewerkte om veiligheidssteden
in handen van katholieken te doen overgaan. Veel gerust-
stelling kregen de gereformeerden echter toen de plannen
van Hendrik IV voor de buitenlandsche politiek hekend
werden. Daardoor zou men toch in openbaren oorlog komen
met Spanje, dat steeds er op uit was om den Koning
tegen de hugenoten in te nemen. Het jaar 1610, zoo vol
verwachtingen begonnen, bracht groote teleurstelling. In
Hendrik IV verloren de hugenoten een krachtig bescher-
mer, die evenwel door de omstandigheden niet in staat is
geweest eene duurzame goede verhouding tusschen de
katholieken en de gereformeerden te doen ontstaan. Zijn
persoonlijkheid had elke botsing weten te voorkomen, en
zijn dood deed den oorlog weder beginnen.
Het ontslag van Sully en het verbond met Spanje deden
natuurlijk den hugenoten den schrik om het hart slaan.
Eene vergadering van hunne afgevaardigden , werd in
1611 te Saumur gehouden om besprekingen te houden
over het nemen van maatregelen voor hunne veiligheid.
Veel eensgezindheid heerschte hier echter niet bij deze
geloofsgenooten. Ze hadden ook zulke verschillende be-
langen. Enkele machtige edelen wilden de hulp der
anderen gebruiken om particuliere doeleinden te berei-
ken; anderen meenden, dat men alles moest doen om te
verhinderen, dat Frankrijk door de Jezuïeten zou wor-
den geregeerd, terwijl er ook waren, die, bevreesd of on-
verschillig van aard, zich liever maar in de omstan-
digheden wilden schikken. Natuurlijk dat de katholieken
op deze samenkomst wezen, als een vergadering van op-
roerlingen, die plannen beraamden tegen de regeering.
Eindelijk worden door de hugenoten afgevaardigden naar
het hof gezonden om hunne belangen te bepleiten. Deze
ontvangen slechts schoone beloften. Opmerkelijk is het,
dat het koninkrijkje Navarre zich zoowat afscheidt van
de andere gereformeerde plaatsen. Het edict van Nantes
toch was niet voor Navarre bestemd, daar dit veel oudere
26
en koninklijke rechten bezat. De vergadering der huge-
noten te Eochelle in 1612 had betere gevolgen. Marie de
Medicis stond ten minste enkele verzoeken toe. Ze werd
hiertoe gedwongen door het verzet van verschillende
machtige Fransche edelen.
Een invloedrijk persoon bij de gereformeerden wordt in
dezen tijd van het regentschap Bohan. Henri, hertog van
Rohan, was in 1579 geboren. Zijn familie was uit Bretagne.
Hij verloor al vroeg zijn vader, en zijne moeder voedde
hem daarom op. Zij was ijverig protestant, en leerde haar
zoon, dat hij bestemd was om groote dingen te doen.
Henri toonde al spoedig, dat hij een goed verstand had.
De reis, die hij in 1600 maakte door Lotharingen, de Paltz,
Beieren, Tyrol, Italië, Holland en Vlaanderen had grooten
invloed op zijne ontwikkeling. Zijn bezoek aan de hoven
van Elisabeth van Engeland en Jacobus van Schotland
sterkte hem in zijn gereformeerde beginselen. Hij had zich
ook de gunst van Hendrik IV weten te verwerven, en
werd door dezen in 1603 benoemd tot hertog en pair.
Zijn huwelijk met Catharina de Bethune, de dochter van
Sully, die de Katholieken zeer haatte en zeer ijverde voor
de uitbreiding van haar protestantsch geloof, is natuurlijk
voor hem ook van groote beteekenis geweest. Rohan werd
na zijn. huwelijk benoemd tot „colonel-général des Suisses
et des Grisons". Hij werd zeer getroffen door den plotse-
lingen dood van Hendrik IV. „Pleurons avec raison, le
„plus grand roy qui fust sur la terre, qui faisoit du bien
„à plusieurs, et mal à personne N\'est-ce-pas à moy un
„assés grand suject de plaindre la seule occasion de tes-
„moigner à mon Roy, mais ô Dieu, à quel Roy! mon
„courage, ma fidélité, mon affection? certes, quand j\'y
„songe, le coeur me fend. Un coup de picque, donné en
„sa présence, m\'eust plus contenté que de gaigner mainte-
„nant une bataille. J\'eusse bien plus estimé une louange
„de luy en ce mestier, duquel il estoit le premier maistre
„de son temps, que toutes celles de tous les capitaines,
27
„qui restent vivans. — — — — Je veux séparer ma vie en
„deux, nommer celle que j\'ai passée heureuse, puis qu\'elle
„servit Henry-le-G-rand, et celle que j\'ay à vivre malheu-
reuse, et l\'employer à regretter, pleurer, plaindre et sous-
„pirer; et pour l\'honneur de sa mémoire, je veux servir
„le reste de mes jours (l\'empire de Dieu estant dans
„son entier) la France, puisqu\'il l\'a gouvernée, le Roy,
„puisqu\'il est son fils, la Reyne, comme ayant été sa
„chère compagne." \') Het was voor hem dan ook een ge-
duchte slag. In plaats van een koning, die hem met
gunsten overlaadde, was er nu aan het hoofd der
regeering eene regentes, die omringd was door vijanden
van hem. Hij is dan ook in de vergadering te Saumur,
waar hij zijn geloofsgenooten moed inspreekt. Weldra komt
hij in openlijk verzet tegen Marie de Medicis. De protes-
tanten hopen op hulp van Engeland, en organiseeren zich
op de vergadering te Privas, zoodat zij voor eiken onver-
wachten aanval gereed zijn. De regeering, niet in staat om
veel daartegen te doen, wegens het gelijktijdig verzet van
Condé, stond aan Rohan verschillende voordeelen toe. Hij
schreef daarom aan de regentes, dat zij steeds op hem kon
rekenen, zoolang men geen reden van klagen aan de huge-
noten gaf. Hoewel dan ook door Condé aangezocht om
hulp, hield Rohan zich onzijdig. Men leert hem hieruit
kennen niet als een gewetenloozen intrigant, zooals de toen-
malige tijden er zoo velen opleverden, maar als een man van
karakter. Sismonde de Sismondi zegt dan ook van hem:
„Au milieu d\'une cour corrompue, il avait conservé toute
„l\'austérité de ses moeurs; le luxe n\'avoit aucun attrait
„pour lui; ses vêtemens étoient simples, sa nourriture sobre,
„l\'eau était sa seule boisson ; presque tout son temps étoit
„consacré à l\'étude; il se delaisoit d\'un travail par un autre;
„son goût très prononcé pour l\'histoire et pour la géogra-
1) Mémoires du duc de Rohan. (Collection des Mémoires par Petitot
t. XVIII, p. 12 et 13.)
28
„phie l\'avoit déterminé à connoître par lui-même les divers
„Etats de l\'Europe; il avoit déjà visité l\'Alleiriagne, l\'Italie
„la Hollande et l\'Angleterre, et la relation de son voyage,
„qu\'il addressa à sa mère, montre avec quel soin il avoit
„étudié l\'esprit des peuples leurs, forces et leurs ressources."
Hij hielp dan ook de regeering tegen de Fransche prinsen,
die eischten dat Condé zou worden losgelaten. En toen na
den dood van Concini Marie de Medicis in ongenade was
gevallen, zocht hij niet zooals de andere prinsen de gunst
van de Luynes te winnen, maar bleef hij openlijk de partij
kiezen van de Koningin-weduwe. Maar na haar vlucht uit
Bloys onttrok hij zich ook aan haar, want nieuwe moei-
lijkheden deden zich voor de gereformeerden voor. De
Katholieke geestelijkheid toch klaagde er over, dat de huge-
noten bezit hadden genomen van de goederen der Katholieke
kerk, en die aanwendden voor het onderhoud van hunne
kerken. En de regeering gebood, dat die goederen terug
zouden worden gegeven. Rohan verzette zich hier heftig
tegen, en de Luynes vond de omstandigheden gunstig om
zich op hem te wreken. Bearn, waaraan Hendrik IV bijzon-
dere wetten en voorrechten had gegeven, werd zwaar gestraft,
toen het zich tegen het verbod in zake de kerkelijke goe-
deren wilde verzetten. Het werd gedwongen hierin gehoor-
zaam te zijn, en definitief bij de kroon gevoegd. Nu komt
het tot een openbaren oorlog. Marie de Medicis wordt eerst
door haar zoon tot gehoorzaamheid gedwongen in 1620.
De protestanten waren eerst niet van plan Bearn bij te
staan, maar zij begrepen toch spoedig, dat hun belang
er ook mede gemoeid was. Rohan is niet voor den oorlog,
maar werd dan ook weldra bij de hugenoten verdacht.
Dit vond hij onuitstaanbaar, en zoo laat hij zich ook bewegen,
ofschoon tegen zijn zin, den koning met geweid te trot-
seeren. Zijn broeders Soubise en La Tremouille volgen zijn
voorbeeld. Soubise was lang zoo bekwaam niet als zijn
\') Histoire des Français, Paris 1839, XXII, p. 244, 245.
-ocr page 41-29
broeder, en had ook niet zooveel invloed. Hij was echter
een dapper en stoutmoedig soldaat. Lodewijk XHI trachtte
eerst. den hugenoten vrees in te boezemen door verschil-
lende bedreigingen. Enkelen hunner edelen wist hij te
winnen door beloften bv. Bouillon, Tremouille, Chatillon
e.a. Maar de gereformeerden bleven standvastig aan hunne
besluiten te PLOchelle genomen. Lodewijk XHI belegert en
verovert Saint-Jean-d\'Angely, dat verdedigd werd door
Soubise, die gevangen werd genomen en gedwongen een
eed van onderwerping te doen. Maar nauwelijks is hij vrij,
of hij stelt zich weder aan het hoofd der rebellen. De
Luynes deed aan Rohan zeer voordeelige voorslagen,
zoo hij zijn geloofsgenooten in den steek wilde laten. Maar
deze stelde het belang der hugenoten boven dat van hem
zelf. Tegen Montauban is de koning niet zoo gelukkig, en
velen van zijn omgeving wenschen, dat de vrede gesloten
wordt. 19 October 1622 wordt dan ook een verdrag ge-
sloten. De toestand zou blijven, zooals die was voor het
uitbreken van den oorlog, en Rohan kwam weer geheel
in de gunst van Lodewijk XIH. Toch waren er redenen,
die deden voorzien, dat dit de laatste strijd tusschen de
regeering en de hugenoten nog niet was geweest. Vele
gereformeerden vonden het ongehoord dat sommigen hunner
plaatsen, b.v. Rochelle door het fort St. Louis, zoo waren
omringd geworden, in dezen oorlog, door koninklijke forten.
Rohan wordt eensklaps in Montpellier gevangen genomen.
Hij zendt een koerier tot den koning te Parijs om hierover
te klagen. Deze koerier komt juist op den morgen van
den dag, waarop des avonds de vrouw van Rohan zal
dansen in het ballet van de koningin. Zij weigert mede
te doen, indien niet dadelijk haar man in zijn eer en
vrijheid wordt hersteld. Het feest kan niet in de war
loopen, en daarom herkrijgt Rohan zijn vrijheid. De dood
van de Luynes, en de voortdurende intrigues aan het hof
verhinderen, dat er in den eersten tijd iets van belang
tegen de hugenoten kan worden uitgevoerd.
ii
-ocr page 42-30
De komst van Richelieu in den raad des Konings is ook
voor de gereformeerden een gewichtig feit. Rohan had
niet zooveel verwachtingen van den nieuwen minister,
en dacht er in de verste verte niet aan, dat juist deze
man de hugenoten van hun voornaamste rechten zou be-
rooven. Men begon zich echter spoedig ongerust te maken
over de versterkingen, die rondom Rochelle werden aan-
gelegd, en waaraan zelfs op heilige dagen druk werd ge-
arbeid. Verschillende manifesten, waarvan er ook in \'t
hollandsch werden vertaald, sommen allerlei grieven op.
Rohan wilde er zich eerst niet mede bemoeien, maar
wanneer hij eenmaal besloten heeft zich weder openlijk
tegen den koning te verzetten, dan doet hij alle moeite
om de gereformeerden in de overtuiging te brengen, dat
hun godsdienst gevaar loopt, en dat G-od zelf den oorlog
wenscht. Hij trekt van plaats tot plaats, en laat overal
een bijbel voor zich uit dragen. Zijne vrouw maakt zich
voor deze zaak niet minder verdienstelijk. Geheel in \'t
zwart gekleed reist zij, gewoonlijk alleen \'s nachts, door
Languedoc, in een rouwkoets, getrokken door acht zwarte
paarden, omringd door een groot aantal menschen met
brandende fakkels. Deze vertooning echter had niet heel
veel succes. De omstandigheden werden den hugenoten in-
tusschen niet zoo gunstig als ze hadden gedacht. De verbon-
den, die Richelieu met Engeland en de Nederlandsche
republiek sloot, en waarover bij de buitenlandsche politiek
van Richelieu nader zal worden gesproken, deden alle hoop
vervliegen, dat van die zijden hulp zal komen opdagen.
Toch begon Soubise den aanval, en taste plotseling de
schepen van den Koning aan in de haven van Blavet, en
verovert ze. Hij versterkte met deze schepen ziin vloot,
en bezette de eilanden Rhé en Oléron. Deze, met zoo geluk-
kigen uitsiag bekroonde tocht deed de hoop der hugenoten
geheel herleven, om in de toekomst ongestoord al hunne
O Kon. Bibl. pamflet 3730 en 3575.
-ocr page 43-31
oude voorrechten te kunnen behouden. De regeering geraakte
hierdoor in groote moeilijkheid, en menigeen, die in Richelieu
den redder der monarchie had gezien, begon nu aan zijn
beleid te twijfelen. Terwijl toch, zooals hieronder nader
zal worden uiteengezet, allerlei hindernissen de onderneming
tegen G-enua bemoeilijkten, terwijl de streng katholieken
wilden dat de Koning en zijn minister geëxcommuniceerd
zouden worden, werd Frankrijk plotseling beroofd van de
geringe zeemacht, die het toenmaals bezat, en scheen dus
niet in staat om zelfs maar geringen tegenstand te bieden.
Richelieu begreep, dat van de onderwerping der hugenoten
de toekomst van Frankrijk zou afhangen. De groote staats-
man wist dan ook weldra middelen te vinden om de
vijanden der monarchie te bedwingen, en om zich zelf vast
in het zadel te zetten. Hij knoopt onderhandelingen aan
met Engeland en de Nederlandsche republiek. De eerste
mogendheid wint hij voor zich door uitzicht te geven op
hulp om de Paltz weder aan Beieren te ontnemen, en den
schoonzoon van Jacobus terug te geven. De tweede mogend-
heid was door het verdrag van Compiègne, volgens welk
verdrag de republiek jaarlijks belangrijke geldelijke onder-
steuning ontving, veel aan Frankrijk verplicht, en moest
nu toonen, hoe groot hare dankbaarheid was. Zoo zouden
de hugenoten door hunne eigene geloofsgenooten tot vol-
komen onderwerping worden gebracht. Richelieu neemt
echter maatregelen, dat het geloof aan de politiek geen
kwade parten zou spelen. De Engelsche schepen werden
geheel met Fransche equipage uitgerust, en op de Hollandsche
schepen werden Fransche officieren aangesteld.
Natuurlijk was men in Frankrijk hier niet algemeen te-
vreden mede. Richelieu echter wist zijn wil ten uitvoer
gebracht te krijgen, ondanks den tegenstand van den pau-
selijken legaat. In een vergadering van den Raad des Konings
zet hij zijn plannen nader uiteen, „tot dewelcke hij ghe-
„concludeert heeffc met sulcken welspreeckentheyt ende
„goede gratie dat al de Weerelt daervan opghenomen
32
was." En gelukkig voor hem had de expeditie tegen Soubise
een voor dezen ongunstigen afloop. De Hollanders hadden
twintig schepen tot hulp gezonden onder aanvoering van den
admiraal Haulthain, en al waren zij eerst niet gelukkig ge-
weest, en was het zelfs aan Soubise gelukt door een moedigen
aanval enkele schepen te veroveren, toch werd weldra aan
de hugenoten een verpletterende nederlaag toegebracht. Het
had Haulthain heel wat gekost tegen zijn geloofsgenooten te
strijden, en hij heeft zelfs een wapenstilstand aan hen voorge-
slagen. Maar toen men in Rochelle daar niets van wilde weten,
omdat men den Zeeuwschen admiraal niet vertrouwde, begon
hij den slag, daartoe ook aangespoord door den Franschen ad-
miraal de Mantis, die het een bravade en een affront voor
de banier des konings vond, zoo men den slag uitstelde
Soubise werd nu van Rochelle gescheiden, en deze stad
was nu ook van allen en alles geïsoleerd. De hugenoten,
in hunne verwachtingen bedrogen, moesten nu wel om
vrede vragen, daar zij thans nog eenige kans hadden om
voordeelige voorwaarden te verkrijgen, en Rochelle, dat
zoo\'n hoogen toon had aangeslagen, was ook gedwongen
zich bij hen aan te sluiten. Deze vrede maakt juist een
punt van ernstige bespreking uit, op het oogenblik dat
Aerssen als gezant der Nederlandsche republiek in Parijs
komt, en de uitslag van zijn negotiatie hangt ten
nauwste samen met deze vredesonderhandelingen.
1) Eesolutie bij den Koningh genomen in sijn Eaedt, nopende het
afscheyt gegeven aan den Legaat van den Paus Bij dewelcke men
onder anderen klaerlijck kan zien dat d\'Oorloge in Vrankrijck niet
voorgenomen is tegens eenigen in \'t particulier (gelijck men voorgeeft)
maer om die van de Religie ganschelijck uyt te rueyen (met titel
fileet). Zonder naam van plaats en van drukker 1625 (4° 8 bladz.)
Kon. Bibl. pamflet 3576.
Deze naam v?ordt zeer verschillend gespeld, o. a noemt Martin,
(Hist. de France Paris 1858 XI p. 220) hom „Houtsteen."
5) Recit véritable de ce qui s\' est passé au mois de Juillet 1625
entre M. de Soubise commendant l\'armée de mer de la Rochelle et
M. l\'admirai Hauthin. Imprimé nouvellement. K. B. pamflet 3574.
45
De verhouding van Frankrijk tot de voornaamste Euro-
peesche mogendheden is natuurlijk ook van groot belang
voor den uitslag van de bemoeiingen van den Nederland-
schen gezant, en dient daarom hier ook eenigszins uitvoerig
te worden toegelicht. De langdurige binnenland sehe twisten
hadden natuurlijk het aanzien van Frankrijk naar buiten
weinig vermeerderd. In de laatste helft der 16de eeuw
heeft dan ook dit land geringen invloed op de Europeesche
politiek. Hiervan hebben de Habsburgers voordeel getrok-
ken, en langzamerhand zijn ook beide takken van dit
machtige huis, maar vooral de Spaansche, overmoedig
opgetreden. Wel was de poging van Philips II, om door
eene grootsche onderneming zijne geduchte tegenpartij
in één slag te vernietigen, mislukt, maar al was dan ook
daardoor Spanje\'s zeemacht voorloopig vernietigd, zijn
landmacht was nog te vreezen. De beide Habsburgsche
linies zijn er nu in het begin van de 17de eeuw op uit,
om door het bezetten van verschillende Alpen-passen ge-
makkelijk met elkander gemeenschap te hebben. Europa
loopt dan ook werkelijk gevaar geheel door Spanje en
Oostenrijk beheerscht te zullen worden. Dit gevaar schijnt
echter voorbij te gaan met de troonsbeklimming van
Hendrik IV in Frankrijk en de erkenning van dezen
koning door Philips II bij den vrede van Vervins. Hendrik
had echter te veel in zijn eigen land te herstellen, om
veel te kunnen doen voor de landen, die onder de Habs-
burgsche heerschappij gebukt gingen. Maar toch zocht hij
bondgenooten. In Italië kon hij gemakkelijk enkele staten
vinden, omdat deze niet gaarne Spanje\'s overwicht aldaar
zagen toenemen. Ook wilde hij een verdrag sluiten met
Engeland, waar in 1603 Jacobus I aan de regeering kwam.
Deze vorst was zeer wispelturig en hield zich meer met theo-
logie bezig dan met regeeren. Het laatste liet hij over aan
Burleigh, een bijzonder omkoopbaar minister. In 1604 sloot
Engeland echter vrede met Spanje, en dit gaf aan Al-
bertus en Isabella gelegenheid om hunne krachten, die zij
34
tegen de Nederlanden noodig hadden, daar alleen te gebrui-
ken. Was Hendrik IV dus met Engeland niet gelukkig,
beter ging het met de Republiek. Hij steunde niet alleen
de Staten met geld, maar wilde zelfs een verbond met hen
aangaan, om Spanje te land en te zee te bestrijden. Zijn
bijbedoeling was tevens eenige of, als \'t kon, de geheele
souvereiniteit aldaar te verkrijgen.
Dit zagen de staatslieden hier te lande wel in, en op
alle mogelijke wijzen waakten zij tegen al te grooten in-
vloed van Frankrijk. Zij wilden Frankrijk niet als nabuur
en niet als heerscher hebben. Ten opzichte van de Zuide-
lijke Nederlanden toch wilde Hendrik dat Frankrijk een
deel, en de Noordelijke Nederlanden een deel zouden krij-
gen. De staten dorsten hierover nog niet bepaald hun
meening zeggen, want daarvoor achtten zij zich nog niet
sterk genoeg. De onderhandelingen over het 12-jarig bestand
begonnen in 1607. Dit was Hendrik niet aangenaam, maar
hij wilde zich er ook niet buiten houden, en zond als
gezant Jeannin, die in 1608 een verdedigend verbond tus-
schen Frankrijk en de Republiek sloot tegen Spanje. In
April 1609 werd echter het bestand gesloten. Ook stelde
Hendrik zich in verbinding met de Mooren, die door
Philips III uit Spanje werden verdreven.
Sedert den vrede van Vervins was het de voortdurende
toeleg van Frankrijk om weer met Spanje in oorlog te
komen. Beide staten veinsden echter den vrede te willen,
ofschoon zij elkanders geheime bedoelingen wisten. Daar
werd zelfs onderhandeld over een huwelijk tusschen Anna,
de dochter van Philips III en Margaretha van Oostenrijk,
en den zoon van Hendrik IV en Marie de Medicis.
Anna, de infante, zou, volgens gewoonte in Spanje, in de
regeering opvolgen. Hendrik had van dit huwelijk groote
politieke verwachtingen, terwijl men in Spanje van dit
denkbeeld ook niet afkeerig was. De onderhandelingen
hierover schoten echter niet op. Hendrik IV liet Philips
III hopen, dat hij wilde meewerken om de Nederlanden te
35
onderwerpen, maar toen de laatste wilde, dat Hendrik dan
terstond met zijn ondersteuning zou uitscheiden, antwoordde
deze, dat hij dit werk niet in den steek wilde laten. Door
het sluiten van het 12-jarig bestand raakte het huwelijk
weer op den achtergrond, en werd de wensch van Hen-
drik, Spanje nadeel toe te brengen, hoe langer hoe vuriger.
Hij rustte zich dan ook geheel voor een oorlog uit, en
alles scheen hem gunstig om den strijd te beginnen. De
kwestie van de G-ulik-Kleefsche erfenis zou de aanleiding
zijn, en ieder verwachtte het uitbarsten van een grooten
oorlog, nu Hendrik IV zich ook bij de Protestantsche Unie
aansloot.
Het leger staat gereed om uit te rukken, maar de
14de Mei 1610 brengt door de gruweldaad van Ravaillac
verandering. En Europa wordt nog een tijdlang in vrede
gehouden. Met den dood van den grooten Bearner begint
voor Frankrijk een tijdperk, waarin liet weinig invloed op
de Europeesche politiek uitoefent. Door de aanhoudende
burgertwisten loopt het zelfs gevaar verdeeld te worden
in een groot aantal staatjes.
En het was toen juist een voor Europa zoo kritieke tijd.
In Duitschland komt het weder tot een strijd tusschen den
Keizer en zijne protestantsche onderdanen. De Bohemers,
in hunne verwachtingen omtrent den majesteitsbrief mis-
leid, beginnen den opstand. Onder leiding van den voort-
varenden Matthias van Thurn waren zij aanvankelijk niet
ongelukkig. Zij deden echter een slechte keus, toen zij,
Frederik van de Paltz als hunnen nieuwen koning huldig-
den, Hij bleek in \'t geheel niet geschikt te zijn om met
kracht den opstand tot een gelukkig einde te brengen. Het
was dan ook niet alleen om zijn eigen persoon, dat men
hem genomen had; want men had door deze keuze gehoopt
ook te kunnen rekenen op Jacobus van Engeland, Frederiks
schoonvader. Maar het vertrouwen op prinsen werd door
dit geval ook al weer bewezen niet onfeilbaar te zijn..
Jacobus liet zijne geloofsgenooten in den steek, en de Bo-
3*
-ocr page 48-36
heraers werden weldra door Tilly en Maximiliaan van
Beieren tot gehoorzaamiieid gebracht, en streng gestraft.
Frederik werd zijn pas verworven Koninkrijk niet alleen
ontnomen, maar hij werd ook beroofd van zijn Keurvorsten-
dom, dat als belooning bij Beieren werd gevoegd. Met uit-
bundige vreugde werd deze gang van zaken door de katho-
lieken begroet, en de hoop herleefde weder, dat het gehate
protestantisme zou worden uitgeroeid. En hiermede zou
natuurlijk het aanzien van het huis Habsburg weder stijgen,
niet alleen in Duitschland, maar ook in Spanje. Het laatste
land begint dan ook vol moed den oorlog tegen de Nederland-
sche Republiek. De tweedracht, die hier ontstaan is, de leeftijd
van Maurits, de bekwaamheid van Spinola doen een gun-
stigen uitslag verwachten. Maar om een volledig succes te
verkrijgen is het noodig, dat de beide liniën der Habsbur-
gers zich nauw verbinden, en vandaar hun pogingen om
in Italië een aanrakingspunt met elkander te vinden. Zoo
ontstaat de kwestie over het Veltlin, waarvan de ligging
zeer belangrijk was, zooals Richelieu schreef. „La Valteline
„est importantissime aux Espagnolz pour joindre les Etats
„d\'Italie avec ceux d\'Allemagne, ce qui redouble les forces
d\'Espagne Plotseling wordt deze streek door de Span-
jaarden bezet, en in handen van paus ürbanus YIII
gegeven. „De Catholycken van Vallis Tilina, bevindende
„hen teghen alle recht ende redenen/ tegen de toege-
„segde beloften overvallen/ ende verdruckt/ uyt hun goedt
„geset/ uyt hun vaders lant ghedreven/ grouwelycker als
„onder den Turck ghehandelt/ buyten alle hope van eenighe
„beternisse/ van alle de werelt verlaten/ hebben in hun-
„nen uyttersten noot/ hen tot onsen Coninck (dit is de
„Koning van Spanje) gekeert/ als tot eenen beschermer
„van \'t waerachtich geloof/ versouckende gheholpen te sijn
„in het ghewelt/ ende het klaer ongelyck/ datsy van de
ï) Maximes d\'état et fragments politiques du cardinal de Richelieu
No. XXX. p. 749.
37
„kettersche Qrisoenen moesten lijden: ende en hebben niet
„te vergheefs de hulpe verwacht/ die den Grouverneur van
„Milane hen met de Conincklyke wapenen getoont heeft / de
„Catholycken bij-gestaen/ in hunne possessien ende goe-
„deren/ soo geestelyck als wereltlyck gestelt; d\' ongherechte
„verdruckers verjaeght. Dit ghedaen/ sijn de Grisoenen clach-
„tich gevallen aen Vranckryck/ al oft sij van den Coninck
„van Spagnien ghewelt hadden geleden. Waerover / na vele
„ghesanten ende questien/ ten lesten veraccordeert is ge-
„weest/ dat men alle d\'ingenomen plaetsen stellen sonde
„in \'s paus handen/ totdat de gerechtichheyt der saken
„naerder ondersocht sonde wesen. Soo gheseyt soo ghedaen.
„Den Coninck heeft sijne wapenen ontrocken/ alle de sterckten
„den Paus overgegeven/ die ze met sijne wapenen in be-
„waernisse bij maniere van sequestratie / ghenomen heeft >)."
Deze kwestie is nu juist aan de orde van den dag, wan-
neer Richelieu in Frankrijk als minister optreedt, en brengt
hem dadelijk in eene moeilijke positie. Hij moet zich toch
terstond tegen den paus verzetten, en begrijpt, dat dit
groote verontwaardiging zal verwekken. Maar aan den
anderen kant ziet hij de groote gevaren voor de rust
van Europa in, wanneer niet met kracht tegen de Habs-
burgers wordt opgetreden. Hij maakt nu gebruik van den
twist tusschen den hertog van Savoye en G-enua, dat de
geldschieter van Spanje was, en zendt troepen tot hulp
van Karei Emanuel. Hij doet weldra de versterkingen in
het Veltlin bezetten, en de pauselijke soldaten daaruit
verjagen. De paus geeft toe, maar deze gebeurtenis moet
belangrijke gevolgen hebben. Frankrijk en Spanje zijn
hierdoor toch gescheiden, en dit kan voor de Nederland-
sche Republiek, voor de protestantsche vorsten in Duitsch-
land en voor den afgezetten Frederik van de Paltz van
») Zie „Den vernieuwden Nederlantsciien Waersegger" te Amster-
dam uitgekomen.
Kon. Bibl. Pamflet. 3609 en 3679, p. 116.
-ocr page 50-38
groot belang zijn. En daar sterft nu ook in Engeland
Jacobus, die opgevolgd wordt door zijn zoon Karei I, voor
wien zulk een droevig lot was bestemd. Deze jonge vorst
toont dadelijk afkeerig te zijn van de vredelievende plannen
van zijn vader, en geen verbintenissen met Spanje aan te
willen gaan. Al spoedig toch, na zijne troonsbeklimming,
treedt hij in \'t huwelijk met Henriette Marie, zuster van
den Franscnen koning. Het sluiten van dit huwelijk
tusschen het hoofd der anglikaansche kerk en de katho-
lieke prinses ging natuurlijk met vele moeilijkheden gepaard.
En niet voor dat er deugdelijke waarborgen waren gegeven,
dat de aanstaande koningin van Engeland vrij haren gods-
dienst in hare nieuwe woonplaats kon uitoefenen, gaf de
paus zijne toestemming. De prachtlievende Buckingham,
tegen wien iedereen opzag, heeft echter deze zaak te Parijs
in orde gemaakt. De verhouding tusschen dezen machtigen
minister en Eichelieu was evenwel alles behalve vriendelijk;
niet omdat zij een verschillende politiek voorstonden,
maar omdat de galante Engelsche ambassadeur, die altijd
zoo kostbaar mogelijk gekleed ging, wat al te vriendelijk
tegen de jeugdige Fransche koningin was. Hoewel de ver-
halen hierover zeer overdreven en ook onwaarschijnlijk
zijn, \') toch moet de ergenis van Lodewijk en de jalousie
van den Kardinaal er door zijn opgewekt.
Het lag voor de hand, dat deze huwelijksverbintenis
ook aanleiding zou geven tot het sluiten van verbonden,
die ten doel hadden de aanmatiging van de Habsburgers
tegen te gaan. Buckingham spreekt er te Parijs dan ook
over, dat Frankrijk zich bij de protestantsche ligue zal
aansluiten, en bij het onderhandelen over de kwestie van
het Yeltlin, ook de teruggave van de Paltz zal eischen.
Maar het lag toen nog niet in de bedoeling van Richelieu
om de zaken in Italië te vereenigen met de Duitsche, en
dus tot algemeen Europeesche te maken. Hij bepaalde
\') Mémoires de Retz. (ed. Midland et Poujonlat. 3e serie, t. 1, p. 303.)
-ocr page 51-39
zich dus tot het geven van beloften. Hij wilde ook wel geld
geven en Fransche vrijwilligers, maar was niet van plan om
voor \'t oogenblik meer te doen, omdat de hugenoten
ondertusschen voort waren gegaan met hun verzet, en
bepaald eischten, dat het fort St. Louis zou worden
geraseerd, en dat hunne rechten streng zouden worden
gehandhaafd. Bovendien wilden Rohan en Soubise beiden
een commando hebben in den oorlog tegen Italië, de een
te land, en de andere ter zee. Teleurgesteld keerde dus
Buckingham weder naar Engeland terug.
Richelieu begrijpt ook, dat het van groot belang is, dat
de Nederlandsche Republiek niet weder door Spanje wordt
overheerscht, en haar dus hulp moet worden verleend.
„II n\'y a homme bien sensé qui n\'avoue que le secours
„que le Roy donne aux Holandois est le moyen qui conserve
„le plus puissamment son royaume. Car si par ce manque-
„ment l\'Espagnol estoit une fois venu à bout d\'eux, il n\'y
„a personne qui doute qu\'il ne tournast toutes ses forces
„vers nous, pour nous en faire autant. De sorte qu\'outre
„que par l\'alliance que nous avons ensemble nous sommes
„obligéz de les assister, nous pouvons dire l\'estre encore
„autant et plus à raison de nostre propre conservation qui
„dépend en partie de la leur. Geste pileule est de dure
„digestion à l\'Espagnol de voir que nous les favorisons
„de gens et d\'argent; mais qu\'il s\'en prenne à Philipes,
„qui nous en a montré l\'exemple, lequel ouvertement a
„aidé la Ligue d\'armées et de millions pour le soldoyer, si
„bien que nous ne faisons en cela que rendre au petit fils
„une partie de ce que l\'ayeul nous a presté, avec cette
„différence néantmoins que là où il soustenoit des subjects
„rebelles à leur Roy, nous soustenons des Estats qu\'il re-
„cognoist libres
Richelieu hoort dan ook ongaarne, hoe na 1621 in onze
1) Maximes d\'état et fragments politiques du cardinal de Eichelieu
No. 18, p. 7.87 (Paris, Imprimerie nationale 1880).
40
republiek voortdurend over den vrede met Spanje wordt
gesproken. Hij waarschuwt hiervoor, en is volkomen op de
hoogte van de moeilijkheden, die een vrede ook zullen
belemmeren : „Par la premiere tresve, il (le Roy d\'Espagne)
„traitte avec les Holandois comme souverains: Maintenant
„il voudroit quelques termes moins avantageux pour eux,
„ce qu\'ils ne consentiront jamais. Il voudrait que le com-
„merce d\'Anvers durant le Tresve fust libre par mer et
„par terre, et ils seront en grande difficulté à cause que cela
„prejudicieroit à celuy d\'Amsterdam. Toutesfois peutestre
„se relascheroient ils à ce point, parce que le négoce estant
„desja estably à Amsterdam, on seroit longtemps à chan-
„ger d\'habitude. Le 3e point est, qu\'il voudroit qu\'il y eust
„tresves pour les Indes, et que les Holandois n\'y envoy-
„assent point de flottes et quitassent tout à fait ce com-
„merce qui est ce qu\'ils ne feront jamais, tant parce qu\'ils
„y sont desja forts, y ayant vingt-quatre places fortifiées et
„deux ou trois roys sous leur subjection, que parce que
„le profit de leur négociation y est seur, que parce enfin
„que la puissance d\'Espagne ne peut estre traversée en
„chose plus importante que sur mer, en ce qui est des
„Indes. D\'autant que si la fiotte ne vient, le Roy d\'Espagne,
„qui est très grand terrier, ses forces sont un corps sans
„ame qui ne se peut mouvoir sans or, qui est le nerf des
„armées \'). Maar aan den anderen kant is Richelieu ook ge-
heel bekend met den slechten toestand, waarin de republiek
verkeert. Hij weet hoeveel verdeeldheid daar gekomen is
tengevolge van de twisten tusschen de Arminianen en
Gomaristen, en zooals hij zegt, niets maakt juist eene ver-
deeldheid in een staat gevaarlijker, dan die haar grond
heeft in den godsdienst Het groote bezwaar van de
republiek om den oorlog voort te zetten was de steeds
1) Maximes d\'état et fragments politiques du cardinal de Richelieu,
No. 3, p. 730.
î) Memoires de Richelieu, ed Petitot, t. II, p. 816.
-ocr page 53-41
toenemende schuldenlast, en daarom heeft het verdrag, dat
Frankrijk den 20S\'tep, Juli 1624 met haar sloot te Compiè-
gne, voornamelijk de strekking het geven van geldelijke
subsidie. Door dit verdrag echter werden de Nederlanden
door een aantal artikelen zeer onder den invloed van
Frankrijk gebracht, wat natuurlijk het werk van Richelieu
is geweest. Hij wilde waarborgen hebben, dat de kosten,
die Frankrijk maakte, niet nutteloos zouden zijn, en dat
Nederland, na het Fransche geld gebruikt te hebben, niet
weder geheel onafhankelijk van zijn weldoener zou zijn.
Deze bepalingen zijn belangrijk, omdat Richelieu die
voortdurend heeft laten bestaan, zoodat ze ook voorkomen
bij het verdrag van 1635.
Met andere vorsten heeft Frankrijk in 1625 nog geen
bepaalde verbintenissen. Wel ontvangen de protestantsche
Duitsche vorsten, die aan den Rijn hunne vrijheid verde-
digen, geldelijke ondersteuningen, en worden daaromtrent
ook beloften gedaan aan Christiaan IV, den Koning van
Denemarken. Gedurende het verblijf van Aerasen in Frankrijk
in 1625 en 1626, worden aan Richelieu ook nog verschillende
aanzoeken gedaan niet om geld, maar ook om Frankrijk zelf
een aandeel in den algemeenen strijd te doen nemen. Het
is vooral de Hollandsche gezant, die met nadruk ieder keer
er op aandringt, zeggende, dat het nu een gunstige tijd is,
dien men niet ongebruikt voorbij moet laten gaan. Riche-
lieu ziet dit ook in, maar zooals hij zoo kernachtig tot
Aerssen zeide, men moet eerst den brand in zijn eigen huis
blusschen, en dan dien van zijn buren. Zoolang de regeering
in Frankrijk niet op deugdelijke grondslagen rust, kan het niet
de lasten en de gevaren van een buitenlandschen oorlog op
zich nemen. Hij onttrekt zich niet aan dezen belangrijken
oorlog, maar hij kan voorloopig toch nog niet zijn land kracht-
dadig doen optreden. De zedelijke en geldelijke steun van
Frankrijk moet echter invloed hebben, en daarom is het optre-
den van Richelieu niet alleen voor het Fransche rijk maar
voor geheel Europa van \'t grootste belang. Het huis Habsburg
42
heeft zijn tijd gehad, en het huis Bourbon begint zijn
plaats in te nemen, Natuurlijk zijn de onderhandelingen,
die Aerssen met Richelieu heeft gevoerd over het sluiten
van een verbond, de belangrijkste, maar met enkele andere
invloedrijke personen moest de Hollandsche gezant ook
onderhandelen. Lodewijk XHI, bij wien Aerssen nu en dan
wordt toegelaten, handelt steeds naar het oordeel van zijn
raad. Als Sommelsdyck hem op een der audienties dan ook
spreekt over een kwestie, waarover in den raad nog niets
is besloten, dan zegt hij zeer eerlijk, dat hij er niets van
weet, en dat hij er in zijn raad over zal spreken. Slechts
een enkele maal schijnt hij geen van buiten geleerd lesje
op te zeggen, n.1. toen hij in krasse bewoordingen aan zijn
verontwaardiging lucht gaf over de beleediging zijn vlag
aangedaan door de handelwijze van kapitein Quast.
Koningin Anna staat in dezen tijd nog overal buiten, en
schijnt ook wat verlegen te zijn geweest. Ook bij de
Koningin-moeder, de in de Nederlanden zoo bekende Marie
de Medicis, is Aerssen een paar malen op audientie ge-
weest. In dezen tijd was haar invloed niet groot, en komt
het in haar gesprekken uit, dat zij zeer bezorgd was voor
hare dochter, de Koningin van Engeland, die belemmerd
werd in de vrije uitoefening van haar godsdienst, in strijd
met de bepalingen, bij het huwelijk vastgesteld. De broeder
des Konings, Graston van Orleans, de groote vijand van
Richelieu, was tijdens de buitengewone ambassade van
Aerssen nog niet openlijk tegen den eersten minister
opgetreden, en heeft zich met de bemoeiingen van
Sommelsdyck niet ingelaten. Een der voornaamste ambte-
naren aan het hof was zeker wel de Kanselier, die alle
koninklijke besluiten moest onderteekenen en zegelen, en
ook zitting had in den raad van den Koning \'). Even voor
het optreden van Richelieu in 1624, was d\'Aligre tot dit
1) Zie over dit ambt: d\'Avenel, Richelieu et la Monarchie absolue.
Paris 1884. t. I, p. 36-40.
43
ambt geroepen. Het was een tamelijk onbeduidend man,
die dan ook op de onderhandelingen, die Aerssen met de
Pransche regeering voerde, weinig invloed heeft uitgeoefend.
Kort na het vertrek van Aerssen werd d\'Aligre ook uit
zijn ambt ontzet (31 Mei 1626).
Een ander lid, en wel „chef nominal", van den raad des
Konings, was de kardinaal de la Rochefoucauld. Hij was
een ijverig katholiek, en was daarom een tegenstander
van Richelieu. Aerssen is weinig met hem in aanraking
geweest, daar de kardinaal niet een der commissarissen
was, met wie hij speciaal moest onderhandelen over
zijne zending. Een der staatslieden, met wien Aerssen
het meest heeft onderhandeld, is wel de maarschalk
Schömberg, „un homme capable et intègre" Hij was
ook een zeer ijverig katholiek, die steeds er op aandrong
den hugenoten den oorlog te verklaren en al hunne rech-
ten af te nemen. Hij was daarom Aerssen niet bijzonder
goedgezind, en daar hij een driftig karakter had, is hij
menigmaal zeer scherp en heftig tegen den gezant geweest.
Hij wilde vooral, dat de Fransche regeering vaste waar-
borgen had voor de trouw van de Staten-(3reneraal. Dit
wilde ook een ander lid van den raad des konings n.1.
Auquerre •\'\'), maar hij was in den omgang veel welwil-
lender. Hij was in 1624 staats-secretaris geworden voor
de buitenlandsche zaken, vooral in Duitschland en de
Spaansche Nederlanden, en in menig gesprek met Aerssen
geeft hij duidelijk te kennen, dat hij het wenschelijk vindt,
dat Frankrijk zich aan het hoofd stelt van een algemeenen
oorlog tegen de Habsburgers. Op het laatst van ziin verblijf
in Frankrijk heeft Aerssen ook nog onderhandeld met
d\'Herbaultdie daartoe aangewezen werd. Deze heeft
het Sommelsdyck niet gemakkelijk gemaakt, omdat hij,
1) Henri, comte de Schömberg f 1632.
2) Martin XI, p. 206.
Nicolas Potier, seignem- d\'Ocquerre f 162S.
Raimond Phelypeaux d\'Herbault. f 1629.
u
zooals hij zelf zeide, niet geheel op de hoogte was. Hij
beweerde dit echter alleen om daardoor de onderhande-
lingen weder te rekken. Ten slotte heeft Aerssen dikwijls
besprekingen moeten houden met Michel de Marillac, die
door Richelieu te zamen met Champigni belast werd met
het beheer der financiën. Hij was een zeer gedienstig man,
maar heeft Aerssen niet kunnen helpen, omdat hem ieder
keer werd bevolen het zenden van geld naar de Republiek
uit te stellen, totdat de Staten-G-eneraal de eischen der
Fransche regeering hadden ingewilligd.
DE REPUBLIEK DER VEREENIGDE
NEDERLANDEN.
In 1621 liep het twaalfjarig bestand ten einde, en moesten
dus Spanje en de Republiek den oorlog hervatten. De lust
hierin was bij de twee mogendheden niet bepaald groot te
noemen. Het bleek zelfs dat men in Brussel wel over
eene verlenging van het bestand wilde onderhandelen, daar
de welvaart, die men verwacht had, dat gedurende het
tijdperk van rust zou terugkeeren, nog veel te wenschen
overliet. De dood van den kinderloozen Albertus van Oos-
tenrijk deed de Nederlanden weder onder een rechtstreeksch
bestuur van Spanje komen. De komst van den bekwamen
Spinola in Brussel bracht ook verandering in de plannen,
daar deze ervaren krijgsman een ontwerp maakte voor een
tocht tegen de Republiek. En toen uit Duitschland de be-
richten waren gekomen, dat de protestanten daar de neder-
laag hadden geleden, toen werd niet meer aan vrede ge-
dacht, en Spanje begon met nieuwen moed opnieuw den
oorlog. Men wilde de landen van de Nederlandsche Repu-
bliek tot oorlogsterrein hebben voor den algemeen Euro-
peeschen oorlog, en alleen door toedoen van Maximiliaan
van Beieren, die bevreesd was, dat de Spaansche Habs-
burgers te veel macht zouden verkrijgen, is dit verhinderd.
In de republiek had men in 1621 geen reden om onbe-
zorgd en met verwachting van goeden uitslag de wapenen
weer ter hand te nemen. Yelen zagen dan ook alleen heil
4:6
in een spoedigen vrede; anderen ecliter drongen er op aan
den vijand zoo krachtig mogelijk aan te vallen i).
1) Basuyne des Oorloghs ofte Waerschouwinghe/ aen de Veree-
nichde Nederlanden/ dat de selvige in den Oorloge met den Coningh
van Spaengien moeten continuieren. Ghestelt door een oprecht Lief-
hebber der selven Landen. Gedruckt voor Pieter Walschaert, anno 1625.
Kon. Bibl. pamflet 3608.
Den Nederlantschen Verre-Kycker ofte getrouwen Harder, dienende
tot waerschouwinghe, dat deu Wolf ons niet onvoorsiens en come
overvallen. Ghetrouwelyck voor ooghen ghestelt door een oprecht Lief-
hebber der Vrije Vereenighde Nederlanden. Seer dienstich ghelezen
in dese ghevaerlijcke tijdt. \'t Amsterdam voor Pieter Walschaert,
Boeck-vercooper achter de Nieuwe-Kerck in de Mol-steegh, anno 1626.
Kon. Bibl. pamflet 3683.
(In dit pamflet staat woordelijk hetzelfde als in bovenstaand pam-
flet 3608).
Nederlantschen Verre-kycker om uut Holland te können sien in
de Cancellarije van Spaignien, ofte Waerschouwinghe aen alle Magis-
traten ende andere overheden van de Vei\'eenighde Nederlandsche
Provinciën, ende alle Liefhebbers van de gemeene welvaert. Voor-
maels door een Liefhebber ende voornemelijck Regierder des Vader-
lands ingestelt, ende nu aen \'t licht gegeven. In \'s Graven-Haghe, Bij
Aert Meuris, Boeckverkooper in de Papestraet in den Bijbel.
Kon. Bibl. pamflet 3743.
Ondersoeck oft gheoorloft is krygh te voeren. Ghetrocken uyt het
Boeck van \'t oorlogh-en-vrederecht, in \'t Latijn ghemaekt door Mr.
Hugo de Groot. Nu ten dienste van de Nederlandtsche Christenen
overgheset in haer bekende Tale. Tot Amsterdam, Bij Petrus Poppius,
Boeckverkooper/ woonende in de Heerestraet/ in den Appelboom/
anno 1.626.
Kon. Bibl. pamflet 3684.
Spaanschen Raedt, om die Geünieerde Provinciën/ te Water ende
te Lande te benauwen/ van alle neeringen ende welvaren te beroo-
ven/ om soo voorts de selvige weder onder de Spaensche Tyrannye
te brengen. Tot waerschouwinge aen deser syde uytgegeven. Nae \'t
Brabandsche Exemplaer, In \'s Graven-haghe, By Aert Meuris, Boeck-
verkooper in de Papestraet in den Bybel, anno 1626.
Kon. Bibl. pamflet. 3681 en 3682.
Zie verder: Den vernieuwden Neder-landtschen Waersegger.
Kon. Bibl. pamflet 3679.
en: Den Neder-landtschen Waersegger.
Kon. Bibl. pamflvt 3609.
-ocr page 59-47
Tegen dit laatste waren echter vele bezwaren. De tijd
van rust immers had groote onderlinge verdeeldheid gebracht,
die zelfs had geleid tot de terechtstelling van den man,
aan wien men alles had te danken. Honderden waren
door de overwinnende partij uit hunne ambten ontzet, of
hadden het land moeten verlaten. De handel, waarvan de
belangen van zooveel en zoovelen afhing, had nog drin-
gend een tijd van vrede noodig, teneinde zich goed te
ontwikkelen. Maurits, prins van Oranje, stadhouder van
alle provincies, oehalve Friesland, bevrijd van den raad-
pensionaris, die hem in zijne heerschzuchtige plannen
steeds had tegengewerkt, was niet meer de man van
vroeger, doortastend en vol geestkracht. Geplaagd door
lichaamspijnen, gehaat door verbitterde vijanden, die zelfs
zijn leven bedreigden, was hij niet in staat zijn bekwamen
tegenstander, die hem in de krijgskunde minstens even-
aarde, te weerstaan. Hulp van buiten had men in den
eersten tijd ook niet te wachten. Van den trouweloozen
Jacobus I, koning van Engeland en Schotland, die zelfs
zijn schoonzoon in den steek had gelaten, behoefde men
op geen hulp te hopen, daar hij met den Spaanschen
gezant zeer vertrouwelijk omging. „Le Roy Jaques d\'Angle-
„terre vivoit si familièrement avec le comte de Gondemar,
„ambassadeur d\'Espagne, que les officiers les plus nécessaires
„auprès de sa personne ne l\'approchoient pas plus librement
„que cet ambassadeur le voyoit." Daarenboven kon na
den dood van den grooten Bearner Frankrijk eerder als
vijand dan als bondgenoot worden beschouwd.
De oorlog werd dus hernieuwd, maar de eerste jaren
brachten Maurits geen nieuwen krijgsroem. Door de
1) Wicquefort, l\'ambassadeur et ses fonctions t. 1. p. 429 (zie ook
p. 549).
Le Roy Jaques, qui estoit infesté du comte de Gondomar. ibid.
p. 650 (zie ook p. 806).
Gondonaar, — die zoo met boufTonneries als met dexteriteyt den
coning als betovert hielt. Aitzema.
48
inneming van Gulik bezetten de Spanjaarden een voor
onze republiek gevaarlijk punt. Van aanvallen, al pro-
beerde Maurits die een paar malen te vergeefs op Ant-
werpen, was geen sprake. Bergen-op-Zoom, de door het
geuzenlied zoo bekende vesting, werd door Spinola belegerd,
en al moest dit beleg door hem weer worden opgebroken
door de tusschenkomst van den graaf van Mansvelt, de
belegering van Breda volgde, en scheen voor de Spanjaarden
gelukkiger kans van slagen te hebben. Maurits beleefde het
niet, dat deze stad, in \'t begin van zijn militaire loopbaan
zoo heldhaftig bij verrassing op de Spanjaarden veroverd,
en voor het geslacht Nassau van zoo\'n groot belang, werd
ontzet. Hij stierf 23 April 1625. Zijn broeder Frederik
Hendrik, drie weken te voren gehuwd met Amalia van
Solms, volgde hem op als kapitein-generaal van de Unie en
als stadhouder in de meeste gewesten.
Een ni,euw tijdperk breekt aan voor de republiek. De
aanvankelijke voorspoed der keizerlijken in Duitschland,
het overmoedig optreden van Spanje in het Veltlin doen
den protestantschen staten duidelijk worden, dat het drin-
gend noodzakelijk is om zich te vereenigen, willen zij
hunne dierbare vrijheid niet verloren zien gaan. Alom
ontstaat dan ook een streven om zich met elkaar te ver-
binden. En door het optreden van Richelieu mag men
zelfs hopen, dat Frankrijk de politiek van 1610 weder ter
hand zal nemen. Reeds wordt tusschen de republiek en
Frankrijk te Compiègne een verbond gesloten, waarbij
de Nederlanden door ondersteuning met geld in staat
worden gesteld de buitengewone oorlogskosten te betalen,
ofschoon zij daardoor ook worden onderworpen aan den
wil van Richelieu.
En zie, de toekomst belooft nog meer. Door den dood
van Jacobus I verlaat Engeland zijn dubbelzinnige politiek.
\') De artikels van dit verdrag zijn hier achter afgedrukt als
bijlage VII.
49
en door het huwelijk van Karei I met de zuster van den
Franschen Koning wordt onze oude bondgenoot ook weer in
den strijd tegen de Habsburgers betrokken. Als dan ook
onze gezant te Parijs den SOsten Mei 1625 eene missive
zendt aan de Ho.Mo., waarin hij meldt dat „de hertoch van
„Buckingam te Paris gecomen sijnde, last heeft omme den
„Coninck van Vranckrijck te versoucken ende executeren
„tot een oorloge so wel offensive als defensive tegens de
„gemeene vianden," krijgt hij ten antwoord dat, „is goet
„gevonden den heer van Languerack te schriven, dat hij hier-
„aen de goede hant sail houden, ten einde sodaniche resolutie
„bij Yranckrijck moch werden genomen En bij resoluties
van den lOden Mei, en den 6den, i2dpn en 16den Juni besloten
de Staten-G-eneraal een buitengewoon gezantschap naar Enge-
land te zenden „aen den doorluchtigsten ende grootmachtig-
„sten Coninck, Carolum den eersten van dien naeme, Coninck
„van G-root-Britannien etc., om aen Sijne Majt. van wegen
„hare Ho Mo. te doen de condoleantien over het affsterven
„van de oock Doorluchtsten ende Grootmachtichsten Coninck
„Jacobus, mede de eerste van dien naeme, Coninck van G-root-
„Brit., sijne Majts. heer vaeder, ende te congratuleren aen
„deselve sijne vreedsaeme successie ende aencomste tot sijne
„Coninckrijcken, mitsgaeders metten hoochstgedachten Co-
„ninck ende de Doorluchtichste Princesse Maria Henriette
„van Vranckrijck, Coninginne van Groot-Britannien te
„complimenteren over haere Majten geluckich huwelijck,
„ende voorts met sijne Majl te handelen op de continuatie,
„ampliatie ende vermeerderinge van de voorige alliantiën
Bovengenoemd gezantschap bestond uit de heeren: Fran-
cois van Aerssen, Alb. Joachimi en R. van Burmania.
De eerstgenoemde was wel de man, die alles deed, daar
») Zie resoluties Ho. Mo. 9 Juni 1625.
Zie Verbaal van de ambassade van Aerssen, .Toachimi en Bur-
mania naar Engeland 1625. Weiken van het Historisch genootschap
gevestigd te Utrecht. Nieuwe serie No. 10.
50
hij in Engeland bekend was door zijne langdurige ambas-
sade in 1621. Hij was toen vergezeld geweest van Con-
stantijn Huygens, die in 1620 Aerssen ook naar Venetië
had vergezeld. De onderhandelingen van den heer Van
Sommelsdyck met Buckingham, die in Engeland alle belang-
rijke zaken behandelde, waren natuurlijk van groot belang.
Deze machtige minister gaf ook als zijn wensch te kennen, i
dat de republiek geen hulp zou geven aan de Fransche
regeering tegen die van de religie, en dat de admiraal de
Haulthain, dien de Staten-Generaal naar de kust van
Frankrijk hadden gezonden, zich buiten den strijd zou
houden. Ook waren in Engeland Fransche gezanten o. a.
de hertog van Chevreuse, die voornamelijk verschillende
huwelijks-aangelegenheden met den koning behandelden.
Aerssen zeide tegen Buckingham dat het wenschelijk
was, dat Spanje op zee en in Vlaanderen zou worden aan-
gevallen, „Ende werde verder gediscoureert van onser sijde, ?
„dat d\'wijll geen apparentie was, dat den Coninck van
„Vranckr. directel. soude koomen in een Ligue offensive ,
„ende defensive metten Coninck van G-root-Britannien
„tegen den Coninck van Spagnien, dattet noodich waere, i
„dat sijn Mat metten eersten concludeerde eene soodaenige \'
„alliantie met U Ho.Mo. ofte yemant anders, die syne ;
„Mat considerabelder waere, funderende die uyterl. op de
„restitutie vande Palts (ende bespreeckende bij secrete artlen^ :
„dat die oock soude gaen om in te binden d\'ambitie van ;
„Spagnien) ende daerin stellende, datte contrahenten haere i
„vrienden souden versoecken om mede inde alliantie te r-
„koomen. De Hartoge ende andere heeren, die bij hem |
„waeren, seyden, datter niemant considerabelder in die ma- ^
„terie was dan U Ho.Mo. Daerop wij antwoorden, datter
„oock niemant williger en is, om syne Mats genereuse
desseynen, sonder aensien van particuliere interessen, te
„seconderen, ende voechden daerbij, dattet oorbaer soude
„wesen, datten Coninck sijne uytgespreyde assistentie in-
„trecke tegen dien tijt, omdat sijne Mat te crachtiger mach
51
„ageren, sullende de Coninck van Denemarck ende Sweden
„gelyck oock verscheyde Duytsche vorsten hen inde voors.
„alliantie ontwijfel. hegeven, gelyck wy syne Extie wilden
„doen gelooven, datten Coninck van Vranckrijck sich daer-
„buyten niet soude houden om goede consideratien van
„state. Om hetwelcke gevoechlycker te doen, ende de
„hoochstged. Coninck geen offentie te geven, werde by
„ons voorgeslaegen, dat men de alliantie soude sluyten op
„het welbehaegen van eens yders principaelen, in te bren-
„gen op sekeren dach, ende dat middelertijt den Coninck
„besonden soude worden van wegen U Ho.Mo. om Syne
„Mat vant gehandelde te verwittigen, ende tot het geene
„dat dienstelycxst is, te disponeren i)."
Den 6den October 1625 was het buitengewoon gezant-
schap weder in den Haag teruggekeerd en bracht in de
vergadering der Staten-G-eneraal rapport uit. Het was zeer
gelukkig geweest, want het had met Engeland een aan-
vallend en verdedigend verbond gesloten, niettegenstaande
in Engeland vele klachten waren gehoord over de Neder-
landers, voornamelijk over het gebeurde op Amboina. De
heer Joachimi bleef in Engeland om de belangen van de-
Republiek te blijven behartigen.
Karei I had ook beloofd gezanten naar Frankrijk te zul-
len zenden, om daar de regeering tot aansluiting bij het
verbond over te halen. Daarom wordt den 17den October
door de Staten-Gfeneraal ook goed gevonden dat „naer rapport
vande heeren van Sommelsdyck ende Burmania lestemael
„gedaen een besendinge naer Vranckrijck sall werden ge-
daen 2) " Den 20sten October is in de vergadering der Ho.
Mo. ook verschenen Zijne Excellentie, en is beraadslaagd
over de instructie voor de legatie naar Frankrijk en werd
deze vastgesteld.
„Voorts gedelibereert sijnde op de persoon of persoonem
\') Ibid, p. 54 en 55.
Zie resolutie Ho.Mo. 17 Oct. 1625.
-ocr page 64-52
„door dewelclie deselve legatie soude werden gedaen, is
„met ad vis van sijn Extie goet gevonden, daartoe t\'em-
„ployeren een persoon alleen met een cleine suite van 5
„of 6 tot sijn suite. Ende is daartoe met eenparige stem-
„men genomineert de Heer van Sommelsdyck, als hebbende
„d\'alliance met Engelanr helpen sluyten, ende dragende van
„de saecke volcomen kennisse." Denzelfden dag, „post-pran-
dium", is Aerssen zelf in de vergadering gekomen, en ver-
telde, dat Zijne Excellentie hem er over had gesproken,
maar dat er bij hem nog wel eenige bezwaren waren, en
ook dat hij liever had, dat er behalve zijn persoon, nog
anderen zouden worden gecommitteerd. Men persisteerde
echter bij de vorige resolutie, en de Heer van Sommelsdyck
verklaarde toen de commissie aan te willen nemen.
De Fransche gezant, d\'Espesses, hiervan in kennis gesteld,
verklaarde, dat dit besluit hem aangenaam was, en dat hij
hoopte, dat de vrede in \'t Rijk met die van de Religie
zou worden gesloten. De ambassadeur van Engeland ver-
zocht, nadat hem door den graaf van Culemborch en den Heer
van Noortwijck van dit gezantschap was kennis gegeven,
ervan op de hoogte te worden gehouden, terwijl de gezant
van Yenetiën vroeg, of er ook niet naar zijn stad een
gezantschap zou worden gezonden, waarop hem werd ge-
antwoord, dat de heer Berck aldaar het noodige wel zou doen.
Den 24sten October wordt het concept van de procuratie
voor de heeren van Sommelsdyck en Langerak om een
verbond met Frankrijk te sluiten goed gevonden en gear-
resteerd, terwijl den volgenden dag de brieven namens de
Ho.Mo. aan den Koning en de Koningin, de Koningin-
moeder van Frankrijk, aan \'s Konings broeder, de prinsen
van Condé, Soissons en verscheidene andere heeren worden
gelezen en goedgekeurd. Ook werd nog besloten aan de
gecommitteerde raden van de admiraliteit in Zeeland te
.schrijven om twee oorlogschepen gereed te houden voor
het transport van den gezant, en aan die van Rotterdam
om een jacht gereed te houden voor het transport naar
53
Zeeland. Den 27sten October werden de geldzaken van deze
ambassade geregeld, en werd besloten evenveel aan Aers-
sen te betalen, als aan andere ambassadeurs vroeger was
gegeven, terwijl op diens verzoek hem nog werd toege-
staan een bode mede te nemen om opzicht over de bagage
te houden. Ook werd hem vergund wat linnen te mogen
medenemen, maar volgens een gespecificeerde opgave van
den Kamerbewaarder.
Den 29sfcen October is Aerssen zelf weer ter vergadering
om zijne instructie te ontvangen, en afscheid te nemen. Hij
belooft: „sijn instructie te sullen achtervolgen sonder yets
„te laten manqueren aan sijn devoir, vragende Godt den
„Heere Heer het goede succes; waarop hem goede reyse
„is gewenscht."
Een enkel woord over de twee ambassadeurs, die de
belangen der republiek aan het hof in Frankrijk moesten
behartigen, volgt hier thans. Over den „Ordinaris" gezant
den heer van Langerak is niet veel te zeggen. Uit het
verloop van de buitengewone ambassade van 1625 zal vol-
doende blijken, dat het iemand was van geringen invloed.
Hij vervulde ijverig zijn plicht, maar buitengewone ver-
diensten als staatsman kunnen hem moeilijk worden toe-
geschreven. Het oordeel van Du Maurier over hem, dat
hier volgt, is wel geestig, maar toch zeker heel wat over-
dreven. „C\'étoit un exprit fort doux et fort simple, mais
„nullement capable de cet emploi ; car on a remarqué,
„que pendant plusieurs années, qu\'il a été en France, il
„n\'a jamais donné un seul avis véritable à ses Maitres, leur
„écrivant sans discernement to as les faux bruits, qu\'on
„prend plaisir de repandre, et les leur donnant pour choses
„véritables et assurées; ses dépêches suivantes n\'étaient
„que des refutations des précédentes, ne pouvant distinguer
„le vrai d\'avec le faux, ni le vraisemblable d\'avec l\'im-
„possible. Il écrivait d\'ordinaire aux Etats-généraux. „Je
„„vous avois mandé par mes précédentes que telles et
„„telles choses se passoient, qui ne sont pas trouvées
54
„„vraies, mais il se passe telle et telle chose, qui est très
„„certaine", ce qu\'il était obligé de retraicter par une
„dépèche suivante
G-rooten moed om voor zijne meening uit te komen heeft
deze gezant ook niet. Wanneer hij b.v. den April
1626 tegenwoordig is bij een onderhoud van Richelieu en
Aerssen, en de eerste hem als getuige oproept, over de
besprekingen betreffende een artikel van het verdrag van
Compiègne, dan zwijgt hij, „die daerop noch jae, noch
„neen en antwoorden." Daarom is het gemakkelijk te be-
grijpen, dat Aerssen, „synde een man van groote scherp-
„sinnigheyt, welsprekentheyt, ende ervarentheyt," dezen
gezant geheel naar zijn hand kon zetten.
François van Aerssen, geboren in 1572, was de zoon van
Cornelis van Aerssen en Emmerentia de Regeniers. Zijn
vader was griffier der Staten-Generaal en wordt geroemd
als een bekwaam staatsman. Reeds vroeg werd François
in de diplomatie ingewijd, daar hij op verzoek van zijn
vader, bij het gevolg kwam van Du Plessis de Mornay.
Zoo werd hij goed bekend met de Fransche taal en zeden,
wat hem later zoo uitstekend zou te pas komen. In 1598
kreeg hij een vaste aanstelling aan het Hof in Frankrijk,
als vijfde agent van de Staten-Generaal. Hij was zeer
bevriend met Hendrik lY, met wien hij zeer vertrouwelijk
omging, en van wien hij later altijd met den grootsten
eerbied spreekt. Hij was toen nog bevriend met Oldenbar-
nevelt, met wien hij eene uitvoerige correspondentie hield 4).
Aerssen heeft ook krachtige hulp verleend bij het sluiten
») Te vinden in: Essay d\'une histoire des Provinces nnies pour
l\'année MDCXXI, ou la trêve finit, et la guerre recommença avec
l\'Espagne. Ouvrage postume de feu Mr. Albert Henry de Sallengre.
A la Haye chez Thomas Johnson 1728. p. 5.
î) Rapport legatie 20 April 1626.
«) Âitzema. Saken van staet en oorlogh, I p. 191.
De brieven van Aerssen zyn op het Rijksarchief, en zijn nauw-
keurig geraadpleegd door Motley.
55
van het twaalfjarig bestand; en toen dit dan ook gesloten
was, werden zijne verdiensten erkend door zijne benoeming
tot eersten gezant aan het hof van Frankrijk, en doordat
hem geschonken werd de orde van St. Michiel.
Zijn terugroeping in 1613 is genoeg bekend, daar deze den
grooten haat van Aerssen tegen Oldenbarnevelt ten gevolge
y zou hebben gehad, en de hoofdreden van den ijverigen
contra-remonstrant zou zijn geweest om den advocaat ten
val te brengen. Deze kwestie, nl. de veranderde verhouding
tusschen deze twee groote staatslieden nader uit een te
zetten, zou te veel ruimte in beslag nemen, en ligt ook
niet in het plan van dit werk. Aerssen was na den plot-
selingen dood van zijn hoogen beschermer, bij de Fransche
regeering, die met Spanje onderhandelde, natuurlijk niet
meer gezien. Dit werd niet beter toen hij de partij van de
! protestantsche prinsen voorstond. De politiek van Olden-
> barnevelt bracht mede om de regeering in Frankrijk te
steunen, en toen deze nadrukkelijk de verwijdering van
Aerssen eischte, was er geen reden, dezen te Parijs te
handhaven \').
Het verloop van de binnenlandsche twisten gedurende
het twaalfjarig bestand was ook niet geschikt om Aerssen
in Frankrijk tot een persona grata te maken. Het verzoek
toch om gratie voor Oldenbarnevelt door den Franschen
gezant gedaan, werd niet ingewilligd. En toen men in
Frankrijk verontwaardigd was over eenige boekjes, die aan
Aerssen werden toegeschreven, en waarin ook de Fransche
^ regeering werd aangevallen, drong men er zelfs op aan,
dat Aerssen zou worden ontzet uit al zijn ambten
\') Zie prof. Brill Hist. Gen Kron. 31ste jaargang 1875. 6de serie
6de deel
Zoo wordt Aerssen ook wel genoemd als de schry ver van: „Gul-
„den Legende van den Nieuwen St. Jan. Dat is: Kort verhael van den
„Edeldom, deuchden ende handelinghen van Meester Jan van Barne-
„velt, ghewesene Advocaet van Hollant ende West-Vrieslandt. Ge-
wdruckt Anno 1618." Het is onaannemelijk, dat een man als Aerssen,
56
Met het optreden van Eichelieu kwam hierin echter ver-
andering, en werden alle persoonlijkheden op zijde gescho-
ven, en alleen de groote kwestie, vermindering van de
macht van het huis Habsburg, in \'t oog gehouden. En
Richelieu had daarvoor een man als Aerssen noodig, daar
weinigen zooals deze diplomaat, zoo door en door bekend
waren met de politieke verhoudingen in Europa. Als hij
dan ook in Parijs komt, wordt over het verleden in \'t ge-
heel niet gesproken, maar wordt de ambassadeur extra-
ordinaris van de republiek der vereenigde Nederlanden met
alle distinctie, die zijn hooge rang eischte, ontvangen.
Het oordeel over François van Aerssen, van wien Riche-
lieu getuigd heeft, dat hij met Oxenstierna en Guiscardi
behoorde tot de 3 eenige staatslieden, die hij in Europa
had gekend is bijna altijd zeer ongunstig. Het is daarom
noodig, er op te wijzen, dat dit oordeel in de meeste
gevallen onbillijk is, en dat ten onrechte Aerssen meer
bekend staat als een sluw diplomaat dan als een ervaren
staatsman. Waarschijnlijk moet als reden hiervoor worden
aangewezen het feit, dat men in dezen trouwen vriend der
Nassau\'s altijd alleen zag den vijand van Oldenbarnevelfc, en
natuurlijk hoe meer de laatste, zeer terecht, in eere werd her-
steld, des te meer werd Sommelsdyck gelaakt, zoodat men
ten slotte ook geen goed meer van hem wilde hooren. Maar
met den dood van den ouden landsadvocaat eindigt de
loopbaan van Aerssen nog niet. Juist daarna heeft hij aan
de republiek zijne groote diensten bewezen, en door den
de auteur van zulk een gemeen schotschrift als bovengenoemd kan
zijn. Het is vol persoonlijkheden en vuile scheldwoorden b.v.: „Sijn
„vader een dootslager, sijn wijf in bloetschande ghewonnen, sijn
„Broeders, den eenen vuylder als een Vareken ende oneerlycker als
„een Hondt, den anderen een gierigaert, suypaert ende v^jant van de
„ware Religie. Syn susters bekende hoeren, ende sijn sonen geweest
„gedebaucheerde Fielen."
Zie hierover het stukje van prof. Fruin in de Bijdragen van
Vaderl. Gesch. en Oudheidk. Derde Reeks, I, p. 310.
57
machtigen invloed, dien hij op Frederik Hendrik had, heeft
hij in ons land veel goeds helpen bevorderen.
Wij kunnen ons dan ook niet geheel vereenigen met
het oordeel van prof. Fruin i) over hem, en scharen ons
liever aan de zijde van Q-roen van Prinsterer Prof. Fruin
vindt Aerssen een slim diplomaat en een intrigant, en
haalt hiervoor als bewijs aan, de wijze, waarop hij den raad-
pensionaris Pauw, toen deze aan de provincie Holland de
nederlaag wilde doen vergeten, die zij gedurende het twaalf-
jarig bestand had geleden, en haar het oude gezag over de
andere gewesten weder wilde teruggeven, gedwongen heeft
zijn ontslag te nemen. Daar moest nl. een gezantschap naar
Parijs, en de bekwaamste staatslieden dienden daartoe
gekozen te worden. Knuyt, een man van aanzien en
talent, was reeds aangewezen, en wie anders zou de tweede
zijn, dan de geachte pensionaris van Holland? Pauw nam
de zending aan, en liep dus in den strik. Want eenmaal
in Parijs, werd ieder keer zijn terugkomst uitgesteld, tot-
dat hij eindelijk begreep, dat hij er in was geloopen. Toen
hij dan ook zijn ontslag als raadpensionaris had gevraagd,
waren er geen belemmeringen meer voor zijn terugkomst.
Deze wijze van zich te ontdoen van een tegenstander,
vindt prof. Fruin niet goed te keuren. Het is zeker niet
recht door zee gehandeld, maar zou een andere wijze om
Pauw uit zijn ambt te ontzetten, waartoe Richelieu ook
zeer nadrukkelijk aanspoorde, weer niet aanleiding hebben
gegeven tot botsingen, waarvan de republiek juist de
treurige gevolgen had ondervonden? \'t Is waar, in plaats
van Pauw kwam Cats, en het verschil tusschen beiden is
groot, maar men moet niet vergeten, dat het in dien tijd
Jl
Algemeene Kunst- en Letterbode. Jaargang 1859, 2 Juli, n°. 27
en volgende nummers.
Archives ou correspondance inédite de , la maison D\'Orange-
Nassau. Recueil publié avec autorisation de S. M. le Roy par
Mr. G. Groen van Prinsterer. Deuxième série. Tome III, 1625-1642.
Utrecht. Kemink et fils 1859 Prolegomenes.
volstrekt niet wenschelijk was, dat Holland heerschte
over de andere provincies, al had het daar ook recht op
door de groote sommen, die het betaalde in de algemeene
lasten.
Als staatsman wordt François van Aerssen door prof.
Fruin ook niet hoog geschat. De toelichting van dit on-
gunstig oordeel schijnt niet geheel en al afdoende. Als
Aerssen er b.v. op aandringt om Richelieu hulp te ver-
leenen, ten einde de hugenoten te bedwingen, en daardoor
te maken, dat Frankrijk door geen binnenlandsche beroerten
verhinderd werd offensief tegen de overmacht van het
Habsburgsche huis op te treden, dan vraagt prof. Fruin:
„Zullen wij het Aerssen hoog aanrekenen, dat ook hij zag,
„wat het belang der republiek vorderde? Hij had blind
„moeten zijn," zoo gaat hij voort, „om. niet te zien, wat
„zoo duidelijk voor oogen stond. Geen staatsman, die het
„miskende." Maar niet iedereen was het toch met den
rechtzinnigen Aerssen eens; want de predikanten bewerkten,
dat de vloot van voor Rochelle terug werd geroepen, en \'
alleen door het beleid van Aerssen heeft dit niet een breuk
met Frankrijk ten gevolge gehad.
Ook Motley, de groote bewonderaar van Oldenbarnevelt,
noemt Aerssen een intrigant, maar hij ziet in hem ook
steeds den vijand van den advocaat. Toch is hij eerlijk
genoeg om ieder keer ook op de groote talenten van Aers-
sen het licht te doen vallen. „He was beyond all doubt
„one of the ablest diplomatists in Europe. Versed in many \'t
„languages, a classical student, familiar with history and »
„international law, a man of the world and familiar with
„its usages, accustomed to associate with dignity and tact
„on friendliest terms with sovereings, eminent statesmen,
„and men of letters; endowed with a facile tongue, a
„fluent pen, and an eye and ear of singular acuteness and
„delicacy, distinguished for unflagging industry and sin-
„gular aptitude for secret and intricate affairs; — he had
„by the exercice of these various qualities during a period
59
„of nearly twenty years at the court of Henry the Great
„been able to render Inestimable services to the Republic
„which he represented •)."
Het is dan ook niet te verwonderen, dat van hem ge-
zegd wordt : „Peu de diplomates ont parcouru leur carrière
„avec plus de gloire; dévoué à la fortune des Nassau, il
„trouva cette famille dans une position ordinaire et la vit,
„avant de mourir, au comble de la gloire. Mais la Belgique
„eut à déplorer l\'alliance formidable entre le genie de
„Maurice et de Frédéric-Henri et le talent de François
„Aerssens Wij zijn het ook volkomen eens met
Mr. G. W. Vreede, als deze aangaande den Hollandschen
gezant schrijft: „Zijne antecedenten, als agent en ambas-
„sadeur in Frankrijk onder Hendrik IV en het regentschap
„van Maria de Medicis, de haat zijner vijanden binnen- en
„buiten \'s lands werkzaam en niet minder ijverig dan de
„wraakzucht, met welke van Aerssen zelf den ondergang
„van zijnen voormaligen weldoener, den grijzen Oldenbar-
„neveld had teweeg gebracht; het kwaad gerucht, dat hem
„tot in zijn bijzonder leven naging en vervolgde, bemoeie-
„lijkten meermalen de reeds netelige taak van den welbe-
„spraakten staatsman, die met een niet minder zeldzaam
„talent de pen wist te voeren. De achterklap, verbittering
„en nijd hebben zijne nagedachtenis zoo fel en aanhoudend
„bezwaard, dat zij bij de publiciteit van zijne handelingen
„slechts schijnt te kunnen winnen. Nog zeer onlangs werd
„Aerssen, in eene verdienstelijke beschouwing van het
„hedendaagsche volkenregt, door een bekend Pruisisch ge-
1) The life and Death of John of Barnevelt, advocate of Holland,
V7ith a vieuw of the primary causes and movements of the thirty
years war. By John Lothrop Motley, in two volumes. The Hague,
Martinus Nijhoff, 1874, p. 356 (zie verder ibidem p. 78, 410, 417, 419,
420, 422.)
2) Lectures relatives à l\'histoire des sciences, des arts, des lettres,
des moeurs et de la politique en Belgique par M. J. V. Goethals,
Bruxelles, t. IV, 1838.
60
„leerde in de rij der meest beroemde en bekwame diplo-
„maten geplaatst. (Hefïter, Das Europäische Völkerrecht
„der Gegenwart. Berl. 1844, p. 379) i)."
Merkwaardig is ten slotte nog het oordeel over Aerssen
van een invloedrijk tijdgenoot van hem, n.1. d\'Espesses,
den Franschen gezant in de republiek. „Je ne vous diray
„rien de nouveau de l\'homme, sinon qu\'il a beaucoup plus
„de part emprès du prince moderne, qu\'il n\'en eut jamais
„vers le deffunt, lequel ne se chargeoit pas tant de petites
„choses, dont ledit Sr. Arsen soulage fort non seulement
„le prince mais Messrs les Etats même: la promptitude et
„souplesse qu\'il a contractées par le long usage et habitude
„qu\'il a eus en France, et qui est chose rare en ce pays,
„luy estant passés comme en autre nature
Avenel, de groote historieschrijver van Richelieu, oor-
deelt weder zeer ongunstig over hem. „Ambassadeur en
„divers pays et notamment en France, il obtint de son
„temps quelque réputation. Libelliste dangereux autant que
„diplomate perfide, il frappait également ses ennemis et
„ceux qu\'il appelait ses amis. Tous les moyens de parvenir
„lui étaient bons et rien ne répugnoit à son ambition,
„Créature de Maurice de Nassau il fut ennemi acharné de
„Barneveit, à la mort duquel il contribua de tout son pou-
„voir. Il déploya, dans les diverses négociations dont il fut
„chargé, plus de souplesse que d\'honnêteté, il faisait redouter
„ses intrigues plus que son génie s)."
Dit is wel het strengste vonnis, dat over hem geveld is.
Zijn grootste vijanden toch hebben steeds zijne buitenge-
wone bekwaamheden moeten erkennen, en hebben die altijd
om \'t zeerst bewonderd. Het is zeer te betreuren, dat men
van Aerssen nu nog meestal zoo eenzijdig beoordeelt. In
1) Brieven van François van Aerssen aan Floris 11, Graaf van Kui-
lenburg, 1620—1630, medegedeeld door Mr. G. W. Vreede.
d\'Espesses (Dépêches d\'Hollande, H S. der Kon. Biblioth. te
\'s Hage, T.I. fol. 339&.)
3) Lettres du Cardinal de Richelieu I. p. 270.
-ocr page 73-61
de verschillende hand- en leerboeken der vaderlandsche
geschiedenis wordt hij genoemd als de man, die uit per-
soonlijke wraak den grijzen advocaat van den lande op
het schavot heeft gebracht, en daarom alle mogelijke min-
achting verdient.
Maar dan wordt vergeten melding te maken van zijn
buitenlandsche politiek, die jaren lang onder zijn leiding
was gesteld, en die tot zulke schitterende uitkomsten
heeft geleid. In het verhaal van zijne buitengewone am-
bassade, die het onderwerp is van dit geschrift, zullen dan
ook zijn groote gaven als staatsman ieder oogenblik helder
uitkomen. Hij heeft de republiek groote diensten bewezen,
die hem aanspraak geven op de erkentelijkheid van het
nageslacht.
HOOFDSTUK 1.
De buitengewone gezant der republiek vertrok den
SOsten October 1625 uit den Haag naar Zeeland, voorzien
van zijne instructie en de procuratie, die hier achter zijn
afgedrukt. Men ziet hieruit, dat hij in Parijs vooral in
overleg moest treden met de Engelsche gezanten, die met
dezelfde opdracht als hij naar Frankrijk zouden worden
gezonden. Hij moest Lodewijk XHI kennis geven van de
defensieve en offensieve alliantie, die de Staten-G-eneraal
met Karei I hadden gesloten, en verzoeken dat de Fransche
regeering zich daarbij zou aansluiten. Aerssen had volmacht
om alle soorten van alliantiën te negotieeren tegen den
Koning van Spanje. Hij moest vooral in \'t licht stellen,
dat er groot gevaar bestond, dat de Koning van Spanje
geheel Europa aan zijn wil zou onderwerpen, en dat het
dan overal met alle vrijheid zou gedaan zijn. De Staten-
Generaal wilden gaarne hunnen vijand op diens eigen
grondgebied aanvallen, maar het ging boven hunne krach-
ten, om een groot voetvolk en paardevolk, en daarenboven
eene aanzienlijke vloot te onderhouden. De gezant moest
ook zeer zijn best doen, dat Savoye zich insgelijks bij de
verbonden mogendheden aansloot, opdat ook in Italië de
zoo gevreesde Spaansche macht kon worden aangevallen.
Voordat Aerssen den vaderlandschen bodem had ver-
laten, heeft hij, volgens afspraak, in Zeeland prins Frede-
rik Hendrik ontmoet. De prins had n.1. voor hem nog een
opdracht van particulieren aard. De Fransche regeering had
63
toch bezwaren gemaakt tegen de tolheffing op de rivier
de Rhône. Dit recht hadden de prinsen van Oranje steeds
gehad, maar werd nu aan Frederik Hendrik betwist. Aers-
sen beloofde dat hij al het mogelijke zou doen, om te ver-
krijgen, dat \'s Prinsen recht zou worden geëerbiedigd.
De Staten-Generaal zonden Aerssen in Zeeland nog een
belangrijke depêche, die hem de vervulling van zijn taak
zeer bezwaarlijk maakte. Zooals boven reeds is meegedeeld,
hadden de Staten-Generaal hulp gezonden aan de Fransche
regeering, waartoe ze volgens het verdrag van Compiègne
verplicht waren, om de oproerige hugenoten weder tot
gehoorzaamheid te brengen. Een aantal schepen onder bevel
van den admiraal de Haulthain had goede diensten bewe-
zen, zoodat de rebellen den Koning om vrede moesten
gaan smeeken. Nu had dit verleenen van hulp aan vijan-
den van geloofsgenooten in ons land eene groote ontevre-
denheid verwekt, en vooral de predikanten betuigden luide
en met lang niet zachtzinnige bewoordingen, dat het
een ongehoord feit was, tegen broeders des geloofs het
zwaard te trekken. Ook zonden de bewoners van Rochelle
den 27sten September een brief aan de kerken in de Ver-
eenigde Nederlanden om het medelijden voor hen in te
roepen i).
1) Schrijven van die van Rochelle aan de Kerken der Vereenigde
Provinciën. Uit het archief van Hilten. Kroniek v. h. Hist. Gen. te
Utr., 26ste jaargang, 6de serie, eerste deel, 1871.
Brief van de belegerde binnen Rochelle aan de Predicanten, Ou-
derlinghen ende Diaconen van de ghereformeerde Kercken van de
Geünieerde Provintien van alle talen in Nederlandt Ghedruckt van
Anthony Jansz. Tongerloo, Boeck-verkooper in \'s Graven Haghe in
de Veenestraet, Anno 1626. Kon. Bibl. pamflet 8640.
Brief van de Belegherden binnen Rochelle, aan de Ghereformeerde
Kercken van de geünieerde Provinciën van alle Talen in Nederlandt,
mitsgaders Een warachtighe ende Heerlycke Prophecye, inhoudende
vele wonderlycke verborgentheden Met noch de Heerlycke Yictorie
van de West-Indische Vloot, over het in-nemen van de stadt ende
\'t Gasteel Porto Rico. Tot Leyden Voor Niclaes Sterck, Boeck-verkoo-
per, anno 1626. Kon. Bibl. pamflet 3640.
64
Toen nu ook de Haulthain bericht zond dat zijne schepen
zeer in het ongereede waren geraakt, besloten de Staten-
Generaal hem terug te laten komen, en gelastten hem
daarom zich met zijne schepen naar Duinkerken te bege-
ven. Van dit besluit kreeg Aerssen den 9den November
te Middelburg bericht, met den last er bij om dit zooveel
mogelijk bij den koning van Frankrijk te verontschuldigen,
daar de schepen noodig waren „om in dese urgente
„necessiteit den Lande dienst te doen tot afbreuk van den
„Viant in Zee". Juist in dezen tijd echter, n.1. bij missive
van 10 November, verzocht Lodewijk XIII den Staten-Ge-
neraal, of de heer Haulthain de maanden November en
December nog in zijn dienst mocht blijven. Dit verzoek
kwam den 25sten November, dus wanneer het bevel tot
terugkeer al lang was verzonden in de vergadering der
Staten-Generaal. Al heel luchthartig en onverantwoordelijk
werd naar aanleiding van dit schrijven geen resolutie
genomen. Men zou maar eerst afwachten het effect van
den last, dien men aan Aerssen had gegeven. Deze, natuur-
lijk nog onbekend met den nieuwen wensch der fransche
regeering, zag echter terstond de moeilijkheden in, die
hieruit zouden kunnen voortkomen. Hij begreep, dat men
in Parijs dit besluit zeer zou afkeuren, daar de bewoners
van Rochelle nu de vredesonderhandelingen zouden staken.
Hij ging toch onder zeil naar Calais, vanwaar hij den
lödeD November vertrok, om den 22sten van die zelfde
maand te Parijs aan te komen. Zijn ambtgenoot Langerak
was hem reeds een eind weegs tegemoet gereisd, om nadere
inlichtingen over Aerssens zending te vernemen. Hij deelde
hem mede, dat met verschillende steden van de hugenoten
de vrede al gesloten was, maar dat dit met Rochelle niet
zoo gemakkelijk gaan zou, daar de koning op deze stad
zeer ontevreden was. „lek ben ghenoegh genegen tot de
„vrede; ick wilse Languedock ende den anderen Provinciën
„geven, gelyck ick de selve geaccordeert heb, bij aldien
„dat zij de selve begeeren aen te nemen. Wat Rochel
65
„belanght, dat is een andere saeck." Dit zeide de koning
21 Nov. 1625 1).
De ontvangst namens den koning was zeer schitterend,
en zeer welwillend. Z. M. ontving Aerssen persoonlijk te
St. Germain den 28sten Nov. De gezant der republiek heeft
toen duidelijk uiteen gezet, dat de toestand van Europa
dringend de tusschenkomst van de groote mogendheden
eischte. Engeland had dit begrepen, en door de juist geslo-
ten huwelijksverbintenis van Karei I was het voor Frank-
rijk gemakkelijk zich bij het verbond van Engeland en de
republiek aan te sluiten. Ook deelde Aerssen al aanstonds
den koning het besluit over de terugroeping van den admi-
raal de Haulthain mede, en heeft daarmee Lodewijk XIH, die
hierop niet verdacht was, verrast. De koning betuigde zijne
tevredenheid over de komst van Aerssen, en verklaarde
dat hij de Staten-Generaal voor zijne beste vrienden hield.
Hij zou commissarissen aanstellen om het ontwerp vau een
verbond te onderzoeken. Daarna werd hij ook zeer „courtoi-
selyck" door de koningin-moeder en de koningin ontvangen.
Aerssen kon dus tevreden zijn, en een gunstig resultaat
van zijn bezoek verwachten. Tot commissarissen werden
gekozen de kardinaal, von Schomberg en d\'Auquerre. Aerssen
bracht ook een bezoek aan den broeder van den koning
in het Louvre, en het bleek, dat deze zeer veel belang stelde
in ons land. Hij informeerde b.v. of er in ons land ook \'s win-
ters kon worden oorlog gevoerd, of de IJsel bezet was, en wat
er zou gebeuren indien de vijand de rivieren passeerde. Hij
betuigde verder veel vriendschap te koesteren voor den
prins van Oranje.
Natuurlijk was voor Aerssen een bezoek bij den kardi-
1) Deze woorden zyn te vinden in „Uutspraeck van de alghemeyne
„Gedeputeerde van de Religie, gedaen door mijn Heer de Maniald /
„aen de Koningh presenterende de Ghedeputeerde / die gesonden
„waeren tot de aenneminge van de vrede / voor dese bij Syne
„Majesteyt geaccordeert. Met d\'antwoordt van de Koningh, MDCXXVI "
Kon. Bibl. pamflet 3641.
5
-ocr page 78-66
■n
naai van groot gewicht, omdat hij dan heter op de hoogte
zou komen van de bedoelingen der Fransche regeering.
Richelieu stelde hem niet teleur, want nadat Aerssen
uitvoerig het doel van zijn komst had uiteen gezet, heeft
de minister hem nadere inlichtingen over zijn plannen ver-
strekt. Hij was ook overtuigd, dat het hoog tijd was, dat
de voornemens van de Habsburgers, „die gestadich de ruste
„van Europe door sijne usurpatien ofte factiën turberen i),"
werden tegen gewerkt. Frankrijk had dit ook al reeds lang
begrepen, en hulp gezonden aan Denemarken en aan den
graaf van Mansvelt „een bequaem instrument en Enge-
land aangeboden tienduizend man voetvolk en tweeduizend
ruiters te leveren, en beloofd met Spanje vooreerst in geen
onderhandeling te treden, ofschoon het Veltlin was terug-
gegeven. De Koning van Frankrijk was gezind nog meer
te doen, ja zelfs met Spanje een openbaren oorlog te be-
ginnen, maar werd daarin nu ongelukkiger wijze verhin-
derd door de rebellie van die van de religie. Want al be-
loofden de hugenoten uit Rochelle, dat zij den Koning
gehoorzaam zouden wezen, er zou toch geen zekerheid
zijn, dat zij, als de oorlog aan Spanje was verklaard, niet
weder in opstand zouden komen. Daarom wilde de Koning
deugdelijke waarborgen hebben van hun trouw in de
toekomst, en zou hun dan ook geen vrede verleenen,
dan op voorwaarde, dat de raad van 48, die vooral
tot verzet aanspoorde, zou worden afgeschaft, dat een in-
tendant van justitie in de stad zou komen, dien men zou
hebben te gehoorzamen, en verder dat alle versterkingen,
die sinds 1560 waren gemaakt, zouden worden afgebroken.
Wilden de bewoners van Rochelle deze voorwaarden niet
aannemen, dan zou de Koning hen daartoe met geweld
dwingen. Aerssen wees den Kardinaal er op, dat uitstellen
hier nadeelig was. De zaken in Duitschland zouden bij
\') Rapport legatie, 1° December 1625.
i\') Ibidem.
67
langer uitstel van Frankrijk verloopen, en vele vorsten
zouden gaan wanhopen; hovendien zou het den Koning
van Denemarken ook te zwaar vallen. En het was ge-
makkelijk gezegd, Rochelle tot gehoorzaamheid te dwin-
gen, maar het zou lang geen gemakkelijke taak zijn
Rochelle te belegeren. Ook weerlegde Aerssen de bezwa-
ren van Richelieu tegen een verbond van het Katholieke
Frankrijk met de protestantsche Republiek. Het was toch
een verbond niet betreffende den godsdienst, maar met
staatkundige bedoelingen, en Hendrik lY had het immers
ook gedaan, en dit had geen tegenwerking of naijver ver-
wekt. De twee staatslieden kwamen nu overeen voorloopig
te onderhandelen over een verbond tegen den Koning van
Spanje voor een bepaald aantal jaren, met de bepaling, dat
men elkander wederkeerig hulp zou verleenen. Dit ver-
bond zou dan geldig zijn, zoodra de vrede met Rochelle
was gesloten. Schömberg en de kanselier waren het hier
ook volkomen mee eens.
Aerssen besluit nu al zijn krachten te besteden aan het
tot stand brengen van den vrede met de hugenoten. Hij
schijnt daartoe ook een geschikte persoonlijkheid te zijn,
omdat hij het vertrouwen heeft van de hugenoten door zijn
godsdienst, en door de hulp van den admiraal de Haulthain,
wiens beleid door Schömberg zeer werd geprezen, dat
van de Fransche regeering. Hij vindt hierin een bondge-
noot in den gezant van Savoije, de l\'Escaille, die een krach-
tig optreden van Frankrijk in Noord-Italië wenscht, en
reeds met de gedeputeerden van Rochelle had onderhan-
deld. Hij had hun aangeraden de voorwaarden voor den
vrede dadelijk aan te nemen, maar hij had bemerkt, dat
ze verdeeld waren, en dat de meerderheid wel tot uiter-
sten wilde overgaan. Hij had opgemerkt, dat zij hunne drie
forten wel zouden willen slechten, als de koning insgelijks
zijne nieuwe versterkingen deed wegruimen.
De gedeputeerden van Rochelle kwamen zelf ook bij Aers-
sen, die hun aanried zich maar in de hooge eischen der
5*
-ocr page 80-68
Fransche regeering te schikken, daar hij bemerkt had, dat
deze niet zou terugdeinzen voor maatregelen van geweld.
De hugenoten zeiden toen, dat zij liever ook wel een
schikking zouden zien tot stand gebracht, maar wanneer
deze voor hen onmogelijk werd gemaakt, dat zij dan niet
tegen een beleg zouden opzien, omdat zij daarvoor van
alles ruimschoots waren voorzien. Zij verzochten Aerssen
om zijne bemiddeling, dat de schepen der Republiek zouden
worden teruggeroepen. De admiraal Haulthain toch was nog
niet vertrokken, en uit de brieven, die hij aan Aerssen
zond, bemerkte deze, dat hij de missive van de Ho.-Mo.
van den 28sten October, waarin hem gelast werd, zoo spoe-
dig als hij maar eenigszins kon, naar huis terug te keeren,
nog niet had ontvangen. Daarom heeft Aerssen hem hier-
van bericht gezonden.
Al spoedig, den 4den December, heeft Aerssen een on-
derhoud met de commissarissen, die door den koning
zijn aangewezen met hem te onderhandelen. Een zeer hel-
dere uiteenzetting, die door Richelieu dan ook zeer gepre-
zen werd, geeft Aerssen hier van den deerniswaardigen
toestand van Europa en van de redenen, die Frankrijk
moeten nopen zich bij Engeland en de Republiek aan te
sluiten. Hij toont aan „wat al irreparable onheylen alle
„de rest van Europe hun onderwerpen, soo den coninck
„van Spaignen voortgaet, sonder "gestuyt te worden, son-
„derling voor Duytslandt, daer uyt hy geit, volck ende
„alle behouften abondantelyck ende boven sufflsantie sal
„becomen, om alle Syne Mats geconfedereerde t\' oppres-
„seren; dat Uwe Ho.-Mo. voor eerst de Spaensche ende
„Liguerische macht t\' samen niet kunnende wederstaen,
„gedwongen sullen worden de sorge van Duytslandt en-
„de \'t vastelandt of te snijden, om alleen hunne stroo-
„men mette zee te mogen behouden; dat Engelandt ins-
„gelycx alleen bij incursiën van vloten den Coninck van
„Spaignen zal kunnen bespringen; dat Denemarck, sich te
„swack vindende, op sijne sekerheijt zal begeren te denc-
69
„ken; dat Sweden alleen den dans niet en sal beginnen;
„dat de Duytse vorsten, ten deelen aireets onder \'t jock
„gewent sijnde, hunne conditiën in de ruïne ende despera-
„tie sullen soucken, soodat de meeste swaricheyt Sijne Mat
„op den hals sal vallen, nae dat hij alle sijne vrienden of
„geconfedereerde sal hebben laten vervallen. Yersoucken
„daerom dat Sijne Mat de alliantie promptelyck gelieve
„aen te nemen, ende helpen dirigeren, of sulcken andere,
„betere, ende sterckere voerslaen, daermet \'t effect, \'t welck
„ons \'t samen noodich is, mochte werden geconsequeert.
„Dat wij geen nieuwicheyt voer en slaen, maer dat Uwe
„Ho. Mo, al van \'t jaer 96 d\' eer hadden gehadt van in
„een offensive ende defensive alliantie van den grooten
„Henric ontfangen geweest te sijn, dat oock denselven Co-
„ninck sorchvuldelyck altijts lettende om de Spaensche
„ambitie te breken, d\' unie in Duytschlandt hadde gemaeckt,
„sich selven daervan hooft hadt gesteldt, ende met Uwe
„Ho.Mo, secretelyck gecontracteert weynich dagen voor sijn
„doot, om de G-eüniëerde Provinciën ende sijn Rijckeaen de
„sijden van sijne Nederlantsche frontieren in volle verse-
„kertheyt te brengen; dat hij sulcx hadt gedaen, sonder de
„Catholiquen te vreesen, of dat hij van eenige derselven
„soude verlaten werden, voor oochmerck hebbende, gelyck
„den Coninck van Spaignen sich aen \'t hooft van de Catho-
„liken was dragende, een tegenbalance met die van de
„Religie te mogen maken, om teffens te beletten datter geen
„alliantien, noch oorlogen van Religie en souden ontstaen,
„waerdoor Spaignen alleen gesterckt, ende alle de reste
„verswackt soude worden. Dat Hendrick den tweeden, we-
„sende een seer Catholiq ende devot Coninck, genegen totten
„vrede meer als yemant van syne voorsaten, die op eenen
„dach over driehondert geconquesteerde plaetsen quitteerden
„om den pays t\'^ herstellen, nochtans de protectie van de
„protestantsche vorsten in Duytslandt hadt aangenomen
„tegens den Keyser, ende den oorlogh in eygen persoon al-
„daer hadt gebracht, om te beletten, dat een soo groot ende
70
„machtich Landt niet en sonde vervallen onder de macht
„van die van Oostenryck, daermet den macht van Vranck-
„ryck verre hnyten gelijckelyck tegens Spaignen sonde ge-
„stelt werden Richelieu had natuurlijk veel bedenkin-
gen tegen de denkbeelden van Aerssen. Hij was bevreesd,
dat de Katholieke Franschen zich bij Spanje zouden aan-
sluiten, zoo een verbond met de republiek tot stand kwam.
De verhouding met Engeland was verder niet al te gunstig,
op het oogenblik, daar verschillende bepalingen van het pas
gesloten huwelijk niet werden nagekomen. Maar toch, en
vooral met het oog op de pas bewezen diensten, zou de
Fransche regeering wel genegen zijn, een verbond met de
republiek te sluiten. Maar natuurlijk moest eerst de kwestie
met Roebelle zijn opgelost. Aerssen meende dat het ver-
standiger zou zijn, zoo spoedig mogelijk vrede te sluiten
op zulke voorwaarden, dat de eer van Z. M. bewaard bleef,
dan zich te wagen aan de onzekere kansen van een zoo
moeilijke belegering. Op verzoek van den Kardinaal noemde
hij de voorwaarden op, waarop de vrede zou kunnen
worden gesloten. De hugenoten moesten hun leedwezen be-
tuigen over hunne rebellie, ze moesten de versterkingen,
die zij , de laatste jaren hadden gebouwd, weder afbreken,
de koning zou in het bezit blijven van de eilanden, onlangs
door hem veroverd, de raad van 48 zou worden ontbon-
den, een koninklijke intendant zou in Rochelle worden
aangesteld, de eisch om het fort St. Louis te raseeren,
moest worden ingetrokken. Men ziet, de voorwaarden, die
Aerssen wil, zijn voor de hugenoten lang niet gunstig, en
vooral de laatste niet. Het fort Louis was voor Rochell ezeer
gevaarlijk, en van het al of niet laten bestaan ervan zou
veel afhangen. „O heyloos Fort/ wat zijt ghij een doodt-
„steeck van Vranckryck" =\'). Toch vond Richelieu de voor-
>) Zie rapport legatie dato 4 December.
2) Manifeste off ontdeckinghe der oorsaecken ende redenen, die
van Rochelle moverende de Wapenen te gebruycken en haer te
71
waarden niet voldoende. Hij vond de eer van Z. M. dan
alleen voldoende bewaard, wanneer de bewoners van
Eochelle beloofden, dat zij alle versterkingen zouden
afbreken. Ondertusschen wilde hij aan Aerssen een door
den koning geteekende acte geven, dat men met de belofte
zou tevreden zijn. Hij zou ook gaarne zien, dat Aerssen
als bemiddelaar optrad, om ook te weten te komen, tot
welke voorwaarden de hugenoten waren genegen. Uit deze
onderhandelingen blijkt voldoende, dat Richelieu de adviezen
van Aerssen hoog op prijs stelde. „Ende mij aen een venster
„van de Camer apart geleyt hebbende, badt mij, dat ick
„hem eens alleen wilde comen vinden, sonder yemanden
„daerbij te brengen, verhoopende, dat wij \'t samen wat goets
„sullen kunnen doen voor Vrankrijck ende vant G-enerael,
„vougende, dat den Coninck ende alle sijne ministers groote
„satisfactie van mijne propositien met de redenen ende
„manieren in \'t voorstellen genomen hadden." i)
Voordat Aerssen nu rechtstreeks met de hugenoten gaat
onderhandelen, heeft hij eerst nog een afzonderlijk onder-
houd met Richelieu verzocht en gekregen, ten einde duide-
lijker te weten te komen, hoeveel deze wilde toegeven om
den vrede met die van de religie gesloten te krijgen. Dit
onderhoud is zeer vertrouwelijk geweest, want de beide
staatslieden hadden elkaar beloofd, „rond uit de borst
sonder achterdenken en niet als ambassadeurs te spreken. 2)
voeghen bij die van de Coninck van G-root-Brittannien. Als mede Copie
van \'sConincks Brieven, aen den Hertoch van Angoulesme, b\\j die
Eochelloysen achter-haelt. En tot naerder onderrechtinghe van hare
staet, d\'Eedt van den Coninck van Vranckyck, Louys de XI, de stadt
Rochelle ghesworen. Mits gaders d\' Oratie van Monsieur Becker
ghedaen in de Raedt van Rochelle weghens d\'Enghelsche Vloot op
\'t Eylandt de Ré ghearrlveert. Ende nu trouwelyck in \'t neder-
duytsch over-gheset. Nae de copie ghedruckt binnen Rochelle met
toelatinge van den Raet. Kon. Bibl. pamflet 3730.
M Rapport legatie 4 Dec.
Rapport legatie 7 Dec.
-ocr page 84-72
Richelieu heeft toen ook een overzicht gegeven van de
toestand van Europa. \') Hij heeft het eerst over Engeland
gehad, den machtigsten bondgenoot, naar \'t scheen, maar
inderdaad zeer weinig vertrouwbaar, Engeland had geld-
gebrek, en het Engelsche volk had niet zoo veel belang
bij de algemeene Europeesche zaak om vrijwillig geld
bijeen te brengen. Als de Paltz weder wordt terugge-
geven, zal Engeland tevreden zijn, en zich terugtrekken.
De slechte verhouding tusschen Frankrijk en Engeland
deed ook niet veel samenwerking van deze landen ver-
wachten. Wat de Hollandsche republiek betrof, van haar
slechte toestand meende Richelieu aan Aerssen niet veel
behoeven te vertellen. Denemarken was ook al niet in
staat om op eigen beenen te staan, en zou, na een goed
accoord met den Duitschen keizer, zijn bondgenooten 2) in
den steek laten. Zweden was insgelijks zwak, en daaren-
boven gewikkeld in een oorlog met Polen. De Duitsche
vorsten waren geheel uitgeput, daar zij alles in het begin
van den oorlog hadden verloren. In Italië hield Venetië
zich onzijdig, terwijl het juist door zijn rijkdom zooveel
nut kon aanbrengen. Van Savoye was ook al zooveel als
niets te verwachten. In \'t kort dus zou alles voor rekening
komen van Frankrijk, en daartoe was het rijk nu niet in
staat, en bepaald gevaarlijk vond Richelieu het, zich met
deze Europeesche aangelegenheden rechtstreeks te bemoeien,
zoolang hij niet zeker was van de binnenlandsche rust.
Hij wilde, dat in Rochelle voornamelijk 3 forten moesten
worden geslecht. Wanneer dat gebeurd was, zouden de
hugenoten niets meer te vreezen hebben.
1) Zie, in betrekking tot dit overzicht, de missive van hem aan de
Blainville, den engelschen gezant, van 18 Nov. 1625, te vinden in
Lettres du cardinal de Richelieu, p. 145.
Buckingham v?as toen juist in Holland om de republiek over te
halen zich aan te sluiten bij het verbond tusschen Engeland en
Denemarken. De Staten-Generaal deden dit den 9den December, en
verbonden zich maandelijks aan Denemarken 50000 gld. te geven.
73
Door een onderhoud met den heer Auquerre\') werd
Aerssen nog meer er toe gedrongen met de hugenoten te
onderhandelen over den vrede, ofschoon hij het betreurde,
dat hij niet meer vertrouwen had bij hun gedeputeerden.
Drie van de laatsten hebben den Qden Dec. hun opwach-
ting bij Aerssen gemaakt, en verklaard, dat men in Ro-
chelle nooit zou overgaan tot het slechten der forten, indien
de Koning de versterkingen rondom de stad ook niet liet
opruimen. Aerssen ried hun aan, deze zaak niet zoo licht-
vaardig te behandelen, maar kalm te overwegen. Zij moes-
ten bedenken, dat er zoovele nadeelen uit hunne halsstar-
righeid zouden voortkomen, daar de algemeene vrijheid in
Europa verloren zou gaan. Mocht het later noodig blijken
te zijn, dan konden zij immers toch die versterkingen
weder opbouwen. Aerssen kon alleen van hen gedaan
krijgen, dat zij nog 14 dagen zouden wachten, en in dien
tijd naderen last uit Rochelle vragen. Op de gestelde voor-
waarden toch den vrede te sluiten, dorsten zij niet voor
hunne verantwoording te nemen.
Het bleek dat de gedeputeerden Aerssen niet vertrouw-
den, en meenden, dat hij te zeer op de hand van den
Koning was. Aerssen was ook voorzichtig, want toen zij
hem den lOden December kwamen vragen aan de regee-
ring van Rochelle te schrijven, om deze tot den vrede te
bewegen, heeft hij geweigerd dit te doen.
Hij wanhoopte echter niet aan den vrede, want den llden
December zond hij een zeer uitvoerig ontwerp-verdrag aan
den Kardinaal, naar aanleiding van het laatste onderhoud,
dat hij met dezen had gehad. Dit belangrijke stuk is hier
achter als bijlage opgenomen, omdat het juist in zijn geheel
voor de groote staatsmanstalenten van den heer Van Som-
melsdyck pleit.
Aerssen verlangt ook zeer naar de komst van de En-
gelsche gezanten, opdat er meerder drang èn op de huge-
\') Rapport legatie, 9 Dec.
-ocr page 86-74
noten, èn op de Fransche regeering kon worden uitgeoefend.
Maar het bleek hem, dat men Buckingham, die in Holland
was, dus van daar gemakkelijk naar Parijs kon komen,
liever niet aan het hof zag. Dit had men hem ook te ken-
nen gegeven, hetgeen Aerssen zeer betreurde, want men
had moeten begrijpen, dat men tegen een machtig man,
als den hertog van Buckingham, niet kon zeggen, dat men
zijne komst minder aangenaam zou vinden. Richelieu heeft
dit dan ook begrepen, en aan Aerssen gevraagd, of deze
den Britschen gezant wilde schrijven, dat dit alles op een
misverstand berustte O* De hertog zou integendeel zeer
welkom zijn en met alle mogelijke eer worden ontvangen.
Ofschoon Aerssen hierin dus niet teleurgesteld werd, vond
hij toch, dat het maar goed voor hem zou zijn heen te gaan,
want het uitzicht, dat de vrede met Rochelle spoedig zou
gesloten worden, werd hoe langer hoe donkerder, ondanks
dat Karei I in een brief aan den hertog van Chevreuse op
hoogen toon dien vrede eischte.
Richelieu toch had bij de bestaande voorwaarden weer
nieuwe gevoegd. Als Aerssen hem betoogde, dat dit niet
aanging, en als het eenige middel aanbeval, dat een acte
van Z. M. zou gegeven worden, dat binnen korten tijd
het fort St. Louis zou geslecht worden, mits dan de ver-
sterkingen van Rochelle dadelijk zouden worden opgeruimd,
„andersints dat icker geen mouwen meer en wisten aen
„te zetten, ende dat daerdoor alle occasien buyten verloren
„gaen, ende \'t vier in alle houcken van \'t Rijk, ontsteken sal
„werden beweerde hij „rotonde ende met eenen grooten
„eedt" dat het hem onmogelijk was om op andere voorwaar-
den, dan die voorgedragen zijn, den vrede te teekenen.
Men wilde bepaald in Parijs oorlog, en er was reeds een op-
loop ontstaan, toen het bericht verspreid werd, dat de vrede
was geteekend. Richelieu wilde den vrede, „wenschend
1) Rapport legatie, 13 Dec.
Ibidem.
-ocr page 87-75
„dien met sijn bloet te mogen coopen", maar hij alleen
kon dien niet bewerken. Hij was in Rome toch al „in
schandale", en de geestelijkheid ging heftig tegen hem te
keer. Toch verzocht hij Aerssen met zijn bemoeiingen voort
te gaan, om den vrede te bewerken, want „hij en hadt
„niet van Roomen als den Cardinaels mutse, maer soude
„altijts een Fransch herte ende de vromicheit van een
„Edelman betrachten."
Ondertusschen vergat Aerssen niet een ander doel van
zijn komst, nl. om aan te dringen op een spoedige uitbeta-
ling van de achterstallige gelden, die Frankrijk volgens ver-
drag aan de Republiek schuldig was. Hij bracht daarom ver-
schillende bezoeken aan Schömberg, d\'Herbault en den
kanselier. Van allen vernam hij, dat men zijn tusschen-
komst, om den vrede te bevorderen, zeer toejuichte, en dat
men er ook goede verwachtingen van had Ook prees
men zeer de bekwaamheid van den admiraal d\'Haulthain.
„L\'amiral Haulthain nous a si dignement et fidellement servy
„au combat de notre armée navale contre celle du Sr, de
1) Merkwaardig is wat de kanselier zegt, hoe du Maurier indertijd
had getracht de republiek in minachting te brengen, „als geen macht
„hebbende als van buyten, die alse willen hun daervan kunnen meester
„maecken, datse noch geit, noch ordre, noch resolutie, noch belebt,
„noch confidentie ondei- den anderen en hebben, vol factiën, gedeelt
„in veel religiën, genegen tot corruptiën, ende selve opeters van de
„gemeyne middelen; meynende Syne Mat af te leyden van syne
„ouwe affectie, hebbende dese schoone oratie door den Marquis van
„Vieuville doen aen Syne Mat in vollen Raedt." De Kanselier was
daar tegen opgekomen en had gezegd: „dattet particuliere passiën
„van du Maurier ende eenige andere ministers waren geweest, die
„sulcken porsuasien int verstant van Syne Mat sochten in te scherpen
„om te decken d\'onwyse proceduren, diese hadden gehouden, hebbende
„d\' heer prince van Oranje metten ganschen staet gesocht over rugge
„te werpen, om een quade factie, ende die onder de voet lach, te
„favoriseren, daer nochtans alle Coningen gewoon sijn de handt te
„bieden aen den staet, die by zich selven bestaet, ende niet aen de
„factie, indien sy genegen sijn de publique authoriteyt te helpen
^.mainteneren " Rapport legatie, 16 Dec.
76
„Soubise et de Rochelois rebelle i)." Dit laatste was wel niet
goed overeen te brengen met een brief vol klachten, dien
Aerssen van den admiraal ontving, over den ondank,
waarmee hij beloond werd. Hij wachtte ook nog steeds op
verlof van den Koning, om naar huis terug te kunnen
keeren. Aerssen antwoordde hem, dat ondank meestal het
loon is voor veel moeite. Hij betreurde het, dat de admiraal
niet terstond, toen hij het bevel van de Staten-Generaal
had ontvangen, de terugreis had aanvaard, daar hij dan van
een vroeger consent van den Koning had kunnen gebruik
maken.
De kwestie met Roebelle werd nu in de eerstkomende
dagen niet veel verder gebracht, daar men wachtte op een
koerier van die stad. Men was ook zeer ontevreden over de
handelingen van de vrouw van Rohan, die veel beloofde,
maar zonder dat zij daartoe volmacht had, en daardoor
den vooruitgang der zaken niet weinig vertraagde. Madame
de Rohan wilde nl. de eer van het sluiten van den vrede
laten behalen door haar echtgenoot, en wilde daarom niets
weten van de tusschenkomst van den gezant van Savoye
en anderen. Het bleek ook, dat de hugenoten in Roebelle
bepaald den oorlog wenschten, maar dat hun geloofsgenoo-
ten buiten die stad zich daartegen verzetten, en er zelfs
aan dachten om deze oorlogzuchtige stad uit hun verbond
te zetten. Dit uitstel was natuurlijk voor Aerssen zeer
onaangenaam, daar hij daardoor voortdurend gedwongen
werd zijn verblijf in Parijs te rekken, zonder het doel van
zijn zending maar eenigszins meer nabij te komen. En
bovendien bestond de mogelijkheid, zooals de gezant van
Savoye vermoedde, dat de Fransche regeering zich onder-
tusschen tot den oorlog voorbereidde.
Een nieuwe wolk deed zich nu voor aan den gezichtsein-
\') Brief van Lodew. XIII, 1 Oct. 1625, aan de Staten-Generaal. De-
pêches d\'Hollande II, 56 b. meegedeeld door Vreede. Inl. Gesch. Ned.
Diplom., 2de ged. 2de stuk, p. 74 noot.
77
der. Toen Aerssen nl. den heer van Auquerre bekend maakte
met den wensch van de Staten-Generaal over de terugkomst
van de Haulthain, vernam hij, dat de koning waarschijnlijk
aan dat verlangen niet zou voldoen. De admiraal was ver-
plicht te blijven tot in Januari. De koning was bovendien
van plan om van de Staten-Generaal 6 schepen te koopen
uit de vloot van de Haulthain, en nog anderen, die in Amster-
dam gemaakt werden. Z. M. vertrouwde dat de Ho. Mo.
zich niet zoo ondankbaar zouden toonen, om dit niet toe te
staan. Aerssen vermoedde dadelijk, dat de Staten-Generaal
zich hiertegen zouden verzetten, en dat dit wel eens on-
1) Dat Aerssen dit goed inzag blijkt uit de volgende uittreksels van
de Eesoluties van de Ho. Mo.
5 December 1625.
Syn de weder gerapporteert dat Syne Extie. een missive den 30en
November lestleden ontfing van den Heer van Languerack, soude goet
vinden dat aenden selve heer van Languerack ende den heer van Som-
melsdyck soude werden gescribeert, dat zij om de tegenwoordige voet
van schepen souden hebben excuseren het vercoopen van 7 of 8 sche-
pen uyt de vloot van den heer van Haultain. Maer bialdien den
Coninck hier te Lande andere schepen soude willen doen copen, dat
daerover alle behulp soude worden bewesen; hebbende haer Ho. Mo.
hun oock daermede geconformeert.
10 Decembor 1625.
Synde geproponeert datte heer Ambassadeur van Vranckryck ver-
souckt resolutie, of den Coninck sal mogen copen zes schepen uyt de
Vloote van den heer van Haultain, sijn gecommitteert de Heeren
Essen, Pauw ende Boetselaer om \'t selven mette beste redenen t\' ex-
cuseren, dewijl \'t Landt in de tegenwoordige constitutie ontbloot
sijnde van schepen deselve ten hoochsten van doen heeft, zooals mede
den 5<ien deser is geresolveert.
11 December 1625.
Sijnde by de Heer Essen gerapporteert dat de heer Ambassadeur
van Vranckryck opte excuse van wegens haer Ho. Mo. gedaen ten-
wegende vant copen van ses scnepen, geantwoort heeft dat hü freest,
datte selve excuse geinterpreteert sail werden te procederen of uyt
onwille, \'t welck hij niet en vertrout, ende evenwel daerop miscon-
tentement sail connen geven, of uyt onmacht, \'t welck desen staet
ondienstlch sali sijn, dewijl den Coninck anders geen assistentie
uyt dese Landen hebbende te verwachten als van schepen soude van
78
aangename gevolgen kon hebben. D\'Auquerre beklaagde
zich er al over, dat de republiek niet genoeg eerbied betoonde
aan haar bondgenoot, die zooveel voor haar deed. De Ho. Mo.
hadden toch buiten voorkennis van Z. M. een offensief en
defensief verbond met Engeland gesloten, en kwamen nu
maar eenvoudig bericht van dit feit brengen, met de vraag
of men er ook bij wilde zijn of niet i). Dit wekte bij som-
migen de achterdocht op, of de republiek soms andere ge-
heime plannen had. Men vertrouwde Aerssen ook niet
ten opzichte van de hugenoten, die op de tijding van zijn
komst „d\' ooren hadden beginnen op te steken, ende daer-
„nae (hem) verwacht hebben als hunnen Messias." Zoo ge-
makkelijk als voor Aerssen in het begin zijn taak scheen,
bleek zij dus inderdaad niet te zijn.
Al spoedig werd Aerssen bij den Kardinaal geroepen,
dien hij zeer vertoornd vond over het vertrek van d\'Haul-
thain en over de weigering van de Staten-Generaal, om aan
den Koning 6 schepen te verkoopen. Door het vertrek toch
der Hollandsche schepen, was de positie van den Koning
tegenover Rochelle zeer verzwakt, terwijl hij geen tijd had
om te wachten op schepen, die nog in .Amsterdam moesten
worden gemaakt. De Staten-Generaal waren verplicht om
hulp te verleenen, en indien zij hierin nalatig werden, dan
de Landen connen veralieneeren, als hem ingebeelt wierde derselve
onmacht in schepen, ende dat daeromme deselve heer Ambassadeur
goet vindt, dat haei Ho. Mo. last geven aende heeren Ambassadeurs in
Vranckryck synde, deselve excuse bij den Coninck te doen, presente-
rende naer behooren te seconderen Waerop gedelibereert synde is goet
gevonden dat hetselve de heeren van Sommelsdyck en Languerack
sail werden aengeschreven, met last om mette beste reden over de
voors. saecke excuse te doen.
1) D\'Espesses ontvangt ook den last dit aan de Staten-Generaal te
zeggen : „Leur fera entendre qu\'il y a grande difference de proposer
„au Roy des choses faites ou à faire; que communiqur un dessein et
„ne vouloir rien faire sans son avis, obligera Sa Magesté, au lieu
„que luy proposer une chose faite, elle feroit le contraire.
(Vreede. Inl. gesch. Ned. Dipl. tweede ged. tweede druk, p. 87 noot.)
-ocr page 91-79
zou de Koning ook moeten ophouden met de aanzienlijke on-
dersteuning, die zij van hem ontvingen. Richelieu wenschte,
dat Aerssen aan den admiraal terstond zou schrijven, dat
hij nog zou blijven ten eind nadere bevelen af te wachten.
Hij vond, dat de republiek in naam tegen de Spaansche
ambitie wilde optreden, maar inderdaad het beschermen
van die van de religie bedoelde.
Aerssen, die om een rond en duidelijk antwoord werd
gevraagd, opdat de Fransche regeering zou weten, wat
haar te doen stond, heeft zooveel mogelijk de Staten-Gle-
neraal verdedigd. Het bevel aan d\'Haulthain was al lang
geleden door de Ho.Mo. gegeven, en dit was door den
Koning goedgekeurd, en Aerssen had er op zijn eerste
audientie ook geen aanmerkingen over gehoord. Dit was
begrijpelijk, want d\'Auquerre had Aerssen meegedeeld „dat
„Sijne Mat in de eerste audientie niet dan complimenten
„had verwacht, maer daernae sij bevonden heeft dat wij
„de deure al vrij wijt geopent hadde om hem te laten sien
„op wat last wij hadden te besoigneren i)." De Staten-G-e-
neraal hadden de vloot noodig voor de verdediging van
hunne kusten, en hadden volstrekt niet gemeend Z. M.
in iets te beleedigen, daar deze in den wintertijd toch niet
veel nut van de vloot zou hebben. De schepen hadden ook
aan allerlei dingen gebrek, en konden, als zij weder beter
waren uitgerust, naar Frankrijk terugkomen. Aerssen zeide,
dat deze zaak volstrekt geen reden gaf, om de republiek
van onedele praktijken te verdenken. Men was veel te
veel overtuigd, dat de vriendschap van Frankrijk onmis-
baar was. Aerssen weigerde dan ook d\'Haulthain te schrij-
ven, dat hij zijn vertrek zou uitstellen. Hij wilde welaan
de Ho.Mo. schrijven, dat zij het verkoopen der schepen
zouden toestaan, Hij ontving evenwel toen juist bericht
van de resolutie van 11 December, waarbij hem gelast werd
de weigering zooveel mogelijk te verontschuldigen.
\') Rapport legatie, 4 Dec.
-ocr page 92-80
Deze kwestie liad voor Aerssen al zeer onaangename
gevolgen. Bij zijn komst was men vol lof over de hulp,
die d\'Haulthain had bewezen, en roemde men om strijd de
welwillendheid van de Staten-Generaal jegens de Fransche
regeering. Maar nu had men reden om ontevreden te zijn.
En wat het ergste was, men scheen een middel in de
hand te hebben om de Ho.Mo. te dwingen den wil van
Frankrijk te doen. De republiek had n 1. nog belangrijke
sommen te innen volgens het verdrag van Compiègne, en,
zoo sprak Richelieu i), het geld lag gereed, maar zou niet
eerder worden afgezonden, voordat de republiek had toe-
gegeven. En al wist Aerssen zeer goed, dat het geld niet
bepaald gereed lag, toch moest deze bedreiging hem tot
nadenken stemmen. Maar aan den anderen kant moest hij
toegeven, dat de Fransche regeering recht had zich over
de republiek te beklagen. De Hollandsche vloot w^as
aangenomen voor 18 maanden, en daar waren er nauwe-
lijks 9 van verstreken. Daarbij kwam, zooals de Markies
de Rouillaq aan Aerssen meedeelde 2), dat Buckingham
zich in den Haag had uitgelaten over de plannen van
Engeland, die alles behalve vredelievend waren. Karei I
had n.1. verklaard, dat, nu al zijn pogingen om den vrede
in Frankrijk te doen sluiten, mislukt waren, hij besloten
had, om Rochelle met levensmiddelen en allerlei andere
behoeften bij te staan.
Aerssen deed nog een poging om Richelieu alleen te
spreken te krijgen, ten einde het gedrag van de Staten-
Generaal te verontschuldigen, maar dit gelukte hem niet®).
1) Rapport, 22 December.
Rapport legatie 24 December.
Aerssen werd door Richelieu, bij wien verschillende personen
tegenwoordig waren, gebracht „tot in syn badtcamer, daer den ketel
„met het water over \'t vier op eenen trees ende de badtcuype al
„gereet stondt." Aerssen bemerkte echter dat Richelieu ongerust er over
was, dat de andere heeren ontevreden zi,in zouden over dit particuliere
onderhoud, en verzocht daarom den Kardinaal hen ook maar binnen
te laten komen, wat deze dadelyk deed. Rapport legatie 24 Dec.
81
Wel spreekt de Kardinaal den wensch uit, dat de vrede
spoedig gesloten moge worden, daar het meer dan tijd is om
tegen Spanje op te treden.
Men spant Aerssen ook nog eenen strik. Hem was n.1.
medegedeeld, dat de Koning het niet goed zou vinden, als
hij brieven aan den admiraal zond. En nu komt den
27sten December de „sergeant maior van de Armée Navale"
hem vragen, of hij soms brieven had voor Haulthain, naar
wien hij heen ging. Aerssen doorziet den toeleg en weigert.
De Fransche regeering had echter nog ernstiger reden
om op de Hollanders vertoornd te zijn. Er kwam n.1. tijding
in Parijs, dat zekere Kapitein Quast, op bevel van de Ho.
Mo. van 14 November, met zijn schepen Plymouth had
verlaten, en naar Duinkerken was gegaan. Hij had de vlag
van den Franschen koning neergehaald, en er de oranjevlag
voor in de plaats geheschen, en ook had hij duizend ä
twaalfhonderd Franschen, die op zijne schepen waren, aan
de kust gezet, en hen aan allerlei ellende overgelaten, en
dat, niettegenstaande het bevel van den Koning. Nu kon
men toch niet anders denken, of de Staten-Generaal hadden
openlijk partij gekozen voor de hugenoten en dat zij
zich geheel lieten leiden door den hertog van Buckingham
Overal, waar Aerssen dan ook komt, geeft men zijne
groote ergernis over dit feit te kennen, en is men over-
tuigd, „dat dit rappel alle de saken over rugge quam te
werpen." En juist in het begin van het nieuwe jaar komt
de heer Clercq uit Engeland in Parijs met allerlei
1) Auguerre zeide ook aan Aerssen, ,dat hij niet en kost be-
„dencken of \'t was geschiet met versoek ende gemeyne deliberatie
„om die van Rochelle te stijven". Rapport legatie 30 Dec.
In de Mémoires van Richelieu wordt het bevel tot terugkeer
van den admiraal Haulthain geheel toegeschreven aan Bucking-
ham, die uit ontevredenheid tegen Richelieu, de Ho. Mo. daartoe zou
hebben overgehaald. Mém. de Rich, t II, p 507.
Zie over Henri, Auguste, de la Ville — aux-Clercs : „Lettres
du cardinal de Richelieu p. 39 note.
5
-ocr page 94-klachten van den Engelschen koning over het gedrag van
de bedienden van zijne vrouw. En hoewel een buitenge-
woon gezant van Venetië, n.1. Contarini, dien dag in Parijs
aankomt, met het doel den vrede met de hugenoten te be-
vorderen, en aan te dringen op een oorlog tegen Spanje,
aan samenwerking is voorloopig toch niet te denken. Het
is dan ook te vreezen, dat Frankrijk zich vooreerst onzijdig
zal houden, om in de eerste plaats de oproerige hugeno-
ten tot gehoorzaamheid te dwingen. De gezant van Savoye
deelt Aerssen zelfs meê dat de onderhandelingen, die in
Rome gevoerd worden om den vrede tusschen Frankrijk
en Spanje te sluiten, reeds vrij ver gevorderd zijn, en dat
men het alleen nog niet eens is over de passage van Italië
naar Duitschland. Ook is het grootste gedeelte van de
omgeving van den Koning voor een oorlog tegen Rochelle.
Men dringt er bij Aerssen wederom op aan, dat hij aan
Haulthain tegenbevel zal zenden, maar hij weigert dit te
doen, en verdedigt zoo goed mogelijk het gedrag van zijn
lastgevers. De Koning, zegt hij, had toch reeds 20 October toe-
gestaan, zooals Langerak had geschreven, dat de schepen
naar de Middellandsche Zee mochten vertrekken, en nu
de Duinkerkers aan onzen handel groot nadeel toebrachten;
nu hadden de Ho. Mo. het voor \'t beste gehouden, dat de
Haulthain hulp kwam verleenen. Zij hadden geen bericht
ontvangen, dat de Koning zijn vroeger gegeven toestemming
had ingetrokken. Daar is dus, volgens Aerssen, volstrekt
geen reden om kwade vermoedens tegen de republiek te
hebben. Bovendien is er geen sprake van, dat Buckingham
de Ho. Mo. tot dit besluit heeft overgehaald, daar deze
den 20sten November in den Haag was gekomen, en het
besluit tot terugkeer van Quast reeds den 14<ien November
was genomen. Ook voor het gedrag van den kapitein Quast
weet Aerssen allerlei verontschuldigingen te vinden. Als
Richelieu b.v. Aerssen meedeelt, dat Quast de Franschen
») Rapport legatie 30 Dec.
-ocr page 95-95
op ruwe wijze van zijn schepen heeft gezet, en aan hun
commandant., den heer van Manty, beleedigende woorden
heeft toegevoegd, zegt Aerssen: „dattet zeevolck wat rouw
„is, ende gewoon simpelyck ende promptelyck hunne
„overheyt t\' ohedieren; hadde hij daerm haestich geweest^
„dat hem dat wel kon afgenomen worden, ende wattet
„qualyck spreken belanckt, dat sulcx niet en is te ver-
„schoonen, als hij daerin sich soude hebben misgrepen;
„edoch dattet mogelyck een misverstant sal zijn, omdat
„de talen verscheijden sijn, ende dat men malkanderen
„qualyck verstaen en hebben, i)
Ondertusschen waren de gedeputeerden van Rochelle
eindelijk met eene nieuwe lastgeving in Parijs gekomen.
Ze hadden last om den vrede te sluiten, maar niet op alle
voorwaarden, die de Koning maar zou willen stellen. In
geen geval zou men in de hugenotenstad tot het slechten
van de versterkingen overgaan, als de Koning het fort St.
Louis ook niet deed wegruimen.
De gedeputeerden brachten het officieele stuk mede, waar-
bij Hendrik IV hun het recht had gegeven om hun stad
te „fortifieren."
Dus veel kans om tot een gunstig resultaat te komen
scheen er niet te zijn. Toch verzekerde Richelieu aan Aerssen,
„op zijn eer en zaligheid," dat hij den vrede wenschte,
maar dat het wel moeilijk zou gaan dien te doen sluiten,
daar men van weerskanten vol achterdocht was. Hij vond
het goed, dat Aerssen niet officieel namens de Fransche-
regeering met de gedeputeerden zou onderhandelen, want
daardoor zouden de katholieken weer geërgerd worden^
maar wel kon hij voorloopig onderzoeken, of de hugenoten,
van plan waren hunne voorwaarden nog iets te wijzigen^
of niet.
De Hollandsche gezant deed, wat men van hem verlangde,
maar het bleek, dat hij weinig hoop kon koesteren met
\') Rapport legatie 17 Jan.
-ocr page 96-84
een goeden uitslag zijn bemoeiingen bekroond te zullen
zien. Immers de gedeputeerden hadden „met groote eeden
„gesworen anders geenen last noch instructie te hebben,"
en konden daarom in niets toegeven. Het scheen echter,
dat ze tegen eene kleine onwaarheid niet opzagen, want
toen hun aangezegd werd, dat zij dan maar dadelijk weer
heen moesten gaan, hebben zij 2 ä 3 dagen uitstel ver-
zocht, om met hunne vrienden te overleggen. Ze zouden
dan hun uitersten last zeggen. Men heeft hun dit toegestaan,
ofschoon er dringend bij den Koning op werd aangedron-
gen toch niet langer naar deze oproerige en halsstarrige
ketters te luisteren.
Aerssen bezocht nog eens den Kardinaal om hem toch
te sterken in zijne meening, dat de binnenlandsche vrede
voor Frankrijk en Europa het eenig wenschelijke was,
„dat hij doch sijne wijsheit door de hitsicheyt van an-
„ deren niet en wil laten beswij eken, maar dezelve met
„courage stijven, om zoo een goet werck voor gans Europa,
„ende Sonderling voor den dienst van Sijne Mat. te
„wege te brengen, moetende getroost wezen, dattet goet
„soowel als \'t quaet, ende \'t quaet wederom als \'t goet
„hem alleen sal geweten worden, sijne wijsheijt, beleijt
„ende credit bij den Coninck overal gerenommeert ende be-
„kent sijnde" Beide partijen moesten elkander wat toege-
ven, zeide hij, dan eerst kon men tot een resultaat komen.
Richelieu, die ook weer uitdrukkelijk verklaarde, dat hij
den vrede zoo veel mogelijk wenschte te bevorderen, meende,
dat de Koning alleen een eervollen vrede kon sluiten. De
halsstarrigheid van de bewoners van Rochelle was alleen
de oorzaak ervan dat men nog niet verder was gekomen. De
vrede zou al lang gesloten zijn, als men in Rochelle de bui-
tenwerken maar wilde slechten. In dit laatste geval zou
Schömberg zelfs voor den vrede wezen, en zou de invloed
van den Kardinaal de Rochefoucault, die uit blinden ijver
\') Rapport legatie 17 Jan.
-ocr page 97-85
niets vuriger wenschte dan den oorlog, gebroken zijn. Hij
gaf nu het volgende middel aan de hand om beide partijen
tevreden te stellen. De Koning zou nl. toestaan het af-
breken van het fort St. Louis, als in Rochelle alle ver-
sterkingen werden weggeruimd, en wanneer men daar alle
verdere voorwaarden, die de Koning zou stellen, zou goed-
keuren. Ondertusschen zou Z. M. een acte teekenen, waarbij
hij verklaarde het fort nooit te zullen afbreken. Hiermede
zouden dan de katholieken worden gerustgesteld. Aerssen
meende, dat dit voorstel niet zou worden aangenomen, en
had een ander plan, nl. de bewoners van Rochelle zouden
er in toestemmen, dat de Koning alle versterkingen deed
afbreken om daardoor hun berouw te toonen, en aan hun
wettigen vorst de verschuldigde eer te bewijzen, De Koning
zou daarna zijne tevredenheid hierover betuigen, maar ook
verklaren, dat hij het niet raadzaam vond een zoo be-
langrijke zeehaven van verdedigingsmiddelen te berooven,
en daarom zou hij de versterkingen laten bestaan. Men
bemerkt, dat het voorstel van Aerssen veel eerlijker en ook
practischer was dan dat van den Kardinaal, die dit ook
zelf erkende, en beloofde er zorg voor te dragen, dat wan-
neer de vrede zou zijn gesloten, alle eer aan Aerssen daar-
van zou worden toegebracht.
Niet veel invloed had echter de heer van Sommelsdyck
op de gedeputeerden, die hij bij zich liet komen. Hij toonde
hun uitvoerig aan, welke gevaren Europa bedreigden, hoe
de hulp van Frankrijk voor de verbonden mogendheden,
Engeland, Denemarken en de Republiek onmisbaar was, om
tegen het huis Habsburg de algemeene vrijheid te verde-
digen. De Koning had groot gelijk, meende Aerssen, om
eerst zijne binnenlandsche zaken te regelen, eer hij een
buitenlandschen oorlog begon. Maar de Koning wilde de
kwestie met Rochelle niet door een oorlog uitmaken, en
had daarom goedgevonden, dat Aerssen als tusschenpersoon
optrad tusschen hem en de hugenoten om den vrede te
bevorderen. Hij deelde hun nu zijn plan mede, en drong
86
er op aan, dat zij niet langer op het slechten van het fort
St. Louis zouden aandringen. Men kon hem vertrouwen,
zeide hij, want al had de Haulthain tegen hen gestreden,
hij, voor zich zelf, had toch meermalen getoond het belang
der hugenoten altijd voor te staan.
Tevenin antwoordde namens zijne mede-gedeputeerden.
Hij zeide, dat Schomberg hun zeer hard had toegespro-
ken en bedreigd, dat als zij niet dadelijk zeiden, hoe-
veel zij volgens hun lastbrief konden toegeven, hij er
dan voor zorgen zou, dat zij dadelijk hun paspoort zouden
ontvangen. Zij konden onmogelijk er in toestemmen, dat
het fort St. Louis zou blijven staan, en dat zij hunne
eigen versterkingen moesten afbreken. Zij zagen ook niet
tegen den oorlog op. Men had hen al zoo dikwijls bedrO\'
gen door beloften, die hun wettig waren gedaan, zoodat zij
ook niets geen vertrouwen meer hadden in eene verklaring
van den Koning, dat hij hunne versterkingen zou doen
blijven bestaan. De gedeputeerden gaven aan Aerssen eene
copie van hunne instructie, die hier achter als bijlage Hl
volgt.
Er was wel haast bij deze onderhandelingen, want de
Spaansche gezant in Parijs legde overal bezoeken af, en deed
zijn uiterste best om den vrede met Spanje te doen sluiten.
Aerssen vernam zelfs, dat de gezant ook bij Richelieu was
geweest, en dat deze zou gezegd hebben, dat als de vrede
met Rochelle niet werd gesloten, dan dadelijk met Spanje
zou worden onderhandeld, „opdat \'s Conincx macht op
„twee plaetsen moetende gebrocht ende gebruykt werden,
niet te swack en sij
G-elukkig voor Aerssen ontving hij den llden Jan. be-
richt, dat Buckingham niet in Parijs zou komen, maar dat
in zijne plaats zouden gezonden worden de graaf van Hol-
land en de hertog van Carleton. Door de medewerking van
deze gezanten toch zou de taak van Aerssen, om den vrede
\') Rapport legatie 17 Jan.
-ocr page 99-87
met de hugenoten te bevorderen, zeer worden vergemakke-
lijkt, en zou hij dus spoediger kunnen beginnen zijn eigen-
lijken last in Parijs ten uitvoer te brengen.
Richelieu zelf begon aan het sluiten van eenen vrede te
wanhopen. Hij werd in dezen tijd dan ook zeer verdacht,
en zijne geloofsgenooten zagen in hem een groot vijand der
katholieke kerk. Hij liet Aerssen een pamflet lezen,
waarin hij zeer werd uitgemaakt, en hem alle rampen
werden verweten. \'tWas dan ook te begrijpen, dat het hem
moedeloos maakte al dat tegenwerken van verschillende
zijden. „Ick bent moede, ende en wil mij mette saecke
„niet meer moyen; \'t mach oock gaen, soot wil. Wij trac-
„teren hier ende de vrouw van Rohan seijt clear uyt, dattet
„al te vergeefs is \'t geen wij doen, soo men metten Her-
„toch niet en tracteert, want al waren al d\'andere leden
„t\' samen tevreden, dat hij alleen den oorloch wil blijven
„voeren, totdat hij ende sijne Raden contentement sal
„hebben ontfangen Aerssen trachtte hem eenigzins uit
deze neerslachtige stemming op te beuren, en wist hem
eindelijk over te halen het volgende plan goed te keuren.
Aerssen zou eene audientie aanvragen bij den Koning en
Z. M. uitleggen, hoe noodzakelijk de vrede voor Frankrijk
was. Hij zou den vrede „eenichsints smaeckelyk" maken.
Daarom moest de Koning ook wat toegeven, en op verzoek
van de Staten-Generaal, die aan Frankrijk zulke goede
diensten onlangs hadden bewezen, er in toestemmen, dat
het fort St. Louis zou worden geslecht. De Ho. Mo.
zouden dan verder voor de gehoorzaamheid der hugenoten
instaan. D\'Auquerre, aan wien Aerssen dit plan meedeelde,
vond het ondoenlijk. Hij hoopte Aerssen nog eens te ont-
moeten in het veroverde Rochelle, om daar dan een krach-
tig verbond met de Republiek te sluiten. Aerssen meende
\' ..Problematicae questiones disputandae in Sorbona sub magisterio
cardinalis de Richelieu seu Rupella." Rapport legatie 12 Jan.
ibidem.
echter, dat het veel verstandiger was om., door het een en
ander toe te geven, groote rampen te voorkomen. Dit had
Hendrik IV ook meermalen gedaan, en de uitkomst had
bewezen, dat hij goed had gehandeld.
Aerssen vroeg dadelijk audientie aan, opdat de vrede
zou gesloten zijn voor de komst van de Engelsche ge-
zanten. Hij was vol moed en blijde verwachting, dat het
hem eindelijk zou gelukken, den vrede te bewerken. Hij
deed dan ook den Koning een omstandig verhaal, maar
deze gaf duidelijk te kennen, dat hij er nooit toe kon ge-
bracht worden het bewuste fort te slechten. Eindelijk be-
klaagde de Koning zich ook zeer over de houding van den
kapitein Quast.Ook een bezoek bij de koningin-moeder
stelde Aerssen teleur. Zij begreep, dat het fort St. Louis,
„(la pierre d\'achoppement", noemde zij het) niet door den
Koning kon worden geslecht. Zij zou anders gaarne zien
dat de oorlog voorkomen werd, omdat zij daarvan de
„swaricheyden in alle manieren hadt geprouft, tot in haer
„eygen persoon toe."
Ook bij Schömberg vond Aerssen weinig troost, of-
\') Lodewijk XIII sprak zeer langzaam, en Aerssen geeft dan ook
woordelijk in zijn rapport het antwoord van hem weer: „Messieurs,
„je pren en très bonne part l\'office, que vous faictes pour la paix,
„mais je ne scauroy penser à ces coquins de la Rochelle, que le
„sanq m\'en monte en visage, car ils ont par leur rebellion inter-
,,rompu tous mes desseins. J\'avoy mes armes prestes pour faire la
„guerre à l\'Espagnol et secourir mes amis en Italie et en Allemagne,
„et ils m\'ont entreprius la dessus, m\'empechans de passer plus avant.
„Toutefois je ne suis point esloigné de la paix, mais il ne faut
„point parler du fort, car j\'y mettray plustost mon honneur, ma vie
„et tna couronne que de le souffrir. Je trouve bon que vous par-
„liez confidement avec le cardinal et Schomberch et le leur comman-
„deray. Mais, Messieurs, je me plains encor de voz navires, qui se
„sont sy mal à propos retiréz de devant la Coste à Angleterre, ayant
„de force jetté les francoys à terre, et traicté indignement, sans au-
„cun respect, mon pavillon."
Rapport legatie 13 Jan.
-ocr page 101-89
schoon deze het wel wenschelijk vond, dat de kwestie met
de hugenoten geregeld zou zijn, als de Engelsche ambassa-
deurs in Parijs kwamen. Maar om het geheele fort maar
in zee te smijten en zoo den vrede te erlangen, zooals
Aerssen zeide, dat gedaan moest worden, vond hij onmo-
gelijk. Het was, zeide hij, de schuld van de Staten-Greneraal
zelf, dat de vrede nog niet was gesloten. Zij hadden de
zee voor den hertog van Soubise weer geheel open gelegd.
Waren de Hollandsche schepen op de Fransche kust ge-
bleven, dan zouden de bewoners van Rochelle al lang om
den vrede gesmeekt hebben, en dien hebben aangenomen op
alle voorwaarden, die de Koning maar wilde bedenken.
In een samenkomst van Aerssen met Schomberg en
Richelieu bleek de laatste ook het slechten van het fort
een onmogelijkheid te vinden. Een oorlog tegen Rochelle
had ook niet zooveel bezwaren, als men wel zou denken,
zeide de Kardinaal. Immers had de geestelijkheid aan den
Koning beloofd, alle onkosten van een eventueelen oorlog
voor haar rekening te zullen nemen. En wanneer men het
fort zou gaan afbreken, dan zou waarschijnlijk de ligue
den oorlog tegen den Koning beginnen. >)
Zoo was deze poging van Aerssen mislukt, en wel, zoo-
als hij zeide, „om een miserabel ende onnodich fort." Hij
wist er verder nu voorloopig geen raad meer op, en be-
sloot maar af te wachten, „Grodt biddende de meeste wijs-
„heyt en den besten raedt."
Het was ook niet te verwonderen, dat de bewoners van
Rochelle niet zoo spoedig de strenge voorwaarden voor den
vrede aannamen. Zij ontvingen immers van alle kanten
beloften van hulp, zoo zij in moeilijkheden zouden zijn
geraakt. D\'Auquerre beklaagde er zich zelfs bij Aerssen over,
\') „Ende oock om als Sijne Mat dat soude willen doen, ende den
„eersten steen soude laten aenraken, dat hy dan sekerlijcke denoor-
«loch van de ligue op sijnen hals soude hebben, die soo wel anders
„bedenckelijck moet zijn, als alle d\'andere perikulen."
Rapport legatie 14 Jan.
-ocr page 102-90
dat er berichten uit Holland waren gekomen, dat men
daar ook sterk over het verleenen van hulp dacht. Aerssen
zeide, dat de Fransche regeering, wat er ook mocht gebeuren,
steeds op de medewerking van de Staten-G-eneraal kon
vertrouwen.
Geheel lijdelijk kon Aerssen toch niet blijven, en ver-
schillende personen, die hij bezocht, trachtte hij voor den
vrede nog te winnen. Zoo was hij bij den kanselier 5),
die als zijn meening te kennen gaf, dat eene verzoening
met Spanje misschien het heilzaamste zou zijn. Hierop is
Aerssen vol verontwaardiging uitgevallen: „dat als sulcx
„al soude kunnen geschieden, \'t welck mij onmogelijck
„docht, dattet dan soude moeten geschieden om sijne beste
„vrienden eerst ende selven te moeten helpen ruïneren,
„ende onder Spaignen brengen, namentlijck en Engelandt,
„Denemarck ende Sweden, \'t geen in Duytslandt nog res-
1) Aerssen verdedigt zijne landgenoten zeer vernuftig: „dat met
„U-we Ho. Mo. kennisse die van Eochelle niet en sullen werden ge-
„stijft, maer wel tot accommodatie ende redelijcheyt vermaent. Ende
„of gebeurde dat eenige schepen derwaerts geraecten te gaen, dat het
„selve Üwe Ho. Mo; niet en kan en mach geweeten werden; endedat-
„tet onmogelijck is de Coopluyden den uytvaert ende daernae in te
„loopen, daert hun goet dunckt, te verbieden, dat sijt noch dagelijcx op
„hun ban ende boeten doen, selver binnen Duynkercken in s\'vijants
„logies eiide elders." D\'Auquerre vond dat men, de hugenoten, die in
Holland hulp vroegen voor Rochelle, aan Frankrijk moest uitleveren.
Maar Aerssen zeide, dat dit in Holland niet gebruikelijk was, „daer
„men gebonden was aan do reputatie, de Privilegien ende vrijheyden
„van den staet."
Rapport legatie 15 Jan.
Hij moest dezen spreken over den tol op de Rhône. Men wilde deze
zaak tot een rechtskwestie maken, en zoo op de lange baan schuiven
Aerssen echter, die bij verschillende gelegenheden toont van deze
zaak volkomen op de hoogte te zyn, zelfs wat betreft geringe plaat-
selijke bijzonderheden, trachtte dit te verhinderen, onverklaarde telkens,
dat het recht van prins Frederik Hendrik onbetwistbaar was, en dat
het een persoonlijke beleediging zou zijn, wanneer men hem hierin
te kort deed.
91
„teert ende uwe Ho. Mo. Republique. Dat hij dan van nu
„af eens wilde overleggen, in wat conditie sulcken onwij-
„sen Raedt deze Croon soude hebben geworpen, ontbloot
„van alle sijne vrunden, ende sijnen erf- ende onversoen-
„lycken vyand sooseer daerdoor tegen hem gesterckt heb-
„ bende, of hij dan oock soude gelooven dat dese Fransche
„Monarchie soude kunnen bestaen, nae datse over een
„theatre soude hebben gedient, biddende dat hij de gestel-
„tenisse van Duytsland, soo die nu is, en soo die was over
„vijfttien jaeren, door sijne hersenen te laten wandelen i).
Van den treurigen toestand in Duitschland en van de
boosaardige plannen van den hertog van ISTeuburg ontving
Aerssen juist in dezen tijd nieuwe berichten door een
brief aan hem van den keurvorst van Brandenburg, geda-
teerd 29 November „olden styl".
De komst van de Engelsche gezanten Holland en Carle-
ton den 19 Januari bracht een verandering in den loop
der zaken. Aerssen was hen dadelijk op de hoogte gaan
brengen van de onderhandelingen tusschen de Fransche
regeering en de hugenoten. Zij hadden hem geantwoord,
dat de Koning van Engeland hun ook had gelast, zoo
spoedig mogelijk den vrede te helpen tot stand brengen.
Als hun dit mocht gelukken, zouden zij toch aan Aerssen
een groot deel van de eer gunnen.
Richelieu was in deze dagen niet meer zoo voor den vrede
als vroeger. Hij vond, nogal terecht, de tusschenkomst
van Engeland in deze zaak niet zeer aangenaam. Indien
de Engelsche ambassadeurs maar eenvoudig aan de huge-
noten verklaarden, dat zij in geen geval op de hulp van
Engeland konden rekenen, dan zou de vrede dadelijk ge-
sloten zijn, meende hij, en kon men de algemeene Euro-
peesche zaken eens gaan behandelen. De Koning had hem
bok reeds zijn wensch te kennen gegeven persoonlijk
aan het hoofd van zijn leger naar Duitschland te mar-
\') Rapport legatie 17 Jan.
-ocr page 104-92
clieeren. Dit leger zou dan bestaan uit 12 ä 1500Ü man
Franschen, 10 ä 12000 man Engelschen en 3 ä 4000 man
Hollanders. De Kardinaal vond deze plannen zoo goed, dat
hij verder geen tijd wilde verloren doen gaan, en maar
dadelijk de hugenoten met geweld onderwerpen. Hij wilde
zelfs met Aerssen om een som van 200 duizend kronen,
die hij nog bezat, behalve zijne schulden, wedden, dat de
koning binnen korten tijd meester van Rochelle zou zijn,
en de haven aldaar sluiten. Aerssen hield met 100 duizend
kronen tegen, dat Rochelle binnen het jaar met geweld
niet was in te nemen.
Een koerier uit Rochelle, den 27sten .Januari in Parijs
aangekomen, bracht ook al geen gunstige berichten, hoe-
zeer Aerssen er ook op gehoopt had. Hij had zich, toen
hij hiervan hoorde, zelfs zoo gehaast, dat hij tegenwoor-
dig kon zijn bij het openen en lezen der\'brieven, maar
het bleek hem toen, dat men niet wilde afzien van
den eisch, dat het fort St. Louis zou worden geslecht.
De gereformeerde gedeputeerden wilden nu van Aerssen de
toestemming hebben voor de verklaring, dat de Staten-
Generaal borg zouden blijven voor de gehoorzaamheid van
Rochelle. Deze wilde dit echter niet toestaan, daar het zou
zijn, alsof de Ho.Mo. een soort van verbond met de huge-
noten hadden gesloten. Ook verklaarde hij, verder niet
meer als tusschenpersoon te willen optreden, zoolang men
den eisch, betreffende het fort, bleef stellen. Dit was zeer
voorzichtig van hem, want de ijverige Katholieken ver-
kondigden luide, dat de republiek, in geval van oorlog met
Rochelle, hulp zou verleenen aan deze oproerige stad. Zij
noodzaakten hierdoor de Fransche regeering deze zaak te
onderzoeken. Daarom werd Aerssen den 30ston Januari
bij den Kardinaal ontboden, waar hij een groot en zeer
aanzienlijk gezelschap bijeen vond. Nogal vrij uit de hoogte
deelde Richelieu aan den Hollandschen gezant de beschul-
digingen, tegen hem ingebracht, mede. Aerssen verklaarde,
dat de laster te groot was, dan dat hij zich daartegen zou
93
verdedigen. Men kon overal onderzoek doen, en steeds
zou het hlijken, dat \'t juist omgekeerd was, dat hij n.1.
steeds het sluiten van vrede had aangeraden. Toen bleek
het, dat de bedoeling van Richelieu was geweest. Aerssen
gelegenheid te geven zich te rechtvaardigen. Immers hij
verklaarde dadelijk daarop, het zelf ook niet geloofd te
hebben, en hij verzocht hem zijne bemoeiingen toch
niet te willen eindigen, en beloofde hem de eer van het
sluiten van den vrede gaarne te willen gunnen. En dit
zou spoedig geschieden, zoo werd Aerssen onder strikte
geheimhouding meegedeeld. Men had toch door belof-
ten en dreigementen de gedeputeerden zoover gebracht,
dat zij zouden toestemmen in het blijven bestaan van het
fort, op voorwaarde dat het garnizoen echter niet grooter
zou zijn dan een bepaald getal. Om nu aan Aerssen de
eer van den vrede te geven, als belooning voor zijne ge-
waardeerde diensten in deze zaak, zou hij, als uit zich
zelf, voorslaan dat het garnizoen in het fort niet meer dan
600 man zou bedragen.
De gezanten van Engeland hadden ook kans gezien alle
geschillen tusschen hun land en Frankrijk uit den weg te
ruimen, en hadden plannen voor een gemeenschappelijk
aanvallen der Habsburgers, welke Aerssen „heroique ende
noodich" noemde. Met behulp van Carleton heeft Aerssen
nu getracht met de gedeputeerden het eens te worden
over de vredesvoorwaarden. Het aantal der soldaten, die
in het fort in garnizoen zouden worden gelegd, werd lang-
durig besproken. Men eindelijk aan Aerssen overliet dit
getal te bepalen, alleen wilde men liever Zwitsers dan
Franschen hebben. Wat de andere voorwaarden betreft,
n.1. het aanstellen van een Koninklijk intendant binnen
Rochelle en het bezit van de veroverde eilanden, kon men
tot geen resultaat komen, en hierover wilden de gedepu-
teerden onderling nog wel eens onderhandelen O-
») Het blijkt, dat bij dit onderiioud Aerssen een belangrijke rol
-ocr page 106-94
Dus alweer uitstel, waar natuurlijk de Katholieken van
profiteerden. Vooral Schomherg weerde zich druk, en
voer in den raad des Konings zeer heftig uit tegen
Richelieu, dat men de Engelsche gezanten had toegestaan
zich te bemoeien met de particuliere zaken van het rijk.
En ondertusschen was de Koning op jacht gegaan, en
scheen het, dat de ligue het zou winnen, en dus ten \'
laatste alle moeite te vergeefs zou zijn geweest. Want
Richelieu moest voor den aandrang der Katholieken wijken,
en formuleerde de vredesvoorwaarden zoo ongunstig voor de
hugenoten i), dat zij Aerssen kwamen verklaren, onmogelijk
zulke artikelen te kunnen onderteekenen. Deze deed nu nog
een laatste poging, en zond een uitvoerigen brief aan den
Kardinaal, waarin hij het pro en contra opnoemde over
een gezamenlijke onderneming van Frankrijk, Engeland en
de Republiek tegen Duinkerken^). Hij toonde aan, dat deze |
stad voor de Republiek en voor Engeland zeer gevaarlijk \'
heeft gespeeld. Immers toen het op het laatst de vraag was, wie of
aan den Kardinaal verslag van de onderhandelingen zou doen, werd
hij daarvoor aangewezen, „d\'Heer G-raef van Hollandt was door sijne
„indispositie geëxcuseert ; d\'heer Carleton seijde mede, dat hy niet
„wel en was. Ende ick hadt de beste reden van excuse, als den
„voerleden dach en nacht coertse gehadt hebbende, ende noch altera-
„tie vindende, doch dat ick tevreden was mette heer Carleton te gaen.
„Maer hij heeft claer uyt geseyt dat hij op Vrijdach in sulcke ma-
„niere bij den Cardinaal is beiegent geweest, dat hij geenen lust en
„heeft, voer als noch by hem te gaen, soodat ick de conmissie hebbe
„moeten aennemen." Rapport legatie, 2 Febr.
1) „Quand au fort Sa Mat- pour plusieurs considerations ne peut
„entendre aux instantes supplications que ceux de la Rochelle luy
„ont faictes pour le razement d\'iceluy, mai Sa dite Maté le retiendra
„et y establira garnison, telle qu\' elle jugera necessaire pour le bien
„de son service, ce qu\'elle fera pareillement dans les Isles de Rez
„et d\'Oleron, ou Sa Maiesté fera establir un si bon ordre, que les
„habitans ne seront point empechez dans la jouissance de leurs
„biens." Rapport legatie, 4 Febr.
2) Dit deed hy vooral op verzoek der Engelsche gezanten.
Rapport legatie, 3 Febr.
-ocr page 107-95
was, omdat van daar uit de Spanjaarden die landen onop-
houdelijk zuoden aanvallen. Het was echter al gebleken,
dat als Richelieu een verbond met Engeland en de Repu-
bliek zou sluiten, dit geheel andere artikelen zou hebben
dan het juist gesloten verbond tusschen deze twee landen.
Hij zeide toch hiervan „dat het in alle sijne leden spotte-
lijck was 1)."
De Engelsche gezanten hebben toch eindelijk de gedepu-
teerden van Rochelle weten over te halen de vredesvoor-
waarden, door Richelieu gesteld, aan te nemen. Zij kregen
hiervoor van Engeland vele beloften van in de toekomst
steeds op hulp te kunnen rekenen. Zij waren hiertoe na
zeer veel moeite overgehaald. Immers daar wordt van ge-
zegd: „van de laetste vrede, die gemaeckt is op conditie
„seer nadeeligh voor die van de Religie, ende die van haer
„noyt en souden aengenomen geweest hebben sonder tus-
„schenspreken ende toedoen van Syne Majesteyt, die alle
„sijn credyt ende authoriteyt als te pande stelde bij de
\') Rapport legatie, 3 Febr.
Over deze beloften leze men :
„Declaration de Monsieur Ie duc de Rohan, pair de France etc.
„Contenant la justice des raisons et motifs qui l\'ont obligé à implorer
„l\'assistence du Roy de la Grande Bretagne, et prendre les armes
„pour la deffence des Eglises Reformées de ce Royaume. Avec lettre
„des Ambassadeurs extraordinaires du Roy de la grande Bretagne
„escrite a Monsieur le Duc de Rohan etc. luy donnant toute asseu-
„rance de la part de leur Maistre pour l\'execution des choses promi-
sses au traicté de paix, a luy rendue à Msmes par le Monsieur de
„Montmartin député général. Puis l\'acte des ambassadeurs extraordi-
„naires du Roy de la Grande Bretagne sur la paix de l\'unsieme Fevrier
„1626." Kon. Bibl. pamflet. 3780.
Van bovenstaand pamflet zijn ook Hollandsche vertalingen. Zie Kon.
Bibll. pamflet 8643,3781 en 3778. De artikelen van den gesloten vrede kan
men o. a. vinden in „Arryckulen van den vrede geaccordeert door
„den Coninck aen de Inwoonderen van Rochelle. Na de Fransche
„copye overgeset in Nederduisch, ende ghedruckt tot Delft bij Jan
„Andriesz aan \'t Macrkt-veldt in \'t Gulden A. B. O. Anno 1626." Kon.
Bibl. pamflet 3642.
96
„kercken om haer te bewegen de selve condities aen te
„nemen, selfs oock met dreygementen, opdat alsoo de eere
„van den Aller-Christelycksten Coninck soude in syn geheel
„behouden worden. Met vaste hoope aen syne sijde dat
„deselve condities niet alleen souden vervult, maer datse
„oock verbetert souden worden, waer voor hij borge ge-
„worden is bij de Kercken"
Zoo werd dan, nadat zoovele bezwaren waren overwon-
nen, de vrede ten slotte gesloten. De Hollandsche gezant
kon met trots getuigen, dat hij zeer veel hiertoe had mee-
gewerkt. Aerssen zond dan ook dadelijk zijn secretaris,
Quartelaer, met het belangrijke nieuws naar de Staten-
G-eneraal, die zeer tevreden waren, toen zij de blijde tijding
den llden Februari vernamen, en den brenger een gouden
medaille ter waarde van 200 gulden ten geschenke gaven.
Van verschillende zijden is men Aerssen ook komen ge-
lukwenschen met den gesloten vrede, en de Kardinaal, die
door ziekte verhinderd was dit persoonlijk te doen, zond
hem den 7den Februari een briefje vol gevoelens van er-
kentelijkheid.
\') „Openbare verklaringe des Hertogen van Buckingham, Generael
„van de Ylote des Q-root-Machtichsten Coninck van Groot-Brittannien
„van het voornemen syner Majesteyt in dese tegenwoordige crygs-
„rustingen. Uyt de Fransche Copie overgeset 1627." Kon. Bibl. pam-
flet. 3729.
HOOFDSTUK H.
Nu waren er geen belemmeringen meer voor de beraad-
slagingen over een algemeen verbond tegen de Habsburg
sche dynastie, en kon Aerssen eindelijk eens met zijn
eigenlijke taak beginnen. Hij is dan ook vol moed p.n ver-
wachting op een goeden uitslag aan het werk getogen, en,
om zoo te zeggen, het tweede tijdperk van zijne legatie in-
getreden. Het liet zich al dadelijk aanzien, dat het gewenschte
verbond nog niet zoo spoedig zou worden gesloten. Vooreerst
toch kon men wel met eenige zekerheid vermoeden, dat er
nog vele bezwaren zich zouden voordoen, voordat de vrede
definitief zou zijn gesloten. Eichelieu zette als nummer 1 op
zijn programma van werkzaamheden, dat hij in \'t begin
van Februari opstelde: „l\'exécution de la paix, accordée aux
„huguenots, en laquelle il se peut trouver beaucoup de dif-
„ficultez, les quelles il faut surmonter" Verder bleek
het aan Aerssen, dat de moeilijkheden over den admiraal
Haulthain, die zijn vertrek steeds maar had uitgesteld, nog
niet waren overwonnen. Hij meende, dat er nu wel geen
bezwaren meer zouden zijn tegen diens vertrek. De Fran-
sche regeering echter wenschte hem nog een tijd lang
bij Rochelle te houden, en had nog altijd een middel om
de Staten-Generaal hiertoe te dwingen. Ondanks het aan-
dringen van Aerssen toch op de betaling van de achter-
1) Lettres du Cardinal de Eichelieu, p. 193.
-ocr page 110-98
stallige gelden, die Frankrijk nog aan de Republiek schuldig
was, had men nog steeds met het zenden van het geld
gewacht, en had men den gezant ieder keer tevreden ge-
steld met allerlei beloften en verzekeringen. En den lOden
Februari kwam het bericht in Parijs dat Haulthain, het
wachten op de toestemming van den koning moede, en
gehoorzaam aan de bevelen van de Ho.Mo., met zijne vloot
naar het vaderland was vertrokken, i) Dit verwekte natuur-
lijk groote ontevredenheid, daar men terecht meende, dat
hierdoor de moed der hugenoten weer zou worden opge-
wekt, en zij den vrede zouden afkeuren. Aerssen schreef
hierover natuurlijk aan de Ho.Mo., en wees hun op de
moeilijkheden, die hieruit zouden voortkomen. Maar de
Staten-Generaal, die dit schrijven den 23sten Februari ont-
vingen, vonden het niet noodig hieromtrent eene resolutie
te nemen.
Een ander bezwaar tegen het beginnen van de onderhande-
lingen over een verbond was de meer vriendschappelijke
verhouding tusschen de Fransche regeering en de Spaan-
sche, De Venetiaansche gezant deelde zelfs aan Aerssen
zijn vrees mede, dat er druk over een vrede tusschen
beide landen werd gehandeld. De heer Rambouillet, „die
„van allen ouden tijden gehouden is geweest meer Spaens
„dan Frans te zijn", was naar Spanje vertrokken, om, zoo-
als het heette, tegenwoordig te zijn bij den doop van den
infant; maar de bovengenoemde gezant dacht voor zich zelf,
dat hij memoriën en instructiën had om een algemeenen
vrede te sluiten.
1) Aerssen spoorde hem hiertoe ook aan in zijn schrijven, waarin
hij hem het sluiten van den vrede meedeelde:..... „afin que vous
„puissiez avoir moyen de tant plustost obeyr au commandement,
„lequel vous avez receu de haster vostre retour, puisque nostre ne-
„cessité publique nous en presse sy fort. Et en usant ainsi, vous
„satisferez au respect et service que de vous à Sa Mate et à l\'obéys-
„sance deue à noz Souverains." Rapport legatie 6 Februari.
Rapport legatie 6 Februari.
-ocr page 111-99
Ook waren zij, die geen vrede met Spanje wenschelijk
vonden, het onderling niet eens, op welke wijze zij de
Habsburgers het beste konden benadeelen.
Een aantal dagen gingen voorbij zonder dat de toe-
stand veranderde. In dien tijd had Aerssen langdurige be-
sprekingen met den prins van Piémont, die door zijnen vader
Karei Emanuel, hertog van Savoye, gezonden was, om de
Fransche regeering tot krachtiger optreden in Italië aan
te sporen. Hij was een bijzonder ijverig man, die met
nauwgezetheid zijn last volbracht, onbekend als hij was
met het feit, dat juist omstreeks deze dagen te Moucon het
vredesverdrag tusschen Spanje en Frankrijk werd gesloten.
Dit verdrag was toen dan ook nog een diep geheim, daar het
zelfs in orde werd gebracht buiten Richelieu om, die hier
dan ook later zeer ontevreden over was. Savoye had plan
om in gemeenschap met Venetië een aanzienlijk aantal troe-
pen tegen Genua op de been te brengen. Men zou hiervoor
ook schepen noodig hebben, en rekende daarom op de hulp
van de republiek. Men kon te zamen 40000 man voetvolk en
7000 ruiters bijeen brengen. De prins wilde, dat er wat haast
met de toebereidselen zou worden gemaakt, daar zijn vader
geen middelen genoeg had, om een zoo aanzienlijke troepen-
macht lang onder de wapenen te houden, en omdat men
dan in hetzelfde jaar nog Milaan aan Spanje zou kunnen
ontnemen. Aerssen meende, dat men niets kon bespreken,,
voordat de koning van Frankrijk nauwkeurig zijn plannen
had meegedeeld. Nu toch kwam ieder voor zijn eigen belang
op, en drongen de Engelschen er b. v. op aan, dat men den
koning van Denemarken in de eerste plaats moest steunen.
De prins echter vond het wenschelijk, om nu reeds het
een en ander te bespreken, om zoodra de officiëele onder-
Zooals Aerssen aan Carleton meedeelde: „omdat de inclinatiën.
„hier seer verscheyden vallen; eenige willende eenen openbaren, an-
„ deren eenen bedeckten oorloch, den oorloch van Duytslandt alleen
^met assistentie van geit ende volck." Rapport legatie 10 Febr.
100
handelingen waren begonnen, het over bepaalde punten
eens te zijn. Hij verzocht Aerssen op schrift te willen
stellen de redenen, die den koning van Frankrijk er toe
moesten brengen, zich tegen de ambitie van \'t huis Habs-
burg te verzetten. De Hollandsche gezant heeft, na zich
eerst verontschuldigd te hebben, later hierin toegestemd,
en den 15den Februari een uitvoerig stuk aan den prins
doen toekomen.
Hoewel uit Rochelle het bericht was gekomen, dat de
vrede aldaar was aangenomen, bleef men zich tegenover
Aerssen zeer beklagen over het vertrek van Haulthain,
en verweet men hem, dat hij niet den admiraal had
aangespoord nog eenigen tijd zijn terugtocht uit te
stellen. Aerssen kon echter den kardinaal niet te spreken
krijgen, en ook de Koning kon hem, wegens ongesteldheid
niet op audientie ontvangen vóór den Februari. De
ontvangst was toen echter lang niet vriendelijk, en het
bleek, dat de Fransche regeering niet van plan was met
onderhandelen te beginnen, voordat de Staten-G-eneraal
eenige ophelderingen over hun gedrag hadden gegeven. De
Koning zeide o.a. „dat men hem ten anderen een part of
„tour gespeelt heeft int vertrecken van Hauthain, dat hij
„niet en kan vers weigen. Eerst hebbende Quast van sijn
„garde op de Guste van Engelandt ende daernae Hauthain
„ontboden, sonder te letten op den dienst noch op de re-
„putatie van Syne Mat- in sulcken gelegentheyt; dattet
.„schijnt dat men hem totten vrede heeft begeren te dwin-
„gen. Voorts dat men gelooft dat ick (Aerssen) desen handel
„deelachtich ben geweest, maer dat hij daer van satisfactie
„begeert." »)
») Dit belangrijk geschrift volgt hierachter als bijlage IV.
\') „Over eenen teen die door den nagel int vlees druckende ge-
„quest ende gesvp-ollen is; anderen meynen datter vyat flersijns met
„gequelt sij.
Rapport legatie 13 Febr.
Rapport legatie 17 Februari
-ocr page 113-101
En ook de kardinaal, die Aerssen den volgenden dag,
dus den IS\'ï®\'^ Februari, bij zich ontving, voer heftig uit
over de schandelijk ondankbare houding van de Staten-
Generaal. Men had er ernstig aan gedacht, zeide hij, om
den gezant maar dadelijk heen te zenden, en zou het nu
aan zijn bescheidenheid overlaten, of hij wilde blijven
of niet. Maar in elk geval zou men zijn tegenwoordigheid
negeeren, totdat de Ho.Mo. satisfactie hadden gegeven. Aers-
sen verdedigde zijne lastgevers zoo goed mogelijk. Hij
meende, dat het „vertreck van den Heer Hauthain meer
„ongelucks dan quaede intentie is." üe admiraal had ge-
handeld naar een bevel van ouden datum, en Aerssen stond
er voor in, dat de Ho. Mo. de geheele vloot, zoo de Koning dit
verlangde, weder voor Rochelle zouden willen brengen. Hij
drong zoo lang bij den kardinaal aan, dat deze het een
en ander over zijne plannen losliet. Richelieu noemde als
voorwaarde, waarop men met de republiek weder in onder-
handeling zou kunnen treden, dat de Ho.Mo. een gezant
zouden zenden, die in den raad des konings namens hen
zijn leedwezen zou betuigen over het voorgevallene, en
den terugtocht van de geheele vloot voor Rochelle voor-
stellen. Verder moest de admiraal Haulthain ter beschik-
king van den Koning worden gesteld, en de kapitein Quast
dadelijk afgezet. Dan zou de Koning de verontschuldiging
aannemen zonder den terugkeer van de schepen te verlan-
gen Hij zou alleen met den koop van 6 schepen tevreden
zijn. Wat Haulthain betrof, zou de Koning den Ho.Mo.
verzoeken dien weder in genade aan te nemen, daar hij
vroeger goede diensten had bewezen, maar de kapitein
Quast mocht niet meer in dienst worden aangenomen. Als
de Staten-Generaal aan deze voorwaarden hadden voldaan,
dan zou terstond ook het verschuldigde geld worden ver-
zonden.
Het is niet te verwonderen, dat Aerssen deze voorwaar-
den „nieuw ende ongepractiseert" vond, en dat hij dadelijk
als zijn meening te kennen gaf, dat zij wel niet zouden
102
worden aangenomen. Om elk uitstel echter te verhinderen,
beloofde hij dadelijk een koerier naar Holland te zenden.
Hij deed dit dan ook den 19den Februari, en zijne brieven
werden den 6den Maart door de Ho.Mo. ontvangen. Deze
besloten, ook in verband met hetgeen zij vernamen van
den admiraal Haulthain, dat hunne gezanten zich moesten
bepalen bij de oude verontschuldigingen \').
1) 6 Maart. Entfangen een missive van de Heeren van Sommels-
dyck en Languerack geschreven te Paris den 19 Febr. lestleden. De-
selve goet gevonden is te communiceren met Syne Extie door de
heeren Schimmelpen, Noortwyck, Hertevelt, Oostersee en Haersolte.
8 Maart. Gredelibereert synde opte missive den 6de" deser entfan-
gen van de Heeren van Sommelsdyck en Languerack, waerby gead-
verteert v^rert dat den Coninck van Yranckryck begeert had reparatie te
hebben over het vertreck van den heer van Haultain met syne on-
derhebbende schepen, is goet gevonden dat hierop aen voorz. heeren
sali werden gere^-pondeert. dat sy \'t selve sullen hebben \'t excuseren
mette redenen voor desen aen haer geschreven. Hiertoe dan inge-
stelden brieff goet gevonden eïï geapprobeert is. Doch dat wert afge-
sien van rapport van den Lieut. Admirael de Haultain sail werden
gehoort. Ende datte heer Ambassadeur van Yranckryck vande redenen
sali werden geinformeert en versocht mede te willen schriven. Hiertoe
gecommitteert syn de Heeren van Noortwyck, Beaumont en Hertevelt.
.9 Maart. Is ter vergaderinge gecompareert de Luit. Admirael de
Haultain doende rapport van syne reyse in dienst van den Coninck
van Vranckryck opte custe van Rochelle gedaen, hem refererende
tot sijn schriftelijck verbael, \'t welck hij heeft overgelevert. Hierby
doende dat de Capiteynen eenige vivres hebben entfangen, volgende
de lyste by hem overgelevert, ende daerenboven noch hondert pistolen
voor de schepen en 50 voor de jachten, dewelcke denselven Capitey-
nen sullen moeten afgecort werden. Dat hy in Januari eerst entfangen
heeft haer Ho. Mo. missive van den 20 Octobris by de welcke hem
gelast wert herwaerts te comen, ende opten 26 January de tweede
van den 3 Decembris lestleden. Dat hij\'den 27 January voorts gead-
verteert heeft den Coninck van syn vertreck, welcke advertentie in
twee dagen en twee nachten te Paris conde wesen, synde den 3
February den wint goet wesende t\' seil gegaen, en den 6 te Vlis-
singen gearriveert. Verhalende mede dat den Coninck hem eii de
Capiteynen elcx met een goude ketting heeft vereert. Endedaermee,
als de schepen van den heer Soubise waren gedestrueert, alle Capi-
teynen ende matrosen met een maent gagie, ende hem met een
115
Het was blijkbaar voor de Fransche regeering niet
onaangenaam een reden te hebben om de onderhande-
lingen wat slepend te houden. De verschillende gezanten
beklaagden zich ook aanhoudend over den weinigen voort-
gang der zaken, hetgeen wel niet te verwonderen is als
men bedenkt, welke plannen er aan de hoven te Parijs
en te Madrid werden gesmeed. Dat het alleen maar om
uitstel te doen was, kan men b.v. hieruit zien, dat Aerssen,
ofschoon men hem plechtig had verzekerd, dat zijn tegen-
woordigheid zou worden genegeerd, zoolang de Ho.Mo
hunne excuses niet hadden gemaakt, officieel werd uitge-
noodigd bij het ballet, dat aan het hof werd gegeven. De
Engelsche gezanten en vooral de prins van Piémont
dreigden zelfs met hun vertrek, wanneer nu niet dadelijk
de onderhandelingen ernstig zouden worden begonnen. Den
laatsten dag van Februari was Aerssen om deze reden dan
ook nog eens met Richelieu gaan spreken. Het bleek toen,
dat de Kardinaal het zeer moeilijk vond iedereen zijn
zin te geven, en overal tegelijk den oorlog te beginnen.
pension van 3000 gl. \'t welck liy niet en heeft willen entfangen. Dat
oock den Coninck hem en Capiteyn Dorp vereert heeft met d\'ordre
van St. Michel, hem referende voorts tot sijn verbael met presentatie
van ten allen tyde alst haer Ho. Mo. sali gelieven particuliere onder-
richtinge van alles te geven. Haer Ho.Mo. hebben den voorz. Lieut.
Admirael de Haultain voor syne goede devoiren bedanckt, ende begeert
dat hy bij geschrifte wilde stellen \'t geen de Capiteynen op rekeninge
van geit en vivres hebben ontfangen, alse \'t selve in de liquidatie te
passe sali comen. Hebben mede goet gevonden dat hi,j den Ambassa-
deur van Vranckryck sal gaen begroeten, soo wanneer de heeren van
Noortwyck, Beaumont en Hertevelt volgens de resolutie van gisteren
by denselven heer Ambassadeur sullen syn geweest.
10 Maart. De heeren van Noortwyck, Beaumont en Hertevelt heb-
ben gerappoi teert datten heer Ambassadeur van Vranckryck haer
geantwoort heeft opt versouck bij hun gedaen, van dat hy\'t vertreck
van den heer va.i Haultain mede v/ilde excuseren, dat hij geen ad-
visen heeft, dat hierover miscontentement in Vranckryck soude syn;
\'t welck goot gevonden is, dat by de rescriptie sali werden gevoucht
aen heeren van Sommelsdyck en Languerack.
104
Hij begreep best, dat een groot deel der kosten door Frank-
rijk zou moeten betaald worden, en daartoe was men niet
in staat. In minder dan twee jaar had de Koning toch
40 millioen gulden voor buitengewone zaken uitgegeven.
Richelieu vond het daarom maar \'t beste het oude ver-
bond met de Republiek eenvoudig te vernieuwen.
De Kardinaal had het in dien tijd ook bijzonder druk
met zijne besluiten tegen de duellen, die zooveel tegen-
stand bij den adel hebben verwekt Aerssen besteedde
ondertusschen zijne dagen ook goed, en stelde o.a. een ont-
werp-verdrag tusschen Frankrijk en de Republiek op
Richelieu en Schomberg waren, hoewel niet vlug met
het nemen van besluiten, in \'t geheel niet karig met allerlei
goede beloften, en velen lieten zich hierdoor misleiden. De
prins van Piémont b.v. was vol goeden moed, vooral toen
hem beloofd werd, dat hij het commando zou hebben over
het geheele leger. Hij beloofde aan Aerssen er zorg voor te
zullen dragen, dat ook de koning van Denemarken zou
worden geholpen. Hier drong ook sterk op aan de prins van
Oranje, die zich insgelijks voor den oorlog uitrustte, en
o.a. aan Aerssen gelastte de Fransche officieren, die in dienst
>) De mareschal van Chastillon, die Aerssen kwam verzoeken om
zijn medewerking voor eene benoeming van Commandant over het
leger, dat in Duitschland zou worden gezonden, vertelde den Hol-
landschen gezant „dien middach besieh geweest te sijn mottet arres-
„teeren vant Edict tegens de duellen, dat eyntelijck gesloten is, heb-
„bende den Coninck belooft tegens donderdach in de Kerke van onse
„Lieve Vrouwe van deze Stadt te sullen sweeren geen gratiën te
„sullen accorderen in \'t stuck voor de duellen tegens \'t selve Edickt,
„dat den chancelier gelycken eedt sal doen, geen gratiën voortaen te
„sullen mogen segelen, op privatie van sijn offitie "
Rapport legatie, 27 Febr.
Belangrijk voor de kennis van de plannen, die Richelieu in dezen
tijd had, is ook: „Advis sur les affaires présentes qu\'a le Roi en
„Février 1626."
Lettres du Gard, de Rich. p. 193 ssqq.
Dit stuk en den begeleidenden brief vindt men hier achter als
byiage V.
105
van de Ho.Mo. waren, te waarschuwen, dat zij den Isten April
bi] hunne regimenten en compagniëen moesten present zijn \')
De Engelsche gezanten waren echter niet zoo goedsmoeds
en dachten er zelfs aan maar zoo spoedig mogelijk te
vertrekken De verhouding tusschen Frankrijk en Enge
land, die door de komst van de gezanten eerst heel wat
was verbeterd, werd toch den laatsten tijd hoe langer hoe
vijandiger. De Fransche gezant in Engeland, de Blainville
meende ook reden te hebben zich gekrenkt te gevoelen
terwijl de koning van Engeland juist zeer ontevreden was
over het ongepast optreden van dien gezant
Met de bespreking van deze feiten werden weder ver-
scheidene dagen gemoeid, en ofschoon de Blainville werd
teruggeroepen, omdat hij wat al te scherp zich had uitge-
laten, werd hierdoor de klove niet gedempt, en Mar ie de
Medecis dreigde zelfs, dat, als de behandeling van hare
dochter in Engeland niet beter werd, de goede verstand-
houding groot gevaar zou loopen.
Richelieu vertrok den 12den Maart plotseling naar Li-
1) Zie rappoit legatie, 4 Maart.
Carleton zeide aan Aerssen: „dat hij vreesde, datse hun af-
„scheyt sullen moeten nemen, eerse de saken ten principalen sullen
„hebben kunnen bereyden." Rapport legatie, 7 Maart,
De brieven van de Blainville werden altijd op last van de Eq-
gelsche regeering onderschept. Karei I had aan de BI. een brief doen
toekomen, waarin hij dezen uitmaakte voor een intrigant, „gecoraen
„vafi Beginnen aen met quade intentie ende practique om misver-
„standen te veroorsaecken tusschen beyde de Coningen, ende particu-
„lierlijck tusschen den Coninck ende de Coninglnne, daerom den Coninck
„verclaert met hem nyet meer te begeren te tracteren, hem ten dien
„fine t\'acces in syne hoven verbiedende ende nyet te comen in
„presentie, daer Syne Mat of de Coninginne sal wesen." De Blainville
had geantwoord, dat hij steeds alleen naar den last, hem door zijnen
souverein gegeven, had gehandeld, „eiï dat men aen persoenen van
„syn conditie nyet en heeft te prescriberen waer hij sal hebben te
„gaen, eiï waer nyet, maei- dat hij desnyettegenstaende sal gaen al,
„waer den dienst, eer en reputatie van sijnen Coninck hem sal
„obligeren."
106
mours, en hierdoor koD natuurlijk niets van belang worden
gedaan. Aerssen hield echter met verschillende personen
van aanzien besprekingen, die ten doel hadden zooveel
mogelijk samenwerking te krijgen onder de staten, die
belang hadden bij vermindering van de macht der Habs-
burgers. Zoo had hij met Schömberg een merkwaardig
onderhoud, waaruit men al kon zien, dat de voorwaar-
den van een eventueel verbond tusschen Frankrijk en de
Republiek voor den laatsten staat zoo bezwaarlijk mogelijk
zouden zijn. De maarschalk vond, dat het van zelf sprak,
dat de Ho. Mo. betalen zouden voor alle hulp, die zij van
Frankrijk ontvingen, niettegenstaande Aerssen hem er op
wees, dat de republiek daartoe niet in staat was, en zich
allerlei verplichtingen, b.v. over het sluiten van vrede, op-
legde, wat in de plaats van de vergoeding van de kosten
kwam. Schömberg beschouwde echter die verplichtingen
eenvoudig als waarborgen voor den koning, dat de Republiek
haar bondgenoot niet in den steek zou laten.
Ten slotte werd het voor iedereen duidelijk, waarom de
Fransche regeering met de eigenlijke besprekingen over een
gezamenlijk optreden tegen de Habsburgers zoo lang had
gewacht. Het kwam nl. nu aan den dag, dat in den laat-
sten tijd drukke onderhandelingen waren gevoerd met de
Spaansche regeering over den vrede. De Fransche gezant had
zelfs, zonder last en zonder eenige kennisgeving, een voor-
loopig verdrag gesloten met den Koning van Spanje. De
Koning van Frankrijk had echter de artikelen van het ver-
drag niet goed gekeurd, en aan de Fargis bevel gezonden
dadelijk terug te keeren, om van deze vermetelheid
rekenschap te geven. Deze was toen naar Olivarez gegaan,
en had hem gezegd, dat hij in ongenade was gevallen, en
gevraagd, of de artikelen van den vrede niet ten gunste van
Frankrijk konden worden veranderd. De Spaansche minister
had hierin toegestemd, en had nu zulke wijzigingen in het
ontwerp-verdrag aangebracht, dat men thans in Frankrijk
er wel ooren naar had.
107
Het is wel onbegrijpelijk, dat van het bovenstaande niets
was uitgelekt. Immers den 7den Februari was de eerste
dépêche van de Fargis hierover door den Koning ontvan-
gen. Men had toen dadelijk aan het hof begrepen, dat men
van de zonderlinge wijze, waarop de Fargis zijn ambt, als
gezant, vervulde, groot voordeel kon trekken. Eerst ont-
ving dan ook de Fransche gezant van den Koning eene
duchtige berisping, maar daarin schemerde toch door, dat
men niet ongezind was met onderhandelen verder te
gaan. „Plust à Dieu que Fargis fust aussi habile homme
„que vous estes fort sage, et c\'est un fol parfait. La pre-
„mière fois il a fait une chose de sa teste sans mon sceu ;
„la deuxième il n\' a pas suivy mes ordres; je le chastieray
„exemplairement. Cependant le profit que nous tirons de sa
„folie, le Roy mon frère et moy, est que nous cognoissons bien
„tous deux qu\'il n\'y a plus d\'aigreur en nos esprits, que nous
„voulons la paix. Et afin de vous le tesmoigner par effet, bien
„que je ne puisse recevoir le Traitté, qu\' a fait Fargis, j\'en ren-
„voieray un en Espagne, si que de moi. où j\'apporteray le moin-
„dre changement que je pourray. Mais comme j\'adjousteray
„le moins, qu\'il me sera possible, ce sera à mon frère le
„Roy, vostre maistre, de n\'en faire aucune difficulté. Mon-
„sieur l\'ambassadeur je ne m\'esloigne pas de penser de
„grandes choses avec le Roy mon frère. La Reyne-Mère
„du Roy a parlé conformément."
Men krijgt nog beter inzicht in deze kwestie, wanneer
men een brief van Richelieu van 4 Februari aan de
Fargis leest. Deze luidt als volgt:
„Monsieur. II n\'est point besoing que je vous te&moigne
„le déplaisir que le roy a eu de l\'action que vous avez
„faicte sans ordre et sans pouvoir; les lettres de S. M.
„vous le feront asser cognoistre, et moy je compatis au
\') Response faite par le Roy à l\'ambassadeur d\'Espagne, touchant le
Traitté, fait par le S^ de Fargis.
Maximes d\'état de Rich. CLIV p. 796.
-ocr page 120-108
„malheur auquel je voy bien que vostre zelle vous a porté.
„A toute faute, il n\'y a qu\' amende; je prie Dieu que ceux,
„qui vouldroient prendre avantage de vostre action, soient
„capables de considérer, que c\'est leur bien de vous donner
„lieu de l\'amender, puisque ce que vous avez faict ne peut
„subsister, et que le réparant avec légalité, il s\'en suivra un
„bon accord, qui sera de durée. La depesche, que vous
„recevrez de M. d\'Herbault, vous instruira de l\'intention du
„roy. Seulement vous diray-je en particulier que si vous
„pouver obtenir des Espagnols que les peines, qui seront
„imposées dans le traicté aux contraventions, qui peuvent
„arriver de la part des Glrisons, n\'allassent point jusques â
„la privation de la souveraineté, vous sortiriez glorieux
„de vostre affaire, et avec telle satisfaction du roy, que
„je me rendrois volontiers solliciteur des tesmoignages
„de son ressentiment. Et véritablement il sufflroit que le
„traicté portoit qu\'ils soient privéz du droict de confir-
„mer les juges et magistrats, nomméz par les Valtelins, et
„de la somme qu\'ils doivent recevoir par l\'article neuf-
„viesme pour recompense de pourvoir que le traicté
„accorde aux Valtelins de nommer lesdits juges, et, en
„outre, qu\'ils seroient sujets à telles peines que les deux
„roys arbitreront ensemble....................
11......I ..... ..................... ■
„........Je supplie Dieu qu\'il conduise et bénisse
„vostre entremise en cette action, et que j\'aye lieu de
„vous faire cognoistre que je suis. . . etc."
Al deze onderhandelingen waren zoo geheim mogelijk
gevoerd, en de verschillende gezanten in Parijs lieten
\') Lettres du Cardinal de Richelieu p. 189.
„On traitoit la paix en Espagne avec un si grand secret que
„non seulement on ne le savoit, mais on ne s\'en doutoit pas;
„et le Roy se prepéroit si fortement à la guerre, qu\'il n\'y avait aucun
„qui ne crût que ce ne fût un dessein arrêté.
Mémoires de Richelieu p. 13.
-ocr page 121-109
zich door beloften en door het maken van groote oorlogs-
plannen om den tuin leiden. De moeilijkheden in Engeland,
de terugroeping van den admiraal Haulthain, ja zelfs de
ongesteldheid van den kardinaal Richelieu, het waren
allen heerlijke middelen geweest voor de Fransche regee-
ring, om de onderhandelingen over een algemeenen oorlog
maar uit te stellen. Men begreep toch zeer goed, dat de
bondgenooten tegen een vrede met Spanje zich ten sterkste
zouden verzet hebben. Men kan zich dan ook ternauwer-
nood voorstellen, hoe verontwaardigd en teleurgesteld de
gezanten van Engeland, Denemarken, Savoye, Venetië, de
Nederl. republiek. Brandenburg enz. waren, toen zij be-
merkten, dat zij hunnen kostbaren tijd hadden verloren door
het aanhooren van beloften, waar niets van gemeend was
geweest. Men overstelpte de Fransche regeering dan ook
met verwijten, die kalm werden aangehoord. De verschil-
lende regeeringspersonen te Parijs, die den gesloten vrede
goedkeurden, verdedigden de houding hunner regeering met
de bewering, dat deze vrede volstrekt niet nadeelig was
voor een van Frankrijks bondgenooten. Richelieu zeide
tegen den prins van Piémont, die persoonlijk zeer teleur-
gesteld was, dat de Fransche Koning vast van plan was
den oorlog in Duitschland met alle kracht te beginnen.
HOOFDSTUK HL
Vooral was Aerssen natuurlijk over den gesloten vrede
zeer teleurgesteld. Het was dan ook wel ontmoedigend
voor hem te beseffen, dat hij, na al zijne bemoeiingen,
nog even ver was als bij zijne komst in Parijs. Daarbij
kwam nog, dat Richelieu voor een tijd de stad uitging,
en de Hollandsche gezant voor zijne zaken verwezen werd
naar den heer d\' Herbault, die zelf bekende weinig op de
hoogte daarvan te zijn Toen Aerssen hem hiervan
eenigszins op de hoogte had gebracht, gaf d\' Herbault als
zijne meening te kennen, dat het verdrag van Gompiègne
moest worden vernieuwd. Aerssen zeide echter, dat dit ver-
bond was gesloten alleen in het belang van de finantien,
en niet de strekking had een algemeenen oorlog tegen het
huis Habsburg te beginnen Nu de Staten-Gfeneraal zich
zoo nauw met Engeland hadden verbonden, moesten zij
ook eene nieuwe verbintenis met Frankrijk aangaan. Men
kon ook niet van de Ho.Mo. blijven eischen, dat als een
verbond met den Franschen Koning werd gesloten, zij
1) „Hij seyde, dat hij hiervan geen kennisse en hadde, als nieuw
„in de uytheemsche saken betrocken; dattet hem leedt was dat den
„Cardinael dus blijft geindisponeert, waerdoor de affairen eenichsints
„blijven stilstaen." Rapport legatie, 24 Maart,
De artikels van het verdrag van Gompiègne zijn hierachter als
bijlage VII afgedrukt, om te laten zien, dat Aerssen met zijne be-
wering gelijk had.
111
daarvoor hunne vrijheid van handelen geheel zouden prijs
geven, en b.v. geen vrede of verdrag met Spanje sluiten
zonder toestemming van de Fransche regeering. Het ver-
drag van Compiègne was voor drie jaar gesloten, en daarom
hadden de Staten-G-eneraal in verschillende voorwaarden
toegestemd, maar voor de toekomst wilden zij zich de
handen niet zoo binden.
De Fransche regeering heeft nu nog niet openlijk willen
verklaren, dat zij vooreerst niet aan een openbaren oorlog
deel wilde nemen. De prins van Piémont werd zelfs nu
nog misleid. Hij ging naar den Koning, om dezen te her-
inneren aan de vroeger telkens gedane beloften en kreeg
tot antwoord, dat de Fargis zou worden teruggeroepen en
voor zijne vermetelheid gestraft. Met den kardinaal, wiens
ongesteldheid zooveel vertraging veroorzaakte, moest men
nog overleggen, omdat er nog geen besluit was genomen.
De geheele vrede, zeide de Koning aan den prins van Pié-
mont, was het werk van Olivarez geweest. Deze had aan
de Fargis de artikelen gegeven onder voorwaarde, dat, als
deze door hem binnen het uur niet werden geteekend, de
koning van Spanje aan Frankrijk den oorlog zou verklaren.
De Fargis was voor dit dreigement gezwicht, en had de
artikelen geteekend.
De prins van Piémont ontving echter spoedig een ander
inzicht in deze zaak. Er was n.1. een brief van den gezant
van Genua aan \'t hof van Madrid, geadresseerd aan de
regeering van Genua, onderschept, en hieruit bleek ten
duidelijkste, dat de geheele handeling van de Fargis op
gezag van het Fransche hof was geschied. O De hertog van
Savoye was hier zoo verontwaardigd over, dat hij zijn zoon
bevel zond onmiddellijk in Parijs zijn afscheid te ne-
men De schuld van al deze gebeurtenissen werd door
Zie rapport legatie 27 Maart.
De gezant van Savoye oordeelt ook lang niet vriendelijk over
de handelwijze der Fransche Regeering: „taxerende \'s conincx mi-
112
den gezant van Savoye geweten aan Eichelieu, die binnen-
en buitenlands den vrede wilde.
Aerssen verkoos nu natuurlijk zijn vertrek ook niet
langer uit te stellen, en schreef daarom een brief aan
Richelieu, waarin hij, het lange wachten moede, een dui-
delijk antwoord vroeg op de vraag, of de Kardinaal een
verbintenis met de Staten-Gleneraal wilde aangaan of niet.
In het laatste geval, schreef Aerssen, zou hij zoo spoedig
mogelijk vertrekken. Den 20sten Maart kon Aerssen einde-
lijk den Kardinaal te Charonne te spreken krijgen. Uit
dit onderhoud bleek, dat men den Hollandschen gezant
toch nog aan het lijntje wilde houden. Richelieu immers
begon dadelijk te vragen, of de Staten-G-eneraal al hadden
geantwoord op den eisch om voldoening te geven over het
vertrek van den admiraal Haulthain. En toen Aerssen
hierop met allerlei verontschuldigingen ontkennend had
geantwoord, zeide Richelieu, dat dit zeer jammer was,
daar men in het andere geval, binnen drie dagen het ge-
heele verdrag met de Staten-G-eneraal zou hebben gesloten.
En nadat hij aldus voor het sluiten van een verdrag een
onmogelijke voorwaarde had gesteld, verklaarde hij op
verzoek van Aerssen, die om geen tijd te verliezen, maar
vast beginnen wilde met het onderhandelen over een ver-
drag, waarover men later dan kon beslissen, of het zou
gesloten worden of niet, dat hij slechts eene vernieuwing
van het verdrag van Compiègne wilde, alleen vermeerderd
met een artikel, dat den Koning waarborg zou geven,
in \'t vervolg niet meer door de Ho.Mo. bedrogen te
kunnen worden. Aerssen vond dit onmogelijk, daar het
verdrag van Compiègne eenvoudig eene leening was, en
de Staten-G-eneraal thans met een verbond met Frank-
rijk geheel andere plannen hadden. Richelieu vroeg toen
„nisters daerin gehandelt te hebben als Turquen en Barbaren, prin-
„cipalyck over \'t ontkennen van last gegeven te hebben.
Rapport legatie 3 April.
-ocr page 125-XIV.
of Aerssen een ontwerp voor een tractaat wilde maken i).
Wat de Engelsche gezanten betreft, het is gemakkelijk
te begrijpen, dat zij ook te kennen gaven eerstdaags te
zullen vertrekken
Zij beklaagden zich bij Aerssen zeer, door allerlei klei-
nigheden zoolang te zijn opgehouden, en ten slotte toch
niets te hebben tot stand gebracht. Zij brachten den laat-
sten Maart aan Aerssen een afscheidsbezoek, maar hebben
hun vertrek toch nog eenigen tijd uitgesteld, en van de
Fransche regeering de belofte gekregen, dat de Blainville
zou worden teruggeroepen, en dat de Hollandsche gezant
„met contentement sal vertrecken" Het doel van hun
tocht n.1., om de medewerking van Frankrijk te krijgen
tot het heroveren van de Paltz, was mislukt. Richelieu
beloofde hun alleen, den koning van Denemarken niet ge-
heel zonder ondersteuning te laten. De agent van Dene-
marken was hiermede lang niet tevreden, maar toen hij
zich over de geringe hulp van Frankrijk beklaagde, ont-
ving hij tot antwoord, dat Denemarken zelf er te veel
voordeel van zou trekken, indien het van Frankrijk meer-
dere ondersteuning ontving 4),
Aerssen kon echter maar niet wegkomen, want, nadat
hem, op zijn verzoek, eerst eene audientie bij den Koning
was toegestaan, kreeg hij later weer bericht, dat Z. M.
de audientie moest uitstellen wegens buitengewone en
plotselinge drukte. De Koning zou binnen eenige dagen
naar Fontainebleau vertrekken, en daar Aerssen zijn af-
1) Dit ontwerp volgt hierachter als bijlage VI.
Carleton vertelde aan Aerssen, dat men in Engeland zeer onte-
vreden was over de houding van de Blainville. Deze had alle feiten
toch zeer overdreven, en 0. a. meegedeeld, dat zijn leven zelfs gevaar
had geloopen. Rapport legatie 28 Maart,
Rapport legatie 3 April.
Aerssen troostte den agent van Denemarken door te zeggen, dat
hij ook „meer reden van dagen als lachen over \'t generael hadde."
Rapport legatie 6 April.
-ocr page 126-XIV.
scheid geven i). Want hoewel de heer van Sommelsdyck
den 21 sten April eerst bericht kreeg van de Staten-Gene-
raal, dat zij besloten hadden hem terug te laten komen,
was hij toch voor zich zelf besloten, zoo spoedig hij maar
eenigszins kon, het hof van Parijs te verlaten
Ondertusschen had men toch eenigszins aan het verlangen
van Aerssen voldaan, door hem nl. bekend te maken met
enkele artikels, die men bepaald bij een eventueel ver-
bond tusschen Frankrijk en de Republiek wilde bekrach-
tigd hebben. De inhoud hiervan kwam op het volgende
neer. De Koning zou de benoeming hebben van de hoofd-
officieren der regimenten; in de Fransche regimenten moes-
ten worden toegelaten „aulxmosiniers ende papen" : de Ho.
Mo. moesten den koning helpen met een vloot van 25 sche-
pen, „van 800 tot 500 vaten", geheel en al goed uitgerust,
voor het geval Z. M. in oorlog zou komen in zijn land of
daarbuiten, „binnen tegens syne ongehoorsame ondersaten
„van huguenotte religie, en buyten tegens de vreemde vy-
Aerssen schreef zeer gemelijk in zijn rapport, dat hij wel
hierin moest toestemmen, „hoewel ick seer impatientich ben over \'t
„lanck slepen van de deliberation, door welcke onsekerheyt uwe Ho.
„Mo. dienst en affaires seer worden verongelyckt."
Rapport legatie 3 April.
„Entfangen een missive vande heereu van Sommelsdyck en Lan-
„guerack geschreven te Paris den 3den deses, houden datte redenen
„van haer Ho. Mo. missive van den 8 des voorleden maent Marty,
,.raeckende het vertreck van den heer van Haulthain, den Coninck
„geene satisfactie hebben gegeven, geen apparentie is hier noch eenich
„geit te becomen, waerop gedelibereert synde, is goet gevonden, dat
„gerescribeert sali werden, dat sij den noot eS swaricheyt van \'t Landt
„nochmaels sullen representeren, ende soo sij sien, dat doort verblyf
„van den heer van Sommelsdyck daerinne geen groot wonder en is
„te doen, dat in sulcken val de heer van Sommelsdyck sijn afscheyt
„sali nemen; latende de rest vaiï instructie bevorderen by den Heer
„van Languerack; synde mede goet gevonden, datte heer Ambassa-
„deur d\'Espoisses sali werden versocht de voorz. devoiren te willen
„seconderen, daertoe versocht syn de Heeren Beaumont en Haersolte."
Resoluties Ho. Mo. 14 April.
-ocr page 127-XIV.
„anden"; de eerste acht maanden zouden de Ho. Mo. de
kosten er van dragen, en zou de Koning de eventueele
schade voor zijne rekening nemen, en na dien tijd zouden
de Ho. Mo. voor hun hulp ontvangen de helft van het
geld, dat zij jaarlijks van Z, M. ontvingen ; eindelijk mocht3n
de Ho. Mo. niet met Spanje onderhandelen over vrede of
verdrag zonder toestemming van Frankrijk. Het is niet te
verwonderen, dat deze artikelen, die zeer uit de hoogte en
ruw waren gesteld, door Aerssen voor onaannemelijk wer-
den verklaard. Tot zijne verbazing kon hij niet eenmaal
afschrift van deze artikelen bekomen. Op zijn verzoek
hierom werd hem geantwoord, dat in Fontainebleau
over het ontwerp zou worden gehandeld. De welwil-
lendheid, waarmede men Aerssen in \'t begin van zijn
verblijf had bejegend, was ook geheel verdwenen, en
had plaats gemaakt voor een eenigszins vijandige houding.
Vooral Schömberg sloeg een zeer hatelijken toon tegen-
over Aerssen aan die echter ook niet naliet er op te
\') Hij zeide o. a. van de Ho. Mo., dat zij „hun met vlauwe en fri-
„vole excusen meynen te behelpen opt vertreck van den heer Hau-
„thain ende Quast, doerwelcke ontschuldingen uwe Ho. Mo. meer
„schijnen te soucken als te verdienen de goede gratie ende liberale
„effecten van Syne Mat; dat Syne Mat daerom seer gestoort synde,
„nyet en is te bewegen geweest mij audientie te geven, siende dat
»hy geoffendeert is geworden met dit vertreck int gesicht van gans
„Europe, ende dattet aen Uwe Ho. Mo. nyet en heeft ontbroken erger
„te doen, dat Uwe Ho. Mo oock nu noch weijgeren daerop eenige
„reparatie te doen: dat Syne Mat Mr. d\'Espesses heeft doen schrijven,
„om Uwe Ho. Mo. sijne dachten daerover te doen; oock dat Syne
„Mat boven dat miscontentement noch een ander heeft genomen,
„verstaen hebbende dat ick geweygert hebbe priesters te consenteren
„aende fransche trouppen, Syne Mat wesende een Godtvresent Coninck,
„nyet kunnende gedoogen dat syne ondersaten in hunne sekere ver-
„dommenisse souden gaen, alse souden moeten dienen; daerop ick
„soude hebben te letten; ende dat ick nyet qualyck en sali doen
„binnen thien of twaelf dagen nae Fontaynebleau of daerontrent,
„daer d\'Ambassadeurs gaen, te trecken, en dat men met mij opt eynde
„vafi weke van paeschen sal handelen, en sien of wij malkanderen
8*
-ocr page 128-XIV.
wijzen, dat de Ho.Mo. evenzeer reden tot klagen hadden
over het niet ontvangen van gelden, die hun volgens
wettig contract toekwamen. Om echter later het verwijt
niet te hooren, dat, het aan hem had gelegen, dat zijn ge-
zantschap niets had uitgewerkt, beloofde hij naar Fontaine-
bleau te zullen gaan, ofschoon hij verklaarde, dat de arti-
kels, zooals hij die had gehoord, onmogelijk door hem kon-
den worden aangenomen. De republiek kon dat ook niet
doen met het oog op Engeland, waarmede zij een aanval-
lend en verdedigend verbond had gesloten. De heer d\'Au-
querre moest zelfs Aerssen toegeven, dat een verbond
op zulke voorwaarden onmogelijk door de Ho. Mo. kon
worden gesloten, en meende, dat eene verlenging van het
verdrag van Compiègne de eenige uitkomst zou zijn Tot
den 16clen April bleef Aerssen nog in Parijs, en bij de
verschillende menschen, die hij bezocht, was het hem eene
voldoening te kunnen opmerken, dat zij ook zeer ontstemd
waren over de wisselvallige politiek der Fransche regeering.
Hij beklaagde zich ook zeer over de kosten, waarop men hem
joeg, daar hij nu weder in Fontainebleau een nieuw logies
moest hebben, en men hem daar hooge prijzen voor vroeg
Bij een samenkomst met den kanselier, Schomberg
en d\'Herbaalt, heeft Aerssen het ontwerp-verdrag, dat, naar
men hem zeide, eenigszins was gewijzigd, door een list
even in handen weten te krijgen s). Hij merkte dadelijk op.
„sullen kunnen verstaen oft nyet, ende dat sulcx haest sal gedaen
„of gefailleert wesen." Rapport legatie 7 April.
1) d\'Auquerre betreurde het zeer, dat de Ho. M. geen betere voldoe-
ning aan den Koning gegeven hadden voor dien „coup de poignard
au sein." Rapport legatie, 7 April.
„Betalende voer het dack van een miserabel logis tegens vy fen
„twintich gulden \'s daechs, boven onse costen, peerden, carossen, carren
„ende diergelycke." Rapport legatie, 17 April.
„d\'Heer van Erbout prepareert sich om \'t voorz. tractaet te lesen,
„dan ick versoucke, dattet mij ter hande mach gestelt werden om
„hem in sijn jaeren te soulageren, dat nae eenige excusen ten lesten
„geconsenteert wort." Rapport legatie, 18 April.
XIV.
dat de titels van de Ho.Mo. niet volledig waren genoemd en
o.a. ontbreekt „haultz et puissants". Hij zag verder „dattet
„secours maer soude sijn van een millioen guldens, daer
„noch afgaande negenenveertich duysent guldens voor d\'of-
„flcieren, datte alliantie soude dueren een tijd van ses
„jaeren, (in de voergaende conferentie was gestelt thien
„jaeren) dattet ondertusschen Uwe Ho.Mo. nyet en soude
„vrijstaen te tractoren metten Coninck van Spaignen van
„Peys of Tresve, sonder consent van Sijne Mat, dat Uwe
„Ho.M. in erkentenisse van sulcke benefitie Sijne Mat sul-
„len moeten secourreren ses weken nade Sommatie met
„eene Vlote van vijf en twintich schepen van twee tot
„vijf hondert vaten, gemonteert en geprovideert van alles
„nae behooren, en die op hun eijgen costen onderhouden
„den ganschen tijt van acht maenden, die te beginnen te
„reeckenen van den dach datse \'t seyl sullen sijn gegaen ;
„\'t selve te moeten doen voer eens en voer d\'eerste mael,
„en nae d\'expiratie van deselve acht maenden, dat dan
„Uwe Ho.Mo. sullen contribueren de helft alleen vant se-
„cours, dat deselve van Sijne Mat ontfangen. Ende sullen
„dese assistentie doen als Sijne Mat van eenige vreempde
„sal werden aengetast om loat oor saecke het mochte ivesen.
„Maer hebbende voorts Sijne Mat eenige schepen van doen
„om eenige ongehoorsame ondersaten vafi huguenote reli-
„gie tot hun debvoir te brengen, dat in sulcken geval Uwe
„Ho.Mo. van gelycken gehouden uilen blijven Sijne Mat te
secourreren op hun costen mettet voorz. getal van sche-
„pen, gequalificeert als boven, geprovideert van munitiën,
„geschut, vivres en alle andere behouften, voer den selven
„tijt van acht maenden, en daerna tegens de helft van de
„assistentie, die Sijne Mat jaerlycx accordeert, doch dat
„Uwe Ho.Mo. op deselve schepen geen matrozen en sullen
„stellen, dan alleen die noodich sullen wesen om de sche-
„pen op hun rend3-vous te brengen, die dan oock sullen
„gerenvoyeert worden, omdat bij de experentie gevonden
„is, dat Uwe Ho Mo. zeevolck tegen die van Rochelle hun
XIV.
„weygeren te laten gebruycken. Voorts bij een bysonder
„article apart wort gestipuleert, dat de Fransche regimen-
„ten met priesters sullen werden versien. Ende eyntelyck
„dat Uwe Ho. Mo., contravenierende in een van alle de
„pointen vant tractaat, sullen vervallen vant selve, en aen
„Sijne Mat moeten restitueren alle de genoten penningen
„op gelycke termynen als die ontfangen sijn i)."
Aerssen heeft dadelijk de bezwaren genoemd, die hij tegen
dit ontwerp had. Vooreerst vond hij de hulp, die de Ho. Mo.
zouden ontvangen, veel te gering. Ten tweede vond hij den
tijd, waarvoor het verdrag werd gesloten, te kort. Ten derde
was, zijns inziens, de bepaling, dat de Ho. Mo. niet met
Spanje mochten onderhandelen zonder toestemming van
den koning van Frankrijk, veel te bezwarend. Ten vierde
vond hij, dat de hulp, die de Ho. Mo. den Koning terug
moesten bewijzen, te groot was, en het laatste bezwaar,
dat hij had, was het toelaten van priesters in het leger.
Men antwoordde hem, dat het ontwerp, zooals het was,
moest worden aangenomen, en dat vooral het artikel om-
trent de priesters onveranderd moest blijven. Dit vond
Aerssen geen manier van onderhandelen, want het was
eenvoudig aan de Ho. Mo. de wet voorschrijven. Hij zou
nooit de verantwoording op zich willen nemen van zulk
een verdrag goed te keuren. Daarom heeft hij „met groote
sachticheyt en respect" voorgesteld, dat men hem het ont-
werp zou geven, en hij het zou meenemen, opdat de Ho. Mo.
zelf er over spreken en beslissen konden.
Maar dit voorstel viel niet in goede aarde, en vooral
1) Deze Icorte inhoud van het ontwerp-verdrag, dien Aerssen in zijn
rapport geeft, is hier overgenomen tot beter begrip van de volgende
onderhandelingen.
Schomberg vond het vreemd, dat Aerssen zich tegen dit arti-
kel verzette, omdat de Ho. Mo. „alle secten admitteerden en Joden
sei ver.\' Rapport legatie, 18 April.
„Doch diewijlen de Souverainen dickwils dingen passeren, die
„hunne ministers nyet betamelijck en sijn, dat ick daerom van een
f
XIV.
Schomlberg voer heftig tegen Aerssen uit, i) hem vra-
gende, wat hij dan eindelijk was komen doen, indien hij
niet eens volmacht had om een verdrag te teekenen. Aerssen
liet zich echter niet bang maken en dwingen, en antwoordde
eenvoudig, dat hij volkomen volmacht had om een verdrag
te teekenen, maar dat zulke voorwaarden onaannemelijk
door hem werden geacht.
Men ziet dat het den Hollandschen gezant gewoon weg
onmogelijk werd gemaakt om zijne langdurige negotatie met
eenig succes te bekronen. De wijze, waarop men hem be-
handelde, liet ook duidelijk uitkomen, dat men weinig prijs
stelde op een verbond met de republiek, en dat men de Staten-
G-eneraal voor geheel onbetrouwbaar hield. Aerssen was hier
dan ook zeer verontwaardigd over, en heeft terstond bij
den Koning eene audientie laten vragen om zijn afscheid
te bekomen. Hij ging ook naar Richelieu om zijn beklag
te doen, die hem waarschuwde niet zoo dadelijk heen te
gaan, want dat hij niet moest denken, dat de Koning later
bij de Ho. Mo. zou komen, om een verdrag te sluiten. Hij,
voor zich, kon ook in de kwestie van de priesters niets
toegeven, omdat men hem toch ai voor een hugenoot uit-
maakte.
Gelukkig vond Aerssen eenige troost bij den gezant van
Venetië, die zich ook zeer beklaagde over den vrede met
Spanje, omdat nu de paus, „meester absoluyt vah passa-
„ middelwech heb gedacht, dit tractaet bij IJ-vve Ho. Mo. selver te
„laten examineren, biddende ons copie te -willen laten volgen "
Eapport legatie, 18 April.
\') „d\'Heer Mareschal is met een groote haesticheijt eiï alteratie
„uytgevaeren, wat schande dattet voor Sijne Mat soude syn, dat men
„sijne intentien in de deliberatie van Uwe Ho. Mo. vergaderinge
„soude brengen, dat hij sulcx nyet en wilde lijden, afeyschende \'t j roiect
„vant tractaet mette andere stucken, ende daerbij vougende, als wij
„geen pouvoir of commissie en hebben om te sluyten, waerom dat
„wij dan sijn gesonden." Rapport legatie, 18 April.
Aerssen antwoordde hier zeer terecht op, dat het sluiten van
een verbond een staatszaak en geen godsdienstzaak is.
XIV.
„giën en van gansche vallee sal blijven, \'t welch nyet en
„soude sijn te vreesen, als beyde de religiën gebleven souden
„sijn in hun oud recht. Dat oock den paus aireets een
„bulle uytgegeven heeft bij dewelcke hij verclaert, dat
„die van Valteline hunne kinderen te Milan sullen moeten
„ter studiën senden, ende dat die daer buyten gaen stu-
„deren, inhabile sullen sijn, eenigen staet of offltie in de
„Vallee te besitten.
Den 21sten April heeft Aerssen zijn afscheids-audientie bij
den Koning gehad. Hij werd zeer minzaam ontvangen, en
hem werd betuigd, dat men het zeer betreurde, dat zijn
verblijf geen betere vruchten had gedragen. Het bleek, dat
men aan Aerssen zelf daar de schuld niet van gaf. Immers
men verklaarde meer dan eenmaal, dat zijn persoon aan
allen zeer aangenaam was geweest. Hij ontving dan ook
den 25sten April een gezantschap bij zich, om hem te zeggen,
„dat Sijne Mat volle satisfactie hadt van sijne comporte-
„menten, ende tot een memorie hadde gezonden een dia-
„mant." Zijn zoon werd vereerd met de orde van St, Michel,
die hij zelf reeds vroeger had ontvangen. Ook uit den brief,
dien hij van den Koning meekreeg voor de Staten-G-eneraal,
bleek ten duidelijkste, dat men met zijn persoon zeer in-
genomen was geweest, Van den Capellen heeft dan ook
1) Rapport legatie, 21 April.
Zie rapport legatie, 25 April.
„Très chers et grandz amis alliez et confederez. La legation vers
„nous du Sr de Sommelsdyck vostre ambassadeur extraoï\'dinaire nous
„a esté très agréable pour avoir eu un singulier plaisir d\'entendre par
„sa bouche et par le Sr. de Langiierack aussy vostre ambassadeur,
„restât de vos affaires, et le secours que vous aviez à desirer de nous pour
„vostre conservation. Sur quoy ilz nous ont trouvé aultant bien disposez
„que vous le pouriez attendre de la sincere et cordialle amitié et bienveil-
„lance que nous vous portons, telle que vous en debvez esperer des
„effectz aussy promptz et advantageux que vous en avez receu du feu
„Roy Henry le Grand nostre treshonoré Seigneur et père (de glorieuse
„mémoire) les conseilz duquel comme les sentimens de coeur et
„d\'affection nous suyvons en ce qui touche et concerne noz bons
XIV.
ongelijk, als hij schrijft: „naar \'t schijnt is zijn persoon
„zeer onaangenaam geweest." Dat Aerssen in zijne zending
niet gelukkiger is geweest, lag niet aan hem, maar aan
invloedrijke personen van het hof, die een verbond met
ketters ten zeerste verfoeiden.
Aerssen nam ook afscheid van de Koningin, die infor-
meerde naar de echtgenoote van prins Hendrik,\'-^) en van
de Koningin-moeder. De laatste sprak als haar meening
uit, dat de Staten-Generaal den admiraal Haulthain alleen
hadden doen terugkomen, om aan de hugenoten een vrede
„alliez et v lUs particullierement de qui la subsistence et accroise-
„ment ne nous est pas moins chère, et n\'est pas moings par nous
„desirée que celle de noz propres Estatz. Ce que nous voulons croire
„que vous scauêz bien recognoistre par le fldel rapport qui vous sera
„faict par ledt Sr de Sommelsdyck de noz sinceres intentions sur
„les choses publiques et de ce qui a esté traicté, négocié et concerté
„par luy et ledt- Sr- de Languerack avec ceux de nostre conseil sur
„noz affaires communes, et que vous nous rendrez incontinant le tes-
„moignage convenable pour la conclusion des choses concertées. Dequoy
„nous nous remettons a ce que ledt. Sr. de Sommelsdyck vous fera
„entendre sur ce sujet et a ce qui vous en sera representé en nostre
„nom par voste ambassadeur; cependant nous avons désiré de vous
„tesmoigner la satisfaction que nou\'^ laisse ledt. de Sommelsdyck et
„de sa prudente et honorable conduicte et que nous l\'avons veu de
„bón oeil et receu avec contentenent, comme nous ferons tousiours
„ceux qui nous viendront de si bonne part que la vostre. Sur ce
„nous prions Dieu, Treschers et grandz Amis Alliez et Confederez
„vous avoir en sa saincte et digne garde. Escrit à Fontainebleau le
„25 jour d\'Avril 1826." Rapport legatie, 25 April.
Gedenkschriften van Jonkheer Alexander van den Capellen Ut-
recht 1777, Iste deel p. 401.
\') „Die se verstont te sijn seer svranger, vragende hoe lanck \'t
„geleden is dat se getrouwt was, en haer wenschende contentement.
„Wij hebben hare Majesteit daerover bedanckt en betuijght dattet een
„sonderlinge vreuchde voor onsen staet is, te hebben de hope van
„eenen jongen prince van Oranje, efï dat wij wel souden wenschen,
,dat haere Mat. aan Vranckrijck oock eenen jongen Dauphin wilde
„geven totte bevestiginge van Croon en consolatie van Geallieerde.
„Waerop sij seer root wiert, doch en repliceerde nyet meer."
Rapport legatie 21 April.
-ocr page 134-XIV.
te geven, die nadeelig zou zijn voor den Koning. Reeds
vroeger had Marie de Medicis den heer Boutellier, haren
secretaris, tot Aerssen gezonden om te zeggen, dat, als hij
aan den Koning voldoening over het vertrek van Haul-
thain zou geven, en heioven zijn best te zullen doen, dat
de Ho. Mo. de priesters in hun leger toelieten, de Koning
dan vv^el genegen zou zijn om „contentement te geven"\').
Zoo heeft de Koningin-moeder getoond met belangstelling
den gang der onderhandelingen te volgen.
Nu was het te verwachten, dat Aerssen, zoo spoedig hij
maar kon, de terugreis zou aanvaarden. Hij is echter nog
eenige dagen gebleven, op raad van Richelieu, om te zien
of verdere onderhandelingen nog verandering zouden bren-
gen. De samenkomsten, die hij nu nog heeft gehad met
den kanselier, Schomberg en d\'Herbault hebben echter
geen belangrijke resultaten opgeleverd. De gezant der re-
publiek werd meermalen op een bijna minachtende ma-
nier behandeld. Men legde hem het ontwerp-verdrag voor,
en eischte van hem, dat hij terstond zou teekenen. Toen
dit door hem werd geweigerd, vroeg men, waarom hij nog
gebleven was, en of hij den draak met hen stak. Aerssen
beklaagde zich van zijn kant, dat men hem niet vertrouwen
wilde, want, ofschoon hij voor de geheimhouding instond,
wilde men hem de copie van \'t ontwerp maar niet in
handen geven, en kon hij dat natuurlijk niet grondig on-
derzoeken. Men heeft toen eerst nog over eenige kleinig-
heden gehandeld. Zoo werd b.v. in het eerste aitikel, „on-
gehoorsaeme onderdanen" op voorstel van Aerssen, veranderd
„in oproerigen onderdanen," omdat de eerste lezing zoo\'n
ruime interpretatie toeliet. Eindelijk kwam Schomberg
met een afdoend voorstel. Hij deed dit, zooals hij zeide.
\') Zie rapport legatie 21 April.
2) Schomberg gaf te kennen dat hij \'t zeer vreemd vond afscheid
van den koning te nemen, voordat de zaken v^^aren afgedaan.
Zie rapport legatie 22 April.
-ocr page 135-XIV.
alleen om Aerssen te believen. Men zou de copie aan den
Franschen gezant, d\'Espesses, bezorgen, en deze zou het
den Staten-Greneraal voorleggen. Indien de Ho. Mo. dan
niet dadelijk wilden teekenen, dan zouden zij geen cent
meer uit Frankrijk ontvangen. Men vertrouwde dus aan
Aerssen niet eenmaal de bezorging van hot ontwerp toe.
D\'Herbault noemde nu nog eens de hoofdpunten op.
Vooreerst moesten de Ho. Mo. de priesters in het leger
toelaten; ten tweede moesten de Ho. Mo. voldoening geven
over \'t vertrek van Haulthain, en in \'t bijzonder over
de handelwijze van Quast; ten derde moesten de Ho. Mo.
de vriendschap van Z. M. hooger achten dan die van
eenigen anderen bondgenoot; ten vierde moesten de Ho. Mo.
goede maatregelen nemen tegen de zeeroovers, die het den
onderdanen van Z. M. lastig maakten; ten vijfde moesten
de Ho. Mo. Z. M. helpen bij den bouw van oorlogschepen;
ten zesde moesten de Ho. Mo. aan Z. M. toestaan den koop
van 6 goede oorlogschepen; ten zevende moesten de Ho. Mo.
overtuigd zijn, dat de vrede tusschen Z. M. en Spanje nog
niet ten volle was gesloten, en dat Z. M. den oorlog in Duitsch-
land zou blijven begunstigen; ten achtste moesten de Ho. Mo.
overal, waar zulks te pas kwam, verzekeren, dat de ver-
houding tusschen Frankrijk en Engeland niets te wenschen
overliet; ten negende moesten de Ho. Mo. den prins van
Oranje verzoeken de vriendschap van Z. M. steeds te zullen
zoeken, en te stellen boven de vriendschap van wien ook\').
Hiermede eindigde de negotiatie van Aerssen. Hij nam
afscheid van de verschillende personen, met wie hij in aan-
>) "Wat het negende punt betreft, moet nog worden opgemerkt,
dat Aerssen steeds yverig werkzaam is geweest om de opdracht, hem
door den prins van Oranje gedaan, te volbrengen. Met groot beleid
heeft hij telkens verhinderd, dat men van de tolkwestie in het prins-
dom een rechtszaak maakte. Het recht van Prins Hendrik was boven
alle bedenking verheven, zeide hij, en elke twijfel daaraan was een
beleediging. Hü had dan ook de voldoening, dat men hem in deze
kwestie volkomen gelijk gaf.
124
raking was geweest, ook van Richelieu, die zeer bij hem er
op aandrong, dat hij zijn best zou doen, om de Ho. Mo. te
bewegen het ontwerp-verdrag aan te nemen, want anders
zou de vrijheid van Europa ernstig gevaar loopen i).
Den tweeden Mei is Aerssen te Galais aangekomen, waar-
van hij den vierden vertrok om den achtsten in den Haag
te zijn. Den negenden Mei leverde hij in de vergadering
der Staten-G-eneraal zijn schriftelijk rapport en de brie-
ven in. Hij eindigde zijn uitvoerig journaal met den
wensch, „dat de Ho. Mo. sullen gelieven te nemen contente-
ment over de getrouwe devoiren, die ick voor den dienst
aen de Landen gedaen hebbe." Voorwaar, de dankbetuiging,
die hij ontving, was wel verdiend, want wanneer men
kennis genomen heeft van zijn rapport, dan weet men
niet wat meer te bewonderen, den ijver of de bekwaam-
heid van den heer van Sommelsdyck.
Het buitengewoon gezantschap heeft dus geen bepaald
resultaat gehad, hoewel het in den beginne zich anders
had laten aanzien. De Fransche regeering, of met
andere woorden Richelieu, had bij het sluiten van
1) Aerssen ontving nog liet volgende schrijven van Richelieu:
„Monsieur, j\'ay receu beaucoup de contentement de celuy que vous
„me tesmoignez avoir de mon procédé en affaires pour lesquelles vous
„estiez venu en cour. Quand à celle de Monsienr le prince d\'Orange
„il n\'a pas lieu à mon advis d\'en desesperer comme vous m\'escrivez,
„qu\'il fera, s\'il n\'y reçoit présentement la satisfaction, qu\'il désire,
„veu que si tost que ma santé me pourra permettre de vacquer aux
„affaires, je n\'oublieray rien en celle cy de ce qu\'il y peut attendre
„de moy en sorte que j\'espere qu\'elle réussira, mieux qu\'il ne pense,
„je vous conjure de l\'en asseurer. Et en vostre particulier de croire
.,que je feray tousiours de vostre personne l\'estime que je doy, et
„auroy à faveur les occasions qui me donneront moyen en vous
„servant de vous faire cognoistre, que je suis, monsieur, vostre très
„affectionné à vous rendre humble service.
(signé) Le Gard. DE RICHELIEU.
De Fleiiry, ce 30 Avril 1626."
Rapport legatie, 2 Mei
-ocr page 137-XIV.
den vrede met de hugenoten opgemerkt, dat de tegenstand
in Frankrijk nog te sterk was, dan dat hij zich rechtstreeks
met de buitenlandsche aangelegenheden kon bemoeien.
Van daar dat, na den vrede met Rochelle, aan Aerssen
onmogelijk strenge voorwaarden werden gesteld voor het
sluiten van een verbond. Richelieu begreep evenwel, dat
de republiek der Nederlanden steeds weer bij Frankrijk
moest terugkomen. Dat hij dit goed heeft ingezien, bewijst
het verbond van 1635.
HOOFDSTUK IV.
Volledigheidshalve volgen hier nog enkele aanhalingen
uit het resolutieboek der Staten-Generaal (folio 190 en
volgende van het jaar 1626).
29 Mei. Is ter vergaderinge gecompareert de heer Van
Sommelsdyck, wedergekeert uyt Vranckryck, doende rap-
port van de besoignes in sijn legatie gevallen, ende deselve
overleverende bij geschrifte, met brieven van recredentie
van den Coninck, Conninginne-Moeder, Conninginne-Regn-
ante, \'s Conincx broeder enz. Voor de goede devoiren bij
hem gedaen, haer Ho. Mo. hem hebben bedanckt, sullen opte
pointen uyt sijn rapport resulteren naerder geresolveert
werden.
20 Mei. De heer van Sommelsdyck ter vergaderinge
comparen, heeft te kennen gegeven, datte secretaris van
den heer Ambassadeur van Vranckryck, wederom gecomen
sijnde, mede gebracht heeft het concept vant tractaet, daer
van hij, van Sommelsdyck, in sijn rapport heeft gemen-
tioneert, ende dat deselve heer Ambassadeur sali afwachten
daervan openinge te doen, tot dat van wegens haer Ho. Mo.
hij dienthalve sali wesen aengesproecken, sonder dat hij
van selfs daervan openinge sali doen. Versoucken de voorz.
heer van Sommelsdyck dat haer Ho. Mo. voer eß aleer in
de saecke haer verwarren willen, uyt de lecture van sijn
schriftl. rapport verstaen de gelegentheit vant selve tractaet,
en de conditiën eh articulen, die daerinne gebracht werden,
XIV.
waerop goet gevonden is te committeren de heeren G-rave
van Culenborch, Noortwijok, Vosbergen, Boetselaer, Haer-
solte en, Schaffer, omme uyt het voorz. schriftl. rapport en
uyt den heer van Sommelsdj^ck de eigentlycke gelegenheyt
te verstaen.
22 Mei. Rapporteren mede datte Heer Ambassadeur
verclaert heeft synen secretaris wel weer gecomen te sijn,
maer dat hij geen whisselbrieven of yets heeft mede ge-
bracht, so dat hij geen middelen heeft om eenige penning
van de nieuwe Franse troupen te connen verschieten.
Maer datte voorz. secretaris heeft mede gebracht d\' articulen
van alliantie, die tusschen de Raden des Conincx eh
den Heer van Sommelsdyck geconverteerd sijn geweest,
ende daerbij Haer Ho. Mo. versouckens sijn vah alliancie
dat hij sali wachten, totdat deselve eenige sullen deputeren
om die te hooren. Waerop gedelibereert synde is goet
gevonden, dat hetselve gecommuniceert sali worden met
Sijn Extie.
De Heeren Grave van Culenborch en anderen den 20
deses gecommitteert, hebben mede ge-rapporteert hoe sy,
uyt de conferentie met den Heer van Sommelsdyck gehou-
den, gevonden hebben de articulen van de voorz. alliantie,
\'t welck sy mede versocht syn te communiceren met
Syn Extie.
25 Mei. De Heeren Grave van Culenborch ende anderen
den 20 deses gecommitteert om met Sijn Extie te commu-
niceren de gelegentheyt van de alliantie in Vranckryck
geproiecteert, so sy deselve vanden heer van Sommels-
dyck hebben verstaen, mitsgaders datte heer Ambassadeur
van Vranckryck verwacht, dat haer Ho. Mo. als versouckers
daervan sullen spreecken, hebben gerapporteert dat sij sulx
hebben gedaen, en dat Sijn Extie van advis is, dat men
behoort den heer Ambassadeur te seggen, dat Haer Ho. Mo.
in zijn discretie stellen van de pointen van alliancie in
Vranckryck geproiecteert, openinge te doen, of in de ver-
gaderinge van Haer Ho. Mo. of met eenige gedeputeerden.
i2y
Ende dat, \'t selve op \'t eene oft andere raaniere geschie-
dende, copie sali werden geëischt om daerop naerder te
delibereren. Dan is noch opgehouden hierop te disponeren.
36 Mei. Geresumeert synde de saecke van de alliancie
van Vranckryck, daervan gisteren rapport is gedaen, is
goet gevonden te committeren de Heeren van Noortwyck
en Vosbergen om den heer Ambassadeur van Vranckryck
te seggen. dat Haer Ho. Mo. verstaen hebbende, dat Sijn
E. ontfangen heeft d\' articulen van de alliancie daervan
mette heeren van Sommelsdyck en Languerack in Vranck-
ryck was gesproecken, in Syn E. bedencken stellen ofte
deselve sali gelieven daervan copie aen haer te geven om
aen haer Ho. Mo. over te brengen, of selfs in de vergade-
ringe te comen, ende daervan openinge te doen.
30 Mei. Synde overgelevert de rekeninge vanden heer
van Sommelsdyck over sijn legatie bij den Coninck van
Vrankryck sedert den 28 Octob. 1625 tot den 9 der tegen-
woordig Maents Mey, sijn gecommitteert de Heeren Mate-
lieff en Boetselaer om die t\'examineren.
De Heer Vosbergen heeft gerapporteert dat hij neflfens den
heer Van Noortwyck gesproecken heeft met den Heer d\'Es-
paisses, Ambassi". van Vranckryck, volgens de resolutie van
den 26 dezer, ten einde sijn E. aen haer wilde geven copie vah
alliancie in Vrankryck geproiecteert, of daer van selfs ope-
ninge doen in de vergaderinge van haer Ho. Mo. Ende
dat sij hierop ten antwoort hebben gecregen, dat sijn E.
hierover in de vergaderingen sali compareren.
•5 Juny. Is ter vergaderinge gecompareert de heer d\'Es-
paisses, ambassadeur van den Coninck van Vranckryck,
en heeft gelesen d\'articulen van alliance, dewelcke met den
heer Van Sommelsdyck ende Languerack in Vranckryck
geconverteert sijn geweest. Ende als haer Ho. Mo. naer
gedaene dancksegginge voor sijne moiten versocht hebben
copie, om daerop naerder te delibereren, heeft Syn E. geant-
woort daertoe geen last te hebben, dan \'t selve den Coninck
te sullen schriven, om naerder last te becomen. Daerbij
XIV.
doende datter noch een secreet articul was, raeckeO de
reverentie van religie voor de franse troupes, dan \'t selve
niet te sullen lesen, dewijl doch Haer Ho. Mo. oock hier-
van copie souden versoucken, recommanderen voerts eenige
particuliere wenschen hij hem overgegeven, dewelcke sullen
werden gelesen.
6 Juny. Is geproponeert datte heer Ambassadeur van
Yranckryck by syn Extle geweest en versocht heeft, dat
copie mocht werden gegeven van deantwoort, die hij van haer
Ho. Mo. gisteren entfangen heeft opte lecture vant concept
van de france alliancie. Waerbij also de heer Duyck te
kennen heeft gegeven, dat een secretaris van den voorz.
heer Ambassadeur bij hem is geweest ende geseyt, dat sijnen
voorz. heer geen copie heeft connen geven, dewijl hij hier-
toe geen last heeft gehat, maer presenteert so menichmael
de lecture te doen, dat men den inhout genouchsaem sali
connen comprehenderen, slaende voer, dat tot dien einde
eenige souden noch werden gecommitteert, om daerover
naerder met hem te spreecken. Hierop gedelibereert ende
bij eeniche voorgeslagen synde, dat het vorderen van copie
niet en con strecken als tot delay, dewijl doch deselve copie
al entfangen synde, de conditiën niet en souden connen
aengenomen werden en oversulcx beter te sijn, dat eenige
gedeputeert werden om te spreecken met den heer Ambas-
sadeur opt resumeren vant tractaet van Compiègne. Is
goet gevonden de heer Van Sommelsdyck, synde in ambas-
sade in Vranckryck geweest, hierop te hooren, door de
heeren den 20 Mey lestleden daertoe gecommitteert.
Totte exarhinatie van de declaratie van den heer Van Som-
melsdyck is in plaetse van den heer Matelief gecommitteert
de heer Schenck V-
7 Juny. Synde met den heer Van Sommelsdyck gecom-
municeert volgens de resolutie van den 6 deses, \'t geene
1) De declaratie van Sommelsdyck wordt dien dag ook goedge-
keurd.
XIV.
gepasseert is in de audientie, die den heer Ambassadeur
van Vranckyck den 5 deses gehat heeft. Is goet gevonden
datte selve heer Ambassadeur sall werden versocht een
schriftl. memorie te willen schriven aen den Coninck, dat
men daervan copie mach hebben, ende dat hij daertoe de
goede hant wil bieden.
In Juni en Juli kwamen er ook nog verscheidene brieven
van Langerak, die echter geen resolutie vereischten.
Tot September werd verder niet gehandeld over eene
alliantie met Frankrijk. Wel werd met Denemarken brief-
wisseling gehouden over het verleenen van hulp. De Ho.
Mo. werden in Juli nog verblijd door de komst van wissel-
brieven uit Frankrijk. Zij konden hiervoor den heer Van
Sommelsdyck dankbaar zijn, die gedurende zijn verblijf in
Frankrijk zoo nadrukkelijk op het verzenden van het ver-
schuldigde geld had aangedrongen. Het was wel te betreu-
ren, dat Aerssen niet meer had kunnen tot stand brengen,
maar dat lag niet aan hem. Zijne nooit verflauwende werk-
zaamheid, en zijne groote staatsmanstalenten hebben de
republiek groote diensten bewezen, en het aanvallend en
verdedigend verbond van 1635 zal hem later getroost hebben
voor zijne ongelukkig afgeloopen ambassade van 1625 en 1626.
B IJ ü A e B N.
-ocr page 144-i
r \'\'\' >v --
Ii-.
- . .. Iß
< \' -^i
iK
- ; \'î-v^ï
« i J i.
, ............ . ........
/ H f Ml \'
. \' V " . . ■.■•Lri--M\'\'\';
■1 i.t--
iÇ,
/î
i <
\' . -A
jU"\'.-«
-ocr page 145-BIJLAGE 1.
Instructie, nae dewelcke de Heeren Francois van Aerssen,
Ridder, Heere van Sommelsdyck ende Plate, eïï Raedt van
State, als extraordinaris Ambassadeur van de Hooch ende
Mogende Heeren Staten-Generael, mitsgaders de Heer van
Languerack, als ordinaris, hun sullen hebben te reguleren
int hoff van Vranckryck.
De Heer Ambassadeur extraordinaris sal hem in alle
diligentie gereet maecken, om metten eersten wint ende
weder syne reyse over Calais, offe Diepe, nae den Coninck
van Vranckryck te vorderen.
Ende diewijle dese Commissie met gemein ad vis van
den Coninck van Groot-Bretaignen geresolveert is geweest,
sal voor sijn vertreck aen Syne Mat door de Heer Joa-
chimi, ordinaris Ambassadeur van Haer Ho. Mo., adviseren
van de tijt, dat hij staet sal maecken te mogen de reyse
aennemen, opdat insgelycx van Sijne Mats sijde, ordre
mach werden gestelt, dat synen Ambassadeur sonder uyt-
stel vertrecke.
Tot Paris, off elders int hoff gearriveert sijnde, sal hem
door de Heer Van Languerack van alle occurrentien doen
informeren, ende vernemen, off den Ambassadeur van Syne
Mat. van Groot Bretaignen aldaer is aengecomen. Ende
XIV.
aengecomen sijnde, metten selven overleggen door middel
van eenen Secretaris, off andersints, om alle jalousien van
te seer confidente communication voor te comen, wanneer
sij sullen vorderen hunne eerste audientie, ende op wat
subiect, opdat se tsamen verblijven in gelycke limiten,
\'t welck sij sullen continueren totten uyteynden toe van
hunne Ambassade, welverstaende dat dit beleyt ende con-
cert alleen sal wesen nopende d\'Alliancie vande Ligue offen-
sive ende defensive, tusschen Syne Mat. ende Hare Ho. Mo.
door hunne Ambassadeurs in Septembri in Engelandt ge-
troffen, opdat Syne Mat- inde selve gelieve te treden.
Ende by soo verre den Ambassadeur van Syne welgemelte
Mat noch nyet en waere gearriveert, in sulcken gevalle
sullen de voorz. extraordinaris ende ordinaris Ambassadeurs
hunne audientie wat soecken te slepen, of \'t selve nyet
wel willende vallen, sullen in hunne eerste audientie nyet
gaen buyten de complimenten, ende de generaele begroete-
nissen ende discoursen, overleverende van wegen hare Ho.
Mo. ende van Syne Furstel. H. de heere Prince van Oraig-
nen hunne credentien aen den Coninck, aen de Coninginne-
Moeder, aen de Coninginne, aen de Monsieur Broeder van
Syne Mat, aen de Heeren Prince van Condé, van Soisons,
de hertogen van Guyse, Nevers ende Chevreuse, indien sy
te hove sijn, mitsgaders aen de Cardinalen van Rochefaucaut
ende Richelieu, d\'Heeren d\'Aligre, Chancelier, den Grave
van Nantueil, den secretaris d\'Estatd\'Auquerre ende anderen,
waer met veel tijts can gewonnen werden, om de voorz.
aencomste bequamel. af te wachten.
Inde materie ten principalen tredende, sullen aen Syne
Mat, mitsgaders aen de Coninginne-Moeder, den Cardinael
Richelieu, den Chancelier, ende de Grave van Nantueil,
metten heer van Auquerre subsecutivelyck remonstreren,
dat hare Ho. Mo. in Junie voorleden gesonden hebbende
hunne Ambass^ aen den Coninck van Groot-Bretaignen,
XIV.
om te doen de debvoiren ende officien, diese als goede
Nabueren ende Geconfedereerde schuldich waeren, op de
veranderinge in sijn Rijck gevallen, doort afsterven van
den Coninck Syne Mafs Heer Vader, doende daerover con-
doleren, ende t\'effens aen Syne Mat congratuleren syne
paisible assumptie totte croonen, ende \'t voltrecken van syn
gewenste huwelyck met Syne Mats Suster, aen de selve
hunne Ambassi\'s oock hadden expres bevel gegeven, om
daerenboven den hoochstgez. Coninck te versoucken, hun
te willen gunnen confirmatie ende prolongatie vande defensive
Alliantie inden voorleden jaere met Syne Mats Heer Vader
gesloten.
Ende bemerckende in wat sware constitutie sy hun
waren bevindende, doort vervallen vande gemeine saecken
in Duytslandt, alwaer den Coninck van Spaignen syne autho-
riteyt meer ende meer stabileren sulcx de saecke dede
beleyden, dattet grootelycx te vresen was, dat alle de macht
van Duytslandt tegens hunne Republique, ende ten dienst
vaiï Coninck van Spaignen soude werden gebruyckt. Soo
hadden hare Ho. Mo. oock goet gevonden \'t selve op sulcken
occasie aen Syne Mat van Groot-Bretaignen te doen ver-
toonen, recommanderende aende selve te willen helpen
besorgen hunne conservatie, overleggende, hoe seer die voort
gemeene wesen van geheel Europe nodich, ende voor syne
Rycken int besonder considerabel is.
Ten welcken fine ook aen hunne Ambassadeurs bequame
commissie was met gegeven, nyet alleen om aan Syne Mat
te presenteren den dienst van haere Ho. Mo., om nae hun
vermogen Syne Mat te seconderen in\'t voornemen, \'t welck
sy mochte hebben totte restitutie van de Pais, maer oock
om alle occasiën waer te mogen nemen, die sich souden
comen te presenteren, tot verbeteringe vande conditiën
van hunne Republique ende totte diversie vande onver-
draechlike macht van eenen soo overmachtigen vijant als
is den Coninck van Spaignen.
XIV.
Dat d\'Ambassadeurs sulcke debvoiren van complimenten
ende recommandatien gedaen hebbende, Syne Mat hun hadt
doen vragen, of se oock gemachticht waeren, om met hem
te tracteren van eenige vaerdere verbintenisse, ende uytte
commissie gesien hebben, datse waeren gequalificeert, om
op alle soorten van Alliantien te mogen negotieren, hadden
hun doen aanseggen, syne meeninge te syn, een alliantie
defensive eh offensive met hare Ho.Mo. te maecken, tegens
den Coninck van Spaignen ende syne Adherenten, om syne
ambitie totte monarchie ende de dagelickse usurpatien te
helpen breken, vertrouwende, dat d\'andere Coningen, Prin-
cen ende Republicquen, sulcken goet eh noodich voornemen
sullen begeren te seconderen. Op dewelcke Alliantien
eenige conferentien ende debatten gevallen synde, is eygent-
lyck in seer weynige dagen geconcludeert sulcken ligue,
bij dewelcke de Republicque van hare Ho. Mo eenigermaten
sal mogen hopen in haer gevaer metter tyt te sullen kun-
nen werden verlicht.
Ende al ist, dat \'t oochmerck van deselve negotiatie nyet
anders en tendeert, als om de macht van den Coninck van
Spaignen te breken en diverteren, sonder dat inde selve
yets is besproocken of geconditionneert, dat soude mogen
strecken tot nadeel van hunne eygen of hunne Nabueren
ende G-eallieerde gerechticheden, sulcx dat dese Alliantie
hadt kunnen gesloten werden, sonder naerdere ratificatie.
Soo hebben echter hare Ho. Mo. aen Syne Mat, als hun-
nen vertrouwesten vrunt, aende welcke sij soo groote Obli-
gation bekennen te hebben, over alle sijne Conincklicke
groote gunsten en weldaden, \'t respect begeren te dragen,
van deselve Alliantie te hebben laten concluderen alleen
op hun welbehagen, om die binnen den tijt van drie maen-
den te ratificeren.
Waerover ook hare Ho. Mo. dese ambassade aen Syne
-ocr page 149-XIV.
Mat hadden gasenden, om de conditiën vant Tractaet bij
authentique copie aen Syne Mat t\' openen, ende in syne
handen te stellen, wenschen ende nyet twijffelende, of deselve
en sal nyet alleen goet geneugen nemen in de proceduren,
daerinne bij haer Ho. Mo. gehouden, maer oock de gantsche
handelinge vinden ende oordeelen seer voordeelich ende
noodich voor den Staet van haere Republicque, ende daer-
uyt, of oock om andere considération van State, occasie
believen te nemen, omme insgelycx hare Ho. Mo. met syne
naerdere Alliantie te vereeren. ten welcken fine hunne
Ambassadeurs volmachticht sijn, opdat door sulcken middel
eens de G-eunieerde Provinciën van Spaensche oppression
bevrijt sijnde, gequaliflceert mogen worden, om aen Syne
Mat, ende aen die Croon van Vranckrijck te mogen bethoo-
nen de behoorlicke danckbaerheyt, tot grootmakinge van
Syne Mats eere, ende totte eeuwige versekerheyt van syn
Croon, tegens de welcke den Coninck van Spaignen, sich
de heerschappie vande gantsche werelt ingebeelt hebbende,
nyet op en hout te machineren, ende dewelcke van allen
tijde, uytte Nederlanden meest besprongen ende beschadicht
is geweest.
Ende sullen d\' Ambassadeurs daerop wijders discoure-
rende de démonstration kunnen doen bij exemplen ende
redenen.
Verthonende daerbeneffens, dat ingevalle Syne Mat tot
alsulcke resolutie konde verstaen, dat de macht vanden
Coninck van Spaignen seer cortel. sonder eenich pericul
voor Syne Mat soude kunnen werden besneeden, ende in
sijne palen gelimiteert, daer ter contrarie, Syne Mat \'t selve
langer uytstellende, te vreesen is, dat hij \'t gantsche Duyt-
sche Rijck onder syne gehoorsaemheyt sal sien te brengen,
waeruyt hij volck ende middelen sal becomen om gans
Europe met gestadige oorlogen te bespringen, \'t welck be-
quaemst door de macht en \'t openbaer beleyt van Syne
XIV.
Mat (hare Ho. Mo. met Syne Conincklicke Alliantie pro-
tegerende) kan gestuyt werden, te meer, nu den Coninck
van (3-root-Bretaignen sijne gelegentheyt ende macht ter see
naer alle syn vermogen daerbij begeert te brengen, daer-
door Syne Mat in alle sijne Zee Custen, tegens alle inva-
sion sal gerust en bevrijt blijven.
Dat oock de Geünieerde Provintien hun uytterste effort
sullen doen, om den Coninck van Spaignen op hunne fron-
tieren soo machtich aen te tasten, dat hij uytte Neder-
landen geen forcen en sal kunnen lichten, om tegen Syne
Mats desseins te gebruycken, daer andersints Syne Mat blij-
vende buyten den oorloch, ende den Coninck van Spaignen
buyten jalousie, den last van hare Republicque soo swaer
sal vallen, dattet nyet wel mogelyck en sal sijn, de saecken
te sullen houden in sulcke ordre ende stant, alst voor hunne
eygen behoudenisse, ende voor den dienst van hunne goede
vrunden va.n noode is.
Sullen daerop representeren \'t groot getal van Crychs-
volck, dat hare Ho. Mo. te voet en te peerde mitsgaders
de groote legerlasten en sware equippagien ter zee, jaerlicx
moeten onderhouden, verre boven hun vermogen, ende dat
daertegens den Coophandel uyt den welcken sij de meeste
middelen moeten trecken, geheel verflauwt ende vervalt,
hunne ondersaten sulcke sware lasten te qualicker kun-
nende dragen, omdat se hunnen vijant dagelijcx in sijn
macht sien toenemen, sonder andere uytcompste van hunne
langdurige miserie te sien, dan in soo verre Syne Mat sich
geliefde tot eenen goeden oorloch te resolveren, die recht-
matich, seker, glorieus ende profitich voor Sijne Mat en
Sijne Croon soude wesen.
Bij dit vertooch sullen de heeren Ambassi\'s de besoigne
voor eenige dagen staken, en daerop afwachten Syne Mats
verclaringe, stijvende ondertusschen hun versouck onder
XIV.
de handt bij de confidenste heeren van Syne Mats Raden
met goede bundige redenen, die van selfs genouch aldaer
bekent sijn.
Ende indien Syne Mat totte Alliantie ware te bewegen,
sullen de voorz. Ambassi\'s aen Syne Mats vrijen wille
stellen, te volgen den voet gehouden in Engelandt, of sulcken
nieuwen anderen, als sal bedacht werden, om aan Syne
Mat te laten sulcken plaetse, als aen sijne ouwe preëmi-
nentie competeert.
Sullen daerbij aan Syne Mat verthoonen, om \'t succes
eenichsins te faciliteren, datter hope is, dat een weynich
tijts de Coningen van Denemarck, ende van Sweeden met
verscheyden Duytsche Fürsten inde gemaeckte Alliantie
metten Coninck van Groot-Bretaignen sullen begeren te
comen, met anders geen voornemen, dan om de verloopen
saecken te helpen redresseren, \'t welck haest soude ge-
lucken, soo maer Syne Mat \'t hooft wesende van sulcken
Alliantie, \'t beleijt oock beliefde bij der hant te nemen,
best kennende de macht, ende onverdrachelicke ambitie
van den Coninck van Spaignen, tegens den welcken Syne
Mats macht ende wapenen in Italien ende in de Grisons
totte conservatie van sijne oude Geconfedereerde aireets
sijn geëmployeert, nyet anders resterende om d\' effecten
van de versochte Alliantie te bemiddelen, dan bij openbaren
ende directen oorloch te doen \'t geen, \'t welck nu defen-
sivelick, en op particuliere pretexten gedaen wordt, \'t welck
met even grooten pericul, eesten ende engagement van
reputatie geschiet, als of Syne Mat in eenen offensiven
oorloch waere getreden, door den welcken de macht van
Spaignen gescheurt, eh in veel plaetsen gedistrateert, eh
geswackt soude werden, als Syne Mat alle de geinteres-
seerde Princen ende Republicqnen in Syne Alliantie ge-
liefde t\'ontfangen, ende teffens te laten employeren.
Maer indien Sijne Mat voor alsnoch tot sulcken resolu-
-ocr page 152-XIV.
tie nyet en waere te persuaderen, soo sullen de heeren
Ambassadeurs over Sijne Mats antwoort metten heer Am-
bassadeur van Coninck van G-root-Bretaignen rijpelyck ad-
viseren, of nyet een tweede instantie diende gedaen, dan
of daeraf simpelyck wijckende, sy sullen acquiesceren, en
houden de saecke in stilstant, tot Sijne Mats bequamere
genegentheyt ende gelegentheit.
Ende dan versoecken separatelyck, maer met gemein
secreet concert tusschen de heer Ambassadeur van Enge-
landt, ende die van hare Ho.M., dat diewijlen Sijne Mat
nyet wel en was te bewegen tot een soo groote ende
generale Alliantie, daermet anderssints gelooft wert, dat
de gemeine saecken souden kunnen herstelt, ende den
Coninck van Spaignen in sijne groote progressen gestuyt
werden, dat dan ten minsten Sijne Mat, den weistandt van
gans Europa ten beste, geliefde \'t voornemen van den
Coninck van Groot-Bretaignen met Sijne .Geallieerde t\'ap-
proberen, ende de successen onder de hant te helpen faci-
literen, versterkende te dien fine sijne Confederatien met-
ten heer Hectoch van Savoye, Venetien ende de Switser-
sche Cantons, om aen de sijde van Italien den Coninck
van Spaignen sulcx aen te tasten, dat hij mach gedwongen
werden sijne usurpatie op de G-risons eïï elders te verlaten,
dewijlen Sijne Mat dat des te lichter sal kunnen effec-
tueren, omdat des Conincx van Spaignens macht met de
nieuwe Alliantiën van den Coninck van Groot-Bretaignen,
seer sal verdeelt moeten worden.
Ende soude Syne Mat aen d\'eene sijde een particuliere
Alliantie met weinige Princen gemaeckt hebbende, eii Syne
Mat van G-root-Bretaignen insgelycx de syne mogen ac-
corderen van hunne ende hunner Rycken mutuele defentie
voor eenen beteren tijt van jaeren, binnen dewelcke sy
met den Coninck van Spaignen in geen handelinge en
souden vermogen te comen, voor aleer hij met sijne ad-
XIV.
herenten te weder syden d\'usurpatien in Duytslandt ende
in Italien soude hebben verlaten, ende gerepareert.
Maer soo insgelycx dit tweede versouck quame te werden
gedifficulteert, sullen de heeren Ambassadeurs, sonder
daerop te moeten nemen advis van den heer Ambassi" van
den Coninck van G-root-Bretaignen, in een andere bysondere
audientie, ende daertoe eerst geprepareert hebbende de
Coninginne-Moeder mette goedgunstichste vrienden, aen
Sijne Mat specialicken verthoonen den beswaerlicken staet
vande Geünieerde Provinciën, ende dat nyettegenstaende
alle Syne Mats liberale Conincklycke assistentie, mitsgaders
van hunne andere geallieerde Coningen, Republicquen,
Pursten ende Stenden, hare Ho. Mo. onmogelyck is, d\'ordi-
naris betalinge van hun Crychsvolck mette Legerlasten,
ende de zee-equippagien te vervullen, die sij genootsaeckt
sijn verre boven hun vermogen te verstercken, opdat sy
\'t effens door de groote macht van Spaignen, die hun ap-
parent is, alle de legers van Duytslandt op den hals te
sullen werpen, nyet en souden werden overrompelt. Ver-
hopende daeromme, dat hunne goede vrienden ende sonder-
linck Syne Mat, die aireets soo veel heeft gedaen voor
hunne behoudenisse, hun in sulcke beswaerlicke ongelegent-
heyt nyet en sal begeren te verlaten, ende sullen derhalve
Syne Mat oidtmoedelich suppliceren, te willen ten minsten
op sulcken occasie syne liberaliteyt met een goede extra-
ordinaris assistentie aen hare Ho.Mo. bewysen, opdat hunne
gemeynte, in hunne courageuse defensie gestijft, ende dat de
saecken buyten mutinatie, en andere schadel. verloopen gehou-
den mogen werden. Daertoe hare Ho.Mo. ende Syne Furstel.
Gen. den heere Prince van Orange sorchvuldelick arbeyden,
opdat S. Mat hiernamaels sulcke goede diensten vande Landen
mach trecken, als Syne Coninclicke beneflcien op deselve ver-
dient hebben, en noch wijders sullen begeren te verdienen.
Derhalven datse vertrouwen, dat S. Mat op hun vertooch
-ocr page 154-XIV.
favoravelyck sal gelieven te resolveren, diewijle de Regi-
menten van heer Hertoch van Candale, ende andere, oock
twaelf of veerthien, ende \'t meeste deel Francoisen, Com-
pagnien peerden in dienst zijn gecontinueert, die andersints
met noch veel anderen, souden moeten afgedanckt werden,
waerdoor de Landen in groot pericul souden comen te ver-
vallen, terwijle de vijant sterck hun overal op de hals blijft
leggen, sonder datse vande Engelsche Alliantie soo rasch
eenige verlichtingen sullen kunnen gevoelen. Maer onder-
tusschen met eenen nieuwen last beswaart syn blyvende,
om een vierde part in alle de Zee-equippagien te moeten
dragen, boven de particuliere ordinaris zeebezettinge van
hunnen Staet.
Ende om aen den Heer Hertoch van Savoye te geven
kennisse van dese Alliantie mettet versouck, dat bij Syne
Mat van Vranckryck wert gedaen, is goet gevonden, dat
bij haer Ho, Mo. copie sali werden gesonden van de voorz.
Alliantie, met een goede missive, om Syne Ht te bidden,
Sijne goede offitien door sijnen Ambassadeur bij Sijne
Mat te willen doen, opdatse bewogen mach werden in de
selve alliantie te treden, of tot sulcken andere te verstaen,
daermet de gemeine saecke tegens de Spaensche ambitie
sal kunnen werden geconserveert. Ende sal dese depesche
te poste aen Syne Ht afgesonden werden.
Sullen alle mogelicke debvoir doen om te helpen bemid-
delen, dattet Syne Mat believe aen Syne Ondersaten van
de Religie te vergunnen den vreede ende syne goede
gratie, volgens \'t beneficie ende gunste van Syne voorgaende
Conincklicke Edicten; daertoe gebruyckende alle de beste
middelen ende reden van State, die daertoe sullen connen
dienen, doende \'t selve coniunctin mette heeren Ambassa-
deurs van G-root-Bretaignen ende Savoyen, of separatim, soo
alst selve best sal vallen.
Sullen oock letten, offer geen andere occasien voorvallen
-ocr page 155-XIV.
om der Landen dienst te mogen beneficieren, die sij sullen
waernemen, en van alle hun wedervaeren sullen se naer-
stel. adverteren.
Hunne oesoigne bij succes of andersints afgehandelt
hebbende, sal de voorz. heer van Sommelsdyck, sijn weder-
compste spoedigen, lettende op de beste mesnage ende op
sijn sekerheyt, eif over al, daert te passe sal comen,
recommanderen den welstant vaiï Geünieerde Provintien.
Ende wedergekeert synde, sal particulier rapport doen
van alle syn wedervaeren, buyten ende in de besoigne,
ende syn journael overleveren.
Aldus gedaen ende geresolveert in \'s Gravenhage opten
XXH Octobris XYI.c vijf en twintich. Was geparapheert
„Haersolte" Onderstandt „Ter ordonnantie van Hoochgemelte
Heeren Staten-Generael", Gett. J. van Goch.
Peocueatib.
Les Estatz-Generaux des Provinces Unies des Pays-bas,
a tous ceux qui ces présentes verront. Salut: Comme
ainsi soit, que pour le bien et service de nostre Repu-
plique, ayons trouvé à propos d\'envoyer un Ambassadeur
en nostre nom et de nostre part saluer le Treshaut, Tres-
puissant, et Tresexcellent Prince Louys, par la grace de
Dieu, Roy Treschrestien de France et de Navarre, sur
diverses occurrences notamment pour notifier à Sa Maté
le Traicté de Ligue Offensive et Défensive nagueres par
leurs Ambassadeurs faict accepter et conclurre avec Tres-
haut, Trespuissant et Tresexcellent Prince Charles, par la
mesme grace de Dieu, Roy de la Grande-Bretaigne, contre
XIV.
le progrès de l\'ambition du Roy d\'Espaigne, et pour l\'affer-
missement de 1\' Estât de leurs Provinces; et mesment pour
sur le subiect d\'icelle recercher Sade Maté de l\'honneur de
la mesme ou de pareille alliance, ou de telle autre, qui sera
trouvée fortable au service et contentement d\'Elle et de
nostre Estât, de traicter, arrester et conclurre icelle avec
Sadte Maté séparément, ou conioinctement avec d\'autres Roix,
Princes et Républiques,qui en auront la volonté.Comme aussy
pour traicter touttes autres affaires, qui selon les occasions
se présenteront, à l\'avancement de la cause commune, et
au bien du service de Sadte Maté, d\'autres Roix, Princes
et Républiques et de noz Provinces. Et qu\'à cette fin estans,
plenement informéz des bonnes qualitéz de fidélité, suffisance
prudence et diligence de Messire Francoys d\'Aerssen, Che-
valier, Sieur de Sommelsdyck de la Plate, Conseiller de
nostre Conseil d\'Estat. JSTous ayons faict effection de sa
personne pour en qualité de nostre ambassadeur extraordi-
naire se transporter vers Sadte Maté Treschrestienne, luy
porter les devoirs auquelz ses faveurs et Alliance Royalle
nous obligent, et de traicter avec icelle, autres Roys, Prin-
ces et Républiques ou avec ceux, qu\'elle, ou iceux trou-
veront bon de commettre de touttes ces besoignes et autres
matières, qui se présenteront. Et qu\'à cette fin il soit né-
cessaire le pourvoir, et saisir de pourvoir, authorité, com-
mission, et demandement général et spécial. A ces causes
desirans provenir et lever toutte dispute et contention, qui
pourroit estre sur la suffisance et validité de sa cré-
ance et authorité, nous avons donné et donnons en vertu
de ces présentes aud. Sieur de Sommelsdyck nostre Ambas-
sadeur et à Messire Gedeon de Boetzelaer, Sieur de Lan-
gueracq nostre Ambassadeur ordinaire, et a chacun d\'eux
en particulier, plein pouvoir, authorité et commission de
pouvoir traicter, stipuler convenir, accorder et conclurre
avec Sad Maté, autres Roix, Princes et Républiques con-
iointement et séparément uneferme et permanente Alliance
de Ligue Offensive et Défensive contre le Roy d\'Espaigne
145
et ses Adherens, une Ligue Défensive seulement, ou tel
autre Traicté, qui sera avisé, negotié, convenu et conclu,
faire et passer tel ou telz instruments, contracts et pro-
messes, en bonne et deue forme. Et généralement faire en
ce que dessus, et en ces circonstances et dépendences, tout
ainsi que nous ferions, ou faire pourrions, sy présens en
personnes y estions, iacoit que la chose requist mandement
plus spécial qu\'il n\'est contenu par ces présentes. Par les
quelles nous promettons sincèrement et de bonne foy, avoir
agréable, tenir ferme et stable tousiours, tout ce que par
eux ensemble, ou l\'un d\'eux en cette qualité sera faict,
procuré, promiz, convenu, et accordé en cet endroict, l\'ob-
server, l\'accomplir et entretenir imvolablement, sans jamais
aller ny venir au contraire, directement ou indirectement,
en quelque sorte et manière que ce soit. Mais le tout devoir
ratifier, \'sy besoin est, au contentement de Sade Maté, et
des autres Roix, Princes et Républiques, s\'ilz trouvent bon
y intervenir. Faict a la Haye en nostre assemblée soubs
nostre Grand-Scel, paraphé, et soubz la Signature de nostre
Greffier le XXIHJe d\'Octobre XVJc vingt cincq. Estoit pa-
raphé „Haersolte". Sur le reply : „Parordonnance desdicts
..Seigneurs Estatz-Généraux." Signé „J. van Goch", et scellé
du grand Sceau en cire rouge pendant en queue de parchemin.
10
-ocr page 158-BIJLAGE 11.
Missive van Aerssen aan Riclielieu, inhoudende een con-
cept voor een verhond tusschen Frankrijk, Engeland en
de Republiek, gedateerd 11 Dec. 1625.
Monseigneur.
Gérant selon vostre désir les choses de leur généralité
pour les rapporter au poinct de l\'application par le destail
et posant en premier lieu, qu\'une ligue générale, telle que
je l\'ay proposée sur le modelle de celle que nos Provinces
viennent de conclurre avec l\'Angleterre, n\'est point de sai-
son pour des raisons, qui en ont esté dites, et présumant
d\'autre part de la puissance et de la constante volonté de
touttes parts, d\'accomplir efflcasieusement les choses pro-
mises et arrestées, je remets en vostre très grand jugement
le Roy saisant sa bande et son party d\'une, et le Roy de
la Grande-Bretaigne d\'autre part, s\'il ne se pourroit faire
une convention entre leurs deux Alliances, pour se proposer
un seul et principal but, assavoir de s\'opposer par guerre
ouverte à l\'ambition du Roy d\'Espagne, pour en suitte
rendre à l\'Allemagne son premier contrepoix par le resta-
blissement des princes oppresséz en leurs Estats, et liberter
au moyen d\'une nouvelle union, qui par après par leur
affermissement se pourroit procurer entre eux. Le Roy
s\'en rendant chef et protecteur, a l\'exemple du feu Roy
son Père, d\'immortelle mémoire
XIV.
Que pour y parvenir plustost et plus scurement, sy au
préallable les deux Roys, ne se pourroyent asseurer des
intentions l\'un de l\'autre, concertans par ensemble de la
qualité de leurs armes du temps, du lieu et du moyen de
leur employ, comme aussy d\'un limite terme d\'années dans
lequel ils ne pourront délaisser leur commun dessein, sans
le consentement l\'un de l\'autre, combien que la Valteline
ou le Palatinat vint à leur estre restitué de gré ou de
force, devant l\'expiration d\'iceluy terme, lequel vostre pru-
dence pourroit pour un commencement prendre de trois ou
quatre ans, sauf a le prolonger a la volonté des Roys, sy
de part et d\'autre il est trouvé à propos.
Cela précédé il est nécessaire. Monseigneur, de considérer
le corps de l\'Allemagne, qui a tousjours tenu le bon party
du Roy, comme tout à faict jetté par terre et sans mou-
vement, mais respirant et de rien plus empêché d\'agir que
de la crainte des forces présentes et pressantes de la mai-
son d\'Austriche, et le peu d\'intelligence et de conflence que
ces Princes ont les uns aux autres, et que du dehors ils
ne voyent rien d\'assez puissant n\'y asseuré pour les sous-
tenir.
Pour donq les remettre en pieds, les offres et offices, que
cette couronne leur a faict porter à cet effect ne leur ayans
faict aucune considération, comme vous scavez trop mieux,
Monseigneur, d\'autant qu\'ils sont tousjours depuis demeuréz,,
enterréz dans la peur, jusques mesmes à esperer pouvoir
trouver quelque condition tolerable dans la fermitude^
vous estimerez, sous correction, qu\'il y conviendra procéder
tout autrement pour le refueiller de leur veterne, n\'ayans
de faict ny le courage ny les occasions pour s\'en retirer
d\'eux mesmes. A trouver ces moyens les deux Alliances
se pourroyent disposer de faire composer une gaillarde
armée de pied et de cheval pour ne d\'un bon train d\'ar-
tillerye, commandée par quelque prince de l\'empire, dont il
10*
-ocr page 160-XIV.
convieuclroyent par ensemble, secondé de la conduitte d\'un
Seigneur francoys, de sens et d\'expérience pour la jetter
en Allemagne, et particulièrement en Bavière pour faire
rappeler Tilly à la défense des Estats de son Prince, qui se
presse a troubler les demeurans.
Laquelle armée ne pourroit estre du moins de vingt à
vingt et cinq mil hommes de pied effectifs, et de quatre
à cinq mil de cheval. Les deux Roys feroyent taxer com-
bien monteroit la despense de cet entretien de mois en
mois, pour par après arrester entre eux le part et la quo-
tité, que chacun aura a fournir, qui sous vostre très humble
correction se pourroit prendre au pied des exemples, prat-
tiquéz en pareilles occasions, assavoir d\'enlaisser les deux
tiers au Roy, et charger le Roy de la Grande-Bretagne de
l\'autre tiers, pour en faire par après la submission chacun
entre ses considéréz à part comme tous interesséz égale-
ment à ce faict et dessein.
La levée s\'en pourroit faire en France, en Allemagne, en
Suisse, et le rendez-vous s\'en donner ou sur les confins de
la Suisse (ou que M. le Marquis de Baden a des Estats et
des Alliances, et qui viendra principalement en considéra-
tion, quand il se délibrera sur le choix d\'un chef) ou quelque
part sur les confins de ce Royaume, ne se pouvant espérer
nulle part ailleurs, sans danger de veoir avorter ce dessein
dès sa naissance, ceux d\'Austrische ayans incessament et
par tout l\'otil au guet, et des armes pressés à courir sur
à qui se sont suspectéz de pancher à quelque mouvement.
Le principe seroit revenir les esprits vitaux aux Princes
de l\'Empire, lesquels au mesme temps que cette armée
commune servit pressé d\'entrer dans l\'Empire, il seroit à
propos de faire sommer de s\'esvertuer aussy de leur costé
par adjoinction, ou à part pour le recouvrement de leur
liberté, à quoy il se scait, que plusieurs d\'entre eux sont
très portéz, et ne faudroyent d\'en embrasser chaudement
les occasions en compagnie de plusieurs grandes villes,
auxquelles l\'oppression et la conclussion poise grandement.
XIV.
Tilly ne se retirant pourtant pour ce mouvement du
lieu ou il est, la Bavière s\'acguerra sans coup ferir ny
opposition, s\'en retirant aussy, comme il faut présumer, ils
balanceront leurs forces sans rien mettre au hazard, s\'ils ne
vuellent, le Roy de Dénemarck aura la dessus Tes champs
libres, engagera sans nulle difficulté et comme par nécessité
les villes Hausiatiques, et tout le cercle de la basse Saxe
en son party, et renforcé de cette forte, il pourra marcher
vers le Palatinat, pour relever, et tendre les mains à ceux
qui n\'osent parler et ne desirent que de pouvoir trouver
du support, comme sont le Duc de Brunswyck, le Lantgrave
de Hessen, les Contes de Wetterauwe, le Duc de-Wirtem-
berg, le Marquis de Baden et semblables, avec plusieurs
grandes et capitales villes, Straesburg, Nuremberch, et
celles, qui dépendent dont l\'on pouroit faire estât.
Mais comme tout cela ne sufflroit encor sy le Roy
d\'Espagne, n\'est à mesme temps puissament entreprius ail-
leurs, et s\'y aussy il ne se faict veoir une troisième puis-
sance dans l\'Empire pour asseurer les amis, et enialouser
et assaillir aussy aux occasions ceux de la Ligue et de la
maison d\'Austriche. Il est a vostre prudence, Monseigneur,
de juger s\'il ne seroit utile et convenable au service du
Roy, et au succès du grand mouvement, qu\'il projette,
pour l\'honneur de sa réputation, avoir devant que de
laisser rien commencer en Allemagne deux armées sur
pied de vingt à vingt et cinq mil hommes de pied, et
de trois à quatre mil de cheval, chacune, artillée ainsi
qu\'il se doibt. Tune en Champagne pour se gouverner
selon les occasions, soit pour entrer avant en Allemagne
soit pour entreprendre le long de la Mouse, qui seroit
en occupant de ce costé là le Roy d\'Espagne donner
la scureté au progrès du Roy de Dénemarck et en rece-
voir aussy, luy de son costé divertissant cependant les
forces de l\'Empire. L\'autre en Picardie pour la défence
des frontières, et pour tout ensemble faire impression sur
celles du Roy d\'Espagne, lequel en regard de la France
XIV.
a présentement ses Etats assez ouverts, et clespourvus
touttes ses meilleures forces estans portées en bas contre
les Provinces unies, sans autre jalousie.
Au mesme temps pour assaillir encor le Roy d\'Espagne
plus sensiblement en plus d\'endroits Sa Maté pourroit en
contribuant une bonne ayde, faire traicter avec Vénise,
Savoye, les Suisses et autres de ses Alliéz de ça et de là
les monts, pour les persuader et engager, s\'il est possible
à entreprendre sur Testât de Milan, leur assistant d\'hom-
mes et de conseil en la conqueste et leur en offrant le
partage tout entier entr\'eux seuls, pouvant suffire à Sa Maté
pour la scureté, et la leur, qu\'il soit osté au Roy d\'Espagne,
au moins qu\'il luy soit bien disputé, et de la se rendra
plus aisé et facile le redressement de l\'Allemagne, puis que
l\'effort, qui se doibt craindre de l\'Italie et d\'Espagne se
consumera totalement en Italie ; Venise aussy n\'osera rejetter
cette ouverture de peur de donner occassion au Roy de
négliger la reparation des Brisons de la Valteline, sous
laquelle ils n\'ont nulle communication au dehors. C\'est
tout ce qui se peut espérer de la France, plus considérable
en ces entrepriuses à cause de sa puissance et de sa situation,
que nul autre estât de Roy ny de Prince.
Le Roy de la Grande-Bretagne de sa part pourra estre
obligé de continuer à entretenir des puissantes flottes sur
la Mer, sans aucune interruption pour couper au Roy d\'Es-
pagne ses riches retours des Indes, et la communication des
Isles, ce qui, à proprement parler, est luy coupper la nerve
jugulaire et les moyens de plus soudoyéz des grandes armées.
De plus il pourra faire un puisant débarquement en
Espagne mesme, de douze ou quinze mille hommes aux
endroicts dont sera convenu avec luy; y prendre quelque
place forte, ou à fortifier pour y planter et entretenir la guerre.
Sy on ne se contente de ces propositions, ce dessein
à l\'avanture se pourroit consumer en un autre plus voisin
au climat, auquel on desire frapper le coup pour le bien
commun, et pourroit ce Roy estre persuadé de faire une
XIV.
puissante armée de quinze à vingt mil hommes, ou plus,
pour la jetter en Flandre, et mettre le siege devant Duyn-
kercke, ou pour entreprende quelque action pareille.
Le Roy treschrestien venant à luy accorder descente et
passage pour sou armée proche de Calais, comme il luy
est nécessaire, et de quoy l\'on pourra traicter; lequel
dessein diviseroit encor les forces Espagnolles pour faire
plus beau jeu à Sa Maté de pouvoir cependant agir scure-
ment en Arthois et ailleurs.
Mais sy ce faict a pareillement ses considérations, il
seroit à propos fonder ce Roy, s\'il ne voudroit entendre
de donner quelque notable ayde pour renforcer l\'armée
du Roy Treschrestien d\'un bon nombre de ses subjects,
qu\'il feroit payer de mois en mois de ses coffres, ou
bien de la donner au Roy de Dénemarck afin de rendre ce
Prince d\'autant plus puissant, et l\'en tenir plus estroittement
attaché au party; demeurans néanmoins en outre le Roy
\' de Grande-Bretagne tenu d\'assaillir et harceler l\'Espagne
de tous costéz par des fréquentes et puissantes descentes,
qui est tout ce qui à mon opinion se doibt attendre de la
volonté et de la puissance du Roy de la Grande-Bretagne,
sans qu\'il soit à propos se défier comme s\'il estoit pour se
lasser de la despense et du dessein, mesmes ses subjects
qui en doivent contribuer les moyens y estans très portéz
de leur inclination et Sa Maté, mêsmes s\'y estans engagés
par raison d\'Estat et par ressentiment des offenses particu-
lières. lequel ne scauroit cesser avec telle quelle resti-
tution du Palatinat, que le Roy d\'Espagne luy pourra
faire presenter, pour la tirer et la separer de la Ligue,
car elle scait trop mieux, que sy l\'Allemagne n\'est géné-
ralement remise en son premier estât, qu\'il est impossible
que le Palatinat puisse après la restitution demeure aucu-
nement asseuré a son Beaufière.
Messieurs les Estats pour pousser utilement à mesure pour-
ront mettre, aux champs une belle armée de vingt et cinq mil
hommes de pied et de quatre a cinq mil de cheval pour en
XIV.
tenir les forces, que commande le Marquis Spinola perpétu-
ellement en escheq ou bien sy led*^ Marquis Spinola venoit
à les laisser la pour porter son opposition au dessein du
Roy Tresclirestien, ou de celuy de la G-rande-Bretagne en la
Flandre; à tel cas Mess, les Estats promettront d\'entrer
avec leur armée bien avant au coeur du Pays de l\'ennemy
ou d\'entreprendre par siège telle ville de son obéyssance,
dont la considération et importance l\'obligera d\'abandonner
tout ailleurs, pour en venir au secours. Car sy leurs forces
paroissent faibles maintenant, qu\'ils ont seuls toutte la
puissance de l\'Espagne et partye de celle de la ligue sur
leurs bras, elles se feront connoistre très fortes et consi-
dérables en nombre, ordre et qualité, quand celles de leurs
ennemys seront separées.
Mesmement pour servir le Roy, devant que rompre ou-
vertement avec le Roy d\'Espagne, ils pourroyent porter
leurs armes loin des lieux ou Sa Mate aura volonté de
commencer, pour y attirer leurs ennemys, et au besoin se
pourroit déliberer, sy on ne pourroit serrer l\'armée enne-
mye entre celle du Roy et la leur, estant grandement a
présumer, qu\'elle affoiblye par les assaillemens, qui se
seront en tant d\'endroits à la fois, ne descendra jamais à
une bataille que nécessitée.
Sy cela ne suffit, il se pourroit pour contenter d\'avantage
Sa Maté traicter de s\'assurer de quelque secours réciproque,
de la part du Roy a Mess, les Estats, sy les Espagnols venoyent
d\'avonture a les presser et de la leur a Sa Maté en cas pareil.
L\'ordre estably par le Roy de la G-rande-Bretagne et
par Mess, les Estats sur la mer, tiendroit cependant en
scureté sans ayde d\'aucune garde, touttes les costes mari-
times de Royaume, et pour ce qui concerne celles du
Levant, il se pourroit convenir de conditions pour renforcer
les galères de Marseille de quelque nombre de bons vaisseaux
de guerre utiles à agir ensemble.
Avec tout cela l\'on pourra adviser comme quoy et à
quelle condition embarquer le Roy de Suède ce général
XIV.
mouvement, qui en propose quelques ouvertures, y ayant
beaucoup d\'inclination pour ne voir monter la maison
d\'Austriche a tel degré de puissance, qu\'elle en puisse
opprimer la liberté générale do l\'Europe.
Il y a en outre espérance qu\'on pourra prattiquer ceux
d\'Alger et de Tunis pour se trouvans secondéz et protegéz
des armes du Roy de la G-rande-Bretagne et de celles des
Mess, les Estats, entreprendre d\'un autre coste sur l\'Espagne,
et sur les Isles pour aussi oster au Roi d\'Espagne de
toutes parts la navigation et la communication avec l\'Italie.
Et aussy a présumer que- Betlehem Gabor ne voudra
de son coste demeurer inutile.
C\'est, Monseigneur, ce qui a mon advis se peut commo-
dément representor en destail, sur le proiect de nostre but
commun; les déclarations des desseins plus particuliers,
se devont concerter, et ouvrir à mesure que l\'on en sera
entré en traicté. Ce sont véritablement des présuppositions
qu\'il conviendra fonder, car il y a beaucoup de choses à
faire quasi toutes à la fois par divers princes, en divers
lieux et temps, mais qui peuvent toutefois estre bien ad-
visées toutes, comme subsistentes séparément à par elles,
pour coöperer à un mesure temps, a l\'avancement d\'un
mesure dessein. Sy la despence en doibt estre grande, elle
ne sera moindre aux ennemis, et quand cy après la néces-
sité viendra à nous porter a ce conseil, alors elle s\'accroistra
bien d\'avantage, le peril en sera plus grand, et l\'événement
plus douteux, peut estre que l\'occasion faudra pour unir
l\'interest et la volonté de tant de puissances. C\'est pour
peu de temps après lequel l\'on pourra respirer. Je tiendray
a trouver. Monseigneur, sy je puis veoir vos riches con-
ceptions sur un tant beau subiect, auqel vous avez la
veïre bien plus penetrante, comme eslève sur le théâtre
de cette grande monarchie. Personne ne me denoncera à
vous honorer et servir, car vous m\'avez ravy tout entier
à me quaUfier à jamais. Monseigneur, vostre très humble
et très obligé et très asseuré Serviteur.
BIJLAGE ni.
Mémoires et instructions pour les Srs Thevenin et
d\'Hariette, députez en Cour par Messieurs, les Mairs, Esche-
vins, conseillers, pairs, bourgeois et habitans de la ville
de la Rochelle.
Premièrement estant arrivéz en Cour verront messieurs
les députéz généraux et particuliers et leur délivreront
les lettres qui leur sont escrites, et conféreront avec eux
sur le subiect de leur députation pour prendre leur advis
sur toutes les procédures qu\'ils auront à tenir pendant
leur seiour en cour. Verront Messieurs les Ministres de
l\'Estât ausquels ils feront entendre le subiect de leur
devoir et les suppliront de leur faire avoir une prompte
et favorable audience par Sa Maté, à laquelle il feront en
toute humilité et respect submissions de leur fidellité,
subiection et obéissance inviolable, luy rendront graces très
humbles du pardon, qu\'il a pieu a Sa Maté leur accorder
par la response favorable, qu\'il luy a pieu faire aux deputéz,
précédentz et de ce qu\'il luy a pieu leur faire espérer la
paix, en laquelle ils protesteront de mieux servir Sa Maté
que par le passé, et sous cette protestation le suppliront
d\'adoucier et modérer la rigueur des conditions qui leur
ont esté préscriptes par Monseigneur le Chancelier confor-
mément aux articles si dessus.
Et premièrement pour ce qui regarde l\'article premier
par lequel Sa Maté désire que la forme de gouvernement
XIV.
de la ville soit changée, et la direction remise comme elle
avoit esté autrefois et jusques en l\'année mil six cens
dix entre les mains des Mairs, eschevins et pairs de la
maison commune, lesditz députéz sont chargez au nom de
tous les habitans d\'icelle d\'aprouver les offices que les
précédons députéz ont faict sur ce subiect, et de repre-
sentor qu\'ils s\'obligent d\'y apporter au plustost un accom-
modement au contentement de Sa Maté sans retardation
de la paix.
Au second article qui regarde l\'intendant que Sa Maté
desire d\'establir en la dite ville, suppliront treshumblement
Sa Maté de les en dispenser, attendu que le premier
article estant vidé, l\'intendant seroit inutille, et que
d\'ailleurs ce seroit une trop grande broché a leurs privi-
lèges, et une totale ruine du commerce, ce qu\' ayant esté
recongner par Sa Maté, elle les deschargea par les consi-
dérations de l\'intendance du Sr de Briet.
Au troizièsme article par lequel Sa Maté désire que les
fortifications au dehors ladte ville soyent desmolyés, les-
dits députéz représenteront qu\'ils n\'on point fait de forti-
fications que par la permission de Sa Maté en continuant
le desseing, qui eu avoit esté arresté et aprouvé par le
feu Roy, qui eu avoit luy mesme examiné le plan, comme
il se voit par vue pattente, expediée en forme de chartre,
verifiée en Parlement, et confirmée par Sa Maté, qui leur
a continué la subvention de laquelle ils jouissoyent du
temps du feu Roy jusques à la denière paix de Montpellier.
Et par ainsi qu\'ils n\'ont point estimé faire chose qui fust
désagréable à Sa Maté, en continuant lesdits fortifications.
Neantmoins pour tesmoigner le désir qu\'ils ont de donner
toute sorte de contentement à Sa Maté, lesdits députéz
déclareront qu\'ils sont tous prestz de desmolir les parapets,
qui ont ésté faicts au dehors de ladite ville entre la Tenaille
et la Cour de Pade, qui est tout ce qui a esté fortifié des-
puis la paix de Montpellier. Et encore les deux pièces
contenues au mesmoire representé scavoir la pièce destachée
XIV.
bastie de pierre de taille dans la mer au devant la Tenaille
de la port des deux moullins, et celle qui est au devant
du bastion de l\'Evangille, en desmolissant en mesme temps
le fort, qui est proche de ladite ville. Comme Sa Maté est
très humblement suppliée de ladite desmolition ensemble
en les délivrant des garnisons des gens de guerre tant de
la mèr que de la terre qui sont dans le gouvernement de
ladite ville d\'y restablir avec la paix la liberté du com-
merce.
Au quatrièsme article. Ils se sousmettront au nom de
tous les habitans de se sousmettre que tous les navires
qui seront equipéz en guerre, et pour aller faire la guerre
prendront passeport de Monseigneur l\'admirai.
Au cinquièsme article, touchant les biens des ecclésiasti-
ques. Ils consentent au dit nom qu\'ils soyent restablys en
la possession d\'iceux tout ainsy et comme ils en ontjouy
auparavant les présens mouvemens et despuis l\'Edit de
Nantes et déclaration de Montpellier.
Pour le dernier., qui regarde la réstitution des marchan-
dises par quelques gens de guerre de cette ville sur les
Marchans d\'Orléans, charettes et chevaux, remonstreront
qu\'ils ne peuvent estre tenus de réstituer ces manchandises
qu\'elles ont esté prises par des gens de guerre par vertu de
commission et adjugées aux preneurs quy les avoyent pri-
ses commes les autres prises, faites tant par mer que par
terre, les quels preneurs ont disposé du tout fors de quel-
que portion qui a demeuré à la ville, qui n\'est plus en
nature. Et pour ce qui est des charettes et chevaux le tout
a réstitué a cause de la pauvreté de ceux à qui elles apar-
tenoyent.
Pour la fin solliciteront et fineront messieurs les ministres
de Testât avec toute force de dilligence de leur donner une
prompte et favorable expédition et au cas que l\'on ne leur
vueille accorder se retireront après eu avoir suive l\'advis
desditz députéz généraux et particuliers, ausquels ils se
conformeront en toute leur députation, et sur tout leur
XIV.
représenteront la juste aprehension que donne a ceux de
ladite ville l\'aproche des nouvelles troupes, qui arrivent de
jour à autre nonobstant les bruits de paix, qu\' on publie
de toutes parts.
Fait et arresté au Conseil de la maison commune à la
Eochelle, le Samedy vingtièsme Décembre mil six cens
vingt cinq.
BIJLAGE IV.
Chacun void à l\'oeil que le Roi d\'Espagne a levé le
masque, et va le grand paz à la Monarchie, ayant quasi
partout donné des solides fondemens à son ambition, qui
à bon droict doibt estre suspecte à tous les Roix et Po-
tentatz de l\'Europe.
En Allemagne soubz prétexte de secourir l\'Empereur non
content d\'avoir déchassé l\'Electeur Palatin du Throsne de
Bohème, il l\'a encor dépossédé, sans aucun respect de
l\'alliance de cette Couronne, de tous ses Estatz et dignitéz
héréditaires, ou il a planté des colonies pour servir à sa
grandeur.
Au mesme temps a rompu sans rien marchander l\'Union
des princes protestans, mise par le feu Roy Henry le grand,
d\'immortelle mémoire, qui au moyen en faisoit estât de
contrabalancer l\'ambition et la puissance de ceux de la
maison d\'Austriche dans l\'Empire.
Non content de ce a faict former une Ligue des Ca-
tholiques de la faction, laquelle jointe en dessein avec luy,
a entreprius et renversé tous les princes et grandes villes
libres de l\'Empire, alliées de cette Couronne, sans avoir
aucun esgard a l\'obligation ny à la dignité du Roy.
Maintenant est encor après de presser les princes et
-ocr page 171-XIV.
Estatz plus esloignéz, avec tout le septentrion qu\'il tasclie
de porter dans son obéyssance, ruinant leurs pays, et s\'as-
seurant de leurs villes par de fortes garnisons, se faisant
maistre de touttes les rivieres, afin de rompre leur com-
merce, et les nécessiter de s\'accommoder à ses volontéz.
Et à ses conventions très estroittes avec l\'Empereur,
mesmes sur l\'ordre et les droitz de la succession, qu\'il peut
prétendre à l\'Empire et aux autres Royaumes et Estats,
possedéz de leur maison.
Son intention est de faire changer les ordres de l\'Em-
pire, et par l\'oppression des princes protestans et en gra-
tifiant petitement quelques uns des Catholiques de sa fac-
tion, le rendre d\'Electif héréditaire, au moyen de quoy,
il trouvera dans ce grand Estât autant d\'hommes et d\'ar-
gent qu\'il luy sera besoin pour combattre les demeurans de
l\'Europe, sans y devoir rien contribuer d\'ailleurs.
Desia il a bien avancé de joindre tous ses Estatz, qui
auparavant ces derniers mouvemens en leurs séparations
sans connexité estoyent foibles et de très grande garde,
pouvant maintenant aller depuis les Pays-Bas jusquesa la Mer
d\'Italie, passant tousiours en scureté sur ses propres Estatz.
Pour à quoy venir il a faict revolter les Valtelins contre
les Grisons, les quels à l\'ayde de ses armes il a déchasséz
de leur légitime possession.
Non tant seulement pour avoir ses passages de Milan
en Allemagne independans et libres, mais aussy frappant
d\'une pierre deux coups, pour encloire les Vénétiens, et
les séparer de leurs amiz et alliéz, reservant de les entre-
prendre à son temps, et cependant les harcelant incessi-
ment luy mesme devers les Milanois, ou les faisant tra-
vailler par ceux de son party au Frioul.
XIV.
Devers le Piedmont il se niche de ça et de la, et se
prenant de toute occasion et prétexte, pour s\'y faire plus
puissant, ayant quasi tous les Princes d\'Italie dépendans
de luy, de pension, d\'obligation, ou de nécessité, qui au
besoin et au peril de leur perte seroyent pour les seconder
à le faire Roy d\'Italie, s\'il estoit autant facile de rompre
la puissance de Venise, comme il en a l\'ambition toutte
formeé.
Au septention, il cerche les moyens de gaigner quelque
port de Mer, afin de pouvoir aussy agir par Mer et par
terre ensemble; et d\'enfermer la France et l\'Angleterre,
les insulan comme dans le cerle de sa domination.
Et a tellement séparé la France d\'avec ses alliéz, que
désormais il la confine quasi seul pas terre de toutte party.
Pour emporter son dessein a faict la Ligue avec
le Pape, l\'Empereur, le Roy de Poulogne, Bavière,
et plusieurs autres princes, s\'estant rendu très puissant
et très redoutable à tous de la ruine des alliez de
cette Couronne.
Sy avant qu\'au cas que le Roy avec ses amiz et confé-
déréz ne luy forme tout maintenant une très forte oppo-
sition, il sera impossible cy après de luy plus empescher
le succès de ses desseins, qu\'il avance deçà et delà faissant
la France en quelque indifférence, ce semble, tandiz néan-
moins qu\'il tasche de la jetter en guerre intensive, qu\'il
feroit aysé, en soubstenant de rebelles à l\'ayde de ses
contributions, dout il s\'est veu des preuves ces derniers
mois passéz.
Le Roy Treschestien se voyant donq environné de touttes
partz, et qu\'on l\'approche de bien près par dessus les
ruines de ceux qui autrefois ont servy à conserver la gran-
XIV.
deur de sa Couronne et qui crient après son ayde semble
obligé de rompre cette usurpation.
Car ce qui reste encor de son party et alliéz, s\'attendent
avec grande passion qu\'il prenne envie à Sa Maté de re-
veiller sa prudence et sa puissance, pour faire sentir au
Roy d\'Espagne, que son ambition luy est tellement suspecte
et voisine, qu\'il en est délibéré de l\'en esloigner et de la
ranger dans ses limites.
L\'entrepriuse en est glorieuse, digne de Sa Maté et né-
cessaire à sa scureté, facile et non moins utile.
De tout temps cette Couronne a esté l\'asyle des oppresséz,
et à meilleur titre doibt elle protection à ses alliéz.
Sa Maté est un sage, auquel une sy juste cause, telle
occasion d\'exercice luy doibt estre souhaitable. Embarrant
le Roy d\'Espagne par le restablissement de tant de princes
dépossedéz, il affranchit ses frontières de toutte jalousie, et
les asseure par les veilles et gardes de ceux qu\'il aura gra-
tifiéz de leur remize en leurs Estatz, qui luy en demeure-
ront obligéz et très affectéz serviteurs.
Le dessein s\'en peut exploitter heureusement dans bien
peu de temps par le concours de tant de Roix, Princes
et Estatz, qui l\'en supplyent, et y vueillent participer de
leur intervention.
L\'utilité en reviendra aussy à Sa Maté comme à celle,
qui aura la conduitte et direction de toutte cette résolution.
Et quelle gloire : plus gî-ande scauroit arriver à un Roy
Treschrestien que de veoir à une seule fois en sa Cour les
Ambassadeurs de la G-rande-Bretagne, de Dénemarck, des
Provinces-Unies d\'un costé, de Savoye et de Venise d\'autre
11
-ocr page 174-XIV.
costé, coniurans tous Sa Maté d\'ayder à redresser les af-
faires générales de la Chrestienté sur les usurpations du
Roy d\'Espagne.
Il ne se verra en nulle histoire du passé que tous ces
princes ayent recerché à la foibl\' amitié et l\'alliance de
cette Couronne, ny qu\'ilz ayent faict estre comme ilz sont
présentement de seconder sy puissament les entrepriuses
de Sa Maté, soulagée par la grace de Dieu des esmotions et
soulèvemens domestiques, raccoiséz avec des conditions sy
honorables à Sa Maté, qu\'il semble que Dieu par ce prin-
cipe l\'ait voullu tirer comme à la main à l\'avancement
de ce dessein général.
Le Roy de la Grande-Bretagne est prest d\'agir très puis-
sament par mer et par terre, loin et près des frontières de
cette Couronne.
Mess, les Estatz sont en estât et délibération de faire
un dernier effort pour occuper sur leurs cousins toutte la
puissance que le Roy d\'Espagne a dans les Pays-bas, qui
luy en demeurera inutile.
Le Roy de Dénemarck est ja armé et sur pied à la teste
de son ennemy.
Celuy de Suède a de tres bonnes intentions d\'agir aussy
avec une armée en Allemagne, ou bien de tenir le Roy
de Poulogne en jalousie et escheq.
De Betlem Gabor et de ses apprestz, il se voit des as-
seurances, telles qu\'il prendra aussy à jouer son rollet sur
ce théâtre, quand il verra qu\'on s\'en reunie de tous costéz.
Au coeur de l\'Allemagne plusieurs princes, et grandes
-ocr page 175-XIV.
villes, gémissans maintenant soubz l\'oppression, mais puis-
sans et désireux du recouvrement de leur liberté, se dé-
clareront en corps ou par adionction au plus voisin de
leurs amiz, quand ilz se verront en estât de pouvoir estre
assistéz à point nommée.
En Italie, Vénise et Savoye s\'esvertueront puissament
contre l\'Estat de Milan, sy le Roy les ayde vigoureusement
et leur procure les faveurs des Suisses.
Contre un sy grand et général reuniement, il n\'est pos-
sible que le Roy d\'Espagne oppose autres armées que dé-
fensives, qui seront foibles et grandement séparées.
L\'Espagne sera voyée des flottes Angloises et Hollandoises.
La mer méditerranée, travaillée de galères de Marseille
et d\'un bon nombre de navires de guerre, qui rompront la
communication d\'Espagne avec l\'Italie.
Italie ne recevra rien du dehors pour le secours du Roy
d\'Espagne, sy le Roy faict bien mesnager les Suisses, ce
qui est desia bien achéminé.
De sorte que pour recompense de leurs perilz et despense
les Alliéz ne profiteront de cette victoire que la scureté
pour leurs Estatz et le restablissement de leurs amiz.
Mais à Sa Maté seule demeurera toutte la gloire \'et tous
les avantages de l\'abaissement nécessaire de l\'orgueil in-
supportable du Roy d\'Espagne.
Et en deviendra le plus glorieux, le plus aymé et le plus
juste Roy, qui se soit vers de plusieurs siècles.
Les moyens de cette exécution en général et en particu-
11*
-ocr page 176-XIV.
lier se pourront traicter promptement, après qu\'il aura pieu
à Sa Maté declarer sa volonté sur la forme, qu\'elle voudra
tenir pour l\'entreprendre.
La voye plus courte et scure seroit celle de guerre ou-
verte pour agir universellement et escarter tant mieux
les forces ennemyes, qui se devroyent employer en diverses
provinces et ne se scauroyent communiquer.
L\'asseurance en sera aussy plus entière et confidente
aux Alliéz.
Mais sy l\'autre voye s\'estime plus fortable à la condition pré-
sente du service et des affaires de Sa Maté, il se pourra encor
traicter comme quoy ou conviendra de la qualité, du temps
et du moyen de l\'exécution de ce dessein, et de l\'observation
des promesses, qui en suitte se seront faictes. Devant chaque
Allié estre obligé de faire sincèrement de sa part tout ce
qui aura esté arresté en commun.
Seconde Mémoire.
L\'ordre qu\'il faudroit tenir pour entrer avec le Roy de la
Grrande-Bretagne, et tous autres Roix et Etatz qui le desirent
en une ferme considération par effect et non par de nom,
c\'est que le Roy trèschrestien fust persuadé de traicter
premièrement et séparément d\'une estroitte alliance avec
la République de Vénise. Son altège de Savoye et les Cantons
Suisses repartissans entre eux la part et quotité que chacun
aura à fournir et pour quel temps, au dessein qu\'ilz feront
d\'entreprendre de commune mais l\'Estat de Milan, en
revenge de l\'usurpation de la Valteline, faicte par le Roy
d\'Espagne sur les Grisons, et pour par ce moyen mettre
les Alliéz en scureté et l\'Italie en repos.
De faire au mesme temps procurer que les Suisses vueil-
lent tenir fermés les passages d\'Allemagne.
XIV.
Cette confédération estant ainsi reglée et arrestée, tant
pour ce qui concerne la qualité des Armées, que chacun
allié sera tenu mettre et entretenir en campagne, que pour
le temps qu\'il les faudra mettre hors, et le lieu ou elles
se devront employer, comme aussy généralement pour
combien d\'armeés cette alliance particulière tiendra.
Sa Maté Treschrestienne, asseurée des affaires et des in-
tentions de ses conféderéz en Italie, pourroit par aprèz et en
suitte de leur sceu et approbation, traicter seule et secrè-
tement avec ledt Roy de la G-rande-Bretagne pour l\'obliger
de travailler de son costé puissament de ledt Roy d\'Espagne,
par la mer de jetter une armée en Flandres et de disposer
les autres Alliéz d\'en faire de mesme à son exemple.
En outre pourroit convenir avec luy du temps qu\'il seroit
à propos de mettre les armes de part et d\'autre aux champs,
et s\'entrepromettre de ne point poser les armes, que leurs
Alliéz de part et d\'autres ne fussent pleinement restablis
dans leurs Estatz et droictz, dont ilz ont esté dechasséz, au
moins point de trois ou quate mois sans mutuel et plenier
consentement de leurs Matés ensembles.
Et pour plus grande scureté de l\'observation de ce que
dessus les deux Roix seroyent très à propos renouveller et
augmenter les anciennes alliances défensives, faictes entre
leurs Couronnes, et s\'entredonner quelque scureté par es-
crit, concernant leurs secrètes conventions sur les affaires
d\'Allemagne.
Et s\'en pourroit faire deux actes, dont celuj^ qui seroit
signé de Sa Maté Treschrestienne se consigneroit en mains
du Roy de Dénemarck, ou du prince d\'Orange pour y estre
gardé, et l\'autre qui seroit pareillement signé de Sa Maté
de la G-rande-Bretagne en la garde de son Altèze de Savoye
ou de la République de Venise,
BIJLAGE V.
Monseigneur.
Pour gaigner temps en vous ol^éissant, j\'ay projetté en
gros quelques articles d\'une Alliance de ligue défensive, que
je vous envoye et soubmetz à vostre très prudent juge-
ment; le nom, la forme, la somme, et le temps de cette
■convention dépendent du bon plaisir du Roy, et de vostre
conduitte. Sa Maté peut accorder à Mess, les Estats une
alliance défensive et conserver ensemble sa paix avec le
Roy d\'Espagne; car l\'an zeise cens et liuict Sa Maté et
le Roy de la Grande-Bretagne conclurent avec eux une
pareille ligue pour la garantie de la Tresve qu\'ils traic-
toyent l\'an zeise cens vingt. Vénise en fit une autre avec eux
pour le terme de quinze ans. Et le Roy de la Grande-
Bretagne l\'an 24 au mois de juin estant en profonde paix
et les Seigi\'s Estatz en pleine guerre, ne laissa pas de con-
tracter avec eux pour leur simple conservation une Alli-
ance défensive, s\'obligeant de les secourir de six mil hom-
mes, qui leur servent encor présentement
Pour ce qui concerne la somme de la quelle Sa Maté
trouvera bon de les assister, je vous ramenterray. Mon-
seigneur, que le feu Roy, d\'immortelle memoire, les a
annuellement secourruz libéralement et en pur don, d\'une
somme de six cens cinquante mil escus avec deux cens
milliers de poudres, jusques à la conclusion de leur tresve,
leur ayant faict présenter par l\'envoy de feu M. le prési-
XIV.
dent Janin d\'augmenter ses assistences, s\'ilz eussent voulu
continuer la guerre, mais la nécessité les força à espérer
et cercher quelque relasche et plus grande scureté dans la
Tresve. Lors toutesfois de ce grand et liberal secours,
lesdts Seigneurs Estatz n\'entretenoyent à leur service que
cinquante sept mil hommes de pied et trois à quatre mil
de cheval. Durant la Tresve Sadte Maté leur accorda deux
cens mil escus l\'an, nonobstant que leur milice eust estre
reduitte au nombre de trente mil hommes de pied, et de
deux mil cinq cens de cheval.
Mais avec l\'expiration de la Tresve, considerans que
leur ennemy ayant reprius haleine et nouveau courage,
alloit redoubler ses forces et efîortz contre eux, lesdtz Seigni\'s
Estatz ont aussy accreu le nombre de leurs gens de guerre,
sy â coup et grandement, qu\'il monte présentement à plus
de soixante et quinze mil fantassins et de cinq mil de
cheval, par dessus les nouvelles et excessives despenses
qu\'il leur convient faire pour asseurer le commerce de
la Mer, maintenant que le Roy d\'Espagne entreprend de
s\'y faire craindre. De sorte. Monseigneur, que lesdts Seig-
neurs Estatz ont besoin d\'estre plus libéralement secouruz,
sy on désire, qu\' ilz subsistent en estât de pouvoir avec
scureté et avantage occuper leur ennemy, que je nom-
meray volontiers l\'ennemy commun, sy vous me le per-
mettiez. Cette assistance d\'autrepart a tousiours esté gratuite
sans réception, et de cette sorte lesds Seigneurs Estatz
avoient servy et secouru le feu Roy de poudres, d\'argent
et d\'hommes aux sièges devant Rouen, et devant Amiens,
ce qui leur revenoit à plus de cinq cens mil livres pour
chacun au, quoy qu\'ilz en eussent peu estre excusa-
bles tant qu\'envelloppéz et chargéz eux mesmes d\'une
grande guerre. Sa Maté aussy les a de sa part traictéz
libéralement, sans aucune obligation de réstitution, ce qui
a duré jusques au traicté de Compiègne, qu\'à l\'exemple
d\'Angleterre, qui seule traicté autrement, on a changé cet
ordre.
XIV.
Mais quand on prétendroit d\'obliger les dts Seigre Estatz à
quelque promesse de réstitution, ce seroit les obliger à une
impossibilité, estans désia endebtéz de plus que leur estât
ne vaut. Ce seroyt le moyen de descourrager leurs peuples,
et de faire perdre a Sadte Maté le gré, le mérite et l\'utilité
de son ayde, la ou que les secourrant franchement, ilz
seroyent tenuz d\'employer plus courageusement leurs forces
et moyens au service de Sa Maté.
Ce traicté. Monseigneur, se pourroit faire secrètement et
séparément avec les dts Seigi\'« Estatz seuls, sans leur donner
part ny place en celuy que Sa Maté fera conclurre avec
le Roy de la G-rande-Bretagne, car comme ilz ont besoin
d\'estre assistéz de leurs amiz, il leur seroit mal aysé de
rien contribuer en une confédération générale, qu\'en s\'af-
faiblissans au dedans ceque par avanture vous, Monseigneur,
n\'estimerez point estre le service de Sadte Maté ny le leur;
mais bien, qu\'ilz soyent renduz sy forts, qu\'ilz puissent
entreprendre offensivement leur ennemy dans les Pays-bas,
dont Sadte Maté durant ces mouvemens profitera ses scu-
retéz pour faire sans péril ny traverse, ce que bon luy sem -
blera. C\'est, Monseigneur, ce que j\'espère que vous recevrez
en bonne part de moy, sur le traicté qui se pourra faire,
j\'attendray la dessus l\'honneur de vos commandemens pour
me tenir prest a quand il vous plaira nous faire appellor;
nous suppliant très humblement d\'en accourir les délibéra-
tions, d\'autant que le temps nous presse davantage, que
nul autre de ceux qui recerchent voitre amitié c\'est à vous
à qui le succès en sera deu. Je suis, Monseigneur, vosbre
très humble, très fidèle et très obligé serviteur. Le 2 me
de Mars 1626
Proiecf d\'itve Alliance de Ligne défensive
entre----------
Le Roy est très humblement supplyé voulloir faire l\'hon-
neur à Mess, les Estatz de les recevoir en une Alliance de
ligue offensive et défensive contre le Roy d\'Espagne, sy le
bien de son service le permet à Sa Maté.
XIV.
Si non, de leur en accorder une défensive tout seulement
pour le terme de tant d\'années qu\'il plaira à Sa Maté.
Durant lequel terme il ne sera permis aux dtsSeigneurs
Estatz de traicter pour paix ny Tresve avec leurs ennemys
directement ny indirectement, sans le sceu, advis et con-
sentement de Sa Maté,
En exécution de laquelle Alliance Sadte Maté les assis-
tera libéralement pour ayder à conserver leur Répu-
blique d\'une somme de-----------par chacun
an tant que ladte Alliance durera et sera icelle somme
payée par le Sieur Ambassadeur résident de la part de
Sadte Maté en Hollande en main du Receveur-général des
dts Seigfs Estatz à deux termes en deux portions égales,
scavoir le premier terme et portion au premier du mois
d\'Avril de la premiere arrivée, et l\'autre au premier d\'Oc-
tobre de la mesme année, et ainsi continuant d\'an en an.
Et cas avenant que Sadte Maté venoit pendant cette pré-
sente Alliance, ou à cause d\'icelle d\'estre entrepriuse de ses
ennemys en ses Royaumes et droicts à guerre ouverte,
lesdts Seigrs Estatz seront tenus de secourir promptement
Sadte Maté dans deux mois après la sommation, et plus
tost, sy faire se peut, d\'une flotte de vingt bons navires
de guerre de deux cens à six cens tonneaux chacun, arméz,
equippéz, envictuailléz et munitionnéz comme il appartient,
et en outre de l\'adept de tout d\'autres navires que la
scureté et condition de Jeur Estât permettra. Laquelle ditte
Flotte de vingt navires sera tenue d\'obéyr à Sa Maté et à
ceux qu\'elle ordonnera de garder les costes de son Royaume
sy longuement, que l\'Alliance durera, ou tant que Sa Maté
l\'ordonnera, pour le bien de son service sans s\'en pouvoir
retirer aucunement soubs quelque cause et prétexte que
ce soit, que de son consentement.
L\'Admirai de France avec son Vice-Admirai aura aussy au
nom de Sadte Maté commandement sur icelle, lequel toutefois
il emploiera médiatement par le moien de l\'admirai desdts
Seigrs Estats; lequel aura droict et pouvoir d\'intervenir
XIV.
avec quelques vieux Capnes des siens aux délibérations du
conseil de guerre, et d\'y avoir voix résolutive, comme
aussy d\'arborer le pavillon desdts Seigrs Estats ses Souve-
rains dessoubs celuy de Sa Maté. Sadto Maté payera les
navires qui de ce nombre périront en son service et
le dommage qui se trouvera avoir esté receu par les
autres selon l\'estimation et l\'accord qui en sera faict
de la part de Sa Maté avec les Admirautéz desdts Seigi\'s
Estats devant leur sortye, comme aussy Sadte Maté fera
de temps en temps payer aux Capnes officiers et Matelots
de ladte. Flotte leur solde et vivres; afin de prévenir les
désordres qui pou voyent naistre de ce manquement et de
les qualifier de servir fidèlement et utilement Sadte Maté
selon ses commandemens. En outtre promettront lesdtsSeigi\'s
Estats de faire mettre chacune année leur armée en cam-
pagne autant forte et sy tost qu\'ils pourront et de con-
duire leurs armes pour leur conservation par mer et par
terre au plus grand soulagement et service de Sadte Maté
avec laquelle ils entretiendront à cette fin bonne et très
confidente correspondence
Sy d\'avanture durant cette Alliance Sadte Maté venoit à se
résoudre à de plus grands mouvemens pour le bien général
de Chrestienté ou celui de son Royaume en particulier, et dé-
sirer d\'y estre secondée puissamment par mer ou par terre
en navires, hommes ou argent lesdts Seigrs Estats recevront
tousiours à très grand honneur les ouvertures qu\'elle leur en
voudra faire, et s\'efforceront de s\'accommoder de tout leur
possible à la volonté, service et intérests de Sa Maté afin
de luy rendre les preuves et les effects de leur gratitude.
Et pour asseurer le traffiq et commerce entre les Marchans
du Royaume de France et des Provinces-unies des Pays-bas
a esté accordé que les anciens traictéz, contracts et privilèges
faicts et ottroyéz tout en général qu\'en particulier, et aux-
quels n\'a esté dérangé par autres traictéz, contracts et ordon-
nances expresses et subséquentes, :Seront respectivement
gardées et entretenues.
XIV.
Les subiects de Sa Maté pourront franchement et libre-
ment fréquenter, achepter, vendre, troquer, enlever et trans-
porter touttes sortes de denrées et marchandises dedans et
dehors touttes les Provinces unies, villes et lieux d\'icelle,
comme pareillement les habitans et subiects desd\' provinces
pourront franchement et librement frequenter, vendre, achep-
ter, troquer, enlever et transporter dedans et dehors touttes
les provinces, pays, villes et lieux de la France touttes sortes
de manchandises et deurées, sans que les uns ny les autres
soyent tenus ny obligéz payer de leurs dtes marchandises et
deurées autres droicts payes et imports que les naturels
habitans des provinces, villes et pays ou le trafflq et com-
merce s\'exercera. Touttes lettres de represailles, marques,
arrestz et d\'autres semblables, qui ont esté cydevant ottro-
yées n\'auront lieu des parts ny d\'autre, non seront et
demeureront nulles et de nul effect, et pour l\'avenir n\'en
seront aucunes ottroyées mais sera la justice rendue et
administrée ci un chacun ainsi qu\'il appartiendra.
Ne sera aussy prattiqué contre les subiectz desdts Seigrs
Estatz en aucunes villes et pays de la France, le droict
d\'Auberne mais cesera celuy du tout, et n\'aura lieu â
l\'avenir et semblablement ne pourra ledt droict d\'Auberne
prattiqué lesdtes Provinces unies contre les subiects de
Sadte Maté.
Lesquelles conventions, pactions et articles cy dessus con-
tenus et chacun d\'iceux ont esté traitéz, accordéz et stipuléz
entre .... commissaires de Sadte Maté et ... . Ambas-
sades extra-ordinaires et ordinaires desdts Seigrs Estats
respectivement, dont ils ont promis fournir où faire fournir
lettres de ratification en forme suffisante et valables de la
part desdts Seigï\'s Estats dans deux mois à Sa Maté et quinze
jours après; de la part de Sadte Maté aux dts Seigrs Estats.
En foy et tesmoignage de touttes lesquelles factions et
articles d\'avans ce présent Traicté signé de nos mains et
à iceluy apposé le cachet de nos armes.
BIJLAGE VL
En la négotiation, que les Ambassadeurs de Mess, les
Estats proposent et demandent au Roy, quatre choses tom-
bent en considération :
lo. La première, quelle alliance Sa Maté leur peut
accorder?
2o. De quelle somme elle les voudra d\'an en an assister
tant que la confédération durera?
30. Sy telle assistance doibt estre pur don et gratuite?
40. Finalement combien d\'années tel traicté tiendra?
Response :
Sur la première considération faut noter, qu\'après la
Ligue offensive et défensive, la confédération défensive, se
peut contracter sans en aucune façon aller contre la paix
d\'Espagne, car ce ne seroit qu\'une continuation de pareille
alliance faicte avec lesdts Sieurs Estats l\'an 1608 par le
feu Roy, et conformée l\'an 1610 par Sa Maté d\'à présent;
l\'Angleterre et la République de Venise en ayans contrac-
tées de semblables avec eux estans en Tresve et en guerre.
Elle seroit plus convenable au service de Sa Maté que
nulle autre, afin d\'avoir en cette qualité de confédérer plus
de respect, de poids et d\'authorité en la délibération des
choses qu\'elle fera traicter avec eux, mais elle est singu-
lièrement nécessaire, sy S. M. par prévoyance veut empe-
scher que lesdts Seigrs Estats ne tombent au peril de devoir
XIV.
quelque jour estre entrainéz à subir quelque condition de
paix ou de Tresve contre leur gré, et comme en suitte des
négotiations de leurs autres alliéz, ce qu\'elle ne devra
point craindre, quand par sa confédération défensive elle
leur en aura esté le pouvoir et la nécessité tout ensemble,
ne leur permettant de traicter, et ainsi leur donnant des
excuses légitimes de s\'en défendre. Et c\'est ce seul lieu
qui peut donner scureté aux conditions qui seront con-
tractées.
Un traicté simple ne faict point présumer que Sa Maté
vueille prendre interest à la conduitte publique que pour
le seul respect de son service, et n\'a autre obiect, que du
secours, que S. M. donne, et des conditions qu\'elle a sitipu-
lées en recompense; ainsi un allié devient plus considé-
rable.
Aussy sont Mess, les Estats en possession de la qualité
d\'alliéz et conféderéz de Sa Maté, dont le traicté de Com-
piègne les a interrompus sans cause. Néanmoins sy S. M.
ne trouve à propos de les honorer de son alliance défen-
sive, mais bien les tenir détascher de toutte liaison, ce
que le feu Roy n\'a jamais creu estre Son service, ils
s\'accommoderont à la volonté de Sa Maté.
Response à la 2me.
Sy Sa Maté a désir de sec ourrir lesdde ts Seigrs Estats selon
leur nécessité, un million d\'or par an les soulageroit utile-
ment Le feu Roy les astistoit devant la Tresve et jusque
à sa conclusion de six cens cinquante mil escus avec pré-
sentation de croistre son ayde s\'ils eussent voullu demeurer
en guerre, et lors ils n\'entrevoyent point à un quart près
tant de gens de guerre qu\'ils sont présentement, et outre,
ils ne se trouvoyent point chargez de tant de debtes, mais
sy Sa Maté entend qu\'ils seront regléz et traictéz selon la
commodité de ses propres affaires, ils espèrent, que Sa
Maté ne leur voudra pas accorder à ce commencement
XIV.
moins de deux millions de livres afin de les qualifier
d\'employer bien et utilement sa bénéficense.
Response à la 3me.
S\'il plaist à Sa Maté son secours doibt entre gratuit,
car les Seigrs Estats ne scauroient promettre d\'en faire
jamais la réstitution, à cause de leur impuissance, devans
désia plus que leur estât ne vaut et quand on les en voudroit
obliger, ils ne le tiendroyent point, partout il est plus ex-
pédient que Sa Maté usant de libéralité en ayt aussy le
gré et le mérite, qui s\'en doibt. Aussy ne seroit il pas rai-
sonnable que pour un prest lerdts Seigi\'s Estats enga-
geassent leur liberté, de ne pouvoir traicter a leur provit,
que du consentement de Sa Maté, par après ce secours
de prest leur seroit par l\'exemple très dangereux, d\'autant
que tous les autres princes et républiques qui les secour-
rent maintemant libéralement, voudroient cy après aussy
stipuler d\'eux la réstitution, considerans que leur meilleur
et plus ancien amy et allié et le plus puissant de tous
les alliéz les auroyent obligéz à de tant dures conditions.
Et finalement leur guerre n\'estant pas d\'une mesme nature
avec les guerres ordinaires, mais devant durer des siècles
puis qu\'elle se faict pour la liberté, ou pour la subiection,
à la longue lesdts Seigi\'s Estats se trou ver oy eut revenables
de leur Estât et de leur personne à leurs amys, les dési-
rans affranchir de leurs ennemis ; aussi sans y penser tout
le monde leur deviendroit contraire.
Response à la 4me.
Cette alliance défensive se pourroit conclure pour autant
d\'ans que la ligue offensive et défensive que lesdts Seigrs
Estats ont avec le Roy de la G-rande-Bretagne, dure à
savoir quinze ans ou tant plus ou moins qu\'il plaira à
Sa Maté.
BULAGE VIL
De artikelen van het verdrag van Compiègne
18 April 1624.
Que Sadite Majesté fera fournir aux dits Estats-Grénéraux,
par prest, dans la présente année (mille six cents vingt
quatre) douze cents mille livres. Et pour les années mille
six cent vingt cincq et 26 et chascune d\'icelles un million de
livres. Lesquelles sommes seront fournies en chascune
armée aux dits Sieurs les Estats en la ville d\'Amsterdam,
en mains de Pierre Real, Receveur de la Province de
Hollande, moitié a la fin du mois de Juin et le reste dans
le mois d\'Octobre.
IL
Les dits Sieurs les Estats s\'obligeront aussi en bonne et
deue forme de rembourser les susdites sommes à sa Majesté ou
ses successeurs Rois, trois ans après qu\'ils seront en Tresve
ou en paix. Et le diet remboursement de chascun deprest
se fera par eux en deux années de la Paix ou Tresve
faite; sçavoir le premier de prest en deux années, le
deuxiesme en deux autres, le troisiesme en deux autres, fai-
sant le tout en neuf années du jour de la Paix ou Tresve.
XIV.
Le Roy n\'ayant autre but que l\'Union et de le répos de
la Chrestienté, lesdicts Estats promettront avoir tout l\'es-
gard que leur scureté leur pourra permettre, aux Conseils
qu\'il plaira à sa Majesté leur donner sur ce subject et
s\'obligeront de bonne foy de ne faire Tresve ny paix avec
qui ce soit sans l\'advis et l\'intervention de Sadite Majesté.
Secoureront de leur part Sa Majesté en cas qu\'elle en
ait besoin, et qu\'elle soit en guerre, de la moitié des som-
mes portées par le premier Article cy dessus et aux temps
et conditions declarées par iceluy; on bien d\'hommes et
vaisseaux jusques a la concurrence dudit prest au choix
de Roy, et au mesme prix de leur solde ordinaire: Et ce
en temps de Paix ou Tresve, ou s\'ils sont en guerre;
autant que la scureté de leur Estât le pourra permettre.
V
Quant au Trafiq des Indes Orientales, en sera traicté
sur les lieux par l\'Ambassadeur de la Majesté selon et
suivant les mémoires et instructions qui luy seront bail-
lées à cest effect.
Lesdits Seigneurs les Estats conviendront avec Sa Ma-
jesté dans six mois pour garent ir la Mer du ponent contre
les incursions et déprédations de ceux d\'Alger et de Tunis.
Et cependant ou il se trouvera es ports desdits Sieurs
Estats aucuns vaisseaux ou marchandises Françoyses, qui
auroient esté depredées par lesdits Corsaires à Alger ou
de Tunis en ladite mer du ponent lesdits Sieurs les Estats
les feront restituer la première instance qui leur en sera
XIV.
faite, soit par l\'Ambassadeur, ou par les Marchands ses
subjects, qui les reclameront.
VII
Les Sieurs Estats donneront ordre que les plaintes
des subjects du Roy soyent terminées dans trois mois
au plustard par les Commissaires de l\'admiraulté (après
que l\'Ambassadeur de Sa Majesté ou autre de sa part
aura esté ouy.) Lesquels ne pourront avoir aucune part
ny profit dans les navires de guerre ny es Prinses qu\'ils
auront à juger. Et en cas que lune de dites parties de-
mande revision du jugement donné par ledit Conseil;
lesdits Sieurs Estats commettront des Commissaires quali-
fiés et nullement intéressés pour en juger en dernier
ressort avec lesdits Commissaires de l\'admirauté. Et cepen-
dant lesdites prises demeureront en bonne et seure garde,
sans qu\'il en puisse estre fait aucune vente; si ce n\'est
après avoir esté convenu avec ledit Ambassadeur du temps
d\'icelle. Ce que pareillement Sa Majesté accordé pour les
subjects desdits Sieurs les Estats pour touts les cas dessus dits.
Quant à la nomination aux Charges des Colonels, Capi-
taines et autres Officiers de Régiments François en sera
usé à la manière accoustumée.
Si le Roy a besoin des Vaisseaux de trois à quatre cents
tonneaux, équipés en guerre : lesdits Sieurs Estats en feront
fournir soit par achapt ou par louage à prix raisonnable.
Si Sa Majesté estant en guerre avoit besoing de rappeller
les Régimens François, qui sont en Hollande: seront lesdits
12
-ocr page 190-XIV.
Sieurs les Estats tenus de les faire conduire à Calais ou
Diepe : pourveu toutefois que lesdits Sieurs les Estats soyent
en Paix,
XI,
Le droit d\'Aubeine cessera réciproquement pour les sub-
jects de Sadite Majesté et des Provinces-Unies et mainlevée
sera donnée de part et d\'autre d\'exécuter les saisies faites
au contraire,
Et sur ce que lesdits Ambassadeurs auroient fait quelque
proposition sur le fait de la Navigation, Trafic et Commerce
à l\'advantage des subjects de Sa Majesté et desdits Sieurs les
Estats, en sera traitté particulièrement par l\'Ambassadeur
de Sadite Majesté, et. cependant la liberté de la navigation
et commerce aura lieu de part et d\'autre.
XIIL
Lesquel Articles et Traicté pour les susdites trois années,
si tant la guerre dure, seront ratifiés bien et deûement par
lesdits Sieurs les Estats-Généraux dans deux mois du jour
et date des présentes, et iceux avec la Ratification présentes,
à Sa Majesté par leur Ambassadeur Ordinaire Résident près
icelle pour estre pareillement lesdits Articles et Traicté
Ratifiés par Sadite Majesté quinze jours après et déliirés
aux dits Sieurs les Estats.
François van Aerssen was niet alleen een handig diplo-
maat, maar ook een bekwaam staatsman.
De Staten-Greneraal hebben door de terugroeping van den
admiraal Haulthain hunne Republiek geen goeden dienst
bewezen.
De Hugenoten hadden voor hun verzet tegen Richelieu
meer redenen van staatkundigen dan van godsdienstigen aard.
Het zoogenaamde „groote plan" van Hendrik IV is eene
fantasie van Sully.
Het getal van hen, die onder de regeering van Karei V
in de Nederlanden om hun geloof zijn ter dood gebracht,
is niet grooter dan 1000.
XIV.
Medeplichtigheid van Willem III aan den moord der
De "Witten is niet bewezen.
De buitenlandsche politiek van Willem III is de Repu-
bliek nadeelig geweest.
Willem II heeft geen kennis gehad aan het ontwerp-
verdrag, te vinden bij Siri. (Mercurio XlVde deel, Flo-
rence 1682).
De oorsprong van den graal is heidensch-mythisch.
In Breeroo\'s „Spaensche Brabander" wordt door den
persoon Jerolimo „Rodenburg" belachelijk gemaakt.
XL
Coornhert was geen „middenman" (zie Dr. G Kalff. Gesch.
der ISTed. Letterkunde in de 16de eeuw, II p. 321).
Het Calvinisme heeft de kunst niet geschaad.
„Didactische poezië" is een contradictio in terminis.
-ocr page 193-XIV.
Het leeren van de vereenvoudigxle spelling op de lagere
scholen zal het taalgevoel verstompen, en is daarom ten
zeerste af te keuren.
In eene geschiedenis der letterkunde is aesthetïsche
kritiek niet op hare plaats.
Van Jacob ende van Martine (ed. Verwijs), 294 moet
gelezen worden:
Hine es sijns selves niet eygijn.
De middelnederl. vorm „hetede" kan verklaard worden
uit „hem hetede."
Het is te betreuren, dat het Tooneel zich tegenwoordig
meer ten doel stelt de menschen te vermaken, dan hen te
veredelen.
Het is wenschelijk, dat Nederl. Letterkunde en Nederl.
Geschiedenis aan inrichtingen van hooger en middelbaar
onderwijs door denzelfden leeraar worden onderwezen.
De wet op het middelbaar onderwijs eischt dringend
herziening.
m
. ii 11 r-j-iti
-ocr page 195- -ocr page 196-t:
-ocr page 197-ij
r«r
-ocr page 198- -ocr page 199- -ocr page 200-Mt^ **** \'__
f- Z ■"\'-/■^vn. f A
^ i J i i ^ ■
"Jti \\ \' \\ r U
i--*\' ■ r
J \'
y. \'
, V- ^ .\'V < vV >
V /
1
r\\ s ..........\' r \'
W ïi, ,—1 >
F -i t T
-__