-ocr page 1-
225588
ARNHEM, O. A. THIEME.1873.
-ocr page 2-
i
\'-JK
c
.
-ocr page 3-
-ocr page 4-
* EX-LIBRIS X
DR C.FA.VAN DAM
PLUS ULTRA
-ocr page 5-
ijy>3.3
v».-
1
MARY HOLLIS.
BIBLIOTHEEK
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
l| HUI II lf III
0306 0955
-ocr page 6-
i
•\'
-ocr page 7-
MABY HOLLIS.
dwars overgaat, hot ergsto wat oen reiziger ovcr-
komen kan."
Do andor hield op on keerde om, hoewel lijj spot-
tend zoido: »I)ick, jo bent oen dwaas."
Men sloeg dus den weg ter rechter zjjdo in. Het
was oon lange baan door iepen gevormd, die \'s zomers
het daglicht slechts weinig doorlieten, thands echter,
hoo ook ontdaan van alle lover het karige schemer-
licht van den Novemberavond nog schenen to on-
derscheppen; want het was zoo donker, dat do
ruiter nauw den kop van het paard meer kon
onderscheiden.
Hij, dio de dienaar scheen, vergat altoos meer
den afstand te behouden, dio hem van zijn meester
behoorde te scheiden. Hjj drong voort en op don
andor aan, zoodat beiden weldra op éene ljjn reden.
Wat de oorzaak daarvan was kon men weldra
gissen. De dienaar toch liet geen oogenblik voorbij-
gaan, zouder schichtig om te zien en zijn stem te
doen hooren, of den ander to noodzaken, de zjjne
te doen klinken.
•Uwe Genade spotte niet mot voorteckencn Ge
herinnert u Mylord Goring, den dappersten man,
die ooit voor Zjjno Majesteit vocht en oen liefhebber
van het schoonc..... nu, daarin is hjj overtroffen." —
I De ander lachte spottend, maar vulde den zin niet
! aan. — Do spreker haastte zich voort te gaan. »Ik
zag hem bjj Xaseby met een band vol knechten zich
zoo geducht weeren tegen de zoogenoemde jjzer-
| vreters van Olivier, dat, als de duivel niet zelf er
i naar toegerend was, niet een van die rondkoppen
er heelhuids waro afgekomen. Het was een dappere
kacrcl! Het vuur sprong hem de oogen uit als hjj
| oen roudkop zag, en de neusgaten sperden zich wjjd
! op, oven als van een strjjdhengst die het kruit
• ruikt."
Indien wo don ander in het gezicht hadden kunnen
zien, we zouden weder den ironischen glimlach van
straks om do fijne lippen hebben bespeurd, terwjjl
\' wo hem hooren zeggen: •\'VVist hjj dan, dat hjj on-
kwetsbaar was en nooit zou worden geraakt?"\'
KKRSTK nuKK.
1
Het was op een donkeren avond van de maand
November des jaara zestien honderd zeventig, dat
er in de wouden, welke Hallam-Castte omgaven,
twee ruiters hadden kunnen bespeurd worden, zoo
slechts de duisternis het niet had belet. Voorzeker
zouden beiden zich bljjde hebben betoond, indien
het beletsel opgeheven waro en do blik van een
of ander bewoner dier streek hen had opgemerkt.
In de meening van zich op den rechten weg te bc-
vinden, die vau de stad York naar het vlek Leeds
leidde, hadden zij zich in de bosschen gewaagd,
die zij tegen hot vallen van den avond voor zich
zagen uitgestrekt, en het spoor gevolgd, dat een
tjjd lang hun den weg wees, maar eensklaps zich
in tweeën verdeeldo en hun do keuze liet van ter
rechter of ter slinker te gaan. Het was toen blijkbaar,
dat zjj van de gewone postrowte waren afgeweken,
die in die dagen van Schotland over York naar
Londen voerde. Xa een oogenblik pozens, en terwjjl
de regen bjj stroomen begon neer to storten, word
do weg ter rechter ingeslagen, minder uit over-
tuiging dat naar die zijdo het eerst op den rechten
weg was terug te komen, dan wel op dringend
aanhouden vau den een, die altijd een weinig achter
bleef en door den ander met een soort van gezach
werd behaudeld, maar ditmaal hem, die schijnbaar
zjjn meerdere was, had behcerscht. Deze toch
was reeds het pad ter linker ingeslagen, in den
waan dat bet naar den kant leidde waar de uit het
oog verloren postweg langs moest loopen, toen de
ander hom plotseling terug hield door do medc-
deeling, dat hjj er zeker van was, een haas hot pad
dwars to hebben zien overgaan. «En l\'wo Genade
zoude niet weten wat dat beteckent!" riep hjj uit,
toen h}j zag dat zjjn mcdgezel bleef voortstappen;
»zoo waar als een raaf den dood mjjner moeder
voorspelde, zoo zeker meldt een haas, dio den weg
-ocr page 8-
MAIIY HOLLIS.
80
Dick begreep den zin dezer opmerking niet recht
on verdiepte zich ook niet in gissingen. Hjj voer
liover voort: »En die zelfde Lord. die om hel noch
diiivol gaf, heb ik zien vcrbleokeu als een nagezet
juffertjen. Ik hield do wacht voor do tent waar
hy, en een menigte andero ofticieren, aan het werp-
bord zaten. Het ging er vrolijk en lustig toe. Er
was er een, een jonge gans uit Kent, die deerlijk
geplukt was, en dien zjj zeker, om hem het leed
wat te doen verzetten, do maag met goeden klaret
hadden gevuld. De arme jongen! Ik moet er nog
om lachen als ik er aan denk.....hoort Uwe Genade
niets?" vroeg hij eensklaps terwijl hjj zich tot zijn
mcdgezel overboog.
• Ik geloof een vleermuis, Dick! Om liet hooron,
jongen! geef ik echter niet veel, vooral nu niet; ik
zou liever watz ie n, want ik ben door en door nat."
Hij schudde zich even en trok de schouders op,
die steeds moeieljjker den altijd zwaarder wordenden
mantel torschten.
»Ik dacht dat ik ginds een geritsel hoorde...."
>Het kan wel zijn. Er vallen regendroppels ge-
noeg. — Maar ga voort met uw verhaal: het kort
den tijd, dio mij wel wat lang valt..... Kunt gij er
ook al niet voor zorgen datje meester niet verdwaalt,
jo kunt ten minste je best doen hem te doen vor-
geten, dat jo op dit oogenblik je loon al heel slecht
verdient."
De schertsende toon, waarop deze woorden werden
uilgesproken, ontnamen er het scherpe aan, dat er
anders in had kunnen schuilen. Dick was er dan
ook niet door beleedigd: integendeel vond hij door
dien uitval zich nog meer tot vertrouwelijkheid
aangespoord.
»Nu, als Uwo Gonado geen vrees hoeft, bohocf
ik dio waarljjk ook niet to hebben."
•Onbeschofto vlegel!" hernam de ander lachend,
maar eenigzins meer bevelend, klonk het Dick tegen:
•Vertel!"
»Ik was gebleven aan den jongen gans dio zich
plukken liet.... Hjj zat recht tegenover Lord (ioring,
dio hem aanzag even als een valk een drjjvendcn
reiger. Nog eens! hoorde ik den jongen zeggeu.
Nog eens, nog eens en nog eens, en telkens ging
er een brok van het erfgoed heen. Daar hoordo
men eensklaps iets vallen..... Het was glas dat in
scherven spatte; het was do spiegel van Mylord,
dio losgeschoten en neer was gevallen op Mylords
borstplaat..... Mylord stond op..... Ik vergeet nooit
de doodeljjke bleekheid..... het was het voorteeken
van zyn dood en hij sneuvelde ook den volgenden
dag.....
•Wel dat is treffend.....
>En als ik Uwo Genade nu vertel, dat het eerste
wat ik van morgen hoordo toen ik wakker werd,
het krassen van een raaf was, dan zal Uwo Genade
toch ook wel aan voorteekenen golooven; want hoe
eindigt deze dajf....?"
>De avond is tot dusverre zeker niet zeer gc-
noegelyk."
»En hoe zal die nog eindigen.....? Als roode
Jack er eens do lucht van had, dat I/>rd....."
•Noem geen namen I" prevelde de ander, onwillc-
kourig in het rond ziende.
»\\Vie weet hoeveel de roovorbendo zoude doelen,
als sommigen der Lomlensche vrienden U hier wisten,
alleen met Dick Wharton in dit vervloekte bosch,
; waar geen uitgang aan schijnt te zijn.... Jezus!
Hoera!" schreeuwde hjj eensklaps.
»\\Vat is \'t?" vroeg do ander gesmoord, terwyl
; hij van top tot teen trilde en de hand sloeg aan het
l gevest van het zwaard, dut onder den mantel ver-
[ borgen was. «Wat is \'t?" vroeg hij driftiger.
«Och, de knol reed mjj tegen een boom aan. Hot
I is dan ook oen Egyptische duisternis."
•Eend, om daarover zooveel geweld to maken!"
i hernam do andere.
Dick had de opmerking op do lippen, dat \'s
meesters drift wel wat ongewoon en onverklaarbaar
moest boeten voor een man, die werkelijk kalm was,
maar hjj hield haar nog wijselijk binnen. Waar
was hot, dat de dienaar zichzelveii en zijn meester
beangst had, daar het verhaal en de daarmee go-
paardo opmerkingen, uit tijdkorting begonnen, een
diepen indruk hadden gemaakt en dat in den jaro
zostien honderd zeventig ook moesten maken, toen
het geloof aan voorteekenen on heksen zich nog in
den hoogsteu bloei verheugen mocht.
Een oogenblik gingen zjj zwijgend naast elkander
godrongen voort. Niets dan het kletteren van den
regen en het lekken der druppels van de boom-
takken op den grond werd er vernomen. Dieks
hart bonsdo bijna hoorbaar en dat ook van den
reisgenoot klopte niet kalm.
Toch waren beiden geeno lafaarts, en had do een
zelfs met eoro togen den grooten Olivior Cromwell
gediend en waagdo do ander — maar vau diens
heldendaden hopen wij dezo geschiedenis to doen
getiiigen.
Daar stokte plotseling de adem in Dicks gorgel
en trok zijn arm zoo hevig aan de teugels, dat het
medo schichtig geworden ros steigerde. Het paard
des anderen stond stil.
•Hoort Uwo Gcnado het mi?" vroeg Dick gc-
smoord. >lloodo Jack loert op ons.... ik heb
straks twoo vlammende oogen door het krcupelbosch
gezien. — Vervloekto Schotscho reis! Ik heb hot
wol gedacht! De raaf krast nooit to vorgeefs.\'
•Stil dan, ezel!" beval do ander, dio begon to
luisteren.
Het gcdruisch, dat beider aandacht trok, werd
heviger en heviger; zjj boorden een geluid alsof
icmant zwaar ademhaalde, en tevens het schudden
van cenige boomen in het krcupelbosch.
•Mylord! laat ons voortgaan : wat daar gebeurt,
gaat ons niets aan," fluisterde Dick.
Do ander schoon hem niet to verstaan en bleef
naar do plok staren, waar iets vrcescljjks moest
voorvallen. In het laatste oogenblik waren er meu-
schciistcmmcu vernomen en had men duidelijk kunnen
liooren zeggen: »Snjjd hem den kop af" Do raad
of het bevel scheen gehoorzaamd to zijn, want het
-ocr page 9-
MARY HOLLIS.
87
•Go zjjt voorzichtig als do slang, en niet ten on-
rechte. — Ik zal u een eind weegs brengen; geef
mjj den toom van het paard!"
•Ja..... neen..... voor den Satan! wie zjjt go?"
•Wie den 1kx>zo aanroept, moet diens rjjk wel
liefhebben. Hoe ik heet? Jacob Hollis. Zjjt gjj
tevreden ?\'\' Do vreemde strekte do hand uit en
lciddo het paard een eind voort, zonder dat do
ruiter er zich tegen verzette. Dick zocht zoo goed
mogelijk to volgen. Weldra merkten zjj, dat zjj
links af werden geleid.
•Gij kunt nu recht uit gaan en zult dan Hallam-
Castle bereiken, waar men u wol een nachtverblijf
zal willen geven. Wees gegroet!"
•Hier, vriendlief! de heiligen moeten hun waslicht
hebben. Do eene dienst is do andoro waard; maak
n hier een vroljjken avond meê en drink op de gc-
zondheid Zijner Majesteit, wie gij de grootste dienst
bewezen hebt, welke een trouw onderdaan wellicht
bewijzen kan."
•Goud of zilver wordt niet gevraagd, Heer! waar
de broeder den broeder helpt. Wat ge voor mjj
bestemdet, kunt ge straks op het kasteel geven, met
verzoek er do armen wel van to doen."
•Ge zjjt ecu vreemd schepsel," zeide de ander
lachend, want alle achterdocht was nu verdwenen.
»Gc kont. mij niet en bewijst me ceno dienst zonder
belooning. — Bjj de rozenlippen van mijn liefste I
ik wenschto je terug te zien en dan bij daglicht.....
Maar vreest ge zelf dan niet in dit roovershol ? Wo
zijn straks getuigen geweest van een misdaad...."
•Een misdaad? En go hebt die niet voorkomen,
niet kunnen voorkomen, gij en uw dienaar?"
Waro het licht geweest, mou zou op het gelaat
van hem tot wien do woorden gericht werden, voor
een oogenblik een blos hebben kunnen bespeuren;
slechts voor eon oogenblik, want het klonk sarkas-
tiesch als andwoord op de gedano vraag: »Ik ben
bier niet zoo <rood bekend als gjj het bljjkt to zjjn.
En ik heb misschien voor het menschelijk geslacht
niet zooveel over als gij."
•Jonkman! — ge moet naar uwo woorden te j
oordeelen, nog zeer jong wezen — ik bemerk dat
gjj er zeker van zjjt op den rechten weg naar het
kasteel te zjjn gebracht. Ik meen uit alles to be-
spouren, dat niet alleen uw weg door dit bosch een
dwaalweg is; moge er een gids zjjn, die u ook op
dien anderen dwaalweg opvangt en to recht brengt.
Waar deukt ge, dat de misdaad of wat ge er voor
houdt, is gepleegd?"
• Waarom?"
•Daar zal misschien meer en beter te helpen zjjn
dan hier."
•Het was iu do laan waar go mij ontmoet hebt. I
Maar — wacht nog een oogenblik. — Ga met ons
mei naar het kasteel en vraag daar een geleide."
•Een rustig gewcteu is het beste geleide, jonkman!
Vaarwel."
Do ruiters zwegen eu hoorden den voetstap van
den vreemde allengs flauwer worden eu eindelijk
geheel weg sterven.
eerst gehoord gedruisch, dat een worsteling aan
duidde, had opgehouden, en men hoorde een zwaar
lichaam over den grond voortslepen.
•Laat ons voortgaan, Mylord! Het leven van Uwe
Genade is zoo kostbaarI" fluisterde Dick, terwijl hij
het paard van zjjn reisgenoot tot voortgaan aanspoor-
de. Dozo bood geen weerstand, en voort ging het
nu in een galop, waar de woeke grond van dreunde.
Hunne aanwezigheid scheen daardoor verraden te
woidon. want verschillende schelle lluitjens klonken
hen achterna.
«Ik geloof dat roodc Jack aan den arbeid is, Dick!"
zeido de meester, ditmaal mot eenige beving in
zijn stem. »\\Vo zullen er den Sheriff voor doen
lioeten! Je vrees doet me denken, dat je deze bende
niet kent, Dick Wharton! Ik geloofde een oogenblik,
dat je in het Noorden oven goed met het edele gild
bekend waart, als vroeger in het Zuiden. Het had
jo leven gekost, man! want ik had je geveld, eer
de vrienden het mij konden doen."\'
•Maar l\'we Genade gelooft hot toch niet meer?"
vroeg Dick met wegstervende stem, daar hij zich
nu als tusschen twee vuren zag geplaatst.
Do opgewekte verbeelding deed hem overal schelle
fluitjens hooren en allerlei vreemde gedaanten voor
do oogen oprijzen, en het toeval wilde, dat er
telkens aanleiding bestond om der verbeelding ge-
ljjk te treven. Weinig tijds toch hadden zjj in
galop voortgereden, of het paard van den nog on-
genoemde steigerde, en een stem, die hem grof en
barsch in do ooren klonk, riep: «Wees dan toch
voorzichtig, terug!"
»Wie daar ?" riep do toegesprokene, terwijl hij
hot zwaard uit do schee toog en Dick, gedachtig
aan \'s meesters laatste gezegde, zijn paard plotseling
een zijsprong liet doen, om te beter buiten het be-
reik van \'s medgezels wapen te blijven.
Do vreemde andwoorddo minder barsch dan zijn
eerste uitroep luid doen vermoeden, maar in een
sterken neustoon en drukkende op ieder uitgesproken
woord: »Ik zou u met moer recht misschien dezelfde
vraag kunnen doen. Gij zjjt zeker een vreemdeling
eu ik behoor hier ...
• Dat doet me genoegon: dan zult go me wel uit
dit verdoemde doolhof kunnen voeren. Do duivel
halo den eigenaar van dit bosch!"
»Do vervloeking kan achterwege bljjven en de
hulp zou dan zeker niet minder bereidwillig verleend
worden. Waar (iaat ge heen?"
• Dat weet ik juist niet," hernam de ander, die,
waarom wist hij zelf nog niet recht, wat minder op
zijno hoedo was en het wezeu, dat voor hem stond
meer begon te vertrouwen.
•Ge zjjt thands in hot bosch van Hallam-Castlo
en niet zeer verro van \'s eigenaars woning. Zjjt go
alleen ?"
•Noen, oen mijner bedienden volgt mjj."
• Kan ik u kennen? hoe is uw naam?"
•Wel verplicht voor do belangstelling, maar ik
beu gewoon dien naam alleen te zeggen, als ik zien
kan tegen wien ik spreek.\'\'
-ocr page 10-
MAItY HOLLIS.
•Kon flesch klaret tegen een glas porter «lat het
een houd van een puritein is!" zeide Dick.
>Maar dan toch een hond van een goedaardig
soort,\'\' hernam de ander, »\\vant hij heeft ons waar-
achtig te recht gewezen; daar schemert een licht."
Hij had zich niet bedrogen, en weldra reden beiden
de valbrug over en klopten aan de eikenhouten deur
van Hallam-Castle, waar zij, na eenigeoogenblikken
wachten*, werden binnengelaten.
in allerijl naar Hallam-Castle terug, waar hjj wei-
dra een bezoek van de overwinnaars — de Indepen-
denten — ontving. Hjj, de loyale onderdaan, mocht
niet bukken dan voor het geweld, zoodat, toen de
toegang tot het kasteel werd geéischt, de |>oort
dicht werd gesperd. Het geschut opende dezo echter
weldra en de verbitterde vijand drong binnen. Het
mocht aan de matiging, welke de Independenten
vooral op politiek terrein kenmerkte, toegeschreven
worden, dat Sir Henry niet aan een koord van hennep
het hoogste venster werd uitgestoken. Hij behield
het leven, zolfs hot kasteel met bosschen, moerassen
en heiden, en — dit vooral niet te vergeten! —
mot de daarop klevende hypotheken, maar al het
andere, dat zjjn broeder had bezeten, werd verbeurd
verklaard en aan de opvolgers van den overweldiger
gegeven. Het is geeno overdrijving indien we ver-
zekeren, dat het verlies dior goederen hem minder
trof, dan dat zij aan zulke vagebonden, zondaars
en gruwelijke ketters werden weggeschonken. Ge-
durende C\'romwells protektoraat volgdo Sir Henry
het voorbeeld van grootvader en overgrootvader;
hij hield zich afgescheiden van de waereld, nadat
hij Lucy Morton, uit een zijtak der Northumbcr-
lands, tot vrouw had genomen, en zoude, niettegen-
staande de grootste spaarzaamheid, slechts kom-
merlijk en behoeftig, ongeëigend aan zjjn stand,
hebben moeten leven, indien hjj niet een vreemdeling,
een Hollander, Dirk Jansz. genaamd, op zjjn weg
had ontmoet.
Dezo was op verzoek van een dergroote landbe-
zitters, een Pair van Engeland, uit Noord-Holland
overgekomen, om in den landbouw, die in Engeland
op veel lager trap stond, de verbeteringen in to
voeren, welko Holland kende. Hot was niet vreemd,
dat men der kleine Republiek, die men bonjjdde en
bestreed, maar niet overwinnen kon, hulp en voor-
lichting vroeg. Men had van haar het verwen van
wollen stoffen geloerd, men had van haar oen ver-
beterden wcefstoel ontvangen, men zou ook door
haar do cêlste tuinvruchten en do groenten loeren
teelen, welke den disch der aanzicnlijksten voortaan
zouden verrijken. De opstand, welke ten nadeelo
der meeste Engelsche Pairs, die voor Karel party
hadden getrokken, uitviel, deed Dirk Jansz. te
midden der algemeene verwarring verlegen «taan.
De overwinnaars, die den buit deelden, konden nog
niet denken aan do verbetering der hun ten deel
gevallen gronden, en daarom had onze Dirk reeds
besloten, na rjjpeljjk gewikt en gewogen te hebben,
maar weer naar het lieve vaderland terug to trekkou,
toen hij Sir Henry ontmoette, den armen Sir Henry,
to midden van heiden en moerassen. De ovcroonkomst
was spoedig gesloten Dirk had besten grond ge-
vonden in den omtrek en aangenomen do drassigo
derrie in welig weiland to herscheppen.
Do stijve droogo man, dio niets veranderd was,
hoewel hjj een levcnslustigo Engelscho deerne go-
lmwil had, hield zjjuc belofte. Het moeras werd
drooggelegd, de heiden omgeploegd: de eerste begon
de melkkoo te voeden, de tweede roggo en weit
II.
Sir Henry Digby van Ilallam-Castlo bevond zich
in do grooto zaal van zjjn voorvaderlijk huis. dat
j echter betere dagen gekend had. Verzwa.erd aan
do oude geslachten van Beauvoir en de Neville, die
Willem den Veroveraar hij diens inval in Engeland
vergezelden, beroemde hij er zich op, tot de aauzien-
lijkste pairs van Oud-Kngeland te behooren en zou
dit ook geweest zjjn, indien niet het kwaadaardig
noodlot aan al de leden van het oud en doorluchtig
geslacht, het bezit van een fijnen politieken reuk
had onthouden; zoodat zij altijd veroordeeld schenen,
om de partij, welke het onderspit delfde, te steunen.
Zoo had een Digby, juist in een tjjdvak dat het
geslacht door aauhuweljjking de geërfde bezitting
verrijkt zag, de partjj van Lankaster gekozen, toen
het huis York overwon, terwijl een latere zoon van
dat geslacht voor het laatste Koningshuis streed
toen een Hendrik Tudor zegepraalde. Voor de Digby\'s,
was het een bange tjjd, en van al de Iconen die zjj
bezaten, behielden zjj weinig meer dan het oude
stamslot met do daarom hoon liggendo bosschen,
heiden en moerassen.
Gelukkig dat de Digby\'s zeer afgezonderd leefden
onder Hendrik VIII, Elisabeth en Jakob I; terwijl
hunne zuinigheid, gopaard aan de gunst, door
Karel I hun van tyd tot tjjd bewezen, hen onder
de rcgceiing des laatsten weder ecnigcimato in
glans deed toenemen,
Maar het was of op een korten tijd van bloei
altjjd een lange, periodo van verval volgen moest.
Do burgeroorlog begon. Bjj de bekende loyauteit
dor Digby\'s kon het niet twijfelachtig zjjn, aan
welko zijde onze Sir Henry zich zoude scharen.
De wettige, de gezalfde Koning, de vertegenwoordiger
van God op aarde, het hoofd der éene ware Kerk
werd door muitende onderdanen bestreden en het
werd do plicht van iedor Engelsch edelman, ja
ieder rechtzinnig Christen, den Koning te schragen
en goed en bloed to offeren. Sir Henry en zjjn
oudere broeder, die het hoofd der familie was en
in dio hoedanigheid ook het stamslot niet toobc-
hooreu bozat, ijlden naar Oxford, verpandden con
goed deel van het hunno om don ledigen koffer
Zijner Majesteit to stijven en verdedigde met de
kracht hunner armen het Goddelijk recht der Ko-
ningen. De oudere broeder liet het loven bjj Nascby,
waar do ijzeren mannen van Olivier Cromwcll hot
Koninklijk leger uiteen sloegen, en Sii Henry vlood
-ocr page 11-
MARY HOLLIS.
opvingen en nimmer den koninklijken troon deden
naderen.
Behalve dit verdriet loofde hij kalm voort, naast
zijne Lucy en zijn Charles, dien hjj dus naar Zjjno
Majesteit genoemd had. Kalm on toch werkzaam
was zjjn leven; want hij ging met Dirk Jansz. (spoedig
in den engelschcn mond Dirkens) het ploegen, het
zaaien en maaien of hot verzorgen van koo en
schaap na.
Zeker was de dag, aan den avond waarin wjj hom
in de grooto zaal zien neergezeten, vermoeiend
geweest, want Sir Henry is ter zijde van den grooton
schoorsteen, waarvan de vooruitstekende mantel op
twee stecnen pijlers rust, ingeslapen. Wjj hebben
dus do gelegenheid hem even to beschouwen. Zoo
als wij kunnen denken, moet hjj niet verre van do
zestig jaar zjjn, en hoezeer ook een blos van go-
zondheid do gevulde wangen, en een bruine kleur —
gevolg van het veelvuldig verkeer in de lucht —
zijn gantsche gelaat dekt, toch is men wel geneigd
hem dien leeftijd toe te kennen. Het dik on oenigzins
stug hair begint reeds te grjjzen, hetgeen het gelaat,
dat goedheid en openheid maar weinig fijnheid en
schranderheid te kennen geeft, deftigheid en zelfs
waardigheid bijzet. Wisten wij hot reeds niet, wjj
zouden het toch dadelijk bij het beschouwen zjjner
kleeding vermoeden, dat hij behoudend van natuur
was en het verleden liever had dan het heden. Zjjn
kort wambuis van zwart bombazjjn, de liggende kan-
ten halskraag, do laag neerhangende broek, ovenzeer
van bombazijn, waarvan de pijpen bjjna do wjjdo
schachten der hooggehakte laarzen ontmoetten: do
mantel, dien hjj bij deftige gelegenheden zich achtc-
loos omsloeg, de breedgerando vlaamscho hoed met
do liggende roode veer, alles getuigde van \'s mans
voorliefde voor den tjjd van Karel den Eersten. Deze
was zjjn afgod ; de tegenwoordige Koning slechts do
zoon van zjjn afgod.
Het groot vierkaut vertrek, waarin Sir Ilonry
zich thands bevond, had vior ramen, waarvoor op
dit oogenblik dikke groen saaien gordijnen waron
geschoven. Op den dag, als zjj een karig licht door
de ruiten doorlieten, gaven zjj aan don cenen kant
het uitzicht op het voorplein, aan den anderen in
den tuin, waar het oog echter to vergeefs oen en»
kele bloem zou zooken. Van elk plekjen gronds
was party getrokken voor moesgroenten of ooft.
Als iemant bloemen wil hebben, had Dirk Jansz.
dikwijls gezegd dan moest hjj maar zien dat hij
oen pot krijgt en wat aard on er oen plaatsjcn voor
inruimen in zijn vensterbank.
ïusschon do vensterkozjjns en ook aan do beido
zijden, waar geen vonsters waren, zag men do
wanden beschoten mot eikenhout, dat hier en daar
wel een spleet maar in de hoeken geen enkele spin-
rag vertoonde. Aan weêrzjjdcn van den schoor-
stecn hing een portret; hot eeno stolde Karel I,
het andere Lucy Morton voor, Sir Honry\'s dierbro
wederhelft op achttienjarigeu leeftijd. De vloer was
wit geschuurd, waarop sierlijk de spijskast afstak,
welko van eikenhout was, belegd met obbenhout en
voort to brengen. Sir Honry was gelukkig, voor
zoo verre hjj zich dat kon heetcn, onder het bestuur
van een overweldiger, van wicn hij wol niets anders
vernam, dan dat hij soldaten had gezonden om do
roovers, die de wegen rondom Leeds sinds jaren
onveilig maakten, te tuchtigen, maar dio toch nog
altijd in Whitc-hall nestelde, de woning van den
rechtmatigen eigenaar, den gezegenden maar zwer-
venden zoon van don onthoofden Koning. Wij kunnen
ons derhalve voorstellen welke zaligheid het hart
van Sir Henry doortintelen moest, toen hij vernam
dat de overweldiger gestorven was; toon hij vernam,
dat den 25ston Mei des jaars 1660 de jonge Koning
te Dover was geland en Engeland alzoo, na achttien
jaren gedoold en gezondigd to lmbben, op het pad
der deugd was teruggekeerd. Met vrouw en kind —
een zoon van oven dertien jaren — reisde hij naar
Londen. Op don weg deiwaards zag hjj bjjkans
ieder huis met groen versierd, in bijna iedere stad
\'s avonds pikkransen branden, hoorde hij den lof
verkondigen van den goeden Karel, den armen
zwcrvcling, den door den onspoed gelouterdcn: en
toen hjj te Londen aankwam, Whitc-hall en de aloude
troonzaal betrad, kon hjj van aandoening geen woord
spreken. Hij dacht er aan, om zich to Londen in
do nabijheid van zjjn Koning te vestigen, dio hem
zeker zjjno goederen zonde terug geven, maar men
dood hem verstaan — het was Lord Clarendon, de
kanselier — dat daaraan eerst later kon worden
gedacht. Door zjjno vrouw, die een goedo huis-
houdster was, overgehaald om niet te lang in de
dure stad te bljjvon, trok hij, oenigzins koeler ge-
stemd ten aanzien van \'s Konings dienaren, terug
on kwam zelfs zeer toornig op Hallam-Castlo aan,
daar hjj, bij Leeds, door een partij roovers omsingeld,
al het geld had moeten afgeven dat hij bij zich had.
Hjj zwoer den onverlaten bloedige wraak, en besloot
hot ongeval aan Zjjno Majesteit te doen melden,
waarna hjj niet twjjfeldo of de strengste straf zoude
volgen. Hjj hoordo echter niets; liet nogmaals
schrjjven on ontving toon eeno aanstelling als vrcde-
rochter. Waro Sir Henry minder loyaal geweest,
dan had hjj in dio benoeming ecne fijne ironie
kunnen zien. Thands zag hij er alleen een bljjk in
van het hoogste vertrouwen Zjjner Majesteit, die
niemant anders dan hem tot het zuiveren van het
Graafschap in staat dacht, terwjjl Zjjne Majesteit
hem bovendien do cere aandeed van hem zoo on-
baatzuchtig in zjjno loyaliteit te gelooven, dat een
geldelijke bolooning overbodig was en alzoo ook
niet werd aangeboden.
In do laatste zes jaren had hjj do hoogo betrekking
naar eisch waargenomen; want hjj was telkens onder
do vloiendsto betuigingen van genegenheid — nltjjd
zonder jaarwedde — herbenoemd. Alloen had het
hem verdroten, dat hjj op zjjno aanzoeken om in het
bezit van do vroeger vcrbeur.dvcrklaarde goedoren
zjjns gesluchts gestold te worden, geenorlei andwoord
ontving, en vooral, dat hjj do overweldigers in het
genot van het buitgemaakte zag bljjvon, hetgeen hjj
toeschreef aan \'s Koning dienaren, die zjjno wenschen
-ocr page 12-
MAUY HOLLIS.
\'.III
voorzien vim liet schoonste en weelderigste smj-
werk; ecnigo potten van Delfsch aardewerk prijkten
daarop, even als bij do uieuwcrwetsche lieden dier
eeuw de pas bekend geworden vazen van Chinecseh
porselein. Ken spiegel van Venetiaanseli glas, in
een ljjst van gepolijst metaal, een massive langwer-
pig vierkante eikenhouten tafel op vier pooten, en
waarvan het blad aan de beide uiteinden kon wor-
den uitgeslagen, benevens een zestal stoelen met
hooge ruggen, welke, oven als de zittingen, mot
leder waren bekleed, voltooiden de degelijke, maar
niot weelderige stoffeering.
Toch zouden wij haast het bijzonderste nog vcr-
geten, het eenige wat werkelijk weelde te kennen
gaf. Het was hot Smyrnaaseh kleed, dat over de ta-
fel was gespreid en daar altijd tusschen den mid-
dag- en den avondmaaltijd kon worden opgemerkt,
als Sir Henry met Lady Dighy en Charles in de
grooto zaal bijeen waren. Dit kleed was een rijk
geschenk bij zijn huwelijk geweest en in plaats van
het voor feestelijke gelegenheden to bewaren, zoo
als zoo menig parvenu zoudo doen, noemde hij het
bijeenzijn der familie Digby voldoendo om het pracht"
stuk to doen gebruiken.
Uit do laatste regelen mag worden afgeleid dat,
hoewol er tot dus verre slechts van Sir Henry
sprake was, ook de andere leden van het geslacht
zich hjj hem bevonden. Wij hebben tot dus verre
nog niet van hen gesproken omdat zij door geen
eukol woord, ja zelfs door geen enkel gebaar, de
aandacht tot zich trokken. Lady Digby zat to-
gen over haar gemaal aan het spinnewiel, en hoe-
wol dit snorde, hetgeen ondersteld moest worden
van haar uit te gaan, zou men bij eeno oppervlak-
kige beschouwing haar dezelfde rust als haar ccht-
genoot hebben toegeschreven. Eone deftige matrone
was zij, zoo als zjj daar neerzat met dat ernstig
gelaat, waarop echter ook de blos van gezondheid
gloeide, welke tevens do hoogheid en de tierheid.
die het gelaat anders zoo licht had kunnen uit-
drukken, temporde; zoo als zij daar neerzat in haar
hoepeliok van donker groene floretzijde, van voren
en van onderen met zwart satjjn lint geboord, in
haar jak van dezelfde stott\'aadjo, stjjf om haar niid»
den geregen, met mouwen, gesloten aan den elle-
boog, maar daar de ondermouw van batist vrjj
latend om zelven in lange slippen te eindigen: den
boezem door het laag uitgesneden juk halverwege
vrijgelaten, indien geen fijne doek dien zediglijk
bedekt had, den hals omgeven door een stijf op-
8taandcn kraag, en het grijze hair ten halve ver-
borgen door de naar het voorhoofd toeloopeudo en
van do slapen afwijkend kanten muts. En als zij
hare oogen opsloeg, hare kleine heldere blauwe
oogen, dan zou men dien wel wat to purperen blos
der wang, dieu fieren trek om de lippen — het
een, kenteekcu soms van gemeens burgerlijkheid,
het ander, van te afstuitenden adeltrots — verge-
tcn, eu geneigd zijn haar een eerbicdwaarde, niis-
schien wol edclo vrouwe to hecteu.
Aan do andere zijde dor tafel vlak over den
schoorsteen zat Charles, naar het kleed to oordco-
len een kopjj zjjns vadcis, maar naar het gelaat
wellicht oen samenvoeging van hot edelste dat
beide echtolingen bezaten. Hij had de kracht zijns
vaders, maar veredeld door do uitdrukking van
schranderheid zijner moeder: hij had den fioron
trek van deze, maar verzacht door het helder en
goedaardig oog van genen. Het voorhoofd was hoog,
do lippen dun, en overschaduwd door oen neus,
wien oen Komein hem benijd zoudo hebben: in
een woord, hij was een waardig vertegenwoordig
ger van den schoonheidstypo van don Angcl-Saksi-
schen volksstam.
Links van hem en dus naast zijn vader zat nog
een ander, een vreemde, een bediende, zoo als hot
I moest scheen en toch weder meer dan een bc-
diende. zoo als het soms ook bleek. Hij was ge-
| heel in het zwart laken gestoken, dat door het \'
: gebruik zeker draadsohijnend was geworden, en
I scheen door do natuur als oen model van alle
uitersten bestemd. Hij zat op dat oogenblik te
schrijven, waarbij de uitgerektheid en dorheid dor
vingeren in het oog viel. Hij hief van tijd tot tjjd
schichtig het hoofd op. on dan werd men don lau-
gen vooruitstekenden broeden neus, de borstelige
wenkbrauwen, do buiten alle verhouding groote
en ver vooruitstekende kin gewaar; terwjjl het oog
niet kon worden afgewend van de kale kruin, waar
eonigo lange verwarde hairen om heen hingen, en
van do verre van het hoofd afwijkendo noren, zoo
dikwijls hij zich voorover boog om de hem opgo-
lcgdo taak af to werken.
Want een taak was het, waaraan do eerwaarde
King, do kapollaan, do sokrotaris, de goeverneur,
de bode, de boomsnoeier, do erwtenpootor enz. van
de familie Digby thands bozig was. Velerlei was
in die dagen de roeping van do lagere geestolijk-
lieid der Engelsche Kerk, ja tot allerlei werd zjj
gebezigd. Do verstandelijke ontwikkeling van do
meeste geestelijken ten platten lande liet veel te
wenschen over, en al ware zoodanige ontwikkeling
in hooger mate aanwezig geweest, zij zou weinig
invloed hebben gehad bij de geringschatting dor
leeken van alles wat niet dadelijk nuttig in het
werkelijk loven was.
Waren do omstandigheden, om tot eer en aanzien
to geraken, voor die geestelijkheid sinds de Refor-
matio niot gunstig geweest, die, waaronder de eer-
waarde Kobert King bijkans van der jeugd af ver-
koerd had, waren het nog minder. Toen hjj gc-
ordend was, brak de burgeroorlog uit, die eindigde
mot een nederlaag voor de Kpiskopalo of Hisschops-
Kork, zoodat Kobert King, dio van kindsbeen af
eeno hoogo mate van zachtmoedigheid, maar ook
van onbeholpenheid, van schuchterheid en gebrek
aan zelfsvcrtrouwen deed blijken, en daarom dan
ook door vader eu moeder voor niets boter dan
voor don geestelijken stand in staat word gerekend,
zich gelukkig prees in do familie Digby to mogen
wcgschuileu voor deu modder, dien het punteiusch j
gepeupel hom hier en daar naar hot hoofd smeet l
-ocr page 13-
MARY HOLLIS.
Dl
I schc Kerk, de pedante Koning, schreef do viering
van de heilige dagen gebiedend voor en stelde een
boek saam, waarbij den Iwmindeu onderdanen werd
voorgeschreven, vooral op zondag na do voormid-
dagdienst, zich aan oenige uitspanningen, als: dan-
sen, kaatsen, boogschieten enz. over to goven. Voor
Sir Henry was dit boek onfeilbaar en volgens den
inhoud daarvan wilde hij zijne onderhoorigen doen
genieten. Hij prees de lezing zijn huisgenooten ten
sterkste aan, en had hot dezen avond zjjn zoon
en erfgenaam, Charles weder voorgelegd, waarna
hij zelf, zoo als we weten, in slaap was geraakt.
Hoewel de wind door den wijden schoorsteen gierde
en de regendroppels tegen de vensterruiten klet-
terden, had Charles, niettegenstaande hij het schoouo
gewrocht Zijner Majesteit voor zich had, do oogeu
maar niet kunnen openhouden. Het stilzwijgen was
algemeen, daar de spinuende Lady noch de schrij-
veudo eerwaarde een klank deden hooren. De laat-
ste waagde echter eindeljjk even van zjjn werk op
to zien, toen Charles zich gereed maakte het hoofd
op het bewuste boek, als op een kussen, neer to
vljjen. Do goedo mau hemdo oven, om den on-
voorzichtige van dio wandaad terug to houden eu
stiet hem, toen dit niet baatte, voorzichtig aan.
•Charles!" klonk het bedeesd, »dat boek___go
moet lezen."
•Wat? lezen? het verveelt me gruwelijk. Dan
nog liever het boek der martelaren, dat ik bjj
Hollis zag....!"
•St..... go weet wel dat dio naam niet genoemd
mag worden;" hernam do kapellaan, don slapenden
meester bevreesd aanziende.
•Waarom niet? Als ik ook zoo bang ware als
een zeker iemaut, dio heelo lange ooren en een
hoeleu grooten nous heeft...., on" voegde hjj er
bjj, toen hjj zag dat Robert Kiug den grooten mond
en de doffe oogen wijd opende, en oen roode kleur
over het verweerdo aangezicht heenvloog, »eu....
dio een heel goed mensch is, waar ik veel van
houd....."
Do kapcllaan scheen do eerste om do laatsto
woorden te vergeten. »Goed, goed, mjjn jongen!
maar bedenk, als Sir Henry wakker wordt en gjj
leest niet, dat ik, ik....."
Hot bock vloog van do tafel en op den vloer.
•Ik wil niot lezen: hoort ge, ik wil niet."
De Kapcllaan sperde do oogen weder wjj tl open,
terwjjl hjj in zjjn schrik het hoofd als tusschen do
schouders trok, en do oogen slechts Ier sluiks ophief.
Wat het fluisterend gevoerd gesprek niet ver-
mocht, werkte de doffe val van het boek op den
vloer uit. Lady Digby kook op, als uit haro mjj-
meriug wakker geschrikt. «Charles, raap dat boek
op!" zeido zij koud, terwjjl do uitdrukking van
haar gelaat strenger was dan ooit. Raap het op!"
herhaalde zjj, en toen hjj met do hand onder hot
hoofd bleef zitten en de Kapellaan haastig opstond
en do hand naar het govallcn hcilligdom uitstrekte,
hief Lady Digby zich op, nam den bovenden man
het opgeraapto voorwerp uit do hand, en gaf den
en waarin soms een keisteen verscholen was. Voor
een wezen, anders bewerktuigd dan Robert Kmjr.
zou de schuilplaats onhoudbaar zijn geweest. Hjj
was een speelpop voor Sir Henry. met wien hij
kaatsen moest bjj mooi weer en dobbelen bij regen
en wind: hij moest de Lady helpen bij hare gewich-
tigc bemoeiingen in het huishouden, en was de on-
derwjjzer van den wilden, dartelen Charles. En
als hij eens met den moed der wanhoop een zucht
slaakte en het zweet zich van het voorhoofd wischte,
dan vroeg hom Sir Henry op zijn knorrigsten toon
en met zijn krachtigsten vloek: of\'s morgens, \'s
middags en \'s avonds een gebed op te zeggen,
dan zooveel arbeids was voor een stel nieuwe kleo-
ren, drie pond salaris in het jaar on icderen dag
\\\'rjj eten en drinken?
Toch zouden wij verkeerd doeu te onderstellen,
dat de lagero geestelijkheid, waartoo Robert be-
hoorde, geenerlei invloed op het volk bezat. Ro-
bert, hoo zwak en hoe hulpeloos hij ook scheen,
genoot de liefdo van niet weinigen, hoe wonderlijk
on vroemd die zich ook uitte, van den Heer van
Ilallam-Cnstle af tot den kleinsten boer in den
omtrek too en daartoo had, wat deze laatsten
betrof, een charaktertrek van onzen Robert niet
weinig bjjgodragcn. Hoo gewillig ook, om alles to
verrichten, wat zijn heer en meester hem oplei, \\vei-
gerdo hij toch do handlanger van den vrederechter
to wezen, waar hot do vervolging der Nron-konfor-
misten \') betrof, waarvan hij de heimelijke bjjeen-
komsten door zijn veelvuldig verkeer met do lagero
standen wel vermoedde, maar niet wilde verraden,
hoezeer hjj als geestelijke der Staatskerk daartoe
verplicht ware geweest.
Wjj gelooven onzen lezer met do hoofdbewonors
van het kasteel cenigzins bekend te hebben ge-
maakt en vatten nu den lang afgebrukeu draad
van ons verhaal weder op.
III.
Do bibliotheek van Sir Henry was niet groot.
Zjj bestond uit den Bjjbel, het algemeen Gebcden-
boek der Kngelsche Kerk, de Lotgevallen van Ro-
bin Hood en het Boek der Spelen. Do beide laat-
ston worden van allen nog het meest gebruikt.
Do «Lotgevallen," omdat men zo zeer amuzant
vond, het «bock der spelen," omdat men, als recht-
zinnig lid der Kerk en loyaal onderdaan, zich tot
do lezing er van verplicht achtte. Toen het strenge
Kalvinismc, waaruit het Puritanisme ontsproot, hot
hoofd begon op te stoken, wildo Jneob I, uit den huizo
Staart, do gehato sekto niet alleen op kerkeljjk
terrein, maar ook op ieder ander bekampen. De
Puriteinen gruwden van heilige dagen en van cene
schending van den Sabbath, zoo als do zondag in
do talo Kanaiins heette, en het hoofd der Kugcl-
\') IcU»r illo button do 8t«at»- of Btaohopi kork Mond wc-t!
<lu» wnormil; nlioo: Prosh.Morl«nin, R<Mimi«hgc.zlniti\'ii, rat.
-ocr page 14-
92                                                                MAltY HOLLIS.
1 aangeduid, die hjj om den hals droeg on die op
; zijn borst neerhing.
•Twee reizigers, Sir, die voorgeven verdwaald to
zijn, vragen voor éen nacht gastvrijheid," zoido do
Steward ecnigzins gehaast, alsof hij van het onvcr-
wachte bezoek verschrokken ware.
»Zjj zijn mij welkom!" hernam Sir Henry, dio eerst
den ridderlijken plicht der gastvrijheid betracht-
te en toen aan het meer modern gevoel van voor-
ziehtigheid toegaf door te vragen: »Hoc hecton zjj?"
•Het schijnt hoer en dienaar te zijn. Hjj, dio het
woord voerde, zeide zooveel vertrouwen te stellen
I in de ridderlijkheid van Sir Henry Digby van Hal-
I lam-Castle, dat hij, zonder zijn naam te noemen en
i alleen om het ongeluk dat hem trof van verdwaald
| te zjjn, zich verzekerd hield door Uwe Edelheid to
worden toegelaten."
•En hij heeft mij recht laten weêrvaren!" riep
Sir Henry, »laat den heer boven komen en verzorg
den dienaar goed in de keuken."
Weldra werd do deur geopend; de Steward ratte
ter zijde van den ingang post tot do gast binncu-
trad, waarna hij op een wenk zjjns moesters ver-
trok.
De gast mocht een man hoeten van oven veertig
jaren, hoewel bij eigenlijk slechts even in de der-
tig was. Zjjn gelaat, dat men eens voorzeker schoon
had mogen noemen, had daarop wellicht nóg kunnen
bogen, indien het minder matheid uitdrukte, waar-
toe do fletsheid der oogen en de roode kringen,
daar om heengetrokken, niet weinig bjjdrocgen. Hoo
teer en vrouwelijk zwak dat gelaat ook scheen, toch
lag er een waas van stoutheid of liever van ouhe-
schaamdheid over heen gespreid. Hot hoofd was
gedekt duor een dikken hairbos, zoo als Sir Henry
hot in stilte noemde, en dien hij met den ocrctitel
van pruik zou hebben betiteld, indien hjj beter op
de hoogte ware geweest van hetgeen smaak on modo
was aan het hof in Whitc-hall. Ken kastoren hoed,
thands doorweekt van den regen, met lagen bol en
liggende veer op den aan éen kant opgeslagen rand,
hield hjj in de hand. Den druipenden mantel had
hjj beneden gelaten zoodat thans een zwart laken
wambuis te voorschijn kwam en een wjjde broek
van dezelfde stof, vastgemaakt boven do knieën, ter-
wjjl de hooge kappen der laarzen zoover reikten,
dat slechts een klein gedeelte van de zwart zijden
kous to zien was. Om den hals lag een eenvoudige
kraag. Die kleeding moest op Hallam-Castlc vreemd
schijnen, en tevens niet kostbaar, zoodat zjj hem,
dio haar droeg, niet als o\';n voornaam heer zou heb-
ben doen beschouwen, daar het bekend was hoe
hoog de woelde onder de hoogere klassen was gc-
stegen, indien niet een ring met kostbaren juweel
aan een der vingeren van de linkerhand prjjkte en
het eerst opgevatte vermoeden woder een weinig
verdwjjnen deed. Maar ook de wijze, waarop hjj de
groote /aal op Hallam-Castle binnentrad, deed hein
kennen als een, die gewoon was onder voorname
I personen te verkeeren. Met zulk eene gemakkeljjk-
heid trad hij nader en groette lijj, dat hjj dengasU
weerspannigon Charles daaimcó oouc kast[jdiiig om
het oor, waarna zij hom mot klem beval: »(iij zult
lezen: Sir Henry hoeft het gezegd: en wat Mr.
King betreft, dio zal schrijven zoo als Sir Henry
gelast heeft."
«Moeder!" riep de drie en twintigjarige op drci-
genden toon, <n op het punt den kinderlijken eer-
bied na zulk eene bejegening te vergeten. Kon
blik echter zijner moeder toomde zjjn drift en deed
hem het hoofd buigen.
Een hevige windvlaag gierde door don schoor-
steen ca deed de vensterruiten in de looden kassen
rinkinken.
»\\Vel, wat is dat? riep Sir Henry, plotseling ont-
waakt en zich de oogen wrijvende.
»Dc wind!" prevelde de Kapellaan, die bevreesd
was dat Lady Digby een ander andwoord op dio
vraag zou kunnen on willen geven.
>Ja, dat hoor ik. Hoe staat het mot de rckc-
ning? Wc waren aan: een quarter weit verkocht.
— Hola, Charles! wat doo jo daar ? Heb ik jo niet
gezegd___V
»Ja, vader! ik ben gebleven aan den raad Zijner
Majesteit, om den boog goed to loeren hanteoren,
en nu stond daar juist mjjn kruisboog.....\'\'
Hjj was bij de eerste woorden, dio zjjn vader met
den Kapellaan wisselde, overtuigd dat het een lang
gesprek over verschillende zaken zoude worden,
opgesprongen, had den boog, dio in oen hoek van
het vertrek stond, in do hand genomen, en do pees
beproefd. Sir Henry scheen den jjver van zjjn zoon
goed te keuren, hetgeen dezen meer moed gaf.
•Hut zou juist good zjjn, om eenigo strikken to
zotten; dat zou morgen ochtend wat kunnen geven."
•Charles wil in do laatsto tijden \'s avond dikwijls
strikken gaan zetten," merkte Lady Digby aan.
Waarom kleurdo do knaap tot achter do ooren
en wendde hij het hoofd af? Toch herhaalde hij
na eenigo oogenblikken zjjno woorden.
•Zjjt ge dwaas, jongen?" riep Sir Henry met zjjno
ba8stem uit. «Deukt ge dat ge op een kavalier lijkt?
Wjj hebben wel menigon nacht met zoo\'n storm en
regen op den grond geslapen, met een vod van een
mantel over ons heen, en de hand aan het zwaard.
Maar het tegenwoordig geslacht — God heter \'t —
sneouwmannetjens, zeg ik.....pronkers..... Wel,
vervloekt, wat een storm! Ga eens zien," voer hjj
voort tot den Kapellaau, »of de brakken wel goed
verzorgd zijn; je weet wel, vooral Diana, hoor, en
stuur me den Steward eens lxivcn."
•Vader, het stortregent en Mr. King...."
• Zoo als Sir Henry zegt, het vorige geslacht kan
er tegen," merkte Robert aan, die met een glimlach
op het gelaat zijn zwaron gang aanving; de gang
was werkelijk zwaar, vooral voor hem, die niets van
wind hield, als een kat het water schuwde en als
een kind de duisternis.
Maar hij zou dien gang niet behoeven to doen.
Juist toen )ijj voornemens was heen te gaan werd
de deur geopend en trad de Steward binnen, wiens
waardigheid door de verguld zilveren keten weid
-ocr page 15-
MARY HOLLIS.
93
heor zelven zich niot geheel op zjjn gemak deoil
gevoelen.
•Had ik het reeds niet sinds lang geweten, dat
de bezitter van Hallam-Castte de riddorljjkste rid-
der van Yorkshire wns, ik zou hot nu bespeurd
hebben. Redenen van gewicht verplichten nijj mijn
naam voor het oogenblik te verzwjjgcn....."
»En uw geheim zal geëerbiedigd worden," haastte
Sir Henry zich te zeggen.
•Noem mij slechts George."
•Een naam die Oud-Engeland lief is."
•En die hier past, omdat alles wat Oud-Enge-
laud goeds beeft hier voorzeker bjj een is" zeide
Sir George in het rond ziende en de aanwezigen
groetende.
•Mylady," vervolgde hjj, «nederig vraag ik ver-
schooning, dat ik niet in voegzamer kleedij u na-
deren kan, maar een verdwaald reiziger....."
Lady Digby neeg diep enandwoorddedat d^gas»
ten van haar gemaal haar wolkom waren, in welk
kleed zij zich ook voorstelden. Charles boog eenig-
zins bedremmeld, want tot dus verre had hij nie-
mant ontmoet, die zich aldus gedroeg; voor hem was
het de ontdekking van een nieuw waerelddeel.
Het gesprek werd spoedig levendig. De gast voelde
zich genoopt, zoo goed mogcljjk zjjnc afdwaling te
beschrjjven en poosde oven na zijne schildering van
de plaats gehad hebbende misdaad.
Charles, dio spoedig zjjne schroomvalligheid over-
wonnen had en vau nature en ook door zyn ver-
keer met landlieden en jagers eer geneigd was tot
vrijmoedigheid dan tot bedeesdheid, brak thands het
verhaal eensklaps af met den uitroep: >Ze zullen
een reebok gestrikt hebben."
Het gelaat van don gast bloosde even: dat jonks»
ken verlaagde in een oogonblik het gedreigd heb-
bend gevaar tot eon jjdel spookbeeld en maakte hem
voor zich zelven bespottelijk. «Spookt dan de roode
Jack en zjjn bende niet in den omtrek?" vroeg hjj.
•Helaas, ja! Voor den landman is hjj echter zoo\'n
groote schrik niet," hernam Sir Henry, «maar voor
ons edelen in den omtrek is hjj een duivel. Ik ge-
loof, dat hjj nog afkomstig is van de sattcllieten
en de beulen van don overweldiger, en de boeren
hier zijn het meestal ook, of hadden hot willen we-
zen. Als ik dien vervloekten kacrel eens machtig
kon worden, zoo waar ik vrederechter ben, ik zou
hem doen hangen. Ik heb de militie van het land-
schap al eens saamgeroepen, maar al het zooken
was vergeefs."
•Wie weet of de schoelje zelf niet onder de mi-
litie schuilt," morkte de gast, op een goheel anderen
toon dan hjj tot dus verro aangeslagen had, aau.
Het was of hjj den landedelman beter begreep. Deze
begon dan ook op zjjn gemak te komen, en te bo-
grjjpen dat zjjn gast nog meer dorst zou hebbon
dan hjj, en zjjn keel was reeds zoo droog.
•Robort!" riep hjj daarom met zjjne basstem tot
den Kapellaan, »zoek met den Steward eens den
besten porter uit. Pak die vodden maar op," ver-
volgde hjj, op \'s mans papieren wjjzend, »dio kunt
ge morgon wel volkrabbcn. Lucy zal wel voor eon
goed avondeten willen zorgen."
•Zoo het Mylady buitengewone zorgen moet ver-
oorzaken, dan zou ik mij do oorzaak achten......"
•De Digbys on de Mortons, Sir, rekenen alle moei-
ten voor een wolkom geheten gast gering." zeide
Mylady deftig en afgemeten.
•Vervloekt, wat eon wjjf!" prevelde de gast. Hjj
boog echter beleefd.
Weldra was do porter op tafel, spoedig gevolgd
vun het avondeten. De eikenhouten tafel werd uit-
geslagon; het Smirnaasch klood er afgenomen, en
vervangen door een grof garen ammelaken, aan het
hoofdeind echter door een fijn damast overdekt. Daar-
op werd aan den Steward medegedeeld dat er ge-
diond kon worden. Een dampende reebout en een
stuk wild zwjjnvlcosch met tarwebrood en grove
weit word opgedragen, terwjjl, tusschen de hoofd-
schotels in, een keurige Hollandsche haring stond,
geflankeerd door een echt Engelsche pudding.
George word tusschen Sir Henry en diens wedor-
helft in geplaatst; daar naast ging Charles zitten.
Aan weerszijdden der tafel bleef er toen eena plaats
open, als grensscheiding tusschen meesteis en die-
naren. Vervolgens namen aan don eenen kant de
Steward, aan den anderen de Kapcllaan plaats, naast
genen de bediende van den gast, dien we nu eerst
in het gelaat kunnen zien, waarbij wjj echter de
late kennismaking ons niet beklagen. Er was iets
terugstootends in zyn aanblik. Of het veroorzaakt
werd door het cenigzins scheel zien der oogen, of
door de wel wat gedwongen en daarom overdreven
boleefdheid. hetgoen de dorporheid van houding en
gebaren nog meer deed uitkomen, moeten wjj in
twijfel laten. Zeker is het, dat zulk een dienaar
niet voor den hoogen rang van don meester kon ge-
tuigen, vooral waar de laatste slechts met éen bc-
dionde, die dus zjjn vertrouwde moest zjjn, op reis
toog. Wjj gelooven dat Lady Digby dergelijke ge-
dachten bjj zich voelde opkomen en daarom haar
aangezicht allengs in een minder vriendeljjke plooi
zette, ja er reeds bjj zich zelve van sprak Sir Henry
tot voorzichtigheid bjj het verleenen van nachtver»
bljjf aan te sporen. Zjj zou echter niet lang in die
stemming bljjven.
De Kapellaan stond op een wenk van den mees-
ter op, nadat al de overige bedienden van het huis
gezeten waren, en zeide het gel>ed op volgens het
ritueel der Engelsche Kerk. Vervolgens roes de gast-
hcer, gevolgd door allen, van zjjne zitplaats op, en
de kroes met schuimende porter in de hand hou-
donde, zcido hjj met zjjne krachtige basstem: »Het
lang leven Zjjnor Majesteit, do vernietiging zjjner
vijanden, do verwjjdering van hen die hem slecht
dienen, het weren van de non-konformisten, de g!o-
rie der Kerk, den bloei van het oude, vrolijke En-
geland..... Leve de Koning I"
•Hjj leve!" riepen allen.
•Gjj kent hem, Sir Henry?" vroog Sir George.
•Ik heb hem eens gezien. Zjjne Majesteit was
toon zeer voorkomend, — maar ik wjjt het aan zjjn
-ocr page 16-
94                                                                MARY
,LIS.
dienaren, Jat lij\' mjjn rechtmatig verzoek niet in-
willigde...."
»Ik hel» de eer Zijne Majesteit te kennen; zou ik
weten mogen welk verzoek u geweigerd werd....?"
Lady Digby werd aandachtiger, en begon naar
do woorden haar* buurmans te luisteren, ofschoon
de Steward het vlecsch voorsneed en rond diende,
waarover zij anders gewoon was haar scherpen blik I
te laten gaan.
•Kent ge Zijne Majesteit waarlijk V" vroeg Sir Dig-
by, die werkelijk eenigen eerbied voor zijn gast be-
gon op te vatten. »Laat ik uw kroes nog eens vullen!
Goede krachtige polier, he! Ofschoon Uwe Edel-
heid, die met Zjjne Majesteit bekend is, wel meestal
klaret of Spaanschcn wijn drinken zal."
«Zal Uwe Edelheid niet van dit zwjjnbraad proe-
ven?" vroeg Lady Digby.
«Gaarne, Mylady!"
»Ik was met den vader Zijner Majesteit beter be-
kend," viel Sir Henry in. »De heilige martelaar!
Op den jaardag van zjjn vermoorden vasten wij al-
len en doe ik mijn Kapellaan dienst houden."
•Dezen, die daar zit, niet waar?" vroeg Sir George
eenigzins spottend; en of Robert King de vraag
hoorde of alleen door een soort van magnetische
kracht haar bewust werd, hjj kleurde en wendde,
terwijl z}jn groote mond opgevuld was met een groot
stuk rcelKHit, het hoofd in verwarring af, waardoor
hjj juist den blik ontmoette van \'s vreemden dienaar,
Dick Wharton. Dit bracht hem nog meer in ver-
warring en deed hein hot hoofd weder omdraaien,
zoodat het recht op den romp kwam te staan, en
do eigenaar, om zich zooveel mogeljjk te herstellen,
do hand naar zjjn kroes uitstrekte en hot gcrste-
bier dat or zich in bevond, in éen teug Daarbinnen
sloeg.
Aan het hoofdeinde van de tafel was het gesprok
inmiddels levendiger voortgezet.
• Ik had de eer in don slag hjj Nowbury naast
Zjjne Majesteit te strjjden," vervolgde Sir Henry.
• Het gevecht bleef lang onbeslist. Ken troep Lon-
donsche villoynen, beurzensnjjders, goochelaars en
ambachtslui, waar het leger van het lange Parlement
uit l>estond was nog niet op do vlucht gejaagd. Toen
s*rekto Zjjne Majesteit in hare hoogo genade hare
hand uit, had de genade iny op den hoop muite-
lingen te wjjzcn en te zeggen tcrwjjl do hand Zijner
Majesteit mjj op den schouder klopte; »Digby, dat
is een jacht voor u; stel je ditmaal te vredon met
de quantiteit, een anderen keer krjjgt go doquali-
teit er bjj! Er op in, mjjn jongens! Niet waar,
Lucy? Dit zeide Zjjne Majesteit, nietwaar?" Lady
Digby, die natuurlijk alleen bevestigen kon, dat haar
gemaal het voorgevallene vertelde zoo als hij het
meermalen gedaan had, knikte toestemmend. »En
ik riep mijn ruiters bjj een, en het ging er op in
met den kreet: voor God enden Koning! en ik joeg
ze uit een en sabelde ze neer. Een van de schurken
gaf me nog een stoot in de ribben, voel maar, hier
is nog do gleuf," en hjj bragt de hand van zjjn gast
in «jjn «iJJ^j waarna hjj vervolgde »cn toen ik te-
rugkwam, bloedend als een reebok, toen reikte mjj
Zjjne Majesteit met eigen hand een kroes met water:
zjjn eigen kroes, want het wapen van Engeland stond
er op. — Dat waren tjjdcn! Maar we hebben dan
toch overwonnen! De zoon zit op den troon zijns
vaders."
•Men kon dat niet voorzien," hervatte George,
•toen hij als een vagebond rondzwierf na den slag
bij Worcestcr, vervolgd door de speurhonden van
Olivier (\'romwell. Ik zal het nooit vergeten, dat
Karel Stuart en ik in een schoorsteen verlwrgen
waren, terwijl de rondkoppen van Noll benedeu za-
ten te bidden en een, als door den boozen geest
aangeblazen, er van begon te spreken, om vuur aan
te maken op de h:\\ardsteeplaat."
»Kn waart ge daarbij?" vroeg Sir Henry. «Dan
is het mij cene hooge eer u aan onzen disch te ont-
moeten. — Ik hoop, dat het u beter gegaan moge
zijn dan mjj, en de schurkachtigo gunstelingen u
niet zoo als mij van den troon terug hebben ge-
drongen. Mjjn goede Koning! Hij had wel gohol-
pen, maar die anderen—! Hjj zou Oud-Engeland
wel groot en gelukkig willen maken, maar die gal-
genazen, die villeynigc bloedegels beletten het en
zuigen het land uit en doen ons door de Holland-
sche kaaslwcron op zee slaan en door de Spaansche
papen bespotten en door de Fransche kleermakers
een narrenkap aanpassen...." Hoe krachtig Sir
Hcnry\'s longen ook waren, tegen zulk cene reden
waren zjj niet bestand, zoodat hjj eensklaps ophield
en den vollen kroes met portor weder leegde.
•Mag ik u van do echt Hollandsche haring die-
uen?" vroeg Mylady, die den gast, welko in do laat-
ste oogenblikkon ernstig voor zich had gezien, mid-
delerwyi eenige afleiding wilde geven.
•Met genoegen, Mylady! Waarljjk zo smaakt goed,
bjjna zoo goed als zo in White-hall wordt gegeten.
Het is aan de Koninklijke keuken eigen om oen ha-
ringpastei te maken, zoo als ik zelfs aan hot Fran-
sche Hof nooit heb geproefd." Hjj do medodeeling,
waar het in doorschemerde dat do spreker ook te
Parjjs geweest was, zagen do beido echtgenoten
elkander aan. »Ik kan voor het oogenblik, Mylady,
mijne dankbaarheid voor dit onthaal en de kennis-
making niet anders bewijzen, dan door u in staat
te stellen White-hall daarin op zü te streven. Ik
herinner mjj het recept, (ie noemt gezouten harin-
gon en legt zo in water; ge wascht ze dan tusschen
de vingeren en stroopt het vel dat van de visch zal
loslaten er geheel af; vervolgens legt ge de harin-
gen in een pan, en vermengt zo met fijn gestamp-
te amandelen, een paar hommen, vjjf of zes appelen,
geraspte beschuit, nakar, wjjn, rozewater en saffraan;
ge moet vervolgens alles omrooren tot het beslag
stijf wordt, en legt dan een kluit boter in het mid-
den der pastei, en daarop appelen, aalbeziën, kren-
ten, barbarissen en boter; de pan wordt dan dicht-
gedekt en op het vuur gezet; is het goed doorbakken,
dan bedruppelt ge het met boter, verjuis en suiker."
•Het is de klerk der koninklijke keuken." dacht
Mylady, die, hoewel zij haar dank betuigde voor de
-ocr page 17-
MARY HOLLIS.
!>.".
ontvangen modedeeling, zich toch een weinig be-
risjite over haar te ver gedreven gemeenzaamheid.
Sir Henry vermoedde hetzelfde en gaf het niet on-
duidelijk te kennen, door de vraag: «lloovele knechts
zijn er \'s middags wel in de keukens Zijner Majes-
teit?"
>lk weet dat niet juist," was het andwoord, »ik
geloof ook niet, dat liet uwer aandacht waard zou
wezen. Het zou voor Mylady belangrijk geweest
zijn, indien zjj met mij den tocht naar Lissabon had
kunnen maken, om de Prinses van liraganza, onze
tegenwoordige genadige Koningin in ontvangst te
nemen. Toen z(j met Zijne Majesteit, door een En-
gelsch edelman vertegenwoordigd, in den kathedraal
te Lissabon werd getrouwd, verscheen zij daar met
een „guard infanta", waarbij de vertugadjjn \') van
Mylady weinig beteekent. Het gantsehe kleed was
van parelkleurig fluweel, met gouddraad doorwerkt,
en de kanten van don kraag waren zooveel waard
als de diamanten van den diadeem. Toen zij in ons
land kwam werd zij door de life guards Zijner Mn-
jesteit ontvangen. Ik weet niet of gij ze kent, Sir
Ilcnry, in hun gepolyst stalen harnas, in hun wit
laken wapenrokken met goud galon geboord, en
hun hoeden met witte en roode vederen."
Charles was ongemerkt nader geschoven. Zjjne
oogen schitterden en doden het nog meer, toen de
vreemde een omstandig verslag gaf van den geheo-
len optocht en van do verschijning der Koningin
in de grootsche eetzaal van White-hall. De verha-
lcr moest ooggetuige van beiden geweest zijn. Hjj
moest dus meer zyu dan opperkok, maar wie was
hy dan? Charles was in een geheel vreemde waereld
verplaatst; hy duizelde van al die weelde, van al
die grootheid, waaraan hjj zou kunnen deelnemen,
want hij was de zoon van Digby van Hallam-t\'astle.
Hjj werd in deze overdenkingen gestoord door do
stom zjjns vaders, die de onderhoorigen en zyn zoon
Charles beval zich ter ruste te begeven. Toon do
Kapcllaau, de cenigc, die in de laatste oogenblik-
ken reeds gedut had, mede opstond, wenkte Sir Hen-
ry hem echter te blijven, en toen de minderen ver-
trokken waren riep zyn meester, wiens gelaat gloeide,
hetgeen wel eens meer plaats had na het avondeten
en den avonddronk, terwijl hjj zich van genot de
handen wreef, den trouwen omnix homo toe: «Gauw,
in den kelder gedoken! Ik zal met Mylord nog eens
Oud-Engeland gedenken; breng me den oudsten kla-
rct dien ge vinden kunt, en mcê zult ge proeven,
oude, hoor!"
„Ik weii8ch den lieeren een vrolijken nachtdronk,"
zeide Lady Digby. «Slechts verzoek ik Sir Henry
te bedenken, dat zyn gust wel wat afgemat kan ijjn
van de reize. Charles I" vervolgde zjj, zich tot haar
zoon wendende, dio het liodtjen van verlangen zocht
en gaarne nog cenigo oogenblikken het gezelschap
van den gast had willen genieten. «Charles! ge hebt
gehoord wat Sir Henry u gezegd hoeft ? Het is op
uwen leeftijd niet goed zoo laat op te bljjven."
\') Veel ftol(ikonrl op ante nwderno nthoUtM,
«Arm schaap!" provelde do gast, terwjjl hjj Char-
les nazag, die heen ging als een slachtoll\'er, maar
a.U een dat morde en rebelleerde, en niet meer zon-
der wrevel het gezach erkende, dat hij van kindsbeen
af als liet hoogste had leeren gehoorzamen. «Een ge-
zonde knaap! Waarachtig Ma\'am Carwell weer-
stond dien niet!"
De kapellaan slofte weldra, gevolgd van den Stew-
ard,
eenige kruiken met klaret onder don arm dra-
gende, naar boven. Ook hjj was een slachtoll\'er, maar
een geduldig.
»Steward!" zeide Sir Henry tot den Hofmeester,
•als wc nog iets noodig hebbeu zullen wy jo roepen,
(ja ondertusschen de rondo eens doen, en zie of al-
les goed gesloten is. Kom aan, Sir! nu eens geproefd!
Hij zjjt een halve waereld door gereisd, maar zog
me of je ergens beter wijn hebt gedronken. Hier,
Kapellaan! hier, zog ik je, oude heilige! Jo lust het
óok wel," en terwijl hij schaterlachte, maar de arme
Kobert eenc diepe zucht slaakte, schonk hjj hem een
vollen roemer in.
«Ik geloof dat de eerwaardige heer den nektar
op prijs weet te stellen," merkte Sir George tergeud
aan. Deze woorden vermeerderden de pijniging van
den half duttenden, moeden en bevrecsdeu Kapellaan.
•Of hy. Alleen op den kansel preekt bjj matig-
heid," hernam Sir Henry.
Dit was te veel. De grooto oogen on de grootc
mond sperden zich wyd open, on hy zeide minder
bedeesd dan hy den gautschen avond geweest was:
«Wat geeft het preeken op andere plaatsen als er....
toch geen___hoorders zyn?"
«Juist, eerwaarde heer!"\' zei George, »eu dat is
gelukkig ook voor de vroiykheid in Engeland—"
«Maar om dat ware woord van myn Kapellaan zul-
len we een volion roemer driuken op onze kerk,
onze echte, ware Engelsche Kerk, en op den dood
van papisten on puriteinen!" riep Sir Henry, die
hoe langer hoe vroiykcr werd.
«Van gantscher harte! Eerwaarde, stoot aan! En
nu, Sir Henry, mag ik u beljjden, zelden loyaler
edelman ontmoet te hebben. Ik deel volkomen in
uw haat jegens de roudkoppen. Toch geloof ik niet
dat ze hier nog uitgeroeid zyu. In het duister ont-
moetto ik een man die zich Jakob Hollis noemde....."
•Wol bekend, wel bekend! Ik loer al sedert ja-
ren op dien kaorel. Het is een verstokte puritein.
Iiy zat ouder Cromwoll in de pustory van het na-
burig dorp en werd er bjj de gezegende restauratie
uitgezet, met het gehccle afvallige broedsel. Toch
is hy in de nabijheid gebleven en vermoed ik, dat
de boeren met hem bycenkomstcu houden, llobert,
je moet de eerste keer de beate in de kapel er over
preoken. Niet zoo flauw als anders, hoor! Maar
krachtige woorden — vervloekt zo, die koningmoor-
dors, dio huilebalken...! Drink er eens op—hier
je glas, man! ik wil het!"
Eu de Kapellaan hield nog eens bij, schoon zijn
kniën begonnen te knikken en zyn hoofd te duizelen.
«Bjj Parlomentsakte is do vervolging bevolen,"
zeide George, «en Zync Majesteit zou het u nis
-ocr page 18-
MARY HOLLIS.
o.;
magistraat niet goed afnemen, als de wet niet werd
toegepast...."
»Ja, als Zijne Majesteit, voor den duivel! mij dan
maar een vendel voetknechteii zond: maar ik krijg
niets. Toch is dat niet de schuld Zijner Majesteit
maar wel die van zijne dienaren ..... Als ik daar-
aan deuk begint my het Moed te schuimen. Wat
Cromwell aan zijn gunstelingen heeft verkocht,
hebhen z\'y\' behouden, hoewel het goed van de Dig-
bies was. Opbrengen moeten we, meer dan ooit
Dat vervloekte sehoorst\'engeld! Ze komen maar
in huis vallen om te tellen — een vreemdeling
komt ongeroepen in het huis van een vrijen man.
Bü God! het is erg; en al dat geld wordt gestolen
door lage en vileynigo gunstelingen...."
»Ja, gij hebt geljjk. Maar het wordt u misschien
door vijanden van het hof overgubriefd. — Claren-
don deed veel kwaad, maar die is weggejaagd."
•Maar Buckingham, do grootste schoelje, is er
nog. En dan die lichtekooicn.....! Dat Zjjne Ma-
jesteit van schoonc vrouwen houdt, ik begrip dat
heel goed; ik hou er ook van, in alle stilte; maar
dat Zijne Majesteit, die een eigen vrouw heeft....
zie je, dat is de raad dier schurkachtige gunste-
lingen."
•Goede vriend! het is laster. Ik kan het u ver-
zekeren. Zjjne Majesteit leeft wel niet als een klui-
zenaar of een rondkop maar als oen echt Engelsch-
man. Wie heeft u dat alles toch verteld, Sir
Henry?"
•Wel, denkt ge dat we zonder nieuws zjju? We
hebben onze vrienden in het Parlement, die het
heele Graafschap op de hoogte houden."
•En als die eens logen, of zelven het niet goed
wisten. Hoor eens, Sir Henry! gjj zjjt te loyaal om
daaraan te gelooven, — gjj zjjt verbitterd op Cla-
rendon, on te recht; maar laatje zoon met mij naar
het hof gaan, hjj kan hier toch zyn geheele leven
niet blyven; ook gy hebt de wereld gezien. Ik zal
hem Zijne Majesteit voorstellen en dan kan hij zelf
het belang vau zyn geslacht bepleiten. Nu, kamc-
raad! wat zegt ge?"
•Daar moet ik me op bedenken. Dat heeft je
een engel ingegeven."
•Ja, der duisternis," zeide de Kapellaan niet eene
eenigzins dubbelslaande tong.
•Wat? wat zeg je?"
•Charles.... is... .beter___hier."
•Onder opzicht van zyn eerwaarden leermeester,"
merkte Gcorge spottend aan.
•Ik kon hem dien medegeven, hel"
•Om Gods wil, noen — dat niet!" riep de Kapel-
aan met zulk ccd schrik, dat de beide anderen het
uitschaterden.
•Ik geloof dat Zyn Eerwaarde een man naar
\'s Konings hart zou zyn. Alleen de matigheid pre-
diken op den kansel!" zeide Sir George, to:n hy\'
zichzelven weder meester was.
Daar sloeg do Fricsche klok, die in een naburig
vertrek hing, tien slagen. Do oogen van den gast
glinsterden, maar de roode kringen daarom heen
getrokken waren nog rooder; het gelaat van Sir
Henry was purpor; dat van den Kapellaan teekmde
uitputting, ja halve bewusteloodieid. Toch had do
laatste nog begrip om de slagen te tellen en bjj
den laatst>n te prevelen: »Tien!*\'
•Juist en over een uur zullen het er elf zyn,"
zeide Sir George. «Edele gastheer! uit den mond
der zuigelingen verneemt men soms de diepzinnigste
waarheden. Zyn Eerwaarde herinnert mjj dat het
reeds zeer laat is voor den reiziger, die morgen
vroeg weder vertrokken moet."
• Wat? vertrekken dat verbied ik je. Ik moet
me bedenken; ik moet Lady Digby raadplegen,
die ook haar wil heeft, een wil zeg ik; wis en waar-
achtig een wil! Charles zal met je meê gaan, indien
zij het wil. — Blijf morgen nog. Dan vierikmyn
verjaardag.... Een vrolyke dag, niet waar, Kapel-
laan ? Kerst een moi gendienst, dio niet lang duurt...
Holla, dut je, oude?"
De laatste vraag ging vergezeld van een duchti-
gen stomp in de ribben des Eerwaarden, die wak-
ker schrikte.
•Je moogt gaan slapen, Eerwaarde! maar eerst
moet ge ons uwen priesterlijken zegen geven." zeide
George.
•Hoor je niet ?" vroeg Sir Henry.
Robert was opgerezen en staarde nu zyn moester
dan den gast aan. Allengs verloren de oogen het
fletsche en zwervende, dat zy een oogenblik te vo-
ren nog hadden; het gelaat verloor de uitdrukking
van simpelheid eu drukte afschuw uit: >God de
Heer zal nooit vergeven... de zonde tegen den Hei-
ügen Geest I"
George lachte. «Bravo! wat volgt er nog? Een
vollen roemer voor dio woorden.....Do zegen, de
zegen, Eerwaarde!"
•Sir! doe my heengaan, opdat ik niet vloeke!"
smeekte Robert, de handen vouwende, maar in den
toon der bede lag zooveel kracht, dat het beiden
verbaasde en Sir Henry bovendien trof.
•Ga, Robert! ga, oude! Rust wel; het was slechts
kortswyl." Hij reikte hem zyno hand toe, hetgeen
Robert niet scheen op te merken, want hjj nam haar
niet aan. Dit ergerde den meester, waarom hy hem
achterna riep: «Je hand, Robert! Ik geloof waarachtig
dat jij je in je dronkenschap een Bisschop denkt. —
Hier, oude," En de oude keerde terug en reikte Sir
Henry zyno hand maar met een traan in het oog.
Henry zag het en zyno vrolijkheid was verdwenen.
De Steward werd geroepen en de gast werd naar
het voor hem bestemde vertrek voorgelicht.
IV.
Dick Wharton had reeds herhaaldelijk de pruik
zyns meesters uitgekamd, over den met matten l>e-
legden vloer heen en weer goloopen, en eindelijk
don tip van de saaion gordynen der vierkante bed-
stede opgeslagen, IIy\' verstoutte zich den snorken-
den meester te roepen, telkens luider te roepen, tot
-ocr page 19-
MAltY
i)7
dat dczo ton laatste te kennen gaf dat hij iets hoorde.
Nog een roep van zjjn dienaar deed hem in zoo
verro tot bewustzijn komen, dat hij het hoofd op-
hief en Dick met slaperige oogen aanstaarde.
•Het is elf uur. Ik moet Uwe Genade mededoo-
len, dat alles in dit rottenest al op de heen is."
•Loop naar don duivel!"
•Dan gaat 1\'we Genade mcê?"\'
•Nog éen woord, en ik laat je doodknuppelen,
prengell Vervloekte porterl" prevelde hij, nadat
hjj het hoofd even opgelicht en weer neergelegd
had. »Het zijn hier wol venmagen..."
•Die toch meest half leeg zijn, want do mijne,
dié uog maar ceu gewoon monsch toebehoort, is
op lang na niet gevuld, na een ontbijt zoo als ze
hier geven. Dat lange wijf, ze wordt Lady Digby
genoemd, deelt de spijzen uit, en geen kruimel glipt
haar door de vingers. Ik kreeg iets dat grauw
was; ze heten het weit on ik kon er oen glas melk
bij nemen, als ik verkoos, maar liever zag zij dat
ik een glas water nam. Toch hebben zij ander voc-
dor genoeg, want op het plein zag ik in een der
schuren, die daar staan, tarwe liggen, on geen klei-
nigheid ook. De oude zag ik al uitgaan met een
vreemden snoeshaan: Dirkons noemen ze hem, een
llollandscho kikvorsch. Sir Henry schijnt beter te-
gen eon goeden dronk te kunnen dan Uwc Genade,
hetgeen men in White-hall wel niet zal willen gc-
loovon. Als do waard in Springgardon \') naar do
ouderwaereld duikt, zou Sir Henry geschikt voor
het baantjen zijn. Maar ik geloof dat I\'wo Genado
weer insnorkt."
En do bescheiden Dick had gelijk. Hij gaf do
hoop op van zyu meester te doen opstaan en vor-
volgous te doen vertrekken, waarom hij do gordij-
nen maar weder liet dicht gljjden. Wij hebben och-
tor kunnen opmerken, dat het profnwl négligé des
sluimerendon van hot lijnste linnen was, dat de Ver-
oenigdo Provinciën invoerden on zich tegen goud
lietou betalen, en dat het lynwaad bovendien aan
den hals en aan do mouwen van kostbaren kant was
voorzien, terwijl bjj den boord met gouddraad een
hortogolyke kroon was geborduurd, waaronder het
naaincyfor 15. stond gestikt.
Dick vond het vervelend om nog langer in het
muffe slaapvertrok to vortoovon, en besloot daarom
naar buiten te gaan, Ilallam-Castle eons op to nc-
mon, of op andero wjjze zich te verzetten. Hjj had
geen blik over voor do beeltenissen, dio aan den
wand dor slaapkamer hingen en dio den vador on
den grootvader van het tegenwoordig hoofd van het
geslacht Digby moesten voorstellen; evenmin ver-
waardigdc hjj zich, don buftbl-leèren kolder, het
zwaard en den helm to zien, dio tusschon dio por-
trotten als een trofee waren opgehangen en nog wel
in het leger vau Karol I door eon Digby waren
gedragen. Hjj hief do klink van do zwaro deur op,
trad in den met aarden bakken bovloerdcn gang,
M Kon riVr finilnto rendeK-VOUl der fusliinnaWo WAOrotd, fn liot
midden dor Keventleiido oeuw.
steeg don stoilen trap af, schreed het voorhuis door,
wat met eunige meerdere weelde ruitsgcwjjze door
blauwe en loodo bakken bevloerd was, en ijlde den
buitentrap van tufsteen af dio naar den binnenhof
geleidde. Hij zag alles bozig om zich hoen. Hier
was een knecht bozig oen paar ossou te koppelen,
ginds werd een kar met zakken graan beladen, ver-
der eenige houden gevoederd, of hooi van de zolders
naar de stallen gevoerd, waar hij een bulken on
halkeu en loeien hoorde, wat hem het bestaan van
ezels en koeien herinnerde. Hij trad do donkere
poort door en de neergelaten valbrug over, en had
toon een vrij gezicht over het weiland, waar hij gister
avond langs* en op do dichte bosschcu dio hij toon
cloorgedwimld was. Do rook zag hij hier en daar
omhoog dwarrelen, hetgeen hot aanwezig zjjn van
woningen deed onderstellen, en toen hij zich om-
koerde had hij liet gezicht op hot oud Normandiesch
kasteel, dat zoo geducht scheen dooi- den dikken
ringmuur, op do flanken gedekt door torens en om-
geven van eon broedo en zeker diepe gracht. Do
toren, die zich hot hoogste voordeed, verhief zich
tusscheu do leien daken van bet slot zelf, en droog
op de tinnen de banier der Digbys. Maar goon wap-
perende vedordos werd gezien, geen gellikker van
do helmen der vazallen, geen lansspits of zwaard
flikkerde in do morgenzon van don schoonen No-
vemberdag. Duidde dit reeds aan, dat de ridder-
tijd was voorbijgegaan, dat, mocht de vorm ook nog
bestaan, het wezen was verdwenen, do zegepraal
door den modernen geest behaald, werd vooral ge-
predikt door hetgeen er op het voorhof plaats had,
waar alles het verkondigde, dat ook de edelman
door arbeid het brood zjjns bescheiden deels ver-
dienen moest, en dit ook wilde. Dick mocht bjj
zijne beschouwingen niet tot zulko gevolgtrckkin-
gen geraken, hij kwam echter tot eene, dio met do
<>nze iii het nauwste verband stond.
Toen hij verder wandelde en den hoek omsloeg,
zag hjj oen deel van den ringmuur verdwenen, on
in do nabjjheid dier bres eenige kanonkogels. Het
woos zekor heen op den tijd van den burgeroorlog,
en wellicht bad Fairfax, Iroton of l\'romwoll zelf
dat kasteel als zoo velo andero berend. Dat do bres
echter niet geboet, maar hot puin was weggeruimd
on mon voor de open plok geen andere verdediging
had noodig gekeurd dan de gracht, toonde genoeg-
zaam aan, dut men, öf geene belegering meer duchtte,
of do middelen van tcgenweor van den ouden tjjd
toch niet moer voldoende achtte, hetgeen Dick, iü
wicn de oude soldaat nog niet geheel verstorven
was, op dat oogonblik beaamde. Maar niet lang
dacht hjj hierover na, want andero voorworpen lok-
ten andere gedachten uit. Dicht bjj do gracht, maar
toch aan do buitenzijde, zag hjj eon houten schut-
ting, wolke des zomers voorzeker verborgen lag
achter do buiteuheg die er omheen was geplant, maar
op dit oogonblik, nu do heg ontbladerd was, hot
samenlapscl van do oude planken bloot gaf, waar-
uit die omheining was gemaakt. Aan een dor vier
hoekon stond eon huisjen, dat, vreemd in deze tjjdon
H.
-ocr page 20-
MARY HOLLIS.
\'.\'*
on in deze strook, geheel van steen was opgetrok*
kon, en, hoe klein do raampjes ook waren, er tooi)
verscheidene tolde, zoudat er naar binnen betrok-
kelijk veel liclit kon vallen. Naast dat liuisjen was
in de schutting een deur, die half open stond on
los in haar hengsel hing, en in den ingang stonden
twee personen, con jonge deerne en een man van
een goede vijftig. J)ezc droeg de kleeding van den
weigestelden hoer ten platten lande, een beverhocd
met ronden hol on broeden rand, een wambuis van
grof laken on een korte? broek waarvan do pijpen
tot op do knieën hingen, en daar waren vastge-
knoopt, een paar garen kouzen, en dik gezoolde
schoenen. Het hair van den boer was kort geknipt,
waardoor het rond en bol gelaat nog meer uitkwam.
Dat het verkeer in de lucht en de herhaalde spier-
beweging de gezondheid verhoogde en de kracht van
het lichaam had doen toenemen, daarvan getuigden
èngelaatskleur en lichaamsbouw. Hoewel de uitditik-
king van het gelaat geeno scherpzinnigheid verried
en nog minder fijnheid, toch gaf het van tijd tot tjjd
toekuippen van het eene oog terwjjl hjj sprak iets
slims te kennen, dat men van dat gelaat, indien de
lippen zich niet bewogen, in gecnen deele zou heb-
ben verwacht. Hij was op het oogenblik dat Dick
hem beschouwde, in druk gesprek, en had de eene
hand in de zjjde, de andere in eene der wjjde broek-
zakken verborgen. Het mocht van zyne bedaardheid
eu rustigheid getuigen, dat hjj zelfs bjj het vertrou»
wel\'y\'k onderhoud geen behoefte had om de door
hem gesproken woorden van gebaren te doen ver-
zeld gaan. Dick schoon hjj het zich op dat oogen-
blik niet afvroeg, zou voorzeker levendiger het ge-
sprek hebben gevoerd met zulk een meisje, als hij
thauds tegenover Dirk Jansz zag staan; want het
was de Hollander »die Sir Henry tot boer had ge-
maakt" zoo als de Steward of hofmeester met min-
achting had gezegd. Dick Wharton vond haar een
zeer aardig kopjeu, en vond het zelfs vreemd, dat
zulk een inaagdeljjn in zulk een land van woestenjj
en ruwheid kon geboren en opgevoed zjjn. Indien
wjj, negentiende eeuwen, op zjjne plaats hadden
gestaan, wo zouden den vorm, waarin die schoon-
heid, welke ook wjj gehuldigd hadden, zich aan het
oog voordeed,minstens vreemd hebben geheten Indien
de deerne zich had voorbereid op eene wandeling,
dan zou zy in plaats van den doek, die het licht
blonde hair, naar boven opgestreken en van achter
vcreenigd en vastgehouden door een zilveren hair-
naald, dekt, een hoogpuntigon kastoren hoed met
breeden rand hebben gedragen, wat liet voorkomen
schoonheid, die konde wedijveren met het marineren
beeld des kunstenaars, maar bezield, on vol uit-
drukking. Wat den hals niet zou hebben doen ver-
moeden, zoo niet de halsdoek, geel gesteven volgens
het jaren lang en in Londen reeds half vergeten
gebruik, de malschc vormen en de blankheid niet
verborgen had! Het geregen Ijjfjen was even als
de rok, die niet zoo als bij de ouderwotsche dames
uit den hoogeren stand monsterachtig wijd uit stond,
van goedkoope stof en van donkere kleur.
•Vriend!" zoo klonk het met een zilveren stem,
»ik bid God den Hoor alle dagen, dat hjj mijn vader
wat meer opgeruimdheid geve. Gaf de Heer ons
tranen, Hij gaf ons toch ook een lach.r\'
»Ja, ja, kind" zcide de ander het hoofd schud-
dend, »dat denkt men zoo op uwe jaren Als de
kwikstaartjens vlug en vrolijk by mooi weert Maar
Zijue Eerwaarde heeft dat niet altijd gehad. — Nu,
je begrjjpt me!" en hjj knipte weder veelbeteeke-
nend met het rechter oog.
»Ik weet het, Dirkens! O, als ik niet wist dat
ons geen hair van het hoofd valt zonder den wil
van onzon homelschen Vader, ik zou vertwijfelen,
ik zou kunnen haten, en mjjn binnenst zoude opstaan
tegen de menschen en ik zou moeten getuigen: het
gedichtsel huns harten is boos. Maar neen, dat is
toch zoo niet. Neen, ze zijn niet allen zoo als zjj,
die hem vervolgd hebben."
>£n \'t nog doen zullen, als ze de kans maar
schoon zien, vat je?"
»Zou Sir Henry...?"
«Dat is oen goed man."
»0f de kapellaan....?"
• Dat is een vogelverschrikker, anders niet."
•Maar wie dan?"
•Ja, vat je, de omstandigheden... Zie eens, dio
geranium, die staat mooi, hé? welnu, als ik het
raam van de brooikas openschuif dan verkwjjnt die,
vat je? De omstandigheden.... maken den dief,
Mary 1" Mary, dus scheen zjj te heeten, vatte hot niet
volkomen en bleef hem met de blauwe kijkers dan
ook vragend aanzien. «Zou er dan werkeljjk gevaar
voor hem z\'yn?"
»Ja, wie zal dat zeggen ? ... maar de wet sluit
ons maar uit; en als zjj het eens ontdekken, vat
je..." hjj zag behoedzaam rond en bemerkte Dick,
die den bast van een eikenboom in de nabjjheid
zeer opmerkzaam scheen te bezichtigen, maar cigcn-
ljjk zich niet verzadigen kon aan de beschouwing
van »hct snoeperige bekjen," en de ooren sperde bjj
den «zalvendcn puriteinscheu onzin" en bjj do vrees
voor iets wat zeer geheimzinnig behandeld en niet
duideljjk aangewezen werd. Dirk Jansz. bleef Dick
een oogenblik bedaard aan zien, keerde toon zcor
kalm zich weder tot Mary en eindigde heel onnoo-
zel het gesprek..... geljjk het voor een half uur
begonnen was: »zoo als gezegd is, ik kom by vader
of stuur hem mjjn oudsteu kleuter, die het eveu zoo
goed kan als ik. De knollen zijn goed gezaaid, en
moeten goed opkomen. — Dag, kind!" zeidc hjj
haastig, toen hjj Dick nader zag treden, eu op ru-
1
voorzeker iets manueljjks zou hebben gegeven, het-
geen vooral hier to bejammeren ware geweest, want
het schoon van dit kind, — jong scheen zjj nog —
was juist echt vrouwelijk. Een teint, blank als zwa-
nendons en toch gezond eu doorzichtig, zoodat een
zacht blosjen zich op de konen teekende; zachte
blauwe oogen en toch glanzend en flikkerend; een
neusjen, dat met het zacht gewelfd voorhoofd een
zuivere ly\'u vormde, een mond, die onberispelijk was
eveu als de ronding der kin, in één woord: een
-ocr page 21-
99
MA1SY HOLLIS.
lukkig ook,"\' on een blik schuins op Dick geworpen
gaf het adres aan die woorden.
•Dom uilskuiken, als jo wist tot wien jo spreekt,
dan zou je op jo kniën vallen en vergiffenis vragen..."
•Om Cods wil, heer! geen twist!.. Ooede Dir-
kens, ga gij maar in den tuin... Mijnheer wil mij
naar huis brengen, ga gij maar naar binnen!" Hoe
bevreesd zij ook ware, om met dien ruwen vreem-
deliug alloen to zijn, zjj verkoos dat boven oen mis-
liandeling waaraan de andere zich blootstelde bjj
; langer verwjjl. Deze begreep het echter anders en
schudde even met het hoofd, terwjjl lijj met het oog
knippend zeide: »Geen nood, geen nood!"
Maar degecn die het veld dacht te behouden,
moest hot juist het eerst, en niet met zeer veel glo-
rio, verlaten. Men hoorde haastig iemant naderen;
het bleek Charles te zijn, die roods in do verte Dick
wenkte om bjj hem te komen, hetgeen deze echter
I besloot zoo lang mogelijk uit te stollen. Charles
moest dus tot hem komen en begon, na Mary on
Dirk Jansz. oven gegroet to hebben, met cenigen
\' wrevel en op bevelenden toon Dick to vertellen, dat
•zjjn meester" reeds herhaalde malen naar hem ge-
! vraagd had en zeer vertoornd was over zjjn weg-
: bljjven. «Ik zou je dus raden spoedig terug te gaan
en Sir Gcorgc in hot kleeden behulpzaam to zjjn."
Dieper vernedering na onbescheiden aanmatiging
kon wol niet worden aangedaan. Het scheen echter
Dick niot te treffen, die na cene buiging, welke
hoofsch moest heten, voor Mary zich omkeerde en
langzaam, ten minste zoo lang de andoren hem zien
konden, heen ging.
•Dat wil ook een pond sterling zijn en is nog niet
eens een penny," zeide Dick, waarna hjj met een
enkel woord het gedrag van den onbeschaamde
vertelde.
Wat deed echter Mary? Zjj had bij de verschjj-
ning van den jonker een kreet van blijdschap niet
kunnen onderdrukken, maar stond nu moor vorle-
gen en beschaamd dan straks, hoo vrolijk en vrien-
delijk ook do begroeting van Charles ware, die hare
hand nam en mot zoo voel belangstelling naar hare
gezondheid en die baars vaders vroeg.
•Vader is wel, Sir! en ik ook."
•Wat duivel! waarom zoo deftig? Ben ik de
oude Charles niet meer? Heb ik iets godaan wat
in uw oog niet goed is? Zeg het mjj ronduit, Mary!
Och, zeg het mjj!"
•Goê dag, kindoren!" viel Dirk Jansz. ia, dio
meteen in den moestuin achter zijne broeibakken
verdween. Mary wilde hem nog terugroepen maar
het was te laat.
•Kom aan, Mary! vertel me nu eens, wat go tegen
mjj hebt. Het is niet goed, dat ge op een Novem-
berdag zoo lang stil staat... Zjjt go op weg gegaan
om Dirkens to spreken, en keert go nu terug, dan
breng ik u thuis."
•Maar, jonker... Charles," verbeterde zjj, »ik kan
den weg waarlijk wel alleen vinden..."
•Ge zjjt boos op mjj; vroeger stondt ge \'t mjj al-
tjjd toe. Gjj zjjt veranderd, ik niot."
won toou voerde hij deaen toe, terwijl liij net de
hand op een bord wees, dat bjj do deur aan de
schutting hing vastgespijkerd:
•Wacht jo voor den hond!"
Dick stoorde zieli weinig aan die vermaning, Iocn-
de sterk met liet cene oog, toen hjj don lagen lx>er
, even met een blik verwaardigde, en trad Mary, die
heen wilde gaan, in den weg. «Een oogenblik, Hof
kind!"
•Het is hier een eigen erf, man!" zeide Dirk
Jansz.
•Ik hen te gast op... dit kasteel," voegde hij er
\' smadeljjk glimlachend bjj.
•Sinds kort.....Mijn.....heer?" vroeg Mary, die
in het onzekere verkeerde hoe zij hom eigenlijk noe-
men zou en alleen door hare vrees om iemant te
kunnen kwetsen, genoopt werd hem dien titel to
geven.
•Ja sinds gister avond!"
•Dan zjjt ge niet alleen gekomen, maar met nog
iemant."
•Waarachtig, als ge minder lief er uitzaagt, zou
ik gelooven dat jo een heks waart; nu houd ik u
voor een fee."
•Mary!" zei Dirk Jansz., »ik zal je een eind brcn-
gen, of liever, ik ga nu bjj jo vader doen, wat ik
hem beloofd heb. Ik ga meê, vat je."
•Uljjf maar gerust aan het graven en wroeten,
mol!" zeide Dick smadelijk. »Ik zal de feo wel to
huis brengen ten minsto als zjj in het ondermaan-
scho verbljjf houdt."
•Ja, vliegeu kunt ge geloof ik niet," zeide Dirk,
een spade opnemend en op den schouder leggend.
•Ik dacht dat gij alleen begrip hadt van kruipen,"
riep Dick toornig uit. De ander volgde het voor-
beeld niet, maar bleef uiterst kalm, en stelde Mary
gerust die hem angstig begon aan te zien: »Hou je
maar kalm, kind! brandnetels zjjn het, onkruid; al-
leen als je zo aanraakt branden ze; vat jo!"
•Wat bedoelt ge, lompert!" bulderde Dick, die
uitdagend op den oude toetrad.
Mary vermando zich en trad een stap vooruit.
•Mynheer 1" zoido zjj, »als gjj een gast zjjt op het
kasteel dan... dan moeten de vrienden van den gast-
heer ook de uwe wezen. Deze man is do vriend van
Sir Henry."
•Ik vergeef het hem dan," hernam Dick. die inzag
veel to ver to zjjn gegaan, en verheugd was zoo
roemvol nog terug te kunnen koeren. »Maar laat
hjj zich niet mengen in het gesprek dat anderen
voeren. Om terug te komen op uwe alwetendheid,
mijn kind! Ik zou haast zeggen hoe kan het u bo-
kend zjjn, dat ik met nog iemant gisteren avond
hier ben aangekomen? Het was stikdonker in den
omtrek en men had zelfs u niet kunnen zien, ofschoon
men daarvoor nog al moeite zou willen doen."
•Mjjn vader was de vreemde, dio u den weg naar
het kasteel heeft gewezen," merkte Mary hoo langer
hoe beschroomder aan.
•Ja, ja, in het donker zjjn allo katten grauw,"
mompeldo Dirk Jansz., »dat is vtxir sommigen ge-
••
-ocr page 22-
loo                                                                  MARY
HOLLIS.
___________\\_________________________
een steun noodig; maar, ziet ge, wij willen op
ons zelven staan en door eigen oogen zien wat do
waereld geeft. Wat heb ik daarvan nog gozien?
Hallam-Castle, en op een grooten feestdag eens
naar Loods! En ik word vier en twintig jaarl
Anderen van mijn lceftjjd hebben al oen huishou-
den, een eigen vrouwtjen....."
•Welnu, hebt ge al een keuze gedaan ?" vroeg
Mary schalks, door de goede luim van Charles
modo opgewekt.
«Waarom zou mijn speelnoot mjjn vrouwtjen niet
kunnen zijn ?" vroeg Charles haar schertsend aan-
1 ziende. Zjj kleurde en sloeg do oogen neer. Toon
hij voortging, ongedwongen in het rond ziende en
hier een dooden tak afbrekende, ginds een nog
groenen knakkend, zag zjj hem ter sluiks aan, maar
do uitdrukking van haar gelaat was geheel ver-
j dwenen en een mat bleek had den blos van zoo
I even vervangen.
• Begrijp eens dat wc beiden dan naar Londen
konden gaan," voer Charles voort. «Naar Londen!
Het moet ecne stad zijn zoo groot als do goheelo
landstreek tnsschen Leeds en York. Het moet er
wemelen van menschen en rjjtnigen. En dan kon-
den we in White-hall Zjjne Majesteit onze hulde
gaan betuigen, en Zjjne Majesteit zou ons welkom
heeten, want het huis Sttiart heeft groote verplich-
ting aan het huis Digby! We zouden gemaskerde
bals bijwonen en zinnespelnn, ik in het gevolg Zjj-
nor Majestoit, gjj in dat der Koningin! Maar dat
is waar ook.... gij zoudt geenc kwartieren op het
familiewapen kunnen aantoonen, ja zelfs geen wa-
! pen.... Nu, de naam van Digby verborg den uwen,
en onze kwartieren hebben geenc vermeerdering
noodig."
Mary hield altjjd nog het hoofd op haar borst
gebogen; het was of zij niet hoordo wat de jonker
zeide; toch hoorde zjj het maar al to goed en zjj
begreep de woorden nog beter dan hjj, dio zo sprak.
•Mary! waar zwerft go toch met uwo gedachten
heen?" riep hjj eindelijk wat ongeduldig uit. »Bo-
valt u dat tafereeltjen niet? Go zoudt toch niet
liever hier willen bljjven? Hier, to midden van do
boeren, onder toezicht van vader en moeder, aan
den leiband van den ouderdom; voor arbeid: zaaien
on maaien; voor uitspanning: do vossenjacht, do
zalmvisschorjj on vooral den drabbigon porter, waar
ge u stramme becnen en een draaiend hoofd aan
drinkt. Daar ginder is het beter, Mary! Daar
laat men den porter voor het gemeen; daar drinkt
men geurige Franscho en Duitschc wjjncn...."
„Hoe woet gjj dat alles toch?"
•Gjj weet immers dat wjj gisteravond laat nog
oen gast hebben gekregen. Ik dacht eerst dat het
een gemeene kwant was, maar later merkten wjj
allen, dat het iemant moest zjjn, die in Whito-liall
zelfs zeer goed te huis is. Wjj gelooven, dat het
oen zeer hoogc persoon is, dio door Zjjne Majesteit
is gezonden, om in den omtrok do stemming van
den adel to komen opnemen, betreffende het schoor-
steengeld, hetgeen vader wel van de vaderljjke zorg
«Xeen neen, dat l>on ik niet.... Maar... is de
omgang met mij wel die, dien gjj zoeken moest?"
vroeg zij met neergeslagen oogen naast hom voort-
wandelend. «De zoon vau Sir Henry en de dochter
van een landbouwer... van een armen landbouwer..."
Charles zag haar aan: lang on strak aan. iDat
mag zoo zijn," zeide hij, na eenige oogenltlikken
peinzens. «Misschien is er veel onderscheid tnsschen
een jonker, die nog een kind zon zijn onder het
toezicht van Sir Henry en Lady I>ighy..."
«Charles, uwe ouders! heb er eerbied voor.\'\'
•Eerbied? Dien heb ik in do hoogste mate:
misschien wel te veel, misschien wel zooveel, dat
de liefde geen plaats meer kan vinden. Als ik n
niet gekend had, wat zon ik dan zijn? In manie-
ren een stalknecht, in kennis een koemeid, in go-
hoorzaamheid een lijfeigene van de oude tjjden...
Wien heb ik hier aan wie ik mijn hart eens kan
uitstorten dan u; wie kan ik klagen dat Lady
Digby mij vrees inboezemt en fiobert King min-
achting, dan aan u alleen? Eu dit alles zou voorbjj
moeten zjjn, omdat er zulk een onderscheid is tus-
schen een dommen landjonker on een meisjen dat
meer weet dan allo kapellaans en bisschoppen saam."
Charles was warm geworden: toch was hjj meer
weemoedig dan treurig gestemd, want de tranen
parelden in zijn oogen.
Mary, die begonnen was zich van hem verwjjderd
te houden, trad hem op zjjde en boog haar hoofd
naar het zijne en zag hem schalk lachend in do
oogen, zoo als vroeger, hetgeen ook thands den
ouden invloed uitoefende en den storm in zjjn bin-
nenstc aan band lei.
«Als al hetgeen ge daar verteldet werkelijk waar
was, dan zou liet immers niet goed zyn dat ik
langer zulk een macht over u bleef behouden...
een macht, Charles, die dan toch niet zoo heilrjjk
gewerkt heeft, daar ik er nog niet in mocht sla-
gen, de vrees van een kind voor zijn moeder in
liefde te doen verkoeren...."
«0, gij kent haar niet, Mory! Ik geloof, dat zjj
goed is, dat zjj Sir Henry innig vereert, en mjj
ook... als Charles Digby van Hallam-Castle; maar
ik wilde alleen als Charles geliefd worden. En
dat doet gjj, on daarom heb ik ook u lief en doet
écn woord van u, Mary, meer dan de scherpste ka-
stjjding van Lady Digby, die mjj tot opstand dwingt,
zoo als gister avond toen ze mo nog als een jon-
gen strafte, als een jongen..."
«Ge zjjt dan ook nog geen groote heer!" her-
nam Mary schertsend. «Hoo gjj, jongens, toch
oordcelen kunt! Het is dunkt mjj zoo zalig, den
kinderlijken leeftijd verlengd te zien, te steunen
op anderen, te steunen op vader en moeder. De
tjjd dat men op eigen vooten alleen moot voort-
wandelcn komt zoo spoedig, bjj menigeen to spoe-
dig, Charles!"
Zjj was luchtig begonnen en eindigdo zoo ernstig.
«Daarvoor zjjt gjj ook van het schoonc moor
zwakke geslacht 1" riep Charles, in zjjn gewone
: vrolijke stemming terug gebracht, uit. Gjj hebt
-ocr page 23-
MARY HOLLIS.                                                                     101
voorstellen, die me haast zou doen gclooveu wat gij
gelooft, en toch is het zoo uiet. Ik hei haal, dat gij
hier de eenige zjjt aan wie ik mjj kan uitstorten...
gjj zjjt mjj lief, Mary!"
•Charles, Charles!... Neen, ik weet het. gjj be-
\'. doelt niet mij verdriet aan te doen."
• Ik begrijp u waarachtig niet," riep Charles
thands waarljjk verschrokken uit. «Verklaar tl
toch. Mag ik u dan niet lief hebben ? En gjj hebt
het mjj zelve zoo dikwjjls gevraagd. Maar dat is
jaren geleden: in de laatste tijden hebt ge dat niet
meer gedaan."
Mary greep zjjn arm hartstochtelijk vast. >Char-
les!" fluisterde zjj, «begrijpt go niet, dat het on-
kiesch zoude zijn, indien ik wenschte dat ge om
mijnentwille hier bleeft... en indien gjj... doet ou-
derstellen dat ik het wensch? Maar geen woord
meer daarover! Ik kan mij voorstellen dat ge naar
eene verandering haakt. Voor iemant zoo als gjj
moet het leven hier eentoning zijn. Gij moet de
waereld zien en uw hart leeren kennen....."
Zy hield op, eu Charles, die gereed stond te and-
woorden, dat hij haar nog nooit zoo droevig had i
gezien, terwjjl hjj zoo vroljjk gestemd was, bloven
de woorden aau de lippen kleven. Bjj het omslaan
van de bocht, die do weg daar maakte, reden hem
twee ruiters te gemoet, in wie Charles zijn vader
en diens gast herkende. Beide hielden de \\vande-
lendcn staande. «Charles I" riep Sir Henry hem
toe. «Ge loopt daar je tijd te verpraten, en op het
kasteel is zoo veel te doeu. De Kapellaau is alleen
bezig om den vogel op te zetten, en hjj zucht er
onder als een barbarijsche merrie voor deu ploeg.
Ga wat helpen f
Charles kuikto toestemmend: hjj hoorde maar
half naar zijn vader, want het hoofd was naar Sir
George gewend, wiens gemakkelijkheid in den za-
del hij bewonderde. Had hjj daarvoor oog of oor
gehad, hjj zou nog meer do bevallige manieren
hebben gehuldigd, de aangename losheid waarmee
do gast een gesprek met Mary had aangeknoopt,
met Mary, die óok overheerscht scheen door den
vreemde, op diens vele en velerlei woorden slechts
weinig en dan nog zóo onbeduidend andwoordde —
zü, die anders voor éen verstandig wooul er dade-
lyk twee terug gaf — dat hot Charles voor haar
leed deed en hij zich voor haar schaamde.
•Sir Heury wil, met al wie hem genegen zjjn,
zyu verjaardag vieren," zeide Sir George, »en allen
rondom zich vereeuigen.... Ik hoor dat er oen
prjjskamp zal plaats hebben. Als uwc hand den
overwinnaar zal kroonen, dan zullen er velen zijn,
dio het onmogelijke zullen beproeven."
•Ik weet uiet, of ik zal kunnen," klonk hot and-
woord bedeesd.
• Wjj rekenen er bepaald op, Mary!" riep Sir
Henry uit, terwijl hjj z*y\'u ros do sporen gaf eu
wegreed.
Iiy zag nog eeus om en wenkte Charles naar het
kasteel. Mary uam dan ook haastig afscheid van
hem. Hy sloeg links en zy rechts af, in welke rich- \'
Zjjncr Majesteit verwachtte. En dan----Mary!"
voegde Charles er geheimzinnig aan toe, igelooft va-
der ook, dat Zijne Majesteit, uu de Kanselier is
weggejaagd die ons geslacht vjjandig was. ons onze
goederen terug wil geven; en als dat gebeurt, be-
hooren wjj tot de ryksto edelen van Engeland."
•Wat zoudt ge u gelukkig gevoeleu!" merkte
Mary met gesmoorde stem aan, hoewel zjj er bii
poogde te glimlachen.
»En om dat spoedig te doen gebeuren, heeft de
vreemdeling er van gesproken, mjj naar Londen
mede to nemen en aau Zjjne Majesteit voor te
stellen.\'\'
• Gjj zoudt naar Londen gaan? G(j?"
•Waarom bevreemdt u dat, Mary ?" vroeg Char-
les eenigzins gebelgd. «Zijl ge bevreesd, dat ik ver-
dwalen zal? Maar ik ga niet alleen, want Sir
George — zoo laat de vreemde zich voor het oogen-
blik noemen — gaat met mjj."
• Dus die vreemde heeft nog niet eens zjjn wa-
ren naam genoemd, en Sir Henry en Lady Digby
vertrouwen hem hun cenig kind!"
»Er zjjn onbedriegeiyko kcuteekenen, waaraan
men den edelman herkent, zegt vader," hernam
Charles, wel wat in drift. «En bovendien, ik ben
toch geen kind meer, Mary!" zoo besloot hij zach-
ter, »ik zou al een zeer slecht gebruik van uwe
lessen hebben gemaakt, als ik nog altyd een voogd
behoefde."
•Vergeef mij, Sir! het was uiet dus gemeend!"
hernam Mary, die iu de laatste woorden een scherp
vorwjjt meende to hooren; zij was in een gemoeds-
tocstand om zulk een verwjjt iu elk woord van
Charles\' lippen te verwachten; en toch, do goede
jongen was er verre van en bleef zijn speelnoot
nog als vroeger beschouwen. Daarom stond hjj bij
do laatste woorden zijner gezelliiiDe stil, en riep
hjj half bedroefd en half gebelgd uit:
•Mary, ik begrijp u niet langer. Waarmee kan
ik u beleedigd hebben?"
•Nergens, nergens mcê, Charles! Och ik liegrjjp
| mjj zelve uiet. Toch, Charles! toch bid ik u, ga
uiet naar Londen."
•En waarom uiet? Straks hebt go er zelfs over
gesproken, dat wc elkaudor niet meer moesten
zien. — Dat zou immers niet gaan zoo lang gij
en ik hier blijven. Van kindsbeen af zjjn we bjj
en met elkander geweest, en we zouden uu elkaar
ontwijken. Het is een gewoonte, het is eon natuur
geworden."
•Ja, juist, het is alleen oen gewoonte," prevelde
Mary.
•Waarom wilt ge dan dat ik hier bljjf?"
•Niet omdat ik zelfzuchtig genoeg zoude zijn.
om ii hier to houden uit gewoonto, Charles! Ik
heb straks van scheiding gesproken, cu ze was mjj
ernst. Gy hebt er niet van willen hooren: gy hebt
mjj als uwc speelnoot uoodig verklaard, en ge wist
op dat oogenblik reeds, dat go naar Londen zoudt
gaan. Waarom deedt go dat?"
•Ik veinsde toch niet..! Gjj hebt eeno wjjze van
-ocr page 24-
102                                                              MARY HOLLIS.
ting zjj weldra het uit hout en leem opgetrokken
hnisjen zag liggen waarin haar vader en zij woonden.
«Woont zjj op een kasteel in de nabijheid ?" vroeg
Gcorge aan Sir Henry.
«Wie? Dat kind! Ha, ha, ha! Een kasteel!
Zjj woont bij ongeluk in een hut."
«Misschien is dat wel niet een ongeluk voor haar,\'\'
merkte George aan, terwijl hij nog eens omkeek.
•Hoe heet zo dan\'?"
«Mary Hollis. De dochter van den halstarrigston
rondkop hier uit den omtrek."
«Mary Hollis! waarachtig, Sir! ze lijkt de kuische
Diana wel met den gordel van Vcnus."
spelen te storen, die voor zijn Mary znlk oen groot
genoegen waren. Daarbij zag hij, dat zijn kind
den jonker loiddo en bestuurde, zoo als een oudere
zuster het den broeder vermag. En hij had juist
gezien. Tussehen die beiden ontstond een vriend-
schap, waarbij dezelfde verhouding als broeder on
zuster bleef bestaan. Maar voor het harto der
vrouw is do vriendschap gevaarlijker dan voor dat
van den man, en het bleek dat Jakob dit niet had
vermoed. Juist dat zich vertrouwelijk leunen, dio
openbaring van zijne geheimste aandoeningen en
gevoelens aan haar, deed in haar binnenste een
gevoel ontstaan, dat zij niet wederkeorig aan hom
vermocht to openbaren, dat zij zichzelve schier
niet waagde to bekennen. Zij was een wezen, rijker
begaafd dan hij; zjj had zelfbewustzijn: waar hjj
bijkans nog niet moer dan bewustzijn had; had zjj
reeds do kracht om gevoelens to onderdrukken en
zich plichten op to leggen; hij daarentegen had
niets to verbergen en had slechts te klagen over
de zwaarte dor lasten, die anderen, vooral zijne
ouders, hem oplegden. Ware ze niet altijd do gids
geweest aan wier leiding hij zich overgaf, waro zij
niet de vertrouwde geweest, dio meer had aan to
hooren en te raden dan zelve to spreken en te
openbaren, zij zou het geheim, dat in hot diepste
diep haars harten school niet verborgen hebben
kunnen houden: hadde zij minder fijn vrouwelijk
gevoeld, zij zou weillcht nog niet hebbeu gewoton,
dat zij beminde, en niet... bemind werd! 0, do
smart van dat gebroken hart was groot. Zij bc-
minde hem zoo innig en zij moest hem ontwijken,
want, zij wist het, de klove, dio den stamhouder
van Digby van Hallam-C\'astlo van de dochter des
armen Hollis scheidde, was diep en breed, was niet
te dempen. Soms was het haar of het nog zalig
zoude zjjn, bij do scheiding, dio noodzakelijk was,
te weten dat zij bemind werd, en scheen het haar
nog de grootste smart, dat hij slechts een broeder
van haar kondo zijn. Soms weder wilde zij het
zichzelve diets maken, dat haar genegenheid voor
hom altijd nog een zusterlijko was, maar zoodra
hij verschoon, zoodra zjj zijne stem hoorde, zich in
zjjn oog spiegelde, ging haar waan voorbjj. Nim-
mer was het haar zoo gegaan als dozen ochtend.
De meest tegenstrijdige aandoeningen hadden haar
bestormd. Zij had voor het eerst van scheiding
gesproken en do noodzakelijkheid daarvan niet zóo
betoogd, als zjj anders ceno waarheid verdedigde,
want zjj kou do werkeljjko oorzaak van haar
wensch niet bekennen, ja het was eigenlijk haar
wensch ook niet. En dan... zjj had duidelijker
dan ooit in dat hart gelezen! Charles hield van
haar om zichzelvon. Het was hem behoefto uit
gewoonte goworden, om met haar te verkeeron;
overal olders vorveolde hjj zich; bij allen vond hjj
tegenstand, waar de levenslust van don jongeling
zich gelden deed; overal waar hjj zich vooldo in
de kracht dor jeugd en dartelde als het voulcn dat
zjjn krachten beproeft, werd er aan uitspatting go-
dacht, dio to keer moest worden gegaan, word er
V.
Mary trad binnen en vond er goode moeder Anno
bezig om het noodige voor het middageten klaar
to maken. Do oude was zeer ijverig geweest; zij
had den stcenen vloer met versch zand bestrooid,
do vierkante greenenhoutcn tafel geschuurd, en
de stoel mot matten zitting, dio voor don meestor
des huizes bestemd was, vlak bij den schoorsteen
neergezet. Over het vuur hing een soort van kool-
soep te bobbelen, waarbij van tijd tot tijd een stuk
spek op do oppervlakte verscheen.
«Mary, kind! wat zijt go lang uit geweest!" zeide
Anno.
«Ik zal mijn schade inhalen, moeder!" andwoordde
zij, en zij nam een kroes van de kast, vulde die
met gerstebier, en repto zich in het daaraan gren-
zend kamortjon, om den drank aan haar vader te
brengen, dien zij dacht daar binnen to zijn. Zij
vergiste zich en toch koorde zij niet terug naar
hot vertrek waar do oude Anno haar wachtte!
Door het vensterken dat open stond zag zij naar
buiten, over de akkers en boschaadjes hoen, in
hot verschiet, waar do toron van Hallam-Castlo
zich verhief. Zij peinsde, zij staarde, en do ge-
dachten, dio in haar binnenst oprezen, waren pijn-
lijk. Een wolk van droefheid voer over het albasten
voorhoofd heen; eene uitdrukking van weemoed
lag or op het rein gelaat gespreid. Zij dacht mis-
schion op dit oogenblik aan do blijde doorleefde
dagen. Ja blijdo waren zjj, want toen was haar
veroorloofd geweest wat haar nu door do stem in
haar binnensto verboden, en door eene andere in
datzelfde binnenst zoo dikwijls geboden word. Sinds
haar vader uit het zuiden hoeugetrokken, zich hier
neder zotto, met haar, als kind van ruim twaalf
jaren, en met de oude Anne, do weduwe van een
broeder in don goloovo door oen vonnis van de
Sterrckamor onder Karel I gemarteld en aan do
govolgen overleden, had zij met Charlos gespeeld
en gedarteld. Sir Henry, dio geen tjjd had aan
do opvoeding van zijn zoon to denken, maar deze
geheel aan den Kapellaan overliet, had gcon hin-
dcrpaal opgoworpon, en Jakob, dio zijn ocnigo lief-
had als den appel zijner oogen, ja lief, zoo als hij
niets en nicmant op aardo had, waagdo het niet do
-ocr page 25-
MAItY HOLLIS.                                                                   103
staat in het zwart laken wambuis tot den hals dicht
geknoopt, do zwarte aan do knieën vastgesloten
broek, do zwarto garen kousen, en niots wat de
somberheid dier kleur brak dan alloen do liggende
halskraag, denken we ons dien man in een butt\'el-
leeren kolder, den helm op het hoofd, een sabel
aan do linkerzijde, een muskot in de rechter hand
on een bijbel in den zak van het wambuis, en we
hebben voor ons den schrik der kavaliers, do volders
van Koning Karel I, den soldaat van Cromwell, den
dappersten en meest geoefenden krijger van Europa.
•Mary!" hooren we hem zeggen, en toen zij opdat
woord omzag en hij haar blik ontmoette, was het
of de trekken van zijn gelaat zich verzachtten, of
de scherpten van zijn wezen zich verdeelden. «Waar
zwerven de gedachten heen?" Zij zweeg en wilde
door het aanbieden van de kroes bier een andwoord
ontwijken, maar Jakob was er de man niet naar,
om dat to gcdoogen en berekende zijno woorden te
zeer, om zo als ydel te laten voorbijgaan. «Denkt
gij aan het heden of het verleden, Mary?"
«Aan beiden, vader!"
»En geen van beiden is een vrolijke gedachte,
kind!"
•Neen, neen, niet alzoo, vader! Dezelfde God en
Vader die ons vroeger bystond, waakt ook thands
voor ons. Hebben wij niet het noodigo?"
•Ja het noodigo, God de Heere zij gedankt! En
dat wij het hebben, hot strekt tot ergernis aan do
ongeloovigen en den antichrist. Herinnert pij u wat
er eens op dezen dag gebeurde?"
•Is het iets droefs, vader! dat we \'t als beproeving
Gods dragen, is het iets blijds dat wy \'t als Zijn
zegen herdenken!"
•Toen zjj voor \'t eerst den geest Gods wcder-
stonden, toen zijn zij met schorpioenen gegeeseld.
Zij verhieven zicli weder en zongen het triomflied
der zege, de onbesnedenen van harte! en nóg is de
. kastyding niet daar!.... Maar de hand des Hoeren
; Zebaoth is niet verkort. Ik ben een wreker van
allo ongerechtigheid, zegt de Hecro, en Hy zal
komen als rechter in vuur en iu vlamme."
•Vader, vader! och, of go mij lief hadt zoo als
ik u, dan zoudt go God nog dank zeggen voor al
! wat Hij u liet," riep Mary uit, den arm om den
hals baars vaders slaande.
•Dat doe ik ook, lief kind!" hernam Jakob, en
! zijn stem was zoo week. dat het Mary door het
hart sneed. >I)at doe ik ook: maar daarom juist is
| het mij zoo bang. Ik moet maaien waar ik niet go-
zaaid heb, waar ik niet heb kunnen zaaien. De Hecro
had mij geroepen tot iets edelen en hoogere, kind!\'"
•Zie de goedheid des Hoeren, lieve vader! Hij
zond ons een helper iu Dirk Jansz, den schrandersten
landbouwer en het trouwste schaap uwer verstrooide
kudde. Hjj bebouwt den akker en geeft u den tjjd
om do zielen der getrouwen te stichten en op te
bouwen in den geloove."
•Dus maai ik toch wat ik niet heb gezaaid,"
zeido Jakob, on iu dio woordon lag hjj do fierheid
zijner gantsche ziel. Hjj trad naar het venster en
gehoorzaamheid gepredikt aan de machten buiten
hem. Slechts bij haar, bij Mary Hollis, voelde hy\'
zich vry: aan haar deelde hjj moê wat hij anderen
verzwjjgen moest, maar nooit had hij behoefte om
ook haar to hooren, of kwam het iu hem op, dat
er hjj haar behoefte kon bestaan, om zich ook inede
te deelen. Zij, do meerdere in kennis, de gids
die hem leidde, bloosdo bij zoo menigen blik van
zijn argeloos oog, moest het hoofd afwenden bij
zoo menige vraag van zijne lippen, was zoo schuch-
ter, terwijl hij onbeschroomd iedere zijner neigingen
beleed en zoo vaak haar zijn vrouwtjen noemde,
even lachend, even luchtig, als sprak hjj over zijn
hit of hot nieuwe Barbarijsehc paard, dat zijn va-
der voor hem te York eerstdaags zoude koopen.
Neen, hjj beminde niet; hij wist zelfs niet wat dat
was. Mary daarentegen kende er nu reeds niet
alleen de angsten van, maar ook de zelfverloochening.
Zij had zich voorgenomen hem to ontwijken; dat
haar dat ernst was, weten we: of zij haar voorno
men had kunnen opvolgen betwijfelen we, hoewel
we daartoo nog geen grond hebben in haren schrik
bjj hot vernemen zjjner reize naar Londen. Xeen,
mocht do gedachte aan eene werkeljjko scheiding
haar nu ook ter neder drukken, op het oogenblik
dat zy met hem sprak was dat niet de reden waarom
zij hem terug hield. Hij, die haar raad zoo zeer
behoefde, die kracht ontving door havo kracht, die
dacht zoo als zy dacht, misto de zelfstandigheid
wolke uoodig was om aan do grooto verleiding
weerstand te bieden die ginder, zoo als haar vader
vertelde, bestond. Londen, het was het Dabei der
ongerechtigheid, het was het Gomorrha, waar geen
tien rechtvaardigen woonden. Kn derwaards zou
die onbedorven jongeling gaan! Zeker op den raad
van den vreemdeling, dien zjj straks had ontmoet,
die haar zoo... strak, zoo onbeschaamd, zoo spot-
teud had aangestaard, haar zoo vrij had bejegend,
al schenen do manieren ook hotfeljjk, zij vreesde
dien man.
Kn hoe zou zy Charles pogen te redden\'? Wat
hy ook op haar raad verrichten wilde of nalaten,
do voorgenomen reize strookte te zeer met zijne
innigste begeerten, met den grondtoon van zjjn
charakter, dan dat hjj op dat punt niet weerstand
bieden en zijne meerderheid als man tegenover de
zwak- en teerheid der vrouw zou gaan plaatsen.
Zoo zy haar vader eens vroeg te doen, wat zy niet
doen mocht!
•Mary!" klonk het eensklaps op den zalvouden
door den neus gesproken toon, dien de verdwaalde
reizigers den vorigen avond in de duisternis hadden
vernomen. Het was do stem van Jacob Hollis, dien
we thands in het aangezicht kunnen zien. Het was
een bleek beenig gelaat met scherpe lyncu. Do
oogen hadden iets oubestemds en zwervends: zjj
kouden bjj wyle zich aan een voorwerp hechten en
alsdan glinsteren en vonkelen. Het geheelo wezen
had iets scherps, iets bitters, iets wrcveligs, maar
iets krachtigs.
Denken wo ons dien man, dio thands voor ons
-ocr page 26-
MARY HOLLIS.
K\'l
achtte don kooien wind niet, <lio nnar binnen woei
j on do woinigO grijzo haircn, dio van \'onder den
hoed mot broeden rund zigthaar worden, hoon on
weer dood golven. Hij nam zelfs don hoed af en
liet toon «rissen wat hij eenmaal in het verleden
moest hebben verduurd. De oorou waren hem af-
posnoden. De vonnissen van de Sterrekamer, een
ongrondwettigc rechtbank onder do ongrondwet
tigre regoering van Karel I, door don Parlemonts-
opstnnd opgeheven en bij do herstelling van
Rare] II niet weder in het leven geroepen,
waren altijd bloeddorstig geweest, maar door den
invloed van Aartsbisschop Laud, den Primaat of
liever den Paus van Engeland, hot bloeddorstig*\'
waar het do bestraffing der strenge Knlvinisten
Puriteinen genaamd, betrof. De geringste overtreding
der met bloed geschreven plakkaten werd geboet
door liet verlies van ooren of neus en het te pronk
staan op het schavot; en die bestraffing gold meest
de voortreffelijkste, do onafhankelijkste, do scherp*
zinnigste Christenen en inwoners van Engeland.
Ook den jeugdigen Jakob Hollis had zoodanige straf
getroffen. Het fiere hoofd van dien man werd er
niet door gebogen, do heldenmoed vanden scherpen
geest er niet door gebreideld: veel meer werd do
jjver er door tot oen verterend vuur, de moed ver-
motclheid, de ernst bitterheid, de schranderheid
scherpte. Wee der tegenpartij toon zij het onder-
spit delfde en van verdrukker verdrukte werd! Toch
moet het van den overwinnaar getuigd worden
dat hij in zijne vervolging mcnsehelijker was dan
de vroegere heerschers, hetgeen te meer voor den
i overwinnaar pleit, daar hij de zege door de zwaard-
spits verkregen had. Do geestelijke, dio de nieuwe
richting niet volgen wilde, moest de pastorjj ver-
laten, maar verkreeg toeh ceno, zjj het ook geringe,
toelage. Hoe geheel anders handelden de Episko-
palen bij do restauratie van het huis Stuart. Hooren
wij het uit den mond van don thands roods grijzenden
Jakob, en van die lippen klinkt het \'t roerendat.
Do gedachte daaraan boheersohto h«m. toen hij een
wijle in gepeins voor hot venstor stond. »Ja,\'\' ver-
nemen we eindelijk, als dacht hij zich alloen, »v6or
negen jaar — het was ook november... maar de
zon scheen niet, want do eeno sneeuwbui wisselde
do andere af... Ik zat daar aan den haard door
don Heer gezegend: en in do nabijheid verhief
zich de spits van de zalige plaats waar ik zoo
menig zondig en verdord hart laafde aan de fonteinen
dos eeuwigen levens. Ik dankte den goeden herder,
dat hjj mij een deel zijner kudde had toevertrouwd.
Maar het mocht zoo niet bljjven. Gog on Magog
zouden de dienst van Jehova voor een wjjl te niet
doen: de Haiils priesters kwamen en Aarons huis
moest smaadheid lijden om der waarheid wil. —
Zij moest mij volgen in de woestijn, en alles wat
ik nevens haar het liefst heette op aarde: do beide
kleinen, ook het jongste nog aan de borst van de
moeder..! Wij hadden geen steen om het hoofd op
noêr te leggen... Wjj worden weggejaagd als droegen
wjj het Kaïnsmerk: ouders en kinderen, do vader
met de dochter, do moedor met haren zuigeling.,.
Dat hoeft het jonkskon hot leven gekost, en do
moeder ook; de knop verwelkte en do stengel ver-
dorde... Hoere God! uw hand was zwaar op mij I"
Het oog schemerde; een dikke traandruppel biggelde
langs de bleeke magere wang.
Mary kon hetnie: langer verduren : zij ijlde op hem
toe. Vleiend drong zij hem van hot venster terug:
hare hand poogde het van haar afgekeerd gelaat
tot haar heen te buigen, opdat haar oog het zijne
ontmoeten mocht, en zacht bracht zij de woorden
uit: «Waarom weder die herinnering, vader? Moeder
en het broórtjen leven immers bij God?"
•Waarom, waarom?... Kind, het is heden juist
negen jaar geleden\' en van avond als de wind giert
en snerpt, en de sneenwjacht de dwalenden zonder
dak, zonder toevlucht, overvalt, dan herdenken wij
onzon uittocht, kind! Maar," en do stem werd
krachtig on snijdend, de slappe hand werd geheven,
de dwalende blik staarde op een vast punt, «maar
het lijden zal voeren tot heerlijkheid, en de nek
van den vijand zal worden tot een voetbank voor
den voet der vernederden, en de wonde des ge-
slagenen zal geheeld worden, en er zal licht stralen
in de duisternis, hoe zwart die ook thands zij! Gy
weet het nog niet, Mary! wat do Baaisdienaren
weder hebben gewaagd. Wij, het afgejaagd woud-
gediorto gelijk, wij vonden oen schuilplaats, oen
schamele schuilplaats, wij krookten hot gekreukte
riet, wij bluschton de brandende vlaswiek niet. Toch
zijn we ook daar niet veilig; toch dringt de speurhond
er door, en verscheurt hjj de weerlozen. Mary, ge
kont Thomas Weistan vnnSheffieldmoore ? De dagen
zijns levens zijn bij de zeventig; toch verkondigde
hij het woord in de afgelegen schure of inliet mor-
genuur des zomers op de heide Do samenkomst
word door den Sheriff verstoord, Mary, en hjj ge
grepen, gebonden en te York veroordeeld...
•Veroordeeld?" vroeg zij in doodsangst. De hoogste
vrees toekende zich bij de laatste woorden haars
vaders op haar gelaat... •Veroordeeld?" herhaalde zij.
•Tot deportatie naar elke plaats, behalve Nieuw
Engeland, waar hij broeders zoude kunnen vinden,
dio hom het doodsbod nog zacht zouden kunnen
schudden. Zij weten te pijnigen!"
•Is dat de straf die lederen prediker wacht?
Vader, dus ook u? O spaar u toch, zoo niet om
uwent, dan toch om mijnent wil! Vader, zoo ik
ii moest missen!"
•Lief, liof kind!\'\' on hij klemde haar vaster aan
het hart, en hij kuste haar teder.
•Dus gjj zult hot niet meer doen? Gjj zult niet
moor tegen \'s Konings wil vergaderen...?\'\'
•En hot onkruid laten wassen en de tarwe doen
verstikken? de ongerechtigheid zien heersenen en
haar niet liestrijden? Xeen, al de kracht mijner
ziel getuigt er tegen, cu zal er tcgeu bljjven ge-
tuigen. Mijne stem moge worden als het ba-
xuingcschnl van Jerioho. Kind, niets meer! wie mü
niet liof heeft boven vrouw en kind is mjjns niet
waardig! Hjj heeft mjj vcrordlnccrd tot Zjjn die-
-ocr page 27-
MARY HOLLIS.                                                                   105
hier heen wandelen, zoo langzaam, dat do een dacht,
dat de dag vier en twintig uur duurde, on do an-
dere, dat er thuis niets te doen viel."
«De zoon zal zijn als zijn vader: lichtvaardig en
oen kind der waoreld, ongevoelig voor het leed van
andoren, en spelend met het geluk van zijn naaste,"
viel Jakob in.
•Neon, vader, waarlijk niet!" hernam Mary le-
vendig. «Ik ken Sir Henry niet genoeg, om zulk
oen oordeel over hem te vellen, maar zijn zoon is
niet zoo als gij hom afschildert, waarlijk niet. Ten
minste nu is hij anders dan gij hem denkt. Vader!"
vervolgde zij, zijne hand grijpend en drukkend, »is
het niet de plicht van do zustor don broeder in
Christus te hoeden voor het verderf? Sir Henry wil
zijn zoon naar Londen doen gaan, naar Londen...
«Den poel der ongerechtigheid! Eens was \'t het
herboren Jorusalem!" riep Jakob uit.
•En do jongeling die do zonde niet kent zal der-
waards vertrekken! Mogen wij hem verloren doen
gaan ?"
•Indien do vader den afgrond uict ziot uit on-
achtzaamheid, en do moeder niet uit hoovaardig-
heid, en de zoon niet uit verblindheid, wat zullen
wij dan daartegen, kind?"
•Indien gij uwe stem verhieft, gij, een dienaar
des Hoeren?"
•Hij is niet van mjjno kudde, kind! Hij is mjj
oen heiden en een tollenaar: ik schuddo eens op don
drempel diens mans het stof van mijn kleed. Zij
hebben hun eigen leidsman, dat zij dien hooren."
•Vader! de barmhartige Samaritaan vroeg naar
landaard noch naam, toen hij wondon zalfde on tra-
non droogde," hernam Mary met eenigen nadruk.
«Gij spreekt woorden die gij niet verstaat, kind!"
andwoorddo Jakoh, terwjjl hij het voorhoofd plooide.
•Wie niet voor mij is, is tegen mij, spreekt do Heoro.
Met den vijand mijns Heeron mijnes Gods heb ik
niets gemeens. En weet ge, kortzichtige, of het niet
de wil des Almachtigen is, dat het trotscho, weer*
barstig geslacht, dat daar ginder woont on zondigt,
door oeno kastijding Zijner liefde, gelouterd en ge-
red moet wordon ?" Mary zweeg, niet overtuigd, niet
bemoedigd, maar gewond en ter neer gedrukt; want
de woorden die zij hoordo waren niet die dor
liefde, al heetten zjj die ook van het geloof.
Anno vond do kans gunstig om het onderhoud
oen andore wonding te geven. «Hoe oud zou hij
wol zjjn, die verdwaasde aanhanger der IJisschop-
pen?"
•Ik donk reeds vijftig jaren. Do dagen van den
ernst moesten reeds zijn aangebroken j maar hij dien
God verblindt is blind."
•Hij viert heden zjjn geboortedag. Do pachters
in den omtrok gaan allo, naar ik hoor, naar het
kasteol, om foost te vieren; weiuigou wellicht uit
liefde, velen zeker uit vrees."
«Zwak riet, door den wind her on der bewogen,
is hjj, dio zich door mensehoiivrccs laat regoeren,"
zoido Jakob met, kracht.
«Neon, bcsto Vader! noen! O ik vroezo, dat gij
naar, on ik moot zijne verordineering gehoorzamen.
Maar God zij u pfonadijy, mijn kind!\'\'
Fierheid on teerhoid, zachtheid on ruwheid wis-
solden elkaar hij dien man af. De vaderliefde tem-
porde den ijver van don geestdrjjver, hciligdo dik-
worf hot vvnir zijns tooms en veredelde zijno kracht,
die zoo vaak overspanning; schoen.
Hij trad in het vertrok waar de dampende soep
hom wachtte, en moeder Anno alles had bezorgd
on geschikt. Jakoh was streng voor zichzelven on
ook voor anderen; de tucht, in Oomwells leger
onderhouden, onderhield hij ook In zijn huis, en
daarom eischte hij opvolging van don eens aange-
nomen regel zonder oenigerlij afwijking. Mary mocht
daarin soms falen, moedor Anno nooit. Het was
haar lust, welhehagelijk te zijn aan hem, die haar
als een broeder verzorgde, en dien zij als een waar-
dig dienaar van den Heoro vereerde. Ook thands
was alles ingericht zoo als Jakoh het wenschte: hij
merkte het op, on was er dankbaar voor. Dat toonde
de blik, dien hij op haar wierp, de glimlach, die
zich oven op dat gelaat vertoonde en hot verhelderde
even als do schcmorschijn van de zon, dio door de
dikko wolken cvon doorstraalt. Zelfs gaf hij dor
goede oude do hand, en zcido hij: «Gij waart er
ook bij, niet waar? Op don avond van den tien-
den November van hot jaar een en zestig? Gij hebt
mot ons geleden, zuster! Ik dank u voor al die
zorg..."
«Dankt gij mij? Gij verzorgdet do weduwe mot
de aardsche spjjze en do hemelsche. Jakoh Hollis,
God, do Almachtige, vcrgelde het u!"
Mary hoorde het aan en schreide. Het was of
hier woorden van afscheid gesproken werden: het
hart word haar beklemd en do schamele spijze bleef
onaangeroerd op het grof aarden bord staan. Vader
Hollis merkte het niet, en moeder Anna wilde niets
zoggen, want de oorzaak van do treurigheid harer
pleegdochter was, zoo als zij vermoedde, niet hier,
maar ginder op hot groote huis.
Na het nagehed even als hot voorgebed lang, zal-
vend on op prekenden toon door Jakoh uitgesproken,
stond deze op. Terwjjl lip zich naar zjjn gewoonte
tot Mary hoen boog om haar het voorhoofd te kussen,
trad moeder Anne tusschon heiden in, en vroeg zij:
•Wat is er gebeurd, Jakoh! dat gij ernstiger zjjt
dan ooit? Zijn do rechtvaardigen scherper vervolgd
dan vroeger, want ik\'woet dat hun leed hot uwcis?"
»Gc zult hot vroeg genoeg hooren, zuster! Maar
laat deze den dag in het harte opgaan," zoido hij
op Mary wijzende. »Zjj is somber, to droef voor haar
leeftijd, en ik bon do oorzaak, niet waar? Ware ik
in Kanaiin, het land overvloeiende van melk en ho-
nig, ik geloof dat het door mjj do dorste woestenij
zoudo worden."
«Neon, beste vader! de dorste woestenij wiord mjj
een Kanaiin in uwe tegenwoordigheid," zoidc Mary
hartstochtelijk.
»Ik geloof in dat hart te lozen," zcide moeder
Anno, oen schijn van vrolijkheid aannemend. «Zij
heeft getwist mot haar speolnoot. Ik zag zo beiden
-ocr page 28-
MARY HOLLIS.
10(1
] ker. Ik zag altijd gaaruo dat go speelnoten waart;
i zoo lang go dat bleeft was er geen gevaar voor zjjn
| Eerwaarde."
•Zondt go dan denken....? Neen... neen, maar
al ware dat zoo... toch niet altoos kunnen wjj spoel-
noten blijvcu."
Anne bleef haar vragend aanzien als wilde zjj
vragen: waarom niet? en Mary bleek het niet te
kunnen zeggen, want zij zweeg een wijle: eindelijk
zeido zij: «Charles blijft toch niet altijd Charles;
I hjj is do zoon van Digby van Hallam-Castlo."
•Heeft hjj u dat dan doen gevoelen, Mary?"
•Moeder, ge gelooft toch wel. dat ik hot niet zóo
; ver zou laten komen?" vroeg zjj fier. »Dat ik thands
onze betrekking, zoo niet afbreken dan toch liever
losser wil maken, het is omdat ik voorkomen wil
dat hjj het eenmaal doe."
Daar gleed eene grooto gestalte het vensterken
voorbij, en tastte een hand naar de klink der deur.
Moeder Anne moest gaau helpen om die te openen,
want de onbekende gast bleek onhandig en in de
; herhaaldelijk aangewende poging niet te slagen.
De bezoeker was vreemd genoeg, Robcrt King,
\' dio nog nooit den weg naar den presbyteriaanschen
• prediker was ingeslagen. Hij durfde het niet doon
! als broeder en hjj wilde het niet. hoe dikwerf ook
daartoe aangezet, als vervolger. Waarom kwam hjj
dan thands? Uit eigen begeerto zeker niet, want
zjjne manieren waren hoekiger, zjjn gang lompcr,
zjjno houding verlegener dan ooit. Hjj stond daar,
en zjjne vingeren kreukten den rand van zijn hoed;
de grooto mond met de dikke lippen trok zenuw-
( achtig open en dicht. Mary moest hom vragen wat
j hjj doon kwam, want andors had zjj het in do eerste
! minuten nog niet gehoord en zjj was, waarom wist
zjj zelve niet, verlangend do reden zijner komst to
vernemen.
•Moet gij vader spreken, Sir?" vroeg zij hem
haastig.
•Neen, Mary, neen!" Zjj kon niet weten dat hjj
reeds voor een kwnrtior in don omtrok rondgedwaald
| en niet had aangeklopt voor hjj den puritein, dien
hjj vreesde, maar niet haatte — do haat was eeno
I aandoening onbekend aan zjjn hart — had zien
vordwjjnen.
•Ik kom met oen boodschap Van Charles. Hjj
, vroog of gjj hot feest niet kwaamt bijwonen. Hjj had
al lang mot schieten doen wachten; hij zou het even-
wel niet langer kunnen ophouden. Ook Sir Henry
heeft gezegd dat go komen moot"
•Neen, Mr. King! waarljjk, ik ben niet gestemd
I tot vrolijkheid."
•Doo het maar, Mary! anders denkt men, dat ik
er niet genoeg op aandrong."
•Mary past niet bjj die vrolijkheid; zjj heeft mjj
straks nog gezegd toen ik haar daartoe aanspoorde,
dat zjj er geen genoegen in had," zeide Anne.
Hobert scheen thands eerst do aanwezigheid van
dezo op te merken, on gaf er bljjk van, door van
ds eerste tot aau do laatste woorden haar too te j
knikken.
ie weinig do stem der wjjze voorzichtigheid wilt
hooron en te veel die van den mannelijken moed.
De mensch mag toch niet spelen mot zijn leven,
dat hem van Ood word gegeven: ik spreek nog maar
alleen van den mensch, en niet van den vader, van
den leidsman der Gemeente."
•Wie zjjn leven wil behouden, hij zal het verlie-
zen, kind! Maar ik erken, dat het soms wijs is,
het gevaar niet te zoeken, indien het vermeden kan
worden. In do Republiek der heiligen vierden wij
ook feest, met vasten en bidden, met beproeving
van do wapenen des geestes en dos vleesches. Wei-
licht is het den broederen nut den argwaan nog
niet meer op te wekken, en een spel bij te wonen,
dat. naar ik vermeen, den arm kracht en het mik-
kend oog wisheid geeft."
Mary en Anno boiden zasren den oudo bjj die
woorden aan. den prediker, die nog altoos den ma-
liënkolder scheen te dragen. Dacht hij aan weer-
stand, dacht hij aan een nieuwen opstand tegen het
geweld, dat weder do vrjjheid belaagde? Zou er
weder bloed moeten gestort worden ter vcrhoerljj-
king van Hom, wiens naam en gedachte liefde zijn?
Het mocht ondersteld worden dat moedor Anne
van het te vieren feest had willen spreken, want
niet lang dacht zij na over hetgeen Jaeob daaraan
verbond, maar vroeg zij, hoewol thands eenigzins
schoorvoetend: «Broeder, zoude onze Mary zich bij
dat onschuldige spel onder mjjne leiding niet mogen
verlustigen? Het zoude eene heilzame afleiding
zijn."
»Is het haar een vreugde, hoe zoude ik het haar
kunnen weigeren? Do reine vindt overal eene plaats!"
andwoorddo Jakob.
•Neen, vader! Ik walg van zoodanig feest. Do
luidruchtigheid beangst mij, en het gewoel leidt
mjj af van nuttiger dingen!" zeide zij levendig, tor-
wijl hare wangen een licht blosjen aannamen.
•Doe wat u goeddunkt, mijn kind! De stilte dor
binnenkamer is den godvreezonden ook beter dan
do chaos dor waerold... Vaarwel, Mary, tot van
avond!"
•Verlaat go ons, vader?" vroeg zjj met cenigon
angst.
•Ja, voor ecnlgo uren. Ik moet een kranken
brooder en zuster bezoeken on..."
•En...?" waagde zjj te vragen, daarbjj do oogen
echter ncdcrslaande.
•Met de ouderlingen en diakenen eene vergade-
ring beramen. De ziel smacht er naar als het hert
naar do waterbeke. Vaarwel, zuster!"
Anno was reeds aan do deur en had do klink
opgeheven. »Ik hoop er bjj te zijn, broeder, als do
Hcere wil on ik leef," had zij hem nog toegeruc-
pen, terwijl hjj den drempel overschreed. Toen zjj
do deur achter hem had gesloten, trad zij weder
op Mary too en zeide, haar in de oogen starende:
•Gjj hebt toch wel twist mot hem gehad."
•Neen, moeder Anne, waarlijk niet! Maar ik maak
mjj zoo ongerust om vader, die de overheid tergt."
•Er is tóch iets gebeurd tusschen u en den jon-
-ocr page 29-
MABY HOLLIS.
Hi7
•Ik begrip nc* volkomen," riep Sir Georgo uit,
terwijl hy hem lachend op den schouder klopte.
«Vriendlief! je porter is goed maar sterk."
•Hebt go dan straks nog iets gevonden? Go
moogt er Lady Digby dan wel dankbaar voor zijn."
•Neen, God beter \'t! ik spreek nog van gistera-
vond.... Holla, Eerwaarde!\'\' riep hjj den schuwen
Kapellaan, dio het voorplein poogde over to sluipen,
toe. »Hebt ge van morgen een dubbelen zeijen uit- :
gesproken? Go weet, wij hadden er gisteravond
oen to goed."
•Ja Heer! ja Heer!... Goed geslapen?" en dio
vraag kwam zeker uit zijn binnenste voort, want hij
had niet goed geslapen eu voelde zijn voorhoofd
bonzen, telkens als hij zich met eeuige haast bewoog.
•Best, oude! en gij rustto zeker ook alleen? Of
hebt go een engel, dio u de aarde tot een hemel
maakt ?"
Do Kapellaan wist niot wat hjj hoorde; hy
kleurdo als eeno schuchtere maagd, en wendde het
hoofd heen en weer, wat onaangenaam gevoel hem
dio beweging ook veroorzaakte. Sir Ilenry sprak
voor hem, en al waren do woorden en de sehollo
lach dio zo verzelden, ook verre van vleiend voor
\'s mans eigenliefde, toch werd hjj er uit zijne ver-
legonheid door gered. «Hy, oen engel, ecu vrouw
hebben, Sir! zijt ge dol? De man heeft een schrik
voor do vrouwen als do Paus en hij heeft genoeg
aan de tegenwoordigheid van Lady Digby. Zeg eens,
Robert! je hebt do dienst van morgen zoo vroeg
laten alloopen, omdat je wist dat er veel was to
doen, niet? Dat \'s goed, man! maar dan ook niet
hier gebeuzeld, oude! Ga eens voor me naar John
Kiddy...."
• Dat... is... bij... Hallammoore," zuchtte do
Kapellaan, die op den vroegen morgen de oudo
beeneu reeds voelde, en er op gehoopt had, op Sir
Heury\'s geboortedag eens feest to mogen vieren,
dat wil zeggeu: stil in do bibliotheek te zitten eu
•het leven der zeven kampioenen van het Christen-
dom," voor do tiende maal te lezen, daar het geen
jaargotyde moer was om uit hengelen to gaan...!
En nu moest hy naar John Kiddy!
Sir Ilenry zag zjjn gelaat betrekken en vermoedde
er do oorzaak van. Eenigzius knorrig hernam hy
dan ook: »Ja, naar John Kiddy! Ik kan hot nu
toch zelf niet doen, want ik heb gasten, en je kunt
immers den hit nemen van Charles." De Kapellaan
vouwdo zync handen bij do gedachte aan den hit.
•Welnu, loop dan, dat \'s gezonder ook eu zal je
roes wat spoediger doen overgaan, oude! ja, jo
roes zeg ik, drinkebroer, voorman van het gilde!
John Kiddy heeft zoo geklaagd over zyu schuur.
Jo moest die eens op gaan nemen, maar zorg voor
den pryskamp thuis to zjjn, hoor!"
Robert knikte toestemmend en sloop, als een
trouwe maar gekastijde hond, met den staart tus-
schen de poten heen.
•Do stakkert!" riep Georgo vroljjk uit, >hct spjjt
mo dat ik de oorzaak bon, dat dio tweo slaken, in
den omtrek en op het kasteel boenen genoemd,
«Hot is waar, Mr. King, men zal het wel aau u
wijten," zeide Mary cenigzins verlopen. »En ik ge-
loof, moeder, dat ook gjj er too neigdet."
»0m uwentwil, kind! (ie weet dat ik u dien gang
niet vergen zoude."
•Uur misseliien, moeder," zeide Mary fluisterend,
•zijn wij hot wel aan vader verplicht. Zou Sir Ilenry
het niet ten kwade kunnen duiden als er niemant
van ons kwam? Het is zijn feest." En er volgde
een reeks van bewijzen voor het plichtmatige en het
noodzakelijko van den gang, die echter zwaar bleef
hceten! Arme Mary, die zich zelve dus bedroog!
•Ja, wc zullen wel moeten, na de uitnoodiging welke
veel op een aansporing gelijkt. Maar we blijven
er slechts een oogenblik, moeder Anne, en dan lijdt
Mr. Kiug ook geen last," zeido zij ten slotte.
•En Charles krijgt zijn wensch, de goede jongen!"
merkte Robert aau, de lange magere handen over
de djjen, door de kale broek gedekt, heen en weder
strjjkende. >Ja, ja, hij krijgt zijn zin! eu die vreem-
do ook!"
VI.
•Goode morgen, luiaard!" had Sir Ilenry rond
genoeg tot zijn gast uitgeroepen, dio eindelijk ge-
kleed en gereed den buitentrap geeuwend afsteeg
en op hot binnenplein door den bezigen gastheer
begroet werd. De rechten van den gast waren Sir
Ilenry en Lady Digby heilig, zoodat de een niet
moer dan een krachtige vloek uitstiet, de ander de
lip smadclijkor dan ooit optrok, toen hun gebood-
schapt werd dat Sir George nog altijd onzichtbaar
bleef. Beiden stoorden er zich verder niet aan, en
begonnen na het krachtig ontbijt, dat uit een scha-
penbout, ham en ongebuild tarwebrood met stevigen
porter bestond, den dagelijkschen arbeid.
Toen do achterblijver echter eindelijk zichtbaar
werd, was do kwade luim van den gastheer, dio
bezig was zjjn honden to beschouwen wel geweken,
maar moost toch do begroeting volgen die wjj straks
vornamon.
•Vorschooning, Sir Hcuryl Maar hot dons is op
Hallam-Castlo zoo zacht en do droomen zjjn er zoo
liefelijk, dat men moeito heoft eon en ander vaarwel
to zeggen."
Gelukkig dat Sir Henry zoo fijn niet hoorde, want
do uitgesproken woorden, mochten vleiend zijn voor
het rii8tbed dat in het kasteel werd gespreid, zjj
waren het weinig voor do bewoners.
•Gy\' hebt dan ook de eer gehad," hernam Sir
Heury, »om te rusten waar Zjjuo Majesteit eens ge-
slapen hoeft."
•Wat, zou de oude Rowloy.... ik meen, onze gc-
uadigo soeverein, daar hebben geslapen....?"
•Diens zalige vader, bedoel ik. ünzo tegenwoor-
digo Koning deed mij nooit do oer hier to komen;
en ik ben bljjdo dat hij het niet deed, want hij had
misschien zjjn gunstelingen, do landuitzuigers, me-
dogebracht, hetgeen een echt Engolsch edelman...."
-ocr page 30-
MAItY HOLLIS.
108
zoo vroeg op Jen dag iu beweging komen. Sir
Henry, het doet mij denken dat een gast dikwijls
lastig kan zjjn en daar ik bovendien nog een on-
gcnoodc ben..."
«St, st, man! We staan onzen tijd te verbeuzolen.
Wel, verdoemd! het is al tien... en over twee
uren hebben wij hot schot al... Hier... Kapel-
laan...!" schreeuwde hij in de buitenpoort den
wandelaar achter na, die juist den weg langs do
tegenoverliggende weide, was ingeslagen. Roberl
stond stil en keerde terug op den wenk van Sir
Henry. «Blijf pij maar hier, oude! om alles voor
het prijsschot klaar te maken. Als ge lust hebt.
Sir George," zeido hij. «dan zullen wjj naar Kiddy
gaan: ik kan u dan meteen wijzen wat de Digby\'s
van Hallam C\'astle eenmaal bezaten."
«En weder eenmaal bezitten zullen," viel George
in, «ik twijfel er niet aan, als uw zoon zich aange-
nnam bij Zijne Majesteit weet te maken. Maar
het prijsschot waarop gij doeldet herinnert mij het
feest, dat ik van daag hier bijwoon, en mij bier
doet ophouden. Wees van harte geluk gewenscht,
Sir! door den gast, dien ge zoo echt ridderlijk van
zijn druipnatten mantel on misschien ook van roo-
den Jack hebt verlost, en die u hoopt te toonen
dat hij dankbaar kan zijn. Misschien ontvangt uw
zoon wel een beteren dunk van de gunstelingen
Zjjner Majesteit, dan gij voor het oogenblik toont
te bezitten."
•Zjjt gij er dan een van, Sir?" vroeg de ander
strak.
George andwoordde niet, want hjj zag Lady Dig-
by — het dikke wjjf volgens Dick — op den drem-
pel. Hij keerde zich om, en zijn hoed mot ecne
sierljjke beweging van het hoofd nemend, maakte
hjj eene hofïeljjke buiging, die Sir Henry, een ken-
ner, — want was hjj zelf niet aan het hof Zjjner
Majesteit geweest? — onberispelijk vond. «Ik hoop
niet," zoo ving George aan, «dat Lady Digby het
den vreemden gast euvel zal duiden, dat hij tegen
do zoo goed gestelde regelen van haar huis heeft
gehandeld, terwijl hjj het eerst van allen had moe
ten gehoorzamen. Waarlijk de gast heeft zichzelven
het strengst gestraft, en zich het genoegen van
haar bijzijn en dat van haar waardigen echtgenoot,
mjjn ridderlijken vriend, daardoor ontzegd."
»Dc wet van Ilallam-Castle, Sir! is gemaakt voor
de onderhoorigen, niet voor den gast, die ons de eer
aan doet, in ons nederig huis te verblijven," zeido
Mylady stjjf buigend. Dlecf er ook nog altijd eenige
afstand tusschen de gastvrouwe en den onbekenden
gast, dat zy hem echter zoo vele woorden toevoegde,
bewees wel, dat hjj in hare schatting was gerezen.
Werkeljjk was dat het geval, on dat hjj gewaagd
had, niettegenstaande het herhaald wekken, zjjn
rust zoo lang te verlengen, bewees, volgens haar
inzien, voor rang en adel. Daarhjj kwam de mc-
dedecling, van haar ega ontvangen, betreffende
Charles\' rein naar Londen, waarvan het voorstel
door den gast met een soort van bescherming ge-
daan was. Na nog eenige plichtplegingen kwam
het gesprek op die reis, waarmede Lady Digby wel
scheen ingenomen, hoewel de bezwaren, die er bü
haar tegen lwstonden, nog niet waren uit den weg
geruimd. «Sir Henry had de goedheid mij te raad-
plegen, Sir!" zeide Mylady, «en hoewel ik geloof
dat het geslacht Digby er bij winnen moet, als de
erfgenaam met den erfgenaam der Stuarts samen-
komt, en den een den ander het verleden herinne-
ren kan: hoewel ik tevens geloof, dat dio reis onzen
Charles tot een echt edelman zal kunnen vormen,
en genezen vau zekere zotte gewoonten, zoo als:
zijne gemeenzaamheid met landvolk en gemeenc
deernen, zoo vermeen ik, Sir! onder welmeenen van
Sir Henry, dat er nog vele hinderpalen bestaan."
«Welke, Mylady? Het zal mij gelukkig maken
ze uit den weg te ruimen," zeide George.
• Ik geloof niet, dat gjj \'t zult kunnen, Sir! Voor-
eerst zal Sir Henry moeten eischen, dat de erfge-
naam der naam Digby\'s zjjner waardig optrede."
•Ja dat verlang ik," haastte Sir Henry zich te
zoggen. «En dat zal ook gebeuren."
»Sir Henry vergeet op dat oogenblik, dat eon
penny op Ilallam-Castle zooveel is als cou pond
sterling in White-hall," merkte Mylady aan. De
terechtwijzing werd op bescheiden loon uitgebracht;
niettemin bleef het eene terechtwijzing, hetgeen
George een glimlach om do lippen plooide; want
bjj begon nu het wezen van den schjjn te leeren
onderscheiden, en de onderlinge verhouding der
beide echtelingen beter te begrijpen.
•Verplicht uijj, door mij te veroorlooven den jonker
te mijnent te mogen blijven ontvangen, tot Zijne
Majesteit hem eene plaats in de hofhouding aan-
wjjst, hetgeen op mjjn woord van edolman spoedig
gebeuren zal."
«Gjj zult bogrjjpen, Sir! dat wjj, hoe overtuigd
ook van uwen stand als edolman, goeno.... g u n-
sten van een vreemde kunnen aannemen," zeide
Lady Digby.
«Juist, zij heeft gelijk; ik zou mjj verdoemd
schamen als dat gebeurde."
«Do vreemde zou eon gunst ontvangen, niet
gjj," hernam George. «Hoewel redenen van ge-
wicht mjj noodzaken tot aan do poort der city mjjn
naam te vcrzwjjgen, kan ik u toch wel den kring
aanduiden waarin ik nijj beweeg. Gy kent den
Hertog van Buckingham voorzeker bij naam?"
«Ja bij naam, en dat is waarachtig ook vol-
doende! Bah! Ik wou dat do vileyn hier was, om
hem op do vossenjacht den hals te zion breken,"
riep Sir Henry uit.
George kleurde oven; do fijne lippen trilden bjj-
kans onmerkbaar: het duurde oohtcr slechts een
oogenblik. De gewone glimlach keerde om den
mond terug en hjj zeide, schoon ocuigzins sarkas-
tiesch: «Welnu, in dien kring zal de jonker niet
worden gevoerd, want niemant kan den Hertog
van Buckingham dikwjjls meer haten dan ik."
«Dat geeft U God in, vriend!" riep Sir Henry vro~
ljjk uit, «ik dacht het wel, dat ge niet vau zoo\'n
laft\'e wyvenpop kondet houden als die...."
-ocr page 31-
MATtY HOLLIS.
109
i
Engeland weer aan!" prevelde hij, toon hij Sir
Henry, dio in do laatste oogenblikken zich met een
paar staljongons bozig had gehouden om twoe paar-
don to laten voorbrengen, zag naderen.
«Opstjjgen, Mylord!" riep Sir Henry hem toe.
Eonigzins wrevolig wenkte de gast hem to zwij-
gen. «Vergeet niot, Sir! dat hot mijn wensch is
Sir Georgo te zijn, zoo lang ik op Hallam-Cautie
vertoef."
«Dan hoop ik u no<* lang Sir Georgo te noemen.
Kom aan, in den zadel! Holla, John, ezel! holla,
hier! Twee glazen porter, dagdief!" riep hij den
dienaar toe, die eindelijk verscheen. Spoedig werd
. liet verlangde aangebracht, hetgeen Sir Henry zoo
goed beviel, dut hij de kroos, waar zijn gast voor
bedankte, aan John reikte, die hem in éen teug
leegde. Z\'ijn meester vond dat zoo groot, dat hij
hem met zijn rijzweep een slag op den rug gaf;
wat eene loutere kwispeling heette, zoo als hjj
slechts in een goed humeur schonk.
In een draf ging het nu den modderigen weg op,
aan wiens einde zijn de beide wandelenden uit ons
vorig hoofdstuk ontmoetten. Was Georgo stil ge-
worden na het laatste gehouden gesprek, wat tnooi-
te Sir Henry ook deed, om hem in dezelfde goede
luim van don vorigon avond terug to doen keoren,
na den blik op «do kuiseho Diana mot den gordel
van Venus", welke uitdrukking Sir Henry als oono
herinnering aan don gelukkigen ouden tijd in de
ooron klonk, word George spraakzamer dan ooit.
»IIet zou jammer zijn, dat zulk een parel in don
mesthoop verborgen bleef!" riep hjj in geestdrift
uit, en hot was goed dat hij niot verder aanduidde,
wat hy onder dien mesthoop verstond. Henry dacht
dat George daarmede do hut van Hollis meendo,
en hy was het met zijn vriend volkomen eens.
Hot ging sneller en sneller hot bosch door, hct-
zelfdo zeker, waar de beide reizigers gister avond
verdwaald waren geweest; het vermoeden werd zo-
korheid, toon z\'ü aan oono plaats kwamen, waar het
eiken hakhout geknakt en de grond omgewoeld was
on alles van oono worsteling blyk gaf; zelfs zag
men den grond rood doorweekt, een toeken dat hier
bloed had gevloeid. «Sir, hier is de plek," riep Gc-
orge, dio een lichto huivering niet onderdrukken
kon. «Sir Henry! daar moet onderzoek naar godaan
worden. Er is een moord geschied... on ik reed
er juist voorbjj."
«Ik mag oen rondkop wozon, als het niet, oen
strooperü is geweest," hernam Sir Henry, van het
paard spingeud en hot hout onderzoekend. »Zio!"
riop hij zegevierend uit, iets in do hand omhoog
houdend, wat naar do staart van een hert geleek.
«Wel verdoemd, dio brutale jakhalzen! We ssiil-
len ze vervolgen! Zo strikken mo al het wild
weg! Wo zullen het onderzoeken, daar geef ik u
hot woord van een Digby op!" riep Sir Henry, die
hoo langer hoe driftiger werd. Koel had hy wei-
licht kunnen bleven, indien de vrees van zyn gast
bewaarheid ware geworden: maar nu hot een dief»
stal gold in k|}ii jacht gepleegd, ontwaakte al wat
«Wy zijn nog niet vool vorder gekomen dan we
aanvankelijk waren, Sir!" zoido Mylady, haar echt-
genoot vrij oneerbiedig in do rede vallend.
»Er is slechts éen middel, Mylady! Ge zijt niet
rjjk..."
«Ik hoop toch, dat wij het onzon gast aan niets
hebben laten ontbreken?" vroeg Mylady op sner-
peudcn toon, terwijl hot hoofd zich lier omhoog
hief.
«Volstrekt niet, Mylady! maar vergun mij de op-
merking, dat de vervulling van de? plichten dor
gastvryheid niet in dadelijk verband staan met don
rjjkdom; gtd is toch ieder gastheer, zelfs de schraal*
sto, want hij geeft onverplicht; dankbaar is iedere
gast, zelfs do moeielijksto, want hij ontvangt altijd
een gunst.\'\' Na (lozo woorden, welke Lady Digby die
zelden verlegen stond, toch verlegen deed staan,
wendde Georgo zich tot Sir Henry en vervolgde: «Gij
zjjt voor het oogenblik niet bemiddeld, en het zal u
dus niot schikken, uw zoon in Londen ovorccn-
komstig zijn geboorte te doen optreden; evenmin
kan hjj dat op een voet, die hem benedon zijn rang
zou doen loven; een gunst wilt go van oen vreemde,
die zjjn naam nog wel verzwijgen moet, niet ont-
vangen; toch zoudt go gaarne don jonker aan het
hof doen verschijnen. Schijnbaar maken al deze
bedenkingen do zaak zelve onmogelijk en leidt er
geen wog door dit doolhof. Kvcnwel geloof ik u
er een te knnnen wijzon. Ik goof u mijn woord
van eer dat ik een edelman bon, een pair van En-
geland, en lid van den bijzonderen raad Zjjnor Ma-
jesteit. Wilt gij uwen zoon in mijne dienst doen
overgaan? Hjj kan mijn paadje worden; het is
geene oneer voor do Digbys, Mylady!" dus besloot
hy eonigzins hooghartig.
•Niet waar? hernam Sir Henry, zijne vrouw aan-
ziende; «niet waar? dat nomen wc aan, dat kunnen
wo nu doen."
Lady Digby knikto en had zelfs do genade hare
hand uit te steken on Georgo too te reiken. «My-
lord!" zeide zjj neigend, »Ik heb van den eersten
oogenblik den edelman in u erkend, toch lei ik
mij don plicht op, niet rnüno oogen alleen te vcr-
trouwon, want tegenwoordig, nu zoo monig avon-
turier de goudon sporen ontvangt voor oen dionst,
waarover Sir Honry\'s varkenshoeder zich schamen
zoude, on in goede kringen opgenomen de vormen
van den edelman loert aannemen, moot mon dubbel
voorzichtig zyn: er is thands evenwel geen grond
meer voor den twjjfel Ik vertrouw den erfgenaam
der Dighy\'s u volkomen toe."
»Uwe wjjzo van handelen on beschouwen zou uwe
schranderheid bewezen, Mylady, ware mü die niet
reeds voor lang bewezen," zeide George met cenc
buiging on haar met do hand een sieriyk vaarwel
toewuivend. Toen hjj haar den trap weder zag op-
klimmen, veranderde echter zyn gelaat; de tanden
klemden zich oen wyle op elkaar; de tecro blanke
hand balde zich: «Vinnige feeks! boeten zult ge
vnor dio woorden. Het heelo micronnest zal ik doou
uitbranden... Daar komt de lompsto boor uit heel
-ocr page 32-
MAHY HOLLIS.
lil)
er aan wraakzucht in zijn hart sluimerde. Wee
dengenen, dio als schuldig mocht ontdekt worden!
AVij, negentiende-eeuwen, wij zouden geglimlacht
hebben om de bedreiging \\an 8ir Henry, maar zijn
tijdgenoot deed het voorzeker niet, want het was
misschien minder govaarljjk een meiisch dan een
hert te dooden. Do .jacht was dan ook meer bijzonder
een der rechten en der eigendommen van de kroon
en van den adel: hij eene overtreding der jachtwet
werd er tegen beiden gezondigd, hetgeen bjj man-
slag minder het geval was; en bovendien: er wa-
ren minder herten dan menschen, en de laatsten
maakten het der kroon en den adel in die dagen
soms bang genoeg.
Mocht Sir George anders ook al geheel in overcen-
stemming met Sir Ilenry hebben geoordeeld, thands
evenwel was hij blijde dat het een hert had gegol-
den. Het geschiedde niet uit zuivere menschen-
liefde, maar veeleer uit loutere liefde jegens zich
zelven, want het schoen hem toe, dat, als Roodc
Jack do horton uit Sir Honrys jacht wist to strik-
ken, hjj vooreerst minder aanleiding zou hebben,
om de veel gevaarlijker menschenjaeht te beginnen.
liet bosch was ten einde en men kwam aan oene
onafzienbare vlakte, op den voorgrond bebouwd, op
den achtergrond echter nog heide. Hier vooral had
zich de werkzaamheid van Dirk Jansz. getoond,
want toen deze het eerst in deze landstreek kwam,
was alles nog heide: en nu hieven reeds verschil-
lende welvarende boerderjjen de rieten daken uit
de groene dennon en sparren omhoog, die de akkers
omgaven en omheinden. Zy kwamen aan de boer-
derjj van Kiddy, die hen met een soort van angst
ontving en mot eene eigenaardige welsprekendheid
buiten oen poos aan de praat hield, hetgeen George
bemerkto en hem aandreef naar binnen to gaan.
Kiddy durfde niet langer weerstand biodon on ein-
digde met hen, maar op zeer luiden toon, uit te
noodigon in huis te komen. Toen zy de buitendeur
in kwamen, werd er een binnendeur daartegenover
met kracht dicht geslagen: zy zagen ïn het vertrek
drie of vier stoelen om een tafel, en een vreemde
man, geheel in het zwart gekleed voor het raam
staan. Deze scheen hunne tegenwoordigheid niet
op te morken, en bleef in gepeins verdiept naar
buiten staren.
«Heb je bezoek gehad, John?" vroeg Sir Henry.
«Ik heb hot nog, Sir!\' hernam deze, dio schoon
to herademen. «Hollis kwam mo raadplegen ovor
do knollen, woot u."
«Goede morgen, Jakob Hollis!" zoide Sir Ilenry
strak en streng.
«Goedo morgen," klonk het andwoord.
«Gjj hebt met dezen zeker nog veel to sprekon,
broeder?" vervolgde Hollis zich tot John wendende.
«Mjjne tegenwoordigheid mocht storen...."
«In \'t geheel niet.... Ik heb u nog te dankon....."
begon George, maar Hollis vertrok.
«De brutale schoft! Ik wil niet hebhen dat je
hem meer ontvangt, Kiddy!" riep Sir Henry, die
nu eerst hot recht gebruik van zyn tong schoon
I terug gekregen te hebben «Hoor je, Kiddy 1 Ik
wil het niet meer hebben."
«Ja, Sir!"
«Ik heb je in geen drie weken de dienst zien bij-
wonen. Ik hoop niet, dat je tot die vervloekte non*
| conformisten behoort... Kiddy, ik zou korte met-
ten met je maken, verdoemd korte, hoor je..."
«Ja Sir! maar mjjn vrouw is ziek geweest, Sir!
\' en dan heb ik ook gesukkeld met mijn bles, dien
koldert het een heetjen, Sir! En pas heb ik het
beest gekocht."
«De bles! ja ik weet wol. Ik moet het beest
gaan zien... Dat \'s een slag voor je, man! \'t was
een kostelijk paard."
«Moet go de schmirook niet gaan zien, Sir Henry V"
vroeg George, wien het verdroot langer in de hut
to vertoeven.
«Dat \'s waar ook! Maar je bent een luie kork-
gangor, Kiddy! en dat bevalt me niet, man! Ken
boor moet godsdienst bobben, hoor je!"
«Ja, Sir! Dirkens weet er van, Sir! Dio hooft mo
gezeid dat ik bjj \'t beest moest bljjvon, Sir! on ik
had gedacht, dat hjj het wel aan o gezeid zou
hebben..."
«Zoo, zoo! wist hjj er van ? Maar ieder het zjjno!
Hjj weet verdoemd veel van zaaien en maaien, maar
kerksch is de kaerel ook niet... Nu, hij is een vreem-
! deling, een Hollandsche kikvorsch, — half water-
half landdier, begrijp je. Hjj heeft mo gesproken
van de schuur en die kom ik nu eens zien."
«\'t Is bjjna een puinhoop, Sir! en dan du stal
waar de bles in staat ook. Ik geloof, Sir! dat het
beest het daar beet gekregen hooft, weet u."
«Daar hooft Dirkons mo niets van gezeid," morkto
Sir Henry aan, don olyken boer kwaad aankijkend,
in wien George bljjkbaar behagen had. Om hom
evenwel den mond wat te snoeren on to doen ver-
moeden, dat hjj niet ieder als den landheer om don
tuin kon leiden, begon George onder het opwandelen
naar do schuur, den stal en ctteljjke plaatsen moer
waar gebreken moesten zjjn, te vragen: «Wiewaren
toch die drie anderen, die voor Hollis waren ver-
trokken?"
«Ik heb zo niet gezien, Sir!"
«Dat is zonderling. Je waart toch in het vertrek
met Hollis, en Hollis was er met de drie anderen;
dus, naar allo monscheljjke rekoning, moet gij er
ook zjjn geweest.
«Ja, Sir!"
«Gjj hebt zo dus gezien, en straks zeidet gjj van
neen."
Ja, Sir!"
«Dat verdoemde «ja Sirl" riep Sir Henry driftig
uit. «Je maakt iemant dol."
John zwoeg.
«Zult ge mo and woorden?" vroeg George, die
den kaerel gevangen dacht to hebben.
«Ja Sir! U hebt gelyk, als u zoo spreekt, maar
toch heb ik niemant gezien. Hoe zagen zjj er wel
uit, Sir! dio drie vrienden, dio in mjjn huis geweest
moeten zjjn?"
-ocr page 33-
MAIIY HOLLIS.
111
l»>t meestal puriteinseli landvolk •aankleefden, de
goedheid van zijn hart, de gulheid van zijn lach
deed bijkans alles vergoten, en daarom had schier
iedereen zich gehaast, om het feest te komen
bijwonen dat de landheer gaf. Mochten er ook
al conigen onder zijn, wier streng kalvioistischc
beginselen de deelneming aan dergelijke vermaken
veroordeelden, en die dus alleen waren opgekomen
om don argwaan van den magistraat te ontgaan, de
moesten echter huldigden de stijfheid van de oude
puriteinen niet meer, en wilden vrolijk zjjn met don
vrolijken landheer.
Het zoude voor ons, uit de negentiende eeuw, eene
zonderlinge mengeling van kleuren, een zonderlinge
verzameling van kleedingen geweest zjjn. Zoowel
de mannen als de vrouwen droegen hoeden met
hooge eenigzins spits toeloopende bollen en breede
randen: de meeste vrouwen hadden als sieraad den
geel gesteven duek om den hals geplooid, en droegen
een jakjen van karsaai of baai of grof laken dat van
voren met een veter was toegeregen, terwijl de rok,
bjj eonigen dor welvarendsten van floretzijde on
geboord met veterband, bij anderen van fijn of grol
saai was. Wij mogen niet getuigen dat hot schoeisel —
een schoen met linten van voren dicht gemaakt en
op hooge hakken — een sierljjko voet deed gissen,
maar wagon tevens te beweren, dat al had de natuur
ook schoono vormen geschonken, de schoenmaker
ze toch volkomen zou hebben verminkt. Do mannen
droegen allen eon klooding weinig verschillend van
die van Dirk Jansz., dien wjj in het midden eencr
groep bejaarden bezig zien de vragen van oenige
nieuwsgierigen to beandwoorden. Hunne vragengol-
den een man, die eon t jjd lang eenige jonge mcisjons
vruchteloos, maar met oone hoffelijkheid ecu boteren
uitslag waardig, het hof had gemaakt en thands
oen oogenblik alleen rondliep met fier opgeheven
hoofd, hooghartigen blik en de hand geslagen aan
de greep van zjjn zwaard. Hoewel zijn kleedy don
reiziger toekende, was toch do stofTaadje veel fijner
on de snedo ook geheel andors dan die van al degenen,
die hem omringden.
•Dirkens, wie is dio snoeshaan?" »Die pronker?"
•Die lompert ?" «Laten we hem zeggen, dat hjj zjjn
oogen neerslaat!" »Kn zjjn narrewapen aflegt!" »l!ob,
hjj wou je zuster kussen!" »Kn hjj deed hot jo vrouw!\'
was het andwoord van Hob. Aan al die vragen, aan-
on opmerkingen, wildo Dirk Jansz. in oens oen eind
maken, door hen toe to roepen: »\'t Is een gast van
het kasteel, vat je! Of liever do knecht nog maar
van den gast! vergist jo niet: \'t zou licht kunnen
gebeuren; want hjj doet er zjjn best toe om te
schjjuen wat hjj niot is." De laatste woorden, ver-
gezeld van het lecpe ooggeknip, lokten luide kreten
van bjjval uit.
Aan weerszijden van de plaats, waar om don prjjs
geschoten zoude worden, waren door do zorg van
den Kapellaan, geholpen door eonige bedienden van
het kastcol, wien do hofmeester of Stewart in de
verte zijne bevelen gaf lange tafels en banken ge-
plaatst, waar do gasten, voor zoo verre zjj niet ge-
>Iioop naar de bel, kaorel!" riop Goorgc, terwijl
hjj driftig naar zijn paard stapte.
•Kan ik u ook met iets dienen, Sir?\'\' vroeg Jolm
even voor dat de beide heoren weer wilden wegrhden.
•Denk aan hetgeen ik jo gezegd heb. John! Aan-
staande Zondag in de kerk, hoor! Kom straks bij
het prijsschot."
Jolm boog diep en zeide ondanks zich zei ven: «Ja.
Sir!\'\' Do beide Edellieden reden weg.
•Ik zou er mijn bosten brak onder willen ver-
wedden, dat zo daar konsistorie hadden gehouden.
Do jbroeders" hebben zeker iets groots voor; inis-
schien wel een samenkomst... Die John speelde den
onnoozele, maar..."
•Zoo zjjn ze allen/\' hernam Sir Henry. »Het is
veo al wat hier woont; ontrouw aan God en den
Koning! maar wat is er aan te doen ? Jaag er oen
weg, en er komen er twee voor terug."
Indien z[j op dit oogenblik plotseling in do hut
van Kiddy hadden kunnen vallen, ze zouden de
laatste woorden bewaarheid hebben gevonden. Uil
het naaste vertrekjen kwamen de drie broeders,
die zich bjj do aankomst dor boido bezoekers daar
verstoken hadden, weder te voorschijn. John trad
kalm als altjjd op hen toe. Zijn gelaat had echter
den onnoozclcn trek verloren, zijn stom do bedeosd-
heid van straks; want zelfs op eenigzins galmcnden
toon, even als Hollis dat deed, werden de woorden
vernomen: »Gog en Magog hebben zich verwijderd,
broeders! hunne neusgaten zjjii verstopt, hunne
oogen geblinddoekt, en, hoewel hoorendo, verstaan
ze niet. Broeder Hollis blijft er bij! Dat we ons
dus voorbereiden voor den dag van morgen... De
Hoero zjj ons genadig, broeders!"
•Amen, broeders;" andwoordden do anderen,
waarna zjj vertrokken, ieder naar verschillcndo zijden.
VII.
Gelukkig dat do Novemberdag zoo liefoljjk was.
Na don storm van don vorigen dag scheen do natuur
uit te rusten on in hare ruste was zij schoon. Waren
de eiken en beuken van het woud, dat den gezicht-
einder bczoomde, ook van lover beroofd, de dorre
twjjgon, zicli mengondo aan het donker groen der
den non, die er tusschen stonden, maakten do tinton
rjjker, nu do zon haar bleek goud licht er over
goot. De weide van het kasteel mocht in den zomer
een schoon tapeot geljjken, op welks smaragdgroen
het veo in den bouten tooi zich zoo schilderachtig
teekendc, thands was do tint een Hotsen gecle, maar
te beter afstekend bij hot donkergroene loof van
het winterzaaisel op do omliggende akkers. Maar
van dien fletsch geelen tint werd thands weinig
bespeurd. In het midden der weide stond een lange
staak, en daaraan was een vogel met uitgespreide
vleugels bevestigd. Om den staak krioelde een
monigte landlieden met vrouwen en kinderen wier
vroljjk gesprek en gelach do ruimte doorklonk.
Hoe vele gebreken ook Sir Henry in do oogen van
-ocr page 34-
MARY HOLLIS.
L12
negen waren in do schuur op hot binnenplein zich
te vereenigon om den schuimenden porter te driu-
kou, zich konden nederzetten. Hoe frisch liet ook
in do Novemberlucht ware, verkozen allen tot dus-
verro buiten te blyven, waar zjj, heen en weer
wandelden, onder vriendschappelijk fjekout en ge-
snap, zich don tijd aangenaam kortten, terwijl zelfs
oenigen, zeker bet drentelen moede, zich aan een
der tafels hadden nedergezet.
Het waren een viertal mannen, zwaar gebouwd
on forsch gespierd, niet gedeukten lederen hoed met
breeden rand, waarop by een hunner een roode
haneuveder stond, welke, blykens den blik dien
menigeen er op wierp, zeer do aandacht trok. Hun
gelaat was gebronsd, hetgeen van een veelvuldig
Verkeer in de lucht getuigde, terwijl do een met
de hanonveer flikkerende oogen had, waarvan de
kleur inoeielijk te onderscheiden viel, daar ze bijna
overschaduwd werden door een paar borstelige
wenkbrauwen, en de oogleden bijna altjjd half
waren dichtgeknepen. Allen zouden deelnemen aan
den wedstrijd, want zjj hadden hun boog mcdoge-
braebt op welken hjj met do haueuveerde kin leunde,
terwijl hij do oogen hoen en weer liet gaan en de
aangenomen houding niet veranderde, schoon do
anderen zich met hem onderhielden.
Kick Wharton, die met een uittartendo houding
de verschillende groepen was voorbijgegaan, on zelfs
nog achterom zag, hier, om tu doen zien hoe weinig
hij om aller spotternij gaf\', ginder, om een aardig
meisken met do loeuseho oogen een blik toe te
werpen, dio haar blozend deed neerkijken, was
zonder het te merken, do vier manueu genaderd. Jack,
zoo werd hij met de hanenveer door zyu medgezellon
genoemd, stak, zouder eenigzius van houding te ver-
anderen, zijn boog oen halven voet vooruit, zoodat
de boenen van Dick Wharton, wiens oogen een gants
anderen weg opdwaaldeu, daarmede in aanraking
kwamen en liy oen oogeublik waggelde, wat reeds
een hoerah onder de menigte deed opgaan. Jack
stak echter de gespierde vuist vooruit, greep don
waggelende vast en behoedde hom voor een val.
«Yerschoomiig, Sir!" zeide Jack.
Dick zag hem verbolgen aan en sloeg dreigend
do hand aan het zwaard, terwijl hjj het woord:
lomport stamerde.
«(ijj zegt, Sir V" vroeg do andere, beleefd, maar
zóo vast on kalm, dat Dicks toorn plotseling be-
daarde en hjj zelfs mot een hoofdknik voorbij wilde
gaan. Do andor wenschte dit echter niet; hjj had
kennis willen maken en hij zou — hy had hot zich
voorgenomen — zyn oogmerk bereiken. «Hoort go
wel, Sir, hoo dat volk juichte, toen gjj waggeldet?
go kunt n voorstellen wat zjj gedaan zouden hebben,
als ge werkelyk govallen waart."
«Wel mogelyk; maar dat had hun duur te staan
kunnen komen."
»Gy zijt zeker oen vreemdeling?"
•Waarom V"
«Omdat gjj do kracht Van do mannen uit York-
shiro niet kont. Ik raad u dio niet te loeren kennen."
«Verplicht voor dien raad, maar ik had er woi-
nig behoefte aan. Wie mjj een hair krenkte, zou
aan do galg eindigen."
Jack stiet even een der naastbjj zittonden aan,
die ten andwoord ter sluiks met bet oone oog knipte.
«ik dacht liet wel, dat gij een groot heer waart,
Sir! Ik versta me er wel op, op het gezicht af to
zeggen: dat is een Sheriff, on dat is er een, die een-
maal mot hem kennis zal maken. Ik wed, Sir! dat
or bloed van do Digbys in u zit."
• Mis geraden, man! Het begin is al niet, om voel
eerbied voor je kennis te doen krygen...." hernam
Dick cenigzins gestreeld, hoewel hij niet veel lust
gevoelde oir. het gesprek voort to zetten.
«Heb ik me waarachtig bedrogen, Sir! ik kan het
niet donken; maar is hot niet, zoo als ik dacht dat
het was, dan moest het toch zijn. Er is iets in
uwe houding, Sir! wat 1110 zou doen denken, dat go
van hooge geboorte zijt on gewoon met groote lui
10 verkeeren, en daar gjj, naar ik hoor, hier te gast
zijt on Sir Henry zelden vreemden ontvangt, dacht
ik dat go waart wat gjj niet zijt, als go ten minste
voor my u niet wilt verbergen. Wy zullon toch do
eer hebbon u mee to zien dingen?"
«Ik geloof het niet; ik beu meer gewoon met het
musket om to gaan."
«Do boog is toch Oud-Engelands trots. Maar dan
toch aan do vossenjacht van overmorgen zult gij
deelnemen, Sir?"
«Dan zal ik misschien niet meer hier zyn."
«Vertrekt go dan roods zoo spoedig, Sir?"
«Ik word ergens anders verwacht; on dan, goedo
vriend, — ik zonder u uit, met wien men zich kan
onderhouden — welk gezelschap kan iomaut, dio iu
Londen zyn weg zeer goed weet, hier behagen?"
«Zeker zeer weinig, vooral als men in Londen
zoo goed bekend is. Ik zou dio stad ook wel oons
willou zien, maar wat zou ik er eigenlijk doen? Ik
beu meer bekend met do boeren dan met do stoê-
lui. Hot is zeker hier ver van daan, Sir! Kan men
do reis in twee dagen doen?"
«Met do post in tweo cu een halveu dag; maar
wy rijden als kavaliers."
«Gaat Sir Henry dan ook mee naar Londen?"
»\\Vio spreekt or van Sir Henry?" vroeg Dick
eenigzius kort af, daar hot gesprok hem begon te
vervelen en de man niet ophield to vragen. Boven-
dion beviel hom dat gelaat hoo langer hoo minder
en viel hem de roode hanenveer in het oog, dio
hem op ecu onaangename onderstelling bracht.
«Verschoon mjj, Sir, dat ik lastig word, maar ik
kon het bykans ook niet gelooven, dat Sir Houry
zulk oene reis zoude ondernemen. De wegen zyn
altoos slecht, aan de borders by voorbeeld zeer slecht;
en die van llichmoud naar York, en vooral van Leeds
naar Doncaster..."
«Dat weet ik by ondervinding. Is er geen betere?"
«Den weg over Sheffield kon ik tot aan Maus-
neld, en die is veel botor. Ik zou u on.... uw die-
naar" — hier poosdo hy oven, maar Dick vond het
niet uoodig iets to zeggen — «wel kunnen aanra-
-ocr page 35-
MARY HOLLIS.
li:>
hjj zeer bevriend wa3 met Itooden Jack on diens
bende; men had het hem zelfs eens verweten, maar
toon lachend ton andwoord gekregen, dat het hom,
die altjjil met nog al veel waarde en nog wel \'s avonds
en to ontijde op weg was, niet euvel kon geduid
worden, als hij don duivel wat te vriend hield.
De man, die altyd in een goed humeur was, wildo
zijne vrolijkheid zeker ook in zijne kleeding te ken-
nen geven. Zijn hoed was zoo gedeukt en gebogen,
dat hy veel geleek op een zotskaproon, terwijl zijn
seharltJcenrood wambuis, grasgroene broek, witte
of grü/.e garen kouzcu — hetgeen alles zichtbaar
werd toen hy zjjn mantel aflei — de aandacht trok
door het bonte en schreeuwende der kleuren. Op
het gelaat lag cene uitdrukking van simpelheid,
waartoe het gedurig lachen niet weinig bijdroeg;
toch drukten de oogen sluwheid uit, wat echter door
de uitdrukking van het gcheele wezen zoodanig werd
getemperd, dat de sluwheid niet meer dan schulde-
looze en schalke olijkheid scheen. Zoo als wij straks
reeds lieten gissen, had hy een trompet hjj zich, die
misschien voor een dertigtal jaren de luchtige en ver-
metele kavaliors van Koning Karel I of wel do rus-
tigo on ernstige rondkoppen van Olivier Cromwell
ten strjjdo had geroepen, maar thands de vreedzame
boeren on boerinnen rondom zich scharen deed.
•Willie is aangekomen, Willio met zyn schatten!
Al komt hij niet uit den Oost, toch heeft hij het
beste uit den Oost; al heeft hy nooit de goudkust ge-
zien, toch heeft hy meer dan goud. Een penny maar
is het lot, een penny maar do gooi, voor dat paar
zilveren hairnaaldcn! Ja, bekijk ze maar, Ntmphl
Hier, Kate! bekijk ze maar van ouder en van boven,
echt zilver zoo waar ik Willie ben. Een, twee, drie../\'
en zoo ging het voort, terwyl hy loodeu penning-
jons uitdeelde, waarop een nummer stond, dat de
volgorde aanduidde in welke ieder die deelnam voor
hot bord kwam, waai de worp met do vier dobbcl-
stoouen geschieden moest.
De man was al tot vyftien geklommen, maar,
schoon zyne uituoodiging en aansporing dringender
en dringender werd, en hjj herhaalde dat hjj twin-
tig loten moest slyton, er word geen hand meer
uitgestoken, hoewel de kring hoe langer hoe broo-
dor en dichter werd. Diek stond in het midden
en vermaakte zich met do buitelingen van Willics
vernuft en met don indruk na to gaan, dien de man
op een paar meisjens maakte, welke blozend van gc-
zondheid en vrolykheid, vol begeerte do blauwe
glinsterende oogon op do schitterende zilveren hair-
naalden vestigden, en met elkander raadpleegden
of zy nu reeds een penny zoudon besteden. «Lieve
kinderen!" fluisterde hy haar in het oor, »mag ik voor
elk van u beiden een lot nemen? Het zou je wat
goed staan in hot blonde haii •!" en zonder haar
andwoord af te wachten, wat dan ook wel bevesti-
gond zou geweest zijn, beproefdo hjj zjjn hand naar
boven to brengen en togen het geschreeuw van den
marskramer in te schreeuwen: »Voor my de loten
dio er nog zijn!"
•Tot uw dienst, Sir! zes, zeven, Sirt"
don, dion to gaan. Indien ge van mij als gids ge-
bruik wonscht tu makon... Ik loop voor oen shilling
al een heel eind weegs."
• Dank je, dank je," zeide Diek, die beweging
onder de verschillende groepen zag en naar de oor-
zaak vernemen wilde. De gedienstige vreemde zonde
hom nog niet hebhen prijs gegeven, indien er geen
trompet — het scheen wel een gebroken instru-
ment — in de nabijheid geschetterd had.
•Willie, de kramer, is er ook bij!" zeide Jack half
tegen Dick en half tegen zijne medgezellen. «Nu
zult go de meiskens eens zien loopon, Sir! Nu, het
is goed dat er wat te dojn komt, daar Sir Ilenry
lang op zicli laat wachten. Misschien duurt de
maaltijd wat lang. Maar die is zeker afgeloopen,
anders zoudt gjj niet hier z[jn, Sir!"\'
•Juist.\'\'
•Gaat gij Willie geen bezoek geven, Sir? Laat
den armen stakker wat verdienen. Tot straks, Sir!"
Dick knikte even met het hoofd en wandelde
hoon. Hjj kon niet zien hoe een van Jacks med-
gczellon hem achterna sloop met de vlugheid der
kat, terwijl Jack zelf zich oven tot de anderen om-
wendde en fluisterde: »IIy kan het niet wezen, maar
hjj gaat er mot nóg een op weg. Hjj is de dienaar.
Do andere zal nog binnon wezen. Een fijn, toer en
verlept gelaat, handen als een vrouw, waaraan hij
gewoon is oen ring te dragon. Jongens, let op!"
Willie de kramer had zich de moeite getroost,
een paar uur ver met zijn snuistcrjjkast naar Hal-
lam-t\'astle .te Ioopcn waar hot feest was, en er wel-
licht voor hem wat te verdienen zoude zijn. Hij had
van alles voor allen, zoo gaf hjj altjjd voor, en ook
ditmaal aan don Steward, wien hij om een plaats-
jen op hot plein of de weide verzocht, hetgeen do
machthebbendo ovenwei weigerde, daar er geen
rondselaars of dobbelaars op Hallam-Castle worden
toegelaten. De man bad echter zoo innig en zoo
lang, in het belang van zjjno vrouw en zjjn tien kin-
deren, waarvan er een lam, oen 1.1 hul en de acht
overigen te zwak waren om to werken, dat hot den
Kapel laan trof. Hoezeer dezo het nooit waagde, het
gezach van wio ook to botwistou, on den Steward
alzoo niet dadeljjk durfde tegenspreken, spoorde hij
toch Dirk Jansz. aan, om voor den armen oen goed
woord to doen. Dit had liet gunstig gevolg, dat
Willio in een hoek van de weide een plaatsjeu kreeg,
ondor voorwaarde echter dat hjj zich weg zou pak-
ken mot al zjjn «rommel" zoodra Sir Ilenry en de
cdelo familie op den trap van het kasteel zicht-
baar werden.
Willio was zeer bekend In do buurt, en mocht
ook dezo of gene eons bedenkelijk hot hoofd schud-
don, als men van zijne eerlijkheid en zjjn ijver sprak,
hy was l>y de vrouwen in den omtrek zeer gezien,
want hy was een wandelend nieuwsblad. Altyd by
don weg, altijd spraakzaam, wist hy iedereen wat
to vortollou en van iedoroeu wat te hooren: vooral
het laatsto wist hy zoo behendig, dat men, zonder
dat men het merkte, moest vertellen wat men
zolfs niet vertellen wilde. Kr werd gemompeld dat
6
II
-ocr page 36-
MARY HOLLIS.
111
Willie maakte van do omstandigheden, zoo als
bljjkt, gebruik, om het aantal loten eene uitbrei»
ding to geven, welke misschien l>jj hem zoo spoedig
geen grens zon hebben gevonden, als Dirkens, die
alles spotachtig aanzag, niet vrjj luid had aange-
morkt: «veel varkens dunne spoeling, vat je!" en
Dick niet geroepen had: «zeven! geef maar hier!
Of liever, geef er manr acht! anders kan ik ze niet
onder mijn twee kinderkens verdeden!\'\' waarna hij
met veel moeite de beide handen uitstrekte en de
loten ontving. Ter zelfder tijd word echter de aan-
drang om hem heen zoo groot, dat hjj een oogenblik
meende naar den grond geperst te zullen worden.
»Ik dank u, Sir! Ik rekommandeer me, Sir! De
arme Willie met zijn tien kinderen is u zeer dank-
baar." En begeerig naar nog moer buit begon hij
nogmaals: «Niemant, die een penny wagen wil om
vjjf shillings te winnen ?"
«Begin, Willie! begin, melk niet langer!" riepen
de boeren eenstemmig. Willie gehoorzaamde; num-
mer een werkte zich door den hoop heen en wierp,
na zjjn geld geofferd to hebben; do tweede volgde
en eindelijk kwam de beurt aan Dick, of liever aan
zijne lieve gezellinnen; met do elbogen maakte hjj
ruimte, wat hier en daar een krachtig woord ont-
lokte. Toen hij voor het bord bjj den marskramer
was gekomen, nam deze zeor deemoedig den hoed
af en stak lijj de hand uit. Maar, o wonder, die
hand bleef uitgestoken en het zoo deemoedig en zoo
tevreden onnoozol glimlachend gelaat van Willie
veranderde en liep de verschillende en talrijke pha-
ses
door van de blijde verwachting af tot aan de
meest bitse nijdigheid. «Geld, Sir! als het u blieft!
Geld, Sir! Gij zjjt toch niet doof, of wilt me toch
niet bedriegenP Ik zeg: geld!"
Maar Dick, de fiere trotschc Dick, die al dal
boerenvolk als van een koningstroon had beschouwd,
Dick had geen geld; en hoe hij ook voelde in den
zak, waar de geldbuidel was geborgen geweest, hjj
vond niets wat naar zoodanig voorwerp zweemde.
Een oogenblik bekroop hem een gevoel van schaam-
te, maar dit duurde niet lang; want het maakte
plaats voor toorn. »Gold ? Als mjj do buidel niet
geronseld ware! Ongesnooide, wichtige, nieuwe
guinjes zoo als je er nog nooit hebt gezien \'). Die-
ven, beurzensnjjders, tot op Hallam-Ca9tle, tot op
dezo kale hei! Maar ik zal weten wie mjj heeft
durven bestelen, en de galg zal kennis met hem
maken. Vervloekt tuig!"
•Ik zou den grooten mond wat snoeren I" riep
een der boeren.
•Vuile leugenaar!" riep een ander.
«Holle vaten klinken het meest, vat je," hoorde
men verder.
«Maar ik moet mjjn geld hebben, man 1" riep Wil-
lie uit, zich tot hem overbuigend en de vermetel-
heid zoo verre uitstrekkend, dat hjj de hand aan
Dicks schouder sloeg. Dat was te veel. Dick stootte
rechts en links de boeren van zich af — de boerin*
notjoiis hadden reeds mot roode aangezichten don
aftocht geblazen — en poogde zjjn zwaard te trek»
ken, om het eerst Willie to ljjf to gaan. Dozo was
hom echter voor en trok oen breed mes van ondor
i zjjn wambuis te voorschijn.
«Halt I" riep een stem, dio bekend en geëerd scheen
to zijn, want toen zij vernomen werd, wendden zich
\' de hoofden om en maakten de meestcn een beweging
, als om ruimte te maken. Het was dan ook de Jon-
ker, die in de verte reeds iets van een twist had
\' vermoed, maar bij het flikkeren van het mes zich
gehaast had er bjj te zjjn. «Halt, mannen! Geen
: gevecht op den grond van Sir Ilcnry! Wie gaf je
den moed om dezen man te bedriegen?" vroeg hjj
aan Willie, wiens gelaat weder in de gewone plooi
van simpelheid stond en die den hoed uit eerbied
had afgenomen.
•Hjj kan \'t niet holpen, maar de vreemde.... dio
landlooper in heerenkleêren!" riepen er oenigen.
Toen Charles echter de aanleiding van den twist
had gehoord, liet hjj in toorn do oogen over do
vorzamelden rond gaan, als zocht hjj den man, die
hier op deze plaats een dief kon zjjn. «Wee don
schuldige! Sir Henry is beleedigd en beroofd, omdat
de dienaar van zijn gast het is geworden. Stewart,
geef dien man hot geld wat hom toekomt en laat
hem dadelijk vertrekken."
•Acht pence, Mr. Charles! weet ge wel dat het
er acht zjjn!" fluisterde de Steicart, »en Mylady
weet er niets van."
•Volg don Stewart dan naar hot kasteel, en laat
je daar het geld geven," bromde Charles, die nauw
een traan van spüt onderdrukken kon; hjj voelde
weder hoe hjj aan band lag; hjj kon niet eens de
eer van zjjn huis ophouden en zich doen gelden
in het afzjjn zijner ouders. Hjj wist niet meer wat
te doen. Hjj was als een Digby begonnen en moest
nu als een knaap eindigen met stil te zwjjgcn, want
zoo hjj iets deod, hot mocht door vader en moedor
j gewraakt kunnen worden, hetgeen hem in aller oog
beschamen zou. Gelukkig dat Lady Digby, aan
den arm van Sir Georgo en gevolgd door den koning
van het feest, op den trap van het binnenplein ver-
scheen, werwaards allen heen stroomden, ondor
hot wuiven der hoeden en het hoorah roepen voor
den jarigen edelman.
•Het ijju toch goede kinderen!" zeido Sir Henry
geroerd bjj die bljjken van gehechtheid.
•Zorg, dat zij het altijd blijven!" merkte Gcorge
koeltjens aan.
VIII.
Diek was schoorvoetend zjjn meester op zijde ge-
komen, terwjjl rondom hom do boeren Sir Henry
geluk wenschten en opgetogen weder naar hun
kring terugtraden, omdat zjj de hand van een Digby
hadden gedrukt. Hjj vertelde George het gebeurde
wat dezen in lachen deed uitbarsten. «Hebben ze
je waarachtig boetl Vetter vogel konden ze niet
•) Do corêto anlnjo «wil In 1WU ge»l«gon.
-ocr page 37-
MA11V HOLLIS.
11B
•Ik zal kounu, K tam ird.:!" Na eenige schreden
gedaan to hebben hield hij echter bij Charles, wions
ganlscho aandacht door den strijd werd inge-
nonien, op. «Vriend! gij zijt zeker oen goed schutter,
maar ge zoudt dunkt mij nog wisser treffen als oen
paar lieve oogon u aanmoedigen. Wat zoudt ge or
van denkon, als wij uwe vriendin tot koningin van
het foost verhieven on haar verzochten don prjjs
uit to reikon?"
•Uitmuntend, Sir! maar ik zie Mary niot."
Hij had haar nog niet gezocht, on haar dus ook
niet gemist. Zelfs voelde bjj bij zich zolven, —
waarom wist hjj zolf niet — don wensch opkomen,
dat zij niet verschijnen mocht. Hij was echter be-
leefd genoeg om dien niet to uiten jegens den vreemde,
die reeds oen soort van heerschappij over hem uit-
j oofondo. Al had hy het echter gewild, toch zou
i het hom onmogelijk zijn geweest, want Sir Georgo
wenkte reeds don Kapellaan, die een tweetal schreden
\' achter hem stond en gereed was om hem naar do
aangewezen eere-plaats te leiden, en beval Zijne
Eerwaarde naar do woning van Hollis to gaan en
Mary namens Mr. Charles uit to noodigen horwaards
te komen. »Zeg," dus besloot hij: »dat Mr. Digby
haar stellig verwacht."
De Kapellaan bleef een oogonblik mot open mond
Charles vragend aanzien, waarop deze hem bewoog
to gaan mot do woorden; «Verzoek Mary, indien
zo geon hoofdpijn meer heeft, hot feest van Sir
Henry bj) te wonen."
Juist ontstond er eenigo bewoging onder do schut*
ters en toeschouwers. Op twee na haddon al do
medodingondon reeds oen beurt gehad, en een van
dio tweo drong thands naar voren. Het was de
vreemde, dio Diek zoo lastig had bezig gehouden.
Hij had tot dus verre weinig deel genomen aan de
\' gesprokken rondom hem en was meestal in dezelfde
houding, geleund op zjjn boog, een stil toeschouwer
geweest. Do hom omringendon deden dan ook weinig
moeite om hem of zyne vier medgezellon tot spreken
\' aan te zooken, want ieder, hoewel niemaut oen
woord sprak dat van afkeer jegens hen getuigde,
liet echter do stem dalen, als hy in do nabijheid
van het viertal kwam. De vreemden weidon mot
onderscheiding... uit vrees, naar het schoen, behnn-
dcld. Mot de mistigheid en knhnto ,dio hem tot dus-
verre kenmerkte, trad da man nu naar voren, spnn-
de hjj den boog en mikte. Vast was de hand. Eenige
sekonden verliepen er oer do pijl wegsnordo. p]en
doodscho stilte had het gowool van ocnigo oogen-
blikken to voren vervangen. Het bleek dat ieder
dien man als oen scherpen schutter kende, on het
was ook niet ten onrechte. Daar trilde het peeskoord
en schoot de gewiekte pijl naar don kop van den
vogel, dien hy in tweeen spleet. Het gejuich was
uitbundig, en zelfs Sir Henry klapte er by in de
handen.
•Een mecsterschot, by St. Hubortl" riep hy in
vervoering, tcrwyi hy opstond en even met de hand
wuifde.
Daar do eisen echter was: hot laatste stuk van
plukken. Je moot mij ilcn man wijzen dien ge
(lonkt (lilt het dood."
«Uwe Genade! twintig guinjes I"
• Dat is do kennismaking wel waard mot een
meester in hot vak. Hot gold Kult pro spoedig genoeg
uit mijn buidel doen dansen. Maar hot komt mij
voor, dat go oen vermogend man moot zijn om als
reiziger zulko schatten bjj u to dragon, of dat go
overtugd zjjt van do voortdurend broederlijke gc-
zindheid van Oud-Engolands struikroovers jegens
u. Daarom kan ik mij uw wanhoop denken nu gij
in UW edel vertrouwen zijt teleurgesteld: oen wanhoop,
die oen weinig overdrjjft en hot cijfer van het ver-
lorono vertiondubbelt. Diek Wharton, gewezen
koning van White-friars \') Kx-monareh van do
straat, zoudt go mij werkelijk twintig guinjes terug
willen laten betalen, terwijl gij er maar twoo mis-
sehien hebt kunnen verliezen ?"\'
• Ik bezwoer Uwc Genade!"slanierde Diek, wiens
gorustheid verdwenen was on die angstige blikken
om zich heen wierp. Het was hem of Willie het
gehoord had, want bij hot voorbjjgaan grootte hij
nederig, maar zag daarbjj Diek mot zulk oen spottend
gelaat aan, dat dezen het bloed naar hot hoofd
steeg.... >Uwe Genade! ik ben er zeker van, dat
roode Jack de dader en die bedelaar ginds do
medeplichtige is."
»Ik twijfel in het geheel niet aan je schorpen on
gcoofendon blik in die zaken; maar niets moer
daarvan!"
•Toch moet ik Uwe Genade tot voorzichtigheid aan-
sporen. Mjjn verlies kan Uwc Genade oen winst
zjjn en in dat geval beklaag ik mjj niot langer. Hij,
dien ik nu voor het hoofd dor bende houd, hooft mij
willen uithooren, wat mü zóozoer verdacht voorkomt,
dat ik Uwe Genade smeek mot spoed to vertrekken
en wel langs een anderen weg dan den gewonen..."
•Genoeg voor het oogonblik. Ik kan don tijd
boter bosteden dan verhalen aan to hooren over je
ridderlijke verwanten. Diek! ik heb straks deselfde
schoonheid gezien waarvan go mij van morgen vor-
teldet. Zie eens of go haar vindt. Sir Henry heeft
haar uitgonoodigd te komen."
Do wedstrijd had een aanvang genomen. De
volgorde waarin do schutters zoudon optreden was
door het lot bepaald, en don prijs, bestaande in
een keurig gesneden boog van Weat-Indieeeh hout,
aan do punten met zilver beslagen, had de Stewart
onder het gejuich der aanwozigon, die zich aan don
porter wakker to goed deden, rond gedragen ton
einde door allen bezigtigd te worden. Op een ver-
hevonheid, vlak tegenover den vogel en aan drie
zijden tegen don wind gedokt, haddon Mylady en
Sir Henry plaats gonomen, tcrwjjl Charles verlof
had ontvangen aan den wedstrjjd deel to nemen.
Een stoel was ledig gebleven en bestemd voor Sir
George, die dan ook een plechtige uitnoodiging
door tusschenkomst van den Kapellaan ontving om
by Sir Honry zich to komen nederzetten.
\') Een vrij|ilimls vnor l>niikri»-li>TN en /.uklct.roller».
-ocr page 38-
MARY HOLLIS.
110
; roovorbendo zich niet alleen op het kasteel van een
, magistraatpersoon waagde, maar in aller tcgenwoor-
digheid niet onduidelijk te kennen gaf, zonder zelfs
daartoe gedwongen te zijn, dat hij werkelijk degeen
was, dion do wet vervolgde.
Het trotscho woord door Gcorge gesproken had
Charles gehoord on begrepen. Zijn boog zou weder
tot eere worden gebracht, maar... door een ander!
Do Jonker had lust om dien boog op dat fijne, schier
vrouwelijk aangezicht stuk te slaan, en do gedachte
dat hij niets tegen dien man, die in alles hom voor-
: bij streefde, vermocht, maakte hem nog toorniger.
Hij keerde zich af, zonder iets te zeggen en ging I
met loome schreden, zichzclven en het gausche feest,
Ilallam-Castle en den gast verwenschend, naar de
plaats waar zijne ouders zaten, die reeds van de
nederlaag huns zoons hadden gehoord. Lady Digby
vond den ramp minder groot dan hjj zelf en oor-
doelde, dat men een zeer goede Digby koude zjjn
\\ zonder zich nog uitstekend boogschutter te tooncn,
I en deze beschouwing temperde dan ook hot oordeel
van Sir Henry, die er zich too bepaalde hom mot
den naam van droomor to bestempelen, dio langs
do velden sloop met do oone of andorc deern.
Zij, die zjjn vader vooral bedoelde, kwam daar
| juist aan, begeleid door moeder Anne en den Ka-
pellaan. Charles vergat den schimp zijns vaders, en
wilde, zonder iets te andwoorden, weder teruggaan,
[ maar Lady Digby weerhield hem door hem too to
: voogen: «Het is nu juist good, Charles! dat gjj
j blijft."
Ongemerkt gelukte het Mary om onder de me-
nigtc, eerst achteraan, later wat meer naar voron,
oen plaats to bekomen en den wedstrijd aan te sta-
ron. Toen zjj begreep door niemant bespied te kun-
non worden, nam zjj de vrjjheid oen blik in het rond
to werpen. Hare zachte en toch heldero blauwo
oogen zochten iets, terwijl hare bleoko wangen door
oen zacht blosjon werden getint en haar boezem
zich in het keursljjfjon golvend bewoog. Werkelijk,
zjj verdiende de koningin van het feest te zjjn, en
die waardigheid zou haar zoo hoog ve. heffen boven
de deernen van den omtrek, als zjj er door hare
schoonheid en ontwikkeling reeds boven stond.
Terwjjl zjj zocht en het hoofdjen voorover boog,
om de gelaatstrekken van wie in de voorste rjjen
stonden op te nemen, hoorde zjj eeno stem haar
toefluisteren: «Welkom hier, schoono Mary, waar
menig hart roods naar u verlangde."
•Sir!" stamerdo zjj, don vreemdeling herkonncn-
de, dien zjj aan Sir Ilenrys zjjdo voor het eerst had
opgemerkt.
•Gun mjj het genoegen, aan mjjn arm het kamp*
veld om te wandelen. Zjjn Herwaarde zal uwe....
moeder, naar ik meen, wel begeleiden."
•Sir Henry___ heeft mjj gewenkt," stamerdo do
Kapellaan, die beangst was met een vrouw aan den
arm en nog wel een puriteinsche gezien te worden.
•Sir Henry zal wel geduid oefenen als hjj weet
van welken aard het nut is dat ge hier sticht."
Terwijl hjj dit zeido had hjj reeds den arm van de
hot wit van den stang te (loon vallen, hetgeen dik-
werf moer geluk dan beleid wat, kon de wedstrijd,
ho:wol het moeiolijkst te bereiken deel van den
vogel weggeschoten was, in goonen deele nog als
geëindigd worden beschouwd. Charles maakte zich
dan ook gereed en spande den boog. Hij was koortsig
bewogen. Driftig bewoog hij zijn wapen, terwijl de
wangen gloeiden.
• Het wild goed aangekeken, nndors loopt het weg!"
klonk het. naast hom uit Dirken» mond.
•Siil! geen raad geven, leder moet gelijke kans
hebben!" riepen verscheidenen, die in hun gevoel
van billijkheid aan niemant, zelfs niet den zoon des
gastheers, eenig voorrecht wilden gunnen. Charles
had blijkbaar ook weinig naar den gegeven raad
geluisterd, want eer nog het protest was uitgesproken,
had hij reeds den pijl doen afgaan, din met kracht
wegsnorde, maar... zelfs de uitgespreide vleugels
van den vogel niet raakte. Het was een slecht
schot, te slechter naarmate het vorige beter was
geweest. Charles was een van de eersten, die het
erkenden; want hjj wierp den boog driftig van zich
af, terwijl er tranen van spijt in zijn oogen paerelden.
«Laat mij gaan!" snauwde hij Dirkens too, die
hem eenige woorden van troost wilde toespreken.
Hij drong door den volkshoop heen, die niet eens
de bescheidenheid had van stil te zijn, maar in een
gemompel, dat hoe luider en bestemder werd, zijne
afkeuring te kennen gaf. Charles was woedend en
wierp knarsetandend een afgunstigen blik op den
vreemdeling, die hem vooraf was gegaan. «Ik zou
het misschien insgelijks kunnen loeren, indien een
wis schot m jj op gemakkelijke wjjze brood moest
verschaffen Hot is de grootste wildstroopcr uit den
omtrek," zeido hjj tot C.eorge, do laatste woorden
merkeljjk zachter dan do voorafgaande uitsprekende.
Do vreemde wionao golden bleef oven rustig; slechts
kwam er een glimlach op het gelaat, dat in dit
oogenblik iets sai\'ronds had.
•Ja een strooper on misschien nog wel iets anders!"
vervolgde Charles luider. Georgo deed of hjj hot
niet hoorde on klopte den vreemde op de schouders.
•Vriend,\'\' zeido hjj, >hoe is uw naam ?"
•Jack Kemble, on zoo nis eonigon zeggen, geljjk
ik voel op don bekenden Rooden Jack."
Georgo had misschien grooto onbeschaamdheid
verwacht, maar niet in zulke mate; toch zou zjj nog
stjjgon, want de vreemde vervolgdo: «Maar hoe is
uw naam, Sir?"
•Gast van Sir Henry, dat zal wol genoog zijn,
niet waar? Welnu, Jack Kemble, bijgenaamd Itoodo
Jack, als go wilt en go zjjt niet to vormoeid, dan
zullen wjj ons straks eens moten... Ik moet toch
den boog van Mr. Digby wcêr tot eere brengen."
•Tot uwe dienst, Sir I*\'
Zoo woordcnrjjk als de man straks tegenover den
bediende geweest was, zoo karig was hjj nu. Wist
hjj dan wat hjj weten moest en had do ring, dien
hjj aan Georges hand had zien schitteren, hem de
zekerheid gegeven? Wij laten het in het midden;
slechts w}jzeu wjj op hot feit, dat het hoofd cenor
-ocr page 39-
MARY HOLLIS.
117
blozende Mary genomen, dio hjj weldra uit den hoop
in het vryo voerde.
»Sir, indien het nwc meening was m|j de 8chut-
tan te doen zien, dan zoude hot beter zijn te bljj-
ven waar wij waren!" merkte Mary aau.
»Gjj hebt gelijk, zeker zoo als altjjd: maar ge
Kult toeh geen genoegen vinden in die erbarmelijke
schutters. Het moet u aangenaam zjju de vreugd
van dit volk van verre te zien, en dat ge dat aan
mjjn arm kunt doen, daarvoor zorgt immers het
bevallig paartjen, dat ons volgt." Ily zag even \'
om, maar vond tot zijne bevreemding, hoewel niet j
tot zijn spijt, dat de Kapellaan, die het wel niet
gewaagd had geheel ongehoorzaam te zijn aan \'s
vreemden gebod, het evenwel niet van zich had
kunnen verkrijgen, om met moeder Anne aan den
arm op te wandelen. Hij was naast deze aehter in
den volkshoop blijven staan.
Mary, die werkelijk na \'s vreemdelinge woorden
dacht gevolgd te worden, voelde zich wat minder |
ongerust en wat vrijer en ongedwongenor jegens
den geleider, die haar dan ook den tjjd Het om tot j
zich zelve te komen; want liy was onuitputtelijk j
in zyno opmerkingen en mededeelingen, welke alle
door zijne goede luim, soms wel door eeue goedige \'
spotternij, werden gekruid.
»Gy kunt toeh niet altijd op het land zijn geweest,"
zeido bjj na zijn gants niet gunstig gevoelen over J
het laudleven te hebben medegedeeld. «Een Godin
wordt niet geboren onder de scliaaphocders."
»Ik geloof dat ge mij iets aangenaams wilt zog-
gen, Sir!" hernam zjj na cenigo oogenblikken, »hoe-
wel ik u niet geheel begrijp cn daardoor misschien
bewijs, dat ik wel tot het land behoor.\'\'
»Gjj zijt hier toch niet geboren?"
»Ik moot twee jaar zijn geweest toen ik hier kwam:
maar voelt men ook niet iets, Sir, voor do plaats
waar do geest is ontwikkeld? Ik geloof ja, en daar-
om behoor ik tot Hallam, waaraan mjj zoo vele her- |
inneringeu binden."
«Zeker zeer aangename, ofschoon ge voorzeker
geleerd zjjt uwe wenschen tot het geringste to bo-
palen. Anders kan ik mij niet voorstellen, lief kind!
hoc gjj te midden van zooveel grofheid, van zoo
veel ellende, aangename herinneringen bezitten kunt.\'\'
Georgo was by de laatste woorden oprecht ge-
worden en had do vleiende taal, do bescheiden hou-
ding, dio hem Marys bedeesdheid hadden doen
aannemen, afgelegd. Zjjno aanmerking was dan ook
minder fijn, dan die hjj tot dusverro gemaakt bad,
cn verdiende dus ook bet andwoord, zoo kinderlijk
eenvoudig gegeven in de vraag: »\\Vaar is dio grof-
bcid en dio ellende, Sir?"
•Waar? Zeker niet by u, lief kind! dat mij
Londch en hare lwkoorlijkheden voor oogen toovert.
Daar hcerschen Godinnen, die niet waardig zyn u
te dienen; daar wonen zjj in paleizen on rusten zjj
op dons en baden zjj in glans; cn gij. lief kind!
Inwoont een huisken, dat juist gceu paleis is en
hebt tot aanbidders het wild van do bosscheu of
het wild van het kastoel."
»Ik hob oen vader, Sir! dien ik lief heb cn ik
heb moeder Anne... Kan men meer begeeren? De
liefde tot den Heere, de liefde jogem de ouders
maakt, dunkt me, ieder leven rijk."
•En ook do liefde jegens den naaste, vergeet dat
vooral niet!" riep Gcorge lachend uit. »Is er niet
ergens een bijbeltcxt die daarvan spreekt? Als bjj
er niet is, dan zullen wc dien maken."
>Sir!" zoide Mary haar arm los makende van den
zjjneu. »Ik heb van kindsbeen leeren eeren wat
gij schijnt te bespotten."
Hjj zag haar een oogenblik vreemd aan. De vcr-
ontwaardiging deed hare oogen helder glinsteren,
de fijne neusvleugels zich sneller bewegen, den
maagdelijken boezem onstuimiger zwoegen; hij vond
haar zinnelijk schooner dan hjj nog wel dacht. Dij
vatte hare hand eer zjj die terug kon trekken, drukte
die vurig en zeide, haar in de oogen starend met
een stem, die haar als ceno van aandoening tril-
lende voorkwam: «Mary, wilt go dat ik u op mijne
knieën vergiffenis afsmeek ?\'"
•Sir...l De woorden werden zeker niet gewogen
eer gij ze spraakt. Niet alzoo, Sir!" zeide het meis-
ken, dio werkelijk berouw gevoelde over hetgeen
zy gezegd had en hem gunstiger begon te beschouwen.
Hjj had weder haren arm genomen, dien hij teder \'
waagde te drukken. iGjj hebt het mij dus ver-
geven?" vroeg hij op een toon, die een meer gcoe-
fend hoorder theatraal zoude hebben geheeten. »U
to kwetsen zou ik een doodzonde noemen. Ik zou
mijn leven willen offeren om u gelukkig to maken!
Mary! kan ik iets voor u doen? ÜW vader is, zoo
als ik hoor, naar het hart geen landbouwer; zon
hy in Londen of bjj Londen ook willen wonen?"
»Sir, dio belangstelling...! En ge kent mo nog
zoo kort!"
•Die belangstelling vindt voldoende verklaring
in u zelve; maar er is nog meer. Zonder het to
weten misschien heeft uw vader mij het leven ge- I
red. Hjj was de gids, die mjj gisteravond naar
Hallam-Castle voerde, en mjj redde van de bende,
dio den omtrek onveilig maakt en naar ik reden
heb te onderstelleu tegenover mjj meer dan een
rooverbende zoude willen zijn. Ik weet dankbaar
te zijn, Mary! cn daarom zou ik u en uwen vader
gaarne een boter lot willen verzekeren."
•Sir!" bracht Mary alloen in het eerste oogen-
blik uit. Het duizelde haar. Zou die vreemdeling
werkelijk meenen wat hjj zeide, en haar vader uit
erkentelijkheid uit den kring, waarin hij zich zoo
moeicljjk bewoog, naar een anderen overvoeren?
Maar het voorstel was zoo algemeen, dat zij het
niet ernstig gemeend kotido hoeten. Wio zou
haar vader do middelen geven om ginder to leven?
De laatste vraag uitte zjj schoorvoetend, waarop
Georgo haar veel betcekenend to gemoct voerde:
•Waar gjj rjjk zjjt zal uw vader niet arm blijven."
• Ik rjjk? Hoe zou ik dat kunnen worden?"
•Gjj zjjt het reeds, lief kind! Maar uw schatten
zyn nog niet aan het licht gebracht; gjj zjjt even
als do myn, dio nog niet ontgonnen is."
-ocr page 40-
MAttY HOLLIS.
118
•Sir! ik begrijp u niot. IIoo zou ik rijk kunnen
zijn in geld?"
•Xecn, lieve Mary! dat zijt pro misschien nog niet,
maar ge zijt rijk in schoonheid en die rijkdom voert
ook tot den anderen. Indien ik zoo gelukkig mocht
zijn u dat te doen ondervinden... Spreek er uw
vader over!... Gij behoeft tegen hem niet te zog-
gen, dat hij leven zal van en door u, maar kunt
hem doen opmerken, dat een non-konformist veili-
ger is in of om Londen dan hier, en dat een dank-
boar edelman, die oonigen invloed hoeft, hem voi-
ligheid waarborgt, zoolang hij zich zei ven niet in
do waagschaal stelt, door bijvoorbeeld openlijk te
gaan prediken..."
»Kn waarom, Sir! zoude ik tegen hom niet zeg-
gen wat gij tegen mij hebt gezegd?" vroeg Mary.
>IIet zoude voor mij het hoogste geluk zijn, mijn
lieven zwaarmoedigen vader van het mijne te geven,
hem te omringen met allerlei gemakken, zonder dat
hij daarvoor zich weder iu gevaar behoefde to stel-
len, hetgeen toch het geval zoude zijn als hij. hoe
geheim ook, in Londen de Gemeente voorging?"
•Ja, Mary! ik kan u die vraag nog niet ten volle
beandwoorden___ Gij moet vertrouwen in mij stol-
len; later zal alles duidelijk worden... Gij. I\'res-
byterianen, zijt toch allen daarin gelijk, dat ge al-
tijd naar het waarom vraagt, altijd redencoren wilt ..
allen, van den vervelondsten prediker af tot hot
aanbiddelijksto maagdelijn, altjjd waarom en van
waar? Wilt ge iets van mjj loeren? Geniet zonder
dat ge vraagt: waarom en van waar? Gij on uw
vador zult er mij voor dankon als ge dien raad op-
volgt. Door al wat edel heet aangebeden, van al
wat bevallig en schoon heet omgeven, zult gjj het
paradjjs van Mohammed op aarde zien neergedaald...
In Londen zult ge heorsehon.. !"
Mary was bjj die donkere voorspiegelingen van
geluk, bij de opening van het prachtig verschiet
medegcsleept.. Zjj dacht er aan, dat Charles óok
in Londen zoude komen, dat zjj dan met hem daar
gelukkig kondo zijn, dat zjj, zoo verheven ge\\vor-
den als haar kavalier het haar afmaaide, Charles
dan veel nader zoude staan, ja boven hem misschien
wel geplaatst zjjn, en wat hjj om harentwille niet
zou willen, zou zjj om zjjnontwillo gaamo doon —
zich vernederen en hem tot zich opheffen. Ousehul-
dig kind, dat do hand zoo gerust uitstrekt naar een
bloem, daar zij den adder niet bemerkt, dio er on-
der verscholen ligt!
Mary voelde zich reeds erkentelijk jegens den man.
die bet ideaal, dat hij in haar had opgewekt, ver-
werkolijkou wilde. Zij gaf er blijk van, door hem
met baar minnelijke oogen zoo warm aan te sta-
ren, zoo warm, dat George er zich iu bedroog en
den arm om haar taille slaande, zich tot haar over-
boog, om zich in die oogen te beter te kunnen spic-
gclen, en wellicht het verbond der vriendschap met
een kus te bezegelen. Mary wrong zich echter uit
zijno omhelzing los: en toen bet haar gelukt was
bloosde zjj minder om \'s vreemden vermetelheid,
dan wel om hare kinderachtige schuchterheid, die
oeno betuiging van vriendschap voor eon to groote
vertrouwelijkheid had aangezien. Zij trad hem Jaar-
om na eene wijle weder nader en lei zelve haar arm
op den zijnen, waarbij hij oen houding als overwin-
naar aannam.
Hij zou voorzeker ontwaard hebben dat hjj, do
roiié, zich door haar eenvoud bedroog, indien in do
verte niet zijn of haar naam ware geroepen gewor-
den. Lomi>er kon de storing niet zijn dan in dozon
oogenblik.
»Sir! Mary!" klonk het dichter bjj on weldra
sloeg Dirk Jausz. den hoek van den weg om, waar
zij zich bevonden. »Sir! de prijs wordt uitgedeeld,
laat Sir Henry u weten," zoido hjj hijgend, zoo als
de bedaarde man schier nog nooit had gedaan.
•Naar den Satan, kinkel!" bromde George, hem
met gefronsde wenkbrauw aanstarende.
«Mag ik u den kortsten weg wijzen, Sir? Go
schijnt dien straks niet gegaan to zijn... Mary
vergat zeker u dat te zeggen..."
»Ik kan begrijpen, dat gij altijd naar den grond
kijkt en u in den weg dus nooit zult vergissen,"
zeide George wrevelig.
•Juist. Sir! on ik struikel daarom ook zelden,"
zeide Dirk Jansz. nuchter.
Midderwijl waren zij den kortsten wog iugosla-
gen, waar zij Charles in do verto zagen aankomen.
Toen dezo hen bemerkte, bleef hjj een oogenblik
stilstaan, vervolgens ging hjj hen te gemoot, einde-
lijk keerde hij terug. Do weifeling teekendo do on-
gerustheid van zijn binnenste. Hij had ten laatste
verlof ontvangen, zich van zjjno ouders to verwjj-
deren. Hij had toen Mary on Georgo gezocht, dio
arm in arm zich hadden vorwijdord, zoo als Anno
en do Kapellaan hem zeiden, dio stokstijf naast
elkaar stonden alsof zo elkander bewaakten. Char-
los voelde bjj dio mededecling oene ongokondo aan-
dooniug. Het was een gevoel van afgunst jegens
George, dio dadelijk vertrouwelijk was mot Mary
waartoe hij jaren had noodig gehad. Maar Georgo
moest ook meer zjjn in haar oog! IIoo hooger do
vroemdo steeg, hoe dieper h jj daalde. Toch woog
de bowoudering voor den gast zwaarder dan zjjno
afgunst. Iets wonschte slechts zyno ijdelheid: dat
lijj óok in Londen waro opgevoed, dan zoude hjj
ook kunnen zjju zoo als dio vreemde, die alles schoon
to kunnen en te kennen... Zoo zwierf hjj een tijd
lang om, tot dat Dirk Jausz. hem in het oog kreeg
en met hem een praatjen aanknoopte, eerst over
den wedstrijd, dio meer en meer ter gunste van
Jack neigde, toen over Mary, dio hjj nergens meer
zag. Het gaf Charles lucht dat hjj met bitsboid
van haar verdwijnen kondo vertellen, waarop Dirk
Jansz. hein voorstelde het paartjen terug to gaan
halen, hetgeen, zoo als we zagen, geschiedde.
• Arme bloeden!" mompelde de koude Hollander,
toon hij Charles eindelijk met Mary, die altjjd nog
door Georgo werd vastgehouden, zag voortwando-
len, «Arme bloeden! het is maar goed dat zjj van
elkaar gaan!"
•Waar is Mylady?" vroeg George, toen hjj cen
-ocr page 41-
MARY HOLLIS.
ir.»
•Goed, Sir!"
•En hoe zal de strijd plaats hebben?"
•Als het u goed dunkt zullen wjj doen wat onder
ons, die geen kinderen zjjn, een goeden naam heeft.
Kol!" zeido hjj tot een zjjnor mcdgezellen, »de shil-
ling op stoltenl"
Een stok van een halven duim in doorsnede werd
stevig in den grond geplant; op het boveneinde
werd eeu shilling bevestigd, vast genoeg ora niet
weg to vallen bjj een stoot tegen den stok en tevens
los genoeg, om door de pjjlspits in haar vaart te
kunnen worden medegenomen.
•Het gemakkelijkst, Sir! is de shilling er af te
schieten, het moeieljjkst dat voor de tweede maal
te doen door den pjjl in hetzelfde gat te drijven,
dat do eerste schieter gemaakt heeft," zeide Jack,
Sir George zjjn hoed aanbiedende waarin twee loten
lagen.
•Het laatste zal wel onmogeljjk wezen, man!"
hernam do ander het getrokken lot beschouwend,
dat hem het eerste schot toewees.
De afstand word op dertig schreden bepaald;
beidon begaven zich naar de aangewezen plaats.
Stelden allen belang in den wedstrijd, niet het minst
Charles en Mary; deze beidou echter met geheel ver-
schillende gewaarwordingen. Gene wenschte den gast
een volkomen nederlaag toe, en maakte zich beangst
dat de blinde fortuin den onbeschaamden indringor
begunstigen zoude; deze gundo den courtoisen ge-
leidcr van straks een volslagen overwinning togen
over den oubeschoften eu ruwen Jack van wienzjj
als bjj instinkt een afkeer voelde. George scheen
er zich weinig om to bekreunen hoe en wat men
van hem dacht: hjj was allen en alles vergeten, en
spande mot den meesteu ernst den boog van Charles j
hjj doelde, doelde lang eu schoot. Toen de pjjl
wegsnordo kon de menigte, en Sir Henry het minst
van allen, geen kreet onderdrukken; spoedig werd
die ecl.ter achtervolgd door een luid gejubel, zoo
als men den gantschen dag nog niet gehoord had,
want de pjjl had de shilling medegenomen. Georgo
boog zich bevallig voor do verzamelden, wierp een
handkus toe aan eenige der naast bijstaande mcisjens
en een driewerf herhaalde aan Mary. De bevalligheid
zjjner manieren bleef zelfs bjj die onbeschaafden
niet onopgemerkt. «Dat is een meester in hot vak!"
lispelde Mary, die bjj Georges tedere begroeting
zich half achter Charles verborg. Deze andwoorddo
niet; hij wendde het hoofd af, om haar de tranen
in zijne oogen niet te doen zien, de tranen, die hij
niet terug kondc houden, hoezeer hij er zich ook,
en terecht, over schaamde.
Jack, dio mot do grootsto kalmte den uitslag had
afgewacht en van tjjd tot tjjd als om zjjno onver-
schilligheid te toonen, luidde had gegeeuwd, veran-
derde van houding toen het schot was gedaan. Hjj
wisselde eenige woorden met een van zjjne medgo-
zcllcn, dio naast hem stonden en trad toen op Georgo
toe, voor wien hjj even zjjn hoed aflichtto. »Sir!"
zeido hij, >daar was tot nog toe in Engeland maar
een buiten mjj die dat kon.... dat was de Hertog van
oogenblik later bjj Sir Henry aankwam, dio in het
midden van den schutterskriug stond en den prijs
aan Jack uitreikte.
»Zjj achtte het feest afgeloopen, al heeft z|j er
u niet gezien, Sir!" riep do gastheer eouigzins ver-
bolgen uit.
Weldra echter was de drift van den goedgestem-
den landheer onderdrukt.
•Wel verdoemd, Sir! had zij weinig geduld, gjj
hadt weinig haast. Maar wie hebt ge daar? Dag,
Mary! Hebt gjj onzen gast zoover doen afdwalen ?
Nu, beste meid, kleur maar niet!" zeido h}j, haar
zeer gemeenzaam op do wang tikkend.
»Sir! hebt ge moeder Anne ook gezien?" vroeg
zü bedeesd en angstig om zich heen ziende.
•Ja, die is bezig mijn Kapellaan ten val te bren-
gen... Hier, Eerwaarde!" riep hjj, en Zijn Eer-
waarde haastte zich te komen, en dat wel met zoo-
veel spoed, dat moeder Anne den wedloop, waartoe
hjj haar verplichtte, moest opgeven.
«Moeder! zullen wjj teruggaan?" vroeg Mary.
Sir Henry, die de vraag hoorde, wilde daarvan
niets weten. Zjjn gast wilde hjj zoo veel genoegen
aandoen als hjj kon, en hot grootste genoegen voor
dezen was, dat wist hij, het bijzijn dier deerne.
•Gij heb het ver gebracht, Mary!" fluisterde Char-
les haar in het oor; scherp was de stem haars speel-
noots. Waarom ontstelde zjj niet, of raakte haar
\'sjongclings toorn niet? Waarom kwam zelfs een
govoel van vreugdo in haar binnenste op? »Hjj
heeft mjj dan toch lief!" Die gedachte was bij haar
opgerezen, bjj de bitsheid van \'s jongelings gezegde.
De kroes was lustig rondgegaan en de vrolijkheid
tot den hoogsten top gestogen. Eenige paren waren
den nationalen rondedans bogonnon — oen andere
mocht er op het gebied van Sir Henry niet worden
ingevoerd, daar het bewuste boek van Koning Ja-
kob slechts van dien dans gewag maakte. George
sprak er van tot Mary, om er aan deel te nemen,
hetgeen echter door haar met eenige heftigheid werd
geweigerd, waarbjj Sir Henry prevelde van puri-
teinsche huichelarij on Charles den tot dusver go-
lukkigen mededinger met een zegevierenden blik
aanzag. Het onderhoud werd echter afgebroken
door de komst van Jack, die Sir George de afspraak
kwam herinneren. ȟjj wildet u met mjj meton,
Sir! Hier bon ik!"
•Dat is ook waar. Lief kind, gjj blijft toch hier?
Do schoonheid kroonc de dapperheid." In een oog-
wenk lagen hoed en mantel op het gras. Dick, die
eiken volkshoop schuwde on zich alleen nog maar
to midden der vrouwen waagde, haastte zich dit-
inaal op \'s meesters wonk do noodigo diensten te
verrichten. Weldra stonden do meeste der aanwo-
zigen weer om het kampveld gestaard. In ieders
oog lus men spanning en verwachting.
• Wat zal do prjjs zjjn?\'\' vroeg Jack.
•Die boog."
•Dat is goed, als gjj overwint, Sir! maar wat,
indien ik het doe?"
•Kies dan wat ge wilt en ik geven kan."
-ocr page 42-
120                                                              MAItY HOLLIS.
over en fluisterde hem toe: «Gjj hebt daarmee een
bedoeling."
«\'t Kan zijn dat ik oen aandenken van u wensch,
Sir!" hernam Jack koel, die daarop oven grootte,
een korte dankbetuiging tot Sir Ilenry richtto on
heenging.
•Het spijt me een quartor tarwe, dat ge den prijs
niet haaldot," riep deze do band op den schouder
van don gast leggend, «maar toch blijft het eerste
schot een mcesterschot.... Heter leermeester on
voorganger kan ik voor mijn jongen niet weuschen....!
Maar je gorgel zal wol droog wezen, vriend ! Zullon
we den Kapel laan nog eens in den kelder doen
duiken? Jo verdient, bij me ziel, een hartigen dronk!"
Beiden verlieten onder algemeen gejuich do weide,
en dat gejuich, dat vooral Georgo gold, getuigdo
hoo gaarne men hem de zege gegund had.
Charles had zich gehaast do blijde mare van Jacks
overwinning aan Mary modo to doelen. Sir George
had cen moester govonden: «hij muntte toch niet
boven lillen uit!" zeido do jonkman triomfeorend.
«Toch is hij een ridder, die juist niet met den
boog overwinnaar behoeft to zjjn om dat te blijven,
Charles!" zoide Mary. «fic zjjt van avond zoo zou-
dorling!" voegde zij er bij, voorbijziende dat zij het
zelve mede was.
«Zoo ik het ware, wie zou daarvan do schuld zjjn I"
zeido do jongeling heftig. «Ik ben zeker wel een
nietige knaap geworden, sedert ge met dien pronker
gesproken hebt. Vroeger zocht go mjj altijd met
de oogen bij het oen of ander spel..."
«Charles! dio opmerking....! Indien ik het ooit
deed, het geschiedde tot uw best," was het wol wat
waanwijs andwoord, dat echter in verwarring gegeven
werd. Boos was zij niet, hoe hard \'s jongelings woor-
den ook klonken: boos kon zjj niet worden. Altoos
zachter werd baar toon, hoo moor hjj zich tegen do
meerderheid van Georgo verzette: eene meerderheid,
dio hij in zijn hart erkende, maar die hem in hare
oogen nog moer verkleinen moest.
Moeder Anno was met beiden opgewandeld, den
weg langs nnar Hollis\' woning. Zij hoorde den twist
conigen tijd aan, maar begreep eindelijk tusschen
beiden te mooten komen. Het bleek echter onnoodig:
want toen Mary Charles, dio haar beschuldigde van
lichtvaardigheid, zoo duideljjk gebleken bij hare
afdwaling mot den vreemde, te gomoet voordo dat
hij had kunnen voorkomen wat zoo sterk door hom
gelaakt word, zoo hij slechts vroeger haar genaderd
ware: toen zij hem op hare beurt al de kleine
grieven mededeelde, die zjj jegens hem had en tevons
to kennen gaf, dat zij dien vreemde, hoe ridderlijk
en hofleljjk hij ook ware, toch niet boven don vriend
harer jeugd stolde, dio vcol meer goeds had, ja zelfs
dat zy dien vreemde niet kende en ook niet begeerde
to loeren kennen, toen was zijn kwade luim geweken,
toen drukte hij haar do hand en bekende dat zjjn
neerlang bij den prijskamp do schuld van alles was,
dat die hem jaloersch had doen zjjn op Sir George,
wiens partij hij nu zelfs tegenover Mary nam, don
vreemdeling, dien hjj nu zelfs verdedigde, ja als zjjn
Buckingham, Sir!" Hij ilc laatste woorden zag hij
Goorgo veolbotookcnond aan.
>Dus sta ik volgens u thands gelijk met den Hertog
van Buekingliam en mot Jack Kemblc, bijgenaamd
Roodon Jack!" hernam George lachend. «Maar mi,
moester! doe je bost als do boog je lief is! Wat zal
het zijn als ge doet wat ik deed ?"
•Dan zullen we een nieuwe proef moeten afleggon
en don stok tien schreden verder plaatsen en zoo
vervolgens. Maar hot is nog zoo ver niet, Sir! Ik
zeido n bij het begin reeds, dat de shilling nog eens
vallen kon. MJjn pijl zoekt het door u geschoten
gat op."
«Po verdoemdo blaaskaak!" boorde men met do
basstem van Sir Honry uitbrengen, on een luid ge-
lach werd gehoord ten bljjkc van instemming met
het gesprokene.
«Geeft go mij de overwining, indien een der aan-
wezigen op veertig schreden de shilling in de hand
houdt en ik dien wegschiet ? Sir Ilenry zal mij mis-
schien wel do eer willen aandoen om het geldstuk
vast to houden," zeido Jack.
«Ben je dol, man!" riep do verontwaardigde gast-
hoer uit.
»Ik noem het ook niet aan," viel Georgo in. «Ik
ben veel to begoerig om to weten, hoo do duivels-
kunstenaarhetgat in de shilling zal weton to treffen."
«Zoo als go wilt, Sir!"
Jack spande don ouden onoogoljjken boog, waar-
mode hij gekomen was en den sierljjkon had ge-
wonnen. De hoofden bogen allo voorover en staken
naast elkaar. Geen geluid werd vernomen dan het
popeion der dorre bladen, die hier en daar aan de
eiken takken door het zich verheffend windtjen
zacht werden bewogen. Eer mon het nog verwachtte
ging de pijl af. Hij was met een geweldige kracht
van het poeskoord gedreven en nam de shilling meê.
Het schoen in den aanvang hetzelfde kunststuk dat
George had gedaan en wckto geene verbazing op.
Charles was echter don pijl achter na gesneld en
hief dien, onder het wuiven van zijn hoed in de
hoogte, en toen hjj in den kring kwam, liet hij Sir
Henry en allen zion, dat Jack werkelijk het schier
onmogelijke bereikt on zjjn pijl in het gat gedreven
had, door het vorige schot gemaakt.
«Gjj zjjt mijn meester, man! Weinige kunnen er
roem op dragen dat to zijn!" zeido Georgo koeltjens.
»Gjj behoudt den boog on moogt kiezen volgens af-
spraak. Bedenk u goed."
«Ik behoef nijj niet te bedenkon. Ik heb straks al
gekozen. Sir! Ik wenschto dien ring."
•Hoe!" riop Georgo in verbazing uit. «Waarom
juist dien ring? Honderd pond is moer, en ik kan
jo die geven. Of denkt jo mo arm, man?"
«Ik goloof, dat ge zeer vermogend zjjt, Sir! Maar
ik bon niet geldzuehtig. Ik heb uw woord, Sir! wat
ik vroeg zoudt go mjj geven."
«En ik geef jo wat jo vraagt," zeido George den
ring, met kostbaren diamant en van binnen me\'
zijn naamcijfer voorzien, van zjjn vinger nemend.
Toon hjj het kleinood overgaf boog hjj zich tot hem
-ocr page 43-
MAItY HOLLIS.
121
overmeesteren. Bij de vatbaarheid, haar door do
natuur geschonken, ontwikkelde do studio des bjj-
bels, waartoo haar vader haar aanspoorde, haar ook
nog langs andore zijdon dan baar vader zelfs 1100-
dig bad geoordeeld. Haar oordeel was gescherpt
door het te slijpen op de twistvragen der eeuw, en
bet werd weldra toegepast op nog andere vragen
dan deze.
Do adelijko familie, die op Hallam-Castle woonde,
de trouwe volgster en dienares der Engelsebe Kerk,
in wie zij do volmaaktheid Gods op aarde necrge-
daald aanschouwde, had den eenigen telg anders
opgevoed. Zij bad eigenlijk, schoon den knaap in
den persoon van den Kapollaan een opvoeder was
gegeven, aan de natuur het voornaamste beleid toe-
vertrouwd en er alleen voor gezorgd, dat Digbys
erfgenaam kennis ontving van twee wetten, onver-
amlerljjk als die dor Perzen, namelijk: het goddo-
ljjk recht der Stuarts en do volstrekte waarheid der
Engelscho Kerk. Vorder wenschto Sir Honry dat
zjjn zoon een man zou worden, die des gevorderd
do kracht zjjns arms aan zjjn Koning zoude kunnen
Iconen, en, indien do klassieke leeftijd van zos en
twintig jaren was bereikt, waarop ieder Digby ge-
woon was geweest te huwen, zich een vrouw zoudo
kiezen, die hem gezonde telgen schenken kon. Daar-
om ging bjj zjjn zoon voor in hot hanteeren van
musket en zwaard, in jacht en visseberij, in paard-
rjjden en rennen. Mylady, die daarin volkomen mot
haar gemaal overeenstemde, of liever, die haar ge-
maal op dit punt, oven als op alle andere, met haar
had doeu overeenstemmen, wilde bovendien, dat
Charles zich niet to vroeg in zjjno waardigheid ge-
voelen, zich niet to vroeg onafhankelijk mocht don-
ken, hetgeen licht het gevolg zoude kunnen zjjn
van de richting, die Sir Honry in zjjn opvoeding
volgde. Zjj leidde hem daarom in eene strenge
gehoorzaamheid op. Nog meer overtuigd dan haar
geniaal van do voortreffelijkheid van den adol togen-
ovor do altoos trotscher on krachtiger wordende
Gemeenten, on vooral overtuigd van do ontzacheljjke
hoogte, die do Digbys verdienden in te nemen, had
zü langzamerhand zicli met liaro begrippen zoo zoor
vereenzelvigd, dat zjj geëindigd was to geloovon,
dat do voortreffelijkheid van den adol in do Dig-
bys, on do hoogc waarde van deze zich in haar
had saamgetrokken. Het had haar, van nature zoo
edel on rechtschapen, eon seh\'nn van kilheid gogc-
vcn, dio zelfs haar oeniggeboren, dien zij lief bad
als zich zelve, van haar verwijderde
Zjj moest van hem blinde gehoorzaamheid eischen,
want alleen door een slaafsche opvolging van hare
wenschen kon hij worden wat hij in haro oogen
worden moest.
Indien Charles niet het heorschzuebtige van haar
charaktor had gehad, dan zou hjj wellicht als het
riet voor den wind gelwgen en geknakt zijn; indien
hjj daarbij niet tevens een deel van het levenslustige,
hot sanguinische temperament zjjns vaders bad
ontvangen, dat plotseling kon opbruischen, maar
om oven snel weder nodcr to slaan, hij zou in ver-
voorbeeld voortaan zon gaan beschouwen. En bot
was vreemd! Toen do verzoening opdezo wijze had
plaats gehad, werd Mary moer In zich zelve gokeerd
dan zij den gantschen avond geweest was. Moeielijk
word hot haar, dio zjjno bitse woorden zoo geduldig
had aangehoord, zjjno teruggekeerde vrolijkheid te
verduren; en nauwelijks beandwoorddc zij don
hartelijken groet, waarmee bij aan den drempel harer
woning afscheid nam.
Toen zij binnentrad en zich alleen wist in het
hokjen, dat haar slaapkamer heette, drukte zij het
gloeiend voorhoofd tegen de ijskoude vensterruit jeus
on prevelde zij: «Zelfs verkondigde bij den lof van
dien vreemde tegenover mij! Noen, ik moet Charles
niet meer zien."
IX.
Charles wandelde don weg in beter luim terug,
dan hij dien op gegaan was. Mary had veel in-
vlood op hem, meer dan eenig ander, want bij bad
haar Hof. Iljj zou bet ieder verzekeren, aan Sir
Honry en Lady Digby, zoo wel als aan allen, die
hot maar hooren wildon: en zoo bij hot aan de beide
eersten nog niet gezegd had dan was het alleen uit
vreoze, dat de eon hem bespotten, en de ander hem
laken zou om zijn omgang met een lage deerne.
Hij had haar lief! Beteekonde dit. dat het hem
behoefte was zich in haar oogen to spiegelen, zich
zolven to verliezen in haar, de innigste gedachten
zjjner ziel over to storten in de hare, zich verlaten
to gevoelen als hij niet met haar was, in wie on
door wie hij eerst recht do waereld rondom zich
loerdo kennen en waardeeren?
Indien wjj het hem konden vragen, hij zou tot
zelfs do vraag niet verstaan en ons ten andwoord
geven, dat bij haar lief had en het toonen wilde
door op don oorsten zonnigen dag met haar do gc-
liefkoosdo plokjens in den omtrok to gaan bezoeken,
voor haar onder don hevigsten regen met den beu-
gel gewapend uit to staan, om baar do geliefkoosde
visch to bezorgen, of onder een snecuwjaebt met
hot jaebtroer gowapend baas en konijn te gaan ver-
rassen, en boido aan haar vooten neer to leggen.
Charles, hoe ontwikkeld ook nnar het lichaam, was
naar den geest nog een kind. Hij zoude het nog
meer zjjn geweest, indien hjj Mary niet op zijn
wog had ontmoet, Mary, die, zoo als wij weten, hem
van den rijkdom harer konnis, van de ontwikkeling
baars goestes, bad pogen af to staan. Do strenge
kalvinistiscbo prediker mocht do aarde ook veroor-
deelen als in de zonde te liggen en haar beschouwen
als het tranendal, dat naar het echte vaderland
daar l>oven leidde, hjj had praktischen blik genoeg
gehad, om te weten, dat geloof zonder kennis wel
een vast, maar een dom geloof was, en wist — bet-
geen misschien nog zwaarder bjj hem woog — b{j
ondervinding, dat, bjj gebrek aan kennis van de
eenig waro leer, do ketterij van do Kerk van En-
geland al licht het hart zijns kinds zoude kunnen
-ocr page 44-
122                                                              MARY HOLLIS.
zet zijn gekomen tegen de ouderlijke macht. Thands
onderging hjj, hoewel onwillig, den invloed dier
ouderen, te onwilliger naarmate hij meer iret Mary
verkeerde, door wie hij het eerst leerde begrijpen,
dat do kennis die hjj opdeed niet voldoende was,
om hem edelman te doen zijn. door wie hjj tevens
leerde inzien, dat vader noch moeder hem die ken-
nis konden doen verkrijgen. Hoe meer hjj dit be-
greep, des te moer hechtte hjj zich aan Mary met
eene liefde, zoo als slechts de weetgierige leerling
voor den wijzen leermeester voeden kan. Vandaar
dat zjjne liefde dikwijls zulk oen bepaald charaktcr
van zelfzucht aannam. Zij zou hem loeren wat hjj
niets wist; zij zou hem leiden waar hjj niet alleen
kon gaan; en, zooals hjj dacht, was er dan in al zijne
lwhoeften voorzien, waren dan al zijne wensehen be-
vredigd. Hjj bemerkte niet, dat zjjne gids nog iets
anders voor hem wilde zijn; hjj gevoelde en dacht
niet, dat ook hij dit zoude kunnen wensehen. Het eenig
echtpaar dat hjj kende waren zijne ouders, en beider
verhouding was veel minder innig dan de zjjne nu
reeds tot Mary was. Of hij haar niet zoude kunnen
beminnen, zoo als zij het deed ? Of er geeuorlei kiem,
hoewel thands nog onzichtbaar, in zijn hart bestond,
die zich eenmaal zoude kunnen doen kennen. Hij had
behoefte zich in het prismavormig glas, dat men
wacreld noemt, te spiegelen en zich daar in de meest
verschillende vormen weerkaatst te zien; en dan, dan
zoude hjj zichzelven misschien kunnen leeren kennen.
De schemering viel reeds, toen hij de ouderlijke
woning bereikte. Bij den terugkeer had hij zich
allerlei luchtkasteelen gebouwd en zich aan do hand
van Georgo to midden oener groote onbekende \\vae-
rcld gedroomd. Er was echter iets, dat hom het
geluk, hetwelk hij zich voorstelde, minder aanlok-
kend, het verschiet dat hjj zich opende minder
bljjde maakte. Het was de gedachte aan de daar-
mcè verbonden scheiding van Mary. Ten langen
laatsten trad echter haar beeld voor al do andere,
dio zjjuo fantazic schiep, op den achtergrond: en
mocht haro beeltenis nu en dan in zjjne droomcrijen
weder naar voren treden, het was met den glim-
lach der goedkeuring en den blik van bewondering,
waarmede zjj hem zoude aanzien, als hij uit Londen
gants veranderd en ontwikkeld was weer gekeerd.
Toen hjj den toren van Hallam-Castle weder in
het oog kreeg, ontstond er echter nog een ander
denkbeeld. Hjj zou ook daarvan afscheid nemen,
ook van hen die daarin woonden en aan wie hjj
— nooit had hjj hot als nu gevoeld — zich toch
gehecht gevoelde. Hjj was weck gestemd, toen hij
binnen kwam en door de half openstaande deur der
benedenkamer zjjne moeder bezig zag uit een kast,
welke bjjna nimmer open kwam, eenigo kleeding-
stukken te voorschijn to brengen. Een geheime stem
in zjjn binnenste riep hem toe, dat de arbeid zjjnor
moeder voor hem werd verricht. Hij kwam binnen
en verwelkomde haar dan ook buitengewoon harte*
ljjk. Zjj zag even op en grootte hem op haar ge-
wonen toon.
»Ik had gewild. Charles, dat ge to gelijk met
Sir Henry waart terug gekomen. Sir Gcorge heeft
herhaaldelijk naar u gevraagd. Ook hadt ge mjj
kunnen helpen in het ordenen van hetgeen go moot
medencmen."
Die taal en die toon deden Charles terugschrikken;
hjj ondervond een gevoel alsof de warmgestoofde
hand eensklaps in versch gevallen sneeuw werd
begraven.
»Ik kon niet eer!\'\' hernam hjj wrevelig.
»De Kapellaan zag u wegdwalen met het kind
van dien Hollis. Zeg de waarheid, Charles! lieg
nooit: dat past geen edelman."
•De Kapellaan zal het nog zóo ver brengen, dat
ik hem den hals breek," viel Charles heftig in.
•Zoo lang deze oogon open staan zult gij dit
niet doen, kind! Maar het is een opwelling van
drift die voorbij za\' fr^an, hoewel ik gewenscht
had, dat gjj haar hier hadt onderdrukt, hier, waar
zjj niet voegt. Ik moet u nog zeggen, Charles, dat
de Kapellaan mot u medegaat."
•Moeder! Hjj? Dan ga ik niet op reis! Ik wil
niet bespot worden, ik wil niet..."
•Wjj willen het zoo."
• Moeder, ik bid u, zet het niet door, neen, om
don wille van den Kapellaan zelven... het is een
goed man, waar ik veel van houd..."
•Daarom gaat hjj ook medo. Verzet u niet meer;
het zou vergeefs wezon: uw vader en ik hebbon
hot besloten."
•Maar go wilt dan toch niet dat ik verwelkomd
worde met een schaterlach? Dat de naam van
Digby..."
•Dio staat to hoog dan dat hjj door een trouwen
dienaar iets zoude kunnen ljjdcn. Wjj willen dat
OOI kind niet alléén de wjjdo waereld inga..."
Dio zjjde van het vraagstuk had hü nog niet bc-
schouwd. De laatste woorden, schoon op denzelf-
den toon van gozach uitgesproken, maakten toch
indruk op hem en stemden zjjn toon lager.
•Moeder, als gij \'t voor uw kind doet, geef hem
dau werkelijk steun, en zet uw plan niet tegen zjjn
wil door."
»Sir Henry on ik weten het best wat uw wil
moet zijn."
•Xecn, dat is niet waar!" riep hjj weder heftiger. ;
•Misschien weet ge wat Mr. Charles Digby, maar
niet wat uw kind past."
•Zwijg; dio woorden voegen u niet togen uwe
moeder. Leert go dat van do deerne, die go na-
licpt en die ik u liet naloopcn, omdat ik dacht, dat
het een goed tjjdverdrjjf voor u kondc zjjn...?"
•Moeder! zog alles wat ge wilt, wat go bcgrjjpt,
dat mij pjjn kan doen en vernederen, maar geen
enkel woord van haar, dio zoo vorro boven u
staat..."
Hij voleindigde niet; hjj hield op bjj den straffen
blik zijner moeder, die echter thands getemperd
werd, zoo als hjj dacht, door iets weemoedigs. Hjj
keerde zich om en wilde do kamer verlaten; hjj bo-
woog zich langzaam voort in do hoop, dat zijne
moeder hem terug zoude roepen, of hem oen enkel
-ocr page 45-
MARY HOLLIS.                                                                   123
poogde to wekken, deed hem opschrikken. Min- ]
der de ruwe berisping van Sir Henry dan wel het
sarkasmo, dat uit de oogen des vreemden straalde,
deed don arme pijn; maar hot ergste, iets vroeseljjks,
wachtte hom nog. Nadat do veelbesproken reize
woder tor sprake kwam en Mylady had medegedeeld,
dat zij zich gehaast had het noodige to regelen,
om den wensch van Sir fieorge tot spoedig vertrek
te gemoet to komen, verklaardo deze verrukt to
zjjn door hot onthaal hem te Hallam-Castle ton deel
gevallen, on zeor gaarne nog eenigo woinigo dagen
de gulle gastvrijheid to willen geuieton, voor het
minst, indien hem die gastvrijheid nog langer kon
worden verleend. Sir Henry zag daarop zijue echt- !
genoto aan, die statig neeg en hare verrassing
betuigde en ook hare vreugde; evenwel, hoewol zy\'
hot niet uitsprak, bleek <le eerste grootor dan do
tweede. Sir Henry gaf hem echtor do vollo hand
en verzekerde hem met een kraehtigen vloek, dat
niets hem zooveel genoegen kou doen.
Slechts Charles toonde zich uedergeslagen: hjj
verlangde zoo met koortsig ongeduld naar do ver-
wozcnljjking van hot plan, dat hem reeds godurendo
een etmaal goheol had vervuld. Do Kapollaan
had het ongeluk zich glimlachend in de handen
to wrijven, waarbij do lange magere vingers kraak-
ten.
•Sir, onzo eerwaarde vriend doet het óok genoo-
gou dat ik nog hior bljjf," zeide George.
Do eerwaarde vriend knikte eenigzins verlegen
en noemde half binnen \'s monds don naam van zjjn
pupil, zoodat het wel bleek, dat hij waarlijk zijn
plaaggccst niet bedoeld had.
•Nu, bjj Charles zult ge lang genoeg blijven,"
viel Sir Henry in, «want go gaat met hom moê."
•Mag ik hem brengen tot Leeds?"
•Verder nog, zooals ik je gister avond reeds ver-
telde: gjj gaat zelfs naar Londen en bljjft er."
Do Kapellaan sperde do oogen en den mond weder
wyd open, hetgeen, zoo als we weten, meer zjjne
gewoonte was by het vernemen van verschrikkelijke
dingen.
Hy schudde met het hoofd en bracht eindelijk
met moeite uit:
•Neen... dat... kan niet!"
•Het is zoo besloten!" zeide Mylady vast, dio
daaimêo den storm hoopte to bezworen, welke,
naar hot golaat van Sir Henry te oordooien, dreigde
los te barsten.
De bui scheen wel eenigzins af te drijven, toch,
kon zjj ondersteld worden nog niet geheel verwjj-
derd te zijn bjj de bitso vraag van Sir Henry:
• Waarom kan dat niet?"
•Het zou niet aangenaam zyn aan... Sir Cieorgol"
stamerde hy: hy meende eigenlijk Charles, maar
wilde dien niet iu den twist mengen, en hem tot
eeue gehoorzaamheid hooreu vermanen en dwingen,
die, hij wist het maur al to goed, den jonkman
zoo zwaar viel. Had hy ook gedacht dat de af-
leiding hem weinig zoude baten, tot zjjne groote
vreugdo bleek het spoedig, dat hy zich ditmaal
woord toespreken, en dan zou hij in hare armen
zijn gevlogen. Zy deed dit echter niet en hij was
reeds op den drempel. Toch kon hij niet scheidon
en daarom bleef hij daar een oogenblik staan. Hij
zag haar, mot hetzelfde gelaat als altijd, een groen
fluweel wambuis opvouwen en met zorg inpakkon,
maar — was het schijn of werkelijkheid? — hare
vingers daarbij trillen.
•Moeder, wie droeg dat prachtig kleed ? Ik zag
het nog nooit," zeide hjj schoorvoetend haar nader
tredend.
•Uw vader droog het toon hij trouwdo."
»Eu waarom komt het nu eerst te voorschjjn?"
•Het was voor uwe bruiloft bestemd; maar de
reis, dio ge thands gaat ondernomen, kan voor u
zyn wat anders hot huwelijk ware geweest: cono
goheele verandering. Daarom voeg ik het bjj al
hetgeen gjj moet modencmon. Ik hoop, zoo dikwijls
gij het draagt, dat gij u te binnen brengt, wie het
\'t eerst hoeft gedragen en wanneer hij het deed."
•Moeder!" zeide hij, naast haar tredend en zjjne
hand op do hare leggend. «Moedor dat beloof ik
u." Hjj nam do broek die er bjj behoorde oven
op, on vooldo eeno ongowono zwaarte. In den zjj-
zak stak een wichtig rollentjeu, dat er uitviel en
daarbjj toonde wat het inhield: gerande, onge-
snoeido kroonen. Charles begreep wat dit beduidde;
het was gold, door zijne moeder zeker sedert jaren,
want zoo veel zilver was er niet dikwjjls in do
schatkamer der familie, bespaard voor hem. Dit
onverwacht blijk van liefde en moederlijke zorg
trof hem: de oogen schemerden; in de vervoering
sloeg hjj den arm om haar hals en kuste hjj haar
harteljjk:
•Lieve, besto moeder I gjj hebt my dan toch wél
lief!"
En zü, do altijd strakke deftige vrouw, liet thands
ook die strakheid en deftigheid glippen, drukte
hem aan haar borst, maar voegde er toch op den
toon des verwijts bjj: «Hebt go er ooit aan getwjj-
fold, Charles, mijn kind!"
Samen kwamen zy eenigo oogenblikken later bo-
ven, waar Sir Heury en zyn gast bezig waren de
geucuchten van do jacht te bespreken, en zich van
tijd tot tjjd verpoosden, on» den roemer met tinte-
lenden klaret, die door don Kapollaan uit den
kelder was opgedoken, to lcdigcu. Dezo had zich
eerbiedig iu een hoek van hot vertrek in het don-
ker teruggetrokken, misschien wel uit vrees om
weder tot drinken te worden uitgenoodigd, waar-
van hjj thands echter geen gevaar had geloopen,
daar Sir Henry een maar al te kraehtigen mede-
helper in zjjn gast vond. Op do plek, waar zjjne
bescheidenheid hem heen had gedreven, had de
slaap hem overmand. Do veelvuldige bemoeiingen
van het feest hadden hem afgemat en luide gaf
zÜ\'n gesnork to kennen, dat do natuur bezig was
hot afgoloopcn raderwerk woder op to winden.
Juist had hjj daarvan oen maar al to luid bewjjs
gegeven, toen moeder en zoon binnentraden. Dit,
gevoegd bjj de grove stem vau Sir Heury, die hem
-ocr page 46-
121                                                              MARY HOLLIS.
Weldra lag do moester in oon diepe rust, en
droomde Dick van een stapel nieuw gemunte guin-
jes, die hij na vele gevaren en belemmeringen oin-
delijk uit den buidel van zjjn meester in don zijnen
had weten to tooveren... De golukkigo trouwo
dienaar 1
vergist on in Sir Georgo een landgenoot gevonden
had.
»Do Kapollaan hoeft gcljjk!" zeide hij hoffelijk
togen Mvlady buigende. »Ik zon hem (reene plaats
weten nan te wijzen die hem paste. Zijt ge er op
gestold dat Charles onder do leiding van een geos-
; tolijke blijft, dan zal hij de mijne kunnen Ontberen,
Mvlady!" De laatste woorden werden met oen hoog-
heid uitgesproken die haar belcedigdo. Zij klemde
ochtcr de lippen op elkander, om het woord dat
er op zweefde niet to laten doorgaan. Dit kleine
voorval gaf den gantschen avond eeno gedwongen-
heid aan het verkeer. Lady Dijrby was strakker
dan ooit en bejegende haar gast met beleefdheid,
maar die zij zoo koud mogelijk maakte door gce-
nerlei voorschrift der etikette to verzuimen.
Zij vertrok spoedig na don avondmaaltijd met
Charles, weldra gcvolcd door den Kapellaan, die
hij lancer vertoeven eene herhaling van het tooncel
des vorigen avonds vreesde,
i Toen Sir Ilenry en Oeorge alleen achterbleven,
werd het onderhoud weder levendiger; de oogen
van heiden begonnen te glinsteren, de wangen van
Sir Ilenry purper, die van Sir Oeorge hoe langer
hoe hloekor te worden, tot dat ten laatste, even als
den vorigen avond on zoo vele andere avonden, do
Steirard werd geroepen, om Sir Henry en toen
i Sir (ioorgo ter slaapkamer heen te leiden.
De laatste vond daar zijn dienaar, dio hem gants
niet vrolijk verwelkomde «mi wrevelig vroeg, wan-
neer zjj dit nest toeh verlaten zouden.
«Misschien nooit," klonk hot andwoord. «Zeker
nog in lang niet Dick, go hoht waarachtig cen
goede smaak! De deerne is heerlijk...."
«Ik wou dat ze hier allen leeljjk waren als de
heksen.... Hot is hier om je dood to treuren, als
je niet vóór dien tijd goeden nacht moot zeggen
door het mes van Rooden Jack: want dat die iets
in den zin heeft is zeker...."
«Dat geloof ik ook. Welnu, zoek goede vrien-
den met hom to worden on hem uit te hooron. —
Hot zou mij niet verwonderen dat zijn bioortjens in
Londen hem den bal tookaatson___ Niet waar?
toon jij nojr mcê doodt had de bendo immers ovcr-
al vertakkingen en deeldo men een rijken buit al-
tjjd broederlijk van Wales tot aan York ... Bedaar,
man! go hebt immers hot pardon van Zjjno Majo*
steit? Maar dat hebt go door mjj en indien ik het
wil, dan bestaat het niet meer, en blijkt het von-
nis alleen gesehorst to wezen om later to worden
uitgevoerd. Die herinnering is noodi-j, Dick! zij
zal je boenen wat leniger maken als ik wil dat ge
zo bewegen zult — Dus Ronden Jack opgezocht,
hoor! on goen twist meer gemaakt in den omtrek..!
Na deze vaderlijke\' vermaning kunt ge je avond-
gebed gaan doen...!"
Dick waagde het niet oon onkol woord moor to
spreken; hij stak de pit aan. die in cen klomp
was zich bevond, dijjvende op het water van een
glazen vaas, waarna hij dieper lxwg dan ge\\voon-
Ijjk en zijn slaapstede opzocht.
•                               X.
Het was oen droeve voormiddag. Even als op
den dag, dat wjj het eerst kennis mot de twee rei-
zigers maakten, viel er een dichte aanhoudende rc-
gon, die de zandwegen onbegaanbaar maakto en
necrdrnpto uit dikko grauwe on grjjze wolken,
welke de sehuinscho stralen der novemberzon onder-
schepten. Eentonig lekten de dikke regendroppels
van tak tot tak, tot zo eindelijk zich vereonigden
mot do plassen, die zich gevormd hadden op do
verdorde bladeren aan den voet van het eikcu kreu-
pelbosch, waar langs de weg naar Hallam-Castlo
heen voerde. Sir Oeorge scheen, in zijn Mantel ge-
doken, den regen niet to achten, en zelfs met luch-
tigon sta]> over den wecken grond heen te glijden.
Waarom zich in dit weder naar buiten in het som-
her landschap gewaagd, terwijl do uren daar bin-
nen hjj don wijden schouw en het knappend vunr-
tjen, voor het worpbord tegenover Sir Henry, zoo
aangenaam konden worden doorgebracht? Yoorze-
kcr zou Sir Henry, die mot zulk een dag jagen noch
visschon kon, zich erkentelijk hebben betoond jegeni
den gast, dio hem gezelschap hield en stellig cen
dubbele shilling tegen hem aan het worpbord zou
durven houden: en die erkentelijkheid zou geblo-
ken zijn bij het ontkurken van oen groen glazen
flesch, die slechts bij zeer bijzondere gelegenheden
geopend werd en echten Hollandschen «sterken
drank" inhield, door Dirkons, waartoe hjj echter
maar zelden kans zag, uit do Gounicordo Provin-
eien ingosloken. En niet alleen Sir Henry, maar al
do huisgenoten, van do nog altijd wrokkende Lady
Digby en den nog altjjd bevreesden Kapellaan tot
aan de jongste meid van do keuken zoudon blijde
zijn gOWCOSt, indien de gast thands gebleven ware,
want dan zou Sir Henry voorzeker niet in zulk
een kwado luim zijn geraakt. Hij had zelfs de hei-
ligschennis begaan van de kavaliors — do trouwo
tochtgenoten van Zjjno Majesteit Karel I — dommo
eenden te noemen, dio zich hadden laten verschal-
ken en hun bloed hadden gestort, om later daarom
uitgelachen te worden door do burgers on burgcres-
son van Londen, dio het slimmer hadden overlegd;
hjj was zelfs zoo verro gegaan, van do non-konfor-
misten geljjk te geven tegenover do hccrschendc
Kerk in verschillende leerstellingen, waaronder hjj
bijv. de litanie verstond, die hjj vorvolend vond en
nooit meer wou hooren; hjj had den Stcwart mot
zjjn stok gedreigd, omdat tweo van zjjn hazowinden
losliepen, on zjjn jager evenzeer, omdat er in do
kouken zulk een geweld werd gemaakt, en was ein-
delijk, zijn eigen toorn moede, in den grooten leun-
-ocr page 47-
MARY HOLLIS.
I2S
fluisterend tot moedor Anne, die hom daarop streng
\' en strak aanzag.
»Ik doo immers geen belot?\'\' vroeg George diep
buigende nader tredend, en een stoel nemend, op
wiens rug hjj den oenen arm lei, terwijl hij met
den anderen den zwaren druipiiattcn mantel los-
i maakte en op don grond neêrwierp. De bevallige
; gestalte kwam in de houding, dio hjj had aange-
nomen, zeer voordcelig uit. Miste hy ook don prach-
tigeu ring aan den vinger, toch word de blik op de
blanke on fraai gevormde hand gevestigd; was do
kleedjj ook van zeer gewone stof en had de rei-
ziger zijn goeden smaak bowozen door zich met geen
pracht of praal te beladen, welke overbodig mocht
geacht worden, de wijze waarop hij hot allodaugsche
droog, deed dit moer dun alledaagse!) worden. Dat
j gelaat mocht niet schoon zijn, het mocht een schyn
i van uitputting vertoonen, het had toch zulk oen
! uitdrukking van rustig zelfvertrouwen en voornaam -
heid, dat het boeide en vooral den eenvoudige
uit den omtrek van Hallam-t\'astlo, dio tot dusverre
! do boersche gezondheid op de wangen van den edel-
man had gezien, met ontzach vervulde. Ook de beide
vrouwen in Hollis\' woning ondergingen den alge-
meen ondervonden invloed en ontvingen hem met
eerbied, hoewel zij te oprecht wareu om niet to laten
doorschemeren, dat het bozook zelf haar onwolkom
was.
George scheen daarvan niets te merken. Hofïelyk
hoog hy zich, na de oude Anna even te hebben
toegoknikt waarmee hjj mot haar dacht to hebben
afgerekend, voor Mary, tot wie hij op vleicudcn
toon zeido:
•Heeft mjjne schoone gezellin goed gorust?"
•Voortreffelijk, Sir!" audwoordde moedor Anne.
•Bet is waar, ook gjj waart gister by het feest,
als gezellin van den Kapellaan. Hot doet me ge-
noegen, dat gu voortreffelijk gerust hebt, en geen
droomen u hebben ontrust, zoo als my."
George had vermoed, dat wellicht tot hem een
vraag zou gericht worden, maar geen der beiden
vroeg iets. «Vergunt mij u in de houding te zien
waarmee go gewoon zjjt een goed vriend to ontvau-
gen. Go staat zoo deftig tegenover mij, alsof ge
mij vonnissen moest." Reidon zaten neder, waarna
hij haar voorbeeld volgde. »Kn wellicht," ging hy
voort, »moet ik u wel verzoeken de viorschaur to
spannen, zij hot ook niet over myu persoon, dan
toch over myne droomen. Verbeeld u, lief kind,
dat ik my op eene donkere vlakte bevond, waar
het alleen licht was op de plek waar ik stond. Om
nijj hoen bloeiden heerlykc geraniums."\'
•Wat zyn dat, SirV" vroeg moedor Anne, dio
togen haar voornemen in begonnen was to luistoren.
•Rloemen uit het verre Zuiden, dio heerlijk geu-
rcn. Welnu, die bloeiden rondom my, terwyl een
straal van rozowater uit een fontein, onder do bloe-
men verborgen, alles besproeide."
•Rozewater, dat is immers een van do middelen
waarmee do verloren vrouwen der wacreld te Londeu
do zondo aanlokken?" vroeg moeder Anno.
stoel bjj het vuur neergevallen, waar hjj den Kapel-
laan mede deed ncdcrzitton, om hem uit Robin Ilood,
den galanten middeleeuwKhen struikruover, die den
rjjke boroofdo om hot don arme to geven, voor te
lozen. Liever deed do Kapellaan dit nog, dun do
lasteringen tegen de rechtzinnige Engelsehe Kerk
aan te booren.
Voor het grootste doel was Sir George aan dit
alles schuld, die bjj het ontbijt had aangekondigd.
dat by in de iiabjjheid oon bezoek had af te log-
gen en daarop, schoon Sir Ilenry hem do eore van
zijn gezelschap had toegedacht, in alle stilte was
vertrokken. Sir Ilenry was beleedigd en wreekte
zich op de onschuldigen.
George wist niet hoezeer hij misdreven had, maar
w[j betwijfelen het of het hem gedeerd zoudo heb-
ben, indien hy het hadde geweten. Hy was blijde
ontslagen te zjjn van hot hyzjjn zyns gasthcers, dat
hy dan ook op dezen tocht zeer good konde ont-
beren. Het bleek toch weldra, dat hy don weg in-
sloeg naar Hollis woning die hij, hoe naaowkeurig
zy hem ook ware aangeduid, niet dan na aan oon
paar huisjens aangeklopt en aldaar inlichting to
hebben bekomen, wist te vinden. De woning lag
dan ook nog al achteraf in het gehucht, dat zocr
onregelmatig was aangelegd.
Hy kwam door het kreupele hek, dat by de ten
doelo omgevallen omheining voegde, op het erf, dat,
zindoljjker dau dat van al de andere boeren, den
rijkdom van dezo misto en de armoede van Jacob
Hollis bowees. Do mesthoop, dio op andere erven,
als of men er trotsch op ware die to bezitten, vlak
onder de vensters lag, werd hier niet aangetroffen;
de hooiberg was zoo hoog als oon kleine heuvel, en
in den met plaggen gedekten koestal lag maar éene
koe. Jacob Hollis was verre van rjjk, dat wist ieder-
een, maar dat hy niet nog veol armer was dan hy
scheen, veroorzaakte op het kasteel algomeono ver-
baziug. Daar buiten echter in al dio hutten ver-
baasde men er zich niet over, want daar wist men,
dat deze een schepel graan, die oen ham, gene een
half tiende van zyn schaponwol aan den trouwon
herder der ware Gemeente onder het kruis bracht,
oin hom te doen bljjven arbeiden in den wjjngaard
des Hoeren.
George verbaasde er zich modo niet over. Hij zag
om zich heen on vond het eene armoedige verza-
meling en een ellendige voddenmarkt. Zoo om-
zichtig mogelijk vermeed hij do met water gevulde
kuilen, en trad op de lage deur toe, die hy zonder
te kloppen opende.
•Met recht een paorei op een mesthoop!" prevel-
de hy, toen lijj een blik naar binnen had geworpen
en daar, to midden van den hoogsten eenvoud —
George noemde liet do grootste ellende — Mary
ontwaarde, dio naast moeder Anno zat, en, even
als zy, bezig was, eenig oud lynwaad te herstellen.
Mary herkende den vreemden bezoeker het eorst
en stond blozend op, terwyl zy hem stamereud wcl-
kom heette,
•Don Hoor waarvan ik vader sprak," zeido zy
-ocr page 48-
MARY HOLLIS.
126
»I)ü vrouwen, altijd beneden de dertig jaar!"
hernam George met oen glimlachjen. »Maar Mary
luistert geloof ik niet. Zij denkt aan geheel an-
dore dingen en daar men niet denken en spreken
kan te gelijk, ontzegt zij mij het genoegen haar te
hooron. Gister was hot geheel anders!"
Deze uitdrukking was boos; zij deed Mary ge-
heel purper worden, terwijl moeder Anne haar met
onderzoekende!! blik aanzag.
»Ik ben te verlangend de uitlegging van mijn
droom van u beidon te vernemen, om niet voort te
gaan. Buiten den kring van licht en geuren schoen
het mij ondoordringbaar donker; plotseling echter
kwam uit die duisternis iets te voorschijn; het was
een wandelende bloem, een heerlijke lelie, dio zeker
het licht opzocht en door het licht was aangetrok-
kon; al de bloemen om r^jj heen bogen voor de lelie,
en ik hoog mjj ook, en een regen van rozewater
druppelde op haar neder; het licht Hikkerde hoe
langer hoe helderder, en drong langzamerhand een
gedeelte van het nog omringende duister weg; het
deed mij nog een paar andere bloemen zien, die zich
ook neerbogen voor do lelie... en toen werd ik
plotseling wakker. Wat denkt go van dien droom ?\'"
»In de dagen, waarvan de Heilige Schrift mei-
ding maakt, zou er gewis een beduidonis aan te
geven zijn, Sir!\'- hernam moeder Anne. «Maarnoen,
in do droomen dor Godsmannen kwamen geen bloe-
raen voor... Dio kan men alleen vinden in het
Babylon dezer dagen."
•Gjj meent Amsterdam, waar Jood en Christen
samen huizon?" vroeg George.
«Neen, Sirl ik meen Londen, dat zich bevlekt
heeft met martelaarsbloed..."
•Do Heer zy\' Zijner Zalige Majestoit gonadig!"
zuchtto George.
•Als ik van martelaars spreek, bedoel ik niet
den Antichrist," zeido moeder Anne heftig.
Mary kon niet langer zwjjgen. Het gesprek nam
een keer, dien zjj govaarljjk achtte. Zjj had den
droom zeer goed begrepon, en kon dit ook, daar
het gesprek, den voiïgen dag gehouden, haar tot
sleutel diende. »Hct doet mij leed, Sir! dat ge va-
der, dien go zeker hier hadt verwacht, niet thuis
treft; ik heb hom ovenwol reeds van uwo crkente-
ljjkheid doen kennis dragen..."
•Waarlijk? En wilde hjj den raad vaneen vriend
volgen?"
•Hy hoopt het u zelf te kunnen mededeelen."
•Gjj vergeeft my toch do scherts van straks?"
vroeg George zich tot moeder Anno kecronde. Hy
nam haar de hand die hy kuste, nog wel met een
soort van ontzach, misschien omdat zjj ruw en ge-
rimpeld was. «Ik denk geheel eenstemmig met u,
zustor! Ik schjjn soms lichtvaardig voor wie my niet
goed kennou, maar opgevoed by het waro Woord
en gedrenkt met het levend water, voel ikmydik-
wjjls gekwetst door de aanraking der waereld, wier
invloed ik maar al te dikwerf onderga; want men
kan haar niet altjjd weerstaan als men in haar mid-
den woont. Had ik hier mijn tente opgeslagen,
do geest, zou het vleesch kunnen kruisigen, maar
nu... Ik weet waarachtig geen texten meer!" pre-
velde hjj.
Moeder Anne zag hem verwonderd aan. >Dus
zoudt ge waarljjk een lid der Gemeente zijn...?"
vroeg zij argwanend.
•Ken lid ben ik zeker. Of ik het echter altijd
verdien te zijn, zuster! daaraan twjjfel ik zeer."
•Maar, als go zoo ver u beproefd hebt en dor
zonde deelachtig hebt bevonden, waarom strjjdt go
dan niet om haar af te sterven?"
•Omdat ik zwak ben, te zwak ben, goode zuster!
En dat ik niet vcrtwyfel, het is omdat ik hoop op
de genade... Gij hebt u straks voorzeker verwon-
derd, dat ik op dit uur en in zulk weder hier een
bezoek kwam afleggen..."
•Ja, Sir!"
•Dank voor uwe oprechtheid. Weet dan, dat er
op dit oogenblik in de kapel van Ilallam-Castlo
dienst wordt gedaan, en ik, op hot kasteel blyvende,
daaraan had moeten deel nemen."
•Werkelyk!" zeido moeder Anno, die hem een
weinig meer begon te vertrouwen.
•En zou het dan zulk eon grooto zondo zyn ge-
weest, om dio dienst bij to wonen?" vroeg Mary
schroomvallig, want zy\' was niet zeker of zy ook
eene zondige opmerking maakte. Bij den knorrigon
blik van moeder Anno voegde zij er nog bedeesder
bjj: «De Heere ziet toch alleen op het hart on
niet op do offcrando..."
•Kind! is dat een gevolg van uw omgang mot
die Bisschopsdieuaars ? Kan dat woord komen van
de lippen van eene voor wie het ware manna ne-
dcrdaaldc? Zelfs hy, die ik dacht als zoo vele uu-
deren, dio zelfs erkent in de zonde te leven, maar
met een berouwvol hart, hy gruwt er van 1 Indien
gjj niot to Jeruzalem kondot opgaan om to bidden,
dan zou ik nog kunnen begrypoii dat gij \'t to Ge-
rizim doodt... maar or is voor u eon Jeruzalem..!
Misschien dat gij, te elfder uur, als go wordt op-
geroepen tot den gebode, door vreeze wordt terug-
gehouden on liever opgaat met do Bisschopsdieuaars,
waar ge naar do wjjze der Heidenen..."
•Moeder! dus meende ik het niot," viel Mary
eindelijk iu. »Ik bedoelde geen kwaad, waarlijk
niet."
•Maar moeder Anno hcoft toch golyk, u oven
een strafpredikatio te houden," merkte George aan,
wien het moeielyk viel zich te bedwingon.
•Sir! het maakt my bljjde dat ge zoo denkt. Hebt
go sedert uw vertrek uit Londen gelegenheid gehad
eene samenkomst bjj te wonen?"
•Helaas! neen, zuster! Maar ik verlang er naar...
Ook daarom kom ik hier, om met Hollis daarover
te raadplegen... Ik dacht eerst slochts weinige
uren hier te vertoeven; thands nu ik ettelyko dagen
hier blyve...
•Hebt ge behoefte aan geestelyke voeding...?
Welnu, heden avond.."
•Moeder!... or is doodsgevaar bjj ontdekkiug..."
zeide Mary angstig.
-ocr page 49-
127
MARY HOLLIS.
George vergat eon wijl de rol, die hij had opgc-
nomen. Anne zou er hem echter spoedig aan hcr-
inneren. «Ik volg u niet op de wegen, die do Hoero
u heeft doen kiezen," zeide zij. «Ik bid alleen, dat
gij het doel inoogt bereiken. Maar, broeder! nu gij
u zoo lang moot onthouden van de spjjzo des levens,
on ge op uwen weg zelden gelegenheid zult heb-
ben, het woord te hooren verkondigen, zal ik ti
een preek geven van mijn echtgenoot, die do mar-
telaarskroon verwierf. Het is een dierbaar woord
en passend op uwe omstandigheden.\'\'
• Moeder ik zal het halen: zeg mij waar ik het
vindon kan!" zeide Mary, die roeds was opge- \'
staan.
•Neen, gjj kunt hot niet vinden. Ik ben dadelijk
terug."
Zjj klom mot drift don stellen ladder op, die
naar boven leidde, waar haar slaapkamer was. Toen
zij uit het gezicht was, trad Oeorge op Mary toe,
nam haar hand, eer zij dit verhinderen kon en
duisterde haar toe, zich over haar heen buigende:
•Mary, het is wel om uwentwil dat ik hier blijf.
[Iet is m|j onmogeljjk van Hallam to scheiden...
on do landstreek is toch niet zoo aanlokkend, en
mijn gastheer is niet zoo boeiend."
•Sir George!" prevelde Mary, terwjjl zjj oen stap
terug deinsde. »Ik vroeg niet zooveel vriendschap
van u." Het woord was bits, toch werd er de
bitsheid van getemperd, door den zachten toon waar-
op hot werd uitgesproken.
•Gy vraagt niets van mjj, en ik moet zooveel van
u vragen!" zeido hjj bedrukt. »Mary! kondet gjj in
dit hart lezen, hoe go mcdeljjden mot mjj zoudt
hebbon; want, Mary! ik bemin u, en ik bespeur,
helaas! dat go mjj haat."
•Sir! haten... heb ik u dat doen denken?" Moor
kon zjj niet uitbrengen; angstig staarde zjj naar
bovon, naar do plaats waar moeder Anno vor-
dwenen was.
•Dus gjj haat mij niet? Dus zoudt ge misschien
wel vriendschap voor mjj kunnen bezitten, indien go
mjj beter kendet ? — O, dat denkbeeld zou mjj ge-
lukkig maken! 0 dikwerf to mogen zien, u te om-
ringen met al wat de rjjkdom heorljjks hoeft te geven,
u te doen genieten wat het leven schenken kan, elk
verdriet van u af to weeren, elke vreugde te vcr-
hoogen, Mary ! en u dan eindelijk te mogen toofluis-
teren: kunt go mjj beminnen zoo als ik u bemin?...
Vergeef mij: het vermetel woord is mjj weder ont-
snapt. Ja ik bemin u, zooals ik nimmer beminde....
Gjj kunt mjj gelukkig en zalig maken als een God!
Wat ik bezit leg ik als offer voor uwe voeten. And-
woord mjj, lieve Mary! Zeg mjj wat gjj begeert, en
zoo stout kan uwe fantazie niet zjjn, dat ik haar
niet voldoe." Hjj had den arm om haar heengeslagen,
en boog het hoofd tot haar over, altjjd meer tot
haar over, en drukte, hoezeer zjj ook van hem
terug week, een kus op hare lippen. Dat was to
veel; zjj spande alle krachten in, stiet hem van zich,
en plaatste de tafel tusschen zich en hem. Haar
boezem zwoegdo; de blanke koon was gloeiend
• Dus gjj wantrouwt mij, dat grieft mjj. Ach, ik
scheen jegens u anders dan ik werkelijk was. Ja,
gij moet mij wantrouwen. Zuster, zog mij niets meer!
Ik wil Mary niet beangst maken, ik, die mjju leven
voor haar zoude willen zetten."
Mary geloofdo bijkans oog noch oor. Do man.
dien zjj wantrouwde, hoewel zij hem geen vernuft
konde ontzeggen on hem gaarne hoorde spreken,
die het ideaal van man, voor zoo verre zij hot nog
had kunnen vormen, meer dan iemant verwezenlijkt
had, die man zou een broeder der Gemeente zjjn.
zou dus werkelijk haar vader kunnen en willen hei-
pen. .! Zjj trad op hem too en reikte hem de hand,
die hjj in de zjjue vatte en drukte, en wel zoo warm
en teder, dat zij even als den vorigen dag bloosde
en ondanks zich zelve uit de geesteljjke sfeer op de
aarde nederdaalde.
•Neen, zuster! ik verlang niets meer te weten...
het mocht mijne Mary beangstigen." Hij zeide mune
Mary; de kennis was snol gemaakt, on zij dreigde
nog sneller vertrouwelijk te worden... »Ge moet
weten," vervolgde hjj, toon Mary dn hand, die hjj
nog altjjd in de zjjnc wilde houden, terug had ge-
trokken en zich een weinig verwijderd had: Ge
moet weten, dat ik om do goede zaak een reis naar
Schotland heb gedaan om den moed van do oude
covenanters \') weder te doen herleven. Dit moest
echter in hot diepste geheim geschieden, en daar-
om heet ik nu voor ieder, ja zelfs voor u nog,
George alleen. (ijj begrijpt hoe ik van het verbljjf
op Hallam-Castte gruwo..."
>Maar waarom het dan verlengd?" vroeg Mary
eenvoudig.
«Mary, Mary, wolk een vraag! Voor do goede
xaak zal dat noodig zijn. Do Heer zal onze gebe-
den verhooren en ons uit onze Babylonische bal-
lingschap eindelijk verlossen!" zeido moeder Anno.
•Mary is wel wreed jegens m|j. Misschien bl|jl\'
ik wel om harentwille, en leg ik mij om haar den
omgang met de ruwe kavaliers van het kasteel zoo
lang op."
•En is het ook om mijnentwil, Sir! dat ge Mr.
Charles, den zoon van Sir Henry onder uw geleide
naar Londen medencemt?" vroeg Mary, torwjjl zjj
de ongeu neersloeg en het stuk katoen, dat voor
haar lag, losrafeldo.
•Mary! Maryl" herhaalde moeder Anne verwon-
derd.
•Misschien doe ik dat óok om uwentwil, hoewel
ik dit niet aanvankelijk bedoelde. Ik meende er
. onze zaak dienst mede te doon door een Digby modo
tot de onzen to doon overgaan; maar om u dat
alles uit te leggen, zou ik over staatkunde moeten
gaan spreken, en tegenover u beiden noem ik dat
oen doodzonde."
\') Hot Coronant, duur het Schotacho volk In 103» ptegtig
beEworen, had ton duel, do horvurindo loor naar Katvtyn unge-
echunden en vrij van de Arminltohe richting, die In de EngoUcho
koik veld wen, te bewarou. Hot Cuvenaut bereidde de Bepn-
bliek voor.
-ocr page 50-
MART HOLLIS.
128
purper geworden; de zachte blauwe oogon hadden
zich bjjkans verdonkerd tot ravenzwart.
«Sirf bracht zij nogmaals uit, »gij beloedigt mjj."
Goorgc begreep blijkbaar do vrouw niet, dio hjj
tegenover zich zag. Zij was slechts een kind der
natuur, en zelfs do kindoren dor beschaving hadden
hem niet lang weerstand geboden. Deze zelfs was
minder kind der natuur dan hij iu den aanvang
vermoedde, daar zij de schuchtere speelde, maar
toch niet angstig genoeg was, om den bijstand in te
roepen die zoo nabjj was. Mary deed dit niet,
omdat /.ij zich zelfs tegenover moeder Anne schaamde.
Zoo zjj dien vreemdeling eens onrecht aandeed, zoo
de stem van haar binnenste, die haar tegen hem
tot opstand aanzette, eens onbillijk ware? Zij had
zich nooit nog in zulk een toestand bevonden, zjj
had nog nooit gevoeld, wat zij thands gevoelde....
en de tranen druppelden haar eensklaps langs do
wangen.
Georgo zag thands dat hij zich bedrogen had.
•Vergeef mij, Mary! O ik bon een ellendige! Droog
die tranen! Ik kan zo niet zien vloeien, liefste!"
sprak hy op zoeten toon. «Neon, ik had nog niet
dat woord moeten uitspreken.... ik had u eerst moeten
overtuigen van mijne liefde, en misschien dat ge u
dan tot mij, die aan uwe knieën behoort, hadt noder-
gobogen om mij op te heffen... Een enkel woord,
Mary een enkel woord van vergiffenis!"
Hij liet zich op een knie voor haar nedervallen,
en zorgde daarbjj de bevalligheid, waarmee hij het
wist te doen, to doen opmerken. Eene, dio de
waoreld meer kende, zou terstond hebben bespeurd
dat hij voorzeker meermalen dio houding had aan-
genomon.
•Sta op, Sirl sta op! Wat zoude moeder Anno
denken als zjj u zoo zag? Ik heb u niets to vergeven.
Ik wil geloovcn dat gij meendet wat gij hebt uit*
gesproken... Ik moet eerljjk zjjn. Sir ! vergoot mij
want... ik... kan niet voor u zijn wat go weuscht."
iDus bemint ge een ander?\'\' vroeg hij snel.
»Sir! welk recht hebt go tot deze vraag?" hernam
zij mot eene waardigheid, dio bljjk gaf dat zjj zich
zelve geheel meester was geworden.
•Mot hot recht dat mjjnc liefde mjj geeft. Gij bo-
mint en het valt niet moeioljjk to gissen wien. Het
zal wel geou boer van achter don ploogzjjn, cnwio
anders dan...?
«Sir! laat hot hart van oen arm meisjea voor u
to nietig zjjn, om er een blik in te werpen. Het zou
de moeite niet loonen..." Doze woorden, mot convoud
uitgesproken, hadden moer indruk op hem dan de
scherpste aanmerking; zo hadden echter niet den
invloed, dien Mary wenschte, want zo doden haar,
dio ze zoo zacht on schuchter uitsprak, schooner
zjjn in zjjn oog dan ooit. Wellicht had hjj nogmaals
eeno poging gewaagd, om haar van zjjn liefde to
spreken, indien Anno niet eindelijk op den ladder
weder zichtbaar ware geworden. Zjj bracht na vool
zoekens eindeljjk het dierbare booksken medo, dat
zjj Goorgo overreikte. Dozo betuigde zjjno orkento-
lijkheid voor hare zorg; het geschenk was hom to
welkomer, omdat hij behoefte had zich hier op aarde
te vergeten, en verstrooiing te zoeken, in do dingen
die niet van dozo waereld waren.
«Verstrooiing? Het zal wel vertroosting
zijn wat ge bedoelt, broeder! Eu wat het vergoten
van zich zelvcn aangaat, dat werkt de wedergeboorte
on eene waarachtige bekeering nooit. Juist loert
inou zich gevoelen, en wel verbrijzeld gevoelen,"
merkte Anno met heiligen ernst aan.
»Gij kunt geluk hebben, zuster! En wellicht beoft
uw geschenk dan ook hot uitwerksel dat gjj bedoelt.
Voor hot oogonblik echter kan ik slechts weuschen
do waoreld en mjj zelveu te mogen vergoten."
Het gesprek werd pjjnbjk voor Mary. Er scheen
zoo veel natuurlijks in dieu wensch, er schoon zoo
veel waarheid in de wijze, waarop hij zich jegens
moeder Anne gedroeg, dat het denkbeeld, in do
laatste oogonblikkon weder bij haar opgekomen, dat
do lichtzinnige maar bevallige kavalior van gister
tegenover haar beiden de rol van huichelaar spoelde,
verdween. Zij begon to golooven aan de opreeht-
lioid zjjner liefde, dio zjj had versmaad, dio zjj
nimmer had weuschen to vernemen; zjj verlangde
hem niet meer te behoeven aan te zien, hem, dien
zjj had moeten tertigstooten. Up onverwachte wjjzo
zou er een einde komen aan hun gesprek. Do deur
ging open, en Jakob Hollis trad binnen. Hij fronsdo
do wenkbrauw, toon hjj Goorgo zag, bcandwoorddo
even diens groet en trad toen op Mary en Anno toe.
«Broeder!" zeidc do laatste lot Jakob, «ook dozo
is een van de onzen."
«Een lid der Gemeente, hoewel oen onwaardige,"
merkte Goorgo aan, dio zich zelven niet kon ver-
klaren, waarom hjj don blik van dien man niot
Icon verdragon on zich beklemd gevoelde in diens
l>jjzijn.
•Sir, gelooft go waarlijkaan uwe onwaardigheid?\'\'
vroeg Jakob scherp.
«Moor dan ooit. Hoc zou men zich niot gering
loeren schatten in dozo waoreld van reinheid on
eenvoud."
«Wjj zjjn allon vloosch, on wat uit vleesch geboren
is, is onrein... Eenvoudig! Ja ik vermoed, dat gij
aan onze e e n v o u d i g h o i d gelooft," hernam Jakob.
«Ik geloof niets wat u beloedigon kan," zoido Goorge,
die waarlijk niot wist wat hjj zeggen zoude.
»Eon oprecht goloof richt zich daarnaar niot.
Maar mag ik do aanleiding weten van uw bozook
in doze hut?"
•Mijn verlangen om u mijn dank te betuigen voor
don mjj vorlccndon bjjstand. Zondor u had ik aan
de grootste govaren kunnen blootgesteld zjjn. Ik
heb u wellicht mijn loven to danken, en mijne or-
keutelijkheid...\'\'
«Spaar dio, Sir I Hot was duister! Dus kon ik
niet weten wien ik op hot rechte pad wildo brengen.
Ik vervulde alzoo alleen oen plicht als monseh....\'\'
«Laat ik mjj dau als mensen jegens u verplicht
gevoelen, on u mogen vragen of ik u oen wederdienst
bewyzen kan."
«Misschien." Hjj wondde zich tot Mary on Anno
-ocr page 51-
• MARY HOLLIS.
lL\'ll
wie hy ceuigo bezigheden opdroeg; de eerste zelfs
sloeg een mantel om, en haastte zich met eenig
brood on melk naar een der verst afliggeudo hutten,
waar armen woonden, nog armer dau z[j. Toen zjj
heen ging waagde üeorgo het niet ceu enkel woord
te spreken, zoozeer was hy onder den invloed van
dien starren, bitsen, scherpen man.
Toen beiden alleen waren, bleef dio man hem
eeuige oogeublikken aanstaren; het gelaat werd
strakkor en strakker, do blik scherper eu scliorper,
zoo dat George zich gedrongen gevoelde te spreken
en de stilte te breken. >lk kan u misschien een
wederdienst bewijzen, zeidet gjj. Welke verlangt
ge van my?"
•Niet de dieast die ge myu kind wildot bewijzen.
Ik geloof, dat de Heere niet voor u het woord sprak:
•wees oprecht gelyk do Juivo," en gü naar Zyne
opvatting het adderengebroedsol meer geiyken zondt.
Myne dochter begreep niet de woorden, die gü tot
haar richttet, en die zy my niet mocht mededeelen.
Ik kan die woorden begrijpen, maar niet, dat gü
my zoo onnoozel dacht, naar het gefluit des vogelaars
te luisteren ou my te doen bewegen, myu lief kind
in uw strikuet te doen vaugeu. Gelukkig voor u,
dat zy u niet kondc begrypen, want had zy begrepen
hoe Satan haar verzocht, zij zou in iedcreu boer
van den jongsten tot den oudsten een verdediger,
en gy een aanvaller hebbeu gevonden."
• Wat heb ik gezegd, dat my veroordeelt, zulk
een boetpredikatie te oudergaaul" rifjf George on-
geduldig en oeuigermate hooghartig uit. »lk wilde
uwe dochter uit dit moeras redden, eu u in een
kring verplaatsen waar do arbeid minder gevaarlijk
en »eker genoegelyker zoude Ego,"
•Sinds wanneer vergat George Yilliers, Hertog
van BucUingham, de reinheid te bezoedelen en het
ongeluk te beschimpen?" zeido Hollis met kracht.
George verbleekte ; onwillekeurig voelde de rech-
terhand in do linkerzijde, waar hy gewoon was het
zwaard of het nog sicrlyker en oven scherp dolkmes
te voeren.
•Gy doet wel, de hand te doen zoeken naar eeu
wapen, zoodra gy uw naam hoort noemcu; een naam,
dio een veivlooking is voorgants Engeland, eu by het
vernemen waarvan Gods heiligen zich ufkcereu met
afschuw," zeido Hollis met krucht, maar zouder dut
de toorn hem bleek te overheereu.
•Het is meer dan genoeg, meester!" hernam de
ander, wiens lippen beefden eu wiens bleek geluat
nog bleokor scheen te worden. »lk bevroed niet,
welko kunsten de vroomheid on kwozelary hebbeu
gebezigd, om te ontdekken wat ik geheim wilde
doen blijven. Ik dacht, man, dat gij misschien grof
en onbeschoft tegen een nedcrigeu onbekende hadt
durven zyu, maar dat ge eeu anderen toon zoudt
hebben aangeslagen tegen den Hertog vau Uuckiug-
ham, die u het hoofd voor de voeten kan doen
leggen, als hy wil, en, by Godl indien ge niet nederig
verschooning vraagt, dan zal hij willen..."
•Verontreinig den naam des Heorcn niet door
dien aan te roepen anders dan tot aanbidding. Ik
vrees uw tooru niet, al weet ik ook dat uwer de macht
is, ginder in het broeinest van alle ongerechtig-
heid. Ik heb uwen vader niet gevreesd, die nog
machtiger was dan gy, daar hij de geliefkoosde slaaf
was van eeu machtiger tyrau nog dau uw meester
is. Zie, welk een herinnering die man my heeft
nagelaten." dit zeggende nam hij het mutsjeu af,
dat gewoonlijk het hoofd dekte, zocdat de ouder-
vonden afschuwclyke verminking zichtbaar werd.
•l)e Sterrekamer luisterde uaar het bevel uws vaders,
zoo als zij luisterde uaar de stem van ioderen Ama-
lekiet. God de Heer verlaat de zijnen niet, en de
laatste der rechters zag ik vallen in oueere... En
nu..! De vader verminkte deu vader, de zoon vervolgt
de dochter; gene kou alleen het lichaam deren,
deze wil teveus de ziel verderven. Vreest gij het
lot niet uws vaders? Myu kind te willen heeuvoerou
naar Loudeu; zondige begeerten in huur hart te
doen ontstaan; haar uit het 1\'aradijs te doen ver-
jagen waar zy nog mocht wonen? Gy ndderenge-
broedseis, gij geveinsden! Is het nog niet genoeg,
dat gy de Geiueeute des Heereu vervolgt eu verdrukt,
dut gy het volk Gods vertrapt eu de dienaren des
tempels opjaagt als het sohadolyk veldgedierte ? Is
het niet genoeg, dat ik ticu jaren lang als een
vogelvry-verklaarde rondzwerf, huis eu hof moest
verlaten? Moet mij uu nog ouk mijn eeuig eigendom
worden ontroofd, mijn kiud, tusscheu wie eu de
zondige waereld ik eeu klove zocht te graven, zóo
wyd, dat niemaut huur zou kannen overschryden,
uiemaut dau allecu de overste der duivelen, dun
alleen een Buekingkuin... 1" Hollis hield de vuisten
krampachtig gesloten; al de zenuwen van dien man
bewogen zich; het anders koude eu strakke gelaat
werd vreeselyk iu zyne uitdrukkingen, afschuwelyk
zelfs door de verminking die het had oudergaan.
Iiuckingham hud deu tyd gehad om te berekenen
met wie hy te doeu had; had tyd geluid om te
ontwaren, dat eeu der oud-gedieudeu vau Cromwell
tegen over hem stoud, eeu der muuueu vau staal,
omhangen met het pantser der dogmaas, gewapend
met het tweesnijdend zwaard der dweeperg. Toch
voelde hy zich het bloed koken al beving hem ook
de vrees; toch wist hy, dat dio man iu zyne hand
was, en dut hy dien trotschen bedelaar vernietigen
kon. Zyu opzet met Mary wus ten deele ontdekt;
zachtheid en vloiory kouden niet meer helpen, alleen
kracht kou dien dolzinnige misschien nog tot staan
brengen en hem eerbied inboezemen. Duurom deed
hy oen stap vooruit op Hollis toe, dio echter niet
deinsde, eu zeide hy hem zoo koud mogelyk, maar
toch met ceu van aaudoening trillende stem\' «gy
zyt minder dau een wilde, die iu zyu eigen huis deu
I gast niet zoude wagen te deren; maar ik wil mij
dwingen te gelooveu, dat ik my vergis en dat go
eeu krank/innige zyt, dieu men schudeloos maakt
door hem te ketenen, of... dien men verschoont
indien hy bedaard is. (j y\'hebt deu Hertog van lluc-
kingham beleedigd, maar hy zal u vergeven; hy
staat te hoog om het jegens u niet gemakkelijk te
. kunnen."\' Het lag niet in het charakter vau dien
II.
"
-ocr page 52-
MARY HOLLIS.
130
van het oog was ongewoon zacht on de stem klonk
zelfs week toen hij haar influisterde: «Mary! ont-
wyk den vreemde! Ontvang hem niet meer iu deze
teute, waar Jaël met nagel en hamer op den hoofd-
man der oubcsnedeneu wacht." Hy kuste haar op
het voorhoofd on trad iu het aangrenzend vertrek.
Daar bad hy of God de Heer zijn geest wilde ver-
lichten, waarna hy zyn bybel deed openvallen. Hy
las Richteren V: 12. Waak op, waak op, Delwra,
waak op, spreek een lied! maak u op, Barak, en
leid uwe gevangenen gevangen, gij zone Abiuoams."
God de Heer had gesproken on hem gezegd, waar-
over hy dien avoud tot de Gemeouto spreken zou.
XI.
Toen George op het kasteel was terug gekeerd,
vond hij Sir Ilcnry uog altijd in dezelfde slechto
luim. Bij zijn verschynen echter klaarde de be-
wolkte hemel op en scheen de zou te zullen door-
breken. Het was nog vroeg genoeg om naar de
kaatsbaan te gaan of het werpbord door deu Ka-
pollaan to doen halen, en reeds was Sir Ilenry ge-
reed het bevel daartoe te geven, toen George hem
even wenkte naar een ander vertrek te volgen,
waar beiden lang en zeer heftig spraken, eu Dick
Wharton na eenige oogeublikken mode opontboden
werd. Het gold dan ook niet minder dan een on-
derstelde samenkomst van nou-konformistcu, waarop
de onlaugs uitgevaardigde wet de scherpste en
strengste straffen had gesteld. Sir Ilenry, die hen
haatte met een vrecselykon haat, maar dit altijd
meer met het woord dan met de daad toonde, had
dikwijls vermoed, dat er dergelyke samenkomsten
gehouden werden, dio hy, als magistraat, geroopon
ware geweest to verstoren. Maar had zich ook
al in dat binnenste niet eene stem verheven dio
voor die uverdoemde afvalligen" sprak, had hij ook
al niet van nature een afkeer gehad van dogma-
tischc geschillen, hy zou toch met zyn weinig diplo-
matischeu takt deu vyand nooit hebben verrast, daar
deze, zoo als wy woteu, wel geen bondgenoot, maar
toch een holper had iu don persoon des Kapcllaans.
George, dio dit wol niet vermoedde, maar er toch
van overtuigd was, dat de nou-konformisten nooit
op heeterdaad waren betrapt door de zachtziunig*
heid van Sir Ilenry, maakte daarvan een niet on-
handig gebruik door zyn gastheer, wiens lippen
overvloeiden van gehechtheid aan do Bisschopskerk
en Zyne Majesteit, te doen begrypen, dat zyne
zachtheid en nalatigheid op dat punt hem minstens
verdacht zouden maken, eu hot doel, dat de Digby\'s
voor oogeu hielden, niet zouden doen bereiken. Iljj
vorderde hom als vrederechter op, om de wetten
des lands to doou naleven, en eischte, ja beval,
toen Sir Ilenry hom verzekerde dat hjj op uieuiant
van zyn onderhoorigen en slechts op don adel in
den omtrek, mot wiou hij uict te doen wildo hob-
ben, kondo rekenen, naar liet nahyliggeude York
te schrijven en van daar eenige dragonders te out*
man, om lang oen hoogou eu waardigea toon te
kunnen voeren en zich te onthouden van dat sar-
kasme, dat zijn Heer en Meester zoo gaarne on z[jne
pairs zoo noode verdroegen ; hier was ziju sarkasme
snydeud eu marteleud. «bovendien, oude! is uw
dochter te lief on te rjjk ia bekoorlijkheden, om
niet uwe grofheid on ellendigheid te doen vergeten."
Hollis sprong op hem toe en lei de beenigc en
nog altoos krachtige hand op zjjn schouder. «On-
besnedene van harte, gü zjjt in de tent van Jaël en
gjj waagt te slapen..! Indien God de Heer eens
wilde, dat de vijand Zjjner uitverkorenen door mijne
handen viel en IIjj u daarom op mijn weg plaat-
ste...!" Hy staarde Buckingham aan, die werkelijk
verschrokken zich van de greep dier hand, maar
to vergeefs, zocht to ontslaan. De blik dier zwer-
veude oogeu hadden zich op éen punt gevestigd,
en staarde strak en star, terwyl de bleek geworden
lippen prevelden: «Indien do Heore God bet wilde....
Indien Hij wilde en ik den Kanuaniet doodde! Heere
God! geef my een toeken van Uwen heiligen wil!...
Noen," zeido hjj ten laatste, terwijl bjj hem met
kracht van zich afstiet, «nóg wil do Heere het niet..
Ga van my en overschrijd dozen drempel nimmer
weder: zoo ik u hier woder ontmoet, dan zal dat
njy een teeken zjjn dat de Heere wil dat gij valt.
Ga, zeg ik u I"
Buckingham waagde geen woord meer te uiten;
hjj, ongewapende, had werkelijk voor zyn leven ge-
vreesd, en haastte zich dan ook den razenden te
ontsnappen. Toen hü zich in veiligheid wist eu
bekoeld was door den altjjd nog necrvallendon regen,
voelde hjj den wrok levendiger dan straks in zyn
hart. Hjj was als een vagebond weggejaagd eu als
een houd bedreigd eu beschimpt, Wraak, felle wraak
zou lijj nemen, en by dio wraak tevens de begeerte
bevredigen, dio vuriger dan ooit in zjjn binnenste
ontbrandde. Mury, de schooue Mary, nog verleide»
lyker in hare reinheid, nog bevalliger in hare maag-
dcljjkc schuchterheid, nog aantrekkelijker door hare
verstandelijke ontwikkeling, schoon deze den strijd
zwaar en do zogc ïnocieljjk maakte, dio Mary zou
hem toebebooreu zoolang hot hem goed dacht.
Hollis bleef uog een poos alleen achter; hoo lang,
dat wist liij zelf niet, daar hjj, in het gebed verdiept
eu geheel van bet aardsche afgedwaald, door moeder
Anne gevonden werd, die zich wel wachtte hem te
storen. Toen hy tot het ondermaanschc weder neer-
daalde, was hjj kalm als altijd; hjj sprak geen woord
van het gebeurde of van de ontdekking van den
naam des onbekenden, eene ontdekking, die hy ge-
maakt had alleen door zjjn ambt, dat hem iu aan-
rakiug bracht met al de hutten in deu omtrek,
meest bewoond door geloofsverwanten die hem als
horder erkenden, eu dio bekend waren met Willie,
deu marskramer, wiens verhouding tot Jack» bende
reeds daaruit afgeleid kon worden, dat hy den buit
gemaaktcu ring met het naamcyfer der Buckinghams
had gezien.
Toen Mary thuis kwam, keerde hij zich tot haar
eu deed hy haar naast zich ucderzitten. Du blik
-ocr page 53-
181
MARY HOLLIS.
bieden. Sir Henry zocht weder een uitvlucht, toen
hjj verzekerde, niets van de plaats der bijeenkomst
te weten, zoodat hjj vreezen moest het krijgsvolk
voor niets te zullen laten overkomen, hetgeen de
Lord-Luitenant hem niet alleen euvel zou duiden,
maar ook zou doen betalen, en hij, vrederechter,
die nooit nog een shilling van zijne Majesteit gezien
had, was daar niet op gesteld. Dick, die dat hoorde,
stelde hem echter gorust en verzekerde hem dat
de plaats bekend was. Hij bad dien morgen voor
Sir George eenigo boodschappen moeten doen: hy
was by Hallam-moore uitgekomen achter de schuur
van zekeren Kiddy en had daar »een stekelvarken"
in de gedaante van een man ontmoet, die, naar
hem gezegd werd, Hollis heette en algemeen door-
ging voor een prediker.
George kon zich niet weerhouden te glimlachen
en maakte de opmerking, — waarbij zjjn gast\'jeer
grimmig werd, — dat de schuur, tot do preek bo-
stemd, waarschijnlijk dio was, waarvoor reparatie
gevraagd en door den landheer toegezegd was. Het
tochtte er don rondkoppen zeker to veel, en daarom
wilden zy\', voor rekening van de tegenpartij, de ga-
ten laten dichtstoppen, om don reeds zoo stuggen
nek niet nog styver en stugger te doen worden. Sir
Henry werd geprikkeld en gaf toe. Hy schreef de
requizitie in den vereischten vorm en wilde die door
een zyuor bedienden doen bezorgen, maar voor hy
zjjn voornemen konde uitvoeren, ontnam George
hem het papier on gaf het aan Dick, dien hjj beval
het bcSto paard uit te zooken, dadelyk op te stygon
en naar York te rennen. Sir Henry, do alleen-
heerscher, voor zoo ver hy zelf wist, in zyn eigen
buis, zag zyn gast, die over zyn eigendom beschikte, j
vreemd aan. »\\Yel verdoemd, Sir! ik ben een vrjj ]
man, en een vrjj man is meester in zyn huis, en al
kwam zelfs Zjjnc Majesteit..."
»Gjj hebt gelyk!" zeido George, die bier bewees
dat hjj zyn volk kende en eerbiedigde, want hy
nam het papier uit Dicks handen en gaf het Sir
Heury terug. «Beschik er zelf over; maar de re-
quizitio moet tjjdig to York en door een vertrouwd
persoon worden aangebracht."
»Als gy, uit Londen, onze rechten maar erkent!"
hernam Sir Henry in de beste luim en het papier
Dick \\Yharton ter hand stellend, «daar, kacrel! hebt
ge het terug; ik belast je met do tyding; noem \'
Nelly van stal; het is do beste, hoor!"
Dick wierp een wanhopigen blik op de keukon,
die hjj voorby giug, on waar hy een heerlijk ree-
bout aan hot spit zag. Hy zou er niets of weinig
van genieten, want terwy\'1 zyn heer en meester zicli
to goed deed, zou hy door Nelly naar York wor-
dn gedragen, ouder het genot van den meer dan [
kooien regen, hetgeen zeer wysgeerige overdenkin-
gen over de onrechtvaardige lotsbcdeeling der ver-
schillende nieuselien bjj hem doed ontstaan, daar
hy de plaats van zyn meester en dozo do zyno
zeor goed, zouder dat iemaut het merkeu zoude,
had kunnen innemen.
^Vat i» er toch gaande, Sir?-\' vroeg Charles na
het middagmaal aan George. «Yader is zoo noêr-
gedrukt of bij mot loêgo weitascb van de jacht
terug kwam. Toon ik vroeg wat hem deerde word
ik afgewezen met de woorden, »dat bet staatszaken
waren!"
«Dat zijn bet ook, Charles! \\Vc gaan morgen
ochtend waarschijnlijk heen. Laat alles gereed zjjn."
«Zoo spoedig? En gy hadt gisteren in het ge-
heel geen haast? Hebt gij Mary dan niets meer
to vertellen, Sir?"
•Hoe nu, knaap?" riep bij toornig uit. Hy dacht
bespot te worden door den jonkman, dien hij als
zijn gelukkigen medeminnaar begon te haten, maar
het gelaat van den knaap vertoonde geene uitdruk-
king van spotternij: «Gy kent die deerne goed,
zeer goed? Biecht eens op, mjjn jongen! Gy zjjt
dikwyls bij haar?"
«Zeker! sedert jaren ken ik haar. Ik heb baar
lief, Sir!"
«Zoo\'n boerendeerne!" riep hjj schamper lachcn-
do uit. «Het wordt tjjd dat gij dit land verlaat,
waut gjj zoudt in staat zyn, om ook holsblokken
aan to doen, zoo als zy zo by haar werk draagt.
Arme jongen! moot dio boerin Lady Digby wor-
den?"
«Daaraan heb ik nooit gedacht. Toch is het een
lief meisjen. Jammer dat ze zoo laag geboren is,
Sirl Evenwel zoude niemant hot vermoeden, want
zo is gants anders als de anderen... Zjj is tier als
koningin Bossy \'), ja nog voornamer dan mjjue moe-
der. Zy weet zeer goed wat een edelman is en
wees my daarom ook op u ... Zjj heeft u gister
van nabjj gagcslagen."
«Zoo, mjjn vriend? Hot kind schynt nog al opon-
hartig___ Zjj heeft zeker dikwyls van my ge-
sproken ?\'\'
Charles zweeg. Hy kon de waarheid niet zcg-
gen, en hy waagdo hot niet een leugen uit te spre-
ken en de vraag ontkennend te beandwoorden.
«Och, die hoerenkinderen brengt men nog al ver
met een lintjen voor het keursljjf of met een ver-
gulden naald in het kapsel," zeide George.
Hjj keerdo zich af en liet Charles achter, bedroefd
en vertoornd tevens. George sprak van Mary op
een toon dio hom griefde; toch kon hy niet ont-
keunen, dat er veel waarheid in die woorden school.
Het beeld van Mary was door dien overmoedigen
vreemde verminkt, en hy kon of wilde zelfs niet
den schuldige er voor straffen. Een boerendeern,
ja dat was zjj! Een boorendoerno Lady Digby!
Het was to grof.... Toch scheen George zolf niet
ongevoelig voor die boerendeerne, dio — hjj go-
voelde er wrevel over — hem maar te veel aan-
dacht schonk. Wat hem deerde, wat hy wilde, de
jonkman wist het niet; maar or was droefheid in
zyn binnenste en wrevel in zyn hart.
Het was ecu ongelukkige dag voor Sir Henry I
Bezwaard met do zorg die wij konnen en dio hem
immer zwaarder en zwaarder begon te wegen, hoe
I) Elluboth.
-ocr page 54-
MARY HOLLIS.
183
moor do avond naderde; door Lady Digby getroost
op eeno wjjzo dio hem de plichtsvci vulling nog
zwaarder maakte, had hij gehoopt hulp en bijstand
te zullen vinden bij zijn gast, die de oorzaak van
alles was. En de gast was weder verdwenen! Eer
hjj het wist was George de valbrug weder overgc-
gaan, zonder tegen iemant iets te zeggen. Lady
Digby deed hem daarbjj opmeiken, dat dit reeds
de tweede maal op een dag was, dat de gast, dien
zij liefderijk hadden opgenomen, van hen afdwaalde,
en dat ook zjjn dienaar, de zonderlinge kwant, die
altijd dubbel zag, dien morgen mede in alle stilte
was heen geslopen en bjj zijne terugkomst dadelijk
naar zijn heer had gevraagd. De eerwaardige Lady
gaf verder niet onduidelijk te kennen dat, indien
zjj niet zoo zeker van het tegendeel overtuigd was,
zj beide vreemden voor struikroovers zoude houden,
en iu ieder geval maar wilde, dat het vertrek spoe-
dig plaats had.
Waarheen ging George thands? Zeker verdor
dan van morgen, want hjj liet zijn paard zadelen
eu spoedde zich in galop voort. 11 y kon nog niet
lang gereden hebben, toen hij Charles inhaalde, die
op den weg naar het huis van Hollis seheeu te zjjn;
want tieorge groette hem met de hand en riep hem
lachend toe; tVeel geluk bij do deerne. Groet
Mylady Digby aan de waschtobbo!\' Bjj het draaien
van den weg zag hjj even om eu bemerkte hjj tot
zijne bljjdwhap, dat de woorden den noodigeu in-
druk hadden gemaakt, daar Charles terugkeerde.
De jonkman was op weg gegaan om van Mary af-
scheid to nemen, maar op dit oogenbiik was het
hem onmogeljjk geworden. Vreemd was het! Als
zjjno moeder Mary beschimpte, dan steeg hem het
bloed naar het aangezicht, dan verdedigde hij haar,
dan werd haar beeld te schooucr eu reiner; en als
die vreemde het deed, dau waagde hij g.;eue vnr-
dediging. De schimp van Georges lippen veroor-
zaakte eene gemengde aaudoening van vreugde en
droefheid beide. Hjj zou niets liever willen vor-
uemen, dan dat Mary door George niet geacht werd,
zoo slechts niet te gcljjkcr tjjd diens minachting
haar iu zyue oogen verkleinde. Lady Digby stond
uiet hooger dan Mary, maar Sir George was een
edelman van hot hof Zjjuer Majesteit.
Dezo reed altijd door. liet was dezelfdo weg
dien hjj dien morgen met Sir Henry had afgelegd.
Toen hjj bij Kiddys woning aankwam, wendde hn
even het hoofd naar de bouwvallige schuur, waar
naar alle waarschijnlijkheid de geheime godsdienst*
oefeningen plaats hadden.
»Onverbeterlijke dwazen 1" prevelde hjj, on Georgo
Villiers, Hertog van Buekingham, had gelijk.
Met zjjuc denkbeelden aangaande God en gods-
dieust, aangaande zedelijkheid eu geweten, of liever
1\'Ü zjjn gemis aau bepaalde denkbeelden ten dien
aanzien, moest hem do hardnekkigheid der ellen-
digen, die leven en vrjjheid op het spel zetten, om
God naar hunne overtuiging te dienen, wel als
dwaasheid eu onzinnigheid voorkomen. Hjj was de
schuur echter reeds lang voorbjj cu bevond zich op
do onafzienbare hoide. IIjj poosdo een oogenbiik
eu staarde in het rond. Diek had hem gesproken
van een hut, uit plaggen gebouwd, die tot toevlucht
diende voor do schaaphoeders b\'ij storm of onweer.
Iiy zag haar eiudelijk in de verte en reed er heen.
Bij de opening stond een man; misschien waren er
nog meer daar binnen, en orn dat te weten reed
hjj om de hut heen eer hjj er naar toe stapte. Zjjn
achterdocht bleek echter ongegrond eu weldra stond
hjj voor een wachtende, iu wien wjj Jack Keinble,
bijgenaamd Roodeu Jack, herkennen. Deze groette
even en wenkte hem binnen te komen.
• Nergens kan ik mjjn paard vastbinden, ik zal
er dus op bljjven. Wjj kunnen hier samen spreken.
Mjjn dienaar verzocht u hier te komen."
•Ja."
•Heeft hjj ii gezegd waarom ?"
• Wist hjj het dau\'r"
•Gedeelteljjk. Gjj hebt iu last gekregen nadere
kennis met nijj te maken."
•Niemant heeft het recht nijj een last te geven,
zelfs niet do Hertog van Duekingham."
•Ik weet, dat gjj mij kent eu ook dat ge mij
zoekt. Ge wildot zekerheid eu maaktet u door een
behendigheid van mjjn ring meester. Waarom zoekt
ge mjjV"
• Dat is miju geheim."
•Gjj hebt uijju dienaar uitgehoord, niet alleen
naar deu weg dien ik gegaan beu — dien koudet
go alleen willen kennen, om u te verzekeren dat
ik de bedoelde persoon was — maar ook naar den
weg dien ik nog gaan moet. Ge hebt zekere voor-
uemens, die go uiet uit u zolven hebt opgevat:
want, wat zou iu dat geval mjjn naam cu rang u
aangaanV Een reiziger is altijd een eend, dio bjj het
veerenplukken eerst vet of mager blijkt. Bovendien
niemant dau de Loudcusche vrienden weten van
mijn reis en zelfs weinige hunner van mijn reisweg.
Gjj hebt dus uauwjjziugeu ontvangen."
•Misschien."
• Van wien of liever van wieV"
•Zoo, is er een vrouw iu het spel?" eu by dio
vraag kwam er oven een glimlach op dat gezicht
eu lichtte hjj de oogleden wat hooger op, zoodat
de slimme oogblik duidelijker werd.
•Waarom niet?" vroeg Buckiiighain luchtig. «De
vrouwen regeereu do mannen eu de mannen de
waoreld. Ik heb er zoo menig een gehad, wier
liefde iu haat is verkoord. Maar, vriend! go doet
u zoo geheimzinnig voor, dat ik haast geloof dat
ge niets weet. Toch zou het uw belang zjjn mij
het tegendeel te doen onderstellen, want dau zou
ik het iu m jj u belang achten u óok iets te ver-
trouwen, wat u geld iu den zak zoude tooveren.
Gjj kunt nijj met uwe bende overvallen, altjjd ou-
dorsteld dut ik, uu ik iets van uwe gojdo voorue-
meus gemerkt heb, nijj niet door ecuige vau de
•Blaauwe Oxibrdors" \') laat begeleiden; muur zoo
xj £.ii j\'-jjiwtui vuuiictiu dcieu tyü ujigeiiclii.
-ocr page 55-
MARY HOLLIS.
13?
ik u het genoegen gunde mij uit te schudden of
wel te vermoorden, dan zoudt pe niet meer ver-
dienen dan de weinipe puinjes, die ik bij mij heb
en den prijs dien men u in Londen heeft beloofd.
Dien prijs kunt «o toch verdienen, daar po in het
bezit van mjjn rinp zjjt en dien aan uw lastgever
of geefster, vóór dut ik te Londen aankom, kunt
vertoonen..."
•Goed bedacht Go zoudt waard wezen een der
onzen to zijn. Maar ge vergeet iets... ik kan dat
alles doen en u tóch niets vertellen."
•Ik geloof dat pij iets verpeet, slimme kameraad!
Ik op mjjne beurt zou dan zwjjgen en u geen peuny
laten verdienen."
•Wat ik verdien is zeker; wat ik nop verdienen
moet is het niet. Goedo reis en behouden aat-
komst."
•Gjj wilt mjj vrees aanjagen, maar dat paat niet
zoo spoedip, vriendlief! Prie honderd pond zijn er
meê «remoeid."
•Welnu, als pc die besteden wilt, dan zal ik ze
wol krjjgcn. want... gij lu\'bt mij noodig."
•Vervloekt pnlgenaas!" bromde Buckinpham. »Ik
geloof dat gjj mij meer noodig hebt dan ik u. Een
letter schrift van mij en de dragonders Zjjner Ma-
jesteit komen uit York op do bende van Rooden
Jack af."
•Gij begint te dreigen?... Als ik mij niet tot u
aangetrokken voelde, zeker door een groote over-
eenkomst van hoedanigheden, dan zou ik u den
rug toekeeren. Po dragonders Zijner Majesteit!
Misschien hebben ze wel een halfjaar soldjj te goed.
die ze van ons zouden kunnen krjjgen, maar van
Zjine Majesteit niet. Ze liepen tot ons over! Gjj
dreigt? Po Hertog van Buckingham is misschien
machtig in zjjn slaapkamer, maar daar buiten be-
tcekent hij juist niet veel!"
• Onbeschaamde vileyn!" riep Buckingham, zijn
drift niet langer meester, uit.
•Uwo Oenado beware dio woorden voor de edel-
lieden Zijner Majesteit," hernam Jack. »Wjj, mees-
terg van \'s Konings wegen, hcblxm óok ons punt
van eer. Maar laat ons eindigen. Gjj hebt mjj
noodig en wilt mij. onder do noodipo waarborgen
voor de stipte voldoening van uwen wensch. drie
honderd pond geven... Het is goed betaald, maar
zeker ook halsbrekend werk. Voor den dag er
mede; want hot begint te schemeren, hetgeen wil
zopgen dat onze dag aanbreekt." Buckingham wei-
feldc. Jack bemerkte het, keerde zich zonder een
woord meer te spreken om en verwijderde zich.
Buckingham liet hom oen wjjlo gaan, in do zekere
verwachting dat Jack terug zoude komen, voor het
minst het hoofd omwenden, maar niets van hetgeen
hjj hoopte pebeurdo; Jack bleef bedaard voortgaan.
Peze bleek gelijk gehad te hebben zich noodig te
gelooven, want do ander gaf zijn paard de sporen en
was hem weder op zjjde. »Gjj zjjt een koele, vast-
beraden, verstandige schurk en daarom bruikbaar."
Jack lichtte even zyn hoed af en andwoordde
spottend •
•Ik sprak straks van overeenkomst in hoodanig-
heden, dus..."
•Ge maakt duchtig gebruik van uw macht, vle-
gel! het Is thands wél zoo. Gjj kent mijn dienaar...?"
•Pien slimmert, waar men niets uit kan krijgen?"
vroeg Jack schertsend.
•Ik merk dat gjj hem kent: hjj geljikt u echter
meer dan gij denkt. Welaan, die man. Piek Whnrton,
zal morgen of overmorgen iemant aanwijzen, die
orjj ongemerkt, zoo zachtzinnig mogelijk naar
Londen moet begeleiden. Er zal weinig weêr-
stand worden golioden. en van wapenen map er geen
gebruik worden gemaakt. Het geld voor het huren
van een rijtuig zal Piek u geven."
•Ik kan haar — want gjj bedoelt een deerne —
niet verder dan tot Leicester brengen; daar eindigt
mjjn gebied."
•Maar daar begint gewis liet gebied van een ander,
van een broeder: aan dezen doet go Piek en de
schoone, die men als man moet vermommen, over."
•En de drie honderd pond ?"
•Wordt u bij de levering te Londen uitbetaald.
Ojj hebt daar immers uwe agenten even als de heeren
ginder zo hier hebben ? Zoo is het ook trepaan
wat mjjn persoon betreft, zoodat pij eipenljjk niet
weet voor wie gjj werkt, wanneer go mjj straks in
het zand doet bjjten. Heb ik het niet geraden,
meester? Gij woudt straks niets zeggen, maar gjj
weet ook niets."
•Wie geeft mij to Leicester zekerheid van mjjn
geld?"
•Op welke wijzo zjjt ge zeker dat go den op mjjn
hoofd gestelden prijs krijgt?"
•Vraagt go weder naar don weg, dien ik toch
niet zal wijzen? Want ik gaf mjjn woord on dat is
heilig. Het staat niet gelijk, als I\'we Genade zich
maar eens bedenkt. Ik ben zeker van mijne broeders,
maar nog niet van u."
•Wol verplicht voor do onderscheiding. Po waar
behoeft niet geleverd to worden dan tegen betaling.
Piek geeft u te Leicester veertig pond op rekeninp,
en hjj overkomst der schoone, in den omtrek van
Londen, worden do overige twee honderd zestig
uitbotaald."
•Ik neem hot aan, want alles wel bedacht, zjjt
gjj in mjjne handen!" zeide Jack, na eenig nadenken.
•Uw dienaar kan mjj hier vinden, morgen middag.
Goede reis!" Hjj stak Buckingham do hand toe;
dezo weifelde die aan to nomen. «Vat haar," ver-
volpde Jack, «Wie mijn hand heeft gedrukt is
veilig, en do reis is nog lang."
Po Hertog van Buckingham gaf Rooden Jack do
fijne en blanko hand.
XIII.
Po morgen was aangebroken, schoon hctooggo-
neigd zou zjjn to ontkennen wat het gehoor door de
Fricsche klok in den gang van het kasteel Hallara •
Castlo werd aangekondigd. Met moeite drongen do
-ocr page 56-
131                                                              MARY HOLLIS.
sciniinsclie stralen der winterzon door do dikke wolken
en den nog dikkeren mist, die over de akkers walmde,
en het uitzicht op vier of vjjf schreden belemmerde.
Alles was vochtig en kil, somber en dof. Toch had
de natuur het hare zelfs niet behoeven toe te brengen,
om de bewoners van Hallam-Castle en niet alleen
hen, maar ook die van de gantsche omstreek somber
te stemmen. Er was iu den vorigen avond zóo veel
gebeurd wat do meesten met ontzetting vervulde,
er zou dezen morgen op het kasteel nog zóo veel
voorvallen wat de gemoederen met smarten droefheid
vervullen zou! Tot groote bevreemding toch van
Sir Henry en Lady Digby had Georgc den vorigen
avond verklaard, dat hij van voornemen veranderd
was, en reeds den volgenden morgen wilde vertrek-
ken. Het kwam Charles alleen niet onverwacht,
slechts betreurde hij het, dat hij den voorgenomen
gang naar Marys woning had uitgesteld, en verweet
hy het zich zelfs, dat hjj het gedaan had om den
bitteren spot van Sir George. Zijn vader was dien
avond uitgereden aan het hoofd van een troop
dragonders, die, toen de avond reeds gevallen was,
in vollen ren het voorplein waren genaderd en zich
daar onder het bevel van den Magistraat Zjjner
Majesteit hadden gesteld. Met welk doel zjj geko-
men waren, had hij nog niet vornomen; het waren
staatszaken, zoo als hem by vernieuwing verzekerd
werd. Sir George, als had hy bemerkt dat Lady
Digby rechtmatig grieven tegen hem koesterde,
kuoopte met haar een gesprek aan over de adeliyke
huizen in den omtrek, waarby hy tot Myladys ver-
on bewondering een kennis van de geslachts-historie
en goslachts-boomen ontwikkelde, welko de hare
zoo niet voorbystreefde, dan toch evenaarde.
Niets belette Charles dus, om zyn geweten tot
zwjjgen te brengen, door weg te sluipenen het uit-
gestelde afscheidbezoek aan Mary te gaan brengen.
Het was wel een ongewoon uur, maar hij mocht
zich verzekerd houden haar thuis to zullen vinden,
en in het byzjjn van moeder Anne haar te spreken,
hotgeen hy verkoos boven een onderhoud mot haar
alleen. Mary toch was in het bjjzyn van anderen in
den laatsten tyd altyd vrolyker geweest dan met
hem alleen, en hy was nog niet de laatste wandeling
vergeten, die hy met haar gedaan had, toi\'u de reis
naar Londen voor het eerst met haar ter sprake
gekomen was. Zonder dat icmant hem bemerkte,
trad hy naar buiten, waar hjj den Kapellaan vond.
die angstig op en neer ging, by zjjn naderen als
uit een droom wakker schrikte, en hem onsamcn-
hangend zyn angst en zyn vrees vertelde over het
voornomen van Sir Henry, een voornemen, dat hjj
wel niet kende, maar toch vermoedde, en dat door
»deu liberteyn die boven zat," Sir Henry in het
hoofd was gepraat. Charles, die er niets van lx\'grerp.
keordo zich driftig af; grommende over de eeuwig-
durende vrocs van Zjjn Eorwaarde, en sloeg in haast
den donkeren maar hem welbekenden weg in. Vreemd
was het, dat in de verte het lichtjen door hei venster
hem niet tegen flikkerde; nog vreemder was het,
dat hy, nader gekomen, nergens licht bespeurde.
hoewel de kleine luiken niet gesloten waren. Hy
hief de klink der deur op, maar deze was dicht.
Er was dus nicmant thuis. AVerwaards zou het
gantscho gezin getogen zjjn? Geheel afgescheiden
van de wereld loefde Hollis met do zjjnen, zoodat
er geen sprake kon zjjn van oen pleiziertoeht. Hjj
besloot naar een der naastbjjliggende hutten te gaan
en daar eenige berichten in te winnen; maar ook
deze was ledig en gesloten. Slechts eeno van do
velen, waar hjj aanklopte, toonde een lichtjen, en
herbergde een klein meisjen, dat thuis was geblevon,
om een broertjon in de wieg op to passen. Toen
hij het kind, dat verlegen wegsehool.door vriende-
lijke woordjens tot spreken verlokte en naar vader
en moeder vroeg, ontving hjj ton andwoord dat zjj
uit waren gegaan, en dat zjj mocht gaan slapen als
ze weer thuis kwamen. Meer kon hij niet uit haar
krygen, zoodat hij, zich voornemende den volgenden
morgen naar de oplossing van het raadsel to trachten,
besloot terug te koeren. Misschien zou hy Mary
morgen by het voorbijrijden nog wel zien en vaarwel
kunnen zeggen; dat wilde en moest hjj; want zoo
hy het niet deed, zou hjj baar immers bedroeven,
en zou zij zich gaan verbeelden, dat hy haar reeds
vergeten had?
Eer hy het vermoedde, zou hjj de oplossing
van het raadsel vernemen. Toen hy terug kwam
vond hy den Kapellaan in den gang. Groote tranen
biggelden hem langs do wangen, en bykans in wan-
hoop wrong hjj zich do handen. //Het was onmensche-
lyk!... Dat was niet, wat do Goede Meester had
geleerd," mompelde, preveldo en zuchtte hy zonder
dat Charles, die daarbij stampvoette van ongeduld,
er iets van begreep. Daar binnen vond hy Sir
Henry met do armen over elkander in het vuur
ziende, en nu het rechterbeen over het linker, dan
weder het linker over het rechter werpend, hetgeen
nooit een gunstig teeken was. Sir Henry was dan
ook in dozen oogenblik bjj een vulkaan te vergclyken,
dio wel geen vuur spuwde, maar inwendig kookte
en zioddo.
Hy was reeds verbolgen, bits en bitter teruggc»
keerd, niettegenstaande de ondernomen tocht met hot
gunstigst gevolg was bekroond. Hy had tegenspraak
gezocht, om zich boos to kunnen makon; hy wilde
een wryfpaal, dien hjj by het wryven omver kon
werpen, en Mylady wenschto hem geluk en Sir
Georgo gewaagde er van, dat Zyue Majesteit zou
weten te beloonen! Daar kwam echter de ongelukkige
Kapellaau binnen, die geroepen scheen om van zyn
meester altyd do overlooponde galbuis iu ontvang
to nemen. Do nou-konformisten waren op heotor
daad betrapt; do schuur was omsingeld; de »aarts-
ketter, de dikste roudkop, de yzervreter, do verstokte
oproorling een der beulen van den koninklijken
martelaar\'\' Jakob Hollis, was gevat en naar Leeds
gebracht, waar hem het vonnis van deportatie
wachtte. Zoo als altyd werden de groote oogen en
de groote mond wyd opengesperd, zonder dat er een
woord op do lippen kwam, en Henry dacht reeds
weder een gclukwensch te hooron, waarby bjj voor-
-ocr page 57-
MARY HOLLIS.
185
vrolijk over do lange gezichten der cdolc familie
en schreef hjj zjjn vertrouwde do te volgen ge-
dragsljjn voor. Ook do overigo bewoners waren
spoedig in de rust, maar de droomen dor moesten
waren benauwd.
Hadden wjj geen recht te getuigen, dat do na-
tuur den volgenden morgen het hare tot de algc-
mecne somberheid niet had behoeven toe te voogen ?
Het valies van Sir George was door Dick gepakt
en op het paard vastgegespt, dat op het voorplein
wachtte. Nevens dit stonden er nog twee andere.
In het gewone zit vertrek stond hot hartig ontbjjt
gereed. De ham was rooder en eólor dan ooit; de
eieren versch gelegd en heerlijk gekookt; het eigen
gebakken brood dampte; de tinnen kan met porter
even van het vat getapt en toch, Sir Henry, Mylady
noch Charles kondon iets gebruiken. Waar was de
eetlust des laatsten, die anders de bewondering van
de beide eersten wel eens opwekte? De Kapellaan,
dio nimmer het uur van hot ontbjjt voorbjj liet gaan,
was ditmaal afwezig gebleven. Gelukkig dat do
komst van George eenigo verandering to weeg bracht.
Er werd ten minste gegeten en gesproken.
Do gast scheen in de beste luim. Hjj prees al-
les en hief ten langen laatste, toen de Steward
binnen kwam om te zeggen dat alles gereed was,
de volle kroes omhoog. >Sir Henry en Mylady, als
loyale onderdanen Zjjner Majesteit hebt gjj een
vriend Zjjner Majesteit de gulste gastvrijheid ver-
leend. Ik voel mjj aan u verplicht en hoop mjjno
erkentelijkheid te zullen toonen door uwen zoon
op de plaats to brengen waar een echte Digby hoort."
•Verdoemd mag ik wezen, als het me niet spjjt
dat ge vertrekt!" zeide Sir Henry hem de hand
reikende, «Draag zorg voor don jongen, hoor! Hjj
is wild, draag zorg voor hem. Charles! jongen,
wees gehoorzaam, en trouw aan Zjjno Majesteit,
wiens wil jo een wet moet zijn: want zoo wil het
God, de Koning daarboven. Maak me den naam
van Digby niet to schande. Je moogt wel door het
kreupelbosch heen, en bljjft er ook soms een stuk
van je wambuis aan hangen, het heeft niets te bc-
teekenen, zoo jo je vlecsch er maar niet bjj op-
scheurt... Dag, jongen!"
Charles had de preek maar half aangehoord, want
zijne moeder had zijne beide handen in do hare
genomen en hem toen in do oogen gestaard en hem
toen gekust; terwijl de traneu haar in de oogen
kwamcu en do bevende lippen stamerden: »Lief
kind!"
»Lucy, mensch, wat deert je?" riep Sir Henry
bijna geschrokken uit. »Ze schreit waarachtig, zo
schreit, en ik had dat, hjj me ziel, nog eer van de
beeltenis van mjjn Koning zaliger, dio boven hangt, \'
verwacht..! Het zjjn geen zeeen die ons van hem
scheiden, en als de oogst goed is dan komen wjj
hot volgend jaar over en halen wo hem terug!
Lincoln Inn, daar stap jo af en daar zal do Kapel-
laan mjjn brieven heenzenden. — Maar, Charles,
éen ding vergeet je me niet: je kiest me geen vrouw,
want ik en je moeder hebben hier al een keuze ge-
ncmcns was op te springen en den Kapellaan toe
te voegen dat hü. gecsteljjke, anders had behooren
te oordeelen en met den gevangene eenigo deernis
te gevoelen, toen hjj tol zjjno groote bevreemding
do armen van den Kapellaan in heftige bewoging
zag komen, en weldra, toen de woorden verstaanbaar
werden, vernam, dnt hjj, Sir IIonry,een onehristeljjk
werk had godaan, dat de liefderijke Meestor ver-
oordeelde wat hjj, Sir Henry, had durven verrichten
en dat hjj, Sir Henry, werd aangemaand, om te hor-
stellen wat hjj misdreven had. Sneller en sneller
vloeiden en stroomden de woorden den verontwaar-
digden Christen, don zoogenaamden armen van geest,
maar werkelijk reinen van hart van de lippen, en
wellicht zou de reden van Robert King in lengte
een puriteinschc preek zjjn geworden, zoo niet Sir
Henry in woedo hem bevolen had te zwjjgen en,
toen dit niet hielp, de kamer te verlaten. Een oogen-
blik nadat dit gebeurd was trad Charles binnen.
Voor een nauwkeurig opmerker zou het duidelijk
zjjn geweest, dat Sir Henry zich zclven even sterk
voroordceldo als de Kapellaan hot deed. Hjj was
een vjjand van de vjjanden zjjner Kerk, die de ver-
dienste had de Engelsche Staatskerk te zjjn; hjj
haatte dan ook wat zich niet naar dien naam heette:
hjj wist dat hjj ingevolge de wet van Koning, Lords
en Gemeenten gehandeld had. en toch... altjjd trad
hem de weenende Mary voor den geest; die voor
hem neer was gevallen en om vergiffenis voor haar
vader had gebeden; altjjd zag hjj do bleeke gelaats-
trekken van al do aanwezigen, do meest stugge
grove boeren, die allen baden voor hun leeraar tot
zelfs Dirkcns, zjjn besten vriend, wiens blaam hjj
schuwde en dio met zjjn eigenaardig flegma hem
bestraffend had aangezien. O hjj zou misschien
erkend hebbon dat hjj spjjt had van hetgeen hjj deed,
indien Sir George niet tegenover hem had gezeten
met dien glimlach op de lippen, en den spot had
gedreven met dat hoenderhok, waarin de vos ge-
slopen was, met den verminkten goochelaar, die
altjjd op dcnzelfdcn noustoon do texten opdreundo
van Genesis tot aan de Openbaring en vice versa.
Charles hoorde dit alles met beklemde borst aan.
Hjj schaamde zich in het eerst, naar het lot van
Mary en moeder Anne te vragen, maar eindelijk
zegevierde zjjn botor gevoel en hjj dood de vraag.
Knorrig was \'s vaders ontwijkend andwoord: do
man wist niet waar zjj gebleven was. Charles haastte
zich den hoed op te nemen, maar Mylady had hem
bevolen to bljjven. De zoon behoorde niet te gaan
troosten, waar vader zoo to recht had gekastjjd.
Hjj moest bljjven en vermeerderde do gedwongen
stemming, waartegen Goorgo te vergeefs een tjjd
lang kampte. Hjj gaf het echter weldra op, on vroeg
verlof zich naar zjjn kamer te mogen begeven, waar
hjj nog een en ander voor de rcizo to ordenen had
en gaf tevens in den beleufdsten vorm te kennen,
dat zjjn dienaar Dick Wharton nog weinige dagen do
gastvrijheid der Digbys zoude bljjven behoeven, daar
hjj nog cenigo berichten uit York in te winnen had.
Weldra maakte hjj zich, mot Dick alleen gelaten,
-ocr page 58-
136
MARY HOLLIS.
daan: we hebben ons woord gegeven en geen Dig-
by breekt dat."
•Vader! denk om Hollis en Mary," zeide Charles,
die naar de geopende deur trad.
•Dat lieloof ik .je, jongen! Ja. ik heb er tot in
mijn ziel leed van. dat do aardige meid zoo alleen
staat." zeide Sir Henry. en Mylady, die zich\' \\ver-
kelijk week gevoelde hij het vertrek haars eenigen,
voegde er aan toe: «Wij zullen het meisken tot ons
nemen en uithuwelijken en haar man een woning
doen houwen en grond geven..."
Charles knikte zijne moeder toe. hoewel het hem
wonderlijk to moedo werd hjj die woorden. Hoe
bang en verlaten zou het hem zijn als hjj terug-
keerde en Mary als boerin terugzag, getrouwd. ire-
ketend aan een ander en dus niet meer met hem
wandelend on schertsend... Wie zou hij dan heb-
ben die met hem dacht en sprak?
•Komt. ouden! werpt het .jong het nest uit: het
is tijd!" riep Gcorge, die reeds naar do voordeur
was troweest en terug kwam.
Men trad naar buiten, waar al de bedienden van
het huis stonden, met den Kapellaan en Dirkens
aan het hoofd. De laatste deed mede een kind
uitgeleide, want eon zjjnor zonen zou als Charles\'
bediende meê naar Londen gaan. De Kapellaan,
die voor do bagaje had gezorgd, stond naast het
paard, voor zjjn kwoekoling bestemd, met iets, dat
in een toegeknoopten doek verborgen was, in de
hand...
«Charles,"\' zeida hij met trillende stem, »zult ge
den ouden... stumpert niet vergoten?"
«Ra haar zien en zeg dat ik haar niet vergeten
zal..." fluisterde de jonkman haastijr.
«En onthoud dit: doe anderen..."
«Zeg haar. dat ik niet kon komen, maar dat ik
sehrjjven zal en aan Zjjn Majesteit gratie voor haar
vader zal vragen..."
«Ja Charles!., doe anderen wat go wilt dat u..."
«Juist, mijn goede vriend!" zeide Charles hem
warm de hand vattend, «maar wat hebt cc daar
toch? Dacr, goede vrienden!" riep hjj tot de ande-
ren die hem omringden.
•Maar wat hebt go daar toch, Kapellaan?" vroeg
Sir Henry nader bjjkomend en de doek hem uit
do hand nemend, juist op het oogenblik, dat King
die aan John, Dirkcns\'zoon, wilde geven, dio echter
mot tecrenzin het pak aannemen ging.
De Kapcllaan kleurde als een schooljongen tot
achter do ooren, toen do doek geopend werd en
oen pudding bleek to bevatten, dio hjj in stilte had
doen klaar maken om zijn kwcekeling een versna-
pering op reis to gunnen Georgc en Charles bor-
sten in ecu luid gelach uit: deze echter reikte
daarop den armen stumpert de hand en zeide hnr-
telijk: «Ik dank u, ik dank u." Gene kittchle
hem oven met den rijzweep in den nek en zeide:
«Waarom geeft ge ons de meid ook niet mede, die
haar gebakken hooft? Nu, oude, bljjf je kudde
nog lang weiden... Je juk is licht en je last niet
zwaar of hoe staat er oo\'.c geschreven?"
Hij wilde voortvaren, maar do blik des Kapel-
laans, waar geen toom of vorontwaardiging in lag,
maar wel droefheid, deed hem ophouden. Middeler-
wijl was Dirkens bij Charles gekomen, had hij hem
gewenkt het hoofd tot hem neer te buigen, en
toen toegefluisterd: «Als zü heenging zou zo vaar-
wel hebben gezegd, vat je?"
«Weet ge waar ze is ? Dirkens. ik kon niet ko-
men. zeg haar dat... maar waar is ze?"
•Hij mij en daar zal ze blijven..."
«Ons weerzien zal blijder zijn dan het vaarwel..."
«net vaarwel hebt g ij niet gezegd, het welkom hoop
ik dnt zjj niet zal zegeen... begrjjp je ?" vroeg hij,
en. hoe langzaam en bedaard do woorden ook wer-
den uitgesproken, toch waren ze scherp en puntig.
«Vaarwel, Sir Henry! vang dezen winter vele
vossen, maar bewaar er een voor mij: in het voor-
jaar kom ik die vangen. Mylady! onthoud de ha-
rinarpastei. want ik kom u die weldra vragen..."
Hjj boog bevallig in den zadel tor rechter on lin-
kerzjide, maar ceendiehet opmerkte: allen omring»
den den zoon huns meesters, den jonker, onder hen,
met hen opgevoed, een der hunnen in spel en vro-
liikheid, in winter en zomer... Het vivat klonk
luide, achtervolgde de drie ruiters nog lang en
verhief zich nogmaals, toen Charles en John bij
het omslaan van den weg het hoofd nog eens wend-
den. Lady Dighv was naar binnen gegaan, waar
zjj, voor de boeltenissen der Digbys neergeknield,
voor haar kind had: Sir Henry was tot het einde
buiten gebleven, schreeuwde het luidst vivat, wuifde
het meest met den hoed alsof hjj daardoor de tra-
nen droog wilde waaien, die hem in de ooeen
paerelden. Dirkens trad op hem toe en lei hem,
— do oude Hollander was een rechte burgerman —
de hand op den schouder, en zeide: «Ik heb er
toch ook een die weggaat..."
«Gij hebt er zeven, oude. ik maar een..."
«Dat\'s krek hetzelfde. Al hebt go er twaalf,
niet éen kan er af."
«Ik zou het n.mit aan je zeegen. Maar jjj bent
altijd, kalm en taai als een kattendarm..."
«\'t Kan wol zjjn; maar waar hot oog gauw
nat is, is het hart niet altijd week en omgekeerd
ook, vat je? Maar in uwe plaats, Sir, zou ik
me misschien óok niet eoed kunnen houden..."
«In mjjno plaats? Maar. verdoemd, ge zjjt toch
vader even als ik." zeide Sir Henry driftig.
«Dat is waar. Goed gerust, Sir?"
«Zjjt ge dol, Dirkens? Als go niet waart dio
go waart, dan zoudt go misschien óok achter do
tralies zitten. Ik zag je wtl bjj den preêkstool...
Bjj rondkoppon en republikeinen, beulen van den
martelaar, Godloochenaars, Arminiancn, Domini-
kanen..."
•Een mensch is wat God hem gemaakt heeft,
Sir! Goed gerust?"
«Nog oons, zjjt go dol?"
«Ik hoop hot niet, Sir! Maar omdat ik weet,
dat ge niet goed hebt kunnen rusten, daar ge
een slechte daad hobt gedaan, vraag ik u..."
-ocr page 59-
MART HOLLIS.                                                                   137
stede werd haar naast moeder Anne gespreid, en
daar in de eenzaamheid ten gebede neergebogen,
verhief zjj zich tot den Alvader. die haar nabjj bleek
te zjjn: want gesterkt rees zij op. drukte zjj een
kus op het brandend voorhoofd harer gezellinne en
zocht zjj ook haar troost en hoop toe te spreken,
beido gesproten uit het onwrikbaar en kinderlijk
geloof, dat de Vader in de Hemelen uitkomst zoude
geven ter zijner tijd en geen kruis gaf lioven kracht.
De uitputting na zooveel overspanning deed haar
woldra insluimeren, en indien een lichtjen het dnis-
ter van dat vertrekjen schemering had doen wor-
den, dan zoude het wakend oog van tijd tot tijd op
dat schoon gelaat, door den slaap weder met een
blos getint, eene uitdrukking van verrukking hebben
kunnen waarnemen: want haar droom was zoet en
schoon. Zij had haar vader uit den kerker verlost
met medehulp van Charles en alle drie waren in
een ver en vreemd, maar heerlijk schoon land bjj-
een. altijd bjjeen!
Het was reeds laat toen zjj ontwaakte en tot de
wreede werkelijkheid terug kwam. Dirkens bleek
uit te zijn geweest, want toen zij het voorvertrek
binnen trad verscheen hjj op den drempol van de
buitendeur. Hjj had den jonker en zjjn zoon nitge-
leide gedaan, maar bji wachtte zich er wel voor,
dit te zeggen. Zjj had met Dirkens en diens vrouw
vroeger over de reis van Charles gesproken: zjj
was met beiden te rade gecraan, had den eersten
verzocht zijn invloed op Sir Henry aan te wendon,
ten einde dezen van zjjn voornemen af te doen staan,
maar het bericht ontvangen dat het onmogelijk bleek,
omdat Mylady het plan had goedgekeurd. Sir Henry
van gedachten te doen veranderen, het was den
kouden en bedaarden Dirk .Tansz dikwerf gelukt,
zoo slecht» Lady Digby niet in het spel kwam:
had deze echter eenmaal een plan beraamd, dan
kon Sir Henry er niet van afeebraeht worden, want
de goede driftige man, die hoerschor wilde zjjn in
zijn huis, begreep dat hjj tegen zjjno echtgenote
niet volharden kon en een verzet alzoo zoude eindi-
gen met een nederlaag. Mary zag dus hare hoop
verijdeld. Wat er in de laatste dagen gebeurd was
deed het haar minder betreuren, want er waren
vaak oogenblikken dat zjj zelve \'s jonkers afreize
verlangde.
Iets anders was het echter, het govaar, waaraan
zjj hem nog altjjd blootgesteld dacht in die woelige
zondige stad aan do hand van den lichtzinnigon
en zoo vcrleideljjken man, zoo voel mogeljjk to doen
verminderen, door don jonker oen vertrouwden die-
naar te doen medogeven, en zjj wist Dirkens en
diens echtgenote te bewegen een hunner zonen af
to staan. Zjj bezigdo daartoe redenen die zij. toen
Charles zo togen haar deed golden, niot billijkte;
maar zjj was or ook van overtuigd, dat een zoon
van Dirkens in den lagoren en gezonder kring
waarin hjj verkeerde minder gevaar zoude loopen
dan de jonker.
Zy vorkreeg haren wensch en zoo als wy zagen
was John mot Charles en Gcorgo op reis gegaan.
»Wel, vervloekte langton?! wat durft ge zeggen!"
•Dat ge peen goeie daad hebt gedaan, en daar
binnen zegt do echte Sir Henry het zelf," zeldo
Dirkens met den wijsvinger op het hart van den
landheer wjjzende.
•Maar ik moest het doen. Ben ik geen gezwo-
ren magistraatspersoon? Zegt de wet het niet,
door Koning, Lords en Gemeenten gemaakt?"
• En zei die man het óok niet, die daar ginder
weg reed? En waart gij niet bang dat die man
u voor een lauwen koningsvriend zoude houden?
Zeg het maar, Sir Henry! Die man heeft er u
too aangezet, en aan dien man hebt gij uw zoon
toevertrouwd; ik begrijp, dat ge u niet goed kon-
det houden, veel minder dan ik... en dat go vreest,
dat die vreemde voor uw zoon zal zijn, wat hjj
voor u was... Maar wees gerust, Sir! mjjn jon-
gen is mcê, en die zal op onzen Charles helpen
passen, en op die half uitgebloeide stokroos ook.
Dat wilde ik u maar komen vertellen, en nu, ge-
dane dingen nemen geen keer; wal ge niet meer
voor den vader kunt doen, doe het dan dubbel
voor de dochter."
Hjj ging en Het Sir Henry geheel ter neêrgesla-
gen achter. De oude Dirkens wist toch altyd do
rechte snaar aau te raken en te doen trillen.
Xlll.
Arme Mary! Had de schok haar niet verpletterd,
toen zjj de ruwe krijgers bjj het rosse licht der
flambouwen de schuur zag binnen dringen en op
haar vader afstormen? Toen zn zich tussohon hem
en de aanvallers wierp en door dezen met ruwe
hand en nog ruwer scherts werd teruggewoi pen ?
Gelukkig dat Sir Henry zelf tusschen beiden kwam
en haar beschermd had. Gelukkig dat Dirkens
haar had opgevangen en met zich genomen, daar
zjj anders in hare radeloosheid wellicht de dragon-
ders ware gevolgd, do barre heide over tot aan
Leeds toe. Toen de sidderende Gemeente verstrooid
was en Dirkens haar en moeder Anne langs om-
wegen en binnenpaden naar zijn huis had gebracht
en beiden daar welkom heette en beschouwde als
een geschenk en zegening des Heeren, toen zeeg
zjj in de armen der huisvrouw en verloor zjj haar
bewustzjjn, terwjjl moeder Anne in dofte wanhoop
nederzat en mot do oogen starend op éen punt, her-
haaldeljjk do woorden uitbracht; »Dio galg... dat
rad!" Do oude vrouw zag in hare verbijstering wat
eens haar man, ceu andere martelaar, had geleden
en bleef dat zien, den gantschen langen nacht door.
tot zjj eindeljjk tegen den morgenstond in slaap
viel. Met Mary ging het anders. Zelfs in die diepe
droefheid, zelfs b[j dien hardstcn en felsten der sla-
geu bleek de veerkracht van het rein gemoed, van
don opgeklaarden geest. Uit hare bczwjjming ont-
waakt kon haar de liefde, waarmede dit huisgezin
haar omringdo, reeds een troost zijn, kou zjj reeds
danken voor hetgeen zjj ontving. Eone reine leger-
-ocr page 60-
i 188 MARY l
•_______________________________________,____________
Zoo hij het al niet vermoed had, do bemoeiing™
van Mary, die zulk een tedere bezorgdheid te ken-
nen paven, zouden het Dirkens hebben doen ver-
moeden dnt Mary den jonker beminde. Hjj hield
van do deerne, al uitto hij het slechts zelden; hjj
stelde haar hoop. en daarom was hjj verbolgen op
den ander, dien bij ook lief had, zjjn jonker, zoo
als hjj hem dikwijls noemde.
Deze toch had haar, die zoo liefelijk voor hem
zorgde en altjjd voor hom gezorgd had. geen vaar-
wel gezogd, on zoo hij reeds in Hallam-Castle daar-
aan geono behoefte had, hoe spoedig zou hjj zijne
lieve speelnoto dan niet ginder zijn vergeten! Het
zoude wreedheid zjjn geweest, haar. die reeds zoo
zwaar was beproefd, het vertrek van den jonker
mede to doelen en daarom zette hij eon onverschil-
lior gezicht en droogde zjjne vrouw hare tranon toen
zjj Mary terug zagen.
•Hoe is \'t, Mary?" vroeg hjj. »Wees bedaard,
kind! alles kan zich nog ten beste koeren."
Mary knikte even met het hoofd. Veel geloof
kon zjj niet hechten aan eon giinstigon omkeer:
toch wilde zij haar gastheer niet bedroeven door
hem haar weinige hoop te verraden.
• Maar, Dirkons!" zeide zjj zelfs deelnemend, »cr
is u toch niets overkomen ? Uw gezicht spelt wel
geen onheil, maar gjj kunt u altjjd bedaard houden.
Zeg mjj, lieve vrouw Dirkens, is er iets wat ü
smart?"
• Mary, de zegening is boven de beproeving, laat
ik niet treuren, kind! Spreek niet over ons, Mary!
Spreken wjj over u, over onzen geliefden en eer-
waardigen leeraar, die als oen tweede Paulus in
banden zucht."
Mary bedwong de tranen die in hare oogen sche-
merden. «Ja, in banden!" prevelde zjj, terwjjl zjj
de handen vouwde. »Dirkens," vervolgde zjj luider,
•ik heb den Heer om kracht en om licht in deze
duisternis gebeden. Er is oen stem in mjjn bin-
nensto die mjj zegt, dat ik vader moet gaan bezoc-
ken en hem vragen wat hjj wil dat ik doe— Ik
ga naar Leeds."
•Kind, waarom zoo haastig? Lnat ons goed over-
leggen, on bezinnen eer wij beginnen! Hoe bedaar-
der men deze zaak behandelt hoe beter de afloop
kan zjjn. Het geeft ruchtbaarheid aan de vervol-
ging, indien gjj u te Leeds laat zien; het zal het
modelijden en den wrok van niet weinigen opwek-
ken en de tegenpartij, die op het oogen blik het
sterkst is, nog meer verbitteren. De gnntschc zaak
zal misschien vergeten of op de lange baan gcscho-
ven worden, indien wjj golven er goenc ruchthaar-
heid aan geven en do regeering noodzaken de wet
toe te passen,.. Zwjjgon wjj stil dan gaat alles in
den doofpot, vat je, zoo als ze bjj ons in Holland
zeggen. Niet dat ik u weerhouden wil uw vader
te gaan bezoeken, dat niet; integendeel) ik wil u
zelfs naar hem toe brengen, maar uict nu... na
ecuigen tjjd .."
•Dirkens, ik ben besloten, ik ga nog van daag
naar Leeds!" hernam het nicisjen niet vastheid.
»\\Vat Dirkens zegt is toch waar," merkte zjjne
vrouw aan.
•Het moge zoo zijn, maar mjjn lieve vader in
een gevangenis te weten, alleen, geheel alleen, on
| zolvo hier to bljjven, dat kan ik niet! Ik moot
\' deelen in hetgeen hij ljjdt; het is mjjn plicht en
mjjn recht... ik moet naar Leeds!"
Hoewol Dirkons zjjno beschouwing in het geheel \'
; niet prijs gaf on ook nooit gewoon was dit zoo
spoedig to doen, was hjj echter to schrander om
• nog tegon te spreken. Hij had besloten haar niet
I naar Leeds to doen gaan, maar voegde haar na de
\', laatste woorden alleen toe: »In ieder geval moet
ge tot morgen wachten, want van daag kunnen ik, :
noch een van mjjn jongens, met u gaan."
Mary andwoordde daarop niet; zjj Hét hare blik-
ken om zich been dwalen en onwillekeurig rusten
bjj een slecht uitgevoerde koperplaat in cene zwarte
lijst, vlak tegenover den ingang, onder don cenigen
spiegel en boven een vierkant tafeltjon waarop een
bjjbel lag. Dirkens, die haar gadesloeg en het ge-
sprek gaarne eeno andere wending zag nemen, maak-
te van deze gelegenheid gebruik. »Gij kent dien
man niet, die daar is afgebeeld," zeide hjj. »Dat
is de vader van onzo Republiek; Willem-vaar zog-
gen wjj. Dat is de man die ons vrjj heeft gemaakt," j
vervolgde hjj zelfs met levendigheid, »de Prins van
Oranje, bjjgenaamd de Zwjjger; die wist óok te I
wachten als het nog zjjn tjjd niet was en te dralen
tot het rechte tjj kwam..."
•Gjj verveelt haar. Dirkens," zeide zjjne vrouw
glimlachend. »Wat weet zij van de Hollandscho
Potentaten 1"
•Jammer genoog," hernam hjj tot de gewoue kalm-
to teruggekeerd. »Ecn Engelschman heeft in do
laatste jaren toch gelegenheid zo te loeren kennen,
vat je? Chatham is door Hollandsch kruit verbrand,
vrouw! En ik gaf een quarter van de zwaarste
tarwe als ik op dit oogenblik in Londen was..."
•In Londen? waarom?" vroeg Mary wier gelaat
plotseling bloosde.
•Wel, daar is op dit oogenblik, zoo als Sir Henry
mjj vertelde, een achterkleinzoon van Willem-va&r...
Dien zoudt ge juist niet met minachting behoeven
aan te zien, vrouw! want die heeft Engelsch ko-
ningsbloed in zjjn ljjf. Had hjj \'t maarniet!" voeg-
de hjj er zachter aan toe. .
Mary was met haro gedachten elders; zjj be-
morktc niet hoo vrouw Dirkens zich gereed maakte
haar man to bestrijden, zooals dikwjjls over dezelfde
zaak gebeurde en waarbjj zjj altijd eeno bloedelooze
zegepraal behaalde, want Dirkens eindigdo altjjd
met to glimlachen, het oog sneller to knippen en
weg to loopen. Voor dat de kamp echter ditmaal
beginnen kon, kwam er cene afleiding in den per-
80on van Robert King, die het hoofd naar binnen
stak, om liet terrein to vorkcuueu eer hjj er zich
op waagde.
•Dag, Mary!" zeido hjj van verre mot het hoofd
knikkend.
Dirkens en zjjno vrouw, hoezeer overtuigd van
-ocr page 61-
MARY HOLLIS.
109
«Ik zal van hen niet zóo veel vergen! Dio do
wonde slaat behoeft haar niet to zalven. Slechts
dat verlof, Sir!" zeide zy oenigzins fier.
»Ik ga het voor u verzockeu."
Dirkens ging den Kapellaan achterna toen hjj
vertrok en fluisterde hem toe: «Het heeft geen haast,
vat je! Morgen is ook goed."
Maar Mary had l>eslotcn niet tot morgen te wach-
ten. Toen moeder Anne verzorgd, en vrouw Dirkens
op haar zolder en haar man hjj zjine planten bezig
was, sloop zjj het huis uit en betrad zy Hallam Cast-
le. Zy was nooit daar binnen geweest en voelde
zich altyd bang te moedo bij do gedachte reeds
van er te zyu. Zjj luid zich altijd voorgesteld, dat
hare knién zouden knikken en hare lippen beven
zoo zy in die vertrokken zich bevond, welke haar
zoo hoog en zoo grootsch voorkwamen. En nu was
zij er, en haar hoofd werd ficrer geheven en haar
houding was niet gebogen, hoewel zy togen over
de deftige Lady Digby stond.
•Mary Hollis, men kan mcdeljjden hebben met
den misdadiger al straft men ook de misdaad!"
zeide zy, het meisjen met ncderbuigende vriende-
lijkheid toesprekend. »Wjj hoorden wat uw bede
was en Sir Henry doet gereed maken wat gjj wenscht.
Wy zullen u niet beletten hem te zien die uw va-
der is en voorzeker gehoorzamer onderdaan ware
geweest indien hy zich werkelyk vader had go-
voeld."
Een enkel zacht woord had hier zulk een vrucht-
baren grond gevonden, maar Lady Digby was de
vrouw niet, om door zachtmoedigheid te verkrjjgcn
wat zy door kracht konde eischen. Bovendien, zon-
dor het zich to willen bekennen, zjj haatte dat kind,
dat Charles voor haar zoo dikwerf ontembaar bad
gemaakt en hem als zouder moeite scheen te kun-
nen leiden. Mary werd gegriefd door de woorden
dio zy hoorde.
«De beste vader is de beste Christen, Mylady! en
de ware Christen dient den Meester met woord en
daad. Ik heb er mijn vader liever om, dat hy deed
wat hy deed."
Lady Digby zag haar met eenige verbazing aan.
Do zachtheid van uitdrukking, waartoe zjj haar ge-
laat had gedwongen, vordweon, en do strakheid, dio
er meest op zetelde, werd alleen merkbaar. «Waarlyk,
ge zyt de dochter van Jakob Hollis," zeide zy\\ «Indien
gy het in dien zin bljjft, dan zullen de goode voor-
nemens van my en Sir Henry met u wel niet ver-
wezcnljjkt kunnen worden. Mjj dunkt, wat minder
fierheid voegde u beter, kind!"
«Ik hoop dat do Hemclscho Vader my dio fierheid
zal laten behouden, overal waar de tranen der ver-
drukten een zegepraal te. meer zjjn voor den ver-
drukker !\'\' zeido Mary.
Lady Digby stond op en schelde: (S\'<cifart.\'"zoide
zy toen dezo binnen kwam, «houd dezo gezelschap
tot Sir Henry haar verzoek heeft ingewilligd."
Zonder groet verliet zy het vertrek. Mary had haar
willen najjlon en vergiffenis vragen; zjj had niet
willen kwetsen, zy, de diop gekwetste, zjj, dio zoo
do onschuld van den Anglikaanschon geestelijke nan
de vervolging in den naam der Anglikaansche kerk
ondernomen, konden toch op dit oogenblik niet ver-
geten dat Itobcrt King tot de geestelijkheid dier
Kerk behoorde en spraken hem geen enkel woord
toe. De niet zeer stoute Kapellaan scheen het dit-
maal niet te deoren, want zonder de anderen op te
merken ging lijj naar haar toe, nam hare hand in
de zijnen en zeide deelnemend: «Arme Mary!"
Do deerne dankte met de oogen, meer om den
toon waarop die woorden gesproken worden dan
om do woorden zelven. «Vertrouw op den liefde-
rijken Vader daarboven!" voegde hjj er aan toe.
Mary vergat de leeljjkheid, do hoekigheid, het be-
lachelijkc van dien man. «Ik moet u de groeten
van hém overbrengen," dus besloot hjj, daarmee
te kennen gevende, dat hjj warmer van gemoed
dan rijk in menschenkenuis was.
Dirken» beklaagde zich, maar te laat, dat hjj Ro-
bert te lang had laten spreken en niet voorkomen
had wat thands gebeurde, want toen Mary vroeg
van wicn zjj dien groet ontving en de Kapellaan
de waarheid zeide, werd zjj bleek en lei zjj de hand
op het hart als voelde zjj er pjjn.
Na eenige oogcnblikken van inwendigen strjjd
gelukte het haar bedaard te schijnen en te zeggen:
•Dus is hjj vertrokken?"
«Wist gjj het dan niet....? en Dirkens... och,
vergeef het mjj..." hernam de Knpellaan.
«Wat heb ik u te vergeven, Sir?" vroeg Mary
kalm: «De zoon van Sir Henry is vertrokken; wel-
i)u. waarom moogt ge mij dat niet mededeelcn?
En hy heeft mij laten groeten, dat is goed van
hem."
«En lijj zal u niet vergeten I" zoido de Kapellaan,
die den strjjd in dat vrouwelijke harte in het ge-
hcel niet begreep.
Dirkens begreep het cchtor beter en voegde aan
de laatste woorden van den Kapellaau toe: >En
hjj vroeg u of gy hom ook niet vergeten wildet...
begrjjp je?"
«Ja ik begrjjp "> Roede Dirkens!" zeide zjj in
tranen uitbarstend. Zjj begreep dat hjj haar troos-
tcn wilde, en door de wjjze waarop hjj het deed,
schoen het dat hjj vermoedde welken troost zjj be-
hoefde. Zij schaamde zich. Had zjj dan zoo de
schuilhocken van haar binnenste prijs gegeven, dat
dio man kon gissen wat daar gebeurde ? De troost
van Dirk Jansz. wondde haar na cenig nadenken.
Zjj wischte de oogen droog, maar waagde ze niet
op to slaan. «Ik ben toch nog een kind!" zeide
z*ü eindelijk, «en ecu zwak kind bovendien, waar
ge mcdoiydcn voor moet hebben. Als het vader
wol ging zou ik niets to wenschen hebben. Sir!
zoudt go Sir Henry willen vragen m|j een verlof
te geven om myn vader te Leeds te gaan bezoc-
ken?"
«Dat geeft hjj zeker. Hy heeft zidk 3on berouw
van hetgeen hy deed en hjj wil voor u zorgen en
Mylady zal u een bruidschat geven en beiden zul*
len .. een knappen man voor u kiezen..!"
-ocr page 62-
MART HOLLIS.
110
\', op zjj kwam. Zij verhaastte haar tred, maar hjj
verhaastte den zjjne, zoodat het haar ontnogeljjk was
het ongewenscht gezelschap te ontvlieden. Misschien
was het ook beter dat zij niet langer alleen ging
en zich. dooronderstellingop onderstelling te bouwen,
kwelde en pijnigde.
«Zoo alleen op de wandeling, Mary?" begon do
marskramer, die bekend stond voor ieder een praatjen
I te hebben. «Maar ik begrjjp het waar de tocht
heengaat. Ik heb er van vernomen. Heel Yorkshire
weet het en trilt er van. Dat is nu al de tweede,
, die geknipt werd en naar het verste land zal ge-
«tuurd worden. Er is geen pardon voor een non-
konformistiesch prediker..."
«Zoudt ge dan denken dat do wreedheid zoo ver
zoude gaan. Willie?"
«Wel zeker. Er zit in mjj ook nog van dat bloed
en daarom doet het me leed. dat het gebeurd is.
Ik had eerbied voor uw vader. Mary! meer dan
voor mijn besten klant. Ik had het van hém op
Hallam-Oastle nooit gedacht.., maar hjj heeft het
ook niet gedaan. Marv! De andere was het. Dat\'s
een groote schurk. Mary!"
«Wie dan toch. Willie?\'\'
«Wel hji, die den kostbaren ring droeg. Het is een
heele groote. In den ring stond het naamcjjfer van
den Hertog van Buekingham."
• Die Sir George zou.... ?"
«Ja. wanrom niet? Het is altoos een schurk: draagt
hjj zijn eigen ring niet, dan heeft hjj dien gestolen;
draagt hij zijn eigendom, dan is hjj de Hertog van
Buekingham: in beide gevallen is hjj oen schurk..
Ik heb uw vader mjjn gevoelen nog medogedoold,
en ik geloof dat het meer dan een vermoeden was,
Mary. want Roode Jack sprak er ook al van..."
«Het is waar, ge kent dien man,\'" zeide zij, hem
met eenige minachting aanziende.
«Uit waarachtige vriendschap voor uw vader zeide
ik het hem. Met zulk een snoeshaan in do buurt
kan men altjjd een ongeluk onderstellen, maar hoe
hot in elkaar hangt, dat weet ik niet: want ik ver-
nam dat hjj u veel bezocht... Nu, ik hoop niet,
dat ik wat al te erg .jegens u over hem gesproken
heb... maar waarheid is waarheid...."
•Zou hjj werkelijk dio man zjjn!" zeido Mary
peinzende.
«IIjj is nu vertrokken,\'\' viel Willie in, die de
woorden van het meisjen verkeerd opvatte. «.Misschien
jammer, hol"
• Waarom,Willie ? ik gaf u toch geenc aanleiding...!"
•Word niet boos, de lieve God hoort liet me zeg-
gen! liever had ik, dat gjj dien hans niet kendet
dan wol, ofschoon het laatste mjj misschien voor-
deeliger zou kannen zjju, want er worden aardig-
lieden gekocht als een paar lieve oogen ze verlangt.."
•Willie, meent ge dun alles tegen nijj te kunnen
zeggen nu ik alleen op de waereld sta?" vroeg Mary
op zulk ecu weemoedigou toon, dat het den mars-
kramer zelfs trof.
•Xeen, zoo waar als ik eenmaal zalig hoop te
worden en niet moer met een marskruam te loopen,
vernederd, zoo rampzalig, zoo nlleen wan. O had
zjj slechts een enkel woord gehoord, een enkelen hlik
opgevangen die van deelneming getuigde! De tegcn-
woordigheid van den dienaar weerhield haar thands
te doen wat haar hart begeerde. Tegenover hem
wilde zjj zich niet vernederen, op het gevaar af van
weggestooten te worden. Zij Meef dus en zweeg,
en wachtte tot de Kapellaan haar eindelijk, eindeljjk.
het lang verwachtte papier overhandigde. De oogen
van dien man schitterden van vreugde, dnar hij
haar een dienst had kunnen doen. «Sir Henrv had
het u zelf willen komen brengen, maar... Mvlady
kwam hem in den gang tegen en vond het beter
van niet... Wil ik met u gaan, Mary? Ik ken den
weg... en... als ge niet praten wilt... dan zal ik
zwijgen..."
«Dat zou zeker nog het best zjjn." riep een grove
stem. en een schelle lach volgde. Zij waren opliet
voorplein zonder het te vermoeden door DiokWharton
achtervolgd: hij had het voorstel van den Kapellaan
vernomen en maakte er zich vroljjk mede. «Oude
hoenderdief," vervolgde Dick toen de lachbui voorbii
was. «Pas gij op de ganzen, maar let niet op de
lieve hennetjens zoo als deze er een is. Waar gaat
de reis heen, lief kind?\'\'
Mary drong zich tegen den Kapellaan aan, maar
deze voeldezich onmachtig tegen zulk een tegenpartij.
Hjj stamerde. zocht naar woorden en vond ze niet.
«Bewaar ze maar, je woorden, ze schijnen kostbaar
te zjin!" riep Dick. terwjjl hjj Mary het papier, dat
zij in de handen hield, vrijpostig afnam. «Dat is
braaf, zoet kiud! Als ik van daag niet vertrekken
moest, zou ik met u naar Leeds gaan. Goede reis!
Ver is hot niet en veel wandelaars zult ge niet ont-
moeten."
Mary viel een steen van het hart; de ruwe ge-
meenheid, die zij zoo zeer vreesde en dio in Dick
verpersoonlijkt scheen, gewaagde er van te vertrekken
en dreigde niet haar te volgen, hetgeen alleen in
staat ware geweest om Dirkens te doen zegevieren.
Van den Kapellaan nam zjj een haastig afscheid toon
Dick verdwenen was, en weldra was zij den weg
naar Leeds ingeslagen.
Zij was alleen. Op do onafzienbare naakte heide
voelde zjj het dubbel. Haar vader gevangen, C harlcs
vertrokken ! Die beide gedachten doorkruisten haar
brein en bekampten elkaar en hielden elkaar in
evenwicht, zoodat gocne dier beiden zich geheel
van haar meester konden maken. Xu was zjj geneigd
dankbaar er voor te zjjn, dat de spcolnoot harcr
jeugd vertrokken was, dan weer dreigde zij in tranen
uit te barsten en zijn gemis te beweenen. Hjj was
immers voor haar niets? Hij had wellicht bjj het
afscheid nemen van zijne ouders over haar toekomst
gesproken en met hen haren bruidschat bepaald.
Hjj wilde haar gelukkig gehuwd zien bjj zijn terug-
keer! Hij begreep niets, hjj wilde niets begrijpen!
O had zjj hem nooit gekend!
Hare sombere gedachten werden afgeleid door de
naderende voetstappen van een wandelaar achter
haar. liet was Willie, de marskramer, die haar weldra
-ocr page 63-
MARY HOLLIS.
lil
ik meen het wel mot u. Ik wou maar liet lijn.\' eens
woton, Maryl Dat die vreemde al het kwaad gesticht
heeft is zeker, maar waarom deed hij dat? Omdat
ge hem terug gesteraten hebt, Mary? Ja, niet waar V"
•Men behoeft niets te weigoren waar niets gevraagd
wordt."
•Zoo dus is het dat ook niet. Hoor eent^Bary,
ik moet links af; maai eer we scheiden moet ik u
iets in het oor duisteren."
Zjj week ter egde. «Hebt go my iets te zeggen
wam 1 .ij g[j het geluid van uwe eigen stem niet ver-
dragen kunt, zoo zwijg. Spreek luid, nicmant dan
ik zal u hooren."
Willie schudde het iioofd en zag om zich heen.
•Mary," zeide hjj. «Ik mag hot u niet zeggen, en
toch doe ik het; ik moet uw gangen nagaan..."
•Wie heeft u dat gelast?" vroeg-zy met de hoogste
verbazing.
•Ja, dat mag ik niet vertellen, eu het doet er
ook niets toe."
•Maar waarom moet gjj dat doen?"
•Ik weet het niet; ik heb wel eens meer zulk
een last ontvangen eu dan liep het nooit heel goed
af," zeido Willio mot neergeslagen oogen. »Wces
dus op uw hoede... Vaarwel, Mary!"
• Maar waarom moet ik op mijn hocdo zijnV
VVulk gevaar dreigt mjj?"
•Ik weet het uiet. Als het u later eens goed gaat en
ge rjjk wordt, deuk er dan aan, dat ik u een goeden
raad heb gegeven. Ik beu van alles voorzien, Mary !"
"Ü g"ig heen. Zij vroeg niets meer, want
de laatste woorden schenen haar weder een ziu-
speling, zoo als hij er straks eene maakte. Die
man had misschien in zijne dorperheid een logen
bedacht om zich by haar in te dringen; zijne laag-
heid dacht het laagste van haar, eu zoo zjj rijk
werd dan kou bij voordeel van haar trekken, zoo
als hij straks reeds met een enkel woord te kennen
had gegeven... Toch had het gesnap van deu
marskramer haar eenige verademing geschonken
en buiten den kring harer gedachten gebracht. Zjj
peinsde na over hetgeen hij haar aangaande dien
vreemde had verteld, over deu vormoedoiykeu sa-
meuhang der gebeurtenissen, maar die samenhang
bleet* haar duister even als Willie.
>./.ij had \'ïml.\'lijk het doel van haren tocht bereikt
en klopte aan het somber gebouw aan, dat te Leeds
als gevangenis diende. Het was vroeger de wo
ning geweest van oen trotscheu baron, wiens naam
gevonden werd ouder de 1\'uirs van het ryk, die
Jan zonder land de Magna Charta, het fondament
der Dritsche vryheid, afpersten.
in de eerste tijden der Tudors werd hel geslacht
vernietigd eu de burcht vernield, maar de gowel-
ven waren te ruim en te donker, de muren te hecht
en te dik, om deu puinhoop piys te geven aan
gantscho verwoesting. Als kerker kon het gebouw
goede diensten verrichten en het beandwoordde ten
volle aan die verwachting.
Vele eu velerlei waren de misdaden, die daar in
al de vormen, waarin de wanhoop en de verlwjjfc-
ling zich hullen kunnen, de laatste kastjjdiug ver-
beidden; eene kastijding, die maar te dikwyls eene
foltering was en waarbij de slag, die den dood
schonk, te recht den genadeslag mocht heeten. Maar
het waren dan ook rampzaligen, die zich vergrepen
hadden aan de wetten der zedolykheid. Sedert het
huis Stunrt echter ten troon zat werd dat gebouw
oen verblijf ook nog voor anderen. De grootc str[jd
tusschen volk en vorst, toetenen vrijheid en dwang
begon. Nergens kon zulk ecu 8trjjd zich tot het
staatkundig leveu alleen bepalen; want waar de
gedachte zich vrij wil uiten in de raad/aal, moet
z(j dat ook iu het bedehuis, en waar het l\'rotestan-
tisme heette geworteld te zjjn, was vrjjheid een
behoefte eu tevens eene noodzakelijkheid. De over-
wouucuen in den aangevangen strijd waren marte-
laars van het een of het ander beginsel in de oogen
der partygenoten, waren misdadigers in die van
deu bestrjyder. Hoe vele van zulko misdadigers
lieten de Stuarts niet ketenen, eer éen hunner zelfs
als misdadiger werd vermoord! Na de herstelling
der dynastie en onder de regeering van den tegcn-
woordigen Koning bleek het bedeu de spruit van
hot gister te zyn, en openden zich weder de korker-
holeu voor wie anders dachten dan de hcerschor. Wy
zagen hel, hoe een vreedzame kudde uit een gejaagd
eu de herder gevat werd, en iudieu we die sombere
poortc doorgaan, beschermd door de hooge torens
aan weerszoden, over het binnenhof, omgeven eu
afgesloten door den hoogen gekanteeldeu muur,
naar biuuen treden, deu langen gaug, waar de niet
Üzer beslagen deuren het aantal hokken aanwijzen,
ten einde gaan, deu steeueu wenteltrap afdalen tot
op eene diepte gelijk met de oppervlakte van het
water in do gracht, die alles omgeeft, dair kunnen
wy ontwaren hoe zulk een misdadiger niet alleen
het ellendigst hok, maar ook de uitgezochtste ziele-
pyu werd waard gekeurd. Hoe groot ook het aau-
tal vertrekken was, toch stond het uiet altoos iu
verhouding tot het aantal gevangenen, zoodat dik-
werf meer dan oen van deze iu éeu hol moesten
opgesloten worden. Jakob Hollis ondervond dit eu
moest do enge ruimte nog met een ander doelen,
en do wreedheid had gewild dat de prediker, »de
verstokte rondkop," uiet zoude samen zijn met een
geiyko of oeu schuldige van dezelfde soort, maar
met den ruwsten, oubeschoftstju, den meest goddo-
loozcu booswicht.
Op het rad zou de moordenaar sterven, die deu
armen Hollis den gantscheu nacht had gepijnigd
met zijne godslastering en vuile spotternij. Eu Ja-
kol) Hollis, de oude soldaat van Ulivier Cromwell,
had het lijden verduurd eu toonde deu Meester
dezelfde gehoorzaamheid als eenmaal den generaal.
Iiy had de hand gevouwen ten gebede; hy had de
lippen bewogen, maar de bede kon uiet worden
gestamerd door bet getier van den razende, eu
Jakob Hollis zweeg. Hij had hooren lasteren wat
hem bet dierbaarst, spotten met wat hem het I101-
ligst was, eu Jakob Hollis zweeg, schoon de spieren
zyns arms zich bewogen en de banden zich kromden,
-ocr page 64-
149
MARY HOLLIS.
•En ik heb dezen nacht zoo gorust kunnen sla-
pon: ik heb een zacht leger gehad, terwjjl gü...
Vader, vader! het verscheurt mjj het hart."
HÜ zocht haar op zync beurt to troosten on vroeg
haar waar zjj en moeder Anne waren gehuisvest,
en toen lijj vernam hoe Dirkens voor beiden had
gezorgd en Sir Henry berouw had over hetgeen hy
deed, maar niet had willen doen, bleef Jakob een
oogenblik in gepeinzen verdiept. »Die de laagste
is zal de hoogste wezen! De koude onverschilligo
Dirkens! En hij van Hallam-Castle, do mclaatsche
hand van den wulpschen Antichrist..! Het kan
hem wellicht niet toegerekend worden... Ik doorzie
de strikken door den booze gespannen...! Mary,
ik beken het voor God en u, mijn kind, dat ik zelf
de pijlen der ongeloovigen op my deed richten. Wat
ik lyd en nog lijden moet, ik zal het dragen met
kracht, zoo de Almachtige het wil, maar dat ik u
doe lyden, het breekt mün kracht, mjjn kind!" Ily
weende; de man, dien de zwaarste smart kon ver-
kroppen, kon dat thands niet, en door de tranen
heen snikte hij, haar aan zijn hart drukkend on haar
in de liefderijke oogen starend; »Ik had zoo vurig
gebeden om u gelukkig te zien. Wat God ons beiden
aan beproevingen had toegeleid, ik bad Hem, het
alleen my te geven opdat gü gelukkig mocht zyu...
Ik had wel niet gedacht, ooit het kind mijns kinds
op de knién te mogen wiegelen: dat ware te groote
vreugde geweest, maar wol, dat ik u een boter steun
zou kunnen nalaten dan i k ben... Ken Abraham
voor deze Sara heb ik afgebeden, mijn God! En
nu is alles voorbij ... Was het dan een misdaad,
het zondig gebod des menschen te overtreden en L\'
te verheeriyken in geest en in waarheid?"
•Vader! niet zoo twyfelmoedig. — Vader, ben ik
dan niet bij u? Heeft uwe dochter u dan niet
nog meer lief, omdat go een gehoorzaam dienaar
zyt van den ecnigen Meester? Wy zullen niet ge-
scheiden worden, vader!"
Met wellust dronk hij de tonon dier stem in; hy
kon zich niet verzadigen ze to hoorou, on nog eeu
poos, nadat zo niet meer vernomen werden, klonken
ze nog na in zijne ziel.
Ja, do wonde werd gezalfd; ja do lyder werd
als om den gorgel van don booswicht te omspannen
en diclit te wringen. Zoo was de lange, lange nacht
eindelijk voorbjj gegaan en viel er een schemerlicht
door het kleine ronde venster. Iljj hoopte op uit-
I putting van de kracht zijns medgezels, die dat bc-
merkte en alle krachten inspande om hom te bc-
lettcn het gebed uit te spreken, waaraan hjj blijk-
baar zoo grooto behoefte had.
Lang duurde het nog eer hjj het vermocht; want
toen Mary bang te moede, huiverend en sidderend,
door den wachter in het hol werd gestooten, zag zy
haar lieven, ellendigen vader voor het venster enalzoo
in bet licht, dat daardoor naar biunen viel, en eene
ineen gezonken menschengestalte, hygend en snor-
kend naast hem in den boek. Zy bleef by de deur
staan want zjj hoorde hem met half luide stem
en eene innigheid, zoo als slechts de beuauwd-
heid dor ziele geven kan, de woorden aanheffen:
• Mijne stem is tot God; en ik roep: mijne stem
is tot God en Hij zal het oor tot mij neigen.
•Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den Heer:
mjjn hand was des nachts uitgestrekt en liet niet
afj mjjne ziel weigerde getroost to worden.
•Dacht ik aan God, zoo maakte ik misbaar; peinsde
ik, zoo werd mijne ziele overstelpt, Sela!
•Gy hieldt mijneoogon wakende; ik was verslagen
en sprak niet.
•Zal dan de Heore in oeuwigheden verstooten, eu
voortaan niet meer goedgunstig zyn?
•Houdt Zijne goedertierenheid in eeuwigheid opV
Heeft de toezegging een einde van geslachte tot
geslacht?"
Hjj poosde een oogenblik; dikke tranen druppel-
d^\'u langs de bleeke wangen,en de gevouwen beenige
hand hief hij in de hoogte. Mary kon zich niet
langer bedwingen; zij had in haar binnenste den
7\'steu Psalm met hem gebeden; maar thands viel
zjj in, waar de klaagzang een geloofszang werd en
zeide met vuur:
•Ik zal do daden des Heereu gedenken; ik zal
gedenken uwer wonderen van oudsher.
»0 God! uw weg is in hot Heiligdom: wie is een
groot God, gelyk God?"
•Mary, uiyn kind! mün liof, lief kind!" riep
Jakob uit, do armen uitbreidende en haar aan zijn
harto drukkend, «geloofd zij God in de hoogste
hemolen! Maar., stil., wek dien... man niet!\'\'
besloot hij, met schrik en afschuw op den roukenden
mensch in gindschou hoek wijzende.
"Zijt gü dan niet alleen? Heeft men u oen med-
gczel gegund. Dus was de nacht dan toch niet zoo
somber V"
•De nacht, Mary?... Kind, de Heere heeft nijj
vastgehouden, anders had ik mijn hoofd tegen den
muur willen te bersten stootvu," zeidc hij, tcrwjjl
het zweet hem 1 >ij de herinnering alleen reeds uitbrak.
•Doe dien verworpeliug niet ontwaken: hjj is een
dienaar van hem, die een zielemoordeuaar was van
den beginne. Maar heb ik geleden, ik word verblijd,
werd ik verwond, ik word gezalfd door uwe komst,
liof kind!"
verb
6
lijd I Toch waren het niet do woorden, dio hem
troostten; want hare hope had zoo weinig grond.
»lk zal worden uitgestooten in de woestyn," zeide
hij mot gesmoorde stem, maar toch kalmer.
•Neen, vader! Ik heb gedacht, laug gedacht;
ik heb mot mijn Heer geraadpleegd en ilij schonk
Zyne goedkeuring Ik voel dat in myn binnenste,
on daarom ben ik vastelyk besloten. Ik ga naar
Londen, vader! om den Kouiug genade voor u te
vragen..." Zij kou niet voortgaan, want driftig
greep Hollis hare hand; zijn oogen tintolden en met
een stem, bevende van toorn riep hij uit: «Genade
vragen? Voor wien? aan wien? Ben ik dan
schuldig? Is hy geen Achab, dio met zyu Izébel
de heiligen Gods belacht en bespot? Gy zoudt naar
Londen gaan? Ik verbied het u, hoort go, ik wil
hot niet."
-ocr page 65-
MARY HOLLIS.
ll.\'l
•Vader, waarom niet?" Dio vraag werd stame-
rend gedaan en cun vluclitigo blos vertoonde zich
daarbij op haar gelaat. Zou haar vader misschien
denken dat nog een andere reden haar naar loonden
dreofV «Waarom niet, vader ? De Koning, hoe
groot zondaar hy zjj, kan n verlossen. Wees niet
trotschor dan de Apostel Paulus, die zich op den
heidenschen Keizer beriep: zjjn leven was kostbaar
als het uwe. Gelooft ge misschien, dat de poging
boven mijne krachten gaat ? Vreest ge voor de ge-
varen, die ginder een onervaren, een zwak kind
omringen. Bekommer u daarover niet! God zal het
kind beschermen waar het voor haar vader arbeidt
en zal zich verheerlijken in mijne zwakheid. En,
vader, het zou zjjn den Heore verzoeken, indien ik
een wonder vroeg; maar ginder zou ik niet gants
alleen staan, zou er iemant zijn die mij hielp..."
•Do Hertog van Buckingham wellicht? Mary, gy\'
zoudt toch niet...? Neen, neen, die man is niet
almachtig in het kwade..!" Hy zag haar donker
aan. »Gjj denkt toch niet aan dien vreemde, die tot
u is doorgedrongen ? Mary, by\' den alwetenden God
daar boven, zeg de waarheid!"
•Aan dien man heb ik nooit gedacht, vader! Char-
les Digby is naar Londen vertrokken en diens hulp
wilde ik vragen...\'\'
>Ook diens hulp niet. Ik herhaal het, ik wil
geenc genade... ik wil haar niet tot zulk een prys.
Neen, niet voor do oneer mjjner dochter I Mary,
het vonnis is verbanning. Vlei u niet met eenige
hoop, maar ik ljjd met do zekere verwachting,
dat de heilige zaak daardoor zal worden bevorderd.
Ik weet dat de dag van verlossing voor Sion zal
komen... Kenigen denken, dat die komen zal als
vrooger mot geruchten van kryg en onrust, maar
ik geloof vooleer, dat het thands zal zjjn met vuur
en met vlammen uit den poel van den afgrond..."
Hy poosde, de prediker had den vader vergeten,
maar deze deed zich toch gelden boven genen, want
mat en bevreesd besloot hij met de woorden:...
•maar wij zullen scheiden... wij zullen scheiden!"
•Scheiden? Eu kan ik dan niet medegaau? Wie
zal dat beletten? Vader ik ga met u..."
•Dank, Hemelsche Vader!" prevelde Hollis. Hy
zou het haar nooit hebben gevraagd; hy zou nooit
zulk een opoffering, en het was er eeue, als zij
zelve haar niet bracht, van haar hebben begeerd.
Hoewel zjj het zelve aanbood, bleef het een offer,
zwaarder dan hij, zelfs dan zjj het in den aanvang
dacht. De vonk harer liefde was niet uitgedoofd
maar glom onder de assche der teleurstelling. Zy\'
zou Engeland verlaten, en Charles voor eeuwig...
Een doodelyk bleek «vertoog haar gelaat. Het duur-
do slechts een oogeublik. Weldra was zjj weder
kalm; het otter zou zjj brengen; nog dikwijls mocht
het haar zwaar vallen, maar wankelen zou zjj niet
meer.
Hollis was gelukkig. Hy\' begon haar eenige voor-
schriften te geven hoe te handelen: hjj zeide haar
Dirkeus in alles te raadplegen, voor Moeder Anne
te zorgen... toen de slaap van don medegevangene
werd gestoord door het binnentreden van de boul
en diens knechten. De laatste ure was voor den
moordenaar gekomen. Hollis vatte Mary by de hand,
drukte die, leidde haar naar de deur on bad den
wachter haar door te laten. »Ga heen, dadeljjk !"
zeide hjj, haar haastig een kus op de lippen druk-
kend ... • Indien hjj geweten had wat aanstaande
was, hy zou het afscheid niet hebben kunnen uit-
sprekeu, hjj zou haar in de armen geklemd hebben
gehouden tot de wachter beiden met geweld had
gescheiden— Mary verliet het sombere gebouw,
verliet met luchten tred het opbloeiend Leeds: maar
zy kwam niet in Dirkeus\' woning terug. De avond
was gevallen; de vader was met zijn zonen in
verschillende richtingen uitgegaan, maar terugge-
keerd zonder de verdoolde. Het spoor van Mary
Hollis kon zelfs by het licht van den volgenden
dag niet worden gevonden.
TWEEDE DOEK.
Hoe woelig het ook in de straat ware, waarin
het huis van Falconbridge stond, met zjjn nieuwe
facade van steen sedert den grooten brand, die een
tweetal jaren geleden half Londen verteerde en dit
huis teisterde, hoo luide de vloeken werden gehoord
van de koetsiers der huurrjjtuigen, waarvan het
getal thands reeds in Londen tot zeshonderd ge-
klommen was, en die den gantschen dag de onge-
plaveide straten der wordendo waercldstad omwoel-
den; hoe de wielen der tallooze karren met allerlei
artikelen beladen ook knarsten en knetterden on
tot schrik der voorbijgangers telkens uit het eens
gemaakte spoor draaiden en en zigzag zich voort
bewogen, de man, dien we in het ruime vertrek,
dat het uitzicht op de straat schonk, alleen aantrof-
fen, merkt van al het rumoer en gedruisch niets.
Hjj zit verdiept in de lezing der papieren, welke
voor hem liggen op de vierkante tafel, met een fijn
groen laken overdekt. Het is eeu deftig uiun, wien
men het kan aanzien, dat hjj het recht had de def-
tige stoffeoring te vorderen, welke dat vertrek ken-
merkte. De wanden waren in vakken verdeeld,
waarvan glad gewreven uotenboomhout do omlys-
ting was, en ieder vak was eene schilderjj, welke
in het nauwste verband stond met hare gebure.
De vloer was van ingelegd eikenhout, waarvan het
gedeelte, waar de tafel en de stoel van den tegeu-
woordigen bewoner stonden met een Smirnaasch
karpet, welks echtheid herkenbaar was aan don
gloed der kleuren, bedekt was. Do stoelen met
kunstig gedraaide poten en hooge sierlyk besneden
rug, hadden een groen damast zyden en mollig op-
gevulde zitting, terwjjl de schoorsteenmantel op
twee wit marmeren zuilen rustte. Een buffet van
noteuboomhout op- en ingelegd met obbenhout droog
een zilveren scheukkan en eenige iluiten en roor-
-ocr page 66-
MARY HOLLIS.
111
machtige ltcpubliok hebben gehuldigd, die hy in
Europa het grootste dool zyns levens, zoo waardig
vertegenwoordigde. En de Republiek der Voreenigde
Nederlanden bezat vele tolken zoo als Mr. Kocnraud
van Bcuningen, Burgemeester en Rund van Ainster»
dam, tolken, die het, in houding en gebaar, in lcef-
wijze en styl bewezen, dat hunne wieg geplaatst was
in een land, droog en vruchtbaar gemaakt door
eigen arbeid, door stalen volhardeude vlyt; dat
hun vaderland, een stip op de waereldkaart, zyne
grenzen verzette door den ouwrikbaren moed der bc-
woners, geschoord door taai geduld en een door
streveu eu stryden geoefende kracht; de grenzen
verzette, zoodat de Statcnvlag wooi van het Noorden
tot het Zuiden, van het Westen tot het Oosten, en
de schrik was vau velen on de nijd en de afgunst
van allen, /ij droegen namen, die tolken, in het
gouden boek van den Europeeschen adel onbekend;
namen, voor eeue halve eeuw nog het eigendom van
ruwe poorters: alleen binnen de enge veste eener
stille stad genoemd.... En thauds! Vraag Kopenha-
gon of zy de donderende stem van Koeuraad vau
Bcuningen zich noch herinnert: vraag het Stokholm
of er de Konsul vau het moderne Homo is vergeten
die kort eu beslissend audwoord vroeg, \'t welk niet
ontkenueud moest zyn, daar anders de metalen
moudeu der zeven Provinciën zouden aanvaugente
spreken, zoodra de gezant zich om had gekeerd;
vraag het Parys, waar de halfgod Lodewjjk wordt
aangebeden, of zy den breedgoschouderdeu boer
niet meer gedenken, die zoo plomp over de mollige
tapyton heen stapte, het oog niet ueêrsloeg voor de
ullorhoogste majesteit vau den alleenheerscher, met
ronde, dikwerf ruwe taal de rechten zijner meesteresse
verdedigde on haar boudgeuoot de aangegane ver-
plicht ing, zoo klemmeud herinnerde; vraag het
Londen... maar hy is er voor weinig tyds terrug-
gekeerd; naar Londen, waar volk eu vorst slechts
iets gemeens hebbeu met elkaar, namelijk: afgunst
op den kleinen Staat, die in vrijheid, in kracht,
in handel, in rijkdom hen verre overtreft; naar
Londen, waar, by elke handelsonderneming niotte*
geustaande dien uyd, steelsgewyzo naar de nabuur
het oog wordt gericht om waar to nomen, hoe een
dergelijke daar reeds vroeger werd aangevangen
en volvoerd; naar Londen, waar men ecu Bank op-
richtte, thands de reusachtigste en even als het gant-
sche volk ontwikkeld tot de grootste instelling der
waereld, maar waarvan men het model had gevraagd
aan het Amsterdam der 17* eeuw l Ondanks zich
zelf huldigde Engeland de Republiek der Vereenigdo
Nederlanden Deze wns de eenige mogendheid die
door haar gezant voor den ter dood veroordeelden
Kiirel I liet pleiten. Het doodvounis luidde in hot
Engelsch, Frausch cu Uollandsch; eu by de opening
van het eerste parlement van Olivior Cromwell had
de Lord Protector don Nederlaudschon afgezant aan
zijne rechterhand. De Nederlanden der PJe eeuw
gelijken wel weinig op die der 17M Maar de kiemen
van den kanker, die in het krachtig lichaam der
Republiek rondwoelde on weldra zoude uitbreken,
mors vau echt Venetiaanseh glas; daar tegenover
stond een sofa of divan, waarvan do oostersche zucht
tot weelderige durameling don vorm bepaald had
en waarvan het bekleedsel overeenkwam met dat der
stoelen. Deftig noemden wy de stoll\'eeriiig eu niets
meer; want in een tijd, als waarin wjj ons zoeken
te verplaatsen, was zij, indien wij den divan alleen
uitzonderen, weinig weelderig en zelfs eenvoudig
te noemen. Hetzelfde mogen wjj van den bewoner
getuigen. Eeue bruine pruik, waarvan de uiteinden
aan weerszijden in krullen tot op do borst neder-
hingen, dekt het hoofd, eu hoe groot zy ook zjjn
moge, zjj doet nochtans het gevulde gezonde ge-
laat goed uitkomen; ja we zouden zelfs mogen bc-
weren, dat zonder die pruik het gelaat wellicht te
welgevuld eu te blozend schijnen zou. De donker
blauwe oogen zjjn groot eu blikken open en vry; de
neus, in juiste evenredigheid tot het geheele wezen,
is recht eu vleczig, terwjjl de moud, waarvan de
bovenlip met een sehyn vau knevel is voorzien, wel-
gevormd is. Het geheel duidt groote fyzieke kracht,
voor het minst eeue weinig en zeker op dit oogen-
blik niet gestoorde gezondheid aan. en indien het
oog minder verstand uitdrukte, zou men geneigd
zjjn te gelooven, dat de opgemerkte kracht de eenige
was, waarop die man zich verhoovaardigen kon.
Een kraag vau de fijnste kant, die hem schier tot
midden op de borst neder hing en toch nog even
twee wit zjjden kwastjeus liet zien, een zwart Hu-
weel wambuis, dat tot op de heup kwam en daar
do broek van dezelfde e tof ontmoette, die, ccuigzius
wyd op do hoogte der dy, even beneden de knie
met een rood zjjden lint word dicht gebonden; zwart
zijden kouzou en schoenen, die den broeden voet
eer uit deden komen dan verbergen, gesloten met
een lint van dezelfde kleur, ziedaar het deftig maar
gauts niet opzichtig gewaad. De deftigheid van don
persoon wordt verhinderd tot voornaamheid te sty-
gen, door het wat al to gezette dier houding, het
wat al to forsche dier schouderen. Beschouwen wjj
hem naderbij, dan zien wo nog een andere reden
waarom wjj er aan twjjfeleu, dat hjj ooit den trot-
scheu edoluiau van het hof van Lodewjjk XIV even-
aron kon.
Er is iets hookigs, iets driftigs in de wijze waarop
hjj hot eoue papier opneemt on het andere wegwerpt,
en het trillen van de lippen stemt daarmede overeen
en geeft den opmerker het recht te vermoeden,
dat er in dat sanguinische temperameut dikwerf
stormen en vreeseljjke onweders kunnen woeden.
Half Europa zou de waarheid dier opmerking kunnen
staven, maar tevens dat, mocht de hoveling van
Lodewjjk XIV ook altijd dou burger in hem gezien
en hebben pogen te minachten, die poging hom
altijd mislukt, het woord vau minachting altijd op
de lippen bestorven en in eoue soort vuu outzach
verkeerd was, dat alleen wrevel was geworden zoo-
dra de burger — want dat was hy — den rug had go-
keerd. ludien het ons gegund ware een tydgenoot vau
dien man geweest te zijn, we zouden voor hem ons
hoofd hebben ontbloot eu in hein die krachtige en
-ocr page 67-
MARY HOLLIS.
113
des te meer op de hier boven medegedeelde regelen
en ook op het naschrift dat van den volgenden
inhoud was: »Uwe Edelheid gelieve voor Zijne Hoog-
heid zorg to dragen waar dit vereischt mocht worden,
liet zoude dunne (ïroot Edel Mogenden zonderling
aangenaam zijn, van don 1\'rins duor Uwc Edelheid
van tijd tot tijd het een of\' ander te mogen vernemen.
Uw ootmoedige dienaar, J. de Witt."
De lwvenliptrok cenigzins smadelijk omhoog, tcr-
wjjl hij den brief nederlei en in gepeins verdiept bleef.
Daar viel de klopper op de deur neder en hoordo
hjj oen haastigen voetstap op den trap. Do deur
werd geopend en een der schrijvers Zijner Edelheid
trad den hellebardier in den gang voorbjj en het
vertrek binnen.
•Zjjne Excellentie Mylord Arlington vraagt voor
een oogenblik belet."
•Verzoek Zijne Excellentie boven te komen.\'\'
Van Beuningen trad langzaam naar den drempel
der kamerdeur en bleef daar wachten, hoewel hem
de tijd werd gelaten, den trap af en den beneden-
gang door te gaan, indien hjj den bezoeker te gemoet
had willen treden. Langzaam klom Arlington naar
boven; slechts verhaastte hjj cenigzins zjjn stap,
toen hjj, naar den bovengang aangekomen, den
wachtenden gezant ontwaarde.
Na do gewone plichtplegingen werd Arlington
een zetel aangewezen en gingen beiden nederzitten.
Bjj de begroetingen toonde zich reeds het onderscheid
tusschen die beide personen. De zware gestalte
van van Beuningen, die zich langzaam en stjjfvoort-
lnswoog en zich moeielijk boog, vormde een scherpe
tegenstelling met de bevallige gedaanto van den
Engelschen minister, die den donker blauw duw celen
mantel zoo los en bevallig wist to dragen, den hoed
met witto veder met zooveel zwier als ten groet
bewoog. Was het gewaad des eeneu eenvoudig,
schoon kostbaar, dat des anderen, sluitend om het
slanke lijf was prachtig en smaakvol. De kanten
van den kraag en die van de broek, waar deze aan
de knie met een gouden gesp werd gesloten, waren
! kostbaar; de linten, tot den reusachtigen strik gc-
vormd, waarmee de kleine brodequini) met rooden
hak werden dichtgehouden, waren sierljjk en rjjk,
terwijl het sneeuwwit satjjn van de voering smaakvol
afstak bjj hetjMuceatt fluweel van het loshangend buis-
jen. Een degen mot verguld zilveren greop sierde de
linker heup, en word hjj het nederzitten als niet aan-
wezig beschouwd, daar men als edelman gewoon was,
met dat wapen om te gaan, zelfs in die voor een
gewapenden burgerman zeker moeieljjke houding,
Henry Bennet, I.ord Arlington, Sekretaris van
Staat,ilic niet Clifford,Buckingham, Ashlyen Lauder*
dale — de voorletters dier mannen saarnf enomen
vormden het woord Cabal — het bewind voerde,
was dan ook een schier volmaakt edelman. Het
fijn besneden gelaat, de slanke gestalte, de tedere
blanke hand, alles werkte er toe mede om hem bc-
hageljjk bjj zjjn Koning, en wat nog meer zogt,
geëerd te maken bjj do hehcerschercuscn Zijner
Majesteit, tïeeno buitengewone schranderheid tee-
koudon reeds in do 17\'\' eeuw voor een fijn opmer-
ker en een schrander denker niet meer verborgen
zjjn. De tweedracht woelde in de machtige Repu-
bliek, die juist tliands al hare kracht zoude be-
hoeven om een dreigenden vjjand het lioofd te
bieden. Van Beuningen kon dien vjjand nog niet
zien; slechts zijn vriend — nóg zjjn vriend hoewel
de banden reeds cenigzins losser waren geworden —
slechts zyn vriend de Witt, de schranderste der
sohrauderen vermoedde iets, en — het teekent beider
afstand en verhouding — waar de Witt slechts
duister on slechts flauw kon zien, kon vnn Beu-
ningen niet meer dan tastend ronddolen en gissen.
Vrees voor verraad van de zijde eens bondgenoots,
van Engeland, door de Witt nog niet lang gele-
den tot do beroemde triple alliantie bewogen, deed
van Beuningen dan ook niet op dit oogenblik de
wenkbrauw fronsen. Neen, de onlangs ontvangen
brief van den Raadpensionaris was er de oorzaak
van, en die brief deelde alleen mede, dat men de
woelingen der Oranjepartjj wedor te 1>ovcn was go-
komen en deze voor langen tjjd weder gefnuikt
had. Door een behendig schijnbaar toegeven waren
do Gewesten tot harmonie gekomen. liet Stnd-
houderschap was voortaan onvereenigbaar verklaard
met de waardigheid van Kapitein en Admiraal-ge-
neraal, en de jongo Prins van Oranje, het gewezen
Kind van Staat, dat onder de hoede Hunner IIoog-
mogenden was opgewassen en thands twintig jaren
bereikt had, was lid van den Raad van State geworden
zonder eenigo vooraanzitting; want men had er zorg
voor gedragen den stoel te verwjjderen, waarop zjjnc
voorvaderen eenmaal gezeten hadden, zoo dat zelfs
de schijn van macht, reeds meer dan voldoende
om het gepeupel op to winden, den jongeling ont-
nomen was.
»En de Witt wil Engeland tot bondgenoothoudcn!"
mompelde van licuningcn. >Z[jne Majesteit zal er
niet handelbaarder door worden, hetgeen mjjn zen-
ding een schoone kans van slagen geeft," voegde lijj
er eenigzins bitter aan toe.
IIjj voer voort met lezen en vond in de volgende
regelen eenig andwoord op de gemaakte opmerking.
Men scheen, door den 1\'rins tot lid van den Raad
van State te verheffen, den Koning van Engeland
te willo te zjjn en zou daarvan nog een meer door-
slaand blyk geven, door Zyne Hoogheid naar Oom
te doen afreizen.
Het verlof werd daartoe gegeven, zoo luidde de
brief in substantie, omdat men begreep op den duur
het niet te zullen kunnen weigeren; het was thands
gegeven, omdat men inzag dat er geen gunstiger
tijdstip ooit zoude komen, daar juist een Ambassadeur
van de bekwaamheid Zijner Edelheid (van Beuningen)
naar het hof van Engeland was afgevaardigd. Van
Beuningen poosde even en las werktuigelijk het
slot van den konfidentieclen brief die eindigde met
het gewone »Uw ootmoedige dienaar: J. de Witt."
Van Beuningen ging nooit zoover; hjj noemde zich
in officieolen stjjl slechts: dienstwillige dienaar.
Maar op de onderteekening lette hij thands niet;
10
II.
-ocr page 68-
140                                                                   MARY HOLLIS.
kondon dio oogen, poon buitengewone denkkracht
zotoldo achter dat blanke voorhoofd; maar bij zijn
binnentrodon in hot staatsievortrok of do raadzaal
bjj de woorden, dio bolmgelijk on welklinkond diens
lippen ontvloeiden, bij do menschenkonnis waarvan
hij bij beschouwingen van menschen on zakon dikwerf
blijk gaf. on bjj do moor dan liberale begrippen
aangaando rodclijkbcid on zodoljjkhoid word hij een
zoer geschikt dienaar Zijner Majesteit Karol II ge-
acht en bevonden.
»l_\'we Edelheid beroofde mij to lang van hare
tegenwoordigheid, dan dat ik niet don oonigen weg
zoude inslaan, langs welken ik zeker ben die to kunnen
genieten,\'\' zeido Arlington buigend.
•Mijne bezoeken bij den Sokrctaris van Staat waren
ook zóo onvruchtbaar, dat ik besloot ze vooreerst te sta-
ken," was liet andwoord zoo beleefd mogelijk gegeven.
«Dat is toch r.iet het rechte middel om volgende
bezoeken, zoo zjj te eenigor t jjd mochten noodig
worden gekeurd, vruchtbaarder te doen zijn."
«Nadenken brengt dikwjjls op den rechten weg.
Ik wilde den tijd tot nadenken geven, Excellentie!"
«Er is dus sprake van een verdwaalden Se-
kretaris van Staat?" vroeg Arlington niet do kant
van zjjn kraag spelend.
•De waarheidsliefde verbiedt het to ontkennen."
«Hot is een strjjd waaraan moeilijk con einde kan
worden gemaakt. Ik kan natuurlijk niet toogoven
dat ik dwaal en door Uwe Edelheid op den rechten
weg zou gebracht moeten worden. Het loon, dat
do Hollandschc gids wel eens vraagt, is voor me-
nigen Engelschen minister soms zeer hoog geweest,
zonder dat deze zag dat er niet meer gedwaald werd."
«Zjjno Majesteit heeft vaak bewezen dat het heden
hem liever was dan het verleden; het mocht Zijne
dienaren misschien even zoo gaan/\' merkte van
Beuningen eenigzins heftig aan. Do uitval mocht
stout hecten, want hjj bedoelde niets minder dan"
Karel II te verwijten, dat hjj ondankbaar was en
genoten weldaden spoedig kon vergoten. Do bal-
ling, die gastvrijheid in do Republiek had genoten,
had haar herhaaldelijk beoorloogd.
                         (
Van Beuningen was dan ook geprikkeld door de
uiterst langzame behandeling van zaken, ocno lang-
zaamheid welke wol berekening scheen. Il|j diende
een memorie in, en men vroeg eene adstruktie; lijj
gaf er eene en men stelde er eeno andere tegen,
waarbjj do memorie, om wie het eigenlijk to doen
was, op den achtergrond trad. Wilde\' de gezant
persoonlijk inlichtingen geven of ontvangen, dan
was de Sokretaris van Staat in den bjjzonderen Raad
of was hjj ziek: en liet hü eindelijk den gezant bij
zich toe, dan stond hjj op het punt naar Zijne Ma-
jesteit te gaan die hem opontbodeii had. Begon de
driftige van Beuningen dit te ergeren en brak lijj
voor een poos alle betrekkingen af, dan werd hem
eene memorie gezonden, waarin een deel der zijne
werd beandwoord, of werd hem eet) bezoek gebracht
om hem weder in een goede luim te brengen zoo
als thands. Maar de laatste uitval, hoe verklaarbaar
ook, was onvoorzichtig.
«Gij brengt oone zwaro beschuldiging togen mijn
verheven gebieder in," merkte Arlington plotseling
ernstig geworden aan. «Als Zijne Majesteit zoo
spoedig hot gister voor hot heden vergat, dan zou
hij nooit do triplo Alliantie gesloten, of, zoo hij
haar al sloot, niet gehouden hebben zoo als lijj
doet."
«Zoo als hij doetV De Republiek wordt toch niet
meer behandeld als oone bondgenote, sedert Ma-
dame d\'Orlóans hier is geweest."
•Ab, is het dat weer? Hunne Hoogmogonden
schijnen zich /eer te l>okommeren over een familie-
bezoek, een bezoek door ecu zuster aan baron broe-
der gebracht. Wat moot do Koning van Frankrijk
zich dan wel niet beangst maken over bet aanstaand
bezoek Zijner Hoogheid, don Prins van Oranje."
•Hot geval staat niet golyk, Mylord!" zoide van
Beuningen zich op zijn stoel te reent schikkend en
zich gereed makend van deze gelegenheid tot spre-
ken en onderhandelen partij te trekken. «De \'Koning
van Frankrijk is een machtig monarch, die eer doet
vreezon dan behoeft te vreezen. De Koning van
Frankrijk is niet de bondgenoot van Engeland en
kan zich niet bezorgd maken, meer dan hjj het nu
reeds is, over de vriendschappelijke betrokkingen
der Republiek mot Engeland, betrekkingen, die niet
begonnen, maar alleen worden voortgezet. De Ko-
ning van Frankrijk heeft zich niet te beklagen over
de belemmering van do visscherjj, over tegonwer-
king in don handel, over vijandigheid in Oost- en
West-Indië."
•Dat wil ik wel geloovon," riep Arlington lovcn-
dig uit, «want Frankrijk heeft visscherjj, handel
noch koloniën."
«Maar al heeft do Republiek die, toch wenscht
ze daar niet in gedeerd to worden, Mylord 1" hornam
van Beuningen scherp.
»Het zou nog bewezen moeten worden of ze er
in gedeerd wordt. Maar dit punt maakt oen doel
uwer laatste memorie uit. Men is bezig de ver-
meende bezwaren der Republiek to beantwoorden
door... hot aanvoeren van de o n z o. Zjjno Maje-
stoit is een trouw bondgenoot, maar wil ook recht-
vaardig en trouw Koning zijn. Do Republiek —
Uwe Edelheid veroorlove mjj hot te zeggen — is
er in Europa voor bekend, slechts écn belang te
kennen on dat is haar eigen. Zijne Majesteit wil
zich bljjvon gedragen als een trouw bondgenoot, en,
als hare grieven zyn weggenomen, zich niet de Re-
publiek verstaan, wat de tuchtiging der Algcrjjnsche
zeeroovers aangaat, ofschoon zjj niet inziet, dat daar-
door juist de veiligheid ter zee verzekerd zal wor-
den, daar er nog zoo vele roevers overbljjven, die
men niet tuchtigen kan." Arlington staarde, hoewel
lachend, van Beuningen daarbij veclbeteekencnd aan,
die den blik niet alleen doorstond, maar de kracht
had zich bedaard te houden en hem tocknikkend
te andwoorden:
«Zeer waar, Mylord! En als de Republiek eiken
roof aan haar gepleegd met geweld zou willen te
keer gaan, dan mochten hare kruitmolens wel dag
-ocr page 69-
MARY HOLLIS.
147
beweren, dat Zijne Hoogheid ooits iets tégen die
vrjjheid zal ondernemen, golooven de Heeren Staten
met Gods hulp do Provinciën voor als nog ljeter te
kunnen besturen, dan een onervaren jonkman van
nauwelijks twintig jaren."
•Dien men bovendien bij voordacht onkundig
van regeeringzaken laat," viel Arlington in.
• Dien men eerst do nuttige kundigheden als Chris-
ton en burger wil doon verkrijgen, opdat hy later
als Magistraat zjjne rechten en plichten zoude kon-
nen, Mylord! Het is een lasterlijk gerucht, dat mon
Zijne Hoogheid veronachtzaamt. Uwe Excellentie
zal wol beter leeren oordeelen als zy den Prins hier
ontmoet; en moot zy ook erkennen, dat Zyno Hoog-
heid zwak en gebogen is vóór den tijd, zjj zal het
toch wel niet aan de opvoeding willen toeschrijven.
; Reeds nu is men genegen om Zijne Hoogheid, uit
aanmerking van de diensten zyuer voorvaderen, het
aandeel in het bewind te geven, dat hem afgestaan
kan worden zonder nadeel voor\'s Lands zaken. Hij
is lid van den Raad van State geworden. En dat
men Zyne Majesteit zoo veel mogclyk te wille
; wenscht te zyn blijkt daaruit, dat men den jongen
zwakken Prins verlof geeft zyn verheven Oom te
gaan bezoeken. Indien men klachten vreesdo van
zyne lippen, indien men zich verongelyking bewust
was, mon zou hem immers terug hebben gehouden ?"\'
•Zoo, begrjipt Uwe Edelheid do reize alzoo?"
•Begrypt Uwe Excellentie haar dan anders?"
•Men zou door den Neef op den Oom kunn \'n
werken, ten einde grooter inwilligingen te erlangen
dan door een Ambassadeur, zelfs van de bekwaam-
heid Uwer Edelheid..."
•Uwe Excellentie spreekt zich zelve niet weinig
tegen. Straks was het, dat hy in onkunde van alle
, regeeringzaken was groot gebracht en thands acht
zy Hunne Hoogmogenden in staat, om Zyne Hoog-
heid met eeno geheime zending te belasten...\'\'
! »Het een en het ander kan zeer wel gepaard gaan,"
hernam Arlington zich tot van Reuningen overbui-
gende. Do Engelsche diplomaat had allo scherpte
verloren en was beleefd, ja zelfs vleiend geworden
! wat den toon zyner stem betrof. •Mijnheer de Witt
weet dat zeer goed te vercenigen. De hond krygt
op het laatst den halsband lief, zoo ook de pupil
zyne voogden; vergeef de vergelijking. En als men
dan niet in staat is alle zijden van een vraagstuk
te overzien en de voogd wjjst maar éeno zjjde aan,
dan wordt die door den pupil voor de eenige ge-
houden. Mynheer van Beuningen, ik wil openhartig
zyn! Ik gelonf, dat Mynheer de Witt een geheim
doel met dat bezoek heeft. Welnu, ik wil het be-
vorderen als het is wat ik denk. Ik ben der Re»
! publiek geenszins vijandig, maar het belang Zyner
Majesteit gaat voor alles. Wil men Zyne Majesteit
overhalen tot het sluiten van een nieuw traktaat
tegen Frankryk, ik zal het niet tegenwerken, mids
Zyne Hoogheid Stadhouder worde, onze grieven,
waaraan ik niet twjjfel, opgeheven worden en... de
schatkist van... Engeland conig voordeel geniete...\'\'
Van Beuningen zweeg een oogenblik; hy fronsde
en nacht malen. Om dat te voorkomen kiest zjj
den weg der onderhandeling."
•Die altijd lil jj ken zal de besto te zyn, zoo men
dien mot goedo trouw bewandelt."
»IIet verheugt mjj zeer Uwe Excellentie dat te
hooren zeggen!" hernam van Beuningen, terwijl
de gespierde hand zich om den stoel klemde en
dien met kracht verschoof. »Wanueer die niet ter
goeder trouw wordt bewandeld dan is die weg geen
rechte maar een bochtige. Ik geloof er de onder-
vinding van opgedaan te hebben... aan dit hof."
»Pe scherts is wat grof," andwoordde Arlington,
die zich op zjjne beurt gebelgd wilde toonen. »Jam-
mer is het voor den vrede, dat de Hoogmogemle
Hoeren, Uwe lastgevers, maar al te veel op Uwe
Edelheid gelijken. Altijd klaagt mon van Uwe zjjde
over verongelijking, en dat op eene wjjze, welke
uwe scherts van zoo even herinnert. Deukt ge,
dat de klachten van Zijner Majesteit! onderdanen
uit den Indischen Archipel niet tot ons komen?
Waant ge zelfs, dat wij te hardhoorend zyn, om
don wrevel van de bewoners onzer eigen kusten te
vernemen, dio de Hollandscho visschers in hun vaar-
water zien en verstomd zouden staan indien zjj hoor-
den, dat do Republiek eene tuchtiging der Alge-
rijnsche zeeroovers voornam en daartoe de... edel-
moedigheid had de hulp van Engeland in te
roepen? Gelooft ge, dat Zjjne Majesteit, dio ge
weinig liefde schyut toe te kennen voor zjjno onder-
danen, ovenmin deel neemt in het lot zjjner blocd-
verwanten, en zouder toorn of liever zonder droef-
heid kan aanzien, dat men zyn neef, den zoon van
zyn zuster, de waardigheden zijner voorvaderen
ontzegt, hem tot onmacht veroordeelt en hem, naar
de lessen van de sluwste staatkunde, eon opvoeding
geeft, die hem tot altijddurende onderdanigheid
en afhankelijkheid veroordeelen zoude, indien het
bloed der Stuarts, met dat der Oranjes vermengd,
hom niet in zich zelven do middelen had doen vin-
den, welke het sluwe plan moeten doen mislukken ?"
»Ik dank Uwe Excellentie voor deze aanklacht.
Men strijdt liever tegen vleesch en been dan tegen
de onzichtbare overheden in de lucht, en tot dus-
verre hoordo ik weinig meer dan onbestemde klach-
ten. Do aanklacht is nog wel wat onbestemd, maar
zjj is toch te l>egrypen. Uwe Excellentie gewaagt
van hetgeen er in den Indischen Archipel voorvalt.
Het is de stryd tusschen kompanjic en kompanjic,
waar Zyne Majesteit en de Republiek zich geruste-
ljjk buiten kunnen houden. Heidon strijden met ge-
lyke wapenen en wie de slimste is wint het. Dit
zal met de visscherjj ook wel het geval zyn. De
visschen, geloof ik, zullen geen party trekken en
bjj voorkeur de Hollandsche netten inloopen. Ook
is het nog niet bewezen, dat de onzen de gienzen,
hun by de Navigatie-akte gesteld, hebben overschre-
den. En wat het derde punt aangaat, \'er gebeuren
in een huishouden dingen, die men daarbuiten niet
goed kan beoordeelen. Wy wenschen gaarne onze
vryheid te behouden, hetgeen menigeen in Engeland
reeds zonderling zal noemen. En zonder te willen
-ocr page 70-
MARY HOLLIS.
MS
kon overladen en do zitting van karmozijn rood
fluweel met goud passement was afgezet. Het was
een groot en weelderig gestoffeerd vertrek in het
paleis van Engeland» koningen: White-hall. Eou
half licht viel in het vertrek en spreidde een mol-
ligen toon over al het omringende. Zware rood
zijden damasten gordjjnen, door koorden, van roode
zyde en gouddraad gevlochten, in golvende plooien
opgehouden, vcilwrgen de veusterruiten, in het mid-
den prijkende met het koninklijke fcngelsche wapen,
en weerden ten doele de stralen der zon af. Bet
behangsel was van roode zjjde, omboord met goud
passement en geborduurd met gouden bjjeu en ka-
pclleu. In een hoek stond eeii divan of rustbed,
dat in harmonie was niet do kleur der gordjjnen
en behangsels. Het prachtig uitgesneden buffet,
waarop thands een zilveren lampetkan met Chi-
neesch porseleinen kom, fijno borsteltjens en wei-
riekende zeepen bespeurd konden worden, de tafel
op vier kunstig gedraaide poten van mahoniehout
als een nieuwe proeve nog niet lang geleden uit
Suriname aangebracht, met marmeren blad, do hoog-
rnggige stoelen mqt mollige zittingen, de voetbank*
jens, waarvan het bckleedsel even als de divan en
de stoelen met goud passement was omboord, het
tafeltjen, onder den Venetiaanschen spiegel in ver-
gulden Ijjst, waarop een servies van echt Chinccsch
porselein op zilveren blad prjjkte, alles mocht ge-
tuigen van de pracht, die in dit vertrek heerschte
en bjj den eersten oogopslag wel eenigzins overla-
den scheen. Maar vergeten wjj niet het kostbaar
Smirnaasch karpet, dat voor don divan lag uitge-
spreid, den mozaïek ingelegdcn vloer van mahonie-
hout en vooral de kaptafel mot ovalen spiegel in
rijk gesneden mahoniehouten ljjat en met marmoren
blad, waarop thands oen zilveren doos staat, welke
geopend is en alles bevat wat voor oen damestoi-
lot van die dagen noodig was en zelfs voor oene
van den tegen woord igen tjjd ovcrlwdig zoude zjjn.
Van de fijnste haarspeld, die, in het kapsel ver-
borgen, toch medewerkte om dit saam te houden
en te bevestigen tot aan de gourigsto pommades en
parfunierién, tot zelfs do blanketdoos waarin het
sneeuwwit en hot liefelijkst rood geborgen was, alles
vond er zjjne plaats. Naast die doos stond nog
eon andere, die hoewel eenvoudiger van buiten, van
binnen des te kostbarcr schat bevatte. Hot waren
do bjjouterien: snoeren paerelen, die door het blonde
hair werden gevlochten; gouden halsketcnen, dia*
manten spelden en booten, kortom het rijkste, het
heerljjkst wat Engeland bezat.
En dat alles behoorde aan Lady Castlemaine,
Lady van de koninklijke slaapkamer, een goede
vriendin Zjjner Majesteit, eene vrouw >van het ras der
Villiers, de Hertogen van Buckingham" die de eer
had gehad te Oxford Zijne Majesteit te loeren kennen
en hem te behagen. Zjj werd toen uitgehuwelijkt
aan een zekeren Mr. Falmer, die een geduldig echt-
genoot was en om die goede hoedanigheid — in
Karels oogen een groote hoedanigheid zelfs — ver-
heven werd tot den Ierschon adelstand onder den
nauw merkbaar do wenkbrauw» »Ik weet het niet,
Mylord! Bestaat er iets zoo als gjj denkt, dan zal
ik er onderzoek naar doen, en ... de ecne konfidentie
is de andere waard."
Arlington was door dat andwoord niet geheel be-
vredigd, ofschoon hjj geloofde een stap nader aan
het doel van zjjn bezoek gekomen te zijn. Van
Beuningen was te rond om niet bepaalde* te ont-
kennen dan hjj deed, indien hij er reden voor meende
te hebben. Wellicht zou Arlington meer hebl>en
gepolsd, zelfs meer dan de voorzichtigheid toeliet,
zoo niet een vervaarlijk gejoel en gedruisch beider
onderhoud plotseling had doen staken en do def ti-
ge diplomaten opspringen en naar het venster gaan.
Een ontzacheljjke menigte was op de been. Do
meesten bleeken nieuwsgierigen, maar toch altjjd
deelnemende nieuwsgierigen te zjjn, want hier en
daar zag men uit de massa er een met het hoofd
goedkeurend knikkend tegen de leerjongens, die de
eigenlijke helden schenen te zjjn. Men herkende
er do slagers en de wevers onder, gene aan hunne
blauwe of groene voorschoten, deze aan hunne mou-
wen. Zjj hieven, op lange stokken, stukken van
vrouweukleederen omhoog, hetgeen vooral toejui-
ching uitlokte. Juist waren zjj in de nabjjheid van
van Beuningens woning, toen een edelman te paard
hen tegen kwam. Het scheen, naar zijne kleeding
te oordeelen, een landedelman te zjjn. Nieuwsgierig
naar hetgeen voorviel, vroeg hjj de oorzaak van den
oploop en vernam dat zjj eonigo slechte huizen hjj
Moorfields omver gehaald hadden, waarop een rous-
achtigo slagersknecht met stentorstem uitgalmde,
dat zjj verkeerd deden door zich met de kleine te
vergenoegen en niet naar Whitc-hall te gaan, om
er het groote neer te halen. Ken uitbundig gejuich
en gejoel volgde, en do landedelman nam zijn hoed
af en zeide: >daar geov\' God zjjn zegen toe," welko
woorden hem onder daverend handgeklap een brce-
den doortocht verschafte. Van Beuningon nnm den
schijn aan niets gehoord te hebben, maar gewaagde
er van, twee zijner hellebardiers met het wapen
van Staat op de borst naast den karos Zjjner Ex-
colleutic te doen post vatten. »IIct gepeupel mocht
zich eens vergissen!" zeidc hjj ditmaal argeloos,
en misschien daarom juist wel zoo koud en scherp.
»Ik geloof, dat do beste bescherming voor den
karos van Lord Arlington Lord Arlington zelf is.
Niettemin wordt Uwe Edelheid bedankt voor do
intentie." Met een diepe buiging, die zoo goed
mogelijk door van Beuningen werd nagevolgd, ver-
liet Arlington het vertrek.
II.
«Neem die mouche weg, Katol Go schijnt geen
smaak meer te hebben of denkt go, dat ik tot den
tweeden rang ben afgedaald en dat nicmant mjj
meer zal aanzien? Ik wil hot anders!\'\'
De vrouw, die dus sprak, lag in een leunstoel van
ebbonhout, waarvan do rug als met grillige arabes-
-ocr page 71-
MARY HOLLIS.                                                                     149
titel van Earl van Castlcmaino. Mylady was toen
cono schoonheid. Rjjko blonde lokken golfden haar
om den blanken1 hals en boezem, dien zy° gecno
moeite deed aan het oog des bewonderaars te ont-
trekken. Het licht-blauwc oog kon zoo minach-
tend staren, zoo verleidelijk lonken, zoo aantrekken
en schalk terugwijzen; de rozenroode lippen, die
zoo ongezocht een rij van paerelen lieten zien, kon-
den zoo vleien dat do geliefde, wanneer do blanke
mollige arm hem aan den zwoegenden boezem klem-
do, meer of minder dan mensch moest geweest zijn,
om niet vuur in de aderen te voelen tintolen, om
zich niet oen half-God te droomen, waardig gekeurd
om deel to nemen nan de festijnen der Goden op
den Olympus. Maar, helaas! alle schoonheid is als
oen bloem: de knop belooft, de bloem schenkt veel,
maar, geheel ontplooid en ontzwachteld, dreigt de
geur te vervliegen, do kleur te verwelken. Lady
Castlemaino had haren gemaal, dio zich in Ierland
ophield, verscheidene telgen geschonken, telgen, die
het geluk hadden dikwerf door Zijne Majesteit, door
Gods Genade Koning van Engeland, te worden ge-
lief koosd; de moederweelde scheen haar echter
slechts eene geringo vergoeding voor haar vormin-
derendo schoonheid. Nog mocht zjj wel schoon
heeten, maar do ronding van Iwezem en arm, van
koon en hals, hoc blank altijd nog, getuigde er
toch van, dat do zomer reeds voor een goed deel
was voorbijgegaan. Indien zy \'s morgens zich op-
hief uit hot donzen bed en het zachte kussen, half
nog verborgen door do kanten dio er van afhingen,
als zij de doorstikte deken van karmozijn, overtrok-
ken met taf, gevuld met wol, gevoerd met zijde,
wegwierp, dan vroeg zjj in do laatste maanden aan
Kate Danson, haar kamenier en vertrouwde, niet
meer om den spiegel. Slechts na eene poze voor
de kaptafel gepoosd en uit de blanketdoos eenige
frischheid te hebben geput, waagde zij het oog op
te heffen, on bewonderde zjj zich nog. Pan ont-
waakton woder in haar boezem de stoutste ver-
wachtingen, dan kon zjj weder gelooven dat haar
vermetelo wensch eenmaal, misschien weldra, kon
worden vervuld. Wel waren die verwachtingen stout,
dio wensch vermetel, en oogenschijnlijk do kansen
gering. Mnry Parris on Nell Gwyn, do danseres
en de tooncclspeelster, die den Koning van de zor-
gen des daags verpozing en vergoeding schonken,
waren «iet gevaarlijk. Zij had ze zelve voor Zijne
Majesteit uitgekozen en Zjjne Majesteit was haar
er zeer dankbaar voor geweest en had het haar
dan ook niet euvel geduid, dat zij het verdriet over
\'s Konings wispelturigheid in het gezelschap van
een tooueelspeler en een koordedanser, de twee lic-
velingon van Londens fanhionable waereld, trachtte
te vergeten. Maar een ander en grootcr govaar
dreigde. Vier of vjjf manden geleden waren er
pronte feesten gevierd ter cere van Henrictte van
Orléans, de zuster des Konings. Zjj kwam haar
geliefdon broeder bezoeken en... wat zjj nog meer
uitrichtte wist Mylady niet.
Er word veel gefluisterd, veel over politiek ge-
mompeld, vele geheime bijeenkomsten gehouden,
waarover Karol — hjj had hot voor een drietal ja-
ren zeker niet gedaan — zich niet jegens haar uit»
liot, hoo dikwerf hjj ook word gepolsd, gevleid,
gestreeld en geliefkoosd!
Mylady schreef dio achterhoudendheid niet aan
don gooden vriend, niet aan de trouwhartige zuster
toe, ofschoon ook die niets liet gissen, maar wel
aan den invloed van dio schijnbaar zachtzinnige,
zwakke, onbeduidende, stille do Quérouaille, dio
in het gevolg van Henriette d\'Orléans was mede-
gereisd en de edele zelfopoffering had het hof van
Versailles, het hof van Lodewijk XIV, een poos voor
White-hall te verlaten. Van het oogenblik dat dio
gehato met Karel Stuart had gesproken was deze
veranderd. Hjj durfde het Mylady niet bekennen
dat hjj Ma\'am Carwell — dus noemde gants Londen
haar weldra — dikwerf bezocht, en dat hjj dit
niet durfde was een gevaarlijk teeken. Hjj schert-
ste met Mylady over Nell Gwyn en do overige go-
dinnen, die in den koninklijken hemel een tijdelijke
plaats innamen, maar hij sprak nooit met haar over
Ma\'am Carwell. Het was om krankzinnig te wor-
don van spijt en ergernis!
Nog meer: van het oogenblik dat hij de Fransche
vrouw zag en dikwerf zag, zij hoorde het altjjd
van de trouwe Kate Danson — hoorde hjj Mylady
met meer ongeduld over de zaken van Staat aan,
ja kwam zelfs do ondankbaro Arlington, dio door
haar was wat hjj was, minder bjj haar, om over
de gewichtigste punten te raadplegen.
Hoe zjj verlangde naar het vertrek van Mevrouw
van Orléans! Die dag brak eindelijk aan, maar had
Mylady dien oen gelukkigen gedacht, hjj bleek de
rampzaligste to zjjn, want... Mevrouw van Orléans
met hare gantsche hofhouding keerde wel terug,
maar Ma\'am Carwell bleef en werd zelfs aan het
Engelsche hof als Lady van de garderobe Harer
Majesteit een eereplaats ingeruimd.
Welk een nacht bracht zjj door, toon Buckingham,
de valsche, dubbelhartigo Huckingham, aan haar
salon te middernacht nog kwam aankloppen, om
haar dio tijding nog vóór haar nachtrust te komen
mededeelen, Huckingham. de gunsteling des Konings
en diens verrader; Huckingham, nü de verdediger
van het goddelijk recht van het Koningschap, en dan
de aanvaller van dat zelfde recht in het huis der
Lords. Zjj was het niet vergeten, hoe hjj, toen do
Hollandschc vloot de Theems opvoer en de gantsche
koninklijke Marine dreigde te vernielen, toen het
Parlement woedend rekenschap afvroeg van de gel-
den voor de Marine bestemd, maar verkwist in do
koninklijke slaapkamer, party had gekozen tegen
het hof, tegen Zijne Majesteit, tegen Mylady, dio
toen voor haar leren een oogenblik had gevreesd.
Maar diezolfdo Huckingham word weder door
Karel in genade aangenomen toen de storm voorbjj
was, en zelfs Sekretaris van Staat gemaakt. Mylady
kon wel niet strenger zjjn; zjj verzoende zich
met hem; maar daar in haar binnenste, in de
diepst e schuilhoekcu van hot wraakgierig hart riop
-ocr page 72-
MARY HOLLIS.
160
eene stem om wraak en vergelding. Al haar kracht
behoefde zjj dan ook, om zich kalm to vciu-
zen, toen lijj met een gewaande dienstvaardigheid
haar het vreoselijk nieuws kwam melden zoo spoe-
ilig hjj kon, opdat de nacht, die rustig had kunnen
zijn, toeh vooral haar geen rust mocht brengen. Eu
zij moest zich nog dankbaar veinzen. Zeker was
zjj wel niet. dat Buckingham haar had willen
kwetsen, want die man handelde zoo zelden naar
een plan, volgde altoos impulziën van het oogenblik,
diiariu gelijk aan het bedorven kind, met hetwelk
hjj do grillige luimen gemeen had, maar hon dit
ook ware, zij voelde zich gekwetst en mjnder dau
ooit genegen om zjjn vroegere ontrouw te vergeven.
Zjj zwoer hem te doen vallen, of hem to beletten
ooit weder haar in den weg te treden. Hij daar-
entegen vermoedde niets kwaads, sprak van toena-
dering, van een wederzijdsch bondgenootschap, om
Ma\'am Carwell, die ook hem gevaarlijk werd, te doen
vallen. Zjj scheen daaraan gehoor te leenen, en nam
van hem een teerhartig afscheid met vriendeljjken
aandrang, om toch spoedig terug te keeren, toen hjj,
door den plotselingen dood van een bloedverwant
in het Noorden, erfgenaam was geworden van een
aanzienlijk grondbezit, waarvan hot beheer sedert
jaren in do hand van een schclmschcn intendant
was geweest. liuckingham had als altoos geld noodig
en verlangde niet, dat zijne pachter» beter behan-
deld, maar wel dat de boerderijen meer opbrengen
en de pachten trouwer vcrandwoord zouden worden.
Wio onder de zjjnon echter zulk een last toe te
vertrouwen? Hjj had vele geestige, vela vrolijke,
maar weinigo trouwe en cerljjkc vrienden. Wellicht
zou hij toch nog besloten hebben den minst hcb-
zuchtigeu en oneerlijken den last op to dragen en
naai\' do Schotscho borders af te vaardigen, als zjjn
vriendin, Lady Castlemaine, hem niet boido handen
gevat en toegeroepen had op den toon van gemaakte
bewondering: »GJj waagt naar de borders te gaan,
waar geen edelman in de laatsto zestig jaren zich
heeft durven vertoonen? ik kan het niet gelooven,
üeorge! Ja, al maakt go u voor cenigo weken
onzichtbaar, dan nog geloof ik veeleer dat ge een
van \'s konings lusthuizen als de borders zult bcschou-
wen, en daar do terugkomst van eon uwer dienaren
afwachten." Buckingham voelde eensklaps lust om
zelf te gaan; niemant anders dan hjj zou den tocht
doen, en toen Mylady altjjd do ongoloovige specldo
vroeg hij eenigzius gclwlgd hoe hjj haar zou kunnen
overtuigen.
••Indien gjj mij een boicie-knife en een volledige
klceding, zoo als die docr de fcorrfm-bewoners ge-
dragen wordt, over de post toezendt. Het adres
moet van uwe hand zjjn, George, en do post Zijner
Majesteit moet niet vergeten haar stempel er op
to drukken, anders... geloof ik u nóg niet..."
Buckingham, dio behagen begon to schoppen in
deze luim, nam lachend de uitdaging aan, en reeds
zes uren daarna zaten hjj en Dick AVharton in den
zadel. Toen Kate aan haro mecsteresso het bericht
zijner afreizo bracht, zag zy tot haro bevreemding
Mylady\'s oogen vonkelen, hetgeen altijd in oogen-
blikken van groote vreugde of hevige woede werd
opgemorkt: zjj balde de mollige hand en prevelde:
«Goedo reis, George 1\'\'
Met meer ijver dan in do laatste dagen voor
\'sllertogs vertrek, was zjj bezig met haar grootsche
plannen: het omverwerpen vanden zetel harer mcdc-
dingster en misschien van nog ecuhooger gestoelte;
. want tot hare groote bljjdschap zag zü dat Karel,
hoe hjj het ook wilde, zich niet van het juk, dat zjj
hem had opgelegd, koude ontslaan. Hjj beminde
haar misschien niet meer maar hjj gehoorzaamde
haar toch • het eerste had hij sedert lang niet meer
gedaan, ja verlangde zjj zolfs ook niet, zoo hot laatste
slechts plaats had.
Het lynxoog der sluwo vrouw had Karcls zwakste
plaats zeer goed leeren kennen. Voor een vasten wil
moest hjj buigen: voor een straften blik deinsde,
voor een stug woord gehoorzaamde hjj tegenover
een wezen, waaraan de kracht der gewoonte hem
verbond. Zjj wist het en geloofde te hebben op-
gemerkt, dat zjj meesterlijk partij trok van de voor-
doelen doorde natuur haar verzekerd. Ma\'am Carwell,
hoe bemind ook door den heer van don harem, zou
vernederd worden on weggezonden, en dan zou zjj
nog éene schrede moeten zetten, om do verhcvcn-
hcid te bereiken, dio in het verschiet voor haar lag.
In het openbaar lag er een glimlach op haar gelaat,
zweefde er een scherts op haar lippen, zocht zjj
allen, die zjj vroeger van haar vervreemd mocht
hebben, met zich te verzoenen, had zy vooral vele
beleefdheden voor Ma\'am Carwell, overlaadde zy do
arme Koningin met bewijzen van eerbied en hulde.
Maar in hare vertrekken teruggekeerd, moest Kate
boeten voor de kwelling door haro meestcresso ver
duurd, voor den dwang dien zjj zich had opgelegd,
en in dubbelen zin lei Mylady in haro tegenwoor-
dighcid het galakleed en blanketscl af, om ziehen
profond négligé te vertoonen.
Er konden oogenblikken zyn, dat die vrouw, in
do eenzaamheid neergezeten, verrast kon worden
met een van tranen schemerend oog. Dan dacht zy
aan het verleden, toen zy scheen zoo als zy was, en
wol reeds vcrlangdo to zjjn zoo als aiidero rijkere
en voornamero dan zy waren, maar toch oogen-
blikken kende van geluk, oogenblikken, waarin
dio zoo pozitivo geest, toen reeds gehecht aan wat
do waereld bood, soms verwijlen kon in ideale sfeer
aan den arm van den jongeling, dien zij lwven alles,
ja bijna boven zich zelve l>emiude.
Toen was zy wat zjj scheen, vrolijk en levendig
mot een open oog voor de schoonheid der natuur,
mot een hart, ontvankelijk voor alle indrukken en
voor do edele, de reinsto het eerst. Hare liefde
was als de bron, die de woestenij bevochtigt, en eeno
oasis schopt; maar dio liefde werd bedrogen, dio
bron woigerdo do bevruchtendo pacrelon te schen-
ken, en do oasis werd weder woestcny, woester en
onvmehtbarer dan vroeger, want do planten en
heesters, er vroeger gekoesterd en ontwikkeld, ont-
aardden in onkruid en giftig gewas. Zij was eens
-ocr page 73-
MARY HOLLIS.
161
zjj wierp zich in den rug van haar stool en liot
zich door Kate afdroegen, terwijl zjj onachtzaam
zeide: «Geef mij den ring eens, Kato!"
«Mylady meent__?"
«Ik zou u kunnen vertellen dat White-hall in
was gestort en dan zoudt ge mjj zeker ook vra-
gen: Mylady meent___? De ring, dien gjj mjj
gebracht hebt...."
Kate verschoot even van kleur, boog zich over
do doos met bjjoutericn en zocht het verlangde
kleinood uit.
«Mylady herinnert zich zeker wel, dat ik dien
kostbaren ring niet gevonden zou hebben als My-
lady mij niet de plaats had aangewezen waar hij
lag..."
«Hetgeen wil zeggen, dat ik er toch vooral aan
moet bljjven denken dat ik het hoofd ben en gjj
slechts do hand. Bekommer u danrover niet dat
vergeet ik nooit en ik zal zorgen dat gjj het ook
niet doet." Zij beschouwde den ring mot zelfvol-
doening. «Gij hebt trouw woord gehouden, besto
Iiuckingham!" mompelde zjj, «ik heb uijjn kostuum
ontvangen... Weeg er dankbaar voor dat ik u do
gelegenheid ontnam, om ooit weer uw woord te
breken. Leg hem nu maar weer weg, Kate! maar
op dezelfde plaats. Het zal mjj goed doen hem van
tijd tot tijd eens to zien. Daar is nog menigeen
onschadelijk te maken..! Het zou een aardige ver-
zanieling kunnen worden ala ik van ieder een aan-
denkcu bewaarde." Zij lachte schamper en do
uitdrukking van haar gelaat had zulk een hardheid,
dat het Kate zelfs koud om het hart word.
«Wie zjjn er van morgen geweest, Kato?"
•Do Hertog van York..."
«Ma\'am Carwell wil niets van hem weten: on
zjjn vrouw nog minder, die te sterven ligt en lang-
zamerhand een engel wordt."
«Do Hertog van Monmouth."
«Heb ik den knaap niet verboden mjjn slaap to
komen storen? Het is of de narren on do kinderen
mijn deur belegeren... Monmouth ! Als zijn vader
minder van hem hield zou hjj te slecht voor oen i
staljongen zijn ..."
«Indien Zjjne Majesteit dit eens hoordo, Mylady!"
riep Kate verschrikt uit.
«Zoudt ge denken, dat ik hem dit van zjjn lio-
veling niet zou durven zeggen ? Maar wie nog
meer ?"
«Mistress Howard, die uit naam Harer Majesteit
nnar uwe gezondheid vragen kwam. Hare Majesteit
begeerde u spoedig eens to zien."
«Goed! Morgen, of als wjj dan geen tjjd hcb-
beii overmorgen ... hot heeft geen haast."
•Maar Hare Majesteit liet boodschappen, dat het
zeer veel haast had."
«Zoo, des to minder zullen wjj ons spoeden; het
is goed dat men nnar zich doet verlangen. Wio
maakte nog meer zjjne opwachting?"
•Niemant, Mylady!"
«Hoe ? Is Lord Arliugton niet hier goweest, of
CliHbrd?"
getrouw geweest on werd met ontrouw beloond; zjj
nam blocdigo wraak; nimmer stelde zij zich weder
bloot aan het gevaar van bedrogen te worden, want
nltjjd kwam zij don bedrieger voor. Haar loven
ontving eeno andore richting: waar de liefde had
gegeurd, bloeide thands do eerzucht, niet bevredigd,
ja altoos aanwassend, hoo meer voedsel hjj ontving.
Kon zij niet moor geliefd worden, zij zou ten minste
gehuldigd zijn: kon zjj niet gelukkig zijn, ze zou
voor het minste groot wezen; en daar zjj zich nog
niet het meest gehuldigd en niet het grootste konde
heoten, woelde do onvoldane begeerte altjjd in haar
binnenste rond, werd zij, eerzuchtige, door haar
eerzucht zelven gestraft.
Oogenhlikken van weekheid als waarop wij straks
doelden, kende zij zelden slechts: oogenhlikken van
onvoldane begeerten echter vaak, en de woorden,
waarmede wjj ons hoofdstuk openden, waren er
weder oen bewijs van. Vooral tegenover Kato gaf
zij zich zoo als zjj werkelijk was- vervuld met hare
grootschc plannen, met de keuzen der middelen,
welko zjj tot bereiking van haar doel Koude nan-
wenden, uitgelaten hjj oen behaalde zegepraal, wre-
vclig, ondankbaar, onbillijk bij do geringste neder-
laag.
Reeds twoo uren had het toilet geduurd en nog
was het Kato niet gelukt do eisenen harer mecs-
teresso te begrjjpen. Met oen geduld, oener l>etere
zaak waardig, had zij losgobondcn wat zjj vastgc-
bonden, verschikt en veranderd wat zij hcrhaal-
doljjk geordend had.
»Xecm die mouche weg!" klonk het eensklaps
weder.
«Maar go hebt me gister avond bevolen van och-
tend er daar juist oene te plaatsen."
•Gister avond wilde ik het dus, van morgen an-
dors. Wat zou er van worden als ik altijd het-
zelfdo wilde? Gjj zoudt don langsten tijd om mij
hoen hebben getalmd en gedrenteld, tot grr»ot voor-
doel van een zekere geldbeurs, en misschien ook
van een zekere Lady. Gecne mouche» meer, hoort
go. Geef mjj een handbad van rozenwater.... Hoort
go niet, wat ik u zeg? Van rozenwater en wel
van dat, hetwelk Ma\'am Carwell uit zustcrljjko gc-
negenheid mij geschonken heoft."
»En vreest Mylady niet dat...\'\'
•Wat?"
»Er kort vergift in gemengd zjjn... Ma\'am Car-
well acht ik tot alles in staat."
•Zoo, Kate! Dat klinkt nog al verstandig," her-
nam Barbara I\'almer op zachter toon. «Maar vrees
uiot; wat zjj ook waagt, dit zeker niet... daarvoor
heeft zjj te weinig moed. Ik ken haar; ze is vro-
ljjk, vernuftig zoo als do domme Monmouth zegt,
bevallig zoo als de rookeloosto man van geheel En-
geland haar noemt, maar moed heeft zjj niet, en
daarom..." Zjj voloinddo den volzin niet, maar
do smadelijke glimlach om hare lippen deed gissen
wat zjj meende. Kate bood haar een porceleineu
kom en goot het rozenwater over de blanke poezele
handen. Do frisscho geur was Mylady aangenaam:
-ocr page 74-
MARY HOLLIS.
152
het zal andwoorden: een fraai aangekleede pop,
dio allerlei kunsten maakt als wjj, Lords en Ge-
meenten, aan de draden trekken... En hier in
mijn eigen huis? Oude Rowley weet dat hjj er
niets te zeggen heeft ; maar dat deert hem niet,
want voor de schoonheid buigt hij zich gaarne!
Goed geslapen, Sara?"
• Bijna zoo goed als l\'wo Majesteit!" hernam My-
lady, die in den mg van haar stoel bleef geleund
en haar Heer en Koning geen zetel aanbood.
• Bijna? Maar gij moest beter dan ik geslapen
hebben. Is Tom ontrouw, of hebt ge met Noll ge-
twist? Die ezels, dio zoo hun geluk verschoppen!"
Tom en Noll waren de beide bevoorrechten, dio
Lady (\'astlemaine heetten to troosten over de wis-
pclturigheid van den koninklijken minnaar. Was er
ook meermalen op gedoeld zonder dat Zjjne Majes-
teit of Mylady het euvel duiddo, de laatste begreep
de zinspeling thnnds anders te moeten opvatten.
•Ik kan hegrijpen, dat l\'wo Majesteit wenschte
dat ik oude verbintenissen verbroken had en nieuwe
vrienden zocht om een vroegeron maar verloren
vriend te vergeten. Zjj zoude wenschen dat ik han-
dclde als Karel Stuart. Maar den man, dien ik
eens lief had, bljjf ik getrouw, al vergeet, al ver-
stoot hü mjj."\'
•Stil, mijn lief! Ik u vergeten, ik u verstooten!
Maar waarachtig ge vergt to veel van u zelve door
u tot do eenzaamheid to veroordeelen. Kate, zorg
dat uw meesteres haar fraaiste kleedjj aantrekke!
deuk, dat go mjjn neef van middag onder de oogen
komt, on die is een kenuer van vrouwelijke schoon-
heid! Ha, ha, ha!"
IIjj schudde van het lachen en droogde zync
tranen af.
•L\'wo Majesteit is zeer vroljjk. MademoiscUe was
zeker zeer lieftallig?" Zü strekte haren molligen
arm naar hem uit, waarop hy een kus drukte, nam
zyn hand en trok hem tot zich. »Gy weet wel," ,
zeidc zjj op zoeten toon, »dat ik niets clan uw ge-
luk wil en u nooit de inwilliging van een luim of
gril heb geweigerd. De schoonsten deed ik Whitc-
hall kennen; zy konden u niet schaden, daarvoor
leefden zy te kort." Bjj die woorden krulde een
glimlachjcn hare lippen. »Deze echter," en haar
stem werd luider en eindigde met dreigend te wor-
den, «deze echter kan gevaarlyk worden. Zy is eene
vreemdelinge, ceno Franschc... Het Parlement mocht
eens rekenschap vragen van zekere sommen... Er
mocht weder eens een oorlog uitbreken, en weder
eens een neorlaag worden geleden___MademoiseUe
zou dan Karel Stuart niet dekken..."
•Gy zyt een engel... en négligé!" riep Karel la-
chend uit. >Hcbt ge daarom slechts b ij n a zoo goed
als ik gerust, Sara? Denk er liover aan, hoe wy
het onzen ncof naar den zin zullen maken. En wilt
ge mij waarlijk gelukkig zien? Sluit dan vriend-
schap met Louize, dio u recht laat wedervaren, dio
u do schranderste vrouw vindt die zjj ooit ont-
moette..."
•En dat zal /ij zeggen als ik haar maar \'de
»De Sekrctarissen vnn Staat zijn niet Lier ge-
wecst."
•Waarom drukt pc zoo op die qualitciten, Kato?
Wat nipont ge daarmee? OpgebiechtI ik wil het."
•Mylady weet wel dat ik er niets mcê meen.
Mylady weet, dat do Staatslieden niet meer hier
komen."
•Waarom drukt pc op dat woord: hier? Waar
komen zij dan, Kute? Hij Ma\'ani Carwel misschien?
Ik woet dat. Waarom druft po mjj dat niet zeg-
gen? Denkt pe dat het mij beangst? Nog regeer
ik, nog... verpcet mjj de Heer en de Koning van
Engeland niet."
Zij bleek een volmaakte afctlice. Bij de laatste
woorden zap zij, door den spicpel vóór haar de
geheime deur naast dun divan opengaan en een man
binnentreden, wiens vorschyning zij wel met gejuich
had willen begroeten, maar tevens een geheel an-
deren toon noodzakeljjk maakte.
lljj, die daar binnen trad, was toch Karcl, de
Kouing der drie Veroenigde Koningrijken, haar heer
en gebieder.
Werkeljjk, dat gelaat had iets voornaams, wellicht
iets koninklijks. De matbleokc kleur, de fijne lijnen
sloot iedere gedachte aan dorpere gezondheid, aan
ruwe kracht buiten. De groote donkere oogen zou-
den zelfs schranderheid hebben kunnen uitdrukken
en deden het ook bij wijlen, indien de vermoeid-
heid of afgematheid zo niet ten halve had doen
luiken of ze met een nevelig waas overtogen had.
Die man had niets schooDs; daarvoor waren de neus,
hoe dun hjj ook ware, en de mond te groot; daar-
voor was het geheelo golaat voor het schildersoog
onregelmatig en • de afstand tusschen den neus en
de breede eenigzins omgebogen kin te klein, in
verpolijkinp met die van het bovendeel des golaats.
De uitdrukking van het geheel had iets vricnde-
lijks, iets goedips, waartoe de glimlach om de lip—
pen en de dofheid der oopen niet weinig mocht
boeten bjj te drapon. Ken onberispelijke pruik dekte
hem het hoofd en doorgeurde de sfeer waarin hij
zich bevond. Zijn kostuum ontlokte Barbara Pal-
mer een kreet — of het er een van afkeuring of
bewondering was, viol niet to onderscheiden Het
scheen geheel nieuw te zijn: een nauw sluitend vest
van ponceau fluweel, afgezet met wit satijn, waar-
ovor in weelderige plooien een wjjd overklecd of
tuniok van een eonigzins oostersch charakter viel.
Uit dat overkleed kwamen slechts even do blaauw
fluwelen hozen, ciudigendo beneden do knie, te
voorschjjn, tcYwjjl de wit floret zjjdcn kousen aan
den voet schuil gingen in de sierlijke hrodequins
met een ponden gesp gesloten.
•Neon, dat doet de Heer en Koning niet, dio
trouwens niets minder is dan dat, Sara!" riep Ka-
rel lachend uit. De naam waarmee hy haar aan-
sprak had bjj haar gepeven, toen het getal licve-
lingcn, waarmede zjj haar echtgenoot verraste
on verbaasde, tot zes geklommen was. »Heer
en Koning!" vervolgde bjj. «Vraag het aan ons
goed Parlement, wat dio woorden boteckenen, on
-ocr page 75-
MARY HOLLIS.
153
den rug van haar stoel geleund en boog het hoofd
: voorover; zy strekte de hand uit om het kleinood
\' te vatten, beschouwde het en sloeg toen de vonke-
lende oogen omhoog, terwijl zjj hem ecu vriende-
lyken blik toewierp.
•Goede vriend!" zeide zij byna teder. »Gjj zyt
toch nog niet gants en al veranderd.... Als het
my blykt, dat go nog geheel dezelfde zyt, zal ik
deu diadeem dragen. Kate, berg hem tot dien tijd
wog, goed weg, hoort ge, het is een kostbaar ge-
schenk, maar do grootste waarde moot de gever er
aan schenken."
Karel glimlachte en dreigde met den vinger. Hy
was reeds te bljjdc haar kwade luim overwonnen te
i hebben, om ernstig do gesproken woorden te wegen.
! »Als gij er die voorwaarde aan verbindt, zult ge de
: diamanten zeer spoedig dragen___ Kate, zorg dat
j ge kokend water krjjgt. Begryp, Sara! dat een on-
| zer Londensche geldbuidels mij gister met twee pond
en twee ons van dien beroemden Sineeschen drank
kwam verrassen. Ik geloof nimmer het gewicht
te zullen vergeten, want de scheutige man herhaalde
telkens hoeveel thee hy gaf. Zie, ik heb wat meê-
gebracht: ge kunt haar zoo heorlyk zetten... Wy
hebben die meer gedronken, weet go wol ? toen de
Hollandsche Ambassadeur ons oen kleinigheid
bracht, dio we echter duur moesten betalen."
Hy deed het mogelyke om beider verleden haar
te herinneren, om haar to overtuigen dat hy als
vroeger was. Hij gaf haar het medegebrachte pak-
jen, dat zy op de hand woog. »Gy hebt twee pond
twee ons ontvangen? Dat is... twee ons voor my,
en twee pond voor Mademoiselle? Ontken het
maar niet!" voegde zy\' er glimlachend by.
•Zeker niet; alles is voor u bestemd. Ik zal het
u doen brengen."
Hy had een stoel genomen en zich voor de tafel
geplaatst, waar Kate een kostbaar porcelein servies
neerzette. Mylady deed Zyner Majesteit de eer aan,
tegenover hem te gaan zitten. Bij de eerste teug van
den saamtrekkenden drank begon Mylady zich wat
behagelyker te gevoelen en zich gunstiger gestemd
tegenover Zyno Majesteit te toonen. Zy luisterde
met een glimlach naar zy\'ne verhalen uit beider
I verleden en wilde er niet aan denken, dat het nooit
! een zeer gunstig teeken mag heten voor liefde of
i vriendschap, als men van weerszijden elkaar zoekt
j te overtuigen van den reeds zoo langen duur der
bestaande betrekking en daardoor bewyst in het
verleden een kracht te zoeken, dio men in het heden
niet vinden kan. Mylady werd werkelyk zeer be-
minnelyk en de blik Zyner Majesteit word tecrer
en teêrer.
•Weet go wel wat or gister in Moorfiolds is ge-
beurd?" vroeg zjj eensklaps zich over de leuning
van haar stoel heenbuigend. >Het losbandig gemeen
heeft daar een huis geplunderd, waar eenige arme
vrouwen woonden, dio niets hadden dan hare
schoonheid."
•Ja, tot zelfs het gepeupel is oproerig. Het zal
anders worden, Sara, als ons voornemen gelukt! Ik
schoonste vind, niet waar? Zjj eisclit niet veel,
gelooft g\\j wel?" vroeg Mylady schijnbaar bedaard,
maar het trillen harer vingertoppen op de leuning
van haar stoel deed vermoeden, dat hare kalmte
slechts was voorgewend. I>at hij party voor haar
trok tegenover haar, dat hij dit waagdo te doen,
bewees wel dat zjj begonnen was hem te beheer-
schen, overtuigde Lady Castlemaine er van, dat zjj
op hare hocdo moest zijn, dat de tjjd van worsteling
gekomen was.
»Do schoonsto!" vervolgde zjj schamper, »do
schoonsto, zoodra do negcrkleur eene schoonc tint,
zoodia een dwerjf een schoone gestalte is...!"
•Stil, stil! Men mocht u hooren!\'\' hernam K»-
rel gehaast en haar den vinger op don mond leg-
gend... «Vervolg haar niet met uw spot. Wio
heeft ook een teint zoo blank, wie een gestalte zoo
vorstcljjk, wie een blik zoo scherp als gij___?"
>lk dank u; maar pas op, men mocht ü eens
hooren,\'\' zeide zjj bits. Op een gants anderen toon
vervolgde zij:
»De kapitein der Li/e guards, Raleigh Morton,
is een schoon .jonkman. Ik merkte hem gisteravond
op bjj Hare Majesteit. Hjj is geestig, wel wat
scherp, en niet zeer galant. Ik knoopto een gesprek
met hem aan, dat hij dadelijk afbrak, toen een
zeker icmant het vertrek verliet...."
•Xeem revanche, Sara! Ge weet die van den
scherpsten te nemen."
»En wie was die zek«r iemant, denkt ge? De
blikken Harer Majesteit ontmoetten de mijne... Ik
moet bekennen dat de voortvarendheid een charak-
tertrek der Franschen is. De jonkman was kort
geleden benoemd; het was de eersto reize, dat ik
hom zag, en nu reeds zóo goed bekend met Made-
moineUe,
want hjj volgde haar naar haro vertrekken..."
•Zy is niet beter dan een andere," hernam Ka-
rel, dio met mooite den onverschilligen toon be-
waarde.
•Gelooft go dat? Neen, dat doet ge niet." Zy
glimlachte terwyl zy hem doordringend aanstaarde.
Hy wendde het hoofd af en trad naar haar toilet,
aan welks schatten hy schynbaar zync aandacht
wyddo. Zy volgde hem met do oogen; zy peilde
dat hart en meende er een genegenheid te ontdek-
ken, die zij daar niet gedacht had te zullen vinden.
Zy wist tot dusverre dat hy slechts ernstig dacht
op écn punt, namelijk: de toekomst van zijn ge-
slacht; nu bespeurde zy echter, dat hy werkelyk
hechtte aan nog oen ander, waarmee hjj vroeger
altyd het meest had gespot: do eer cener vrouw,
en wol slechts van ecno. Een gevoel van bitter-
heid sneed haar door de ziel, en tevens een gevoel
van leedvermaak: hy was dus kwetsbaar.
•Welke diamanten deukt ge aan to doen, Sara?"
vroeg hij naar den kleinodiën-koflcr grijpend.
•Geene, Sir!" zeide zjj bits.
•Ook deze uiot, Sara?" vroeg hy vleiend, een kost-
baren diadeem uit een zijner zakkon te voorschijn
brengend en haar dien aanbiedend. »Verdien ik
nu geen enkel goed woord. Sara?" Hy stond op
-ocr page 76-
154                                                              MARY
•Gjj zjjt weder mijn goede oude vriend! Ik zal
den diadeem dragen, Rowley ! Maar van morgen
wacht ik Cliflord nog, met een door u in blanko
getcekende volmacht. Laat mij voor uw eer zorgen;
laat het mij altijd doen als zij gevaar loopt... Uwo
oer is de mijne... on hot gemeen zal het ondervinden!"
De laatste woorden werden op een toon geuit, dio
het gemeen, indien het dien had kunnen vernemen,
zou hebben doen huiveren. Karcl was geheel oudor
haren invloed on waagde gecne enkele tegeuwcr-
ping meer.
In den aanvang had hij nog cenigen wederstand
geboden, daar hjj Shaftsbury, den bekwaamsten van
liet C\'abal-ministorio, dien morgen nog beloofd had
aangeene vervolging dor schuldigen te zullen denken,
daar do ontevredenheid onder do burgers groot was
on do loyaalste koningsgezinden begonnen te wanke-
leu. Men behoefde den schuldigen do straf niet kwjjt
to schelden, maar slechts eenig uitstel te verleenen
tot er een gunstiger oogonblik kwam. Karcl boog
voor den invloed des Ministers, maar dood het nog
meer voor dien van Lady Castlemaine. Do vervolging
zoude wél plaats hebben, maar thands door eon
anderen Sekretaris van Staat. Cliflbrd zou er medo
belast worden; misschien dat Shaftsbury het nimmer
vernam en er zijn Meester alzoo nimmer over zoude
onderhouden.
Maar hot moelelijkst was bereikt. Sara was bo-
vrodigd. Sara was weder de tedero goede vriendin,
dio hij nu misschien zoude durven medcdeeleu wat
zjj in den loop van den dag toch zoude moeten
vernemen. Hij was gereed den mond to openen...
maar de woorden bestierven hem op de lippen...
Hij waagdo de mededeeling nog niet. Toch vreesde
hjj weder van staatszaken to zullen hooren, en
daarom begon hjj over dingen, dio hem veol nader aan
het hart gingen en zjjne belangstelling in hoogcr
mate opwekte, nameljjk: do nieuwe klecdjj, die hjj
wenschto in te voeren, dio zjjn naam zou dragon
en als zoodanig bekend zoude worden door gantsch
Europa... Hjj had dagen lang met Henry Valler, don
kleermaker van den Londenschc/iiti/iioii geraadpleogd,
en uit hot gemeon overleg was hot kostuum geboren,
dat hij dezen morgen droeg en aan de goedkeuring
van Mylady onderwierp, eer hjj den Bjjzonderen Raad
van Engclaud mededeelde, dat hjj tot dezo nieuwig-
heid, dio hot aanzicht der gantschobeschaafdowao-
reld zou kunnen veranderen, bosloteu had.
Mylady was wel zoo goed en lieftallig, om\'s Mees-
ters plan goed to keuren en toe to juichen, ja zelf !
diens smaak te huldigen. Het gesprek was juist hot
levendigst, on zoo even was door Mylady een aan-
morking gemaakt op de snede van do tuniek, toen
een der Kamerdienaren den Hertog van Buckingham
aandiende. Hot deed Mylady plotseling in die mate
ontstellen, dat Kate naar don flacon met eau de la
reine
greep om de meesterosse, die ccuo bezwjjming
nab}j was, tot zich zelvo to doen komen.
•Hot is niots... waarlijk niets, lievo vriend !" lluis-
terdo zjj Karcl toe, dio verschrikt was opgestaan.
•Ecu flauwte, zoo als ik er in den laatstcu tijd wel
zal ii ilan niets behoeven te weigeren, niets... Rijk
zal ik u maken als de rijkste...."
•Maar reeds nu kunnen wjj do machtigsten zijn.
Ik weet niet of het op hevel Uwer Majesteit gc-
schiedt, dat mij niets meer wordt medegedeeld van
wat do Kroon betreft. Ik vermeen dat de tegen-
woordigo Sekretarisson wat overmoedig ziju als ze
gelooven do ondervinding van allen to kunnen
missen."
»Ik heb hun niets gezegd. Hebt ge behagen om
den baaiert te beschouwen P Ik heb er niots tegen.
Maar spreken we over iets anders! Doe mij hier ten
minste vergeten dat het vervelend is Koning te
wezen."
>Ik wildo u juist doon gevoelen, hoe heerlijk het
ie do macht te hebben rechtvaardig te zijn. Ik
wilde juist een l>eroop doen op den Koning. Het
gepeupel hoeft zich vergrepen aan Uwer Majesteits
onderdanen, en heeft daarbij l\'we Majesteit beschimpt.
•Dat vergeef ik zo. Kate, schenk mij nog een
kopjen in."
»Ik zal l\'we Majesteit helpen. Het is mij een
genot den Koning van Engeland to mogen dienon:
laat hot hém een plicht zijn de zwakken to bc-
schermen."
•Niet zoo deftig, Sara! Gij rangschikt u zelve toch
niet onder de zwakken? Dat zou koddig zijn. Do
Koning, dat weet ge, is uw eerste onderdaan."
• Indien hjj dat werkelijk ware, dan zou mijn ood-
moedig verzoek om recht, een bevel voor hem gc-
weest zjja. Maar ik mag zelfs niet ondervinden dat
mjjn verzoek wordt aangehoord. Do Koning zou
m}jn eerste onderdaan zijn? Neen, ik ben do vcr-
uoderde onderdane van eene andere onderdane, die
op onwettige wijze den Koning boheerscht. Ik vorder
recht. Oude puriteinen en jonge oproerlingeu hebben
u beschimpt."
•Maar ik vergeef zo dat. Mijn God, waar zou
hot straffen eindigen, als ik ieder die mjj bcsohimp-
to...?"
•Maar ik vergeef zo dat niet. Mij is de eer van
muil Koning to lief, dan dat ik die wil zien ver-
guizcu. Het wordt tjjd, dat men het volk doe gc-
voolon dat het een meestor hoeft. Ik oisch een
onderzoek en de straf der belhamels. Ik eisch, dat
zjj voor \'s Konings eerc te Tyburn worden gehan-
gon... Kate, wjj zullen bij de terechtstelling togcn-
woordig zjjn."
«Vorder het niet, Sara! Vorder het niet. Laat
zo schimpen en joelen. We zitten rustig hier en
wo zitten nog zacht."
• Indien we rustig blijven bij het gejoel daar buiten,
dan zal onze rust niet lang duren.... Heden plunderen
zjj oen huis oen Moorfields, morgen slopen zjj White-
hall. Hot moet goschicdon, Karel! Het moet!\'\'zjj
lei haar hand op zjjn arm en staarde hem strak in
de «ogen.
• Als gjj \'t dan wilt! Maar laat mjj er buiten...
Ik wil er niets van weten... Ik zal Cliflord bij u
zenden; zeg dien wat gij wilt dat geschiede.... Is
het nu goed, Sara?"
-ocr page 77-
MARY HOLLIS.                                                                  155
«GewildV Zyt go dol? Nog een stap eu ze is
Koningin."
«Dien stap zal zjj niet doen... Ga, George, Row-
ley roept U ... Van avond wil ik u alleen spro-
ken .. .\'*
Ihickinghaui knikte toestemmend cu volgde den
Koning.
Barbare Palmers, Lady van Castlemaine was
alleen. Zij viel op de divan neder, staarde een
oogoublik strak voor zich heen, maar zeeg toen on-
der hevige stuiptrekkingen in ceu.
III.
Onafzienbaar was de menigte, die zich op de
oevers der Theems had suanigeschoold. Hier en daar
weid ouder de wemelende massa do schitterende
uniform van \'s koninga Lift ijiuirtU zichtbaar. Aller
oog was gevest op een tiental barken eu jachten,
welke statig de rivier langs gleden, en uit don mist
van den Novemberdag als opdoemden, bewimpeld
eu bevlagd, eu beladen mot eeue schare, glinsterend
en flikkerend van het goud, dat om wambuis on
mantel wua geboord, en van het staal van monigen
degen eu borstplaat. Yroljjk wiegden de bonte vo-
deren op den hoed, vroljjk en sierlijk mengden zich
do onderscheidene kleuren van het gewaad der
prachtige hofhouding ondereen, welke thands in
de koninklijke vaartuigen koers zette naar White-
hall, waar do Lord Kamerheer aan de Waterpoort
reeds speurde en staarde naar do komst der lang
verwachtten. Do eerste bark was mogelijk de praeh-
tig.He. Zij droeg de grooto koninklijke vlag van
Engeland, en zoo het windtjou het dundoek had
doen uitgolvcn, dan zou op de banen het roodo
kruis onder do vergulden letters C. K. (Charles
Rex) zichtbaar zjjn geweest. Rjjk verguldsel prijkte
waar hot oog zich ook vestte, en iu do kampanjes
van alle zijden van venetiaansch glas voorzien, za-
tcu ceu tiental personen op do rood tluweelen kus-
seus, allo mot do letters C. R., in goud er op gestikt,
neder. Do blikken van do toeschouwers op do
oevers richtten zich vooral daarheen, maar indien
er do nieuwsgierigheid hadde kunnen binncndriu-
gen, zjj zou zich, zoo als wjj gelooven, woinig bo-
vredigd hebben gevonden. De pracht, dio er heersch-
to, had zjj wellicht meermalen aangestaard; do
flttweelen mantels, do satjjuen vesten on hozen, do
met gouddraad doorwerkto kousen, de netto hoog-
gehaktu brodenuiits, met linten of gouden gespen,
had zjj misschien dikwijls aangegaapt; maar zekor
zou zo zich teleurgesteld hebben afgewend, bjj de
stilte, dio er onder do aanzienlijken heerschto, an-
ders zoo vroljjk, zoo los, zoo vrjj en bjj wjjlon zoo
geestig. Allen zaten met ongodektou hoofdo opeen
na: allen zwegen eu spraken alleen, als die eene
tot hen hot woord mocht richten en dat bij het
aan boord gaan te Qravesond plaats gehad en se-
dert slechts weinig. Dio eeue, voor wieu allen zich
bogen, het hoofd ontblootten en zich zulk een dwang
meer had na groote onrust... (hands wijt ik het aan
de vreugde, die gij mij hebt bereid..."
•Het zou wel eens een beroerte kunnen worden!"
klonk het heel zaeht in het diepste diep van Karels
hart, dat er niet sneller of langzamer om begon
te kloppen.
Onze bekende, George VilIIcrs, Hertog vanBucking-
ham trad binnen, en werd door Karel met open
armen ontvangen. »\\Vill, dolle Will!" klonk het.
•Wat hebt go ons hier lang op u doen waehten..!
Wc moeten wat dwaasheden hebben, man, we hebben
inuw afzijn geleefd als rondkoppen. niet waar,Sara?"
«Wees hartelijk welkom, Georgel Gij licht goed
woord gehouden. Wanneer zijt gij terug gekeerd?"
«Dezen nacht. Mijn eerste bezoek was voor de
goddelijk Juno, mijn tweede voor Jupitcr geweest.
Hoe gelukkig voor nijj, dat ik den God en de Go-
din bij elkander vind. Op mijn weg naar don Olymp
hoorde ik een gewichtig nieuws."
«Dat ge mij moet vertellen, Will!" riep Karel
levendig uit. «Sara moet haar toilet nog ten einde
brengen. Zorg toch bjj tjjds gereed te zijn, lieve,
want ik wilde u niet gaarne in de receptiezaal
missen! Kom aan, Will, volg mjj. Ik zal C\'lirtbrd
bjj u zenden, sehoono Juno!" zeide hjj Mylady har-
teljjk omhelzende en haar een kus op den boezem
drukkend. Op den drempel van de deur keerde
hjj zich nogmaals om en wierp haar cenigo kus-
handen toe, torwjjl hij Buckinghaui bjj herhaling
wenkte hem te volgen. Deze scheen aan de uit-
noodiging te voldoen, liet Karel voorgaan, maar
keerde zich, toen deze buiten het vertrek was, snel
tot Lady Castlemaine. «Ik heb met u to spreken,
ik heb voor u gezorgd... Heeft hjj u verteld, dat
Ma\'am Carwell van morgen verhoven is tot Herto-
gin van Portsmouth P"
Er ging een rilling door het gobeento van My-
lady. Karel had het haar niet durven zeggen. Was
dat do reden geweest van zijn bezoek, van zjjn
kruipende vriendelijkheid, van zijn kostbaar ge-
schenk ? Hjj had do franscho vrouw wagen te ver-
heffen tot een rang, dio do naaste was nan den
troon; hjj had haar wagen te verheffen boven haar,
en Buckiiigliam moest haar dat mededeelcn, Buc-
kingham, dio juist van oen lange roize tcrugkeorde,
waarvan hij nooit had behooron terug te keerou;
Buekingham, die er behagen in scheen te scheppen,
haar to wonden! Het bloed ziedde haar in de
aderen. Waro Whitc-hall van stroo gebouwd, on
stond zjj in aller midden met een brandendeu fak-
kel in de hand....! Vreeseljjk was do storm in
haar binnenste, to vrocsoljjkcr omdat hjj niet los
mocht barsten, en iu dien engen boezem tcruggo-
houden werd. Want de zegepraal van haar vcme-
derd te zien, gunde zjj Buckingham niet. Haar
gelaat bleef do kalmte behouden, zelfs den glim-
lach waarmcdo zij hem tegen was getreden.
«Welnu, is dat het nieuws, dat go u zoo haast mjj
modo to deelen ? Karel behoefde het mjj niet
te vertellen, i k heb alles zoo gewild!" zeidc zjj on-
verechillig.
-ocr page 78-
%
156
MARY HOLLIS.
oplegdon, was oon jonkman van oven twintig jaron;
7.Ó0 mager, zóo zwak, zóo nietig, dat men hem nauw
dien leeftijd geven kon. Alleen zijn hoofd was
gedekt door den hoed, waarvan do breedo rnnd
het mager en beenig gelaat nog magerder schijnen
deed, en het breed en hooge voorhoofd verlwrg,
dat zooveel ernst en waardigheid zelfs aau het an-
ders weinig bevallig gelaat bijzette.
Hy hield het hoofd een weinig gebogen, het oog
meest nedergoslagen; hot oog altijd helder en flik-
kerend, en soms bliksemend als dat van het arends-
jong, speurend naar buit. De neus was, buiten alle
verhouding tot dat kleine gelaat, groot en gebogen,
als de bek van den gier. Wie hem daar zag ne-
derzitten in het eenvoudig donker blauw gewaad,
waarvan de eentonigheid slechts werd afgebroken
door den bandelier van oranje zijde, die hem schuins
over de borst hing: wie hem daar zag nedorzitten,
meest zwjjgend, kuchend, met moeite ademhalend en,
wanneer hij eeu enkel woord sprak, dat alleen deed,
om te verzoeken een der glazen deuren een tyd
lang open te zetten, daar het hem daar binnen zoo
benauwd was; wie hom had gageslagen, in een
gedoken, slechts zelden het oog opheffend, en zoo
hy het deed den blik van dezen of genen, die den
zijnen ontmoette, schuchter ontwijkend, hij zou het
koninklijke jacht hebben beschouwd, als het voer-
tuig te zjjn van een doodeiyk kranke, van een in
alle opzichten zwakken jongeling, die voor het laatst
oen spelevaart waagde, welke hem verdroot of van
een armen gevangene, dio naar zjjn laatste rustplaats
word overgebracht.
Met verschillende gewaarwordingen werd hjj door
de hom omringenden beschouwd en gadegeslagen.
Jonkhr. Boreel naast hom, do Graaf van Dona, de
Graaf van Styrum met den heer van Brederode,
tegenover hem gezeten, staarden hem bjj wijlen
met eenige onrust aan, lettedeu op zijne minste
bewegingen en voorkwamen zijne geringste wcn-
schen, terwyl de Graaf d\'Ossory benevens de andere
Kngelsche edellieden, dio den gast Zynor Majesteit
hadden afgedaald, hunne teleurstelling, hun wrevel
ter nauwornood verbergen konden en gebelgd wa-
ron over de lompheid en boerschhoid van den knaap,
wiens bijzijn hen echter, waarom wisten zy niet, zelfs
weerhield een fluisterend gesprek aan te knoopen.
Welk een verschil tusschen dozen gast en die
van weinige maanden, in hetzelfde jacht met de-
zelfdo praal en deftigheid af- en ingehaald, voor
wie even als voor dezen knaap het geschut van den
Tower gebulderd, de bazuinen en de trompetten
der Life guarils by het doorvaren der I,ondon-
Bridgc hadden geschetterd! Hcnriëtte van Orléans,
do zuster zijner Majesteit, was con geestige vrouw,
in wie men niet wist wat meer te bewonderen,
den toon waarop zy met ieder wist to verkeeren of
haar houding on manieren welke volmaakt waren! En
indien zy al niet geweest ware wat zjj bleek te zjjn,
dan zou men reeds ecne ruime vergoeding bobben ont-
vangen door do tegenwoordigheid dier aanbiddcljjkc
MadevioiseUe do Querouaillo (dezen morgen zoo als
wy weten hertoginjvan Portsmouth goworden), van do
Gravin do Grammont en een stoet van odellieden,
allen gevormd aan het hof van den gróotcn Lode-
wjjk. En by den stuggen schuchteren knaap vond
men in den stoet, dio hom omringde, gcenc of niet
die vergoeding, welke de weinig sprekende en weinig
hoofsche hoofdpersoon zoo noodig maakten. Toch
moesten zy do vergelijking tusschen toen en nu in
hun binnenste bewaren en door geen blik of ge-
baar verraden dat zij gemaakt was, want do kranke
of zwakke dien zy overvoerden was de neef huns Ge-
bieders, was do telg van oen der oudste vorstenge-
slachten in Europa, een der weinige geslachten,
waar gantscho volken van gewaagden, als een ze-
gen Gods op aarde, — was Willem Hendrik, Prins
van Oranje.
Was het in het koninklijke jacht, toen Hare Ko-
ninkljjke Hoogheid Hcnriëtte van Orléans naar Whi-
te-hall werd overgebracht, een spiegelgevechtgoweest
met do vergulde maar dikwijls zoo puntige wapenen
van geest en vernuft, had do reizc van Gravesend
naar hot koninklijk paleis, die thands zoo lang viel,
con oogenblik geschenen, de bevolking, mede langs
do oevers geschaard, had toen de rol gespeeld,
wolko den Edellieden thands was opgelegd, tcrwjjl
haar thands de plaats, welke deze toen innamen,
scheen ingeruimd.
Toen toch werd geen gejoel vernomen; ieder
schouwde uit nieuwsgierigheid, niemant uit belang-
stelling. Geen hoed werd gezwaaid, geen welkomst-
groet gehoord, on thands___ Het kon niet den
persoon van don Prins gelden, daar men dien niet
kon zien en nooit nog gezien had, maar het gold
den naam dien hjj droeg. Het Engclsche volk was
nayverig op het Hollandscho. In vredestijd kibbelde
en twistte men; maar werd, vooral door do intriges
der hofparty welke de Republiek haatte, daaruit
een oorlog geboren, dan streed men in de hoop
van weder spoedig vrede te kunnen sluiten. Het
Engelsche volk had zijne nationaliteit lief, maar
misschien het Protestantisme nog liever, en dit had
het met de Republiek der Vereenigde Provinciën
gemeen. De Republiek had éen verleden met En-
geland: beiden hadden voor denzelfdon vyand go-
sidderd, en moosten nog, zy gevoelden het nu, den-
zelfden vyand bestrijden. Onder de vele kloven,
die Karcl van zijn volk scheidden, was deze niet
de minst wijde. Hij haatte de Republiek, omdat...
ja om een reden die niemant nog vermoeden kon
en dio het ons nog niet voegt aan te duiden. Het
Engelsche volk wist van dien haat — het waarom
echter evenmin — en liet dan ook niet na by elke
gunstige gelegenheid van zyno zucht voor een bond-
genootschap mot do Republiek te doen blykcn. Ka-
rel, die van zijn vndur de lusten van het Absolu-
tismo geërfd had, die hoo apathiesch hy ook ware,
altjjd do warmste sympathie toonde voor de allccn-
heersching en daaraan toegeven konde zoo lang er
nog cenige duizendo ponden sterling in con kof-
fer was, moest wel naar zyn Parlement hooren, zoo-
dra de geldnood zich gevoelen deed en er subsi-
-ocr page 79-
MARY HOLLIS.
157
heid wellicht een langen tijd toeschijnen, daar zjj
zoo zeer verlangen zal naar Zjjne Majesteit."
•Ook dat, maar toch ook wel een weinig om uit
deze engto verlost to worden... Do deur is woêr
dicht geslngen. Wilt go die openzetten___?"
•Is Uwe Hoogheid benauwd, erg benauwd?"
vroeg Uorecl deelnemend zich naar hem over-
buigend.
•Het is hier ook niet do lucht van Honselaars-
dyk,*\' zuchtte do Prins, hetgeen de Engelsche Heo-
ren elkaar weder veclbeteckenend deed aauzien.
Hjj zweeg en allen zwegen, zoodat de vjjf minuten,
waarvan do Graaf d\'Ossory had gewaagd, werkeljjk
lang, zeer lang, schenen to duren.
De Lord Kamerheer zag eindelijk zjjn hoop ver-
vuld en den hoogen gast op don met tapjjten be-
legden steiger aan wal stappen Een rij van hove-
lingen stond op den marmeren trap geschaard. De
edelste namen van Engeland hadden daar hunne
vertegenwoordigers. Naast den Lord Kamerheer,
herkenbaar aan den grooten gouden sleutel die aan
zijne zijde hing. stond Mylord Arlington, een der
ministers, die den Prins bjj het uitstjjgen behulp*
zaam was en hem namens Zjjne Majesteit wolkom
heette in haar huis, dat hjj dikwerf do eer toewensch-
te door den voortreffcljjksten der Prinsen betreden
to worden. Willem boog bjj dio woorden, nam den
arm van Horeel en steeg de trappen op, terwjjl de
Sundcrlands, de Hydcs — verzwagerd aan den Her-
tog van York — de Norfolks on Shrewsbury\'s zich
voor hem ter aarde bogen. Willem had de opmer-
king kunnen makeu hoc groot het verschil was tus-
schen zjjne hofhouding en die zijns ooms, tusschen
de Edellieden, die hom omringden en mot mooite
slechts het hoofd bogen, en do bevallige gestalten,
schitterend van goud en edelgesteenten, dio in staat
waren te buigen alsof de ledematen de buigzaamheid
der buigzaamsto stoffc bezaten. Langzaam werd de
lange gang doorwandeld. De vergulde vleugel-
deuren werden opengeworpen; de Lord Stoward met
den witten staf boog dezen ter aarde. Er werd een
gezuis en gedruisch gehoord, veroorzaakt door het
kreuken en plooien van de goudstof en het iluweel
der tulrijke schare, welke in de grooto eetzaal van
White-hall vercenigd was en bjj het • verschjjnen
van Willem en diens stoet opstond. Het was een
werkeljjk schoonc aanblik. De eetzaal was beroemd
als liet meesterstuk van den architekt Inigo Jones.
Was White-hall ook een groot, maar onregelmatig
gebouw, dat dczolfde kunstenaar had willen om-
scheppen tot een palcis, Engolands Koningen waar»
dig, maar waarin hjj was teleurgesteld door den
geldnood der Engelsche Majesteit, wat hjj zoude
hebben kunnen doen, had hjj toch in eene der zalen
van het uitgestrekte gebouw getoond. >IIare uf-
metingen," zoo zegt een tijdgenoot, «geven haar het
charakter van grootheid, terwjjl de eenvoudige ma«
jesteit der ljjnen, de schilderachtige kombinaties
der deelen, de smaakvolle verdeeling der versierselen
haar onder de schoonste kunstgewrochten oen plaats
vorzekoron."
dies van zjjn volk moesten gevraagd worden. En
wanneer dat gebeurde, dan verhief zich do oude
republikeinsehc geest in het huis der Gemeenten; dan
sloop do lang gesluimerd hebbende de dicht bezette
banken langs en (luisterde sommige woorden in de
ooren der loyale onderdanen, woorden, die het bloed
sneller door de aderen vlieten, woorden, die de tong
rapper bewegen, woorden, die den IV[jzonderen Raad
zijner Majesteit op de donzen kussens dikwerf deden
trillen van angst en do gunstelingen der Kroon met
de snelheid der vrees ten lande uitdreven. Zoo
was het geweest na den laatsten oorlog, die den
Hollandschcn Admiraal de Ruiter op de Theems
bracht. Karel had zich gehaast vrede te sluiten en
was wel gedwongen geworden den vijand tot vriend
te maken, ja met hem een bondgenootschap aan te
gaan. De grootede Witt trok partij van de omstan-
digheden en de zoo beroemde Triplo Alliantie ont-
stond,eene alliantie, die drie ProtestantschoMogend-
heden nauw aan een sloot, en den vjjand van den
een tot dien der beide andere maakte. Het streven
van het Engelsche volk naar Protostantscho vcrbin-
tenissen was niet verminderd, sinds den oponljjken
overgang van den broeder des Konings, en diens
vermoedeljjken erfgenaam, tot het Katholicisme. Die
stap, zoo nadeclig voor de populariteit van den
Hertog van York en zelfs voor die des Konings,
wiens gehechtheid aan de Staatskerk minstens twjj-
felachtig was, gedijde tot voordeel van dio leden
van hot koninklijk geslacht, die men opgegroeid en
opgewassen wist in do godsdienst, welke men zelf
lief had en als het palladium van het volksbestaan
en van de volksvrijheid vereerde.
Geen wonder, dat do Prins van Oranje een ont-
haal van de zjjde der bevolking ten deel viel, waar-
over al de Edellieden en misschien ook de jonge
Prins zelf zich verbaasden. Toen men de brug
voorbjj was, waar het gejoel en gejubel trompet
en pauk had overstemd on het kanongebulder ver-
doofd, had Willem het hoofd even opgeheven en
tot den graaf d\'Ossory gezegd: >Myn koninklijke
oom moet wel bemind zjjn, daar men zjjn onbeken-
den neef zoo verwelkomt."
Zou hjj de ware oorzaak van het gejubel niet
begrepen hebben? Wjj hebben allo reden de vraag
bevestigend te beandwoorden, en in dat geval mocht
het gevat heeten, dat hij zijn oom vleide met dat
geen wat hem juist beleedigde. d\'Ossory dacht
echter niet bjj die woorden aan een verborgen
meening te moeten gelooven; hjj dacht het reeds
zeer voldoende, indien dio knaap ecne me en ing
toonde te bezitten. Hjj boog beleefd en hernam:
•Uwe Hoogheid zal, ik twjjfel daaraan niet, aange-
name dagen onder ons doorbrengen.\'\'
Het woord was niet veel heteekenend en scheen
den Prins niet tot een repliek te nopen. Had hjj
het slechts gedaan, hij zou nieuwe ergernis hebben
voorkomen, want het meest onbeteekenend woord
zou welkomer zyn geweest dan do wel wat op kor-
ten toon gedane vraag: »Zjjn wjj er haast?"
•Binnen vijf minuten denk ik. Het zal Uwe Hoog-
-ocr page 80-
MARY HOLLIS.
158
De koepel prijkte met eene fresko van Rubens\'
band, voorstellende; de apotheoze van Jaeob I. De
wanden paven voorstellingeh, welke van liet talent
van van Dijk of diens beste leerlingen getuigden ;
de vloer was van het kostolijkste West-Indische hout,
met smaak tot allerlei arabesken ingelegd. Togen-
over do vleugeldeur, door welke Willem was binnen-
getreden, stond de troonstoel van Kngelands Koning
onder liet dak van rood fluweel, welke stof men in
dezelfde kleur op de beide leunstoelen, waarboven
de kroon was uitgebeiteld, terug vond. Een prachtig
Perzieseh tapeet dekte het gedeelte van den vloer
dat door den troonstoel werd ingenomen. Aan weêrs-
zjjden zaten de edellieden en de dame» van het hof
op taboeretten met het wapen van Engeland voor-
zien neder.
Karel, de linkerhand gevend aan de rechter zjjner
vrouw, Catharina van Hraganza. die met moeite haar
kleed van goudstof torste en het wicht der gouden
ketens, zwoegende op den ingevallen boezem, kwa-
men Willem halver wege te gemoet.
»\\Yjj heeten onzen neef welkom in ons rjjk en heb-
l>en vernomen hoo ons volk ons voorbeeld reeds
heeft gevolgd "
»Ik zeg Uwc Majesteit dank voor hare vriendelijke
woorden," hernam Willem bedeesd.
«Omhels ons, Neef!\'\' zeido Karel eenigzins strak.
De Prins gehoorzaamde het bevel, hetgeen hjj had
bohooren te voorkomen. »Wjj hebben zeer verlangd
u te zien.. De cenigo zoon onzer beminde zuster
lag ons immer na aan het hart. Wij zullen u met
de cdclsto onzer onderdanen doen kennis maken,
waaronder er zjjn wien wjj de eer toedenken van U
gcdurendo Uw vcrbljjf alhier als geleide te dienen.
Mylord Huckingham..." Verschillende namen noemde
hjj op, terwijl hjj do buigende rijen langs ging.
Willem, wiens blik cenige meerdere vastheid had
gekregen en die het begon te wagen in het rond
to zien, sloeg echter in verwarring het oog neder
voor cene Lady, die hem onder den naam van Her-
togin van Portsmouth werd voorgesteld. Was deze
dan zoo verschikkciyk ? Hjj, die dit had wagen te
verzekeren zou men in het faxhionahle Londen een
wildo hebben geheeten, die weinig meer verdiende
dnn met den woudbeer te leven. Maar nicmant
verzekerde dit ook. Ieder boog zich voor dit ovaal
rond gelaat, waarvan de donkere teint de brunette
aanduidde, zoo reeds de ravenzwarte lokken — zjj
had de vermetelheid gehad met eigen haar te ver-
schijnen en ditmaal de pruik te verbannen — haar
niet reeds als zoodanig kenmerkte; en éen lnchjen
van dio zuiver en fijn gevormde lippen bleek reeds
een meer dan ruime vergoeding voor de bewezen
hulde. Het geheelc wezen, do gansche gestalte naderde
het ideaal der bevalligheid. Feilloos schoon naar
de regelen van het schildersmodcl kon zjj niet heeten,
reeds omdat zij elke gedachte van een beeld bjj den
eersten aanblik verwijderde. Alles leefde, alles
ademde, nlles bewoog, vnn hot glimlachjen van hare
lippen tot den lijnen schier doorschijnenden vingor-
top. Schoon was zij niet, maar zjj was wellicht
meer dan dit bjj den blik van dat zwarte oog, zoo
vriendelijk lokkend, zoo teder dikwerf, zoo smachtend
; menigmaal en toch ook zoo, niet to omschrijven
; niet uit te drukken soms, maar zoo tintelend van
j vuur, waarbjj de aanschouwer zich van vrees bjjna
afwendde. Als een Nymf zweefde zjj over de gras-
sprietjens heen van het park, als een snelgewiekte
vogel sneed zjj, een met haar telganger, door de
lucht, altijd vroljjk, altijd dartelend, sporend tot
scherts, lokkend tot vreugde. Geest en vernuft
straalden haar dan do oogen uit en tintelden in de
woorden, die er stroomden van hare lippen. Echt
vrouwelijk bjj al haren overmoed en dartelheid bleef
zij altjjd binnen do sfeeren van het intime leven,
scheen zjj nooit een uitstap op het politiek gebied
to wagen; wol lei zjj iederen Staatsman haar juk
op, maar het was er een onder rozen verborgen en
nimmer maakte zjj het hem bezwaarlijk haar de
dienst to bcwjjzen die zjj vroeg, ofschoon, zoo als
eenigen fluisterden, haar onbegrijpelijke takt daar-
van de oorzaak mocht heten; een takt, die nooit iets
scheen te vragen, maar toch eigenlijk tot het ver-
richten van elke zelfs zware dienst verplichtte.
De glimlach, die om hare lippen speelde, konde
nooit een grove beleediging zijn; hij gaf echter bjj
do fijnheid en tederheid der ljjnen en het eenigzins
opgewipt neiisjen soms een fijnen en daarom juist
niet minder scherpen ironischen schyn aanhetge»
heelo gelaat. Zulk een glimlachjen ontmoette het
oog van den Prins toen hjj het tot haar ophief, om
het dadcljjk weder neder te slaan.
»Ik heb er lang naar verlangd de eerste persoon
van de Republiek der Vereenigde Provinciën te ont-
moeten!" fluisterde zy, met oen zilveren stem en
daarbjj bevallig buigend.
Willem ging verder en nam den schijn aan niets
gehoord te hebben. Lady Castlemaine werd aan
hem voorgesteld. Deze had hooghartig den schouder
opgetrokken, met een eenigzins smadeljjken blik
hare gebure van ter zijde aangezien, en daarop even
gelachen, toen de Prins haar geen woord gunde,
hetgeen door den jongen Hertog van Monmouth
dadelijk den Graaf d\'Ossory onder belofte van ge-
hcimhouding werd medegedeeld, en door dezen
met zoo veel gevolgtrekkingen en met zoo gloeiend
koloriet werd rond gefluisterd, dat allerlei onheil-
spcllendo teekenen van cene aanstaande botsingder
twee grootste sterren van het firmament bespeurd
werden. Mylady had zich voorgenomen van den
Prins cenige woorden te ontvangen, en daardoor op
do andere te zegevieren voor do oogen van het
gantsche hof.
»Ik heb de eer gehad de moeder Uwer Hoogheid
to mogen helpen verplegen, toen zjj Zyno Majesteit,
haren verheven broeder, een liezoek bracht...."
»Ik hoop dat ik gelukkiger zal zyn, Mylady,"
zeide Willem kort af. Do toon waarop hjj deze
woorden uitbracht maakte ze zoo lomp. De her-
innering aan zjjno moeder, die bjj het bezoek, dat
zjj Engelaud bracht, gestorven was, mocht wel niet
fijn aangebracht zijn, kvjj verdiende echter nog niet
-ocr page 81-
MARY HOLLIS.
160
zulk cene strafte terechtwijzing als \'s Prinsen and-
woord bevatte; want moor nog dan hy bedoelde
word daaruit begrepen, on algemeen Buisterdo men,
dat do Prins hot oon ongeluk voor zjjn moedor had
genoemd door Mylady Castlemaine verpleegd te
zjjn.
Met de tanden op elkaar geklemd en de kramp-
achtig saamgetrokken hand in do plooien van haar
kloed verborgen, staarde zjj den jonkman na, en
andwoorddc zij niets op doop zoeten\'oon gemaakte
aanmerking harer geburo: «Het is dan nog beter
dat do boer zwjjgt."
Do rjj der dames was ten einde gewandeld en ook
van die der Hoeren was de uiterste grens bereikt.
•Vreesden we niet, dat de reis u te zeer vermoeid
had, we zouden u na het bezoek aan onzen broeder
uitnoodigen ten onzent te middagmalen!" zeide Karel,
met moeite een luiden geeuw onderdrukkend.
»Ik hoop later hot genoegen te mogen hebben
aan Uwe Majestoits tafel...."
. »Niet zoo deftig Xeef! Het gaat goed voor ecnige
oogenblikken.... Xoem mjj oom! Ik ben het toch,
dat heb ik u meermalen bewezen tegenover de hol-
landsche ossen."
».Ia, oom! dat deedt ge. Met recht ossen! En ze
hadden hoorns niet waar?"
Karel zag hem even verbaasd aan; hjj dacht iets
te hooren wat hjj van die lippen niet zon hebben
verwacht; maar een blik op dat strakke gelaat, die
onderworpene en schuchtere houding deed hem gc-
looven, dat de knaap zelf niet juist begreep wat
hy zeide.
«Het doet me genoegen dat ge erkent wat ik
voor u deed. Och, mjjn jongen, als ge eens wat
ouder zjjt, zult ge op alles behalve dankbaarheid
lecren rekenen. Ik heb het goed met u voor... ge
zult er spoedig moer van hooren .." Hij geeuwde.
«Kom morgen ochtend vroeg mijn patrjjshonden
zien. Als go om tien uur komt, zullen wjj zo samen
voeren. Buckingliam, geleid Zjjno Hoogheid naar
Yorks-honse! Tot morgen, neef! Zeg my dau hoe
Cockpit-house je bevalt. Ik heb het voor o in ge-
rcedheid doen brengen, omdat het aan Whitc-
hall paalt."
Toen Buckingliam hem door do gaanderijen hoen
leidde naar den karos, wilde hjj beproeven, hij, die
met allo edellieden wist om te gaan en allen wist
te behagen, of hjj bjj dozen niet beter dan de anderen
zon kunnen slagen.
Er was hem bovendien veel aan gelogen om dien
knaap ter zijner gunste te stemmen. De jongen
beteckende niet veel, maar hjj was neef van Karel:
hjj scheen bjj dezen in hooge gunst te staan, en
Buckingham, die wel niet alles maar toch veel wist
van hetgeen er in do laatste maanden was omgegaan,
begreep ook wel waarom. Bjj do verhevene plannen
die hjj voor had, kon de vriendschap zelfs van dien
zwakken knaap hem van nut zyn: en tegenover het
gepeupel, dat h(j haatte met een echt aristokratischen
haat maar nochtans ontzag, daar het hem bjj zjjn
«bascule-systeem" dikwerf to stade kondc komen,
was zulk een vriendschap uitermate geschikt om
hem aanhang te verschaften.
«Zonder onbeleefd te zjjn jegens uw vaderland dat
beroemd is om zijne schoone vrouwen, wang ik toch
i te beweren, dat White-hall Uwe Hoogheid eeno vor-
rassing heeft geschonken," zeide Buckingliam, toen
do prins even stilstond, om door oen venster to
zien dat hot uitzicht gaf op het park.
«Ja, vorschillonde verrassingen zelfs!"
«Zijne Majesteit weet do schoonheid dan ook to
waardeeren. De uitstekendste kunstenaren zoeken
hier hunne modellen."
«Aan hot hof? Laten do vrouwen zich hier uit-
schilderonV" klonk het cenigzins verbaasd.
«Soms, on zij geven zich— in beeld natuurlijk,
ten geschenke aan de edelaten en verhevensten in
Europa, die öf bevriend öf vermaagschapt zijn aan
Zjjno Majesteit,\' hernam Buckingliam met eeno
diepe buiging.
Er volgde geen andwoord. De Prins zette de
gestaakte wandeling voort.
«Ik heb op myne reizen op het vaste land ver-
schillende typen van schoonheid ontmoet on al
dezen vind ik in White-hall vertegenwoordigd.
Denkt Uwe Hoogheid niot eenstemming met mij op
dit punt ?"
«Och, Mylord! ik weet er zoo weinig van. Ik
ben nu voor het eerst op reis, en Uwe Genade zegt
dat zjj het dikwjjls deod. Kan men van hier het
Parlementshuis zien ?"
«Neen, Uwe Hoogheid!" Daar Uwc Hoogheid er
belang in schijnt te stellen, verzoek ik de eer om
haar gids to zjjn, als zjj er heen wenscht to gaan.
Ik twjjfel er niet aan of Uwe Hoogheid zal binnen
een week lievor in White-hall dan in West-min-
6ter zijn, en zjj zal dan met haren bekenden schor •
pen blik en fijnen smaak wel hebben uitgemaakt
welko type haar het schoonst voorkomt."
«Do Hertogin van Portsmouth is een Franscho
vrouw, niet waar?"
«Zjj is bckoorlyk. Uwe Hoogheid ziet op haro
eerste reizo reeds zeer goed."
«Zy kwam met müno tante uit Parijs hier, niet
waar?" Buckingliam boog. Zjj waren bij den karos
aangekomen, dien do Prins instcog, terwijl hjj Buc-
kingham vaarwel knikto en toeriep: «Groet vooral
Hare Majesteit. Ik heb zoo weinig gelegenheid
gehad met haar te spreken..."
Buckingham boog weder, maar was thands ecnig-
zins gebelgd. Do Koning had hem hot cercambt
van \'s Prinsen geleider opgedragen, en deze liet
hem staan en gaf niet onduidelijk to kennen, dat
hy den geleider ontberen koude. Welke moeite
hy ook gedaan had, hy was geen stap nader ge-
komen aan zijn doel. Hij had zoo menigen knaap
onder zyno heerschappy gebracht door middel der
schoone sekse, die hy soms zeer goed als middel
wist te gebruiken, maar by dezen knaap scheen
de prikkel der zinnelijkheid onmachtig. «Groet
vooral Haro Majesteit 1" Het woord klonk Bucking-
ham als eeno bespotting in do ooren. Catharina
-ocr page 82-
1G0                                                              MARY HOLLIS.
herinnerde, den Oranjetelg mot schijnbaar liefde-
rijke zorg, met schijnbaar vorsteljjko eer omringde,
maar hem te geljjkertjjd afsloot van de waereld
rondom hem, hem liet opwassen in de eenzaamheid
en alzoo onschadeljjk maakte voor de toekomst.
Zjjne opvoeding scheen er op ingericht, om hem
altjjd kind en afhankeljjk te doon zjjn! En tegen-
over een minder schrandere zelfs dun de Witt was,
zou hjj dat wel altoos blijven. In gezelschap was
hjj hoekig in zijne bewegingen, een gevolg van de
volstrekte afzondering, waartoe hjj aanvankeljjk
veroordeeld was en waaraan hjj later was gewend;
in het openbaar of in het bjjzjjn vau eenige vreem-
den sprak hjj zelden meer dan een enkel kleureloos
woord, een gevolg van zjjne opvoeding, dio weinig
meer dan eene voeding van staatswege was ge-
weest.
Dus had men reeds sedert jaren in White-hall
gefluisterd, en als Arlington daarbij soms het hoofd
schudde, en een enkele reize eene tegenwerping
maakte, had men de schranderheid van den diplo-
maat in twjjfol getrokken. Arlington beweerde in
de gelegenheid to zjjn geweest, den jongen Prins
van eene gants andere zjjde te hebben leeren ken-
nen dan de oppervlakkige bezoekers van den Haag.
Zjjn beweren maakte echter weinig indruk, daar
hjj nimmer bepaald aanwees wanneer hjj het kind
had ontmoet, en in welke omstandigheden het ge-
zond verstand was gebleken... Kenige feiten, hoe-
wel niet behoorljjk gestaafd, deden vermoeden, dat
Arlington tijdens den laatsten oorlog mot do Re-
publiek zich in \'s Hage had gewaagd, maar, had
dit werkeljjk plaats gehad, dan kou do uitslag vau
den gevaarlijken, ja dolzinnige», tocht niet gunstig
zjjn geweest, daar Arlington, wel verre van er
op to stollen, altjjd daarover het stilzwijgen be-
waarde.
Men zou na het vertrek van den gast hebben
weten te veinzen en met eerbied voor Zjjne Majes»
teit den stuggon bloedverwant hebben verheven
tot het ideaal van mcnscheljjke volmaaktheid, zoo
Zjjne Majesteit niet zelve het sein tot do meest
mogelijke oprechtheid gegeven had.
•Myladies," zoide hjj, zich tot de Lady van do
slaapkamer — I>ady Castlemaine — en de Lady
van de Garderobe Harer Majesteit — de Hertogin
van Portsraouth — wendende, «Myladies, go zoudt
de engelen tot afval kunnen brengen, maar ik ver-
wed er mjjno goede stad Londen onder, dat go
op mjjn hooggeschatten neof niets vermoogt. Bjj
Jupiter, ik moet zeggen, dat mijnheer de Witt een
knappe kaerel is, dut hjj een meesterstuk met dezen
heeft verricht, want de aanleg was toch zoo goed.
Zjjn moeder zou haar eigen bloed niet herkennen...
Waarachtig, een meesterstuk!"
>En hoe lang zal Uwe Majesteit dit meesterstuk
hier doen verbljjven?" vroeg Lady Castlemaine.
•Zoo lang hjj voor ons eeu nieuwheid bljjft. Niet
waar Mylords, zelfs geest en vernuft behoeven soms
eenige rust, en als die sluimeren moeten do tegen*
overgestelde uitersten op het tooneel. Het is als
van Braganza wa9 eer een marionet dan oen men-
Bchel|jk organisme. Zjj woonde de openbare plech-
tigbeden bjj, uit kraebte van den rang dien zij in-
nam; zy mocht zetelen op een troon, maar zjj mocht
niet deuken, niet voelen, niet spreken, niet bande*
len en naar het algemeen gevoelen, kon zjj dat
dan ook niet, zoodat het verbod haar juist geene
groote opoffering oplei.
En deze vrouw liet hjj juist groeten, en Iijj droeg
dit Buckintjham op, die, hjj kon het weten, te veel
smaak, te veel kennis had van wat werkeljjk schoon
was, om de oubeduidendo Koningin niet zeer onbe-
duidend te vinden.
Arlington had er nog wel van gesproken, dat de
knaap niet ontbloot was van verstand! iDe goede
Arlington, de beleefde, diplomatische Arlington!
dat is de beleefdheid on de diplomatie toch wat
ver getrokken!" mompelde hjj, terwjjl hjj den terug-
tocht naar de groote zaal weder aannam. »Toch
kan de ltoer ons van dienst zijn en hjj zal het."
Van zijn eigenwaarde en van den invloed dien
hjj kon uitoefenen overtuigd, stapte hjj stevig voort.
Moeieljjk vinden wij den bekenden Gcorge in den
Hertog van Iiuckingham terug. Maar ook welke
verandering onderging deze! Een nieuwe paruik,
uaar do laatste uitvinding van den perruquier Zjj-
ner Allerchristeljjke Majesteit dekto thands zjjn
hoofd; het gelaat, dat wij kenden als met een vaal
bloek bedekt, had een vernis ontvangen van het
fijnst\'\' blanketsel; het grove wambuis, de onaan-
zienljjke boze, do hoogo laarzen waren vervangen
door een vest van goudlaken met een rij paerclen
afgezet, door een karmozjjn rood (luweelen tuniek,
wit satijnen hozen, witte met gouddraad geborduur-
de kousen, en marokjjn lederen sclioentjeus, die den
schoon gevormde n voet gunstig deden uitkomen,
hetgeen vooral werd opgemerkt, omdat een schitte-
rende diamant de brodequins boven op den voet
sloot. Een rijk gestikte bandelier, schuins van den
rechter schouder naar de linker heup afhangend,
droeg den degen, waarvan do verguld zilveren greep
vau edelsteenen schitterde. Waarljjk, Georgo Vil-
liers, Hertog vau Iiuckingham verdiende den ecre-
titel van de eerste pronker aati het hof van Karel
Stuart te zijn!
IV.
In de eetzaal te White-hall begon men vrjjer to
ademen na het vertrek van den gast. Ieder scheen
zich van een last ontheven en gerechtigd te ach-
ten het vrolijk gesprek te hervatten, dat bij het
binnentreden van den Prins noode was gestaakt.
Hoe voorbereid ook de mecsten waren, toch bleek
do kennismaking voor velen nog cene teleurstelling.
Slechts een enkele der aanwezigen was te \'s Hage
geweest, en had or den Prins van Oranje ontmoet
of liever gezien. Dat hjj was zoo als hjj bleek te
zjjn, weet men aan de Regeringspartij, die met ecne
staatkunde, welke aan de Republiek van Venetië
-ocr page 83-
MARY HOLLIS.                                                                  lül
by do maskes van onzen Will: tasseben do bedry-
veu komt de clown."
Algemoene bijval oogstte Zijne Majesteit bjj deze
geestige vergelijking. Karel was in een goede luim
en bemerkte Arlington, die in gesprek was met
Monmouth en d\'Ossory. »llarry," dus was de naam,
waarmede hy altjjd zyn lieveling Monmouth aan-
sprak. «Harry, ge zijt niet opgewassen tegen Mylord
Arlington. Waagt ge \'t weer van hem in gevoelen
te verschillen? Zeg mij waarover gy handelt, ten
minste indien het geen staatszaken zijn!"
»Het was wol over iets wat met de Staatkunde
in verband staat," schertste Harry, «namelyk met
uw neef, Sirl"
»En wat heeft die neef met de Staatkunde te
maken ?"
•Meer dan Uwe Majesteit denkt, zegt Mylord
Arlington en ik ook; maar wij zjjn het niet eens
over de redenen. Ik meen dat onze neef alleen in
zooverre met de Staatkunde in verband staat, dat
de Staatkundo hem ons doet verdragen."
Er was een oogenblik van stilte veroorzaakt door
verbazing. Monmouth werd hoe langer hoe stou-
ter; hjj noemde den Prins van Oranje neef en sprak
van hem op eeno wyze als menige werkelijke neef
het niet zoude wagon, maar... den zoon van Lucy
Walters en Karel Stuart werd nooit iots ten kwade
geduid, en dus ook thands niet. Zelfs werd hjj in
zijne vermetelheid gesterkt door Zijne Majesteit,
die hem mot den wolriokenden handschoen, dien
hy in de hand hield, een tikjen op den wang gaf.
Harry, hoe jong nog, had werkeljjk in de laatste
maanden reeds een politieke beteekenis ontvangen,
Sedert den overgang van den Hertog van York tot
do lloomsche kerk, ontkiemde reeds bjj eenigen het
denkbeeld, den Hertog van de erfopvolging uit te
sluiten en den natuurlijken zoon Zjjnor Majesteit
te doen kroonen. Het was dus niet alleen toe te
schrijven aau de vroljjk- en dartelhoid, aan de
gocdo inborst van den knaap, dat hjj door alle
rangen in Londen ontzien werd, maar tevens ook
aan de plaats die hjj in do koninklijke familie in-
nam. Wat de Engelsche burgor zoo gaarne zag,
stoutheid en wilskracht in het handelen, merkte
hy by den gezonden knaap op en hy stond te verre,
om de oorzaken van het bestaan dier beide by zyn
lieveling opgemerkte hoedanigheden, nauwkeurig
te kunnen nagaan. Voor den burger was het cha-
raktcr, wat voor den scherper ziende slecht ba 1-
dadigheid en onmatig zelfvertrouwen was:
beiden een gevolg van oene opvoeding die alleen
toegevend wist te zyn. Wy weten hoe Mylady
Castlemaine over hom denkt; hare gebure oordeelt
misschien niet anders, maar is te luchtig en to
dartel of misschien te voorzichtig om daarvan te
doen blyken Zy heeft dan ook by het stoute woord
geglimlacht en goedkeurend geknikt, welk voor-
beeld, vooral nu het ook door Zyne Majesteit gc-
steund werd, door al wie nabjjstoudon werd gevolgd.
Wy vergissen ons. Een stemt in die vrolykheid
niet in. Het is Mylord Arlington, die Monmouth
strak aanziet on do stoutheid heeft to zeggen, dat
de Hertog van Monmouth in staat zoude zyn, in
éene minuut een gebouw omver te werpen dat do
schranderste diplomaat in geen jaren weder zoude
kunnen opbouwen...
•Dat getuigt alleen... tegen den schrandereten
diplomaat," hernam Harry lachende.
•Stil, Harry, Mylord Arlington mocht eens geloo-
ven dat gjj ernstig waart."
«Uwe Majesteit beoordeelt m y verkeerd en naar
myne overtuiging ook nog een ander," merkte My- j
lord aan.
«Goed, goed! Wy hebben reeds genoeg van hem
gehoord. Het zou toch boter zyn, Arlington, als
i k gelijk had en onze neef was zoo als ik hem be-
schouw. Wy zouden een bondgeuoot te meer heb-
ben, wij zouden Lodewyk...." do volgende woorden
konden niet meer gehoord worden, daar Zijne Ma-
jesteit Arlington onder den arm had genomen en
met hem naar een der vensterbanken was gewan-
deld waar beiden zich nederzetten. Of het alleen
de politiek gold durven wij niet verzekeren.
Het gesprek werd thands verdeeld tnsschon de
verschillende groepen welke zich vormden. Slechts
twee der aanwezigen spraken niet of werden niet
aangesproken. De eene heette in rang na Zyne
Majesteit de eerste, heette Koningin van de Ver-
eenigdc Koninkrykcii. Zij had den gantschen tyd
voor zich heen gestaard en nog tevreden geglim-
lacht wanneer Mylady Castlemaine haar een woord
toevoegde. Toch kon op haar kalm on eenigzius
strak gelaat geene verveling, geen wrevel of erger-
nis gelezen worden; een marionet moest zy zyn en
ze scheen het ook gewillig te wezen. De ander,
dien wy bedoelden, was een jonkman, d>e een
scherpe tegenstelling vormde met de kalme vorstin.
Wie hy was weten nog zeor weinigen, en die hot
gehoord hadden waron het reeds weder vergeten.
Hy bekommerde zich echter niet over zyne ver-
latenheid ; hy verveelde zich niet in zyne cenzaam*
heid: dat getuigden de verbaasde blikken, dio hy
niet ophield om zich heen to werpen, het hoofd,
dat hy telkens voor over boog om goed te zion
wat er by den troon gebeurde en do kreet, dien
hjj niot geheel had kunnen onderdrukken, toen
Hunne Majesteiten en Mylady Castlemaine ei» de
Hertogin van Portsmouth binnentraden. Hy was
verblind van al de pracht en al de schoonheid;
hy bewonderde de juweelen, schitterend en vonke-
lend aan het kleed van Mylady, de diamanten
knoopon en gespen aan de kleedy Zyner Majesteit
en van den jongen Hertog; hy wilde zo tellen,
maar hy vermocht het niet; hy wilde zo schatten,
maar hjj wist geen cyfer groot genoeg om er de
waarde meê aan te duiden. Hoe ryk moest de
Koning der Vereenigde Koninkrijken niet zyn 1 Hoe
gelukkig moest do onderdaan zich heeten, hem to
mogen naderen en door zyn gunst te leven. Naïve
Charles Digby van Hullam-Castlc! — want zoo noem-
de zich de jonkman — zoo go do zaal in hare
breedte doorschryden en achter de beide mauneu
11
II.
-ocr page 84-
MARY HOLLIS.
1G2
\'oopeu nu Ixmize Hertogin is. Thands is het volle
vrede... Zie, hoe druk zjj mat elkaar spreken. Ik
moet hooren waarover zjj handelen."
Zjjue Majesteit haastte zich aan zjjn voornemon
gevolg te geven en vergat spoedig die vervelende
politiek. Onze Charles kon niet hooren ; hy zag
alleen. Hoc hy zich thands schaamde over de woniug
zyner ouderen, over de lompheid hun nor manieren!
Hoe hy thands het leven dat hij geleid had reeds
eentonig vond en zijnen ouders er bykans reeds
een verwyt van maakte, hem niet eer naar het hof
te hebben gezonden. Er was genoeg van vaders en
moeders aard in Charles, om datgeen voor hem reeds
een genot te doen zyn, wat voor anderen, door de
natuur met gruoter bedeesdheid beschonken, eerst
later een genieting kon worden, maar het bjj de
oerste intrede in de niouwo waereld nog niet was.
Hy had eene groote mate van vrymoedigheid, maar
misschien was het bjj hem minder do vrymoedig-
heid, die het zelfvertrouwen, dan wel die welke de
eenvoudigheid geeft.
Neen, hjj had zich de werkelijkheid niet zoodanig
kunnen voorspiegelen. Toen hy in het gevolg van
George wegreed en met kleine dagreizen Londen
naderde, zag hy met zyn medgezel tevens alles om
zich heen veranderen. George nam af in vricnde-
lykheid en gemeenzaamheid; alles wat hem omringde
werd echter vrolijker, welvarender, lachender in
zyn oog. Toen Dick Wharton hen den vierden dag
had ingehaald was George reeds de meester ge-
worden van Charles Digby, die nooit een meester
had erkend en slechts als gids de lieve Mar)-, en
dan soms nog onwillig genoeg, had geduld. De
jonkman boog voor de meerderheid van George,
die, hoe meer men Londen naderde, steeds- met
grooter eerbied en ontzach werd bejegend.
Zy reden Londen binnen, Londen, dat voor hom
een nieuw leven was; Londen, waar hem niets dan
edellieden schenen tegen te komen die hy alle begon
te groeten, waarmee hy ware voortgegaan zoo de
vermoeidheid en ook de spot van Sir George —
Zijne Genade, zoo als Dick Wharton hem gestadig
noemde, — hem dit niet hadden belet. Zy hielden
voor een prachtig gebouw stil: het heette Ducking-
ham-paleis, zoo als een der buigendo lakeien hem
op zyn vraag mededeelde, maar hem daarbij vor-
baasd aanzag en dat nog meer deed, toen hy vroeg
wie hier daii wol woonde en of Sir George een
bloedverwant van den bewoner was. Zyne Genade
was op het oogenblik van de reize teruggekomen,
had het andwoord geluid, en toen Charles er nog
aan twyfelde, dat George zulk een hoogen rang be-
zat, werd hy door den meester geroepen, die hem
zelf met naam en titel bekend mankte en er bij-
voegde, dat hy de belofte, als George gedaan, zich
als Hertog van Buckingham herinneren zou, op voor-
waarde echter dat hy blinde gehoorzaamheid onder-
vond. Als een blyk daarvan vorderde hy, dat Charles
de eerste\' drie dagen onzichtbaar zoude blyven,
daar de boer, die nog in hem stak, moest worden
uitgeschud en de hertogelyke artiste-tailleur daartoe
ginder in de vensterbank mocht luisteren, hoe zeer
zoudt ge geloof weigeren aan hetgeen uwe ooren
liooren of liever wantrouwen wat thands uwe oogen
zien!
Mylord Arlingtou toch fluisterde, dat het hem
niet langer mogelijk was Mijnheer van fteuningen
te vrcden te stellen of met zoete woorden op te
houden, waarom hij dus Zijne Majesteit voorstelde
Benige Knepen te doen uitrusten onder voorgeven
van de Hollanden te willen bjjstnau tegen de Al-
gerijuen, terwijl men alsdan met meer schijn van
i-echt de oude grieven ophalen en do onderhande-
ling koude doen slepen.
Zijne Majesteit had meermalen gegeeuwd en met
do vingers op de vensterruiten getrommeld en zeido
eindelyk na het herhaald betoog van zjjn Secretaris
van Staat, dat hij alles goed vond wat Arlingtou
deed of wilde doen. »Ik ben van daag te goed ge-
luimd, mijn vriend!" dus besloot de kroondrager
van Engeland, >om mjj lang met politiek bezig te
houden: zoo als gezegd is, doe zoo als ge wilt..."
»Uwe Majesteit zjj gedankt voor dat biyk van
vertrouwen; maar Zjj gelieve mij in staat te stellen
tot de uitvoering van het plan."
»Ik? Wat weet ik van de uitrusting van een
schip ?"
•Zulke nietigheden zou ik niet onder de aandacht
Uwer Majesteit durven brengen; maar ik wenschte
haar to raadplegen over de gelden... Zoo als Uwe
Majesteit weet hebben we geen matrozen meerj.de
soldy is de laatste tien maanden niet betaald."
•Arme kaerels! ik beklaag ze: maar zeg dat da-
dciyk aan de Lords van de Admiraliteit. Waarom
spreekt ge daar mjj over? Is het mjjn schuld ? Spreek
over dergeljjke zaken later. Wees van daag eens
amuzant, Arlingtou! Vergeet Mijnheer van Ueuningen
en de Hollanders. Het is waar ik zou het belang-
rjjksto nog vergeten.... Toon u een bekwaam diplo-
maat tegenover den Franschen gezant en doe mjj
ten spoedigste honderd duizend kroouen uitbetalen...
Ik heb ze noodig, heeft my d\'Ossory gezegd, dringend
uoodig..."
•Dus is het waar wat Lord Clifford mjj straks
verzekerde, dat de laatste subsidie van het Par-
lement.. ?"
«Weg, man! geheel en al! Wat beteokende die
subsidie ook? Kr is in zoo veel te voorzien... Bjj
den titel behoorde de Hertogin van Portsinouth toch
een dotatie te ontvangen... Zjj is allerliefst, zie Ar-
lington! wat bevalligheid !"
«Mylady van Portsmout verdient zulk een be-
wonderaar!" hernam Arlingtou met eene diepe
buiging; en alsof hjj na dit dubbelzinnig gezegde
het gansche terrein wilde verkennen voegde hjj er
h|j: «Zelfs de Majesteit van Mylady van Castlemaine
overschaduwt de gratie harer gebure niet... Welk
een prachtigo diadeem siert gene van daagl
•Vindt ge niet? Op hoeveel schat ge dien wel?"
>0p drie dviizend pond."
»Leg er nog vijftien honderd op. Zjj verdiende
ook iets goede... Ik had andera den storm niet ont-
-ocr page 85-
MAUY HOLLIS.                                                                  103
van de breode rjj hovelingen geplaatst, omdat hij nog
niet aan Zjjne Majesteit kondo worden voorgesteld.
Zoo als wjj weten had hij geduld, en had hjj zóo
veel te beschouwen, dat het uur, hetwelk hij roods
werkeloos had doorgebracht, hem slechts een oogen-
blik had toegeschenen. Na het vertrek dos l\'riii-
son, die hjj om zich heen op zulk een wjjze hoorde
afmaten, dat hij God dankte Mr. Digby te zjju, was
het gesprek levendiger en intimer geworden voor
allen behalve voor hein. Hij zag thands echter
\' de gelegenheid schoon, om ongemerkt voort te drin-
gen en in do nabijheid te komen der beide schoone
vrouwen, die hij bijkans goddelijke eer zag bewjj-
zen, en die hij dat bijkans waardig keurde. Had
hjj tot dusverre slechts gezien, thauds gelukte
hot hem ook te hooreu; maar verstond hij wer-
keljjk wat hjj vernam, en begreep hij wat tii9schen
Lady Castlemaine en de Hertoginne van Portamouth
j voorviel\'?
•Ik moet erkennen," zeide de laatste, »dat Zjjne
Majesteit zelden gelukkiger is geweest iu de keuze
vau eon nieuw kleed... Het is geen wjjziging,
j maar dit maal een gantscho verandering. Vindt
! ge dat ook niet ?"
•Zeker!" hernam Mylady Castlemaine op zooten
toon. >Ik vind de snode zóo bevallig, dat ik haast
zoude denken, dat Mademoisello do Quérouaille
! Zjjne Majesteit in do keuze had ter zijde gestaan."
•Ge zoudt mij waarlijk trotsch maken. Als mjj
| door u goede smaak wordt toegekend, dan zou ik
1 bjjna in den rei der Gratiën een plaatsjeu durveu
\' vragen en de vaak herhaalde verzekeringen van
het hof geloovon."
De woorden werden schertsend geuit . maar wa-
ren misschien niet geheel als scherts gemeend.
Lady Castlemaine ten miuste vatte zo niet als zoo-
dauig op.
•Waart ge waarlijk zoo geduldig, om daarmede
tot zoo lang te wachten?"
•Werkelijk, ik was zoo geduldig. Dat is het
woord; want ik wist dat ik lang zou moeten
wachten."
•Omdat er geen plaatsjon open was in dou rei
dor Gratiën? vroeg Lady Castlemaine.
•Omdat zjj, die ik voor rochtor erkende, uiet
gemakkelijk een krans uitreikt...."
•Daar zjj er zoo weinig hoeft te geven?"
• Dat zoker niet; spaarzaamheid is bjj haargeene
dochter vau de armoede 1"
•Dan van den rjjkdom, Madomoisello ?"
•De beleefdheid doet mjj ja zeggen. Ik ben
anders bevreesd voor de gevolgtrekkingen."
•Zo zoudeu toch niet anders dan liefelijk zjjn!"
hernam l.ady C\'hastlemaine, wier stem nauw hoor-
baar trilde. >De bevallligheid paart zich immers
altjjd aan de zachtheid..."
•Dat is even waar, als dat de verwelkte schoon-
heid immer verbonden is aan de meest bitse scherpte."
• Het verheugt mjj, dat uwe luatste opmerking,
Mademoisello! de mijne zoozeer bevestigt... Maar,
vergeef mjj, Hevel dat ik u altjjd nog betitel zoo
hut eerst moest behulpzaam zjjn. Charles wii3 ge-
hoorzaam; hjj, die uren lang gewoon was rond te
zwieren en in de vrije natuur poen anderen hand
kende dan zijn eigen wil, sloot zich drie dagen in
een eng vertrek op. lij) kortte zich dien tijd met
het schrijven van een brief aan zijne ouderen, wien
hij poogde te schilderen wat hjj reeds gezien had.
Langer dan drie dagen had echter de opsluiting
niet moeten aanhouden, want dan ware hij wellicht
onder de proef bosweken. De Hertog had hem vóór
dien tjjd een bezoek gebracht, zjjne gedruktheid en
de hleeklieid van zjju gelaat bespeurd en toen last
gegeven den karos in te spannen. Ken zijner kamer-
dienaren liet hij met Charles er in stappen met
bepaalden last dezen in het St. James-park te doen
wandelen. »Gc moet uw gezonde kleur uiet ver-
liezen," had hij hem gezegd en hem daarbij vrien-
delijk toegekuikt.
Kiudelijk was het lang verbeidt! gewaad gereed
gekomen. liet was prachtig en stond hem uitnemend.
Zijne Genade had de goedheid hem hjj zich te roepen
on aanmerkingen te maken, aanmerkingen, welke
getuigen mochten van zjjne ingenomenheid met \'s
jonkmans persoon. »Ik wil oen groot man van u
maken!\'\' had hjj hem gezegd. > Bezie u van tjjd tot
tijd in den spiegel; dit leert u opmerkzaamheid en
doet u goede manieren aannemen. Zie niets voorbjj
wat ge denkt dat de harmonie der kleuren storen
of de bevalligheid der gestalte verminderen kan.
Vergeet vooral niet, dat de fathion geuren vraagt
die u als in oen tooversfeer verplaatsen; vergeet gjj
dat vooral niet, daar gjj nog veel hebt te doen om
den omgang met rund en paard te doeu vergeten."
ClMrles had hjj die woorden gebloosd; hjj had een
zweem van ergernis gevoeld bjj zulk eene kwetsende
veroordeeling van het leven dat hjj leidde... maar
hjj zelf zag reeds laag op het verleden ueer; en
zoo hjj het nog niet gedaan had, de volgende woor-
den zijns beschermers zouden er hem voorzeker toe
geleid hebbeu: »Uwe opvoeding zal nu beginnen,
Mr. Digby! Ik heb groote voornemens! Het har-
teljjk onthaal bjj uw vader heeft mjj gunstig voor
hem gestemd, en dat zal ik toonen door zjju erf-
genaam te beschermen. Ik zul u aan Zjjne Maje-
steit voorstellen, maar gcon woord nog over het
ougoljjk waarover uw vader, — een goed edelman,
maar van den ouden stempel! — wel wat al te
heftig klaagt. Gjj heb uog nooit hemiud ? Bloos
maar niet, mjjn jonksken! De liaison met die dorps-
heilige beteckende toch niets! Nu, ge zult andere
vrouwen loeren kennen! Eu als ge u niet spoedig
onderscheidt en al de vlashaarden niet op zij schuift,
dan zal het wel uwe schuld, maar niet de mjjn e
zjjn!"
Zjjn vader werd een edelman van den ouden
stempel genoemd! Ma ry een dorpsheilige! Er kon
toch wel eenige waarheid in de woorden Zjjuer
Genade schuilen, Zjjue Genade, die het zoo goed
met hem voor had.
Korten tjjd na dit gesprek waren beiden naar
White-hall gereden, en was hjj in de achterhoede
-ocr page 86-
1G4                                                                          KA
HOLLIS.
als ik gister dood. En gij hebt mij daarover niet
berispt, Hertogin van 1\'ortsmontli! Waarlyk, ik
had wol geljjk toen ik bevalligheid met zachtheid
deed paren ..."
«Denk er niet over, Myladyl Do gewoonte
alleen zal u aan dien titel doen wonnen. Geloof
mij toch niet zoo kinderachtig, dat ik er aan hech-
ton zon Hertogin te worden genoemd. Gij kunt
er zeker van zjjn dat Mistress Palmer mij even
, lief zou geweest zijn als Lady Castlcmaino... Maar
nu gij dit punt aanroert, moet ik u een vermoeden
niededeclon. Andwoord mij niet als ik onbescheiden
word. Gij hebt mij straks naast Zijne Majesteit
geplaatst b(j de keuze der nieuwe kleedij, moet ik
u niet dezelfde plaats aanwijzen bjj de keuze van
myu titel ? Het denkbeeld zou uwer waardig zijn."
Lady t\'astlemaiue dreigde los te barsten. Het
venijnig woord harer gebure kon zjj niet beand-
woorden, zoo als het dat verdiende, zoo als, en dat
griefde haar nog het meest, hare tegenpartij in
hare plaats het voorzeker zoude hebben kunnen
doen.
•Gy vergist u, en het doet mij leed dat gy u
vergist... ik ware zoo gaarne uwe weldoenster
geweest. Misschien heeft Hare Majesteit meer recht
op uwe dankbaarheid."
Zy boog zich naar Catharina van Braganza over
en had den moed deze te vragen of zjj bjj baren
Koniukljjken Gemaal ten behoeve van Mademoiselle
de Quérouaillo had gesproken. De blik, die deze
woorden vergezelde, gaf Hare Majesteit genoegzaam
te kennen met welke bedoeling zjj dio vraag deed.
Toch haperde de stem der Koningin, toen zjj out-
kennend wildo andwoorden. In het donker zwart
oog was het of er iets flikkerde, maar het was
spoedig voorbjj, en de vroegere kalmte was weder
terug gekomen. «Neen, Myladyl ik heb van niets
geweten. Ik mag alzoo de erkentelijkheid van do
Lady onzer garderobe niet aannemen."
»IIet was Mylady Castlemaine, die in haren ijver
en goedheid die erkentelijkheid aan Uwe Majesteit
wilde opdringen!" hernam de Hertogin, een inne-
mend gliuilachjon aan dio woorden toevoegend.
Dat was juist het oogenblik, dat Zijne Majesteit
den blik op haar vestte, en zijne hulde op zulk
eeno ondubbelzinnige wjjze jegens Arlington uitte.
Hy trad op beide Ladies toe en was weldra in een
levendig gesprek met beiden gewikkeld.
Charles was zoo gelukkig thands Zijne Majesteit
te mogen hooren spreken, even als hy straks het
onderhoud der beide Ladies had aangehoord. Hij
hoorde, maar hy begreep weinig. Hy kon de harts-
tochten niet zien woelen, hij kon den zin der ge-
sprokeu woorden niet begrypen, en zag aanminnige
tederheid en innemende goedhartigheid waar het
bitterste sarkasme snerpte en de haat ieder woord
met veuyn bezwangerde. De taal was logen even
als de blankheid en het blosjeu op voorhoofd en
wang.
Buckingham trad tot bevreemding van niet wei<
nigen weder binnen.
• Reeds terug, WillV" riep do Koning hem in do
verte toe «Gy zyt de vlugste renner in myn ko-
ninkryk. Hoo hield zich Mylord van York?"
•Zeker als uw broeder, Sir!" hernam Bucking-
ham oenigzins haastig. >Maar ik ben er niet by
geweest. Onze gast had zich, geloof ik, roods van te
veel menschen omringd gezien om niet te wenschen,
al ware het ook maar gedurende den rid van \\Vhite-
hall naar Vork-house, aan eigen overdenkingen te
worden overgelaten. Kort on goed, Zijne Hoogheid
weuschte mijn geleide niet."
•Dat is zeker de eerste reize dat do Hertog van
Buckingham zoo iets ondervindt..." merkte de Her-
togin van 1\'ortsmouth aan.
Buckingham verschoot van kleur, torwyl zyn
lippen beefden; het eerste kon niet opgemerkt
worden, het tweede, schoon ter nauwernood merk-
baar, werd spoedig algemeen bekend.
•Zoo als gij te recht aanmerkt. Tegenover een
Prins van den bloede wordt evenwel zulk eeno
weigering gauts anders opgevat dan tegenover...
een van lageren rang..."
•Ik wist, dat gy fijn waart in het onderscheiden,"
hernam de Hertogin van Portsmouth eenigzins spot-
tend. »My zyt gy te fijn. Ik hoop toch niet dat
ik u boloedigd heb door de opmerking: dat zou
my leed doen. Was deze tocht ook niet zeer ge-
lukkig, al uwe andere zyn evenwel — het is ge-
uoeg bekend — des te beter geslaagd."
Buckingham keerde zich af, want het was hem
oumogelyk langer bedaard te blyven. Lady Cast-
lemaine had den gantschen dag niet zooveel ge-
noegen gekend als op het oogenblik, dat Louize
de Quérouaille Buckingham begon te trotseeren.
Zy had haar nooit zoo puntig, zoo stoutmoedig als
heden gezien: wellicht, dat do hoovaardy haar ten
val bracht, en het bewustzyn harer almacht haar
allo voorzichtigheid uit het oog deed verliezen.
Hoe meer Buckingham door de Fransche vrouw
werd vervolgd, hoe meer hy zich aan Barbara Pal-
mers zoude moeten aansluiten. De laatste aan-
merking echter harer medediugster, doelende op
de laatste reize des Hertogs, bevreemdde, ja joeg
haar schrik aan.
Karel, die aan hot spiegelgevecht een einde wildo
maken, voegde Buckingham toe. »Will, wees met
die lofspraak te vreden I Al uwe tochten zjjn goed
geslaagd, zegt ze! Zij rankschikt daar uw laat-
sten ook onder, waar wy nog niets van gehoord
hebben. Ge zyt onbegrypelyk stilzwygend gowor-
den. Reeds drio dagen hier, en het halve Konink-
ryk weet nog niet waar Will gedurende drio weken
zich hield verscholen."
»0 het zou een verhaal zyn, waardoor het inede-
lydend gemoed Uwer Majesteit te zeer zou worden
aangedaan," hernam Buckingham met kluehtigon
ernst.
•Maar waarby Uwe Genade toch altyd zoude
bhjken een cliemlier te zyn, san» peur et sans re-
proche. Spreek ik niet goed Fransch, Hertogin V"
vroeg Monmouth.
-ocr page 87-
MARY HOLLIS.
ir,:,
• Aan het hof Zijner Majesteit te Versailles wordt
het nog betor gesproken, zoodat ik n wel zou kun-
nen aanraden derwaardi te gaan."
»Do Hertogin van Portamouth zon al onze En-
gclsche Edellieden naar Parijs willen zenden, mids
de ledige plaatsen in Whitc-IIall van daar worden
aangevuld, niet waar?" vroeg Buekingham.
•Geen politiek, Will! Geen politiek, I,ouize! Ge
hobt u daaraan nog nooit bezondigd," zeide Karel.
•Hetgeen zeer politiek kan zijn," vulde Lady
Castlemaino aan.
• Ik vergat wat Zijne Hoogheid mjj bjj het schei-
don hooft opgedragen. Zjjnc Hooghoid verzocht
mij Hare Majesteit te groeten; lijj had, naar bjj
geloofde, vergeten bot bjj zijn vertrek te doen,"
zeidc Buckin?ham.
•Hare Majesteit is waarachtig de eenige niet die
hij vergat," riep Karel uit. «Mevrouw," zeide hij
zich even tot Catharina wendende, «tracht toch
vooral die eer te waardoeren en do hooge gunst
van onzen neef te verdienen. Be Oranjes zijn zeer
galant zoo als men weet."
De Koningin andwoordde niet. Zelden richtte
haar gomaal tot haar het woord, on zoo hij het
deed viel het haar moeiclijk te andwoorden.
•Indien Uwe Majesteit het mjj veroorlooft, zou
ik haar toch iets van de vruchten mijner reis doen
lwschouwen. Ik ben een exemplaar machtig ge-
worden van een species, die hoe langer hoe zeld-
zamer wordt. Of Hare Majesteit zich daarover al
of niet beklagen moet, beoordeele zjj zelve. Op mijn
reize ontmoette ik een edelman, die geen grooter
genot kent dan aan Dwe Majesteit te denken en
aan Uwen persoon het hoogste on hecrljjkste wat
een sterveling bezit te verbinden. In zjjne bescbou-
wingen mag hij geslaagd heten, voor ieder die hot
voorrecht mist, den geheiligdcn persoon onzes Soe-
vereins te kennen."
•Goed, Will!" viel Karel lachend in. »Ge kunt
ons die opmerkingen schenken. Hebt ge dat exem-
plaar medegebracht ? Waarachtig, het is zeld-
zaam."
•Ik heb eerbied gekregen voor het verleden, dat
die edelman mjj herinnerde, en helaas! voor altjjd
dreigt verloren te zijn gegaan. En dan de eon-
voud en de zedigheid dor edelvrouw, die het mjj
vergund was te naderen! Maar het is waar, die
hoedanigheden worden in het heden ook aange-
troffen....."
•Ware het ook maar alleen bjj bon, die het Noord-
scho Paradjjs van Engeland hebbon mogen loeren
kennen, niet waar?" merkte Louize aan.
•Maar hot exemplaar... ga dat terstond halen!
Ik ben nieuwsgierig er mcê kennis te maken,"
riep Zjjno Majesteit.
•De oude was niot moer vervoerbaar, daarom
heb ik mjj met den welp vergenoegd. Hjj is hier,
Sir!" Buekingham zocht met de oogen en vond
Charles eindeljjk, die met een vuurrood gelaat luis-
terde. »Mr. Digby, Sir!" vervolgde hjj, toen de
jonkman naar voren was getreden, en, volgens het
bevel zijns vaders, dio deze plechtigheid voorge-
voeld on zijn zoon de nnodige voorschriften had
medegedeeld, op ceno knie voor zijn Koning ne-
derboog. »Mr. Digby, zoon van Sir Henry Digby
van Hallam-Caatle, een der oudste, zoo niet het
Oudste van Engelands edele geslachten en een der
grootste grondbezitters uit het Noorden, hoewel
niet zoo groot als hij zelf wel wenschte."
Karel had zijn gelaat in oen vriendelijk ernstige
plooi gezet, vatte de hand dos jonkmans en deed
hom oprjjzcn. »Wees welkom, Mr. Dig... hoo is
uw naam ook?"
•Charlos Digby." zeide de jonkman, bjj wien do
illuzic, door zijn vader zoo zeer gevoed, dat Zjjno
Majesteit hun geslacht van nabij kende, op het punt
stond van verstoord te worden.
•Welnu, Mr. Digby, wees welkom... Dat onze
vriend Buekingham u voorstelt is reeds eene goode
aanbeveling. Uw vader leeft nog zoo als ik hoor.
Een Edelman van den ouden stempel! Het doet
mij genoegen zijn zoon te ontmoeten."
•Uwe Majesteit zal zich mijn vader wellicht nog
herinneren," waagde Charles bescheiden aan to nier-
ken. Hjj voelde dat aller blik op hom gevost was.
•Uw vader? Kan ik hem ontmoet hebben, Will?"
•Sir Henry vocht bjj Naseby en Worcester, ge-
loof ik."
•Zoo, zoo\' Een loyaal onderdaan dus, en zjjn
zoon schjjnt mjj niet ontaard. God ze<rone u, Mr.
Digby! Denkt ge hier lang te vertoeven?"
•Hij hoopt" zeide Buekingham, «genade te vinden
in Uwer Majesteits oogen en opgenomen te worden
onder de bevoorrechten, die het geluk hebben U
te omringen."
•Zoo, zoo! — Will, is hjj rjjk?" vroeg hjj zacht.
•Zeer rjjk."
•Wie zouden wjj liever om ons zien dan de edel-
lieden, die van hunne liefde voor ons geslacht zulke
overtuigende bljjkon hebben gegeven! Bjj Naseby
en Worcester streed uw vader dus..."
•Bij Naseby...." Charles wilde er aan toevoc-
gen: niot bjj Worcester, maar de Koning liet er
hem den tjjd niet toe, want hjj vervolgde; «Ja, wjj
herinneren ons... in beide veldslagen streed hjj als
een leouw. Had ieder zich maar zoo dapper ge-
kweten ! Het was geloof ik een Digby, die een tjjd
lang tegon acht streed. Een dapper geslacht..."
•Uwe Majesteit geeft weder bljjk van baar bc-
wonderenswaardig geheugen!"\' merkte Buekingham
buigend aan.
•Reken er op, mjjn vriend! dat zoodra er een
plaats aan mjjn hof open is, u dio gegeven zal
worden... Onze vriend Buekingham kan zich ver-
zekerd houden dat wjj zjjn gast bedoelon bjj al
onze uitnoodigingen tot hom gericht. Tot woêr-
ziens, Mr. Digby!" Hjj wenkte hem met de hand
het afscheid toe. Zjjne bewegingen konden inno-
mend en waardig zjjn en zo schenen het Charles in
hooge mate; toch bad hjj zich den Koning anders,
gants anders gedacht; hjj wist zich zelven wel niet
ijuidolijk to kennen te geven wat hjj verwacht,
-ocr page 88-
MARY HOLLIS.
160
had, maar het Heiligenbeeld) bjj welks bcschou-
wing en vereering hij was opgewassen, liad den
straalkrans vorloren, hoewel het altijd nog een
schoon beeld bleef. IIjj kwam ocnigzins toleurge-
steld terug, het minst echter voldaan over zijn l>e-
schernier, die op zulk een zonderlinge wijze hem
had voorgesteld.
V.
•Kate! er zijn acht van de hoeven gevat!" zcido
Mylady, die een tijd lang onrustig het vertrek op
en neer had gewandeld, en eindelijk zieh op don
weelderigen divan had uitgestrekt.
«Welke, Mylady?"
•Welke? Gij zjjt toch zoo oud nog niet, dat go
alle geheugen vorloren kunt hebhen. Welke? Wilt
go mij tergen? Wilt ge mij de oogenblikken, die
my ter herademing overblijven, vergallen? Welke?
Ge stelt geen belang moer in hetgeen mij betreft?
Vroeger was dat anders: vroeger wist men ook niet,
hoo men gevoed on gedekt zou kunnen worden, zon-
der dat men er iets voor deed. Gij vondt in mij
de dwaze, dio u opnam en opvoedde! Ik ben er
goed voor beloond!"
•Ik kan zwjjgon, Mylady! en dat is voor ons bei-
den goed."
•Maar ik wil dat ge spreekt! Zwjjgon, .ja dat kunt
go, maar ik wil niet dat ge zwjjgt... Ik moot u
hooren... ik wil mjj zelve niet altjjd alleen hooren.
O, mjjn hoofd! Spoedig wat eau de Pari*! Spoedig!"
Kato gaf haar het gouden doosjen, waarin de spons
met welriekend vocht zich bevond. Bedaarder ging
zij voort: »Ik bedoelde de acht boeven, die het huis
in Moorfields geplunderd en don Koning beleedigd
hebben. Slechts acht zjjn er nog gevangen: er zijn
er meer aan schuldig, maar voor een begin is hot
niet kwaad. Lady (\'astlemaino heeft nog niet alle
macht verloren. Cliflbrd verontschuldigde zich, dat
hy in zulk een geruimen tjjd niets van zich had
doen hooren. Arlington zal ook torugkeeren, zoo
als Buckingham terug gekeerd is."
•Tot genoegen van Mylady?\'
•Zwijg. Zoo gjj van dezo zaak rept...1"
•Ik kan zwijgen, Mylady! Als go echter wilt dat
ik spreek..."
•Hebt go nu geheel on al het verstand verloren ?
Geen woord meer daarover! Kate, kom eens hier;
ge zjjt oen goed en een getrouw schepsel: go woet
ook dat hot u alloen goed kan gaan, als het.mjj
wél gaat. Hobt go mjj niets nieuws te meidon?"
•Ma\'am Carwell..."
•Voorzichtig. Moer eerbied voor \'s Konings kouzc:
do Hertogin van Portsmouth meent ge," zeide zij
vriondoljjkor. »Wat weet go van haar?"
•Ontvangt Zijno Majesteit van avond on spreekt
op het oogenbhk met den Franschen gezant."
•Dus Karot gaat van avond weder bjj haar?"
•En hjj heeft van middag, na de receptie bjj haar,
hot middagmaal gebruikt."
•En wat is er gesprokon?"
•Over beider liefde en eeuwige, gehechtheid."
Mylady schaterlachte. «Vervolgens ?"
•Ovor u. Haro Genade do Hertogin van Ports-
motith maakto zich vrolijk over de vracht van ju-
weelen, dio do oude Rowley u gegeven had, om u
in een goed humeur te houden."
•Ha! zeido zjj dat?" Krampachtig plantte zij do
hand in do donzen kussens van den divan. «Nog
meer, Kate! nog meer?"
•Ja, nog iets werd mij door haar lakei verteld.
Er werd gelachen ovor uw wordend embonpoint, zoo
als men het noemde. De negerinnen moeten zoo iets
óok hebben, als do zomertijd voorbij is, zeido Hare
Genade de Hertogin..."
•Revel mij niet langer aan hot oor van Hare Ge-
nado de Hertogin. Ma\'am Carwell, dio wo, nederig
als oeno dienstmaagd van Henrictto van Orlcans,
hier zagen komen, die we hebben zien buigen, dio
wo hobbon hooren vleien... en dio we weder, na oen
korten tjjd van bloei, in denzelfden staat zullen zien
wegjagen! Liovo Louize, de spot zal u duur komen
te staan!"
Zij was van den divan afgesprongen en liep weder
het vortrek op on neder Sinds do recoptie, waar
wjj haar verlaten hebben, had zij nog geen rust
gekend. Na liet spiogelgevecht tussehen haar en
do gehato geleverd, broedde zij wraak en thands
snelle wraak. Haar geduld was ten eindo; vooral
na de mededeeling van Kato, scheen haar alles, wat
de verwijdering van Louize de Quérouaillo zou kunnen
doen vertragen, onduldbaar. Was zjj in den aanvang
voornemens geweest mot beleid en alzoo met voor-
ziohtigheid aan het werk te gaan, thans achtte zjj
alle verwjjl, allo matiging noodlottig en zoo Bucking-
ham niet beloofd had te komen en haar niet goheim-
zinnig genoeg, had toegefluisterd, voor haar gezorgd
te hebbent dan zou ze reeds nu tot het uitersto
hebben besloten.
In haro opgewondenheid zag zjj niet met wolk
een blik Kate haar gade sloeg, en hoo de scherpo
groeve langs nous en mond nog dieper werd en het
golaat iets grijnzend spottends gaf. Vermeide do
bediende, de vaak mishandelde zich in do nederlaag
harer meesteresse?
•Kate!" on zjj wenkte haar tot zich to komen, >Katc,
geof mjj den bcwusten ring!"
•Den ring? Den ring van Buckingham?"
•Spreok zachter.., Gij wordt hoo langer hoe minder
te gebruiken; dat komt van mjjne to grooto lank-
moedigheid. Wo hebben dan ook reeds zoo vole
jaren samen doorleefd en gij hebt mjj soms zoo goed
gediend, dat ik veel vergeef. Zoek den ring op, Kato!"
•Mylady heeft gelijk dat zy dien vernietigen wil.
Ik kon my bijna niet bedwingen toon ik van ochtend
den Hertog zag binnentreden... Ik dacht eerst dat
het zjjn schim was. Maar neen, ik zag hom met
Mylady zoo vertrouwelijk fluisteren, zoo geheel als
iu vroeger dagen..."
•Gy hobt hom bjj myno juwcolcn geborgen," riep
Mylady haar too.
-ocr page 89-
MARY HOLLIS.
107
Kate ging met zoeken voort on zotto mitldelerwjjl
do mededeeling harer opmerkingen voort. «Jammer
maar dat Tom Buddie niet verwjjderd kan worden.
Ik geloof dat de koning der bankroetiers iets ver-
moedt..."
•Maak u maar niet beangst; or is voor gezorgd,
Kato! Gelooft ge mjj dan zoo veranderd, dat ik hen,
dio schaden kunnen, niet meer onschadelijk zou
wotcn te maken? Bovendien heeft do ellendeling
mij bedrogen."
Het kistjen mot kleinodiën scheen door Kate
mooie] ijk gevonden te kunnen worden, hoe ijverig
zjj ook scheen te zooken. Bij do laatste woorden
harer meestoresso staakte zij haar onderzoek een
oogenblik en zag zij Mylady vragend aan. »Zou
Tom Buddie belet worden...?"
»U in gevaar to brengen, Kate!"
•Maar, hoe ware dat mogelijk, Mylady?Gij hebt
Whito-hall van daag niet verlaten en dezen ochtend
wist gij nog niet dat het plan mislukt was... Mylady
geeft dan ook maar iets voor, om mij gerust te
stollen.... Toch maak ik mij nog beangst..."
•Gjj kunt gorust zjjn; stel nu mjjn geduld niet
op do proef," zeido do meesteresso op haren gewonen
gebiedenden toon, torwjjl de wenkbrauw dreigend
fronsdo.
Maar Kate had zich voorgenomen zekerheid te
ontvangen betreffende een punt, wat haar na aan
het hart lag. Zjj trad op haro meesteresse toe met
gevouwen hand en vroeg zoo deemoedig: »Bc zou
Mylady zoo dankbaar zijn, indien zjj mjj wilde zeggen,
hoe zjj den man, dien ik op haren last opzocht. on-
schadeljjk wist to maken. De vrees voor ontdekking
hooft mjj den gantschon dag achtervolgd. Ik weet
niot wat ik doe of deuk. Mylady hooft wel geljjk
mjj bjjna onbruikbaar te noemen, maar indien ik
zekerheid had, dan zou ik woder worden wat ik
was: oene trouwe dienaresse, dio niets vuriger wenscht
dan D goed to dienen."
Mylady staarde haar met eonige minachting aan:
•Welnu, ik zal uw geschokt zenuwgestel eenige
rust geven. Onder de acht booven, die ik gevangen
liet nemen, is Tom Buddie. Hjj zal gestraft worden
wogens rebellie.. Of hjj te Tyburn hangt voor die
misdaad of een ander is hetzelfde; het wezen der
zaak is dat hjj hangt."
•Gjj zjjt eene grooto vrouw!" riep Kate bewon-
derend uit. »Gjj waart waardig Koningin van En-
goland to zjjn."
•Botoom uw tong, manster!" hernam Mylady op
zoor genadigen toon. >Maar ik heb u nu, hoop ik,
gerustgesteld. Zook uu met schorpon blik. Wjj hebben
haast, Kate, waut te negen ure zullen wo bezoek
ontvangen."
Na nog eenig oogenblikken gezocht to hebben,
bracht Kate eindeljjk het l>egeerdc kistjen van achter
eenige fleschjens met reukwater te voorschijn. My-
lady strekte reeds do hand uit, maar Kate bleef
na een uitroep van ontzetting als versteend staan.
•Wat deert u? Kate, wat is u overkomen?"
•(iestolen. Mylady! Gestolen?"
•Wat is gestolen? Mijn nieuwe diadeem? Maak niet
zulk een misbaar... Do oudo Rowley is er nog wol
een rijk...."
•Den ring, Mylady!"
•Die van... Onmogelijk! En do andere kleinodiën
zjjn gebleven....?"
•Neen, alles is weg, behalve den diadeem, dio
Mylady van middag droeg en dien ik ergens anders
borg."
Mylady rukte haar het kistjen uit de hand en speur-
do met vlammenden blik in al de laden der toilet-
tafel.
Zjj vatte eindeljjk den arm der verschrikte Kato
en voegde haar met heesche stemme toe: «Gjjweet
niet wie de dief is? Gij weet er niets van, Kate?
Beken, en lever uit wat gjj mjj ontnaamt of ik lever
u over, en dezelfde, die Tom Buddio kan doen
straffen, doet het ook u."
•Mylady! om Gods wil... laat mjj! Gjj zoudt zoo
iets onderstellen! Als ik mij wildo verrjjken.zou ik
dan niet reeds vroeger u hebben beroofd ? Zou dan
de prachtige diadeem in uw bezit zjjn gebleven ? Ik
zou zoo ondankbaar en tevens zoo dom wezen?"
•Ondankbaar! Of men iets anders van u verwachten
kan!" zeide Mylady nog altijd met heesche stem,
die de oude Kato vreeseljjk in de ooren klonk.
•Maar tevens zoo dom!" stamerdo zjj. «Wie wordt
hot eerst bjj een diefstal in uwe vertrekken beticht?
Immers ik. Wierd ik al niet overtuigd, ik zou toch
worden weggejaagd, verstooten uit eene plaats, die
mjj zoo veel voordeel aanbrengt..."
•Dat is waar. Dom zou het zjjn, en daarom alleen,
daarom geloof ik niet, dat gjj het zjjt. Hebt ge
geenerlei vermoeden? Gjj hebt deze vertrekken den
gantschen dag niet verlaten?"
•Ja, Mylady! Ik heb uw toorn verdiend. Ik heb
uw gebod niet opgevolgd. Maar de verleiding was
ook zoo groot, Mylady! Zjjno Hoogheid zoude aan-
komen. Uit de vertrekken Harer Majesteit zou men
don stoet kunnen zien aankomen ! Het was verkeerd
van mjj, Mylady! maar oudo vrouwen zjjn nieuws-
gierig."
•Genoeg! gjj gingt den stoet zien, en gaaft alles
prijs.... En ik kan haar niet tuchtigen zoo als zjj \'
verdient!" zeide Mylady in zich zelve, terwijl zjj ,
met driftige schreden het verttek op on neerging. ;
•Ik ben aan haar gebonden zoo lang ik Buckingham
behoef, en de feeks weet dit maar al te goed...!
Kate!" vervolgde zjj luid, »gjj hebt schuld; maar
ik zal weten te vergeven, indion mjj teruggebracht
wordt wat mjj is ontnomen.... of noen.... ik zal uw
jjvur prikkelen... Als mjj do ring door u wordt
teruggobracht kuut gjj al de andere juwoelen bo-
houden..."
•Mylady, dat is to veel!" riep Kato in geestver-
vocring uit. »Zoo veel grootmoedighoid heb ik niet
verdiend! Indien ik slechts hoop haddc het gestolene
weder machtig to worden..."
•Dan zoudt ge nog blijder zjjn, niet waar? en
dat om een zeer goede reden... edele ziel! Ik heb
u van avond niet voor tien uur noodig... Gjj kunt
-ocr page 90-
MARY HOLLIS.
168
paan." Katc zag haar daarbij vragend aan, maar
indien zij gewild had <lc reden te vernemen waarom
zjj paan kon, waarom zij don gantschen avond niet
noodig "was, dan word baar wensch niet bevredigd.
Mylady herhaalde haar bevel en voegde er aan toe,
dat zij wel de stad zoude kunnen ingaan en niet
behoefde binnen te komen vóór zij gescheld werd.
Toen Mylady alleen was wierp zij zich onrustig on
den divan neer. Hot was vreemd dat die ring ver-
dwenen was: het denkbeeld echter dat met dezen
al de andere juweelen waren ontroofd, gaf haar
eenige kalmte. Nog liet hot aangekondigde bezoek
o]) zich wachten.. Zjj verlangde er naar, en beefde
toch ook weder voor do ontmoeting... Zoo er iets
van ware uitgelekt, en hij in stede van bondgenoot
thands haar vijand werd zoo als vroeger! Zjj kende
dat wispelturig gemoed, dat telkens wisselde, daar
het behoefte had aan verandering, om de verveling
to verdrijven, en do verveling was zijne grootste
vijandin.
En van dien man zou zjj eene afdoende hulp ver-
wachten? Geenszins. Wellicht berouwdo het haar
een oogenblik niet, dat do aanslag was mislukt:
wellicht geloofde zij hom to kunnen gebruiken. En
als zü dat had gedaan, als hij alles gegeven had wat
hij to geven had en hjj verbruikt was, dan zou zij,
even als hare kinderen dat zoo vlug en gestadig
wisten te doen met het kostbare speelgoed door de
moederliefde hun geschonken, hom breken en vor-
nield wogwerpon! Nog altijd was do rekening tus-
schon hem en haar niet vereffend en vorderde het
verleden wraak.
Zjj was opgestaan en voor haar toiletspiegel ge-
treden. Het onderzoek dat daar plaats had scheen
oeno bevredigende uitkomst to hebben opgeleverd,
want zjj glimlachte, hetgeen de paerolwitte tanden
zichtbaar doed worden.
Werkelijk zjj was dat oogenblik schoon, schoon
zoo als Karel II dat het moest begeerde. Wat de
natuur begon te weigeren had de kunst aangebracht:
do koon vertoonde do frischhoid dor lente, terwjjl
haro vormen de weelderige on mollige rondheid van
don zomer bezaten, en het oog eene wulpschheid uit-
etraalde, dio Karel nog boeien, nog medesiepen, ja
overheerschen moest.
Er werd getikt, on by haro toestemming trad met
oen nauw hoorbaren voetstap do lang verwachte
binnen. «Wo kom, welkom, George I" riep zjj Buc-
kingham toe! maar deze let den vinger op de lip-
pen, sloot, na voorzichtig om zich heen gezien te
hebben, de deur en voegde haar toen nog op fluis—
terenden toon toe: »Wy kunnen niet te voorzich-
tig zjjn, Sara!"
«George, zjjt ge \'t waarlyk, of is \'t uw schim?
Zoo onvoorzichtig als ge vroeger waart, zoo voor-
zichtig wilt ge nu zjjn. Vriend, waarom hebt ge
die Schotscho reis niet reeds etteljjko jaren vroe-
ger gedaan?" riep zjj lachende uit.
•Waarom? Omdat ik u vroogor nooit zulk oen
bljjk van gotrouwheid schuldig was. Heb ik geen
woord gehouden, Sara? Is het u niet in orde toe-
gekomen? En wilt ge mij nu belooven, als cenigo
bclooning voor mijn moeitcvollen tocht, het gezonden
kostuum het eerst op mijn gemaskerd bal te dragen?
Ik 1>oii voornemens aan don Prins van Oranje een
feest to geven, dat zelfs hém den slaap uit do vako-
rigo oogen zal jagen.\'1
• Als u dat mogelijk is, geloof ik aan uw almacht.
Do oude Rowley heeft mjj het een en ander van
zjjn hoopvollen neef verteld wat werkelijk zeer iu-
teressant was, en geschikt om ons zelfs hjj een lecer
hjj Hare Majesteit te doen lachen."
Zjj waren beiden op den divan nedergezeton.
Huckingham had hare hand gevat, die in goonen
dooie terug werd getrokken, en staarde haar eenige
oogenblikkcn aan. »Ik wist toch nog niet, dat ge
zoo schoon waart."
»I)an kon George Villiers nog iots loeren wat hjj
niet wist? Maar go zijt immers niet hjj mjj gcko-
men, om mij dat to vertellen?"
•Neen, maar do kracht der waarheid dreef mjj
tot bewondering en de liewondering tot het uiten
dier woorden. Ik wenschte dat ik niets of weinig
te bewonderen had, want dan zou ik met meer ze-
kerheid aan hot gelukken van mijn plan geloovon."
•Een plan? George Villiers heeft een plan?"
• Ik dank n, Sara, voor uwe verwondering! Ik
heb n trouw gezworen en daarvan reeds een blijk
gegeven. Sara," zeide hjj fluisterend en zich tot
haar overbuigend, »dio Carwoll moet van hier....
zjj wordt u gevaarlijk..."
•Mg?... U niet?"
•Misschien ook mij."
•Ik heb reden haar niet "onder mjjno vriendinnen
te rangschikken, daar ik weet dat zjj my haat, dat
zjj mjj by Rowley belastort. Maar gü..."
•Ik haat haar niet minder."
•Heeft zü u dan beleedigd op politiek terrein?
Maar zy waagt zich op dat gebied nooit, en daar-
voor bestaat een zeer goede reden, want de stap
zou eon struikoling zijn. En nochtans zou zjj u
verschalkt hebbon? George zou zij u verschalkt
hebben, u, den vluggen, den zwovenden staatsman,
die sneller kan zyn dan de wind?"
•Eene ondeugende vergeiyking, Sara! Ge weet
wel betor dat myn haat een andore oorzaak moet
hébben. In de politiek zou ze mü overwonnen
hobben, en daarom zou ik haar haten? Ik ben
niet zoo kinderlijk om het haar euvel te duiden,
als zo dat had godaan! Politiek! De müno hoeft
wel iets van die van den ouden Rowley, of staat
met de zjjne in het nauwste verband. De fijnste
politiek vind ik nog altijd, dio mjj aan het meest
mogeiyk gold helpt, en derhalve aan het meest
mogeiyk genot. Zyno Majesteit on ik zyn roeds
sinds lang eenig op dat punt."
                           *
•Ik geloof het gaarne. Gy gelijkt elkaar in veel:
in iets zjjt go echter zeer van hom onderscheidon;
hy aanbidt Carwcll en gy haat haar, omdat, om-
dat ...."
•Ik u aanbid... Nicmant kan twee godinnen
dienen en daarom zal ik do cene den Olymp afja-
-ocr page 91-
MARY IK
gen. Do andere — ik weet het — was nooit on-
dankbaar, en zal het ook nu niet zjjn. fljj twjj-
feldot straks aan myno politieke bekwaamheden, |
maar luister en aanbid. 0ij hebt van morgen den
jongen Digby gezien ?"
«Ja, een schoon jonkman."
«Schoon? Nu ,ja, oen frisch en gezond gelaat.
Ma\'am (\'arwoll mist hot een on ander, en daar
men in anderen het meest bewondert, wat men zelf
het moest mist, kan het niet anders of de jongen
moet Carwell bevallen, hetgeen den oude jaloorsch
moet maken..."
«De oude is niet jaloorsch."
«Wel op haar; geloof rnjj, hij is jaloorsch als een
Turk. Do juiste roden van dat raadsel heb ik nog
niet kunnen gissen."
«Arme George, die nog gelooven kunt dat Row-
lcy op dat punt mooiel\\jk kan zjjn!" zeido Castlo-
maine, die het denkbeeld niet verdragen kon. hoe
overtuigd zjj ook van do waarheid ware, dat do
Koning voor Louizo do Quérouaille een hartstocht
kon vocdon, zoo als hij jegens haar nooit had ge-
kond.
«Hij was het nooit, Sara, hij is het nu..."
«En hoc zult gjj, fijne on scherpzinnige diplomaat,
het dan wol aanloggon, om do vrouw te vcrschal-
kon die zulk een grooto overwinning wist to be-
halon ?"
«Schrandere Sara! hoe kunt gij dat vragen, gjj,
die zoo menig mannenhart wist te veroveren en
to boeien, al was het nog zoo weerbarstig of ver-
andcrljjk! Do jeugd van mjjn beschermeling zal
vormogon wat uwe schoonheid vermocht. Do jon-
gen heeft nog veel van oen vogol zonder voeren,
maar met den tjjd zal hij wel krijgen wat hem ont-
breekt, en ik mag met cenig vertrouwen zoggon
dat mijne leiding zjjno ontwikkeling verhaasten
zal."
«Maar hoo wilt gjj het kieken onder haar bereik
brengen... ?"
«Dat zult gij doen. Ik meen daar niet meê, dat
gjj hem in uwe dienst moet nomen, want — ver-
geef mjj, aanbiddelijko Sara! — dan sprong mis-
gchien de mjjn verkeerd; ik meen alleen, dat gjj
uwen invloed zult aanwenden bjj de Koningin, om
hem daar onder \'s Konings goedkeuring to plaatsen.
In de dionst van Rowloy zou hjj te veel met de
schoone sekse in betrekking komen en zou het on-
noozel hart van het kiekon in een warreling van
aandoeningen geraken; bjj Ma\'am Carwol zal Row-
loy hom nooit willen plaatsen; bjj de Koningin zal
hjj er niets togen hebben, (\'arwoll huist in de na-
bjjhoid of is een groot gedeelte van den dag bjj
Hare Majestoit en dus..."
•En dus... zou ik de schuldigo zjjn, indien de
roino en heiligo Louize eens van hot pad dor deugd
afweek ? ik, die haar niet zoovool kwaad toowgnsch
als gjj, hoewol ik or moor reden voor heb; want
wat ik tot dus verro van u hoorde, geeft nog geen
aanleiding om aan een ernstig gemeenden haat te
gelooven... Misschien zou ik niet ongonoigd zjjn
109
ii in het fijn overlegd plan, dat waarlijk uwe sehran-
dorhoid eor aandoet, t<i ondersteunen, indien ik
eenigen waarborg had voor de hechtheid uwer ge-
zindhoid ten mijnen opzichte... Duid liet mjj niet
ouvel, mijn goode vriend! maar ik ben te dikwerf
!>e\'drogen, om bij het helpen mjjner vrienden niet
wat voorzichtig te worden."
•Wel, bij Venus, mijn patronesse! dat is om alle
geduld te verliezen! Wat ik u voorstel geschiedt
toch niet alleen om mijnentwil. Zoudt ge mij niet
willen doen gelooven. dat gij do barmhartige zuster
zjjt. dio oen zieltogende verzorgt on verwarmt..?"
«Welnu, George!" hernam Mylady, den molligen
arm op zijn schouder neerleggend, «ik wil ditmaal
niets anders zijn dan een bondgenote of een barm-
hartigo zuster... Do Hertogin van Portsmouth is
mjj zoo onvordragelijk niet..."
«Maar sinds wanneer zjjt gij dan zoo veranderd ?"
«Sinds ik leerdo inzien, dat zij m ij niet gevaar-
ljjk kan zjjn. Zjj is hot voor u ook niet, George:
want daarvoor acht zjj u, — mag ik openhartig
zjjn? — van te weinig belang..."
«Heoft zij u dat gezegd?"
«Met halve woorden."
«En is de reden waarom zjj u niet gevaarlijk kan zjjn
misschien ook dezelfde ?" vroeg Buckingham bits.
«Ik wil bevestigend andwoorden, als ik daardoor
uwe gekwetste eigenliefde eonige verzachting kan
aanbrengen. Maar, George, wees verstandig en
minacht haar zoo als zjj u.. I"
«Dat doet zjj niet. Ik heb er een overtuigend
bljjk van ontvangen, want mjjn vermoeden is bij-
kans zekerheid. Op mjjne reis naar het Noorden
ben ik als door een wonder aan Roodon Jack ont-
snapt. Er was een prijs op mijn hoofd gesteld; wie
kon dit anders dan zjj hebben gedaan? wie anders
had er belang bjj, mjj niet terug te zien koeren?
Maar ik ben do hinderlaag ontkomen! Ik moet
toch ook lachen als ik er om denk! Ik heb haar
den bloedprjjs laten betalen, zeker een hoogon prijs,
want het hoofd van een Buckingham koopt men
niet voor weinig, en ik stond in levenden lijve voor
haar. Vindt gij \'t niet koddig? Hé. Sara?"
»Ja, ja." Zjj hield even op en ging toen haas-
tig voort: «Gjj moet mjj dat alles eens later ver-
halen... Zou zjj u een praalgraf in Westminster-
abbey hebben willen doen bouwen? Dat hadt ge
zeker als laatste gunst van Rowley gekregen..."
•Als hjj ten minste gold had gehad," viel Bucking-
ham lachend in.
«Nu wordt mjj uw wrok eenigzins verklaarbaar.
Gjj hebt dan toch eenige roden! Do stoutmoodigo!
Zjj doelde van morgen nog op uwen Noordschen
tocht! Zij beschimpte u nog... Zjj moot toch wci-
nig gevoel in zich omdragen, om met een gewezen
slachtoffer in dio mate te spotten."
«Ik zag n zelden in zulk een goode luim," zeido
Buckingham, tcrwjjl hjj de kanten zjjner onder-
mouwen verscheurde. «Ik hoorde het dezen mor-
gen ook, en gjj toont u de barmhartige zuster van
straks door mjj dat to herinneren. Zjj zal or voor
-ocr page 92-
170                                                              MARY HOLLIS.
\' werkelijk zoo melodieseh ware of dat hot hem zoo
: tocscheon na het gejoel in de billardkamor en de
I ruwheid der fijn beschaafde! edellieden, wat hij hoOr- |
1 de was hem muziek. Mylady had zich op den
i divan zoodanig geplaatst, dat de waskaarsen op de
j sierlijke vergulde kandelabrea haar met haar zacht
licht bestraaldon. Zij had, volleerde coqiiettc, zich
, een rosr gazen met gouddraad doorwerkten sluier I
bevallig over het hoofd geslagen, in dier voege,
dat het gelaat onbedekt bleef, maar toch zacht rood
I er door getint werd.
Het was Charles of hij in een feëntuin was over-
gebracht, en de Koningin der tooveressen hem
, wenkte te naderen. Hij erkende de Lady niet, hoe-
j wel hjj haar dien morgen in do receptiezaal had
I gezien. Buckingham noemdo haren naam niet; al-
i leen had hij hem gesproken van een hoog geplaat-
ito Lady, die hem eens gezien had en hem wilde
beschermen »Uw fortuin is gemaakt, Digby!\'\' had
hjj hem op weg naar Castlemaines vertrok nog
toegefluisterd. ȆW fortuin is gemaakt, sinds gij
den beerenhuid uittrokt. Overigens behoeft ge niets
te veranderen. Stel u voor, dat go op de vossen-
jacht zjjt. Hot wild springt greppels en heiningen,
zwemt vaarten en sloten over, maar de jager doet
insgelijks. Hebt ge mij begrepen, Digby? Stout-
moedigheid, mijn vriend! maar in een zjjden kleed,
hoort ge, en do weg tot het hoogsto geluk staat
u open...."
Onder deze vaderlijke onderwijzing was Bucking-
ham met Charles het heiligdom van Barbara Pal-
mers genaderd waar de hoog verheven dame woonde,
die Charles eens gezien had en hom wilde boscher-
men, dio schier als een Godinne neergezweefd !
was op den prachtigen divan, en hem uitnoodigde
naast haar zich neder to zetten. Hjj bloosde bjj de
uitnoodiging en aarzelde, maar Buckinghams \\voor-
den: Stoutmoedigheid en do weg staat u open,
deden hem een kloek besluit nemen en hjj zeeg
naast do schoone neder in het mollig fluweel.
Buckingham nam tegenover dio beiden plaats:
hjj kon nauw zijn lachtlust hjj Charles\' schuchter-
heid bedwingen en zocht een blik van Mylady op
te vangen, om te ontwaren wat zjj van hetjonks-
ken dacht; maar het was vergeefs. Mylady wendde
hot oog van den blozenden knaap niet af. Hoewel
hjj den mannuljjken leeftijd genaderd was, scheen
hjj echter haar niet meer dan een knaap. In de
heidevelden van Hallam mocht hjj do stoutste en
levendigste ruiter zjjn, hier was hjj een knaap, dio
zich zolven niet begreep in zijne verhouding tot
hen die hem omringden. Het gelaat werd roodor
en rooder, do oogleden steeds zwaarder, do tong
stjjver, daar hjj altjjd nog het oog der Godinne
op zich gevestigd gevoelde. In het eerste oogen-
blik had hij gemeend in dio vrouw eenige geljjke-
nis met Mary te bespeuren, maar weldra was hjj
er van overtuigd, dat hij nimmer zooveel Rchoons
zooveel goddelijks, voor het minst ongelachtigs, had
aanschouwd. En dio blik op hem gevest! Toen
hij het waagde zjjn oog ter sluik oven tot haar
boeten, zoo waar ik oen Buckingham bon. Ma\'am
(\'arwcll waagde oon Buckingham, don pair van
zijn Koning» to beloodigcn! Zij zal hem loeren
kennen dien zjj durfde trotseeren. "Wilt gjj mijn
bondgenoot zijn. maar niet alleon om mijnent, ook
om u zelfs wil.. ?"
«Maar voor ge nog naar het Noorden vertrokt,
on dus vóór don moordaanslag, scheent «e reeds
op haar verbitterd, spraakt ge or van mijn l>ond-
genoot te willen zijn. Toon moest er reeds een
oorzaak bostaan hebbeu... Boste George! wil ik
eens gissen... ? Zij waagde u to trotseeren. Gjj
hebt uwen Heer en Meester zoo als dikwijls op
zijde willen streven, gij hebt..."
•Zwijg, Sara! De ellendige, die, weggejaagd uit
Kiigoland, in oen klooster hare verwelkte bevallig\'
lieden eerlang zal moeten zoeken te verbergen!"
• Ik ben er... Gij hebt de andere Godin, waar
ge straks van spraakt, aangeboden, en toen de ecne,
die ge nu bewierookt, van den Olymp willen jagen;
maar die andere Godin heeft u, misschien wel toen
ge juist een knieval voor haar deedt. met den voet
woggesehopt.... en nu zal een landjonker u wre-
kcu. Goed overlegd, Georgo! Ik beu uw boudge-
noot, want thands ben ik er van overtuigd, dat ge
eenigen tjjd zult bljjven haten..."
Buckingham zweeg een oogenblik; niet aldus
had hjj de zegepraal gewild: in plaats van helper
on redder bleek hjj de geholpene en geredde, en
liehalve de nederige rol, die zij hem spelen liet,
had zjj hem nog tot bekentenissen gedwongen die
hij niet had gewild.
Sara nam hem onder den arm en wandelde het
vertrok op en neder, zeer vertrouwelijk, zeer vriend-
schappelijk.
•\\Yanneer kan ik nadere kennis maken met uw
kieken?\'\' zeide zjj.
•Terstond. Ik heb hem in do billardkairer ge-
laten in zeer goed gezelschap. Misschieu is er
reeds menige deuk in de bolster geslagen."
•Breng hem hjj mij."
Buckingham gehoorzaamde. Mylady bleef hem
nastaren; het gelaat, dat hjj zijn vertrek eene drei-
gende uitdrukking aannam, verhelderde. «Dieper
kun hjj niet gewond worden dan in zjjue ijdelheid!
Zjj heeft hom dus van zich afgestooten, welnu,
men zal niet lang kunnen zeggen dat de Castlcmaine
opraapt wat de Quérouaille weggeworpen heeft."
Buckingham kwam met Charles binnen, dien hjj
in slechte luim op do plaats waar hij hem achter-
liet, terug had gevonden. Workeljjk had deze en
gono der jonge dartele edellieden de noot pogen
te ontbolsteren en juist niet op do meest boschci-
den wjjzo. De schimp, dien hjj ondervond, had
hom hot bloed doen zieden: maar hoo driftiger hjj
werd, hoe koeler en bitser en scherpe]1 en kwot-
sender de spot, zoodat hij bijkans gebogen ja ge-
broken zich in oen hoek van hot vertrek had terug
getrokken.
•Nader, mijn jonge vriend!" klonk het hem van
Mylady\'s lippen toe, en of de toon harcr stem
-ocr page 93-
MARY HOLLIS.                                                                   171
bevindt, als men poost in hot woud, zich verkwikt
in do koele schaduw on aêmechtig luistert naar
de tonen dor zangers, wiegelend on dartelend en
kozend op do geurige twjjgon___\'\'
• Waarachtig. Mylady, Nell Gwyn speelt niet be-
tcr!" riep Buckingham schaterlachend uit. Geluk-
kig dat Charles niet wist, dat Nell Gwyn een too-
noolspcelster was, en alzoo den zin van Buekinghams
uitroep niet goed begreep. Hjj word dan ook niet
in zijne verrukking gestoord en behoefde de woor-
den van bewondering, die hem op de lippen beef-
den, niet terug to houden.
•Mylady! om op het land dus te genieten moot
men zjjn als gij of als Mary..."
Het gelaat van Mylady drukte eensklaps do
grootste verbazing uit
•Als Mary? Wie is die Mary met wie gjj mjj
do eer bewijst mjj te vergeljjken...?"
Charles begreep eene dwaasheid gezegd to heb-
ben ; gelukkig dat Buckingham voor hem andwoord-
do ; «Een aardige deerne, die werkeljjk or allerliefst
uitzag, zoodia men haar beschouwdo naast do ma-
gore koo, die zij en haar vader hun eigendom moch •
ton heten."
•Zjj is arm, ja, maar wio dat niet bij haar koude
vergeten... I" zeide Charles met vuur.
•Zjj was arm, dat zou misschien veel juister zjjn,"
hernam Buckingham. »Bcgrjjp Mylady! op een
gooden dag is zjj verdwenen... Zjj wist, dat ze
een aardig gezichtjen had en dat daarmee wonde-
reu zjjn te doen... Zjj is op reis getogen; mot
welk dool valt niet moeieljjk te gissen; dom is ze
nooit geweest."
•Uwe Genade schijnt Mary niette kennen\'."her-
nam Charles met trillende stomme. «Hut is een
edel meisjen, dat den bruidschat on den man, die
Sir Henry voor haar bestemd had, wel verdiende."
•Gij moet mjj later meer van die deerno vertel-
len, mjjn vriend! Gjj begrjjpt dat myne deelneming
in haar lot niet zoo groot kan zijn als die van u
beiden, welke haar gekend hebben. Toch schjjnt ge
beiden niet zeer eenstemming op dat punt; ik hoop
dat gij \'t meer zult zjjn in White-hall, anders, mjjn
jonge vriend! voorzie ik dat gjj den doolhof niet ge-
makkeljjk zult doorwandelen."
Mylady wilde zeer bescheiden haar jongen vriend
doen opmerken, dat hjj zijne beschouwingen to
plooien en te richten had naar die zjjns beschermers.
Aan de wijze, waarop zjj zich begon uit te drukken,
kon wurdon afgeleid, dat zjj zich bekneld gevoelde in
hel keursljjf waarin zjj zich eon poos gewrongen had.
•Het kan zjjn, Mylady!"\' hernam Charles, die
door Buckinghams schimpwoorden van straks on
diens laatste spotternijen over Mary geprikkeld
was en allo bedeesdheid verloren had. »Ik vrees,
den weg zelfs aan de hand Zjjner Genade niet te
zullen vinden, ten minste als dio weg nogmaals
loopt door de billardkamer Zijner Majesteit..."
•Het ros begint to steigeren," prevelde Bucking-
ham, «het belooft een goedo renner te worden."
• Wat viel daar dan voor, Mr. Digby? Verlel
op te hoffon on hot hare to ontmoeton, toen voeldo
hjj zich het hart sneller bonzen, de polsen kloppen,
maar do woorden op de lippen besterven... en
hjj schreef dit aan het bijzijn van Buckingham toe,
daar hjj, alloon met dio vrouw, wellicht zoude dur-
ven sproken on haar bekennen, dat hij haar voel
schooncr vond dan Mary Hollis.
»Ge zjjt zeker nog niet lang hier," zeide Mylad ^J
met eenigo ironie, hoewel do vriendelijkhoid, die
tot vertrouwen uitlokt, de grondtoon was.
•Nog maar eenigo dagen... Mylady!"
•Dan zult ge nog veel te zien hebben, mjjn
vriend! Gij hebt echter oen gids, zooals er geen
tweede in Londen bestaat."
•Mylady is zeer vleiend voor baron onderdanigon
dienaar!" zoide Buckingham diep buigend.
«Ik geloof ook wol zulk eon gids to behoeven,"
merkte Charles eonigzins aarzelend aan. »Voor mij
is do Londensche waereld nog een doolhof, waarin
ik telkens vrees te zullen verdwalen."
»Ku dat zou jammer zjjn," zeide Mylady, zoo
ernstig mogelijk, ja voor Buckingham uu zelf to
ernstig. »Maar waarom schijnt zjj u oen doolhof
toe, mijn vriend?"
•Omdat zjj zoo geheel anders is dan de waoreld
waarin ik bon opgevoed."
•Ja, op het land is het gohocl anders!" zoido
Mylady oenigzins smachtend.
•Daar loert men omgaan met hot voo, ofschoon
men dat hier ook — vooral het go hoorn do —
in overvloed vindt," zeide Buckingham lachend.
•Maar do omgang is niet zoo intiem. Op het land
staat men mot hot gedierto op den vortrou\\veljjk-
sten voet, omdat men er zich oenigzins afhankelijk
van weet on in zoo velo opzichten daaraan verwant
gevoelt Een goode oude wolf van Yorkshire in
zjjn hol, en een goede oude landedelmau uit die-
zelfde streek op zjjn kasteel, hebben dunkt me veel
overeenkomst..."
Charles\' oogen vonkelden. Reeds meermalen had
hem de schimp zijns beschermers gekwetst. Het
is waar, er was grond voor dien schimp, en hij
zelf, hu h.jj bekend word mot Londen, zou dien
wellicht hebben kunnen en willen uitspreken, toch
kon hjj niet dulden dat Buckingham dien hooren
liet. Hjj had oen scherp en ruw woord op de lip-
pen, maar weder beheerschto do eerbied hem voor
den man, dio zooveel moer was dan hjj. Of Mylady
begreep wat er in zijn binnensto omging? Lovondig
hief zjj het hoofd, torwijl bij die beweging de sluier
eon weinig meer naar achter viel en den blanken
hals iets verder bloot gaf. «Mylordl gij lastert
wat gy niet kent, ofschoon gjj in de gelegenheid
zjjt geweost hot te kennen, daar gjj, zoo als ge mjj
mcdedoeldet, otteljjke weken op het land hebt ver-
toefd. Ik heb jaren to midden der natuur ge-
woond. Mr. Digby, en nijjno ervaring is eene gants
andere als dio van Zijuo Genade. Do natuur! Do
wondere stemmen dio zjj laat hooren, verneemt
men niet in do steden, niet waar? Het is of men
in het palcis van eon grooten tooverkoning zich
-ocr page 94-
172                                                              MARY HOLLIS.
hot mjj nis uwc vriendin die Zjjno Ma.jcstoit vcrzoc-
kon znl u te beschermen..."
»Ik meende hen niet aan to kingen, Mylady!
Het, zijn laffe mclkmuilon, die op oen afstand met
vergiftige pijlen schieten en daartegen ben ik niet
bestand. Hun grootste wrok tegen mij had, geloof
ik, tot oorzaak dat ik mijn wangen niet verwdo,
geen valsclie moitstachrs droeg en me niet met
valsch hair en met allerlei reukwateren overlaadde."
Mylady had herhaaldelijk de wenkbrauw ge-
fronsd; zij scheen echter de woorden meer als een
dwaasheid van den spreker dan als een beleediging
voor wie ze aanhoorden aan te merken: zij tikte
hem dan ook met den rosé geverwden en met par-
fumerién overstroomden vingertop op de wang, en
zeide daarbij glimlachend tot Buckingham: «Hoe
naïef nog, niet waar?"
Charles voer een trilling door de leden en een
purperen blos dekte weder zjjn gelaat. Had hij een
dwaasheid gezegd of juichte Mylady, die zoo voor-
komend, ja vertrouwelijk met hem begon te worden,
hem toe?
•Alles wat gjj gezien, gehoord en ondervonden
hebt, Digby!" hernam Buckingham, »zal tot uwe
ontwikkeling bjjdragen... Ik wil een volmaakt
edelman van u maken: do stof is bjj n aanwezig.
Mylady zal mjj dat toestemmen en dan ook een
genadig oor leenen aan Mr. Digby\'s verzoek om in
White-hall een plaats to mogen erlangen."
•Wjj zullen het verzoek van onzen vriend in-
dnchtig zjjn... Er is geloof ik bjj de life guards
Harer Majesteit een officiersplnats open. Dunkt
Uwe Genade niet, dat zulk eene plaats onzen jon-
gen vriend voegen zou."
•Volkomen, Mylady! Het kostuum kleedt goed...
ik heb het zelf nog uitgekozen..."
•Het waren immers de life guards, waarvan Uwe
Genade vertelde?" riep Charles levendig uit. »Zjj
hebben wit laken wapenrokken met goud galon
geboord en een opgetoomden hoed met witte en
roodo vederen.. "
•Goed onthouden, Digby!" zeide Buckingham.
•Wjj meenen te zien dat gjj er behagen in schept,
aldus gekleed te worden; welnu, beschouw u als
benoemd."
•Waarljjk, Mylady!... Waaraan heb ik toch zóo-
voel goedheid te danken?" Ik heb nog éen ver-
zoek, Mylady!"
•Zeg het mjj openhartig... Ik kan het gissen. Ge
wenscht vaak in de gelegenheid to worden gesteld
mjj uwe verzoeken voor te dragen...?"
•Ook dat," stamerde Charles in verwarring, >maar
ik wilde u, die zooveel vermoogt bjj Zijne Majesteit,
namens Sir Henry Digby van Hallam-Castle, ver-
zoeken, mjjne bede om teruggave van de goederen,
dio ons geslacht bjj de Revolutie verloren heeft, te
ondersteunen. Het zjjn Montonficld en..."
• Daar sproken wij later over.... Zjjne Majestoit
zal het zeker niet weigeren." Zjj rees op en had
mocito achter den zakdoek, dien zjj voor de mond
hield, een glimlach to verborgen.
•Vaarwel. Mr. Digby, aanstaand officier van do
life guards Harer Majestoit!" en zij tikte hom weder
op do wang. Buckingham maakte een diepe buiging;
torwjjl zjj die beandwoordde, zeide zij: »Uwe Gonado
holpo mij de verloren goederen van het geslacht
Digby herinneren. Werkelijk, gjj hebt een goed
stuk wild opgejaagd. George, hot is oer een hertebok
dan een vos!" fluistei\'de zij hem in het oor.
Nauwelijks waren zij in de gaanderjj of Charles
was zjjner verrukking niet moer meester. Het was
een engel dio hij ontmoet had! Hij dankte Zjjno
Genade dat zij hem bjj zulk eeno Lady bad ingeleid.
En Buckingham lachte en andwoordde, dat de Lady,
die zjj bezocht hadden, zijne eigenljjke beschermster
nog niet was; dat eeno andere, veel schooner, veel
lieftalliger nog, maar door de banden der teerste
vriendschap aan Mylady verbonden, hem zéor goed
gezind was, dat die Lady Hertogin van Portsmouth
heette en hem later wel van hare vriendschap over-
tuigen zoude. Midden in zjjno mededeelingen hield
Zjjno Gonade echter op, waarvan do persoon zeker
de oorzaak was die Charles aan hot eind der gaan-
derjj zag aankomen.
•Zoo, Will! waar hebt go den avond doorgebracht?
Ik en Louize ook hebbon u gewacht."
•Bjj Sara, bjj wie ik dezen heb ingeleid," hernam
Buckingham.
•Zoo, mjjn jongen! dan hebt ge onder de Goden
geleefd! Morgen moet iku zien, Will! ik heb tijding
van Versailles. Slaap wel!"
•Wie was dat?" vroeg Charles, die geloofde hem
te kennen, maar niet den naam zich herinneren kon.
•De koning van Engeland, Schotland en Ierland,
die bovendien nog den titel van Koningvan Frank-
rjjk voert." Beiden kwamen in de beste luim te huis.
Ook Zjjne Majesteit had vrolijk zjjne wandeling ver-
volgd en verraste zijn kamerdienaar door zjjne goede
stemming. Zjjne Majesteit had er reden toe. De
dag, waarop bjj een onweder te gemoot had gezien,
was voorbjj en de hemel was onbewolkter dan ooit.
Louize Quérouaille was Hortogin geworden en Bar-
bara Palmers had White-hall niet doen daveren op
haro grondvesten! Workeljjk, hot was een bljjde
dag geweest.
VI.
Do receptie in Yorkhouso was statiger, korter
en toch nog afmattender voor don Prins van Oranje
geweest dan die in White-hall. Met welwillendheid,
met voorkomendheid was hjj door den jongsten oom
ontvangen en door diens bjjna half stervende echt-
genoto. Maar de opmerker l>ehoefde zelfs niet een
ongewoon rijnen blik te bezitten om waar te nemen,
dat de welwillendheid en voorkomendheid hier niets
anders waren dan vormen. Er lag kilheid op \'sHor-
togs gelaat even als in do door hem gewisselde
woorden en in do officiéelo omhelzing. De Prins
van Oranje, die den Koning met kalmto tegen was
getreden, on bjj diens aanblik hot beold, uit do
-ocr page 95-
MARY HOLLIS.
178
de neef zich in het bereik van zijn armen plaatste,
ten einde hem to omhelzen; de Hertogin stamelde
een Haauw wolkom; do weinige heereu van het Her-
togeljjke huis bogen zich zwijgend, bogen zelfs diep;
maar er was geene hartelijkheid, geene ingeuomen-
beid met de komst van den gast te bespeuren.
Eenige onboteekeuende woorden werden er ge\\vis-
seld; mot de meest beleedigcnde kilheid werd den
Prins verzekerd, dat het Zijner Koninklijke Hoog-
hcid een groot genoegen zoude zijn hem dikwjjls
te zien, waarna een stijve buiging Zijne Hoogheid
een wenk gaf te vertrekken.
De Prius haalde diep adem toen lijj weder in den
karos stapte, die hem eindelijk naar de voor hom
gereedgemaakte woning— t\'ockpit-house — bracht.
Zijn talrjjke hofstoet, meer dan honderd personen
sterk, zoo als een Haagsen nieuwsblad van dien tjjd
ons meldt, was daar reeds bjjeen.
Het wemelde van lakeien in de kleuren vau het
huis van Oranje. De opperhofmeester, de Heer de
Bie, stond, toen de karos stil hield, met vier lakeien
in de vestibule hem op te wachten. In de beneden-
zaal waren de hoogere Edellieden, aan wie Zjjne
Majesteit nog verscheidene Engelscheu had toege-
voegd, bjjeeu. Slechts oen oogenblik vertoefde hjj
in hun midden. «Iieeren!" zeidc hij hun kuchend
en met moeite adem halend, »do reis heeft my zoo
aangetast, dat ik mij vroeg te bedde zal leggen.
Mjjuheer de Bie, heb de goedheid te zorgen dat
myn middagmaal boven worde gebracht!\'\' Hjj wenkte
oen in het zwart laken gedosteu man vau middelbaren
leeftyd, die de muts of barret van het hoofd nam,
toen hjj Zy\'ne Hoogheid uader trad; het was Widerts,
\'s Prinsen raad en schrjjver. «Goede Widerts," tluis-
terdo hjj hem in het oor, «wilt gy wel naar Myn-
hoer van Beuningen voor mjj gaan, en Zjjne Edelheid
uit myn naam verzoeken mjj de eer te willen aan-
doeu zich hier te vervoegen? Ik vrees dat men Zyne
Edelheid niet officieel van mjjne komst zal hebben
verwittigd, in welk geval men eene lompheid beging,
welke wjj ons haasten moeten uit te wisschen."
Hjj giug naar boven waar voor hem on voor nog
een gedekt werd. Wie was die tweede? Mjjuheer
Boreel, \'s Prinsen vertrouwde politieke vriend? Maar
die was mede verzocht beneden to bly ven. Misschien
wel .Mijnheer van Beuningen; maar indien dat zoo
ware en Zyuo Hoogheid verwacht had dat de Am-
bassadeur Hunner Hooguiogeuden zich zou spoeden
aan de ontvangen uituoodiging te voldoen, dan had
Zjjne Hoogheid zich inisrukeud. Deze liet echter
niet merken of hij iemant verwachtte, en zoo ja,
dat het wegblyven van den gast hom teleurstelde.
Hjj had zich noèrgevleid in den gemakkeljjksten leun-
stoel die gevonden was, dank zij het nauwlettend
onderzoek van Widerts en de Bio; eoa koperen stoof
met heet water gevuld — gants zoo warm niet als
de kool, die in het lieve vaderland zoodanig voorwerp
doorglocido — werd onder de kille voeten gezet,
en de maaltyd nam een aanvang. Zjjne Majesteit
had eenige flesschen Portugesche wjjn, de Hertog
vau Buckingham, wiens keuken door gautsch Londen
herinneringen zyner kindsheid hem bjjgebleven, l>e-
waarheid had gevonden, voelde een gevoel van
afkeer bjj do ontmoeting van dezen oom, dien lijj
sodort nooit had gezien, die altjjd in Frankrijk
was gebleven, toen de Stuarts Engeland ontweken
waren, en daar door Lodewjjk XIV was opgekweekt
en opgevoed. Er lag iets kouds en straks en ook
iets droefgecstigs op het gelaat, dat de middel-
matigheid of liever ile bekrompenheid met haar
merk gestempeld had. De bijkans vierkante vorm
van het voorhoofd en de afgeplatte slapen mochten
van wilskracht getuigen, deze moest ontaarden in
hardnekkigheid en halstarrigheid, omdat de rede,
welke die kracht leiden en vruchtbaar maken moest,
zich weldra als niet hoog outwikkeld deed kennen.
De oogen van- een matblauw waren meest neerge-
slagen en staarden, zoo de oogleden werden opge-
heven, flauw voor zich uit. De lijn van neus en
mond was in de hoogste mate berispel[jk en gaf
het geheel werkely\'k dat inkorrekte en misvormde,
wat afstiet en afkeer wekte. Wellicht giug het den
meesten der tijdgenoten en was h[j bevooroordeeld.
Van nature streng Kalvinist, hoewel in de hoogste
mate verdraagzaam jegens audersdenkcuden, of He-
ver de eerlijke overtuiging van ieder eerbiedigeude
waar lijj die ook aantrof, trad hjj zy\'n win, die de
Godsdienst verlaten had waarin hjj was opgevoed,
de Godsdienst van den Staat, dien hjj willicht ge-
roepen kon zijn te besturen, met eeuigen argwaan
tegen. Het was misschien overtuiging geweest, die
den Hertog van York tot dien stap bewoog, maar
het kon ook staatkunde zijn, en zoo het al over-
tuiging ware dan gaf zij blijk van de neiging tot
de alleenheerschappij tot welke, naar het oordeel
dos Protestantschen tjjdgeuoots, het Katholicismo
alléén voedsel koude go ven. Zoo dacht ook de En-
gelschman van 1C70 en daarom werd ieder stap
van den Hertog van York met achterdocht gade-
geslagen, ieder woord in den ergsten zin uitgelegd,
elke afdwaling ten scherpste beoordeeld en veroor-
doeld. En dit mocht den van nature reeds somber,
norsch en hard gestemden vorst, wieu de balliugschap
verbitterd had en de tegenwoordige achterdocht be-
leedigde en kweste, misschien nog somberder en kil-
lor hebben doon worden. Zoo als wy- reeds met een en-
kel woord aanstipten, word er gemompeld van eene
veranderde erfopvolging, en de enkele gedachte daar-
aan deed reeds de vuist van den belcedigde ballen.
Was Monmouth hem reeds als voorwerp van \'s volks
liefde en \'s Konings gunst een gruwel, ook de Prins
van Oranje wekte in hem de onaangenaamste voor-
stellingen op, daar hjj, na \'s Konings broederen, de
naaste was tot den troon. De aanblik van den
stuggen knaap droeg er bovendien niet toe bjj,
om de bestaande stemming to wijzigen, zoodat bjj
do ontmoeting de meest hoofsche vormen in acht
werden genomen. Mr. Vaughan, \'s Hertogs kamer-
heer, gevolgd door het vereischt aantal lakeien,
wachtte den Prins op en leidde hem voort; de
Hertog trad twee schreden voorwaards bjj \'s Prin-
sen binnentreden, en wachtte toen bedaard af dat
-ocr page 96-
MARY HOLLIS.
174
wisseling van gedachten. Er was een oogenblik
van stilte, welke Arlington pijnlijk was, maar die
hij als volleerde salondiplomaat, spoedig zou weten
te doen eindigen.
«Uwe Hoogheid kan begrijpen dat ik de gelegen»
heid door Zyne Majesteit mij geschonken, om u
spoedig te bezoeken gretig heb aangegrepen."
»\\een, dat kan ik juist niet begrijpen, Mylord!
Ik dacht dat gij altijd nog boos op mij waart over
hotgeun bij uwe geheime reizo naar \'s Hage in het
jaar zes en zestig is gebeurd... Ik kon het echter
waarlijk niet helpen, dat de reis, die zeker van cou-
rage getuigde, niet geheel slaagde..."
• Het was een tijd, waarvan de herinnering l\'we
Hoogheid pijnlijk moet zijn en zoo ik had kunnen
onderstellen, dat het terugzien van mjjn persoon
dergeljjke herinneringen hjj l\'we Hoogheid moest
opwekken, ik zou mjj — hoe zwaar het nijj ook
zoude vallen — het genoegen van l.\'we Hoogheid
terug to zien, hebben ontzegd."
•Dat zou jammer voor mij geweest zjjn. Maar gij
vergist u; ik doe mij gaarne die tijden heriuneren;
het is noodig dat zjj mjj telkens herinnerd worden..."
Arlington, die den Prins had willen doen gevoelen,
dat het onheusch ware om op de reis te zinspelen,
die zóo zeer te vergeefs was geweest, dat hjj zich
gelukkig had geprezen in Londen terug te zjjn ge-
keerd, verlangde na \'s Prinsen laatste woorden dat
hij voortging: maar do bleeke vermoeide jonkman
bleef weder zwjjgen.
• Waarom wenscht l\'we Hoogheid daaraan hor-
innerd te worden?" vroeg Arlington eindeljjk.
»Oin nooit te vergeten wie mjjue vrienden en wie
mjjnc vjjanden zijn."
• l\'wo Hoogheid zal dat toch wel kunnen geleerd
hebben. Evenwel kan ik getuigen, dat zjj zich bewon-
derenswaardig in haar lot wist te schikken, toen ik de
eer had haar te ontmoeten, waarvan zekerde Heeren
Staten zelfs nu nog niets zullen vernomen hebben."
Do Prins gaf geenorlei toeken, en Arlington wenschtfl
zoo vurig op dat punt juist te zjjn ingelicht. Welke
fouten hjj als staatsman ook mocht begaan, hjj zou
ze, zoo zjj niet konden bedekt worden, erkennen
zonder schaamrood te worden, maar buluchcljjk to
zjjn als edelman was hem de grootste marteling;
en hjj zoude het worden, zoo het bekend werd, dat
hy vier en twintig uren in den Haag was geweest,
maar drie en twintig uren van dien tjjd opgesloten
in het huis van een zoogenaamdeu vriend.
•Ik herhaal dat Uwe Hoogheid zich bewondcrens-
waardigin die mooiolyke omstandigheden heeft weten"
te schikken."
•Ik moest Mylord! en daarom kou ik."
«Niet ieder kan wat hy moet," merkte Arling-
ton aan. «Thands zal Uwe Hoogheid toch wel ont-
slagcn zjjn van die lastige voogdjj?"
•Men meende het goed met mjj, en liet mjj leeren
wat ik noodig had te weten."
•Vooral, dat, na de afzwering van Koning Filips,
de Heeren Staten in de macht en de rechten traden
van den onttroonden Koning, niet waar ? Men heeft
beroemd was. en ilie in de edele kookkunst nog
honger dan zijn Franscho opperkok stond aange-
sclireven, had hem een faizauten pastei gezonden,
benevens een Olympus, met «roden en godinnen be-
volkt — alles uit suiker en noga gebakken.
«Doe Z()Qe Majesteit wel mjjn hartelijken dank i
betuigen! /eg aan Zijne Genade dat ik hemvrien-
delijk liedank!" had Zijne Hoogheid bij dezo ge-
schenken gezegd en zieh toen gewend tot een stuk
gebraden rundvleesch, tot den mand met tarwebrood |
en den zilveren schenkkan, die in plaats van wijn
slechts zuiver water bevatte. Het rundvleesch nut-
tigde hij met smaak, liet brood werd daarbij in het
vleeschnat gedoopt en gebruikt, en het water daarna
met graagte gedronken. l>e maaltijd Zijner Hoogheid
was geëindigd.
•Mylord Arlington vraagt hij l\'we Hoogheid een
oogenblik gehoor,\'\' zeide Boreel geheimzinnig aan ,
\'s Prinsen oor.
• Best, Hendrik!-\'
•Zou l\'we Hoogheid niet beter vinden Mylord
te verzoeken morgen terug te komen?"
•Waarom ?"
»I)e vermoeidheid en...
•Die zal morgen wol even groot wezen en over-
morgen ook, ja zal wel blijven tot aan het laatste
oogenblik... Maak u maar niet beangst, goede vriend!"
j vervolgde hjj glimlachend tot lioreel, toen hij den
I schrik op diens gelaat waarnam. >Maak u maar
i niet beangst, niemaut sterft voor dat zijn tijd ge-
komen is, zoo wel de zwakke als de sterke; en mjjn
I tijd is nog niet gekomen, dat weet ik óok..." onver-
schillig liet hjj er op volgen: «Het is zoer vriendelijk
van Mylord mij hier te komen opzoeken en ik zal
, hem gaarne spreken... Is het vuur aangelegd in do
kamer hiernaast? Verzoek dan Mylord daar te
wachten... Maar een goed vuur moet er aangelegd
worden, hoor, Hendrik! want ik beu koud door en
door."
Weldra waren beiden tegenover elkander gezeten
in het warme vertrek met goud lederen behangsel
en blaauw damasten gordjjnon met oranje-zyden
draperiën — eene beleefdheid jegens den tegen-
woordigen bewoner, — Zijne Hoogheid bjjkaus onder
den marmeren schoorsteenmantel verscholen,om te
beter zich aan den gloed van het glimmend vmirtjen
| to kunnen verkwikken, Arlington zoo dicht by hem
als slechts de etikette het gedoogde.
Zjjne Majesteit had gevreesd, dat Zjjn doorluchtige
neef te vermoeid zoude zjjn om dezen avond te ver-
j schjjnen en had Lord Arlington, zoo heette het, af-
\' gevaardigd om te vernemen of de reis en de daarop
afgelegde bezoeken hem niet al te zeer hadden uit-
geput.
»Ik betuig mijn verheven oom wel mjjn dank voor
zijne belangstelling I" hernam de Prins, «zoo als ge
ziet ben ik wel wat moê, maar als ik van nacht
rusten kan, zal het morgen wel beter gaan."
»W}j hopen het allen."
De Prins knikte, maar zeide daarop geen woord,
I ja scheen geeue behoefte te hebben aan verdere
-ocr page 97-
MARY HOLLIS.
175
1.
ige zaken te spreken, en open tot hem sprak, ja
zich zelven soms bloot gaf, dan werd er wederom-
gezwenkt en het gesprek op andere onbeduidende
zaken geleid, zoodat weder een geweldadige sprong
noodig was om op den vorigen weg terug te komen. |
De Prins was dus alleen herwaards gereisd om j
zijne gelden terug te erlangen, en tevens omdat
hij verplichting had aan zijne ooms! Het een en
het ander had den Prins van Oranje hier gebracht,
geene derde reden deed zich nog op: en deze be-
stond, ja moest bestaan, en was gewis de gewicli-
tigste van allen. Arliugton moest die weten, voor het
minst die met meer grond kunnen gissen dan nu. !
•Gevoelt Uwe Hoogheid verplichting te hebben
aan hare ooms, ik geloof te mogen verzekeren dat
Zjjne Majesteit zich gelukkig zoude rekenen in
staat te zijn, die verplichting nog grooter te doen
worden. Mocht Uwe Hoogheid weuscheu, dat nog-
maals eene krachtige memorie tot de Heercn Sta-
ten wierd gericht, ter gunste Harer verheffing..." j
• Terwijl ik hier ben? Dat zou niet passen."
• Dus wel later?"
•Zulk ecno memorie thands zou den schijn geven
alsof ik samenzwoer tegen de bovendrijvende party...
mjjne gewezen voogden, en zou hot vertrouwen,
door Mijnheer de Witt iu mij gesteld, beschamen."
Dit was ten minste duidelijker. Hij wilde het in
hem gestelde vertrouwen van Mijnhoeer de Witt
niet beschamen: er was dus een vertrouwen ge-
schonken. Zou Arlington toch werkeljjk goed heb-
ben geoordeeld, toen hy meende dat er nog iets
anders achter "s Prinsen komst school ?
• Uwe Hoogheid zal toch wel niet hebben behoeven
te belooven, dat zy geenerlei gebruik zoude maken
van hare pozitic aan dit hof?" vroeg Arlington, en
hjj luisterde met open ooreu naar het andwoord.
• Wel neen, Mylord! Maar Mijnheer de Witt
heeft mjj genoegen willen doen. Zjjne Edelheid
wist hoe ik naar mjjn oom verlangde, en hoo mijn
oom ook mjj begeerde te zien: zou ik uit erken*
telijkheid eene memorie doen inzenden, welke hem
onaangenaam moet zjjn?"
•Mynheer de Witt wordt door Uwe Hoogheid
dan wel voor haar vriend gehouden?"
•Ik zou hem niet gaarne tot vijand willen hebbeu." !
•En daarom...?"
• Mjjne promotie hangt grootendeels van hem af."
• Dat behoefde toch niet zoo te zjjn als Uwe
Hoogheid bet niet weusehte. Maar hoe kan een
patiënt geholpen worden als hy niet verhaalt wat
hy gevoelt!" zeido Arlington vermetel genoeg.
•De patiënt zwijgt als hjj weet toch niet gehol-
pen te kunnen wordeu," andwoorddo do Prins aam-
echtig na een hevige kuchbui.
•Gelooft Uwe Hoogheid zich in zoodanigen toe\'
stand?"
•Ik dacht, dat mjjn kouinklyke oom sedert de
triple alliantie, die hem zoo nauw aan de Repu-
bliek der Vereenigde Provinciën verbindt, ver-
Hauwd was in de verdediging mijner belangen....
Eene memorie als Uwe Excellentie thands tot de
het Uwe Hoogheid zeker zoo dikwijls herhaald, dat
zjj het wel nooit vergoten zal."
• En men heeft mijne leermeotersaltijd ruimbe-
j zohligd; al de kosten mijner opvoeding zijn door
: de Meeren Staten gedragen, hetgeen ik mede wel
; indachtig mag bljjven. Indien ik het zelf had moeten
j bekostigen, dan zoude mijn goede Widertanog\\van-
hopiger zijn dan nu ., Ja, Mylord! ik moet u open-
hartig bekennen, dat ik hoop door mijn oom niet te-
leurgesteld te zullen worden... Mjjne nredde als lid
van den Raad van Stato is gering, en het zoude mij
zeer te stade komen, als eenige der voorschotten,
door mjjn grootvader en vader aan miju oom verstrekt,
mjj werden temgbetaald...."
• Uwe Hoogheid kan zich verzekerd houden, dat
Zjjne Majesteit niets vuriger wenscbt. Uwe Hoogheid
weet hoe mijn meester haar gezind is. Zijne Majes-
teit volhardt altjjd nog bij haar wensch, om U ver-
heven te zien tot de waardigheden harer voor-
vaderen."
»Ja, ik geloof dat wel, maar er zyn zoo vele
hoofden..."
•Juist, en er moest slechts éen eminent hoofd zjju,
niet waar?" viel Arlingtoa in.
>In Engeland zeker. Dus ik kan mjj van de mede-
werking Uwer Excellentie overtuigd houden?"
•Volkomen. Er zullen altijd nog eenige vormen
in acht zijn te nemen, zoodat deze taak niet onver-
wyld ten einde kan worden gebracht: dat zal echter
geene teleurstelling zy\'n, daar Uwe Hoogheid voor-
zekor niet zoo spoedig zal denken te vertrekken."
•Ik kan evenwel niet lang blijven "
•Dus Uwe Hoogheid kwam speciaal om deze zaken
to vereffenen?"
•En mijne ooms te zien, vergeet dat vooral niet.
I Ik heb te groote verplichting aan beiden, om niet
verlangd te hebben heu te zien."
Arlington voelde hot bloed sneller door de aderen
jagen. Hjj wist, dat de jonge Prins van Oranje kon
veinzen, dat hjj zich zelven beheerschte, en, door
: den zedelijkcn dwang dien hij jaren ondergaan had
! daarin geoefend, zich geheel verbergen kon. Hij wist,
dat do Prins een doordringend oog en een veel om-
1 vattend verstand bezat, hjj wist dit beter dan een
zyner landgenoten, beter misschien dan Mynheer de
Witt zelfs en diens partij. Hij kon vermoeden, dat
die knaap in zjjn binnenste opstond jegens hen, die
hem in zjjn vaderland verwjjderd hielden van alle
; gezach. Hy wilde daarvan gebruik maken, ten voor-
, deele van plannen die nog in het duister scholen:
maar daarvoor was het noodig, dat hy den tegon-
woordigen toestand klaar begreep, dat do Prins zich
I verklaarde, voor het minst, iudien hy, die de voor-
zichtigheid zelve was, het niet luide en open wilde
doen, dan toch fluisterend en bedektelyk. Hy had hem
daarin behulpzaam willen zjjn; hy had tclkenreize
\' daarop gezinspeeld, hetgeen een andere zinspeling
van \'s Prinsen zjjde ten gevolge had kunnen hebben,
en wat was het tot dusverre geweest? Onbeduidende
opmerkingen, zoo hy al een woord sprak; en indien
Arliugton hem nopen wilde over minder onversehiI-
-ocr page 98-
MARY HOLLIS.
i7i;
Majesteit wil nog meer voor mjj doen dan zjj tot
dusverre deed. zeidet gjj. Wat wil zjj dan doen?
Ik zal niet ondankbaar wezen.\'\' voegde hjj er on-
schuldig aan toe. Juist die toon deed Arlington
in die woorden meer opmerken dan er wellicht meê
bedoeld werd. Iljj stond op en boog zich naar
Zjjne Hoogheid en zeide zeer konfidentiëel: »YVat
zoudt ge zeggen van Int Graafschap van Zeeland,
vergroot mot oen deel van Zuid-Holland?"
•Maar wilt ge de Geünieerde Provinciën dan
verdeelen?" vroeg hij verbaasd.
Arlington staarde hem even onderzoekend aan.
Als of hjj het wilde doen voorkomen slechts een
plotseling opgekomen denkbeeld, waarvan hjj de
dwaasheid zelf thands inzag, te hebben uitgespro-
ken, zeide hjj: «Het is waar; men zou op moeie-
lijkheden stuiten. De overige Provinciën moesten
toestemmen en dit zouden zjj niet, al bood men
haar ook vergrooting van grondgebied."
• Waar? In de Spaansehc Nederlanden? Stelt
men zich eene verdeeling voor? Myuheer de Witt
heeft dat wel weten geheim te houden. Als gy \'t
goed vindt zal ik Myuheer van Beuningen op dat
punt eens polsen.
•Volstrekt niet," viel Arlington in. Hy zag in
zeer verre te zyn gegaan en niet gevolgd te wor-
den. Hij stond alleen en moest terug koeren.
•Myuheer van Beuningeu weet hier even veel
vau als myuheer de Witt of Zyne Majesteit of eenig
sterveliug, want het is niet meer dan eene zeepbel,
die ik vormde en die reeds geborsten is."
•Dat is jammer, Mylord .... voor my."
Een paadje kwam binnen en diende mynheor van
Beuningen aan. Arlington keerde zich haastig tot
den Prins.
•Wantrouw hem," beet hy hem in het oor. »Ik
heb reden te onderstellen dat hy u vyandig is."
•Ik dank u voor uwen goeden raad, Mylord!"
Iljj had dit juist gezegd, toen de Ambassadeur
binnen trad.
Hy was verwonderd bezoek by Zyne Hoogheid
te ontmoeten en dan nog wel zulk een bezoek; hy
was verwonderd en had geeno zelfbehcersching ge-
noeg, om het te ontveinzen.
De Prins was opgestaan en ging hem te gemoet.
•Uwe Edelheid doet my veel genoegen, my nog op
den laten avond te bezoeken!" zeide hy hom. De
toon jegens den Ambassadeur was geheel anders,
veel onschuldiger, ja kindorlyker dan tegen Mylord
Arlington.
Ak had u vroeger bezocht, indien ik tydig
van uwe aankomst ware onderricht," zeide van Beu-
ningen, terwijl hy Arlington aanzag en voor dezen
boog.
•Zyne Majesteit heeft uwe afwezigheid by de rc-
ceptie dezen morgen met verwondering opgemerkt."
•Eene uitnoodiging om ten hove te komen, had
die verwondering kunnen voorkomen, Mylord!" her-
nam van Beuningen.
• Mijnheer van (leuningen had ditmaal de beschoi-
denheid niet behoeven te overdryven. Niemant had
Hecreu Staten wil richten is in de laatste jaren
niet ingediend.\' —
• Maar zij kan nóg ingediend worden....
• Uwe Excellentie vaart thands al te snel," her-
nam de Print glimlachend. >Later misschien. Kn
als ik dan de voorschotten terug hekomen heb,
kan ik om mjj heen ook krachtiger werken... Go
kunt begrjjpen, hoezeer het mjj verheugt dut mjj
daarop het uitzicht geopend wordt, vooral, omdat
ik er zoo weinig hoop op had."
•Waarom?"
•liet nauw verbond, door Zjjne Majesteit met
de Hoeren State» gesloten, moet mij en al wat mijne
partjj versterken kan afbreuk doen."
>Uwe Hoogheid schijnt die alliantie misschien een
al te gewichtige werking toe te kennen."
•Meer dan l\'we Kxelleutie, meer dan Zijne Ma-
jesteit ?*\'
•Dus meen ik het niet," hernam Arlington in
eeuige verwarring. «Ik breng die alliantie alleen
in verband met de belangen Uwer Hoogheid en die
kannen er niet door gedeerd worden."
•Ik hoop het," hernam de Prins mot een zucht.
iWaa die alliantie de eenigo reden van uwe
vrees voor de niet terugbetaling der voorschotten, |
dan neem ik do vrjjheid die ongegrond te heeten." ,
•Er is nog eene. Ik dacht de schatkist Zijner
Majesteit niet zóo gevuld, dat er gedacht kon
worden aan aHossing van oude schulden."
•Het Parlement moge karig zjjn, de wjjsheid
Zjjner Majesteit weet hare geldzaken wel in zulk
eene orde te houden, dat aan wezeuljjke verplich-
tingen stipt kan worden voldaan," zeide Arlington
eenigzins scherp.
»Ik geloof liet nu ook. Mylord! By al de pracht,
die ik aanschouwd heb, ben ik er workeljjk over-
tuigd van. Mjj dunkt het Parlement kan toch zoo
karig niet zjjn, anders.,.."
»I)e Lords der Schatkist zouden U daarvan meer
kunnen verhalen voor zoo verre hun eed dit toeliet,"
zeide Arlington, die blykbaar even ontwijkend werd
in zyne andwoorden als de Prins het vroeger was
geweest.
•Och, ik ben niet nieuwsgierig, Mylord! Ik heb
u openhartig mjjn vrees en mjju hoop medegedeeld, i
De tweede is nu grooter dan de eerste. Gjj wildet I
mjj straks vragen of ik lang hier zou blijven: ik
denk het niet, want indien de rekening is verenend
wilde ik Versailles óok bezoeken.,. Frankrijk moet
ik óok te vriend houden, Arlington 1"
•Het is do vriend van Mijnheer de Witt."
•De triple alliantie toont wel iets anders. Zjj is
immers tégen Frankrijk. Indien ik nu niet van
Myuheer de Witt en van Zjjne Majesteit verkrijgen
kan, wat ik bet recht heb te wenscheu, dan zal
Zjjne Allerchristelykste Majesteit my misschien dat
geven."
•Uwe Hoogheid wordt duidelijker. Zjj wenscht
dus iets van Zyne Majesteit?"
•Dat heb ik toch niet verbloemd, Mylord!" her-
nam de Prins eenigzins levendiger. ..Muur Zjjne
-ocr page 99-
1
MAUY HOLLIS.
• Mylord waagt veel te zeggen!" merkte de Prins
aan, toen Arlington na zjjn uitval tegen de Heeren
Staten vertrokken was.
•Indien hjj slechts toestemde hetgeen billjjk was,
zou hjj wat mij aangaat nog meer kunnen zeggen;
maar die zaken zullen Uwe hoogheid vervelen. Hebt
ge een goede reis gehad ?"
•Zeer goed. Het speet mjj echter Uwe Edelheid
niet eer ontmoet te hebben."
•Ik verklaarde reeds mjjn wegblijven. Het is een
onachtzaamheid, die in de eerste dagen na het si ui-
ten van de triplo alliantie niet gebeurd zoude zjjn."
•Uwe Edelheid denkt dus \'don toestand veran-
derd?"
•Ja, maar Uwe Hoogheid zal wel geen behagen
scheppen in de overwegingen der Staatkunde."
•Kan ik daar buiten, zoo spaar ze mjj!"
• Kn zjjne Majesteit was zeker zoer voorkomend ?
Ik kan het mjj voorstellen. Men zal in de komst
Uwer Hoogheid een politieke bcteekenis zien."
•Hoe zou dat mogelijk zjjn. mijnheer? Men weet
toch wel, dat ik in do politiek niots beteeken."
•Toch zal men zoeken. Evenwel ben ik bljjde,
dat mjjnheer de Witt aan de Heeren Staten verlof
voor deze reis heeft aangevraagd en de zorg voor
uwe gezondheid minder zwaar heeft doen wegen.
Het is goed, dunkt mjj, dat Uwe Hoogheid ook an-
dere landen bezoekt, en vooral dit hof van uabjj
beschouwt; misschien valt dan het Binnenhof in
den vervolge minder tegen."
•Mjjnheer van Beuuingen, beklaagde ik mjj ooit ?"
vroeg de Prins eenigzins verwjjtend.
•Daarop doelde ik dan ook niet. Niettemin kan
oen te vroeg op zich zelf staan ook govaarljjk zjjn,
Mjjnheer de Witt logenstraft door deze reize al de
lasteringen der vjjanden, maar zou toch niet gaarno
wenschen, dat uw vorbljjf aan het losbandig hof
van Engeland u nadeelig werd.\'\'
•Waarom hjj u verzocht heeft mjj met raad en
daad bjj te staan?"
•Indien gij dat noodig hadt. Ons is een zoon
van Oranje te dierbaar, dan dat wjj hem niet overal,
waar hij zich ook begaf, zouden omringen met de
zorgen onzer verknochtheid."
•Ik kon van de Heeren Staten niets anders ver-
wachten en zal niet nalaten er gebruik van te
maken, indien het noodig bljjkt. Zonderling is het
toch, dat mjjnheer de Witt mjj bij het afscheid
geene instruktie heeft mede gegeven."
Indien de woorden minder kalm ja onderworpen
waren uitgesproken, ze zouden aan ironie hebben
doen gelooven. Van Bcuningcn vatte ze echter niet
als zoodanig op, maar vond wel, dat de Prins do
bedoeling der Staten en vooral van Mjjnheer de Witt
maar al to good vatte. Hjj moest echter trachten
aan \'s Prinsen opvatting ooue andere wending to
geven, op dat de zaak zelve — het toezicht — wel
bleef bestaan, maar do Prins daarvan minder bo-
wust, ook daarvan minder jegens anderen zou kunnen
doen bljjken. Hjj zeidc hem dan ook, dat hjj en
Mjjnheer de Witt gants iets anders wilden: dat hjj
ditmaal Jeu Ambaamd Hir djr (ieüuieerde Provin-
ciën van te groote stoutmoedigheid kunnen beschul-
digen."
•Hij is daar nog niet zeker van, Mylord, en liever
d<iet hjj géén stap dan een gewaagden."
•Dat is eene overgrootc voorzichtigheid, Mijnheer!"
•Waartoe ik hier behoorlijk word gedresseerd,
Mylord! Maar zullen wjj niet gaan zitten ? Zjjne
Hoogheid de Prins wordt veroordeeld te bljjven staan,
en wjj mogen niet zoo veel van onzen wel wat
vermoeiden gast vergen."
»Ik zal van uwe uitiioodiging geen gebruik ma-
ken, want mjjne tegenwoordigheid wordt elders ge-
wenscht. Als Uwe Hoogheid mij vergunt dat in
hare tegenwoordigheid staatszaken worden bohan-
deld....?"
•Wel zeker, Mylord!"
• Dan kan ik Uwe Kdelheid mededoelen, dat zjj
morgen bjj secrete missive van het besluit Zjjner
Majesteit, om drie schepen van oorlog te doen uit—
rusten, zal worden verwittigd.\'\'
•Drie? De Hoeren Stalen vroegen er acht, Mylord!"
•De Heeren Staten zjjn uitstekende kooplieden
en.... overvragen wel eens, Mijnheer van Beuuingen!"
Zonder den Ambassadeur, wien het bloed naar
het aangezicht steeg, tjjd tot andwoorden te geven,
vertrok hjj na eene koude diplomatieke buiging je-
gens Zijne Hoogheid en mijnheer den Ambassadeur.
Of hjj tevreden terug keerde? Hjj wist het zelf
niet. Nu kwam hem weder een woord in do her-
innering terug, dat hein de hoop gaf dat do Prins
hem in zjjne plannen zoude volgen on bruikbaar
zoude zjjn, dan gedacht hjj weder eene andere uit-
drukking, die hem deed onderstellen, dat de knaap
werkelijk niets anders wilde dan de voorgeschoten
golden te inuen Er was zoo veel slepends in dat
onderhoud geweest, zoo voel onbestemds, zoo veel
dat elkaar tegensprak, dat lijj niet wist wat te ge-
looven. Slechts herinnerde hjj zich duidelijk, en,
holaas! tot zjjn spjjt, dat lijj verleid was geworden
een voorstel te doen, zonder dat hjj den knaap te-
genover »ich gedwongen had het door een tegen -
voorstel te doen beandwoorden. Hjj woelde onrus-
tig in de kussens van zjjn karos! De Prins wilde
naar Frankrijk. Zoude het hem ernst z\\jn? Hjj sprak
over de fiinanciën Zjjner Majesteit in een zin, die
Arlington deed vermoeden dat de Prins iets ver-
moedde. Maar hoe zou hjj dat kunnen, waar zelfs
mijnheer do Witt nog in hot duister ronddoolde?
Met het voornemen, om scherper dan ooit den loo-
zen knaap te bespieden, tweedracht te zaaien tus-
schen hem en mjjnhecr den Ambassadeur, Zjjue Ma-
Jestcit tot het diepste stilzwijgen over te halen tot
er licht begon te stralen in de tegenwoordige duis-
ternis, steeg lijj zjjn karos uit, trad hjj zjjn kabinet
binnen, waar de brief aan mijnheer van Bouningen
word geresumeord, in welke de uitrusting van drie
schepen werd besproken, mids de kosten daarvan
door de Geünieerde Provinciën gedragen werden.
Keeren wjj echter tot de twee terug, die in (\'ook*
pithouse zjjn achter gebleven.
12
II.
-ocr page 100-
178                                                                  MAKT HOLLIS.
van de Heeren Staten geenerlei instruktie, Zijne
Hoogheid betreffende, ontvangen had, maar slechts
een weuk, om waar Zijne Hoogheid, uit onervaren-
hoiel of om welke oorzaken ook, hulp behoeven mocht,
die dadeljjk te verlcenen. Was het zelfs noodig, dat
Zjjne Hoogheid den bijstand der Heeren Staten in
hare private zaken noodig had, dan behoefde daarvan
slechts met oen enkel woord gerept te worden. Hij
die woorden kon de Prins het denkbeeld niet onder-
drukken, dat deze zorgendo liefde hare belooning
zoude zoeken en vinden in hetgeen zjjne private
zakeu mocht opleveren. Zou mijnheer do Witt, schijn-
baar zooveel gevend tegenover zijn pupil, zoo ver-
langend om Europa te toonen, dat het Kind van
Staat niet met Veiiotiaanscho jaloezy bewaakt en
zedeljjk onderdrukt werd, ook wenschon, dat die
pupil spion werd en de geheimste zaken, die voor
een scherpziendon ambassadeur verborgen bleven,
maar door een Prins van den bloede, al ware hij juist
niet de schranderste, konden gegist worden, zoude
nasporen en aan den meestor openbaren ?
Het gelaat van den Prins verried niet, dat er
dergelijke overleggingen in zjjn binnenste rondwaar-
den. Het was en bleef strak, bleek en vermoeid.
Het laatste werd vooral bewezen door zjjne toene-
mendo kortademigheid. Van Heuningen maakte er
zjjn reden niet korter om, hetzjj hij aan een dergeljjken
toestand van den Prins gewend was, hetzij hjj
door de belangrijkheid van zjjn gesprek er geen
oog voor had. Hjj was dan ook bezig hem de ge-
varen te schilderen, waaraan hjj aan dit hof was
blootgesteld, aan de klippen die hij te mijden had.
»Ik ondervind," dus besloot hjj: »met hoeveel
dubbelzinnigheid ik te strijden heb. Ik ben het
gewoon, maar Uwo Hoogheid..."
• Ik kom pas van onder het toezicht der Heeren
Staten van daan..."
•Zal wellicht daardoor in mooieljjkheden geraken,
indien zjj te licht het gesprokene veitrouwt en te
gunstig over de menschen oordeelt. Wantrouw vooral
Mylord Arlington: hjj is een dubbelhartig man, die
talent heeft en daarom te gevaarljjker is. Hjj heeft
slechts een prikkel en dit is de gewone hier aan dat
hof: die van het geld."
•Hjj is dus te koop."
•Even als do Koning, even als Buckingham..."
•Maar mjj dunkt, dan is het voor een ambassadeur
met veel geld zeer gemakkcljjk."
»Als men zich dikwijls reeds verkocht heeft tot
altijd hoogeren prjjs dan... maar Uwo Hoogheid zal
geen behagen scheppen, indien ik met haar over de
Engelsche Staatkunde ging redekavelen... Ik vermoed
dat Engeland zich weder te koop aanbiedt; hoeveel
het vraagt weet ik echter niet..."
• Ik zou het Zjjne Majesteit kunnen vragen, ik,
zyn neef?"
•Vooral niet, vooral niet, dat zou onze zwik be-
derven. Ik begin duidelijker te zien; men begint
iets toe te g even, morgen evenwel zal men wellicht
weer iets terug nemen. Do schepen worden uitge-
rust, drie slechts van de acht: men zal op meer
punten handelbaar worden, en eindigen met alles
toe te staan en tegen eene somme gelds... Uwo
Hoogheid vergeve mjj deze afdwaling."
• Ik moet Mylord Arlington wantrouwen, zoidot
gjj, en ik zal dat doen zoo gjj dat zegt; maar ik
zou dat met meer recht kunnen, als ikwistboegjj
met hom staat en hoe ver uwe onderhandeling, of
hoe het heeten moge, gevorderd is."
Mijnheer van Heuningen begon plotseling te be-
merken hoe droog de kuch, hoe moeielijk do adem-
haliug Zijner Hoogheid werd. Hij sprak er van, het
onderhoud niet langer te willen voortzetten, manr
beloofde spoedig het te komen hervatten. »Uwe
Hoogheid beschouwo mjj als den vertegouwoordigor
Hunner Hoog Edel Mogeaden ook bjj uwen persoon.
Ik vorder het niet alleen als een gunst, maar ook
als een rocht: op de hoogte te bljjvcn van hetgeen
u betreft. Lord Arlington schjjnt u lang en ver-
moeiend te hebben bezig gehouden, daar gjj, toon
ik binnen trad, reeds afgemat zaagt."
• Ach neen! hjj had nauwelijks plaats genomen..."
• Ik zal ii voorzeker niet behoeven te zeggon, dat
Clifford, Lord van de Schatkist is en deze alzoo
met u over uwe rechtmatige aanspraak zal kunnen
handelen..."
•Arlington sprak er toch ook over. Hjj roerde
zelfs even do politiek aan." Van Bouningen boog
onwillekeurig hot hoofd, ten einde to betor to kunnen
luisteren. »Hjj sprak als ik mjj niet bedrieg, over
de uitrusting dier schepen met een lichtvaardig-
heid..."
•Zoo... Maar hoe kwam dat te pas?" vroeg van
Heuningen de wenkbrauwen fronsend.
•Ja, dat herinner ik mij niet meer."
• Ik dacht hot wel. De spottornjj Zjjner Excellentio
moet een einde nemon. Wat zeido hjj nog meer?"
• Eigcnljjk het zelfde wat Uwe Edelheid mij van
het hof vertelde. Hjj ried mjj omniomant, uiemaut
te vertrouwen..
•Ook mij niet?"
•Uwe Edelheid is immers niet van dit hof? Heeft
Uwe Edelheid mjj nog iets mede te deelen?"
•Xiets. dan dat ik Uwo Hoogheid dringend verzoek
hier met ieder en vooral met Arlingtou, voorzichtig
to zjjn. Hooft zjj mjj ook iets te belasten ,"
•Als Uwe Edelheid mjj oen groo* genoegen wilde
doen, geheel in \'t geheim...?" Van Heuningen knikte
toestemmend en kwam naast hem staan. >UweEdel-
heid houdt dagelijks gemeenschap met de Repu-
bliek?"
•Twee maal in elke week, maar indien Uwe Uoog-
heid iets dringends had..."
•Ik zou het wel door de Heeren van mjjn huis
kunnen bekomen, maar het is gemakkelijker en goed-
kooper en vooral spoediger, wat in dit geval zeer
gewenscht zou zijn, wanneer ik door Uwe Edelheid..."
•Beschik over mjj."
•Ik denk nog eenigen tjjd hier te zullen moeten
vertoeven... ik wilde mjjn schaatsen, die ik vergeten
heb mede to nemen, en die van eenige mjjner edel-
lieden doen overzenden... Ik voor.rie vorst."
-ocr page 101-
MARY HOLLIS.
17!)
»Is dat alles wat Uwe Hoogheid mjj te vragen
heeft? Nu, dat is niet onbescheiden," merkte van
Beuningen lachend, maar toch wat schamper aan.
Hij stond op en vertrok, nadat Zijne Hoogheid
hem nogmaals met tien meesten nadruk verzocht had,
het Verlangde geheel in \'t geheim te doen overkomen,
daar hij niet gaarne bespot wenschto te worden en
dit bij de Bdellieden, die, zooals Zjjne Edelheid en
Mylord Arlington hem verzekerd hadden, niet te
vertrouwen waren, licht het geval zoude kunnen
zyn, met welken eerbied zjj hem ook schenen te na-
deren en te bejegenen.
Van Beuningen ging minder teleurgesteld heen dan
Arlington, want hjj had veel minder dan deze ge-
eischt on verwacht. De jongeling zou als machine
en misschien wel als zuiver werkend machine te gc-
bruiken zjjn, en dat was zeer gelukkig in de bc-
staantle omstandigheden, nu er iets omging of was
omgegaan wat het scherpe oog van Mijnheer de Witt
of van Beuningen nog maar niet ontdekken kon.
De verhouding van den Prins tot den Koning van
Engeland maakte zjjn hierzijn op dit oogenblik van
voel nut, en dit had Mijnheer de Witt, zoo oordeelde
van Beuningen, dan ook zeer goed begrepen, al
word het zelfs in geen cjjferschrift aangeduid.
Wjj mogen den tijdgenoot niet van kortzichtig-
heid of verblindheid betichten, omdat wij weten
dat hij verkeerd oordeelde. Do I/Oevensteinsche
faktie — Mijnheer de Witt en de zijnen — had
zich voorgenomen het gezach, haar in handen ge-
komen, zoo lang niogeljjk te behouden en den in-
vloed van het Oranje-Stamhuis te knakken. De
eenige telg van dit huis was een zwakke knaap,
wiens leven niet vele jaren scheen to zullen tellen.
In dat teder en tenger lichaam woonde echter een
vurige en voerkrachtige geest, te eer en te meer
gescherpt en ontwikkeld, naar mate de zwakheid
van dat lichaam hem tot werkeloosheid op het ge-
bied des dageljjkschen levens veroordeelde. Het
verlies van beide zjjn ouders deed hem, schijnbaar
van ieder afhankelijk, juist onafhankelijk worden,
zich in zich zelven afsluiten, zich zelven genoeg
zjjn. Hjj was nooit kind geweest, maar reeds op
een leeftijd, dat anderen in de zorgeloosheid der
jeugd dartelen en genieten, het lioofd eener partjj
geworden. Hy was omringd door vreemden, in
dienst van vjjanden, voor het minst van aanhangers
van een tegenovergesteld beginsel: wat wonder, dat
hjj ieder woord woog, ieder gebaar bjjkans bero-
kende, het zwjjgeu leerde beoefenen als de hoogste
deugd en onderworpen te zjjn aan eeue macht, die
niet te vernietigen scheen, als ocue noodzakeljjk-
heidV De tegenstolling van de wacreld buiten hem
en de waereld in hem oefende de kracht vau zijn
wil, omdat zjj juist eeue groote inspanning, een
heftigen strjjd vorderde. Als knaap beperkt tot
een engen kring uu tot de nietigste zaken en feiten,
moet hjj een huichelaar zjjn geweest voor ieder,
die het voorrecht miste hem vau nahjj te kennen,
voor ieder, die, hoewel hem dagelijks omringende,
hem toch nlljjd een vreemde bleef. Voor wie hem
echter koude, voor wie dat koninklijk h.irt toen
roods vermocht te peilen, voor wio roods den jon-
geling in zijne zedelijke waarde loordc kennen,
hem bij zjjne scherpzinnige opmerkingen on boro-
keningen volgen, hom in zijne goedhartige en bc-
miimelijke trouw aan oen eens gegeven woord, aan
oen eens gesloten vriendschap, eeren mocht, voor
diegenen was hjj toen roods do afgod, wien het
hart het gourigsto offer van hulde en liefde ont-
stak.
Mijnheer de Witt, hoe schrander hij ook ware,
kon don pupil niet doorzien. Hjj vermocht slechts
te oordeelon over hetgeen hij opmerkte of door
anderen liet opmerken, en dat was juist wat do
jongo Willem niet was, maar veinsde te zjjn. Hot
heeft voorzeker nooit in do bedoeling des grooton
staatsmans gelogen, don Oranjetelg to vernietigen.
zedoljjk te vermoorden en ongeschikt to maken voor
• het bewind. Noen, daarvoor was do opvoeding dor
Hoeren Staten to degelijk, te gezond, hoe veel kleins
en bekrompens — marteling voor oen goost als die
van Willem van Oranje! — er ook aan toegevoegd
werd. De Hoeren Staten wilden echter het door
hen aangenomen kind vormen naar hun boeld, op-
kweeken in hunne school, maar d) pupil had reeds
een doel, een richting, afwijkend van de hunne, en
ondergiug slechts schijnbaar hun invloed: het
, boomken boog en daarom brak hot niet.
Verwijderd van al wat staatkunde heette, moest
hjj zich bemoeien met hetgeen rondom hem voor-
| viel; en hjj, met zjjn stierfmoederlijk bedoeld lichaam
i was zoo geheel vreemd in hot gewone leven: hjj,
met zjjn schorpen blik, juist zoo good te huis in
hot leven der hoven en volken! Hij mocht niet
zijn wat hjj was, on moest daarom schijnen te zijn
wat hij niet was. Hoe enger do kring was om
hem heen getrokken, hoe meer zjjne onderwerping,
zjjne voorzichtigheid en tevens schranderheid den
schjjn aannamen van looze veinzerij : naarmate zich
zjjn horizon echter verbreedde, naarmate hij vrijer
werd in zjjne bewegingen, wijzigden zich ook do
vormen, waarin hjj zich in zjjne jeugd had gehuld.
Wat vroeger intrige was word later kombinatio:
wat vroeger veinzerij heette werd diplomatische
takt.
Zjjn ongelukkig binnentreden In de groote zaal
van White-hall kan ons alzoo geeno verwondering
baren. Behalve nog do afzondering waarin hjj ge-
leefd had, en dio hem eenigzins schuchter maakte,
doed do voorzichtigheid tegenover vreemden hem
nog linkscher nog hoekiger worden, dan hjj bjj
zijne gants niet bevallige vormen van nature
reeds was.
r Maar keeren wjj tot hem terug. Hij bleef nog
eenige oogenblikkcn na van Beuningen* vertrek in
elkaar gedoken, dicht bjj het vuur geschoven, in
de blauwachtige vlam der spattende kolen staren.
Hij overdacht het besprokene. Zyne komst aan dit
hof moest vruchten voor hem dragen, niet alleen
zjjn verwarde geldmiddelen herstellen, maar hem
ook tot nieuwe en krachtige pogingen in staat stel-
-ocr page 102-
: 180
MARY HOLLIS.
len, om te verkrijgen waarnaar lijj zoo aümochtig
verlangde: de macht. Hij moest, om zyn doel te
bereiken, echter vrjj zyn in zjjne bewegingen, en...
het was of hjj den Haag niet verlaten had: hjj
stond weder onder opzicht. Mijnheer de Witt had
er voor gezorgd. Was het vreemd, dat de magere
hand zich een oogenblik samentrok, dat de tanden
op elkaar werden geklemd, en een hevige hoest-
bui — gevolg van inwendige aandoening — zich
hooren deed? Voorzichtig werd de deur geopend
ea trad de goede Widerts binnen met de vraag,
niet meer dan Huisterend gedaan, of Zjjne Hoogheid
niet naar rust verlangde.
»Ja, Widerts!" klonk het andwoord, terwijl het
gelaat des sprekenden geen spoor meer vertoonde
van den hartstocht, die een oogenblik vroeger nog
woedde. »Ja, ik ga naar bed; er is niets beters
te doen. Zeg aan de Hoeren dat ik mjj van avond
hun bjjzjjn ontzeggen moet. . Help mjj te bedde,
Widerts! ik heb u nog wat te vragen!" Eu die
vraag was, terwyl het groote gliustercnd oog on-
dcr/.ockend op den vriend gevestigd was, die hem
hielp ontkleeden en met zorg wambuis en broek
op den stoel nedervljjde, wat de Eugelsohe edel-
lieden wel van hem hadden gezegd. Het was een
moeieljjk oogenblik voor Widerts, die zoo veel had
gehoord wat hem nog van toorn deed beven, ja
bjjkans de tranen in de oogen dreef.
«Welnu, Widerts! wat hebben zy gezegd?"
•Dat Uwe Hoogheid een verstandig..."
»Ik wil waarheid hooren, Widerts!"
•Het is alles logen wat zy verteld hebben. Ze
zyn niet waard...*\'
•Ze zyn mjj veel waard, Widerts .. Ik zal u
helpen. Ik was een lompe boer, die slecht sprak,
slecht liep, slecht groette. Is het zoo niet?"
•Ja, Uwe Hoogheid! En zjj stelden zich voor,
zjj met de valscho kleuren op het gezicht en de
valschc kuiten aan de beenen, met het goud op
buis en mantel, en de geeuwhonger in de beurs..!"
•Spot niet, Widerts! Dwaal niet af en maak u
niet boos, want dan begint go te overdrjjven..."
•Welnu, zjj stolden zich voor menig geuoegeljjk
oogenblk met u te hebben als..:
• Hofnar, zeg het maar, Widerts!"
• De Koning had zeer veel behagen in u, en
proes uwe goedaardigheid, en een jonge bastert,
do Hertog van Monmouth gaf te kennen, zoo als
ik eeu der Engelschen hier hoorde vertellen, dat
Uwe Hoogheid alleen om den wille der politiek te
verdragen was."
•Dat geloof ik óok wel." De Prins was in bed
gestapt en strekte de leden bchagclyk in het mul-
lig dons uit Het gewone verschijnsel deed zich
weder op; een herhaalde kuch dwong hem weder
een zittende houding aan te nemen en dus eenige
oogeublikken te bljjven. »De rest hoor ik morgen
wel, Widerts! Ge hebt immers een goede tafel
gehad beneden, en de bediouing is immers goed ?"
Widerts knikte toestemmend, terwyl hjj bozig
was do kussens iu den rug Zjjiier Hoogheid te
schikken, die nog altijd kuchte, en nu to hoog en
dun weder te laag lag. Toen alles voor do ligging
in don rug geordend was, werd hot hoofd neerge-
vljjd on onder een klein zacht kussen half opgelicht;
want nu eerst bleek het, dat Zijne Hoogheid dien
dag door zijn gewone vroeseljjko kwaal gekweld
was geweest, namelijk: zware hoofdpijn.
VII.
Catharina van Braganza, Koningin van Engeland,
stond in diep gepeins, den arm geleund op een der
vergulde patents, waaraan de goud-zijdeu koor-
den waren bevestigd, welke do damasten gordijnen
iu schuinsche plooien ophielden. Er was iets kils
in het groote vertrek, dat toch mot de hoogste
j weelde gestoffeerd was Perzische en Smyruasche
tapijten dekten don ingologdeu vloer, waar de sier-
lyk en rjjk besneden tafels en sofaas stouden: een
kostbaar dressoor, waarop echter hot zilveren ser-
viei ontbrak, prjjkte onder een grooten spiegel met
vergulden rand. Het behangsel was van goud le-
dor, hetgeen don rjjkdom van het geheel verhoogen
moest, maar de vrolijkheid niet bevorderde. Met
bevreemding had do beschouwer tevens kunnen
opmerken, dat het hier en daar had losgelaten on
by den muur neerhing, hetgeen soms zichtbaar
was, daar niet op alle punten een of ander meu-
belstuk de scheur of breuk kondc bedekken on
verbergen.
Mochten de meubels ook even rjjk en kostbaar
zyn als veertig jaren geleden, de tapjjten, hoewel
van latere dagteekening, kouden zich niet daarop
beroemen. Het gebruik vorderde dan ook meer
van hen, en de zorgende hand, die hen by tjjds
nog door andere had liehoorcn te doen vervangen,
scheen ontbroken te hebben. Hoe schitterend ook
de kleuren, hoe echt Oostersch ook de patronen
nog waren, toch gaf alles slechts do waardo te
kennen, wclko die stoffen in hot verleden hadden
bezeten. Hier en daar zag men do rafels, ja zelfs
eenige gaten, zoo de beide voetenbankjes, welke
schijnbaar willekeurig waren nedergezet, zo niet
hadden bedekt.
Maar dat verklaart nog niet ten vollo den niet
aangcnaincn indruk, welke het geheel op den bezoc-
ker maakte.
Vrolijk was het vertrek niet: iets pijn]ijks moest
do aanblik te weeg brengen, daar er zulk een on-
evenredigheid bestond tusschen wezen en schjjn;
en dit pynly\'ke werd nog verhoogd by de beide
bewoneressou.
Een trek van diepen weemoed lag op het gelaat
der Koningin. Ze was een dochter van hot Zui-
den: haar teint bewees het: hare groote kastanje*
bruine oogen evenzeer. De gloed der Zuiderzon
had er oenmaal in gevonkt, \'maar de nevelen van
het Noorden, de koude vochtige mistdampen had-
den hot vuur gcbluscht Zjj had wellicht schoon
gaiioeten te midden van de docht \'ion baars vadct*-
-ocr page 103-
MARY HOLLIS.
1*1
kap, aan het golwgen hoofd vastgebondon, moest
die oogon beschutten voor de lichtsprank, dio nog
binnon moeht vallen on do gozichtszenuwon prlk-
keldo en pijnlijk aandeed. In het warme zonnige
vaderland had do kwaal zioh reeds geopenbaard:
toch voorspelde de aanvang niot zulk osn vervolg,
en misschien had do ziekto bezworen kuunon wor-
den, indien do ljjdore.«se in het Zuiden gebleven
waro. Maar dan zou zjj Catharina hebben moeten
bogevon, do trourondo f\'atliarina, die haar snikkend
mededeelde, dat zjj Portugal moest verlaten, on
aan Karel II, uit den huizo Stuart, was verkocht.
Verkocht, dat was het woord! Dj toestand van
Europa on van Portugal dood dun Koning van
Engoland oene bogeerljjko partij zjjn. Wat mon ook
wist te verhalen van zijne loszinnigheid, van zjjn
schandcljjk ontuchtig lovon, van zijne uitspattingen,
dio het peil van dio dagen — on toch was het
niet laag — zelfs te Iwven gingen, tooh was hjj
cene bogeerljjko party, omdat hjj het bondgonoot-
schap mot Engclund moest nanbrengon en daarvoor
wag Catharina van Draganza nog een te nietige
waarde, zoo dat aan hare hand nog iet9, nog veel,
moest worden toegevoegd, Karol behoefde to veel
geld, om niet to trachten zjjn porsoon zoo duur
mogeljjk to verkoopen. Hij bracht zich by do Eu-
ropesche vorstenhoven in voiling, on Braganza bood
het moest: Tanger, Bombay, eon half milioen pond
sterling tot bruidschat! hetgeen ten gevolge had
dat het huis Braganza een Stuart onder zyn maag-
schap macht tollen. De tranon van het slachtoffer
mochten niet baten. Prachtig werd het huwelyk
voltrokken in Lissabon, en toen de nieuwe Koningin
van Engeland haro speelnoto nogmaals weenend om
den hals viel, en haar vroeg, of ook zy haar ver-
laten zon en haar alleen zou laten staan in dat
onbekende vroeindo land, toen had de Gravin de
Penalva haro hand gedrukt on mot hare zachte
welluidendo stom gefluisterd. »Ik ga met u."
Gelukkig was Catharina dat haar zuster dit be-
sluit had genomen. Zoo zy geweigerd had, hoe
zou zjj dan hebben geduld wat zy duldde?
Den twintigsten Mei van het jaar zestien honderd
oen en zostig landdo do Koningin met een broeden
stoet van odelliedon en eeredames te Portsmouth.
Karel trof haar daar aan, nadat zjj cenigen tyd op
zync komst bad gewacht: want hjj had dien mor-
gon nog ontbeten met Lady Castlomaine, met wie
hjj den vorigon nacht een luisterrijk feest had ge-
vierd, terwjjl er buiten piktonnen brandden ter ver-
heerlyking van zjjn huwelijk met Catharina. Met
grooto plechtigheid weid do Koningin door haar
gemaal naar Hampton-court gevoert, en daar... had
hij de onbeschaamdheid haar onder de cdclvrou-
won Lady Castlemaino voor to stellen, dio in de
nieuwe hofhouding den hoogen rang van Lady der
slaapkamer zoude innemen.
Catharina wist in den eorsten oogonblik niot wio
haar werd voorgesteld, maar toen een gedienstig
hoveling het haar influisterde, veranderdo zij vau
kleur en viel zy in haar staatsies)ocl in zwijm.
lands, te midden van den eeuwig groenen mirth,
in do schaduw van don citroon- on oranje- boom,
welks gouden vruchten wiegden on wiogoldon op
het lied van donker groen fluweel — het welige
lover van den prachtignn boom. Zjj was wellicht
schoon geweest to midden dier weelderige natuur,
zich stovende in den glood dor nooit verbleekte
zon, wier hel lioht het donker groen van het
loof verholderen, zelfs hot roodgoud der vrucht
moest doen golon. opdat do blik zieh er met wel-
bohagen op vestigen kon. Ravenzwart waren do
lokken, dio eens vrjj lang* hare slapen hadden
gegolfd; ravenzwart was do zuiver goteokondo wenk-
brauwboog, waren do lango wimpers: donker was
do blik dier donkere oogon! 0 een lach — een
aftchjjnsel van Portugals zonno! — en do somber-
heid waro verdwenen, en de fluweelen tint der
govuldo wang, der geronde kin, van den malschen
en ontwikkelden boezem waro opgemerkt en ge-
htildigdl Maar dit zoude slechts een lach vormo-
gen, welko op dat gelaat verscheen, niet door do
hofwet, niet door eenig staats- of hofbelang, maar
door den vrede, door de rust, die daar binnen in
het gemoed hcersehtej en dio lach plooido zich
daar nooit; hjj was verdwenen met Portugals zon,
verdwenen voor altoos!
Prachtig mocht haar kleed zjjn van donker roodo
zjido, sierlijk haar keurslijf, dat even als de wjjdo
mouwen overal door do openingen, met gouddraad
geboord, do wit zijden voering te zien gaf: rjjk de
kanten dio boven aan het kleed vastgehecht, don
molligen hals, den ten deele ontblooton boezem en
rug, als omlijstten: kostbaar de paerelcn, door het
hair govlocliton en om don hals gesnoord! Zjj zou
des gevorderd dit alles gaarne prjjs goven voor
dat eenvoudige lint om haar hals, waaraan eon
médaillon hing: want dit bevatte het portret harer
moeder, en hare moeder herinnerde haar het geluk!
Maar dat zjj in hare sombere stemming niet
onrechtvaardig worde! Niet alleen hare moeder,
dio verre is, horinnert haar dit, ook hare gezelle,
die haar nabjj is, die op gindscho sofa dicht hjj
het raam geschoven, en door do zachtste kussens
gesteund, in olkaiir gedoken noderzit. Hot is do
Gravin van PenaWa met wie zjj is opgewassen, met
wie zjj heeft gedarteld on gespeeld, die thands mrt
haar Ijjdten als oen rechtaardo zuster de helft torst.
Zjj moest evon jong zjjn als hare koninklijke moes-
teressc, maar ziekten hebben haar doen verbleeken.
de wangen doen schrompelen en rimpelen, de schou-
dors doen krommen, do oogen verduisteren. Zjj kan
nauwelijks een oogonblik staan; in het laatste jaar
was er geen sprake; van zich voort to bewegen. De
pijnen begaven haar nimmer en roofden des nachts
den verkwikkonden slaap, des daags de zoo noodige
rust. In welke waerold van genot en van weelde
zjj zich ook mocht bewegen, wat de hoogc rang
dien zjj innam haar ook mocht aanbieden, zjj moest
altjjd alleen zjjn, alleen met haar gefolterd lichaam,
met hare gemartelde vriendin: want het licht was
bjjkans lieiden oogen ontweken, en eono groene
-ocr page 104-
[62
MARY HOLLIS.
I liet haar daarom toe, te leven zoo als zjj verkoos
in de ui on dat zij. Lady Castlameine, haar niet be-
hoofdo. Maar niet lang duurde dat eentonige leven.
In don zomer van het jaar zestien honderd zeventig
kwam er uit Frankrijk eeno vrouw, op wie nio-
mant in den aanvang lotte on die na verloop van
oenige weken het gezach zelfs van Lady Casle-
maine, betwistte. Het schokte Catharina op nieuw.
Zjj was gewoon geraakt aan de eene gebiodster, hoe
zou zjj zich kunnen buigen voor de tweede zonder
de eerste te boleedigen? Het altijd fiere hart had
altjjd nog denzelfden af keer van de zedeloze vrouw,
die als Mylady Castlemaino haar ter zjjde stond,
maar zij moest haar ontzien, want bjj het geringste
bljjk van zelfstandigheid door haar gegoven werd
er op de vorwjjdoring van de gravin de Penalva
gedoold. Hoo zou hot haar echter nu zjjn, nu do
nieuwe minnaresse haro heerschappij aanving? Zjj
bleef zoo lang mogelijk onzjjdig, maar de toestand
was onhoudbaar. Mademoiselle de Quérouaille boe-
zomde haar meer vertrouwen in dan do andere,
maar zjj had geleerd juist het verachteljjkste, het
gemeenste het meest te moeten ontzien, omdat zij
daarvan de grootste vijandschap had te vreezen. Zjj
bleef zich dus aan Mylady aansluiten en hoorde
zelfs met geduld de uitingen aan van Myladies
wrok en jaloezy. Zij mocht dus vreezen door Ma-
demoisello do Quérouaille als vjjandin beschouwd
to worden, en toen deze hare almacht bewees door
den titel van Hertogin van Portsmouth te verkrjj-
gen. had Catharina Mylady verzocht haar te komen
bezoeken.
Wjj weten, dat dezo do boodschap ontvangen,
maar het liozoek als niet dringend noodzakelijk had
uitgesteld. Lator was het echter yobracht en wjj
weten ook waarom. Hare Majesteit word doelgonote
in het komplot, door Mylady en den Hertog van
Huckingham gesmoed. Of zij thands in de eonzaam-
heid tegenover Maria ook bewust was geworden van
, do laagte waartoe zjj gedaald was? Droevige ge-
dachten moeten haar brein doorkruisen, want somber
staart het donker oog en een pijnlijke trok ligt or
op het bleok gelaat.
Is het nu niet verklaard wat do oorzaak mag zjjn
vnn do kilheid waarop wjj straks doeldon?
Het stilzwijgen had voorzeker roods oenigon tjjd
geduurd, zoodat Maria van Penalva rodon had aan
Catharinaas tegenwoordigheid te twijfelen. Wjj zien
haar dan ook het hoofd oprichten alsof zij luisterde,
de eone haud in het rond om zich heen bewegen
alsof zjj tastte en zocht, en hooreu haar eindeljjk
zacht maar liefelijk vragen:
»Zjjt ge er nog, Catharina?"
j Deze schrok uit haar gepeinzen wakker, trad naar
haar toe, knielde neder, drukte haar hoofd op deu
schoot haror vriendin. Zjj sprak niot, maar Maria
voelde haar schoot trillen ouder hot snikkou harer
zustor.
»W«t is er gebeurd? Zou mjino Catharina, die zoo
sterk was, weder zwak worden?-\' vroeg zij hoorbaar
voor ïiicmant, dau voor die Cathariua over wie zjj
Anno vreemde, die Lady Castlcmaine schier lnj
den oorsten voetstap reeds zoo grievend Moedigde!
Arme vreemde, die van liaar echtgenoot liefde vroeg,
on, daarbjj hoojrhartigf, krachtig in hot bewustzijn
i van haar goed recht, met koninklijke waardigheid
de terugzending eischon dorst der minnaresse! Karol
die met alles kun spotten en lachen, spotte on lachte
thands niet. Hij gebood zjjner echtgenote te zwijgen
on te gehoorzamen, en toen zij weigerde en hem
verbaasd deed staan door hare waardigheid en ver-
hovenheid, wist Mylady de Castlemaino do zwakke
plaats van hot trotseho hart te treffen.
Catharina werd geboodschapt, dat al hare edel-
liedon on edelvrouwen, haar gantscho gevolg, ver-
trekken moesten en zjj voortaan alleen van Kngel-
schon omringd zoude zjjn.
Flet fiere hoofd werd gebogen, zoo als de schran-
dere Lady Casflemaine wel vermoed had: zjj snikte,
maar niets baatte: slechts als gunst, en onder belofte
tlch die voortaan waardig te toonon, werd haar toe-
gestaan de toen reeds waggelende en ziekelijke Gra-
vin van Penalva bjj zich te behouden. De zware
taak deze opgelegd werd nu eerst merkbaar. Hoe-
wel zjj zich sedert de eerste receptie niet meer aan
den hofstoot had aangesloten, vernam zij in het een-
zamo vortrok, waarin zjj zich bevond, genoeg, om
te bevroeden wat er in Catharinaas hart, wat er
daar buiten omging. Zjj troostte hare zuster; zjj
wist dat fiere en gewonde hart tot kalmte te bren-
gen, ja zelfs hare lijdende zuster te bewegen, om
met een lachend gelaat den nietswaardigen gemaal
en diens wrokkende minnaresse tegen te treden. In-
dien Catharina, in haro vertiekken teruggekeerd,
niet den zacht-ernstigen, den ehristoiyk-moedigen,
den rcdelijk-verstandigen toon harer zuster had ver-
nomen, zjj zou niet in staat zjjn geweest tot zulk
eeno zelfverloochening. Zjj werd vrolijk, zjj zocht
hot gezelschap der almachtige minnaresse en ver-
droeg hot in stilte, als deze haar met hoogheid
behandelde en terug stiet. O dagen van schande,
van verkropto spijt, van bloedige tranen! Do lach
plooide zich op hare lippen bjj don eersten trod
in de receptiezaal en verdween bij don laatsten, om
dan plaats te maken voor do zenuwtrekking van
het felste zioleljjden; on slechts als hot hoofd der
anno noorlag in den schoot der zuster on deze do
altjjd duisterder wordondo oogen op haar vestte
en het hoofd over haar hoon boog en mot zachte
ziekelijk bleeke hand langs de slapen 9trcek en
haar dan toelispeldo: «Zie op do Moeder der smarte,
die verhoogd is in heerlijkheid daarlioven bidt voor
allen die lijden als zji,*\' dan daalde do vrede in het
gewonde hart, do kracht om te ljjden in de ziel neder!
Jaren waren alzoo voorbij gegaan. Catharina do
Braganza vroeg gecne liefde moer aan haar echt-
gonoot, eischto niet meer gehandhaafd to wordou
iu den rang waarop zjj recht had. Zjj was gowoou
Lady Castlcmaino te gehoorzamen en dezo scheen
er door verzoend, want zjj vervolgde haar niet
meer: zij beschouwde haar meer als een pop,
waarmede zjj als het noodig was konde spelen, en
-ocr page 105-
MAHY HOLLIS.                                                                   183
zioh heenboog. »Do Castlemaine is hier geweest
mot nog iomant. Kan zij u nog beloedigen, mijne
rustor ?"
•Neen. neen, dal is het niet!" gaf de ander snikkend
ten audwoord.
•Gjj spraakt lang met beiden. Mag ik weten wat
ga spraakt?"
»0 ware ik werkelijk koningin!" zeide Catharina
het hoofd uit Mariaas schoot opheffend. De oogen
vonkten, de tanden waren op elkaar geklemd.
•Gjj zjjt meor dan dat: gjj zjjt oen Christin, eene,
die onzen God en Zaligmaker zoekt na te volgen...
Moet ik de slagen van het bonzend hart weder gaan
tollen?" vroeg zij met een mat glimlachjen.
•Dat dit harte niet meer sloeg, Maria!" vervolgde
z[j hartstochtelijk de hand harer vriendin drukkende,
•Maria! zij zyn hier gekomen om mjj een dienst
te vragen. Die vrouw moet ik een dienst bewijzen!
Zy behoeft mijne hulp om zich te handhaven en de
andero te doen vallen..."
Maria trilde; haar gelaat verried een oogenblik
walging, maar woldra had het de gewone uitdrukking
van bljjmoedige gelatenheid.
• Dat was veel gevraagd, niet waar Catharina? Dat
men n vernedert, dat is te dragon, dat men u in
do vernedering beschimpt, valt evenwel moeielijk te
dulden, niet waar?"
Een donkere blos dekte het gelaat van Catharina.
•Ik heb toegestemd." fluisterde zjj.
•Toegestemd?" Er lag verwjjt indien toon. >Maar
daarvoor zult ge goede redenen hebben gehad. Zeg
my die, Catharina, want anders...."
•Anders?..
•Zou deze daad uwe eerste daad Tan schuldige
zwakheid zjjn."
•Dat is zjj toch, geloof ik, niet. Indien ik hier alleen
moest wonen in dit kille noordon, waar elke adem
koud is als do dood, dan zoude ik niet kunnen leven
en misschien tot een misdaad besluiten. Ken misdaad I
Heb ik die niet roods bedreven ?" vroeg zjj zich zelve
huiverend af.
•Ge zjjt overspannen. Hoe komt go op het dcnk-
becld van alleen te staan ? En wat doet u daaraan
het plegen eener misdaad verbinden?"
•Vraagt gij het eerste nog? Indion ik haar niet
te wille ben, dan zal zjj u doen wegzenden, zjj weet
waar ik te treffen bon."
Maria zweeg en vroeg niet meor. Zjj scheen van
do waarheid van Cathariuaas vrees overtuigd. De
blcoke magoro hand streek over do ravenzwarte
lukken harer vriendin mot ceno liefde on innigheid
ulx slechts do moedor vermag.
•Op wolko misdaad dooldot gjj straks?" vroeg zjj
zacht.
De ander trilde, maar gaf geen andwoord; slechts
bjj de herhaling der vraag klonk hot kort: «Vraag
mjj niets."
Eonige minuten verliepen zonder dat er een
woord werd gesproken. Catharina bleef voor hare
vriendin geknield on rustte met haar hoofd op den
schoot van deze. Eindeljjk hief zjj het op en, de
armen op de borst kruisende, liegon zjj eerst zacht,
maar immer hartstochtelijker te vorhalen. »Ik vrees
den invloed der Fransche vrouw, die tot den hoog-
sten rang werd verheven. Zij is mjj nog vreemder
dan Mrs. Palmer. Het is waar. zjj heeft mij nog
nooit vernederd zoo als de andere; maar die an-
dero is een vrouw, wier zwakheden ik ken en heb
leeren verdragen, en de Fransche heeft nog geeno
zwakheid doen bljjken. Toen de andere dus tot
mjj kwam en zich met mij wilde verstaan om de
Fransche te doen verwijderen, toen sloeg ik het niet
af: toon zij eu Buckingham mij voorhielden, dat ik
nimmer gevaar konde loopen on zjj alle vorantwoor*
delijkheid op zich namen, toen trad ik tot hun
bondgenootschap toe. Mjj werd ook niets anders
gevraagd dan den Koning als gunst te verzoeken
een jong edelman, Charles Digby genaamd, tot
luitenant bjj de Life (juardx aan \'te stellen, eeno
guust die mjj ditmaal niet zou geweigerd worden,
hetgeen mjjn aanzien zoude moeten doen rjjzon.
Ik beloofdo alles. Ik vroeg het den Koning..."
»Hjj weigerde. Kon dat do oorzaak nog zjjn van
uwe smart?"
•Neon, neen, hjj stemde het zoor vriendelijk too.
HU was zelfs genadiger dan gewoonlijk en hoorde
alles aan wat ik sprak, eu zeide zelfs dat het hem
genoegen deed, dat ik zulk eeno gunst vroeg."
•Zonderling, zonderling!\'\'
•En sinds een paar dagen is de jonkman uaar
ik hoor wat hjj begeerde te zijn."
•Wat kan het doel van Mrs. Palmer en Bucking-
ham zün?" vroeg zich Maria af, maar het andwoord
kon zij niet geren. >Kent gjj dion edelman, Ca-
tharina?" vroeg zjj nadenkend.
•Ik zag hem eens," klonk het andwoord, torwyl
do oogen werden nodergcslagen.
•Is hjj jong?"
•Ik geloof ja."
•Is hjj schoon?"
Catharina knikto toestemmend, maar daar haar
vriendin dit gebaar niot bemerken kon, herhaalde
zij hare vraag.
•Eonige vinden hem zoo," klonk het toen.
•Dan zal het eeno intrige zijn. zoo als er hier
reeds zoo vele zjjn gesponnen, Catharina, zóo schan-
delyk en onrein dat gy die niet begrijpen kunt en
moogt! Gelukkig dat gy nog niet wist wat het
doel dier beide geveinsden was, tuen gij hunne be-
geerto opvolgdet en dus zondigdet zonder het te
weten... God zal hot u vergeven indien gjj hem
vurig daarom bidt... Breng dezen avond in dovo-
tio door, zuster, on laten wjj do moeder Gods aan-
roopon die het zuivere hart kent en proeft.."
Gedurende deze woorden hiold Catharina eerst
haar gelaat mot do handen bedekt; later had zij
zo weggetrokken en hare oogen naar boven willen
slaan om God vergiffenis te vragen voor veel, waar-
van hare lieve reine zuster Maria zelve nog niets
vermoeden kou; maar terwyl zy haro oogen wilde
opheffen viel de blik door het venster naar buiten
en bleef starend gevest op de voorby gaande me-
-ocr page 106-
184
MAHY HOLLIS.
nigto. Plotseling stond zy op, naderde het venster
1 en bleef er voor zich uitzien, het gloeiend voor-
hoofd togen de killo vensterruiten geleund, niet
zwoegenden liopzom en een zucht op do lippen!
fCatharina, C\'atlmrina, waar zjjt ge?" riep Maria
do Penalva, onrustig om zich heen tastend; maar
zij ontving geen andwoord. Slechts etteljjke oogen.
blikken lator bemerkte zjj weder de tegenwoordig"
beid liaror vriendin door het geluid, dat de voort-
geschovon kralon van hot bidsnoer maakto on het
zaoht fluisteren der biddondo lippen.
Het vertrek is nog killer geworden; de dampkring
is er beklemmend; haasten wij ons naar buiten, te
midden dier vrolijke, bezige, wriemelende menigte,
die do droefheid van de gekroonde, dio wij ver»
lieton, zolfs bjj name niet kent.
Daar wandelden of liepen scharen van ambachts-
lieden, van kooplieden en edellieden door elkan-
der. In aantal maakten do laatste verre de min-
dorhoid uit, niet alleen omdat zjj dat in Londen
tegenover do groote menigto burgers ook waren,
maar ook omdat do moesten van don adel óf te
paard óf minstens in een huurkoets zich van de
eono naar de andere plaats begaven en zich ont-
trokken aan het onwellevend en hinderlijk gedrang
van het gepeupel. Slechts zjj, dio mot grootor titel
dan gevulder beurs waren begiftigd of slechts oen
korten weg haddon af te leggen getroostten zich
eeno wandeling. Aan cene dier redenen of wel aan
lyeidc mag het worden tocgesohroven, dat wy onzen
jongen luitenant der Life guarda mcdo ondor do
wandelenden aantreffen. Al had hy echter don
praohtigstcn karos bozetcn, hij zou ditmaal den
gang to voet hebben verkoren, want slechts, zooals
hy daar langzaam voortstapte in zijn prachtige
kleedjj, kon hjj don indruk genioten, dien hjj op
zoo menigeen dor voorbijgaan den to weog braoht.
Het was nauw oen week na zjjno oorste ont-
vangst ton hove on zjjn avondbezoek bij zjjne hooge
beschermster, dat hjj door Zijne Majesteit tot lui-
tenant bjj de Life guanls, hot prachtigste wapen
der gehoclo monarchie en waarbjj alleen edellieden
van don hoogsten rang diendon, benoemd werd.
Weinig had hjj dien avond op Hallam-Chastlo kun-
nen donken, to.m do gast van het stalen harnas
en do wit laken wapenrokken dier gtiards verhaaU
do, dat li)j zolf zoo spoedig daarin prijken zou, dat
hy, de onbekende knaap, dio als kind door vader
en moedor was gokastjjd, weinige weken later aan
het hof niot alloon toegelaten, maar or als op de
handon godragen zoude worden. Want dit werd
hjj; hy had er do blijken van ontvangen. Zyno
Majesteit had hem zelve de benoeming tot luitc-
nant aangekondigd, en hem daarby zoo vriondelyk
aangezien on de hand gedrukt, torwyl hy de woor-
don, door een Digby nimmer te vergeten, had uit-
gesproken: »Mr. Digby, wees overtuigd dat ik uw
geslacht niet vergeet en dat ik naar de gelegenheid
verlang O van dienst te zyn."
Hy had die woorden trouw aan zyuc ouders ge-
schreven. Hjj had sedert zjjne komst in Londen
j reeds twee brieven van Hallam-Cast Ie ontvangen;
! do een hield het bericht in van het plotseling vcr-
dwyneu van Mary, de tweodo een half hevel, om
: terug to keoren, nu het bleek dat de vreemde nic-
mant anders was dan do grootste vileyn van heel
J Engeland, tenzij die vileyn zyn gedrag verbeteren
en, gedachtig aan do groote weldaden op het kas-
tecl genoten, hut geslacht Digby wilde dienen en
alzoo horstellen wat misdreven was.
Het andwoord van Charles op don ecnen was in
overspanning geschreven en handelde geheel over
Mary, die misschien nog wel in Leeds zou govou-
don worden en dio hij in do hoede zyner ouders
met warmte aanbeval. Tevens sprong hy nog in de
j bres voor don ouden Hollis, verzocht zijn groet aan
Pirkons. vooral aan Mr. King, gedacht hij zijn hit
on zyn brak, waarna hy nogmaals met Mary oin-
I digde, dio hij zoo gaarne, zoo recht gaarne, geluk-
j kig terug zoudo non en van wier terugkeer vader
of moeder hem dadelyk moesten onderrichten. Het
andwoord op don tweeden verschilde veel van dat
op den oorsten. Do toon was opgewonden vrolyk.
Do Hertog van Buckingham was /jju bosto vriend
of lievor de beste vriend der Digbys. Door do be-
scliorming van Zyno Genade stond hy reeds in do
hoogste gunst hy Zyno Majesteit, die hy om zyno
groote en goedo hoedanigheden had loeren liefheb-
bon on ecren, on werd hy mot eerbied bejegend
door allen, dio hem omringden. Kr kon dus gocn
sprake moor van terugkeeren zijn. Slechts verzocht
hy vriendelyk om de toezending van twintig pond,
daar de leefwyzo zoo duur was en zyn wedde eerst
over twee maanden werd uitbetaald. Ten slotte
hoopto hy, dat vader on moeder hem eens in zyne
niouwo kloeding mochten zien en allen, ook Mary,
die zokor teruggevonden was, gezond mochten zyn.
Wrcof Sir Henry by de ontvangst van dien brief
zich ook in do handen, terwijl hy met oen krachtigen
vlook verzokordo dat de jongen hot ver zou brengen
als do helft maar waar was van hetgeen daar stond,
hy zou gewis reeds verzekerd hebben, dat de jongo
het ver had gebracht, indien Charles zich minder
bescheiden geveinsd had. Hy had don Hertog van
Ihickingham do oorzaak genoemd van al do eer, die
hem woêrvoer, maar had in do laatste dagen reeds
meermalen eeu bljjk ontvangen, dat, mocht do Hertog
ook de aanlcidcndc oorzaak zyn, zyn eigen persoon
do werkelyke en voortdurende rcdon was van hot
geluk dat hem te beurt viel. Had niet nog don
vorigou avond een dame, zeker vau hoogen raug, —
hjj meendo zelfs, dat het Lady Castlomaino was,
maar zy was naar do hoerschende mode gemas-
kerd — bjj den uitgang van Whito-hall hom oen
tikjon met haar vingertop op do wang gegeven en
hem toegefluisterd: of hy wel wist dat hij do
schoonste officier uit Londen was ? Er was hom
toen een licht opgegaan en de lessen en voorschriften,
die de Hertog hem niet spaarde, hadden toen eorst
hunne rechte l>eteokenis voor hem gekregen. De
bedeesdheid, die hem soms nog in de kringen der
edellieden aankleefde, veidween; hy gold wat hy
-ocr page 107-
MARY HOLLIS.                                                                   185
een zedoproekstcr, voor oogon stond. Toch gedacht
hjj haar soms, vooral in de eenzaamheid: in vriend-
schap gedacht hjj haar als zijne gczelle in de bos-
schon en de vlakten van Hallam... Daar was zjj
zjjne gids geweest, hier zou zjj het echter niet
kunnen zjjn, zoodat hjj ook wat dat betrof gcener-
lei aanrakingspunt met het verleden moor had.
; Misschien zou het gister, met Mary doorleefd, reeds
ia een nevelig verschiet zjjn weggedommeld, indien
j zjj slechts, even als vroeger, stil met haar vader
| en moedor Anno haro dagen gesleten had.
Wjj zijn hem straks op do straat ontmoet, in
hot sierlijk kleed der Li/e quanh uitgedoscht, en
: mogen vermoeden, dat hij, godurende onzo beschou-
; wingen, een goed eind weegs gevorderd zal zijn.
Het dool zjjner wandeling wordt aangeduid door
! hot groen zjjden lint, dat hjj nevens den vederbos
j op zjjn hoed droeg en hem kenmerkte als lid van
\' King\'headi club, ook wel genaamd den groenen
i linten club, daar allen, die daartoe behoorden, als
[ herkenningsteokon zoodanig lint droegen. Alles wat
i in die dagon vereoniging hoetto had behoefte om
, van het bondgenootschap ook naar buiten te doen
\' blijken. Ieder gild had zjjn merk en vaandel, ieder
I club zjjn kleur, en dit verzekerde ieder lid de zoo
I noodigo bescherming op do straten, waar zoo vaak
werd geschimpt en uitgetart, en bijstand en ver-
oeniging van krachten zoo dikwjjls een eerst vcr-
eischto blook. Do club, waar Buckingham Char-
los had ingeleid, was de aanzienlijkste in den lande
on gaf een tegenwicht aau do talrijke voreenigingen
der Parlementsleden. Bovendien muntte dio ver-
ocniging uit in zoogenaamden Protestantschen gc-
loofsjjver, daar de Graaf van Shaftesbury, dio reeds
van de uitsluiting van den katholijkon Hortog van
York begon te mompelen, er de stichter van was.
Schoon hjj meermalen den weg dorwaards had
afgelegd, moest hjj goed om zich heen blijven zien
om niet af to dwalen, hetgeen dikwerf moeilijk
was bjj het godruisch en gejojl on geschreeuw om
hem hoen. Hot meost ergerden hem do Londenscho
winkeliers, dio onder de luifel — bjj den opbouw
dor huizen na den grooten brand, een opbouw, dio
bowonderiugswaardig snel plaats had, word do
bouwst.jjl weinig veranderd — do uitgestalde waren
aanprezen en de voorbijgangers tot koopen uitnoo-
digden. Eindeljjk was hjj het doel nabjj, en zag
hjj in do nabijheid hot grooto uit steen opgetrok-
ken huis met twee balcons — eene bijzonderheid
in dio dagon, zoodat do kroniekschrijver van dien
tijd het afzonderlijk vermeldt — waar de club zjjno
bijeenkomsten hield. Dat men bijeen was merkten
eenigen des voorbijgangers tot hun schade; de
maagdeljjns gingen or met oon blos voorbjj, en do
mannen vonden zich soms verrast door een straal
wator, oen glasscherf of eonig ander voorwerp, dat
de dartelheid der klubbisten naar buiton smeet.
Toen Charles binnen kwam kon hjj niet zien en
bijkans niet ademen. Het vertrek, rjjk voor dio
dagen gestoffeerd, hoewel de grond met zand be-
strooid en de tafels en de van leèren zittingen voor»
gold door zich zelven; hjj behoefde voor niemant
to wijken en zich niot to beklagen als de andere
hem van hunne liefdesintriges en avonturen ge-
waagden: hij zou ze allen voorbjj streven... Was
hjj alzoo niet bescheiden geweest togen over zijne
ouders? En scheen het niet, alsof de gedachte
aan Hallam-Castlo hem een oogenblik weder ver-
plaatsto in oono waereld, waarin hjj zelf zoo klein
zich had gevoeld, eene waereld die hij, en zjjne
goodo Genius was hjj or dank voor schuldig, ont-
vlucht was?
Wel was hot hem nog vreemd to moede bij de
gesprekken der jonge edellieden. Hij kon nog niot
zoo los en vrij on aangenaam zijn als zij waren,
welke moeite hjj or ook toe dood. Het werd wol-
licht veroorzaakt door zijn schroom, om do vormen
over to nomon, waarin zij alles hulden. In den
aanvang had zijn wang gebloosd bij het doelen
op omstandigheden, die hom ter nauwernood bc-
kend waren, on had hij zelfs veel vernomen waar-
van hij ton oenen male onkundig was. Zijn ze-
deljjk gevoel was in opstand gekomen en kon
dikwijls zich nog doen geldon. De spotternjj cch-
ter van Buckingham, die zijn geheimste gewaar-
wordingen als ried, do vrees van ook door anderen
bespot te worden, bewoog hem, om, uiterlijk al-
thands, zich minder gokwost te gevoelen. Toon lijj
voor hot eorst van zjjne beschermster Lady Casle-
maino en van zjjne tweede door hom nog niet aan-
schouwde schuts-godesse met minachting hoorde
sproken, word hjj toornig en had hij bijna... een
kinderachtige dwaasheid begaan zoo als Bucking-
ham hom had toegefluisterd. Hij had gezwegon
on zelfs gepoogd te glimlachon.
Woinigo dagen waren nog slechts vorloopon sinds
hij Hallam-C\'astlc had verlaten on do verandering
aan en in hem was reeds groot. Dio verandering
behoeven we niet alleon toe to schrijven aan den
grootcn invloed van Buckingham, maar ook aan
zjjne opvoeding bij zjjno ouders.
Gewelddadig waren do kiemen in hem onder-
drukt. Zoodra do omstandigheden slechts ecnig-
zins gunstiger waren, werkte do lang bedwongen
grooikracht des to sneller. Hjj had naar vrijheid
verlangd, terwjjl zjjno ouderwotscho ouders hem
opvoedden zoo als zjj zolven waren opgovoed: in
heilzame tucht; on eensklaps was de dag dor vrjj-
hoid, der algehoole vrjjhuid, on dat wel in eeno
ruimte dio hem grenzoloos toescheen, aangebroken.
Was het wonder dat hjj zjjne krachten proefde,
dat hjj do ruimte doorrende?
Mocht soms hot beeld van Mary voor zjjn geest
treden dan verwijderde hjj hot mot gewold. Was hot,
omdat hij zich to midden zjjner nieuwe gezellen
haar niet anders dan met een verwjjt op do lippen
konde voorstellen, en dat hjj van uiemant, het
minst van een deerne, eigonljjk een boerendeerne,
een verwjjt, eene bestraffing wildo hooren ? Waar
is het, dat hjj in geene der vrouwen die hjj had
leeren kennen Mary herkende, zoo dat deze hem
meer en meer als do dochter van een rondkop, al»
-ocr page 108-
zieno stoelen van eikenhout waren, was mot don
damp van hot voor weinigo jaron slechts ontdekte
kruid — tabak gonoemd — gevuld. Xiuttegcn-
staaudc al de verbodsbepalingen der onderscheidene
regecriugeu had hot rookeu van tabak de bovenhand
gekregen, en behoorde een pijp tot de genietingen
van de mannen, die op beschaving on rang aau-
spraak wilden maken.
Toen het oog zich eindelijk aan den damp eoni-
germate had gewend, ontwaarde de nieuwe bezoe-
ker een vrjj talrijk gezelschap. Hu zag den Hertog
van Monmonth en den Graaf van Sunderland oen
party billard spelen, waarbjj onze eeuw haro ver-
bazing niet had kunnen onderdrukken, daar de bal
met een korten, aan de punt breed iiitloopendcn,
staf word voortgesiagen als in de kolfbaan. Ver-
der zag hjj verscheidene groepen aan het werpbord,
en rook hjj, nader tredende, do geuren vau don
brandenwjjn, den rum en den Ilollandscheu jeuc-
ver. De jonge Monmouth had hem het eerst in
het oog en haastte zich, met zijn billardstaf in de
hand hem te naderen. Charles had altijd een zekeren
schroom te overwinnen, wanneer hjj dieuonbesehaam-
don jongen, die de lieveling Zijner Majesteit was, out-
moette. Hij ondervond het ook thands on kon geen
andwoord vinden op de luide en wel wat spottend
gedane mededeeling: «Hoeren\'. inag ik u den nieuwen
officier voorstellen! Het is een versch gebak; dat
ziet men aan de korst." De laatste woorden gin-
gen vergezeld van gebaren, welke op do nog nieuwe
kleeding doelden. Er vormde zich een groep om
Charles, die niet wist hoe hij er zich door heen
zoude slaan, en zjjn moed, weinige oogenblikken
te. voren in zijuo verbeelding tot vermetelheid ge-
klommen, thands tot oodmoed dalen zag. De Sun-
dcrlands, de Sidncys, de Northumberlands omring-
den hem en betuigden op de meest overdreven
wjjze hunne bewondering, waarin wellicht eenigo
afgunst school.
Het hoogst toch wat die kring kende was zinne-
ljjko schoonheid. Charles had er zjjne spoedige be-
vordoring aan te danken, Charles, «do moorasrei-
ger," zoo als een der Suudeilauds hem tegen zjjn
buurman noemde. De spreker en de hoorder dier
woorden waren beiden door de natuur sticfmoeder-
ljjk bedeeld, want zjj waren niet sehoou van gelaat
of gestalte.
«Hoe heeft Mylady Castlemaino gorust?" vroeg
Monmouth.
Een algemeen gelach werd gehoord en Charles
word purperrood, misschien wel zonder to weten
waarom.
•Wie hoeft u toch geleerd zoo good te kiezen,
bjj uwe intrede in do waoreld ?" vroeg Lord Sidney.
"(lij hebt onder al de rozen van den hof dadelijk
de grootste opgemerkt"
»Dc meest ontwikkelde bloem..! Er zjjn er die
van rypheid houden," viel een ander in.
\'Mijn hoeren!" zeide Charles eiudeljjk, wion do
herhaalde speldeprikkcn tot toorn hadden aange-
hitst; -ik ken Mylady Castlemaino niet genoegzaam
om al die schoonc woorden te begrijpen. Zjj heoft
zich jegens mjj vriendelijk betoond on welwillend..."
«Juist, dat heeft ze, mjjn jeugdige vriend!"
zeide Lord Sidney pedant. »Dat heeft zo en zal
ze nog meer doen. Helaas! ge zjjt de eerste niet
of zult do laatste niot zjjn, die in hare vriendschap
deelt."
»Ik hoop dio vriendschap nooit door eene grof-
heid te verliezen, Mylord!" hernam Charles, wien»
lippen beefden.
«Wat bedoelt ge daarmede Mr.... Digby?" vroeg
Sidney.
«Hot meest beleedigendo wat Uwe Lordschap or
maar uit af kan leiden," klonk het andwoord, ter-
wjjl de spreker de vuist balde.
Lord Sidney wilde op den vermetelen luitenant
der Life guards afgaan, maar zijne vriondou weer-
hioldon hem; zijne vrienden, wien do laatste woor-
don vau don moorasreiger onverwacht, maar toch
niet onbehagelijk, in de ooren klonken.
«Laat het hem af drinken, Sidney!\'\' riepen allen.
«Nog kan hjj den knoppel alleen hanteerenj wacht
tot hjj geloerd heoft met het zwaard om te gaan.."
«Dat behoefde nog nimmer van oen Digby ge-
zegd te worden!" zeide Charles luide en met be-
vende stem. «En dat behoeft nóg niet gezegd to
worden..! Wie van u maar durft! met zwaard of
met dolkmes, met musket of met boog..! Wie maar
durft! Xiemant...?" Het laatste woord zeide hü
in zjjn toorn zóo sarrend, zóo uitdagend, zóo ver-
nietigend, dat de meeste jongelieden, die in alle»
slechts een spel hadden gezien en den jongen lui-
tenaut thands met een gunstiger oordeel vereerden,
bevreesd waren hem te ver te zien gaan. Ook Sid-
noy was mocicljjk te weerhouden. Monmouth trad
echter tusschen beiden. «Laten we onze kracht
voor beter tjjd bewaren, Mylords! In don klub
van den Graaf van Shaf tsbury wordt ons dat tel-
kens toegeroepen. Hij minnelijke schikking kan
deze gewichtige zaak worden uitgemaakt. Geeft
beiden mjj uwe rechter hand, en laat do God des
vrodes en dor liefde u beiden zegenen, zegonen
tot overstelpens toe, amen!"
Monmouth had overwonnen, misschien omdat
Sidney de tegenpartij wel wat klein en nietig vond.
Een oogenblik later waren allen om de groote
tafel geschaard, ieder met een glas met geurigen
rum voor zich. Het werd een algemeen gesprok,
waarin Charles telkens geroepen werd te declen;
zoozeer wilde men hem toonen dat men zyn straks
gehouden gedrag op prijs stelde. Men besprak de
politicko vraagstukken van den dag mot al de
diepte en al de keunis, een negentiende-eeuwsch
kofiijhuispubliok kenmerkend, on voer niet weinig
over den Hertog van York en diens aanhangers,
du gruwelijkste en vet doemde papisten, uit. Charles
luisterde, om den draad dier redeneringen en uitboe-
zemingen te volgen en op de hoogte te komen van zjjn
tijd, maar voeldo zich toch niot bijzonder door de be-
handelde stoffe aangetrokken. Meer trok het zijne
aandacht, toen hjj in zijne nabijheid den naam van
-ocr page 109-
MARY HOLLIS.
187
»Ik ken dat spel...!\'\' Hjj schaamde zich en
! verzweeg het woordtien: niet.
•Zeker zeer goed. zoo als alles! Indien de Goden
het willen zal ik de geslagene zjjn... Het is eer
genoeg voor een Sidney door een Digby overwonnen
te worden... Het werpbord!"\' riep hij tot een lakei,
die weldra met het verlangde voorwerp kwam
aandragen.
Charles voelde zich ongerust: hjj had willen weigc-
ren, maar hjj durfde niet: men zou denken dat hjj
I bevreesd was. dat hjj het spel niot kende, hot spel
i dat ieder edelman konnon moest.
»Om hoeveel zal het zjjn? Do gewone prjjs?"
I vroeg Sidney. Charles knikte toestemmend «Tien
; Louis d\'or \') dus do partij!"
•Dat is in Engelsche munt...?" vroeg Charles.
•Tien guinjes ongeveer."
Charles boog het hoofd als slachtoffer. Gelukkig
dat er onverwacht hulp opdaagde. Bnckingham, die
1 zich schijnbaar buiten alles had gehouden en een
druk gesprok met een der andere Lords over po-
litiok gevoerd had, was evenwel niets ontgaan. Hjj
achtte het oogenblik gekomen, om het jonksken,
dat hjj tot oefening zjjner krachten oen oogenblik
alleen had luten kaatsen, te naderen en van nabjj
gade te slaan, Hjj drong door do groep door, dio
zich om de spclenden gevormd had, on leunde niet
• de armen op den rug van Charles\' stoel.
•Noem maar aan." fluisterde hjj, toen er van geld
. sprake was. >Buckinghams beurs is er goed voor."
De bekers, waarin de dobbelsteenen zich bevonden,
, weiden ter hand genomen en de worp begon. Het
| werd Charles bang om het hart, daar het hier eon
j spel gold, dat gants anders dan in Hallam-Castlo
! gespeeld werd. De schijven vlogen door do bak.
! De tegenpartij won veld, en mot angst zag Charles
het oogenblik naderen dat zijne neerlnag zeker was
en het verlies door een ander, door nuckingliam
betaald moest worden. Maar of do fortuin hem
begon toe to lachen en do worpen voordecliger voor
hem werden of dat hjj zich tot kalmto dwingendo
i ook kalmer werd en daardoor beter partij begon
to trekken van zjjne worpen, hjj begon niet alleen
,\' het verloren terrein te herwinnen, maar zelfs zjjno
. tegenpartij voorbjj to streven.
•Vindt gjj \'t goed, dat wjj den prjjs verdubbelen ?"
vroeg Sidney hem glimlachend aanziende.
Charles voelde zich verbleeken. De stem zjjns bc-
( schermers klonk weder achter hem en fluisterde,
half bevelend: »Aannemen."
Charles gehoorzaamdo en knikte toestemmend.
Do kansen keerden zich hoe langer hoo meer
: tegen den vermetelen Lord, dio, even tevreden als
- altoos, tot dezen en genen het woord voerde en
daarbij zonder bevende hand zjju glas met dam-
ponden rum aanvatte... Charles volgde dat voorbeeld,
ofschoon mot minder vaste hand. Do tegenpartij
zijne beschermster hoorde noemen. De edelman, dio
het deed, keek echter schuchter om naar Charles,
hetgeen dezen, als een vernieuwd blijk dat men hem
niet meer voorbij zag. een tevreden glimlach on
de lippen plooide. Hij hield zich echter of lijf niets
had gehoord en vernam toen een gedeelte der
hofpraatjens van den dag. Lady C\'astlemaine was
in ongenade on do Hertogin van Portsmouth in
blakende gunst. Lady Kcnsloy was plotseling ver-
trokken naar Kent., do monsterachtige vertugadijn
kon niet meer verbergen wat zjj verbergen wilde;
Dryden had eon nieuw vaers gemaakt, waarbij
Zijne Majesteit op een gants nieuwe wijze bij ,Tu-
piter vergeleken werd: de Hertog van Bnckingham
was laatst gezien, een huis in St. James straat ver-
latende: hij scheen een nieuw stuk wild gestrikt
to hebben....
De alcohol begon reeds wonderen te verrichten.
Hoc matig Charles ook ware geweest, toch voelde
\' hjj ook de uitwerkselen Het bloed gudste hem
sneller door de aderen: hjj voelde zich levenslus-
tiger on opgeruimder dan ooit. Hjj had zich straks
zjjner afkomst waardig gedragen, zoo als zjjn wol-
willende huurman Lord Venion hem verzekerde.
Deze begon hoe langer hoe vertrouwelijker met
hom to spreken, zelfs gemoedelijk te worden en
hem te waarschuwen voor... zijne beschermster,
dio op het punt stond van te vallen. Toen Charles
daarop weder haar verdedigen wilde en zjjne be-
vreemding betuigde, dat men dio schoone vrouw
zoo hard viel, kon de ander geen lachjen onder-
drukken : »Mjjn lieve vriend!" zeide hji, »zjj heeft
gegeven alles wat zjj had. ,ja eigenlijk meer dan
zjj had: ieder weet nu dat zjj arm is: de reden,
die ons haar deed dulden, bestaat dus niet meer...
Gjj verdedigt haar omdat zjj u... wèl wil... Weet
gjj dan waarljjk nog zoo weinig? Als ik haar niet
te veel haatto zou ik haar een bezoek kunnen gaan
: brengen, om haar mijn huldo to betuigen! Een
dorrondo zonnebloem, waar do worm in huist,
woot zich nog door een jongen tuinier lo doen
kweken!"
Het gesprek, dat Charles begon to wonden, kon
niot worden voortgezet door do woorden zoo luide
om hem heen gesproken.
»Kr is van middag diner ten hovo. Mijn neef
Oranje is genoodigd," riep Monmouth. »Zjjne Ma-
jestcit heeft mjj beloofd hem van avond to doen
dansen: het zal zjjn om to barsten van lachen."
«Hjj is een paar dagen ziek geweest," schreeuwde
eon ander. »Ik hoorde het van Arlington, dio twee
maal belet ontving... Toch vernam ik dat do
Hollandsche Ambassadeur word toegelaten..."
»Hjj zal Mylord Arlington niet mogen ontvan-
gen; de Hollandscho Ambassadeur zal het verbo-
den heblwn. Hjj moet als een kind aan dien Bur-
gemeestcr onderworpen zjjn."
•Mr. Digby!\'\' klonk het eensklaps achter hem.
Het was Sidney, die hem vriendschappelijk op den
schouder klopte. «Willen we vechten..? op het
werpbord altijd!\'\'
1 Onder den «del waren de Franiche munten in zwans\' even
hIn de KiaiiHClif taal en xedeii.
-ocr page 110-
MAItY HOLLIS.
1"
dood eon hoorlijko worp, getuige ilo uitrosp dor
omstanders! Charles heotto weder in het nauw go-
bracht. Tliands was het echter zjjno beurt, en. zelden
geëvenaard geluk! in twee worpen was liet spel
ten voordcolo van den luitenant beslist. Twintig
guinjes werden hem onder do gohikwenschingen
dor aanwezigen ter hand gesteld, twintig wichtige
guinjes! Het was of Poru hare mynen voor Charles
had geopend.
»Gjj hebt uw spel goed weten te maskeeren on
daardoor uw tegenpartij hooi lijn in verwarring ge-
bracht," merkte er een uit don kring aan.
»Gjj speelt uitmuntend," zcido oen ander.
«Gaarne zal ook ik een party mot u maken,"
voegde een derde er bjj.
Sidney glimlachte oenigzins schamper bjj dio
woorden.
•Mr. Digliy hooft zeker volo qualiteiton dio hjj
maskeert. Het is heden een gelukkige dag. Profiteer
er van. Zullen we ook een kaart koeren?"
• Daar hot mjjn gelukkige dag is, Mylord! zou het
beter zijn dat uit to stellon tot hot do uwe wordt,"
hernam Charles.
Sidaey word rood. «Denkt Mr. Digby ook, dat
mjjn beurs daarnaar wacht? Om n toonen dat go
te medelijdend zjjt vorder ik thands revanche. Geef
een spel kaarten!" riep hij een dor lakeien toe.
•Mylord! ik spoel..."
• Aannemen!" fluisterdo Buckingham.
De aangevangen zinsnede werd door Charles niet
geëindigd: hjj boog alleen ton teeken van toostem-
ming, maar werkelijk was do gedachte aan het
mogeljjk verlies der verworven schatten hom pjjnljjk.
Sidney nam do kaarten en lei ze omgekeerd voor
zich nocr. »0m den prjjs van straks!" zeidc hjj.
•Schikt u dat?\',
•Ja," hernam Charles wien do vraag bcloedigend
voorkwam.
•Wat zal het zjjn? onder of boven do acht?"
•Boven!"
Twintig guinjes had hjj gewonnen. Het domme
spel werd ettelijke reizon herhaald on wol mot af-
wissclend goluk, hoowol Charlos oon winst van zo-
vontig guinjes verbloof.
Sidney vermocht zjjn verdriet bijkans niet meer
to verkroppen. Ily l>oet zich op do lippen on werd
immer scherper in zjjno aanmerkingen. Nog gaf
hjj de worsteling niet op. Hjj wilde een uiterste
poging wagen en zoido daarom: \'Quitte on doublé"?"
Charlos verstond daar niots van, maar volgde
het bevel dat hjj weder van Buckingham ontving.
Hot kostto hem minder moeite dan straks om to
gehoorzamen, daar hjj or zich tot dus verro zoo wel
bjj bevonden had. Hjj had met tegenzin plaats
genomen, maar hjj begon thands al de wellusten
van den winnendon spolor to genieten, on zjjn oog
vonkelde, toen hjj in de laatste worsteling weder
overwinnaar bleek en zjjn schat tot hondord veertig
guinjes zag aangegroeid.
•Waart ge niet zulk een goedig jonkman, ik zou
haast golooven aan een verbond tusschen u en de
zwarte kunst. Voor alsnog geloof ik dan ook nog
alloon, dat gjj wordt goprotogeord door les femmes
perducs"
zcido Sidney, terwijl hjj Charles een schuld-
orkentonis van zovontig guinjos toewierp.
Een dof gemompel werd in hot vertrok gehoord.
Allen drongen naar de beido kampioenen en zagen
vol verwachting Charlos aan, wiens gelaat purper
werd. Do laatste aanmerking had hjj uiet begrepon,
de eerste echter zoo veol te botor.
•Liever oon goedige dan een laffe knaap!\'» riep
hjj uit, Mylord Sidney met flikkerend oog aanstarend.
•Voortreffelijk!" fluisterdo Buckingham.
In plaats van bjj dat woord, dat nog belecdigendei\'
was dan hot zijno, in drift uit to barsten, boog
Siduey zich koud beloofd en zoido: »In St. James
Park morgen ochtend ten negen uro wonscht Lord
Sidney to bewijzen dat hij geono laffe knaap is.\'
•Ik zal er zjjn, Mylord !\'* hernam do andere, wion»
drift reeds bekoald was en die reeds spjjt gcvoeldo
in een twist te zijn gewikkeld. Do toejuiching cohtor,
dio hem van allen ten doel viol, de verzekering van
allor achting — zelfs de ondeugendo Monmouth
kwam ernstig op hom toe en drukto hem de hand —
deden hom zich zolvon toejuichen. Hjj werd tovrodcu
over zich zolvon zoo als do anderen het over hom
waren. Weder sloeg hjj den inhoud van zjjn glas
met geestrjjk vocht naar binnon. Buckingham schoen
met welgevallen do vorderingen van zijn bcsehor-
mcling in allos wat van een goeden klubbist go-
vorderd werd — voornamelijk het drinken — op te
merken. Hjj klopte hem op den schouder on zei-
dc: «Mylord Sidney had wel gelijk gehad dezen dag
oen gelukkige dag voor onzen vriend to hoeten. Mr.
Digby zal niots liever wenschen dan zich een waardig
lid van onzon klub to betoonen, en alzoo ons, en
zjjn odelen vjjand voorzekor het eerst, nog conigo
aangename oogenblikkon to doen doorbrongon. —
Fluisterend vervolgde hjj: «Onthaal allon op hot
eêlste dat er to krijgen is. Do gouden poppen moeten
even gauw uit do beurs dansen als or in.\'
Charles liet vragen wat hot beste was en deed
daarop gourigon portugeschen wjjn schonken. Hjj
klonk en dronk mot iedereen, oogstte den bjjval
van allen en niet het minst van Lord Sidney in, die
hem thands eerst als edelman scheen te erkennon.
Hot was laat op don middag, toen men scheidde
onder wederzjjdsche beloften van elkaar spoedig
terug to zien, zoo het duel van don volgenden mor-
gen goono wettigo en afdoende verhindering te
woeg bracht.
Toon Charlos mot Buckingham in de lucht kwam
was het of gantsch Londen mot huizen en kerkon
met hem draaide. Men sprak er van een huurkoets
to bestellen, maar Zjjno Genade verbood dat, daar
de buitenlucht voor den kandidaat-priester van
Bacchus eon heilzaam geneesmiddel zoudo zjjn.
Het boweron bleok waar te zjjn. Do gang van den
kandidaat-priester werd vaster, en toen hjj den
arm van zjjn beschermer had gegrepen, dio dit in
deze oogenblikkon toeliet, was er aan Mr. Digby
niets meer te bespeuren. Slechts toonden de woor-
-ocr page 111-
MARY HOLLIS.
189
don die hy sprak, dat al do zenuwen gespannen [
waren en bet bloed hem nog verhit was. Hij sprak
veel on luid: hjj schertste en dartelde en wierp
soms oen voorbijgaande deerne een kusliand toe.
•Dat is anders dan knollen zaaien met Dirkens i
en hengelen met den heiligen kapellaan, of schaap* ]
jens wjjdon met do boerendeerne uit die hut... hoe
heet zy ook?"
«Dat ik dat ooit heb kunnen doen!" riep Char-
les uit. «Morgen hol) ik een ander werk."
•Het is uw doop in de heilige Gemeente der En-
gelsche edellieden. — Zorg dat je hand vast is,
want Mylord Sidney hanteert het zwaard uitmun-
tend. Als ge er gojd afkomt, dat wil zeggen: als
ge Sidney voor drie maanden op het bed gooit,
dan maakt ge opgang ouder de Lords, en als ge
bovendien u zolven nog een duchtigen stoot kunt
bezorgen, dan maakt ge furore onder dè Ladies
er bij. Ik heb mjjn honderdste duel gestreden, ka-
mcraad! Mjju eerste vergeet ik nooit Ik had ge-
nade gevonden" iu de oogeu van een Lady, en haar
gemaal was dwaas genoeg om het mjj euvel te
duiden \'). Wjj moesten vechten op leven eu dood.
Do Lady wilde er bjj zjjn on stak zich in het kleed
van een paadje, volgde mjj naar de uitgekozen
plaats en hield daar bjj mijn paard de wacht. Toen
de zaak was afgodaan, voordo ik mijn paadje in
triomf weder mede. Zie mg niet zoo verbjjsterd
aan. Ik had toen volle rocht om haar mede te
nemen; zjj was we duw o.\'\'
•Dus hadt gy hem vermoord ?" vroeg Charles met
huivering.
•Beminnelijke huichelaar! gjj zoudt zeker gaarne
in mjjuc plaats zjjn geweest...! Begrjjp eens wat I
myne belooning was...."\'
Daar word boven hunne hoofden een zonderling
gedruild) vernomen. Hot werd luider en bestom-
dor on schoen een zwakko menschenstem te zjjn.
Het kwam van de niet zeer hooge verdieping van j
een onaanzienlijk huis in de onaanzienlijke straat,
die Duckingham als den kortsten weg naar zjjn i
paleis had ingeslagen. Toen Charles naar boven j
zag, ontwaarde hy geen aangezicht, maar slechts
een kleine hand, die een witteu doek bowoog, en
hoorde hjj een kreet, die «Charles, Charles!" I>e-
duiden kon, maar niet duidelijk was, daar te geljj-
ker tijd het venster word dichtgeslagen. Hueking-
ham spotto met de onderstelling, door zjjn kamc-
raad uitgesproken, alsof hij zjjn naam had gehoord.
IIü lachte en sjtotte te meer, toen hy de doodelyke
bleekheid op Charles\' wang opmerkte en het ont- I
zetten, dat dieus kuiën knikken deed.
Het was een stem uit zijne kindsheid, die lijj had
meenen te hooren, uit zijne kindsheid, die hem hedeu
reeds zoo verre verwijderd voorkwam... Het was
Mary\'s stem, die hem als uit den hemel toeklouk;
Mury, die altjjd zyu gelei-engel geweest was!
«Mary Hollis bedoelt ge? vroeg Buckingham,
waarna hjj het uitsehaterdo. ».Ia dio verdient in
den hemel te wonen of... bjj den mesthoop baars
vaders..! Arm kind, zyt ge nog niet wyzer?"
In Huckitigham-paleis gekomen liet hij Charles
naar zyii kamer brengen, \'s Hertogs vrolijkheid was
verdwenen toen hjj zich alleen bevond. «De gans
wordt my tot last!" mompelde hij, na eenige oogen*
blikken te hebben nagedacht.
Weldra echter was hy in zjjn boudoir, waar hy
gekleurd en geparfumeerd werd, waar het rozen-
on amandelwater hem besproeide het boudoir, dat
hij verliet als de volmaakste fat van zyn tjjd. De
karos met vier barbarjjsche rossen stond voor en
bracht hom naar White-hall, waar Zijne Majesteit
een diner gaf aan «den Hollandsehen boer."
IlKliDK BOEK.
I.
Mary gevoelde zich krachtig toon zij do gevan-
genis te Leeds verliet. Het offer, dat zy gereed
was te brengen, verhief haar in eigen oog, verhoog-
de haar zedelyken moed, terwyl het van dezen tevens
zulk eene inspanning vorderde. Zy zou maag en
vriend, zij zou het vaderland verlaten, en aan gena
zjjde van den oceaan eou nieuw loven aanvangen.
Een nieuw leven? Alsof hot oude met zyne
herinneringen ooit verstorven kon!
Weldadig werkte de frissche buitenlucht op hare
kracht. Het verbljjf der verschrikking, waar haar
vader nog ettelyke woken zoude moeten vertoeven,
zou zjj spoedig weder bezoeken, on alsdan zou by
het opengaan dier poort en het doorgaan der kille
gangen de vrees haar niet weder doen trillen en
huiveren zoo als by haar eerste bezoek, \'s Vaders
verblyf in dio gevangenis zou slechts voor korten
tjjd zyn, en dan zou z\'rj den dierbare in zorg vcr-
goedcu, wat hy om des Geloofs wille geloden had.
De hoofdstraat van Leeds werd leêger en leêger,
en de schemering van den avond viel reeds, toen
het nog namiddag mocht heten. Een dikke mist
steeg plotseling als uit den grond op en omwalmde
de kloeke wandelarcsse, die, zeker om het doel dat
zjj voor oogeu had, haar stap nog verhaastte en er
niet by dacht hoc eenzaam het haar straks op de
onbewoonde heide zoude zyn.
De woningen werden zeldzamer en slechts hier
en daar lag nug oen huis. Zy had Leeds reeds
achter zich. Vreemd was het, dat er meer gestal-
teu om haar heueu dwarrelden of haar voorbygle-
den dan een kwartier geleden, toen ze nog binnen
Leeds was. Een dier gedaanten was zóo gemeen*
ztuun, dat hot hoofd bykaus het hare aanraakte,
waarna het haar toescheen eenig gemompel te ver-
nemen
Het begon haar eenige onrust te baren zoodat
zjj een oogenblik aan terug keeren dacht. Voor
haar uit echter zag zy een lichtjen, wat haar een
ïKiltijzijuih\' woning voorspelde. Daar zou zjj nan-
\'i Wiit Rticklnglmm verlmnlt luul pliint» mot fjord WI l.mly
titircw«bur>\'.
-ocr page 112-
100
MARY HOLLIS.
kloppen en ruston on wellicht eenig geleide ver-
zoeken, want zjj kon do waarschuwing, dien mor-
gen van VVillie ontvangen, niet meer uit hare
gedachten verbannen. Maar het kon geene woning
zijn, waar dat lichtjon, zoo rood door den mist ge-
tint, flikkerde. Het scheen midden op den weg te
staan. Het kon geen lantaren zjjn van dezen of
genen voetganger, want het licht bevond zich daar»
voor ti\' hoog en liewoog zich ook niet voort. Te
spoedig zou liet haar duidelijk worden wat dat
alles lieteekende. Uit dien grijzen mist kwam een
hand te voorschijn, die zeer voorzichtig en zacht
een der haren zocht, terwjjl eene stem haar toe-
fluisterde: »Kom met mij!\'\'
»Ik dank u, Sir!\'\' zeide zjj met moeite, want de
schrik deed haar de woorden stikken in de keel.
»(ijj zult verdwalen! Volg mjj, ik breng u op
den rechten weg.\'
>Ik weet den weg," stamerde zjj, terwjjl zjj om
wilde koeren, maar de arm des onbekenden om-
vatte haar en dwong haar bjjna voort te gaan.
Zjj bood wederstand, maar de kracht, die haar
voortvoerde, was grooter dan de hare. Zij begon
luidkeels om hulp te roepen, maar eveu zacht als
straks fluisterde haar dezelfde stem toe: »I)e beste
hulp staat u reeds ter dienste."
Die voorkomenheid en beleefdheid verontrustten
haar het moest. Men had goen eenvoudigen dief-
stal voor, want alsdan zou de l>ejegeiiing ruwer en
de aanhouding korter zjjn geweest. Zoo zjj nog
eeu oogeublik aan een opzet tot diefstal denken
kon, dan werd die waan weldra verstoord, want
nabij het lichtjen gekomen zag zjj verschillende
gedaanten zich her- en derwaards bewegen, zag zjj
dat liet licht bevestigd was aan een rjjtuig, waar-
van het portier open stond. Waarom het open
stond zou haar weldra blijken.
»Wy hebben voor uw gemak gezorgd," fluisterde
dezelfde stem, die haar thands eenigormate bekend
voorkwam. »Wo zullen u in een karos naar huis
brengen. Het is gevaarlek alleen de heide over te
steken!"
Zou er misschien een vriend kunnen zjjn, die
haar wilde beveiligen, en, wellicht bekend met het
haar dreigend gevaar waar Willie op doelde, haar
naar huis wilde doeu geleiden ? Maar waarom dan
die geheimzinnigheid V waarom dan die maskers
voor het gelaat? waarom namen dan twee der
mannen, in hun mantels gedoken, tegenover haar
plaats? Zy begon weder het ergste te vreezen en
sloeg de hand aan het dichtgeslagen portier en
poogde do gordynen weg te schuiven, die voor het
glas hingen en alle uitzicht onmogclyk maakten.
Een der geleiders boog zich tot haar voorover,
nam hare hand in de zijne, welke in een zacht-le-
deren handschoen was gehuld — een handschoen,
zoo als in Hallam zelfs niet door Sir Henry werd
: gedragen — en zeide fluisterend: «Het is voor uwe
veiligheid beter dat niemant u ziet... Een groot
govaar dreigt ut Wjj zullen u redden..."
Dut was niet de stem van den onbekende, die
| haar het eerst ter zijde was gekomen: dat was de
stem van... Zjj kon het zich nog niet herinneren;
zy wist echter zeker dat geluid meermalen te heb-
ben gehoord, en daaraan paarde zich een donker
bewustzjjn van iets onaangenaams, dat daarmee ver-
bonden was.
Haar angst vermeerderde en in plaats van zich
aan de ontvangen waarschuwing te storen,herbaal-
de zij de poging om het portier te openen, terwyl
I zjj, met al den moed en de kracht die zjj nog be-
zat, de beide gemaskerdon tegenover zich vroeg:
«Waar voert ge my heen?"
• N\'aar eeue plaats waar ge veilig zult zyn," zeide
dezelfde stem, die zy in don aanvang gehoord
\' had, en die \'veel minder barsch dan do andere
klonk.
• Maar wat en wie bedreigt mij?"
»\\Vy mogen hot u niet zoggen."
• Wie heeft u dit verboden?"
»Uw vriend."
»\\Yie is dat?"
•YVy mogen don naam niet noemen."
Zjj gaven voor op last van een onbekenden vriend
te handelen. Wie kon die vriend zyn, ondersteld
dat al hot gesprokene geen logen en bedrog ware?
Sir Henry? Hjj was de man niet, om zoo geheim-
zinnig te handelen. En al ware hij het ook, wat
zou dan de aanleiding zijn? De vreemde waaraan
zich zooveel geheimzinnigs verbond ? Maar hjj was
met Charles vertrokken.. Het duizelde haar en
minder dan ooit kon zjj zich onderwerpen.
»lk verlang geene redding van onbekenden f\'
zeide zy vast. >Ik behoef geene andere redding
dan uit uwe handen... Ik wil dat gy den karos
doet stilhouden of ik roep luide om hulp..."
>Noch het eeu, noch het ander..." klonk het,
en het scheen Mary of er achter het masker gelachen
werd. Het was weder die barsche stem, welke zjj
nog maar niet herkennen kon.
De daad werd by het woord gevoegd: een kraeh-
tige hand stiet haar achter in den karos. Er was
geen twyfol meer aan, dat hot haar dreigend ge-
vaar werkeljjk over haar was gekomen en dat de
zoogenaamde redders juist do ljodreigers waren.
Do laatste daad van geweld bracht haar in opstand
en verdubbelde do kracht van haar verzet. Het
duister om haar heen duidde aan dat het nacht was,
I maar do weg, die in snelle vaart — het hotsen en
botsen van het voertuig getuigde van die suelheid —
langs werd gerend, kou wel door oen stad of een
dorp gaan, of door een enkelen voetganger bewan-
deld worden, die haar geroep zoude kunnen hooren
i en haar bystaan. Maar toen zy haar voornomen
ten uitvoer zoude loggen, werd het onmogelijk of
overbodig, want de karos stond stil.
•Sta mjj toe," klonk het weder zeer beleefd, »u
uit den karos te doen stappen. Vooraf moet ge u
onkenbaar maken voor uwe vervolgers. Hier is een
masker, bind dat voor!"
Hy — het was degeon die begonnen was geweld
te plegen — sprak weder van vervolgers. \'Zou er
-ocr page 113-
MARY HOLLIS.
191
naar hem toetredend. De deur werd geopend en
de tweede gemaskerde stak hot hoofd naar binnen
en vroeg op barschen toon of alles klaar was. Do
ander knikte toestemmend en weos Mary op de ge-
reed liggende kleederon en de gereed staande spjjze
en drank, waarna beiden het vertrek verlieten.
Het was Mary duidelijk, dat een harer schakers
menscheljjkcr was dan de andere, en op dit ver-
schil bouwde zij hare hoop van ontvluchting. Deze
toch wenschte zij niettegenstaande de herhaalde
verzekering, dat alles tot haar best en tot voordeel
haars vaders geschiedde; voor het oogenbiIk echter
bleef haar niets over dan te gehoorzamen, zoodat
zij van kleederen wisselde, hetgeen onder de be-
staando omstandigheden haar zelfs niet onwelkom
, kon zjjn. Zij begreep zeer goed, dat men daardoor
de vervolging of de herkenning bemoeicljjken wilde,
maar nu zjj eenmaal in de macht der vreemden
was, zou zjj als vrouw in het kleed eens mans vei-
liger zjjn. Hoe het zij, zjj gehoorzaamde. Wellicht
dat zjj zelve niet in een toestand was, om kalm
te kunnen overleggen. Ware zij dat geweest, ze
zou zich misschien weerhouden hebben, iets van
die spjjzo en dien drank te nuttigen. Thands gaf
zij der behoefte gehoor, die zich zoo dringend bij
haar openbaarde. Zy voelde zich zoo afgemat en
uitgeput, dat zij reikhalsde naar eenige verster-
king. Het brood en vleesch was haar eene versna-
pering en verlangend greep zjj de schenkkan, die
zeker water bevatte. Welk eene teleurstelling! het
was wjjn, wijn, dien zjj nooit proefde. Zjj zocht
om zich heen, maar nergens vond zjj wat zjj be-
georde, zoodat zjj de lippen aan de kroes zette en
dien gretig leeg dronk. Toen vleide zjj zich naast
het vuur op den stoel neder. Hare geprikkelde
zenuwen kwamen tot rust en zjj begon teoverden»
ken wat haar te doen stond. Zy trad naar het
gesloten venster. Indien het haar gelukte dit te
openen, dan zou zjj daaruit kunnen ontkomen. Zjj
duwde voorzichtig de wervels van het raampjen
los, maar, vreemd! het scheen als begon het gant-
scho vertrek zich te bewegen, te dansen en te
zwaaien, als begon het in haar brein te spoken,
als werden hare oogleden, als door een centenaars-
last, dichtgedrukt. Zjj had nog besef om do greu-
dels van de luikjens te schuiven en deze open te
stooton. Zjj voelde de koude lucht haar tegen-
stroomen, zag nog even dat de dag aanlichtte over
het bosch, in welks midden de hut zich bevond,
en dat oen der vreemden, die zjjn masker had af-
gelegd en in wien zij Dick Wharton herkende, op
haar afschoot en de luikjens weder dichtwierp;
daarna zeeg zjj neder met de woorden op de lippen:
I »Mjjn God! myn God!"
Het was de werking van den wjjn, die een slaap*
i drank bevatte.
Zelve kon zjj niet weten, hoeveel ty\'d er in hare
bezwijming of in haren slaap was voorbijgegaan;
welke wegen zy langs, welke streken zy door waren
t gehold. Toen zy tot bewustzyn terugkeerde, zat
I zy in datzelfde rytutg, met slechts éen persoon
dan toch eenige «rond voor zjjn? Haar \\vantrou-
wen week oen wijl, en zelfs vertrouwelijk lei zij
don vreemde de hand op den arm, on vroeg zij met
innigheid: »Zijt gij waarljjk niet mjjn vijand? Zoo
gjj het niet zijt, waarom mjj dan verwijderd, van
hem, dien ik liefheb, van mjjn vader...?
•Wat wjj doen is tot zjjn heil. Doe wat ik u
zeg; wjj hebben geen tijd te verliezen."
Zij was overwonnen en gehoorzaamde. Z[j bond
zich een masker voor, dat zelfs de oogen bedekte,
waardoor liet geleide, dat men haar bood, zeer
noodig word. Zij voelde eenige schreden over het
zand te doen, toen op een steenen vloer te staan,
on, aan de warmte om haar heen, zich in een huis
en een verwarmd vertrek te bevinden. Het mas-
ker viel af, en hoewel het niet meer dan schemer-
donker was, kon zjj zich van de waarheid harer
onderstelling overtuigen. Het vuur in de open
haard verlichtte het haar omringende slechts in die
mate, dat zjj ter nauwernood de gedaante kon be-
spcuron, die bij de deur stond en haar weder met
I gedempte stem toesprak: >Op gindschen stoel
, liggen manskleêren. Trek die aan. Hier staat brood
I en vleesch en wjjn: gebruik daarvan."
•Manskleêren? Wat wilt ge dan toch?" vroeg
Marr- in tranen uitbarstend. Do behandeling, die
zjj ondervond, was wel berekend om haar af te
! matten en haar neder te drukken. De zachtheid
I der woorden, de stoutheid der daad, wekten tegen-
, strijdigi! aandoeningen op, deden twijfel bij haar
j ontstaan, belemmerden haar in het vormen en uit-
voeren van een kloek besluit.
>\\Vat wilt ge toch van mjj?" riep ze nogmaals.
•Gehoorzaamheid."
•Ik kan die niet geven, daar ik hém, die haar
vordert, niet ken."
•Wat hjj verricht doet hem als een vriend ken-
nen, en een vriend gehoorzaamt men gaarne."
•Ken vriend? Is hjj dat, die mjj gewelddadig
wegvoert, die mjj scheidt van mijn armen onge-
lukkigen vader, die nu alleen is, alleen in zjjn ker-
ker? Indien niet alle gevoel bjj u is uitgedoofd,
heb dan medelijden met mjj en voer mjj terug naar
Hallam... Ik moet bjj mjjn vader zjjn, mijn ar-
men vader!"
Het snikken belette haar voort te gaan. Zjj had
hare handen gevouwen als ten gebede. Nimmer
had zjj nog dus voor een mensen van geljjke be»
weging als zjj gestaan; wel mocht het een blijk zjjn,
dat zjj zich harer zwakheid bewust was. De vreemde
zweeg, maar hjj ging niet heen; het was of hjj
weifelde. Zjj meende dit te bespeuren en herhaalde
hare bede nog oodmoediger en tevens dringender;
maar het andwoord klonk vaster dan zij gemeend
had het te zullen hooren: >Het is onmogelijk."
Na eenige oogenblikken zwjjgens vervolgde hij:
•Wees bedaard! Uit het kwade kan het goede
voortkomen. Gjj gaat uw vader redden!"
•Op welke wjjze? Spreek nog een enkel woord
en ontdek uw gelaat, indien gjj een eerlijke daad
verricht, indien gjj waarheid spreekt!" riep Mary,
-ocr page 114-
MARY HOLLIS.
102
karos terwijl hy haar de hand op d.\'n mond lei.
Zjjn herhaald bevel aan den koetsier om door te
jageu, verried zjjn angst, en de onrustige blik, dien
hy uaar buiten wierp, bevestigde dat die angst niet
geheel ongegroud was. Er was dan ook een woor-
denwineling ontstaan tutsoben don koetsier en ver-
schillende personen daar buiten, oen woordenwis-
seling, die hoe langer hoe heviger werd. Word
Mary het roepen ook belet, toch bemerkte zy, dat
hare kreten vau straks evenwel gehoord waren,
zoodat zy, toon Dick, bemerkend dat de karos lang-
zamor en langzamer voortrolde, het portier liet vallen
en naar de reden daarvan vroog, zich uit de groep
zijner hand losmaakte en hare stem weder verhief.
Do samenscholing om don karos, die nu geheel stil
stond, vermeerderde, en een grove stem riep den koet-
sier td •• dat hij af moast klimmen, daar men kennis
wilde maken met degenen die er in zaten. Dick
was mot óju sprong don wagon uit on terwjjl hy
deu koetsier beval aan het eene portier wacht te
houden, bleef hy op de tredo van hot audere staan.
•Wien hebt gij daar?" vroegen er velen, en som-
migen drongen in dreigende houding op hem in.
•Stil, goede vrienden 1" hernam Dick, den wys-
vingor geheimzinnig op den moud loggend, »stil!
Het is oen krankzinnige.... mjjn eenig kiud, dat mjjn
huis heeft verlaten en dat ik, na twee dagen zoekens,
op den oever van de Theems terug vond. Maak het
my niet nog zwaarder wat ik als vader moet doen.
De eene aanval vau razorny volgt op den anderen.
De ongelukkige moont eon vrouw te zyn en wegge-
voerd te worden... hoor maar." Hy opende het portier
om de stem van Mary duidelyk te doen klinken
en men hoorde toen werkelijk onder wanhopig
handenwringen de klacht over een gewelddadige
ontvoering en dat zjj eon vrouw was, dio hulp af-
smeekte.
•Hoort gy nu wel?" vroog Dick zegevierend.
•Tom, klim weder op den bok!"
•Met je verlof, vriend-lief!" riep dezelfde grove
stem van zoo even, »we zyn nog niet overtuigd."
•Wat denkt gy dan? Zoudt go gelooven, dat ik
de wet...?"
•De wet, de wet! Die is ecu doodc letter als
ieder vrjj man er niet voor zorgt. Ik wil gelooven,
dat ge waarheid spreekt, maar in geen geval
schaadt een onderzoek. Heb de goedheid af to
klimmen..."
•Zoo aanstonds, maar ik stel u aansprakelijk voor
de gevolgen." Hy wisselde eenige woorden met den
koetsier, dook toen snel in den wagen, en toen hij,
op de trede staande zich omkeerde, had hy in
iedere hand een pistool. »De Hertog van Banking»
ham beveelt n te wjjkon, vuil gespuis, of ik schiet I"
Instinktmatig deinsde de menigte een oogeublik,
en daarvan maakte Tom gebruik, om de zweep
over de paarden te leggen en in vollen ren weg te
ylon. Een vervaarlijk gejoel en geschreeuw volgde
hen; men poogde de paarden tot staan te brengen
of zo te doen schrikken, maar het baatte niet, en
het geroep on geschreeuw werd flauwer en llauwer
tegenover zich, en was het nóg of misschien weder
duister. Zy voor met do hand over het voorhoofd,
om hare verwarde gedachten te zamelen. Het hoofd
bomde, de leden waren als verdoofd. Eindeljjk
stond de werkelijkheid haar voor den (feest, keerde
do herinnering van bet gebeurde weer; de loomheid
van haar lichaam scheen terug te werken op do
gesteldheid harcr ziel. Zjj betastte zich, zij be-
schouwde zich zoo goed zjj dat kon: zij voelde
zich zoo vreemd in dat vreemde gewaad; zjj hief
tnr sluiks hare oogen op naar hem, die zwjjgcnd
tegenover haar zat, bedekte toen het schaamrood
gelaat mot beido handen en borst in tranen uit.
Maar het waren niet alleen tranon van droefheid,
maar ook van toorn. Zjj sloeg de hand aan het
gordijn, dat het portierglas verborg, maar kon slechts
ontwaren dat h ?t dag was en de duisternis in den
karos slechts kunstmatig door het sluiten der gor-
djjnen was verkregen; waut eer zjj het landschap
dat zjj doorreed kondc opnemen, had de bewaker,
tegenover haar, hare hand terug geduwd, en klonk
het ruw, al werd ook de toon na de eerste woorden
reeds verzacht: »Het is verboden uit te zien Ge-
hoorzaaui: het is u meer gezegd.\'\'
Thands herkende zjj de stem; zjj had Dick Whar-
ton gezien en hij was hot die thands sprak.
•Thands begrjjp ik alles!" zeidc zjj do tranen
droogend en haar snikken met geweld bedwingend.
•Het is uw meester, die mjjn vader in den kerker
bracht; het is uw meester, dio mjj met geweld
ontvoerde... Maar er is nog recht in het land!
Gij denkt misschien, nu mijn vader machteloos is,
dat niemant zich om mjj bekreunen zal. Maar gy
deukt verkeerd. Zoolang gij mjj het leven laat,
zal ik het geploegde geweld u verwijten, zal ik
het luidkeels klagen en niet altjjd zal ik ongehoord
blijven. Ge zyt een booswicht..."
Dick nam zjjn masker van het gelaat. >Nu go
my toch kent, is verder veinzen overbodig... Wo
kunnen nu veel vertrouwelijker spreken, lief kind!
Waarom zucht go er zoo over? Het benadeelt
uwe gezondheid en baat u toch niets. Ik handel
volgens ontvangen bevel, en, zoet kind! ge zult
nog eindigen met mjj dankbaar te zijn!"
»U ?" De verontwaardiging kon haargeenc woorden
doen vinden sterk genoeg ora uit te drukken wat
zjj meende. Tegen eene dergelijke tergende onbo-
schaamdheid vermocht zjj niets. Zjj begreep het
en gedurende uren bewaarde zjj een halstarrig stil—
zwjjgen. Zjj viol in een soort van verdooving of
dommeling, waaruit zy gewekt werd door een ge-
druisch van voetstappen en een gejoel van stemmen.
Zij leidde daaruit af, dat de karos een dorp of stad
doorreed, en dat, zoo zy\' beproeven wilde zich te
redden, de kans nu gunstig was. Eer Dick het ver-
hinderen kon had zy het gordyn weggeschoven en
poogde zy het glas van het portier te doen vallen.
Dit .voorkwam hy echter, en haar bleef niets anders
over dan door eon luid hulpgeroep de aandacht
der voorbijgangers tot zich te trekken. Dick dreef
haur vau h \'t portier en hield haar achter in den
-ocr page 115-
MARY HOLLIS.
103
hof, en ecnige edellieden worden zolfs bij name aan-
geduid. Het teekont den tjjd, als wjj van den
kroniekschrijver vernemen, dat eon dor Parlements-
leden, dio tot de oppozitie bchoordo, door Blood en
Wharton, op last van een beleedigd edelman, van
zyn paard gesleurd, gekastijd en voor dood werd
achtergelaten. De daad niet alleen, maar ook de
daders werden spoedig bekend. Het Parlement
eischte do vervolging, maar het Hof haastte zich
niet daaraan gevolg te geven. Blood en Wharton
werden er trotscher door en begrepen, dat hun niets
meer onmogelijk was, zoodat zjj het plan beraamden,
de Kroonjuweelen, in den Tower bewaard en be-
waakt, buit te maken. De poging mislukte en bjj
die poging werden beiden gegrepen. Eene veroor-
deeling volgde; maar toen zjj dachten, dat de laatste
ure gekomen was, werden zij door Zjjne Genade den
Hertog van Buckingham bjj Zjjne Majesteit iuge-
leid, dio »de moedige kaerels"\' wilde zien. en hun
niet alleen genade schonk, maar hen tusschen zich
en zjjne gunsteling verdeelde, Blood in zjjn eigen
dienst en Wharton in die van «dollen Will" deed
overgaan. Zjjne Majesteit hield den eerbiedwaarden
dienaar niet lang, want in een der volksoproeren
bokste hjj zich dood tegen een reusachtigen slagers-
knecht. «Dolle Will" daarentegen had meer genot
van Dick, dien hjj voor alles kon gebruiken, en
wiens beenen, hoe moede ze ook soms zijn mochten,
hjj altjjd in beweging wist te houden. Wij hebben
het gezien van welken aard do werkzaamheden
soms waren, den ex-soldaat opgelegd, en op welke
wjjze hjj zifch van de hem opgelegde plichten kweet.
Hjj had ook den grootsteu weerzin gevoeld tegen
het grootsche plan van zjjn meester, om Mary te
ontvoeren. Ontveinsde hjj het zich ook niet, dat hij,
met dat te doen, in opstand kwam tegen een onlangs
uitgevaardigde wet, waaraan ieder Engelschman
zjjn zegel hing: habeas corpus net, waarbjj ieder in-
dividueele vrjjheid werd verzekerd, hjj had het toch
niet gewaagd te weigeren, daar de galg hem altoos
by de minste weifeling door zjjn meester zoo liefdevol
voor het oog werd getooverd.
Toon hjj don manhaftig verkregen buit mot
medehulp van Jack en diens Londcnsehe bondge»
noten tot het gebied der hoofdstnd had gebracht,
wachtte Zjjne üenado hem zeer genadig op, werd
hem eene heerlijke toekomst, gevolgd van de dank-
baarbeid Zijner Genade, voorgespiegeld en tevens
aangekondigd, dat er een hui*, vroljjk in St. James-
street gelegen en rjjk gestoffeerd, voor hem en zjjne
gevangene in gereedheid was gebracht. Zjjn taak
was dus nog niet ten einde en het gevaarljjk ambt
van schaker zoude voor het niet minder gevaarljjke
van cipier verwisseld worden.
Buckingham had het huis als vroljjk gelegen en
rjjk gestoffeerd afgeschetst. Mary had de gelegen-
huid van het tweede meer dan van het eerste zich
te overtuigen. De laatste uren van den tocht had
zjj in een staat van verdoving, gevolg van te groote
inspanning, doorgebracht, eu in dien zelfden staat
werd zjj \'s avonds, toen het roeds donker was en
en stiurf oiatlolijk geheel weg. Miiry was verslagen
en zonk uitgeput in con; do wanhoop had hare
trekken verwrongen en haar werkelijk den sch[jn
gegovon van een krankzinnige to zjjn.
Dick voegde zich het zweet van hol voorhoofd en
vloekte krachtig op zijn moester, die hem al die
moeiten en die angsten betalen zon. Hjj herinnerde
zich, dat hjj weinig aanspraak op belooning zou
kunnen maken, indien hij den schoonen buit in zieken
staat medebracht, en daarom boog hjj zich over de
bezwijmende heen en goot hjj haar eeuige druppels
brandewijn in den mond.
«Had Jack den slaapdrank nog maar wat sterker
gemaakt, dan hadden wc al dat gejank gemist,"
mompelde hij, waarna hij zelf een hartige teug
nam en uitzag naar buiten, waar hij in de verte
de torens van Londen zag oprijzen.
II.
Dick Wharton was een typo, zoo als er slechts
in de maatschappij van hot Kngeland der Stuarts
en slechts in een land, waar de burgeroorlog gewoed
heeft, gevonden kon wordon. Hjj was een dapper
soldaat geweest in het leger van den eersten Karel,
maar zoo als ieder, van den bevelhebber tot den
minsten knecht, een soldaat zonder orde of tucht.
Pluudoren en rooven was een middel om zich te
voeden en tevens om zich te verrijken; spel en
zwieren het middel om te verliezen wat zij hadden
buit gemaakt. Toen do strijd beslist was ten voor-
deele van de orde en do tucht, was er in de geor-
dendo maatschappij van Cromwel! geene plaats voor
dergelijke soldaten, die alzoo ledigloopers werden.
Dick Wharton en zjjns gelijken begonnen toen een
oorlog voor eigene rekening, een ware guerilla-oorlog
in de bosschen en de half woeste streken van Engeland.
Do ijzeren hand van den Protector liet zich echter
ook in do versto verte gevoelen, en het werd ge-
vaarljjk do reizigers uit te schuddeu of een gehucht
op brandschatting te stellen. Dick zag, dat hjj van
zjjne veelvuldige gaven veel boter on veel minder
gevaarljjk party\' konde trekken,als lijj zich in White-
friars — het toevluchtsoord van bankroetiers en
auder gespuis — vostigdo on het edele ambt van
vorvalschor der munt bekleedde. Toon ook dit
door te groote mededinging minder voordeel afwierp,
nam hjj proeven met nog andere ondernemingen,
dreef hjj als overman van het zakkenrollersgild
binnen Londen groote zaken, en verbond hij zich
met een broeder van den gilde, avanturier als hy,
een zoogenaamden Kolonel Blood, die het voorrecht
had met ecnige edellieden in verstandhouding te
staan en togen ruime betaling gebruikt werd voor
alle diensten, welke de edellieden dier dagen ge-
raden vonden zelven niet to verrichten. Toen
Cromwoll gestorven was en Karel II ten troon steeg,
begon de gouden eeuw voor White-friars. Het
parlement, hoe loyaal en koningsgezind ook in den
aanvang, werd stouter en stouter, verhief hoc langer
«co meer zjjn stem tegen do bandeloosheid van het
II.
19
-ocr page 116-
MARY HOLLIS.
194
het lichtjon, dat aan den hoek der straat was op- I
gehangen slechts een Hauwen scheinerschjjn op
drie voeten afstauds in liet rond verspreidde, uit
den karos en naar de donzen legerstede in het éle-
gante boudoir gedragen.
Een oude vrouw, die zeker geruimen tjjd reeds
in dienst van Zijne Genade was geweest, en voor
wie het toevertrouwde ambt niets vreemds scheen
te hebben, wachtte haar met een glimlach op do
dorre lippen op, en ontkleedde haar onder het uiten
van eenige suikerzoete woordokens, die echtorniet
werden beandwoord. «Het lam is door en door ge-
schrokken en moet rust hebben!" verzekerde zjj Buc-
kingham, die door oen roet der deur het otter gadesloeg,
dat geen weerstand bood, geen woord sprak, geen
traan schreide. 11 y was onthutst en wendde zich
toornig tot Dick, dien hjj rekenschap vroeg van
zijn jegens de ontvoerde gehouden gedrag, en dien
hy bedreigde met zjjn hoogste ongenade, indien de
deerne, de liefste van het gansche rijk, die hem I
reeds zooveel moeite en geld had gekost, ziek mocht
worden of verkwjjnen. »Ze schuilt al wel tien jaar
ouder en als dat zoo voort gaat dan zult ge, zoo
waar Tyburn nog op je wacht, die deerne naar
den mesthoop terug kunnen brengen."
Met moeite werden haar door I.100, zooals de
kamenier heette, eenige droppelen versterkend vocht
tusschen de op elkaar geklemde lippen ingegoten.
De vermoeidheid echter en de donzen legerstede
hadden wellicht meer aandeel aan den genisten
slaap, welke spoedig volgde, dan het toegediende
geneesmiddel. Laat op den dag werd Mary gants
verkwikt wakker: zjj wreef zich de oogleden on
staarde verbaasd om zich heen; zjj bracht do
hand aan het voorhoofd, en wreef zich weder do
oogen, want zjj kon niet als werkeljjk aannemen
wat die oogen haar deden zien. Het was een pracht
welks bestaan zij nimmer had kunnen gissen, ja
waarvan zjj de hoegrootheid nog niet koude waar-
deeren. Zjj kon niet begrijpen hoeveel die damas-
ten gordijnen, met gouden passement afgezet, dat
behangsel van dezelfde stottaadje, dat dressoor, die
sofa van West-Indicsch hout, dio kaptafel met al
hare geheimen, den eigenaar hadden gekost. Uo- ;
vendien was het een vroljjke Novemberdag en goot |
de zon haar licht door de vensters heen en tintte
het rijke nog rijker, en wierp zulk een toon van
weelde ovor alles wat Mary omringde!
Neen, zjj droomde niet. Haar vinger zonk weg
in de zachte sprei, met witte taf gevoerd; haar
hoofdtjen ging bjjna schuil in de mollige kussens,
waarvan de sloopen met zacht rooden floret zijden
veterband waren dicht geregen. Haar blik scheen
vermoeid van de waarneming van al dat vreemde
en vestte zich op hare legerstede: een vierkant le-
dikant met vier stjjlen van donker bruin hout, op
ieder van welke een beeld stond van albast, een
der Godinnen of Nymfeu uit de Grieksche Mytholo-
gie voorstellende; de gordijnen waren van licht
goeie zjjde en voelden als dons, toen Mary ze met <
de blanke hand aanraakte.
Weinig vermoedde zy echter, dat velen vóór haar
daar gesluimerd hadden, waaronder er zich ook
hadden bevonden wie al die weelde vreemd en
verbazingwekkend was geweest en die thands ver-
stooten en vergeten een leven leidden, dat alleen
de verstomping van den zedelyken zin drageljjk
deed zjjn. Maar hoe velen Mary daar ook waren
voorafgegaan, zjj bleek op niet velen van haar te
geljjken.
De moesten, ja bijkans allen, hadden gedarteld
en gedommeld in de weelde, hadden gezwelgd van
de overdaad en genoten; zjj waren aangevangen
zich bohagcljjk te vinden te midden van die weel-
derige pracht en den Sultan, wien deze harem be-
hoorde, dankbaar te zjjn. Mary daarentegen ge-
voelde zich ellendiger dun ooit Die pracht, die
rjjkdom, die mollige toetsen en tinten van do zijde
en het fluweel der stotteering beleedigden haar; zjj
wist in wiens macht zjj was en vermoedde terwjjl
de konen zich purperden van heiligen toorn, waar-
om zjj van haar lijdenden vader was afgerukt. Zjj
bedekte zich hit gelaat met d) handen, als vreesde
zij het daglicht, als had zij een afschuw van het
haar omringende dat haar den vcrfoeielyken bela-
ger en vervolger herinnerde.
•Lieve!" klonk het houigzoet nevens haar ledi-
kant, >wilt ge ook opstaan ? En waarmede zult
ge ontbyten? Met een kip en wat Cyprischen wyn?"
»\\Vie zyt gy?" vroeg Mary, de oogen achter-
dochtig op dat getaande gelaat vestigend.
•Uwe gedienstige dienaresse zoolang gy het be-
veelt. Uw machtige beschermer heeft mjj aange-
wezen, u, myn lief lammetje, te weiden."
•Dus zyt gy in dienst van hem...? Laat mij
alleen, vrouw I ik heb uwe diensten niet noodig."
•Ik mag niet toelaten dat go u vermoeit, mjjn
ongel! Weet go wel, dat go een half koninkrijk
in uwe oogen draagt? Ik moet zeggen dat ik er
weinigen gehad heb, zoo aardig on lief als gy,
myn schat!"
Ma<*y wendde zich met walging van die vrouw
ai en dook weder in de kussens.
•Het is tjjd tot opstaan, myn engel!" voer de
vrouw voort. >I)oor te lang in hot dons te liggen
kan men zijn blos verliezen, en dat zou jammer
zijn. Zie eens wat u wacht. Zulk een kleed als
dit, droogt ge zeker nog nimmer! En ik heb u
nog meer aan te wyzen. Zie dit paerelsnoer eens!"
De oude boog zich over haar heen, met het snoer
in haar hand. Mary moest geen vrouw zjjn geweest
indien zy niet verlokt ware geworden, even een blik
op die kleinodiën te werpen, een enkelen blik
slechts, dien zy zich in het volgend oogenblik bjjna
niet vergeven kon. De oude had dien eonen blik
echter opgemerkt en grinnikte even. Zjj twjjfclde
er niet aan, dat ook deze wederspannige volgzaam*
heid en gehoorzaamheid loeren zou. Zjj herlmuldo
hare vraag of Mary niet zou willen opstaan, waarop
haar echter bitser nog dan straks werd geandwoord,
dat zy heen moest gaan en dat hare hulp niot werd
verlangde
-ocr page 117-
MART HOLLIS.                                                                  195
• Wilt go dun ook do hulp van den liefderijken
Diok Wharton ? Het is eveneens oen goedo vriend,
en uw zorgende reisgezel."
Er volgde geen andwoord, schoon het hart van
Mary bjj (He woorden sneller klopte, en de konen
purper werden! De oude begreep, dat er voor het
OOgenblik niets viel uit te richten, on vertrok.
Toen Mary alleen was waagde zij het weder een
blik om zich heen te slaan. Van die prachtige
kleedercn had zij een afschuw; en toch, zij vond
geeno andere dan deze: het nederig gewaad dat zy
te Hallam gedragen had en dat Dick bjj hare aan-
komst vcrachteljjk in haar vertrek had geworpen,
was verdwenen.
Het was dus eene noodzakelijkheid, om aan den
dwang zich te onderwerpen. Was het ook het
kleed der oneer dat zij moest aantrekken, zij be-
greep ook in dat hulsel rein en zuiver te kunnen
zjjn, zoo slechts haar hart dit was. Weinige oogen-
blikken later drukte do blanke voet dan ook het
mollige tapeet dat voor hare legerstede lag, en den
stoel voorbijgaande waar het zjjden kleed met al
zjjn versierselen, kanten en linten Ing uitgespreid,
verschikte zjj even met do vingeren de kostbare
stofl\'o, slechts even en zoo voorzichtig, alsof zij
vreesde de zjjde te kreuken on al die pracht te
bederven. Zjj kon niet zien hoo de oude door een
reet der deur haar begluurde en haar lachend toe-
knikte. Mary schrikte dan ook toen haar bewaak-
ster binnen trad, en, als ware het tegenbovel in
het geheel niet gegeven, haar in het kleeden be-
gon behulpzaam te zijn, waartegen Mary zich niet
meer verzette. Deze vergat zelfs een wjjle aan*
haar leed te denken, terwjjl al de toebureidselen j
voor hot kapsel werden gemaakt, waarvan zij gee-
narlai denkbeeld had kunnen vormen, toen zjj al
de middelen, welke de modo had uitgedacht om de
natuur door de kunst te doen to hulp komen, zag :
aanwenden.
Iets verbood zy\' echter ton strengste on met vol-
harding. Zjj duldde geen verw op haar gelaat en
geen reukwateren op boezem on hand. Do oude
begreep de angstvalligheid der deerne verkeerd en
achtte den grond er van zelfs ijdelheid to zjjn, zoo
dat zjj haar te gemoet voordo; «Uw kleur zal er
niet onder lijden en uw boezem zal er niet minder
satjjn om zijn, terwijl het de hand, die wel wat
geleden heeft van de lucht en het ruwe werken,
zachter en als die van een Lady zal maken."
Maar het mocht niet haten: Mary volhardde.
Zy\' zag er niettemin bekoorljjk uit in haar nieuw
toilet. Het is het hart, het is de ziel, die edel of
onedel doet zien in praalkleed of schamel gewaad,
had zij zich zelve toegeroepen, en het mocht vol-
mondig toegestemd worden door ieder, die haar I
thands zag en de opmerking zinnelijk toepaste.
Het edel gelaat, waarop de eenvoud haar stempel
had gedrukt, behield zjjue uitdrukking; die zwe-
vende en bevallige gestalte behield hare vlugheid —
het aetherische dat haar altjjd kenmerkte, en won,
wat ze ook in eenvoudigheid verliezen mocht, in
waardigheid, ja in datgeen wat zelfs majesteit mocht
worden genoemd. Overladen was dan ook geens-
zins do pracht, die zjj zoo zeer bewonderd had.
Haar, die in schamelheid was opgevoed, voor wie
Mylady in Hallam C\'astlo altijd een koningin ge-
leek, viel do bewondering niet zwaar, en Bucking-
ham had dat zeer goed begrepen.
Minder juist oordeelde hjj echter toen hij het
paorclsnoer voor haar bestemde, on or op rekende,
dat dergelijke kostbaarheden hare ijdelheid streelen
en prikkelen zouden.
De oude Loo vond dus nogmaals tegenkanting
en wel eene, die weder niet to overwinnen viel.
>Mary," fluisterde plotseling een zachte stem
achter haar, zoo zacht, dat do luchtstroom het ge-
luid slechts even aan haar gehoor overbracht.
Zjj schrikte. Het was of dat zijn, of dat Charles\'
stem was! Maar welk een teleurstelling, toen
zjj zich ontwendde en tegenover baar, op den drem-
pel der kamerdeur, Sir (ieorge, of liever — zij wist
dat hjj het was — den Hertog van Iiuckingham
ontwaarde! De aanblik van dien man deed haar
plotseling terugkeeren in do sfeer der werkelyk-
heid, waar het kind der natuur zich eonigeoogen-
lilikkeu tuiten gedroomd had. Zjj trilde; zjj wierp
een blik van afschuw op hot kleed dat zy droog;
zy wendde het hoofd, om hem niet meer te zien
en ontmoette zich toen zelve in den spiegel, die
haar trek voor trek, lijn voor lijn. plooi voor plooi
en iedere glinstering van hare kostbare kleedjj te-
rugkaat8te; en terwijl zy het hoofd schudde als
overviel haar een gevoel van walging, bedekte zij
het gelaat met de handen by het gesmoord uit-
snikken van de woorden: «O vader, vader!"
•Mary, hoor my!" klonk het van dezelfde plaats,
op smeekenden toon, maar of do deemoed wel zoo
gants het hart van den spreker vervulde mocht
betwjjfeld worden, daar op hetzelfde oogenblik de
wenk aan de oude vrouw om het vertrek te verla-
tcn van een geheel andere aandoening getuigde.
•Mary," ging hy voort, «oordeel my niet onge-
hoord. Gy\' moet my verachten, my haten... maar
neen, niet haten, want daarvoor veracht ge my
te voel. Mary! geloof my, ik heb uwe verachting
niet verdiend. Ik bodoeldo uw geluk, en bedoel
dat nog! Oeorge zweert u dat op zyn woord van
edelman en nog nimmer heeft hjj dat verbroken."
•AfschuwelijkI" prevelde do deerne, terwy\'1 zy
ter sluiks een blik waagde to werpen naar den
smeekenden, die een stap nader had gedaan, waar-
op zy terugdeinsde zoo ver zy het vermocht, zoo
verre zelfs, dut zy zich tegen den wand hield ge-
drukt.
•Afschuwelijk, zegt ge? Ja het is afschuwelijk,
indien gy alleen den schjjn raadpleegt. Uw vader
is gevangen genomen en gy zyt hem ontvoerd, en
de oorzaak van dat alles waant ge my, niet waar?"
Hij poosde een oogenblik; hij wachtte; hij wilde
andwoord, want, indien zjj in haar zwijgen, vol-
hardde, zon hjj haar niet kunnen overtuigen of
liever overreden. Hjj wachtte, maar het was te
-ocr page 118-
19C                                                                  MARY
HOLLIS.
vergeefs, want de laatste vraag werd niet heaud-
woord.
»Ku als het gebeurde, hoe slecht het ook in
injjno oogen is, eens hot goede voortbracht! Als
het gebeurde, dat ik niet gewild heb, eens door mjj
tot uw geluk kon worden geleid? Het gedane kan
ik niet oiigedaaiwmakcn, maar de gevolgen heb ik
in mijne hand."
•God de Heere zoude my doen sterven indien
dat waarheid ware!" zeide zjj met kracht, de oogen
ten hemel hellend en de handen biddend vouwend.
»\\Yat is ze schoon!" klonk het in ituckinghams
binnenste. »Ik begrijp die klacht," zeide hjj luid,
maar op denzelfden decmoedigen toon. «Ik begrjjp
haar, ik billjjk haar, al drjjft ze mjj ook een dolk
in het hart. Ja beschimp mij, vertrap my, verplet-
tor mij: want dan mag ik hopen, dat ge medelijden
met mij zult hebben, en eindelijk zeggen: Neen,
dat heeft hy niet verdiend; ik was onbillijk, ja
wreed tegen hem."
Mary hief niet meer hare oogen omhoog, maar
vestte ze thands op den smeekenden, maar die oogen
vonkelden en flikkerden.
«Niet die toon voegt u, Mylord! Geen spot
tegenover haar die ge onteert..! tegonover de doch-
ter van hem, die in dezen oogenblik wellicht God
om den dood bidt, nu hij het eenige mist wat hem
aan de aarde nog hechtte..! Mylord, ge zyt een
ellendige!"
Onwillekeurig boog Buckiugham het hoofd; de
tanden klemden zich echter op elkaar, en de rand
vau den bcpluimden hoed werd gekreukt door de
trillende vingeren. Van waar had die deerne dien
moed, die kracht, die majesteit? Wie had de
schamele, de laaggeboreno, de half woeste de \\voor-
deu geleerd, die hem een oogenblik deden weifelen,
in verwarring brengen, ja die hem troffen? lly be-
greep het niet; hjj verdiepto er zich ook thands
niet in, en de bctoovering duurde dan ook slechts
kort, zoo als alles by dien man. Had hij zich in
zjjue ware gedaante vertoond, hy zou een sehater-
lach hebbeu doen hooren of voor het minst daar
naar hebben getracht; thands, nu hy een rul had
te spelen, die hij zoo vaak met goed gevolg had
vervuld, thands was hjj, na van den eersten schrik
bekomen te zjjn, zelfs blydo, dat hjj haar stilzwjj-
geu overwouueu, ja haar tot toorn geprikkeld had.
Op haar vernietigende uitspraak liet hjj dan ook
alleen met gebroken stem volgen: >lk ben het."
Dat had zjj niet verwacht. Ware hy in woede
opgesprongen om schimp tegen over schimp te
stellen, zy had woorden gehad, woorden, krachtig
en puutig, onder de inblazing van heiligen toorn
en afschuw, maar na deze schuldbelijdenis, na deze
deemoedige bekentenis vermocht zjj niets. Buckiug-
h\'.iiu luid zich op eene knie ter aaide gokten eu
bleef in die houding. Zy dacht er niet aan, om
de vormen van den odelman te bewonderen, om
den stempel vau voornaamheid, op alles afgedrukt,
te huldigen, toch ging er eene gewaarwording,
onbewust, onbestemd, iu haar binnenste om, die
haar het sierlyke, het behageljjke van dien man
deed gevoelen... zij was oen beleedigdc vrouw,
maar toch altjjd vrouw. Alsof zy zich aaneen
vyaudigen invloed, die vau dien man uitging, ont-
trekken wilde, koerde zjj zich vau hem af eu ver-
borg haar gelaat in de plooien der venstergordjj-
nen. liuckingham stond op, maar om, een paar
schreden naderbij gekomen, nogmaals neder te
knielen, en op nog deemoediger toon, te kunnen
stameren: »Ja, Mary! ik ben een ellendige! Er
zijn oogciiblikkeu dat ik mjj vervloek... Ik kan
den weg niet vinden, dien uwe gebeden langs
gaan... Mary! de machtigsto man in Engeland na
den Koning beljjdt u dat hjj ecu ellendige, dat hjj
zich zelveu een raadsel is, dat hy niemant heeft
waar hjj hulp kan vragen! Hy dacht eene gevon-
den te hebben, die dat vermocht; eene, een maagd,
die hem voor het eerst deed gelooveu aan het be-
staan vau Engelen, die hjj vroeger altjjd als een
sprookjen had beschouwd: die eene zyt gjj, Mary!
gy kunt my redden en gjj wilt niet."
•Sta op, Mylord! en vervolg mjj niet met uwe
logeus... In de woning mjjus vaders hebt gy reeds
bewezen hoe goed gjj de tale der Paradysslang hadt
van buiteu geleerd. Toen waart gjj echter listiger
dan thands. Gy wacht hulp van my? Gy gelooft
my...? Ik zal de woorden niet herhalen, die gy
hebt uitgesproken, want ik acht zo daarvoor te
zondig en ook... te laf." De kalmte, waarmede
zij was aangevangen, dreigde haar te zullen bego-
veu, en sinadcljjk vervolgde zy: »Gjj wacht vau
mij hulp, van my, die gy rampzalig hebt gemaakt,
wier geluk ge verstoord hebt? En was het nog
dat slechts, maar wier vader gy in den kerker hebt
gebracht, een heilige, indien er éen meusch heilig
kan zjjn voor het aangezichte Gods! Wat spreekt
ge u zelven togen, en verliest go u in wartaal!"
Buckiugham rekende al eenig terrein gewonnen.
Zij begon hem aan te klagen en dus ook reken-
schap te vragen en deze zou hy geven.
»Ja, de schy\'u getuigt tegen.mjj, Mary! Ik er-
ken het, maar het is ook niets meer dan schjjn."
i\'Zijt ge dan niet degeeu, die mjjn vader deed
gevangen nemen, tegen wieu mijn lieve vader mij
waarschuwde als tegen den engel dos verderft, die
onheil stichtte in Hallam-Castle en iu ons huis, die
my, dochter van een prediker des heiligen Evan-
gcliuins, deed wegvoeren als... ja, als een nüsdadi-
ge?" vroeg zy met klimmende verontwaardiging,
daar alle ontkennen niet baten kou en de schuld diens
mans zoo zeer bewezen was als het bestaan der zon.
>Ik schijn de oorzaak van alles, ik ben het
niet. Ik ben slechts daarin schuldig, dat ik u lief
heb, dat ik u zal blijven beminnen tot aan nijju
klutsten ademtocht. Ik erken het, dat, hadde ik
u nooit gezien, gjj wellicht nog in Hallam zoudt
wonen, eu toch heb ik geenu schuld uau de inhech\'
tenisnemiug uws vaders ol uwe ontvoering. Mary,
mag ik een eukel woord spreken tot mijne verde-
diging? Dat staat ge mjj toch toe, niet waar?" Zy
audwoordde niet eu hy vatte haar zwijgen als eene
-ocr page 119-
MARY HOLLIS.
197
tooHtomming op. Do goknicldo houding word liom
ochtor op don duur to mociolijk, 7.00 dat hij zich
langzaam ophief en neer ging zitten op don stoel
I dio haar het naast stond.
•Sir Honry, Mary! is oen goed maar oon bekrom-
pen man: gjj zïjt te verstandig om hot niet be-
merkt te hebhen. Hij verlangt de teruggave van
de goederen voor jaren en jaren aan anderen weg-
geschonken, on hoopt door de gunst dos Konings
dat to verkrijgen. Hij beschouwde mij als een
vriend Zijner Majesteit en wilde dus in mijne te-
genwoordigheid bewijzen, hoe gereed hij was do
bevelen Zijner Majesteit op te volgen. Wat hij
voor jaren reeds had kunnen doen deed hij nu: hij
deed uw vader gevangen nemen. Ik kon niets daar-
tegen doen, want do man deed de wet uitvoeren,
on bovendien, gij weet dat Mylady Digby niet van
een eenmaal opgevat voornemen is terug te bren-
gen. Ik zweer het n, dat het do waarheid is, Mary!
Hob ik onder die omstandigheden schuld? Ik doe
een beroep op 11 zelve?"
Hij poosde om te rusten on ook om den indruk
ïjjner woorden ga te slaan. Zelden nog had
hij zoo lang zulk een zware rol gespeeld, maar ook
zelden had hjj mot zoo veel goed gevolg zijn ta-
lent doen werken. Mary toch wendde even het
hoofd en zag hem in het gelaat, dat de ernstigste
plooi had aangenomen en haar blik zonder to ver-
anderen doorstond.
•Het kan zijn dat ge waarheid spreekt. Mylord!
en dat gjj alzoo niet do onmiddellijke oorzaak zijt van
mijns vadors gevangenneming. Loochenen kunt ge
echter niet, dat ik ben weggeroofd op uwen last,
door uw knecht, en dezo daad is niet dio van een
edelman, die daad..."
•Spreek het woord uit. Mary ! want ik zou het
verdienen als ik die daad had verricht."
»Ojj loochent ook dat?"
•Ja, ik weet er mjj onschuldig aan. Wee den
hooggeplaatste! Meer kracht moet hij ontvangen
hebben dan de nederige, want velerlei is de aan-
loiding en do verzoeking. Ik werd te goed gediend
door mjjn dienaar. — Ik mag niet te streng tegen
hem zijn, want het geschiedde uit erkentelijkheid:
ik redde dien man eens van den dood. Sinds dien
tjjd, zint hjj zich stomp om mij aangonaam te zjjn.
Ik kon mijne liefde voor 11 niet verbergen: wie
vermag dat, indien hij werkelijk bemint? Hjj ver-
raste mjj in mijne wanhoop: hjj was getuige van
mijno slapoloozo nachten en toon ging hij mot
zync genegenheid voor mjj alleen te rade. Hjj kon
weten, dat ik hem strengelijk zou hebben verboden
wat hjj voornemens was te doon, en daarom be-
reiddo hjj alles in stilte voor on verrichtte hy do
schandelijke daad buiten mjjn weten."
•Duiten uw weten?\'\' vroeg zjj en koorde zich
geheel tot hem. Als bjj instinkt keerdo hjj het
gelaat ditmaal echter van haar af.
•Eerst bjj het binnenrijden van Londen vernam
ik wat hjj deed. Ik spaar u het tooncel wat toen
volgde. Toen ik kalmer word moest ik erkennen,
dat hij allos om mjjncntwil had willen doon, en
niets rostte mjj dus dan om het door hem misdre-
veno zoo veel mogelijk goed te maken. Ik laat u
huisvesten bjj een mjjner bekenden, die verplich-
ting aan mij heeft, en de oude vrouw, die zjjn
huishouden bestuurt, staat ter uwer dienst."
•Ik zou dio vrouw niet meer willen zien indien
ik hier langer bleef: maar ik behoef hier niet lan-
ger te bljjven. Uw dienaar, zegt ge, liet mjj weg-
voeren zonder uw woten: welnu, niets verhindert
u geheel te herstellen wat misdreven is. Doe mjj
dadelijk torug brongen, Mylord! en ik zal vergoten
wat gjj togen mij gesproken hebt."
•Maar dat is juist, Mary! wat ik niet kan dulden.
Gy zoudt mjj vergeten en daardoor mij rampzalig
maken."
•Mylord. ik geloof geen woord van hetgeen ge
mij hebt verteld."
•Mary! bjj al wat heilig is, zweer ik 11, dat het
de waarheid is. Hoor mjj. Ik zou het onmogeljjko
bijkans willen beproeven meer zelfs dan eenig hci-
lige vermocht! Ik, die zonder dat ik de zondo
beging die mjj alleen dat voortdurende bjjzjjn kan
doen genieten, ik zou mij misschien dat ontzeggen,
ik zou afstand van 11 doen en my tot wanhoop
kunnen veroordeelen indien..."
•Gij weet to wel, Lord Buckingham, dat ik ge-
vangen ben, anders zoudt gij het niet wagen der-
geljjke woorden tot mij te spreken. Mylord, gjj
speelt een gruwzaam spel mot een zwakke deerne!"
Zij weende en vouwde do handen. Haar drift was
voorby; hare kracht was gebroken.
•Mary! spreek niet aldus: gij verscheurt mjj het
hart," hernam de andere weder, zich werkelijk be-
wogen veinzende. »Ik zal niet meer van mjjne
liefde spreken, ofschoon het \'t laatste, het kostbaar-
ste is wat ik bezit. Ik zeide u straks reeds, dat
ik zou willen beproeven alles op te offeren, indien
gjj het werkelijk wilt, maar, Mary, moogt gjj \'t
willen? Onderstel dat gy terstond wordt terugge-
voerd naar Hallam, wat, wien zoudt gy er vinden?
Uw vader is in de gevangenis en uwe vrienden..."
•Doe mjj terugvoeren, dadelijk — ik smeek het
u, Mylord!"
•Uedenk, Mary! vóór gy terug wilt keeren. Gy
zyt niet alleen op reis gegaan... gy hebt twee
dagen en twee nachten doorgebracht met oen
vreemden man. Mary! uw goede naam..."
•Mjjn (iod! Mjjn God!... Ik ben rein voor den
Heero mijnen God...."
•Maar niet voor de menschen. Wat zou een zc-
ker jongeling wel zeggen indien hjj u terug zag ?"
•God en mjjn vader, Mylord! zjjn deecnigen, die
mij mogou oordoolon!" hernam zy fier.
•Maar, uw vader zelf, Mary! wat zou die zeggen?
Hij, die mjj voor den lxwzen geest houdt rn in
staat gelooft tot do snoodste daden? Zou hy ge-
looven aan uwo reinheid?"
•Dat is tusschen hem en my, Mylord! lndion
gjj wilt, dat ik 11 niet beschouw zoo alt mjjn vader
u beschouwt, doe my dan heen gaan."
-ocr page 120-
MARY HOLLIS.
198
•Dat is zeker, maar de Koning kan genade
schenken."
•Neen, neen. Mijn vadei wil geene genade... en
toch, dat was niet goed van hem. Als hjj daardoor
bevrijd konde worden, mijn goede, lieve, oude vader!
Mylord! vraagt gij die genade en ik zal u dank*
baar zjjn."
•Ik heb dio gevraagd, en zij is mij geweigerd,
Mary! Gij zelve moet die vragen. De koning heeft
een medelijdend hart, als men de rechte snaar maar
weet to doen trillen. Maar om hem op het goode
oogenblik te naderen, daarvoor moet dat worden
afgewacht, daarvoor moet veel worden voorbereid.
Ik ben reeds werkzaam voor u geweest. Daarom
klonken mij uwe woorden van straks zoo streng,
zoo wreed in het oor, maar ik wist ook, dat do
schjjn tegen mij getuigde; daarom zweeg ik en zocht
ik ii te overtuigen; dat mijne tederheid misschien
een ander loon verdiende dan haar word weggelegd.
Wilt ge nu nog terstond terugkeeren, Mary?"
Deze stond oen wjjle besluiteloos.
•Verlicht de oogen mijns verstauds, mijn God!
opdat ik logen onderscheido van waarheid!" bad
zjj innig. Wat te gelooven? Zou hjj werkeljjk
zulk een booswicht zijn, hjj. die voor haar stond
mot de kalmte op het gelaat, in oen houding, zoo
deemoedig als of hjj de dienaar was en niet de
heer: hjj, die smeekte waar hjj gebieden kon, daar
zjjnor do macht was? Do loop, dio het gevoerde
gesprek had genomen, de innigheid van den toon,
waarop Buckingham zjjnc verzekeringen uitbracht,
alles bracht er haar toe hem te gelooven. Toch
wildo zji alle mogelijke waarborgen voor de oprocht-
heid der gesproken woorden, en daarom: vroeg zij,
terwjjl zjj in verwarring do zjjdo van haar kleod
tusscheu de vingeren plooide en kreukte: »Ik zal
mijn vader raadplegen: ik zal hem mededeelen wat
er is gebeurd. Dien brief wenschto ik door mijn
vroegeron speolnoot te doen bezorgen... Misschien
zou ik ook zijn raad kunnen inwinnen."
• Zjjn raad, Mary? Ik dacht dat hjj er altjjd een
to nomou, nooit to go ven had? Maar ik begrijp
u: ieder meont go dut u raad kan geven, ieder,
behalve ik. Het zjj zoo. Ik zal hem nogmaals
vorzooken naar n too te gaan."
Mary kleurde, maar zjj vroeg niets, zjj durfde
niets vragen. Buckingham had thands zoo gaarne
wat minder schroom gowenscht, want uu moest hjj
zelf duidelijker maken, wat hij verlangde door haar
verduidelijkt te zien.
•Ik zeg nogmaals. Het is een goede jongen,
die veel van zjjn vader heeft, maar nog meer van
zjjn moeder. Gjj zult mjj begrijpen. En nu hjj hier
in Londen is on niet zeer ongelukkig het hof maakt
aan de Ladies Iluier Majesteit de Koningin ...."
Mary hield de kleine fijne hand krampachtig ge-
sloten : zjj verzamelde al hare kracht, om zich
staande to houden. Ja, dat was geon logen. Zon-
der vaarwel was hjj heengegaan: toen reeds had
hij geen behoefte meer aan haar en toen kon do
odclman nog zoo niet als thands in hem leven!
#Het is wel, Mary! Ik wilde herstelleu wat ik
onwetend heb misdreven; ik wilde u doen terug
gaan, maar niet voor dat de ure daarvoor sloeg.
Gjj zult terugkeeren en uwen vader mogen vaar-
wel zeggen voor altijd, want hij gaat heen in bal-
lingschap en___"
»lk zal hem volgen."
•Gjj zoudt dit land verlaten en allen dio u lief
zjjn? üy zoudt Insloten zijn om in een wildernis
te leven en hem prjjs te geven dien gij liefhebt?"
•Mylord!... dat woord hebt ge reeds zoo dik-
werf herhaald. Er is slechts MD wezen, waar de
plicht en de liefde mjj aan binden, dat is mijn va-
der, en dien zal ik volgen."
«Mary! hoo verstandig gjj ook zijt, toch is de
waereld u vreemd."
>Ik hoop dat ze mjj vreemd moge blijven. Het
rjjk mijns Heilands was niet van deze waereld."
»Gjj verstaat mij verkeerd," merkte Buckingham
even glimlachend aan. »Zoo lang ge u op deze
aarde beweegt is het toch goed, dat gij do wegen
die er op liggen eenigermatc leert kennen. Ik be-
doel dat gij do omstandigheden, de meuschen en
de zaken verkeerd beoorleelt. Gij wilt uw vader
volgen; maar gij kunt niet. De wet gebiedt, dat
de prediker, die do wet overtrad, alleen zal worden
gedeporteerd."
»En wie zal mjj beletten mijn vader op een an-
der schip te volgen ?"
>Maar Mary, weder zoo onkundig! Hebt go gold
om den duren overvoer te bekostigen? En dan
alleen zulk een rcize te aanvaarden!"
Mary bleef een oogenblik zwjjgcu; hare lippen
beefden en lieten een diepe zucht ontglippen. Was
het een teeken, dat zjj de opgesomde bezwaren
erkende? Eindelijk hernam zij, terwijl de oogen
bleven nedergeslagen: »Zeidet gjj niet, Mylord, dat
gÜ herstellen wildet wat gjj jegens mij hadt mis-
drevcn? Mylord, gjj zoudt dat kunnen, door mjj
tot die reis in staat te stellen. De reize zelve bc-
angst mjj niet."
De kiescho en bescheidene! Was hot niet als of
zjj een groote gunst vroeg? En zjj vroeg slechts
van hem, die haar lijden deed, lijden, meer dan zjj
kon, dan zjj wilde uitsproken wat zjj recht had to
cischen.
Buckingham vatte de vraag gants anders op en
vond het zeer naïef deze juist tot hem te richten.
Hjj kon nauw een sarkastischen glimlach bed win*
gen en zjjn gelaat een ernst igo plooi doen behou-
den, toen hjj andwoordde: >Ik zal gaarno doen
wat gjj verlangt, Mary! Gjj zult door mjj tot die
reize in staat worden gesteld..."
•Ik dank u, ik dank u, Mylord! Ik heb thands
uw woord!" riep zjj in vervoering uit.
•Indien het bljjkt, dat geen ander middel over-
bljjft om u mot uwen vader to hereenigen. Of zoudt
go Engeland toch willen verlaten, zelfs indien gjj
er met uw vader leven kondet?"
•Maar dat is immers onmogelijk? Mjjn vader
wordt immers veroordeeld?"
-ocr page 121-
MARY HOLLIS.
190
Het is goed, Mylord! Dan zal ik hem schrijven.
Iljj zal tooh wel een brief willen insluiten in den
zijnen, niet waar?" Do toon harer stem verried
zulk een ingehouden smart, dat zelfs in Bucking-
hnms binnonste do stom des verwijts zich begon
to doen hooren. »Laat mij nu, Mylord! doe mjj
wat papier geven en dan Gods woord, Mylord! en
doe mijn eigene kleederen weder brengen, want
dozo passen mij niet."
Buckingham knikte toestemmend. • Vaarwel!" sta-
merdo hjj, moor bowogen dan hjj nog wol schijnen
wilde. tAls ik mag, keer ik spoedig terug."
•Hot is een engel, zjj is eenig," mompelde hjj.
toen hij vertrok: maar do uitroep mocht tevens be-
wjjzon, dat zij hem dierbarer was dan ooit. en de
woorden tot de oude bowaakster gesproken bewezen
bovendien, dat hü minder dan ooit zich aan hot go-
vaar wildo blootstellen van don schat, die steeds
kostbaror en kostbarer werd, te verliezen.
Mary was alleen! Wat zjj leed had zy in die
mato nog nooit geleden. Haar goede naam was
verloren, zoo had Buckingham haar gozegd, en, hoe
zjj hot ook bestreden en zich boven den blaam der
menschon verhoven had geveinsd, toch zeide haar
verstand, dat er waarheid lag in de opmerking, en
dat in haar toestand de minachting van wie haar
ginder nabjj stonden pijnlijk zoude zyn. Zjj was
van haren vader afgerukt en mocht nu niet terug-
keoren. Weder had die man gelijk, dat zjj hier den
dierbaron beter zoude kunnen dienen dan gindor.
Maar wie kon berekenen, hoe lang zjj hier zou
moeten blij ven en wachten op het gunstig oogenblik ?
Zoo zij Buckingham kondo vertrouwen; zoo zij diens
woord kondo gelooven, dan zou zjj in staat zjjn te
wachten en haar vader door Dirkons tijding van
zich te doen toekomen. Zoo zjj hem kondo gelooven!
Maar waarom zou zjj dat niet? De boosheid van
dien man was haar alleen door haar vader bekend
gemaakt, maar het oordeel van dezen kende zjj immers
als zoo streng? Voor \'s vadors vierschaar kou
niomant bestaan, hot minst oen dienaar on gunste-
ling van een Stuart. Wat Buckingham haar met
zoo veel berouw en spijt had gezegd, zoude toch
waar kunnen zjjn en de oorzaak van alles was dan
zjjno genegenheid, cene schuldige gonegenhcid,
waarvan zjj gruwde, maar toch altjjdceno genegen-
heid voor haar. Nog moer: do Heer deed zoo dik-
werf hot goede uit het kwade voortkomen. Indien
het Zjjn heilige wil eens ware, dat zjj haar vader
redde en Iljj daarom toegelaten had dat zjj naar
Londen was gevoerd? Was een gedeelte waar van
hotgeen Buckingham zoide, dan had zij geen recht
om al hot overige geloof to weigeren, dan had zjj
geen recht hom te wantrouwen, waar hy van zjjno
goede voornemens tot redding haars vaders sprak
en evenmin waar hjj gewaagde van Charles\'ontrouw.
Ontrouw ? Had hy haar dan trouw gezworen en had
hjj geene vrjjhoid to doen wat hjj begeerde? Helaas,
ja. Maar hjj liad haar geheel vergeten! Was dat
dankbaar? Had hjj haar niet kunnen hljjven geden-
ken, ware het ook slechts als ecne herinnering van
vervlogen dagen, als eene herinnering in de ure van
eenzaamheid, als hjj de schoonen van het hof niet
moer zag, als hjj do bedwelmende geuren van de
pracht on de woehlo niet meer inademde ?
Zy bedekte zich bot gelaat mot de handen en bc-
merkto het niet, dat haar het begeerde schryfgereed-
schap gebracht werd. De oude. die het nederzette,
waagde haar niet in haar gepeins to storen en sloop
weg even stil als zjj gekomen was.
Kindelijk waakte Mary weder op. Do veerkrachtige
goest kon niet lang gebogen hljjven; het goloovigo
hart kon niet lang zonder troost zijn. iHeere, ver-
heerlijk u in mjjne zwakheid en leer mjj hem ver-
geten! Ja, ik zal hem vergeten." Xa dezo woorden
zette zjj zich tot schrijven aan haren vader neder,
maar het was haar telkens of zjj aan Charles schreef
en zjj wierp in wanhoop do pen weg.
Wat haar nu onmogelijk viel gelukte haar later,
en toen Ruckingham haar den volgenden dag weder
kwam bezoeken werd de brief hem ter hand gesteld.
Xog was er geene gelegenheid om den Koning
to naderen. Gewichtige zaken hielden Zjjno Ma-
jestoit bozig, maar spoedig hoopte hy Mary eene
audiëntie te kunnen bezorgen. Hy was schuchter
en eerbiedig, en dat gaf Mary moed om hem ver-
trouwelijker te naderen en do achterdocht, die nog
zoo dikwyls by haar opkwam, to doen verdwyncn.
Buckingham speelde don verslagene van harte, don
wanhopige, het slachtoffer van zjjno liofde, en Mary
begon medeljjden te gevoelen. Ieder harer wenschen
werd ingewilligd. Hare eenvoudige kleederen werden
haar teruggegeven; de oude, dio haar verwelkomd
had en van wie zjj eon afkeer had opgevat, was
vervangen door een andere, medo een bedaagde,
ruwer van vormen, maar toch niet zoo walgend als
gene. Do onrust en het ongeduld gunde Mary echter
geen oogenblik van kalmte; het verdriet verteerde
haar, en de rozen op hare konen verwelkten. Dit
was niet wat Buckingham verlangde. Hy, wien geene
vrouw, of het moest Ma\'am C\'arwoll zjjn, had weer-
staan, had gezworen ook op Mary te zegepralen.
Hy was zelfs zoovele gomakkeljjko overwinningen
gowoon, dat de tegenstand hem prikkelde, dat de
rol, die hjj spelen moest, hem een aangenaam tyd-
verdryf werd. Maar elke dwang moest niet lang
aanhouden. Mary moest zich spoedig overgeven of
hy zou door andoro middelen zjjn dool bereiken.
Middelerwjjl moest do bloem, dio hy wildo plukken,
niet verwelken. Hij stelde haar daarom voor, een
vertrek, dat het uitzicht op do straat gaf, des daags
to bewonen en haar eenige andoro lektuur to ver-
schaffen dan zjj tot dus verre had. Zjj nam het
dankbaar aan en liet zelfs toe, dat hjj by hot ;if-
scheid nemen haro hand vatto en kuste, maar hij
liet die lieve fijne vingertoppen in de zjjnc zóo lang
rusten, dat zjj ze blozend, bij den blik dien hjj op
haar vestte, terugtrok. Hot boek, dat hjj haar toezond,
riep dien/elfden blos op het golaat. Het was uit
hot Fransch vertaald on bevatto do liefdesavonturen
van den grooten Cyrus. Welk eon waerold werd zjj
ingeleid! Geheel onbekend was die haar niet, voor
-ocr page 122-
200                                                              MARY HOLLIS.
plaats genomen, en met elkaar, over dlon zetel
heongebogon, (luisterend cenigo woordon spraken.
Beiden schenen tot vrolijkheid gestemd on alzoo,
volgens Clintons opvatting, niet den ernst to bowa-
ren, dio dezo vergadering behoorde te kenmerken
liet was con scherp en schrander gelaat, en de
scherpte mocht nog wel grooter schijnen te zijn
dan de schranderheid. Als do wenkbrauwen zich
fronsden, dan was men gewoon te sidderen, niet
alleen zij, die van den Lord der Schatkamer afhan-
kelijk waren, maar ook zijns gelijken, dio voor het
meerendcel het klare en logische zjjner betoogen
schewden, daar zjj or altijd tot zwijgen door werden
gebracht. Bovendien zetto do reuk, waarin hjj
stond, van eerlijkheid, van vastheid van beginselen,
zetto de betrekkelijke gunst waarin hjj by het
Parlement stond, eene gunst, te grooter naarmate
do ongunst der anderen steeds meer en meer bleek,
kracht aan zjjne meestal karige, maar op snijden-
den toon geuite, woorden bjj. Slechts éen was er,
die hem wist te weerstaan, die een wederpartij
durfde en kon zjjn, en toch nog meer gesteund
mocht heten door den bjjval van het Parlement en
vooral van het huis der Gemeenten. Hot was Ashley
Coopor, Lord Shaftsbury. Hjj was eon lid van het
tegenwoordig kabinet, zoo als hjj lid was geweest
van bjjkans allo vroegere. Uit den burgerstand
voortgekomen, had hjj vredo gemaakt met elke par-
tjj, dio gezegepraald had en die hem steunen kon
en steunen wilde, was hjj van stap tot stap nader
gekomen aan het dool, dat zjjne eerzucht zich ge-
stold had. Vriend en vjjand verhieven om strijd
zijn goluk, maar wat zjj slechts geluk of toeval
noemde, was in do moeste gevallen wel hot govolg
van schrandere berekening geweest. Voorkomend
zonder kruipend, vleiend zonder laag te zjjn tegen-
over de leiders eener partij, die hij winnen wilde
en moest, was hjj terugtrekkend zonder afstootend
te zyn tegen eene party\', die hem gediend had.
Hy had don takt, om van elke omstandigheid, van
elke partij gebruik te maken zonder zich ooit aan
haar levensbeginsel zoodanig aan te sluiten, dat hjj
met dat beginsel en do party die het aankleefde
behoefde te vergaan. Zoo had hy Cromwell, zoo :
had hy Monk, onder de Stuarts, den kanselier .
Clarendon gediend, en was hy, na tot den val van
dezen te hebben medegewerkt, lid van het bewind
geworden, dat de heerschappij des Kanseliers ver-
ving. Niet tegenstaande al dio wisselingen mocht
men hem niet begiiiselloos noemen. Het bleek dik- |
werf dat hy een beginsel ten grond lei van zjjn
politiek streven, bleek het, dat al zjjne veranderin-
gen niet verder gingen dan tot eene wisseling van i
tint, niet eeno van kleur. Hjj had zyn vaderland
lief en zag met zyn doordringend verstand hoe I
vele olementou van grootheid or aanwezig waren,
elementen, dio door een slecht bestuur, dio door
de bekrompenheid van partjj- en sektehaat bjj- 1
kans stelselmatig werden verstikt. Hy wist, dat
do eenige voorwaarde tot ontwikkeling de handba-
ving en uitbreiding van do vrijheid was en stond
zooverre er do liefde in heersehte en leed, maar do
vormen, waarin de personen liaar verschenen, 7.0
kwetsten haar maagdelyk gevoel, en, hoc dikwerf
haar toch geprikkelde verbeelding er zich ook togen
vorzettc, zjj wierp ton laatste dat hoek weg.
Vroemd was het. hij had haar nimmer aangeboden
do vrije lucht te gaan genieten en zij had er ook
nooit om govraagd; want zij schaamdo zich voor
do monschen; zóo zeer hadden zijne woordon doel
getroffen, in die mate had hjj haar weten alleen te
doen staan. Maar aan zijn voorstel, om ongezien
door het zien van menschen eenige afleiding te ont-
vangon, het heimwee, dat in haar binnenste smachtto
on dat do plicht haar verhood gehoor to geven, een
oogenblik to ontvlieden, aan dat voorstel gaf zij
gaarne gehoor, en sedert bracht zij uren door, om
als een gevangeno door do kleine ruiten naar het
gewoel beneden in de straat te staren. Zochten
die oogen iets in dat voortdurend gewemel? Waarom
flikkerden zjj soms, als een edelman onder de burgers
zichtbaar werd, en zonk zij als teleurgesteld terug in
haar stoel, zoodra zij hem in het gelaat had gezien ?
Etteljjke dagen waren reeds vorloopen. Eens, dat
zjj weder daar nedorzat en staarde en schouwde,
trilde eensklaps haar hand, schrikte zjj op, on als
ware zjj allen en alles vergeten, rukto zij het raam
open...! maar zjj wist niet dat zjj altoos bewaakt
werd. Hare bediende, altijd zoo eorbiedig, altijd zoo
lKJscheiden, was het thands minder, want met ge-
weld trok zjj de hand terug, die met een doek
wuifde, drong zjj haar gebiedster op zijdo en\'sloot
het venster, Zjj kon den kreet, dien Mary uitbracht,
niet voorkomen, maar hjj was nauw hoorbaar ge-
maakt door het spoedig toeslaan van hot raam.
Mary had zich niet kunnen bedwingen; haar speol-
noot was voorbijgegaan, zoo als wjj weten: Charles
met Buckingham.
III
In een der vertrokken van White-hall en wel in
den vleugel, waar do Koning verblijf hield, was de
Bijzondere Raad van Engeland bijeen. Aan een
langwerpige tafel, bedekt met een groon fluweel
kleed, aan do vier slippen mot een goudon kroon,
waaronder de initialen C. R., geborduurd, zaten
de raadsleden der Kroon. In hot midden van hen
was het verheven gestoelte. op welks rug mede de
kenmerken van het Koningschap aanwezig waren,
do plaats voor aller hoofd: Zijne Majesteit den
Koning. Die plaats bleef dikwerf ledig; zij was
het ook nu. De andore zetels waren echter, op
weinige uitzonderingen na, alle ingenomen, en
wie er ook gemist werden, do ministers — het
Cabaalministerio — was bjjecn. Sir Clinton, wicn
het bestier der finantiön was toevertrouwd, trok
hot eerst do aandacht. Hjj was tegenover het le-
dig goblevon gestoelte Zijner Majesteit nedergeze-
ten, on vestte van tjjd tot tjjd do levendige oogen
op Buckingham en Arlington, dio tegenover hem
aan weerszijden van den Koninklijken zetel hadden
-ocr page 123-
MARY HOLLIS.
201
die dan ook voor. Hot Tolk, hot Parlement i>egrc-
pen het en steunden hom, hetgeen hem bjj de ei-
gonljjko hofpartjj niet in gunst deed toenemen,
hoewel zijn invloed bij haar or toch door vermoor-
dordo. Evenwol was die invloed moor schijnbaar
en officieel dan werkelijk. In oogenblikken van
angst en benauwdheid word zijne stem mot eer-
biedigo stilte door do hofpartjj aangehoord, maar
zoodra het govaar was geweken, zoodra er een sub-
sidio door hot Parlement was toegestaan of hot goud,
langs den gewonon gohoimzinnigen weg verkregen,
op de speeltafels in White-hall wederom lag opgo-
stapold, dan ontweek men hem. Hjj begreep hot
on boklaagdo er zich niet over; want to vertrouwelijk
moest hij niet met een bewind zijn. dat weldra
vallen moest. Hij begreep dit, hoewel er moor voor
hem verborgen werd gehouden dan hij nog wel dacht,
en hjj, bjj de geheime mondgesprokken van den
Koning met zijno zuster Henrictto van Orleans, dio
weinige maanden geleden, zoo als wij weten, aan
Engeland een bezoek had gebracht, niet altijd tegen-
woordig was geweest.
Het was een man in do kracht van zijn leven. Zjjn
golaat was edel, de trokken fijn; zjjno manieren
waren behagoljjk on een geboren edelman waardig;
zjjn blanke teint gaf iets reins aan het geheele wezen,
en het werd nog verhoogd door het helder blauwe
oog, dat echter niet altijd hem, tot wien hot woord
werd gericht, gewoon was aan te staren.
Wjj gewaagden straks van de eenheid en de vast-
heid van zjjn politiek streven, en dat streven ver-
klaarde do spanning, die or zoo vaak tusschon hem
en Clinton bestond. Deze ontveinsde nooit zjjne
minachting voor het droombeold: individueoio vrjj-
heid, voor de kracht van volkswonschen en volkswil,
evenmin als zijno tedere liofdo en manmoedige trouw
voor de Kerk van Rome, die hij voor de eenig
ware erkende. Shaftsbury daarentegen stond aan
het tegenovergesteld uiterste, on, ofschoon wjj niet
zouden durven beweren, dat zijno liefde voor do
Engelsche Kerk tot op de folterbank onvorwrikt
ware gebleven, toch was hjj niet minder trouw en
jjverig voor de belangen dier Kerk, welke hot voer-
tuig was van zjjno politieke ideen, dan Clinton het
voor de zjjne was uit innige overtuiging. Genen was
de kerk echter slechts middel, dezen was zjj dool.
Doch wjj vreezon door al die uitstapjens op een
gebied, dat velen zoo dor toeschijnt, door onzen
lezer verlaten to worden en schuiven liever de gordijn
weg, om het taforool, dat wjj hopen voorbereid te
hebben, to doen aanschouwen.
Vlak tegenover Lord Shaftsbury zat een man, dio
terstond de aandacht trok. De uitdrukking van zjjn
gelaat was duister en somber; zjjno kleed ij van
donkore kleur maar kostbaro stof, torwjjl do zware
goudon koten, waaraan het gulden vlies bevestigd
was, op zjjno borst oen sterk sprekend bcwjjs was
van den verheven rang dien hjj innam. Velen uit
Londen zouden bjj den eersten aanblik weten te
zeggen, dat het do broeder dos Konings en de ver-
moedcljjko erfgenaam dos troons was, de Hertog
van York, dien wij roods vroeger den lezer voor-
stelden on wiens gelaatstrekken, eens aangestaard,
niet licht weder vergoten worden. Op dit oogonblik
doet hij weinig, om do aandacht tot zich te trokken
en toch is zjj op hem gevestigd. Hij zwijgt en slaat
do oogen neder bij don arendsblik dien Shaftsbury
op hem slaat; hjj heeft een p^n van het papier ge-
nomen, dat voor hem zoo als voor allo lodon van
den Bijzonderen Raad ligt, hoeft dio in den mond ge-
stoken en bjjt schjjnbaar onverschillig op do schacht.
De Hertogen van Ormond en Stiffbld. die altjjd
aan zijne zijde plaats namen, zjjn ditmaal aan de
zjjdon van Shaftsbury gaan nederzitton on zij, dio
door de desertie dier Lords de buren van den vcr-
moedeljjken troonsopvolger waren geworden, hadden
hunne zetels zoover mogoljjk weggeschoven, ten
einde niet tot do omgeving Zijner Hoogheid gere-
kend te kunnen worden.
Do Hertog van York scheen wol een paria en
zou wellicht mot nog moor bcleedigcnde koude ge-
schuwd zjjn geworden, indien niet Clinton en Ar-
lington zich tot zjjne bondgenoten verklaard en hem
met beleefdheden hadden overladen, voor welke
hjj ochter even ongovoolig scheen als voor de on-
belecfdheden der anderen.
Nog hield het fluisteren van Arlington met Buc-
kingham niet op, en niemant dan Clinton ergerde
zich er over, want ieder wist, dat die beiden niet
over politiek zouden spreken, of deden z\\j het ook,
tot geene samenspanning in staat waren.
•Hoe gedroeg hij zich op het diner bjj den Ko-
ning?" vroeg Arlington.
•Het was jammer dat go er niet bij waart; ge
hadt uwen lieveling van eeno voor u geheel nieuwo
zijde kunnen leeren kennen. Hij at niet, hjj dronk
niet, hjj sprak niet; alleen mag er gezegd worden,
dat hij andwoordde als de Koning iets vroeg, en
hjj boog als de Hollandschen ambassadeur iets tot
hem zeide. Zoudt ge nóg donken dat hjj te ge-
bruiken was?"
•Meer dan ooit: maar we moeten hem tot spre-
ken zien te dwingen," hernam Arlington.
•En daar gij het niet kunt, wenscht ge zeker dat
ik het beproeve. De diplomatie bekent hare on-
macht: welnu, men zal het eens met een paar lieve
vrouwenoogen moeten beproeven."
•Als u dat gelukt, verklaar ik u de meester van
dien zwjjger te zjjn. De poging zal echter jjdel
zjjn. Ik goef echter de hoop nog niet op; wjj moe-
ton hem den onze noomon of hem zoo kompromit-
teren, dat hjj zich wol in onze armen zal moeten
werpen... Maar laat mjj uw plan hooren. Wie
zoudt ge belaston met de zorg om uwe grootscho
plannen uit te voeren? Wie is de gelukkige, die
go tot do uitvorkoreno van onzen jeugdigen vriend
bestemt? Londen heeft dat eigenaardige, dat elko
bloem in haren dampkring dadelijk hare frischheid
verliest. De Hertog van Buckingham zal misschien
de oorzaak wel kunnen opsporen!" merkte Arlington
spottend aan.
•Het zou Uwo Lordschap minder belang inboeze-
-ocr page 124-
202                                                              MARY HOLLIS.
men dan te weten wat er tnsschen den knaap on
den Hertog van York is gesproken."
»Op de receptie? Het beteekendo niet voel."
•Noen later; hot schijnt dat go daarvan geeno
kennis draagt." Arlington boog zich nog meer
voorover.
•Hjj is gister bij don Hortog geweest. Geheel
alleen. Ik hoorde het van don Ambassadeur, dien
ik knorrig ontmoette, daar hjj Zjjnc Hoogheid niet
te huis had gevonden, en nog wel om zulk een
reden...! Op het verweerde burger-aangezicht lag
nog meer onrust dan toorn... Ik moot erkennen
dat or wol grond voor die onrust bestond. De
personen, dio elkander in hot geheim ontmoetten,
zjjn wel gevaarlijk!" zeide Buokingham smadelijk.
»\\iot zoo snel voortgegaan, üoorgo!" hernam do
ander. «Er kan wel iets gowichtigs zjjn besproken;
iets zeer gowichtigs."
•Wat dan?" vroeg Buckingham.
Arlington was niet voornemens to andwoorden
wat hjj dacht: hij wilde wol Buekingshams gedachte
vernemen, maar liefst tegenover dezo do zjjno zoo-
voel mogeljjk vorbergen. Het praatzieke van den
Hertog was het eenige wat Arlington aan hem
hechtte, on vooral thands nu hjj duizend oogen
wildo hebben om don jongen Prins van Oranje ovor-
al to bespieden.
Was zjjno belangstelling in dien persoon, dio
thands overal roods, zolfs ondor do burgorij in Lon-
den, als eon zwakhoofd, als een nul was bekend
geworden, een manie geworden of ceno soort van
neiging, om zich van al degenen dio hem omring-
den te ondorschoiden ?
Het gedurig gefluister had den Lord der schat-
kist, Sir Cliuton, ten laatste in die mate vordroten,
dat hjj er een einde aan maakte. Gewichtige zaken
waren er reeds bosproken. Men had eon voorstel
overwogen, om aan hot Parlement weder een sub-
sidie to vragen van eon millioon pond sterling, welk
voorstel door Shaftsbury krachtig bestreden werd.
In oorlogstijden, zoo hootto het, buitengewone sub-
sidio aan te vragen kon noodzakelijk zjjn, maar in
vredestijden moost mon het rjjk weten te bosturen
met hetzolfde geld als vroegere regeringen het
vermochten. Het had niet mogen baten, dat Clinton
zinspeelde op een feit, hetwelk Shaftsbury bekend
moest zjjn, zinspecldo op een aanstaanden oorlog
waarop men zich moost voorbereiden, Saftsbury
blcof zich verzetten.
»Gjj zinspeelt op den oorlog mot do Algorjjnen?"
zoido hjj. «Welnu, zoover zal hot onder hot bo-
stuur van mjjn edelen vriend, den Lord dor Schat-
kamer, niet gekomen zjjn, dat de uitrusting van
drie schepen niet zonder een uieuwo subsidie mo-
geljjk zoude wezon."
»Mylords!" viel Clinton in, terwijl hjj do wenk-
brauw fronsde en de trillende hand het papier dat
voor hem lag krenkte. «Mylords Arlington en Buc-
kingham, wat is uwe zienswjjzo?"
»Ik ben altijd voor do mcening van den Lord
van do Schatkamer," zeide Buckingham luchtig.
»Ik zon voor do aanvrage oonor" subsidie zjjn,
indion or uitzicht bestond dat men zich aan gcene
weigering bjj hot Parlement blootstelde," hernam
Arlington, dio blijk gaf, niettegenstaande zjjn go»
sprek met Buckingham, zeer goed naar don woordcn-
strjjd dor andoren te hebben geluisterd.
Er werd een krassend geluid geboord aan do
zijde waar de Hertog van York zat; het was het ber-
sten van do penncschacht,\'dio Zjjno Hoogheid zoo ge-
ruimen tjjd reeds tusschendo tanden had doen kraken.
»\\Vil Uwo Hoogheid iets in hot midden brengen ?"
vroeg Clinton.
•Alleen, dat Zjjne Majesteit zich niet moet bloot-
stellen aan ocno weigering van de zydo Zjjner on-
derdanen, terwijl or andere middelen bestaan om
in de behoeften to voorzien."
Clinton kleurde even: hjj boog zich voorover on I
fluisterde: »Zo zjjn uitgeput."
•Do subsidiën van Frankrijk, Sir ?" vroog Shafts-
bury scherp.
Het mocht ondersteld worden, dat dio subsidiën
oens vreemden monarchs den echt Engelschen Clin-
ton eon doren in hot vleesoh waren en de ruwo
vraag van Shaftsbury hem daardoor vooral tot toorn
vervoerde, zoo zichtbaar in do woorden welko hjj
hem toesnauwde: >Ik herinner u den gedanon
eed als Sekretaris van Staat!"
•Waaraan ik, God lof! door niemant uwer be-
hoef herinnerd to worden; ik twjjfel eraan ofeene
vermaning van dien aard, in den Bjjzondercn raad
Zjjner Majesteit gegoven, wel de mirakuleuzo kracht
zoude hobben om eon meineed te doon voorkomon.
Ik wil mjjn goëerdon vriend niot volgen op het go- |
biod van personaliteiten waarop hjj als Koniug ge-
biedt, maar terugkomen op do behandelde quaestie.
Zoolang do beschermer der vjjf havens dertig dui-
zend pond en de opperjagermeester twintig duizend
en do opporstalmoester vijftien duizend pond \'s jaars
als weddo ontvangt, en al dio betrokkingen van zoo
geringen omvang zjjn, dat zjj allen door éen per-
soou kunnen worden vervuld, dio bovendien nog
tjjd genoeg overhoudt om zich al do geneuchton
dos levens te laten welgevallen, zoo lang stem ik
tegen het aanvragen van subsidiën."
Aller blikken, behalve die van den Hortog van
Y\'ork, vestten zich op Buckingham die echter lachend
andwoordde:
»Ge hebt volkomen gelijk, Ashloyl Ik hob zóo
veel tjjd over, dat ik Zjjno Majesteit nog oon paar
van zulko ambten verzoeken ga, om mij het vra-
gen van subsidiën, waar ik anders ook toe zou
moeten overgaan, te besparen."
Do luchtigo onbeschaamdheid wckto een gemom-
pol ondor de leden op.
Shaftsbury stond op. »Ik hob weinig aan do
woorden Zjjner Genade too to voegen. In het bo-
laug Zijner Majesteit wensch ik voor to stellen
onzen Koninklijken meestor in ovorwoging to goven,
Zjjno Geuado nog eenige ambten van hetzelfde ge-
wicht too to vertrouwen, maar geeno jaarweddo,
aan wclko ook, to verbindon."
-ocr page 125-
MARY HOLLIS.                                                                   203
{ den vau den Raad hun Koning aanschouwen moch>
t<\'ti. Hij wenkte hen te gaan zitten en nam mede
: plaats, na Diana rechts en Juno links van zijn stoel
te hebben doen neerleggen.
•Uwe Majesteit maakt zijn onderdanen altijd ge-
lukkig, maar zelden in de mate als thands, door hare
I tegenwoordigheid,\'\' zeide Buckingham. »Door haar
binnentreden mag ik hopen gered to zjjn! Men stond
gorecd mij uit to plunderen en mjj de fijnste klee-
deren het eerst af to nemen."
•Gelukkig, dat gjj u goed hebt voorzien, Will,
en er warm in zit!" hernam do Koning lachend.
•Maar ga voort, mijne hoeren, doe als of ik er niet
was."
•Dat laten zij zich geen tweemaal zeggen," mom-
pelde Buckingham, voor Karel alleen verstaanbaar.
•Men is tegen de aanvrage vau een nieuwe sub-
sidic, Sire!" zeide Clinton.
De Koning verschoot van kleur. »Maar geld
hebben we noodig, Heeren! Wc moeten onze bond-
genote, de Republiek, bjjstaan. Ik bid u, spaar
mjj al die bezwaron; geld moot er zjjn; zorg er
voor, Clinton, dat het er komt!"
•Wil Vcrsaillos niet meor...?" vroeg Bucking-
ham zacht.
Do Koning schudde ontkennend.
• Ik moet Zijne Majesteit eerbiedig doen opmer-
ken," zeide Shaftsbury, «dat do bezwaren wel over-
wogen dienen to worden.. Het Parlement zal bjj
het vragen eener nieuwe subsidie verandwoording
vragen van de vroegere. Eu zoude zulk eene ver-
audwoording gemakkelijk gegeven kunnen wor-
den?"
Zijne Majesteit hoorde niet meer: hjj speelde
mot zjjno patrijshonden. die een noergevallen Sinaas-
appel gevonden en naar den Koninklijken zetol
haddon meegedragen.
•Mylord Shaftsbury makc zich niet ongerust waar
ik hot niet doe. Ik zal do vroegere subsidie vor-
audwoorden," zeide Clinton.
•Daaraan twijfel ik niet," vervolgde Shaftsbury.
•Iemant met den mood van Sir Clinton kan alles
verandwoorden. Ik geloof echter, dat het verstan-
dig zoude zjjn niet alloen op den moed te rekenen.
Sire! de omstandigheden acht ik gewichtig en van
dien aard, dat het gevaarljjk wordt het Parlement
thands gelegenheid to geven tot onderzoek. Kau
men het overtujgen, dat de aan to vragen gelden
werkelijk besteed zullen worden om mot do Repu-
bliek do zeeroovors to tuchtigen..."
•Los, Diana! Hou haar tegon, James!" riep do
Koning tot zjjn broeder; toon wendde hjj zich tot
don laatsten spreker, en knikte hem too en zeido
hem: »Ik hoor u wel, ga maar voort."
Shaftsbury voeldo zich gekwetst. Iljj gehoorzaam-
do echter en vervolgde, met meer vuur echter dan
straks: >Maar men zal de dienaren Zjjner Majes-
ti\'it niet gcloovcn; men zal denken aan het tegen-
overgcstelde van hetgeen wordt voorgegeven, zoo
als .... wel eens meer plaats had. Kn bovendien" hier
verhief hij zjjno stem, »het Parlement zal, naar ik j
•Zjjt ge dwaas?" riep Buckingham uit. »Wic
geeft, u het recht, nmn! zulk een voorstel te doen?
Drink porter met de goede burgers van T/jnden op
de uitsluiting Zijner Hoogheid, den Hertog van
York, maar..."
• Ik verzoek IT\\ve Genade eerbiedig zich te ma-
tigen!" zeide Olinton met verheffing van stom. «Er
worden hier woorden gesproken, dio op Landvor-
raad en Majesteitsuhcnnis gelijken."
• Kr is verwarring van denkbeelden, Sir! zeide
Shaftsbury hoog. iLandverraad on Majestcitschcn-
nis konden in de tegenwoordige oogonblikken in
dit land wol eens niet gepaard gaan."
Weder was het de pcnneschacht Zjjner Hoog-
heid, dio tusschen de twistenden gehoord werd en
hetzelfde krakend geluid van vroeger te weeg
bracht.
Daar sprongen een paar prachtige patrijshonden
de kamer in en besnuffelden al do leden van den
Raad en krabden met allo blijken van blijdschap
Buckingham aan, dio de ontvangen bewijzen van
genegenheid hartoljjk beandwoorddon en blykbaar
do dieren amuzanter on bominnenswaardiger vond
dan zjjn natuurgenoten. Do aanwezigheid dier
honden spelde do nabijheid van Zjjno Majesteit,
zoodat niemant, bohalvo do Hertog van York, met
onverschilligheid do laatst binnen gekomenen aan-
zag. De honden waren van achter de portière in
den hoek der kamer te voorschjjn gekomen, en
daar vormoeddo men dat ook Zijno Majesteit zich
bevond.
Men had zich niet vergist. Men zag een blanke
hand, waarvan de vingers met juweelen ringen
prjjkten, om het damast geslagen; men zag de
groon fluwelen tuniek en eindeljjk do reusachtige
pruik Zijner Majesteit, dio voor alsnog met den rug
naar zjjn Bjjzonderen Raad was gekeerd, en mot
hot gelaat naar hot vertrok, dat hjj gereed stond
te verlaten en waaraan hem zeker iets zeer liefs
en aangenaams bond. Hjj bleef toch etteljjko oogcn-
blikken in dio houding staan, terwijl al de leden
van den Raad eerbiedig waren opgerezen en het voor-
recht hadden den koninklijken rug te bewonderen.
Men hoorde Zijno Majesteit schateren van lachen
on eensklaps ter zjjde springen. De reden daarvan
kon weldra vermoed worden, daar een Sinaasappel,
van de schil ontdaan, naar binnen vloog; hjj was
zeker op Zjjno Majesteit gedoeld geworden, die,
dank zjj zijner behendigheid, het gevaar van do
kostbare klocding gedeerd te zien nog tjjdig was
ontkomen. Hij stikto schier van lachen on tartte,
toen hjj het gebruik zjjner stem torug ontvangen
had, do verborgene vjjandin uit. Dat de aanval
door een vrouw was gedaan bleek spoedig uit
s\'Konings woorden. »Ik zet u dat betaald! Waar-
achtig! Mjjn kostelijk ontbijt! Wacht mjj straks in
hot paviljoen.... Wat ik doen ga? Regeeren,
Louize! men wacht mij al met ongeduld... Vaar-
wel!"
De deur werd eindeljjk dichtgeslagen en de rug
Zjjner Majesteit omgowend, zoodat do buigende le-
-ocr page 126-
201
MARY HOLLIS.
I ovonwol myn volk eon blijk to moeten govon van
I mijn zucht, om onafhankolijk to zjjn van Frankrijk
in oen tijd. dat ons goed volk moor afkoerig van
dat rijk schijnt to zjjn, en besloot daarom eon
nieuwen mode in to voeren. Na rijp beraad koos
ik het gewaad wat gjj mij heden ziet dragen on
geef ik u als mijne begeerte te kennen, dat gij door
uw voorbeeld voor do spoedige navolging van deze
kleeding zorgt. Wat ik draag, Mylord! is mode
in Engeland, zoo begeer ik het!"
Hoe hjj zich to goed dood op zjjne koninkljjko
macht, die zich zonder beporking, ten minste in
het rijk der modes, kondc uiten.
•Wees gedankt, dat ge ons van dio subsidie af-
brengt: \'iet werd te vervelend," prevelde Boeking-
ham tot zjjn vriend.
•En van het lastig gesprek over uwo verdiensten
on ambten, he?" vroeg Karel spottend.
Middelerwjjl bogen aller hoofden ten tceken van
gehoorzaamheid.
•Ik zie eon diepon politieken zin in het bevel
Uwer Majesteit," zeido Shaftsbury, terwijl echter
een flauw glimlaehjen zich om zjjne 1\'ppen ver-
toonde. lUwe Majesteit wil ons en onze kleodjj van
Frankrjjk losmaken. Ik hoop, dat ons volk maar niet
van meouing zal zijn, dat éen schalm van den koten
wordt losgemaakt, om hot klemmen van zoovele
andere te doen vergeten."
Er liep bij deze woorden bijkans cene rilling door
de gantsche vergadering met uitzondering van Ka-
rel en den Hertog van York. Arlington, die reeds
meermalen het woord had willen nemen, maar daar-
in telkens weerhouden werd door zjjne voorzichtig-
heid, kon zich niet langer bedwingen.
•Het schijnt dat het tegenwoordig kabinet ziek
on wol hopeloos is in do schatting van Lord Shafts-
bury, daar lijj zulko woorden waagt to spreken;
woorden, die er op berekend schijnen, om cene aan-
klacbt tegen het tegenwoordig en eene aanbeveling
voor een toekomstig kabinet to zpn."
•Ik ben bljjde Mylord Arlington eindelijk te mo«
gen hooren" hornam Shaftsbury. »Ik weet dat
mjjn edelo vriend zich geljjk blijft zoo wel in de
biütenlandsehe politiek; altijd fijn, maar onbegrü-
pelijk!"
•Moge Mylord Arlington onbegrijpelijk voor u
zjjn, ik zal trachton hot tegenovergestelde te worden,
al moest ik daardoor ook de vleiende betuiging
van fijn te zjjn ontgaan," zcide Clinton met kracht.
De vuist baldo zich en de voet stampte op den
vloer. »Sire! wjj mogen niet dulden dat er ver-
deeldheid rondom u besta; ik verzook dus mjjn
ontslag of het zjjne."
•Daar zit ik nu, Will!" fluisterde Karel. Mjjn
besto doggen met elkaar aan \'t vechten!"
•Als ge kiezen moet, houd dan voor een poos den
! dog Shaftsbury, die blaft op het oogenblik hot
hardat," hernam Buekingham.
•Stil, mjjnc Hoeren! ge gaat mjj veel to driftig
voort, en ik kan u waarachtig niot bjjhouden!"
| riep Karel uit. >Ik wil u geen van beiden missen,
vrees, maar al t.e {rereede aanleiding tot het aan-
heffon van klachten vinden in hetjreen er voorvalt."
Zijne Majesteit (reeuwde, boog liet hoofd in den
rug van zijn stoel zoo ver aehterover als hij hot
vermocht, zoo dat hij Buekingham half in het oog
kreeg en fluisterde: iWill, wanneer hot hal tms-
que
dat ge holoofd hoht? Oo wacht toch niet op
mijn subsidie?\'\'
»I>an zou ik twijfelen of het hal WUUqui ooit
werd gegeven!" hernam Buekingham vrij luid.
>Ja in hetgeen er voorvalt!" herhaalde Shaftsbury.
•Er is toch een wet geschonden waar ieder En-
golschman aan hangt. Wie ook de schuldige z\\j,
iijj dient gestraft, in het belang der Kroon. Gants
Yorkshire verkeert in opschudding door het ver-
dwjjnen van een deerne, een dochter van een non-
konformist. Zjj is weggevoerd en van hare vrjjhoid
beroofd door een onwettige macht. Do habcas
corpus-akte is geschonden."
>Vermoedt men wie dit deed?" vroeg do Hertog
van York.
•Men mompelt van papisten: men wil zelfs, dat
er Jezuiten in het spel zjju, Koninklijke Hoogheid!"
hernam Shaftsbury, York strak aanziende.
ȕk verklaar mij thans de aanklacht uit uwen
mond!" zeido de Hertog kort, wnarna hij weder
dezelfde houding aannam en in hetzelfdo stilzwjj-
gon verviel.
»Ik laat mij de achterdocht Uwer Koninklijke
Hoogheid welgevallen," hernam Shaftsbury. »Ik
gevoel mjj verplicht te wjjzen op den koortsigen
toostand, waarin gants Pingeland zich bevindt. Er
is overal gemompel, dat luider en luider wordt en
voedsel ontvangt door gewelddadigheden als waar-
van ik straks gewaagde. Welke vrije man zal zich
nog veilig achten in zjjn eigen huis als het hoog-
gozach toelaat, dat men op \'s Konings weg worde
aangegrepen en weggesleept? Welke vrjje man
zal dat verdragen in een land, dat reeds eeuwen
voor de uitbreiding van rechtmatige vrijheden, zoo
als de persoonlijke is, heeft gekampt?"
>De zaak zal onderzocht worden," zeido Clinton
•ton minste zoo Uwe Majesteit niet het tegendeel
beveelt,\'\' vervolgde hjj zich tot den Koning heen
buigende.
•Onderzoek wat ge verkiest; straf of geef gratie,
zoo ge \'t gepeupel maar rustig houdt," zeide Karel.
•Ik heb mjjn Bjjzonderen Raad óok nog eone me-
dedeeling to doen "
De meesten staken het hoofd vooruit en wachtten
schier ademloos de woorden Zijner Majesteit af.
•Ik zag mot leedwezen, mjjnc heoren!" begon
Karel, torwjjl hjj den bruinkop van Juno, die op
ijjn knie lag en met haar donkere oogen don mees-
ter aanstaarde alsof ook zjj luisterde, streelde en
strookte, >ik zag met lcedwe7.cn dat onze adel al-
tjjd nog offerde aan den wansmaak van voor den
opstand, terwjjl men overal in Frankrijk, tot her-
zieningen en verbeteringen was overgegaan. Een
deel van onzen adel begreep dit en volgde dan ook
den smaak en de mode van Yersailles na. Ik meende
-ocr page 127-
MARY
205
doorgelezen, dan zoude men wellicht een naam noe-
men en van een traktaat spreken....."
Karel, die bjj de eerste woorden van Shaftsbury
zich iu zjju stoel had geworpen en de gem.ikeljjksto
houding had gekozen, ten einde zich gelegenheid
tot eene dommoliug te geven indien een lange
redevoering hem daartoe verlokken mocht, had
zich telkens meer opgericht, stak bjj de laatste
woorden zijne rechterhand dreigend uit en sprak,
met al de teokenen van toorn op het gelaat, den
naam van den vermetelon dienaar uit. Deze hield
op en zag Zijne Majesteit aan
• Weet lijj alles?" vroeg Karel zacht aan Ar-
lington.
•Neen, maar naar ik vrees toch te veel," hernam
deze ernstig.
•Gij meent het goed, Shaftsbury I" zoido do Ko-
niug weder bodaard en schijnbaar in de zelfde
goede luim.
De peunesebacht van den Hertog van York spleet
bjj die woorden tot boven top, hetgeen echter bjj
de bestaande spanning de aandacht slechts van
weinigen trok. Zjj echter, die het opmerkte en hem
aanstaarden, zagen dat bleek gelaat nog blceker
geworden en een zoudorlingen trek om zjjne lippen,
die minachting aanduidde.
•Ge meent het goed, Shaftsbury!" had de Koning
gezegd en hij voegde er bjj: >maar eene subsidie
behoeven wjj; ziet go geen kans die te krjjgen?"
•Ja, Sire! die is te krjjgen. Zelfs durf ik Uwe
Majesteit belooven het dubbele vau het geen Zjj
wenscht."
•Duivelskunstenaar, voor den dag met uw mira-
kelen! Ge hebt ons straks voorzeker de bezwaren
wat sterk gekleurd om uwe macht te meer te doen
bewonderen... Welnu, ik zal bewonderen zoo dra
gjj uwe macht toont."
•Aan het verlangen van don Hollandschen Am-
bassadeur moet toegegeven worden wat de tuch-
tiging der Algerjjnen betreft..."
.Goed; de Turken kunnen er, wat mjj betreft,
nog bjj genomen worden."
•Tegenover Frankrijk behoort eene koele houding
to worden aangenomen..."
•De koelste, die ik aan kan nemen ," zeide Ko-
rel, en fluisterend voegde bjj er tot Buckiugham bij:
•Al was het maar om dit oogenblik, dat Lodewjjk
mü verschaft."
•Vervolgens..." begon Shaftsbury.
•Nog meer?"
•Zou Uwe Majesteit een kreot van dankbaarheid
hooron opgaan, indien zij haar vaderljjk gevoel voor
haar volk boven hare liefde jegens hare bloedver-
wanten stelde... Het volk zou bereid zijn goed en
bloed te ulieren, indien Zjjne Koninklijke Hoogheid
voor eenigen tjjd geen Admiraal-generaal der vloot
meer heette, indien Zjjne Koninklijke Hoogheid
zich Voor eenigen tjjd naar het vaste land be-
gaf....l
•Uwe Majesteit verdraagt, dat een onderdaan...."
net werd Clitford niet vergund den volzin te eiu-
en daar ge beiden schuld hebt, leg ik u tot straf
op: U, Shaftsbury, dat gjj een nieuwe subsidie aan
het Parlement aanvraagt, en U, Clinton, dat ge
voraudwoordiug doet vau het vroegere..."
»Ik smeek L\'we Majesteit deze zaak met ernst te
beschouwen!\'\' hernam Clinton, oji wiens gelaat de
toom had plaats gemaakt voor den diepsten weemoed,
bjj de lichtzinnige woorden vau den monarch, die
misschien op een vulkaan huppelde.
•Denkt ge dan, dat ik niet ernstig bon?" vroeg
Karel. »\\Yel, man, ik beu het zelfs in die mate,
dat ik er vau geeuwen moet."
»Uwo Majesteit vergeve het mjj, maar ik moet
op mu\'n gezegde van straks terug komen. Ik bc-
doelde niet zoozeer alleen het ontslag van Shafts-
bury, maar ook zijne inhechtenisneming weg mis
landverraad."
•Sire, zend my naar den Tower!" zeide Shafts-
bury opstaande, de armen over de borst kruisend
en den Kouing stoutmoedig aanziende. >Doe mij
te recht staan, Sire, en ik zal mij verdedigen tegeu-
over gants Engeland. Ik ben beschuldigd vau fclo-
nie, van verraad! Als of ik niet de trouwste die-
naar van Uwe Majesteit ware! Als of ik U niet
behoeden wilde voor den opkomenden storm! Als
of ik, zoo ik werkelijk verrader ware, L\'we Maje-
steit niet zoude aansporen nieuwe subsidiën te
vragen; want nooit is het Parlement machtiger
dan wanneer Uwe Majesteit geld behoeft. Wie van
ons beiden is dus verrader, hu\', die Uwe Majesteit
naar den afgrond dwingt, of hij die er u van terug-
houdt? Want weet uwe Majesteit wat men haar
vergen, ja eischen zal, als ik voor het huis der
Gemeenten verschijn? Men zal het wagen te wn"-
zen op den Ambassadeur der Republiek, die we-
ken lang wachtend en morrend is rondgegaan en
geklaagd heeft over de doolwegen, die Mylord Ar-
lingtou hem deed inslaan; en wio der Parlement**
leden zal er do fijnheid van Uwer Majesteit dienaar,
Ix>rd Arlington. in billijken en bewonderen? Men
zal het wagen schatten verspild te noemen, omdat
zij niet besteed zijn voor het doel waarvoor zjj zjjn
gegeven, en het andwoord van Sir Clinton, dat de
wysheid Uwer Majesteit ze nog boter heeft weten
te besteden, zal een storm doen ontstaan, die Sir
Cliuton, in plaats vau mjj, wel eeus opnemen en
naar den Tower zou kunnen doeu slingeren. Men
zou hot wageu te wijzen op de ellende der vloot,
op de ellende van den handel, op de ellende van
het binnenland en op Engeland* ellende daar
buiten, en tevens, bjj wyze van tegenstelling,
wijzen op de weelde vau oeuigen, op do dartel*
heid van sommigen, op de talrjjke schoonheden,
waarop Engeland trotsuh zoude zjj.i, indien zij
minder kostbaar waren. Men zoude misschien
nog verder willen gaan en beslag leggen op de
geheime papieren vau Mylord Arlington, om te
zien of daaruit ook zoude kunnen blijken, waarom
de Koning van Engeland, Schotland en Ierland op
het vaste land wordt nangomerkt als een nietig
Duitsch vorst; en indien men die papieren had
-ocr page 128-
MARY HOLLIS.
2<M!
digeu, WMit de Koning was opgestaan on viel in,
terwijl liet hoofd fier was (relieven en de voroiit-
waardiging de gelaatzenuwen spando en hot geh\'ielo
wezen oone uitdrukking van waardigheid gaf: »N\'im-
mer, Shaftsbury! Wanneer wij oordcelen, dat het
belang onzer onderdanen zulk oon offer mocht vorde-
ren, dan zouden wij daartoe overgaan zonder klacht
I of murniereering. Zoolang wij daarvan echter niet
overtuigd zijn, zal geene party in ons rijk, zal geen
onderdaan ons daartoe dwingen... Mylords, de
zitting is opgeheven!"
Al de leden rezen op. Clinton, Lauderdale, Or-
mond, allen, behalve Shaftsbury en den Hertog van
York, omringden den Koning. Clinton waagde het
zelfs de hand Zijner Majesteit te nemen en die te
kussen, terwijl de tranen hem in de oogen stonden.
• Ik dank u, Sire! voor die woorden... Wil en
durf, Sire! en hot volk ligt aan uwo voeten,"
zeide de trouwe, maar niet scherpziende dienaar.
•Zijt ge zeker, vriend, dat er geen N\'oll (\'romwell
onder ons rondwandelt?" vroeg Karel, do hand
zijns dienaars nogmaals drukkend.
•Vaartwei! Lord Shaftsbury, vaarwel, wjj hopen
later elkaar nog te ontmoeten!" riep Karel hem
achterna, toen do volksman zich met een diope
buiging verwjjderde.
De dubbelhartigheid Zijner Majesteit was bekend,
zoo dat Shaftsbury zich niet aan den waan overgaf
van in hooge gunst bjj Zjjno Majesteit to staan.
Wel mocht hij in dozen oogenblik het Parlement
krachtiger heten dan den Koning, daar hjj zonder
eenige vrees huiswaards koerde.
•Wil en durf\' had Clinton Karel toegefluisterd.
Die woorden trilden hem nog in de ooren. Hjj was
nog overspannen, en voelde zich in zjjne overspan»
ning krachtig. «Clinton, het proces der acht op-
roermakers, dio dat huis in Moordfiold plunderden,
moet eindigen... Zij moeten hangen. Ik wil too-
nen dat wie mjj beleedigt gestraft zal worden.\'\'
Clinton boog, hoewel hjj in zjjn binnenste een
andere openbaring van de Koninklijke macht had
gewild dan de terechstelling van de boosdocuers,
dio meer de maitresse dan den moester hadden
beleodigd.
•George!" vervolgde Karel tot Duckingham, »Ik
wenschte dat ge niet meer naar Shafishurys club
gingt. Men mocht u weer eens belasteren en het er
voor houden, dat gjj in tweo kampen uwe tenten
wildot opslaan."\' (iauts anders liet hjj er op vol-
gen. »Nu Wilt, niet zoo ernstig! Wanneer het bal?
Wjj hebben waarachtig behoefte aan verstrooiing."
Het oogenblik van overspanning was voorbjj. Do
Koning van Engeland was weder Karel Stuart ge-
worden.
Hjj wenkte allen te vertrekkeu en bleef met zjjn
broeder York alleen, die, op den rug van zjjn stoel
geleund, do laatsten met dezelfde onverschilligheid,
waarvan hjj gedurende den gantsche zitting blijk
: bad gegeven, zag vertrekken.
•James I" riep Karel, »zjjt ge stom van ontzetten?
| Ik heb het geluid van uw stem nog niet gehoord.
I Ziedaar het gevolg van een onberadeu stap! Hadt
| gjj ook maar de dispensatie van den I\'aus gevraagd,
j om lid van de Engelscho Kerk te bl|jven."
• Waarom? Om het geschreeuw van het gepeupel?
i Het zal inslapen als Uwe Majesteit slechts niet in-
slaapt. Ik wil sclijjncn wat ik bon, Sirel Het stijjdt
tegen mjjne inborst om anders to handelen."
•Bjj den heiligen Ocorge! dat valt u licht, daar
een ander al den last van uwe eerljjkheid draagt!"
•Zeg er mjj dank voor, Karel, dat ik u dieu
last dragen doe. Het houdt u wakker."
• Al zijn wij alleen, James! toch wensch ik die
woorden niet te hooren. Hjj God! wat hen ik on-
gelukkig, Koning to zjjn van zulk een volk!"
•En wat is dat volk gelukkig zulk een Koning
te bezitten! Het begint te eischen mjj to vorwjj-
deren; hot zal eindigen met u te verjagen, tenzjj
gij genoegen kunt nemen met de plaats, dio men
u bereidt: een slaapkamer in Wl.ite-hall."
•James!" Hij had weder de hand dreigend in
de hoogte geheven, maar zjjn toorn was niet lang
bestand tegenover don kalmon blik zijns broeders.
Van het cene uiterste sloeg hjj over tot het andere,
en, scheen hot ook dat hjj de woorden meer tot
zich zelven sprak dan tot zijn broeder, toch oor- i
deelde deze do vraag als tot hem gericht, toon Ka-
rel zeide: Wat moet ik doen?"
•Het Parlement uit een jagen on regecren als
Koning door (iods genade."
•En belastingen heften op mjjn naam? Het zou
mjj het hoofd kosten zoo als onzon vader."
•Onze vader had geen boudgouoot zoo als gjj."
•Maar Lodewjjk draalt en geeft geene subsidie."
•Hjj wil zeker het traktaat van Dover zien uit-
voeren, en hjj heeft gelijk."
•Spreek niet zoo luide. Ik wilde dat het vcr-
scheurd kon worden! Zoo men wist, James... 1
Ik geloof, dat wjj beiden nog van avond in den
Towor woonden."
•Als Uwe Majesteit zoo weinig zeker is van hare
soldaten, dan wordt het tjjd, dat wjj er eenige
uit Fraukrijk ontbieden. Het tijdstip is gunstig.
Straks komt oen onverwachte bondgenoot u bezoe-
ken. Het is onze neef, Karel! dio in het geheim
mot mjj gesproken heeft, dien ik heb laten spre-
ken. De jonge Willem is ons."
•Gjj hebt hem toch niets ontdekt....?"
•Neen, ik niets, hjj mjj echter veel. Wilt ge den
stouten stap wagen ?
•Ik zal er over denken."
•Dat hebt ge reeds maanden lang kunnen doen.
Ik zeil met de vloot uit, die gereed word gemaakt,
zoo kan het heten, om de Hollandsche Republiek
te helpen, en ik haal de Fransche hulpbcuden van
Calais af."
>Ik zal er over denken. Laat mjj. Nog ben ik
Koning en laat ik mjj het gezach niet ontnemen.
Ik wil over geen politiek meer hooren; ten minste
in geen weck meer."
Ily ging en liet York in sombere stemming ach»
ter, York, die vertoornd do woorden over de lippen
-ocr page 129-
MARY HOLLIS.
207
liet komen: «Ware ik in zjjne plaats! Mocht ik
eens op die plaats komen 1"
IV.
lachjcn te plooien, stond thands ernstig, bij het le-
zen van den brief, welke haar uit Frankrijk was
toegekomen.
»D«s men laat mij geheel vrjj in de middelen,
als ze maar dienen om het doel te bereiken. Aller*
liefst!" mompeldo zjj, terwjjl zjj den doorgelezen
brief van zich afwierp op den giiérulon, maar dit
zoo onachtzaam deed, dat het papier het doel voor-
bij vloog en op don grond nederdwarrelde. Vlug als
een hinde sprong zjj er naar toe. vouwde den brief
met veel zorg op on verborg dien toen in een ver-
borgen kastjen van haar 6i<raii<tafel. Zij huppelde
vervolgens naar het venster, om een blik op Jack
te werpen, die juist een zjjner bespotteljjkste buite-
lingen verrichte en schaterlachte niet, maar mom-
poldo alleen: »gjj zijt vrjj in de middelen, maar Ka-
rel moet zich overgeven!" Zjj ging naar hare bloe-
men; zjj boog er zich^niot over heen om er de geu-
ron van in te ademen, maar bleef er op staren en
prevelde: »eou landgoed in Pikardyë als ge Karel
zóo ver weet te brengen." Zij wierp zich op do
sofa neder, die vlak over den grooten spiegel met
breede vergulden ljjst was geplaatst en dacht er niet
aan zich zelve te beschouwen, maar fluisterde: «Pal-
men houdt hem terug! Die slagerin heeft nog in-
vloed, nog veel invloed, en hield ik niet do koorden
van de beurs...! Bah, zjj zal weg als ik het ver-
kies."
•Ha, ha, ha!" schaterde het eensklaps van hare
lippen, hoewel zjj in do aangenomen houding op de
sofa liggen bleef. «Ziedaar de Ridder van de droe-
vige figuur!" Met dien uitroep werd Zjjne Majes-
teit verwelkomd die, zoo als ons bekend is, de ver-
velende politiek ontvluchten on bjj z}jne Louize zjjn
Bjjzouderen Raad kwam vergoten. Do gedrukte
stemming, waarin bjj verkeerde, en die een oogen*
blik te voren nog naar wrevel gezweemd had, deed
de ontvangst, door het dartel kind hom bereid, verre
van aangenaam zjjn. IIjj rimpelde dan ook even
het voorhoofd, torwjjl bjj een buiging maakte en
mot een lichten tint van ironie zeide: «Is Jack we-
der aardig geweest? De Jacks, die ik verliet, waren
het waarachtig niet!"
Louize klapte in de kleine handen.
•Bravo Sire! De bijnaam is zeker heel goed ge-
kozen voor uwe ministers! Eenige hebben zeker ge-
grjjnsd, maar de moesten zullen toch wel geduikeld
en gebuiteld hebben! En dat go daarbjj zoo ernstig
kunt bljjven, Sire! Weet ge wel dat ik reden heb
ernstig ontevreden op Uwo Majesteit to zjjn ? Ha,
ha, ha!" lachte zjj weder, waarbij do paerelwitte
tanden zichtbaar werden en de roode lippen zich
zoo mollig plooiden. «Ha, ha, ha!" en do kleiuo
hand wees op de tuniek Zjjner Majesteit, dio vlek
op vlek vertoonde. »Wio zich met mjjne wraak bc-
last heoft weet ik niet, maar gewroken ben ik."
Do Sinaas appel, waarmee Louize hem dien och»
tend had aangevallen, maar die den Koning niet
had geraakt, was zoo als wjj weten door de beide
patrjjshonden vermeosterd: zjj hadden daarover met
elkaar slag geleverd on schenen dit op do knie des
Louize de Quérouaillc, Hertogin van Portsmouth,
was alleen in hare weelderige vertrekken. Het
verguldsel aan al de meubelen, aan stoelen en so-
faas aangebracht, was eeno nieuwheid, waarvan
Mylady do (\'astlemaine zelfs nog niets vernomen
had. Het was een nieuwheid, waar zelfs in Vcr-
sailles nog slechts do vertrekken van de maitrense
tn Utre
mêo prijkte, en nochtans had de nieuwe
mode reeds ten behoeve van Louize de Quérouaille
de reize naar Londen gemaakt En die reize was
nog wel ondernomen op bevel van Zjjne Majesteit
Lodewjjk XIV! Het mocht getuigen voorde blaken-
do gunst waarin Louize bjj hem moest staan. Daar
zjj etteljjke uren van hem verwijderd leefde, kon-
den hare bekoorlijkheden de oorzaak niet heten
dier blijvende gunst, maar moest daarvoor een an-
dere bestaan. Nog had Fraukrjjks Koning het
woord wel niet uitgesproken: »de Staat ben ik"
maar hjj had het toch op dit oogenblik reeds kun-
non doon met evenveel recht als later. Do Staat
was reeds in zjjn persoon vertegenwoordigd en
daarom mocht hjj de diensten, aan den Staat bewe
zen, aanmerken als aan hem geschied. Zou daar-
| in de oorzaak van de erkentelijkheid Zjjner Majes-
teit «(•huilen en Mudemoiselle de Quérouaille ge-
wichtige diensten aan Frankrjjk bewezen hebben
of misschien nog bewjjzen ? Maar van welken aard
waren dan dio diensten? Zjj was een dartel kind,
dat van genieten, van ongestoord genieten hield,
dat speelde met de monsterpruik van den Lord
Kanselier, met do kanten lubben Zjjner Majesteit,
even als met Jack den vroljjken aap, die in den
tuin, waarop do vensters harer vertrekken het uit*
zicht gaven, op den langen staak zat te wiegelen
en te grijnzen! Zij was tot niets nut dan om als
een bloem, door Zijne Majesteit den Koning van
Engeland op zjjn levenspad ontmoet, bewonderd
en ... geplukt te worden, zoo fluisterde, zoo zeide,
zoo riep men.
Op dit oogenblik scheen zjj echter niet dat dar-
tel kind; mocht zij ook nog kind zjjn, van dartel-
hi;id bestond er echter geen zweem. In haar smaak-
vol grjjsklcurig kleod, waaraan slechts de noodza-
keljjku sieraden waren aangebracht, terwjjl als eenig
kleinood een roos in haar ceinture prijkte, lag zjj
als een paerel in haar schulp, op een dier sofaas
neder, Do roos, waarop wjj doelden, was vorsch
geplukt van het boomken, dat, noveus andere zeld-
zame bloemen, bevallig was gerangschikt in den
mand, die bjj de sofa stond waarop zjj nederlag,
! en half in het groen der bladen, tusscheu de pur-
perroode, gouden of zilveren klokjens en kelkjens
! der bloemen en knoppen, een marmeren Cupido*
beeldtjen met vergulden pjjl verborg. Het bevallig
gcziclitjen, waarop do schalkheid gewoon was een
-ocr page 130-
208
MARY HOLLIS.
toekende om een oogenblik aan uwe belangstelling
in hetgeen daar voorviel te golooven? Het vorvc-
lendstc wat ik keudo voor ik Koning werd, was een
preek van een Puritein, maar nu ken ik nóg iets
ergers: het zijn de redevoeringen van mjjn loft\'eljjken
Raad."
•Ik wou dat ik ze eens hooren mocht!" riep
Louize uit.
•Kind! Wat hebt ge in mijne afwezigheid ge-
daan ?"
•Geschreid."
•Om Jack?"
•Xeen, om mijn vriend Karel Stuart, die zich zoo
vervelen ging en dat niet behoefde als hjj mjjn raad
had gevolgd."
•Geen woord over Versailles, Louize! Ik wil er
niets van hooren. . Liever den eersten edelman
van Engeland, dan een gekroonden dienaar vau uwen
Koning," zeido Karel in drift.
•Mjjn Kouing? Ik heb slechts u als gebieder,
en die gebieder heerseht als ecu despoot over mü,"
zeide zy schertsend. «Maar in ernst, Karel, gy hebt
gelijk, en iu uwe plaats handelde ik niet anders.
Verbeeld u, dat Lodewyk bevolen heeft, dat al de
lakeien van Versailles zich in uwe nieuw uitgevon-
den kleedjj moolon vertoonen."
Karel beet zich op do lippen, en dat bleeko ver-
magerdo gelaat, met blanketsel overdekt, kleurde
nog waar do roodo kunstverw niet aanwezig was.
Toch voelde hjj do beleediging niet diep en zou hy
haar kunnen vergeten, indien Lodewyk slechts voor
hem werd wat hij geweest was: een beschermer,
die hem op gezette ty\'don altjjd hooger subsidiën
uitkeerde. Dat bewees de vraag met zooveel haast
gedaan: >Gjj hebt tyding uit Versailles?"
•Ja, de post is eindelijk aangekomen." Zjj zeide
niets meer; was het ook, om het ongeduld van
haar minnaar to prikkelen en hem gedweër en on-
derworpener te maken?
•Wat schrijft men?" vroeg Karel.
•Dat Zijne Majesteit op de jacht is geweest en
drie hazen geschoten heeft. Hy zou zelfs een hert
machtig zjjn geworden, als een Prins van den bloede
het kust bare wild niet had laten ontsnappen; men
zegt uit medely, anderen...."
              ,
•Goed, goed; en wat meer?"
•Begrjjpt go do beeldspraak niot? Met do drie
hazen kan ik zelve niet te recht komen. Misschien
worden er wel de drio vereenigde koninkrijken:
Engeland, Schotlaud en Ierland meè aangeduid.
Met het hert evenwel wordt zeker de Hollandsche
Republiek bedoeld, en met den Prins van den bloede
Zijne Majesteit Karol II. Wat zegt ge vau mijne
schranderheid ?"
•Daarvan hebt ge wel eens grootere bewijzen ge-
geven dan nu, daar ik vermoed, dat in den brief
de verklaring by hot raadsel zal gegeven zyn."
•Stellig niet."
• Dus men gelooft dat ik do kaashoeren zal hei-
pon, dat ik...?"
• Van het gehoorzaam Parlement eenigo toelagen
koninklijken meesters gedaan te hebben. Karel, die
de viugerwjjziug was gevolgd, kwam thands eerst
tot do wetenschap van liet gebeurde. Door het ge-
suap van het kind in cenigzins betere luim gebracht,
zeide hjj luchtig: •Welnu, de kleur stond mij ook
niet meer aan! Mjjn spaarzaamheid zou mij mis-
schien verleid hebben nog lang dat kleed te dra-
geu, maar nu moet ik wel veranderen! Een Koning
van Engeland met vlekken! Wat zou zjjn liofParlc-
ment wel zeggen? Zoo het nog bloedvlekken waren!"
»Ge doet my rillen!" hernam Louize. »Ge zjjt
toch niet vourneineus om roode wjjnvlekken voort-
aan in uw kanten te maken en daardoor uw Par-
lement tot bewondering te dwingen?"
Karel zette zich op het voetenbankjen neder dat
voor de sofa stond. De Koning van Engeland lag
aan de voeten van Mademoiselle de Quérouaillc.
»Ue zjjt ondeugend als altijd, maar ga voort; plaag
my, bespot mij, maar geestig, hoor! pikant! Want
ik moet lachen, en om mij thands daartoe te bron-
gen moet ge zéér pikant zijn. Als ik met Will en
de auderen den Bourgonjcr heb geproefd, dan vraagt
de maag den volgeuden morgen een goed gepe per-
de suis!"
•Dus uw Bijzondere Raad oefent denzelfden invloed
uit als den Bourgoujer en ik als de peper... Uwe
Majesteit is zeer galant!"
iNn.\'iii het den hoogsten lof dien ik u geven kan.
Peper doet den Soeverein vau Engeland alleen nog
maar eten en Louize de Quèrouaille doet hem dus
alleen nug maar leven."
Karel Stuurt draagt zijn loed
Even «la /.iin atautali\'kierd.
doklameerdc Louize.
«Ik begrjjp d° schoone vaarzen niet," hernam Karel.
•Ik zie ii zelden meer dan eens hetzelfde kleed
dragen... dus..."
•Thauds begrjjp ik u." riep Karel lachende uit.
•En dat is goed ook, niet waar, Louize? We be-
wyzen de Hecren te veel eer als we, een oogenblik
zelfs, om hen in een kwade luim zijn! Wie mij
opvolgt moge boêlhuis houden. Het is niet meer
dan billjjk dat hjj ook iets vinde om zich boos te
maken I Mjjn tijd zal \'t wel duren, en James gun
ik van harlo een verwarde erfenis I"
•Die arme James! Hjj kan mjj met zjjn glazen
oogen zoo smeekend aanzien. Ik geloof dat hjj mjj
aanbidt I"
•Laat die scherts, Louize!" zeide Karel eensklaps
ernstig.
Het kind zag hem verbaasd aau; het duurde slechts
een oogenblik, maar de uitdrukking van haar ge*
laat was eer. geheel andere: do schalkheid had plaats
gemaakt voor scherpte. Karel, die haar niet aan-
zag, had daarvan niets gemerkt en de woorden die
zjj tot hem richtte verrieden niets. «Als ik van
James niet spreken mag, vertel mij dan iets van
den Bjjzonderen Raadl Wat ging er om?"
iZoudt ge denken, dat ik u zoo Weinig smaak
-ocr page 131-
MARY HOLLIS.
209
zich aan haren priester. Berust zij er ook in, dat
zjj de Novemhermaand en de drie volgende in dezen
tempel doorbrenge, zoodra de Engelsche zon weder
door de nevelen dringen wil, dan waagt de Godin
nog een anderen tempel van haren aanbidder af te
smeken.
Eou kleene woulng,
En «I niiin wcnsclien zijn vold&au!
•Bijvoorbeeld: Hatfield-manor. Het is allerliefst
1 gelegen !"
•Hebt ge \'t verstand verloren ?" riep Karel lachen-
do uit. >Hatfield-manor? Buckingham kocht het
voor dertig duizend pond."
•En gjj koopt het hem af\' voor veertig duizend.
Als Uwe Majesteit naar goeden raad wilde luiste-
ren, dan zou de tjjd reeds aangebroken zyn, dat de
Koning in Engeland slechts te bevelen had om zich
door zijne onderdanen van het hunne gediend te
zien. Als Uwe Majesteit wilde..."
Karel was opgestaan alsof de nabijheid van Louize
hem gevaarljjk werd en liep het vertrek op en
neder.
•Veertig duizend pond!... En in zulke oogen-
blikkenl Louize, als ik niet lachen moest om uwe
luimen, dan zou ik er om gaan schreien."
•Voorzichtig! Uwe Majesteit scheurt hare tu-
niek," riep Louize, die hare houding op de sofa
niet veranderde en van daar had gezien, dat Karel
in drift het aangeduide kleedingstuk had pogen
dicht te knoopen. Hare waarschuwing bleek olie
in het aangeblazen vuur te zjjn, want zjj herinner-
de hem, dat al de lakeien Zjjner Allerehristehjkste
Majesteit op dit oogenblik door Versailles wandol-
den, uitgedoseht zoo als do behcerscher der drio
voreonigde koninkrijken. Hjj voelde zich van allo
zijden geslagen.
Alsof hjj plotseling een besluit had genomen,
staakte hij zijne wandeling en bleef hjj voor de
sofa staan.
•Wie stookt er toch tweedracht tusschen Lodewjjk
en mjjV" vroeg hjj haar scherp aanstarend.
•Do Koning van Engeland. Als gjj er meer van
weten wilt, moet ge Lodewjjks gezant maar eens
raadplegen, die vele grieven tegen zjjne Engelsche
Majesteit schijnt te hebbon. Maar denk aan Hat-
field-manor! Ik wilde hot met Mei betrekken; en
dan gaat ge met mjj mcê en gaan we ïedoren mor-
gen de zon zien opgaan! Karel, welk een zaligheid!"
•Onmogeljjk!\'\'
•Spreek den gezant!"
• Ik weet wat die zeggen zal. Een Fransen le-
ger op Engelschen grond! Zoo het eens mislukte!
Noen, eerst moet de Hollandsche Republiek verdeeld;
dat zal den Londcnschen sluikers en eerlijken die-
ven genoegen doen."
„Eer moog nic oon (j/.ren keten uruugeu.
Ja, liever veertien dagen ziek,
Dan éen xfkoade lea te ontvangen
In politiek!"
deklameerde Louize. «Spreek den gezant."
zal afsmeken en daarmede eenige eereschulden af-
doen. Karel, Karel, hoe zal dat gaan! Als Zjjne
Allerchristeljjkste Majesteit opdaagt met de reeks
zijner liefdebowjjzen, waarvoor hij tegenbewijzen
verlangt 1"
Zü iachte, terwijl zij met do kanten lubben van
Zjjne Majesteit speelde.
Karel bleef zwjjgen: zelden had hem het onna-
iuurlijk bondgenootschap met dien nabuur zoo zwaar
gewogen; zelden voelde hij zich zoo afhankeljjk, hij,
wiens eenige eerzucht het was, onafhankelijk mo-
narch, absoluut gebieder te zijn.
»Ge zijt niet vrolijk," zeido zjj na oen oogenblik
zwjjgeus. «Geloof mij, Uwe Majesteit laat de staats-
zorg te zwaar drukken! Mjjn God, wat moet het
toch verdrietig wezen Koning te zijn!" riep zjj uit
met kluchtigeu ernst.
Karel hief even het hoofd van ter zjjde omboog,
zag haar ter sluik aan en kon zich niet bedwingen
van mede in lachen uit te barsten.
»\\Vel verdrietig, onnoozel lam! als er zoo velen
zjjn, die altjjd onbevredigde wenschen koesteren—"
• Dat zal Uwe Majesteit tocli niet van mjj zeggen. Ik
toon mjj toch waarlijk altjjd gelukkig; luister maar:
Een heldre beek, na kleene woning.
Wat ro/.engeur I>ij \'t lielit der maan.
Naast mi\', on de godenbank, inijti Koning,
Eu ui mijn weusclien zijn voldaan.
•Juist, mids die Koning niet vergete wat goud-
poeder mede te brengen van de kust van Guinea,"
hernam Karel.
•Ik vraag toch geene diadeemen zoo als zeker
ander, die, hoewel ze het schoonste van een pauw
mist — wat evenwel de pauwiuncn nooit hebben —
van die dioronsoort toch wonder wél het pronken
geleerd heeft. Toch blyf ik er bij dat zjj schoou
moet geweest zjjn in haar jeugd. Ik doe u toch
geen leed, beste vriend? Ik spreek wel vrij mijne
meeniug uit over eene, die ge altijd nog bemint."
• Ik bemin u alleen, scherpe, geestige, schrandere
Godin!" zeide Karel, maar hoewel hjj opgewektheid
aan die woorden wou geven, mislukte dat geheel;
het scheen dat liy afgetrokken was en dat de woor-
den zoudor bewustzijn schier werden uitgesproken.
•Als dat waar is, Karel! als ge mij alleen bemint
en ik een Godin ben, toon dat dan door mjj te ge-
hoorzamen."
•Ik gaf u in dat opzicht wel nimmer reden van
klagen," zeide hjj.
•Wees dan vrolijk en denk niet om Lodewjjks
Utres, terwijl ik met u spreek; vervolgens: schenk
die Godin dan een tempel, waar gjj haar waardig
aanbidden kunt."
Karel liet de oogeu in het rond dwalen en zag
haar toen veclbetcekenend aan.
•Gjj meent dat deze tempel reeds schoon genoeg
is? Het is niet zeer beleefd om dat te laten 1)1 ij-
keu, mjjn vriend! Lodewjjk, uw koninklijke neef,
zou het nooit hebben gedaan, al ware hjj het ook
met u eens. Maar het zjj zoo; de Godin onderwerpt
II
14
-ocr page 132-
MART HOLLIS.
210
•En als <lt> Republiek eens wilde doen wat Lode-
wijk weigerde? Zij «rade trouwer hare verplichtin-
gen nakomen."
• Bravo, bravo. gij rijt gered, en ik ontvang Hatlield-
maitor," riep zij in de handen klappend en met de
vlugheid van een vogel, naar ben toeijlend. Zij
liin<f "i"1 zij» u,\'nl °" lachte hom met de schalke
oogcn toe. nKn dan nog iets wat u geen veertig
(luizend pond zal kosten. Er zijn, naar mij verteld
werd, acht oproermakers in hechtenis genomen.
Men zegt. dat gjj ze moet straffen."
».la. ik gaf don Raad straks mijn hevelen. De
muiterij wil ik streng straffen. Men zal ondervinden
dat ik nou Koning ben," zeide Karel op vasten toon.
Hij wilde die kleine, luchtige, spottende Louize
mede aan zijn macht doen gelooven en aan den ernst
van zijn voornemen. Het waa echter of zij van zijne
lippen nooit iets ernstigs dacht te kunnen hooren,
want even luchtig als vroeger gat\' zij hem na zijne
verzekering tot andwoord: »(ïjj moest een dier op-
roermakers sparen... Ik zie zoo gaarne een oproer-
maker en ik zie ze zoo weinig. Er moet er een
onder zijn, die Tom üuddie heet. (ie moet dien man
genade schenken."
"Onmogelijk, Louize! Weet ge wel wat hij waagde
te doen?"
•Ja, zijn misdaad is groot, maar ik bewonder toch
zijn moed: hij waagde Mrs. Palmer te dienen."
»Te honen."
•Neen te dienen: maar dat kimt gij niet begrijpen.
Mijn vriend, doe mij dat genoegen en spaar dien man.
Ik rrssa " «l*cbts Tom BuddlM tevrn.
<iet»f mij t-r *m*ii, n\'\\i hoii.lt it üi-vt-n!
• Neen, neen," riep Karel uit, die haar niet meer
wilde aanzien uit vrees van alsdan te zullen moeten
toegeven »Ik zal n Hattield-manor koopen zoodra
ik geld heb; maar dring op dat. andere niet verder
aan."
•Spreek niet meer van HaUiehl-manor, want dat
rekende ik al to bezitten. Die Tom Bnddic is mij
echter even lief. Ik beloof n, Karel, dat Mrs. Palmer
er niets van merken zal."
»(>ij denkt dus dat ik haar vrees? dat ik om
harentwille...?"
1 lij kon de zinsnede niet voleindigen, want I/Ouizc
had hem hij de ooren gevat en dwong hem haar in
het gezicht te zien.
•Hoe smaakte Uwe Majesteit het kopjen thee, dat
zjj bij de beheerscheres van Engeland dronk? On-
trouwe minnaar! (Jjj hebt mjj straks tot (iodinne
verheven. Zoo ik eens vorderde, dat ik alleen de
hulde ontving die mjj behoort en dat andere afgods-
beelden uit den tempel verwjjderd werden? Maar
ik wil u dat verdriet niet berokkenen; Mrs. Palmer
is ii onmisbaar: Mrs. Palmer is een sehoone bevallige
vrouw, vooral wanneer hare schoonheid en bevallig-
lieid bij het gewicht worden berekend..."
•(tij zijt toch waardig op den Olympus te wonen,"
riep Karel lachend uit, maar de lach klonk gedwon-
gen. »Ik heb Clinton bepaalden last gegeven, om
het proces der booswichten te doen eindigen en allen
to doen hangen."
•Op éen na. Als go een l>evel geeft, kunt ge ook
een tegenbevel geven."
• Maar. mijn God! Louize, wat gaat u toch die
eene booswicht aan? Ik zal u, als ge wilt, een
paar dozijn van dat soort dadelijk ter uwer heschik-
king stellen... er is geen gebrek hier te lande aan."
• Ik geloof Uwe Majesteit gaarne, maar er is geen
tweede Tom liudilie. Hoe kunt ge zoo wreed zjjn mij
juist te weigeren wat een reeds lang gekoesterde
wensen is geworden? Beste vriend, ik vraag u zoo
zelden iets, en als ik iets vraag mij dat te weigeren...!
•God en al zijne Heiligen \'." riep Karel uit. de
ooren met zijn handen bedekkende, «zij vraagt zoo
zelden iets. Al hoorde het Heelal mij toe. toch zou
ik genoodzaakt zijn, telkens nieuwe waerelden te
scheppen om aan uwe eischen te voldoen. Maar
hoor mij, beste, wees uu eens matig." hij troonde
haar weder naar de sofa toe, waar hij thands naast
haar ging plaats nemen. »Ik zal bij Hattield-manor
nog een geschenk voegen van vijf duizend pond..."
•En mijn Tom Buddie zou niet meer waard wezen
dan vijf duizend pond? Weet ge voor hoeveel ik
hem prijs geef... V"
•Voor hoeveel dan?" vroeg Karel die reeds ver-
heugd was, dat. er een middel bestond om aan de
vrouwengril zjjner maitrease te voldoen. «Voor hoe-
veel dan...?"
•Voor de waarde, die g|j aan Mrs. Palmer toekent...
Als ge die uit Engeland zendt, kunt ge met mjjn
Tom Buddie doen wat gij wilt." Zij speurde met
scherpen blik den indruk na, dien deze woorden op
hem maakten: zij bedwong het hijgen van haar boezem
en wilde dartel en speelziek schijnen als gewoonlijk.
Karel had dien nieuwen eisch niet verwacht. Mylady
(\'astlemaine kon hjj niet opgeven : toch wildo hjj
Louize niet te veel doen bljjken, dat het hem on-
mogelijk was. Hem werd de keuze gelaten tussehen
(\'astlemaine en den boosdoener, wiens straf door gene.
wiens genade door Louize geëischt werd.
Had hij slechts eer toegegeven, en Tom Buddies
vergiffenis uitgesproken, want door dat nu te doen,
toonde hij aan Mylady gehecht to zjjn, meer dan de
Hertogin van Portsmouth toe konde laten.
»De keuze schjjnt u al zeer moeielijk," schertste
Louize. «Mrs. Palmer moest het weten, dat de schaal
niet dadeljjk naar hare zijde oversloeg!"
• Ik moet lachen om uwe dwaze opvattingen. Wees
gelukkig met uwen Tom Buddie."
• Dus ge schenkt hem het leven!" riep Louize,
terwyl zij van vreugde opsprong en in de handen
klapte.
•Maar zeg het aan niemant; wo zullen de acht
wel voltallig weten te maken... zeg het aan niemant,
Louize!"
                                                        \'
•Vooral niet aan Mrs. Palmer, niet waar ? Zij gold
toch nog meer dan mijn Tom bij n... Nu, met ter
tjjd zou dat kunnen veranderen..." Zjj sprak die
woorden met eenig zelfvertrouwen uit en gants niet
kinderlyk eenvoudig, zoodat het Karel werkelijk be-
-ocr page 133-
MART HOLLIS.                                                           211
angstte. Zou zjj nog meer vragen ? Kn lijj kou niets j
weigeren aan haar die — zjj liad het hem nooit
gezegd, zij had er nooit op gezinspeeld ; zjj, de dartele
vlinder, had er zieh nooit iets op laten voorstaan —
eigenlijk Lodewjjk XIV bij hem vertegenwoordigde
en de koorden der Frontene geldbeiirs vasthield.
Sedert zjj in White-hall was gekomen, was er de
weelde, was er de spilzucht verdubbeld. KarelStuart
scheen zonder medehulp van zjjn Parlement over
grootere fondsen sedert haar verblijf aan het hof te
kunnen beschikken, maar wat baatte hem dit, daar
zjjne uitgaven in verhouding nog veel meer waren
toegenomen? Op \'s konings financiën oefende Louize \'
alzoo een allerverderfeljjksten invloed uit. Kn als
de Kuanciën in verwarring waren dan was de Koning
van Engeland het zwakst: dan was hij het nederigst
tegenover zijn neef, den Koning van Frankrijk, daar
hjj zieh nog liever voor dezen dan voor zijn Parle-
ment vernederde. Lodewjjk verzekerde hem van ,
zjjne hulp, maar hoe hooger en dringender de nood
was, des te trager werd de helper, des te ongunstiger j
werden de voorwaarden, waaraan die hulp verbonden
was; en als dan eindeljjk de hulp verleend werd, I
dan droeg Louize de Quérouaille er toe bjj, om de
ontvangen gelden niet lang te doeu strekken. Kerel
begreep wellicht het spel, dat er met hem gespeeld j
werd, maar hij was eenmaal in het gareel geslagen
en moest thands voort, tenzij hjj worden wilde wat
zjjn volk wensehte, en dit zoude hjj, zelfs al wilde ;
hij het, niet kunnen, dan na cene inspanning, welke
verre boven zijne krachten ging.
Hij onderging alzoo den invloed waaraan hjj gewoon j
was geraakt; hjj l)oog omdat hjj door dit niet te doen j
eeu storm vreesde te zien uitbarsten; hjj genoot zoo !
veel hjj nog genioton kon en bekommerde zieh niet
om den dag van morgon. Als een parasiet, die het
leven leidt van de plant of het dier waarop zij zich
geplaatst heeft, met welks beste sappen zjj zich
voedt, met wie zjj als saaingroeit, zoo greep Louize
de Quérouaille in het leven en het bestaan vau
Karel Stuart in. Of hjj op deu grond zjjns harten
liefde voor haar peilde? Wij hebbeu hem kunnen
gadeslaan tegenover Mylady (\'astlemaine, die nog j
bjj machte was die aandoeningen bjj hem op te ;
wekken, welke bjj Karel Stuart liefde heetten: wjj
hebben hem thands gezien tegenover Louize de Qué-
rouaille, en do aandoeningen, welke gene opwekte,
blokeu in het bijzijn van deze te sluimeren. Zjjne
woorden mochten soms getuigen van tederheid, zjjne
houding was daarmede vaak in strijd. Toch weer-
klonken de hofgowelven van de lof der cenigo Louize,
die door Zijne Majesteit sterk genoeg boven allen
verheven werd, en men hoorde het gefluister van
de ongenade van Mylady luider en luider worden.
Wie was de scherpzieudc die hier de waarheid van
don schjjn wist te schiften ? Wie was de schrandere,
die Karels genegenheid voor een wezen, dat niets
zinnelijk schoons en slechts geest bezat, — een
geest, dien hjj toch niet wist te waardeeren en die
hem slechts van tjjd tottjjd aantrok — als gehuicheld
te beschouwen en Karels jaloezy niet to min te vor-
klareu wist? Die dit laatste vermocht had moeten
weten, dat Louize in Karels oog de mijn was waaruit
het Fransche goud voortkwam, eene mijn, die hij
voor zich alleen wensehte te behouden. Liefde kon
hjj overal bekomen, geld niet.
Wjj zagen het: Louize had haar wenseh ver-
kregeu en verborg hare vreugde niet. Karel daar-
entogeu zat verslagen neder. Welk een dag! Hjj
had een mode gekozen, die door Lodewijk bespot-
telijk was gemaakt, eu die aan zijn Raad als wet
voorgeschreven: hjj had een man moeten sparen,
dien hij had beloofd niet te zullen «paren, na eerst
aan een der Sekretarissen van Staat te hebben 1h>-
loofd van te zulleu doen waartoe hij nu gedwongen
was. Kn bij al die verdrietelijkheden dreigde zich
nog de grootste te voegen: een geldgebrek, zoo als
hjj nog nooit op den troon van Engeland gevoeld
had, een geldgebrek, dat hem weerhield den trot-
sehen muiteudon Shaftsbury naar don Tower te zen-
den eu den nog trotscher, nog kwetsender Lodewjjk,
die hem als vazal bejegende, te trotsceren.
Karel Stuart bracht thands een van de weinige
oogenblikken van ernst door, die hjj in zijn leven
kende. Maar die ernst was de voorbode niet van
een koon en vast besluit, maar wel van eene of
andere zwakheid: hjj walgde er reeds vanen wensehte
dien hoe eer hoe boter verwisseld te zien tegen
luchtige scherts en luidruchtige vreugde. Daarom
heette hij dan ook de vrolijke tonen welkom, die
Louize aan het klavier ontlokte. Als een tweeden
David wist zjj do luimen van haren gekrooiiden
dienaar te leiden en te besturen: zjj wist. dat hjj
in deze oogenblikken afleiding behoefde en — on-
dankbaar was zjj niet. — ook verdiende.
Daar kwam een paadje het bezoek van Zijne
Hoogheid don Prins van Oranje aandienen. Louize
sprong bij hot hooren vau dien naam van haar
vouwstoel op on riep Zjjne Majesteit toe: >Laat
hem binnen komen, Sire! Gun tujj dat genoegen!"
eu Sire had de zwakheid haar dat genoegen te
gunnen.
De meeuiug, aangaande den Prins, was oer be-
vestigd dan gewjjzigd, sinds het oogenblik dat wjj
hom het laatst ontmoetten. Welk eene eere hem
ook weêrvoer, hoe talrijk ook de feest maaltijden
waren, welke voor hom waren aangericht en waarop
de Hollandsche tijdgenoot, tot \'s Prinsen partij bo-
hoorende, zich niet weinig verhoovaardigde, de
schatting van \'s Prinsen persoon bleef dezelfde, ja
word in vele gevallen nog ongunstiger.
Men had hem dan ook bij al die maaltijden ver-
gezeld gezien van Mijnheer den Ilollandsehon Am-
bassadeur, wiens bjjzjjn den Prins, den gewezen
pupil van de Hoeren Staten, van wie die ambassadeur
de vertegenwoordiger was, zulk een ontzacb scheen
in to lwezcmen, dat bjj de lippen nauw waagde
te openen. Toch weten wjj, dat hjj zonder dien
Ambassadeur een bezoek had wagen af te leggen
en dat hjj toen vrjjer dan gewoonlijk zich moest
hebben geuit, daar de man — de Hertog van York —
die dat liezoek ontving en tegen hem vooringe-
-ocr page 134-
MARY HOLLIS.
212
•Ik geloot niet dat de mensch zeer spoedig te
veranderen is, tenzij door gewichtige omstandig-
heden," hervatte Willem op dien eenigzins lom-
pen toon, die hem soms eigen kou zjjn.
«Uwe Hoogheid denke niet, dat ik zoo hoogmoe-
dig ben te goloovon. dat het leven in mjjne nabjj-
heid voor haar een gewichtige omstandigheid
zou kunnen zjjn," zeide Louize levendig, terwijl
zelfs haar voorhoofd even rood werd.
«Ik kan daar niet over oordeelen; ik heb zoo
zelden het gezelschap van vrouwen genoten. Mjjn
grootmoeder was do eenige."
«En daar het onderscheid tusschen haar en mij
zeker groot genoog zal zijn, mist Uwe Hoogheid
ieder punt van vergelijking," merkte zjj scherp aan.
«Zie Jack eens klauteren !\'• riep de Koning, die
zich in de laatste oogeublikken naar het raam had
gekeerd, op den aap wjjzend, uit. «Zie, nu heeft
hjj de deftigheid van Shaftsbury. Zie, Louize! Zie,
Neef! Waarachtig do buitelingen van Jack zijn
veel vroljjker dan menige woordenschermutseling."\'
«Houdt Uwe Hoogheid veel van apen?" vroeg
Louize naar het raam tredend.
«Als die beesten maar geene kunsten zjjn geleerd,
en zjj zich vertoonen zooals ze werkeljjk zjjn,"
klonk het andwoord. Lastig was het voor het ge-
sprek, dat een droogo kuch de woorden van den
Prins telkens deed afbreken.
«In den Haag zullen er zeker vele van die die-
ren zijn?\'* vroeg Louize, terwjjl zjj haar best deed
om daarbij zeer naïef te zijn.
•Hjj mij op het Binnenhof zag ik er geen. Op
de Haagschc kermis evenwel heb ik ze wel gezien.
White-hall is de eerste plaats waar ik zoo\'n dier
ontmoet zonder dat een bijzondere gelegenheid er
aanleiding toe geeft. Is die aap het eigeudom van
Uwe Genade?"
•Waarom, Uwe Hoogheid? Zoudt gjj hem bjj het
bouquet wenschen gevoegd te zien als een tweede
hulde?"
«Volstrekt niet. Ik vraag het alleen, om te ver-
nemen of Uwo Genade hem ook uit Versailles had
medegebracht, en voornemens is hem weder mede
te nemen als zij terugkeert ?"\'
«Wjj zijn niet voornemens Hare Genade te ver-
gunnen haar nieuw vaderland te verlaten. Wie
heeft u die dwaasheid in het oor gefluisterd, Neef?"
zeide Karel gemeljjk.
«Zijne Hoogheid heeft oorspronkelijkheid genoeg,
Sire! on het zou ouvoogzaam zijn hier aan navol-
ging te denken!" merkte Louize aan, die haar waaier
van ivoor met goud ingelegd open on dicht sloeg.
«Ik dacht, Sire! dat haro Genade slechts tijdelijk
haar verbljjf alhier had gekozen, en geloofde haar
vertoeven alhier, na den terugkeer mjjner tante,
alleen daaraan te moeten toeschrijven, dat mjjne
taute, die naar ik vernam, toen reeds lijdende was
en naar Versailles terug verlangde, eene vriendin
had willeu achterlaten om datgeen nog te bespreken
wat door haar spoedig vertrek nog hangende bleef.
Zoo ten minste hoorde ik het in den Haag vertellen."
nomen was, hem daarna vertrouwen scheen te
schenken.
Ook thands had hjj zich van zijn geleider weten
te ontslaan, en kwam hjj vooreerst Zjjn Koninklij-
ken Oom geheel vertrouwelijk ontmoeten Het scheen
dat de tegenwoordigheid van de Hertogin van Ports-
mouth niet door hem werd gewacht. Misschien
had hij den Hertog van York van zjjn voornemen,
om den Koning te bezoeken, gesproken, ten einde
dezen een wenk te doen geven dat de bezoeker
een vertrouwelijk gesprek wenschto, maar al had
Zjjue Majesteit den wenk begrepen, dan nog had
hij misschien in het bijzijn van Louize geen bezwaar
gezien.
De Prins kwam schoorvoetend binnen, en hoe
buitel ijk Karel hem ook ontving, de statigheid waar-
meê Louize boog, de ernstige houding, die zij aan-
nam en die, blijkens het spotzieke glimlachjen om
hare lippen, slechts voorgewend was, bracht hem
wel niet in verwarring, maar deed hem toch niet
geheel genist zijn.
•En hoe bevalt het u hier, neef?" vroeg Karel,
nadat de begroetingen geëindigd waren en Willem
zich had nedergezet.
«Men overlaadt mij met beleefdheden, zelfs in
die mate, dat mijne gezondheid er onder lijden zou
zoo ik die lang daaraan blootstelde."
«Men weet in Engeland geest en verstand te
huldigen," zeide Louize buigeud.
Willem zweeg. «Zeg dan toch, Neef! dat bare
genade de Hertogin daar een sprekend bewijs van
is! De eenc vleiorjj is toch do andere waard!"
«Uwe Majesteit zal ook hierin een beter rechter
zijn dan ik," hernam Willem kortademig.
Louizes glimlach verdween voor een oogeublik.
Zjj stond op en bleef voor de bloemenmand staan
en plukte ennige der schoonste bloemen af, die zjj
tot een bouquet bevallig en met kunst ordende.
«Wil Uwe Hoogheid dit als eene hulde van mij
aannemen, als eene hulde gebracht aan hare....
voorzichtigheid ?"
•Neem het geschenk aan, neef! al schuilen er
ook dorens aan die bloemen..." Hjj dreigde haar
mot don vinger, als vond hij do scherts tegen iemant,
die zich niet verdedigen kon, wat scherp.
«Het gevaar is niet groot, Sire, als men or op
voorbereid is. Er zjju immers slechts weinig bloe-
men zonder dorens?"
«Dus, Uwc Hoogheid meent dat de mijne ook wel
die kwetsende spitsen zullen dragen, want Uwe
Hoogheid schijnt, wel niet gezind, om voor m jj u
bouquet eene uitzondering te willen maken."
«Na ouderzoek, waarom niet?" hernam de Prins
droog.
•Zeer voorzichtig maar... niet zeer galant," zeide
zij buigend.
«Zoo mjjn neef hot voorrecht had, slechts eenige
dagen in uwe nabijheid te ademen, hy zou het
laatste voorzeker leeren," viel Karel in.
«Ik ben er toch van overtuigd, dat Zjjne Hoog-
heid het eerste zou blijven."
-ocr page 135-
MARY HOLLIS.
213
De indruk, dien de Prins op haar gemaakt had,
kou worden afgeleid uit het briefjen dat zy, na
een oogenblik in de eenzaamheid nagedacht te heb-
] ben, aan den Fransehen Uczant schreef en door
een harer meest vertrouwden liet bezorgen.
Wij doelen er slechts eenigo zinsneden uit mede.
• Karel is in de engte gedreven. Zooveel ik kan mer-
ken was er tegenstand in do raadsvergadering, do
zen morgen gehouden. Ik geloof dat het de rechte
tijd is eenigo subsidio te geven. Het is de intentie
Zijner Allerchristoljjkste Majesteit, dat de hulp niet
zoo krachtig zjj, om er zelfstandigheid uit geboren
to doen worden. Ik deed dan ook mjjn bost om
over de gelden, die nog niet verstrokt zjjn, reeds
voor een goed deel te doen beschikken. Zich rui-
terlijk te verklaren, zoo als Zijno Majesteit wil, daar-
too is Karel niet te bewegen. Hjj wil eerst de Re-
publiek verdeeld zien on dan, maar ook eerst dan,
het Parlempnt door onze soldaten doen uiteen jagen,
terwijl Zijne Majesteit eeue omgekeerde verhouding
wenseht. Evenwel zou het gevaarlijk zjjn alle hulp
te weigeren, daar Karel, door wanhoop gedreven,
zich wel eens in de armen der Hollanders zou kun-
neu werpen, als hjj zag, dat daar hulp te verkrijgen
was, vooral nu zjjn neef hier is. Deze is de onbe-
schoftstc mensch, dien ik ooit aantrof en geheel ge-
lijkend aan het portret dat ik mij altijd van zulk
een rcpublikeiuschen Hollander had gemaakt; maar
ik geloof toch niet, dat hij zoo dom is als hjj schjjnt.
Het zou Zijner Majesteit wellicht nuttig kunnen zjjn,
indien wij dien knaap in het oog hielden..."
Louize zag hem l>jj deze redcneering, de laugsto
die zy hem nog had hooren voeren, doordringeud
aan. Het was of zjj in die woorden een geheimen
zin zocht, die haar echter nog niet helder werd.
Zijne Majesteit had tcekenen van ongeduld gegeven
en maakte zich gereed, om het gesprek weder een
andere wending to geven, toen Louize hem daarin
verhinderde door den Prins te vragen •
• En vertelde men ook in den Haag wat mjj nog
te bespreken overbleef?\'1
• Louize, Louize!" zoide Karel op een toon, die aan»
duidde dat hij het gesprek verre van genoegeljjk vond.
•Wenseht Uwe Majesteit over die zaak liever niet
te hooron spreken?" vroeg de Prins.
•Och, het waren hof kwesties, waarin gij geen
belang zult stellen, Neef!"
•Maar do behandeling van welke kwesties Uwc
Majesteit toch zeer voordeolig geweest is."
Karel trilde en zag zijn Neef, wiens gelaat geo-
nerlci verandering onderging, vreemd aan. Toen
hjj het afwendde, ontmoette hjj dat van Louize.
Karel scheen te onthutst om de vraag die hem op
de lippen zweefde to uiten, en Het Louize daartoe
de gelegenheid.
• En welk voordeel, zeidc men in den Haag,
vloeide voor Zync Majesteit daaruit dan wel voort?"
•Het voordeel van u aldaar te hebben leeren
kennen, Hertogin \'.• Sedert dat oogenblik toch ver-
meen ik, dat het hof van mjjn oom veel vrolijker,
veel levendiger, veel prachtiger is geworden. Se-
dert dat oogenblik, zoo zeide men, toonde de Ko-
ning van Engeland corst recht hoe machtig en
hoe... rjjk hjj was."
„God beter\'t!" zuchtte Karel hij het laatste woord.
Om echter alle verdere vragen en opmerkingen,
door dezon uitroep wellicht uitgelokt, te voorkomen
wendde hjj zich eensklaps tot Willem, nam hem
onder den arm en zeide: »Ik heb u beloofd mjjn
patrjjshonden en luizewinden eens to laten zien: ze
zullen juist gevoerd worden. Louize, hebt go lust
meê te gaan?"
• De lust, om Uwe Majesteit en Zyue Hoogheid
to volgen moet wel ten allen tijde bjj ieder bc-
staan, maar de onderdaue behoort haren lust onder
het beheer der bescheidenheid to stellen. Ik moet
dus afzien van het genot van u beider bjjzjjn bjj
do beschouwing en l>owoudering der viervoetige
Koninkljjke lievelingen." Zjj boog en Karel wilde
zich met zjjn neef verwijderen, toen hjj zich nog
even door haar teruggehouden voelde. Zij verhief
zich op de teenen, gaf den kleinen bevalligen voet
aan Willem te bewonderen, die er echter geen oog
voor had, en fluisterdo Karel in: >Ik zou bijna
vergeten u een vriend aan te hevelen. Den jongen
Digby! Help hem voort! Het is een echt ridder
un hjj is verlegen om eenigo guinjes, naar ik hoor,
zoo als wel moer andere ridderlijke helden." De
laatste woorden gingen vergezeld van een zacht
tikjen van den vingertop op het gelaat Zijner Ma-
jesteit en een schalken blik, die de rechte beteeke-
nis van de laatste woorden deed gissen.
V.
Hoewel de Novcmbermuand blijk gaf ten einde
te loopen en do wintermaand te naderen, hoewel
de regen had plaats gemaakt voor sneeuw, deinsden
de beide hooge verwanten, aan do liefelijke en sto~
vende koestering der kuustwarmte in hunne woning
gewoon, voor de hen tegensnerpende koude, niet
terug. Geen Lord Steward, geen Lord Chaml>crlain,
geen der andere Groot-waardigheidsl>eklecders was
gewaarschuwd, om den Koning en diens gast to
begeleiden of te omstuwen, want de wandeling, die
ondernomen werd, was van den meest vertrouwe-
ljjken aard. De oom wilde den neef, deze wilde
genen eens van aangezichte zien, wilde met eigen
oog zich overtuigen wat er in het binnenste van
den ander omging.
Had November tot dus verre weinig anders dan
novel geschonken, nu de wind, sedert de twee laatsto
dagen van hot Westen naar het Noord-Oosten was
uitgeschoten, waren de nevelen weggevaagd on
straalde do zon de oogen dor wandelaars op het
blinkend wit van het sncouwveld bijkans blind. Aan
de zijde van den tuin, waar de koninkljjke stallen
en de koninkljjke hazewinden en patryshondeu zich
bevonden, was men beschut voor het snerpen van
den altijd meer aanwakkerenden wind, zoo dat de
mantel, dien beiden zich hadden omgeslagen, hen
-ocr page 136-
MARY HOLLIS.
2U
•Mijn oom is te rijk om eenig genoegen te duur
te heten. Ik zonde met meer recht kunnen spre-
ken dan l\'we Majesteit, daar voor mjj al zoor spoe-
dig iets te duur zoude zjjn."
•Gij zoudt anders toch niet voornemens zijn....?"
Karel kon zich niet weerhouden even te glimlachen hjj
de gedachte, dat de jonkman naast hem zich zoude
gaan verbeelden een vrouw te kunnen beminnen.
•Ja. juist wat l\'we Majesteit meent: ik zoude
anders voornemens en iu staat zijn mijn invloed iu
de Republiek te vergrooten."
• Laat die titels weg, neef! en vergeet niet, dat
wij bloedverwanten zijn" zeide Karel. »Ik zoude
gaarne uwen invloed vergroot zien; ik heb, zoo als
go weten zult, verschillende pogingen aangewend,
maar stijf koppiger volk zag ik nooit. Toch heb ik
hoop, dat ge wel zult slagen, en, zjj het ook niet
I al de waardigheden van uwen vader, dan toch oen
doel zult bekomen."
Willem bleef zwijgen, maar do oogen openden
zich hoc langer hoe meer on schenen in glans toe
te nemen. Hij luisterde, hjj luisterde met zjjne gc-
hcele ziel, al bleet zijn gelaat ook kalm en koud.
»(iij begrjjpt, dat ik als hun bondgenoot mjj niet
te sterk togen hen kan aankanten. Ik moet u dus
raden, zoo bedaard mogelijk voort te gaan zoo als
ge begonnen zijt, en van de Ileoren Staten datgoen
uit liefde te verkrijgen, wat gij hen niet dwingen
kunt te geven." —
•Uit liefde]? uit deernis misschien wel?"\' vroeg
Willem gesmoord. Zijn oom vernam den kreet
van beleedigde trotschheid, van ingehouden toorn
niet: merkte den blik niot op, waarin thands do
hoogste bevreemding was te lezen.
•Willem, ik meen het goed met u! Gjj boezemt
mjj bovendien vertrouwen in. Gjj zijt geen dip!o--
maat, zoo dat Mjjnheer de Witt uwc woorden eer
zal gelooven dan die van menig ander. Ik wil een
nog krachtiger verbond met de Republiek sluiten,
(üj kunt al de voordeden niet beseften, die er voor
deze uit kunnen voortspruiten, maar Mijnheer de
Witt wel. Er dreigt uit Frankrijk gevaar!"
• Hoe nu?" vroeg Willem, die werkeljjk zijn ver-
bazen niet meer ontveinzen kon. Hij kon niet be-
grjjpen, dat Karol iu zjjne verlegenheid den vriend
vati gister begeven wilde, om den vjjand van heden
tot bondgenoot te maken, mids de laatste hem
slechts goud verstrekte en het niet euvel duidde,
om op zjjne beurt overmorgen weer verlaten te
worden. Hij dacht, en moest ook denkon, dat Karel
hem polsen of wel hem verschalken wilde en daar-
om vervolgde hij: «Mijnheer de Witt zou het mjj
zeer kwalijk nomen, als ik met zulk een gewichtige
zending werd belast; hjj zou er eene beleediging
in zien. Daarenboven heb ik zooveel mot mjjno
eigono zaken te doen, voor welker bostior mjj geono
zulke schrandere staatslieden als Arlington en Clin-
ton tor dienste staan. (>jj weet, oom, van welken
aard die zakeu zjjn. Mijn oom York heeft mjj hoop
gegeven dat mjjno vorderingen erkend zullen wor-
den."
voldoendo dokte on in staat was het warmtc-ver-
schil tusschon liet buiten on liet binnen niet al te
voelbaar te doen zijn. Mocht de Prins van Oranje
ook later in de gelegenheid gesteld worden de
stallen Zijner Majesteit te bezoeken en te bo\\von-
deren, thands gold het. alleen de bezichtiging van
\'s Konings uitverkorenen: do patrijshonden. Zoo
Willem ooit in staat waro zijne geringheid naast
zijn oom te gevoelen dan zoude zoodanig gevoel
thands bij hem opgekomen zijn. Met welk oen
smaak en tevens een pracht waren die hekken groen
met goud geschilderd en allen, van het Koninklijk
wapen voorzien, gebouwd! Van hoeveel zorg ge-
tuigde niet de inrichting! Ieder hok droeg van
voren een geslacht si jjst van den bewoner, was van
binnen met tnpijtwerk voorzien en werd bij strenge,
vorst door kokend water verwarmd.
Was er een jacht bepaald dan had de koninklijke
opziener dezer gunstelingen een gewichtige taak.
namelijk: om de leden zijner viervoetige leerlingen
of onderdanen met olie in te wrijven. Hem was
iKivendien de zorg aanbevolen voor do gezondheid
van het hondengezin, en, hetzij dat dit hem iu de
oogen van den tijdgenoot een man van gewicht deed
worden, hetzij dat het menigvuldig verkeer met
Zijne Majesteit, die door zjjne liefde voor Diana,
.Tiiuo, Jovc en anderen dikwerf naar de hokken
gedreven werd, Hugh N\'orth werd zeer gezocht door
allen die iets te verzoeken hadden van de konink-
lijke gunst, en niet verheven genoeg waren om
zich bij Mylady (\'astlomainc of de Hertogin van
Portsmooth om bijstand en voorspraak aan te mei-
den. Iets, en dat was onafhankelijk van den wil
van den hondenopvoeder en opzichter, deed diens
invloed vooral zoo hoog schatten. Als Zjjne Ma-
jesteit Hugh North verlaten had, dan was hij altijd
in goede luim, en wat men vooral aan de honden
had moeten wijten weet men aan den opzichter.
Zoo was het ook nu weder.
Toen de Koning de gangen van Whitc-hall met
zijn neef doorwandelde, hing er een wolk op zjju
voorhoofd, hetgeen de aandacht trok van een dor
dienaren, die \'s ochtends diezelfde wolk daar ook
gezien had, hetgeen bij Zijne Majesteit niet weinig
bevreemding mocht baron. Hjj had een poos zwjj-
gend naast zjjn neef voortgestapt, zoo dat deze dit*
maal het woord moest nemen.
• Het schijnt een schrandere vrouw te zjjn."
►Wie meent ge?" vroeg Karel als uit een droom
ontwakend.
»Is I\'we Majesteit ook ongesteld?" vroeg Willem
deelnemend. «Straks was zjj nog zoo vrolijk en
thands ziet zij zoo bedrukt! Willen wjj ook tcrug-
kooron naar de Hertogin van Portsmouth ?"
•Neen, neon! Men is niet altjjd vroljjk al schjjnt
men dat," merkte de Koning luchtig aan.
•Het schjjnt eon schrandoro vrouw te zjjn," hor-
haalde Willem als om het gesprek, dat weder dreig-
do te slopen, levendiger te doen worden.
•Louizc? Ja zeer schrander, maar neef! zeer
duur."
-ocr page 137-
MARY HOLLIS.
215
•Ten volle! — Hugh!" riep Karel in do verte
den opzichter toe, «nog niet voeren. Wjj komen
er lȆ !"
•Clinton verzekerde eehtor mjjn sokrotaris, dat er
op dit oogenblik aan weinig meer dan erkenning dier
VOfderingon te denken viel."
•Clintons woorden zijn te vertrouwen; liij is de
eerlykstc Lord der Schatkamer dien ik ooit zag. Wat
selieelt Juno, Hugh? Zij schijnt zieli den voetvcr-
stuikl te hebben..... Hoe komt dat?"
•Hinkend kwam zij straks het pavel.joen uit. Ik
weet, dat een edelman haar een kastijding had toe-
gezegd, daar z[j voor een paar dagen de vrijheid
had genomen zieh zelve tot het middagmaal van den
Jonker uit te uoodigeu, en, zoo als l\'we Majesteit
weet, doet Juno niets ten halve, vooral als \'t op \'t
eten aankomt."
•Dat weet ik, Hugh! Zie die ooren, neef. en dien
bek. Het is eeht ras. De vader van dezo was in
den «lag bij Woreester bij mij en waarschuwde mij,
toen ik dreigde gevangen genomen te worden. Een
landjonker nam hem mcê en verzorgde hem zoolang
ik balling was. Het beest onderhield zeker de her-
innering aan mjj! Ken volmaakt, edelman! niet waar?
En zoo als Will zegt, sterft het ras uit. Toen ik
bjj de restauratie aan wal stapte, stond de jonker
met den bond mij op te wachten. IIjj was blind
geworden. De arme! Toch kende hij mij nog. Tot
aan zijn dood liet ik hem verzorgen."
• Waarlijk een edelman! Eu I\'we Majesteit toonde
zieh zulke onderdanen waardig door dien eenendós
te bclooneii," hernam Willem. Had hij niet begrepen,
dal niet de edelman, maar wel de hond door zijn
oom werd bedoeld, of wilde hij het doen gevoelen,
dat. de Koning had behooren te handelen, zoo als
Willem voorgaf te onderstellen dat gehandeld was?
Hoe het zij, Karel voelde zieh niet aangespoord dit
gesprek voort to zetten en zweeg een oogenblik.
waarna zijn neef de kans gunstig zag. om op het
eigenlijke punt van hun onderhoud terug te keeren.
•Ik ben voor Sir Clinton verheugd, dat Uwe Ma-
jesteit zulk een voreerend getuigenis van hem geeft
ofschoon het mijne wenselien vernietigt. Ik had
toeh vast op de ontvangst van eenigc gelden gere-
kend, oom !"
•Als ik het met de Staten over een nauwer bond-
genootschap eens kan worden, dan wordt u het vor-
sehuldigdc in guldens uitbetaald. Mjjn Parlement
wenscht een nauwere aansluiting aan de ltepuhliek
en ik leef gaarne op goeden voet met mjjn Parlement."
•Mjjn oom York gaf niet onduidelijk te kennen,
dat het moeielijk was op goeden voet daar mcé te
leven."
•Heeft hjj dat gezegd? James is een oud wjjf!
Maar ge schjjnt veel en velerlei met hem gesproken
te hebben.\'\'
•Zijne Koninklijke Hoogheid had de goedheid mij,
toon ik verzekerde nimmer vergeten te hebben en
ook nooit te zullen vergeten een Stuart te zjju, aan-
gaatido den tegenwoordigen toestand van Engeland
in to lichtou..."
• En hij zeide tt zeker, dat hij mjj op den troon
doet beven door zjjno dwaasheid, om openlijk de
Engelsche Kerk te verlaten....?"
• Ik vind het ecrljjk, Sire! ook te schijnen wat
men is," hernam Willem zijn oom aanziende, die het
hoofd afwendde, en. to plotseling om niet to doen
vermoeden dat het uit verlegenheid geschiedde, met
Hugh het gesprek voortzette, terwijl deze bezig was
den belecdigdeu poot der lievelinge Juuo met olie
in to wrijven.
•Weet ge ook wie de onbeschaamde is die het
arme dier zoo heeft mishandeld..?" Hugh schudde
het hoofd ontkennend. «Lieg niet, Hugh! ik wil het
weten." hernam Karel toornig.
• De schuldige schuilt, geloof ik onder de Life
ijtuuds.\'"
• Dan weet ge ook wel hoc hjj heet. Opgebiecht,
Hugh! Hij zal nooit hooien dat gij het mij gezegd
hebt!"
•Ja, dat kan (\'we Majesteit toeh niet zwijgen!" —
zeide Hugh, met al do vermetele openhartigheid
van ecu dienaar, die zieh noodig en bovendien guns-
teling weet.
• Als L\'we Majesteit het veroorlooft zoude ik gaarne
eeuige beweging wensehen. Het ia mjj hier zoo kil,
en buitengewone koude maakt mij dagen ongesteld.."
Karel kon wel niets anders dan dat verlangen in-
willigen; hjj deed het niet door woorden maar door
daden bljjkeu, want hij koerde zich om zouder eeu
woord te sproken. Willem was hem dadelijk op
zijde.
• Het verwondert mij, oom! dat oom York het
Parlement zoo licht telde, terwijl gjj er zoo gaarne
op goeden voet mcê staat."
•James is ook geen Koning! Maar in uw eigen
belang, Willem, raad ik u aan niets te doen wat
Mijnheer de Witt verbitteren kan. Ik ben niet in
staat u te helpen; een vloot heb ik niet, ecu leger
evenmin.
• Mijn oom kan niet anders dan mij in mijn belang
raden... Maar ik denk er niet aan om een vloot of
eeu leger tegen de Republiek te verzoeken. Ik zou
slechts ondersteund willen worden door do betaling
van eonigo gelden.\'\'
•Goede Neef, op dit oogenblik heb ik geen penny."
•Ja, dat zeide Sir Clinton mjj ook. Maar mijn oom
York verhaalde van al do pracht, die aan uw hof
wordt, gevonden, en zoo afsteekt bij mijn burger-
huishouden, van al de feesten, die hier gevierd
worden en het leven hier tot een paradjjs maken;
en hjj sprak tevens van de schraalheid en de gierig-
heid van het Parlement, dat geene nieuw subsidicii
toestaat. Van daar dat ik geloofde aan l\'wen bjj-
zonderen rijkdom, en ik mjjn oom York gelijk moest
geven, *dat l\'we Majesteit zeer goed zonder het
Parlement regerqn kan."
•Uw oom York is een..." Karel hield do schimp-
naam in, dien hjj in zijn wrevel voor zjjn broeder
had uitgedacht.
•Maar niet alleen mijn oom York bracht mjj op
den dwaalweg, maar ook Mylord Arlington, die er
-ocr page 138-
MAÖY HOLLIS.
216
vau sprak — maar niet duidelijk, zoodat ik hot niet
recht vatten kon — dat men de Republiek verdcelcn
wilde..."
•Neef, het is al te dwaas," zeide Karcl die zijne
schreden verhaastte. »Gy zult u hier te lande wei-
licht overvoeden en dan zijn benauwde droomen
het gevolg."
»Zoo, Oom. Maar ik meen mij toch te herinneren,
dat Mylord Zeeland voor mij bestemd had, ten minste
indien ik mij de bescherming Uwer Majesteit en
misschien ook van Zijne Allerehristclijkste Majesteit
waardig maakte. Mylord heette hot later oen aar-
digheid, maai\' Uwc Majesteit heeft liet straks be-
vcstigd.\'\'
•Ik?"
•Toen zü mij in liet belang der Republiek toe-
fluisterde, dat er voor haar uit Frankrijk gevaren
, dreigden."
•Nu ja... ik geloof dat nog...-\'
»Kn Uwe Majesteit zal daar wel grond voor hebben:
want zij is een te grootmachtig Monarch, om, als het
evenwicht van Europa vorstoord wordt, de schaal
! niet door haar gewicht te doen overslaan."
•Neef, uwc gevolgtrekkingen zjjn vleiend... zeer..
treffend... en ook onverwacht!" zeide Karel, terwijl
hij den jonkman, die thands met eenige levendigheid
sprak en wiens woorden minder door een hinderlijk
gekuch werden afgebroken, met werkelijke verbazing
aanzag.
•Uwe Majesteit kan zich derhalve voorstellen hoe
zeer het nijj verbaasde te vernemen, dat zij een
bondgenootschap met de Republiek wilde..."
•Maar ik wil het nog," riep Karel uit. »De Re-
publiek is rijk, Willem! we moeten haar dus te
vriend houden."
•En haar beschermen tegen Frankrijk, dio haar
verdeden wil? Want Mylord Arlingtons woorden
stemmen toch wonder wel met die Uwer Majesteit
overeen..."
•Arlington is een uil..."
I »Men heeft mjj geleerd dat zoo\'n beest zeer goed
| in hot doukor ziet!"
• Bravo, Neef, dat is het eerste geestig woord dat
ik van u hoor! Openhartig gesproken, ik had niet
gedacht hot te hooreu."
•Geest geloof ik ook niet dat ik bezit, OomI Ik
heb er aan dit hof reeds leeren kennen die een
Hertogdom voor oou geestig woord zouden willen
wegschenken. Indien ik Graaf van Zeeland ware,
ik zou geene enkele duin willen geven, zelfs voor
een dozijn vau zulke woorden... Oom, zoudt ge
mjj ook een tennjju kunnen bepalen binnen welken
onze rekening voreffend kan worden? Ik zou or
mijn afreis naar in willen richten."
»Uy wilt vertrekken? Volstrekt niet. Laat de
zaken thands rusten of spreek er t\'lintou over."
• Ik wilde van hier naar Versailles gaan."
•Wat zoudt ge daar willen doen?" vroeg Karel,
die thands eerst begon te begrijpen wat zjjn broeder,
de Hertog vau York, bedoeld had toon hjj hem mede-
deelde, dat de jonge Neef niet te vertrouwen was.
•De reis daar heen zou in mijn belang kunuen
zijn."
•Maar blijf dan ten miustc zoo lang hier, dat
gÜ den Hollander geheel hebt afgelegd."
•Ik vergat nimmer, Sire! dat ik van moedors
zjjdc een Stuart ben."
•Bjj St. üeorge, goed geandwoord! Ge bevalt
me! Hadt ge uwe tante Hcnriëttc slechts te Dover
ontmoet! Misschien kan ik iets voor u doen, als
de Republiek..."
Een doffe plomp werd gehoord en Zjjne Majes-
toit greep instinktmatig naar zjjn hoed, die op haar
hoofd een oogcnblik huppelde en op don broeden
rand ecu groote sneeuwbal ontvangen had. Ka-
rels gelaat werd vuurrood en do matte oogen glans-
den een oogenblik, terwijl hij zich omkeerde en den j
misdadiger met do blikken opzocht. Een viertal i
jongelieden, waaronder er een was in den uuiform
van officier der Life gaard", waren bezig elkaar \'
met sneeuwkogels te bevechten. Het kon moedwil
geweest zjjn, maar ook ecu ongelukkig toeval, die
een der ballen op het koninklijke hoofd had doen
nederkomen. Zjjne Majesteit dacht aan het eerste !
on riep Hugh toe, die het dichtst bjj stond, naar do
Edellieden te gaan om hun te bevelen nader te )
komen. Pe dienaar begon het ontvangen bevel uit
te voeren, toen er een sneeuwbal op hem neer
kwam gonzen, dio hij nog gelukkig ontweek, maar
die, ongelukkig genoeg, met vollo vaart in een der
hondenhokken vloog, en nog wel de voel beminde
Juno deed janken.
• Ik verzoek dat spel dadelijk te staken • het kon
gevaarlijk voor u allen worden!" riep Karel, terwijl
hij langzaam naderde, niettegenstaande Willem hem
ried, de knapen aan hun spel te latcu.
• Wie wierp den bal tegen mjj?" vroeg hjj reeds
op veel zachteren toon, want hjj had onder de
spelenden den jongen Moumouth herkend. »Zal ik
andwoord outvangen ?"
•Niemant, Sire! Een ongeluk dood haar afdwa-
lou," zeide (\'harlos Digby mot neergeslagen oogen.
•Sire! dat is de schuldige," zeide Hugh, uog niet
van zijn verontwaardiging bekomen. »Hij deed
Juno hinken!"
»I.all\'e verklikker!" riep Monmouth, terwijl hjj
hem een vast in elkaar gekneden bal in het ge-
zicht wierp.
• Honry!" klonk liet driftig van \'skoniugs lip—
pen, maar de getroffen Hngh kende zjjn meester
en diens zwakheid tegenover den aanvaller, zoodat
hij thands den mond niet tot eeuige klacht opende.
Had Harry zjjn vriend Digby van dienst willen
zjjn, hjj bleek al zeer slecht geslaagd, want Zjjuo
Majesteit richtte zich, ten hoogste gebelgd ou nog
meer geprikkeld, omdat hjj zich tegenover Harry ,
inhield, tot Charles: >Onze luitenant der Life
gaardx
acht ons hof wel een groote speelplaats te
zijn, waar hij al de kunsten op het land geleerd
komt uitvoeren; wjj zjjn niet vergeten, Mr. Digby,
dat gjj edel bloed deedt stroomen en te dikwerf
in onze goede stad den stillen nacht in een woeli-
-ocr page 139-
!
MARY HOLLIS.
217
gen dag verkeert. Men weet dat ge gelukkig zjjt
in alle spelen, Mr, Digby! dat ia een ongeluk, want
men wordt allicht vermetel, zet alles op écn kaart
en mot éen ongelukkigen wori» zj)\'n soms kasteel
en dame verdwenen, en zjjt ge weer geworden
wat ge waart. Breng een dag op uwe kamer in
do eenzaamheid door en denk over dezo woorden
na. Oij kunt gaan.\'\'
Do Prins han den jongen edelman, dio met ver-
beten woede de scherpe les aanhoorde en hoeten
moest voor hetgeen hij Juno had doen lijden, of
voor hetgeen de Hertog van Monmouth had verricht,
niet zonder welgevallen aangezien.
Kr lag zooveel levenslust, zooveel vroljjkhcid
en tevens openheid op het gelaat, dat thands door
het snerpen van den scherpen wind frisch en ge-
\' zond zag als dat van een hoer; Charles was in
dezen oogenblik zoo zeer knaap en wel gezonde
knaap, dat de jonge prins, die nooit, knaap had
mogen zijn en het eigenlijk naar den leeftjjd nog
was, zich tot hem aangetrokken gevoeldo. Toch
zou hjj zich niet geroepen hebben geacht te doen
wat Harry Monmouth deed. Deze greep Charles
hjj do hand, toen hij zich naar \'s Konings hevel
wilde verwijderen, en bewoog hem to blijven, tcr-
wjjl hjj den Koning met koddigen deemoed naderde
en toevoegde: »Sirc, ik acht mjj verplicht den kcr-
ker met hem te doelen, daar ik mjj even schuldig
gevoel. En wat wordt er dan van het hof Uwer
Majesteit, als wjj beiden in do stok zitten, juist op
het oogenblik, dat Uwe Majesteit zoozeer oen paar
onbezorgde harten en vroljjke gezichten l>choeft?"
De laatste woorden gingen verzeld van een blik
op den Prins van Oranje, zoo dat zjj beleedigcnd
voor dezen werden.
•Nu, Hcnry ! ik zou niet voor de zelfopoffering spe-
len: de rol is niet voor u geschikt,"\' zeide de Ko-
ning geheel bedaard. «Deze daar verdient uwe
\' bescherming niet."
«Sire! ik noem het een ramp voor ieder dio be-
schorming behoeft," zoido Charles fier. »Uwc Ma-
josteil oordeelt, dat ik straf heb verdiend, ik zal
die ondergaan, waarna de schuld is vereffend."
•Dat is een jonkman, waarvan misschien een
goed soldaat zou to maken zijn," fluisterde do Prins.
•Sire ! verbied Digby naar zijne kamer te gaan,
want dan moet ik mede. Juno hinkt immers niet
veel en zal spoedig weder op Uwer Majesteit troon-
stoel kunnen springen. Ik moet o openhartig me-
dcdeelen, dat, als Mr. Digby door de onverbiddo-
ljjke gestrengheid Uwer Majesteit zulk een zware
kastjjding ontvangt, do goede; Juno door m ij n e
goede zorgen morgen aan alle vier poten zal hinken."
•Uwe Genade l)espare mjj hare verdere verde-
i diging. Zjj wil den toorn Xjjner Majesteit op haar
eigen hoofd doen dalen en van het mjjne afwenden.
Ik dank haar voor hare vriendschap, maar wensch
aansprakelijk te blijven voor mijne eigene daden,"
zeide Charles.
•By St. George!" riep de Koning vMtJf «genoeg
van die groote woorden) Harry, pruil\' maar niet
meer! Mr. Digby is van de straf ontheven, üjj
allen wordt echter veroordeeld, om den kamp op
nieuw te beginnen en ons en onzen neef daarvan
getuigen to doen zijn. Kom aan, lustig ton strijd!"
De Koning was werkelijk blijde uit het dilemma
waarin hjj zich i>evond gered te zjjn. Hjj had den
jongen Digby, wiens naam hjj in do laatste dagen
door het gantsche hof en voor luttel uren nog door
Louize hoorde noemen, gaarne straf opgelegd : hjj
was in een luim om ieder te straffen wien hij het
durfde doen, maar zoodra Harry zich er mede be-
moeide, s|K>ct het hem zoo ver te zjjn gegaan en
zocht hjj naar eene gelegenheid om zich terug to
I trokken. Wij mogen niot beweren dat hjj het op
l handige wjjze deed, want de gratie door hom vor-
i leeud werd zelfs door den begenadigde niet begeerd
\\ en zelfs met onwil verdragen. Met loome schreden
toch volgde Charles Harry en de anderen, dio zich
op weinigen afstand in twee kampen verdeelde. Hjj
vooldo zich vernederd in aller bijzijn en dacht den
spot te hebben gelezen in den oogblik van dien
t »leelijken, grootneuzigen" Hollander, die stokstjjf
alles had aangestaard, en die zich verveion moest
hjj ieder spel, zoo als hjj ieder daarhjj vorvoeldc.
•Stoor u niot aan den oude!" had Harry hem la-
chend toegeroeiien. «IIjj heeft misschien twist gehad
met uw lief. Wellicht, dat Carwell u eens heeft aan-
gezien! Waarachtig, nauw noemt ge den naam des
Boozeu of hjj verschjjnt!" riep hij uit, naareonder
ramen van het paleis duidend. »Daar staat Carwell!
Uw fortuin is gemaakt, Charles! want nu begint
het Lonis d\'or voor u te regenen en die zjjn wich-
tiger dan de gesnoeide guinjes van Barbara Palmers.
Jongens, eerbied voor de godin der gratie!"
Ken luid hoerrah onder het wuiven der hocdon
volgde. Charles alleen wendde zich kleurend af;
zjjn hart bonsde; zjjne lippen beefden! Gelukkig,
dat Harry noch een der anderen het had opgemerkt.
•Maar wie staat daar ginds aan hare zijde?" vroeg
Harry. »Bjj al de Heiligen van het oude Testament,
ik geloof, dat een der boeven heimelijk tot do kui-
scho Susanna is doorgedrongen! Zeg eens, Charles,
springt uw hart niet op van jaloezy?"
Charles bloosde nog meer en gaf daardoor eene
bevestiging aan Hiirrys los daarheen geworpen woor-
den. »Het is mijnheer vau Bcuningen!" zeide hjj zon-
der bijkans te weten wat hjj uitbracht.
Die naam gaf allor gedachten eene andere richting.
•Dat zal de luim van den oude niet verbetoren;"
merkte Harry aan. »Zjju wrevel van straks schrjjf
ik ook toe, niet aan dieu Hollander, maar wel aan
dien jongen daar! Let op, hoo we ons wreken zul-
W"
De kam]» had een aanvang genomen en de sneouw-
ballon zwiorden door elkaar en ploften en spattcden
uit oen. hier op don rug, ginder op den nek, elders
op de borst en het gelaat van aanvaller en verde-
diger. Zjjne Majesteit was al het onaangename van
dien dag vergeten en nam een levendig deel aan de
kansen van het gevecht.
• Er zit geest bij de jongens, Neef 1" voegdo Karel
\'
-ocr page 140-
MARY HOLLIS.
21*
die onbeteekenende vraag, een uittartendc houding
aan te nemen.
»Gjj weet zelfs niet hoo oud ge zijtV Het is waar.
l\'wc moeder heeft 11 voorzeker dat nimmer wagen
te zeggen!" heet do l\'rius hem toe.
Ken donkerrood vloog over het gelaat van den
bastert, die zeer goed het kwetsende van \'s Prinsen
woorden begreep.
•Naar uwe handelwijze te oordoolon moet ge nog
zeer jong zijn, zóo jong zelfs. dat. indien i k uw voogd
ware, er voor gezorgd zoude worden dat gij nooit
zonder opzicht uitgingt."
De Koning vond het geraden zich niet in den
strijd te mengen, hoewel het hem pijn deed te be- I
speuren, dat zjjn Xeef zulk een loon waagde te voe-
ren en zijn geliefden Hcnry vernederde. Werkelijk
was deze vernederd. Hij wist geene woorden te
vinden, evenmin als een der aanwezigen, en eerst
nadat Zijne Majesteit 011 de Prins verdwenen waren,
gaf hij aan zijn wrevel lucht. Hij overlaadde den
gast met schimp, en allen stemden met hem in;
maar niet het schertsend vernuft, slechts de eigen-
liefde liet zich hooren. die zich gekwetst, die zieh
vertrapt gevoelde door dien mageren, schijnbaar zoo
koelen, zoo dutteuden, zoo onnoo/.elen jonkman, voor
wiens blik hjj evenwel een oogenblik had gesidderd
en wiens houding was als die eens machtigen ino-
narchs.
Ken oogenlilik later reed de Prins met Mijnheer
van Beoningen weg. In het rijtuig werden de vra-
gen, door den Mentor gedaan, met moeite boand-
wonrd. daar een herhaald kuchen den Prins bijkans
het spreken belette. Mijnheer de Ambassadeur werd
ongeduldig en sprak er van, Zjjue Hoogheid in den
achtermiddag te komen be;.oeken, wanneer hij hoop-
te, dat Zijne Hoogheid van hare vermoeienissen zou
zijn uitgerust, ten minste zoo zij niet gevoeliger
gestraft werd voor de buitensporigheid, om zoo
lang zieh aan den scherpen Oostenwind bloot te
stellen, alleen om den wille Zijner Kngelsche Majes-
teit, die misschien do muren van zijn palcis niet
vertrouwde, zoodra zij zich met haren neef konfiden-
tieel wilde onderhouden.
•Eene verkoudheid acht ik geen te duren prjjs,
als ik daarvoor iets kan vernemen wat den Hoeren
Staten nuttig kan zjjn," zeide Willem eindelijk.
•Eene verkoudheid kan voor Uwe Hoogheid zeer
gevaarlijk worden, en dan zou zjj wél een te duren
prjjs blijken te zjjn. Is er door 1\'wo Hoogheid iots
vernomen wat z|j deukt, dat ik zou behooren te
weten?\'\'
• Ik heb weinig hoop mijne rekeningen vereffend
te zien," fluisterde Willem.
• Dus is do Schatkamer weder in desolaten staat!"
zi-ide van Bcunhigcn, niet zonder innerlijke vreugde.
•Men zal misschien handelbaar worden... men
za\' der Republiek sehoonc voorstellen doen," zeide
de Prins nog zachter. Het rijtuig stond stil.
•Dim zou men nog hechter verbond willen slui-
ten?" hernam van Beuningon, don Prins even to-
rughoudende om het portier uit te stijgen.
den Prins toe. »Ik mag hot wel. dat zij blijk geven
van veel te durven. Zij hebben moed, en een moed
die voor hun Koning alles /oude wagen: het tegen*
woord ig geslacht /.on weten te strijden als het vo-
rigo. Ons goed Parlement mocht heven, indien ik
eens lust kreeg te willen. Maar. mijn God, ik hol)
er geen tijd en geen lust toe."
• Zij hobbeu moed, Sire, maar I\'we Majesteit zor-
ge, dat het geene vermetelheid worde!" andwoordde
de Prins.
• Ali! Onze Neef houdt er niet van, dat men ver-
metel wordeV Hebt gij in den Haag geleerd daar
tegen te wakenV" vroeg Karel niet ironie.
>Men behoeft dat gewoonlijk niet te loeren, Sire!"
•Gij /ijt voorzeker een streng heer voor uwe ou-
derdanen." klonk het nog hijtender dan «traks.
•Uwc Majesteit weet wel dat ik geene onderdanen
heb. Zij, die mij gehoorzamen, zijn slechts mijne
bedienden, die niets hebben van den moed en den
geest van Uwer Majesteits edellieden. Nochtans
dunkt mij, Sire, dat zoo ik te straffen had, ik liet
niet spoedig zoude doen, maai, zoo ik er toe over*
ging, d • straf\' ook niet licht zoude kwijtscholden."
Karel beet zieh op de lippen. Het was echter het
oogenblik, dat het hoorrah uit den kring der jonge
edellieden opging, hetgeen beiden deed omzien naar
de venstor» achter hen. De beide personen, die zieh
daar een oogenblik vertoonden, wekten blijkbaar on-
aangenaaino vermoedens bij den Koning en diens
Neef op Gene zag er niet schrik eene toenadering
in van don gebclgden Hollandschou Ambassadeur
tot het Fransche hot\', en juist op het oogenblik, dat
bij zich met de ltcpuliüek wilde verbinden: Willem
vermoedde, dat de achterdocht Mijnheer van Bou-
iiingen daar had geplaatst en hij wandelde juist zoo
vertrouwelijk met zijn Oom. Hij wilde die wande,
ling daarom zoo spoedig mogelijk afbreken, en sprak
er van, dat een langer vertoeven in de buitenlucht
hein aan een ernstige verkoudheid zoude blootstellen.
Karel stond er niet op, hem langer bij zich te I1011-
din zoodat zij den terugtocht aanvingen. Zij gin-
geu de kampeiiden, die hoe langer hoe luidruchti-
ger waren geworden, voorbij, en op dat oogenblik
snoidc een sneeuwbal den l\'rius in het gezicht, tor-
wijl er een jubel oprees uit de rijen der edellieden
en 1 r een schel laehjen klonk van de zijde van bet
paleis, waar de Hertogin van 1\'ortsnioiith stond.
lint oog des Prinsen bliksemde: de zenuwen zjjns
golaats spanden zich: luit hall\'gebogen hoofd werd
geheven; de ademtocht gierde een oogenblik door
den gorgel. Hjj wendde zieh om en trad op de edel-
lieden toe, zocht den schuldige met de oogon, don
schuldige, die zich gants niet wilde verbergen on
dan uok spoedig gevonden werd: het was Harry,
de vermetele Hertog van Monniouth!
De Prins stond vlak tegenover hem en staarde
hem met dat groote, thands zoo bezielde oog schor))
aan, zelfs zóo scherp en doordringend, dat do onbe-
schaamc!" Harry moeite had hem te blijven aanzien.
•Hoc oud zyt gijl1" klonk het gebiedend.
Er volgde geen andwoord. Zelfs begon Harry liy
^
-ocr page 141-
MARY HOLLIS.
219
•Wol zeker. Dit hoeft l\'wc Kdelheid immers po-
durende vier weken om den andoren dag met geduld
moeten aauhooron ?"\' Er was ecnigo ironie in die
woorden, nene ironie, die van Hetiningen het on-
mogelijk maakte ze anders op te vatten dun hij
i deed. De zwaro wenkbrauw word gofronsd, en
i toen hij alleon naar Falconbridge rood mompelde.
[ hij meer dan eens: «Ik hen er op gewapend! Het-
zelfde liedt jen zal nog weder gezongen worden!"
Thands echter hadden zij hem voorzeker noodig:
den geldnood Zijner Majesteit had hij vermoed,
maar de mededeeliug Zijner Hoogheid gat\' hem ze-
keiheid. Hij zoude thands een hooger toon kunnen
voeren en waarborgen kunnen vorderen tegen de
vernieuwde ontduiking eencr eens gegeven belofte,
want... de Koning heho-fde geld! Of hij de gant-
sche rcdeneering niet gewijzigd zoude hebben, in-
dien hij na het diner op (\'oekpit-house bij Zijne
Hoogheid ware geweest, die, in den gemakkelijken
des Konings, maar eigenlijk op bevel van Mylady,
door Hare Majesteit de Koningin ten middagmaal
was iiitgenoodigd. Mylady wist voor het oogenblik
geen fijner speldeprik te geven en Wkommerde er
zich weinig om, of der Koningin ook op nieuw eene
wonde werd toegebracht, daar haar bijzijn geacht
werd een heleediging voor eene iiittitresse haars ge-
maals te zijn! De Hertogin van l\'ortsmouth had
alle krachten ingespannen, om Hare Majesteit de
toegebrachte kwetsuur te doen vergeten: zij was op-
geruimd en nam eene houding aan, zoo als der ou-
derdane tegenover hare Soeverein voegde. Geen
rimpel kreukte haar voorhoofd, geen trek van wrevel
ontsierde haar gelaat. Zjj toonde zich zoo als zij
was in hare schitterendste oogenblikken: slechts
dwong zij zich van tijd tot tijd tot ernst, en lei het
zich als verplichting op, om niet geestig te zjjn, ten
einde do verleiding om scherp te worden te voor-
komen, liuekingham, die bjj het nagerecht binnen*
trad, onder voorgeven van een of anderen last Zijner
Majesteit te moeten vervullen, zag en hoorde alles
met verbazing aan, en boodschapte het Mylady, die
zich niet weerhouden kon in haar binnenst do reeds
halfverslagen mededingster te bewonderen.
Juist, terwijl zij den Koning bet strengst geketend
dacht, juist, toen hij zijne Sara weder de vroegere
oeden van getrouw- en gehechtheid liet hooren en
do bekentenis hem op de lippen zweefde, dat hjj do
andere nooit bad bemind, trad er een kamerdienaar
binnen, die Zijne Majesteit mededeelde, dat de Fran-
sche Ambassadeur dringend een geheim gehoor ver-
zocht. Allen had Karel kunnen terugzenden, maar
dezen moest bij spreken, al kostte het hem ook een
zucht, bij den blik op haar, naast\'wie hij neder zat
en de gedachte aan bet geelblooke gelaat Zijner
Fransche Excellentie. Maar de zelfopoffering, waar-
toe hij zich veroordeelde, werd beloond. Van welk
een onrust werd hij verlost! Fit de woestijn werd
hij in het Beloofde Land geleid, want hij vernam,
dat Zijne Allerchrisleljjkste Majesteit haren Ambas-
sadeur had gemachtigd, oen krediet van twee milli-
oen livres aan Zijne Majesteit to openen. Wel bleef
gene het wenschen, dat Zjjne Majesteit de Koning
van Engeland tot het rechtmatig verlangen van het
Kabinet van Veisailles toetreden mocht en doen
blijken de uitvoering der gesloten traktaten te willen,
wel werd er bij de blijde boodschap eene bittere pil
gevoegd, namelijk de mededeeliug, dat Lodowjjk XIV
alleen er toe was overgegaan om zjjnen Neef eene
nieuwe subsidie te verstrekken, omdat hij vernomen
had, hoezeer de hulp gewenscht word en ook nood-
zakeljjk was wilde men niet bukken voor de onbc-
schaamde eischen van het gepeupel: toch was Karel
Stuart in de hoogste hemelen en slikte hjj do pil
zondor vertrekking des gelaats; want was zjj niet
rjjk verguld? Hjj beloofde alles wat Lodowjjk eicchte,
gewaagde van eeno eerlange sluiting vau het Parlo-
ment en licloofdu zjjn Kouiukljjken Neef en diens
regcerwjjze te zullen navolgen. Karel Stuart was ge-
red. Hij was reeds vergeten, dat hjj der Republiek
der Vereenigde Nederlanden voorstcllon wilde doen,
4
leunstoel voor het raam, in de eenzaamheid het
aangenaamste uur van den gantschen dag door-
bracht? Na al het gesprokene van dien dag als
in recue voor zijn oordeelend verstand te hebben
laten voorbij trekken; na de woorden van Arliug-
ton en van Hertog van York met die van den Ko-
ning en de Hertogin van l\'ortsmouth in verband
te hebben gebracht, on hot gesprokene met het
niet gesprokene, maar wat gesproken had moeten
worden, te hebben vergeleken, kwam hij tot de
overtuiging, dat er iets voor hem verborgen werd
gehouden: dat zijne tante daarin betrokken was:
dat de samenkomst te Dover aan het gebeurde doel
had en hij van het plaats gehad hebbende, dat ook
bljjkbaar zjjne belangen betrof, deelgenoot zoude
kunnen worden, indien hij slechts bet vertrouwen
zjjns ooms en van diens raadslieden koude verwer-
ven. De overpeinzing werd besloten door het op-
vatten van het vaste voornemen, Mijnheer van Beu-
ningen, die zeer lastig was en hem belemmerde, te
verwijderen. Aan dat voornemen was reeds bo-
gin van uitvoering gegeven, toen hij in het rijtuig
Zjjne Kdelheid do bewuste mededeeliug deed en de
opmerking maakte, dat Zijne Kdelheid roods ge-
ruiinen tijd logens had aangehoord en zich daar-
medo te vrede liet stellen.
Karel Stuart bracht den dag minder eenzaam
door dan zijn neef. De wijze, waarop hij het deed,
bracht het gantsche hof in beweging, deed Shafts-
bury glimlachen van tevredenheid, daar hij de op-
gemerkte verandering aan den invloed zijner woor-
den mocht toeschrijven, deed Kina\'s head Cliih dave-
ren van do bijvals-betuigingen, welke de versehil-
londe toasten op de verwijdering des Hertogs van
York uitlokten. Zijne Majesteit bleek zich van den
invloed der Hertogin van l\'ortsmouth te ontslaan
en voornemens te zjjn eene meer Kngelsche staat-
kundo to volgen, want Zijne Majesteit had het mid-
dagmaal gebruikt bij Malydy de t\'astlemaiuo/ had
in haar lujziju de vrolijkheid terug gekregen, bad
met haar en Buckingham gedarteld als In .den ouden
tijd, terwijl do Hortogin van l\'ortsmouth, op last
I
-ocr page 142-
MARY HOLLIS.
220
ming toenemen In den loop van den vroljjken avond
en van den niet minder vroljjken nacht, doorgebracht
in het gezelschap van do meest gevierde aktrice en
van twee der meest aangebeden danscrossen, voor
wier corsto lonken Charles reeds bezweken was, had
hjj al het wee, dat hij een oogenblik gevoeld had,
vergeten.
Het was half drie ure toen hij te huis kwam na
een lichte schermutseling met de Londensche kon-
stabels gehad te hebben. De natuur gaf rust aan
het afgetobde lijf, en het was roods laat, toen hjj
| den volgenden morgen, wel verkwikt, maar mot een
kloppend hoofd, ontwaakte. Buckingham wachtte
hem beneden en kondigde hem aan, dat hjj nu veeren
begon to krijgen, cu alzoo hot nest van do ouden
verlaten moest om op eigen wieken te gaan drjjven.
Hij had echter in het vol gevoel van zijne vaderljjko
teerheid voor de inrichting van het nieuwe nest
gezorgd, dat te vinden was in White-hall zelve, in
het kwartier voor de officioren der Life-guards
bestemd, waar hjj het voorrecht zoude hebben, hot
afdruksel van do heilige moeder Gods op aarde, do
sohoono zwartgelokto Koningin van Engeland to zien,
daar hij in denzelfden vleugel met dezo en zjjno nog
onbekonde beschermster, do Hertogin van Ports-
mouth, zoude wonen.
• En nu, mijn zoon I" zoo besloot hij, «ontvang
mijnen zegen, eer ge vertrekt en Mylord Sidney gaat
aderlaten. Een glas brandewijn en mjjn zegen zullen
u de noodige kalmte geven! En dat niet alleen,
maar de gedachte dat uw lief, Mylady Digby op
klompen, van verre u gadeslaat, zal u wonderen doen
verrichten I"
•Mylord!" hernam Charles toornig, iik verzoek
u die herinnering te laten rusten, tot dat het u
blijken zal dat ik haar ter verhooging van mjjn gc-
luk behoef." Hij had zich toen omgowond en zich
gelukkig geprezen, dat hjj dit nest word uitgoworpon
en van cone voogdij, die hem onverdragclijk werd,
zou ontslagen worden.
Op de aangewezen plaats wachtte Lord Sidney
reeds. Xa do beleefde begrootingcu werd het staal
getrokken en reeds bjj het ontblooten van het wapon
bleek Sidney een meester, maar ook Charles geen
nieuweling. De getuigen hielden zich van een lang-
durigeu kamp overtuigd waarin belden wonderen
van behendigheid zouden verrichteu. Hunne vcr-
wachting werd teleurgesteld. Lord Sidney was do
oenige, die Charles nog en bagatelle bleef behandelen.
Prikkelde dit den jonkman en vuurde het hem aan,
om bijkans het onmogelijke te doen, ten einde don
trotschen Lord diens ongeljjk te doen bekennen, het
deed tevens den trotschen Lord niet genoog op zjjne
hoede zjjn. Van daar dat hij zich bloot gaf, dat
Charles meesterlijk van de feil partij trok on hem
eeji diope wond toebracht aan den arm. Sidney
knarsdo de tanden en stampvoette van drift toen
(\'barkas voorstelde te eindigen. Hjj wilde doorvechten,
teuzjj \\le wederpartij te vermoeid mocht zjjn.
Deze beledigende woorden deden alle hoop op
minnelijke schikking verdwijnen on het gevecht be-
zoo als h[j vergat naar Mylady de Castlemaine terug
Ie keeren. Ily bracht daarentegen een bezoek aan
de Hertogiu van Portsmouth, die hem zonder cenig
verwijt, zonder cenige vraag naar het gebeurde, ont-
ving, die hem hare liefste woorden schonk, en aan
wier knie hjj den ganschen doorleefden dag uit zjjne
herinnering verdreef. Slechts scheen hot beeld van
zijn Xeef Willem hem te zjjn bijgebleven, want op
een vraag der Hertoginnc andwoorddc hij, dat de
knaap verstand had, meer misschien dan dio knaap
zelf nog wel dacht, on dat hjj zeer goed te gebrui-
ken zoude zijn. Toen hjj in den morgenstond van
haar scheidde!, was Hatlield-mauor voor veertig dui-
zend pond sterling ten behoeve van do Hertoginnc
van Portsmouth aangekocht.
VI.
Ettelijke dagen reeds verloren wij Charles Digby
uit hot oog en dio dagen beteokenden voel in zijn
jeugdig leven. Wjj begeleidden hem op zijn tocht
naar den Club van Lord Shaftsbury en op den terug-
keer, toen de stem uit het verleden tot hem geklonken
had. Te huis gekomen was het of de koorts in zjjn
leden trilde. Gedachtig aan hetgeen den volgouden
morgen moest plaats hebben, spande hij allo krachten
in, om zich kalm te toonen, uit vrees dat de spottornjj
voor zijn ziektetoestand een reden zou zoeken, die
kwetsend was voor den moed van den eenigen telg
der Digbys. Zoo als wij weten was Uuckingham
dien middag naar White-hall gereden, zoodat hjj van
dien lastigen opmerker voor het minst ontslagen was.
Het was vreemd, maar hjj kon maar niet don
klank der gehoorde stem vergeten. Hij schreef het
toe aan het medelijden, dat hem voor de arme bo-
zielde, dio zoo ongelukkig was geworden, die mis-
schicn .. Er rees een denkbeeld bjj hem op dat hij
alle moeito deed om te verwjjderen, daar het zjjn
beschermer in een al te hateljjk licht verschijnen
deed. Een volgend oogenblik echter gaf hjj hot
prijs en wilde hij zich zelven overtuigen, dat de
Hertog van Huckingham geljjk had gehad en hij aan
oeue zinsbcgoocheling had toegegeven. Liever wilde
hjj zich bereiden voor don aanstaanden kamp. Hij
zat alleen en behoefde dus niet te veinzen. Hij beefde;
hjj was gereed het oogonbik te vervloeken, dat hjj
met Buckingham op reis was gegaan, maar een blik
in den spiegel, de voorspelling van Buckingham,
indien hij in het tweegevecht gelukkig mocht zijn,
doed hem glimlachen over zjjne wanhoop van een
oogenblik te voren. Hjj was voornemens geweest
aan Sir Henry en Mylady, aan Mr. King on Dirken?,
ja aan den Steward zelf te schrjjvon, recht roerend
te schrijven, maar ook dit liet hjj na. Naden kamp
on na de zegepraal zou hjj het doen en tevens van
de gewonnen guinjes voor elk hunner iets liefs koo-
pon. De komst van een paar jonge vrolijke edel-
lieden, die hem kwamen afhalen om naar het thea-
ter te gaan, waar een stuk van William Shakspeare
vertoond zoude worden, deed zjjne opgeruimde stem-
s
-ocr page 143-
MARY HOLLIS.
221
had zoo vroeg op te staan. Hij gaf voor, dringende
zaken te mooten verrichten welke geen uitstel duld-
den, en loon men hem lachend vroeg, of hjj zo hjj
Mayenne of hjj Clichy — twee franscho modewinkels
waar de miunendeu elkaar vaak ontmoetten — te
i verrichten had, noemde hij, bluffend genoeg! den
laatsten. Hij schaamde zich te erkennen, dat hij
, gewond was en naar hulp omzag, hoe vaak hij ook
de tanden op elkaar klemde, om den kreet van pijn
terug te houden. De wondheeler, dien hij raadpleegde,
• verklaarde de kwetsuur weinig beduidend, maar ont-
; stoken. Hij beval hem rust te nemen daar hjj koortsig
was, zoodat Charles weldra iu zijn vertrek in \\Vhite-
hall met een omzwachtelden arm, eerst op een sofa,
toon op zjjn bed nederlag. Hoe krachtig hij ook
ware, de leefwjjze der laatste veertien dagen, vooral
der laatste vierentwintig uren, de overprikkeling
door geestryk vocht, de overspanning bij zingenot,
deed hem eeuige dagen het bed houden, waar hij
een etmaal lang, half bewusteloos, iu een brandende
koorts nederlag. Toen hjj als uit een slaap ontwaakte,
was het of hjj benauwde, maar soms ook liefelyke
droomen had gehad. Hij herinnerde zich, dat een
beklemmend gevoel hem het ledikant, ja het geheele
vertrok, te eng had doen schjjnen, maar ook, dat een
zachte hand hem gestreeld en een zoete stem tot
rust hadden gemaand, dat een liefelyke verschijning,
eene vrouw, een engel, hem de peluw zacht had
geschud en zich tot hem had overgeltogen en met
haren adem het brandend voorhoofd had afgekoeld.
Hy ondervroeg John Dirkens, den trouwen John,
die al twee brieven had geschreven aan Sir Henry,
om hem de ziekte van Charles mede te deelen, maar
met voorzichtigheid telkens de verzending had ver-
schoven, daar de ziekte, waarin de dokter geen ge-
vaar zag, eensklaps ten kwade zich kon wenden,
en zjjne brieven in dat geval Sir Harry de waarheid
niet melden zouden. Hjj was dus bljjven wachten
tot de verzending geheel achterwege kon bljjven en
hij den derde brief, dien hy l>egounen had, tegeljjk
met de beide anderen kon verscheuren. John ver-
klaarde bfj Charles\' vraag, dat alles een droom zou
geweest zjjn, daar hy \'s meesters legerstede des daags
nooit verlaten had en des nachts in het aangrenzend
vertrok, waarvan de deur wjjd was open gebleven,
slechts een enkel uur geslapen had. Onder hen, die
den zieke hadden bezocht was geeno dame geweest.
Charles zuchtte bij die woorden. Hjj had een oogen-
blik aan Barbara, zjjne Barlmra, zooals hjj Mylady
Castlemaine reeds mocht noemen, gedacht, maar
het bleek thands, dat zy wel tweemaal door Kate
had laten vragen, maar zelve hem niet bezocht had.
Zync vrienden uit den Club waren hem echter
trouwer geweest. Niet een was achter gebleven.
Harry was zelfs tweemaal op éen dag by hem go-
weest.
•Geljjkt wol Benjamin in vader Jakobs huis, jonge
heer... Mr. Digby!" verboterde John. Hy kon zich
maar niet aan dien deftigen titel gewennen en hjj
moest het toch, daar zjjn jouge meester hem altijd zoo
toornig aanzag by de beleedigende benaming, die
gou op nieuw. Charles voolde de degenspits zijns
vjjands Iang9 zjjn arm heen schrampen; het veroor-
zaakte een pijnlijke, maar slechts lichte wonde. Hjj
wilde op zjjne beurt weder aanvaller worden, toen
hy de lubhen hjj den handpalm zijner tegenpartij
purperrood zag worden en den degen, te zwaar voor
de krachteloze hand, zag nederzinken. De kamp
moest eindigen Sidney was overwonnen. Charles
had de eer, op den tweeden duellist van zjju tijd
gezegevierd te hebben. Hij gunde zich geen tijd
om zijn zegepraal te genieten, hoorde niet naar de
gelukwensehen der vrienden die hem omringden,
maar sloeg don arm om het lijf des gewonden, die
door bloedverlies en pijn bleeker en bleeker werd.
»Ik dank u," stainerde Siduey hem de Iiukerhand
gevend. »Doo een karos hier komen."
• Dat voertuig bleek noodzakelijk en bracht den
gewonde met een chirurgijn naar huis. Charles zag
zich half in triomf medegevoerd. In den club was
de eerste halt. Harry Monmouth en Buckingham
wachtten hem daar: de eerste drukte hem hartelijk
de hand en noemde hem waardig den edelen naam
te dragen dien hjj voerde, do tweede fluisterde hem
toe: >L\'w fortuin is gemaakt." Charles verkeerde
in een opgewonden stemming; het verschiet was
rozenkleuriger dan ooit. Hij voelde zich het hart
sneller bonzen, toen hem namens Harry een glas
portugesche wjjn werd aangeboden, en iedereen het
zich een eer rekende dat voorbeeld te volgen. Zjjn
zelfvertrouwen nam toe. Had hjj nog de oogeu soms
nedergeslagen, had nog soms een blos van be-
schroomdheid zjjn gelaat bopurperd, wanneer hjj
aau denmolligeu arm dacht vanMylady Castlemaine,
die hem hoo langer hoe meer onderscheidde en met
bewjjzen van vriendschap, — zelfs meer dan dat,
zoo als hjj alleen zich zelven wilde bekennen —
overlaadde, hjj zou haar thands in de vaaksmach-
tende, vaak vonkelende, oogcn, kunnen staren en
van haar nog meer durven eischeu en des noods
nemen, dan zij wellicht genegen was hem te geven.
IIÜ zou tegenover haar durven zjjn, zoo als hij den
vorigen avond geweest was tegenover de schoone
Nymfen, die hem den hemel hadden ingevoerd.
Welk eou verkeerd denkbeeld had hjj zich tot dus-
verre toch van do vrouwen gevormd! Hjj had ze lec-.
ren eeren als heiligen, boven hom verheven, en wat
waren zy"? Zondaressen zooals hij een zondaar was,
maar lieve, aanminnige, aanlokkende, verleidende
zondaressen! De gemakkeljjkheid van verkeer, de
bevalligheid van manieren, die hem zoozeer bij de
edellieden aangetrokken had, waren hem niet meer
zoo vreemd, vooral dezen morgen niet, nu hij als
den eersten onder allen bejegend werd. De voorslag,
om elkaar op het werplwrd to bevechten, ondervond
niet meer zulk een afkeer, wekte niet meer zulk een
vrees hjj hem op. Hjj had gewonnen cu zou weder
winnenI Werkeljjk, het was zoo; hjj won : het >vas
om zich den gunsteling der Uoden te heteo\'. Hjj
was honderd guinjes rijker geworden en zou wellicht
nog grooter schatten hebben buitgemaakt, zooniet
da pijn, die hy in den arm voelde, hem gedwongen
\'
-ocr page 144-
MARY HOLLIS.
222
nader aan de ontdekking van het geheim gekomen,
(lij vermoedde echter dat het Barbara geweest was,
die in de stilte van den nacht, als ieder hem ver-
liet, voor hem had gewaakt. Dij dankte haar in
zjju binnenste: hij beloofde haar eeuwige trouw,
en voelde er berouw over, dat hij haai\' hij de ver- !
leidelijke danseressen ontrouw was geweest. Toen
hij zijn kamer mocht verlaten, was zijn eerste be-
zoek aan Mylady. die hem teèrer dan ooit ontving,
die hem beklaagde, dat de koorts zooveel nadeel
aan den vroeger, zoo frisscheu blos zijner wangen
had toegebracht, maar het tevens voor zeker hield,
dat hij de verlorene krachten spoedig zoude hei-
winnen. Zijn naam, zoo deelde zij hem mede, was
van mond tot mond gegaan, en tot Zjjno Majesteit
bjj herhaling doorgedrongen. De Hertog van Mon-
mouth, had hein eeuwige vriendschap gezworen en
de Hertogen van Norfolk en Xorthiimhcrhiml had-
den hem geroemd als een echt edelman, Charles
hoonde dat alles slechts ten halve aan : hij had er
behoefte aan. haar zijne erkentelijkheid te betuigen,
haar eeuwige gehechtheid te zwoeren: maar, hoe
groot was .zjjne verbazing! — teleurstelling mogen
wjj het niet noemen, als we een blik in zjju hart
wagen te slaan, — toen zjj hem verzekerde de eere
en het geluk zich te moeten ontzeggen van zijn
engel geweest te zijn! Zij zeido het hem zoo koel-
bloedig: zjj vroeg met zoo veel belangstelling, bij-
kans met zooveel vreugde in het oog, of hij ver-
moeden kon wie het geweest kon zjju nu zij het
niet was; zij voegde hem met zooveel openhartig*
heid toe, dat hare liefde niet zelfzuchtig was, omdat
zij hem werkelijk beminde en het geluk van haren
minnaar alzoo boven alles stelde — een soiisme.
dat hij niet dadelijk als zoodanig brandmerkte —
zjj wees hem zelve met zooveel bereidwilligheid den
weg in den doolhof, door hem te doen denken
aan zjjne hooge beschermster, die hjj nog nimmer
had ontmoet, aan de lieve, schoone Hertogin van
I\'ortsmouth, dat het hem vreemd te moede werd.
liarbara kou zoo gelaten van hem afstand doen!
Barbara was een engel... of nog minder dan een
gewoon inensch. Maar Barbara, hoe vreemd het
hem ook ware, bleek in het volgend oogenblik nog
in het geheel geen afstand van hem to willen doen.
Hot ti\'te ii iïte werd van hare zijde teèrer dan het
ooit was geweest. Hij kon echter niet zjju zoo als
vroeger; hjj was beleedigd, hij, wiens naam door
het gantsche hof werd genoemd, die onderde rozen,
die er rondom hem bloeiden, slechts had te kiezen,
was door Barbara zelf aangespoord, het geluk dat
hem door de onbekende wachtte niet te veronacht-
zamen. Hjj nam ceuigzins haastig afscheid en ver-
\'rok. Hij had zich minder beleedigd behoeven te
achten, zoo hjj Mylady in de eenzaamheid had
kunnen gaslaan. Zoo als zjj gowoon was te doen I
in^oogonblikkcn van hevigen hartstocht, liep zjj I
met haastige schreden het vertrek op en neder, en
de afgebroken woorden deden vermoeden, wat er
in dat binnenste omging. >Het marmeren is dan
toch een wassenbeeld geworden! Maar zjj zal
Jolm Dirkens, als eene herinnering uit de dagen der
jeugd, zoo menigmaal op de lippen zweefde.
•Maar, John, ik heb haar Kenen... Ik zal het
nooit vergeten; zij heeft mjj heter doen worden:
zjj heeft mjj opgepast."
• Met verlof, dat heb ik gedaan," hernam John,
die den lof van anderen niet benijdde, maar toch
den hem rechtmatig toekomenden ook niet wilde
afstaan. »Maar wacht!" vervolgde hij met de
grootste verbazing, «lieer in den Hemel, dat lijkt
wel tooverjj!"
• Wat, wat V" vroeg Charles zich halverwege op-
hell\'ende, en, de richting van Johna blikken volgen*
de, bespeurde lijj een Imuquet van de geurigste bloe-
men in een poreeleinen vaas.
• Ik heli mij dan niet bedrogen!" riep Charles. |
•Die bloemen zult gij er wel niet gebracht hebben!"
•Neen, dat zon ik kunnen bezweren, als een eeil
geen zonde ware!"\'
Ken oogwenk later had Charles de bloemen in
de hand. Hij tocht en zocht, alsof hij tiisschen de ]
tedere stengels de oplossing van het geheim dacht j
te tullen vinden: maar hij vond geen enkele letter
scbrifts.
•Raadpleeg je geheugen on als het niet al teel-
lendig is, dan zal het mjj wel eenig licht kunnen
geven!" riep Charles, bevend van aandoening, uit.
• Waarlijk, jonge heer...!"
• Loop naar den duivel!" snauwde Charles hem
toe. »Hoe dikwijls moet ik je leggen, dal we niet
meer iu het moeras zijn, waar de kikvorsch broer
zegt tegen de zwaan? Zijt ge altijd bij mij geweest? :
Altijd?\'-
•Dat had ik niet kunnen uithouden!" hernam
John, die zich gereed maakte zich te verdedigen
daar hij een verwijt meende te hooren. »lk ben
ook niet van ijzer en staal en kan deoogen \'s nachts ,
niet altijd open houden, maar dat behoefde ook niet,
zooall de dokter zeidc, want er was geen gevaar.
Was er dat maar geweest, dan had ik mijn brief
wel verzonden, die kant en klaar was."
• Daar vraag ik niet naar. Dus "s nachts hebt
ge geslapen? Dat was goed, John, want. toen is
de engel hier geweest-"
• Wacht, daar herinner ik mjj iets. Gister avond
had ik do pit in de was opgestoken en er voor
gezorgd, — ik bon er zeker van — dat het water
er niet bjj kon. Toen lei ik mij oven ter ruste.
Ik kou van vermoeidheid eerst niet slapen, ofschoon
ik mijn oogen sloot. Na verloop van Benige» tijd
deed ik ze opeu en merkte dat alles donker was
in uw kamer. Neem het mjj niet kwaljjk, maar
toen ik u niet hoorde bewegen, dacht ik, dat ge
juist geen behoefte aan licht zoudt hebben; ook
zag ik er wel wat tegon op het bed uit te gaan.
Ik ben weder ingeslapen en toen ik tegen den mor-
gen wakker werd on bjj u kwam toen brandde het
uachtlicht, ja, zoo waar ik zalig hoop te worden,
het brandde."
Charles verkreeg de vaste overtuiging, dat bjj
zich niet vergist had, maar hij was geen schrede
«
-ocr page 145-
MARY HOLLIS.
2-n
hein niet. houden! Dat ik Buckiugham ooit heb
toegegeven! Zoo het middel ook niet spoedig baat,
dan kies ik een ander... Ken vrouw, eene sehoone
vrouw te vinden! Dat zou meer haten, spoediger
werken! Zoo ik haar aanbracht, bleef ik toch do
meostorosse ..!"
Toen zij Zijne Majesteit dien dag ontmoette, liet
/ij niet na op het plaats geliad hebbende te zinspo-
len. Ma\'am Carwell had een minnaar, en die min-
naar was Digby.
Was het wonder, dat Zijne Majesteit bjj het sneeuw-
spel, dat zjj in het vorig hoofdstuk bijwoonde, ver- \'
holgen was op den jonkman en hem ongewoon hard
bejegende? Maar was het tevens wonder, dat Dig-
by het hoofd lier verhief tegenover den monarch
en zich te veel botoekonond vond, om als een knaap
gekastijd te worden?
Wij weten, dat de uitbundige vrolijkheid der ;
stoeiende edellieden eensklaps verkeerde, en Charles
Digby zijn vriend llenry bij de ondergane verne- |
dering zoo niet te troosten, dan toch tot bedaard-
heid aan te sporen had. l>e dolzinnigste plannen
van wraak werden er gesmeed: maar de opgewon-
denheid eindigde door uitputting van krachten, j
welke de anderen zich voornamen in den (\'lub en
Charles ditmaal op zijne kamer te gaan herwinnen. |
Met een vloek, zoo als hij er nog slechts zelden I
éen had uitgesproken, verwelkomde bij John, die I
met een lluwcch-n broek zijns jongen meesters in de
eene hand en een zachten borstel in de andere |
zich over de tafel boog en liezig was het adres
van een briefjen te lezen, dat daar nederlag. Hij
had Charles niet hooren aankomen, zoo dat het |
plotseling binnentreden hem reeds verraste en diens j
vloek de verrassing bijkans tot ontzetten klimmen
deed.
•Wat is dat? wat begluurt ge daar met de
nieuwsgierigheid van een tandeloos oud wijf?" vroeg
de jonge edelman, die het In-st vond zich zelven :
het verlangde andwoord te geven door het briefjen
te openen. Cieene oiiderteekening droeg het: \\vei-
nige woorden slechts bevatte het, maar die weini-
ge waren rijk in zin. Iljj las: »1* wacht een goede
raad. Nieuwe beurs, winkel No. 8fi".
Het schrift was van een vrouw, met een bevende j
of een haastige hand geschreven. Charles kon zich I
nauwelijks weerhouden liet papier te kussen, en
stelde zich de schoouc schrijfster voor. De wolken,
die er zich dien dag aan zijn hemel vertoond had-
den, waren verdwenen; de zon brak door. John,
ondervond het, John, wien de dienst soms begon !
te verdrieten en die er zeker over gedacht zoude ,
hebhen naar Hallam terug te koeren, zoo er geen j
Alice had bestaan, een kamenier in dienst van do
Koningin, Alice, die eens zjju eerbiedigen groet had
schynen te boandwoorden. John had vergeton zjjh
meester kennis to geven, dat er brieven van Sir
Henry waren gekomen, en kwam er thands meê
aandragen. Hij had zich reeds voorbereid op een
duchtige kastijding, maar kwam thands met den
! schrik vrij.
                                              ^
1-----------f .....
I
• Mooi weertje!" prevelde hij in zich zelven met
een glimlach op het briefjen, dat Charles opvouwde
en in zijn borstzak verborg.
«John, daar hebt ge twee guinjes! ik ben over
u tevreden!" zcide Charles.
«Die komen uit de lucht vallen. Mr. Charles 1\'\'
andwoordde de gelukkige.
Het was een dik paket, dat de post had aange-
bracht. Vooreerst: een brief van Dirkens voor zijn
zoon: verder: een van don kapellaan, en eindelijk
een lange brief, maar blijkbaar op verschillende
dagen en niet groote tusschenpozen geschreven,
van Sir llenry aan Charles. De laatste werd het
eerst gelezen; het slechte schrift on de nog slechtere
spelling wekte geene ergonis; veelmeer voelde Char-
los eene ongekende aandoening van tederheid voor
zijn vader en al de zijnen, schoon het niet bjj hem
opkwam te wensehen, dat zij dit oogenblik naast
hem mochten gezeten zijn.
• Charles, jongen!
Ik heb niets niemendal van je gehoord in de
laatste tien dagen, zoodat ik wel geloof dat je ge-
zond on sterk zult wezen. Je moeder denkt er ook
zoo over, maar vindt hot verdoemd lui van onzen
jongen, dat hjj niet eer schrijft. Je hebt mjj om
geld geschreven, maar is het leven in Londen dau
ziM) duur, of is Zijne Majesteit — met eerbied ge-
zegd — zoo weiuig scheutig? Het zal misschien
wel weer haperen aan den omloop. Ik heb gisteren
vijftig quartera tarwe verkocht voor twee shilliugs
zes, wat, zoo als Dirkens zegt, een goede prjjs is.
Ik ben betaald met een vodtjen papier, waar ge in
Londen zilver voor krijgen kunt. Ik zend het je
hier bij. Dat is om je honger en je dorst to stillen,
jongen! Nieuws is er niet veel. Ecrgixldr waren
Lord Nugont met zjjn dochter bjj ous. We hebben
nadere keunis gemaakt, dat wil zeggen, je moeder
heeft het gedaan, en zoo als ze zegt, is Bessie
allerliefst. Het is dan ook een snoeperig bekjen ;
ik zon haast zeggen wat te fijn voor oen echten
Digby, zoo als jij wel worden zult. Nu, dat is een
zaak buiten mjj. Ik kan je evenwel meèdeelen,
dat alles nagenoeg klaar is en dat wo een stevige
tien morgen land, zooals Dirkens zegt, er bjj krjjgen
zoodra Bessie Lady Digby is. Je moeder is sedert
in het beste humeur van do waereld en laatje we-
ten, dat het goed zou zijn Bessie eens te schrijven.
Je kunt veilig jo brief beginnen met «lieve Bessie!"
want het is een lief kind!
«We hebben nare dagen doorgebrncht. Kr is
zooveel sneeuw gevallen, dat ik mjjn brakkeu er
niet aan wagen dorst. Toch was ik er half blij
om, dat or maar sneeuw lag, anders had ik er nog
meer verdriet van gehad ; want, verbeeldje! niemant
van de pachters praat moer met me, en ieder gaat
aan den haal, zoodra hjj mjj ziet, alsof ik een vo-
gelversehrikker ware. Het is altijd nog over die
vervloekte historie met den rondkop! Als de honds-
votton mjj nog maar stonden en mij aandurfden,
-ocr page 146-
224                                                              MARY HOLLIS.
dat gij den goeden weg bewaudelt, én als Charles
én als Digby. Wees gegroet van
Uw liefh. moeder,
Lady Digby-Morton.
zoo als Dirkens, dan kon ik een hartig woord meé
spreken, maar nauwelijks zie ik zoo\'n slungel en
ziet zoo\'n vlegel mjj, of om draait hij zich, het
bosch in of de wei op, en dat nog wel na mij ne-
derig gegroet te hebben..• Onder ons gezegd,,jongen,
ik wou dat ik het nooit begonnen was. En dan
dat andere gevalletjen ! Mary blijft weg en ik ge-
loof dat zo mij daar ook al op aanzien... God
beter \'t, ik zou de meid geschaakt hebben, i k, de
man van je moeder! Algemeen loopt het gerucht,
dat er in Londen al over geklaagd is en dat roode
Jack. — ik won dat de kaerel zich als Absalom
verhing — haar weggevoerd heeft. Om toch wat
te doen, heb ik dagen op de loer gelegen; ik, Tom,
Bob, de Steward en de kapellaan, en we snapten
hem eindelijk. Zjju Eerwaarde stopte zijn hoofd
in de bladen, toen de roover er aan kwam: het
was om te stikken van lachen en hij bleef voor
dood liggen, toen we met het wild weggingen...
Ik vergeet nooit den valsehen blik van dien Judas,
toen we hem bonden. Ik geloof waarachtig, dat
het Satanskind on» uitlachte! O hoe hij nu zal scha-
teren! Het is om des duivels te worden! Want
begrijp, we hadden hem in het bekende hok ge-
sloten, waar mijn grootvader, de rjjke en zalige
Sir Henry, zjjn onwillige vazallen in sloot; dat ge-
schiedde \'s avonds en \'s morgens lag de deur in
tweén, was het touw, waarmee de roover stevig
gebonden was geweest, aan den klopper van onze
deur gel>onden en daaraan een verrotte kraai vast-
grmaakt... do schoelje was weg! Het ergert me,
en toch moet ik zeggen, dat de kaerel leep is en
hij mjj vau een hoop moeite verlost heeft door weg
te loopen. Nu eindig ik, want ik weet niets meer.
Hou je goed, jongen! Als men je te na komt, sla
dan
va.ii je af. Je moest me eens opgeven waar
al je geld gebleven is, dau schrijft de Kapellaau
dat op. Je moet langzamerhand uu wel gelegen-
heid hebben gekregen, om Zjjne Majesteit onze
rechten voor te houden. Je kunt gerust zeggen,*
dat onze naaste buur llobert Stowc heet, een be-
rucht nou-konformist, die er naar snakt om Zijne
Majesteit, Karel den tweeden, het hoofd al\' te hak-
ken, zoo als het Zijne Majesteit Karel den eersten,
hoog loft\'elyker gedachtenisse! heeft willen doen...
Zoodra gjj Zijne Majesteit spreekt, doe hem dan
de eerbiedige groeten vau
l.\'w liefhebbenden vader,
Henry Digby van Hallam-Castle.
Onderaan had Lady Digby eenige regelen gè-,
schreven. Ze waren kort maar kernig, en die kort-
heid en kernighcid klonk lievelend. 9 Wjj hebben
een keuze voor u gedaan, beste Charles! Gij kunt,
Bessie Nugent schrijven en zij zal u andwoorden.
In April e. k. kunt gjj ons en haar komen bczoe-
ken! Behoeft gjj den Hertog van Buckingham nog
als beschermer of kunt gjj zijn steun ontberen? Ik
zou het laatste wenschen, mijn zoon! U zijn te
goede beginselen geleerd, om er aan te twijfelen,
Charles was den brief ten einde; liy had eenige
oogenblikken weder in Hallam-Castle geademd, maar
ditmaal geglimlacht om de uitvallen en de opmer-
kingen zijns vaders, zelfs geglimlacht om de huwe-
lijksplanncn van vader en moeder. Een maand
geleden, en hij zou in toorn zijn losgebarsten in de
eenzaamheid, vervolgens hebben geweeklaagd over
den dwang en misschien geëindigd hebben met te
gehoorzamen: thands glimlachte hij bij de gedachte
van te zijn uitgehuwelijkt en kwam het zelfs niet
bij hem op. dat het beraamde plan zou kunnen uit-
gevoerd worden. Bjj de regels zjjner moeder over
Buckingham prevelde hij: iGod lof! ik heb hem
niet meer noodig!"
Thands lag de brief van den Kapellaan aan de
beurt. Daar de inhoud een trouw verslag gaf van
het gebeurde, sedert hij het laatst schreef, en Sir
Henry reeds een eu ander heeft aangestipt, kunnen
wjj ons van de mededeeling onthouden. Slechts
stippen wjj aan, dat Zjjne Eerwaarde hem waar-
schuwde voor den duivel der hoovaardigheid, die
zoo licht zich van hem meester kon maken, omdat
hjj van Sir Henry en ook vooral van Mylady gehoord
had, welk een groot edelman hjj geworden was;
dat hjj vooral de vrouwen moest schuwen, want dat
hij zich telkens herinneren moest, hoe de sterke
Simson, die met een ezelskinnebakken het halve Fi-
listjinsche volk versloeg, door Delilah was ten onder
gebracht. Hij vroeg hem tevens ernstig af, of hij
nog wel het Algemeen Gebedenboek en den Byhel
las on of hjj zorgde vóór elf ure te bed te liggeu.
Ook voor portcr en ale moest hy zich wachten eu
zich zóo blijven gedragen dat hy, Robert King, hem
eens met blijdschap belijden mocht voor God en
Zjjne Heiligen. Het naschrift was zeer geheimzin-
nig eu luidde als volgt: «Ik hoor van Dirkcus op
het oogcublik iets vreeselyks... maar mijn papier
is op..."
De goede Kapellaau! Waar Sir Henry en My-
lady het meest van zicli zelven gewaagden, sprak
hy met geen enkel woord van zjjn uietigen persoon,
hy, die geleerd had niets meer te wenschen dan
hem gegeven was.
Charles dacht daaraan niet, maar alleen aan de
aanvulling der onleesbare regelen, onleesbaar, omdat
Zyn Eerwaarde geen papier meer had en aan My-
lady, die het bewaarde, zeker niet had durven vra-
gcu. Dirkens\' brief zou hem de oplossing brengen
en daarom opende hy dien haastig. >Mr. Charles!"
«•on begon hjj te lezen, en ditmaal deed de ernstige
aanhef van den vriend zjjns vaders hem pijn. iVan
mjjn zoon John zult ge wol het een eu ander hoo-
ren. JI ii zal het wel vertellen als gy ten minste lust
hebt het te hooren. Een goede verstaander behoeft
maar ceu half woord. Maar ik wou u, en u alleen,
schrijven, d«t Marys vader, by het vernemen van
"*
-ocr page 147-
John kroeg een toornigen blik, toen hij met zjjns
vaders brief in de hand zyn jongen meester nader-
de en hem mededeelde, dat zyn vader Mr. Charles
verzocht hem eens te beschrijven hoe de Prins van
Oranje er uit zag en of dio op de beeltenis van
Willem-vnür geleek.
•Teeken hem den eersten vlegel den besten,"
bromde Charles, terwjjl hjj zich gereed maakte
naar den klub te gaan, waar verstrooiing te vinden
zou zijn.
haar vordwynen, gestorven is. Ik dacht wel, dat
hij spoedig vrij zou zjjn, maar ik dacht daarbij aan
de vr[jheid, die gij hem loodt bezorgen door uw
voorspraak bjj den Koning. Het is misschien beter
zoo...; hjj heeft nu geen mensen er voor te be-
dankeu en hij is toch vrij van alle banden, van alle
pijn! Het was een man naar \'s Heeren hart — een
Elia, die Achab en Izébel aan durfde zien. Nu rust
de vader onder de aarde en zwerft de dochter er
j misschien over rond...! Do laatste bede is zeker
i voor haar geweest; de cipier, die hem do wegvoe-
ring van Mary vertelde, vond hem \'s morgens met
gevouwen hand en oen half opgedroogden traan in
den hoek van het oog... Als gjj haar nu kondet
ontmoeten, dan zoudt gij haar kunnen troosten, zoo
, als zy het n wel eens deed, niet waar, Mr. Charles?
Bjj al de goudsbloemen zult ge de lelie toch niet
vergeten zijn, wél Mr. Charles....?
Charles liet den brief naast zich op tafel neder-
vallen: hij kon niet verder, hij voolde zich zöo
pijnlijk aangedaan! De vader van de goede Mary
was gestorven; nu stond zij alleen op de waereld!
Was zij nog wel op do waereld ? Wio wist het hem
te zeggen? Neen, hjj was haar niet vergeten, zoo
als Dirkens het hem zoo scherp, zoo vinnig verweet,
Dirkens, eigenlijk niet meer dan een knecht van
zyn vader...!
Hjj zou haar wel hebben nagespoord als hjj maar
had kunnen gclooven, dat lijj zich dien middag in
, Jamesstreet niet bedrogen had! Die goede Mary,
[ die zoo arm, maar toch ook zoo schoon, hoewel al-
tjjd wat koud, zoo schuchter en bleek was; want
thands eerst kou hjj het zich zelvon verzekeren dat
zy schoon mocht heten. Hjj wist thands boter de
vrouw te waardeeren en kon het zich bijkans niet
vergeven, dat hjj, die haar bjjkans iederen dag had
ontmoet en alleen met haar geweest was, dat schoon
niet eer opgemerkt, niet beter gewaardeerd had.
Maar neen, die deerne was toch geheel anders
dan do Godinnen, die hier dou hemel bewoonden!
t Andere, ja... maar... als hjj naar haar heenging
dan voelde hij zulk euu vrede in zijn binnenste, dan
kon liy dikwerf, als bjj \'s avonds terugkeerde, naar
den gestarnden hemel Imven hem opzien en uitroe-
pen: »Heere, j zjjt groot niet alleen, maar ook
goed;" zou hjj het ook hier kunnen, als hjj den arm
verliet van Mylady, van de kunstenaressen daar gin-
der...? Misschien: maar hij had in Londen nog
geen gestarnden hemel gezien. En ook welk eene
grootheid omringde zjjne schoonen niet, welk een
armoede en ellende niet haar, die hy als zjjne zus-
ter liexchouwd had! En al droeg ook zjj de prach-
tigo kleedcrcn van Mylady, al heette zjj Gravin,
toch zou zy nooit Ilarhara 1\'almers voor hem zyn,
nooit wellicht de geheimzinnige onbekende, die hem
beminde, die hem aanzocht en hém wist te waar-
deeren.
Evenwel die goede, verstandigo Mary!
Kwellend was de gedachte aan haar, en Dirkens
had die gedachte hy hem opgewekt. Die verwenschte
Dirkens!
VII.
Sinds de »St. Pauls wandeling" niet meer bestond,
welke, by den grootcn brand vernietigd werd, maar
vóór die gebeurtenis, in de eerste dagen der Restau-
ratie van het huis Stuart, de verzamelplaats was van
den beau monde, van de galants dier dagen, had
Springgarden zich te verheugen in een dnik bezoek
van I.adies on Gentlemen, die daar in het diepste
geheim elkaar naderden, eeden van eeuwige trouw
zwoeren, die vóór het uitspreken van de laatste zin-
snede reeds waren Tergeten.
Maar Springgarden, hoe ruim, hoe talrijk zjjne ver-
trekken ook waren, hoe weelderig ook de stoffeering,
welke Versailles in alles nabootste, kon niet het eenig
Eden bljjven, dat zich de galanterie dier dagen ver-
koos. Van lieverlede was de nieuwe beurs, die van
weêrzydon eene ry der Fransche modewinkels bezat,
de mededingster geworden en had zy zich zelf over
drukker bezoek dan Springgarden te verblijden. Do
winkels hadden, behalve de bescheidenheid van in-
on uitgangen, die het incognito beter waarborgde, nog
het voorrecht, dat zy door schoone Fvancaixes wer-
den bewoond. Derwaards dus wendde zich do stroom
van de mode, dio zich vooral in de vereering der
schoone sekse onderscheidde.
Die vereering was echter grootelyks ondorschei-
den van die der ridderlijke Midden-eeuwen, toen
de godsdienst haar edeldo en heiligde. Veeleer was
zy niets meer dan een offeren aan do zinnelijkheid
en koos zij hot naakte boven het gesluierde bcold. Te
minnen was te leven, en wee dengeen, dio in do
fanhionable waereld te huis dacht te zyn on do
voorschriften der mode op dat punt voronacht-
zaamde. Zulke zondorlingen waren dan ook uit-
zonderingen, en de niet minder zonderlingen, die
in het tegenovergestelde uiterste vervielen en de
wet van den bon ton zelfs voorbjj wilden streven,
werden in veel grooter getale aangetroffen.
Het gebruik van linten, dat in een later tjjdperk
zoo algemeen werd, nam nu reeds een aanvang, en
de kleuren werden niet willekeurig gekozen, maar
waren die der I^ady, aan wie het hof werd gemaakt.
Duizenden briefjes, geparfumeerd, droegen de warm-
ste betuigingen van tederheid en liefde door gants
Londen hoon, waar zjj in reuk- of knpdoos, in klei-
nodiën-koffor of op hot hart rustten, tot zjj, na het
leven van een zomerinsekt geleid te hebben, spoor-
loos in de vlam van een waskaars verdwenen.
l.\'i
II.
-ocr page 148-
MARY HOLLIS.
298
een woord te spreken, las slechts wat de onbekende
op een kaartjen had neergeschreven, en ging haar
voor naar het achtergedeolte van het huis, naar
een vertrok met den fijnsten smaak gestoffeerd. Het
was niet vreemd, dat een dergelijk bezoek werd
gebracht, maar wel, dat een vrees, een ontsteltenis
zich voordeed als bij deze gemaskerde. Met hovende
hand had zij het kaartjen, dat het verzoek inhield
i om een afgelegen vertrek, vertoond: met knikkende
kniën en wankelenden tred was zij Madame gevolgd
! en met zenuwachtige gejaagdheid had zij Madame,
die juist om die bljjken van angst bijzonder nieuws-
1 gierig was geworden en eenigo woorden had willen
wisselen, hij herhaling gewenkt hoen te gaan, na-
dat zjj haar schrijvende had te kennen gegeven dat
een jonkman, die met de woorden >u wacht een
goede raad" zich aanmeldde, tot haar kon worden
toegelaten. Hoe de nieuwsgierigheid van Madame
i zou gestegen zijn indien zij door een reet der deur
, de gemaskerde in do eenzaamheid had kunnen be-
j spieden! Deze toch viel als uitgeput op eeu stoel
: neder en bedekte, als vergeten, dat oen masker
het bedekte, zich het gelaat met de handen. De
boezem zwoegde on hot was of zij woonde. Ver-
volgens roes zjj gehaast op en trad naar do deur
alsof zij vertrokken wilde, maar zij keerde, terwjjl
zij do hand vouwde en hot hoofd omhoog hief en
het ontkennend schudde, waarna zjj twee der vier
kandolahrcs, waarop de geparfumeerde bougies vro-
lijk vlamden, uitsnoot en do helheid, die in het
vertrek heerschte, in een schemerig halflicht ver-
keeren deed.
Hot was of zjj, hoe onkenbaar ook, hoe bedekt
door het fluweolen masker, dat slechts het donker
hair, do zuiver geboogde wenkbrauwen, do tedere
lluweolzachte lippen bespeuren liot, hot holle licht
niet verdragen kon on zich voor zich zelve schaamde.
Do vrouw moest er zich van bewust zjjn, dat de
stap dien zjj deed een misstap was, dat zjj daar
niet alleen was gekomon om een goeden raad te
geven; maar zjj toonde tevens dat zjj streed met
eene kracht in haar binnenste, die echter onweer-
staanbaar hleek. Want toen eenigo minuten ver-
loopen waren na het aangewezen uur, kon zjj het
hoofd niet afwenden van do deur der kamer, lei zjj
do hand aan het hart, als om het onrustig klop-
pen or van te matigen, stond zij eindelijk op en
luisterde of er ook een voetstap in den gang klonk;
en toen die eindelijk werd vernomen huiverde zjj
en vluchtte zjj naar den achtergrond waar de sofa
stond, terwjjl zjj zich op den rand van deze bleef
De zucht naar intrige, het verlangen om zich be-
mind te tooncn, werd tot zulk een uiterste gedro-
ven, dat do praatgrage kroniekschrijver dier dagen
van eenigen gewag maakt, die zelven de geparfu-
meerde minnenbriofkens aan hen gericht, vcrvaar-
digden.
(Jeen wonder dus, dat Charles, die door de fas-
hionabk
waereld zoo vol genade was anngenomen,
menige spotternij moest ondergaan, eer hij zoo ge-
lukkig hleek te zijn om zich ook in een galant
avontuur te mogen wagen. In den kluit had hij
het voorbeeld zijner gelijken gevolgd, die gants niet
de kieschhcid zoo ver dreven om van het geluk dat
hun weervoer te zwijgen, maar veeleer gewoon wa-
ron er op te doelen, niet terughouding alleen van
den naam; hetgeen niet uit bescheidenheid ge-
schiedde, maar alleen uit, vrees van door dezen of
genen vriend hij het voorwerp hunner genegenheid
verschalkt te worden. Charles, die tot dusverre
slechts op do vriendschap van Malady lx>gon kon,
eene vriendschap, die hem juist niet in de oogen
der anderen verhief «daar de waar reeds zoo dik-
werf geveild was" zoo als zich Harry uitdrukte,
kon thands zeer geheimzinnig van zijn gelieiniziu-
nige schoone gewagen; een schoone, die hij nog
nooit gezien had, maar die voorzeker oen paerel
zoude zjjn van het zuiverste water. Of het spreek-
woord «ongelukkig in het spel, gelukkig in de lief-
de," ditmaal liewaarheid werd? Charles speelde
naar gewoonte, spoelde met al dien hartstocht, die
de kansen van winst en verlies in dat bewegelijk
gemoed telkens opwekten, en hij... verloor. Vijftig
gninjes was hij minder rijk toen hij opstond dan
toen hij zich nederzette, maar voor de ruime wins-
ten der vorige dagen was het verlies nog zoo go-
voelig niet. Niet om do som dus voelde hij zich
wrevelig, maar wol om hot feit, dat hij, de winner,
van wien zulk een roep van fijn spelen uitging,
thands was geslagen. Met zjjn inborst was de ne-
derlaag eer een prikkel om voort te strijden dan
om den kamp te schuwen, en zeker ware hjj ook
thands voortgevaren, zoo niet Harry do opmerking
maakte, dat de oogen van de dobbelstecnen op som-
migen meer invloed uitoefenden dan do smachtende
blikken eenor schoone, terwijl hij, Charles op den
schouder kloppond, lachend met de vraag besloot,
of hjj ook in do plaats van zoker iomant een onbe-
kendo to voet zou gaan vallen? Hot andwoord dat
men geen knaap verwachtte, beefde Charles op do
lippen, maar werd gelukkig niet uitgesproken. Hij
stond op, wierp zich den mantel om en ging, zon-
der iomant te groeten, heen-
Wy kennen de plaats werwaards hem een htmr-
rjjtnig voerde en jjlen hem vooruit. Het uur, voor
de samenkomst bepaald, had reeds geslagen, en
toon de klok sloeg, had mon in de aangewezen straat
een gemaskerde vrouw uit een eenvoudig rjjtuig,
zonder eenig wapen, stappen en den modewinkel,
nummer zes en tachtig, kunnen zien binnengaan.
Madame (iérard,- die dergeljjke verschijningen ge-
woon was, heette haar onderdanig welkom zondea
57
steunen. Charles trad binnen. Hjj, de nieuweling,
had vergeten wat geen zjjner tjjdgenooton in de-
zelfde omstandigheden als hjj zou
1
hebben vergeten.
Do krullen zjjner pruik waren in wanorde on geen
bedwelmende geur steeg er uit op. Hjj droeg, wel
is waar, hot schitterende kleed der liife-guards,
maar dit kleod droog goen sporen van do nauwlet-
tendo zorg, die do galanterie dier dagen hjj zulk
eene samenkomst niet zou hebben veronachtzaamd.
Het is ons bekend wat er de oorzaak van was, en wij
-ocr page 149-
MARY HOLLIS.                                                                 227
mogen onderstollon, dat de gemaskerde in hare zicht-
bare angst en verwarring het verzuim niet opmerkte.
Van hare gemoedsbeweging werd Charles niets ge-
waar, daar ook hjj onthutst was. Misschien werkte
dat zwarte masker en da* halfdonker vertrek dit uit,
want in de laatste dagen had hij bewezen niet
schuchter en beschroomd te zijn tegenover de aan-
lokkende schoonheid. Maar deze hier was niet aanlok-
kend; zij bleef onliewegelijk staan, zoodat Charles
naar haar toetreden moest, en haar met een stem,
die, hoe hij het ook voorkomen wilde, toch trilde,
uitnoodigde op de sofa plaats te nomen. Zij gaf
aan zjjne uitnoodiging gehoor, maar trok de hand
terug die hij gevat had, terwijl hij meende te be-
speuren dat haar voorhoofd bloosde.
•Op de vleugelen van het verlangen, kwam ik
herwaarde, schoon masker, om den raad te verne-
men, dien gjj mjj te geven hebt. Hij kan niet anders
dan goed zijn. Omdat ik daarvan overtuigd ben,
zult eg mij wel veroorlooven u in de oogen te
staren, terwgl ge mij den raad geeft?"
Uil strekte de hand uit, om het masker los te
strikken, maar zij weerde hem haastig, ja ecnigzins
heftig af.
•Neen, neen. Ik wil mij uwe vriendin toon en
door mijne daden; mijn gelaat behoeft gij dus niet
te zien om mijne woorden geloof te schenken."
H}j hoorde eeno stem, die hjj zich niet herin-
nerdo ooit gehoord te hebben; hjj hoorde zjjn
moedertaal met een vreemden tongval spreken.
•Onlx-scheiden zou het zjjn, nogmaals te bidden
om vervulling van mjjn vurigen wensch. Mag ik
weten, vriendin, welk een raad gjj my te geven
hebt?"
De onbekende boog zich tot hem voorover, zoo
verre, dat hg bijkans het zwoegen van haar boe-
zem gewaar werd. »Ge zjjt nog jong en onerva-
ren... Oe zijt vrolijk, en het leven lacht u nog toe."
•Dat is waar," knikte Charles. .Maar is dat dan
een zonde ? De t\\jd van het kluizenaarsleven en
van hot watordrinkon is immers voorbjj? Dat deed
men immers in de domme middeleeuwen en nog
wel als men zeer vroom of dom wilde zijn?"
Do vrolijkheid, waarmedo hjj deze woorden uit-
bracht, was gedwongen. Hjj had er behoefte aan
in dezen dampkring, die hem benauwend en boklcm-
ui end voorkwam, zjjn eigen stem te hooren, zich
zelven te overtuigen, dat hjj niet benauwd on be-
klemd was. Do vertrouwelijkheid dor onbekende
lokte hem niet aan. Hij wist immers nu, dat zij
slechts een vriendin wilde zjjn, en hjj kwam meer
on meer tot do overtuiging, dat zij don ouderdom
van oen eerzame vriendin lioroikt had.
•Gjj zjjt wel zooals ik dacht dat ge waart," her-
nam do onbekende. >Ik vernam, dat gij op het land
waart opgevoed, geheel anders als ge nu blijkt te
zyn."
Charles kleurde, en met den wrevel, dio altjjd
•O ik geloof gaarno dat gij het laatste zijt,"
riep de ouliekende, zelfs met eenigen hartstocht
uit,
•Maar goüerde en geachte voogdesse" hernam
Charles niet zonder eenigen spot, »van waar toch
uwe lielangstclling in mijne nietigheid. ..V Hebt ge
u tot taak gesteld verloren schapen op te zoeken V
Een pryseljjk werk waarvoor men zich voorzeker
niet behoeft te schamen en waarhjj men zich niet
behoeft te... maskeren."
Der onbekende ging een trilling door do leden.
Zij zweeg een oogenblik en bracht den rjjk gobor-
duurdeu, sterk geparfumeerden zakdoek aan de
lippen. By die bewegiug viel de kleine hand, in
den fynen leêren handschoen verborgen, hem in
het oog.
•Misschien zal u alles eenmaal duidelijker wor-
den ," andwoordde zjj eiudeljjk fluisterend . »Mis-
schicn!"
•Waarom niet zeker, lieve vriendin?" vroeg
Charles, die zich van die hand had meester gemaakt,
en haar thands behield, want de oigenaresso trok
haar niet torug.
•Waarom ? Het zal u later blyken, Mr. Digby!
Gij plaatst mij te hoog, indien ge mij do kracht
toekent om verdoolden te redden!" Zij poosde een
oogenblik, alsof zij naar hare woorden wilde zoeken.
•Maar u ten minste kan ik den weg wyzon, dien
ge betreden moet..." Haar stem daalde nog meer.
•Gjj zjjt zeer vertrouweiyk niet... Mylady do
Castlemaine?" Zg poosde, maar Charles liet lang
op eenig woord wachten; eindelijk was hjj wel ge-
noodzaakt te vragen: »Welnu?*\'
•Breek die betrekking af, zoo spoedig gg kunt."
•Waarom, onbekende vriendin?"
•Omdat die betrekking u onteert; omdat zg u
aan de voeten werpt van een lichtzinnige, van een
onwaardige, die alles wat zg aanroert bevlekt, dio
u gebruikt als haar speelbal zooals zjj vroeger an-
deren gebruikte."
•Dat oordeel is hard van do lippen cenor zoo
vrome voogdesse als gg zgt!" riep Charles uit,
met kwalijk verborgen toom. «Mylady de Castle-
maine was de eerste, die mg, onvervaren knaap,
zoo als gg zelve mg noemt, beschermde, die mg
van haar vriendschap verzekerde en dit deed...
zonder masker."
• Ik heb dat verdiend! Mgn God, mgn God!"
zuchtte zg. Do gedachte van bg Mylady te worden
vergeleken en daarbij do nederlaag te lijden scheen
haar onverdragelyk.
»Ja, zg deed het zonder masker!" zeido zjj met
kracht. «Zg is niet gewoon zich to verbergen, want
do schaamte is haar vreemd."
Do onbekende was ten hoogste onvoorzichtig en
een jonkman, meer ontwikkeld dan Charles, had
haar kunnen vragen, of het masker dat zg droeg ,
dan uit schaamte was gekozen. Charles maakte do j
gevolgtrekking niet.
»Zg verbergt zich alleen, als zy denkt er haar \'
doel beter door te kunnen bereiken; zg verbergt \'
A0B
door dezo herinneringen en altjjd hjj do eeno of
andero les word opgewekt, gaf lig ton andwoord:
•ik was een boer, ik ben een edelman."
-ocr page 150-
MARY HOLLIS.
228
Zij had getrild bjj zijne omarmiug. Daar scheen
een stem in haar binnenste zich te doen hooren,
die den schoenen droorn dien zij droomde verstoor-
de, die haar woorden van verwjjt deed hooren. Zy
wrong zich uit \'s jonkmans arm los en vluchtte naar
het ander einde van liet vertrek.
• Heb ik u heleedigd?" vroeg Charles, «vergeef het
mjj!" Hij trad op haar toe: zij deinsde niet, maar
bleef onbewegelijk als in zieh \'zelve gekeerd staan.
Hij knielde voor haar neer en vatte hare hand.
• Vergeef het mjj als ik u heleedigd heb! Gy zyt
mijn schutsengel. Doe den njjdigen scheidsmuur
wegvallen tusschen uw oog en het mijne! Laat
mij daarin lezen wat liefde is, reine, innige liefde,
liefde voor het leven!"
• Weldra ... misschien! Ik moet vertrekken. Spreek
uiemant van deze sanieukomst en,wacht hier een
kwartier uur na myn vertrek. Vaarwel, Charles
Digby!" Zij boog zich naar hem toe en drukte eeu
gloeienden kus op \'s jougelings lippen. Snel ver-
wijdeide zy zich en voorkwam daardoor den groep
vuil zijne hand, die de hare wilde vatten. Hij bleef
in de meest opgewonden stemming achter: hy staar
de haar na met onbevredigde wenschen en begeer-
teu; hy aaubad haar; hjj had reeds een beeltenis
van haar gemaald, want het oog der ziel scheen
door het masker te zijn heen gedrongen en daar
eene schoonheid te hebbeu aanschouwd, bjj welke
de bevalligheden van Uarbara en van de andere
Godinnen geheel verdwenen Zelfs was hjj zóo zeer
in zyne beschouwingen veranderd, dal hjj het dier
vrouwe tot eene verdienste begon toe te rekenen,
dat zjj zieh het gelaat had verborgen, dat zij zedig
en schuchter zich telkens aan zijne omhelzingen ont-
rukte. Barbara Palmers was gauts anders en lokte
die uit en dwong hem tot tederheid en aanbidding.
Hjj kwam gelukkig in zyne vertrekken terug; hy
wilde dieu avond alleen doorbrengen met naar Hal-
lam-Castle te schrijven of liever met aan de schoone
onbekende te denken. Iets slechts temperde zyne
zaligheid; het was de onmogelijkheid, waarin hij
zich bevond, om de heerlyke vorschyning te ontbie-
den. Er was geene tweede samenkomst bepaald
en hy wist zelfs niet of er ooit eene tweede zoude
plaats hebbeu. Hij had er zelfs niet aan gedacht
eene poging aan te wenden haar naam te vernemen,
of zich te overtuigen, dat zy de Hertogin van Ports-
mouth was.
Juist zat hij met een maagdelijk vel papier voor
zich en was hij bezig zyne gedachten te zamelen,
toen Knte binnen kwam en hem uitnoodigde bij
Mylady te komen. Mylady bad van het geluk ge-
hoord, dat Mr. Digby te beurt was gevallen en nam
er te veel deel aan, om niet to verlangen Mr. Digby
te zien. Kate kon soms zoo zonderling een liericht
uitbrengen, zoo zonderling een boodschap doen. Haar
toon was altoos zoo deemoedig, hare houding zoo
onderworpen, en hare woorden konden soms zoo
kwetsen. Zoo had zy eeu oogeublik te voren hare
meesteresse, die haar dien middag naar de vertrekken
der Koniugiu had gezonden, geboodschapt, datMa\'am
zich alleen, om het offer dat zij zich uitkiest meer
onder haar bereik te doen komen .." zeide de on-
bekende met altyd klimmenden hartstocht.
»Mjj kwam zjj altijd zonder masker tegen!"
hernam Charles meêdoogenloos.
»Mr. Digby! en zij nam thans zelve de hand die
de hare eeuige oogenblikken vroeger had losgelaten.
Mr. Digby als ik van verbergen spreek, bedoel ik niet
het uitwendige. Waarom zou zij da t verbergen ? Het
is immers het eeltige waardoor zij heerscheu kan V"
ï\'hands maakte Charles eene gevolgtrekkng. Het
masker tegenover hem verborg voorzeker een ge-
laat, hetwelk door een masker kon worden dienst
gedaan. Het maakte hem niet gedweër om aan te
nemen wat do vreemde hem zeide; het versterkte
hem veeleer in de straks opgevatte meening aan-
gaande den ouderdom dier vrouw en het deed hem
deze geheele intrige, die hem m aller oogen be-
spottelyk koude maken, verwenschen.
»Neen," vervolgde zjj, en de jonkman liet haar
voortvaren, zonder het der moeite waardig te achten,
haar in de rede te vallen. «Neen, ik spreek
van haar hart; dat hart is als de meest bezochte
straat in Londen... Van alle rangen en standen
gaat die straat door, jeugd en ouderdom, alles...!
Dus is het hart van Barbara Palmers! Gjj gelooft
mij niet? Mr. Digby, gjj denkt nog dat zjj u lief
heeft?"
»Zoo als andere vrouwen mij liefhebben, waarom
niet? Ik behaagde haar, zy mjj! Haar hart vcrge-
Ijjkt gij bjj een straat? Welnu, ik ga die straat óok
door, en zoo lang mjjn medewandeluars mjj niet
hinderen, verheug ik mjj zelfs in hun gezelschap..."
•Noemt ge dat 1 i e f d e ?" vroeg de onbekende
op een toon, die Ch arles trof en hem naar haar
deed opzien. »Noen, gjj spot met mjj. Neen, dat
kunt ge geen liefde noemeu, liefde, die naur het
Paradijs voert,innige, eeuwige liefde! Neen,o neen!"
Zy lioog het hoofd; zjj schreide. Charles schikte
haar nader. Het was of hij nu eerst dat rijke git-
zwarte hair opmerkte, of hjj nu eerst begreep dat
do lijnen van boezem en schouder niet don herfst,
maar de lente of den zomer des levens konden
kentekenen. Hare opvatting van liefde, met zooveel
hartstocht geuit, met zooveel innigheid gevoeld,
deed hem zijne koelheid verliezen, deed hem den
arm om haar heen slaan en haar toelispelen: »Zyt
ge niet de liefelijke verschijning, die aan mjjn ziek-
bed stond en mij laafde? Toeu hadt ge u geeu
masker voor het gelaat gebonden. Indien ik toen
niet geijld had, dan zou ik mij thands uwe schooue
gelaatstrekken geheel kunnen herinneren! Heb dank
voor uwe zorg, heb dank voor uwen raad, die goed
is gemeend en dieu ge mij geeft uit liefde! Ja uit
liefde!" Ily boog zich uog meer tot haar over en
kon zich niet meer bedwingen, toeu de vermetele
vinger het beweegbaar deel van het masker, dat
de lippen bedekte, had opgeheven en hy do tluwee-
len lippen en den wel govormdeu mond beschouwde.
Il ij klemde haar in de armen, en lispelde haar toe:
«leer mij lief hebben als gy!"
-ocr page 151-
MARY HOLLIS.                                                                           229
| manier van te schrijven, Charles! Ik zal u stof
I geven: kom eens bij mij zitten!"
Zij wierp zich in een der stoelen en zag den jonk-
man eonigzins vreemd aan, daar hjj geen gehoor
scheen te willen geven nan hare uitnoodiging en
heen en wéér bleef gaan.
Myladies oogen flikkerden een oogonblik en namen
; een ongewoon scherpe uitdrukking aan. Weldra
echter vertoonde het gelaat weder een glimlach. Op
deklamcerenden toon vervolgde zjj tot hem: »Ongo-
1 lukkige! die zich gevleid had het paradjjs to worden
; binnengevoerd en slechts mot de buitenste duister-
nis zich heeft moeten vergenoegen.\'\'
•Wat meent ge?" vroeg Charles kort.
• Dat uw lief een marmeren hart bezit en oen
doof oor, eu zij uwc plechtige oeden met geen enkele
heilige bolofte heeft beandwoord. Arme jongen,
het doet mij leed!"
• Kr is goen reden om mjj te beklagen... Ik ben
gelukkig... ik weet thands wat liefde is."
•Arm kind!" zcide Mylady, luid genoog om door
hem verstaan te worden, en zjj werd het ook. Charlos
voelde het bloed bruischon. Hjj ontving echter wat
hij verdiende, want een kind moest hij zjjn, daar
hij aan een minnares kon vertellen oeno auderc to
j hebben leeren beminnen.
•Arm kind! dat zich grooter wil voordoen dau
het is!"
•Hoc weet gij, Barbara," riep hjj uit, zich met
heftigheid voor haar plaatsend; >dat ik, ik...?"
•Een onbekende op eene onbekende plaats moest
. liezoeken? Alsof anderen zwijgen waar men zelf,
, door het geluk als beneveld van verstand, niet go-
j zwegen heeft. Ik kan het mjj denken, mjjn jongen,
I hoe uw hart moest bloeden, daar gjj zoovcol vorwacht
en zoo weinig ontvangen hebt..."
• Ik verwachtte wat ik ontving," hernam hjj bits.
• En ik zoude u dan in zulk een luim aantreffen?
1 Het is mjjn lot om altijd gebroken harten te heelen;
i van middag de oude Rowley, en van avond mjjn
lieve jonge vriend. Zeg mjj, indien uwe smart het
toelaat, op welke wjjzc zjj u verstouten heeft en of
haro schoonheid hare wreedheid evenaart."
• Barbara. laat uw sj>ot eindigon!" riep hjj heftig.
Er was een oogonblik »an stilte. Als of hjj vreesde
voor haren toorn, die in haar blik begon te vonkolou,
sloeg hjj de oogen neder, en vervolgde hjj op bc-
daardor toon: «Indien ik bedrogen ware geworden
en l>espot door eene, die zelve gewild heeft mjj te
ontmoeten, dan zoudt gjj niets daarvan hebben ver-
nomen. Ueloof, dat er nog zoo veel gevoel van
eigenwaarde woont in do borst van een Digby."
•Dus maakt de vreugde u zoo radeloos en rodoloos?
Beste jongen, dan wenschte ik om u zelf wille dat
ge maar altoos bedroefd waart." Do toon van min-
achting, waarop zjj deze woorden sprak, viel niet
te miskennen. «Dus gelooft ge inderdaad bemind
te worden, en maakt dit u zoo pruilend? Ik wensch
u geluk met de gonegenhoid van Madcmoiselle de
Quérouaillc!"
Charles vorloor alle bezinning, vergat alle voor-
Carwell vertrouwelijk praatte met Hare Majesteit eu
zoo geestig en vroljjk »a«, dat <le diepe plooien in
het voorhoofd van de (iravin do Penalva zich ont-
plooid hadden, dat Hare Majesteit Ma\'ara Carwell
op een gegeven oogcnWik had gekust on Ma\'nm
Carwell een boeiend verhaal ha<l gedaan van oen
dichter, die een eerste aktriee ontrouw was gewor-
den voor een figuninte uit het Mallet. Mylady had
al hare opgeruimdheid nuodig om hij die woorden
niet in toorn los te harsten; zj] moost zich wel over-
tuigd honden van hare werkelijke zegepraal op do
medcdingster, die weldra in ballingschap zonde
vertrekken, om Kate niet met smaad te bejegenen.
Zjj had alleen schamper geglimlacht, hare dienst-
bare nog wel bedankt voor den ijver, bij het onder-
zoek betoond, en haar de boodschap, die wjj kennen,
opgodragen.
Charles stond verslagen. Hij had zich wel de
boete willen opleggen, om in twee dagen niet naar
den klub te gaan, indien hij de daar door hem ge-
sproken woorden had kunnen intrekken! Hij had
gestoft op zijn geluk, op de samenkomst, die hem
wachtte, en dat was Mylady oververteld. Juist nu
noodigde zjj hem uit! Hjj was nog onderden indruk
van de waarschuwing der onbokende, eene waar-
schuwing, die meer en meer schijn van gegrondheid
ontving, nu hij zich de laatste houding van Mylady
herinnerde. Zij was toch zelfs verheugd geweest
toen zjj vernam, dat een andere vrouw hom bewjjzon
van genegenheid had bewezen. En nu juist moest
zjj hom ontbieden! Zeker om van hem te hooren,
wat hjj gehoord en gesproken had! Was hij dan
haar gehoorzame dienaar, haar speelbal?
• Zeg aan Mylady,\'\' voegde hjj de wachtende Kate
toe, »dat ik van avond verhinderd ben te komen."
Mylady was een te getrouwe en teêre vriendin,
om met zulk een l>oodsehap genoegen te nemen.
Slechts weinige oogenblikken na Katos vertrek, trad
zij zelve de kamer van den jeugdigen luitenant bin-
nen, die te vergeefs zich nogmaals voor het blad
papier had nedergezet en geëindigd was met in het
vertrek onrustig heen en weder te stappen. Aan
wie hjj ook dacht, zeker niet aan Mylady. Bij haro
verschijning kon hij zich niet weerhouden op eenig-
zins wreveligen toon zijne verrassing uit te drukken.
Mylady ochtor was in eene te bljjde stemming, om
hem dat euvel te duiden. Zjj had den ouden Howley
weder aan hare voeten gezien; zjj had, zoo als wij
weten, dien middag Ijouize naar de Koningin kunnen
verbannen; zjj had van haren koninklijken minnaar
zooveel vernomen, wat haar aan haren nooit ver-
zwakten invloed geloovcn docd, dat zjj den afgeloopcn
dag al zeer gelukkig konde noemen.
>Mjjn jonksken!" riep y.jj hem dan ook vroljjk toe,
terwjjl zjj hare armen naar hera uitbreidde ; «ween
al uwc l>ekommcmissen en smarten aan den l>oezem
uwer getrouwe uit!" De spotternij prikkelde Charles,
en knorrig gaf hjj ten andwoord: «Ik was .bezig te
schrijven, Mylady!"
•Hetgeen een niet zeer beleefd verzoek is, om
heen te gaan, niet waar? Gjj hebt een zonderlinge
-ocr page 152-
230                                                              MARY HOLLIS.
I zichtighcid. »Ik kon liaar naam niot, maar is zy
degeen die gij bedoelt, dan vormt zij wol eene scherpe
tegenstelling met u, dio niy met hare kennismaking
geluk wenscht!"
• Pus was ?.jj gemaskerd en lei gjj dat masker niet
af? Dus wist do onbekende van onze tedere vriend-
schap, en is zjj begonnen met eene poging om die
te doen verbreken ? Dat is innige, vurige liefde,
want dat is jaloezy! Ongelukkige, die uwe zaligheid
niet weet te waardeeren!"
Zij wist nu alles; Charles gevoelde zelf de dwaas-
hoid zijner hauddelwjjze, maar wist haar niet te
vergoelijken. Mylady Castlemaine zag hein uitvor-
schend aan, en hij waagde het niet haar blik te
| weerstaan. Zjj scheen genoeg te begrijpen. «Dus
! gij woct nog niet met zekerheid wie u lief heeft?
I k zal het u zeggen. Zjj is de beschermster, dio
tot dusverre in het verborgene voor u werkte. Zjj
schijnt il innig lief te hebben, en daarom kan ik
haar de woorden vergeven, die zjj over mjj heeft
gesproken. Ik wil haar niet tegenover u beleedigen,
zooals zij het mij deed, hoewel ook ik u liefheb; ja
j Charles! ik scherts niet, ik schonk u eens mjjne
i liefde en do Castlemaino verloochent zich nooit."
•Barbara!" riep hij getroffen door zoo veel edel-
aardigheid en waardigheid uit. Hij wierp zich aan
• hare voeten en overlaadde hare handen met kussen.
»Ik wil haar nooit wederzien!" riep hjj hartstochtelijk,
>haar, die u veracht, die 11 verguisd heeft, kan mij
niet hekooren!"
•Deed zij dat?" de vraag werd met gesmoorde
i stem uitgebracht; de hand trok krampachtig samen,
en het gelaat nam eene afschuwelijke uitdrukking
aan. Charles hield het hoofd gebogen, maar toen
hjj het ophief en hjj haar in de oogen staarde, was
haar gelaat weder in de gewone plooi, en het ver-
toonde zelfs een vrieudeljjkcn glimlach, terwjjl zjj
hem deed opstaan, en tot zich trok. »Herkcndet
gij hare stem ?\'\'
»Dio van de Hertogin vau Portsmouth hoorde
ik nimmer. Ik merkte echter op, dat zjj met ecu
vreemden tongval sprak."
»Zii is het, lieve vriend! Gjj moet haar dikwjjls
zien. Het kan tot uw geluk dienen. Ik blijf u ter
zjjdu staan eu er voor waken, dat zy u niet gcvaar-
ljjk worde. Ik beu niet jaloersch; ik wensch niets
dan uw geluk!"
Het was reeds laat, toen Mylady het vertrek vau
den jongen ofticier verliet, die, in de eenzaamheid
. teruggekeerd, bijkans niet wist of hjj waakte of
droomde. Toen hjj niet meer onder don invloed was
dior wulpsche vrouw, die hem in hare omhelzing
als met een ijzeren boei ketende, die hem betooverde
i door haar vlammeuden blik, hoewel zjj hem vernie-
tigdc bjj hare spotternij, die hem zoo vaak het
\' bloed deed bruischcu en do wangen purperen; toen
hjj alleen was, had hjj oen gevoel van walging van
zjjno Barbara, keerde het verlangen weder vuriger
bjj hem terug, om de onbekende wcêr te zien, wier
stem zoo zacht was, en zoo teder, zoo gevoelig en
innig bjj wjjlen.
Mylady ging met minder kalmte dan zjj voorgaf
de gangen door. Zjj beandwoordde ter nauweruood
de oerbicdige groeten der lijfwachten eu der hove-
lingen, die zjj of dio haar voorbijgingen. Bjj do
vertrekken vau Ma\'am Carwell gekomen, stond zy
een oogenblik stil. Zjj meende gejuich en gejubel
to vernemen, en hoorde het duidelijk, omdat juist
een kamerdeur openging en Buckingham, met een
scherts op de lippen, de gaanderij betrad. IIjj was
dus bij haar geweest!
Buckingham kwam haar op zijde. Was hjj ook
verrast haar te ontmoeten, hg deed het niet blijken
eu toonde zich jegens haar dezelfde als altoos. My-
lady scheen hem in zjjno zelfbcheersching echter niet
te kunnen navolgen, want zij voegde hem scherp
genoeg toe: «zulk een trooster moet wel olk lijden
verzachten! Gij zijt toch mededoogeud vau natuur.
George!"
•Mededoogeud en mededeelend, Sara, in de hoop
dat men het tegen mjj ook moge zijn! Eu ik ben
in die hoop niet bedrogen. Ik heb veel gezien eu
gehoord, Sara! Maar dat ik uict altjjd over mij
zclveu spreke en u, die de welsprekendheid zelve zyt,
tot stilzwijgen dwinge! Uo weg, waarop ik u aantref,
heeft dunkt nijj tot ons kickon gevoerd 1 Zyt gy tu
vroden met zjjno ontwikkeling?\'\'
Huckingham lachte vreemd bjj die woorden.
•Gij hebt zeker óok vernomen, dat het aas een
sehoone visch heeft gelokt. Maar ik wil hem niet
blootstellen aan hare arglistigheid, George! Ik denk
bster over uw beschermeling dan gij!"
•Beter? anders, dat kan zijn!"
Mylady fronsdo de wenkbrauw. Zjj was hoogcr
dan gewoonljjk tegenover Buckingham: zjj begon te
begrijpen dat zjj hem ontbcreu kon, en zjj zoude
hem geene sokonde langer gebruiken dan noodig was.
• Ik herhaal u, dat ik niet wil, dat hjj zich in
hare netten verstrikke! Ik zal hem alleen zoo verre
doen gaau als uoodig is, om argwaan jegens haar
te doen ontstaan. Ik wil een audcr middel zien
aaugewend, een middel, dat sneller en meer afdoende
werkt. Wjj moeten Ma\'am Carwell doen vervangen
door eene andere, die jonger en schooner eu geos-
tiger is."
•Ik begryp u. Mylord uw echtgenoot heeft altyd
bewezen geen I\'otiphar te zyn, maar al ware hy het,
onze Jozef zou niet in de gevangenis worden ge-
worpen. Zoo als ik vreesde, sprong de myn verkeerd."
Mylady beet zich op de lippen. »Ge schijnt al uw :
vernuft in het vertrek vau Ma\'am Carwell te hebben
achtergelaten, George! Gjj hebt gehoord wat ik
wenschte ? Ik heb daarbij gerekend op uwe hulp,
die mij niet zal ontbreken, daar de zon my immers
weer bestraalt, eu — het is bekend — Buckingham
houdt veel van het licht!"
»Ecn vleiend woord, Sara! maar dat ik niet ver-
dicu, want ik kan u ditmaal niet volgen..."
•Niet? Buckingham! gy zoudt weigeren? Hoort
gy den lach reeds niet meer, waarmede zjj u van
zich stiet? Maar weet ge wel, dat gij juist niet het
gunstigst oogenblik gekozen hebt om haar te hul-
-ocr page 153-
MARY HOLLIS.                                                                    231
heid on don wellust, en waar schranderheid zonder
zedeljjkheid, kennis zouder geweten te dikwerf hare
krachten verspeelden en verspilden? Zjj kon niets
vermoeden van hetgeen rondom haar voorviel, want
de wanden van hot achtervertrek, dat zij by hare
aankomst het eerst had betreden, waren do onver-
zetbare grenzen harer waoreld geworden. Sedert
deu kreet, dien zij aanhief bjj het voorbijgaan van
Charles, sedert het geweld haar van liet raam had
verwijderd, begreep zij beter dan ooit ecu govangene
to zijn, en het verraste haar daarom niet dat de
woelige straat voortaan aan haar blik werd ontto-
gen. Wa» de eenzaamheid haar pijnlijk geweest,
zij werd het sedert dat oogenblik nog meer, want
klaarder dan ooit te voreu werd haar de logen en
het bedrog van Buckiugham. Dus ook do reden,
die haar vroeger gelaten dood zjjn, was vernietigd
Aan haar vader zou hij niet denken, had hjj nooit
gedacht! Het vortrek word haar to eng en de
brandende adem gierde haar door den beklemden
gorgel! Eu dan Charles! Zjj had nog gehoopt
door hem te worden gorcd! Hjj moest haar stom
hebben gehoord, on nochtans kwam lijj niet. Ten
zijnen aanzien had Buckiugham voorzeker niet go-
logeu! Aangebeden door de gehoond en voorname
Ladics van het hof, mot roem en oor overladen,
dacht hjj niet moor aan haar. Du arme! Hetwaro
haar een vertroosting geweest te weten, dat de
jougo edelman nog etteljjke malen voorbij was gc-
gaan, dat hij eenmaal zolfs aau de deur harer wo-
ning gevraagd had wie daar woonde op de tweedo
verdiopiug, waarop hjj echter tot andwoord had
bekomen, dat daar een krankzinnige werd verpleegd.
Zjj wist daarvan niets; zjj kon daarvan niets we-
ton; want haar blik mocht zich alleen vesten op
de hooge muren, die de binnenplaats omgaven
waarop do vensters vau haar vertrek uitzagen. Zjj
mocht alleen de diepto peilen die haar scheidde
van de roodo bakken, waarmede die binnenplaats
was bcvloord; eene diepte, bjj welker beschouwing
zjj terug huiverde zoo dikwerf de zondige gedachto
in haar oprees om daarin zich neer te storten! Alsof
men mot diiivelcnbooshcid en slimheid het er op
toj had gelegd, om de veorkracht van haar geest
to breken, liet men haar dagen ulloen zouder het
boek der vertroosting, dat zjj zoo innig begeerd
had, maar met de romans, zoo als wjj or reeds een
hebben loeren kennen. Hoe zjj ook besloten waro
die boeken niet te openen, de behoefte om do kwel-
liug harer eigene gedachten te ontvlieden, dwong
haar toch te doen wat zjj niet wilde, — zjj las. De
reine gocst werd door de onreinheid niet bezoedeld,
on voor zoo verre do ziel eens menschen in die
weelderige en vaak wulpscho kunstschèppingen zich
uitsprak, word haar geest, word haar gemoed aau-
gedaau en geroerd. Zij had nooit in de sfeeren
verkeerd, waarvan die boeken gewaagden; zjj had
zelfs niet kunnen denken, dat die sfeeren beston-
den, maar zjj leerde ze kennen en wellicht omdat
zjj altijd iets, hoe weinig dan ook, poëtisch en
fantastisch gekleurd en getint waien, overheerschte
digen? Het zou wol voor het eerst zjju dat Buc-
! kingham zich aan oeue slruikolende vastklemde!"
»Ik meen het heter niet u cu onze zaak," her-
I nam haar vriend «indien ik u ditmaal niet hulp,
indien ik n zelf tot voorzichtigheid aanspoor." Beiden
waren hjj de vertrekken van Mylady aangekomen.
Achter hen dreundo een voetstap, en dat hleek op de
haast en de geheimzinnigheid, waarvan Buckiugham
biyk gaf, van invlo-d te zijn, want hij boog zicli snel
tot haar over en fluisterde: »Ik heb u gezegd veel
gezien cu gehoord te hebben! Zij is machtiger dan
ooit. De oude Kowley is op dit oogenblik bij haar."
•Onmogelijk!"
•Hatfield-manor heeft hij op het oogenblik voor haar
gekocht. Tom Buddieisgenadegeschonken! Vaarwel!"
Hij ijlde zonder om te zien heen en liet haar al-
leen achter. Zij stond een oogenblik als bewuste-
loos; slechts had zij hot besef om hare vertrokkon
binnen te treden en do naderenden te ontvluchten.
Toen zjj zich onbespied wist en hare gedachten
had gezameld, ving do worstoling in haar binneu-
ste aan. Zoo nabij de overwinning en weder ver-
slagen ! Zoo zeor verslagen, dat Buckiugham, do
door Louise vernederde, haar verliet, on aan do
voeteu van do vrouw, die hem verschopte, tranen
van booto en berouw ging wcenen!
Hot was om krankzinnig te worden! Slechts écu
flauw lichtjen schemerde van verre in het haar omriu-
gendc donker! Ma\'am Carwoll beminde dien knaap;
zjj zou voor hem eeno dwaasheid kunnen begaan,
dio Karel haar niet vergeven zou... Maar aan dien
knaap was zij voor het oogenblik gehecht met al
den gloed, dien de zinnoljjkhoid in haar binnenste
deed ontstaan. Het wapen, dat zij gebezigd had en
nog bezigen wilde, werd tegen haar zelve gekeerd!
Bang was de nacht dien zjj doorbracht! Do starre
oogon brandden in de roode kassen, toen het vale
schemerlicht van den morgen door do vensterrui-
ten heen drong. Kate had mede niet kunnen sla-
peu, daar zij elk oogenblik was geroepen, om mi
het hoofdkussen goed te schudden, dan de satijnen
sprei dio to zwaar werd weg te nemen. Slechts
tegen don morgoustond kroeg de dienstbare rust, en
wel na de woorden, dio zjj harer meesteres, zeker
als troost, toevoegde: «Mylady! do dag die aan-
brookt is een bljjde voor u en mjj. Van avond zal
ik uijj verlicht gevoelen, want dan is do mond van
Tom Buddio voor goed gesloten. Van daag moet
hjj immers sterven V"
Mylady wierp zich om op hare sponde: zjj riep
hare trouwe Kate niet meer, die zeker met de gc-
dachte aan de blijde toekomst weldra als de on-
schuld van zelve insliep.
VIII.
Wat was er van Mary geworden, zoo nabjj de
sfeer, alwaar de laagste hartstochten gistten en
kampten, waar de eer en de oucor van een ko-
ninkrijk afhingen van de luimen, van de wulpsch-
I______________________________________________
-ocr page 154-
MARY HOLLIS.
232
do afschuw hare stijgende nieuwsgierigheid en bo-
langstelling niet. Ken deel zelfs harer opvoeding
als vrouw werd voltooid en juist dat deel, dal haar
vader nooit als noodzakelijk had weten te bcschou-
wen en dat hij toch, bij meer gezonden zin, beter
had kunnen ontwikkelen dan do romanliteratuur
dier dagen vermocht. Reeds bjj het doorbladeren
van den roman »de groote Cyrus" wezen wij er op.
Scheen de lezing haar toen zonde toe, zij nam thanda
deel aan do lotgevallen der personen en onderwierp
hen aan den toets van hetgeen zij als het goede
erkende; zij veroordeelde hunne ondeugden, zij
huldigde wat haar deugd toescheen en zij las voort.
Zjj had gegeten van den boom der kennisso des
goeds en des kwaads en het goede werd haar te
dierbarer en het kwade kwam haar te afsehuwc-
jjker voor. Dat had degeen, die over hare vrjj-
lieid beschikte, echter zeker niet bedoeld, en zjj
zelve had ook niet kunnen vermoeden toen zij de
ezing aanving, dat dio boeken haar eenige aflei-
ding zouden kunnen geven. I>ie afleiding kon oven-
wel niet bljjvend zijn, en als zij \'s nachts soms uren
lang slapeloos nederlag, dan wrong de hand zich
in wanhoop en bad zij tot den Almachtige omhoog
om sterkte voor haar vader, om kracht voor zich
zelve. Kens dat. zij weder had gebeden, maar do
bede de wanhoop haars harten niet in gelatenheid
had kunnen doen vorkeeren, rees de gedachte aan
ocne ontvluchting plotseling bij haar op.
De kalmte, do lijdzaamheid, die zij in do laatste
dagen had doon blijken, had haro bewaakster weder
doen worden wat zij in den aanvang scheen: oeno
ncderigo bediende die op hare wenken vloog.
Alles was stil in het huis dat zjj bewoonde. Om
don gang te bereiken, die naar den trap voerde, moest
zjj do kamer door gaan waar die bediende thands
in diepe rust lag. Zij rees ter halverwege van haar
bed op, maar de winterkoude deed het verhitte
bloed bekoelen. Zjj vroeg het zich zelve af, wat
zij zoude aanvangen in dio groote stad, waar zij
niemand kendeV Eenzaam zoude zij rondzwerven
en haar wonsch — de genade haars vaders — waar-
van de verwezenlijking nu nog mogelijk, hoewel
niet waarschijnlijk scheen, zeker niet bereiken. Zjj
viel weder in hare kussens terug en gelukkig dat
de slaap hare oogleden bezwaarde en haar bewust-
y.ijn voor eenige uren verdonkerdo. 1\'itgeputtor
dan ooit ontwaakte zij don volgenden morgen. Het
was of alle hoop voor haar vervlogen was en oen
doffo onverschilligheid zich vau haar moester had
gemaakt. Zij merkte het niet op, dat hare bedien-
do haar de fijne en prachtige kleederen aantrok,
dio zjj eens met afschuw van zich verwijderd had, dat
haar mood en vertrouwen ingesproken en haar vcr-
zekerd word, dat het slechts van haar zelve afhing
om gelukkig te zjjn, waarom haar werd aangera-
don vrolijk to wezen en niet zoo droefgeestig rond
to zien alsof zjj reed9 gestorven ware. Zjj hoorde
niets en bleof in zich zelve gekoerd nederzitton op
den prachtigen divan, die haar voor een tweetal
dagen door haren trouwen vriend, zoo als hot heette,
werd toegezonden. Werktuigolijk dronk zij den
kop met sterke koffi leeg, die de oude vrouw haar
met een glimlach aanbood, en merkte niet dat do
oude, door een glas rum er in te gieten, de kracht
er van niet weinig vermeerderd had. De werking
vau dat middel bleef niet achter. De bleeke wang
toonde een blosjeu: het matte oog werd bezield;
het gevoel van afmatting verkeerde in een gevoel
vau kracht. Het donker verschiet verkreog roos-
kleurige verwen en de moed scheen in haar hart
te herleven.
Het zoude haar goed zjjn, indien die mood meer
ware dan slechts eene voorbijgaande flikkering eener
kunstmatige opwekking: want de deur werd ge-
opend on bjj, die haar sedert etteljjko dagen niet
had bezocht, bjj, wiens lwelteuis voor haar telkens
misvormder trekken aannam, de Hertog van Buc-
kingham trad binnen. Hjj had zich in z(jn prach-
tigst gewaad gedoscht; hjj had zich met welrie-
kende wateren als overgoten: hjj had de fijnste
verwen uitgekozen, om den natuurlijkst mogeljjkcu
blos op de anders fietsene wangen te doen to voor-
schjjn komen.
•Indien ik niet iedereu dag tjjding had ontvan-
gen van mijn bomiuueljjko vriendin, ik zou hot
langdurig gemis harer tegenwoordigheid niet hebbon
kunnen verdragen" zoo begon hy op zoet vleiendon
toon, terwyl hjj haar naderde en zich gereed maakte
zich naast haar neder te zetten.
Mary, die bjj zjjn aanblik een rilliug door de lo-
den voolde, maar weldra bjj de herinnering aan al
hetgeen zij geleden en verdragen had en in de opge-
wonden stemming waarin zjj verkeerde, zich herstelde
en de heerschappij over zich zelve hervond, stond op
en trad naar eene andere zjjde van het vertrek.
• Mylord!\'\' zeide zjj bedaard, maar met klem ihet
spel moet een \'einde nemen. Gjj hebt mjj tjjd tot
nadenken gelaten en nevens de verontwaardiging
over het mjj aangedaan gewold heeft mij in mjjne
uren en dagen vau eenzaamheid het gevoel van
spijt en ergernis over mjjne lichtgeloovigheid be-
zield. Ik wil, Mylord! mjjne vrjjhoid terug."
•Lieve Mary! De toorn mocht uwe gezondheid
schade doen! Ik houd niet u, maar gjj houdt mjj
gevangen."
. »Dc taal, die gij tot mjj voert, wordt, misschien
in uwe kringen galant goheeten, ik vind haar laf.
Mylord! er is nog recht in Kugeland, en recht zal
ik vinden, even als genade voor mjjn vader."
»(tocd, dat ge dien naam noemt, mjjn lief! Valt
u hot bewonen dezer vertrekken zoo hard, zoo bo-
denk dat gjj er het leven uws vaders mede wint.
— Me dunkt dat het u beschoren lot juist zoo on-
duldhaar niet is. Velen zouden met u willen ruilen."
•Ik geloof, dat er in Londen vele verlorenen zjjn,
en de Hertog van Buckingham op dozo doolt,"
zoidc zjj met kalme waardigheid. >Mjjn vader zal
niet door u gered worden, want grooter vjjand heb-
ben hjj en zjjnc dochter niet dan u. Ik weet wat
gjj zoggen wilt, Mylord" ging zij voort, toon zjj bo-
merkto dat hy haar in de rede wilden vallen.
-ocr page 155-
MARY HOLLIS.
233
ken over den omvang van een wanbedrijf, van eenc
laagheid, die mij Lord Ruckingham doet kennen
zoo als mjjn vader mij hem vaak heeft afgeschilderd,
wanneer hij gewaagde van de Kaïnioteu, die door
den zondvloed van de aarde zijn verdelgd."
• Zij is wel het jong van een rondkop!" prevelde
Ruckingham, terwjjl hjj zich op de lippen beet. Zjj
was zoo schoon in haren toorn, dat het hem bjjna
speet haar niot nog eonige oogenblikken te kunnen
hooron. Hij was als geketend aan den blik van
het verdonkerd oog, zoo prachtig flikkcreud onder
de fijne saamgetrokken wenkbrauw, en in plaats
vat] door haren smaad gekwetst to worden, voelde
: hij den hartstocht, dien hjj liefde heette, to hcfti-
: ger woeden. «Lieve Mary, gjj zjjt ourechtvaar-
| dig. Uw vader is gevangen en hot staat hom dus
i niet vrij uwe brieven te beandwoorden. Gjj spreekt
. van opsluiting? Zoudt gjj u, onervarene en onbe-
I kende, in do straten van Londen durven wagen?
Moest uwe bediende het toelaten dat gij u gedroegt
| zoo als toen? Edellieden op straat aan te roepen
voegt geen vrouw; ten minste in Londen is het
geen gebruik. Eu dan___ gij beklaagt u over de
eenzaamheid ? Radde ik hot kunnen bevroeden,
dat gjj mijne tegenwoordigheid niet zoudt versmaad
hebben, dat gij er naar verlangdet, ik ware op do
vleugelen der liefde naar u tocgejjld.... ik liet het
uit bescheidenheid. Ik had mij, na het laatste bc-
zoek, tot boete opgelegd u niet terug te zien, voor
ik ii eenige tijding koude brengen. O, ik ben reeds
genoeg gestraft! Thands te vernemen, dat die
boete waartoe ik mjj zelven noodzaakte, zelfs niet
gewenscht werd, en gij mij hattt willen ontmoeten!
Heb dunk voor dat woord, Mary! ik zou er u op
mjjno kniën voor willen danken." Hij trad op
baar toe, maar zjj deinsde met de hoogste bevroorn*
ding op haar gelaat, maar tevens niet denzolfden
want rouwenden blik, terug. Zjj bleef hem eon
oogenblik aanzien en zeide toen: >Ik herhaal het,
Mylord! het spel heeft thands lang genoeg geduurd.
En is het geen spel, zoo geef mjj er een bewjjs
van, door terstond met mjj naar den Koning te gaan."
•Mary!" heruam lluckingham met gemaakte ver-
wondering. «Hoe kunt ge dit in ernst meencn?
Maar ik vergeet, dat go eon vreemdelinge in deze
waereld zijt. Ik, die \'sKonings vertrouwde ben,
ik moot de gelegenheid afwachten om met hom
ecue zaak te behandelen, die zjjn toorn kau up-
wekken ..."
»De Koning is niet zoo verschrikkelijk als gjj
hem afschildert. Zwak is hjj, zwak als een riet-
halm, ruw is hjj niet."
•Wie heeft u dat gezegd?" vroeg Ruckingham
haastig.
• Mjjn vader, dio nimmer loog. Maar al ware
do Koning, zoo als gjj mjj hem afschildert, dan nog
zou ik voor hem willen treden, en, gaf hjj geen
gehoor aan mjjno bede en klachten, hjj zou toch
modelijden hebben met mjjne tranon. De dochter kan
welsprekender voor haar vader pleiten, dan \'sKo-
nings vertrouwde het kan of wil doen voor oen,
•Gjj wilt herhalen wat gij mij reeds eens hebt
verhaald."
»En wat do waarheid was, Mary! Waarom zoo
verbolgen op mij, die niets liever dan uw geluk
wil, die, met dezelfdo genegenheid bezield, door
denzolfden hartstocht gekweld, aan uwe voeten zoude
willeu sterven, indien ik bij mijn laatsten adem-
tocht dat koude hart mocht zien smelten bij den
warmen straal van de zon der liefde!"
«Ik dank u thands, Mylord! voor de boeken die
ge mij gedwongen hebt te lezen, want daaraan heb
ik het toe to schrijven, dat ik weet waar gij die woor-
den gelezon bobt. Zet het spol niet langer voort.
Mylord! Ik veracht u." Ruckingham sprong b[j
die woorden op, maar sloeg de oogen neer bij dien
blik van hoogheid en waardigheid. Waar had zij
dat geleerd? vroeg hij zich weer af. Had de oen-
zaamheid, waartoe hij haar had veroordeeld, de
prikkeling haror verbeelding, dan tot niets anders
geleid, dan om haar te doen toenemen in kracht?
Hij was zieli zelven nauw meester, en het gevoel
van meerderheid, dat hem tot dus verre tegenover
die deerne immer bezield had, dieigde thands te
wijken. Toch geloofde hjj van zjjue overmacht nog
geen gebruik te behoeven te maken, want onge-
rijmd bleef hem de gedachte, dat zjj hem, den ou-
wcderstaanbare, op den duur zoude kunnen weer-
staan.
>Gjj veracht mij? dat is oen hard woord, Mary!
Gelooft ge dan nog niet aan mijne liefde? Ge-
looft go nog aan die des anderen ? Hjj weet dat gjj
hier woont: hjj heeft u gezien. Heeft hjj iets van
zich doen hooren? Heeft hij, de vriend uwer
jeugd, de zoon van hem, die uw vader in den
kerker stiet, een enkel woord van opbeuring doen
hooren, of u gezegd zoo als ik, dat hij hjj zjjne
Majesteit voor uw vader zoude spreken, hetgeen
hem niet moeieljjk zoudo vallen, daar hjj meer dan
iemant op dit oogenblik zich in de gunst van de
liefste vriendinnen Zjjner Majesteit verheugt?\'\'
Hoc sterk zjj zich ook gewaand had, Mary gaf
hare zwakheid weder bloot, want zjj verbleokte en
trilde bjj de laatste woorden. Zjj wendde het hoofd
af en knipto met de wimpers \'den traan weg, die
haar in do oogen was geweld. Ruckingham dacht
zich weder op den gooden weg en voer voort: »Ik
daarentegen heb lederen dag naar het juiste oogcn-
blik gewacht, om Zjjno Majesteit van uwen vader
te spreken; mot voorzichtigheid ben ik het doel
nader on nader gekomen en weldra zal ik het heb-
bon bereikt."
»lk geloof u niet," hernam zjj eensklaps zich in
hare volle lengte opheffende. >lk ontving op al
mjjno brieven aan mjjn armen vader geen andwoord,
zoo dat go ze hebt teruggehouden. Eindelijk zjjn
mjj de schellen van de oogen gevallen. Gjj spreekt
nog van uwc liefde on het eerste bewijs, dat gjj er
mjj van geeft, is oeno opsluiting. Of loochent gjj,
dat, Mylord? Werd ik niet met geweld van het
venster gedrongen? Werd ik niet dagen achtereen
veroordeeld, om hier in do eenzaamheid na te den-
-ocr page 156-
234
MARY HOLLIS.
dien hjj zelf in don kerker stiet. Want, ja, Mylord,
de duisternis rondom mjj is verdwenen en ik kan
helder zien in hot verleden. O de tjjd, dien gij mjj
tot nadenken hebt gegeven, heeft vrucht gedragen.
(•ij zjjt mijns vaders vervolger en gjj alleen. Sir
Henry was slechts ecu werktuig in uwe hand; Sir
Heury was tot zulk eeue laagheid niet in staat."
»lk vergeef u al die honende woorden, omdat,
ja omdat ge een Venus zjjt, oen gesluierde Vonus
die onwederstaaubaar zal zjjn als de sluier haar
wordt ontrukt," zeide hjj op een gautsch anderen
toon dan hij tot dusverre jegens haar had gebezigd.
Het verdroot hem dan ook langer het masker te
dragen, en zich het spelen van oen rol op te leggen
die hem moeilijk viel en hem blijkbaar zoo weinig
het doel nabij bracht. «Mjjn kind!" vervolgde hij
8arkastieseh lachende, «gij verlangt dat ik u naar
den Koning brengc? zeker naar den Koning te mid-
den van het gantsche hof? Go zoudt er recht ver-
heven en groot verschijnen als... het liefjou van
den Hertog van Buckingham!"
Mary klomde zich aan den stoel vast tegen wiens
rug zij leunde; zjj rilde on boog het hoofd. Buc-
kingham gaf zich thands te konnon zooals hjj was;
zijno zoete vloierijen waren voorbij, en de bittere
spot vloot hem van de lippen. Maar dit ontzette haar
niet. Hit had zij kunnen voorzien van het oogon-
blik dat zjj begrepen had wat lijj voor haar vader
geweest en alzoo ook voor haar zoude willen zjjn.
Maar wat haar deed huiveren, het was het be-
wustzijn, dat wat die man van hare schande sprak
waarheid was; dat zjj onteerd was in het oog der
waereld, en er een hand bestond, die haar aan dien
man vasthechtte, een band veel hechtor dan die
der liefde: de band der schande. Zij bad (iod om
do vrijheid haars vaders, maar indien hare bode
verhoord werd en die vader haar togentrad, hoe
zou zij hem ontmoeteu? Zjj huiverde. Kon andere
deerne zou wellicht ouder den last zjjn bezweken
en zicli den verleider, die de prooi in zjjuo netten
had verstrikt en verward, hebben overgegeven,
Mary had te veel van do inborst haars vaders, Maiy
had te veol moed en kracht, droeg te zeer do overtui-
giug in zich, dat de schjjubare zonde voor de waereld
vlokkelooze reinheid bij God kou zjjn, dan dat z[j
den veraehteljjken, den nictswaardigeu man, die
niet door do krachten van hot verstand, niet door
de toovermiddelou oeuer hoogere beschaving, maar
door het ruwe geweld haar overmeesterd had, to
voet zoude vallen. Zij zoude niot buigen; zjj zoude
zich juist verheffen on de vorachting jegens dien
ellendige zou hare kracht verhoogen.
•Het is waar, Mylord!\'\' zeide zjj, »dat iodcro
vrouw, die gjj een hand geeft, besmet is. Maar
ik vroeg ook niet, dat gjj mjj geleiden zoudt. Ik
cisch, dat gjj do deur dezer woning voor mjj doet
opengaan, dat gjj mjj de vrijheid hergeeft, die gjj
mjj niet hadt mogon ontnemen, en dan wil ik u
bclooven, dat mjjn vader u niet zal vervolgen voor
de rechtbanken Zjjucr Majesteit."
Er werd een schelle lach van Buckinghams lip-
pen gehoord! «Wat zjjt go goed, mijn engel! om
mij do straf kwjjt te schelden, om mjj te behoe-
den voor het dreigend gevaar, van door uwen va-
dor vorvolgd te worden, uw vader, die misschien
op dit oogenblik roods wordt ingescheept naar...
wellicht naar het nieuwo eiland der menscheu-
eters."
•Mylord! neen... dat kan niet zijn!" riep zjj wer-
keljjk in doodsangst uit. »IIjj kan immers nog go-
red worden?"
«Wel zeker, maar gjj moot u haasten. Kom, mjjn
engel! kom tot mij! In mijne armen vindt gjj de
redding uws vaders!"
Mary\'s koon werd glooiend rood. Zjj waagde het
den uitgeputten, zedelijk en lichamelijk verdorven
edelman, die haar mot oen duivelen glimlach op
de lippen toeloukte, aan te staren ; haar oog vlam-
do, du tedere neusvleugelen bewogen zich sneller,
do schooue hand hief zich naar boven, en met
kalme waardigheid, schoon do verontwaardiging
in don toon haror stom trilde, riep zjj uit: «Ge-
vloekt zij de dochter mijns vaders, indien zjj tot
dien prjjs wilde redden!" De storm in haar bin-
nenste nam toe in hevigheid. «Wol had mjjn vader
goljjk, toen hij mij verbood naar Londen te gaan
en genade voor hem to vragen aan de machten, die
over hem gestold zijn! Hcero God, vergeef mij dat
ik geen geloof sloeg aan zijne woordon, dat ik zo
beschouwde als do uittingen van somberheid oous
tor dood toe bedroefden! O mjjn God! Mijn God!"
«Als de berg niet tot Mahomet wil komen, komt
Mahomet tot den berg!" zeido Buckingham, die
hare woorden koel had aangehoord.
Hjj hief zich op en trad op haar toe. »Go zjjt
oen schrander kind. De toorn maakt u nog schoo-
ner, dat weet go ook wel, en daarom wordt go toor-
nig! Laat mjj uw traantjes afwisschen en sta toe,
dat ik zo als kostbare pacrelen beware." Hij was
haar genaderd en had zijn arm om haar heen go-
slagon. Het was of het bewustzijn haar zoude begeven
of do kracht haar ontzonk! Maar daar was hot, of zjj
haar vader zag in den donkeren kerker, staande
aan hot kleine venster, naast hot half vergane stroo,
waarop oen misdadiger zjjno godslasteringen uit—
braakte; hjj had het gelaat naar haar gewend en
het strenge en straffe oog was op haar geslagen,
en zjj hoorde het vrcesoljjko woord van zjjnc lippen:
Wees gevloekt! Zjj rukte zich los, maar wat baatte
haar de vlucht; het vertrek was zoo eng on de
deur was gesloten! Zjj plaatste de tafel tusschon
zich en den vervolger; toen sprong zij op een stoel,
rukte het venster open, vouwde even de hand als
voor oen laatst gebed on maakte zich goreed in de
diepte neor te springen. Buckingham stond als ver-
steend en mot moeite bracht hjj de woorden uit:
«Blijf . Mary!"
«God heeft mjj niet de macht gegeven om het
lichaam dezes aardsenen tabernakels to verbreken,
maar Hij zal mjj genade schenken, Hjj, de Alwetende!"
«Mary... Geen zelfmoord!" riep Buckingham.
«Verlaat m}j dan... want, zoo waar ik geloof aan
-ocr page 157-
MARY HOLLIS.
235
een barmhartig maar rechtvaardig Vader iu den
hemel, zoo waar zal ik noderspringeu, indien ge eeu
voetstap nader treedt."
Waar was thauds het sarkasmc van dien overmoe-
digon edelman? Waar school thands zijn ovormoad?
Hjj was verslagen. Het was wel gecne tederheid,
dat hij haar weerhield den dood to zoeken; het
was misschien niet meer dan het instinkt, dat hem
den dood van een natuurgenoot deed wenschcu te
voorkomen; het was misschien ook, toen hjj iets be-
daardor was geworden, de vrees voor opschudding,
voor gevaarlijke aantijgingen, indien er een lijk ter
deure werd uitgedragen. Toch kon hij, hij den op-
wellendcn wrevel over zijne nederlaag, geen gevoel
van bewondering bedwingen, terwijl hij gchoorzaam-
de en schoorvoetend terug trad en het vertrek vor-
\'iot. Eer hjj echter beneden was, had dat laatste
gevoel veel van zjjn kracht en invloed verloren, en
had het plaats gemaakt voor het gevoel van belco-
digden trots! Hot lag iu de natuur der Bucking-
hams, die bedorven gunstelingen der Stuarts, om
hardnekkiger te willen verkrijgen, naarmate iets
mooicljjkor te bereiken was. Hjj was weder gesla-
gen, maar hij zou den strjjd niet opgeven voor lijj
overwonnen had. De middelen, die hjj thands be-
raamde, zouden onfeilbaar zijn, maar ze waren ook
laag, zóo laag als slechts do verdorvenstc hoveling
van het verdorven hof ze kondo uitdenken. Hij gaf
der oudo bcdiendo bevel om hare sehoono meesto-
resso een heerlijken avonddrank gereed to maken,
een drank, die een goeden slaap en schoonc droo-
meu schonk. Lachend werd hjj aangehoord en op
geheimzinnige wjjzc werd hem eenc stipte opvolging
zjjuer bevelen beloofd, waarvan zijne Lordsohap,
zoo als zjj zeide, zich zoude kunnen overtuigen, daar
hjj zeker wel voornemens was om de sehoone in
hare liefelijke rust te komen aanbidden.
Mary kon niets van dat alles vermoeden. Zjj lag
geknield, dankte God voor de kracht haar verleend
on bad om Zijnen zegen op liet voornemen, dat bjj
haar meer on meor rjjpto. Wat haar ook daar bui-
teu wachten mocht, zjj zou het trotseeren, liever
dan nog langer iu dit huis der oneer te loven eu
te ljjden. Met geweld kon zij natuurlijk niet vcr-
krjjgcn wat zjj wilde; zjj moest voorzichtig zjjn als
do slaugo. Vermoeid van de inspanning, uitgeput
naar lichaam ou geest, viel zjj iu een diepen on
gorusten slaap, die ctteljjke uren had moeten gc-
duurd hebben, want het daglicht was iu haar ver-
trek schemering geworden. Het was wintermaand
en de dagen waren alzoo slechts kort; daarbjj was
do lucht bowolkt en dwarrelden vlokken sneeuw do
kleine vensterruiten voorbij, hetgeen alles er too bij
moest dragen om do schemering vroeg te doen in-
vallen. Toch moest zij erkennen dat de genoten
rust langdurig was geweest, toen de oude haar wok-
to en mededeelde, dat het reeds vier uur in jden
namiddag was, en hot middagmaal reeds lang ge-
recd had gestaan. >Go schijnt u niet geheel wel
to govoelou. Ik zal u van avond een drank gereed
maken, die u spoedig weder op do been zal helpen."
Na het middagmaal voelde Mary zich gesterkt.
Zij gaf liet hare bewaakster niet to kennen; iutcgcn-
deel gaf zij voor, zich niet wel te gevoelen, zoo dat
zjj gaarne zich vroeg te bedde zou willen bege-
ven. Zoo onverschillig mogelijk vroeg zjj, terwjjl
do oudo haar ontkleedde, waar hare gewone klee-
deren waren, daar zij niet ieder dag niet de prach-
tigc, die zij thands uittrok, wilde prijken. Zij had
echter moeite zich bedaard te houden toen zjj ver-
nam, dat haar vorig gewaad op bevel van Mylord
was weggebracht on Mylord wenschte, dat zjj icde-
ren dag als een Lady gekleed zoude zijn.
Do tijd, dien zjj wakend te bed liggend doorbracht,
scheen om te kruipen. Zij lag met open oor te luis-
tereu naar het slaan der welbekende klok, waarvan
zjj do slagen reeds zoo dikwerf had nagegaan, en
\' toldo eindelijk acht. Daar werd de kamerdeur zacht-
kens geopend en trad de oude met een zwak lieh-
! tjen en een roemer vol van een purper vocht in de
hand binnen. «Drink dat op, Miss Mary! en ge
zjjt morgen een heel ander mensch."
•Zet daar maar neer, en ga met het licht heen,
want dat hindert mjj.\'\'
«Drink dan maar eerst — het is goed."
Mary zag haar even aan; zjj, die voor hot eerst
\', oen kronkelweg betrad en daartoe genoodzaakt was,
kon niet moer zoo als vroeger aan de eenvoudigheid
en trouw van anderen gelooveu. Do aandrang, dien
de oudo bezigde, was ook zoo sterk en kwam haar
verdacht voor. »Zct daar maar neer: ik ben zoo
slaperig! Ik gevoel mjj gants niet goed!"
De oude kon haar niet van gedachte doen veran-
deren en moest dus eindigen met te gehoorzamen.
Zjj zette den roemer op een tafoltjen. dat zij voor
het rustbod schoof, neer en vertrok mot het licht.
Toch bleef zjj nog eenigo oogeublikken in de nabjj-
heid, bleef zij luisteren. Zjj vergat echter dat haar
liehtjen, hoe zwak ook, toch krachtig genoeg was,
om door Mary, die in donker lag, bemerkt te wor-
den. Deze verroerde zich niet tot dat elke schemer-
scliijn verdwenen was; toen echtor richtte zjj zich
op, nam den roemer op on zette er oven de lippen
aan. De drauk was geen zuivere wiju, ton minste
bevatte hjj geen soort die zij kende. Hoc heerlijk
de smaak ook ware, onthield zjj er zich van en goot
zjj den inhoud uit op den vloer naar de zjjdo van
den wand, tegen welken het ledekant was aange-
schovou, zoo dat de purperen stroom daaronder weg-
vloot. Ken tweetal uren waren weder vorloopen,
toen de deur van het vertrek nogmaals open ging
en hetzelfde lichtjeu van straks wederom zichtbaar
werd. Betsy naderde behoedzaam, boog zich over
do schijnbaar sluimerende heen, hield haar lampjen
by hot gelaat, waarop de slaap oen blosjen scheen
gemaald te hebben, nam den ledigen roemer op,
knikte toen tevreden, en ging, zonder de stilte waar-
ïnede zjj binnen was gekomen meer noodig te reke-
uou, mot haren gewonen zwaren stap weder terug.
Vreemd kwam het Mary evenwel voor, dat Betsy
in het naaste vertrek bleef zitten; want dat zjj bet
deed toonde het liehtjen dat er bleef flikkeren. Mary
-ocr page 158-
MARY HOLLIS.
23fi
of zjj licht mocht gaan ontsteken. Beiden gingen
zacht den trap op. waarna Mary hare schuilplaats
verliet, den gang doorsnelde, den grendel wegschoof,
de klink omdraaide en de koude buitenlucht op liet
voorhoofd voelde spelen, waarop het angstzweet
i paerelde. Zij was vrij. Vrij! Zij ademde den kouden
wind in, als ware die een zacht streelend zomer-
windtjen ; zjj tipte met hare voeten over de gladde
en met sneeuw bevloerde straat,, als werd zjj op
vleugels gedragen; zjj lachte en schreide onder-een,
herhaaldeljjk jubelend : vrij! Wel had hare gevangenis
onduldbaar moeten zijn, wel moest zij zich den laat-
sten dag gefolterd hebben gevoeld, dat het haar
een jubeltoon uitlokte wat gister haar nog deed
huiveren. Maar ook thands duurde haar uitgelaten
blijdschap niet lang en kwam de gedachte, met altoos
vermeerderende klaarheid in haar op: Alleen, in
Londen alleen, in den guren winternacht, zonder
een penny, alleen! Do wind snerpte on zjj vooldo
zjjn killen verstjjvendon adem op haar ontbloot hoofd,
langs haar licht gedekten hals: de wind snerpte en
deed het prachtig blonde hair den in der haast zoo
los toegeknoopten band ontspringen, zoo dat de rjjke
lokkcu haar langs de slapen golfden. Zij knoopte
een doek om het hoofd en school een oogenblik
achter den hoek van oen vooruitspringend huis weg,
om het tintelen van do fijne vingertoppen on do
tedere voeten te doen bedaren, en to overleggen
wat zij doen zoude. Oeen oogenblik kwam het in
haar op om terug te koeren. Zij had het besluit ge-
nomen: zjj had het uitgevoerd; en voorwaards zoudo
zij thands gaan met de rust van een rein geweten
in haar binnenste, met den liefderijken Vader in de
Hemelen boven haar, op Wicn zjj hoopte, hoopto
met een onkreukbaar vertrouwen! Als uit instinkt
was zjj de straat ingerend naar de zijde, van waar
zij eenmaal Charles had zien voorbijkomen. Zjj or-
kende het zich zelve niet, dat zjj er aan dacht, en
er door aangespoord werd om langs die zijde voort
te gaan; zjj zag er veeleer fïods besturing in, die
haar den weg had doe» kennen die de beste was
Zjj waagde het niet langer to toeven, daar Bucking-
ham de vcrloronde prooi wellicht mocht doen achter-
volgen en haar verrassen. Zjj jjlde daarom voort, do
enge straat uit, en poosde op den hook, een oogen-
blik in beraad of zij de breedo straat, die thands
voor haar lag, ter rechter of tor linker zijde zoude
inslaan. De groote stad scheen uitgestorven. Het
was reeds laat, dicht bjj middernacht, en het guro
weder deed nicmant zich naar buiten wagen, die
het niet dringend behoefde. Daar klonk haar echter
oon gejoel van stommen in het oor. Zjj had reods
tweemaal, al huiverend, een vreemde, dio haar nan-
sproken wilde, ontweken: zjj zou ook ditmaal do
naderenden ]>ogcn te ontvluchten.
Het gejoel kwam van de rechterzijde, hetgeen haar
den tegenovergestelden kant deed inslaan. Zjj scheen
echter bemerkt te zjjn, want een zeer verdacht ge-
roep van verschillendo stemmen, afgebroken door
uitbundig gelach, werd vernomen. Do straatvcrlich-
ting van het Iiondon der 17o eeuw liet voel te
wachtte on wachtte, maar het licht verdwoen niet.
Zou di\' uitvoering van haar voornemen werler moe-
ten verschoven worden: zou zij nog langer een gc-
vangenc moeten zijn iti dat huis? Ken nameloozc
angst overviel haar! Maar hoor, dien snorkenden
adem! Betsy was in slaap gevallen: zou zij zich
misschien ook te hed hebben gelegd ? Zij rees Op
en naderde het naburig vertrek: zij gluurde door
de reet der deur welke open stond en zag hare be-
waaltster geheel geklocd, maar met het hoofd voor-
over op de tafel liggend, in een diepe rust. Zjj
waagde het nader te treden lot aan de tafel waar
het lampjen stond en Mies het uit; toen keerde zjj
terug, zocht hare kleederen op, die alle als naar
gewomte waren gerangschikt. Hoewel het slechts
minuten waren, toch schenen het haar uren eer zjj
gereed was. Hare verbeelding deed haar ieder
oogenhlik een beweging hooren, deed haar telkens
het kraken van den vloer vernomen onder den log-
gen voetstap harer bewaakster! Eindelijk was zij
gereed! Met bonzend hart verliet zjj haar vertrek
en trad het daarop volgende door, dat naar een
gang leidde. Zóo ver was zij meer geweest in den
aanvang, toen haar meer vrijheid dan in de laatste
dagen gegund werd, maar altijd had zij daar gestuit
op een gesloten deur, en die deur gaf toegang tot
den trap, die naar beneden voerde. Cioddank! zjj
was open. Zjj daalde naar beneden en kwam in
den sinallen donkeren gang en naderde de voordeur.
Daar daalde de klopper driemaal neder, en het was
haar of met iederen klop haar hart doorpriemd
werd. Zoo veel te hebben verduurd en dat alles
vergeefs! Zjj drong tegen den gangmuur aan als
wilde zij dien doordringen, en voelde dien dan ook
plotseling wjjkcn en zich bijkans achterover neer-
slaan. De deur eoner kamer, die op dien gang uit-
kwam, was open gesprongen en zjj tuimelde tegen
een der stoelen aan. Het geklop der deur werd
met heftigheid herhaald, en boven haar hoordo zij
aan het kraken en stommelen, dat de in slaap geval-
lcne met schrik ontwaakt was. Zij hoorde haar den
trap afkomen, maar in donker, want het herhaald
nodervallen van den klopper scheen haar niet den
tjjd te laten, om de lamp weder aan te steken.
Maar een nieuwe schrik wachtte Mary. De late
bezoeker was de Hertog van Buckingham. «Ver-
vloekte heks!" hoorde zjj hem heftig uitroepen.
• waart ge op den bloksbcrg? Wat is het hier
helsch donker! Ik laat je knuppelen als een bctoo-
vordc kat zoo hot weer gebeurt!"
«Alles is in orde. Mylord! Val mji niet zoo hard,
Mylord! maar alles moet stil zjjn! Allos wat maar
geluid kon goven heb ik vanhetduifjon verwjjderd!
Mylord zal te vrodon zijn! De lieve engel slaapt als
een roos en zal nu niet uit het venster springen."
Mary l>cgroep veel, hoewel nog niet alles. Zjj bc -
greep genoeg, om God te danken voor de aanvan-
keljjkc redding, en van Hem te smcoken, haar uit
dezen leeuwenkuil te redden.
«Laat het maar donker bljjvon!" hoorde zjj Buc-
kingham wedor zoggen als oon andwoord op do vraag
-ocr page 159-
MARY HOLLIS.
237
wenschen over, eu slechts sinds korten tjjd was de
verplichting van den bewoner op eiken hoek eener
straat, om een kaars voor zjjn raam te zetten, op-
geheveu en bad de verlichting met eenige hangende
lantaarns van wege de stedelijke overheid plaats.
Toch voorkwam een dorgeljjke verlichting de halve
Egyptische duisternis niet, welke op Londen hij het
invallen van eiken nacht nederzeeg.
Die halve duisternis was geheel ten uadeele der
vluchtende, die nauw wist waar zij haar voeten
zette, terwjjl hare vervolgers, want dat bleek de
beude achter haar geworden te zijn, zich verheugden
in het bezit van een lantaren. Het eeuig voordeel
van Mary was, dat zjj niet in het oog kon worden
gehouden : maar hare vervolgers kenden de straat
te goed om niet te weten dat er in het eerste
kwartier uurs geuite zijstraat lag. Mary verloor
grond eu snakte naar haren adem; het duizelde
haar; zjj moest een oogeublik stilstaan.
•Ik zie haar, Robert! Het wild is onder schot!
Harry, Robert, Will, waar bljjft ge?\'\'
„Geef mi| een kus, o liefste lollOone !" —
Do liefste schuinte K»f er twee !
zoo zong of liever joelde dezelfde stem, die Mary
als aan deu grond ketende. Zjj kou niet voort. Die
stemt Was het eene begoocheling?
»Ik verwed tien guiujes dat ze mooi is."
>Top Harry\'. Het is een oud wjjf, dat iu stik
donker haar zaken doet,\'* riep weder dezelfde van
straks, die telkeus zijn eigene uitvallen met een luid
geschater begroette, hetgeen door de anderen ge-
volgd werd.
„Uu met mij, allerliefste tohoón* t" —
Kil lle allerliefste, /ij f ili^ 1111 -. - !
zong hij weder, terwjjl hij de hand sloeg aan het
kleed vau de sidderende Mary, die zich aan de leu-
ning vau een stoep steunde. «Ja, zjj gaat gewillig
meel Zjj stond ons te wachten, jongens! Will, licht
eens bjj om het bekjen te zien I"
Wat overkwam den vrolijken jonkman, die het
licht ophief uu het op liet marmeren bleek gelaat
deed afstralen V
»Is zjj hut moê nemen waard,?" klonk het uit aller
mond. Ieder had zich gehaast hun voorsten makker
te volgen en mede een blik te slaan op het gelaat
der verdachte schoonc, maar tot hunne bevreemding
zagen zjj de lantaarn uit Charles Digbys handen
vallen, waardoor allen in donker stonden.
•Mary, zjjt gjj hut?" fluisterde Charles, by wiou
de uitbundigste vrolijkheid plotseling iu du diepste
neerslachtigheid was verkeerd. De uevuleu van du
brandy weken; hij was het paradjjs, waarin li ij zich
bevonden had, uitgedreven, en stond op de dorre
droeve aarde.
•Mary, zjjt gjj het waarljjk?" stamerde hjj nog-
itmuls, terwjjl hjj hare hand poogde te vatten...
•Laat mij 1" klonk het heesch en snjjdeud van haar
lippen, en met buitengewone kracht stiet zij hem
vau zich eu holde zij voort...
• Is het een oude kennisV" vroegen eenigen.
>.lit, laat mij: ik moet haar na!" hernam hij haastig,
terwjjl hem de tanden klapperden.
»We gaan meê, Charles I"
•Neen; ik heb alleen recht op haar. Blijf allen..."
• Het is wild dat hém behoort! Kerhied voor het
jachtrecht\'." riep Harry Monmouth. \'Komt, om-
gekeerd !
Ue wuereld is grtiut Mi ons stelt /.ij Keen greoft;
Wie \'t Huilers Keltinft is een kwe/el.
Met Kllilljes vervullen wc dlls lederen wrllst\'ll.
Eu die ie niet lieefl i« een ezel.
Zoo ging het in chorus voort, terwjjl erop Harrys
vermaan gezwenkt, en Charles de baan werd vrjj-
gelaten.
Deze jjlde altoos nog voort, om het verloren spoor
te hervinden. Een pijn, zoo als hij nimmer had ge-
voeld, beet hem iu het hart. Was het zoo ver met
haar gekomen, mul haar, diu hjj een heilige had
genoemd, dat zjj als de verlorenen vau de laagste
klassen iu Londen rouddoolde? Hoe had zjj zoo diep
kunnen dalen? IV ongelukkige! de rampzalige! Hjj
stond stil. Op de stoep vau een wiukelhuis scheen
iets te liggeu wat geluid gaf. In weinige stappen
was hjj genaderd en zag hjj zjjn vroeseljjk vermoeden
bewaarheid. Daar lag zjj en slechts een zucht ge-
kreun gal\' te kennen, dat zjj nog leefde. Driftig
deed hjj den klopper nedervallen op de deur. Lang
duurde het, eer erin het stille huis la-wegiug kwam,
eu de meester het hoofd uit het r.tam stak om te
zien, wie de vermetele was, die een vrijen Engelsch-
man iu zjjn slaap waagde te storen. Charles moest
veul spreken, krachtig lietoogen, eer Wilkuus, de
jjzerwiukelier, zjjn deur openstoot, en de deerne niet
meer voor een lage ellendige vagebond hield.
• Ik betaal alles, Sir, alles!"
• Dat heelt niet noodig, als het werkeljjk een on-
uoozel lam is, zooals zjj schjjnt. Ik heb geen be-
stcdelingeiihtiis!" zeide de welgedane meester, wieus
vluezigheid iu het profund négligé zoo treffend uit-
kwum, toen hjj het marmerbleek gelaat der vrouw
bjj het licht zijner lamp bezag.
Het was laat, toen Charles in zjjn kamer terug-
keerde, droever, somherder nog gestemd dan toeu
hjj diu verliet. Xa het vertrek van Mylady was hjj,
wrevelig op zich zelveu, naar deu klub getogen,
; waar hjj bjj het spel eu den vollen roemer verpo-
zing zocht.
Het spul was hem weder ongunstig geweest en
I twee honderd guinjus had hjj aan Buckingham ver-
j luren. De brandy moest hem het leed doen ver-
| kroppen; hjj werd vroljjker eu vroljjker, aaugevuurd
j door deu bjjval van al de aanwezigen; maar zoo als
wjj zagen was het outwakeu uit dieu roes vreeseljjk
geweest.
-ocr page 160-
MARY HOLLIS.
238
geslagen. Mr. Wilkins was altoos de voorganger.
Gedurende zijn huwelijk was hjj slechts eens ziek
geweest, en toen had hij zijn oudsten zoon aange-
wezen, om hem bij de huiselijke godsdienstoefening
te vervangen. Toen hij beter werd was die mach-
tiging weder ingetrokken, en volgde hij de oude
gewoonte.
Hij las dus ook dezen morgen op de gewone een-
voudige wijze, maar klaar en duideljjk. Het was
de Bergrede, en of de woorden hem tot in het.
harte drongen, bjj las haar, niettegenstaande zijn
lompen tongval, zijn weinige kennis van de lijnheden
zijner taal, zóo goed. zóo indrukwekkend, dat men
slechts den ademtocht der aanwezigen hooreu kon.
Ook buiten het vertrek werd hij gehoord, en de indruk
was daar niet minder. De deur, die den toegang
tot een ander vertrek gaf, stond open, en op den
drempel verscheen een in morgengewaad gekleed
meisjen, met bleek en edel gelaat. Dikke tranen
paerelden haar in de oogen, terwijl zjj op den naast
b\'jj de deur staanden stoel ging nederziften en de
handen vouwde.
Bjj de woorden: «Zalig zjjn zij die treuren, want
zjj gullen vertroost worden;\'\' sloeg zjj den matten
blik ten hoogen. Toen de lezing en het gebed ge-
cindigd waren, trad een der dochters naar haar toe,
en vroeg hoe het haar ging, terwjjl Mistress Wilkins
haar vriendelijk berispend te gemoet voerde: «Mnry,
ge zijt nog te zwak, om zoo vroeg op te staan en
het hoofd is nog niet sterk genoeg om te hooren en
te verstaan."
«Laat haar, moeder!" hernam Wilkins, >het is een
goed teekon, dnt zjj er behoefte aan heeft dat te
hooren."
»Ja, ik had er wel behoefte aan, Sir! Zalig zijn de
barmhartigen want hun zal barmhartigheid geschio-
don. God de Hoer zal u loonen wat gjj voor mjj
deedt, want ik heb niets dan mjjn dank."
«üeen woord meer daarvan! Go zoudt me toch
niet willen betalen al hadt ge geld? Het heteckent
niets, hoor, vooral niet nu go zjjt zoo als ge zjjt, en
berouw toont, diep en waar berouw."
De bleeke wangen werden even met een mat blos-
jen overtogen. «Berouw voegt iedere zondaresse,"
zeide zij met bewogen stem on op zilveren toon.
«Ik bon oene zondaresse zoo waar als ik vleesch
ben. Het maakt uwe weldaad te schooncr, Sir, nu
gy haar bewezen hebt aan eeno, dio ge zoo diep
meendet gevallen te zjjn."
Mistress Wilkins wierp haar echtgenoot een beris-
penden blik toe, terwjjl zjj tiuisterde: «waarom het
haar gezegd? Ik heb het nooit kunnen gelooven."
Dit was niet ten volle waar; want in de veertien
dagen, welke Mnry te harent had doorgebracht, had
zjj wel even als haar man getwijfeld en dezen zelfs
over zjjne wat over jjlde. liefdadigheid berispt ener
van gesproken, de hulp der Parochie in te roepen.
Maar de jjlcndc koorts, welke zich terstond opon-
baarde, maakte het vervoer der zieke onmogeljjk en
aan het ziekbed sprak het vrouwclyk gemoed zich
spoedig uit Het medelijden met de arme kranke
IX.
Mr. Wilkins was een weigezeten burger te Londen,
dio in zjjne jeugd deel had uitgemaakt van hot l\'arle-
mentsleger, dat tegen Koning Karel I te velde was
getrokken. Hjj, als zoo menigeen van zijn gelijken,
had de partij, die het Parlement van lieverlede he-
heersehte en zich ten slotte van de tengels van het
Hoogbewiml had meester gemaakt, leeren wanlrou-
wen, en had de terugkomst vau den zoon des ont-
troonden Konings van harte toegejuicht. Trouw
aanhanger van de Engelsche kerk, had hg gejubeld
bjj de wederinvoering van do vormen der oude eere-
dienst, die door t\'romwell en de zijnen was geschorst.
Maar al was Mr. Wilkins ook een loyaal onderdaan
van Karel II geworden, hij kon toch den ouden
mensch niet geheel uitschudden en bleef dm een
verweerder van \'s volks vrijheden, een verweerder,
die te driftiger en heftiger werd, naarmate het streven
van de hofpartjj zichtliarer werd, om den weg, door
Karel I bewandeld, in te slaan. Mr. en Misstress
Wilkins waren zeer godsdienstig, voor het minst zij
verzuimden uitwendig geenerlei voorschrift der Kerk.
Zjj leefden stil en matig en vernamen dan ook met
ergernis hoe het soms toeging aan het hof Zijner
Majesteit.
Op den morgen, dat wjj bij hen binnentreden, zien
wij het gantsche gezin, aan het voedzaam ontbijt,
bestaande uit : wit tarwebrood, kond schapenvleesch
en ale. Het vertrek had slechts kale met kalk l>estre-
ken muren, een houten met verach zand bestrooiden
vloer, een tafel van nnkostbanr hout en stoelen met
matten zittingen.
Er viel geen weelde op te merken, en toch lag
er een waas van vrolijkheid en gulheid over alles
heengespreid.
Het was niet alloen het vuurtjen, dat knapte en
knetterde in den open haard; het was niet alleen
het daglicht dat zoo hel door de vele vensterruitjes
naar binnen viel, wat alleen de oorzaak er van
heeten mocht; — het waren ook do bewoners, dio
den gnnstigen indruk te weeg brachten. Toch valt
er weinig van allen, van vader en moeder, van de
drie zonen en de twee dochters te zeggen. Vader
en moeder waren als uit éeno stof gemaakt, en de
kinderen hadden van beiden. De gezondheid lag
op het vlcezig blozend gelaat, straalde uit de licht-
blauweoogen, grinnikte of schaterde in den schcl-
lon lach. Er heorschte de meest volkomen har-
monie, on als die soms voor oen oogenblik verstoord
wa9, dan werd die altijd weer hersteld door [het
oppergezach van Mr. Wilkins, die altijd oordeelde in
het hoogste ressort, zonder hooger beroep, maar —
en dat charakterizeerde den Engclschman — nooit
oordeelde zonder partijen gehoord te hebben, en
ieder de wijheid gaf zijne meening openhartig te
uiten.
Eer vader naar zjjn winkel ging met de tweo
oudste zonen, was bet iederen morgen de gewoonte
bet algemeen gebedenboek dor Engelsche Kerk ter
hand te nemen, na vooraf den Bjjbel te hebben open.
-ocr page 161-
MARY HOLLIS.
verkoos, en dat, als hjj dien nacht alles wel overdacht
had en do koude hom niet belet had er lang over
na te denken, hjj de deerne buiten zou hebben ge-
sloten, omdat er een van\'s Kon ings officieren naast
haar stond. Mr. Digby van Hallam-Castle ging met
een verpletterend trotschen blik heen, een blik, die
hem hot genoegen verschafte van Mr. Wilkins achter
zich schamper te hooren lachen.
Beleedigd ging Charles verder; meer beleedigd
dan teleurgesteld. Wel had hij innig mededoogen
met de ongelukkige, die zoo arm en zoo ellendig was:
wel had hij in het oogeuhlik, dat hij de lantaren
haar voor het bleek gelaat hield, meer opgemerkt
dan in al de: jaren welke hjj buiten met haar ver-
keerde, want hjj had gevonden dat zij er goed uitzag,
hoe bleek on bestorven de koon ook ware, toch zag
hij tegen eene ontmoeting op. Was het vrees, dat
zij vragen zoude hoe het hem in de laatste tweo
maanden was gegaan, dat zjj hem met die reine
blauwe oogen weder bestraffend zoude aanzien?
Was het vrees, dat zij hem laken zou over de door
hem aangeknoopte betrekkingen, welke hij, nu hij
aan haar en aan het verleden dacht, niet dan blozend
gedenken kon? Misschien school ook die vrees onder
degowaarwordingen, welke hem van eene ontmoeting
terughielden, maar het kon dit niet alleen zijn, daar
het denkbeeld tevens bjj hem opkwam, dat zjj het
recht had verloren hem te berispen, omdat zij zelve
diep, veel dieper dan hij, een edelman, gevallen was.
Vreemd was het, wat hij zich zelven zoo licht vergaf,
wat hjj zich zelven bijna toerekende als een nood-
zakeljjk vereischte om een goed edelman en een
waardig officier Zjjnor Majesteit te zjjn, kon hij baar
niet vergeven.
Het deed hem pjjn haar beeld verminkt voor zich
to zien en toen hjj zich in de eenzaamheid afvroeg,
waarom hjj juist in haar berispte wat Mylady Cast-
lemainc in zjjn oogen nimmer vernederd had, maakte
hij zich diets, dat hij Mary altijd als een zuster had
beschouwd, haar als een soort van heilige had ver-
eerd. Hjj begon het haar roods als een misdaad
aan te rekenen, dat zij hem door hare vernedering
zoo veel droefheid veroorzaakte en hjj zocht in den
glans die hem omringde haar te vergeten. Toch
vervolgde hem haar beeld onophoudeljjk, zelfs toen
hjj tegenover Mylady noderzat, voor wier scherp-
ziend oog zjjno afgetrokkenheid niet verborgen bleef,
dio zonder dat hjj het zelf morkto hem dwoug zich
te openbaren, die hem, plagend met het schoone
gelaat der gemaskerde onbekende, zoo verre bracht,
dat hij haar cenige guinjes vroeg voor eene onge-
lukkige deerne die — hjj moest ten slotte haar naam
noemen — Mary Hollis heette. Mylady scheen tor
nauwernood acht te geven, schertste met zijne
nieuwe overwinning, welke eigenljjk eene oude was,
daar zjj zich horinnerde hem vroeger reeds over
dio doerne to hebben hooren spreken en gaf hem
eonige goudstukken, die hjj beloofde weldra te zul-
len teruggeven. »Als ge eens fortuinljjk spoelt!"
had Mylady glimlachend geandwoord. Dat woord
sneed hem door de ziel, want het was oen scherp
die zoo lief en zucht er uitzag »als een lam dat ter
elaclithank ging," zooals zij zich uitdrukte, deed de
Rtem van de achterdocht zwjjgon en was machtig
genoeg om haar wantrouwen, zoo dikwerf zich dat
weder verhief, te overstemmen. Dat wantrouwen
scheen ook niet ongegrond. Als een vagebond was
de vreemde gevonden, in prachtige, maar door sneeuw
en sljjk bevlekte kleederen, te middernacht, wanneer
allen, die (tod dienden en vreesden, zich ter ruste
hadden begeven en slechts de losbandige edellieden
en ontuchtige vrouwen rondzwierven. Zij was ge-
vonden naast een edelman, een officier der lustige
Life guarda, wiens adem, blijkens het getuigenis
van Mr. Wilkins, aan den geur van geestrjjk vocht
deed denken, en die wel met medelijden, maar toch
hoofdschuddend en met een soort van schrik, op
haar had neergezien. Zjj had in haar ijlen van Buo
kingham g»sproken, van Buckingliam, bij wiens naam
Mistress Wilkins een huivering door de leden ging
en haar dochters het verlangen in zich voelden op-
rijzen om den man, van wien die vrouw droomde, eens
van verre, heel van verre, maar toch eens te zien.
Zij was den eersten dag door dienzelfden officier
bezocht, die aan haar ziekbed gezeten, aandachtig
naar de onsamenhangende en verwarde klanken
der ylende had gehoord, on Mistress Wilkins toen
had verzocht toch goed toe te luisteren naar de
woorden, die de kranke spreken mocht, en vervolgens
tot tweemaal toe, het hoofd bedenkelijk schuddend,
gepreveld had: iwat is zij ellendig !" Toen, dank zij
de rust en do vrede om haar heen, haar jeugdig
gestel de aanvallen der ziekte was te boven gekomen
en het geschokte lichaam tot kalmte maar ook tot
bewustzijn was teruggekeerd,toen had zij, ter halver-
wege van het kussen opgerezen, in het rond gestaard,
do hand aan het voorhoofd gebracht, als om do
voorstellingen, die in hare herinnering verward terug-
keerden, to ordenen, en had zjj hare tranen, hare
wanhoop niet kunnen bedwingen. De officier, tiisschen
wiens bezoeken telkens meer tijd verliep, was wel
tevreden bjj de tjjding dat de zieke in beterschap
toenam, maar drong niet stork aan om bjj haar
toegelaten te worden, toen Mr. Wilkins hom op juist
niet fijnen toon verklaarde, do ongelukkige wel, zoo
als een Christen voegde, to willen doen oppassen en
verplegen, maar or niet op gesteld te zjjn hare
vrienden bjj zich to ontvangen, waarop hom op
eenigzius hoogen toon werd geandwoord, dat Mr.
Digby van Hallam-Castlo óok een christenplicht be-
trachtte door naar de zioke te komen omzien, de
zieke, die hjj in vroeger dagen, maar in gants
andere om stand igh eden, gekond had, en dat
Mr. Wilkins niet moest denken, nu hjj éen zijner
plichten vervuld had, het recht te hebben gekregen,
om ieder, van welken rang ook, met grofheid to
mogen behandelen. Wilkins had toon korte wetten
gemankt, den goponmdeerden en voornamen officier
streng in de oogen gezien en hem toegeduwd, dat
hij, en hij alleen, meester was in zjjn eigen huis en
dat niemant, van don Koning af tot zjjn geringsten
ofticier toe, in zjjn huis zon komen als hij het niet
-ocr page 162-
MARY HOLLIS.
240
woord on een verdiend ook. f Iij had reeda ee "
groote schuld hjj Bttckingham aangegaan, een schuld,
die alleen door het spel kou worden gedelgd. Hij
bestrafte zich er over. dat hij Myhuly die kleine
dienst liad gevraagd; Mylady, die hem ah een soort
van speelpop behandelde, nu een gevoelige knstjj-
ding dan een liefkozing schonk, en de laatste begon
hem lastiger te worden dan zelfs de eerste was.
In zijn kamer teruggekomen, rolde hij het ontvangen
goud iu een stuk papier, waarna hij rich tot schrij-
ven nederzette. Xooit had een brief hem zoo moeie-
ljjk toegeschenen. Eindelijk was hij gereed en liet
hjj hem door John aan het aangewezen huis hozor-
gen. Deze kou zijn oogeu nauw gelooven toen hij
het adres had gelezen. »Dus is zij teruggevonden,
onze Mary!" riep hij bijna juichend uit. »Dus zal
Uwe Edelheid haar weldra thuis brengen en weet
Uwe Edelheid wie haar ontvoerd heeft?"
• Breng den brief weg zonder meer" bromde (\'har-
les. »fiij kunt haar niet spreken, want zij is ziek."
•Toch niet erg, want dan zou Uwe Edelheid niet
zoo rustig hier zitten."
•(ie kunt uwe opmerkingen voor u zelven houden.
Kom spoedig terug, want ik moet uit."
•Zeker weder naar den kluli!\'\' zuchtte John, ter-
wijl hij heen ging met het vaste voornemen, om in
zjjn eersten brief aan vader Dirken nogmaals op
dien kluh te zinspelen. Hij had het reeds moer
gedaan, maar tut zijne verwondering daarop nooit
andwoord ontvangen.
Toen de brief met het wichtig rolletjen ten huize
van Mr. Wilkins aankwam weid ecu en ander naar
het ziekvertrek gebracht. Mary sliep en vond het
eerst den volgenden dag, toen Wilkins haar liet.
inededeelen, dat de man, die het gebracht had, met
veel belangstelling naar haar gevraagd eu zon veel
goeds van haar verteld had, dat hij, Wilkins, blijde
was haar verpleegd te hebben. Eindelijk had hij
gezegd, dat hij zich over de goede daad die hij ver-
richt had niet beklaagde ; maar de kieschhcid van
zijne vrouw verzachtte de boodschap. Mary opende
den briefen las • »(ijj zult van den vriend uwer jeugd
wel den bijstand willen aannemen, Mary, dien hij
ii hjj dezen biedt. Als gjj sterker wordt zal hij
gaarne van u hooren wat u in dien staat heeft ge-
bracht waarin hij u vond. Mary! bet verleden nl-
leen doet mij de vrijheid nemen in uwe geheimen
te dringen, en u oen raad te geven; die raad is:
verlaat zoo spoedig gij kunt Londen. Voor gij dat
echter doet weusch ik u te spieken. Ik heb u bc-
treffendo uw vader nog veel mede te declen. Hij
is ziek naar ik hoor: misschien wel ten gevolge van
uw plotseling verdwijnen, dat gjj zeker zelve niet
hebt gewild. Maar omdat gjj dat niet gewild hebt,
zult gjj wel genegen zijn zoo spoedig mogelijk deze
stad te verlaten, waar een braaf meisjen zoo vele
gevaren dreigen, Bljjf in mjj uw vriend zien, die
ii gaarne weder gelukkig zag in den kring, waarin
gjj eens gelukkig waart."
Mary had slechts met moeite ton einde gelezen.
Het papier had getrild in hare vingeren! Zjj viel
achterover in hare kussens neder, terwjjl de brief
klaterend langs de bedstede nederviel. >Eu zoo
kon hij schrijven!" zuchtte zij met gebroken stem.
Mistress Wilkins schoot op haar toe en vroeg wat
haar deerde.
•\\iets, niets!" gaf zjj eindeljjk ton andwoord. »Ik
zal het te boven komen, lieve Mistress Wilkins! Zoo
menige hoop is reeds verijdeld en deze was uiet de
liefste.... zij mocht dat niet zjjn! O ik ben weer
kalm, lieve Mistress Wilkins!"
• En dat goud, is dat voor u?\'
•Het is voor de armen uwer Parochie! 1\'we liefde
en de moeite, die gij en de uwen u oplegt, zjjn
toch niet niet goud te betalen, l\'we lielooning is
bij den Heer weggelegd, want gjj hebt een zjjner
armen gespijsd en gedrenkt, («oede lieve Mistress
Wilkins, ik ben zoo ongelukkig!" Zjj kon zich niet
meer bedwingen. Zij had behoefte aan het hart
eener vrouw uit te weenen en dat mocht zij thaiids,
want Mistress Wilkins liet Murys hoofd aan hare
borst rusten. Haar vader was ziek, ziek geworden
van angst en rouw over haar plotseling verdwjjnen,
en Charles voegde er hjj — zoo koud en onver-
scliillig, en het was een vreesoljjk woord! — dat
zjj zeker niet vrijwillig haar ouden vader verlaten zou
hebben. Neen, dat had zij niet verdiend, en dat mocht
hij voorzeker het minst van allen neerschrijven, hij,
die den verkeerden weg opgedwaahl en geworden
was wat zjj gemeend had dat hjj worden zou, toen
ze hem de reize naar Londen ontried. Pe fierheid
ontwaakte iu haar hart en deed zich in al hare
kracht gevoelen. Zjj zou geene weldaad, geene hulp
van hein aannemen: zij zou zjjne onverdiende min-
achting, de minachting van een jonkman, die langs
\'s Meeren straten ïibaudeerde, met koude onver-
scliillighoid bojegeneu; zjj zou hem niet meer zien;
zjj zou hem vergeten. John was zeker de bediende
geweest, die den brief had gebracht: John zoude
haar al de inlichtingen geven waarnaar zjj wat baar
vader betrof zoo vurig verlangde: John zou haar
wel in de gelegenheid kunnen stellen om het palcis
van den Koning binnen te treden, ten einde in een
der gangen, ware het ook iu het voorportaal, als
eenc hedelvrOUW, de verschijning van den Koning
af te wachten en van dezen de lang liegeerde ge-
nadc af te smeken.
Do twee laatste dagen brachton geene wijziging
in haar voornemen. Slechts betrapte zjj zich zolve
er eens op, dat zjj luisterde naar een voetstap in
den gnng, en de verschijning van een der liuisgc-
noten haar eenn teleurstelling was. Zjj had zich
voorgenomen Mr. Digby niet weer te ontmoeten
en toch kwotsto het haar, dnt hjj geene poging aan-
wenddc om haar te naderen. Zjj voelde zich zoo
zeer toenemen in kracht, dat zjj uitvoering zou kun-
nen geven aan hetgeen zjj zich had voorgenomen.
Zjj was dien morgen vroegtijdig opgestaan en in
het huisvertrek verschenen en had daar de huiselijke
godsdienstoefening bijgewoond.
•Wat is uw voornemen, Mary?" vroeg de vrouw
van den winkelier, toen de herstellende mededeelde,
-ocr page 163-
241
MARY HOLLIS.
dat zij thands moest verrichten wat haar hand vond
om te doen.
•Gij hebt tot dusverre naar niets gevraagd, on ik
dank u voor eeno kicschhoid, die alleen wonen
kan in oen rein en godvruehtig gemoed,"\' zoide zjj,
terwijl zij do hand van Mistress Wilkins in de hare
nam. De kindoren verlieten op een wenk der moe-
dor het vertrek. Toen verhaalde zy wie zij was:
de dochter van een nou-konformist, dio zonder de
genade des Kouiugs naar vreemde gewesten zoude
worden overgevoerd; dat zjj door den Hertog van
Buckingham was geroofd. Bjj dut gedeelte van
haar verhaal kon Wilkins zich niet langer bedwin-
gen. Het was of zijn gevuld gelaut zich nog meer
uitzette, of zjjn roodo wangen nog rooder werden,
toen hij do gebaldo vuist op do tafel deed ueder-
dalcn bij deu uitroep: «En do habeas corpus akte
dan! Hot is of die niet bestaat voor do gunstelin-
gen van deu Koning! Ik beloof jo, Mary! wo zul-
len het vuurtjen stoken; we zullen dat in onzen
klub bespreken. Een vrije Kngolsche vrouw op te
lichten! Dat zullen Nat Surgey en Nicol Ilatshin
en Joe Trusty vernemen, en als zjj hot liuckingham
niet m het Parlement zoo warm maken als het kruis
van do St. Paulus werd bjj den grooten brand, dan
heot ik niet Ned Wilkins! De godvergeten schurk !
En was do officier die hier kwam ook een vau de
bondo? Zeg het mjj, kind, zeg het mjj, voor bjj
hier terugkomt, want dan zal ik hem een ontvangst
bcroidon als Satan Judas Iskariot deed."
Do man was, wat mooito zjjn wederhelft ook
oanwenddo, bijkans niet tot bedaren to brongon, en
borst telkens weer los. Om oen wonding aan zjjno go-
dachtcn to geven, voegde zjj Mary toe: >Vorgoof Wil-
kins zjjn wantrouwen jegens u, Maryl De schijn was
togen u. Gjj hebt ons nu verhaald wat gjj verduurd
hobt, wilt ge ons nu ook toevertrouwen wat go doen
wilt? Misschien kunnen wij u van dienst, zjjn.\'\'
»Mr. Digby van Hallam-l\'astlo heotto do kwant?"
riep Wilkins als ton vervolge op zjjn uitval van
straks, >Laat hem hier komen ! Laat hij den moed
hebbon!"
•Noon, Sir! Noen, bejegen hèm niot hard; maar
hjj zal ook wel niet hior komon," zeido Mary. »Ojj
vraagt my wat ik doen wil? Ik moot naar Whito-
hall en den Koning te voet vallen..."
• Kent ge daar dan iemant. dio u voor kan stollen?\'\'
vroeg Wilkins mot eonigo bevreemding.
•Slechts een dienaar, dio uit het zclfdo gehucht
is. Maar eer ik dat doe, zou ik zoo gaarne vau
klcederen verwisselen. Misschien dat ik nog ecnige
dagen zal moeten wachten, oer ik Zijne Majesteit
zal kunnen ontmoeten, en <lus op uwe liefdadigheid
nog langer moet steunen.., zoo gij voor mjj cenigen
arbeid hadt...! Mijn vader noemde de ledigheid
altoos \'s duivels oorkussen, en liet mjj dus loeren
wat de vrouw nut is te konnen..., Zoo ik u mocht
helpen en ergens vau dienst zou kunnen zijn... O
ik zal vlijtig wezen, lieve Mistress Wilkins!"
• Dat is braaf van u. kind I Blijf zoo lang ge
wilt... Voor do kleedcren zal ik zorgen."
•Sehandelijkor tyraunio zag ik toch nimmer,"
viel Wilkins in. »U zelfs to dwingen het kleed van
de scliaudo to dragen. Hebben wij reeds niet ge-
noeg last van dio gunstelingen Zijner Majesteit ?
Zuigen zij het land niet uit, zij en dio bijzitten!
Hoe vele zijn het er wel? Als Cromwoll eens kon
opzien! Hij zou een regenten! laten opmarcheoren,
ieder soldaat met een gard in do hand, on dan
liuks on rechts tot het vel van den rug vloog! Tien
duizend pond hooft de Lord Steward en nog eens
tien duizend pond..."
•Vader, daar is een Lady in den winkel, die
Mary wenscht to spreken. Een groote Lady, vader, I
: die er prachtig uitziet, hoor!" riep een der zonen
gejaagd, het hoofd door oen reet der deur stokend.
j «Kom dan toch, vader! Het is geen Lady om te
i laten wachten."
• Is zij ongeduldig? Welnu, dan zal ik haar tijd
| geven om geduld te leoron. Een grooto Lady, die
j naar u vraagt, Mary? En gjj hadt gocne kennissen \'
hier?" Mary betuigde dat zjj do waarheid had ge-
j sproken on niet wist wio daar beidde.\' Do niouws-
I gierigheid meer nog dan de beleefdheid dreef Wil-
kins naar voren, waar hjj vond wat zijn zoon hom j
had aangeduid. Hjj was geneigd het gowaad dor
vreemde prachtig te noemen, ofschoou hot niet
meer dan deftig heten mocht, eu do kleuren zedig
donker waron. Er was iets in do houding dier
vrouw, dat haar als oon geljjke der Wilkinsfamillo \'•
deed beschouwen, haar ve\'ol moer dan do armo
Mary, die, hjj wist zelf niot waarom, hoe arm
on ellendig zjj ook waro, hom toch een soort van j
eerbied dwong. Do vreemde maakte zich bekend
als een Mistress Palmer, dio van Mary Hollis ge-
hoord had en door modedoogon geleid haar kwam i
bezoeken. Zjj werd toegelaten en was weldra tegon-
ovcr Mary in het ziekvertrek — het oonige dat vrjj
was — neergezeten. Wjj hebben in Mistress Pal mor
Mylady do Castlemaine herkond. Mary had don
eersten naam nooit hooren noenen en zag dus do
vreemde mot Benige bevreemding aan, torwjjl oen
zacht blosjeu het matbleek vau do koon voor oen
oogenblik verjoeg bjj den onderzoekonden blik, dien
het schorpo oog van die vrouw op haar wierp.
•Werkelijk niet kwaad," prevoldo Mylady. »Ik
heb gevonden wat ik zocht. »Mjjn kind," vervolgde
zjj luid, >laat ik niet to veel van uwe krachten
vergen! Gjj zjjt ziek geweest, zoo uls ik uit uwe
bleekheid moet afleiden, ofschoon ik met genoegen
de roode kleur op uw gelaat zie terug koeren.
Neem plaats en sta mü too het eveneens te doen."
Zwjjgend voldeed Mary aan de uituoodiging, welke
zjj opvatte als een bevel, dat zjj niet waagde onge-
hoorzaam te zjjn.
•Go zult verwonderd zjjn door eeu vreemde to
worden bezocht. Ik bon echter niet zoo zeer eeu
vreemde als gjj wol vermoedt, Mary Hollis! Ik woet
wat uw vader is overkomen, en dat ge dion wilt
redden. Dat is braaf, mjjn kind! Ik geloof echter
niet, dat gjj don koristen weg zjjt ingeslagen. Bloos
daarover niet! Ik behoor niet tot do vrouwen, die
II.
ir,
-ocr page 164-
MARY HOLLIS.
212
altijd cono veroordeoling op do lippen dragen en
dat zoo licht kunnen doen, omdat zij nooit zjjn
verzocht geworden. Ik weet wat het is, mijn kind,
om als zwakke vrouw alleen te staan, met oen
hart, dat behoefte heeft aan lief\'do en tederheid,
onervaren en niet in staat om schijn van wezen te
kunnen onderscheidon. Ik veroordeel niet, maar
beklaag en steek de hand uit om ieder gestruikelde
op to heffen, of ieder waggelende voor vallen te
behoeden."
Marys wangen werden nu rood en dan weder
bleek bij die woorden, op zulk een zoeten en vlei-
endeu toon geuit. «Laat ik mogen denken... Mis-
tress... Mylady... dat de persoon, die u over mjj ge-
sproken heeft, mij niet kent en u op een dwaal-
spoor bracht. Hot zoude anders to kwetsend
zijn !" Zij boog liet hoofd en bleef voor zich staren.
»Mjjn kind, mijn kind, gij verstaat mjj voorzeker
verkeerd! Kom, plooi die rimpels weg, en begin te
gelooven aan een betere toekomst. Ik beu in dienst
van Hare Majesteit de Koningin, en\' heb eenigen
invloed aan het hof. Ik zal u Hare Majesteit voor-
stellen, en deze zal u den Koning nader brengen.
Ik wil u gelukkig maken, mijn kind! en gij zult
het zijn."
»lk twijfel niet aan uwen goeden wil, Mylady!
maar... het bleek dat ik mijn huis op een zandgrond
bouwde toen ik op menscheu rekende."
«Dat is eene zwarte beschouwing, waartoe éenige
menscheu misschien aanleiding geven. Kr zijn toch
ook gocdo menschen: anders, mijn kind, zoudt gjj
niet meer kunnen hopen en zoudt gjj moeten ver-
twjjfelen."
»Ik vertrouw op God, die de harten der meu-
sehen leidt als waterbeken, en op Hem alleen!"
Mylady zweeg een oogenblik en wist niet wat te
zeggen. Zij had zulken woorden nimmer gehoord;
zij was geneigd te glimlachen en toch waagde zij
het niet.
•Go zjjt de dochter van een geestelijke ?" zeide
zij eindelijk.
•Geestelyken zijn er bjj ons niet, Mylady! De
Heer heeft ons allen tot priesters gemaakt."
«Vergeet mjj, dat ik het niet wist," hernam do
andero niet eeuige ironie. Zou die kwezelende hare
plannen kunnen dienen? Misschien. Het zou eene
nieuwigheid aan hot hof zjjn, en voor het verwend
gehemelte kan een geheel nieuwe spjjze, zij ook de
smaak niet bijzonder, 0011 prikkel zijn. »Duid het
mij niet ten kwade, indien ik weder mjjno onkun-
de belijd. Heeft het vertrouwen op God don Heer
u naar Londen gevoerd?"
Mary zag haar scherp aan, als om te ontdekken,
of er ook oen spottend glimlachje» op dat nog schoon
golaat zichtbaar werd. Mylady beheerschto echter
do zenuwen haars gelaats en stond dien blik zege
vierend door.
»Ik geloof, Mylady, dat er geen hair van ons hoofd
valt zonder don wil van onzen Hemolscheu Vader,
en daarom geloof ik ook, dat hg gewild heeft dat
ik naar Londen werd gevoerd. Ja, Mylady! ik werd
daarheen gevoerd door den Hertog van Buckingham,
die mij opsloot on... spaar mij do herinnering, Mylady!
van al do beleedigingeu, "die ik er ondervond."
•Deed Buckingham!... de Hertog van Buckingham
dat? Kunt go dat bewijzen, Mary?" vroeg Mylady,
terwijl zij zich naar haar over boog en hare oogon
een ongokenden glans aannamen.
nik kau getuigen dat hij mjj gevangen hield; ik
kau het getuigen voor God don Alwetende!"
•Maar kunt gij daaraan ook het getuigenis van eeu
paar menscheu toevoegen? Wjj leven op deze aarde,
mijn kind, eu moeten meuschen bestrijden met
menschen."
•God zal ter zijner tijde menschen doeu opstaan
als Hij hot noodig keurt..."
•Uw k i n d e r 1 ij k geloof schenkt u wel eene groote
mate van gelatenheid!" hernam Mylady, eenigzins
heftig. »Mijn gevoel als vrouw kiest echter met zóo
veel warmte uwe zijde, dat ik in die gelatenheid
niet doelen kan. Het kan echter verstandig zjjn,
om geduld to oefenen, en dan heeft uwe gelatenheid
een gegronde oorzaak. Maar zeker is hot goed, dat
iemant u ter zijde staat, die er voor zorgt, dat de
kalmte niet ontaarde in onverschilligheid. Ik voelde
mij reeds bij den eerston aanblik tot u aangetrokken,
maar thands neem ik hartelijk deel in uw lot. Wjj
zullen elkaar op vele punten ontmoeten; wjj doen
het reeds in onzen haat jegens dien nietswaardigou
man.\'\'
•Ik haat hem niet, Mylady! Slechts hoop ik hem
nimmer te ontmoeten... Hatou mag ik niot."
Mylady bewoog zich driftig op haar stool. Zij was
geneigd aan huichelarij te gelooven, maar het gelaat
waarop zij staarde gedoogde niet lang zulk eene
onderstelling.
• Mary! met zulke beginselen zjjt gjj ongeschikt
voor do waereld, en moest gjj die in een eenzaam
klooster, en nog wel een klooster van do strengste
orde, outvliedon. Armo duif, die den havik nog
liefkozen zoude, terwjjl hij u verscheurde!"
•Ik weet niet hoo gjj daarover oordeelt, Mylady,
eu zou u niet gaarne willen kwetsen. Ik geloof
echter, dat men in do waereld moet bljjven eu in
do waereld strijden en overwinnen. Do duif, Mylady
heeft vleugelen van den Schepper ontvangen even
good als de havik; zij kan den vjjand ontvluchten
indien zjj voorzichtig is."
•Gjj zjjt een engel, eeu heilige 1" riep Mylady met
bewondering uit. Deze was minder geveinsd dau
men van eene de Castlemaino verwachten kon. Het
zedeljjk beginsel, bjj geen redeljjk wezeu te vernieti-
gen, was in dien boezem sedert jaren geen heerscher
meer, maar het was toch aanwezig eu deed zich thands
eeu oogenblik gelden. Het was dan ook niet meer
dan een koude bewondering, die weldra voorbij was,
want zjj voor voort: >Maar, mjju lieve heilige 1 ge
zoudt mij met u naar den Hemel voeren en doen
vergeten dat wjj op do aarde behooren, en dat de
havik altijd nog bezig is u als zjjn prooi te bespieden.
Ik ken den Hertog van Buckingham, al is het dan
ook van verre."
J
-ocr page 165-
MARY HOLLIS.
248
•Gjj zoudt doiikon. Mylady...?\'\' vroeg Mary, in
angst.
«Voorzeker, en zoo u geen krachtige bijstand ge-
wonlt, valt ge weder in zijne macht, en die macht
is groot, mijn kind! Die der Koningin is echtor
grooter: daarom raad ik u in uw eigen belang u
onder hare hoede te plaatsen, tot dat gjj het beoogde
doel bereikt licht en Londen onder een veilig geleide
kunt verlaten." Mary zweeg: zjj sloeg do oogen
neder en hief ze dan weder ter sluik op naar de
vrouw, die tegenover haar zat. Daar voer, bjj Marys
weifeling, een andere gedachte door het brein van
Mylady. Zou de schrik voor eene hernieuwde ont-
moeting van Buckingham, dien de deerne zoo als
zij zeide niet haten mocht, ook geveinsd zijn? Zou
dat schijnbaar onnoozel kind ook met haar spelen?
Zij zou er de proef van nemen. »Gjj moet het een
of het ander willen, Mary! I\' blijft geen keuze. Ik
dacht u in het eerst cone berouwhebbende Magdalena
toen eeue vlekkeloze heilige... Gij zult toch geene
Magdalena zijn, die er over rouwt dat zij ooit he-
rouw had ?"
•Mylady!" riep Mary uit, terwjjl al hare leden
beefden. «Neen, neen gij beoordeelt mij verkeerd.
Och, dat God do oogen mijns verstand* verlichtte
en IIjj mij deed kiezen wat hot beste was! Ik voel
mij zoo zwak! Ik wensch zoo gaarne naar mijn dorpjeu
terug: ik vrees zoo voor de aanraking van het hof
waar ik nicmant ken, dien ik zou begeeren te
kennen..."
• Ik dank u, Miss Hollis!" zeide Mylady hoog.
«Vergeef mjj; ik was belecdigend en ik bcdoeldo
dnt niet. Gjj hebt mjj bewjjzen gegeven van wel-
willondhoid maar — och, duid het mjj niet euvel! —
ik leerde mijn naaste wantrouwen en ik heb do oer
niet u te kennen; ik sprak u slechts weinige oogen-
blikken en anderen, met wie ik jaren omging, bleken
anders te zijn dan zjj schonen. Vergun mij de vraag,
Mylady! wat is de oorzaak uwor welwillendheid
jegens mjj?\'\'
•Thands kies ik als vrouw voor de vrouw partij:
ik voel mjj in u beleodigd. Toen ik hier kwam
was het alleen medelijden\'met uw ongeluk."
»Kn wio sprak u van mjj ?"
»Mr. Digby." Mylady wendde haar oog niet van
Mary af on dezo voelde dien blik op haar rusten,
ja, als een zwaren last op haar drukken. «Zjj bemint
hem!" mompelde Mylady. Luide vervolgde zjj: »Mr.
Digby, uw speelgenoot. Ik heb hem leeren kennen
toen hjj pas van het land kwam. Ik heb mjj zjjner
aangetrokken... maar hjj heeft... niet altjjd gewild
zoo als ik het wilde!" Terwjjl zjj die woorden uit-
sprak peilde zy dat hart, en Mary, do zwakke Mary,
kon zich tegenover die vrouw niet verbergen.
»Hjj was altjjd vroljjk van nature: door zijn rang
on verstand is hij bovendien geroepen om in hooge
kringen te schitteren; de verleiding zal groot zjjn
on als men dan jong is .!"
•Goed kind! wjj spreken niet van Mr. Digby, maar
van u. Indien gjj belang stolt in het lot des jongen
odolmans, dan zal het verbljjf, dnt ik u l>ereiden
kan ii in staat stellen hem van nabij gade te slaan.
I Misschien dat uw raad meer vermag dan de mijne
en hem aan den rand van den afgrond nog stann-
de houdt."
Mary had bjj de terechtwijzing van Mylady gc-
| bloosd en zich daardoor nog meer bloot gegeven.
Bij de laatste woorden kon zij zich echter niet weer-
! houden nogmaals bljjk te geven van hare belang*
I stelling in Charles\' lot. >Aan den rand van den af-
, grond zegt gij? Is het zoo ver met hem gekomen?...
Maai gij hebt gelijk, Mylady! gij zjjt niet hier ge-
! komen om over hem te spreken, maar over mij.
(üj spreekt er van, mij een verblijf aan het hof te
willen geven. ^Ynarvoor zou dat noodig zijn, daar
1 ik slechts de gelegenheid zocht den Koning te voet
te vallen, om daarna naar mijn armen vader af te
reizen. Mr. Digby schreef mij dat hij ziek was.
Ziek en gevangen, ziek en zonder zjjn kind!
•Maar, Mary! om den Koning te voet te vallen,
moet men de gelegenheid daartoe vinden en zoo men
die al gevonden heeft, daarvan bij herhaling gebruik
maken. Zelfs bij do guustigste gezindheid Zijner
Majesteit zal de zaak uw» vaders onderzocht belmoren
te worden, en gedurende dat onderzoek moet do
aandacht op u gevestigd bljjven, want Zijne Majesteit
hoeft zoo vele zaken te overwegen! En indien gjj
eens door uw verbljjf aan het hof twee plaatsen
tegelijk vervullen koudot! 1\'w plicht als dochter on
die als., zuster!"
•Ik heb geen broeder, Mylady!"
• Toch een speelnoot, dio misschien nog voel moor
voor u is."
•Neen, gantschcljjk niet. Mr. Digby is een edelman
van hoogen rang...."
•Waarvoor heeft de liefde haar wieken, zoo zjj
niet elke hoogte overstijgen kan ? Maar, mjjn kind, ik
zou hot voor u niet wensehen, indien in dat reine,
hart zulk een hartstocht woonde. Mr. Digby ver-
dient uwe liefde niet. Hem evenwel terug te brengen
van den dwaalweg, waarop jeugdige onbezonnenheid
gevoed door de aanblazingen van den Hertog van Bnc-
kingham hem gevoerd heeft ware wellicht eene roeping
die, eener zuster en alzoo uwer waardig zoude zjjn."
•Gjj stelt veel belang in de toekomst van Mr.
Digby, Mistress Palmer!" zeide Mary gehaast. »Ver-
zwjjg mij niets. Dreigt hem ook eenig gevanr?"
• Misschien, zoo geene zusterlijke vriendin hem ter
zijde staat. Uw binnenste moet do vraag, of gjj dnt
kunt zjjn, beandwoorden."
• Ik ga met u," zeide Mary besloten.
•Eindelijk, eindelijk!"prevelde Mylady, die tevens
liogon te berekenen welke kleuren het best in staat
zouden zijn, het ziekcljjk bleek van dat gelaat to
doen verdwjjnen, welk gewaad der slanke en waardige
gestalte het best zoudo kunnen doen uitkomen. Zij
werd in hnreoverleggingen gestoord door eene nieuwe
vrang, die Mary schoorvoetend deed.
• Is het verlangen om Mr. Digby to behouden en
de gedachte, dnt ik daartoe zou kunnen medewerken,
ook de oorzaak dat mjj do oor van uw liczock te
beurt viel?"
-ocr page 166-
!>44                                                                      MARY HOLLIS.
>Is nog uw wantrouwen niet ovorwonncn, Mary ?
Indien dit, nevens den weusch om u to helpen, de
beweegredenen van mijn verzoek eens waren, wat
dan? Zjjt gij zóo /.eer gebelgd op den ouden vriend,
die met zooveel ijver uwe belangen jegens mjj be-
pleitteV" — Mary\'s hart klopte sneller bij die woor-
,1,.ii — >die zich haastte u te steunen, zooveel in
zijn vermogen was, en mij daarom bad hem met
mijne beurs bij to staan?"
Mocht Mary nog een oogenblik getwijfeld hebben
aan de waarheid van Myladys beweren, mocht zjj
ook vermoed bobben, dat Huckingham haar een val-
strik spreidde en de vrouw tegenover haar, die hem
heette te haten, zjjne zendelinge was, thauds moest
zij die gedachte prijs geven: thauds had zij een bewijs
ontvangen dat Charles werkelijk over haar gesproken
had. Toch was de strijd in haar binnenste niet be-
daard. Zou zij den jonkman nadereu en daardoor
nieuw voedsel geven aau eene aandoening, altijd be-
dwongen, maar nooit onderdrukt? Maar zij kon hem
nuttig zijn; de vreemde vrouw verklaardo het; en
mocht haar lijden er door vermeerderen, zjj zou niet
terug deinzen waar het zijn geluk lietrof. Kn l»oven-
dien, Mylady achtte hare hulp noodig en dat kon zij
niet doen zonder bespeurd te hebben, dat Charles
nog aan zijne speelnoto dacht.
•Mylady, ik ben besloten u te volgen. Vergun mjj
nog éeno vraag. Kunt ge mjj de gelegenheid geven
om door arbeid in mijne behoeften te voorzien zoo
lang ik bij u zal zjjn? Ik wilde do edele niensehen,
die mij zoo liefderijk hebben verzorgd, een blijk
geven mijner erkentelijkheid. Ook zal ik oenige
shilling* noodig hebben voor mjjno torugreizo naar
Hallam."
•Bekommer u daar niet over, mijn kind! wat ik
bezit is tot uwe dienst."
• Verschoon mij, Mylady! maar mjjne bekendheid
met u is te kort, oin zulk een woldaad to kunnen
ontvangen zonder dat zij pjjn doet."
•<üj zijt lier, Mary! Gjj zult het ver brengen."
•Niet verder, Mylady, dan de vrjjheid mjjns va-
ders, als God de Heer mjjno pogingen ondersteunt."
•Zoo meen ik het," haastte Mylady te andwoordon.
•Oe zult dezen dag misschien liever nog in deu
schoot dezer edele familie willen doorbrengen. Gjj
kunt dat zonder schade doen," vervolgde zjj haastig,
toen zij bemerkte dat Mary zich gereed maakte haar
in do reden te vallen, >daar Zjjne Majesteit heden
geene audieutio verleent. Dezen avond kom ik u
afhalen: verzoek dan iemant van de bewoners van
dit huis ii te geleiden. Alle reden van wantrouwen
is ii dan wel ontnomen, niet waar, mjjn kind?"
•O vergeef het mij dat ik ooit eenig wantrouwen
heb kunnen koesteren," hernam Mary, door dat be-
wijs van zich nederbuigende goedheid overwonnen.
Toen Mistress Wilkins vernam, dat Mary eenc
machtige beschermster had gevonden, jjlde zjj naar
haren echtgenoot om hem het goode nieuws mede
te deelen. In hare vreugde werd echter niet door
dezen gedeeld.
•Mary, het was mjj een goed gerande guinje
waard, dat gjj gewoigord hadt. Wjj hadden ook
wel eeu gelegenheid kunnen zoeken om u den Ko-
ning te doen naderen, on misschien was het wel
beter, dat gjj hem in het geheel niet zaagt. Lord
Shaftsbury is onze man en dio weet meer van do
zaken dan Zijne Majesteit en zyn goheele Raad. Go
zjjt hier in een burgermaushuis hersteld, Mary, ge
mocht ginder weder eens ziek worden.\'\'
• Ik kan niet terug en, al kou ik, toch zou ik
niet willen,*\' andwoordde Mary. »Ik ben besloten,
God helpe mjj!"
Hoe hij haar voornemon ook afkeurde, dit bewijs
van vastheid van wil boviel Mr. Wilkins toch. Hij sprak
niet meer tegen en deed Mary dien avond uitge-
leide aan het hoofd van zyn gezin tot aan het neer-
geslagen portier van het rytuig, waarin Mistress
1\'al mor zich bevond.
Toen zij de vertrekken van Mylady de Castlo-
maiue in White-hall betrad kende hare verwonde-
ring over de pracht die zjj zag geene grenzen.
Het vertrek, dat haar als verbljjf werd aangewe-
zen, paalde aau hot boudoir van Mylady en was,
hoewel het minst kostbaar gestoffeerd, in bare oogen
toch zóo weelderig, dat zjj zich een oogenblik in
het verblijf der Koningin dacht verplaatst. Mistress
Palmer liet haar in dien waan, spoorde haar drin-
gend aan haar vertrek niet te verlaten, dozen avond
vroegtijdig te bed te gaan, om van hare zwakke
gezondheid niet to veel to vergen en haro krachten
zoo spoedig doenlijk terug te doen koeren.
•Slechts moet ik u de moeite vergen van u door
mijne kamenier de maat voor een nieuw kleed to
doen nemen," zeide Mylady ten slotte, waarna zjj
haar een kus op het blanke voorhoofd gaf.
Toen zjj een oogenblik later haar oigen vertrok
binnentrad, zeido zjj tot haar vortrouwdo, dio in do
laatste oogenblikkcn nieuwsgierige blikken om zich
heen wierp: «Wjj hebben hier naast een nieuwor-
wotscho heilige gehuisvest. Ga straks bjj haar on
neem de maat van baar taille, vervolgens gaat ge
naar Madame Tellier, eu bestel baar hot bewuste
kostuum. Gjj weet het immors zeker, dat Ma\'am
Carwell zich zóo zal maskeren?"
•Ja, Mylady, als eeno Paysanne van Katalonie.
Rood sat ij ii vest met goud passement; zwart fluweclen
rok; zijden kousen en rood murokyneu muiltjens; op
het hoofd een rood \'luwcolen baret met gouden
kwastjen."
•Een zeer schoone Vayitanne, Kate! Meer schoon
dan juist, geloof ik! Hoe bevallig zal het haar staan,
en hoe voordeelig zal het welgevormde magere been
uit den korten rok te voorschijn komen! ga nu naar
onze gast, maar vergeet vooral den vromen toon
niet, die jegens onze heilige past."
•Wat heeft Mylady met haar voor?" waagde Kate
te vragen, daartoe aangemoedigd door do opgeruimd-
heid barer meesteresse.
»Ik weet het nog niet, goede Kate!" hernam Mylady.
•Maar nu gjj aanvangt te vragen, zult gy mjj óok
de vrjjheid tot eene vraag geven. Is het u eindelijk
gelukt don gestolen ring weder machtig te worden?*\'
-ocr page 167-
MARY HOLLIS.
245
don aanvang af had hjj hem wol bij herhaling bij
zich ten middagmaal gonoodigd of bij zijn broeder
of bij don hoogen adel doen ititnoodigen, maar hij
bad hom tovons slechts te dikwerf tot het dool zijner
niet altijd fijno spotternij gekozen of toegelaten, dat
zjjn neef bet doel der spotternij van anderen word.
Die neef had nimmer doen hljjkcn, dat hjj de spelde-
prikken of de naaldonsteken bemerkte on voelde; hjj
was voortgegaan zwijgend neer te zitten en bodaard
te andwoorden, waarbij hot andwoord niet ontwijken
kon. In do laatsto dagen — on niemant, die er aan-
teekening van gehouden had wanneer Zijne Majos-
toit mot haren neef alleen gewandeld had, zou kunnen
zoggen sinds wolkon tijd —• in de laatsto dagen had
Zijno Majesteit haren neef niet moor zoo vervolgd
met zjjn spot, had zjj hem zelfs dikwjjls naar eeno
of andore zijde der zaal geleid, waar geen der aan-
wczigon zich bevond, en ettelijke oogenblikkon daar
fluisterend met hem doorgebracht. Evenmin als
Zijne Hoogheid vroeger deed bemerken dat hjj iets
begreep, deed hij het ook thands. Hjj bleef afgetrok-
ken en wat Zijno Majesteit thands het meest, van
allen scheen to verdrieten, hjj bleef het ook bij do (luis.
terend gevoerde mondgesprekken, waartoe de Koning
hom verplichtte. Zijne Majesteit was dikwerf torug-
gekomon op hetgoon Zijne Hoogheid in den tuin had
gezegd van het voornomen, om ook Versailles te gaan
bezoeken en met Zijno Allerchristelijksto Majesteit
gocdo vrienden to worden, maar do Prins had met
eenige onbetoekenende volzinnen daarop geandwoord
en eindoljjk verklaard, dat hjj van do reis waarsehjjn-
ljjk zoude afzien, daar hjj dacht bespeurd to hob-
ben, dat Zjjno Majesteit thands minder dan vroeger
er aan dacht, om zich nauwer aan do Republiek of
liever aan de partjj, dio thands daar hot roer van staat
in handen had, to verbinden. De Koning had daarop
gezwegen. Was bet ook, omdat hij geloofde geen
andwoord to kunnen geven zonder zich bloot te geven
en oen geheim to verraden aan welks bedekt bljjven
hotn zooveel gelegen was ? In dat geval zou het and-
woord, dat Zjjne Hoogheid had gegeven, wel eens
tot doel gehad kunnen hebben om Zijne Majesteit tot
konfidentios, waarmee men zolf niet wilde beginnen,
to vorlokken.
Hoe dit echter zij, do Hortog van Buckingham,
dio den Prins niet hot minst van allen met zijn spot,
maar met fijnen spot, achtervolgd en tevens oogou-
schjjnljjk mot bowjjzon van diepen eerbied overladen
had, was scherpziendo gonoeg geweest, om dio wjj-
ziging in \'s Konings houding op to merken en to
waardeoren. Wjj hebben kunnen opmerken hoo snol
do Hertog soms wisselde van taktiek; hoo hjj, reden
hebbende om do Hertogin van Portsmouth to ha-
ton, oen verbond met Mylady do Castlomaino sloot,
maar hoo hjj, toon gono to sterk word bevonden
dadeljjk voor de overmacht besloton was te zwich-
ton on zich gedwongen had om aan do voeten der
machtigo Hertogin nodor to zitten. Hoo veel eer
kon hjj alzoo besluit on een vereerder van do opgnan-
do maan to zjjn, dio voor hom terstond oene zon
werd; hoe veel oor kon hjj zich con trouw dionaar
•Helaas, neon, Mylady! Ik heb reeds allos beproefd.
Die ring herinnert mü oen voorval, dat mij altjjd
nop doet huiveren..."
»En dat voorval moge u tolkens te binnon brengen,
dat ik uwe meestoresso ben, dio gehoorzaamd wil
zjjn zonder ondervraagd te worden. Ga thands, goede
Kato! on doo wat ik u boval."
Toen Mylady alleen was kon zij zich niet weer-
houden oen oogonblik te trillen; hot was toon dn
gestalte van Tom Buddie voor haren goost trad, Tom
Buddie, die, — zij had het scdort uit Karols mond vcr-
nomen wien zij het geheim ontlokt had, —op verzoek
van Ma\'am Carwoll gespaard was. Waarom had
deze voor dien man gesproken? Waarom? Zij had
zich dio vraag reeds herhaaldelijk gedaan, maar
nooit het andwoord daarop kunnen geven. In hare
gepeinzen werd zy gestoord door de uitnoodiging
van wege Zjjne Majesteit, om dien avond den ver-
trouweljjken raad bij te wonen, waarvan zij en Ma\'am
Carwell, «Buckingham en andere van do grootste
lichtmissen, bonovens do godinnon, die op dat oogen-
blik door do koninklijke gunst worden bestraald, de
leden waren. Zij vond oen uitgelezen kring bijeen;
zjj vond er allen, behalvo Ma\'am Carwoll, die zich
had laten verontschuldigen hetgoon den Koning niet
scheen te leur to stollen, daar hjj veel vrolijker en
doller was dan bij do vorige bijeenkomsten, toen do
Hertogin van Portsmouth tegenwoordig was. Hot
was laat in den nacht, toen do oude Rowloy met do
Castlomaino vertrok on Buckingham met con bonzend
hoofd zijn palcis botrad.
X.
Het lang toegezegde gomaskordo bal zou eindeljik
plaats hebben. Do Hortog van Buckingham had do
uitnoodigingon rondgezonden in zulke getale, dat hjj
roden had te onderstellon do ruimo zalen van Bue-
kingham-palois overvuld te zien. Hij had lang vooruit
het uitzicht op dit feest geopend on aller verwachting
gespannen, daar do vorstelijke mildheid Zjjnor Go-
nado to zeer bekend was, om niet op iets buitengo-
woons to zjjn voorbereid. Hoe groot do inkomsten
Zijner Genade ook waren, toch ondervond de Hortog
oogenblikkcn van spanning in zijno geldmiddelen,
daar do uitgaven moest in enne ongunstigo vorhonding
stonden tot zijne zelfs koninklijke inkomsten. Zoo
dus niet oen onverwachte bijstand waro opgedaagd,
zou het feest wellicht uog langer verschovon zjjn;
maar do verkoop van Hatfiold-manor on de betaling
van den koopprjjs in klinkondo munt of goode wissels
op Parjjs, had hom thands in staat gestold aan het
lang gekoesterde voornemen gevolg to govon.
Een der oersto gonoodigdon was Z{jne Hoogheid,
do Prins van Oranje, dio reeds meermalen bjj hem
of mot hom gospijsd had. Voor don opmerkzamon
beschouwer — en Karols hovelingen hadden voor
dorgeljjko belangrijke aangelegenheden do oogen van
den lynx — was er oene grooto wijziging gekomen
in de houding Zijner Majesteit jegens zjjn neef. Van
-ocr page 168-
2-Ki                                                                             MARY HOLLIS.
heid verstaan te hebben, dat Mijnheer van Beuuin-
gen zich niet meer ten hovo zoude vertoonen, en
gceiie gemeenschap meer onderhouden wilde mot
do ministers Zijner Majesteit.\'\'
• En ligt daarin opgesloten, dat Zjjno Edelheid
goen bul masqué meer zou willen bijwonen? Men
komt daar toch niet, om over politiek te spreken,
wel, Mylord?"
• Ik zie in, de woorden Uwer Hoogheid verkeerd
opgevat te hebben..."
• Liever de woorden van Lord Arlington, Mylord!
ik twijfel er niet aan of Lord Arlington zal reeds
met de verkeerde opvatting begonnen zijn."
Huckingham boog. «Ik zal pogen te herstellen
wat ik misdreven heb, en mijnheer van Penningen
zolf gaan uitnoodigen."
•Zou dat wel goed zijn? Zjjno Edelheid mocht
eens in een slechte lnim zijn... Mag ik over uwe
uitnoodiging beschikken ?"
•Te veel eer, Uwe Hoogheid!-\'                 ,
Huckingham zette zich neder en schreef eeuigo
hoffelijke regels, die hjj den Prins ter hand stelde.
• Uwe Genade heeft voorzeker meer gemaskerde
bals gegeven?" Huckingham boog. »Tcr eere mjj-
ner tante ook?" Dezelfde buiging volgde. »Dat
was een gast zoo als Uwe Edelheid zich er een moest
wenscheu! Vrolijk, verstandig, geestig... Al die
feesten hebbon welligt haar dood verhaast."
•Wol mogelijk," klonk het andwoord, terwjjl
\'s Hertogs gelaat daarbij 860 veel bctcekeneude uit-
drukking aannam.
• Ik begrijp u... Gij gelooft zeker ook, dat zjj
door vergif is omgekomen. Daar bljjft veel duisters
in die zaak."
• Die herinneringen moeten Uwe Hoogheid pijnlijk
aandoen. Hare Hoogheid, de Hertogin van Orleans
was eene schoone vrouw: en weinig kou ik denken,
toen ik haar aan boord bracht op de roede van Dover
en zij, op mijn schouder geleund, den scheepstrap
opklom..."
• Dus deed Uwe Genade haar uitgeleide?"
• Met Mylord Arlington I"
•Juist, dat heeft hij mjj verhaald. Maar vertoonde
zich toen al geen spoor van verzwakking bjj mijne
tante ? Zoo als Mylord Arlington mjj vertelde, verliet
men den 21ston Londen, en vertrok ntjjne tante eerst
don Sisten van Dover. Zeven dagen was zij dus
op reis!"
• Uwe Hoogheid veroorlovo mij eene terechtwijzing;
dat is niet juist. Hare Hoogheid was vrolijk en
geestig als altijd! zjj kwam dan ook reeds den 25sten
te Dover. Maar... de tegenwind vertraagde het ver-
trek, en men duidde het den wind niet euvel dat hjj
tegen was."
• Was het dan niet vervelend zoo lang in Dover
to moeten blijven? Daar is toch geen jacht naar
ik hoor."
Waarom glimlachte Huckingham tliands niet over
do onnoozele opmerking? Waarom verloor hjj
tliands de heerschappij over do radde en rappe
tong?
botoonon van een Prins, dio hom nimmer beleedigd
had en dien hy, om volo politioko redenen reeds,
aan zich wilde verbinden.
Liet hij dus do of\'lieieele uitnoodigingskaartcn
door zjjn Steward in groot kostuum, in de gele koets
gezeten, eu vergezeld door een viertal lakeien in
de Ituckinghamsche kleuren rond brengen, hij bc-
sloot Zjjno Hoogheid den l\'rins, die even als al do
anderen, reeds eene voorloopige invitatie ontvangen
had, zelf op ofticieele wijze te gaan verzoeken.
Dat was de reden, dat wij hem op het middag-
\' uur in Cockpit -house verschijnen en hem tegenover
den l\'rins bij het wanne haardvuur zien nederzitten.
• Ik zal zooals gewoonlijk een stille gast zijn, My-
\'ord!\'\' hooren wij Zijne Hoogheid zeggen. »Ik voel i
mij zoo weinig te huis bij die feesten... Ken bul
masqué
heb ik nog nooit bijgewoond."
•Uwe Hoogheid zal het met het verstand, dat haar
zoo zeer kenmerkt, eene dwaasheid heeten, maar als
Uwe Hoogheid in aanmerking neemt, dat de onge-
maakorde mensen zoo vaak niet is wat hij sehjjnt,
terwjjl hij den schijn aanneemt van zich te geven
zoo als hjj is en dat de gemaskerde misschien is
wat hij schijnt, terwijl hjj alle moeite heeft godaan
om zich te verbergen, dan zou in do dwaasheid
voor een bedaard beschouwer nog wol ernst kunnen
schuilen."
• Ken bedaard Iwschouwer zal ik wel zijn, maar
of ik zoo veel zal kunnen zien als Uwe Genade ver-
meeut, moet ik betwijfelen. Zal Uwe Genade ook
de gastheer zijn van den Hollandschen Ambassa-
dcur?"
•Lord Arlington had mjj in vertrouwen mede- i
gedeeld dat ik eene weigering zoude ondervinden." j
• Dus nog niet uitgeuoodigd? Ik weet niet, My- i
lord! of het mij dan wel voegen zoude van uwe uit-
noodiging gebruik te maken."
• Uwe Hoogheid zal dat toch niet in ernst moe-
uenV" riep Huckingham schijnbaar verschrokken
uit. «Ik zou de eer van haar bijzijn moeten derven,
omdat Mjinhecr do Ambassadeur niet kwam?"
• Vindt Uwe Genade dat zoo vreemd V Ik ben de
pupil geweest van do Hoeren Staten, die mijnheer
van Penningen hier vertegenwoordigt."
•Juist, Uwe Hoogheid, geweest."
• De dankbaarheid, Mylord, duurt bij mij ook na
de ontvangst van de weldaad voort," klonk het
eenigzius hoog van \'s Prinsen lippen.
•Wie zou er aan twjjfolen dio het voorrecht had
Uwe Hoogheid te mogen naderen\'!1 Maar zij ver-
gunne mjj di\' opmerking, die thans noodzakelijk
wordt om mij in do oogen Uwer Hoogheid zelve te
rechtvaardigen, dat ik meende volgens haar verlan-
gon te bundelen, door Mijnheer van Hcuuingcn niet
uit te nooiligen.\'\'
De Prins rimpelde het voorhoofd, en scheen tliands
een oogenblik blijk te geven van drift.
• Volgens mijn verlangen, Mylord V Den landge- |
noot, wiens grieven ik dagelijks vernam, zou ik won- I
schou te beloedigeu?"
•Lord Arlington deelde mjj mede van Uwe Hoog*
-ocr page 169-
MARY nOLLIS.
247
over familiezaken geraadpleegd. Bovendien was
mjjno tante immers door den Koning van Frankrijk
naar dit hof afgevaardigd...?"
• Zij was te geestig en to interessant voor cene
diplomate," andwoordde Buckingham.
»Ik meen toch, dat Mylord Arlington hctmijge-
zegd heeft. Ik begrijp niet wat hjj ermee bedoelde,
als het niet waar is."
•Het is verre van mij Mylords waarheidsliefde to
doen in twijfel trekken. Het kan zoo zijn, al weet
ik daarvan niets. Zijne Lordschap heeft het bestier
der Buitenlaudscho Zaken..."
•Kn gij wilt u daarmede niet bemoeien. Gij hebt
zeker aan de Binnenlaiulschegenoeg !\'\'zeide Willem,
terwijl hij met den tang het kolenvuur wat oppookte.
•Hot komt mij voor, dat gjj niot ingenomen zijt gc-
weest met de te Dover behandelde Biuncnlatidschc
Zaken, daar gij alle moeite deedt om er buiten to
bljjven."
Huckingham wist niet moer of hjj sproken dan of
hij zwjjgen moest. Het een en ander was even ge-
vaarlijk on kon hem in do engto drijven. Hij ver-
wonsehto don vraagal, die een groot kind of een
groot intrigant kondo wezen. Hjj vond \'t best om
eon geheel kleurloos andwoord to geven en zeide:
• Ik verzuim nooit er buiten to bljjven..."
•Toch wil ik wel wedden, dat gij er zelden buiten
kunt blijven. Mjjn oom schat uwe scherpzinnigheid
en uwe monscheukennis daarvoor te hoog..."
De Hollandsche boer verloor veel van zijne stugheid;
hjj verkreeg zelfs bevalligheid in de schatting van
Buckingham, dio zich nederig boog, en, doordrongen
van de waarheid van \'s Prinseu gezegde, andwoordde:
•Uet was altoos mjjn streven mijn Koning te dienen."
•Kn gij dieudet hem zeker te Dover ook. Wat heeft
men daar dan toch gekontrakteerd ?"
Het gelaat Zijner Hoogheid bleef zoo strak bij die
vraag, dat dezo eer onnoozol en argeloos dan vermetel
schoon. Buckingham, die zich eerst onthutst gevoelde,
herkreeg dan ook spoedig zjjno bedaardheid en
voordo Zijner Hoogheid beleefd toe:
•Mylord Arlington zou dienaangaande Uwe Hoog-
hoid kunnen inlichten."
• Dat is ook waar, gij bestiert alleen de Binnon-
landscho Zaken. Zeg mjj, Mylord, als de vraag niet
onbescheiden is, komt de Hertogin van Portsmouth
morgen avond ook op hot bal?"
•Ik hoop het, Uwc Hoogheid! Ik heb u wol voor-
speld, dat gij weldra de schoonste zoudt weten uit
te kiezen. Ik weet dat do Hertogin er naar verlangt,
Uwe Hoogheid nader te toeren kennen."
• Ik sprak haar eens. Zij is verstandig, maar scherp."
»Zjj zal tegenover Uwc Hoogheid het eerste voor-
zeker alleen willen blijven."
•Ik hoop het!"
Zijne Hoogheid stond op cu brak het onderhoud
af, juist nu het voor Buukingham zoo belangrijk
zoude worden. Slechts verzocht lijj nog ofdoller-
tog hem behulpzaam wildo zjjn in de keuze van eeu
kostuum. Als goode vrienden scheidden zij; do Prins
dankte hartelijk voor het vriendschappelijke besoek,
•Waar brachten Zjjnc Majesteit on mjjno tante toch
hun tijd mee door?"
•Mijnheer llovigny is een uitmuntend billard-
speler!" viel Buckingham snol in.
•De Fransohc Gezant ? Was hjj dus ook mee ge-
gaan? Ken edel gezelschap, on dat alles te Dover,
zes dagen lang! Hoe vernuftig mjjno tante ook is
geweest, toch zal mijn koniukljjko oom wol eens
gegeeuwd hebben."
»lk kan Uwe Hoogheid niet verzekeren dat dit
zoo is."
•Dan hebt gij mijn oom niet van nabij gadcge-
slagcn..."
•Juist, I\'we Hoogheid!"
• Kn wist de Hertog van Biickingham\'dan, dat zijn
vriend hem missen koude?anders zou hij. die de ziel
is van het hof zich zeker niet hebben verwijderd!"
•Ik zeg Uwe Hoogheid dank. voor hare vcreerendo
onderstelling!"hernam Buckingham in zijne ijdelheid
gestreeld. «Ik wist Zijne Majesteit ook in zulk een
goed gezelschap.."
• Dat men het uwe ontberen kou ? Maar me dunkt,
al waren mjjn oom, mijn tante en de Franschego-
zant ook bjjeen, dan kon men toch uw gezelschap
niet zoo licht ontberen. Hot was ook hard, dunkt
me, dat gij ze ontvluchttet en hot duidt juist niet
aan, dat het gezelschap mijner tante werkelijk zoo
hoog stond aangeschreven als ge straks verzekerdet."
Buckingham wierp die onderstelling verre van
zich en verzekerde dat hij beneden de waarheid was
gebleven hjj zjjn verzekering van do volkomenheid
der koninklijke Prinscsse. Hjj had dan ook zich
mogen verblijden in een veelvuldig verkeer met
Hare Hoogheid, want ieder avond was zij vrij, terwijl
de ochtenden besteed worden aan do behandeling
van zaken, welke buiten hem lagen, zaken misschien
van huisolijkon aard.
• Kn gij bezocht dan de omstreken van Dover,
zeker vergezeld van Mylord Arlington en den Fran-
schen gezant. Maar neon, ik herinner mij, go zoidet
mjj dat beiden mede die vertrouwelijke samenkomsten
bijwoonden."
Buckingham kon zich niet herinneren dat gezegd
te bobben; daar het echter wcrkeljjk gebeurd was
kon hjj niet mot zokorhoid betuigen, hot niet te
hohben gezegd, al had do wellevendheid hem vor-
oorloofd Zjjno Hoogheid die thands zoo luchtig aan
het praten was, tegen te sproken. Hij kon echtor
niet bovrocdon tot welke onderstellingen Zijne Hoog-
heid kwnm, nu zij niet werd tegengesproken.
• Maar had mijn oom dan zulke belangrijke zaken
mot den Koning van Frankrijk to bespreken?\'\'
Buckingham begreep niet recht hoe do Prins op
zulk oen gevolgtrekking was gekomen, en was bc-
vreesd weder te zullen hooren, dat hjj het straks
gezegd had, zoodat hjj Zijne Hoogheid ditmaal zjjno
bevreemding niet ontveinsde.
•Gjj zeidet mij toch," hernam de Prins, dat er
vertrouwelijke samenkomsten plaats hadden, welke
bygowoond werden door den Franschcn Ambassadeur
en Mylord Arlington. Kr werd dus zeker niet alloen
-ocr page 170-
MART HOLLIS.
248
voor de herhaling waarvan hij zich aanbeval, terwijl
Ruckingham, werkelijk opgetogen over \'s Prinsen
goedheid en gezelligheid, te verrassender naarmate
zjj minder verwacht werd. huiswaards keerde. Hij
zap reeds in het verschiet den Prins van Oranje zich
in do rij zijner vrienden plaatsen, en den aanvanke-
lijk >:oo stuggon, zoo bloodcn knaap geheel veran-
deren hij den Mik van een paar liefelijke vrouwen-
oogen.
Do ijle hand, die hem aan Mylady de Castlemaine
hechtte, werd nog jjler on vertoonde reeds eenigo
rafels.
Po Prins bleef niet lang alleen. Lord Arlingtnn
kwam hem mode een bezoek brengen. Deze was,
kort na \'s Prinsen onderhoud met den Koning, meer
teruggetrokken dan vroeger geworden. Hjj had dan
ook van Zijne Majesteit vernomen, dat de Trins had
oververteld wat hij hem in scherts—Arlington ver-
zekerde den Koning dat hij het als zoodanig had
doen voorkomen — had medegedeeld, en de Sokrc-
taris van Staat, die den jongen knaap nimmer ver-
trouwd had, nam zich sedert voor. hem nog min-
der te vertrouwen. Na de onverwachte redding uit
den geldnood, had Zijne Majesteit het voor het
oogenhlik opgevatte denkbeeld van een bondgenoot-
schap met de Republiek opgegeven, on had Arling-
ton, die niet meer geloofde en behoefde te geloovcn
aan eene geheime bedoeling der Republiek, de l>e-
zoeken aan don Prins zoo niet gestaakt, dan toch
verminderd. Zijne Hoogheid liet niet blijken dat hij
iets bespeurde, was altijd zeer beleefd jecrens My-
lord, en had zelfs eens do openhartigheid, tegen
Mylord over Mjjnhoer van Reuningen to spreken,
dien hij afschilderdo als con edelman, die het wel
met zijn vaderland meende, die echter, plns rnt/alhtt\'
q\\ie Ie mi,
altijd nog meer wilde verkrijgen dan zjjno
meesters zelfs eischten, maar... zoo als allo driftigo
menschen. na de drift wel eens zwak kon zijn. Sinds
die mededeeling begon Arlington zjjno bezoeken wo-
der te hervatten, overtuigd dat hij, dio den Holland"
schen gezant weinig meer sprak en alleen ellenlange
memoriën met hem wisselde, van den Prins het een
of ander van vriend van Beuningon vernemen kon.
Het tegenwoordig bezoek was dan ook niet geheel
onvruchtbaar. Hij vernam, dat er bij den Ambassa-
denr brieven, zeker nieuwe instruktiën inhouden-
de, uit don Haag waren aangekomen, waaruit Ar-
lington, gedachtig aan de wolkome mededeeling,
door den Prins aangaande van Pouningens vorhou-
ding tegenover zjjno meesters gedaan, afleidde, dat
do niouwo instruktiën do eischen van den halstu-
rigen Amsterdamschon burgemeester oer lager dan
hooger stemmen zouden en hjj de zaken niet tot het
uiterste zoude willen drjjvon, zoo als hij den schjjn
aannam van te zullen doen.
Zjjno Hoogheid zinspeelde vorder nogmaals op
het schjinbaar bij haar zoo gelief koosdo onderwerp:
do verrekening der golden, hot huis van Oranje
toekomende, on bcspourdo tot haar innige blijdschap
eenigo meordoro goneigdhoid om tot eeno godoel-
tcljjko voldoening over to gaan. Slechts word er
weder door Arlington gesproken van de groote ge-
negenheid Zijner Majesteit, die naar eenc gelegen-
hcid zocht om zich to toonon, en zich voorzeker
toonen zou, zoo Zijne Majesteit slechts de overtui-
ging erlangde, dat de persoon, dien dat alles gold,
werkelijk de ondersteuning verlangde en er toe wilde
medewerken do gelegenheid te vinden. Dat alles
was nu wel duidcljjker dan vroeger, maar bljjkbaar
den Prins nog niet duidelijk genoeg, daar hjj op al
dio uitnoodigingen en aanlokkingcn om zich to
openbaren, zweeg, en zo aanhoorde als kwamen zjj
in de Griekschc taal tot hom. Arlington voor ook
niet voort, daar hjj besloten had, niet wodor do
oersto to zijn in het maken van konfidentios. Hjj
maakte zich gereed te vertrekken. Willem goleiddo
hem tot aan de deur, gaf hom vriendschappelijk do
hand en vroeg op den drempel staande: »Is Uwe
Excellentie altjjd nog ann het korrospondecren met
Zjjno Edelheid?"
•Wij schrijven elkander lange memories waarbij
Zijne Edelheid niet altijd in het oog houdt, dat zjj
het woord richt tot Zijne Majesteit. Uwe Hoogheid
kan, zoo zij dat noodig keurt. Zjjno Edelheid van
deze mjjno opinie doen kennis dragen."
»Om twist to stoken? Ik heb belang hjj den
vrede. Uwe Excellentie vergevc hot Mjjnheer van
Penningen, en bcdenko dat do veldheer to meer
liehoefte heeft aan vertoon van kracht, naarmate
zjjn leger zwakker en dat zjjner tegenpartij sterker
is. Ik heb dat wel eens gelezen."
Arlington dacht do laatste woorden gewichtig
genoeg om or over na to denkon. De kracht van
Mjjnheer van Reuningen zoude dus wel eens moor
schijn dan werkelijkheid kunnen zjjn!
Na het vertrok van Arlington deed do Prins zjjn
karos voorkomen, on rood hjj, hoewol door Widerts
tegen do felle koude gewaarschuwd, van twee II00-
ron uit zijn gevolg vergezeld, naar do woning van
Mjjnheer van Beuningon. Hjj vond dezen, wicn
het bozoek cenigzins onverwacht scheen, niet in do
beste luim.
Er waren brieven uit den Haag aangekomen,
waarbjj sterker dan ooit werd aangedrongen om do
loopende zaken to regelen, om do onderhandelingen
ten einde to brengen, en herstel to verkrijgen van
de bestaande en telkens vermeerderende grieven.
Mijnheer do Witt was onderricht, dat Lodewjjk
XIV troepen bjjeen trok en tocbercidsolen maakte
als voor een veldtocht, en daarop grondde zich zjjn
verlangen om te weten, wat de geheime bedoeling
van het Engelscho kabinet was. De brief in qjfor-
schrift, door van Beuningon hot laatst geopend,
lichtte reeds het bevreemdende van de eorsto mis-
sivo oenigormato too, daar hjj de machtiging in-
hield om iets, zelfs veel, too to goven, zoo een vor-
bond op do daarhjj aangoduido grondslagen tot stand
konde komen. Mijnheor do Witt wildo licht in hot
duister. Word do voorslag tot hot sluiten van con
nieuw bondgenootschap goweigord, dan ging er aan
het Engelscho hof iets om wat togen do triplo al-
liantic aandruischte, on, bij do tocbercidsolen van
-ocr page 171-
HAKT HOLLIS.                                                                     049
Frankrijk, aan ocno samenwerking van beide rjjken
kon doen denkon. Do pozitio van Mijnheer don
Ambassadeur was niot van de aangenaamste, maar
had voor iomant van zijne politieke bekwaamheden
veel belangrijks en aantrekkelijks. Hjj wist hoo de
geldnood als een kanker door het lichaam van het
Vorcenigd Koninkrijk hcenwoeldo. en dat lichaam
als tot onmacht veroordeelde, maar hij had nictte-
min met eenigen schrik het bericht vernomen van
do Koninklijke gift, door Zijne Majesteit nan de
Hertogin van Portsmouth gedaan, oen gift, die
den Koninklijken goldkoffer niot als gants uitgeput
kon doen beschouwen. Op dien geldnood had hij
echter zijn plan van aanval gebouwd, en, wanneer
die niet aanwezig was, misto de ervaren generaal
zjjn krachtigsten steun. Hoo goed toch zou hij de
Republiek hebben gediend als hij, partij trekkend
van de ongunstige omstandigheden waarin het En-
golschc hof verkeerde, alles zocht te verkrijgen wat
zjjno lastgevers begeerden, zonder de opoffering,
waartoe zij bereid waren on hem hadden gomach-
tigd. Nog vervuld van zijne l>erekeningen on ovcr-
wegingen, ontving hij den jongen Prins afgetrokken
en verstrooid. Het brein lïeheorseht door vraag-
stukken van den belangrijksten aard, moest hjj ook
wel cenigen wrevel toonen, toen Zijne Hoogheid,
dio nog wol eenig gewicht aan zijne boodschap
scheen to hechten, hom do uitnoodiging van den
nortog van Buckingham voor een Iml masqué over-
handigdo.
»Tk zal zien of ik geen l«<lot heb. Men is wel
zoo beloofd mij twoo dagen tjjd tot bedenkon te
geven; als het slechts twee uren waren, hetgeen
het geval had kunnen zijn zonder uwe tussehon-
komst voorzeker, dan zou ik dadelijk kunnen
weigeren," zeido hjj verbolgen.
»I)o lato uitnoodiging berust op een misverstand,"
hernam de Prins. «T,ord Arlington, door een ver-
keerde opvatting van eenige opgevangen woorden
misleid, ried af 11 uit to noodigen. Ik ben zooge-
lukkig cono lompheid to voorkomen."
»Ik zog Uwe Hoogheid dank; ik voel mjj f»e1uk-
kig zulk eon bondgenoot te bezitten. Dus Lord
Arlington wonschto mjj dio boleediging niot to bo-
sparen? Ik zeg u dank voor do medcdeeling. Ik
zal niot komen."
»En het hof gelegenheid geven om kennis te be-
komen van uwe... geraaktheid, hot hof, dat er zich
weder vroljjk moê zal maken?"
•Het hof is zeer vroljjk. Ieder op zjjne beurt moot
de stof or too lovoron. Ik getroost hot mjj ook
oons."
•Mijnheer vnn Beuningen dood hot, goloof ik,
reeds dikwerf," hernam do Prins stout.
Van Beuningen wenddo snel hot hoofd om en zag
den knaap aan. «Het staat aan mjj te woten wat
de Ambassadeur Hunner Hoogmogenden behoort te
doen of to laten," zoido hjj scherp.
•Dat is zoo, Mijnheer! stond hot aan mjj, dan
znudt gjj niot weigeren to komon. Ik durf raad
geven, Mijnheer! omdat ik van lieverlede dit bof
van nabij heb leoren kennen, omdat ik veel hob
hooren mompelen wat mjj als Hollander pjjn deed,
Mijnheer!"\'
• Wat hoorde Uwe Hoogheid?"
• Onder anderen, dat Uwe Edelheid te vorgeljjken
was bij een Generaal, die, in een vesting opgesloten,
j altijd sprak van in hot open veld te zullen nanval-
•en en die, zoo dra hij zich in het open veld ver-
toonde, altijd beleefd terugtrok. Ik hoop niet, dat
Uwe Edelheid het mij kwalijk zal nemen dat ik zoo
trouw overbreng wat ik hoorde "
Van Beuningen liep driftig het vertrek op en no-
der. Het rond gelaat was hjjkans blauwachtig pur-
per geworden; en do aderen, als overladen met
het ziedende bloed, waren opgezwollen.
•Zij bobben geljjk, ik verdraag te veel; ik was
to geduldig!" prevelde hg. »l*wc Hoogheid heeft
mjj zoo overstelpt mot politieke zaken geacht, dat
zjj mjj niet hooft willen bomoeioljjkcn met hare pri-
vate. dio ik toch zoo gaarne had helpen bevorderen.
Mag ik wel do vrijheid nemen to vragen of zjj hare
wenschen voldaan on hare vorderingen ingewilligd
ziet?"
•Mijnheer, ik ben nog oven ver als toon ik hier
voet aan wnl zette. Men heeft mjj honderd duizend
pond beloofd zoodra eonigo gohlon, waarop men
het uitzicht heeft, geïnd zijn, maar... ik vrees dat
die gelden nooit geïnd zullen worden. Wat de sohat-
kist bezit is in vast goed belegd... zoo als H.itfield-
manor..."
•Hooft Uwe Hoogheid dat kunnen merken ?" vroeg
van Beuningen, vriendelijker dan hjj nog geweest was.
• Ik weet het door het niet betalen mjjner vordc-
ring. Mijnheer van Beuningen!"
•Heeft men in do laatste dagen mot u ovor do
zaken der Republiek gesproken?" vroeg do gezant
zelfs beleefd.
•Nu ik gevraagd word mag ik andwoorden, Mijn-
heer ! Men heeft mjj wel nimmer verboden daarvan
to spreken, maar ik begreep toch. dat die inededee-
ling vertrouwelijk was. Toen ik met den Koning
in den tuin wandeldo — hot wns dien morgen dat
Uwe Edelheid in do vertrekken van do Hertogin
van Portsmouth stond...
•Ja wol. ik herinner mjj."
•Deed Zjjnc Majesteit mij den voorslag mjj mot
eene zonding voor Mijnheer de Witt te belasten.
Hjj handelde buiten zijne ministers om."
•En wat wilde hjj?\'\'                                        ^
•Eon bondgenootschap met do Republiek."
•Tot welken prjjs?"
•Dat kon ik niot recht begrjjpon. Ik goloof ovon -
wel, dat men geld zoude vragen."
•En wat andwoordde I\'we Hoogheid?"
•Dat ik mjj niot bemoeide met politiek: dat het
mjj niet voegde."
•Uwe Hoogheid andwoorddo zeor goed; ik had
echter gewenscht, dat zjj mij daarvan medcdeeling
had gelieven to doen."
•Ik had godacht, dat mijn oom hot zou gedaan
hebben on dan bloef ik or geheel buiten. Nu Uwo
-ocr page 172-
250
MARY HOLLIS.
Edelheid daarvan echter spreekt, mag ik niet langer
zwijgen. Zou (Jwe Edelheid na dit alles nog bij haar
besluit blgven, om niet naar het hal van don Hertog
j van liitckiiighnm Ie gaan?1\'
Mijnheer van Penningen was reeds besloten wél
te gaan, maar vond het onnoodig den knaap van
zijne plotselinge verandering, die hij maar al te spoe-
diir aan zijn invloed zou toeschrijven, te doen blijken.
Hij gaf daarom alleen to kennen dat hij er over
denken zou en don Hertog van Ruekingham nog wel
vóór den aanvang van hot bal van zijn besluit zou
doen konnis dragen. »Ik zeg Uwe Hoogheid in-
tusschon dank voor de betoonde dienstvaardigheid,
on ik hoop hanr spoedig tcbewijzon dat ik orkentoljjk
weet te zijn. Mjjnheor de Witt heeft mij verzocht
u zjjn groeten over te brengen. Hij roomt zeer de
voorzichtige houding, door u aan dit hof aangenomen
en ltect uw gedrag boven uwe jaren verstandig."
• Dat mijnheer de Witt dit schrijven kon heb ik
gewis aan l\'we Edelheid te danken, die aangaande
mijn persoon goedgunstig rapporteerde! Ik zog tl
hartelijk dank Mjjnheor van Heuningen! Is er ook
nieuws uit don Haag of uit Amsterdam?"
•Hoeft Uwe Hoogheid mot do laatsto post zelve
goono brieven ontvangen?"
•Ja wel; maar er stond geen nieuws in."
• Het zal or dan ook niet zjjn. Jonkheer van Orsoy
is gestorven: lijj laat oen vrouw met zeven kinderen
doodarm na. Do man hoeft alles verspeeld."
•Dat is verschrikkelijk: maar liü hoort tot ecne
goede familie: do Hoeren Staten zullen toch wel wat
voor weduwe on kinderen doen."
Nog oenigon tijd bleef hot gesprok OVOT dergelijke
onderwerpen voortslepen. Eindelijk roos Zjjne Hoog-
hoid op, on de Ambassadeur dood hom uitgeleide
tot aan don benedentrap, waar de beide edellieden
dos Prinsen hun jongen moester verbeidden.
Mijnheer van Heuningen zette zich aan zijn sehrijf-
bureau en stolde zelf oeuo memorie, waarin hij zich
weder kennen dood als don veldheer, die oen aan-
vul wildo, ditmaal echter met het vaste voornemen
om bij do eerste gelegenheid ook aanvaller te z ij n.
Nog altijd was hij de vriend van Monmouth en de
zijnen: nog altjjd ondervond hij de bewijzen van den
opgang dien hjj maakte onder do schoone Ladios
van hot hof, van do achting, waarin hjj stond bij
do edellieden van den fa-ihion. Hij kon niet bovroedon
dat er éon was, dio hem moor en moer met ergernis
gadesloeg, een, dio roods eenmaal oen bewijs had
gegeven van zijne weinige ingenomenheid met Charles
hetgeen echter door dezon als voorbijgaande word
aangemerkt. Dio oon was de Koning, die bijkans
iederon dag van Mylady Castlemaino oen nieuw bljjk
vernam van de genegenheid der Hertogin van
1\'ortsmouth voor oen zeker iomant, dio geen ander
kon zijn dan Charles Digby van Hallam-Castlc
Wrevelig in do hoogsto mate was hij dan ook zijno
vertrekken ingetreden. Niet alleen do plagerijen van
don bcvelvoorondon officier hadden hom gehinderd,
maar ook zoo vele andore omstandigheden nog, dio
zijn toestand op dat oogenblik verre van benjjdens-
waardig doden zijn. Hij was reeds voor een aanzienlijk
liedrag de schuldenaar van den Hertog van Bucking-
liam: hij had roods bij herhaling geld geleend van
Mylndy de Castlemaino, wier toon altoos spottender,
losser en bcleedigonder word. Hjj was Zijno Majestoit
genaderd on had, gedachtig aan do herhaalde vor-
maning zijns vaders, de grieven van zijn geslacht
opgesomd on do teruggave van do goederen zijns
gedachte, bij de rebellie verloren gegaan, verzocht.
En Zijne Majesteit had trotsch geglimlacht on hem
geandwoord, dat hij hem even goed oen of ander
stamslot uit do maan zou kunnen verzoeken, want
dat do tegenwoordige bezitters de eigenaars waren
geworden en hij do Koning van allen en niet alleen
van de Dighvs was. In don maalstroom van ver-
makon en verstrooiingen had hij haar vergeten, aan
wie hij iu oen oogenblik van somberheid on neor-
slachtigheid dacht en wel mot wroeging dacht. Mary
had hij vrgeton te bezoeken, voor Mary had hjj
vergeten to zorgen, Mary, dio zooveel bjjstand be-
hoefde, om niet nog dieper te zinken. M aar was
Bij wel zoo diep gezonken als hij dacht? Haarplot-
soling verdwijnen was nog niet verklaard; zoo hjj
haar bezocht had, dan zou hij wellicht alles weten
on overtuigd zjjn geworden, dat zij niet zoo verandord
was als hjj. Do gestalte van Mary trad hem bjj dio
gedachte weder voor zijn goost, on tolkcns schoonor.
Hjj kon het verlangen om haar te zien gcon weerstand
bieden on drong zich nogmaals naar Mr Wilkins to
gaan. Do korte boodschap, door don winkoljongen
namens zijn meester gegeven, dat Mary daar niet
meer was, deed hom verschrikken. Hoe hjj ook vroeg
waar zij zich bevond, hot andwoord bleef men schul-
dig, daar do jongen niets wist en do baas niet te
voorschijn kwam. Alles, alles keerde zich tegen hem.
Alles? Daar lag op zijn tafel weder een geparfumeerd
briofjeu van de welbokondo hand. Do onbekende
vrouw, dio hom lief had, maar hem in tien dagen
geen toeken had gegeven van haar bestaan, die
door haar stilzwijgen zijn verlangen naar oen tweodo
samenkomst op don folter deed spannen, had eindelijk
weder geschreven. Buckingham, Castlemaino, Mary
Charles Digby was juist teruggekomen van oeno
exercitie, die in do laatsto dagen dikwerf gehouden
werd en waarbij hein do zwaarste taak werdopgo-
logd, zonder dat lijj ooit aan zjjuo superieuren, die
toch voor een tiental dagen zoo zeer met hem ingo-
nomen schonen, kon voldoen. Hot schoon, dat er
oen geheime toeleg bestond om hom te plagen en te
kwetsen, on zoo verre hem liewust was gaf hij daartoo
toch geen rodeo, Hat hij, na oen avond in den klidj
gespeeld en gedronken of oen halven nacht iu den
foyer van (\'oventgarden doorgebracht to hebben, den
volgendon morgen dof van hoofd en traag van voet
bleek te zijn, was toch goono voldoende reden voor
don smaad zjjncr superieuren, dio immers moestal
zjjno feestgenoton waren goweest?
-ocr page 173-
MARY HOLLIS.                                                                           251
•Mylady!" zoide Charles met van toorn trillende
stem, «ik zal mjj kleeden zooals ik het verkies, en
nicmant anders dan ik zelf behoef voor mij verand-
woording af te leggen."
•Bedaar! Zoekt ge werkelijk twist? Ik meen het
goid met u, weerspannige! Dat gij mij niet begrjjpt
en doorziet! Dat ge niet hebt kunnen opmerken,
dat mijn hart geheel anders gevoelt dan mjjn woor-
den doen vermoeden. Of gelooft ge, dat ik niets
andera wensch te zijn. dan de speelbal van anderen
en ik mij reeds tevreden moet stellen een oogenblik
bemind te zijn ?" De toon was geheel gewijzigd: hnar
oog was weder smachtend op hom gericht, en Charles
sloeg het zijne neder. «Gjj kent het vrouwenhart
niot, Charles, als \'ge niet gelooft dat het bloeden
kan, terwijl de lach op de lippen klinkt. Ik ben tot
U gekomen, — vroeger kwaamt gij tot mij. Charles! —
om ernstig mot u te spreken. Ik heb geleden. Charles!
Ik heb mij te sterk gevoeld toen ik in uw eigen
belang en om uwe bevordering niet in den weg to
staan, u aanmoedigde de onbekende, die u liefheeft,
to aanbidden. Mijne liefde was zonder zelfzucht dacht
ik, maar neen, alle liefde is zelfzuchtig, hoe zou do
mijne voor u het dan niet zijn? Charles, ik bemin
u oven als altijd: bemint go ook mij? Andwoordt
go ja, verdrijf dan het beeld van de onbekende uit
uw hart."
•Het is slechts een vriendschap, Harbara! die onze
genegenheid geeno schade kon doen," zoido Charles
bijkans zonder te weten wat hjj zoide, zoo zeer was
hij vernist.
•Gij bedrieurt mij. Op dit oogenblik zelfs hebt gij
een nieuw onderpand harer genegenheid in de hand.
Er zal weder een samenkomst zijn, en die vrouw
zal u weder bidden mij te schuwen en mij belasteren,
zonder dat ik mij verdedigen kan."
De walging, die zich soms van Charles meester
maakte bij de gedachte aan die wulpscho vrouw, do
onverschilligheid, waarvan hij straks een blijk
meende gegeven te hebben, verdween. Voor een
oharakter als van Charles was het zoo moeiolijk
zich niet gestreeld to gevoelen bij zulk eene ja-
loezjj! Hij kon bovendien do overleggingen van
het harte dier vrouw niet volgen. Het was hem
nog niet duidelijk geworden, dat hjj tot dusverro
oen werktuig in de hand van Huckingham en do
Castlomaino geweest was, en dat, hij voor dezen
was geworden wat vroeger de schoonste nkteur van
Lmden was geweest. Zij had hem toegestaan, do
onbekende lief to hebben, zoo lang zjj hoopte daar-
door Ma\'am Carwell een strik te spannen; zjj had
echter thands een ander middel gevonden, dat on-
eindig krachtiger koude werken en daarom gunde
zjj hare mededingster den knaap zelfs oen oogeu-
blik als lokaas niet.
Toen zjj op het briefjeu duidde, dat hjj in do
hand hield, was zijne eerste beweging het to ver-
bergon. Hoc volmaakt edelman hjj ook geworden
waro, hij had den ouden Charles nog niet kuuiien
uitschudden, want die beweging gaf juist bjj die
vrouw voedsel aan do gedachte, die hjj wildo doen
allen waren vergoten toen hij het briefjeu opende.
Hü las: «morgen zal ik in Buekingham-palcis zijn
gekleod als een paytanne vanKatalouië: roodsatjjn
vest met goud passement; zwart, (luweelen rok, zij-
don kousen on rood marokijnen muiltjons; op liet
hoofd een rood lluweelen baret mot gouden kwast.
Om gants bijzondere redenen verzoek ik u vooral
to letten op een wit zijden lint, dat ik als armband
aan de rechterhand zal dragen. Vergeet vooral
niet daarnaar te zien: veel hangt daarvan af; vor-
goot dit alzoo niet. Ik hoop u lang to spreken en
11, zoo go twijfelen mocht, te verzekeren van mijne
liefde. Tot morgen, mijn vriend! Geheimhouding en
voorzichtigheid, want de achterdocht is opgewekt.
Vaarwel, vaarwel 1"
Charles was zijne vervoering geen meester; hij
drukte het briefjen aan do\' lippen, maar er stonden
nog eenigo regelen. »Ik zou bijna vergeten, dat ik
moet weten hoe gij gekleed zult zijn. Kies liet kostuum
van den bandiet. Donker groen vest en broek: een
zwarten hoed met puntig oploopende bol, waaraan
een roodo veder moet gehecht worden. Tot morgen,
mjjn vriend!"
In zijne lezing vordiept had hij niet gehoord, dat
do kamerdeur zachtkens was opengegaan. Aan den
zwareu voetstap .die den vloer deed trillen, bespeurde
hy echter de stoornis, en voorzeker zou de ontvangst
van den ongenooden gast niet zeer beleefd zijn ge-
wecst, wanncor een andere dan Mylady de Castlo-
maine hom genaderd ware. En ook dozo word slechts
gedwongen vriendelijk verwelkomd.
•Zoo, mijn jongen! ik ben blijde dat ik u in leven-
deu ljjve voor mij zie; staak uwe overdreven beleefde
begroetingen en geef mij een stoel. Ik ducht dat gij
in allo stilte u luidt laten begraven en mij er niets
van hadt laten weten, om mij zoo laat mogelijk wan*
hopig to maken. Dus zijt ge al dien tijd gezond ge-
weest, mjjn dappere ridder?\'\'
•Zoo als Mylady zien kan, ben ik nu ten minste
gezond."
•Dat is zeer voorzichtig gozegd. Dus hebt ge geen
verkoudheid opgedaan bij uwe nachtelijke tochten?
Loochen maar niet, dat go een der dapperste ridders
zijt zoodra de nacht invalt, dapper en zeker goluk-
kiger dan in den klub. Hebt go ook geld uoodig,
mjjn beste? Ik geloof hot haast niet, want ge zjjt
zoo innemend bescheiden op dit oogenblik." .
•Mylady! het geld dat gij leeudet zal het eerst
worden terug gegeven. Ik wil zoo edelmoedig zijn
om niet to beweren, dat die enkele guinjes het loon
zjju van bewezen dieustou."
Charles was voortreffelijk bij deze sarkastischo
woorden; do eerste wellicht, die hy nog ooit had
gebezigd. Mylady voelde do naaldpunt tot in haar
gebeente: daar zjj zich echter in hare ironie het
sterkst achtte, bleef zij zich behcerschen en drong
zjj den opkomenden toorn terug.
•Gjj zijt wol edelmoedig mijn jongen! en ik zal het
ook zjjn door al do strikken mijner geldbours los te
maken Hebt ge ook geld uoodig voor morgen? Go
moot er goed uitzien; mjjn oer is er mede gemoeid."
-ocr page 174-
MARY HOLLIS.
252
•Voelt go u ongelukkig?" vroeg zjj mot oenigen
Jpot. »Go zjjt toch een wellevend ridder. Jammer
dat de onbekende uwe klacht niet hooren kan! Go
zjjt ong;lukkig. Nauwelijks cenige weken zjjt go
alhier en go zjjt reeds opgemerkt. In dubbel zoo-
veol tjjd zet zich de vrucht gewoonlijk eerst aan
den notenboom, en gjj zjjt in de helft van den tijd
roods een noot, die ontbolstord is."
•Mylady, ik heb thands lang genoog uwen schimp
verdragon! Hot is of gij woot waar ik het zwakst
bon, om mij daar to grieven. Is dat uwe liefde?
Is dat liefde? Gave God dat ik u nimmer had ont-
moet, want ik zou alsdan minder to blozon hebben
over mij zolvon. Gjj zjjt voor mij geweest, wat
gister avond Ellon Danson voor iodor wildo zijn!"
De toespeling was grof, toch deed zjj Mylady
niet blozen. Slechts do vlammende blik, dio altijd
zoo onheilspellend was, lichtto wcdor uit die oogen
en daarbjj werd thands een glimlach zichtbaar, dio
aan hot golaat eono ijzingwekkende uitdruk-
king gaf.
•Mjjn lievo Charles! op straffe van u nogmaals
op do zwaksto plaats to wonden, moot ik u berin-
noren, dat ik mij over con zokero noot ontfermd
heb, en ik do goedheid had haar niet alloen to
ontbolstoron, maar ook to kraken. Go beloofdet
een noot to zijn, zoet van smaak; maar mocht het
blijken — ik ben wel zoo bescheiden van te wil-
len zeggen dat het nog niet gebleken i s — dat zjj
de moeite van het ontbolsteron niet boloonde, dan
werpt men haar weg, zoo men haar al niet ver-
trapt. Toch zal men niet kiinnen zoggen, dat do
Castlcmaino spoedig hare gonegenhoid vorgoet
on aan hare? vooton nederwerpt wat eenmaal aan
haar hart rustte. — Vrees dus niet, mijn schoone
jonker! Uwo harde woorden ben ik reeds wcdor
vergoten."
»I)at ik dat moot vordragon!" mompelde Charles,
dio do tanden op elkaar klemde en zich met do
vuist voor het voorhoofd sloeg.
Mylady wondde geen oog van hom af. Hij had
gewaagd haar to wonden; zjj vorgaf het hom niet,
maar do band dor zinnelijkheid dio haar aan hem
hechtte, was daarom nog niet geheel stuk gereten;
zij vergaf hem do beleedigendo woorden niet, maar
toch gaf zij hom nog uict prjjs, zou zjj niet toola-
tcn dat hare mededingstor hem bemachtigdo. Bo-
vondion kon hjj haro plannen dienen, betor dan
ooit dienon, want hot gevaar waaraan de uitvoering
van haar wil hom blootstoldo on waaraan zjj hem
vroeger niet zou hebben willon wagen, duchtte zjj
thands niet meer voor hem. Hij mocht vallen in
haro dienst, zoo slechts do andere hom dan tevens
verloor.
«Charles, hoo gaat hot uwe boschormolingo?"
vroeg zjj na oen oogonblik zwjjgetis.
Do afleiding was heilzaam, al wekte zjj een
nieuwo bittoro gedachte op.
»Ik weot het niet!" klonk hot kort.
•Weet gjj \'t niet? Hebt gjj haar dan niet sinds
kort bezocht?"
verdwjjnon. Zij strekte er dan ook de hand naar
uit, maar Charles ontweek hare greep en bracht
zijn kleinood in veiligheid.
•Kunt go voor mij geheimen hebben. Charles ? O
dan bemint gjj mij niet meer!"
Flet kwam hem plotseling, bij den schuinsehen
blik op haar geworpen, voor, als of zij tien jaren
verouderd was, als of do jonge lieden die van liaar-
annstamiden herfst spraken, welke alleen van een
gewonen herfst daarin onderscheiden was, dat er
bij haar niets te oogsten viel, gelijk haddon. De
tederheid dier vrouw werd hem lastig; toch had
hij de zelfbeheersching te zwijgon en door geen
woord van zijne innerlijko gezindheid te doen blij-
kon. Myladys oogon vlamden, terwijl zij zich op
de lippen beet. Ook deze dreigde haar te ontsnap-
pen, maar toch niet vóór hij haar ten volle ge-
diond had.
»Ik wil niet in uw geheimen dringen, mijn vriend!
en dit te minder omdat het gcene geheimen voor
mij zijn," zeide zij op haren gewonen toon, welke
met eonige ironio was gemengd en geen zweem
van de zoetheid had, die Charles straks zoo had
verdroten. "Gij zult uwc schoone onbekende, die
uwo vriendin alleen achter een masker wil zijn,
morgen op het gemaskerd bal ontmoeten; zjj geeft
ii daar kennis van. Hoe lief zal zjj er uitzien als
een payssanne van Katalonië!\'1
«Hoe komt ge daaraan?" riep Charles verrast uit.
«Niet waar, ik weet veel, ik weet soms te veel."
Charles kon niet vermoeden dat Mylady van hare
trouwe Kate vernomen had, hoe Ma\'am Carwell zich
maskeren zoude. Po verwondering van Charles gaf
haar zekerheid, dat zij goed had gegist, en tevens dat
Ma\'am Carwell en de onbekendo dezelfde waren.
»(iij ziet dus dat ik alles weet, en dat ik, toon
ik straks voorgaf niets te weten, uwe vriendschap
voor mjj slechts op do proef wilde stellen. Ik ken
ihands don omvang der vriendschap on genegenheid,
maar gcene verwjjten moor, die mij te klein in
uwe oogon zouden maken on u zolvon wellicht al
te groot!"
Deze spoldeprik bleek betor invloed to hebben
dan de zoete vleierij van oen oogenblik to voren,
want Charles bleef thands niet zwjjgen, maar and-
woorddo: «Barbara, gij moest overtuigd zijn van
mijno gevoelens: maar or is zoovcol wat mij afleidt,
wat mij mij zolvon doet vergoten. Barbara, ik
voel mij ongelukkig!"
Hij kende do vrouw, dio tcgonovor hem zat, al
zeer weinig, indien hij vermoondo dat zjj hom troost,
dat zjj hem vrede zoude kunnen aanbrengen. In
haro armen bracht zij bedwelming on oen vorge-
ton van zich zolvon aan: maar om vredo to bieden
waar wroeging, voor het minst onrust, door zolf-
verwjjt, door onvoldaanheid met zich zolvon, gevoeld
werd, daarvoor moest zij do zedelijke oorzaken van
het zieleleed dat daar geloden word kunnon naspo-
ren, daarvoor moest haar hart roiner en heiliger
indrukken ontvangen en dan ook govcn kunnen
dan waartoe het in staat was.
-ocr page 175-
2.\'»3
MARY HOLLIS.
den mijnen: zeg haar dat zij dadelijk terugkeert
en niet hier vertoeft, Waar hebt ge haar gebuis-
vest, Mylady?"
• Waarom, mjjn vriend? Is het u niet genoeg to
weten dat zjj veilig is, veilig zelfs voor u en uwe
uitstekende vrienden V"
•Maar waarom haar langer bier to doen blijven,
nu de reden van baar verblijf il vervallen? Zij is
alleen naar Londen gegaan voor haar vader, niet
waar? Eu hier is zij verdoold, zjj, in hare ceu-
\'voudigbeid. Zjj is mishandeld uidet gij; door
wien ?"
• t\'w geduld heeft dagen gewacht om baartebe-
zoeken, en uw ongeduld laat mjj thands bijkans
geeno sekondo tjjd tot spreken. <ijj zijt beminne-
ljjk in uw lierouw, Charles! Zij is niet vrijwillig
naar Londen gereisd; zij is ontvoerd; zjj is weken
gevangen gehouden; zjj is mishandeld."
• Door wien dan toch?" riep hij in de hevigste
drift.
• Door uw vriend BuckinghamI"
Even als do opkomende donderwolk eensklaps
het landschap van toon doet veranderen, deed bet
vernemen van dien naam de uitdrukking van zjjn ge-
laat verkeeren. Waren do zenuwen gespannen, was
het bloed hem naar do wang gestegen, flikkerde
het oog, thands scheen de zenuw haar veerkracht
verloren to hebben, was bet gelaat doodsbleek, stond
het oog mat.
•Buckingham!" herhaalde lijj gesmoord.
• Ik begrijp uwe smart, mjjn vriend! Het onscbul-
digo kind is mishandeld, zoo als slechts zelden
do ruwste kracht bet waagt, en gjj kunt do belee-
digdo niet wrokon. Gjj durft den Hertog van Huo-
kingbam toch niet doen boeten; bij is zulk een
hoog edelman!"
. .Niet durvou? Waro hjj ook de Koning, ik
zou hem doen boeten! Mijn goede Mary, mijn liovo
zuster! Mishandeld! Onteerd? Iljj den almach-
tigen God, boeten zal hjj, boeten voor dis euveldaad!
Verhaal mjj wat er gcl>eurde! Neen, voer mij tot
haar, opdat ik het van haar hoore!"
•Het laatste niet, mjjn vriend! want zij wil U
niet meer zien!"
•Mjj niet meer zien?... Maar zjj beeft geljjk...
zjj kan mjj ook niet zien! Haar lichtblauw oog
blikte altjjd zoo klaar en vriendelijk, on thands zou
zjj het moeten nederslaan! Die gevloekte booswicht!"
•O die mannelijke ijdelheid!" prevelde do Cast-
lemaine, toen zjj Charles zulk een rcdou zag geven
aan Mary» afkeer om hem to zien. Zjj voldeed
aan zjjn verzoek, verzuimdo niet het gebeurde zoo
gloeiend mogeljjk te kleuren, en aan do feiten niouwo
toe te voegen, die zij in staat dacht, zjjn toorn nog
meer te prikkelen en hem zoo verro te vervoeren,
dat hjj tot geen nadenken meer in staat zoude zjjn
en er geeno plaats meer was voor de berekeningen
van het koudo gezond verstand. Toon zjj geëindigd
had en van hem scheidde, toen hjj haar geen kus,
zoo als gewoonljjk, maar oen warmen handdruk gaf,
en haar dankte voor het verrichten van oen daad,
»Ik kon geen oogenblik vindon!"
•Ora een zieke te bezoeken; maar wel om naar
Ellen Danson of naar deu klub te gaan."
Indien Mylady er prys op gesteld bad, om Char-
les weder aan bare voeten te zien, dan bad zij o]>
dien toon van ernstige vormanitig moeten voortva-
ivn. Daar zou oen stem in zijn binnenste geboord
zjjn, dio hare woorden bovcstigd en haar zelvo,
zoo niet met den naam van eeno heilige, dan toch
van eeno edele vrouw zou hebbon gestempeld.
•Gjj weet, Barbara! dat ik voor baar gezorgd heb.
Ik had nog meer voor haar willen doen, maar de
velerlei afleiding heeft het mjj belet, en ook de
lompert die haar huisvestte. Hij zou waard zijn.
dat we party maakten om hein al do vensterruiten
stuk te slaan met de brokken van zjjti eigen lui-
fel." Het scheen hem cene verademing te z[jn,
zjjn toorn op Wilkins\' hoofd te doen nederdalen:
het gaf hem lucht en smoorde do stem van het
zelfverwijt, door dien burger de oorzaak to heten,
dat hij do arme Mary niet terug had gezien.
•Straks," vervolgde hjj, «wilde ik baar bezoeken;
zij was daar niet meer gehuisvest.\'\'
•En heeft men u niet gezegd waarheen zjj ge-
gaan is?"
•Dat heeft de ellendige winkelier niet willen of
niet kunnen zeggen: ja, ik vrees het laatste; ik
vrees dat zjj verder is gedwaald."
• Wees gerust: zij is onder mjjno hoede."
•Ouder de uwe? Waarom, Harlmra, waarom?"
De onrust, welke do vraag toekende, was niet
zoor vleiend voor haar, en schetsto wolsprekendcr
dan woorden het vermochten, hoe hij haar had
loeren beschouwen.
•Het waro zeker boter geweest, indien zjj onder
uwc hoedo was gebleven!" zei zjj bits. »Ik meen
hot wel met het kind, dat door den oen vergoten
en door den ander mishandeld werd. Hot is een
lief onschuldig kind. Charles I hebt go dat ook
niet gevonden?"
Waarom voelde hjj bjj dio eenvoudige vraag den
wrevel heftiger nog dan een oogenblik te voren bjj
zich opkomen? Waarom kwetste het hem reeds,
dat die vrouw over Mary sprak, en wel op een
toon van medeljjdcn en bescherming. Indien zjj
dat kind thands met baar spot had achtervolgd,
dan zou hjj do deerne hebben verdedigd, en een
deel van hetgeen hjj haar schuldig was hebben
afbotaald...
Maar nu t Hjj veinsdo goheel onverschillig te
zjjn en zcido: >Ja, het was oen goed kind..."
Maar dit veinzen was hem niet lang inogeljjk, want
haastig vervolgde hjj: >Gjj hecttot haar mishnn-
deld. Door wien werd zjj dat ?\'\'
•Ik zeido: vergeten en mishandeld. Wilt
ge ook weten, wie het eerste deed? Maar genoeg,
ik wil u sparen."
•Maar waarom lil ijlt zij in landen?"
•Zij wil genade voor haar vader aan den Koning
vragen t"
•Die vader is dood. Laat haar tcrugkeeren naar
-ocr page 176-
MARY HOLLIS.
2f.4
dio haar vau eou ongekende zjjdo had leeren zien,
was zjj meer geschokt dan zij hot zich zelve bo-
kenueii wilde,,
Wat was het dat dien knaap aan die deerne bond V
Zuivere zich zelve verloochenende vriendschap?
Nimmer had zij die gekend, en zoo z[j die ge-
kend had ...! Maar zij had daaraan ook «reene be-
hoefte. mompelde de trotschheid in haar binnenste:
zij had slechts behoefte aan werktuigen, die haar
dienden: zij had sleehls een doel, en dat trad zij.
schoon onmerkbaar, nader, maar toch altijd nader.
Do grootste hinderpaal om dat te bereiken, was
slechts een vrouw, maar een vrouw als Louice de
Quérouaille. Toch bedroog zij zich zelve: want in
dat eerzuchtig hart was de troost, dien de eer-
zucht haar trachtte te geven, reeds een voldoend
blijk, dat haar iets ontbrak wat de eerzucht haar
niet geven kon. en wat haar ontbrak, zij voelde dat
het pijnlijkst, toen zij eenige oogenblikken later
zich tegenover Mary bevond.
Charles had zijn hoed opgenomen en rende de ,
straten van Londen door, zonder zich een doel be-
wust te zijn. Hij had er behoefte aan, het gloeiend
hoofd in den kouden wind te bekoelen: hij had
er liehoefte aan zijn lichaam af te matten en uit
te putten, ten einde het straks tot de rust van den
slaap te dwingen. Mary was mishandeld, was ont-
eerd door buckinghani ! O hoe kinderljjk dom was I
hij geweest, dat hjj niets van dat alles begrepen \'
had, en hij zich door den ellendige had laten
blinddoeken, zich had laten verwjjderen van de
deerne, die van zjjne zijde zulk eene behandeling
niet had verdiend! Mary was rampzalig gemaakt,
en zij had gelukkig kunnen zjjn. Zjjne verbeelding
tooverde hem een nette boerenwoning voor het oog,
die zjjn vader haar had laten bouwen, en waarin
zjj met haar mau huisde...! Neen, zóo verre ging
zjjne verbeelding niet. IIjj zag linar gelukkig met
haar vader, en zich zelven onder den<reusachtigon
kastanjeboom, met beiden sprekend en schertsend...!
En nu! Zij was voor altoos geschandvlekt. Zjj zou
door het kleinste kind in het dorp met sljjk worden
geworpen en liet moeten dulden. Maar zjj zou nim-
mer in Hallam terugkeeren; zjj zou het niet wagen:
zjj zou hier toeven en door anderen, oven niets-
waardig als (Jcorge Yilliers, verder belaagden over-
wonncn worden... O, liet was om naar het zwaard
to grijpen en te wenschen dat de grootsche Lon-
densche adel slechts éen hoofd luidde om het te
kunnen afhou wen!
IIjj zou Uuckinghams-paleis den volgenden avond
niet betreden. IIjj zou de gastvrjjheid niet willen
genieten van den man, wiens dood hjj gezworen
had. Als of hjj jegens dien man reeds geene vcr-
plichtingen had aangegaan, die hjj niet koude af-
losscn! Het was of er een dolk door het trotRchc
hart ging! Hjj was in de macht van dien man;
hjj kon zich niet wreken, zoo als hjj het wenschte.
llovendien, hjj moest morgen avond verschjjnen, want
daar wachtte hem eene, dio op hem hoopte, op hem
bouwde, dio elk gevaar trotseerde om hem te zien.
Ook hij had behoefte haar te zien, aan een edel
vrouwenhart zijne smart over een vrouw te kla-
gen. Hij voelde zich in dat onmeteljjke Londen
thands zoo alleen, zoo zonder steun, en hjj had
thands zoo zeer behoefte aan iemant, aan wien hij
zich zoude kunnen uitstorten. Afgemat naar ziel
en naar lichaam kwam hij op zjjn kamer terug,
waar hjj onmachtig uederviel. Het laatste woord
dat hij stamerde eer hij insluimerde, en het eerste
bij zijn ontwaken was de uitroep: «Arme zuster!"
Hjj bevond zich in een krizis. waaruit hjj tot een
nieuw leveu ontwaken, of die zjjne zedelijke ver-
niet iging ten gevolge kon hebben.
Middelerwjjl had Mylady haar tijd nuttiger bc-
steed. Zjj had Mary gevonden, nedergezeten in
een hook van het vertrek, geheel in het duister,
als of zjj zich schaamde gezien te worden.
Haar vertrouwen op de nieuwe gids, zoo aarze-
lend geschonken, was geschokt, en dreigde in wan-
trouwen te verkoeren want nog. en zij was reeds
vier en twintig uren daar geweest, had hare be-
schermster haar niet naar Zijne Majesteit gebracht.
Vreemde kloederen waren haar aangepast, kloede-
ren, zoo als zjj ze. wat den opschik betrof, alleen
door de goochelaars en hansworsten op het platte-
land had zien dragen.
Toen zij herstellende was bad zij haren vader,
Dirkens en moeder Anne geschreven en allen ge-
meld, dat zjj gezond was en in Londen zich bevond,
vanwaar zij spoedig dacht terug te koeren, om
alles wat haar wedervaren was to verhalen, en haar
vader, zoo God wilde, uit do gevangenis to verlos-
son. Zjj had dringend om oenig andwoord verzocht,
en tot dusverre had zjj nog geen letter sehrifts
ontvangen. Do uren waren omgekropon on zjj be-
gon zich zelve af te vragen of het niet boter ware
het opzet prjjs to geven. Maar eindelijk, oindeljjk
liet hare beschermster zich zion.
«Waar schuilt ge, mjjn kind?" vroeg Mylady,
toen zjj binnentrad en in het eerst haar niet be-
merkto. «Vreest gjj het zonlicht, hoe zult go dan
wel het flikkeren der talloze waslichton verdragen,
waar go morgen in zult staren on die. zich weer-
kaatsen zullen in de talloze juwoelon van de Ko-
ninklijko Majesteit."
•Wat bedoelt gjj, Mylady?"
«Ik zal u morgen avond in gezelschap brengen
van den Koning."
«Eerst morgen avond, waarom niet terstond?"
«Omdat Zijne Majesteit straks gaat spijzen."
«Mot de Koningin?"
.Neen."
«Spjjst hij dan alleen?"
•Misschien met zijne vriendin, MyladyJ de (\'ast-
lemaine. Maar waarom vraagt gjj dit? Ojj zwijgt.
Kunt gjj dit niet zeggen? Waarom vraagt gij of
do Koningin met Zjjne Majesteit spjjzcu zou?"
«O ik zou zoo gaarne naast dien Koning een
vrouw zien nederzitten, als ik hem mjjn verzoek
voordroeg..,. Ik zou bijna zekor zijn dat hetver-
hoord werd. Een vrouw zou mjj zoogoed liegrjjpon!
-ocr page 177-
MARY HOLLIS.
255
dan ik, zijn gestruikeld? Ik mag niet bet kwade
deuken van mijn naaste, en daarom geloof ik, dat
do schitterendstcn van dit hof, de machtIgsteu,
waarvan hot gantsche land gewaagt, onbedorven
van hart waren, toen zij dit hof betraden, maar door
de lucht die zij er inademden zijn ontaard. Ik ben
niet beter dan mijne zusteren, Mylady. maar ik
voel mij misschien zwakker dan zij en wonsch de
verleiding niet tegen te treden. O ik geloof zelfs,
dat de vrouw wier naam gij straks noemdet, dat
Mylady do t\'astlemaiue gants anders is geweest
toen zij hier de eerste schrede zette...\'\'
• Kind!" hernam Mylady met trillende stem en
het hoofd afwendende bjj den blik ,dier blauwe
oogon, «hoeft, men u dio vrouw dan als zóo ver-
achtolijk afgeschilderd? Word zij dus bij u bolas-
terd? Gij gelooft haar dan wel rampzalig, en zij
beheersoht Engeland!"
• Is dat eene reden om gelukkig te zjjn, Mylady?
Macht te bezitten op aarde, ik geloof dat het eene
zaligheid kan zijn. Indien ik macht haddc, ik zou
mijn dierbaren vader verlossen, ik zou.... maar
om daarbij gelukkig te zjjn, moeten de middelen,
waardoor de macht verkregen is, ook rein zjjn,
niet waar? Vergeef mjj, dat eene zoo eenvoudige
deerne over zulke zaken hamlelt! Ik waag hot, in
uwe tegenwoordigheid, overluid to deuken en te
uiten wat ik zoo dikwerf heb overdacht."
Mylady moedigde haar niet aan voort te varen,
maar zou haar ook niet belet hebben dat to doen,
zoo zeer was zjj onder den invloed van dat kind,
mot hare zonderlinge en idcalo waereldbeschouwing,
met hare onbruikbare grondbeginselen. Zij hoorde
dat kind aan eu voelde geen toorn in haar binnen»
sto opwellen, ofschoon zjj gekwetst werd zoo als
nog niemaut het ooit had wagon te doen.
De wolvinne was een lam geworden en verdroog
van dat zwakke kind den scherpen gooselslag dio •
haar werd toegebracht.
Kr kwam zelfs een oogenblik de gedachte bjj
haar op, of dat kind uiet gespaard koude blijven \'
van de verleiding die haar wachtte, of er niet een
ander werktuig te vindon zou zjjn. Kon rosse gloed
verlichtte eensklaps het vertrok. Zjj wondde snel \'
het hoofd om on zag oen der koninklijke rijtuigen, •
van eonige Life-guards on cenige lakeien mot fak- \'
kels omgeven, voorbjj rjjden.
Het was de Hertogin van Portsmouth, die Co-
ventgarden ging bezoeken. Hjj het portier reed een
edelman, in schitterenden dosch, op een prachtigen
Uarbai\'ijschen hengst: hot was do Hertog van Uuc- I
langham. Zeker had hjj vrede gesloten met zijno
vijandin, wier schimp hij blijkbaar vergeten had.
Zjj had hem nog te krachtig geloofd, tocu zjj onder-
stelde, dat de hoon door hem geleden een onovor-
komoljjke klove zoude gegraven hebben tusschen
hem en dio Kransche vrouw. De ontrouwe had
haar verlaten en maakte zich wellicht vroljjk mot
de nieuwe vriendin over do oude, dio hy verlaten
had en wier plannen hjj t hands zoudo helpen vor-
jjdolcn. Wellicht hadden beidon mot opzet dozen
Maar nu verlang ik zelfs te wachten tot later, want
zij, wier naam gjj strak» noemdet, zou mij liet spre-
ken onmogelijk maken."
•Welk een bloöheidl Mylady de (\'astlemaino is
toch óok eene vrouw...."
• Xecu, neen, ik ken liaar l»ij geruehte! Ik zou
vreezen, dat zij spotten zoude met mijne droef heid.
Zjj moet immers niets van de vrouw hebben als de
gedaante. Mylady, ik smeek u, doe mij die vrouw
nimmer ontmoeten!"
Mylady trad in verwarring naar het raam en
schouwde naar buiten en zag daar de dienstmaag-
den, met een juk beladen, emmers met water tor-
sende met een schellen lach of een grove scherts
op de lippen: en Mylady scheen haar te benijden...
Het was slechts een oogeublik; geheel dezelfde
wendde zij hot hoofd weder om. Geen zweem van
toorn vertoonde zich op haar gelaat, toen zij het
afgebroken gesprek voortzette eu zeide: «Morgen,
dan zult gjj den Koning sproken. Hjj verschijnt op
de plaats waar ik u brengen zal met zijn gantsche
hof...."
«Maar ik wenschte hom alleen te spreken."
•Zacht wat, ongeduldig kind! Weet ge dan zoo
zeker, dat de Koning niet het moest alleen is als
hij zich te midden van zijn hof bevindt? Gij zult
hem ontmoeten op eene plaats, waar alle ctikette
is opgeheven, waar gjj tot hom spreken kunt als
gelijke tot gelijke."
•Maar ik heb niet dus met hem to spreken!"
zeide Mary ongerust. >Ik moet mij voor hem als
Koning nedorbniguu."
•Dat zult ge kunnen als gjj wilt. Ik wist gceno
betere plaats te kiezen dan dio ik op het oog heb.
Als gjj Zjjno Majesteit morgen avond ontmoet, zal
hij met gceno staatszorgen vervuld zijn en zal do
daus-muziek hem tot vrolijkheid stemmen.\'\'
•Dans-muzick? (lij zult mij toch niet naar een
bal voeren?"
•Wol zeker, en nog wol naar oen \'gemaskerd
bal."
• Mylady! In wolk eene sfeer van zonde ben ik
nedergedaald Eu gij stelt mü dat voor, Mylady?"
•Wat meer is, ik zal er u zelve brengen. Wat
puriteinscho dwaasheid, Mary! Gjj veroordeelt de
kloosters en wilt overwinnen in de waerold, hebt
gjj mjj laatst gezegd. Ge moet u dan toch wel
zeer zwak voelen, dat gjj in alles wat de vrolyk-
heid opwekken kan verleiding ziet."
•Neen, Mylady! Ik vrees de verleiding niet,
maar haar op te zooken waro eene dwaasheid. Die
sta zie toe dat hjj uiet valle, leert mij de Schrift
en het leven. Ook wilde ik niet gaarne kennis
maken met het hof Zjjner Majesteit. Ik ben op
het land in eenvoud opgevoed en ik voeg niet bjj
de grooten der waoreld."
•Ook niet, als gjj er nut kondet stichten, als gjj
er boosheid verhinderen en het goede bevorderen
kunt?"
•Hoe zou ik daartoe in staat zijn, Mylady, waar
zoo velen, hooger dan ik begaafd en veel sterker
-ocr page 178-
MARY HOLLIS.
250
Mary, het ernstige kind, goeds van haar moeht
denken. Mylady do Costlcmaine, de bcheersohe-
res van Engclands Koning, voelde zich kleiner
en nietiger dan dat zwakke naïeve kind vau den
steileu en bekrompen Puritein.
weg gekozen, om haar te trollen, en was de stoet,
dio daar onder haar venster voorbij rende, bestemd
om voor haar een scherpe spotternij te zjjn! Het
lam was weder wolvinne geworden. Het kind,
dat naast haar stond en zoo nieuwsgierig den hals
rekte, om het schouwspel, dat zich aan haar blik—
kou had opgedaan, zoo lang mogeljjk te genieten,
sprak tot haar niet langer een taal, die het hart
week maakte en ongekende ot\' sedert jaren niet ge-
kende aandoeningen te voorschjjn riep.
• Weet ge wie daar voorbij reden, MaryV vroeg
zij met banohe stem. Eu toen Mary ontkennend
andwoordde, hernam zij: »Dat was de Hertog van
Huekingham, uw vervolger, met zijne vriendin, Ma\'am
Carwell. Zoo gjj de macht eens hadt om die beide
te doen boeten voor hetgeen zjj misdroven! Do
macht schjjnt ook u begeerljjk toe; gjj hebt dat
straks verzekerd."
• Ik wenschte niet daartoe de macht, Myladyl"
•Cienocg, ik heb voldoend onderricht genoten,"
viel Mylady hooghartig in. De trotsche toon boe-
zemde Mary zóo veel ontzach in, dat zij een stap
terug deed als was zjj er zich van bewust straks
lo vrjjmoedig naar voren te zjjn getreden. »Kate
zal u morgen komen helpen klceden. Hestrij mjj
\'anger niet. liedenk, dat de redding uws vaders
daarvan afhangt, en, luister goed, ook do redding
wellicht van nog iemant, die u na aan hot hart
ligt en den afgrond hoe langer hoe meer nadert.
Uwe begrippen van zonde en deugd zjjn bekrompen;
evenmin als go God een gevallig werk doet, om
naar do Kerk te gaan en er to bidden, evenmin
beleedigt gjj Hem door eene plaats to bezoeken
waar men niet bidden kan. In uw eigen belang
raad ik u echter, door niemant uwe tegenwoordig-
heid alhier te doen gissen. Het mocht liuckingham
ter ooro komen on dan zou ik u niet langer kun-
nen beschermen." Mary boog het hoofd on zweeg.
Mylady naderde haar en vervolgde: »Geef mjj uw
hand; weos niet bedrukt, mijn kind! Al is het hier
to donker om de lijnon in uwe hand te zien, toch
kan ik u voorspellen dat een bigde toekomst u
wacht. Gjj zjjt geon gowoou kind, Mary! en dat
bevalt mjj. Rust wel. Wilt go ook wat lezen om
den tjjd te verkorten?"
»0, Mylady doo mij een stichtelijk boek govon."
»Ik zal er oen zoeken. Vaarwel!"
Mylady wist echter zeer goed, dat zulk een boek
in hare bibliotheek niet aanwezig was; dat het in
gants White-hall niet to vinden zou zjjn, en zjj
had den moed niet om liet to bekounon. Zjj vond
den wensch bekrompen en kinderlijk, toch waagde
zy niet er modo te spotten; zjj gaf zich zelfs de
moeite, om haro boekorjj to gaan onderzoekon, in
nooit bezochto on vuil bestofto boeken te speuron
en na een langdurig rondtasten een door de mui-
zon half vernield exemplaar van Iiisschop Douncrs
leerredenen to vindon. Hot verminkt aanzien van
het liook deed haar zelfs genoegen, want Mary
zou hot tondeelo kunnen tocschrjjvon aan het vce\'.-
vuldig gebruik. Zjj stelde er dus prjjs op, dat
XII.
Groot was do monigto, die reeds bij het vallen
van de schemering zich voor het paleis van den
Hertog van liuckingham had vereenigd. Het was
een groot en grootsch gebouw, waarin de rjjke guns-
teling des Konings woonde, en als het hem goed
dacht kon ronddoolen. Een breede stoenen trap,
met ijzeren leuningen in den vorm van oen slang
gegoten, voorde naar de broede vleugeldeur, aan
weerszijden vau welko oen metalen klimmende
loeuw had post gevat, dio in do uitgestrekto voor-
klauwen het wapeubord der Villors govat hield.
Een broedo vestibule, even als do lango gang met
mozaïeken vloer, wekte bij het binnentreden het
ontzach van den bezoeker en verkondigde hem,
zoo hjj het reeds niet mocht weten, dat hjj de hui-
zing eens machtigen betrad. Een marnieren trap
met koperen leuningen voerde naar boven, waar
dezelfde pracht als beneden hoerschto, hoewel daar
slechts do vertrekken vau \'s Hertogs dienende edel-
lieden lagen.
In den broeden benedeugang prykton aan weèrs-
zijdeu marmoren beelden, waaronder slechts oonigo
weinige van groote kunstwaarde. Do eigenaar blook
ochtcr niet do berisping to verdienen van slechts
geringen kunstsmaak te bezitten, daar het op dit
feest, zeker oven als op volo audcre, openbaar word,
dat oanigo dier boelden — on het waren juist do
gebrekkigst uitgevoerdo — mot eon ander doel daar
waren geplaatst, dan om de zuiverheid der lijnen
en der omtrekken to doen bewonderen. Een tuiu
van de fijnste bloemen omgaf on omringde zo thamls,
terwjjl de heorljjko marmeren beelden en groopon,
wien onder Itaaljcns hemel door don kunstonaar
het loven waren ingegoten, vrjj van allo aango-
brachto praal het oog dos kunstkenners verrukten.
Sommige, half verscholen in het blad en do bloem
der Rhododcndra on andere der oèlsto bloemou, in
de broeikassen van Hatfield-manor weelderig ont-
wikkcld, verrasten schier nog meer dan de gewroch-
ton der grooto meesters, daar hot licht dor vorbor-
gen bougie* bjjkaus oen magischen tint, gewyzigd
maar vorrjjkt door do kleurenpracht van do bloo-
mon on bladeren, over het marmer heenspreiddo.
Werd hot oog reeds verrukt bij het doorwandelen
van den gang, het word slechts voorbereid op do
nog grootero pracht, dio do rocks van zalen zoude
doen aanstaren. Wanneer men zo betrad, niet op
oen feestavond zoo als dezo, maar alleen wanneor
Zyno Genado daar poosde, on do bezoeken van En-
gi\'lands adol ontving, dan mocht do rjjkdom van
don ingologdon vloer, van de voorstollingen, door
de hand van een van Djjck of dions bcsto leerlin-
-ocr page 179-
MARY HOLLIS.
257
onaangename uitwerking deden de weinige, die
ongemaskerd on in het gewoon kostuum dier da-
gen, op de zilveren bladen do gebakken en sorbets
in do verschillende berceaii\'s nodorzottedon of hier en
daar kleine diensten verrichtten, op don wenk,
daartoe ontvangen van don Steward, dio, getuige
zijn witten staf eu den verguld zilveren koten om
don hals, in do gantsche uitgestrektheid der zalen
gebied voordo. Waarom mengden die koud ho-
daardc, die werkelijke mensehen, zich onder dio
lachende, springende, buitelende, onmogoljjkc we-
ZOII8 V
De Steward had benoden zijne hoogo funktiën
verricht, om, als plaatsvervanger zjjus meesters,
die mede misschien in don kring, maar alsdan on-
herkenbaar, rondzwierde, de gasten te ontvangen
en to zorgen, dat nicmant word toegelaten, dan
gewapend met de uitnoodfgingskaart Zijner (ionade.
j Deze had als volmaakt (rcntleman do strengste
1 bevelen aan zijn plaatsvervanger gegeven, om naar
geen naam te vragen of niemant der bezoekers te
vergen het masker op to hellen, zelfs waar hjj twij-
felen mocht aan de identiteit van hem of haar, die
de kaart vertoonde on den naam, dio daarop ver-
meld stond. De verleiding om aan het gebod on-
\' gehoorzaam to zijn was voor den anders trouwen
j bediende groot, toon uit een der huurkoetsen een
koopvrouw met een mand met Sinaas appelen
stapte, benevens eene paymnne dio zich als achter
haro gezellin poogde to verschuilen, terwijl de
kaart, die den Steward werd vertoond, slechts éen
naam aanduidde. Die naam behoorde wol oen Lady
van voel, ja van zeer veel invloed toe, zoodat hjj
aanvankelijk diep boog, maar hjj waagde hot toch
niet, om der wille der koopvrouw, hoe hoog ver-
hoven zij ook ware, een ander gebod des moestors
ongehoorzaam to zijn, om niemant dan wie er
recht op had too te laten. Hjj stamerde dan ook
eonige woorden, wolko eene beloofde opmerking
inhielden, waarop vrij hoog word geandwoord dat
men alles op zich nam eu do vermetelheid, die
men ln\'ging zou weten to vorandwoorden. Do toe-
stand was mooieljjk voor don dienaar. Hjj wist
niet waar zijn moestor was en of, zoo hjj hem
al vond, zjjn loon niet \'eene berisping zoude zijn.
In ieder geval was de naam der eene gemaskerde,
die alles voor haro rekening nam gewichtig genoeg
ook tegenover zjjn gebieder, om hom tot toegefo-
Ijjkhcid to doen besluiten, zoodat Mylady (\'astle-
maino mot Mnry — wjj hebben beiden toch hor-
kond — verder konden gaan.
Gedurende het gesprok met don Steward, knikten
bjjna Marys kniën. Met tegenzin had zjj zich do
iiitmonstering dor zondige dwaasheid laten wolgo-
vallon; zjj had zich daaraan alleen onderworpen
hjj de verklaring haror beschermster dat zjj hot
alzoo wilde; oone verklaring, dio gespaard ging
met de uitdrukking van dreigende drift op haar
gelaat, waarvoor Mary roods eens van angst was
terug gedeinsd.
Toen zjj in do huurkocts stapte, vermeerderde hare
gen on navolgen, als (reorge .lamieson on William
Dopson, op hot doek aan den wand in de breede
vergulde lysten getoovord; de rykdom van de reus-
aohtige
spiegels, welke don bezoeker ton vooten
uit weerkaatsten, van do mahoniehouten tafels en
dressooren met grillige arabesken als overladen,
van do stoelen en sofaas mot fluweel beklood, van
do zijden damast gordijnen mot gouddraad door-
werkt, dan mocht dat alles on nog veel moer dat
hot oog niet dadelijk omvamen kon, maar, later
opgemerkt on ontleed eu gehuldigd word, don uitroep
van bewondering noode doen terughouden, thands
zou die bezoeker misschien nog moer stofl\'o van
bewondoring vindon, hoewel — en misschien wol
juist daarom! — het charakter dier zalen geheel was
gowjj/igd. Hot scheen slechts een tuin te zijn.
maar oen tuin, zoo als Somersot-houso, oon der ko-
niukljjke lusthiiizon, of Hatfiold-manor er alleen te
beschouwen kondon geven. Do schoonste dennen
waren don hof ontschaakt on sierden nu de zaal
en vormden gaanderijen van groen, waar tusschon
de rozen, leliën en geraniums kwistig waren aan-
gebraoht. Hier en daar, maar vooral niet willeken»
rig on dus op gelijke afstanden als had het moet-
Bnoer zo gemeten, waren kunstige bloemperken
gevormd, in welker midden zich vijvers bevonden,
welke bij hot zacht-hello licht dor waskaarsen spar-
telendc en vonkebndc goudvisschen deden opmer-
ken. In hot groen der sparren waren ettelijke
liercetttt\'s uitgebracht, in welke mollige divans —
over deze onevonredigheid, welke don aesthotisehon
smaak beleedigde, bekommerde zich de tjjdgeost
niet — waren geplaatst, terwjjl, half besohauwd
door hot groen, de geijkte zinnebeelden der liefde —
(\'upidoos, maar geono I\'syohos — door al de zalen
verspreid waren, on een onzichtbaar orkest de woel-
dorigsto melodiën deed hoorou.
Hot was of men zich in oen feën-paleis bevond.
Do schaar, dio daarin rond wandelde, zou don koc-
len beschouwer nog moer doen twijfelen aan de
werkelijkheid. De bontste kleuren zwierden daar
door een; do moest verschillende kleedingen wa-
ren grillig onderoen gemengd, on alles was te
zonderlinger, to raadselachtiger, omdat datgoen wat
den monsoh hot moest kenmerkt, wat de indivï-
duus doot onderkennen van elkander: hot gelaat,
door zwart of rood. of wol zwart met rood, of ge-
heel wit of geel tluwcolen maskers was bedekt.
Hier zag meu do odaliske uit hot verro oosten,
ginds de moor uit het zuiden, vorder de middol-
ecuwscho ridder in bliaut en rjjk gekleurde hozen,
of herders on herdcrinnen, zoo als slechts een ide-
alo waerold zo geven kan. Do polichinels, zoo
wanstaltig als do natuur gelukkig maar zelden
zich in hare afdwalingen vortoont, de bekende typo
dor Piorrots, goono van dio allen werden gemist;
maar vreomd was het, dat slechts éen Harlekjjn
onder de grooto menigte werd aangetroffen. Allen
zwierden en woelden en drongen on warrelden
dooreen, en lxigen en fluisterden, on spraken door
gebaren en teekenen. Een vreemde, ja zelfs eene
II.
17
-ocr page 180-
258                                                                         MARY HOLLIS.
waartoe hjj zich zoo gaarne veroordeelde, ondeugend
tot onbeschaamd wordens toe, daar hij op den grond
duikend de iutrigeerende paartjens beleedigde. Ten
laatste gehikte het. hem den appel machtig te worden,
dien hij als een roemrijk verkregen buit in de hoogte
hief en naar de koopvrouw heenbracht, wie hjj met
een diepe en groteske buiging den gevonden schat
scheen aan te bieden. Getrouw echter aan alle over-
levoringen aangaande een Pierrot-eharakter, stiet hjj
de hand der eigenaresse, die uitgestoken werd om
haar appel in ontvangst te nemen, terug, en begon
met de bekende vraatzucht den appel te schillen. Hjj
had er echter niet op gerekend, dat de wreker in de
gestalte van Harlekijn nabij was. Reeds lang had deze,
die met den houten sabel op meuigen Pierrotsrug ge-
voelige slagen had doen nederdalen, den Pierrot, die
naar den appel had geduikeld, pogen te bereiken. Hjj
naderde hem juist op het beslissend oogenblik, gee-
selde hem met de eene hand. terwijl hjj hem met
de andere den buit ontnam, en bood toen dea appel
met eene diepe en bevallige buiging der koopvrouw-
aan. waarna hij met een even vlugge als verrassende
beweging een kus drukte op de mollige hand.
• Rowley doet zich altijd kennen!" mompelde de
koopvrouw.
•Waarom is Sara altijd verlokkend als Venus?"
hernam Harlekijn of liever Zijne Majesteit.
•Wie is die man in saamgelapte kleèren V" vroeg
Mary.
• Kind ! hebt ge nog niet begrepen dat men ge-
maskerd is en zich verbergen wil ? Volg mij; we
zullen de rjjen eens doorgaan."
•Met moeite drongen zjj door. Mary sidderde van
top tot teen, toen oen Pierrot zich tot haar overboog
en haar met een stem, die men moeite deed te verande-
ren, maar die haar niet geheel onbekend voorkwam,
toefluisterde. »Is Juno en Venus verzoend? Zal er
eindeljjk vrede komen op den Olympus? Venus had
altjjd op de markt te Athene moeten verblijven...
Zjj toont van avond het waard te zjjn, niet waar,
goddelijke Juno. De koopvrouw hoorde ongemerkt;
aan het zwoegen van haar boezem was het merkbaar
dat zjj had begrepen wat Mary onzin was. Zij wilde
weten wie daar sprak en of hare gissing waar was,
en fluisterde Mary in: «Vraag hem stotterend of Jack
ook reeds verteld heeft wie hem betaalde."
Mary deed het en Pierrot trok even het hoofd,
dat hij luisterend voorover gebogen hield, als ware
hij geschrikt terug.
«Wat meent ge?" vroeg hjj haastig. De koopvrouw
wendde zich plotseling tot hem, en wierp hem een
Sinaasappel in hot aangezicht, waarna zjj lachend
zich mot Mary verwijderde.
Harlekjjn was beiden spoedig op zjjdo, nam Marys
hand en schreef er eenigo letters, waaruit zjj niets
begreep. «Knik bevestigend," fluisterde Mylady. Toen
zjj gehoorzaamde, nam Harlekijn haar onder den
arm, torwjjl hjj met do vrjj gebleven hand de hare
teder drukte en haar toefluisterde; »Gjj voorkomt
myne wenschen, Louize 1 Barhara meent het waarlijk
goed met u.
onrust, daar zij niet gedacht had Whito-hall te zullen
moeten verlaten. Zij durfdo echter niets vragen,
maar toen zij voor het hel verlichte paleis stil hield,
de tonen der muziok in de verte vernam, de talrijke
lakeien in de roode met goud geborduurde livereien
in de gangen zag heen en weder loopen, een wacht
van de life-yuards zag post gevat hij den toegang
nevens de opeengepakte menigte, waaruit menige
ruwe kreet opsteeg en die door de Giiards nauw
in toom werd gehouden, toen werd het haar zoo
bang te moede, dat zij den arm haror geleidster
vatte.
«Laat u het masker voorbinden," zeide deze voor
zij het rijtuig uitstapte. «Vergeet niet wat ik u ge-
zegd heb: houd mij altijd in het oog en laat wat er
ook gebeure uw masker niet vallen. Andwoord niets
zoo u iets gevraagd mocht worden; en nu voorwaards,
Mary! Deze avond beslist misschien over uw geheele
leven. Wees bedaard! Gij trilt en siddert of ge ter
slachtbank wordt gevoerd. Ik meeu het wel met tl."
• Die verzekeringen, reeds zoo menigmalen uit dien
mond gehoord, hadden echter haren invloed bij
Mary verloren, vooral sedert zij hare beschermster
in het door haar gekozen kostuum had gezien. Zij
wilde eene koopvrouw voorstellen, maar zij had in
geenen deele naar waarheid gestreefd. Do snede
van de kleedij was het eenige, wat haar aan een
dergelijke vrouw uit de laagste klasse nabij deed
komen. De stoffaadje was echter zoo prachtig, dat
de Koningin zich niet zou behoeven te schamen
daarvan een kleed te dragen. Wat echter de vrouw
uit de volksklasse, die mede het jak laag uitgesneden
zoude dragen, zedigljjk door den katoenen doek zou
hebben bedekt, gaf Marys beschermster bloot aan
het oog van den bewnnderenden beschouwer. Zjj
wist waardoor zjj boven allen uitschitterde en dat
de natuur haar eene huste had gegeven, welk een
model kon zijn voor den uitnemendsten beeldenden
kunstenaar. Maar Mary met hare bekrompen be-
grippeu aangaande het achoone, dat. zij altjjd onder-
geschikt deed zijn aan het zedelijk reine, had geene
bewondering voor hetgeen zij als schaamteloos en
strijdig met de zedelijkheid veroordeelde; naast die
vrouw gezeten bloosde zij voor en over haar.
Maar niet lang zou zjj daarbjj hare gedachten
kunnen bepalen. Hij het geschil met don Steward
had zij bijkans gebeden terug te mogen gaan; maar
toen eindelijk het verlof tot doorgaan was gegeven,
waardoor zjj zich verdiepte in gissingen over den
vermoedeljjken rang haror gids, die met zooveel
eerbied bejegend werd, toen zjj den feëntuin be-
trad en zich omdwarreld zag door al die gemaskerden,
toen greep haar eene duizeling aan. Zjj vatte den
arm van Mylady, die bij den onverwacliten schok
• eenige Sinaasappelen uit het kleine mot rood zjjdo
bekleede mandtjen liet vallen.
• Dat is de eerste dwaasheid," bromde haar deze,
gants niet vriendelijk, met gesmoorde stem toe.
Een der Pierrots schoot toe, on grabbelde naar den
appel, die door verschillende dartele vootjens word
voortgoschofl\'eld. Pierrot word bjj de buitelingen,
-ocr page 181-
MARY HOLLIS.                                                                           250
zich plotseling omvat gevoeld door een der dansen-
den, en was in aller midden onder aller gejuich
mede getogen. De lnjerin van Katalonië, die met
den Bandito was binnen gekomen, had slechts even
den tijd gehad, om dezen het beschreven stukjen
papier in de hand te drukken en de koopvrouw had.
toen zij het overgeven van dat briefjen bemerkte,
zich bescheiden teruggetrokken tot dat de woedendo
hoop voorbij was en de jonkman het briefjen ging
lezen. Toen was zjj in een paar stappen weder
achter hem, gluurde over zijn schouder en las:
«Worden wij verwjjderd: dan te 10 ure, als ande-
ren zich demaskeeren in het goud lederen kabinet-
jen !"
»(ielukkigc!v werd er naast hem geduisterd, maar
toen hij verschrokken zich ontwendde, zag hij een
tweetal maskers, die hem voorttrokken.
Mary hoorde noch zag iets meer. Zij dwaalde
rond en voelde dat zij beefde bijna wankelde als er
een masker op haar afkwam, die zich tot haar boog
en haar soms vragen deed waarbij hare wangen
begonnen te blozen. Plotseling stond zij als geheel
ontzet stil, want weder kwam haar een wezen, ge-
heel als zjj gekleed, tegen.
Het masker, dat zij straks ontmoet had, was het
andere eind van de zaalopgedwaald,en desejMjnjMMM
kwam van de tegenovergestelde zijde. Was er dus
nog een derde gekleed even als zij V Of was het
eene zinsbegoocheling? Niet lang zon do twijfel
duren, want het evenbeeld reikte haar den arm en
voerde haar naar een der Onbezette pricelen, waar
zij, na haar met een diepe buiging een glas limo-
nade aangeboden en daarna zelve er een genomen
to hebben, verlof verzocht om een oogenblik met
haar te mogen pozen.
>Dus zijt ge toch van uw voornemen om niet to
verschijnen teruggekomen en hebt gij mij de eer
aangedaan mij in de keuze van mijn masker na te
volgen V" klonk liet ceuigzins bits.
Er volgde geen andwoord, zoodat zjj vervolgde,
maar op anderen toon: «liet is geen verwjjt, wer-
keljjk niet! Gjj zijt ontsteld. Ik l>egrjjp waarom.
Hebt ge haar gezien, de onbeschaamde? De (\'ast-
i lemaine is walgend en de Koning huppelt haar
achterna. Ik begrjjp wat het u kosten moet hier
te zjjn en nochtans is het goed, dat gij Mylord de
eere aandoet te versc.hjjnen. liuckiugham mocht
het als eene beleediging hebben aangemerkt als go
\'t niet hadt gedaan, en hjj is thands een van de
onzen..."
• Huckingham!" riep Mary met gesmoorde stem uit.
• Wel zeker! Niet dat de hulp zoo krachtig is
of dat wjj die behoeven! Ik bezit altjjd een mid-
del om den edelen Oeorgo van (\'astlemaino te schei-
den; maar voor u, die niet zulke middelen bezit
kan zjjn vriendschap van nut zjjn..."
»(ijj vergist u... in mjj... ik ben..."
Do ander bemerkte mede, dat er eeno vergissing
plaats had; zjj boog zich snel tot Mary over, strik-
te het masker van deze los en zag haar in het
blozende aangezicht.
Mylady had zich ongemerkt meester weten te.
maken van liet kouten zwaard en sloeg Harlekijn
met zijn eigen wapen, terwijl zij uitriep: »De groeto
van (\'olombmos moeder."
Ken algemeen gemompel word in do zaal gehoord.
Er mocht uit afgeleid worden, dat ieder reeds l>e-
grepen had wie Harlekjjn dezen avond zoo treffend
voorstelde, en dat men verschrokken was door de
begane vermetelheid. Mary was middelerwyl het
angstzweet uitgebroken en kon ter nauwornood een
kreet van ontzetten onderdrukken, toen zij haar even-
beeld voor zich zag. Tot in de kleinste bijzonderheden
gag zij zich zelve, en niet weerkaatst in den spiegel,
maar in de werkelijkheid daar ginder voortwandelen
aan den arm eens bevallig geklceden gemaskerden.
Het gewaad van dezen —het was dat eens Italiaan-
genen bandito — sloot nauw om de wol gevormde
gestalte en deed de bevallige vormen van het
lichaam scherp uitkomen. Harlekijn was zelt\'eenigzins
in verwarring: hij sprong op den bandito toe drong
met veel beleefde buigingen tussehen hem en diens
dame in en begon vrjj hard te redekavelen.
»/.jjt gij uit het Rchooue Katalonië aangesneld, om
ons in verwarring te brengen,schoone onbekende V
De aangesprokene knikte ontkennend en nam de
vrijheid geene der haar gedane vragen meer te bennd-
woordon, zoo dat de gedienstige Harlekijn bet woord
alleen voerdo. Hjj stelde zich daarmede to Treden
en was vol verwachting diun zij een klein zukbookjen
te voorsehyn haalde en met. eenigsin* bevende hand
daarop eenige woorden neerschreel, waarna zij het
beschreven blad er uitschciirdo en... weg borg.
Middelerwyl was de bandito door Mylady opgo-
hoiidcu door de vraag, welke hem blijkbaar onnan-
genaam aandeed, of Sir Henry wid zoo veel van
zjjn vrouw als van zijne houden hield V Het and-
woord, in bitterheid gegeven, hield in. «lat koop-
vrouwen, zoo als er ecne voor hem stond, door Sir
Henry zeker niet zoo veel als zijne honden zouden
worden geliefkoosd; overigens konde hij mededeo-
len dat sir Henrys echtgenote niets op haar geleek.
De spreker was zóo zeer in drift geraakt, dat hjj
vergat zjjn natuurlijk geluid te veranderen, zoo
dat Mary Charles\' stem herkende. Een oogenblik
kwam hot verlangen in haar op, om hem te vorzoe-
ken haar heen te leiden, en naar Hallam te bren-
gon lot Sir Henry en Mylady, maar zij zag het
volgend oogenblik de dwaasheid van haren wensch
in. Daar hoorde zjj eensklaps een overdoovend ge-
joel, dat nader en nader kwam en veroorzaakt werd
door een hcxip van Lankasterscho boeren en l»oerin-
nen, dio een ronde-dans uitvoerden. Zjj holden
haar voorbij en stieten haar ter zijde en namen
anderen, die in hun weg stonden mede en daaron*
der ook Mylady, hare gids en eenige bekenden: want
toen zjj om zich heen zag, stond zjj omringd van
geheel andere personen en zag zjj de koopvrouw,
Harlekjjn, haar evenbeeld en den Bandito, (\'harles
Digby, den vriend harcr jeugd, den eenigen, wiou
zjj een die\'ist zoude willen vergen, niet meer! Ook
die groep »as gescheiden geworden. Harlekjjn had
-ocr page 182-
MARY HOLLIS.
2C.II
do oorzaak ben, dat Uwe Edelheid zich hier vor-
veelt," on hij besloot mot aan te merken: «maar
verveelt Uwe Edelheid zich hier, ik heb reden om
mij te ergeren, want hier worden schatten ver-
kwist, die mijne vorderingen zouden hebbon kun-
non voldoen."
Dat troost mij," bromde de ander. Hij meende,
maar het was niot zeer duidelijk, dat do voortdu-
rendo geldnood des Konings, zoo blijkbaar in het
niet voldoon van de vorderingen Zijner Hoogheid,
hom genoegen dood.
Het gants niet opwekkend onderhoud werd afge-
broken door het binnentreden van een idylliesch
herder, geureud van amber en myrrhe, schitereud
van zydo on fluweel, huppelend, schier zwevend,
op de wel gevormde voeten. Hij maakte eeno diepe
buiging voor die beiden, terwjjl hjj, na de deur
gesloten te hebben, het masker aflichtte en zich
als Mylord Arlington deed kennen.
• Uwe Edelheid kan zelfs geen masker op een
gemaskerd bal dragen!" zeide hij zich op de sofa
naast Zijne Hoogheid neervlijend, die daardoor
tusschen de diplomaten in zat geklemd.
•Het bevreemdt mij niet, dat Uwe Excellentie
daarop aanmerking maakt."
•Uwe Hoogheid vindt het hier toch niet be-
nauwd?\'\' vroeg Arlington, daar hij den Prins
diep adem hoorde halen.
Deze schudde ontkennend en andwoordde eerst
na eenige oogenblikken. »Ik heb zware hoofdpijn
en die verdwijnt meestal zoo ik eeuigen tijd stil
kan blijven zitton."
Arlington boog ten teeken, dat hjj den wenk be-
greep en wondde zich toen tot den Ambassadeur.
• Ik had niet kunnen rekenen op de eer uwer tegeu-
woordigheid, Mijnheer van Beuningen 1"
• Dat kan ik mjj voorstellen, Mylord! Ik wist
echter Uwe Excellentie hier zeker te zullen aantref-
fen en daarom maakte ik van do ontvangen uit-
noodigiug gebruik."
•En dat Uwe Edelheid mij wilde aantreffen, had
gewis de laatstelijk door u ingediende memorie tot
oorzaak, eeno memorie, waarvan do inhoud wel
eenige verklaring, het best in woorden te geven,
behoeft."
• Ik zeg Zijne Genade den Hertog van Hucking-
ham dan wel dank, dat hjj door zjjn gemaskerd
bal mij do gelegenheid geeft tot zoodanige verkla-
ring... Uwe Excellentie is toch op allo andere
plaatsen voor mjj zoo onzichtbaar. Onze omgang
geleek tot dusverre voel op die der Romeinon en
Scythen... Altijd vluchtende en deu vjjand ont-
vliedonde, schoten deze hunne pylon af."
• En wie van ons beiden zal het voorrecht heb-
beu don Scyth te verbeelden?" vroeg Arlington.
• Ik heb myiio party nimmer ontweken, Mylord!"
hernam van Hcuniugeu tier. >Nict mij is het te
wjjteu, dat ik ettelijke weken hier ronddool, zon-
der dat het verdrag gesloten of eigonljjk zonder
dat ik mijne tegenpartij zelfs heb zien stand-
houden."
»\\Vio zjjt gij ? En wie deed u dit kleed aantrek-
ken?"
• Ik weet liet niet; ik weet, ik begrijp "\'ets- Help
mij dat masker weder voorbinden, want ik schaam
mjj. Van wie is dit paleis?"
• Weet gij dat niet, torwjjl gij hier zjjt? Het is
het paleis van den Hertog van Buckingham."
•Om Gods wille, wie ge ook zijn moogt, ik be-
zweer n, leid mjj heen! Zoo die man mij ontmoet-
te!" En zjj voeldo aan haar masker of het wel
stevig genoeg bevestigd was.
Daar verschenen een tiental andere maskers, waar-
onder do bozige Harlekijn zich bevond, die beiden
als éeno persouc in zijne armen wilde sluiten. Mary
echter ontglipte hem e:i jjldo de zaal in waar zjj
zich onder de menigte verloor.
Weinig tijds na haar verschjjnen waren twee do-
minoos het paleis binnen gestapt, voor wie de Steward
nog dieper had gebogen dan voor de koopvrouw.
Een dier beidon was een man van forsclio gestalte;
do ander een mager jonkman, die slechts met moeite
zijn medgezel scheen te kunnen bijhouden.
Zij waren zonder veel vragen ondergaan te heb-
ben door den drom van maskers gedrongen. Nie-
mant scheen hen te kennen of het der moeite waar-
dig te achten een poging aan te wenden om hen te
leeren kennen. Na hier en daar de dansenden ver-
stoord en den uitroep aan een Noorman ontlokt te
hebben, dien zij op do teeneu hadden getreden,
•dat men op geen ossenmarkt was," haddon beiden
aan het eind der zaal hot kabinet bereikt, dat de
Steward bezig was schijnbaar voor een talrjjk bezoek
te ordenen. Verschillende kleine tafeltjens werden
gereed gemaakt en omringd van stoelen; waskaarsen
werden ontstoken en spellen kaarten op ieder tafel-
tjen nedergelegd. Toen alles gereed was, liet hij
do beide dominoos alleen, hoewel hij vergat de deur
achter zich te sluiten, die dan ook even open bleef
staan. Heide gemaskerden dachten zich echter vol-
doende verborgen en.ontdekten zich het gelaat, dat
reeds te lang, ten minste voor den jongsten dier
beiden, het benauwende masker gedragen had. Het
was de Prins van Oranje met Mijnheer den Ambas-
sadeur.
•Uwe Hoogheid wilde eens een gemaskerd bal
bjjwonen. Is zjj voldaan?" vroeg van Beuningen.
•Ten volle. Wat is het hier benauwd! Welk
een pracht! Voor hetgeen dit feest kost, hadden
de acht schepen van oorlog kunnen uitgerust wor-
den," hernam de Prins.
Zjj bemerkten bjj het voorzetten van hun ge-
sprek niet, dat vele gemaskerden reeds de deur
waren voorbijgegaan en er telkens nieuwsgierig in
hadden gegluurd. De opmerking Zjjnor Hoogheid
was door don Ambassadeur knorrig beandwoord,
want de waarheid er van moest door hem erkend
worden. Mjjuhoer van Beuningen toonde hoe lan-
ger luie meer, dat het in zyn binnenste kookte, en
Zijne Hoogheid scheen het niot te begrijpen, want
hij goot telkens olie in het vuur.
•Het spjjt mjj," zeido hij onder anderen, >dat ik
-ocr page 183-
MARY HOLLIS.
261
deel had uiterlijk bedaard to bljjven, niet meer
bodwingen. «Zonder dat dit alles geschiedt, be-
hoort hot verdrag gesloten te worden of het komt
niet tot stand. Wat wij in ruil aanbieden vraagt
llwo Excellentie?" Hot verdrag is dor Republiek
oven zooveel waard als Zijner Majesteit, on dat is
veel, Mylord! do geringheid van \'s Parlemonts sub-
sidiërj in aanmerking genomen! En zoo deze grond-
slagen door Zijne. Majesteit mochten verworpen
worden, dan is mijne taak afgedaan en vraag ik
mijn paspoort..."
»Ik zal u dat doen geworden!" liet Mylord or
dadcljjk op volgen.
Toon die woorden gesproken waren zagen beidon
elkaar vreemd aan. Beidon hadden zich oen woord
laten ontvallen, dat zij gemeend hadden to kunnen
uitspreken zonder ernstige gevolgen en alloen om
elkaar to overvleugelen. Beiden toch vertrouwden
op do zwakheid van don ander en dat oen vertoon
van kracht de wederpartij tot toegefelijkheid zoude
stemmen; maar nu die woorden over de lippen
waren gevloeid, zagen zjj plotseling in, door een
klove gescheiden to zjjn. Toch wilde geen hunner
haar weder overspringen on daardoor oen blijk ge-
vcn van zwakheid. Misschien zou hot na het eer-
sto oogenblik van verbazing en schrik nog moge-
ljjk zijn geweest dat beiden elkaar halverwege wa-
ren to gomoet gegaan, zoo do oen niot van don
ander verwacht had, dat op do to ver gewaagdo
schrodo zou wordon torug gekomen.
•Wil Uwe Hoogheid nog langer hior vortoeven?
Men is bozig zich te domaskeeren!" zoido van
Bouningen den Prins op don schouder tikkend.
Dezo scheen gesluimerd te hebben, want hjj sloeg
eenigzins vreemd de oogen op. «Dat hoeft mjj
goed gedaan, Mijnheer van Beuningon! Mylord,
gaat go met ons in de zaal terug?"
Deze boog zwjjgend, on hot drietal mengde zich
ouder do menigte, do lachende, de jubelende, do
schertsende menigte, die niet vermoeden kon welk
oen treurig-eindend blijspel in gindsch kabinet was
gospeold.
In oon vor verwjjdorden vleugel van hot grootscho
paleis was oon ander intrige aangesponncn.
\'k Hortogs dus genoemd goud lederen kabinet ge-
loidde naar een serre, waar do vreomdste bloe-
mon ontloken, zachtgestoofd door de kunstwarmte,
welke het barro Noordon in het malsche klimaat
van hot verro Zuiden had omgetoovord. Daar het
dozen avond niet werd gebruikt, was or geen was-
licht ontstoken on straalde alleen oon schemer-
schjjn uit do gangen en zalon, dio op do andere
zjjdo van den tuin uitzagen, op hot donkero be-
hangsol. Toch was het afgelegen kabinet thands
niot onbezocht. Eor het sein word gegeven, dat
do maskers moesten wegvallen on menig raadsel en
monigo niet altijd aangename verrassing word op-
golo8t, was een gemaskerde on wol éone dor Kata-
lonische jMymnnex, op wie moer en moor do aandacht
was gevostigd geworden, do zaal uitgeslopen en
had zich naar hot kabinet heengospood. Zjj word
»T)o memorio, dio Uwc FMclhcid heden indiende,
is zeker door haar ook heden geschreven en in
dezelfde stemming, als waarin ik haar thands zie.
liet bewustzijn, dat men Romein is en tegen don
Scyth optrekt, doet trotsch zijn, zeer trotsch:
maar trotschheid heeft den meest ervaren generaal
den strijd wel eens doen verliezen."
>Uwe Excellentie miskent do gewaarwording,
dio bij hot schrijven der memorio heeft voorgeze-
ton. Wat zij trotschheid heet kondc wel eens niets
andors dan teleurgestelde lankmoedigheid zijn, on
eene lankmoedigheid die er zich van bewust is,
dat zij het juist niet behoeft te wezen."
»Dc schepen van oorlog wordon uitgerust, Mjjn-
hcer van Bouningen!"
•Drie van do acht, Mylord! en do zaak van
Suriname is nog altijd slepend, en Zijne Majesteit
blijft nog altijd ongezind, om in de oorlogstoorus-
tingon van Frankrijk iets dreigends te zien voor
het drievoudig verbond. Die memorie, waarvan
de toon door Uwe Excellentie schijnt gewraakt te
worden, vroeg daarom kathegoriesch andwoord en
behoeft alzoo geene nadere verklaring dan ik roeds
gegeven heb. De onzen behooron in het ongestoord
bezit van Suriname te blijven. Geene verdero vor-
goedingen behoeven ons meer gevorderd te \\vor-
den. Do ridder Templc keere terug naar den Haag,
ten einde Europa te toonon dat, Zijne Majesteit op
den meest vriondsehappoljjken voet met do Repu-
bliek vorkeert. Een nieuw defensief on offensief
verbond wordo tusschon de beide rijken gesloten..."
«Mijnheer van Beuningenl" riep Arlington oprij-
zond met geveinsden toorn. »IJwe Edelheid zou
den kalmsten en koelstcn tot drift vervoeren!"
voegde hij er bedaarder aan toe. »(ïij somt al
uwe vermeende grieven op, maar wij hebbon er
ook, behalve nog de u reeds bekende dio Zijne
Majesteit in hare onuitputtelijke goedheid dor Re-
publiek niet te zwaar zal aanrekenen. Zijno Ma-
jesteit is niet afkeorig van oen nieuw verdrag op
hechte grondslagen, maar zij wil zoodanige voor-
waarden bodingen als zij voor zich zelve en haar
volk verandwoorden kan." Van Bouningen glim-
lachtc eenigzins hooghartig, hetgeen Arlington met
minder kalmte deed voortvaren: »Voor onze vlag
wordt niet moer gestreken zoo als hot uwer Re-
publiek voogde. Ons gevoel van eigenwaarde wordt
bolcedigd door hot pronken dor Republiek mot
oen oud schip bjj C\'hatham buitgemaakt, door hot
ten toon stellen eener erbarmelijke en leugenach-
tigc schilderij to Dordrecht. Dat schip moet ge-
sloopt worden, Mijnheer van Bouningen! Hot hout
mag de Republiek cvonwol behouden. Dio sehil-
dorjj moet vernietigd worden; het afbeeldsel van
Kornolis de Witt, dat er op prijkt, mag er des vor-
kiezondo worden uitgesneden, om in de familie
to blijven. En als dit is geschied, dan zullen w(j
vragen wat do Republiek aanbiedt in ruil voor
het to sluiten verdrag." Van Bouningen was roeds
sinds gcruimon tjjd opgevlogen. Hjj kon zjjn toorn
by do snjjdendo taal van Arlington, dio het voor-
-ocr page 184-
MARY HOLLIS.
2(i2
er opgewacht door don bruidito, die zijn masker
had afgologd on mot driftige schreden het ver-
trek op en neder liep.
•Eindelijk ma» ik n dan torag zien na dagen
van afwezigheid, welke mij een eeuwigheid toe-
schenen. Kindel ijk mag ik u dan alleen ontmoe-
ten on niet meer te midden van de menigte, die
irij den gantselien avond heeft geërgerd, daar zij
mij tot dit uur van u scheidde." fluisterde Charles, I
terwijl hij de teêre vrouwenhand drukte die in de
zijne bleef rusten.
Do gemaskerde was mogelijk nog meer onthutst
dan de eerste reize. Zij zag schuchter om zich
heen als vreesde zij achtervolgd te worden, maar
Charles, hetzjj door do vrolijkheid, die hem omge-
ven hetzij door de keurige wijnen die hij geproefd
had. was stoutmoediger dan bjj de eerste ontmoc-
ting en had haar masker losgestrikt. Hjj lwog
zich tot haar om het gelaat te aanschouwen, dat
zjjno verbeelding alloen tot dus verre hem had
doon aanstaren on als de heerlijkste schoonheid
had voorgespiegeld. Zij stond echter met den rug
naar het schemerlicht, dat door het venster naar
binnen drong. Toch scheen het hem of er een zon
straalde uit dio oogon en was het hem, of hij hij
dat licht het beeld zjjner fantazie herkende. Do
warme adem, die er heenstroomde langs zijn wang,
deed zijne polzen bonzen, en de kus, dien hij op
do donzen lippen drukte, joeg hem het vuur in
het bloed. Maar zijne zaligheid mocht niot lang
duren. De onbekende wikkelde zich uit zijne om-
helzing los en zuchtte bijna in wanhoop: »0 gij zult j
mij verachten, zoo als ik mij zelve veracht."
•Verachten ? Neen aanbidden, heerlijke verschijning j
door wie ik liet eerst leer kennen wat liefde is!.. Ver-
achten? De gedachte aan u doet mij moed houden
waar ik anders vertwijfelen zoude, daar ik zoo veel |
heb loeren verachten wat ik eens in mijne dwaasheid
geacht heb. Ik zweer u eeuwige liefde. Dat ik tl
daaraan kon doen geloovcn, want wat weerhoudt 11
anders de mjjne te zijn, mijn goede engel, mjjn ge-
leigeest, die mij nabij blijft, nu ik ZOO zeer do trouw
en den steun der liefde behoef? Noem mij uw naam !"
•Ciij zoudt boven... ik mag u niet lief hebben en
ik... doe het toch!" luidde het zacht.
Charles lag bjj dat woord aan hare voeten en be-
dekte hare hand met vurige kussen.
•Zeg mij uw naam! Laat ik u in de oogon staren!
Wees de mijne!" bad bjj altijd inniger en haar aan
zijn hart drukkend.
Daar voor oen rilling door hare Icdon. Nogmaals
wikkelde zjj zich los uit zijne omarming, maar dit*
maal was het niet uit vrees voor den verleider alleen.
Zij had het kraken van een voetstap gehoord en
deelde dat Charles mede, terwjjl zij zich haar masker
weder voor haar gelaat bond.
Charles lachte mot hare vrees en poogde in luchtige
scherts het gevoel van wrevel te onderdrukken, dat
bjj hem opkwam, daar die vrouw, hoewel de harts-
tocht in haar binnenste heette te branden, tevens
zoo weinig zich zelve vergeten kon. Do vrees der
onbekende scheen niet gewettigd, on beider ondor-
hottd werd weder inniger, hoewel de toon, dit; straks
werd aangeslagen, zich niet weder hooren deed.
Schoon do arm van Charles haar omgaf, schoon hjj
het zwoegen van haar boezem aan zijne borst voelde,
schoon zij hare betuiging van liefde herhaalde, toch
scheen do\' vervoering van straks verdwenen. Do
onbekende vroeg hem, of hij haren raad had opgevolgd
en alle betrekking met de Castlemaine had afgebroken,
en toen hij bevestigend andwoordde en haar bekende
goene liefde voor haar te gevoelen, toen dankte zü
hem vurig en verzekerde hem dat alle bezwaren, die
hem drukten, wel uit den weg zouden worden ge-
ruimd: toen vroeg zjj hom, nauw hoorbaar, of hij
de Hertogin van l\'ortsmouth kende.
Dij andwoordde ontkennend. «Ik zag haar eens en
hoorde nog nooit hare 9tem voor het minst zoo
ver ik weet. Men prijst, men verheft haar, en zeker
te recht, want zij zal u gelijken! Niet waar, Louizo ?"
vroeg hij teder.
Daar viel plotseling een helle straal van licht in hot
kabinet. De deur, door welke beide gelieven waren
binnengetreden, werd niet geopend, maar wel die,
door welke men de serre van de andere zijde binnen
trad.. Daarop waren zjj niot verdacht gewei 4. Zü
hadden — en vooral de onbekende — g\' ,*ig het
oog op de deur gevest, ten einde indien zij verrast
mochten worden door de deur daar tegenover to kim-
nen ontvlieden; maar nu was goone vlucht moer
mogelijk on verraste hen de lichtstraal bij het tedere
onderhoud. En wie waren de ongenoodo. de ongc-
wenschte bezoekers? Op den drempel stonden Mylady
Castlemaine met een kandelabre in de hand. in haar
kostuum van koopvrouw, thands evenwel ongemas-
kerd, naast haar, do vlugge Harlekijn, mede niet ont-
bloot gelaat en alzoo *o herkennen als Zijne Maje-
steit den Koning.
•Verschooniug, Digby, voor de stoornis!" riep do
Koning uit. In het geluid zijner stem lag iets onge-
woons. «Dappere ridder! is uw zegepraal volkomen?"
Do beide gelieven waren opgesprongen. Do onbe-
kende trilde zichtbaar en plaatste zich achter haar
kavalier. >Ora Gods wille, red mjj!" bad zjj. «Bc-
scherm mjjn masker, anders ben ik verloren!"
•Mr. Digby en zjjno schoono weten nog niot, Siro!
dat hot uur van hot demasqué is geslagen. Zou Uwe
Majesteit hun dat niet herinneren?" vroeg Mylady,
met kwalijk verholen vreugde. Hareoogen tintelden
van verwachting: do zegepraal zetelde op haar geheel
wezen en gaf het thands de uitdrukking van oone
majesteit, als Lucifer haar had kunnen benijden.
•Mr. Digby, stel mij in staat uwe dapperheid vol-
kumcu recht to doen wcervaren door ons de schoono
to doen kennen, die gjj hebt mogen overwinnen."
•Sire, dat masker was mjj tot dusverre heilig: dat
bljjve hut ook voor Uwo Majesteit!" hornam Charlos
onderworpen, maar vast.
•Sire, verhoor Mr. Digbys bode! Wie weet welk
een groot ongeluk er achter den zijden muur van
dat masker schuilt. Voor uwo eigen rust, Sire ! laat
dat masker niot opheffen," zoido Mylady, dio zoor
-ocr page 185-
MARY HOLLIS.                                                                        263
Zij merkte voor het eerst, dat hare schalkc spot-
ternij geen indruk maakte, dat haar minnaar haar
liet blijken onder de heerschappij van eene andero
aandoening dan die van bewondering voor haar te
zijn. Zij had oen oogonblik de zwakheid het aan
den invloed van Mylady te wijten, die zij naderde
en toevoegde, terwijl een innemend glimlachje» zich
om hare lippen plooide: »l\' komt mijno rechtmatige
hulde toe, Mylady! voor hot volkomene van uw spel.
(iij waart dezen avond wéér wat ge wildet schijnen;
do rol werd zoo goed gespeeld dat het spel natuur
schoon. Maar wie hebben wij daar? Sire! wie is
die gemaskerde on die jonkman?"
• Kent ge hem niet?"\' vroeg Karel weder iu vro-
lijko stemming gebracht. »Het is uw protégé: Mr.
Digby.
• De mijne? Wel neen, die van Mylady, om wier
wille alleen ik l\'we Majesteit zijn naam eens uocm-
de. Niet waar, Mylady? L\'we vrienden zijn door-
gaands de mijne. Een voorbeeld daarvan is Zijne
tïenade, de Hertog van Buekiiigham."
Dat Mylady het suel doodendst venijn had kunnen
uitademen, dat do blik dier oogen mocht kunnen
wonden als do spits eens dolks! Zij had zich be-
drogen! Zij had den Koning met bewonderenswaar-
dig beleid weten heen to leiden; zij had hem moe-
ten bewegen om de bochtigste wegen in te slaan
en hem telkenreize geprikkeld door de belofte, dat
hij beloond zoude worden voor zjjno moeite door
een schitterend bljjk van getrouwheid, dat de Her-
togin van Portsmouth hem geven zoude. En die
gemaskerde bleek thands do gehate niet te zjjn.
Wie was zij dan ? Had do jonkman niot bekend,
dat zijne geliefde als eene payaanne verkleed zoude
zijn? En do onbekende, die wegschoot achter Char-
les, was toch zoo gekleed, maar Ma\'am Carwcll was
het ook on stond voor haar. Zou gindseho gomas-
kerdo ook het kind zijn, dat zjj mode genomen en
uit hot oog verloren had, on door do sluwheid der
l\'ransche vrouw, toen deze Mylady met don Koning
liad zien verdwijnen en de reden daarvan misschien
gegist had, iu hare, plaats had geschoven ? Zij had
iu de zaal niet meer dan tweo patfMnna ontmoet —
Mary was don moesten tjjd in een der prióeleu ver-
scholen geweest — en de eene daarvan was Ma\'am
Carwell en do andero moest hare beschermelinge
zjjn. De onbekende ginder kun dus niemant anders
dan Mary wezen, Mary, die zy den Koning voor
geen prjjs thands wilde laten zieu, uu zjj een geheim
onderhoud met haar lief had gehad. Daarom ver-
anderde zij geheel van taktiek, en trad zjj uu als
de beschermster van het geheim der onbekende op.
De Koning had vriendelijker dan hij iu do laatste
dagen gewoon was Charles aangezien en hem de
straf kwijtgescholden. «Wjj hebben in overijling
woordeu gesproken dio ons lood doen." zeide hjj,
en hjj ging in zijn verontschuldiging evenzeer te
ver als vroeger in zjjn toorn. >Ujj hebt moed, Mr.
Digby, laat die zich nooit weder tegen uwen Koning
11ionen! Maar gun ons, het gelaat uwer schoone
te aanschouwen."
goed wist, dat deze woorden voor hom oen prikkel
te meer moesten zijn, om to bljjven eischon wat hij
gecischt had.
• Ik begrijp n\'ot wat PÜ hedoclt, Sara!" hernam
do Koning dan ook toornijr. »Mr. Digby, we zullen
alle beeldspraak laten varen. Het paleis van den
Hertour van Buekiiigham is geene plaats voor galante
avanttiren, en wie het dus hebben beschouwd moeten
er de straf voor ondergaan. Wie hier toegelaten
is, heeft tijd genoeg gehad, om, veilig achter het
masker, een galant spel to spelen, en weet, dat er
eene ontmaskering op eene maskerade volgt. Ik
beveel u: ontdek dat gelaat!"
•Charles, boscherm mij! (irooto God, welk een
straf!\'* fluisterde de onbekende, die achter Charles
als weg kromp.
•Neen, Sire " hernam deze als andwoord op het
ontvangen bevel.
• Bij het bloed onzes Hoeren!" riep do Koning zelfs
in woede uit. »Wie is hier de Heer! Het kost u
hot hoofd, jonkman, zoo ge mjj langer weerstreeft.
Treed op zijde, man! ik zal dat masker los strikken.\'\'
•Dat zult ge niet d<x\'n dan over mijn lijk," riep
Charles besloten, die den Koning vermetel bleef aan-
staren, en wiens schoon gelaat bij dio stoutmoedige
taal aan het beeld van don vertoornden Jupitor
denkeu deed.
De Koning had liet houten zwaard van Harlokjjn
in de hand. Het washotoenigc wapen dat hij bezat;
hjj hief hot in de hoogte.
• Indien Uwe Majesteit nóg de rol van Harlekijn
wil spelen, dan zal ik de Band ito wezen riepChar-
lcs zich zolven vergetend. • Terug, Harlekijn!"
De oogen Zijtier Majesteit puilden uit do kassen.
Het Koningschap was dikwerf beleedigd, het Koning-
schap, dat Karel zeil\' wel door het sljjk sleurde, maar
de Koning zelden zoo als thands door zulk eon
slechten knaap!
•Mylady!" zeide hij mot waardigheid, 011 zjjno
houding nam zulk een majesteit aan, dat hot gelapte
harlckjjus kleed schier verdween en als schuil ging
onder den Koninklijken mantel: «Mylady, roep den
Hertog van Buekiiigham, den Lord High Steward
van Engeland! Dozen hebben wjj eon plaats toege-
dacht in den Tower, waar hij zjjn roes zal kunnen
uitslapen..."
Mylady behoefde niet to gehoorzamen, want de
deur word opengeworpen, en de Lord High Steward
van het Koninkrijk trad lachend en schertsend binnen
met.... de ontmaskerde Louizo de Quéroiiaille.
Do Koning trad een schrede terug, en in Myladys
hand schudde de zilveren luchter, zoodat het was op
den vloer nederdroop.
• Ixmizc, Louizo! zjjt gjj \'t waarlijk?" vroeg de
Koning naar haar toosnellend.
•In welk een koortsigen toestand hervind ik Uwe
Majesteit! In plaats van rust te nemen na zulk
eene inspanning vind ik u in zulk een gezelschap!
De beste clown iu Londen late. zich van nacht maar
begraven. Ik wenschte den Harlekijn van dozen
avond wel eens op het slappe koord te zien!"
-ocr page 186-
MARY HOLLIS.
26.
•Sirol Uwc Majesteit is do eerste edelman van
liaar rijk on kan zij dat dan vragen?"
»Mr. Digby heeft gelijk." zeido Mylady. »Ik waag-
de het straks niet Uwe Majesteit te weerstreven,
maar nu de toorn bedaard is en or moer hoop bo-
staat om gehoord te worden verhef ik mijne stom.
Ook Ilaro Genade van Portsmouth zal haar almacht
ter gunste van do onbokendo doen golden."
• Nu. Sara! het is wel! lTw woord is reeds go-
noejr. Ik erken dat de eiseh onbehoorlijk is. Zijl
po voldaan. Mr. DighyV
Charles hoog en leidde of liever droeg de sidde-
rende wol\', terwijl hij zorgde haar gelaat nog met
oen slip van zijn mantel to bedekken. In den gang
gekomen fluisterde de geredde: «Verlaat mij! God,
(iod! ik dank u !" on zij snelde hoen.
In een oogenblik was zij uit zijn gezicht. Zjj
rende do gangen door. maar hield plotseling op :
want vorscliolen in liet bossehaad.je, dat oon der
marmeren hoedden omgaf, zat eone gemaskerde en
wol haar evenbeeld neder. De gedachte, die haar
door hot brein voer, werd snel uitgevoerd. Zij
maakte het witto lint, dat om haar rechter pols
was vast gehecht, los. bond het om dien der
vreemde en ijlde toen heen. do vestibule door, den
buitentrap af waar zjj een der huurkoetsen aanriep
en er zich inwiorp.
Charles wilde echter niet dus scheiden en poogde
haar te volgen. Hij werd echter een oogenblik
door \'s Hcrtogs Steward tegengehouden, die hom
meldde dat in de zaal juist de sarabande zoude
beginnen: »Hjj zoude or dadelijk bij zijn," voegde
hij den Steward haastig toe, waarna hij voort»
schreed. Hij sloeg don hoek om on zag in den
langen gang geen spoor moor van do vluchtelinge.
Ken zachte kroot deed hem echter ter zijde blik-
kon en daar vond hij de verdwenen geliefde. Nim-
mcr had hij zich zoo groot en sterk gevoeld als
thands: Hij had don Koning weerstaan, en Zijne
Majesteit was voor hem teruggedeinsd en had ach-
ting voor hem opgevat. Hij had — en het was
waar — zich als een edelman gedragen on het
dreigondst gevaar voor zijne liefde getrotseerd. En
zij, die hij redde, had geen enkel woord van dank
frostnmo.ld, had hom zelfs de hand niet gedrukt.
Kón denkbeeld scheen haar slechts hoheerscht te
hebben, hot was dat van gered to zijn. Maar zjj
vorkeerde ook in den hooglten angst en had wol-
licht berouw over hare ondankbaarheid en wachtte
hem daarom misschien in dat l>ossehaadje op. Die
gedachte verdreef alle andere on verhief weder
hare liefde in zijn oog. In een oogwenk zat hjj
naast haar neder, de hand om haar heen geslagen :
hij boog zich over haar heen en fluisterde: >Ik wist
het wel, dat gij mij niet zoudt ontvluchten, mijn
geleigeest! mjjn schutsengel!" maar— vreesoljjk
ontwaken uit dien schooncn droom! — do onbekende
stiet hem van zich af, en een stem, een bekende
Btoni, maar niet die van straks, cono, waarin
de toorn trilde, voegde hem toe: «Laaghartige!"
•Laaghartige!" h erhaaldc Charles ontzot.
•Hebt gjj dan a 11 o s vergeten wat n vroeger
| rein en heilig voorkwam?" vroeg zij terwijl zij
haar masker dood vallen.
•Mary! Mary! Mijn C.od! Waart gij....? Neen,
i dat kan niet.. Hoe komt gij hier? licht gij een
! spel met mij gespoeld ?"
•Ken dienaar der zonden bovendien... oon hui»
chelaar!" zeido zjj met hoosche stom, terwijl de
tranen in haro oogen paereldon
•Mary! Hij God! ik bon dut niet... Maar gij...
in hot paleis van den Hertog van Buckingham...
in hot paleis van hem, die u___ O, het is om
krankzinnig te worden!\'\' riep hij uit, zich met do
vuist voor het voorhoofd slaande.
Geen hunner had don behoedzamen stap verno-
men van hom, die or naderde. Wij vorlioton Zijne
Majesteit en do anderen in het bewuste kabinet,
waar men zich verdiepte in gissingen over do on-
bekende. De Hertogin van Portsmouth deelde mede,
dat zij in den loop van den avond een zonderlinge
verschijning in dat zelfde kleed had aangetroffen.
Zij had naast een onbekende in een der prieölen
neergezeten, dio geheel als zij was gekleed en in
don grootsten angst verkeerde, oen angst die aan
wanhoop grensde. Wellicht dat het schoone mas-
kor toen aan de ontrouw haars minnaars dacht,
oen waan. dien do minnaar later in dat kabinet
zeker schitterend had weten to verstoren. Die mc-
dodoeling gaf licht in hot donker. Haro Genade
word bestormd mot vragen of do schoone haar
masker had afgelegd, on toon zij bevestigend and-
woordde. klonk do vraag als uit oen mond, hoe zjj
or uitzag. »Het was in hot prieel niet helder licht"
zeido zij »maar op mij maakte zjj don indruk van
oon Mndonna-kopjon onder oon zwarten sluier." A1-
lor nieuwsgierigheid behalve die van Mylady klom.
Men zou en moest de oplossing van hot raadsol
verkrijgen. Men zou zich langs verschillende we-
gen verdeden en op die wijze het spoor der vor-
loreno zookon to hervinden, of liever het spoor
zou zoor gemakkeljjk in de zaal to vindon zjjn,
daar ieder het masker had mooton laten vallen.
Maar zoo zij eens liet paleis verlaten had ? De Steward
word geroepen, dio zijn meoster mededeelde, dat
werkelijk een masker, als paysatme gekleed don
gang door was geijld, achtervolgd door Mr. Digby,
dien hij nog oen oogenblik had zoeken op te hou-
don, omdat hij dor achtorvolgdo onbekende oenig
, voordeel had willen gunnen. Do armo dienaar,
dio lof van zijn meester had donken in to oogsten,
I word mot oen straffen blik en oen scherp woord
I bejegend!
•Gaat allon naar do zaal!" zoido Zjjne Majesteit
•mij die hot meest bedrogen is, komt hot toe, do
! schoone, to vinden..."
• Als dat voorrecht aan do moest bedrogene l>c-
hoort, dan dient Mylady I\'we Majesteit te vorge-
zellen," hernam de Hertogin van Portsmouth.
•Dat was ook mjjn voornomen!" andwoorddo
Mylady. »Ik volg Uwc Majesteit."
Zjj vrcosde werkcljjk, dat Mary het paleis was
-ocr page 187-
MART HOLLIS.
2i-..-,
ontvlucht, waar zij door do sluwheid der Franschcvrouw zulke pijnlijke oogonblikken had doorgebracht.
Golukkiger dan heiden dachten te zullen zijn, trof-
fon zij het paar in den gang aan en kon Zijno
Majesteit zijno nieuwsgierigheid, zonder dat het
hem eenige moeite kostte, bevredigen. De onbe-
kendo had nu toch haar masker afgelegd. Hjj zag
een «relaat, dat hij verrukkelijk zoude heten, zoo
het slechts minder op albast geleek.
•Digby, prjj hadt geljjk met dit masker te ver-
dedigen; pij zo\\idt anders voor een half uur roods
den nijd opgewekt hebben! Maar ik geloof waar-
ljjk, dat de strijd niet ton einde is gebracht. Sehoone.
is do ridder ook te vool eisenend? Straf hom
daarvoor door mij het geluk to (runnen u naar do
zaal to gcleidou cu voor con dans uw cavalier te
zijn...."
•Zeg ja— het is de Koning!\'\' fluisterde Mylady
haar in.
Do Koning! De Koning van Engeland, dien zij
zoo lang roods had gowenscht to ontmoeten, wan-
doldo naast baar in bet pak van don Harlekijn!
Mylady nam don arm van Charles en trad de
zaal met hom binnen, waar do dansreion immer
nog deinden on golfden, en hot genot sinds luttel
oogonblikken zichtbaar was geworden, daar aan
aller gelaat thands bet masker ontvallen was.
• Hebt gij mot Mary aangename oogonblikken
doorgebracht?" vroeg Mylady, aan Charles\' arm
hangend en hom dwingend de oogen van don Ko-
ning af te wenden, die met zijne dame in een der
priëelon had plaats genomen.
•Kr gaan dingen om, die mij verrassen, pijnlijk
verrassen," hernam de jonkman openhartiger dan
voorzichtig— «Vraag mij niets, want ik begrjjp niets....
Barbara, is zjj met u hier gekomen?"
•Ja."
Het was of dat korte andwoord hem eenigzins ge-
rust stolde. Zij was dus niet uit vrije beweging naar
het paleis van nuckingbam gegaan. »Maar waarom
bracht gij haar bier?" vroeg hij haar verder.
•Omdat het liovo kind oonige afleiding behoefde.
Nu gjj zoo voel vraagt mag ik toch ook iets vragen ?
Was do onbekende van hot kabinet en dat kind
do zelfde?"
• Ik weet bet niet...Neen, neon! Ofschoon bet kos-
tuum, zelfs bet wit zijden lint om den arm, hetzelfde
was. Hoe kwam zij aan dat kostuum? Dat hebt gij
voor haar gekozen. Waarom?"
•Omdat uw lief, de Hertogin van 1\'ortsmoutb,
hot ook gekozen had. Zijt gjj nu tevreden? (teen
woord meer daarover! Ik herhaal 11 voor het laatst,
dat ik niet wil dat gij dio vrouw meer opzoekt."
Zjj verliet hem en zocht Mary op, die met sidderen
en beven don Koning te woord had gestaan. Hoe
schuchter zjj ook ware, toch was baar bjjzjjn Zijner
Majesteit niet onaangenaam. Hot was oeno verrassende
nieuwheid, zulk cone schoonheid in zulk oen vorm
te ontmoeten. Do andwoorden der deerne waren
niet dom en toch ook niet geestig, maar waren zoo
ernstig getint, terwijl de zacht zilveren stem zich
j daaraan zoo harmonieseh paarde, dat Zjjno Majesteit
wel gedwongen was, er naar te luisteren.
Zjj had nog nooit oen bal masqué bijgewoond, maar
wilde, na dezen avond, er ook geen meer bijwonen.
Op de vraag waarom, andwoordde zij dat do schepping
van den Hoere God to verheven was, om te worden
bespot en belachelijk gemaakt Op de herhaalde uit-
noodiging tot dansen gaf zij eenvoudig ten andwoord,
dat zij het nimmer geleerd had, daar haar vader het
een zondig vermaak heette, on toen haar gevraagd
word wie die vader was, vernam Zijne Majesteit, dat
hij met een dochter van een prediker sprak, dio ge-
vangen was genomen en om wiens vrjjhoid hjj ge-
bcden werd. »IIjj heeft zijne overtuiging gevolgd,
en kan dat een misdaad zijn? Ik kan hier te midden
van hot gejoel en gejubel niet de woorden spreken,
dio ik wilde doen hooren om het hart van mijnKo-
ning te troffen. Mag ik op eenc betere plaats mijne
l>ede herhalen ?" vroeg zij innig, de zachte oogen
tot Zijne Majesteit opheffend. Dezo nam hare hand,
bracht dio aan de lippen en zoide toen vriendelijk:
•Dat moogt ge, mijn kind! En zoo het niet onmoge-
ljjk is en boven mijne krachten gaat, zal uw vader
in vrjjhoid worden gesteld."
•Ik dank u, ik dank n, Heer Koning!" Bjj die
uitstorting harer dankbaarheid kwam Mylady het
prieel binnen. Zij gaf to kennen, dat zij Zijne Ma-
josteit in baar aangenaam onderhoud moest komen
storen, daar haar beschermelinge zeker wel naar rust
zoude verlangen.
•Ja, Mylady. .Ta .. Voor mij heen. Nu ik mijn Ko-
ning gesproken heb, bon ik voldaan. Ik vergeet al
den doorgestanen angst en zeg u er zelfs dank voor,
dat ge mij hier heen hebt gebracht."
• Een lief kind, niet waar, Sire?\'\' zeide Mylady.
•Eenvoudig of... misschien het tegendeel," hernam
Zijne Majesteit, die nimmer geneigd was het reinst
van zijn naasten te golooven en de blijdschap van
het kind over het onderhoud mol hem. nadat hij
haar verrast bad in een tfle a li\'te niet een ander,
voor het minst wel wat verdacht voorkwam. Ook de
vriendschap, die bij tnssehen die deerne en Mylady
opmerkte, droog er niet toe hjj, aan do getoonde ccn-
voudigheid oen onbeperkt geloof te slaan.
• Wij zullen elkaar spoedig terug zien on alsdan
kunt gjj awvonsoek nader aandringen Mylady Cast-
lemaino, ik sta u niet dan ongaarne uwe gunste-
lingo af."
•Mylady do Castlemaine?" vroeg Mary verbaasd.
Zjj bad geene gelegenheid iets meer te zeggen, want
de Hertog van Hiickingham en de Hertogin van Ports-
niimili traden binnen. Do eerste, boe volmaakt hove-
ling hij ook ware, kon bjj Murys aanblik zjjnc ver-
warring niet ontveinzen; do tweede zag haar scherp
aan, mat haar mot de oogen en scheen den blos, dio
toen op haro konen verscheen, in haar nadeel uit
to leggen, want oon spotziek glimlachje!! vertoonde
zich op hot gelaat Harer Genade.
Mylady voerde haar mede en vond het vreemd,
dat de deerne aan haar arm als met wcor/.in volgde.
•Is uw afkeer ook veranderd in genegenheid, en
-ocr page 188-
MAKY HOLLIS.
verlaat prij deze zaal ongaarne ?" vroeg zij eindelijk.
Mary schudde heftig ontkenuend.
•Mylady de Castlemaine!" herhaalde zij in zich
zelve, toen heiden in den karos waren nodergezeten,
en hij die woorden bedekte zij het gelaat niet de
handen. Mylady keerde zich verlegen af. Hoe klein
voelde zij zich weder tegenover dat kind, dat haar
niets verweet, dat haar geene strafpredikatie hield
en toch met zulk eene vergiftige pijlspits wondde.
• Kont gij die Lady, Biickingham V\' vroeg de IIerto-
gin van I\'ortsmouth.
•Ik heb het geluk. Het is een kind van liet land
met een warm hart!" klonk het kwaadaardig and-
woord.
»Ik vermoedde het," riep de Koning. >Maar het
is toch oen schoonheid, zooals Engeland slechts kan
voortbrengen. Het zij gezegd zonder iets te kort te
doen aan de volmaakte schoonheden van het vaste
land!" dus besloot hij met een hlik op Louize.
•Juist. Sire! Uwe Majesteit zal daarbij wel niet ver-
geten, dat Portugal tot het vaste land behoortI"
hernam zjj lachend.
•Dat schijnt heden avond niet vertegenwoordigd,"
zeide Zjjne Majesteit, die do bitse aanmerking der
Hertogin zeer goedig opvatte.
• Uwe Majesteit houdt niet van voo rharigc op-
merkingen," riep Buckingham lachende uit. Het feest
was bijkans ten einde en nu scheen de Koning de af-
wezigheid zjjner gemalin eerst te bemerken.
•Hare Majesteit wilde bij hare vriendin de Petialva
hljjven, die weder vreesolijk lijdt," viel de de Horto-
giu in.
• Maar die Penalva is de verveling zelve. Zo is de
onheilsvogel van White-hall."
•Zeker zou Hare Majesteit meer tijd aan haren
gemaal kunnen schenken, zoo do (iravin eens tot
rust kwam. Die rust zou dus zeer gewenscht zijn,"
zeide de Hertogin met een schalken hlik op den
Koning.
•Genoeg, genoeg!" riep deze. »\\Vill, wij danken u
plechtig voor uwe gastvrijheid en zullen onzen nard-
schen tabernakel gaan verplaatsen. Wij stellen ons
voor, op Hatfield-manor reranche te geven, en u daar
voorbij te streven. Het zou onmogelijk zijn indien
bleau had het wildzwjjnvl ?osch, de Schotscho hoog-
landen de hertenbouten geleverd: Parijs was op cijns
gesteld voor de geurige pasteien, Lissalion en Ore-
nada voor de keur der fijnste vruchten en wjjnen.
Het was verre over middernacht, toen Zijne Ma-
jestoit on do m\'iostc gasten vortrokken. \'Poch
duurde hot feest nog voort, en voor eenigen zou
het beste en belangrijkste deel nu eerst beginnen.
De gastheer gaf het voorhield, dat door de mees-
ten gevolgd werd, en begaf zich naar het kabinet,
waar wij den Prins met zjjne politicko vrienden
verlieten. Dezo waren reeds geruimen tijd vortrok-
ken en mochten gerekend worden reeds in het land
der droomen te verwijlen. Maar wat daar tijdens
hun verblijf werd gereed gemaakt zoude thands
dienst doen. De kaarten werden ter hand geno-
men en het goud roldo over do tafels. Ken bo-
nauwende stilto verving weldra het luidruchtig
gewoel: men hoorde hij het lanscpienetspel nauw
de stem van de spelers; maar welk een wacreld
van gewaarwordingen werd niet in die enkele to-
nen uitgedrukt! Onder do aanwezigen word vooral
een blinde opgemerkt. Het was de Hertog do St.
Albans. De arme, hij miste éene genietiug: hjj
kon de kaarten niet meer zien. Hij moest dus op
de oogen van anderen vertrouwen, die hem ter
zijde stonden.
Wie daar ook gemist werd, Charles Digby niet.
Po oogen des jonkmans vonkelden, de .kleur van
zijn gelaat was hoogrood. Hjj had bij het gebruik
dor opwekkende wijnen do bittere aandoeningen,
in de laatste uren opgerezen, willen vergeten. Dat
woord: laaghartige, overstemde do hartstochtelijke
betuigingen van liefde der onbekende, die, hij was
er zokor van, niet Mary kon zijn, al had hij ook
aan de hand van deze het zijden lint herkend. Hij
had, hij zijn gang naar het feest, zijn wraak op
den gastheer kunnen vergeten, voor het minst on-
derdrukken. maar de ontmoeting van Mary, met
wie het zóo verre gekomen was, dat zij door do
Castlemaine werd beschermd en door haar iu het
paleis baars verleiders was gebracht, deed zjjn
toom weder heviger ontbranden. Toch had hjj de
verzoeking niet kunnen weerstaan, om deel aan het
spel te nemen. Hij zou misschien lenig kunnen
winnen wat hij aan Buckingham en Barhara schul-
dig was, en dan zou hij vrjj zjjn jegens beiden.
Buckinghain had juistf zijn partner verloren, daar
deze het spel met verhoogden inzet niet hornieu-
wen wilde.
»Ik houd het tegen u!" klonk het. eensklaps van
Charles\' lippen. »<)in honderd guinjes, Hertog!"
Buckingham staarde hom con oogonblik aan on
lachle t<ien vreemd.
• Weigert ge, Mylord?" vroeg Charles met hee-
sche stem.
•Wel neen. Ik verdien gaarne eenige guinjes,
zij het ook op tjjd."
Charles knarste mot do tanden. >Hot is waar,
ik heb geen Hatlield-mauor te verkoopen, maar ik
besit nog Hallam Castle," hernam hjj gesmoord.
wij niet de zekerheid h
9
adden de Hertogin van
Portsmouth als gastvrouw to bezitten. Maar waar
is mjjn neef?"
•Hjj heeft een tjjd lang in een hoek der zaal naar
het dansen gezien en is daar, zeker door het liefelijk
ruischen der muziek, in slaap gevallen. Waarschijii-
lijk is hij gowekt door Mijnheer van Beimingen, die
straks met een onweer op de dikke wenkbrauwen de
zaal met een stormpas door liep. Ze zijn gewis samen
vertrokken. Uwe Majesteit zal mij echter veroor-
looven haar on onze aanstaande gastvrouw naar do
eetzaal te geleiden, waar haar oodmoodige onder-
daan een nederig souper heeft doen gereed maken,
waarop zjj een genadigen blik goliove te slaan."
Het nederig souper waarvan hjj gewaagde was
koninklijk. Hei y.Mvor der schotels on dor luchters
blikkerde door het honderdvoudig waslicht. Fontaine-
-ocr page 189-
MARY HOLLIS.                                                                          267
•Noorn plaats I" on l)ij die woorden trok de IIer-
tog even de schouders op.
Honderd, driehonderd, vijfhonderd, duizend guin-
jes gold ten laatste hot spel. dat telkens Charl«s
vjjandig was. Volon der spelenden hadden zich
om dat tafeltjen vereenigd en zagen eonigzins on-
gonist op het gelaat des verliezenden jonkmans.
In do oogen sparkeldo de hartstocht. De stuip-
trekkende vingeren, die do gouden van het damas-
ten tafelkleed afhangende kwasten verwrongen en
omwoelden, spelden den telkens stjjgcnden wrevel.
•Ik speel niet moor," zeido de Hertog van Buo-
kingham opstaande.
•Zijt gij bevreesd voor uwe guinjes, Mvlord?"
•Zoo ik dat ware, dan had ik in het geheel niet
met u gespeeld, want gij weet dat de kansen niet
gelijk staan."
•Waarom niet?"
•Onder vier oogen zou ik u dat kunnen zeg-
gen."
•Zou men niet moeten gelooven, dat do reden al
een zeer onteerende ware, daar de Hertog van
Buckinghara haar niet waagt te zoggen? Sinds
wanneer is Uwe Genade zoo zedig?"
•Sedert gij onbeschaamd wordt, knaap!"
•Onbeschaamd!\'\' herhaalde hij ziedende van drift
en daardoor onmachtig meer te zeggen.
•Vergeeft het hem, Mylords! wat bij de ploeg
gelioren is blijft lomp! De poedel hing zich een
wolfshuid om!" hernam de onmeêdoogende B110-
kingham.
Charlos\' woodo was tot zulk een hoogte geklom-
mon, dat elke zenuw gespannen was en hij eene
bovenmcnschcljjke kracht in zich gevoelde. Hij
vooldo do striemen van \'s Hertogs sarkasmo en
wilde zich wreken, en die wil deed hem de heer-
schappij over zich zclven hernemen, terwijl de op-
gewekte organen krachtiger voertuigen werden van
zijn wil.
.Ik veracht 11 te veel, om in die woorden een
schimp te zien." andwoordde Charles met een
heescho stem op de laatste aanmerking des Hertogs.
•Charlosl Charles!.... Hij weet niet wat hij zegt!"
riep Moumouth. terwijl hij zich meester zocht to
maken van don arm zijns vriends om hom weg te
voeren.
•Steward, geef dien knaap een glas water!"
zeido de Hertog kool.
•(ie zjjt wel vereelt, dat ge zulk een beleediging
nog met kalmte verdragen kunt!" riep Charles uit,
zich van Monmouth losrukkend. Hij snelde op
Buckingham af en bleef stampvoetend voor hem
staan.
•Mylords! kan ik hem sparen?" vroeg do Hor-
tog koud, de armen gekruist en do oogen in het
rond slaande.
•Laat hem zijn roes uitslapen-en dan vergiffenis
vragen!" riepen oonigen.
•Kiest ge zjjno partjj? Gelooft ge mjj niet in
staat, to woten wat ik doo?" riep Charles »Zoo
hij er slechts van overtuigd zjj en ik zal hem
daarvan overtuigen. IIjj koordo zich daarop weder
naar Buckingham en voegde hem half luid toe:
•Gij hebt Mary Hollis geroofd en onteerd! George
Villiers. met uw bloed zult gij do onvelo daad
boeten!"
•Een edele kampioen voor zulk een veronge-
lukte onschuld!" zeido Buckingham smadelijk. De
handschoen, die in de laatste oogonblikkon in Char-
les\' handen was gekreukt en gewrongen, word na
die woorden den Hertog in het aangezicht geslagen.
Een kreet van ontzetten rees uit aller midden op.
De Hertog werd doodsbleek: de lippen trokken
zich op en lieten de saamgeklemde tanden zien.
•Mylords," zeide hij eindelijk uiterlijk bedaard.
•Mr. Digby doet deze plaats niet langer eene van
uitspanning zijn, en daar de Hertog van Bucking-
ham alleen daar gastheer wil wezen, waar hij ge-
not en vreugde bereiden kan, is hjj wel gcdwon-
gen thands afstand te doen van de hem vercerendo
waardigheid."
Ditmaal fijn. zoo als het een edelman betaamde,
verweet hij Charles, die zijn gast was geweest, het
onbehoorlijke van den gevoerden twist. Fjjn, zoo
als bij slechts zelden zich betoonde, verzocht hjj
de aanwezigen zich to verwijderen, die dan ook
weldra vertrokken. Slechts vier edellieden ont-
vingen een wenk om to bljjvon. Er werd woinig
gesproken. De Hertog verliet hen een oogenblik,
na enkele woorden een der aehterbljjvenden in
het oor te hebben gefluisterd. Daarop werden Mr.
Digby en de anderen uitgenoodigd hem to volgen.
Zij gingen do zalen door, straks nog zoo ge-
vuld, zoo warm, zoo geurend, zoo tintelend van het
zachtste licht en thands zoo ledig, zoo kil, zoo
schemerend, daar waslioht bij waslicht werd uitge-
doofd. Charles trilde onwillekeurig, terwijl hp do
zwijgende rij volgde in de gekreukte mnskerade-
kleederen. Zjj stegen ettelijke trappen af en kwa-
men in den tuin. Do maan verlichtte helder bleok
het sneouwvold. dat ongerept voor hen lag on wei-
licht spoedig purperen vlekken zoude dragen.
Enntastiosoh spoelde het licht op die maskerade-
kleederen. Ken onzijdig toeschouwer zou wnarschijn-
ljjk geen schaterlach hebben kunnen weerhouden
bij het koddige der vertooning. maar vervolvons
gecne beklemdheid hebben kunnen ontveinzen, nu
de ernst bij al dat kontrasteerende den l>oveiitoon
hield. Daar ginder dood de knmlo wind de wjjdo
(lippen van het I\'ioi\'rot-kleed wapperen, maar tevens
dood het maanlicht het strakke gelaat nog strakker,
ja bijna verglaasd schijnen, en do figuur, welke ein-
digde met te doen ijzen, hield in do witte hand
tweo glinsterendo degens.
•Charles, vraag nog vergiffenis! gij hebt nngeljjk,"
lluisterdo Harry.
•Dat heb ik niet," hernam de andero, dio met
wellust do zuivere lucht als indronk. Het was hem
wonderljjk to moede. Wel verre, dat de stem in
zjjn binnenst»! dio van zijn vriend zoudo liovestigen,
zeide zjj hem goed te hobliou gehandeld. Wol verre
van zich zwak to gevoelen, wist hij zich sterk, want
-ocr page 190-
2fiS                                                                      KART HOLLIS.
geschied zijn, want Charles waggelde niet! Hoor
hunne aandacht te vestigen op het punt, dat bjj
Charles bedreigd werd, merkten zij niet, dat do
degenspits van dezen de rechter hand van Buckin-
ham moest getroffen hebben, want de Hertog wierp
bliksemsnel bet gevest in de linkerhand over, eene
handigheid, die bij ieder ander reeds bewondering
zoude hebben gewekt. He reden, die hem daar-
toe verplichtte, wekte evenwel de lx>kommering
zijner getuigen op. Zij deelden het hem met een
enkel woord mede en gewaagden van een staking
van bet gevecht.
»He kansen zijn minder ongelijk; het zal den
knaap moed geven." zeido Buckingham koud en
hoog, waarna do kamp met vernieuwde kracht
werd voortgezet.
Maar de kansen waren niet langer gelijk, vooral
niet nu Charles, wat een geoefend duellist wellicht
gedaan zou hebl>en, zich niet tot verdediging bc-
paalde met bet doel om zijn tegenpartij af te mat-
ten en alzoo door list zijne mindere behendigheid
te vergoeden, m aar heftiger dan ooit zijne aanval-
tcn voortzette. Hij gaf zich daardoor wel meer
bloot, maar vorderde ook meer krachtsinspanning
van de band des .vijand», oen e hand, die hoe geoe-
fend ook, de rechter niet evenaren kon. Toch zou
de strijd zonder een onverwacht voorval ton zjjnen
nadeele beslist zijn geworden, want het scherpe oog
des Hertog» had reeds de plaats uitgekozen waar
de degenspits een doodeljjken stoot zoude" kunnen
toebrengen, en dood\'-lijk zou do wonde ditmaal zjjn,
dat had hjj zich voorgenomen. He oogcnblikken
van Charles waren geteld. Daar sijpelden echter eonige
bloeddruppels langs de rechterhand des Hertogs en
vestte zich zjjn oog naar do wonde, die wellicht
grooter was dan hij zich verbeeld had.
Het duurde slechts een oogenblik, maar dat oogen-
blik was onbewaakt en deed Buekiiigham de altjjd in
de nabijheid zwevende spits van \'s vjjands staal een
dolsslag slechts oorbijzien. Toen de Hertog den oog-
appel wendde, had hij nog even den tjjd de spits van
het midden zijner borst te keeren, maar het staaldrong
toch onder het schouderblad diep door. Ken pur-
peren stroom vloot over de sneeuw: de degen zonk
neder: de knieën knikten; en Pierrot lag bewusteloos,
misschien ontzield, voor de voeten van den Bandito!
>(iij hebt hem gedood! Vlucht naar hot vaste
land! Niemant kan 11 beschermen," riepen Harry
en Sidney.
Charles staarde als ljowusteloos voor zich op den
gevallene, die daar neerlag met gesloten oog, met do
loodkleur op het gelaat, met saamgeklemdo lippen
en in het kleed van den potsenmaker. Zjjn haat
scheen plotseling verdwenen en verkcord iu modo-
hij streed voor oono goede zaak ; hij 7.011, zoo God
hot «rilde, zijne speelnoto wreken. Misschien school
er onder zijn wrok wel oenigo gekwetste ijdelheid;
misschien had de bejegening, die hij van Bueking-
ham van den aanvang hunner kennismaking onder-
vonden had, eone bejegening, waarvan hij den kwet-
•onden aard ho* langer hoe meer had leeren ken-
nen, de brandstof in zijn binnenste helpen ver-
meerderen: op dit oogenblik echter was bij zich
dit niet bewust.
Slechts êen oogenblik van strijd ondervond hij.
Het was toen do gedachte aan de onbekende en te-
vens aan de mogelijkheid eener nederlaag bij hem
geboren werd. Maar vreemd was het: hij kon die
gedachte terug dringen, toen zijne verbeelding het
beeld van Marv, zijne gczollo, en van Mary, de be-
zwijmdo, op den drempel van Wilkins\' woning hem
voor oogen tooverde. (oen hij den toon harer stem
in zijne ooren hoorde suizen bij het woord: >L*iag-
hartige." Neen dat was hij niet. Hij deed een
goede daad: bij wist het, en zij. die hem lief had,
zou hem er te meer om lief hebben.
• Pigby, reik de hand ter verzoening!" fluisterde
Sidney die met Harry hem ter zjjde stond. »Gjj
hebt ongelijk."
Nogmaals klonk het andwoord dat hij llarry ge-
geven had van zijne lippen.
•Hebt gij ons niets te zeggen?" vroeg Harry ge-
smoord. «Gij kunt vallen.\'\'
Charles trilde. Hoe schoon, hoe heerlijk kwam
hem eensklaps het leven voor! Hoe vele genietin-
gen konden hem nog wachten! Haar stond zijn
goode vader.\' zijne fiere moeder. Hij kon zo nóg
niet vaarwel zeggen: bij kon niet sterven.
»Ts hij gereed?" hoorde men op snerpende» toon
vragen en bet was of een grijnslnch die woorden
vorzolde.
Dat klonk weder als eene spotternij.
Alle sombere gedachten verdwenen, even als het
ontzaeh voor de waarschijnlijke meerderheid zijner
tegenpartij.
He degens kruisten zich: de vonken spattcden
uit het staal. De getuigen der knmpcndcn hadden
zich aan weêrszjjden teruggetrokken, twee aan deze,
twee aan gono zijde, 011 beidden schier ademloos
do beslissing, die bloedig moest zjjn. Schoon de
jonkman tegen alle vormen in zijn gastheer gro-
vcljjk had belecdigd, en tot zijn dolzinnige uittar-
ting blijkbaar door het verlies van zijn goud was
vervoerd, toch had hij eene vastberadenheid getoond,
welke zij nooit van hem verwacht hadden en welke
hen eerbied inboezemde.
Heiden streden met beleid en met kalmte, maar
voor geen der toeschouwers was do uitslag onbe-
kend. Huckinghani was de eerste duellist van zijn
tjjd en Dighy kon nog op dien eerenaam niet bogen.
Monmouth en Sidney sidderden; want zjjzagen hun
vriend eensklaps een stap ter zjjde springen, en
Buckingbams degen bjj OharW linkcrlwrst sc\'iit-
ren. Of hjj die doorboord bad of voorhjj was p.e-
glcdcn wns hun onlmkend. Het laatste echter moest
0
1 Vlucht! Nog is hot tjjd!"riepen hemzjjne vrienden
toe, tcrwjjl <,c" hunner hem met geweld wogvoordo.
-ocr page 191-
MART HOLLIS.                                                                         200
eigene gevolgtrekkingen, prevelde zij ook soms ten
besluite van al hare zwarte vermoedens: »die sta
zie toe dat hjj niet vallei1\' zjj was toch soniwjjlen
niet verre van den uitroep des Fanzoors. »0
Heere, ik dank II, dat ik niet ben geljjk deze!"
Poogde vrouw Dirkeus soms ook hare sombere
stemming te verdrijven, haar het lieve verdwenen
kind voor te stellen in al haren eenvoud en rein-
heid, verzekerde zij haar ook, dat zij eer iu hare
jongens bourzonsiiijdors en moordenaars zoude kun-
nen zien dan iu Mary een verlorene, het mocht
voor een oogenblik baten en hare starre droefheid
verminderen, in het volgende zat zij echter weder
even strak neder als wij haar thands zien.
Maar ook Dirkeus was niet wel te moede en
mocht voor een doel de. oorzaak zijn van moedor
Annaas stemming. De anders stille maar opge-
ruimde man, wiens niet. diopgrijpciid maar gezond
verstand de dingen om hein heen iu hunne juiste
verhouding wist te schatten, Dirkeus was in de
laatste dogen stiller en meer dan ooit terug ge-
trokken geworden en liet daarbij dikwjjls eene
nonehheid bljjken, die zijne vrouw op het denk-
beeld bracht, dat hij een ziekte onder de leden
had, en moeder Anne, dat er iets vreeseljjks ge-
beurd was, dat te vreeselijk was om nog verteld te
worden. Dirkeus, de vriend van het kasteel, kwam
niet verder moer dan den moestuin, kon soms et-
teljjke sekonden door het kleine venster naar den
toren van Hallam-Castle turen met do diepe rim-
V1KKMC IIOKK.
I.
Kon dik sneeuwkleed dokte do bonehen en de
weiden van Halhun-Castlo. De grauwe luclit en [
de kille winti voorspelde nog menige jacht dier
tijne vlokken, die hier en daar als tot een heu-
vel waren opgestoven, fleen der bewoners waagde
zich naar hui|tcii waar geen levend wezen zich be- j
wogen zonde hebben, geen geluid zonde zjjn ge- ,
hoord dan het fluiten en gieren van den wind door
do hladerlozc boonitoppen, zoo niet een enkele
lwnte kraai met de vale vlerken langs liet sneeuw*
veld getipt en in zijn schel en BOmbe\'r gekras zijn
honger te kennen had gegeven.
Was het buiten kil en kond, droef en somber,
in de kleine maar nette woning van onzen ouden
vriend Dirkeus was het warm en vrolijk, dank zij
het knappend vuiirtjen in de breede schouw en de
luidruchtige bezigheid der huismoeder, die hier
iets ordende, ginds iets verzette en ten laatste het
%uoodigo voor het stevige en overvloedige middag-
maal gereed maakte.
Eon scherpe tegenstelling met de tevredenheid
en blijmoedigheid, welke alles in het klein ver-
trekjen ademde, vormde de bedaagde en in stom-
mig zwart gekleedo vrouw, die ltozig was eeltige
kleedingstukkeii na te zien, maar van haar arlwid
dikwjjls opzag, de oogen ten hoogen sloeg en dan
diep zuchtte.
Het was moeder Anne, die altjjd nog steun en
bescherming bij den goeden Dirkeus gevonden had,
die haar nog meer dan dat, die haar ook troost
en opbeuring had willen scheuken.
Dit was echter den bedaarden man evenmin als
zjjne gulhartige en opgeruimde huisvrouw gelukt.
Wij hebben moeder Anne loeren kennen als eene,
voor wie deze aarde een tranendal heette, voor wie
zij het dan ook werkelijk was. De steun haars
ouderdoms, de eenige, dien z[j eerde als een uit-
verkoren vat, Jakob Hollis, was haar door de boos-
beid der menschen ontrukt, en het kind van dezen,
do deerne die zjj zoo gaarne iu zorgende liefde
had willen vergoeden, wat de oude Hollis voor
haar was geweest, liet niets van zich hooren, bleef\'
spoorloos verdwenen Bij hare sombere geanrilheitl
moest zjj het ergste onderstellen, begon 7.jj te ge-
looven aan een roof\', ondernomen door den ouden
Kilist ijit van het kasteel, die daarin geholpen was door
zijn jong en door den niet minder kwaadaardige!)
vreemdeling die — en dat vergaf zjj den Ainalekiet
niet — haar als een wachter Sions eens was tegen-
getreden en dio inethet heiligste had wagen to spot-
ton. Maar of dit reeds niet genoog ware, eindigde zjj
met zelfs do onschuld van Mary iu twjjfol te trokken,
met aan do halsstarrigheid van het kind om dien
dag naar Leeds te gaan eene uitlegging to geven,
dio Mary zelve als schuldig aan do uitvoering
deed voorstellou. Schrok zij ook terug voor hare
48
pels op het voorhoofd en een trek van wrevel op
liet gelaat, en dat Sir Ilenry en Charles in dien
wrevel deelden, bleek van tjjd tot tijd overtuigend.
Zoo grooten invloed oefende zjjn voorbeeld, dat
ieder der huisgenoten de vroegere gezindheid je-
gens Hallam-Castle vergeten scheen en slechts
mokkend den Landheer naderden, als hun plicht
72
dat gebood, 1\'n zoo als ons bewust is ergerde dat
den Landheer niet weinig. Zelfs was hjj eens
verschrikt teruggedeinsd, toen hij van de vossen-
jacht terugkeerde, vrolijk fluitend en spelend met
zijn jachthonden, en van achter een der ltoomen
een zwarte gedaante had zien te voorschijn komen,
die hom zonder te groeten, maar hem strak aan-
starend, VOOrbjj was getreden. Hjj had eerst ge-
dacht een tooverkol te zien en grooten lust ge-
had, om er zjjn jachthonden op aan to hitsen,
maar was van dut voornemen teruggekomen, toen
hjj zich herinnerde die trekken meer, en nog laatst
op zijn verjariiigsfoost, gezien te hebben toen zjj
aan de huishoudster van den rondkop behoorden
Dirkeus was iu den laatsten tjjd slechts eens
bljjdo thuis gekomen. Reeds op den drempel had
hjj toon oen brief iu tlo hoogte gehouden en geroe-
pen: »(ioedo tjjding!" Het was in do laatste wc-
ken reeds meermalen gebeurd, dat hjj met \'s Ko-
nings post zulk een papier ontving, dat hjj dan
met den moesten ernst en hot geduld cener kat,
zoo als Moedor.Ynne in haar ongeduld het noemde,
zat te ontcjjfercn, hetgeen altjjd gevolgd werd door
een bedenkelijk hoofdschudden. Het bericht was
-ocr page 192-
MARY HOLLIS.
270
Marys brief, het hoofd van het vroeger zoo tevreden
huisgezin. Hij was op den morgen, waarmede wjj
ons hoofdstuk openden, met looinen tred aan deu
gewonen arbeid gegaan, maar lang voor het etens-
uur sloeg, stormde hij op de besneeuwde holsblok-
keu het vertrek weder binnen met een open brief
in de hand.
•Wat is er?-\' vroegen beide vrouwen fe gelijk,
verschrokken over het witbestorvene van \'s mans
gelaat
»Ik heb het wel gedacht, dat het zoo met hem
eindigen zou! Dat vervloekte hof!\'\' borst Dirkeus
eindelijk in werkelijke woede los.
Na vele dergelijke uitroepen kon de man ten
laatste bewogen worden voor te lezen hetgeen hij
in een pas ontvangen brief van zijn zoon gelezen
had. Wij mimen eenige zinsneden over. »Kr is
iets gebeurd wat huig verwacht was. I>e jonge
heer liep druk in deu klub, zoo heten zij een plaats
waar gerookt, gedronken en gespeeld wordt en de-
geen, die het meest rookt eu drinkt en speelt en
zwetst het grootst is."
•Afschuwelijk) Dal \'s \'\'\'\' plaats, waarvau in de
Openbaring..." Moeder Anna had geen tijd om te
eindigen want Dirkeus voer voort. »Nu, de jonge
heer was oen van de eersten."
• Hij is ook van het krom eu verdraaid geslachte;
hjj is ook de zoon des Ivanailuiets Barar, des zoons
Tiglath.."
•Neen, dat zou Job zelfs niet uitgehouden heblieii !"
riep Dirkeus, wiens geduld ten einde was, uit. «Waar
ben ik nu gebleven? Het ergste komt nog en zal
u de hall-en te berge doen rjjzcn. •!)« jonge heer
was een van de eersten. Hij verloor in de laatste
dagen veel geld: wel honderd guinjes geloof ik.."
•Ilcere iu den hemel! wat zal Mylady wel zog-
gen!" riep vrouw Dirkeus uit.
• Wel honderd guinjes geloof\' ik" vervolgde Dir-
kens. >Het scheen hem niet veel te deren, want
hij werd door een onbekende vrouw, die hem hei-
melijk bezocht, getroost."
•Wat onreine filistjjn! Kn zulk een verdorven
wezen heeft de zalige Jakob meermalen iu zjjn huis
ontvangen! Mary, Mary, gij zjjt zeker óok het bres-
de pad van het verderf opgedwaald."
•Als de hemel valt zijn wjj allen dood!" merkte
Dirkcns grimmig aan. »Jolm zal er toch wel niet
bjj gestaan hebben als die onbekende kwam. Maar
hoor dan toch verder, want al wat gij hoordet be-
duidt nog niets. •Behalve niet de onbekende hield
hjj nog do konnis aan met die Mylady, waarover ik
u vroeger schreef en nog met een paar buiten\'t huis."
Moeder Anna zcido thands niets, maar zuchtte
diep en schudde het hoofd, terwjjl zjj liet oog smeo-
keiid teu hemel hief.
Dirkeus ging voort: »Ik zag den jongen heer
altjjd somberder worden. Hjj had alleen een goede
bui toen hjj zich klaar maakte voor het gemaskerd
bal, dat de Hertog van Huckingham gaf, do groot-
sto lichtmis van het lieolo Koninkrijk on do vorlei-
der wel van honderd zoo moeders als dochters."
altjjd ook vim John en betrof meestal diens jeug-
digon meester. Moeder Anne luid dus reden voor
de onderstelling, dat de toen medegebrachte brief\'
weder van denselfden schrijver was. Zij werd ech-
ter bljjde verrast, want liet was Mary. de verloren
gewaande Mary, die schreef eu meldde, dat zij aai;
het geweld van den Hertog van Biickingham
ontkomen en in het godvrezend huisgezin van
een Londenseh koopman was opgenomen en ver-
pleegd.
Dirkeus en Moeder Anne — de laatste met iets
wat naar berouw zweemde iu het hart — zetten
zieh dadelijk neder en krabden, zooveel de vinge-
ren, aan dien arbeid ongewoon, het toelieten, een
vel napier vol! l>e blijdschap verkeerde echter
weldra in bitteren angst. Sir llenry, wien Marys
lot werd medegedeeld niet de noodige opincrkiu-
gen over de handelingen van den hooggesehatten
Sir (ieorge, had eindelijk alle geduld verloren en
zich laten ontvallen, dat de deerne het misschien
zelve wel gewild had, en er ook verdoemd weinig
aan had, om hier in een achterhoek weg te teren,
naast dien omgekeerden luiwagen, vroeger tooverkol
eu laatst huisvrouw van deu rondkop. Zoo zij het
niet goed had waar zij thands was, dan had zij niet
alleen geschreven, maar zou tegeljjk met haar brief
teruggekeerd zijn. Dirkeus had daarop zegevierend
geandwoord, dat .Mary uit plichtsgevoel bleef, dat zij
deu Koning hoopte te ontmoeten. «Alsof Zijne
Majesteit niets beters en hoogers Ie doen heeft
dan de klachten van een deerne aan te hooren,
kluchten, die nu toch al overbodig zijn, daar de
uartsketter immers dood is?"\' had Sir llenry uitge-
roepen, maar verder dat onderwerp niet aangeroerd.
Scheen het niet of de ruwe edelman gelijk kreeg,
toen er niets meer van Mary vernomen werd, schoon
Dirkeus huur de treurige tjjding had medegedeeld
van het overljjden liaars vaders? Soms kwam de
gedachte aan iets vrccselijks in hem op, eene ge-
duchte, die veel geleek op die, welke moeder Anna
iu haar zwarte luim had gekoesterd. Hij bestreed
die echter en hield het veeleer voor zeker, dat er
uiet Mary weder iets moest voorgevallen zjjn wat
haar belette te schrjjveii. Nogmaals kon zjj in de
handen van den ellendeling zijn gevallen. II ij schreef
er over aan John, die beloofde flink uit zjjn oogen
te zullen zien en als hij maar een slip van het
kleed van de Lady zag (zoo werd zij altijd in het
gehucht genoemd) dan zou hij beide handen er
naar uitsteken. Tot dusverre echter wist hij niets
anders te melden, dan dut zjj niet meer bjj Wïlkona
woonde. Tot zijne bevreemding en niet geringe
blijdschap bemerkte Dirkeus echter, dat er van
wngo de regering onderzoek werd gedaan naar het
wegvoeren eener deerne. Sir llenry en hjj, bene-
ven» Willie de marskramer, werden gehoord; het
was echter of men alles daarbij liet bljjven, want
niots werd meer daarvan vernomen.
In anstige eu ongeduldige verwachting was de
holft van Louwmaand voorbjjgegaan en altjjd stil-
lor en wroveligor werd, sedert hot ontvangen van
-ocr page 193-
MARY HOLLIS.
•Jolin moot terug komen, vader!" geide vrouw
Dirkons, die in haro verbeelding haar zoon modo
door zulk een voorbeeld roods zag weggesleept.
•Zoo\'n bal*\' vervolgde Dirkons, die besloten had
zich door geene aanmerking moor to laten storon
•zoo \'n bal is een danspartij, waar iedor er uitziet
als in hot goooholspol van Guy /onder nok op do
laatsto kormis van Leed*. Het iuoet or ruw zijn
toegegaan, ruwer nog dan bij bet laatsto hanenge-
vooht, tocu Ned en Len zich een j>aar ribben hru-
ken on Joe zonder nous thuis kwam. Ik zat op don
jongen heer to wachten zoo als ik gewoon ben on
was uit verveling juist ingedut, even ingedut, toon
or op do deur werd geklopt en Alice, een allerliefst
meisjen in dienst van do Koningin, zoo blook als de
dood mij kwam verzoeken een doktor te gaan balen.
Ik begreep hooi goed, dat het voor de Koningin was
die er# ongesteld was geworden. Toen «lat was
afgeloopou dacht ik wedor even in te dutton, maat-
de deur werd nogmaals opengedraaid on — het bloed
stolt mij nog als ik or aan donk — daar trad do
jonge hoor binnen, oen schim gelijk, on bevend on
huiverend als oen hazewind op do sneeuw bjj een
Oostenwind! Ik kon het mij later denkenl Hjj was
met den Hertog van Bnekingham slaags geweest en
had dien overhoop gestoken. Do Hertog is nog wel
niot dood, maar moot toch heel erg wezen: hot leven
is in hem verroest, zeggen zijne lakeien, terwijl zij
eerbiedig don hoed afnemen, want als zjjn naam
maar genoemd wordt, dan groeten zo hom al, zoo\'n
groote sinjeur is die Hertog! Gij kunt begrijpen
wat er voor don jongen hoor op zit. Zij bobben hom
gesmookt te vluchten, daar do Koning hot bevel, zoo
als zij zeggen, reeds geteekend hooft, om hem naar
don Tower te zonden; maar het hielp niet, de jonge
heor geeft om Diets. Ik verwacht hot ergste, of
Sir Henry, dio zich immers oen goode maat van
den Koning boot, moet tiisschouhoiden komen.
Naar ik hoor is de twist bij hot spel begonnen en
moet de jonge heer duchtig hebben oppgespeold."
Dirkens staakta hier do lozing, vouwde don brief
langzaam dicht en zag do vrouwen daarbjj aan nis
vroeg hjj: Welnu P
•Hot is do Hoer dor wrake die dat Kaalhiiis gin-
der bezoekt!" zeido Moeder Anne, die echter <>n-
verzoenljjker on onnieêdoogendor schoon dan zjj
was, want inwendig voelde zij iets voor don speel-
noot van Mary. Vrouw Dirkens zat verslagen on
keek haar man aan, die op was gestaan en zich
gereed maakte to vertrekken. Op de vraag waar-
heen hij zoo plotseling ging, andwoordde hij da-
deljjk naar hot »huis" to willen gaan. Op don
weg derwaards zou hij wol overleggen hoe hjj al-
les het best zoude aanvatten. >Maar naar Luiden
moet hjj en wel spoedig ook," mompelde hij bjj
het heengaan.
Onze oude kennis, Mr. King, in de welbekende
kaal geschaafde en doorgesloten kleeding, was
juist bozig nenige gaten te boeten in het net, dat
hjj in verooniging met Sir Honry ten verdorve
van de wilde duiven in de omliggende lmsschen
sedert vier weken reeds hier on daar had ge-
spannou. Het was in al die weken zjjne cciiigc
uitspanning geweest, om \'s morgens to gaan on-
derzoeken wolk gedierte zich \'s nachts had laten
verschalken. Zoo lang zijne gedachten zich bepaal-
den bij de vangst, welke aanstaande was, kon hij
de andere, welke meestal tusschon Charles on Mary
verdeeld waren, vergeten, maar bij don terugkoor,
vooral als ile vangst niot groot was geweest, liep
hij zwijgend naast Sir Honry, die meestal luide in
zich zelvon bromde. In den afgeloopou nacht had |
oen uil, die in plaats van oen vette, malschc duif \'
het net was ingevlogen, dit bjj zijne pogingen tot
ontvluchting hier on daar verscheurd, on daarom
vond Dirkens Zijn Herwaarde zoo druk met kuoo-
pen bezig.
• Zoo, Mr. King!" klonk do morgongroet van
don ouden Hollander, die zijn gezicht weder in
de\'gewone plooi had weten te zetten. «Tuk ge-
had, hé!"
•Een uil. een groote katuil, Dirkens! anders
niets... Do wind liep van nacht om... Ik had
hot net anders moeten zetten, zei Sir Henry."
•Ja, do wind liep om on dan vangt men uilen
in plaats van duiven. Het laat zioh hooren. Hoor
eens, oude! daar ginder liep de wind ook om.
Maar verdord, wat is hot hier koud!" Bjj die woor-
ilen wierp Dirkens een medelijdenden blik op de
dunne, met garen kousen gedekte boenen, en de
blaauwroode en trillende vingoren van den knoo-
penden Eerwaarde.
• Vindt go, DirkonsV" vroeg do oude als of hjj
over de opmerking zioh verbaasde. «Daar binnen
mag ik niot knoopon."
«Zoo, dat is misschien goed ook, want je zult
hier minder gestoord worden door oen vloek of oen
of andere kastijding. Nu daar zal hij ginder ook
genoeg van krijgen."
• Maar wion bedoelt go, DirkonsV"
• Heb je in kort van je leerling gehoord. Man,
als ik wist, dat hot hier ook waar is:
/."" til* ilf .ui.!.\' K.ilig
/..... piept lli:m.|> lift J..I.K\'.
dan wou ik je wel eens in mjjn hrooikasseu heb-
ben, onder hot bereik van mijn groote rotteval."
Robort King maakte zich gereed een lang uit-
gerekto vraag te doen hooren, maar Dirkons weêr-
hield hem daarvan door de lezing van den briefte
beginnen. Iljj viel den ouden zoo zouder voorbo-
reiding op het ljjf, den ouden, die, welke bcrich-
tiui Dirkons ook soms in vertrouwen mededeelde,
altjjd van Charles het beste dacht en maar al te
gereed was om Dirkens of diens zoon van over-
drjjving te beschuldigen. Hjj moest dat te eer
dom, daar de tijdingen, die Sir Henry ontving,
altjjd van een geheel anderen aard waren. Men
liegrjjpe dus het ontzetten van den man, toen hjj
de waarheid — en het moest t hands wel waarheid
-ocr page 194-
272                                                                          MAUY HOLLIS.
zjjn, daar hot werkoljjk geschreven stond — ver-
nam. Het net viel hom uit do handen on hij staarde
voor zich heen zonder oen woord te kunnen uit-
l> rongen.
»Xu, wat zegt ge? Ik heb altjjd wel gedacht,
dat er oen slecht hart in den jongen zat. Van
Mary weg te gaan zonder goè dag te zeggen!\'\' |
zoido Dirken*.
•Neen, dat is niet zoo ["bracht de kapellaan cin-
delijk uit. tCharlea heeft een goed hart en zulk
een oordeel is dat van een heiden en van een tol-
lenaar, Dirkons!"
•St, »t, man, niet zoo driftig! Het eindtjen
draagt den last. Het staat hier zwart op wit."
•Overdreven!" mompelde King.
•Johu overdrijft nooit. KonU liet niet uit zoo
al* ik je vroeger al mededeelde? Toen kreeg ik
ook het zelfde andwoord, maar je ziet het nu. De
jongen heeft gespeeld, misschien wel zjjn gantsche
erfdeel verloren; want voor een bagatel gaat men
niet vechten. De jongen heeft iemant overhoop
gestoken, want je kunt er op aan dat do andere
dood is; daarvoor heeft de jongen te goed hot ge-
liruik van den degen van den oude geleerd."
Dirkens, de koude, bedaarde Hollander, was aan
het overdrjjven als of hjj Sir Ilenry was, en hjj
deed het niet, omdat hij den jonkman haatte zoo
als hij voorgaf, maar omdat hij In-m zoo innig lief
had en den wrevel over diens wangedrag hem zoo
diep bedroefde. «Dat moest naar Londen, als of
het veulen niet even goed, ja beter, een paard kon
worden in de groene wei dan op stal! Dat moest
naar Londen met dien deugniet! Mr. King, weet
ge wat ik geloof? Onze jongen zit uu al in de
boeien, maar ik wil wel wedden dat hjj er op den
dood zit." Dirkens gedroeg zich als de llegmati-
kus die enthousiast wordt.
•Neen, zóo ver zal het niet komen!" riep King
uit; maar het verwrongen gelaat, waarop de angst,
ja de wanhoop te lezen stond, duidde aan, dat hjj
geloofde het wel zoo ver te zullen zien komen. In j
plaats dat Dirkens hem moed inboezemde, sloeg
hjj hem neer en maakte hem tot allen arbeid on-
bekwaam. Qene bemerkte zjjn misslag, toen hij
zich met hem benden wilde over hetgeen zij
zouden doen. King kon niet denken, kon niet
spreken.
•Sir Henry moet naar Londen!" zei Dirkens
eiudelijk: en de kapcllaan knikte toestemmend.
• Maar het moot hem voorzichtig worden mede-
gedeeld, drop voor drop moot hij het vergif inne-
men, anders mocht de man het besterven." De ka-
pellaan knikte weder toestemmend.
•Maar, verdord! Kapcllaan! knik niet, maar ga
naar binnen en spreek."
•Ik? Neen, dat kan ik niet! Dat van Charles
to moeten vertellen! Hem den dood van Charles
te moeten aankondigen! Och, Ciod!"
• Kom, kom! /ie het licht niet voorbij dat in
het donker is. Ik was straks maar wat slecht ge<
muist, toen ik de brug over stapte waar die deug-
niet met onzen Charles ook over ging. Loontje
komt om zijn boontje, on dio kwaad doet kwaad
ontmoet, dacht ik toen, de vensters van het heeren-
huis opziende. Maar het is toch nog zoo erg niet,
en de jongen kan nog wel goed worden, als Sir
Ilenry spoedig tusschen beiden komt. Moed ver-
I loren, al verloren. Kapellaau!"
•\'t Is vreeseljjk!" zuchtte deze, die nog goone
beweging maakte om naar binnen te gaan.
»I>aar is die brief!" Neem dien meê!" King
vatte dien aan, maar bewoog zich nog niet.
•Ha dan nu, Kapellaan!\'
•Morgen."
• Neen, dadelijk!"
•Ga dan met mjj! Ik zal mij niet goed kunnen
houden als Sir Ilenry begint! Hjj is toch vader!
Dirkens, doe gij het."
Deze bewees hem, dat het niet. passen zou, dat
hij zich in zulke zaken mengde, dat hij ook van
een ander geloof dan Sir Ilenry en Lady Digby
was, en dat het geloof in zulke oogenblikken,
waarin getroost moet worden, Bon groote rol speelde.
Do Kapellaan bleef echter overzetteljjk en liet
eenige dat hjj toegeven wilde was, dat. hij het eerst
naar binnen zou gaan, om Sir Ilenry voor te be-
reiden, on dan Dirkens SOllde roepen om do oigen-
lijke mededeeling te doen.
Niets was er in het groote vierkante vertrek ver-
anderd! Sir Henry zat bezijden den schoorsteen
eenige hertsvangers te slijpen: Lady Digby op hare
gewone plaat* aan het spinnewiel. De weerschjjn
der haardvlammen speelde op het donker houten
beschot der wanden; anders was alles deftig en
stil.
Langzaam en voorzichtig draaide de Kamerdeur
op hare hengels, zóo langzaam on voorzichtig, dat
zjj een piepend geluid maakte hetgeen Sir Henry
ergerde.
• Dat \'s zeker de Kapellaan," riep hjj, »die nooit
weet of hjj er in of er uit wil!"
Hij had goed geraden, want Mr. Kings hoofd
werd naar binnen gestoken.
• Kr in of or uit!" schreeuwde Sir Ilenry, «denk
je dat wjj het llerecjjn willen krjjgen? Het tocht
hier als in een kerk. Wat heb je? Is het net af,
dan moeten we \'t gaan Eetten. Zult ge andwoor-
den, Kapellaan? Heb jo do spraak verloren? Mjjn
(iod! Lucy, de Kapellaan is gek geworden!" en
Sir Henry schaterlachte by die woorden, terwjjl hjj
den verlegen Knpellaan, die zuchtte en slikte, als
zat er iets beklem meuds of iet* prikkelends in de
keel, Lady Digby met den vinger aanwees.
• Heb ge ons iets te zeggen, Mr. King?" vroeg
Sir Hcnrys echtgenote.
•Neen... of___ja!"
•Neen, ja; daar hebt go nu den gehcelon man!
Sermoen houden, hoor! Neon, ja. Duiven strikken!
Neen, ja. Rondkoppen najagen! Neen, ja. Myn
jongen goed leeron! Neen, ja. Alles ten halve;
hot is het con niet on het ander niet."
•Mjj dunkt, Sir! dat do zoon dor Digbys niet
-ocr page 195-
MARY HOLLIS.
273
Mjjn jongen? Charlos op don dood zitten? Ver-
vloekte lasteraar, ik laat je ophangen, want ik mag
mot jou doen wat mo lust." Lady Digby word
bleek on wenkte Dirkons to spreken, dio don brief
voorlas. Sir Honry zat op zjjn stoel heen en weer
te schuiven; z|jn gohoelo lichaam beefde; toch
wierp hjj nog van tijd tot tjjd een grimmigon blik
op den kapellaan, dio hjj het voorlezen weder zjjn
ontzetten en zjjn angst niet verbergen kon. Lady
Digby hing aan Dirkons\' lippen; zjj werd bleeker
en bleekor, maar hare oogen glansden ongewoon.
•Welnu?\'\' vroeg Dirkens, toen de lezing geöin-
digd was.
•Mjjn goojo jongon! In do gevangenis! Maar
je hebt het toch gelogen, kapcllaan, dat hjj op don
dood zit! Dat zullen ze daar in Iiouden ook wel
laten! Maar ik zal tusschen Ixuden komen... Ik
zal het Zjjno Majesteit beduiden, dat Charles zeker
goljjk had mot dien schoeljo van een Huckingham
te vcchton. Eu dion hondsvot heb ik nog in mjjn
huis doen eten, drinken, on slapen! Kapellaan,
Dirkens. maakt, dat jo klaar komt; we gaan naar
Londen!\'\'
•Maar onze zoon zit nog niet in de gevangenis,
Sir!" begon Mylady. »Ook dat hoeft do kapollaan
gelogen. Hjj heeft mjj een oogenblik doen vreezen
en ik begrjjp niet wat do aanleiding daartoo was.
Als ik toch alles wel beschouw, dan hebben wo
stof tot bljjdschap, Sir Henry! Do zoon van Dir-
kons oordeelt zoo als hjj oordoelen kan en moet,
maar wjj weten, dat, waar oen edclmanu valt in
een ridderlijken kamp, de overwinnaar wel toege-
juicht, maar niot gestraft zal worden!"
•Ze hooft waarachtig geljjk! Je zult mo dat
oogenblik van angst betaleu, hoor jo, kapcllaan!"
• Maar... Sir! —
•Zwijgen..."
•Dat deze twist zou aangekomen zjjn door het
spel kan ik niet gelooven. De Hertog van Buc-
kingham, Sir! dion wjj kennen voor een onbeschaamd
mensch, hoewel altoos een edelman, zal zich ver-
grepen hebben aan eeno of andere wet van eer, en
ik vind het groot van onzon Charles dat hjj, zon-
der dat wjj, Sir! het hem behoefden to zeggen,
den handschoen heeft opgenomen. Mr. Digby speelt
en gaat dikwerf naar een klub, zoo schrjjft do zoon
van Dirkens, maar ieder edelman doet dat, en dat
de zoon van Dirkens zich daarover verwondert,
verwondert mjj niet. Wo dienen dus af to wachten,
Sir! wat Charles zelf ons schrjjft en ons niot be-
angst te maken door oen dienaar, dio zjjn meostcr
durft iicoordeelen!"
•Ge hebt gelijk, Lucy! Charles zal wel schrjjven
of ik zal schrijven."
•Met jo verlof, Mylady! do dienaar, dio zjjn
meester booordoolt, doet niet altjjd verkeerd, want
nii\'mant kout den meostcr zoo als de dienaar; dat
weet ik bjj ondervinding, vat je? En past het
een edelman om te spelen en te vechten, do bur-
gerjongen houdt het recht, om het niet edel te
noemen oti to moeneu dat èn het geld èn do han-
aan do zorg van dien man alleen werd overgcla-
ten!" hernam zijne vrouw.
• Daar hebt go geljjk in, Luey! Maar wat h ü
hoeft moeten lceron, lo<!rdo hjj hem maar ten lialvo.
De jongen zou anders wel meer hebben geschreven."
•Dat kou hij niet helpen. Hij kon niot schrjj-
ven; hy zit in do gevangenis!" stamerde de kapel-
laan, die de voorbereiding vergeten was on do ge-
heelo dozis vergif, zoo als Dirkens het uitdrukto,
beiden in eens to verduwen gaf. De hertsvangers
vielen Sir Honry uit do handen on het spinnewiel
van Lady Digby stond stil.
>Dat is een zonderlinge scherts!" zcide de laatste
mot een toornigon blik, die don kapcllaan do oogen
als oen schuldige deed neerslaan,
•Do vuilo leugenaar!" riep Sir Heury. >Maar
de leugen heb jo zelf niet bedacht, daar ben je to
dom toe! Dat hoeft een ander je in het oor gofluis-
tord. Opgebiecht, man! wie is hot?"
«Dirkons!" stamorde do Kapcllaan. Hjj wilde
or nog bjjvoegen dat hot geen logen was, dat hjj
den brief waarin alles stond zelf had hooreu lezen,
maar Sir Honry en zjjnc echtgenote lieten hom den
tjjd er niet toe.
>Laat hom dadoljjk hier komen. Al is hjj aau
het uiterst oind van Hallam, jo gaat hom opzoc-
ken, midden door de snoouw, hoor je, en je zegt
dat hjj hier komt, mét je hier komt," beval Sir
Henry.
«Hot hoeft zulk een haast niot. Als do man zoo
vor wog is dan zou hjj te veel verzuimen. Niet
waar, Sir Henry ?r\'
»Jo hebt geljjk, Lucy, daar dacht ik niet aan;
maar hier zal hjj komou, do lasteraar! dio maar
allos donkt to mogon zoggen on dio al do booren-
ozols togen mjj aanhitst. Ik zal oen exempel stel-
len, dat beloof ik je. Waar wacht jo nu nog op?"
«Dirkens wacht hier; hjj hooft mjj beloofd to
zullen wachten."
•En dat zegt go nu eerst? Hem dadoljjk ge-
haald! Dadoljjk, hoor!"
Een oogenblik lator traden beiden weder binnen!
Dirkens als een rechter, Mr. King als een ver-
oordeelde.
•Goede morgen, man! Een glas portor, Dirkons?
Neem hot maar als hartsversterking, want daar zal
me een bui over je hoofd losbreken!"
Dirkens wist niet hoe hij het had en keek nu
Sir Henry en dan weer don Kapcllaan aau.
•Goedo morgen!" zeido hjj, als om tjjd to winnen
on hot onbekend terrein to verkennen.
•Ik hoop, Dirkens! dat ge u zult kunnen rccht-
vaardigen," zeide Lady Digby hoog. »De kapel-
laan vertelde ons een logen en erkende die van u
gehoord to hebben. Van wien bobt gjj die vorno-
men, daar wjj niot kunnen donken, dat gjj die be-
dacht hebt."
•Een logen ? Hoeft z jjn Eerwaarde niet gezegd... ?"
•Dat Charles gevangen en op den dood zat!"
zei de kapellaan zoo snel mogeljjk.
•Wat, op den dood? Dat \'s weer wat niouws.
II.
18
-ocr page 196-
\'.\'74
MAKY HOLLIS.
dou boter gebruikt kunnen worden. Maar wat zal
ik je zeggen van Mr. Charles? Een bok, die lang
vast heeft gezeten, slaat wel eens aan het sprin-
geu en stooten als hij los komt."
• Het is genoeg!" viel Lady Digby hoog in.
•Maar zeg dan toch, Dirkeus dat gij ook.. niet
gerust zijt!" stamelde do kapellaan.
•Mylady kan gelijk hebben, dat het verstaudi-
ger is aog nader bericht af te wachten," hernam
Dirkens.
• Daar sta je uu met je eeuwige vrees en je
zucht om alles te verdraaien," riep Sir Henry, die
den werkelijk geleden angst aan den kapellaan
weet. »Z>vijg, ik wil niets meer hooren! De kaerel
bracht me in den vroegen morgen al een uil meê.
in plaats van een eêle houtdnif."
«Neem de pony, Mr. King, eu rjjd naar York
om to hooren of er ook brieven zjjn," zeide Mylady.
De kapellaau droop stil af en toog onder een felle
sneeuw naar de aangewezen stad. Het was vinnig
koud eu do wegen wareu slecht, zoo dat hij heen
en weer hobbelde op het /.aal, maar de man was
toch eenigzins gerust gesteld en dankte er God
voor, dat Mylady zulk eeu klaar inzicht in de zaak
had gehad.
voor anderen getroost. De stem in zijn binnenste
veroordeelde hem niet, hoewel do verbeelding hem
op zijn rustbed hot afgrijselijk gelaat van den 8ter-
veude, zoo ijzingwekkend door het bleeke maanlicht
getint, voor oogon bracht. Op zjjn kamer tcrugge-
gokoerd, waar Harry hem verliet bij do herhaatdo
verzekering dat er een onweer boveu zyu hoofd
zou los barsten, was hjj spoedig de kussens ingedo-
ken en daar de dringende vragen van John out-
vloden, die uit het door Harry en zijn moester ge-
voord gesprek genoeg had begrepen om uieuws-
gierig to worden.
Toon hij den volgenden morgen ontwaakte, en
toon de opwekking had plaats gemaakt voor afge-
mathcid overzag hij zjjn toestand beter. Hij ont-
veinsdo het gevaar niet waarin hij zweefde en waar-
van hij nog to betor overtuigd werd door den
schrik op hot gelaat van John, die in don vroegen
morgen reeds eenigen in Whithe-hall had ontmoet
en vernomen had, dat zjju meester den Hertog van
Buckingham had vermoord en dat half Londen op
do been was.
Do raad door Harry hom gegeven kwam hem
voor den goost, maar nogmaals verwierp hij dien,
Zijn besluit was genomen. Eenige oogenblikken
later trad hij zijn kamer uit en begaf hij zich
naar Myladys vertrekken. Was de mare van het
gebeurde ook daar vernomen, en had zij zulk een
invloed op zjjuo beschermster geoefend? Deze toch
reikte hom wol do blecko hand on liet hem toe
die to kussen, maar zag hem vreemd aan en noo-
digde hem niet uit om to gaan zitten. Hij scheen
dio ontvangst in dadelijk verband te brengen met
het voorgevallene, want hjj vroeg haar terstond:
•Hoordet gjj van het gebourdo?"
•Gjj zjjt onhandig geweest," hernam zjj scherp.
•Onhandig? Ik begrijp ° n\'et> Barbara! Het
berouwt mij niet wat ik deed, en moest het nog
gedaan worden, ik zou het weder doen. Het be-
rouwt mij dus niet, maar het berouwt mij wel dat
gij dus tot mij spreokt. Onhandig ? Waart gjj
het niet, die mij tot dien kamp in staat stelde?
Ik zeg dat niet, om mij to verontschuldigen; want
de daad was eeu vrijwillige, was cou goede, maar
ik zog het alleen om u te doen inzien dat uw ver-
wijt, op zjjn zachtst genomen ongepast is,"
•Ga zitten en laat ons zien," klonk het van hare
lippon, terwjjl zjj hem een stool aanwees en zelve
zich op do sofa nederzette. »Is hjj dood?"
»Ik weet het niet."
»Mijii laatste berichten waren, dat hjj ernstig, zeer
ernstig, maar niet doodoiyk gewond was. Begrijpt
go niet, dat dit juist do onhandigheid is? Gjj moest
geen twist met hem gezocht hebben of u hebben
voorgenomen zelf te vallen of hem to doen vallen.
Wat kinderachtige strijd! Men trekt de degens,
die men do moeite genomen heeft scherp te slijpen
en men gebruikt zo niet of weet zo niet te gebrui-
ken, Een gekwetste vijand is gevaarlijker dan
oeno dood o vijand."
•Barbaral Mij dunkt dat alleen een moordenaar
II.
Hoe Harry zjju vriend Charles ook gedrongen had
om voor eenigen tijd Engeland te verlaten, Charles
had met kracht en volstandig geweigerd. »\\Vat
ik deed was goed; het middel was deu edelman
waardig en valt niet onder het bereik van de straf-
wet der menschen," audwoorddo hjj op ieders ver-
maan. Hoe men hem ook voorhield, dat do versla-
geuo de machtigste man van het Koninkrijk was
door de gunst Zijner Majesteit; dat wat hém kwijt-
gescholdcu werd een ander streng zou worden toe-
gerekend, hot mocht niet baten. Hot was of hot
do eer dor Digbys gold; geen hunner vluchtte
ooit of poogde de gevolgen oener door hen ver-
richte daad te ontkomen. Hoe dwaas Charles\'
halstarrige weigering ook geheten werd, in welken
moeieljjkcn toestand zjj do vrienden, die niet lan-
ger vrienden durfden schijnen, ook bracht, toch
dwong zü achting af en gaf zjj een gehcol ongo-
kendc zijde van dat tot dus verre zoo licht ont-
vlambaar en voor allerlei indrukken ontvankelijk
gemoed bloot. Er was zedeljjko moed in dien
jonkman. Het verlangen, door de geheimzinnig-
heid dor verschijning geprikkeld, om do onbekende
terug to zien, mocht voor een deol de oorzaak wc-
zen van zijn besluit, do afkeer van alles wat naar
lafhartigheid zweemde werkte echter voor hot groot-
ste gedeelte er toe meê. Hy had gestreden en ge-
zegcpraald; hy had den strijd niet lichtvaardig
aangegaan, maar om eono to wreken wie hjj zoo
voel had te vergoeden; hjj had dus niet zich zel-
ven gezocht, maar had veeleer zich het gevaar
-ocr page 197-
MARY HOLLIS.
275
>Ik weet dieu niet eu al wist ik dieu ook, g|j
zoudt hem niot veruemeu."
«Bedaar, myu balsturigo kavalier! Ik geloof aan
uw medelijden met de arme Mury I Hoewel zjj
door de sluwheid van Ma\'am Carwoll in den strik
gelokt eu u in den arm werd gedrongen, laat gij
haar verdeuken om de andere te redden. Hot gant-
sehe hof houdt Ma\'am Carwell voor eene gelukkige
bien-aimée, vooral gelukkig, omdat zij ten koste
van een ander het gevaar is ontsnapt."
>Het was niet de Hertogin van Portsmoufh,
wier stem ik gister avond in uw bijzijn voor het
eerst vernam."
Mylady zag hem bij die woorden doordringend
aan. Zij kon niet twijfoleu aan de waarheid van
\'s jonkmans verzekering. Waartoo hij ook in staat
ware tot veinzen zeker niot. Zij had geen oogeu-
biik, na het laatst gehouden gesprek mot Mary, het
vermoeden vastgehouden, dat deze de gemaskerde
was geweest, die in Charles\' armen was verrast.
Mary had haar toch verhaald, dat eeno onbekende,
geheel gekleed als zij, haar een lint om den pols
had gebonden, hetwelk zeker als hcrkenuingsteeken
had gediend; die onbekende was toen weggesueld,
en de Hertogin van Portsmouth, dio zulk een
lint niet had gedragen, was bovendien den gantscheu
avond l>jj zyno Majesteit gebleven. Eu al had zij
nog een oogenblik er aan kunnen gelooven en Louize
do kracht dor toovery toegeschreven, na Charles\'
verzekering kon zij dat niet langer. Noen, het kou
do Hertogin van Portsmouth niet zyn, maar wie
was het dan? Zij zon zicli stomp, maar kon geen
licht in dat duister scheppen. Eu waarom zou zy
ook hot onmogoljjke beproeven ? Nu Ma\'am Carwell
niet getroffen kon worden, zou hot haar weinig ver-
schelcu of de eouo of audcro miuzieko Lady zich
al of niet prjjs gaf. Zij was met hare gedachten
afgezworveu en vergat bijkans do tegenwoordigheid
van haar vriend, die ditmaal zich niet to beklagen
had over hot ovordroveue harer liefkozingen. Hij
riep haar tot het tegenwoordige terug door de woor-
den: «Indien gij niet wilt dat ik Mary ontmoete,
indien gy waarlijk haar beschermster wilt zijn, zeg
haar dan, dat zij dadelijk van hier vertrekke en
naar Hallam terug keere."
«Oy wenscht dus dat do schat zich voor u bo-
ware ? Weet gij zoo zeker, dat hy het nog waard is ?"
•Mylady! Al ware het zoo, dan nog hadt gy
het recht niet het haar to verwaten!"
Barbara Palmers hief zich op eu zag hem drei-
geud aan. »Wat bedoelt go met dio woorden?"
•Zoo ze u kwetsen kunnen, dan waren zij niet
tot u gericht.\'\' Hy trad op haar too en vatte haro
hand «Doe haar vertrokken, Barbara! en gy zult
waarlyk haar beschermster wezen, eene betere, dan
ge u voor my betoont to zyn."
•Is cindclyk het verwijt over uwc lippen? Hadt
ge gewild, dat ik u ouder myuo vleugelen had ge-
nomen nu do onweersbui begint op to komen, nu
met voorbedachten rade zoodauig oordeelen kan.
Ik heb het geluk dat niot to zyn en alleen gostre-
den to hebben oin oen ongelukkige to wreken."
• Boste jongen, wat hebt ge u een moeite gege-
ven! Die ongelukkige zou zich zelve wol gewroken
hebbeu. Het spijt mij waarlyk voor u, datgemyno
woorden zoo slecht hebt opgevat. Ik kou ook niet
vermoeden, dat een ridder, zoo dapper als myn
vriend Charles, op de aansporing oener vrouw wachtte
om den degen to trekken. Ik kon dat te minder
denken, daar mijn vriend Charles reeds zoo laug
zich do niot zeer aangename eu verhott\'eude voogdij
van Zijne Genado liet welgevallen on dus juist niet
zoo spoodig geprikkeld schoon."
Charlos balde de vuist, Was dat Barbara Palmers
dio daar sprak, zij, dio hem werkoljjk had aange-
hitst en hem nu verloochende, zonder dat hij nog
oenige hulp, eonig offer van haar vroog?
Hij zou zyne verontwaardiging geen meestor zyn
gebleven zoo zy niet eensklaps van toon en onder-
werp ware vorandord.
•De ongelukkige, voor wie gy hoot gestreden to
hebben, heeft als de heiligo onschuld geslapen."
• Voer my tot haar, Barbara! Ik ben hier ge-
komen .. ."
•Om baar te zien, en, welk eeno teleurstelling!
ge zaagt my. Zacht wat, mijn ridder! ge hebt my
nog niot overwonnen zoo als myu vriend Bucking-
ham. Wat zoudt gy haar to zeggen hebben, dat
gy haar gister avond in het donker kabinetjeu niet
hadt kunnen toelispolen?"
•Ik heb u gisteren reeds gezegd, dat zy daar niet
was. Neen, zy zou in vroeger dagen zulk een on-
dorhoud hobbon geschuwd als de grootste zonde on
ik hoop dat zy daarin niet vorandord moge zyn;
want het zou my overtuigen dat zy nog is wie zy
was."
•Vreost gy spoodig te zullen sterven, myn vriend?"
Charles verkleurde. «Waarom?"
«Gy begint zoo vroom to spreken, on dat is eou
voog teokou... Wat doet u vreezen, dat do lieve
onschuld van het land in ontwikkeling niet met u
gelijken tred heeft gehouden? Naar hot uitorlyke
te oordeelon geeft go elkaar niet veel toe. Gy houdt
veel van to middernacht jager to zyn in Londcns
straten on zy om het wild te wezon dat gejaagd
wordt."
«Barbara! gy kunt my bolcedigen, maar koer uwen
spot niet jegens haar. Zy heeft niemaut op aarde
meer om haar te beschermen dan my."
•Een kranke beschermer! Maar gy vergeet, dat
er nog óone is, dio haar ondersteunen wil en haar
werkolyk ondersteunt. Dio eouo beu ik on dio oeno
wil niot, dat gy, die alle vrouwen hot hof maakt,
haar weder zult ontmoeten, om haar uit zuiver mo-
delyden nogmaals tot oen téte d téte over te halon
of misschien wel to dwingen."
•Maar ik zeg u, dat niet zij het was. Een an-
dere, hoewel geheel als zy gekleed, wachtte my."
«Zoo go wilt dat ik u geloof, zoo noom mij dan
den naam!"
hot govaar dreigt, dat gy wol hebt weten op te
roepen, maar niet te bezweren? Vergeet go dan,
-ocr page 198-
MARY HOLLIS.
27G
wilde er nog een enkel woord aan toevoegen, maar
de drift liet het niet toe. Hjj was ook bevreesd
niet dat to kunnen zeggen wat hij wilde en zoo
als hjj het wilde. «Vaarwel,"\' het was het afscheid
dat hjj voor altjjd van haar nam. Hjj verwijderde
zich, maar bij het heengaan meende hjj nog do
woorden te vernemen: »IIet arme, kaal geschoren
lam!"
Toen zjj alleen was bleek het voorgevallene haar
weinig te hebben getroffen. Do jonkman verliet
haar om nooit terug to koeren, zoo als hjj zelf
dacht, maar om, zoo als zjj meende, door haar te-
rug gelokt te worden wanneer de tjjd daarvoor
gunstig was en zjj het alsdan nog wilde. Wat zjj
van Charles nog eischen mocht zou hjj haar geven
zoodra zij het begeerde. De overeenstemming des
harten, het leven der ziol had niets met hare ge-
negenheid voor hem gemeen. Thands was haar
belang met haro zinnelijke neiging in strjjd en zjj
vond de kracht, zonder veel strijd, om do laatste
aan het eerste te onderwerpen. Hij had haar als
middel, om zich van Buckingham te ontdoen ge-
diend, nu hot middel niet afdoende bleek was bet
noodig het to verloochenen. Buckingham kon her-
stellen en daarom moest Charles, dio bovendien do
gantsche hofpartjj tegen zich in het harnas moest
hebben gejaagd, niet door haar beschermd, maar
het eerst van nllon door haar vernederd worden.
Er was nóg iets wat haar aan hem verbonden had:
het was de liefde dier onbekende, die haar echter
thands bjjna onverschillig was geworden en van
wie hij bovendien, bij eeno waarschjjnljjkc gevan-
genneming, toch gescheiden zou zijn, ten minste
voor zóo lang als zjj, de Castlemaino, begreep zich
ovor haar jongen Adonis niet to moeten ontfermen.
En als hjj weder in genade mocht worden aange-
nomen na eenige kastjjding, dan zou zjj wel zorgen
dat de vergiffenis van haar scheen uit to gaan.
Voor het oogenblik echter was dio zaak niet be-
langrjjk genoeg, om er zich lang mede bezig to
houden.
Kato was binnen gekomen, Kate, die zjj onder-
vroeg naar haro beschermelinge en die haar met
alle tcekenen van gewicht en geheimzinnigheid ver-
tellen kwam, dat Haro Majesteit den afgoloopen
nacht ernstig ongesteld was geworden, dat er oen
goneesheer was gehaald, die, vreemd genoog, Hare
Majesteit na middernacht nog op do sofa had ge-
vonden.
•Welnu, zjj zal in hare devotie met haro heilige
vriendin door een vertrekking van zinnen gestoord
zjjn! Wat is daar vreemds in? Of heeft de lief-
dorjjke en meuschlicvende Kate een ander ver-
moeden ?
•Och neen, Mylady!"
•Kate, gjj weet meer dan ge zeggen wilt."
•Zekor niot, Mylady!" ik weet niets; maar men
hoeft wat ondervinding opgedaan, men hooft daar-
door wat leerou zien wat een gewoon oog zoo licht
ontgaat..."
•Voor den dag er mede, Kate! Och, vertel mjj
dat ge in don Hortog van Buckingham mjjn vriend
hebt getroffen?"
•Hoor ik wel? Barbara, is dat ernst?"
•Gjj zoudt mjj bescherming vragen, en dus modo
aansprakelijk doen zjjn voor 00M euvele daad, die
tevons een domheid is. Don Hertog van Hueking-
luim te willen vermoorden, omdat hij u eeuige guin-
jes heeft afgewonnon, eenige guinjes, die gjj hem
niet kunt terug betalen...!"
•Dat is gruwelijk gelogen... Dat is..."
»\\Vat het gantscho hof bekend is en op dit oogen-
blik vau mond tot mond gaat. Wat wilt ge toch,
dat ik voor u doo bij al hetgeen ik reeds voor u
gedaan heb ? Men kan alleen dat redden wat te
redden is!"
»Ik begrjjp u thauds! Uwe tedere woorden wa-
reu gehuicheld; uwe lief do was een logon, een luim
vau een oogenblik! En ik, die haar voor ernstig ge-
ineend heb kunnen houden, ik. die er aan geloof
kou slaan... 1"
•En nochtans gister avond een andere in do ar-
men drukte, niettegenstaande ik u dat verbood!
Gjj behoort tot het geslacht der hoovaardige zelf-
zuchtigen, die zelven geloovcn zich alles te mogen
voroorloven, maar vau anderen de grootsto opoffe-
ringcn verlangen. Of neen, gü volgt nog maar eon
soort vau instinkt; het bewustzijn zal echter wel
volgen, mjjn jongen!"
•Zyt gij er de oorzaak niet van, dat ik do on-
111 \'kende volgde ? Z ij wondde mij niet bij hare
liefkozingen, /.ij stiet mij niet terug, terwijl zij mij
tot zich trok."
Arme Charles, die, hoe ontwikkeld edelman ook,
nochtans dikwijls zoo naïef zich kon uiten! Hij
begreep niet, dat zjjno woordeu iets zóo kwetsende
inhielden, dat zelfs Mylady do Castlemaino zich
pijnlijk getroffen mocht gevoelen.
Deze liet niets blijken. Het rood, dat haar gelaat
bedekte, verborg deu blos, die anders zich vertoond
zoude hebben. Slechts was de glimlach, die om
haar lippen speelde, duidelijker, on klonk de toon
moer spottend dan anders.
•Dus heb ik u in de armen dier onbekende ge-
droven? Dus zjjt gij aan haren boezem don ver-
derfoljjkon invloed van Mylady do Castlemaino ont-
vlucht? Waarom zoekt gjj dan ook thands daar
geen troost, en komt go mjj het hart vorscheuren
door mjj den aanblik uwer smarten te schonken?
Dus eon martelaar mijner genegenheid zie ik mal
Het Bpjjt mjj, dat ik u do martclkroon nog dieper
op het hoofd moet drukken, want ik kan u niet
helpen, mijn waarde! Ik vergeet mijne v rienden
niet, al zjjn zjj ook doodeljjk gewond, en druk niet
gaarne do hand van wie mjjno vrienden hebben
gedimd. Ik geloof, dat gjj mjj begrepen zult heb-
ben. Vaarwel."
Charles, wion straks do tranen in do oogen waren
goweld, voeldo zo bjj de laatste woorden plotseling
opgedroogd. Do verontwaardiging en haat, de
minachting on wrok streden in zjjn binnenste om
don voorrang. «Vaarwel!" zeide hjj gesmoord. Hij
-ocr page 199-
MARY HOLLIS.
277
iets bijzonders, iets zoor bijzonders, waar ik om
moot schreien, want ik heb van morgen reeds zoo-
veel moeten lachen. (Je zjjt nijj ook nog vool schul-
dig, Kate! Nog hebt go niet teruggebracht wat
gestolen werd, of hebt ge dat reeds vergoten P\'\'
•Neen, Mylady! hoe zou ik dat kunnen, vooral
sedert do genade aan dien Tom Huddio bewezen.
Maar bij dien roof lijd ik nog meer dan Mylady,
want ik mis den prijs, dien zjj op hot terugvinden
heeft gesteld."
•Listige feeks! begrijpt gij dat alzoo ? Maar wij
zullen daarover later nog eens spreken. Nu mij
verteld wat gij gehoord of opgemerkt hebt! Heeft
de Gravin de Penalva oen minnaar? Die is zeker
een engel, of wel een gevallen ongel: een mensch
van vlcesch on bloed stellig niot."
•Ik heb, in de verwachting dat het Mylady gc-
noegen zoude doen, moeite noch kosten gespaard
om den draad te vatten."
•Zoo, moet ik betalen, Kate, lieftallige Kate?
Maar, ik zal u geen penny geven, inhalige hoeve!"
•Dan stelt Mylady ook geen belang in mijn ver-
haal. Ik moot u den groot overbrongen van hot
jufferken hier naast; zij begeert u to zion! Hot
Ijjkt wel oen betoovordo prinses Zjj spreokt alsof
zjj Mylady zelve, eigenljjk of zjj nog moor dan My-
lady ware, on zij beveelt zonder dat er cenig schimp-
woord bjj het lwvel wordt gevoegd om do oude
beenen der dienende wat vlugger to maken."
•Het is wel: misschien laat ik do deerne straks
hier komen. Maar ik kan nog niet over haarden-
ken," zcido Mylady op een toon, dio hoog en waar-
dig moest zijn. In haar binnenste moest zij echter
Kato gelijk geven. Juist dat wekte haar wrevel
jegens dat kind op, jegens die deerne, die haar zoo
zonderling te moede deed worden, toon haar naam
zulk een schrik, zulk een afkeer had doen ontstaan.
Wat was zij klein geweest in dat oogenblik tegen-
over dio vagobonde!
•Moot zjj hier nog lang bljjven?" vroeg Kato zoo
argeloos mogelijk.
•Ge schijnt thands óok bozig om geene moeito
to sparen, ton oindo iets to woton to komen. Thands
kan hot niet m jj ten govallo zjjn. Zou uwo inha-
lighoid u ook twoo meesters of meestorosson doen
dienen? Zoo mjj dit bljjkt, zeg dan hot zonlicht
vaarwel."
•Mylady! hoc komt gjj op die gedachte? Waar-
ljjk niet. Trouwer dicnaresso dan ik ben...!"
•Al genoeg. Op uwo trouw verlaat ik mij niet,
op uw belang echter wol. Nu, waarom gij mjj
dient gaat my niet aan, zoo gjj het maar doet. Waar-
om vroegt gjj mij straks of zjj nog lang hier bleef?"
•Uit zondige nieuwsgierigheid, Mylady! Ik noemde
het kind straks oen betooverde prinses on, bjj mjjno
ziel! ik geloof soms dat zjj het is en dat er nog
veel meer raadselachtigs gebeuren zal dan er reeds
ia gebeurd. Als ik niet met m\\jn eigen oogen haar
van nacht to bed had zion liggen, dan zou ik er
wel op willen sterven, dat zjj do gedaante is die...
Maar Mylady stelt er geen belang in."
•Daar, gjj zjjt waardig mjj to dienen," riep My-
lady uit, torwijl zij haar een paar guinjes toewierp.
•Is hot genoeg?"
•Zjj zjjn do moeito waard om opgeraapt te wor-
den!" hornam Kate, die do oudo stramme knicn
boog, om do rollende goudstukken to bemachtigen,
maar het beschimpendo van do wjjzc, waarop de gift
gegeven word, zeer goed voelde.
•Vertel nu."
Maar Mylady zou nog eenige oogenblikken, eenigo
uren zelfs, hare nieuwsgierigheid moeten betoomen,
want Zjjno Majesteit trad binnen. Kr hing een wolk
op zijn voorhoofd en zijn gelaat had een ernst en
cene strakheid, die bijkans strengheid geleek. My-
lady vermocht niot do rimpelen weg te vagen of
den wrok Zjjner Majesteit to temperen. Zij wendde
er dan ook niet al haar krachten toe aan en deed
niots, om don toorn Zijner Majesteit jegens den
schuldigen Digby to matigen.
•Als Will er den adem door uitblaast, dan, bjj
den heiligen Ooorgo! zal do jongen óok stervon.
Zulk een Yorkscho boor, dio hot hoirlegor armo
edellieden nog kwam vorgrooton, waagt hot hom
aan to randen! Maar dat is oon aanval togon mjj!
Wio den Hortog van Ruckingham waagt to bovcch-
ten zal hot ook mij durven doen. Wees goed ge-
luimd, wees lankmoedig on zjj zotten uden voet op
den nek. Bjj het kruis onzes Heoron! dat zal een
oindo nomen. Barhara, gjj behoort óok tot het
geslacht der Villicrs! nobt go mjj niets to zeggen ?
Klaagt go de Yorkscho gans niet aan of kiest gjj
zijne partjj?"
•En zoo ik het eens deed, Sire?"
•Dan zou ik u moeten toevoegen, dat ik een luim,
die ik verdroeg als zoo velo anderen, omdat zjj u
genoegen verschafte, zou beschouwen als een on-
trouw dio ik niot zou verdragon. Bjj den heiligen
Gcorgo! neen, zeg ik u."
•Heeft Louizo do Quérouaillo n zoo vroeg in den
morgen reeds een sermoen doen hooren?"
•Barhara, het is thands geon tjjd van schertson.
Beschermt gij dien jongen?"
•Noen, Sire! Hjj is straks hier geweest, en ik
hob hem do deur gowezon."
Do Koning horadomdo; hjj was workoljjk geneigd
om strong to straffen en bovreosd goweest in Bar-
bara oon hinderpaal daarvoor to zullen vinden.
•Ik kon niots anders van mjjne Barhara rerwach-
ten. Maar hjj is hier geweest, zegt ge. Do dwaas!
Waarom is hjj niet gevlucht? Dacht ook hjj, dat
mjjno lankmoedigheid niet uit to putten was? Zoo
ik eens wilde..."
•Juist, Sire! zoo Uwe Majesteit eens wilde, dan
zou hier veol veranderen: dan zouden de drie ko-
ninkrjjkcn, die Uwe Majesteit toobehooren, niot
moor geregeerd worden door een vreemde, een spl«
onne van den Franschen Koning!"
•Barhara, zjjt ge dwaas ? Is Shaftsbury bjj u ge-
wcest? Hebben de eksters uit het Parlement van
u hun evenbeeld gemaakt?
•Sedert Louize de Quérouaillo hare grooto staats-
-ocr page 200-
MART HOLLIS.
278
druk van het Mariabeeld in de kapol Harcr Majes-
toit: altjjd behalve hot marmer."
•Hetgeen beteekent. dat Uwe Majesteit baar wer-
kelijk voor een stervelinge van vleosch en bloed
houdt, en haar dus nog wel eens zou willen ont-
moeten."
•Is zij hier?"
•Uwe Majesteit gelieve mij te volgen. Zij zotte
echter haar gelaat in ernstiger plooi, want de ernst
is daar gewild! Stel u t\'crust, Karel! men kan al-
tijd boete doen om ... altijd to kunnen zondigen,"
voegde zij er half fluisterend bij, terwjjl zij den
Koning naar het vertrek"bracht, dat Mary als ver-
bljjf was aangewezen.
Mylady had gespot met den ernst van die deerne,
maar zou zij hot ook hebben kunnen doen als zij
getuige was geweest van den zielostrijd, die er
dien ochtend in dat binnenste gestreden was? Het
vertrouwen, dat Mary had meenen to kunnen schen-
ken aan de vrouw die haar herbergde, was niet
weinig geschokt toen zij haar naam bad vernomen;
de onrust, waaraan zij den vorigen avond ten prooi
was geweest, was werkelijke angst geworden na de
ontmoeting van den vriend harer jeugd, die haar
had bejegend met eenc vrjjhcid, welke haar een
gloeijenden blos op do koon had gejaagd. Zjj had
later voor die handelwijze eene verontschuldiging
kunnen vinden, toen zij, uit alles wat Mylady do
Castlemaine haar verhaalde, konde afleiden dat hij
een andere bedoeld had. Die gedachte echter gaf
haar geen rust. TTij had h:iar wel niot willon be-
leedigen, maar hij was daar gowcest om oeno an-
dere, die hij lief had, on hjj had lief op eono wjjze
die haar pijn deod. Al dozo gedachten hadden
haar vermoeid eer zjj den slaap koude vatten. Toen
zij weder ontwaakte werd haar door Kato een brief
overhandigd, die haar door John, den dienaar van
Mr. Digby, was gebracht. Do trouwe jongen had
hem reeds oen paar dagen hjj zich gedragen. Hjj
was in alle stilte naar de woning van Mr. Wil-
kins gegaan, waar hom do brief, juist met do post
aangekomen, was toevertrouwd met do boodschap,
dat hij, die toch ook in White-hall woonde, den
brief aan Mary wel zou kunnen doon toekomen.
Door een toeval vernam hjj van Myladys nieuwe
lwschermelingc, in wie hij de goodo Mary meende
te herkennen, zoo dat Kato in hot bezit kwam van
den brief door Moedor Anne, in andwoord op ceno
van Mary geschreven, en het bericht inhoudende
van Jakob Hollis\' dood. Hjj was dood I Haar lieve,
arme vader was dood! Misschien wel gestorven
uit smart over haar! Ja, Moeder Anne had het
niet verbloemd. Mary viel op do kniën; zjj wilde,
maar kon niet bidden. Geen enkele traan welde
in de brandende oogen op en bracht ontspanning
aan.
•Dood!" zeide zjj met holle stem en met ver-
glaasdcn blik, starende op écn punt. »Dood! ter-
wij 1 ik verre was, on omdat ik verre was!
Waarom was zjj verre geweest? De gedachte aan
dien booze, die haar vader had vermoord en haar
kennis ten nutte van dit rijk aanwendt heb ik mij
bescheiden terug getrokken. Het is niet meer dan
billijk, dat de Engelscho vrouw wijkc voor de Fran-
sche."
•Maar ik verzeker u. Sara! dat er niets van dat
alles gebeurt. Louize is een goed, geestig, lustig
kind. dat werkelijk geen kwaad doet."
»Ik hoop, dat Mylord Arlington beter over haar
denkt dan Uwe Majesteit, want anders kan ik mij
niet begrijpen, waarvoor de veelvuldige samenkom-
sten dienen van den Sokretaris van Staat met...
dat goede kind!\'\'
• Dat is zijne zaak! Misschien neemt Arlington
wel les in het Fransch," riep Karel luchtig uit.
»En dat zal noodig zijn geworden.\'"
•Oij zijt onbillijk jegens beiden, Sara! Sluit vrede
met beiden, om mijnentwille, mijn lieve! (Jij hebt
Louiz.e veel stof tot klachten gegeven, naar van
een geheimen minnehandel te doen verdenken?
Hebt gij, die alles weet, ook vernomen wie do on-
bekende was, die door den deugniet zoo ridderlijk
verdedigd werd? Want ridderlijk was het en zoo
hij niet Wil] had aangerand..."
>Dan zou hij nog genade in Uwer Majcstcits oogen
vinden, vooral omdat hij Louizes minnaar niet blijkt
te zijn. Ik erken: zijn gedrag was zoor ridderlijk,
ook tegenover onzen Ruckingham, dien hjj om het
verlies van eenige guinjes beloedigdc. Te recht
noemdet ge mjj een van de Villiers\' Niet licht
laat ik mjj tot wrok vervoeren, maar zoo ik dien
koestor, dan heb ik er reden voor on laat ik mij
niet door een enkel woord daarvan terug brengen,
zoo als vele, zelfs zéor verheven personen doen.
Sire, ik eisch, dat mjjn bloedverwant gewroken
worde."
»En dat zal hjj; ik geef u mjjn koninkljjk woord."
«Hetgeen even zoo hecht is als... uwe ocdon
van lief do...?"
•Welke toch niet zoo vclo ongelnkkigon maakten
als uwe tedere omhelzingen ; men donko aan hot
nieuwe slachtoffer, Charles Digby! Willen we nu
onze rekening maar sluiten, Sara?"
•Ik erkon, dat ik mjj meer dan voldaan moet bo-
schouwen ook na dozo nieuwe nederlaag, daar ik
hot geluk heb gehad Uwe Majesteit van hot top-
punt der droefheid weder terug te brengen tot de
vlakte der kalmte," zeide zjj in den gezwollen hof-
toon dier dagen. »Maar," vervolgde zij, >ik mag
nog niet ophouden recht en vergelding te vragen.
Er is nóg een slachtoffer door Mr. Digby gemaakt,
en dat is een zwakke deerne. Zjj is door hom gis-
ter avond verrast en, om de onbekende te redden,
in de plaats van deze aangebeden."
•Dat is waar! Onze blauw-oogige, van gister
avond! Kunt ge dat bcgrjjpen, Sara! ik heb nog
twee uren na mjjn vertrok om haar gedacht."
•Dus in hot bjjzjjn van do licvo Louizo nog om
haar gedacht ? Het kind is toch niet geestig zoo
als de lieve Louize."
Neen, dat is zoo, maar er is iets.... ik woct
niet wat het is... maar zjj maakt op mjj den in-
-ocr page 201-
MART nOIXTS.
27!>
had vervolgd en verpletterd, rees in haar op. Zjj
haatte hem thands! Had hij voor haar gestaan on
ware zjj gewapend, zij zou hem wellicht het staal
in het hart hehben gedreven! Een nieuwe, eene
ongekende zijde van haar charakter openbaarde
zich. De hartstocht sluimerde in dien boezem,
maar als hjj ontwaakto dan was hjj krachtig en
machtig, diep ingrijpend en moeieljjk te toornen,
zoo als alles in dien vrouwelijken boezem van
sterkte getuigde. Toch gelukte hot haar den storm
daar binnen aan band te leggen en het gebod van
den eenigen meester gehoor te geven. In de eenzaam-
hoid was de ontzachelijke strijd gestreden en do
kreet der mishandelde mensehheid overheerscht door
het geloof dor Christin. De overwinning was bc-
haald en kalm stond zij op bjj het bezoek dat haar
gebracht werd; maar even als bij de kalmte na don
storm, als over do gantscho schepping eon waas
van uitputting ligt hoongospreid, zoo droog ook
haar gelaat, in do uitdrukking van zachte droef-
geestigheid die tot deelneming opwekte, de sporen
van den doorworstelden strijd.
ïMjjn kind! ik haast mjj mijno belofte te ver-
vullen. Gister bob u reeds in do gelegenheid go-
stold Zijne Majesteit te naderen on voor te be-
reiden op uw verzoek; thands kunt gij alles opon-
baren wat u op hot hart ligt, want Zijne Ma-
jesteit heeft mij l>cloofd u aan te hooren," zeido
Mylady.
>Wat deert u, mijn kind! heb gij geweend?"
vroeg de Koning werkelijk bowogon. Karol Stuart
kon geone tranen zien; altijd wekton zij zijne deel-
neming; soms lokten zij mede het vocht in zijne
oogen en meest droogde hij ze, zonder dat hij zich
den tjjd gunde te onderzoeken of zij ook geveinsd
waren. Even als allo zwakke monschen was zjjn
mcdedoogen spoedig te verworven. Daarbjj was
zjjn aanleg werkelijk die van een goed mensch;
maar de zwakheid van charakter had belet, dat
de beproevingen zjjner jeugd hem louterden, en
had hem, bjj de ondervonden tegenspoeden en teleur-
stollingen, niets anders geloord, dan dat de mcn-
schon voor het grootsto dool uit egoïsten bestonden,
terwjjl de verleiding, waaraan hij later blootstond en
die hjj geljjk alles Ijjdzaam onderging, de goede kie-
men verstikt of verhinderd had zich to ontwikkelen.
•Hebt gjj geweend?" vroeg hji, vriendelijk dcel-
nemend, terwjjl hjj hare hand vatte... «Kan ik u
holpon, mjjn kind!"
•Neen, dat kan mjjn aardscho Koning niet," her-
nam zij met een zachte trillende stem.
•Waarom niet? De Koning van Engeland heeft
nog de macht om volen te helpen, en hjj heeft den
wil ook. Gjj hebt mjj gister van uwen vader ge-
sproken."
»Hjj herinnert het zich nog!" zeido Mylady in
zich zelve, en zjj scheen er zich over te vorbazen..
»Ja, Sire!" vervolgde zjj luid »zjj vraagt de vrjj-
heid van haren vader, dio alleen om godsdienstge-
schillen gevangen werd genomen.
»Uw vader is vrjj, Mary!"
•Neen, Heer Koning, horroep dat woord! Zeg
mjj, dat hij veroordeeld is on dat moet blijven:
dat hij naar het vreemde land moet worden over-
gobraoht en daar alleen wonen, geheel alleen met
hot gedierte des velds... Zeg mij dat; hot zou
mjj oen troost zijn! O mjjn Ood! het andere is
te bitter! Te hooren dat de dierbare in vrijheid
wordt gestold nu hij__ gestorven is."
Do Koning en Mylady, die in den aanvang niet
wisten wat to donken, begrepen haar thands beter,
begrepen do smart, die uit dio woorden sprak.
Zjj ondervroegen haar, zjj licton haar vertellen,
zoo klaar en duidelijk on mot hare welluidende
stem vertellen, en do Koning zag haar aan als
eene verschjining uit eene onbekende waereld.
Glimlachte hjj ook soms bjj enkoio uitdrukkingen
aan de tale Kanaans ontleend, dio hem altjjd aan
veinzerij en huichelarij dood denken, bjj eindigde mot
dio taal in harmonio te vinden met het wezon dat
voor hem stond, in harmonio mot de reinheid on
tevens het bezielde van dien oogblik, met de on-
berispeljjke schoonheid van dat gelaat, en het
aetherischo van die gestalte.
»Dc reden van mün verblijf is dus vervallen, en
daarom verzoek\'ik naar mijn dorpjen terug te mo-
gen gaan," zeido zjj ton slotte, het oog thands ne-
derslaande voor dat des Konings."
•Waarom zoudt gjj o daar ginder gaan begraven?
Gij zegt zelve\'alléen in de waereld te staan."
•Ginder wonen mijne vrienden en dio zullen mjj
wel herbergen, tot God mjj een werkkring doet
kiezen waarin ik nuttig zal kunnen zijn."
•Ook hier hebt gjj vrienden. Mylady de Castle-
mainc bewees u roods een dienst en ook ik wil
u die bowjjzen. Laat mij een goode daad vcrrich-
ten, Mary! en u gelukkig maken; laat mij uw
vriend zjjn !"
•Mijn Koning kan wol mijn beschermer, maar
niet mijn vriend zjjn. Bescherming echter vcr-
ncdert, en vriendschap kan slechts daar aanwezig
zjjn waar gelijkheid en wederkoerig dienstlx>toon
bestaat."
•En woot gjj dan zoo zeker, dat gjj niot wedor-
koerig diensten kunt bowjjzen als ge zoo verstan-
dig zjjt als uwe laatste woorden het aanduiden?"
vroeg do Koning.
•Uitmuntend!" juichte Mylady in haar bin-
nensto.
Mary schudde het hoofdtjen ontkennend.
•Neon, ik mag hier niet blijven. Misschien is
het een schuldige fierheid, Ileor Koning! maar ik
kan niet op eene plaats vertoeven, waar mijne
hand niets vindt om te doen en ik van gunsten
zoude loven, dio in mjjn oog aalmoezen moeten zjjn.
Noen, het leven is to kostbaar om het vorbouzelen..
Ik moet heen."
•En als gjj hier eens de erkenning vondt, dio
gjj elders niet kunt vinden? Als men hier eens
alleen in staat was om verstand en schoonheid to
waardeeren ?
•Daar ginder in het stil gehucht, neer Koning!
-ocr page 202-
2P0                                                               HART HOLLIS.
ongewoons in hot binnensto Zijner Majesteit omging,
en wclko andere oorzaak kon daarvoor zijn dan
het gebeurde mot don Hertog van Buckingham?
Zijne Majesteit moest dien vriend toch wel lief-
hebben !
Mylady was na \'s Konings vertrek Mary nog
oven nader getreden. Het lieve kind was reeds
bezig een en ander te ordenon on was kinderljjk
blijde bij het vooruitzicht, weldra in de stilte van
Hallam to zullen terugkoeren. Mylady nam haar
vriendelijk bij de hand en voerde haar naar de sofa
en dood haar naast zich neder zitten. Zij vertelde
haar van Charles Digby, den armen, ongelukkigcn
Charles Digby, dio den Hertog van Buckingham
had bevochten, gewond, misschien wel godood on
thands reeds in hochtonis zou genomen zijn.
•Gij kunt hem redden en gij alleen, Mary! Zio
mij niet meer zoo twijfelend aan; 1/brinner u wat
Zjjne Majesteit u vroeg. lederen wonsch zou hy
willen vervullen voor zooverre hij dat vermocht, en
uwen vriend vermag hjj te redden. Wolnu, mijn
kind! gij, die altijd zoo strong met uw geweten te werk
gaat, zegt dat u niet, dat gjj niet vertrekken, dat
gij den verdoolden broeder niet begeven moogt, dat
gjj hom eerst uit don donkeren kerker en vorvolgons
van zijne vrienden verlossen moet, en daarna oorst
naar de eenzaam licid terug kunt keoren?"
•Ik bljjf!" lispelde Mary.
•Gjj verricht een goed werk, dat God u daar-
bovon eenmaal zal toerokenon."
•Mylady, niot alzoo! Als hot monschenkind hot
zwaarste verricht wat zjjne hand vindt om to doen
wat is het nog anders dan con onnutte dienstknecht
van God, want hjj hooft immers nog niets moer ge-
daan dan hjj schuldig was?"
Mylady hogroep niet het grooto vorschil tusschon
hare zienswijze en die van dat kind. Zij had dan
ook maar gedachteloos uitgesproken wat zij wel
eens van andoren vernomen had, terwijl dat kind
eeno innige overtuiging uitsprak, gereed om dio te
verdedigen en zoo mogelijk to verbreidon. Mylady
kondo slechts éone Godheid, het was hot menscho-
lijk ik; dat kind had als ideaal: den Godmensen,
dio al de begeerten van het menschelijkc in zich
had overwonnen en navolging vroeg van wie zich
naar Zynon naam noomdo. Wolk vorschil tusschen
dio beide vrouwen on in wolke omgekoerdo ver-
houding stond beider zcdeljjke waarde tot Iwidor
invloed en macht op aarde!
Mylady verliet haar, aanvankelijk reeds to vreden
met do vrucht van haar arbeid Toch botmpto zy
zich zelve oen oogonblik op do gedachte, of dat
kind niot to goed on te rein was om to dienen
waartoe zjj het bestemde? Dergeljjko »zcdeljjko
oprispingen," zoo als zjj ze zelve een oogenblik la-
ter noemde, duurden gowoonlyk niet lang, on ook
thands niot.
•Bah, zjj is vlecsch en bloed oven als ieder onzer.
De eene is wat oprechter dan de andere. De oude
Rowlcy! Wat do geur, dio er van do nieuwe
spyze uitgaat, hem reeds doet watertanden!"
kent men méér waarde toe aan het stille godvree-
zonde hart, en dat is toch meer dan hot klaarste
verstand en de schoonheid dos lichaams, niet waar ?"
Dat eenvoudig: niet waar? deed Zijne Majesteit
bjjkans blozen, De vraag was nog nooit tot hom
gericht en hij had ook niet vermood, dat zij ooit
tot hem gericht zoude kunnen worden.
•Maar gij zult mij toch vóór uw vertrek vergun-
nen u een blijk mijner vriendschap to geven? Opcn-
baar mij uw liefsten wonsch, on, zoo het onder hot
bereik ligt der Koninklijke macht, dan zal hij ver-
vuld worden,\'\' zeido Karel met vuur.
»Ik heb geene wenschon meer, die vervuld kun-
nen worden," stamordo Mary. »IIeb dank, mijn
Koning! voor uwe goedheid.. Mocht gjj voor an-
deren even goed zijn, on mijne arme broeders on
zusters in den Heer genadig wezen, lieer Koning!"
en zij vouwde haro handen en hief het oog smcc-
kend tot hem op «geef den lecranr vrijheid tot
prediken, on geef ieder God to beljjdon naar zijne
ovortuiging! Onze predikers worden vervolgd, onzo
gemeenten verstrooid.. Laat dat niet moor zoo zjjn
Heer Koning! Die wonsch wordt mij door mjjn
zaligen vader toegefluisterd, door don martelaar."
»\\Vij zullen zien; als al de non-konformistcn zoo
waren als gij, Mary! dan zou ik togen den vor-
klaarden wil in van mijn Parlement dadelijk vrjj-
hcid voor allen afkondigen. Lief kind! ik heb
het reeds lang gewild; laat ioder gcloovon wat
hy wil.."
•Neon, niet wat hy wil; er is maar con waar-
heid" hernam Mary met kracht.
Mylady was bevreesd, dat het gesprek eene wen-
ding zonde nemon, wolko Zijne Majesteit ongcvallig
moest zijn. Zy nam daarom hot \'.woord. «Mary,
hebt gij nog geen anderen wonsch dan don straks
gcuiten? Is er niemant, die u onrecht aandeed on
tegen wion gij recht wilt vorderen ?"
Mary schudde het hoofd ontkennend. >Ik heb
hem vorgovcn" fluisterde zy.
«Ook hom, die do oorzaak was van uws vaders
dood?" lispolde Mylady.
Mary groep haro hand en knolde die in do hare:
•Stil, stil!" riep zij uit, of zij bevreesd ware de
hartstochten in haar binnenste weder to wekken.
Schoon mot woorzin nam do Koning oindoljjk
afscheid.
Toen hjj mot Mylady vertrok, vroeg hij dozo of
zy geen invloed op dat vreemde zonderlinge kind
kondo oefenen.
•Waarom, Siro?"
»Ik wildo haar nador loeren konnon."
»Zjj zal hier bljjven."
•Maar niet door dwang, Barbara!"
•Uit vrjjo beweging, Sire!"
•Go zyt altoos mync goode, lieve Barbara! Vaar
wol."
Do Koning vcrwyderdo zich zonder haar een kus
te geven; hy verwydordc zich met golwgcn hoofd
en een rimpol op het voorhoofd. Ieder, die hem
dien morgen nadordo, moest erkennen, dat er iets
-ocr page 203-
MARY HOLLIS.
2P1
Nu het niouwo offer al hare aandacht vorderde
had zjj het oude reeds gohoel vergoten. Aan Char-
les Digby had zij niet meer gedacht. Deze wa9 hij-
kans vernietigd in zijn kamer teruggekeerd, Woeker
on meer ontroerd dan toen hij den vorigen nacht
van zjjn tweegevecht terugkeerde. Hij had die vrouw
sedert lang niet meer bemind; het verlies hater
liefde kon hem dus niet in die mate neder slaan.
Maar to bemerken, dat die vrouw hem niet had bc-
mind zelfs toen hij baar vereerde en meende lief
to hebben: dat die vrouw met hem gespeeld en ge-
dartold bad uit tjjdvordrjjf of uit grove zinnelijk-
hoid; dat hjj niet moer was geweest dan een mid-
del in hare hand, een werktuig, dat zij wegwierp
naar welgevallen of naar de berekening van haar
eigenbelang, dat bracht alles in zijn binnenste in
opstand, dat deed hom die vrouw baten met een
vreoseljjkcn baat, dat deed hem die vrouw vloeken
als do oorzaak van al zjjn afdwalingen. Mylady
zou mot zijne woede hebben geschertst, zoo zij te-
genwoordig ware geweest. TTad zjj niet straks nog
in do eenzaamheid gefluisterd: »Hij komt terug
als ik hem roep?" Neen, hij zou niet terugkomen.
Mylady wist niots vnn do krizis waarin dat zieke
hart zich bevond. Zo begreep niet dat zjj, toen
ze Charles Digby prikkeldo om Mary to wreken en
Buckingham tegen te treden, hem den moed had
gegeven om met het verleden te breken. Hjj had
een goede daad verricht, fluisterde zijn geweten,
dat gehoorzaamd was en thands ltiidor en luider
riep, dat er nog meer te verrichten viel. Charles
had zjjno zedelijke vryheid terug gevonden en het
stond thands aan hem of hij er gebruik van maken zou.
Hjj had zich in een stoel neergeworpen voor de
tafel on bleef er zitton, in gepeins verdiept, het
hoofd op do handen gesteund. Daar viel zjjn blik
op oon brief, half onder andere papieren als weg-
gescholen. Hij herkende die hand en trillend van
verlangen en met een kreet van bljjde verrassing
had hjj hem opengebroken. Hij verslond den in-
hond en kuste do letters koor op koer. Hij bad
ook gelezen: «Lieve, dierbare vriond! Ik heb do
vreesolijke tijding vernomen en ik loof nog! Waar-
om uw kostbaar leven gewaagd, een leven dat mij
behoort ? Denkt go dan zoo weinig om mjj, dat ge
zoo lichtvaardig op het spel zette wat mjjn oonigc
schat is ? Gjj moot u verborgen. Ik heb do kracht
niet u do vlucht aan te raden en mjj zclvo het ge-
luk te ontzeggen u dagoljjks to zion, want, mjjn
Charles! dat dood ik, hoewel het u niot hekend was.
Toch moet go u verbergen tot do storm hooft nit-
gewoed. Kom zoo spoedig gjj kunt in het Pavil-
jocn: daar wacht ik u."
Hjj groep zjjn hoed on jjlde naar de deur. Maar,
hoe groot was niet zjjn vorbazcn.\'on schrik, toon
hjj den schildwacht bemerkte, die er voor had post
gevat en hem het uitgaan verbood. Op bevel Zy-
nor Majesteit was hjj gevangen. Hjj mocht echter
schrjjven. Hjj zou daarvan gebruik maken, om
Harry to vorzookon Zjjno Majesteit to bidden, hom
slechts tot den avond van dien dag de vryheid to
laten. Hjj gaf zijn woord van edelman, dat hij geen
poging zoude aanwenden om to vluchten. John werd
geroepen, die met de bezorging van den brief werd
belast, en hom tevens mededeelde, dat Mary bij My-
lady de Castlemaino woonde en een bezoek van
den Koning ontvangen had. Hjj beefde : ook dit
nog! Waarom was zij niet vertrokken, of word zij
verhinderd door die gehate vrouw? Moest ook zij
oen werktuig zijn, zoo als hij het geweest was?
Het koude angstzweet brak hem uit. Mary deelde
in hetzelfde govaar met hem; hjj moest haar waar-
schuwen, zoo zij ten minste door hem, dien zjj een
laaghartige genoemd had, gewaarschuwd wildo zjjn.
Zoo hij slechts voor eenige uren zich nog vrij konde
heten! • Daar ijlde John terug met een brief van
zijn trouwen Harry in de hand. Zou Harry nu roods
zijn Koninklijken vader gosproken hebben? Hjj
haastte zich om zjjno nieuwsgierigheid to voldoen.
Do oogen schemerden na do lezing; want wat had
hij vernomen?
»Beste jongen!" dus was de aanhef, «iets te laat
is veel te laat. Van nacht was de redding nog
mogcljjk, nu niet meer. Ik heb den moed niet
om den Koning voor u to spreken daar ik zelf niet
zeker ben buiten schot to blijven. Ik was uw go-
tuigo en dat is reeds eene misdaad in do oogen
Zjjnor Majesteit. Begrjjp dus hoe hij uwe daad 1k>-
schouwt. Ik vrees waarachtig het ergste. Toch
maar moed gehouden, Digby! Misschion brengt
gjj het er nog af mot vorlios van uw degon en eon
paar maanden gevangenisstraf."
Dus ook hij, de warme vroljjke vriend, verliet
hem in den nood! Teder begaf hem. Flij stond al-
leon! Neen, hij was niet door ieder verlaten!
Eene dacht er nog aan hom: het was do onbo-
kende, dio hom zoo innig lief had en wior beolto-
nis zoo als hjj het zich vormde, hom weerhield te
vertwijfelen.
Toen do avond liegon te vallen word hem zjjn
degen afgevraagd en voordon hem ecnigo Li/e pitards
naar don Towor, waar hjj bleef, in afwachting van
de nadero bevelen Zjjnor Majcstoit.
III.
Mjjnhocr van Bouningen had zjjnc passen govraagd.
Geschiedde hot ook in eon oogonblik van drift, toch
waren do omstandigheden van dien aard, dat do
Ambassadeur noch de Sokretaris van staat, hoewel
beide het wilden, een schrede terug konden zetten
zonder zich to kompromittecren. Zjjno Majesteit had
het mot schrik vernomen, want oen breuk met do
Republiek zou Lodewyk XIV nog stouter en vor-
meteler, zou diens gebiedende toon nog onvordra-
geljjkcr doen worden. Arlington had hem echtor
gerust gesteld door de verzekering, dat van Beu-
ningen zich slechts krachtig veinsde om veel te
kunnen bedingen, on dat hjj, hjj eene courageuse
houding van Engeland, het trotscho hoofd nederig
zoude buigen. Van Bcuuingcn daarentegen bleef
-ocr page 204-
2R2
MARY
HOLLIS.
wachten op excuses van wege Z}jne Majesteit, waar-
op Zjjno Hoogheid zeide stellig te hopen. Om ze
des te eer uit te lokken en nog meer klem hij te
zetten door hot vertoon van kracht, sprak Zijne
Hoogheid er mot een woord van, of het niet in do
diplomatie gebruikelijk was, indien er bij het ver-
trok van den Ambassadeur nog zaken aanhangig
waren, een ander voorloopig mot do regeling daar-
van te belasten. Was dit zoo, dan zou dit thands
met ecnigen ophef kunnen geschieden.
Mjjnheer van Penningen dacht er over na, en
vond \'s Prinsen denkbeeld blijkbaar niet kwaad,
daar hij don Sekretaris van Staat kennis gaf, dat
Jonkheer Borccl, een uit het gevolg Zijner Hoogheid,
belast was met do vorofibning dor zakon. floleef-
doljjk werd daarop geandwoord, dat men kennis
had eronomen van deze schikking, waaruit bleek dat
de Republiek het afbreken dor onderhandelingen
niet wilde, en dat men hoopte tegenover Jonkheer
Borcol erolukkigor te zullon zijn dan men tegenover
Zjjno Edelheid geweest was. Bjj die beleefde lette-
ren waren de passon gevoegd. Do worp was alzoo
oredaan; de klove kon niet meer worden gedempt.
Arlington was te minder geneigd geweest hot eerst
de hand tor verzoening te biodon, nu er slechts oen
wisseling van personen plaats had on do diplomaat,
die den Amsterdamschen burgemeester verving,
voldoenden naam en rang bezat, om als oen wcrko-
lijkcn plaatsvervanger, on dus meer dan als zaak-
gelastigde, op te treden.
Men verloor een persoon, en dio persoon was
juist niet door hom geliefd. Zijne nietswaardige
politiek werd door het schrandor oog van do togen-
partjj, die aan zijn schorpon blik zulk een kwetsen-
de openhartigheid paarde, to dikwijls doorschouwd.
Wjj kunnen ons dus voorstellen met hoe weinig
lecdgovoel bjj in zijn brief van den 22 December
1670 aan een der Engelscho gezanten noorschreof:
»VanI Beuningon vortrekt plotseling, njj had ver-
schillende twisten met ons."
Of mijnheer van Beuningon ochtor niet meer lood
govooldc? Niemant kon daarvan mot zekerhoid iots
zeggen, want dezelfde fiere taal, dio bjj het eerste
ploojrereboor vernomen was, word ook bij hot af-
schoidsbezook van zjjno lippen gehoord. Toen Zijne
Majostoit er van gewaagde, dat hot haar spoot door
eon misverstand het verblijf Zijner Edolhoid ver-
kort to zien, had hij geandwoord, dat hot hem niet
minder voor Engeland dan voor do Republiek ge-
noegon zoudo doen, indien hot misverstand, waarvan
Zjjno Majostoit sprak, niets anders mocht blyken
to zijn.
Met do meeste cerbewjjzon werd do Ambassa-
deur uitgeleide gedaan. Tot. aan zoo bogeloiddon
hem Zjjno Hoogheid on Jonkheer Borool. Dezen
voegde hjj nog op het laatste oogenblik too: »Meu
zal na mjjn vertrok misschien handelbaarder worden,
nu men bemerkt dat hot ernst wordt. Het kan zjjn,
dat men eerst afkoerig is van oon nauwor verbond
met de Republiek, maar zeker is hot, dat mon noigt
naar Frankrijk. Wie het meeste biedt kan do koop
sluiten. Het zou behendig zjjn, Stuart te koopen
voor den middenprjjs. Tb voor mij echter zie de
toekomst donker in." Den Prins zag hjj bjj het
afscheid scherp aan. »Ik twijfel er niet aan, of
Uwe Hoogheid zal wol slagen in hetgeen zjj zich
heeft voorgenomen. Zjj gaf bij herhaling bewjjzen
van veel takt."
Had Mjjnheer van Beuningen eenigen argwaan?
Indien het zoo ware, dan mocht de misleide Ara-
bassadeur zich er thands over gokwetst gevoelen.
Po kwade luim ging echter eerlangs voorbjj, maar
do erkenning van \'s Prinsen scherpzinnigheid of
behondigheid bloef; on die erkonning droeg er toe
bij, om don Amsterdamschen Burgomeostor, een
vurig voorvechter van do Loevensteinscho Faktie,
to doen verkeeren, wol niet in oon verweerder der
Oranjepartij, maar toch later in oen aanhanger van
don persoon van Willem Hendrik.
Zijne Hoogheid dankte voor do gunstige opinie
door Zjjno Edelheid van hem opgevat en vorzocht
do rokommandatiön van Zjjno Edelheid bjj Mijn-
heer de Witt, in wiens aandenken hjj zich bleef
aanbevolen.
Toen hij Zjjno Edelheid aan boord zag gaan, voel-
do hjj zijn adom snolier en vrijer gaan, nam hij den
arm van zijn vriend Boroel, en zcide hij gehaast:
•Thands naar Londen terug!"
In do eerste dagen na van Bouningens vertrok
hield Zijne Hoogheid haro kamer. Zij heette ver-
koudon en koortsig; zij was echter krachtig en ge-
zond, maar wilde de vormen in acht nomon en
eono gevoeligheid toonon tegenover hot Engelsen
kabinet, welke werkelijk niet bestond.. Zoodra do
Prins vermoeden mocht, dat zjjno houding bogrepon
kon zjjn, rekende bjj ochtor aan zijne verplichting
voldaan to bobben.
Hjj was thands vrij; hij werd niet langer bespied;
geen zjjnor gangen word thands meer opgeteekond.
Zonder omwegon dan ook volvoerde hjj eon lang
gekoesterd opzet, rood hjj naar Whito-hall en vroeg
gehoor bij Haro Genado do Hertogin van Ports-
mouth. Dezo was verrast on wol blijde verrast.
Woten wjj ook, dat de vormen van dien Hollander
haar kwetsten, het is ons tovens bekend, dat zjj
hem moor aandacht had waardig gerekend dan den
meest volkomen edelman aan Karels hof. Sodort
zij hem hot laatste ontmoetto was haro moening
niet gowjjzigd, was haar verlangen, om hom terug
to zion, nog verhoogd door hot toenemend belang,
dat de Koning van Engeland bljjkbaar in zijn neef
begon to stollen. Daarbjj was dio Koning in de
laatste tien dagen wedorspannigor of liever onver-
schilligor dan ooit to voren jegens haar geworden.
Zjj had zolfs tot haar schrik gohoord, dat er in
don Geheimen Raad sprake was geweest van het
invooren van bezuinigingen, dat do Koning niet do
intimo zwolgpartjjen meer hjjwoondc, maar gantsche
ochtenden doorbracht in den vleugel vanhotpalois
door Mylady bewoond. «IIjj zal wol terugkomen
en zich nedorvljjon op mjjn voetonbank" had zjj
telkens gezegd; maar hjj was nog niet teruggekomen.
-ocr page 205-
MARY HOLLIS.                                                                  283
Zoo zjj hot groote doel langs andere wegen slechts
konde bereiken, dan zou zij zich weten te troosten.
Zjjne Hoogheid de Prins van Oranje liet zich aan-
dienen! Hjj, die nog nooit hij Mylady de Castle-
maine of de Koningin was geweest, kwam haar
bezoeken. Zoo zij dien jonkman voor haar eigen-
lijken Koning, Lodewijk XIV, eens winnen kon, door
dien jonkman haren Koning vasten voet bezorgde
in do Republiek en tevens don Engolschen Koning
eens schaakmat zotte! Het plan was oonor volleer-
do diplomato waardig en bij wolslagon zou do or-
konteiykhoid van haren Koning geenc grenzen
kennen.
Zij heette don stijfbuigendcn Prins welkom on
bood hem een zetel tegenover zich aan. Hij schoen
verlegen met zjjne houding on bracht do eerste
woorden, hoe onbeteekenond zij ook waren, slechts
stamerend uit. Zjj was de voorkomenheid zelve,
ned bijkans do helft der niet gesproken, maar aan-
geduide woorden, en gaf dadelijk levendigheid aan
hot gesprek, dat van zijne zijde reeds bij hot be-
gin dreigde te bljjvon steken.
Het was hot eerste tête a tête, dat Zijner Hoog-
hoid in zijn loven met oono vrouw to beurt viol.
Raakte hjj ook wonder wel in do hofwaorold bekend,
hjj miste nog don fijnen takt om zich gemakkelijk
onder vrouwen to kunnen bewegen. IIjj voelde dat,
zonder hot te kunnen verhelpen, en dit maakte hem
nog linkscher en hoekiger, noo lieftallig moest
hem dus de bevallige vrouw niet voorkomen, die,
zonder dat zij don schijn gaf van iets te bemerken,
hem meer dan halverwege te gemoet kwam en dit
zonder zich schuldig te maken aan oeno kruipende
vlcierjj, welke, bij don toon van haar vroeger mot
hem gevoerd onderhoud, te scherp zoude afsteken
om niet zjjn argwaan op te wokkon. Hoe erkentelijk
moest hjj jegens haar niet zjjn, on hoe gaarne zou
hjj niot, door haro geestige en levendige en toch ook
weder niet to vernuftige opmerkingen voortgeleid,
haar volgen wcrwaards zij hom brengen wildo. Elko
blik op dien strakken, droomerigen jonkman, dio
haar zoo gaarne het woord gunde, overtuigde haar
van den indruk dien zij maakte, van de overwinning,
die zjj behalen moest.
•En Uwe Hoogheid heeft zeker do treurigo af-
loop van het prachtige bal Zjjnor Genade evenzeer
verschrikt als ieder onzer? Heeft zjj in kort ook
conige berichten ontvangen nopens den toestand
des gewonden. Gister vreesde men voor verheffing
van do koorts."
ïEon mjjnor Edollicden is van ochtond aan het
paleis van den Hertog geweest on vernam daar
dat do koorts is weggebleven. Zjjno Majesteit zal
wol verheugd zjjn. Zjjne Majesteit zou in don
Hertog een...
>___waren en trouwen vriend verliezen."
«Die, naar ik geloof, meer dan icmant in Zjjnor
Majesteit* vertrouwen deelt," merkte de Prins
schuchter aan.
•Meer dan velen ten minste," verlicterde zjj in
het voorbijgaan. »Wjj mogen dus de hoop voeden
Zjjne Genade te zullen behouden. Indien het ver-
trek Uwer Hoogheid nog niet aanstaande is, dan zal
de indruk, dio Uwe Hoogheid van het Engelscho
hof met zich zal nemen, niet ongunstig zijn."
«Zou dio dan anders wezen als ik mi vertrok?"
«Misschien wel. Zjjne Majesteit en de gantsche
adel zouden toch bij het herstel Zjjnor Genade wed-
jjveren in hot geven van bljjkon hunner vreugde,
en wio zou, bij do feesten welke de uitingen daar-
van zullen wezen, wclkomer gast\'zijn dan Uwe Hoog-
heid ?"
Zoo de voorzichtige Prins ooit mocht kunnen ver-
geten op zjjno hoede te zjjn, de vriendelijke en
hoogst vleiende onderstellingen, welko hjj thands
hoorde uiten, zoudon hem dadelijk het verzuim
herinneren. Zijn oog blikte onwillekeurig naar don
bloemenmand, waar do bouquet voor hem geplukt
werd, naar het venster, door hetwelk men don aap,
den koddigen Jack, konde bewonderen, en de on-
wellevende en 8tuursche jonkman maakte stilzwjj-
gend ceno vergelijking tusschen do bevallige dame
tegenover zich en do buitelingen van den aap daar
buiten.
«Maar ik hob roods zoo menig foest bjjgewoond
en moest dus reeds een gunstigon indruk aan het
hof van mijn oom mot mij nomen, ten minste als
dat van een feest afhankelijk is."
«Ik nam do vrjjhoid hot te beweren; vergeef mjj
zoo ik weder dwaalde," De roos liet oven haar
doorn voelen. «Maar Uwe Hoogheid heeft mjj niet
ten volle begrepen en, naar mijne bescheiden mec-
ning, het verschil in hare pozitie niet in aanracr-
king genomen. Vóór dat Zjjno Genade gewond werd
had zij immers altjjd de eer om door Mijnheer den
Ambassadeur begeleid te worden."
«Ik hoop in don vervolge evenzeer, hoewel de
Ambasadeur dan cone andere persoon zal zjjn."
•Juist, Uwe Hoogheid! En dat kon in vele op-
zichten geheel iets anders zjjn " Zjjne Hooghoid
zag voor zich, en zjj vervolgde. «Ik heb wol eens
gehoord, dat men u in don Haag ook altijd begc-
leidde zoo als mjjnheer van Bcuningen hot hier
deed. Dat moet lastig zjjn geweest."
• Ja in den aanvang, maar het wende. Toch bon
ik bljj, dat Mijnheer van Beuningcn vertrokken
is."
«Beminnelijke openhartigheid!" dacht Hare Go-
nado do Hertogin van Portsmouth, die oven
glimlachte on toon zeer belangstellend vroeg of
Zjjne Edelheid niet zoor oploopcnd was en tevens
zoor ergdonkond, daar Zjjno Edolhuid, zoo als zjj
vernomen had, al do gangon Zjjnor Hoogheid be-
spieddc.
«Bespiedde? dat is wat kras; naging misschien.
Ik heb het hem niet euvel geluid; hjj was altjjd
goed voor mjj, en als hjj het niet was, dan volgde
hjj zeker zjjne instruktiën."
«Zou men dan daar ginder werkelijk gelooven,
dat Uwe Hoogheid woorden zoudo kunnen spreken,
die hun schaden konden?"
«Wel neen, Hertogin! men wildo juist van mjj
-ocr page 206-
MARY HOLLIS.
28-1
woorden vernomen, die hun voordeel konden aan-
brengen."
•Uwe Hoogheid geeft thands voorzeker oen zeer
diepen zin aan hare woorden, want ik begrijp haar
niet."
«Och, dio kleingeestige berekeningen van poü-
ticko partjjen zullen Uwe Genade doen geeuwen.\'\'
•Volstrekt niet. Uwe HoDgheid zal wel weten
te boeien waar anderen zouden doen sterven van
verveling."
Zijne Hoogheid aehtto het verstandigst de. \\voor-
den, als niet gehoord of begrijpen, oubeandwoord
voorbij te gaan. «Ik meende straks," zeide de
Prins, »dat men gaarne door mij vernemen wilde,
wat men zelf niet opsporen kon en hoopte, dat mij,
door mjjne bloedverwantschap, zoude bekend zijn
geworden.
• En dio hoop was ijdel... Uwe Hoogheid wilde
wel, maar kon niet aan do verwachting bcand-
woorden? Eone interessante pozitie!" riep zij la-
chend uit. >Dc strenge, stijve Mijnheer de Ambas-
sadeur zich de zweetdroppels van het voorhoofd
wisschend om Uwc Hoogheid te achtervolgen en
dan nog van haar te vernemen dat zij niets wist.
Want wat zou er ook na te sporen zijn? noe dik-
wjjls Mylady do Castlemaino de wenkbrauw go-
fronsd en de Engclsche edellieden een lompe dwaas-
heid hadden begaan? Och, om dat op te sporen
behoeft men do scherpzinnigheid Uwer Hoogheid
niet te bezitten. Mag ik u eenigo druppels fleur
de la rosé
geven?" vroeg zjj plotseling opspringend
en weg huppelend naar het dressoor of buffet, van
waar zjj met een albasten flakon met uit goud-
draad gevlochten «top terugkeerde. Zijne Hoogheid
moest wel de blanke fijne hand, de teedcre schoon
gevormde vingoren opmerken, moest wel de satijn-
zachtheid er van huldigen, want zij liet zo in aan-
raking komen met de zijne. De zjjne, wat waren
dio vuurrood en hard! Toch trok hij ze niet terug,
en dat liet hjj niet na, om nog ecnigen tyd het
donzige van hare hand in de zjjne te voelen, want,
de boer! hjj scheen, wel verre van iets govocld,
zelfs niets gezien te hebben. Zjjne eenigo opmer-
king toch was: «Wal een fraaie flacon, Hertogin!
Zou die hier gemaakt zijn?"
•Uwc Hoogheid denkt zoor gunstig over de Lon-
densche fabrikanten. Misschien zjjn zij in staat een
veel dcgeljjker en zwaarder sieraad te maken,
maar.... dit kwam nit Versailles."
•Eon geschenk dus van Zjjno Allorchristeljjkste
Majesteit. Het moet orkend worden: Frankrijk
munt in onze dagen in alles uit. liet is do cersto
macht van Europa on hot voert Spanje en Engc-
land tegenwoordig als vazallen met zich mede.
Waart ge er ook hjj, Hertogin! toen men te Dover
het bewuste verbond sloot?"
•Uw Hoogheid meent... ?" vroeg zjj; on, schoon
zjj hare verbazing zocht te verbergen, vermocht zjj
het niet volkomen. Wat was die jonkman tcgcn-
over haar gezeten? njj sprak zoo kool on onvor-
schillig ovor eene zaak, dio slechts aan zoo weini-
gen bekend was; eene zaak, dio slechts Arlington
en misschien voor oen doel Buckingham was gco-
penbaard: eene zaak, die den Koning altijd deed
ontstellen zoo vaak zij in do verte zelfs werd aan-
govoerd. Wie had hem dat gehoim medegedeeld,
hem, den Hollander, den telg der Republiek, voor
wie alles juist eon diep geheim moest blijven?
Had de Koning hem zjjn vertrouwen geschon-
ken? Maar dan moest hjj, die zoo wantrouwend
en anstig was op dat punt, wel blijken hebben
ontvangen van de gohochthoid zijns Neefs; dan
moest dezo wel overtuigende blijken hebbeu goge-
ven van zijn toetreden tot een plan, dat — hot is
waar — hom eenig persoonlijk voordeel beloofde,
maar hem toch deed afdalen tot oen vorst in mi-
niatuur. Zij vroeg zich dat alles on nog veol meer
af en wist er niet op te andwoordon, en vergat
bijna, dat er iets gezegd moest worden op do go-
dane vraag. Het voorzichtigst schoen haar, te voin-
zen van niets te weten, en daarom zoido zjj ook
met allo teekenen van bevreemding: »Hot bewust
verbond? Wat meent Uwe Hoogheid?
•Gij weet er niets van? Ik meende toch laatst
to bespeuren, dat gjj er wol iets van wist. net
spjjt mij nu, dat ik or van gosproken hob. Ik was
tegenover Mijnheer van Beuningcn voorzichtigor."
•Dus heeft Uwe Hoogheid er Mjjnhoer don Am-
bassiideur onkundig van doen bljjvon. Waarom ?
Mocht hij hot dan niet weton? Vorgeef het mij,
indien de vraag dwaas is."
•Wel neen... Mijn oom heeft mij wel zóo veel
medegedeeld, dat ik begreep Mijnheer van Beu-
ningen er niets van to mogen zeggen."
•En vertrouwt Uwe Hoogheid oen geheim dat
zoo zeer bewaard schijnt to moeten worden, dan
aan mij, een vrouw?"
•Ja, vrouwen hebben den naam van niet voel te
kunnen zwjjgen maar ik lwschouwde u, en ik be-
schouw u nog, als een dor opstellers van het ver-
bond."
•Ik? Uwc Hoogheid schertst! Ik heb een veel
nederiger werk to verrichten, maar toch niet min-
dcr nuttig en zeker voor mjj niet minder aangc-
naam, dan om traktaten op te stellen! Ik zou dat
doen? Ik ben wel eens vergelokon bjj oen half
gotemdo Zigeunerin! Indien ik do levensdagen
Zijner Majesteit, die mjj lief is geworden, mag
vervrolijkcn, dan is mjjn hoogsto eerzucht vol-
daan."
•Zou ik dan toch verkeerd geoordoold hebben!"
zcido do Prins voor zich, maar toch luid genoeg
om door do andere verstaan te worden. »En ik
dacht nog wol, dat do subsidiën, door Zjjno Aller-
christeljjksto Majesteit aan mjjn oom toegelegd,
door uwc handen gingen?"
Do jonkman schoon trouw op to biechten wat
hjj wist; hjj wist misschien nog meer en zou haar
dus ook nog moor kunnen vertellen.
•Subsidiën? Ik kost Zjjne Majejesteit wel
geld, maar ik verschaf het hom niot. Uwo Hoog-
heid kan mjj golooven!"
-ocr page 207-
MARY HOLLIS.
285
Do glimlach, die deze woorden vergezelde, drukte
zoo zeer het merk van openhartige waarheid op
dozo woorden, dat Zjjne Hoogheid waarlijk niet
moer twijfelen kon.
• Dan heli ik mij geheel on al vergist en spijt
het mjj u zoo lang te hebben opgehouden hij pene
zaak, die u droog en vervelend moest zjjn. Ver-
geef het mij; gij zult uwen tijd zeker beter kunnen
gebruiken."
•En l\'we Hoogheid ook, niet waar?"\' vroeg zjj
scherp, want de boer had bij zijne reeds zoo lompe
woorden de nog lomper beweging gemaakt van op
te staan en alzoo te. venrekken. De lompheid zou
nog stygen, want zij hoorde hem zeggen: »Ja, dat
is zoo. Ik had gehoopt dat gij mij hadt kunnen
helpen. De tijd van mijn vertrek nadert en ik
heb nog zoo veel af te doen juist in dio zaak___"
»Die haast schjjnt vooral ontstaan te zijn na het
vertrek van den Ambassadeur ?"
•Juist, want dio mocht van niets merken. Ik
had er u ook niet van moeten spreken, maar gij
zult er geen misbruik van maken daar gjj dat niet
kunt... als Eranschc onderdane."
Do Prins boog en maakte zich gereed te vertrok-
kon. Wat was hij openhartig geweest I Hij had
zjjne verhouding jegens den Hollandsclien Ambas-
sadcur niet verbloemd! En nu nog de openhartigo
lompheid, om dadelijk te willen vertrekken nu hjj
dacht zich tot een vorkeerde persone te heblicn
gewend! Wat zou hij dan toch wel van haar ge-
vraagd willen hebben? Zij wilde en moest het
vernemen. Zjjne Hoogheid werd dus wel gedwon-
gen te blijven om haar de eigenljjke reden van
zjjn bezoek te openbaren.
»Ik wenschte van u te vernemen, hoe Zjjne A1-
lerchristelijke Majesteit over mjj dacht, ten einde
daarvan mijn reis naar Versailles te doen afhangen.
Ik bespeurde vroeger wel, dat men mij verdacht en
mjjno tegenpartij steunde, daar ik een bloed-
verwant van de Stuarts ben, maar dit zou nu toch
eeno aanbeveling moeten zjjn... Nu gjj echter
buiten deze zaak staat, moet ik anderen raadple-
gen, en zoo ik die niet vinden dan ga ik nnar
Versailles."
•Lodewjjk do Grooto is edelmoedig, zelfs jegens
zjjno vjjanden; hoe zal hjj dan wol niet jegens zjjne
vrionden zjjn ?"
Een vluchtig rood vertoonde zich op \'s jonkmans
golaat.
»Ik wenschte een zekerder waarlwrg dan do
edelmoedigheid van den Koning van Frankrjjk,"
zoido hjj heftiger dan bjj nog tot haar had gespro-
ken. «Edelmoedig? Zjjne Majesteit heeft het te-
genover mjj, zoo als mjj gezegd werd en ik ben
goed onderricht, niet betoond."
»Ia Uwe Hoogheid werkeljjk wel goed onderricht?
Ik zou haar aanraden, de reis naar Versailles te
ondernemen."
•Ik zal zien."
•Maar wat heeft men Uwe Hoogheid dan wel
verteld, daar zjj zoo vertoornd is op een boudge-
noot, dio zulk oen trouw en veelgovend vriend
wensebt te zijn ?"
•Hoe weet gij dat, Hertogin?" vroeg do Prins,
dio zich halfverwege had afgewend en zich bjj dio
vraag eensklaps omkeerde.
• Ik vernam het van den Ambassadeur zjjnerAl-
lerchristeljjkste Majesteit. Na hetgeen door Uwe
Hoogheid is gesproken, begrijp ik eerst recht de
bedoeling van de door Zijne Excellentie gesproken
woorden. Uwe Hoogheid werd geljjk gesteld met
den Koning van Engeland."
De Prins schudde ontkennend. »Dat was spot-
ternij."
• Maar wat heeft men Uwe Hoogheid dan pogen
diets te maken? Misschien dat ik de dwaling ver-
storen kan."
• Dat zou u toch moeielijk vallen, als gy van de
zaak niets weet."
• Ik weet er niets van... als opsteller van hot
traktaat, l\'we Hoogheid! Zou men waardig zjjn
ooren te bezitten, als men er niot meè hoorde?"
• Eu gij hoordet dus iets, Hertogin? Hjj wachtte
een oogonblik en zag haar strak aan. «Waarom
hebt go mjj straks gewantrouwd en mjj de waar-
heid verzwegen?"
• Uwe Hoogheid maakte onjuiste onderstellingen
en maakt ze nog.. Ik onthoud mjj van politieke
intriges" zeide zjj scherp. «Daar ik mij verlKinden
gevoel aan het geslacht der Stuarts\', daar ik hunne
grootheid wensch, zou ik ook u daarin zoo gaarna
zien deelen. Ik weet, dat gij het kunt indien gjj
het wilt. Zijne Allerchristoljjkstc Majesteit is u
t hands zeer goed gezind en wenscht u veel aan te
bieden en weinig te vragen."
• Dus even als mjjn oom, want ik werd met hem
geljjk gesteld, zoo als ge zeidet. Maar ik zie niet
in, dat men hem meer biedt dan vraagt. De
subsidien vloeien niet te ruim en in het gevaar
der ondorncming zal ieder toch wel voor de helft
deelen."
• Als de oeno lwndgenoot honderd duizend solda-
ten levert en van den ander er slechts weinige
duizenden vraagt.."
Dat wist ik niet. Dat hoeft mjjn oom mü niet
gozegd. Maar dat kan ik ook niot golooven, want
dan zou mjjn oom niet weifelon en .... dat doot
hÜ"
• Hij weifelt niet."
• En in Oktober is alles te Dover reeds afgo-
sproken en tot nu is er nog niets geschied! Bo-
vendien, Hertogin! vind ik, dat Zjjne Allerchriste-
ljjkste Majesteit een onvoorzichtig spel speelt. Myn
oom is, geloof ik zeer slim en zal Zjjne Majesteit
wel als middel weten te gebruiken. De belangen
van de beide landen zjjn immers geheel verschil-
lend. Zoodra mijn oom de kans schoon ziet om
een voordeel ig verlxmd met de Mogendheden, aan
wie hjj door godsdienst en ondero banden verbon-
den is, aan te gaan, dan verlaat hjj weder de zijde,
Zjjner Allerchristelijkste Majesteit. Ik vind niet
dat Versailles voorzichtig heeft gehandeld."
-ocr page 208-
MART HOLLIS.
280
Republiek niet, zoo lang mjjn oom zich niet open-
Ijjk verklaard had."
Er was een oogenblik van stilte. De Hertogin
van Portsmouth dacht een oogenblik na. »U\\ve
Hoogheid kan geljjk hebben... maar als eens Zjjne
Allerehristel4Jksto Majesteit reeds zoo gedacht en ge-
handeld had...!"
• Dan zou ik hare voorzichtigheid prjjzen."
• Dus moet Uwe Hoogheid het eene onvoorzichtig»
heid noemen, om zouder zulk oen waarliorgeen over-
eenkomst aan te gaan...?" vroeg zjj langzaam en
met klem do woorden uitsprekend.
• Altjjd tegenover mjjn oom!" viel de Prins in.
• Alzoo niet... tegenover Uwc Hoogheid?"
, Ik beteeken alleen iets, zoo lang ik blijf wat ik
ben. En, Hertogin! Zjjne Allerchristeljjkste Majesteit
moet tegenover mij beginnen niet met waarlwrgen
te vragen, maar te gevon."
• Dat is een stout woord, Prins!"
•Zoo ik dus naar Versailles ga, mag ik rekenen
daar door u ingeleid te worden...?"
• Ik zal u gaarne mjjne bekenden aanwijzen. Van
aanbeveling behoeft natuurlijk geene sprake te zjjn.
Uwe Hoogheid beveelt zich zelve aan."
•Dat zou ik juist niet zeggen, Hertogin! want het
heeft mjj moeite gekost uw vertrouwen te winnen,"
gaf hij op den gewonen lompen toon ten audwoord.
Ditmaal scheen zu hem den uitval niet euvel te
duiden, want met een beminneljjk glimlachjen voer-
do zjj hom to gemoet: «Maar dat vertrouwen moet
Uwer Hoogheid wel door ieder geschonken worden,
die het geluk had zoo aangenaam en zoo leerzaam
zich met haar te mogen onderhouden als ik in
de laatste oogenblikken deed."
Zij stond op en zweefde naar hare bloemen heen,
on plukto er oenige en bood ze Zjjnor Hoogheid aan.
•Zal de bonquet nu misschien minder wantrouwen
opwekken ?"
Zjjne Hoogheid zag haar verbaasd aan. •Wan-
trouwen ?"
•Mijne bloemen hadden immers zulko kwetsende
dorens, herinnert Uwo Ilooghoid zich dat niet?"
•Maar dat hebbon zo nog, Hortogin! Zie maar
eens: ik prikte mjj al aan een doren."
•Onverbeterlijk!" mompelde de Hertogin verbit-
terd. >Maar hij begrjjpt geene fijnheid," dacht zjj
een oogenblik later, en was toen weder in staat,
hem do laatste grofheid oven als do eerste to ver-
geven. Het gesprek werd nu cenigen tjjd voortgezet
en liep over verschillende, maar voor beiden bljjk-
baar minder aantrekkeljjke, zaken. Zjjne Hoogheid
moest menige fijne scherts verduren, want de vrouw
kon do zwakke zjjde van den Hollander maar niet
voorbjj zien. De jonkman was zeker niet van schran-
dorheid ontbloot, maar verwjjderdc alle denkbeeld
van ridderlijkheid. Hij had al de fijne aanslagen
eener berekenende coquetterie, waarvan zjj in het
begin van beider gesprek bljjk had gegeven, niet
alleen weerstaan — dat zou te vergeven zjjn —
maar zelfs niet begrepen. Zjjne opvoeding was ver-
waarloosd, en zoo er nog aan cenige verbetering te
•Uwe Hoogheid vreeze daarvoor niet. Zjjne A1-
lerchristeljjke Majesteit nam hare maatregelen van
voorzorg."
• Ik geloof tocli niet, dat zjj voldoende zjjn: want
ik weet, Hertogin! dat mijn oom voorslagen aan de
Republiek heeft gedaan..."
•Die dan toch niet veel beteekend hebben, want
Mijnheer de Ambassadeur is in hevigen toorn ver-
trokken. Ik geloof, dat Uwe Hoogheid te veel waar-
de heeft gehecht aan den persoon, die het u mede-
deelde."
>Dat geloof ik wel, Hertogin I want het was mjjn
oom zelf, die het mjj mededeelde en mjj tot onder*
handelaar had uitgekozen."
•Wanneer?" vroeg do Hertogin snel, terwijl zjj
eene belangstelling verried, die haar tot dus verre
vreemd scheen gebleven te zijn.
•Toen wjj samen onder uwe vensters in het park
wandelden. Ojj begrijpt, dat ik juist geen langen
duur aan het bondgenootschap met Versailles kan
toeschrijven, als ik mijn oom zulk een spel zie spe-
len. En dit maakt het zoo moeieljjk voor mjj, open-
ljjk een partij te kiezen en naar Versailles te
gaan."
•Uwe Hoogheid ga gerust derwaards. De Koning
van Engeland kan Frankrjjk niet ontrouw worden.
Zjjne Allerchristeljjkste Majesteit zorgde daarvoor,"
zeide zij eenigzins schamper lachende.
•Ik wil wel gelooven, dat go dat denkt," viel
de Prins lomp in, maar ik zie niet in, dat het zoo
is. Myn oom Karel is niet mjjn oom Jakob!"
•Uwe Hoogheid meent... ?" vroeg zjj, hot hoofd
even voorover buigend en met een smadeljjk glim-
lachjen op de lippen.
• Dat mjjn oom York als een generaal, die over-
winnon of sterven wil, de bruggen achter zich heeft
verbrand. II jj kan niet meer terug."
•Juist, en uw oom Karcl óok niet."
•Dus is mijn oom Karel, die het hoofd is der
Engelsche kerk...?1,
>Ja wel, Uwe Hoogheid! spreek het woord slechts
uit: Katholiek geworden."
•Dat is zeer behendig bedacht van Zjjne Allcr-
christeljjkste Majesteit."
•Uwe Hoogheid kent dus den weg, dio den Ko-
ning van Engeland tot eere en macht zal voeren.
Wat denkt de Graaf van Holland en Zeeland daar-
van?"
•Maar ik zie niet in, dat het Zjjne Allerchristc-
ljjkste Majesteit iets baten zal. Mjjn oom zal voor
zjjn belang Katholiek zjjn geworden en dat in het
geheim bljjven zoo lang het zjjn belang bljjft. Bjj
andere belangen kan men anders worden."
•Uwe Hoogheid schjjnt niet veel aan de overtui-
ging Zjjnor Majesteit to hechten," hernam zjj bit?.
•Welken maatstaf bezigt Uwe Hoogeid wel, om de
menschen te meten? Toch niet... zich zelve?"
•Daar heb ik nog niet over nagedacht. Maar
werkeljjk, Hertogin! indien ik Zjjne Allerchristeljjkste
Majesteit ware, dan gaf ik geene subsidiën en gecno
legers, dan ondernam ik den veldtocht tegen de
-ocr page 209-
MARY HOLLIS.
287
vorkoer hooger dood stellen dan do eenzaamheid,
Zijne Hoogheid had zich woiuigo uren later weder
te midden der waoreld gewaagd en ditmaal zelfs
op hot gladde ijs van do Serpentine. Het was of
do spiogelvlakto hom minder gevaarljjk scheen en
hem alzoo tot mindere voorzichtigheid aanspoorde
dan hot gebied dor staatkunde; want, betrad hjj
dat slechts schoorvoetend, over het jjs zwierde hjj
heen met de vlughoid eens vogels of liever met de
schier ondenkbare snelheid van den wind.
Het was een schooue winterdag. Du zon scheen
vrolijk en schitterde verblindend op het witte kleed,
dat woido en gaard, dat bosch en struweel was
omgeslagen. Sicrljjko narrensleden zwierden over
het sneouwveld on worden bestierd door al wat
Engeland edels en groots had. De rjjkdom en de
pracht hadden de burgers en burgerossen van Lon-
den mede tot oen wandeling verlokt, zoo dat het
park een feestelijk aanzien had.
En ook op de rivier, die het gcheele park door-
kronkelde, wemelde het van Heeren en vooral
vreemde Heeren. Het spel, dat daar vertoond werd,
wekte de nieuwsgierigheid van niet weinigen op.
Het schaatsenrjjden mocht al geene ongekende ver-
tooning in Engeland zjjn, het vond niet zulke vol-
leerde beoefenaars als in de Hollandsche Rapubliek,
en zjj, die daar ginder heenzwierden on heengleden
en hot eene gevleugelde been over het andere
wierpen, op de smalle ijzers voortgestuwd en
voortgezweept, zjj behoorden tot do bewoners dier
Republiek. Langs de oevers drong zich dan ook
oen bonte monigto saam, die het spel aanzag onder
het uiten van opmerkingen, die soms bewondering
aanduidden, maar telkens achtervolgd worden door
een of ander woord, dat boleedigond was voor het
volk, waartoe die scbaatsourjjdors behoorden. De
geest van hot Volk, ducd or zich ill kennen.
•Zie dien eens! Die zwiert op zjjn holsblokkon
over do baan heen!" riep er een uit den hoop, die
zich vorzameld had bjj hot kraampjou of tentjen,
dat als uitgangspunt voor do schaatsenrjjders mocht
gelden.
•Holsblokken? Dat zjjn echto Hollandsche voe-
ten 1" andwoordde een ander, die voor dien snedigen
uitval door algemoenen bijval werd beloond. Het
was de reusachtige en breedgeschouderde heer van
Valkenburgh, die voorbijreed en wien de opmer-
king alzoo gold.
•Het is toch kunstig om op zulke jjzertjens voort
te schuiven!" zei een ander.
•Eu met zulk een gewicht," viel een tweede
spottend in.
•Ik zal het mijn vetsten os ook nog loeren eer
hjj gedold wordt," viel met een stentorstem een
derde in, die zoo vierkant en log gebouwd was,
dat hjj de aanmerking wel terug had mogen hou-
den. De straf volgde dan ook op het misdrijf, want
een pieperig stemmetjen liet de woorden hooren:
•En niemant zal het den vetsten os ook beter
kunnen voordoen."
Een luid gelach begroette en beloonde deze woorden.
denken viel, dan zou zjj die beproeven, maar alles
stuitte af als op een ondoordringbaar barnas. Zjj
sprak hem over de tragediên van Corneille en hjj
andwoordde, dat hjj er geeno kende, maar altjjd
het moeste genoegen smaakte bjj do masques, zoo als
hjj er in het jaar zeven en zestig in don Maag oen
gezien had, toen hjj wel twee honderd personen, ieder
een charakter, voorstellende, voor zich had voorbij
zien trekken en Graaf van Dona en meer Edelen van
zijn hof, de eendracht, de vrede en don oorlog vorbeel-
den. Zij onderhield hem over de schooue Ladios
van het Engelscho hof, en als andwoord deed hij
haar de vraag, of zjj ook dat jonge meisjcn kende,
dat onlangs in White-hall was aangekomen.
»Die beschermelinge van Mylady de Castlemaine V
Hel moet een natiiurwonder zjjii. Eeu zwaan met
zwarte veeren."
• Dus dat zal mijn oom zoo aantrekken. Mijn
oom bezoekt haar trouw, dus heeft men mjj gezegd."
•Gjj schijnt zeer goed onderricht; ik dacht niet,
dat men u bemoeieljjken zoude met over een vrouw
met u te spreken."
•Maar als het een zwaan is met zwarte veê-
ren...l"
•Dus alleen het buitengewone trekt Uwo Hoog-
heid aan? Eeu dwerg met het hoofd van oen
reus is echter iets nog meer buitengewoons,"
Het gesprek verloor thands alle levendigheid.
De Prins bemerkte, dat hjj haar boos had gemaakt
en wist niet hoe haar weder te verzoenen, want
het middel dat hij aanwendde was erger dan de
kwaal.
•Ge neemt het mjj toch niet kwalijk dat ik
zoo\'n natnurwonder óok eens wil zien?" had hjj
haar gevraagd.
• Wol neen, Uwe Hoogheid 1 Maar zjj nomo zich
in acht; zjj zal or Zjjno Majesteit ook ontmoeten
en hoe volkomen clievalier gjj ook zjjt, gjj zoudt wel
eens geslagen kunnen worden."
Hjj achtte hut nu het veiligst, om geen woord
meer daarover to spreken on afscheid te nemen.
Hjj dankte haar voor hare ontvangst, zjj hem voor
de kennismaking. Hjj boog even, maar stjjf; zjj
neeg diep on bevallig en goleidde hom tot aan dcu
drempel van haar vertrok, waar zjj zich gereed
maakte nogmaals to nijgen, zoodra de Prins, wat
de wellevendheid gevorderd had, zich nogmaals
had omgewend, maar hjj deed dat niet, zeker om-
dat hjj het reeds zeer beleefd had govonden eens
gegroet te hebben.
•Hjj heeft dan toch gepraat en veel gepraat,
de stugge boer!" prevelde zjj, toon zjj zich alleen
wist; en het vermoeden was verro van haar, dat
zjj wel eens veel en to voel had kunnen gepraat
hebben. Zjj dacht hem te hebben uitgehoord, en,
het is waar, hjj had ook veel gesproken, meer
misschien dan anders in tien dagen, maar wellicht
had Zijne Hoogheid nog meer van Hare Genade
gehoord, dan Hare Genade van Zijne Hoogheid.
Als of het onderhoud met de geestige Hertogin
zjjn doffen geest had opgewekt en hem het gezellig
-ocr page 210-
MARY HOLLIS.
288
worden, want hjj sloeg or geen acht op on reed
zonder te groeten verder.
•\'t Is een lompert I" waagde or een te zoggen, on
er was uiemant die het tegensprak.
Och, do jonkman daar ginder hechtte zoo weinig
aan de goed- of afkeuring eener menigte, dat hjj
deze bijna niet eens bespeurd had en haar alzoo
niet in bare bewegingen gadesloeg. Hjj was thands
zoo vroljjk, zoo vrjj! vrolijker en vrijer dan op het
Binnenhof of op den huize Honsolaarsdjjk. Wat
Hare Genade, de Hertogin van 1\'ortsmouth, wol ge-
dacht zoude hebbon, zoo zjj het grooto kind hier
had gadegeslagen?
•Wie zegt dat?" riop de reus uit, zich toornig
omkeorende. «Waart gjj dat?" vroeg hjj oen klein
manneken af, op wien hjj met do grootste minach-
ting neerkeek.
•Ja, dat was ik," klonk het audwoord vrij bru-
taal.
.Kalf!"
>Os!"
Do reus kon het niet langer uitstaan en pakte
hot manueken boot.
• Laat hom los, man !\'\' riop een burger uit do
menigte. »Hjj maakt van zijn vrjjheid gebruik om
to spreken ; g|| hebt dezelfde vrjjheid. Vocht mot
geljjke wapenen!"
Het was onze \\Vilkin9, die met vrouw en twee
dochters een feest van dezen dag had gemaakt en
zjjn winkel aan de zorg van zjjn jongens had toe-
vertrouwd.
Het woord bloek gehoord on begrepen to zjjn,
want verscheidene stemmen herhaalden of onder-
steunden hot. Misschien, dat do reus had bljjven
goedvinden om de wapens to gebruiken, dio hjj het
best te hantecren wist, zoo or geen heilzame atlciding
zich had opgedaan door do verschijning van ecu
nieuwo groep schantsenrijders. Ken bleok mager
jonkman, die zich don bonten doek om do ooreu en
don hals had gebonden, en een klein haakjon in de
hand hield, rood voorop, on do Hoeren, dio hom
volgden, konden of wildon hem niet voorbjjstrcven
of zelfs naderen, daar er altijd dezelfde tusschen-
ruimte overbleef. Do jonkman schoen hen zelfs uit
te tarten om hem in te halen en vertraagde zijne
vaart om hen to laten naderen, maar versnelde die
weder , zoodra zij hem bijna bereikt hadden.
•Langorak!-\' zeido oen van de vier Hollandschc
edellieden en wel do hoer van Goudriaan, «laten
wjj langzamer rijden, en dus Zjjno Hoogheid ver-
plichten hetzelfde te doen. Ik vrees dat hjj zich te
veel zal vermoeien."
Maar Zjjno Hoogheid, voor wie die vrees gekoes-
terd werd, bleok van geone vermoeidheid te we-
ton, al paerolde hem ook het zweet op het voor-
hoofd.
Een bljjdo lach vorholderdo hot anders zoo
strak gelaat on gaf het gehcclo wezen oen schijn
van gulle goedhartigheid, die zich zoo duidelijk
uitsprak in do enkelo kinderlijk vrolijke woorden.
»Wie mjj lief heeft volgt mjj( Heercn! Goudri-
aan, wilt gjj achter bljjven? riep hjj, terwjjl hjj
weder onjzwenkte en zich voortroptc.
•Uwe Hoogheid neme zich toch in acht ... Daar
gindor is or pas gebijt.. Er ligt maar ecu dun vlies!"
•Waar do hoor van Valkenburgh gedragen wordt,
daar kunnen er een half dozijn van mijn zwaarte
over!" gaf do Prins lachend ten andwoord.
«Het is de Prins van Oranje!" riepen eeuigou
uit den hoop, die op den vasten wal het groepjen
reeds eenigen tijd van verre had gadegeslagen en
den snel naar hen toe zwierenden jonkman telkens
beter te zien kreeg. Eenigen namen do hoeden af
hetgeen door den Prins niet bomerkt schoon te
IV.
Lady Castlcmaine had gelegenheid gevonden,
don draad van hot gesprok met hare trouwe Kato,
door do komst van Zjjno Majesteit afgebroken, we-
der aan to knoopen. Kato had Myladys nieuwsgie-
righeid opgewekt en haro eigene geldzucht bevre-
digd gezien; thands moest zij haro belofte vervul-
len on word zjj, zoo zij die vergeten mocht zijn,
daaraan tjjdig door haro moosterosse herinnerd.
Kato, dio overal haro bekenden schoon to hebben,
had don oenvoudigon John Dirkons in hot verhoor
genomen. Do jongen verheugde zich in do tedero
vriendschap van Alice, oen der kameniers Harer
Majesteit. Dio tedere vriendschap, in den aanvang
zich bepalende tot oen enkelen hoofdknik elkan-
dcr bij het voorbijgaau geschonken, was in ver-
trouwelijkheid allengs toegenomen en had zich se-
dort etteljjke dagen in menig onderhoud weten uit
to spreken. Do innigsto vriondschap was sedert
den nacht van hot l>ol masqué ontstaan, toen zjj
als hjj toeval elkaar in den vleugel, door haro Ma-
estcit bewoond, hadden ontmoet, zich op oen der
sofaas in een der vertrekken bjj oon vrolijk knap-
pend en knetterend haardvuurtjen haddeu neder-
gezet, en, geheel verzonken in eikaars aanblik,
niets van do koude waercld vernamen on alzoo ook
niets van de Gravinno do Paualva, dio iets van
Alice behoofdo en dien nacht zich zondor do hulp
van doze had mooton redden.
Do uren krompen bjj dio zalige mjjmerjjen en
kozerjjen tot minuten in, zoo dat het reeds nabij
middernacht was, tocu zjj zich ter nauwernood
meenden nedergezet to hebl>en. Maar hun schoo-
non droomou beidde een plotseling en een onzacht
ontwaken. John was voor de twintigsto maal met
do verzekering begonnen, dat hjj Alice Hof had, ja
zon liof had als hjj uiemant lief had, Alice had
herhaald wat zjj reeds etteljjko reizen had aange-
merkt, dat zjj het niet geloofde en dat alle »hee-
reu" hetzelfde zeiden, hetgeen weder eene innige en
plechtige verzekering uitlokte van do zjjdo van
John, dat hjj slechts eens oen boeren deerne had ge-
kust dio hom nog wol daartoe verlokt had, en dat
hjj na dien tjjd naar goon vrouwenrok meer had
omgekeken, tot dat hjj in haar, Alice, had govon»
-ocr page 211-
t                       -----------------S.-------         , ,
MARY
HOLLIS.                                                                 289
te zien. Het was verbeelding; hy wist het. Noch-
tans hield hy de hand voor de oogen om de ver-
schyning niet weder te zien oprjjzen. Het middel
was echter weinig afdoende, want diezelfde ge-
daante zag hy weder, maar thands veel verschrik-
keiyker) en hy hoorde nu zelfs hot kraken van
een voetstap. Dat was te erg. Hy rees op, zocht
den uitgang, snelde heen en dacht zich niet eer
veilig, dan in den makkelyken leunstoel zyns jongen
meesters. Maar weder zou zyn hart van angst in
z{jn binnenst opspringen. Nauw was hy neerge- !
vallen of hij hoorde een zacht kloppen aan de ka- [•
merdour. Hy stopte zyn ooren dicht om het niet
to hooren, maar hy kon te geiykertyd niet zyn
oogen bedekken en beletten te zien; derhalve zag j
hy, en daar stond tegenover hem... Alice. Deze j
sprak gejaagd en verzocht, of liever beval, hem
dadeiyk do stad in te gaan en den eersten genees-
hoer, dien hy vinden kon, naar White-hall te bren- !
gen, daar Hare Majesteit ernstig ongesteld was ge-
worden .. Dus ook Hare Majesteit was verschrok-
ken, dacht John. En dat spook, waar was dat ge-
bleven ? Was het in do lucht of in den schoor-
steon verdwenen of was het veranderd in een zwar-
ten kater met een witte vlek, vlak op de borst ?
Die vragen en meer dergelyke werden John niet
beandwoord, want Alice had hom vrü onzacht de
deur uitgeduwd en hem nog berispt over zyn ver-
dwynen, terwyl zy hem inscherpte, in beider be-
lang, niets van hetgeen hy gehoord had te vertel-
len. John beloofde het en had zich van den hem
opgedragen last met den meest loffelyken ijver ge-
kweton. Dit had echter niet geheel onopgemerkt
kunnen geschieden, zoodat zyn uitgaan en terug-
keeren met den geneesheer door de wacht van
het paleis den volgenden morgen ruchtbaar werd
gemaakt. Kate had daarvan iets bemerkt en met
hare bewonderenswaardige gave, die zy het fret
zeker had afgezien, wist zij in het binnenste van den
eeriykon John te dringen en het daar verborgen ge-
liciin er uit te verjagen. En daar /.ij wist, dat niemant
dergeiyke behendigheden milder beloonde dan My-
lady, werd aan deze het belangrijke nieuws verkocht.
Kate had natuurlijk niet al do plianes, die Johns
gemoedsbeweging doorloopen had, kunnen verne-
men, zij kon Mylady alzoo niet in alle byzonder-
heden laten afdalen, zoodat het voorgevallene haar
weinig belangryk voorkwam. Zij had zich dan ook
reeds by de ontvangst der guinjes er op gewapend,
een van de gewone liefelijke kastydingen te ont-
vangen, welke Mylady, on zy alleen, by teleur-
stellingon wist uit te deelen, maar hoezeer was zjj
verbaasd, toen zjj ondervond dat haar verhaal een
zeer genegen oor had gevonden en een zeer goed-
gunstige en welwillende waardeering. Mylady had
haar zelfs op de puntige schouderen geklopt eri
haar toegevoegd, dat zij het verhaal wel niet zeer
pikant vond, maar er toch den goeden wil van
Kate in waardeerde, om haar verslag te geven van
alles wat er rondom haar voorviel. «Misschien,
Kate!" had zjj haar ten slotte nog toegevoegd >is
~~Ï9
den, wat hij nooit geloofd had te zullen vinden.
Het verschil van beider meening werd vereffend
door een kus, die John niet behoefde te rooven,
al zorgde Alice ook, dat hij er den schijn van moest
aannemen. Daarop had John blozend van een hu-
weljjk gewaagd en had Alice haar best gedaan
mede oen blosjou op hare konen te lokken en ge-
stiimiTil van de weinige bekendheid met olkander
en hare onkunde omtrent de gezindheid zjjner ou-
ders. Hij had zich toen aan eeno schildering gc-
waagd van de goede ouden, die, hoewel zjj haar
niet kenden, eigeniyk reeds lang naar haar sche-
nen uitgezien te hebben. En dun het huisjon, dat
zjj zamen zouden bewonen! Het was verscholen on-
der bloemhout en welriekend kruid; het lag op
het zuiden en had dus altjjd zou; en voor de deur
zouden zjj een notenboom planten, die groot zou
worden, zoo groot zelfs, dat zjj en al hunne kinde-
ren... Daar ontsnapte Alice een kreet van ontzet-
ten. De arme John dacht, dat hij haar beleedigd
had en wilde op zijn laatste woorden terugkomen
en zeggen dat zij er plaats zouden nemen zonder kin-
deren, toen hjj de rechte oorzaak van Alices schrik
leerde kennen en in don spiegel, op den schoor-
stecnrand steunend, een gedaante weerkaatst zag,
die onhoorbaar de kamer doorsloop en in de ver-
trekken Harer Majesteit verdween.
• Ik heb twee vurige kolen in plaats van oogen
gezien!" had John gepreveld.
»Ze droeg een masker," had Alice huiverend ge-
stamerd.
Alice waagde liet niet naar binnen te gaan. Schoon
zij zich spoedig genoeg van haar schrik hersteld had
en de heorsehappü over zich zelve herkreeg, kon
zjj de vragen, die by haar oprezen, niet beandwoor-
den. Die gedaante was in de vertrekken der Ko-
ningin verdwenen en zij scheen daar te worden
toegelaten en dus bekend te zijn. Maar Hare Ma-
jesteit, die dien avond ziek was en de Gravin de
Penalva, die altijd zich ziek gevoelde, zoudon toch
te middernacht geon bezoek ontvangen. Weinig
tjjds zou Alice echter gegund worden om gevolg-
trekkingen te maken, waarin John, maar ongeluk-
kig meestal, haar poogde te helpen; want daar
klonk een herhaald geschel. Alice beefde toen in
die mate, dat de voeten zich niet konden bewegen.
De geheimzinnige gedaante had daar binnen zeker
ook den grootsten schrik veroorzaakt, en er werd
om bystand geroepen en wel den bijstand van haar.
die zelve zoo verschrokken was. Zij stond op het
punt, om John te verzoeken mede te gaan, maar
zag nog bij tijds het onbehooriyko, het onmogeiyko
van zulk een daad in. Zjj besloot dus alleen te
gaan, maar verzocht John, toch om baar te wach-
ten en hij het eerste geschel naar binnen te stor-
men. John knikte toestemmend. Hij werd echter
zyne belofte ontrouw, toen hij zich alleen zag in
dat vreemde vertrek, half verlicht door de kaars,
die op tafel stond, en door den weerschijn van het
kolenvuur. Hij meende die gedaante weer te be-
speuren en de vurige kolen in de plaats van oogen
\'
!K
-ocr page 212-
MARY HOLLIS.
290
het oogenblik nabij, dat ik u belooneu zal zoo als
ik het wensch te doen, zoodra ik de macht l«?zit,
die mij nog ontbreekt."
Mylady was zeer genadig en de dienaresse on-
gewoon verlegen, alsof de haar toegezwaaide lof en
de haar voorgespiegelde belootiing hare hescheiden-
heid kwetsten, /ij verliet het vertrek en ging dat
van Mary niet binnen, zoo als zij dageljjks oj> dat
en op menig ander uur gewoon was te doen.
Mylady bleef nog eenige oogenblikken alleen in
haar boudoir achter. Zij gaf door geen enkel woord
do gedachten te kennen, die in dat brein oprezen,
die weer anderen deden ontstaan eu haar verre
uit het heden in de toekomst verplaatsten en wel
in eene blijde toekomst, want zij hief het hoofd
trotsch omhoog en prevelde als gold het eene be-
lofte aan zich zelve afgelegd: »Ik zal slagen."
2Ü t?\'>ig eenige gangen en zalen van White-hall
door en hield stil voor de vortrekken, door Hare
Majesteit bewoond, waar zij door Alice met eene
diepe nijging, gepaard met de grootsto verbazing,
werd bejegend.
>Hare Majesteit is nog oenigzins ongesteld," ver-
zekerde haar de kamenier.
»Ik vreesde het, maar juist daarom te eer wensch
ik mijne opwachting te maken en Hare Majesteit
een blijk mjjner belangstelling te geven."
Mocht Alice ook bevroeden, dat zidk een bezoek \'
verre van aangenaam zoude zijn en Mylady daarom I
willen terughouden, hare bescheiden tegenwerpin-
gen mochton haar weinig baten, want Mylady trad
binnen met de woorden, die eene aandiening over-
bodig maakten: >I)e Lady der slaapkamer zal
Hare gebiedster wel zonder eenige etikette kunnen
naderen."
Mochten er ook reeds ettelijke dagen sedert den
avond van het bal mtugtli verloopen zjjn, en het
toeval, dat Hare Majesteit dien avond overvallen
was, zich niet hebben herhaald, nog altijd scheen j
de ziektetoestand te blijven bestaan. In welke
verschijnselen die zich openbaarde werd daar bui-
ten niet bekend, daar de Gravin de Penalva de
eenige verzorgstor was en het ziekbed haror zus-
terljjke vriendin niet verliet. Had do (iravin het
echter noodig gerekend verslag te geven van het-
geen zij had opgemerkt, dan zou zij gewis hebben
bericht, dat do koorts de lijdende bjjna geene rust
gunde, dat do zieke soms verrast kondo worden,
haar slaapvertrek haastig heen on weder gaande,
onder het slaken van korte, afgebroken uitroepin-
gen, of, op haar bidstoel neergezegen, het kruis-
beeld aan hare lippen gekneld, biddend tot de
Moedermaagd, wier ontfermen zjj afsmeekte voor
eene diep gevallen zondaresso.
Vorgeofs had de zachte, tcedcre stemme der vricn-
din geklonken; vergeefs had de schranderheid
der zusterlijke liefde in dat blijkbaar gewonde hart
gepeild; de stem had geen echo gehoord, het
peillood geen grond gevonden. De nachtwaken on
de inspanning hadden het wegterend lichaam dor
Gravin zoodanig afgemat, dat zy de tweo laatste
dagen zieker dan Hare Majesteit, die te bed lag,
op haar leunstoel was neergezegen. Ging de adeui-
tocht ook zwaar, werd de bloedstroom ook naar het
brein gestuwd, waar hjj iedere gedachte byna be-
lommerde, knaagde de pijn ook in het gebeente,
de arme ljjdeude schoen in geestkracht toe te nemen,
naarmate de sterkte haars lichaams afnam, scheen
in ijver en trortw te verdubbelen, naarmate het
hart harer zuster raadselachtiger en onbegrijpeliJ-
ker werd. Het doel van haar leven toch was: Ca-
tharinavan Hraganza, de fiero hartstochtelijke vrouw,
half gebroken door den jaronlangen smaad, maar
toch bjj wjjlen dezelfde als in hare vroege jeugd,
uitgezonderd slechts de aanminnige vrolijkheid en
de openheid der ongeschokte onschuld, te leiden,
te troosten, te ontwikkelen voor een hooger en
heiliger leven, dan hier op aarde kan worden ge-
leid. Zij gevoelde dat het einde van haar aardsche
bestaan naderde en zjj zag, dat het nagestreefde
doel zich telkens meer verwijderde. Toch zou zjj
volharden tot den laatsten ademtocht, toch zou zjj
Catharina niet verlaten, zoolang zjj nog op aarde
vertoefde en niet ophouden haar gade te slaan en
te omringen met de bewijzen harer liefde.
Zjj had Catharina schjjnbaar kalmer doen wor-
den; zij had haar kunnen bewegen den gewonen
arbeid te verrichten en de naald tot het kunstig
borduren doen bezigen. De arme blinde! Zij zag
niet, dat een lang verholen gebleven traan ten
laatste neerdrupte op het borduurwerk, en het
fluweel en de zjjde deed vlekken. Welk een onrust
moest zich niet van haar meester maken, toen een
onbekende voetstap haar een vreemd bezoek spelde
en zij Cathariua den gevreesden naam van Mylady
do Castlemaine hoorde uitspreken. Zjj had de te-
genwoordigheid van de Hertogin van 1\'ortsmouth
leeren verdragen, beter dan zjj die van Mylady
vermocht. De Hertogin was meer en meer met
Catharina bevriend geworden sedert den middag,
dat zjj veroordeeld was geworden met Hare Majes-
toit het middagmaal te gebruiken. Do Hertogin
van Portsmouth bleek eene geheel andere te zjjn
dan de Castlemaine. Wel school er in den toon,
dien zjj bezigde, een medelijden, dat beleedigen en
kwetsen kon, maar do Penalva alleen bemerkte dat
en de gebogene Koningin niet.
Wy weten, dat Lonizo de Quérouaillo scherp en
bits kon zyn zoo als niet eone in White-hall, maar
in het verblijf dor verstootene had zjj den takt — was
haar gemoed fijner ontwikkeld geweest, we zouden
een woord kunnen kiezen dat haar meer vereerde
— om geene andere snaren aan de roeren, dan
die daar konden trillen en klank geven! Hoe meer
zich Catharina aan haar begon te hechten, des te
moer keerde zjj zich van de andere vrouw af, hoe
meer zjj aan de macht van gene begon te gelooven,
des te meer dacht zjj de zich nederbuigende ge-
nade der andere te kunnen ontberen. De onrust
der Gravin de Penalva was bjj de Koningin wre-
vel, toen Mylady zoo onverwacht binnen trad, en
wel een wrevel, die bijkans steeg tot toorn bjj den
-ocr page 213-
MARY HOLLIS.
291
aanblik van haar, die zoo vriendelijk naar de ge-
zondheid Harer Majesteit onderzoek kwam doen.
«Het gaat mjj zeer wel, Mylady I" andwoordde de
Koningin, die voort bleef werken, hoewel de naald
in de vingeren trilde. Zij hield zich over het bor-
duurwerk heengebogen en liet Mylady staan. Zij
kon dus ook niet den blik opmerken, dien Mylady
op haar wierp en die juist niet van vriendchap-
pelijke gezindheid getuigde. Het zwjjgeu duurde
eenige oogenblikken. Het schoen vooral voor do
Penalva pijnlijk te zjjn, die haar in het oor Huis-
terde: «Spreek toch: verbitter haar niet," maar
Cathariua gaf dier vermaning geen gehoor, maar
bleef zwijgen en drukte de lippen op elkaar, als
was zij bevreesd dat zij, ondanks hanr vast voor-
nemen, der gehate eenige woorden toevoegen mocht.
Mylady was middolerwjjl nader getreden en had
zich over het borduurwerk gebogen. Zij scheen eene
meesteresse, die het werk eener leerling gadesloeg
en gereed was voor ettelijke fouten eene kastijding
toe te dienen. Hare woorden weerspraken echter
de aangenomen houding, want zelfs goedkeurend
en vleiend klonk hot: »Ik moet erkennen, dat Uwe
Majesteit groote vorderingen heeft gemaakt in het
borduren. Zjj zal er ook voorzeker veel tjjd aan
hebben kunnen besteden. Maar, mij dunkt, dat werk
is niet in do laatste dagen verricht; daarvoor zie
ik thands de naald te veel in haar vingeren beven,
hetgeen zeker nog een gevolg is van de laatste on-
gesteldheid Uwer Majesteit. Het was een verrassend
toeval, dat vooral gevaarljjk moest zjjn, omdat het
plaats had toen de hulp zoo verre af was. Het was
immers in den nacht van het bal-masqué?"
•Ja," klonk het kortaf, en Hare Majesteit boog
het hoofd nog dieper.
•Het had weinig te beteekeuen," viel do Gravin
de Penalva in. »De dokter kwam spoedig on ver-
klaarde do ongesteldheid voor zeer voorbijgaande."
»En zeide hij niet wat er de oorzaak van was?"
vroeg Mylady belangstellend, terwijl zij zich de vrjj-
heid gaf van oen stoel te nemen en naast Hare
Majesteit te gaan nederzitton. Deze stond plotseling
op. Wilde zjj de onbeschaamde daardoor noodza-
ken mede op te staan? Zoo zij dat bedoelde, dan
werd haar oogmerk geenzins bereikt, want Myla-
dy bleef rustig zitten on Hare Majesteit aanstaren.
»De doktor gaf geeno oorzaken op," zeide de
Gravin in audwoord op Myladys laatste vraag.
«Zoudt gjj denken, dat er verschillende zijn, Gra-
vin?"
»Ik, Mylady? Hoe komt gjj op die gedachte ?\'\'
«Omdat gjj het meervoud bezigdet en ik slechts
het enkelvoud,"
«Zoo ik het deed was hot onbewust."
«Het bljjkt van achter goed te zjjn, dat Uwe
Majesteit het bal niet heeft bijgewoond, anders
zou dat wellicht de oorzaak genoemd worden, en
Uwe Majesteit en hare vriendin zjjn maar te zeer
geneigd om dergelijke uitspanningen te veroor-
deelen."
«De meeste uitspanningen zyn in zich zelven on-
schuldig; zy worden schuldig door de wijze waarop
men er aan deelneemt," zeide de Gravin.
«Denkt Uwe Majesteit dat óok ? vroeg de C\'ast-
lomaino, terwijl zij een buitengewone klem op deze
woorden lei.
«De Gravin heeft gelijk," prevelde de toegespro-
kene, die aan het venster stilstond en den rug aan
de beide anderen toekeerde.
«Als dat waar is, waarom ontzegt Uwe Majesteit
zich dan altoos dergelijke genietingen? Zjj zou
er toch altijd zoodanig aan deel weten te nemen,
dat elke uitspanning eene zeer onschuldige bleef."
Er volgde geen andwoord. Mylady scheen er
ook geen behoefte aan te hebben, want zjj ver-
volgde: «Het is jammer dat Uwe Majesteit dat
bal niet heoft bygewooud; het was prachtiger dan
ik er ooit een zag en het is misschien wel hot
laatste, dat do gastheer geven zal."
                       -
«De Hertog van Buckingham is toch niet erger?"
vroeg do Koningin gehaast.
«Helaas, ja! Uwe Majesteit vergeve mij dat ver-
toon van droefheid. Dikwerf wareu wy- oneenig,
maar het is mjjn bloedverwant, en bloedverwanten,
zelfs zjj die in doodsvijandschap met elkaar loven,
verzoenen zich aan een sterfbed."
«Maar hij zal toch niet sterven, Mylady? Van
morgen hoorde ik zelfs dat hij iets boter was. O
dat zou verschrikkelijk zjjn!" riep de Koningin uit.
«Het zal den Hertog zeker nog oen troost zijn in
zijn ljjden, als hjj vorneomt hoo Uwe Majesteit in
zjjn lot belang stolt. Ik zal zorgen dat hy het ver-
noemt. Ik weet, dat Uwe Majesteit oen medelijdend
hart bezit, maar zulk een medelijden met een vreem-
de treft mjj."
«Maar Zyne Genade was van morgen beter en
buiten gevaar. Wanneer is er zulk eene verande-
rmg bespeurd?" vroeg de Koningin.
•Men kan die officieelo berichten zelden slechts
golooven. Ik verzeker Uwe Majesteit dat de Hertog
niet buiten gevaar is."
«Jezus, Maria!" klonk het van Katharines lippen,
terwijl haro handen zich onwillekeurig vouwden.
«Hem te moeten verliezen door zulk een vorfoeie-
lijk duol — oen duel om eenige guinjes, die een
berooide landjonker niet betalen kon! Uwe Majesteit
ziet mjj vragend aan, zy zal er toch van gehoord
hebben dat eon zokere Digby do moordenaar is."
«Dat woord is hard, Mylady!" zeido de Koningin.
«Wie in een duol overwint is toch geen moordenaar."
«Uwe Majesteit schijnt haar medelydon ook tot
dien jonkman uit te strekken. Ik geloof, dat do
troost, dien ik den Hertog straks brengen wilde,
veel van zijn kracht verliest, daar het medelijden
Uwer Majesteit alles en allen schijnt te omvatten."
«Het is de bloedverwante van den Hertog van
Buckingham, en deze alleen, te vergeven dat zjj
zoo spreekt," merkte de Gravin wol zacht en be-
daard, maar daarom niet minder puntig aan.
«Sla den toon der berisping niet aan, Maria! hy
zal hier toch geen gehoor vinden!" riep de Konin-
gin uit, wier wangen gloeiden. Zy voer voort, zoo
-ocr page 214-
MARY HOLLIS.
1*»2
1 de wanhoop of dl», dien het bewustzijn vun de
zwakte der tegenpartij geeft? Hoj dikwijls de Ko-
j iiinklijke Majesteit door de Castlemaine ook met
voeten werd getreden, toch kon zjj niet allo ontzach
| vergeten en vooral tegenover die vrouw niet de
uiterste grens overschrijden. Bovendien voelde zjj
zich overvleugeld en zag zjj in, andere wapenen
te moeten gebruiken, om die vrouw te bekampen
en te overwinnen. Hoe ook de woede tintelde in
haar oog, zij wist die te bedwingen; zjj wist zich
te matigen en schijnbaar bedaard den draad van
het gesprek daar weder aan te kuoopen, waar zij
dien had laten glippen.
• Ik beu hier gekomen met eeu ander doel dan
om Uwe Majesteit aanleiding te geven tot toorn.
Zjj verguune mij de eigenlijke reden mjjuer komst
aan te duiden; tot dusverre had ik er zoo weinig
de gelegenheid toe. Uwe Majesteit veroordeelde
mjju gedrag tegenover Mr. Digby, dio eerst door
mjj beschermd en daarna verlaten werd. Ik heb
geleerd te zwjjgcu waar het veroordeeleud vonnis
mij trof. Ik stel echter te veel prijs op het oordeel
I\'wer Majesteit, die mjj vroeger soms wel met haar
I vertrouwen vereerde, om niet eeu poging aan te
wendeu mjj in haar oog te verdedigen. Ik was als
liuckinghams bloedverwante verplicht den jongen
Digby te veroordeelen en mocht Zijne Majesteit
geene genade voor deu schuldige vragen. Toch blijf
ik dien jonkman genegen, en daar het thands zijn
leven geldt kom ik tot Uwe Majesteit om haar to
bidden bjj haren Koningkljjken gemaal..."
•Gij zegt?" vroeg de Koningin haar in do reden
vallend, hoewel haar hoofd afgewend bleef. De
woorden werden echter trillend uitgebracht en lok-
ten, naar het schoon, op Myladys lippen den glim-
lach, dio er zich thands op vertoonde.
•Zjjn leven loopt gevaar," verzekerde Mylady. »Ik
kom Uwer Majesteit smeken dit als eene vertrou-
weljjke mededeeling aan te merken, maar tevens,
indien zjj mjj nog met eenige welwillendheid ver-
eert, in het redden van den jonkman behulpzaam
te zjjn."
•Omdat gjj hem lief hebt?" vloot het van de
lippen der Koningin, en ditmaal hartstochtelijker
dan ooit. Zjj scheen geheel onder den invloed van
haren haat jegens die vrouw, die haar sedert jaren
vernederde en wier macht zjj voorzeker gebroken
dacht.
•Uwe Majesteit wil dus geene poging aanwenden
om hem te redden?"
Hare Majesteit zweeg en Mylady stond op, om
heen to gaan, evenwel niet dan na het vertrek in
zjjn geheolo lengto doorloopen to hebben en alzoo
de Koningin voorbij gegaan te zjjn, wier vingeren
zü bezig zag de venstorgordjjnen te kreuken, wier
stijf uitstaand zijden kleed zjj hoorde ruischen, zoo
zeer trilde het lichaam dat er door bedekt werd.
•Ik vraag Uwe Majesteit nederig verschooning
voor de stoornis" zeide Mylady op den drempel.
De Koningiu wenkte met de hand alsof zjj haar
tot blijven wilde nopen en voegde haar haastig en
hartstochtelijk als zij straks koud eu kort was ge-
woest. »Gjj verwoaderdet u straks, Mylady! dat
ik u vragend aanstaarde. Het was omdat ge dien
jonkman, die, naar het zeggen van eenigeu, in uwe
gunst heeft gedeeld, t hands eensklaps beschuldigt
en beschimpt. Op wie zal de ongelukkige kunnen
steunen als gjj hem óok verlaat, gjj, die hem eerst
door uwe bescherming zoo verre hebt geleid, die
hem daardoor wellicht den treurigen moed deedt
verkrijgen, om zijn gastheer uit te dagen en te
wonden."
»Ik wist niet, dat l\'we Majesteit liet der moeite
waard achtte op de dingen dezer zondige aarde
acht te geven; ik raag toch niet onderstellen dat
het hier als bij uitzondering is geschied ? Men heeft
Uwe Majesteit zeker veel onbehoorlijks verhaald van
mjjne verhouding tot dien landjonker, die dan ook
menigmalen voor mii is gewaarschuwd, dikwijls op
zeer geheimzinnige wjjze gewaarschuwd. Londen
gelooft zoo gaarne alles wat op de Castlemaine een
vlek te meer kan werpen. Ik heb mij dat getroost
en heb de kracht, om nog lang het kleed te dra-
gen, dat men mij omhangt. Ik beu misschien be-
ter dan ik schijn, of ik ben zoo als ik schjjn, eu
dat is altjjd eerljjk en een getuigenis van moed;
dat is altjjd véél eerljjker eu moediger dan de han-
delwjjze van andereu, van die lieve, tedere, heilige
zondaressen, dio mislukte Madonnaas, die het kruis-
beeld op haar boezem drageu, maar Mijnheer Satan,
in den vorm van een beeld-schoon jonkmau, daar
binnen."
Wat overkwam Hare Majesteit? Zij waggelde
en klemde de handen aan de vensterbank, en mom-
pelde : «Heilige moeder Gods, zie in ontferming
op mjj neder... doe dio booze do lippen sluiten..!"
en bij dio woorden greop de ooue hand naar het
krusilix, dat om haar hals hing.
•Myludy de Castlemaine!" zeide de Gravin de
Penalva, terwijl zjj het hoofd ophief en de toegespro-
kene met de doffe oogeu opzocht, als of die nog in
staat waren het beeld dier vrouw te weerspiegelen.
• Myludy de Castlemaine, het komt niemant in
Engeland toe dus tot Hare Majesteit het woord
te voeren. Hare Majesteit heeft hier geene ge-
lijken, maar slechts onderdanen; het is tjjd, My-
lady! dat o dit herinnerd wordt."
»Ik geloof dat gjj de herinnering meer behoeft
dan ik, Gravin! als gjj onderstelt dat ik het woord
voerde of liever richtte tot Hare Majesteit," her-
nam de Castlemaine woedend. »Ik geloof, dat uw
gehoor vermindert even als uw gezicht, en dat gjj
het eerste zult verliezen zoo als het laatste, tenzjj
gjj spoedig een warmer luchtstreek opzoekt. II daar
heen te doen vertrekken zou dus eene christeljjkc
daad zijn."
•En daarom zult gjj die niet verrichten," zeide
Hare Majesteit, op wier voorhoofd de aderen waren
gezwollen. >Gjj zoudt nog wel voor de Gravin de
Penalva dit rjjk kunnen verlaten, Mrs. Palmer!"
Een dergeljjken aanval had de Koningin nog nooit
tegen haar durven wagen. Was het de moed, dien
-ocr page 215-
MARY HOLLIS.
898
toenemen en voor do gekoesterde hoop het nit-
zicht op vervulling nader gebracht.
Zij ging thands een ougewonen weg. Zjj betrad het
kabinet Zjjner Majesteit, waar Karel I gewoon was
geweest met zjjne Sekretarissen to arbeiden en Karel
II het ook had kunnen doen. indien hjj er lust toe
had gevoeld.
In de eerste weken zijner regeering had hij ge-
tracht in dat kabinet eenigo uren van den morgen
door te brengen; gelukte hem dat ook, hjj slaagde
er niet in, om, in dat kabinet gezeten, wcrkeljjk
regeerder en dus anders dan gewoonljjk te zjjn.
Hij bracht den jongen, lichtzinnigen, dartelen Ka-
rel met zich mede en daar deze zich nog vrijer on
lustiger bewegen en uiten kon in andcro gedeelten
van White-hall, werd het kabinet altjjd minder en
minder bezocht en alleen gebezigd om, wanneer do
Sekretarissen van Staat niet weggezonden konden
worden, hen ecuigc oogenblikken te laten wachten
tot ze in de slaapkamer Zjjner Majesteit, die er
aan grensde, konden worden toegelaten. Mylady
wist dan ook wel, toen zjj de bekende deur opende,
den Koning daar niet to zullen zien, en schreed
hot vertrek door, om de andere daaraan grenzende
kamer te bereiken Terwjjl zjj voortging wekte
het echter hare verbazing in de hoogste mate op,
dat de tafel in dat kabinetjen met papieren was
overdekt en er twee stoelen zóo geplaatst stonden,
als of zjj voor een onderhoud van twee personen
hadden gediend.
•Wie zou zich die vrjjheid hebben veroorloofd?"
dacht Mylady. Zjj nam zich voor Zjjne Majesteit,
die zeker nog sluimerde en die zjj wekken ging,
daarop te wjjzen. Hare verbazing klom echter tot
den hoogsteu top, toen zjj do slaapkamer binnen-
trad en Zjjuo Majesteit niet alleen ontwaakt en
reeds geheel gekleed, maar hem op den divan vond
uitgestrekt, terwjjl een paadje — een knaap van
zestien of zeventien jaren — op een vouwstoel be-
zig was ovcrluid te lezen. Van wien had Zjjne Ma-
jesteit het geduld ontvangen om te luisteren? Of
was het misschien een nieuwe roman van de Scu-
déri, met den laatsten post uit Parjjs overgebracht,
en dien Zjjne Majesteit alleen liet doorbladeren,
om met den inhoud bekend te worden en met zjjne
konnis tegenover het hof to pralen?
Hjj was vriendelijk als altjjd; hjj verwelkomde
haar teder zoo als hy gewoon was, en toch lag er
een waas van strakheid over dat anders zoo bewe-
gcljjk gelaat.
•Hebt ge bezoek gehad, Rowley ?" vroeg zy hem,
na den paadje een wenk gegeven te hebben om te
vertrekken en zich naast hem op den divan te heb-
ben nedergezet.
•Ja, Barbarat"
•En dat schijnt u vermoeid te hebben. Waarom
is men toch Koning als men werken moet, niet
waar, oude vriend?" vroeg zjj hem een tikjen op
den waDg gevend.
•Zie ik er slecht uit? Waarlijk, Barbara! zie ik
bleeker dan gewoonljjk? Ik voel mjj ook niet wel.
heftig, half smeekend toe: »Gjj komt mjj het be-
houd van een menschcnlcvcn vragen, mjj, die zon-
der invloed, zouder macht is door üw toedoen. God
is rechtvaardig, als hjj tl de onwettige macht ein-
doljjk ontneemt, als hjj u vernedert en u straft in
een jonkman, dien... dien gjj heet lief te hebben...
Ik kan niet helpen... geen menschcnziel redden
van het verderf., en dat is tiw schuld... Als gjj
hem behouden wilt, dan zullen u echter wel andc-
re middelen ter dienste staan ... dan zult gij wel
den invloed van anderen weten in te roepen... want
gjj zijt oveu behendig als gjj....\'\'
•Ik versta Uwe Majesteit-\' zeide Mylady, iik.ver-
sta haar ton volle." Het mocht echter nog betwjj-
feld worden of zjj het woord wel geraden had wat
de ongelukkige, thands in angst verkeerendo Ko-
uiugin, op de lippen zweefde. »Zjj had toch wil-
len zeggen: »eveu behendig als boos." Mylady gaf
echter aan hare verzekering, dat zij Hare Majesteit
ten volle begreep een anderen zin, een zin, dien
gene er niet in zocht of zoeken kon, want, om dat
te doen, had zjj moeten kunnen gissen zich verraden,
zich ontsluierd te hebbon, had zjj moeten kunnen
gelooven, dat de heerschappij over zich zelve, hot
bedwingen van dat krimpende hart, het fier geheven
houden van dat met centenaarslast bezwaard hoofd,
het scherpe oog dier vrouw, die alleen was gekomen
om te bespieden, had kunnen bedriegen. O, hoe de
keel, die den adem niet meer dreigde te laten door-
gaan, eensklaps zich verruimde; hoc die brandende
oogkassen plotseling mild besproeid werden door
een vloed van tranen, toen zij die vrouw ver-
dwenen wist. Toch wilde zjj een oogeublik daarna
haar volgen; toch wilde zjj haar toeroepen: »Red
hem toch, red hem, Mylady ! en ik zal u dankbaar
zjjn, eeuwig dankbaar zijn;" maar toeu zjj zich om
wilde wenden, voeldo zjj de kniën knikken, het hoofd
duizelen en stortte zjj mot een doften kreet ter
aarde.
•Arme ljjderes!" fluisterde de Penalva, toen zjj
weder aan de sponde zat waarop Kathariua neder
lag. Zjj had de koude klamme hand der kranke in
de hare, en telde de polsslagen, als vroeg zjj aan
deze om haar de geheimen van dat onbegrepen hart
mede te doelen.. >Arme ljjdcresse, indien eens...!"
Zjj bracht de gedachto niet ten einde: zjj waagde
hot niet.
V.
Mylady, die Hare Majesteit vroeger slechts ééns zoo
moedig en toen nog trotschcr had gezien — het
was kort na hare aankomst in Engeland — ging
heen zonder zich geslagen of verslagen te achten.
De hardo woorden, die zjj vernomen had, waren
wel niet vergeten; in tegendeel zjj trilden haar nog
in het oor; maar zjj deden geen ander gevoel in
haar binnenste ontstaan dan wat daar reeds heersch-
te; zjj hadden daar geen schrijnende wonden gesla-
gen, maar veeleer de bestaande kracht nog doen
-ocr page 216-
MARY HOLLIS.
294
»En ik hoor dat mi eerst. Wat doert u? Zeg
liet mij. Hebt gij uw dokter niet doon ontbieden.
Gjj moet het uiet licht tollen.\'*
•Och, weg met die gedachten! Ik ben nog jong
cu vroljjk als altijd. Het doet mjj goed u hier te
zien. Werkelijk, het geeft mij afleiding."
•Maar wat gaat er dan toch omV Ik heb wel
eens meer de rimpels van het voorhoofd mjjns Ko-
niugs weten glad te stroken, en i k ben niet ver-
auderd. Hebt ge daar iets nieuws, Rowley? Laat
het mjj ook lezen." Zij boog zich naar hot boek
heen en las deu titel. Thands kende hare verwon-
dering geene grenzen meer.
>l>e geschiedenis van Koningin Klisabcth? Ba,
dat zal droog zjjn."
•Zij wist Koningin te zijn!" hernam de Koning.
• En vrouw tevens; dat weten de moeste Konin-
ginnen, merkte Mylady aan. »Eu mjju Rowley
schept behagen in dat boek? Zeker had hij daar
straks een genoegelijk bezoek en wekt hjj bij wijze
van tegenstelling de verveling op V"
«Neen, Sara! bewonder en aanbid. Ik heb een
uur lang Arlington aangehoord over zaken, dege-
ljjko zaken, zoo degelijk, als de hoofdschotel op
de tafel van een rijken Londenschen burger op
Kersmis."
•Ik bewonder on aanbid; maar ik moet tevens be~
lijilen dat or reeds iets duf perkamentsachtigs in
Uwe nabjjheid bespeurd wordt. Met Arlington za-
ken behandeld, vervolgens een geleerd gesprek ge-
houden met de schim van de Koningin-maagd! Er
ontbreekt nog maar aan, dat Rowley vervolgens
gaat bidden, ha, ha, ha!"
•Gjj zjjt vroljjk, Barbara!" zeido de Koning
droog.
•Gjj zegt dat zoo zonderling!" hernam zjj open-
hartig. »Hebt gjj ook ecu boozeu geest gesproken
in de gestaltenis van___ do Hertogin van Ports-
mout?"
•Neen, neen!" zeide hjj, hot boek dat hjj opge-
nomen had van zich wegwerpend, eu vcrvolgons de
kamer op en neder gaaude. >Maar ik ben een
dwaas! Ik wil vrolijkheid om mij heen... Het is
of alles met zwart behangen is en White-hall uiet
moer bet oude Whitc-hall is. Sara, van avond wil
ik de spolers uit Covent-gardeu hier zien en wil ik
de Sarabande dansen. Zorg gjj, er voor, dat alles
in orde komt. Als ik er mij aan stoorde, zou ik
waarachtig oud voor mjjn tijd zjjn en wat men ook
van Rowley vertelle dat niet..." Voel zal or eoh-
ter niot van hom verteld worden, zeker niet
zooveel als van Koningin Bessy!" voegde hjj er
aan toe. «Ik had van haar het geheim wel eens
willen lecren hoe men genieten kan en toch re-
geeren, want groot was ze, Barbara! Zjj wist zich
to doen gehoorzamen."
•En dat weet Karel Staart ook!" zeido Barbara,
dio niet meer wist wat te deukon en haar gewone
taktiek volgde, om Zjjne Majesteit zich zelve te
doen verraden door hem eerst gelijk te geven en
dan weder te bestrijden.
•Karel Stuart?" herhaalde de Koning. ./Als de
Stuarts het ernstig meeneu, dan houwt men hun het
hoofd af, en als zjj het leven willen genieteu dan
werpt men hen met sljjk. Mjjn vader getuigt van
het eerste en ik van het tweede... Het leven is
ernstig, zoo roept men. Bjj God! dat is het; maar
omdat het dat is, zoek ik verstrooiing, zoek ik de
vreugde om mij heen te doen schateren, ten einde
1 al dien ernst te vergeten. Ik heb van al dien ernst
! genoog gehad, toen ik rondzwierf als een vage-
j boud. Barbara, ik wil van avond een prachtig nou-
I per: vrolijk moet gjj zijn, Sara!"
•Zullen wjj onzen Neef dan noodigcuV"
De Koning keek haar plotseling aan, als of hij
op haar gelaat wilde lezen wat zij meende. Toen
hij ecn.spottenden glimlach er op waarnam, zeide
hjj vrjj scherp: «Oordeel niet over hetgeen gjj
niet begrjjpt." Toen zjj op die woorden het ge-
laat in een ernstige plooi zette, vatte hjj haar goc-
lijk bij de mollige onderkin en voegde hjj haar op
den vroeger zoo gewonen loon toe: «Kom, Sara!
pruil maar niet; ik was ondeugend, hoort ge, wij
moeten vroljjk zijn. Was onze geede dolle Will
maar hier!"
Was dat ook misschien de oorzaak van \'s Konings
sombere stemming V
»Hjj wordt beter; hjj is geheel buiten gevaar,
zoo als ik straks vernam," zeide Mylady, die thands
de waarheid sprak en dus tegen de Koningin niet
oprecht was geweest. »Nu ik de hoop mag voe-
den mjjn bloedverwant te mogen behouden is mjjn
wrok jegens den beleedigde bekoeld. Schenk Digby
de vrjjheid, schenk hem vergiffenis, Alles wel be-
schouwd, is het een levenslustige jongen, die een
les moest ontvangen en een kastjjding verdiende,
maar daarna des te bruikbaarder wordt."
De ziu, dien Mylady aan het woord bruikbaar
hechtte, kou door den Koning niet worden begre-
pen. Mylady had te laat ingezien, on nooit zoo
duideljjk dan na het onderhoud met do Koningin,
dat zij een dwaasheid had begaan toen zjj tot Dig-
bys gevangencming medewerkte, dat die jonkman
haar veel beter dan ooit te voren in hare plannen
dienen kou, mids hjj weer vrij werd in zjjne bowo-
gingeu.
»Te bruikbarer!" herhaalde do Koning en zag
daarbjj Mylady strak aan. »Ik hou uiet van de
menschen, die men overal voor gebruiken kan.
Neen, het zal niet gezegd worden, dat het leven
van den eersten edelman in mjjn rijk gevaar kan
loopen door den dolzinnigen aanval van deu een
of anderen knaap, zonder dat er recht wordt ge-
oefend. Ik wil toonen, dat ik de Heer en Meester
ben. Die jonkman zal zjjn misdrijf boeten. Niets
meer over hem, Barbara!"
Wat ging er toch om in hot binnenst Zijner
Majestoit? Wie of wat was de oorzaak dat Karel
Stuart, meest zoo begeerig om den last van het
gezach van zich af te werpen, thands zulk een
koortsachtig verlangen om zjjn macht te toonen
openbaarde ?
-ocr page 217-
MARY HOLLIS.
295
•Het zü zoo, Rowloy! ik word meer en meer
gewoon te buigen voor den vjjandigen invloed die
u beheorscht. Hebt ge mijne beschermelinge in kort
bezocht?"
•Waarom ?"
•Gjj werpt mjj een blik toe, die mij doet beven.
Heb ik weder iets gezegd wat uw toorn opwekt?
Is dat kind in ongenade gevallen? Maar zy zoekt
geenerlci gunst, zij is geheel anders dan anderen..."
•Dat is waar!" hernam Karel met nadruk en een
innigheid, die Mylady eenig spoor in den doolhof
deed bespeuren.
•Ik heb haar moeten bidden om hier te blijven;
want zij wilde zich weder in de eeno of andere
woestenjj gaan begraven."
•Waarom hebt gij haar niet laten vertrokken?"
•Hoe nu, Sire? Wenscht gij waarljjk dat zij
heen gaat? Hoezeer heb ik mij dan in uwc won-
schen bedrogen, ik, die alleen om uwentwil haar
tot blijven bewoog. Ja, om uwentwil, Sire! want
ik meende te bespeuren, dat hot meisjeu indruk op
u gemaakt had, en waar ik mijn Rowley van dienst
kan zijn, moge het ook gepaard gaan mot het ten
offer brengen van eigen wonschen, daar zal ik
het nimmer nalaten. Bovondien mijne Mary is een
heilige."
•Des daags misschien, maar des avonds kan zij
verrast worden in een geheim ondorhoud met...
den oen of ander. Och, ik gun haar van harte het
genoegen; ik ben zelfs blijde dat zij er behagen in
schept, want het toont ten minste nog, dat zij een
vrouw is en geeue heilige. Aan die laatste hoeda-
nigheid zou men waarachtig geloof gaan slaan als
men haar hoort."
•Maar, Rowley! zjjt gjj dan voor alle redenee-
ring doof?" riep Mylady driftig uit. «Herinnert gij
u dan niet, dat ik u bij herhaling de onschuld van
Mary bewezen heb, en tevens do sluwheid eener
andere, die den argwaan jegens mjju onnoozele duif
wist op te wekkon?"
•Goed, goed, ik geloof u.. Uwe beschermelinge
is eene heilige zonder vlek of rimpel; ik wil zelfs
gelooven, dat die vlokkeloosheid do band is, die u
aan haar bindt. Ik voor mjj, ik hou niet van die
heiligen, die altijd een berisping of een les op de
lippen dragen, die altijd den schijn aannemon als-
of zij het den lieven Heer eens recht goed naar
den zin, en zich jegens Hem zóo verdienstelijk wil-
len maken, dat een oude zondaar zoo als ik door
de óververdieuste gered kan worden! Ik hou niet
van heiligen!"
•Ik zal Mary doen vertrekken, Sire!" Do Koning
wandelde conige koeren de kamer op en neder. Hij
sprak niet, maar zag Barhara toch van tijd tot
tjjd van ter zijde aan, alsof hij haar iets zeggen
wilde wat slechts moeielijk over zjjne lippen wilde
komen.
•Ik zal haar doen vertrekken, Sire!" herhaalde
Mylady.
»Zij hindert mjj niet; laat haar blijven; maar zeg
haar, dat zü haar gelaat in minder ernstige plooi
zette, dat zij eens schertse en werkelijk vrouw zij..
Zeg haar dat in vertrouwen; maar zü moet niet
weten dat het van mü komt.. Mijn God! ze ziet
er te lief uit, om geen zondig schepsel te zyn zoo
als ik.."
•Ah, zoo!" prevelde Mylady, die thands iets
meer van \'s Konings gemoedstemming begon te
j begrijpen. »Uw wil is mij een wet, Rowley! Ik zal
; haar een wenk geven en haar zeggen, dat zü de
! Hertogin van Portsmouth tot model kieze."
• Zjjt ge dwaas?"
• Waarom, Sire? Uwe Majesteit zou dan dubbel
genieten kunnen. Kenmaal bij den aanblik van hot
origineel en de tweede reize bij de beschouwing
van de navolging."
• Waarachtig, Barbara, ik heb genoog aan het
origineel; nooit geene navolgingen!" riep hij lachend.
• Heeft Uwe Majesteit van morgen reeds het ori-
| giueel genoten?"
•Omdat ik zoo slecht geluimd was?"
•Beandwoord geen vraag met een tegenvraag,
lievo vriend! Was zij weder niet geestig, ons Chi-
neesch popjeu?"
•Drie dagen geledon wilde zij geestig zijn."
•Hebt ge haar toen hot laatst gezien ? De arme,
I wat zal zjj zich thands vervelen!"
•Zü heeft mün neef en dan baar aap."
•Oordeel niet over hetgeen gij niet begrüpt!"
hernam Barbara met kluchtigen ernst, en den toon
nabootsende, waarop de Koning straks die woorden
gezegd had, toen zü over dien neef sprak.
•Kom, kom! Vergeef dat! Ik was in een slechte
\' luim! Begrüp, dat zij langer dan twee uur met
i elkaar hebbon gekeuveld en dat zij hem een zeer
verstandigen jongen heeft genoemd, die het ver
zal brengen___ Waar is het, dat zij hem wist te
doen praten! Behendig is ze toch, want ik geloof
niet, dat iemant het nog zoo ver met mijn neef
heeft gebracht!"
•Ja er gebeuren vreemde dingen! De zwügers
worden praters en do fiere Kouinginucn worden
zwakke vrouwen!" zeido Mylady luchtig.
•Wat bedoelt ge? Gü hebt straks daar óok op
gezinspeeld. Of is hot alleen eon van uw diep-
zinnigo opmerkingen aangaande den zondigen toe-
stand van het menschdom, een toestand, waarin
men zich toch zou bebagelijk weet te schikken,
niet waar, Sara?"
•Ja, Rowley !*\' hernam zij op deuzelfden toon,
waarop de Koning zün »ntot waar, Sara? uitsprak.
•Wat ik bedoel? Och, iets wat uw innige wen-
schen te gemoet komt. Gij hebt mij den last ge-
geven, om zekere heilige tot een mensch te doen
afdalen en ik zal dat beproeven, hoewel ik voorzie
niet te zullen slagen. Daar is echter eeno andere
heilige, die het bevel Uwer Majesteit niet heeft
afgewacht, om naar de zondige aarde en het slijk.
waar andere nietige stervelingen zich in bewegen,
neer te dalen, en dat hoeft gedaan uit vrye bewe-
ging of misschien — dat wil ik liever gelooven
— omdat Uwer Majesteits wonsch geraden was.
-ocr page 218-
MARY HOLLIS.
206
deren zjjn de uwe en voor deze heeft zjj gedaan
wat zjj deed. Zjj heeft gewacht tot het gunstig
oogonblik was gekomen en het\' is thands gekomen.
Ik heb die vrouw ginder, die uw naam uit staats-
bolang draagt, haar leven in do eenzaamheid ge-
gund; ik heb zelfs erkend, dat zij den naam, dien
hot staatsbelang haar dragen deed, duur genoeg
had gekocht; ik bob do stille verachting, die er uit
hare oogen straalde, verduurd on alleen het gebrek
J aan moed, dat haar de lippen altjjd sloot, gomin-
acht. Die vrouw was onkwetsbaar, zoo lang zjj een
marmeren heiligenbeeld wilde zjjn. Het staatsbe-
lang was reeds sinds lang voorbij, want de milli-
oenen die zjj aanbracht zijn verteerd on uiouwc
schatten kan zjj niet geven. Zjj gaf u geen kinde-
ren; ik wel. Zij heeft uit hare onderdanen een
minnaar gekozen en bereidt hot huis Stuart eene
schoono toekomst voor. Thands vorder ik Karel
Stuart op, een Koning en vader te wezen, en
een onrecht van jaren te herstellen. Ik weet,
dat de vurige liofde, die u aan mjj boud, sedert
jaren voorbij is, maar tevens, dat de band der ge-
woonte u aan mij bindt, dat ik u noodig ben als
in den eersten oogenblik toen go mjj to Oxford
zaagt. Liefde zult gjj op den troon ook niet vra-
gen, want tot dusverre hebt gjj bowozen er buiten
te kunnen. Een krachtige hand echter aau uwen
troonstoel behoeft gjj wel, behoeft gjj meer dan
ooit en die zal ik u aanbrengen. Gjj weet thands,
Karel, wat ik wensch, wat ik het recht heb te
wenschon!"
H\\j stond als wezenloos haar aan to staren; dus
had hjj die vrouw nimmer gezien. Als een Medea
stond zjj voor hem en hjj was geen Jason. Het
gemeen wulpsche was uit haar wezen .verdwenen en
liet was of slechts de bcleodigde moedor voor hom
stond.
•Karel Stuart heeft er van gesproken Koning te
willen zjjn," zeidc zjj eindelijk toen hjj altjjd nog
bleef zwjjgen. \'Dat hjj het thands bewjjzo! Het
zou niet het eerst zjjn, dat cene Engolscho vrouw
den Eugelschen troon beklom. Een al vraiv hot ook
nooit geschied, Barbara Palmers zou voor hot voor-
beeld niet terugdeinzen."
•Waar zjjn de bewjjzen, dat Catharina van Bra-
ganza den naam van Stuart waagt te onteeren?"
•Ik zal zo u verstrekken, indien gjj ze ton min-
sto wilt hebben en zelf niet de intrige door ontjj-
dige drift vorstoort. Maar voor ik ze u verstrek,
wensch ik wel te weten hoe uwo erkentelijkheid
zich uiten zal."
•Onmogelijk, onmogelijk!" prevelde do Koning,
die het hoofd op de hand liet zinken.
«Wat bekommert ge u daarover? Ik heb u im-
mers beloofd de bewjjzen te verschaffen?" riep
Barbara uit.
•Wie is hjj, die het waagt...?"
•Gjj zult hem zien. Gjj zult toch wel den moed
hebben uw huwelijk te ontbinden, zoo gjj minnaar
on minnares in zoete kozerjj verrast?" Karel zweeg.
•Zou bet toch waar zjjn," vervolgde zjj, dat de
Om wier hoofd straalde de lichtkrans heller dan
om dat Harer Majesteit de Koningin van Enge-
land? Die is thands verbleekt, zoodat men haar
aan kan staren. Ik wensch er u goluk meè, Row-
ley! gjj kunt thands haar aanblik genieten en be-
hoeft niet het hoofd afgewend to houden uit vrees
van de oogeu aan het verblindend licht te voelen
blootgesteld."
•Wat is dat? Staak die scherts... De Koningin
van Engeland is geenc vrouw met wie men spot,
Barbara Palraers!"
• Ik spot ook niet met Ilaro Majesteit; Hare Ma-
jesteit doet het alleen met u, en dat is tusschen
gelijke on gelijke, niet waar? Misschien oordeel
ik geheel verkeerd on bespot Hare Majesteit Zijne
Majesteit niet, maar handelt Hare Majesteit weleer
op geheim bevel van Zijne Majesteit, die niet gaarne
den Hertog van York en diens beminnelijke dochters
den troon van Engeland gunt en alzoo zeer gaarne
oen prins van Wales in zijne tedere armen druk-
ken zou!"
•Barbara Palmers!" riep de Koning toornig uit.
• Gij durft meer zeggen dan oenig onderdaan tot
dusverre nog waagde, met uitzondering alleen van
dien half krankzinnigen knaap. Ik heb u verwend.
Ik heb allen verwend, maar het is nog niet to laat,
om een anderen weg in te slaan en Koning to lee-
ren worden waar ik tot dusverro dienaar was. Ik
wil Koning zijn, Barbara Palmers!"
• Dat doet mjj zeer veel genoegen, Sire! De rol-
len zullen dan uu worden verwisseld. Uwe Majesteit
wil den troon opklimmen, uu Hare Majesteit bezig
is er van neer te dalen."
• Barbara, wees gewaarschuwd! üjj zet uw be-
staan, de toekomst uwer kinderen op het spel!"
riep de Koning met dreigenden blik.
•Onzer kindoren, Karel! Gjj spoelt do belee-
digdo ! Gjj denkt recht to hebben op die rol on
begrijpt uiot dat gjj gruwzaam onrechtvaardig zjjt.
Gjj speelt do boleedigdo en begrijpt niet hoe gjj do
vrouw tegenover u, die gij waagt te dreigen, hebt
vernederd en vertreden. Die vrouw moge thands
weinig meer te scheuken bobben; zjj moge arm zjjn,
maar zjj is het omdat zij u alles ten offer bracht.
Ja, alles, en zjj smaakt zelfs nog niet de voldoening
van te woten dat hot door u wordt begrepen. Bar-
bara Palmers hoeft geen gevoel, zoo spreekt gjj zoo
gaarne de honderden na, die mjj het hoofd fier zien
opgeheven, al worpt mon mjj het sljjk van de straat
ook naar het hoofd. Barbara Palmers leeft van
mjjne genade, roept gjj in uwc trotschheid, als gij
haar uwe oodmoedigo dienares ziot bljjven, terwjjl
gy dartelt in do armen eener andere. Barbare Pal-
mers is mjjn werktuig! zoo denkt gjj luide genoeg,
om door uwe hovelingen verstaan en begrepen to
worden, omdat zjj uwo geheimsto wenschen zocht
to raden en te vervullen, terwjjl dat raden en ver-
vullen uwor wenschen gepaard ging met do ver-
nietiging van de haro. En toch, Karel Stuurt,
Barbara Palmers had wél gevool, leefde niet van
uwe genade, was méér dan uw werktuig! Hare kin-
-ocr page 219-
MARY HOLLIS.                                                                297
Carwell op den achtergrond doeu schuiven. Het zou
nog betere diensten kunnen verrichten en Mylady
ging haar mededeelcn wat zjj te doen had. Mary
moest het ontslag van Charles Digby vragen; de
Koning zou het haar niet weigeren en zjj zoudo
zeker niets liever van Zjjne genade wenschen te
vragen dan de vrjjheid harer speelnote.
Maar hoe verbaasde het haar van dat kind to
vernemen, dat haar wenscli niet kon ingewilligd
worden en de vraag aan Zijne Majesteit niet zoude
worden gedaan. Uit den vasten, hoewel nederigen
toon, dien Mary aansloeg, mocht worden afgeleid
dat zjj wist wat zij wilde, dat zij naar oen beginsel
handelde, waarvan zjj niet zoude afwjjken.
Er was eene niet geringe verandering te bespeuren
in de houding van dat kind, sedert wjj haar het
laatst zagen. Het bericht van do gevangenneming van
Charles Digby had haar doen blijven en het dringend
verlangen van Mylady doen opvolgen. Zjj kon nuttig
zjjn, zij kon eene ziel wellicht redden van het ver-
derf. De onderstelling, dat zij dat zoudo kunnen ver-
mogen was niet zonder laatdunkendheid, maar zy
word telkens gevoed door do verzekering van Mylady.
Bovendien wilde hot altyd nog weerbarstig hart
zoo gaarne do waarheid dier verzekering golooven
ou haar een reden geven om in \'s jonkmans nabij-
heid te blijven. De herhaaldo bezoeken des Konings
verdroten of liever beangsten haar in den aanvang. De
eerbiedige houding Zijner Majesteit, de ernstige
aard der gesprokken, die zij met den Behcerscher
der drie koninkrijken voerde en dien hjj niet alleen
duldde maar zelfs uitlokte, deden bjj haar hot ver-
moeden ontstaan, dat zjj, het nederige, nietige kind
der velden en bosschen, do dochter van een martelaar,
door God den Heer koude uitverkoren zijn, om het
middel te zyu in Zijne hand tot bekeering van een
groot zondaar. De sfeer van hot hof was haar minder
vreemd geworden, eu de voornaamste bewoners had
zij leeren kennen, hoewel zjj, behalve den Koning,
slechts Mylady had ontmoet. Maar Kate bezocht
haar dikwerf, Kate, de norsche, wrevoligo Kate, die
hare meesteres zoo dikwerf tergen kon en voor
eiken geeselslag, dien zij ontving, een speldeprik
terug gaf; Kate, die het oeuvoudige hoerenkind in
het begin met oen spottenden glimlach had beschouwd
en haar had aangezien als een der vele offers, die
Mylady had aangebracht, offers, dio allen hare ver-
bazing opwekten door de gewilligheid, waarmede zij
ter slachtbank traden. Dio Kate had deu invloed
dier heldere blauwe kykers, van dien vurigen
godsdienstigen zin, zich openbarend in onderwor-
penheid en waardige kalmte, niot kunnen ontgaan.
Zjj was begonnen haar met onwil, met barschheid
te bejegenen, zy was geëindigd mot haar een eer-
bied, een liefderykc zorg to betoonon, waaraan zjj
hare meesteresso nooit had gewend.
Het deed die oude, zedelyk bjjna verminkte, vrouw
good, de zachte stem van do deerne te hooren en
haar zoo eenvoudig te laten verhalen van hetgeen
zij hoopte en geloofde. Het was Kate, alsof zjj,
smachtend en tot bezwykens toe afgemat, eens-
leden van het huis Stuart hunne Koninginnen
alles vergeven kunnen?" Gloeiend rood werd de
wang des Konings. Die vrouw waagde te zin-
spelen op een vermoeden, dat niemant in Engeland
zou durven uitspreken. De gemalin van Karel I
had een gunsteling aan wieu Engeland — zoo fluister-
de men — meer verplichting had dan aan deu
Koning. De beschuldiging, tegen zijne moeder in-
gebracht, wekte Karels drift op tegen de vermetele,
die tegen hem opstond, maar daarbjj ook wist dat
zij hem behoerschte. IIy waagde niet het woord te
spreken, dat hem op do lippen trilde, ou bleef
zwjjgen. Op de groote overspanning volgde eene
even groote uitputting. Barbara Palmers had er
op gerekend en haar plan was vooral daarop ge-
i bouwd.
«Ik bon mei éen woord te vreden, Karel!" zoide
zjj, den arm om zijn hals slaande en zjjii hoofd naar
haar toebuigend en op haar borst als ter ruste leg-
gend. »Gy zult uw huwelijk doen ontbinden; niets
is gemakkelijker dan dat. Zjjt gjj het hoofd niet
der Engclsche kerk ? Ik zal geene despoto voor u
zijn en niet vorderen, dat al de vrouwen heiligen
voor u worden, mijn goode vriend!"
•Indien gjj do beschuldiging bewijst, verjaag ik
haar uit Engeland ..."
»En daar Karol Stuart niet lang zonder eeno
trouwe gade kan zijn, zal ik Mylord Castlemaine
verzoeken zijn naam terug te nemen, ten einde mij
do vrijheid to geven den uwen aan te nemen."
•Gy zoudt een fiere Koningin zijn!" zoido Karel,
haar van ter zjjde aanziende; en als werd hjj ver-
rast door een vlaag van tederheid jegens haar, wier
armen hem omstrengclden, vervolgde hjj: «Welnu
ik zal James misschien van wanhoop doen stikken;
maar beroep u niet weer op mjjn vaderschap, Sara!"
»Gy hebt geljjk, Muzelman!" lispelde zjj hem toe.
Al de behendigheid, waarover zy to beschikken
had, werd aangewend, om hem in het thands op-
gevat voornemon to versterken. Zij wist wol, dat
lijj na ettelijke uren weder zoude weifelen, maar
zy wist ook dat de omstandigheden, wier drang hjj
meer dan iemant onderging, door haar kouden wor-
den behcerscht. Zy had het oersto woord gesproken
van do vele, die zy in de laatsto drie maanden
rypelyk had overdacht en overwogen. Zjj had den
vermetelen blik gevest op den troon van Engeland.
Met zulk een verheven doel voor oogen had zy de
verheffing van Ma\'am Carwell kunnen loeren ver-
dragen en had zjj slechts behoeven te zorgen, dat
de invloed der modedingster den haren niet te bo-
ven ging. Den stoel, waarop de arme Catharina
nederzat, had zij reeds lang doen waggelen, maar
do hofboom, dien zy thands kouden aanwenden, zou
dien doen omkantelen. Zeer tevreden over den aan-
vankeljjkcn uitslag harer pogingen verliet zy den
ouden Rowley, dien zy geheel onder hare heer-
schappjj meende terruggebracht en uit wiens brein
zy de zotte gedachte had verjaagd, diehetdwcep-
zieke kind zeker er had doen ontstaan. Dit kind
had toch reeds goede diensten bewezen en Ma\'am
-ocr page 220-
MARY HOLLIS.
\'JUS
zoo innig gehecht aan het voorwerp harer eenige
liefde, weigerde niettemin Mylady de vrijheid van
hem dien zjj lief had te verzoeken. Was het een
luim dier deerne, die haar invloed begon te be-
speuren en niet begreep, dat zjj slechts een werk-
tuig was, in beweging gebracht en afgebroken naar
de willekeur vim Mylady? De Castlcmaine kende de
vrouw, die zij als werktuig wilde gebruikeu, in gceneu
decle. Zjj had het in haar belang geacht, om Mary van
haren speelnoot te verwijderen en had dus niet nago-
laten haar te verhalen, welke een onedele drjjfveer
Charles tot dat tweegevecht had gespoord. Zij dacht
het mi in haar lielang om Charles de vrijheid te doen
hergeven en geloofde dat er slechts een wenk van
haar noodig zou zijn, om de deerne, die zjj het leven
van eenige dagen, misschien weken, verzekerde, te
doen verrichten wat zjj verkoos, zonder zich af
te vragen of hetgeen nu van haar verlangd werd
ook in strijd was met hetgeen vroeger besproken of
behandeld was. Neen, Mary wilde, ja kon zóo weinig
werktuig zijn, dat zjj al de verschillende mededee-
lingen van Mylady aangaande Charles\' gedrag in
haar hart bewaarde, voor de onderscheidene afdwa-
lingen baars spoolnoots, die er haar kenbaar uit
werden, oorzaken opspoorde en uit die oorzaken de
middelen zocht uf te leiden tot herstel.
Zjj had van haren vader veel geërfd. Veel wat
dezen kenmerkte leefde in haar, maar ingewjjzig-
den vorm voort. Bjj godsdiensttwist en kontrovers
was zij opgewassen, en de redeneering had ruim
zoo veel deel aan het liestaan van het onwankel-
baar dogma, als het innig en warm geloof. Zjj had
de leering, die zjj voor de waarheid erkende, ge-
proofd en beproofd en verdedigd waar zjj werd aan-
gevochten, en bjj de verdediging al de wapenen,
die do Schriften haar geven konden, gebezigd. Zjj
had geleerd te trachten al de voegen van de wa-
penrusting der tegenpartij op to merken, en was
het in den engen kring, waarin zjj opwies, meest
op het kerkelijk gebied dat zjj gebruik maakte van
de krachten, door de opvoeding en do ervaring
haar verleend, de omgang met Charles leerde haar
reeds vroeg de analyze ook op ander gebied toe-
passen. Was het alzoo wonder dat zij, schoon in
ruimer werkkring werkzaam, ook thands zich niet
verloochende, en, op straffe van grovelijk zich te
vergissen, zich een gedragsljjn afteekende en zich
de vervulling van plichten voorschreef, waaraan
haar toch echt vrouwelijk hart zich zoude moeten
onderwerpen?
Wel verre van dus te willen medewerken tot de
verlossing van Charles, kourdo zjj eeno eonigzins
verlengde boetodooning noodzakelijk, eene boete-
doening, welke bovendien het voorrecht had, dat
zjj den vrieud een poos aan de verloiding onttrok
en hem tijd gaf tot nadenken. Zjj waagde het dus
van Mylady in gevoelen te verschillen; en toen
deze haar op hoogen toon naar de reden vroeg en
haar, zelfs niet zeer ingewikkeld, gevoelen deed dat
zjj het recht had te bevelen, durfde zjj zelfs and-
woorden, dat eene hoogere macht haar beval om
klaps een bron bespeurde van kristalhelder water.
ZJJ dacht er niet aan, dat zij er een tent bij zou
kunnen opslaan; zij vond het voldoende dat zjj er
zich voor een oogenblik aan verkwikken mocht:
want voort moest zij, altijd voort. De booze nei-
gingen waren in dien boezem als vastgeworteld en
al de laagheid van een geest, door de slavernij ge-
bogen en verbogen, had er zich een zetel gekozen.
Zoo icmant ooit toegang verkreeg tot dat gesloten
binnenste, dan was hot Mary. Deze vernam de
korte, maar zoo rijke geschiedenis van dat mon-
scheuleven. Die oude vrouw was als jonge deerne
gevleid en geliefkoosd: zij had de baudeu der liefde
gekend, zonder dat de Kerk er haar zegel op ge-
drukt had: zij was moeder geworden, maar de
godsdienst had de innige betrekking nimmer ge-
heiligd. Zij had van haar moeder-zijn slechts moeie-
lijke bezwarende plichten gekend : zij had voor het
onderhoud harer telgen moeten zorgen en de lie-
gende weelde, die haar omringde, vlood spoedig bjj
het verdwijnen van haar blos, van hare middolma-
tige schoonheid. Zjj was verbonden goworden aan
Mrs. Palmor, verbonden door belang, door de zonde,
door zoo menige daad, die wol onedel moest ge-
weost zijn, want zelfs tegenover Mary gleed zjj
er over heen, zelfs haar vertrouwde zij den aard
van het verrichto niet toe. Mary sprak met haar
soms uren lang; Mary zag de jjsschors van dat hart
smelten; Mary deed haar den verhevensten cisch
van het Christendom kennen en drong er op aan
dat zij zou leeren liefhebben waar zjj haatte, dat zij
dus de vrouw zou leeren liefhebben, die de vonk
van het goddcljjke, dat in dat verschrompeld hart
nog gloorde, nog dieper onder de asschc had doen
begraven.
\' In het dikwerf herhaald onderhoud werd Mary
alles verklaard wat er aan het hof was omgegaan
of nog omging. Zjj leerde de rechte verhouding
van Mylady en de Hertogin van Portmouth tot
don Koning kennen; zij zag de gordjjn oprollen,
waarachter zoo veel ongerechtigheid en gruwelijke
zonde werd gepleegd. Hoe verklaarbaar scheen het
haar thands, dat, haar speeluoot, de goede, vroljjke,
maar hartstochtelijke en licht bewogen Charles,
was afgedwaald; dat hij, door den boozen Buc-
kingham verleid, van stap tot stap naar den afgrond
was gevoerd, waarin hjj neergezonken was, om — zij
bad het zoo innig en teder — weder op te staan
en den moeieljjken reddingstocht langs de steile
wanden te ondernomen. Hoeveel to meer voedsel
mocht het voornomen ontvangen, dat bjj hare ge-
sprekken mot den Koning, gesprekken, die door
Mylady zoo veol mogelijk en zonder dat Mary dit
wist bevorderd werden, meer en moer rjjpte, het
voornemen om den heerschor in die bedorven
sfeer boete te prediken en bekeering. Schoon hjj niet
begeerig was hare woorden te hooren, werd toch
zijn gelaat niet ernstiger, verloor zjjn stem niet dat
gemeenzame, bjjna het gemeene, werd zjjne houding
niet waardiger als hjj tegenover haar stond \'t
Kn dat kind, zoo geneigd om het goede te doen,
-ocr page 221-
MARY HOLLIS.                                                                299
niet te doen wat Mylady verlangde, maar dat My-
lady, die zoo machtig was, de hulp van haar niet
l>ehoefde. Mylady drong niet verder aan; het was
I alsof zij begreep, dat in die schijnbaar deemoedige
woorden eene vastheid school, welke niet te ovcr-
winuen was. Bjj het heengaan wierp zjj echter Mary
de woorden toe, dat het raadselachtig werd \\vaar-
| om zij nog langer de gastvrijheid inriep, nu do
vriend, om wiens willo zjj dat gedaan had, toch niet
racer door haar bleek geholpen te worden.
»Ik zal vertrekken, Mylady, als gjj het wilt,"
klonk het, en Mylady was genoodzaakt hare woor-
• don in te trekken en haar te verzoeken te blijven
en haar daardoor nog lang gelukkig te maken. De
kleine strijd was dus niet tot Myladys voordeel
i geëindigd.
Dien dag betrad Zjjue Majesteit weder Marys
vertrek. Zij had, door Kate te verzoeken bij haar
j te blijven, Zjjne Majesteit doen to kennen geven,
dat zjj geen onderhoud onder vier oogen wenschte.
Mylady had om licht te bevroeden redenen haro
volkomen goedkeuring aan Marys bosluit gehecht
en Kate gelast tegenwoordig te bljjven en goed
toe te luisteren. Zjjno Majesteit, die om die gril
gelachen had en er in den beginne weinig meer dan
berekenende preutschheid in zag, ontzag de schuch-
terheid der vrouw zelfs in die mate, dat hjj bjj
elk bezoek den schijn aannam als bjj toeval te
komen en er tevens voor zorgde, dat hjj juist op
den tijd kwam dat Kate bjj Mary bezig was. Ge- |
lukkig voor de zielekalmte van Mylady dat zjj Zjjne
Majesteit, na haar vertrek alleen achter gebleven,
niet had kunnen gadeslaan, dat zij zjjne gedachten
toen opgerezen niet had kunnen raden. Louizo had
fijner hare eerzucht weten to bcmantolen en die
daarom to boter weten te vervullen. Dit was de
eerste gedachte die bij Karel was opgerezen. Het
was zonderling in dien man, te zonderlinger, om-
dat het zoo weinig samenhing met de gevoelens en
gewaarwordingen, welke hjj meest zoo openhartig
beleed, maar de eer van zijn geslacht, van zjjn
Koninkljjk geslacht, was hem dierbaar. Het was of
al de hoogheid zjjner vaderen zich bjj hem in dit
eene punt had saamgetrokken. Hjj, de Koning, kou
zich wel vernederen om de slaaf te zjjn van eenigc
wulpsche vrouwen, die met hem haar spel dreven.
Hjj kon dat echter doen eindigen als hjj het wilde,
ofschoon hjj zelfs wist het nooit te zullen willen.
Hjj beleedigdo en vernederde zjjno gemalin, maar
hjj wist dat geeno zjjner belcedigiugen en vornedorin-
gen haar den rang zouden kunnen doen ontnemon,
dien zjj bezat door de Oratio Gods. Het dartelen met
zjjno boolinnen, het vernedoren of veronachtzamen
zjjner gemalin, deed Karel Stuart uit vrjje bewc-
ging, deed hjj omdat hjj het zoo goed vond, deed
de persoon, die op ditoogenblik de kroon droeg,
niet het lid van het geslacht, dat naar Gods gcna-
de het recht had die kroon als zjjn eigendom te
beschouwen. Naast don Koning van Engeland kon
slechts een gelijke troonen en uit de verbindtenis
van zulk een paar kon alleen de erfgenaam voort-
komen. Zelfs in de bitterste uren zijns levens, zelfs
later bjj den drang der partyen, die hem het Ko-
ningschap bjjna tot een folterbank maakte, zelfs
toen hij alles kon doen verkeeren door de enkele
verklaring, dat Monmouth, zjjn lieveling, de eenigc
zjjner bastaarts, die hij om zich heen duldde, hem
opvolgen en zjjn broeder James, dien hjj haatte,
zoude vervangen, wan hjj, de dubbelhartigc, de altoos
woifelende, do aHoos geslingerde Karel Stuart dat
beginsel niet ontrouw: Monmouth werd niet tot
erfgenaam verklaard en James volgde zjjn broeder
Mylady had evenmin als alle andere dezen charak-
tertrek opgemerkt. Zij had hem altijd aan hare
voeten gezien en kon niet denken, dat zulk een
trots zich in een der binnenkameren van dat hart
verschool. Geenszins kon zij dus bevroeden, dat zij
een niet te vergoêljjken, een nooit uit te wisschen
fout had begaan, toen zij op eene ongeoorloofde
verbintenis van Karels moeder zinspeelde, dat
hare eerzucht ditmaal hare grootste vijandin was
geweest, daar zjj haar de ljjn wilde overdrijven,
die Karel onherroepelijk besloten had niet te doen
overschrijden.
Hoe luchtig, hoe dartel, hoe spottend en spoel-
ziek Karel ook scheen, hoezeer hjj ook gestaag
den invloed van anderen en de heerschappij zjjner
maitresses onderging, toch waren er oogenblikken,
dat hjj walgde van het hem omringende, dat hjj
dit meer duldde dau zocht, dat hjj het slechts uit
gebrek aan veerkracht liet bestaan of ook uit een
soort van ongeloof aan de mogelijkheid van iets
beters in het leven te roepen. De levenslustige, die
man, overgegeven aan alle genietingen en lusten
des vleesches, zocht do vrolijkheid zoo zeer buiten
hem, omdat zjj i n hem niet bestond. Hjj had zelfs
oen afkeor van do menschen, voor het minst hjj
koesterde minachting jegens do mcnscheljjke na-
tuur. In zijne jeugd had hij als balling de zelfzucht,
maar zeker ook do zelfverloochening zjjner natuur-
genoten leeren kennen; de herinnering van de eer-
ste scheen die der tweede geheel te hebben uitge-
wischt. Toen hjj Koning werd, had hij ruim-
schoots gelegenheid, om de laaghcid in hare
afzichtelijkste gedaante te zien, had hij koele vjjan-
den plotseling zien verkeeren in de warmste
vrienden, de bitterste spotters in de eerbiedigste
vereerders, on dat alles omdat een stuk fluweel
hem de schouders was omgeworpen. Zoo als hjj de
monschheid beschouwde, zoo als hij hot oigcnbelaug
als het eenigo roersel van \'s menschen daden aan-
merkte, moest hjj onbekwaam zjjn om de edele
aandoeningen te keuueu, welke slechts voor hem,
die niet wanhoopt aan het ideaal van het mensche-
ljjk geslacht, zjjn weggelegd. De liefde moest bjj
hem wellust worden; het Koningschap kon niets
anders zjjn dan een middel om te genieten en de
lange dagen door afleiding te doen inkrimpen. Het
egoïsme stond om den troon geschaard, zou iets an-
ders dan het egoïsme er op zetelen? Evenwel, en
bjj zjjne inborst was het verklaarbaar, waren er ,
-ocr page 222-
MARY HOLLIS.
300
oogenblikken, dat de afleiding ontbrak, dat de ver-
slapte zenuwen weigerden zich te spauneu en een
soort van dofte wanhoop zich van hem meester
maakte. Dau klonk er een stem in dat binnenste,
zeer zacht en fluisterend en meestal spoedig tot
zwijgen gebracht; een stem van beklag, van mur-
muroering over de jaren onnut doorgebracht, over
de genietingen, welke slechts een oogonblik verdo-
ving en slechts zoo zelden verkwikking aanbrach-
ten. Er was in zulke oogenblikkcn eenige overeen-
steinming tusschen de stem, die Mary Hollis deed
hooren, en die in zijn binnenste. Met de Predi-
kers der Puriteinen, met do Bisschoppen der
Engelsche kerk, die weinig meer dan verkleede ho-
vclingen waren, had hij gespot; van de strenge ver-
maningen der eerste had hij zich met toorn, van de
llauwe leeringen der tweeden had hij zich met
walging afgewend, en beiden had hjj huichelaars
gescholden. Maar dat kind, dat tegenover hem
stond, zonder schroom, maar ook zonder vermetel*
lieid, zondor een verzoek om de eeno of andere
gunst op de lippen, maar ook zondor stichtelijke
lessen die van buiten schenen geleerd, dat kind
kon een dweepster zijn — on zoo zij hot ware dan
was zjj eon schoone •— maar zeker geen huichela-
resse. Hjj was er verre van, haar in hare reinheid
te huldigen en te waardecren; bij wijlen, en dik-
wjjls genoeg rees de gedachte nog bij hem op, dat
zjj een volleorde intrigante was, want, aan een oer-
baarheid en een deugd, waarvan zij blijk gaf, kon
hjj niet gelooven. Maar al ware zjj ook wat hjj
haar dikwijls dacht al bedroog zij hem ook, zoo
als allen hom bedrogen, toch nam zjj den schijn
aan van het anders te zullen doen. Hij was voor
het oogenblik verzadigd van de wulpscho omar-
mingen van Barbare, Palmors; hij had een soort
van vrees opgevat voor do koele, spilziokc, scherpe
Louize de Quórouaille: hjj vond eeno geheel nieuwe
verschijning in Mary Hollis.
Schoon hjj het zich niet bekennen wilde, onder-
ging hjj reeds haren invloed. Als hij soms met
haar was, dan had de galanterie slechts weinig
deel aan het gesprek; dan was dat zoo ernstig ge-
tint dat «de dolle Will" er over gegrinnikt zou
hebben, ja geschaterd van lachon. Maar do dollo
Will kon thands zijn lach niet doen hooren; hjj
lag nog altijd op de donzen kussens en kon den
gewonen invloed niet uitoefenen. Misschien dat
zjjne afwezigheid den invloed van Mary wel zoo
snel deed toenemen. Karel Stuart was alléén en
somber gestomd. Hoewel hij meestal nog somber-
der van hot bezoek der doerne terugkeerde, hoe-
wel hjj .dan met gewold den invloed bokampte, die
hem neerdrukte, hoewel hjj dan oogenblikkcn kende,
waarin hjj zich voornam de zwarte bootolinge —
zjj had zich sedert \'s vaders dood in het zwart
gekleed — niet terug te zien en in de dolzinnigste
vermaken verstrooïng te zoeken, toch voelde hjj de
neiging telkens terugkeeren om haar weder te bo-
zoeken, weder te hooren spreken, wedor woorden
te hooren, die hoe langer hoe meer een echo in
zijn binnenste verkregen. Het was geschied, dat
hij plotseling zijn voornomen om een banket aan
to richten prjjs gaf, zich in zjju kabinet nedorzotto
en zich herinnerde, dat zjj hem gesproken had
van den zegen, van de zieleruste, die een nuttige
arbeid kon aanbrengen. Dau liet hjj de Sekreta-
rissen van Staat roepen en beproefde tot aller ver-
bazing over Staatzaken te spreken, hetgeen hjj
echter spoedig staken moest, daar hjj er geen bo-
lang in stellen kon. Dan liet hij zich voorlezen
om to beproeven of dat hem eeno uitspanning be-
loofdo en als hij weldra het boek weder sluiten liet,
dan voelde hij behoefte om met dat kind to spre-
ken en... nieuwo kracht te gaan opdoen.
Na het vertrek van Mylady, die hem een oogenblik
zich zelven had doen vergeten, jegens wie hjj we-
dor had gesproken van feest te willen vieren, was
hjj nog wrovoliger gowordeu, on krulde een glim-
lach van minachting zjjne lippen. Hij had zoo als
wij vernamen dien ochtend willen werken, willen
lezen; hij had de deerne willen vergeten, maar na
Myladys vertrok hoorde hjj weder die zachte zui-
voro stem, zag hij den kalmen bolderen blik dier
licht-blauwe oogen.
Hjj stond op, om zijn Will to gaan bezoeken,
maar toen hij in den gang was gokomen wendde
hjj zjjne schrede naar Marys vertrek.
Daar zat zjj, het hoofd op do hand geleund, in diep
gepeins aan eon der venstors neer, terwjjl het hand-
werk, dat haar vingeren ontgleden was op haar
schoot russttc,
•Mary, laat ons saam wat praten!" hoorde zjj
oonsklaps naast zich. Zjj stond op en boog zich
voor haren Koning.
•Waar dacht gjj aan, Mary ?
•Aan het verleden, Sire!"
•En dat verleden was zeker vroljjk on bljj, vro-
ljjkor cu bljjder dan het heden, anders zoudt ge
daar niet aan denken. Een geringe vergoeding,
niet waar, en eon magere spjjs, als ge op het
genot van het verleden moet teren ?"
•Ik geloof, Sire! dat wjj het best doen, indien
we hopen op do tookomst, en midderwjjl verrich-
ten wat onze hand vindt om te doen. Uwe Ma-
jesteit ziet or vermoeid uit. Heeft zjj zich ook
teveel ingespannen?"
•Ik heb daarvoor gezorgd, kind! Ba, die muffe
papieren en dio eentonige geschiodenissen 1 Als
Mylady de Castlemaine mjj niet had opgezocht,
zou ik mjj in mjjn doodkist, die ik in de laatste
dagen mjj heb laten maken, te slapen hebben
gelegd. Mylady de Castlemaine is een schran-
dero innemende vrouw, vindt ge dat ook niet?\'\'
De Koning wachtte haar andwoord; het scheen
dat hjj haar oordeel over Mylady wilde verne-
mon.
•Ik geloof, dat Mylady zeer schrander is en zeer
goed, ten minste voor mjj."
•Waarom voor u alleen, Mary?"
•Ik geloof, voor velen... maar toch niet vooral-
Ie u," voegde zjj er na eenige aarzeling bij. Zjj
-ocr page 223-
I
MARY HOLLIS.
301
•Van mij ? Op dat punt ben ik de nederigste mijner
onderdanen."
• Volgens mjjn gevoelen is het zich onthouden van
alle vermaningen juist geen bewjjs van nederigheid,
evenmin als het geven er van er een van trotsch-
hcid is."
•Niet? Wat is hot dan naar uw gevoelen?" en
bjj het uitsproken van het laatste woord kon hjj
zich niet onthouden om de deftigheid van dat
woord even te glimlachen.
• Het zou oen toekon kunnen zjjn van een weinig
godvruchtig hart, van een hart, dat de plichten
vergoten had, die de (\'hristeu jsgens zijn Heer heeft
te vervullen."
• Ik dank u."
De Koning wendde zich gekwetst af en scheen
met de oogen de kleuren van het behangsel te
tellen; hij voelde zich beleedigd, en toch kou hij
dat kind niet verlaten.
• En ik dacht, dat ik u zoo vele vermaningen
gegeven had!" zeide hjj eensklaps. Het mocht een
bewjjs zjjn dat hjj den gang der redeneering bjj
zich zelven was nagegaan, terwjjl hjj zoo onver-
sehillig voor zich uitstaarde.
• Ik ontving zo, Sire! dóór of liever in u. Wat
is, zoo als de waereld het noemt, macht, zouder
de kracht, die de geest Gods geeft: wat is verstand,
zoo het oog van de ziel gesloten is?"
• En dat leerdet gjj door mjj?... Stoutmoedig
kind!" riep hij uit, en het Hetsche oog tintelde
een oogenblik van toorn.
Mary hield hare oogen altijd nog nedergeslagen
en vervolgde: «Pracht en weelde en ledigheid voe-
den de begeerlijkheden en ondermjjuen de krach-
tigsten eu maken de verstaudigsten dwaas, en doen
de 8taandou vallen. Menigeen op wie thands een
steen wordt geworpen zal wellicht met een onschul-
dig hart den drempel van dit paleis overschredou
zjjn... Ik beschuldig niet, Sire! on ook gij moogt
het niet doen!"
. Welk eene tegenstelling vormde hare deemoedige
houding en hare vermetele woorden! Karel Stuart
had eerst eene scherpe bestraffing, toen het woord:
waarom? op de lippen, maar beiden werden terug-
gehouden.
Zijn onwil klom echter door den dwang dien hjj
zich oplei. De laatste woorden door haar gesproken
hielden wél eene beschuldiging tegen hem in. Zijn
paleis was in haar oog de slachtbank der onschuld,
do verzamelplaats van al wat onrein was...
•Trotsche, hoovanrdigc deerne! wat doet u dan
toch bljjvon aan dit hof, dat gjj schildert als het
rjjk van Satan? In plaats van uw goed geluk te
zegenen, dat u in een kring voerde, waarvan gjj
hebt mogen droomen, maar waarvoor gjj niet zjjt
geboren, gaat ge de plaats, die gij door een toeval
inneemt, verspelen? Zijt gij \'dan niet bevreesd te
vallen, of weet ge, dat u een paar krukken of lie-
ver ii een paar vriendenarmen ter dienste staan ?
De bede, die ge mjj hadt te doen, is immers ver-
vallen door den dood van uw vader, wiens evenbeeld
kon hare meoniug niet verbloemeu;
zij zou vrec-
zen een logen te spreken,
«Waarom niet voor allen, Mary?"
De deerne dacht na als peinsde zij er over hoe
het duidelijkst zich te uiten. Zij begreep wat zij
zeggen wilde, maar zij kon er de; juiste vormen nog
niet voor vinden.
»lk geloof dat er ziju, Sire! die bjj elke hunner
daden luistoron naar de stomme Gods, dio er
spreekt in de Schrift en in het hart, en die by
hot verkeer met Mylady eene berisping van die
stem zouden vernemen. Het voegt mij niet, Sire!
Mylady te heoordoelen, wier... bescherming ik ge-
niet."
•Mij dunkt dat gjj reeds bezig zijt in het vor-
oordeelen wat nog erger is dan het beoordeelen,"
merkte Karel Stuart aan, dio in de wjjze waarop
Mary over de Castlemaiue sprak, eene berisping je-
gens zich zelven meoude te hooren. Hij had met
die vrouw verkeerd, en dat verkeer werd door de
stemme Gods, zoo als zij het in hare vroomheid
uitdrukte, afgekeurd.
• Ik gebruik do maat, Sire! die het Evangelie mij
in handen goeft, alleen voor mjj zelve... Ik werd
echter gevraagd om te doen kennen wat ik geme-
tou had en ik moest andwoorden."
Ja, juist; zoo zijt gij immers allen. Do honig op
de lippen en do gal in do keel! Gjj wildot niets au-
ders dan goeds van Mylady mededeelen, eu ik
dwong u om niets anders dan slechts te zeggen,
hé? Ik dwong u, om onder den schijn van ver-
schoonende liefde de zondige zuster een gelapteu
mantel om te hangen, die hier en daar een duch-
tige scheur hoeft. O die lieve vroomheid, en die
christelijke liefde!"
Karel was bitter; liet was of hjj het Mary weet,
dat hjj zich zoo somher gestemd gevoelde on of hjj
er behagen in schiep, in de deerne niets dan oen
lage intrigante te zien.
Mary zag den Koning zacht verwjjtond aan. Zij
had hem nog niet in die luim aangetroffen. De blik,
dien zjj op hem wierp, scheen bestemd om in zjjn
hart te peilen, en da oorzaak van zulk eene go-
moedstemming op te sporen.
»De christelijke liefde, Sire! bedekt alle dingen
en vraagt daartoe geen geschcurdeu mantel; zjj
kan echter geen ding veranderen on de logen niet
doen verkeeren in waarheid. »\\Vjj struikelen allen
in velen," zegt de Apostel, en daarom voegt het
ons niet elkaar te voroordeelen; maar wjj kunnen
allen kennen wat güi\'d is en wat God bogeort,
en daarom voegt het ieder onzer elkaiir te ver-
manen waar hjj dreigt af te wjjken of aireede af-
geweken is."
»Ik dank u dan zeer voor de vermaningen, die
ik van u ontvang, kind!"
»Ik heb dat niet gewaagd, Sire! maar de waar-
heid Gods koos mjj misschien tot haar nietig werk-
tuig. Ik dacht echter, Sire!" — en bjj die woorden
sloeg zjj de oogeu neder — »dat i k veeleer ver-
maningen ontvangen had van u."
-ocr page 224-
MART HOLLIS.
HOL\'
dat wij dat alles doen en hem in onze gebeden ge-
denken? zoo vraagt dat volk. En dan klinkt er
een stem «die het andwoord geeft: He Koning
viert feest in zijn paleis en het is niet om zieh te
verheugen in het aiuisehjjn van haar. aan wie hij
zich vooi- het oog van (tod heeft verbonden, en ter-
wjjl hij feestviert gaan des Konings knechten uit,
om de ongelukkigen te vangen en te binden, die
God willen dienen in geest en in waarheid; en zoo
volgt do dag op den nacht en de nacht weder op
den dag en de Overheid, waaraan ook de Koning
gehoorzamen moet, wordt zelfs niet aangeroepen."
»Nojr zal bet niet gezegd worden, dat een kind
mij bebeerscht door hare zotte dweeperijen!" riep
de Koning uit. »Ik hoop uwe prachtige droomen
weldra verstrooid te zien. Kene sehoone roeping
voorwaar! Den Koning te bekeeren on te overtui-
gen, dat hij moet worden als den boer achter een
ploeg of als een verjaagde non-konformist, wien
de aard een gruwel is, omdat hij er niet meer op
rogeeren kan zoo als zjjn vaderen eens deden, na
een Koning te hebben vermoord! O ik zal u een
heerlijk schouwspel bereiden: gij moogt het van
verre genieten. Ik zal mjj niet met asch bestrooien,
zoo als gjj het wenscht, mijn kind! Van avond
noodig ik u uit om uwen aanstaanden heilige te
zien... Van avond zal ik voor u bidden, ik en
mijne Edelen!"
•En dan, Sire?" vroeg Mary koud.
•Morgen avond en overmorgen en zoo lang..."
• Kn dan, Sire?"
•Dan, dan ? Heb ik de macht niet om te gebie-
den over hetgeen Engeland heeft? Een dwaas, die
een kroon niet zóo wichtig vindt om haar meer
dan noodig is op het hoofd te zetten. Overmorgen
ga ik ter jacht."
•En dan, Sire!"
• Dan zullen we zien !"
•En als alles is genoten, wat dan? Als het
i hoofd duizelt van zwakte en het zich buigt en de
rug zich kromt, wat dan? En als God u op het
ziekbed werpt en de dienaars verre zjjn on het laat-
ste uur slaat, wat dan, Sire, wat dan?"
Hij kon den invloed, dien hjj tot dusverre be-
streden had, niet moer weerstaan; hjj kon den
«pottenden lichtvaardigen toon niet weder doen
hooron ; hjj moest het masker doen vallen.
• Dan, dan?" stamerdo hjj zacht* »Ga weg van
mjj!\'\' zeide hjj hnar met de hand heen wenkend;
maar zij bleef staan en hem aanstaren en hjj na-
derde haar weder en vatte zelfs hare hand. Hjj
Huistcrde haar toe en liet baar daarbij zjjn voch-
tig oog zien: »Ik zal er over denken: go zjjt een
goed kind! maar te somber, om voor mjj te zjjn wat
ik misschien wenschte. Vaarwel, Mary! ik vergeef
u wat gjj mjj zeidet."
Was dat do indruk dion zjj gemaakt had? »Was
dat lichtvaardig hart niet te bemachtigen V" vroeg
Mary zich af toen zij alleon was. Het hoofd boog in
diepe verslagenheid neer. De Koning had zoo me-
nigmaal bljjk gegeven haar te willen hooren en nu
gjj zeker zjjt? En toch biyft gij, en zii\' ">et hc_
vreesd voor de macht en de weelde, die mij heb-
ben verdorven. Zou liet ook zijn, omdat gij zo
zelve nog hoopt te verkrygen? Maar gjj slaat daar-
toe den verkeerden weg in. Wat men hier vcrkrygt,
verkrijgt men door mij, door mjj alloen, en ik word
juist niet aangenaam gestreeld door uwe liefderijke
opmerkingen. Het is waar, gij zijt een geheel nieu-
we verschijning voor mij, maar de nieuwheid, die
gjj ten toon spreidt, zal mij spoedig verzadigen.
Wees dus gewaarschuwd!"
• Ik kan niet anders zijn dan ik ben, en ik zou
het ook niet willen, indien het van mjj verlangd
werd om menschen te behagen. Ik heb eene roe-
ping aan dit hof te vervullen, en ik zal die trouw
zjjn zoo lang ik kan."
•En welke is die ?"
Mary zweeg. «Welke is die?" vroeg de Koning
nogmaals. »()eh, ge zjjt niet beter dan alle anderen. |
Onnoozele, durft gij het niet bekennen? Allen, die i
hier wonen, geven ook voor eene roeping te heb-
l>en en waarlijk niet ten onrechte; slechts weten
zij het niet zoo deftig te zeggen. Wil ik u de be-
kentenis eens gemakkelijk maken? Qjj woont nu
in éen der vertrekken van Mylady de (\'astlemaine
en gij begeert ze alle te betrekken; gij moogt van
tijd tot tjjd, als ge eens zeer onderworpen aan My-
lady zijt. de diamanten van deze zien, on verlangt
ze te bezitten, om ze altjjd te kunnen beschouwen
on ze ook van tijd tot tijd te dragen. En dan zult
gij ook niet te wreed zjjn jegens den Koning, zoo
hjj slechts eerst voor u heeft weten te buigen; want
men weet dat men niet onbevallig, ja zolfs zéér be-
vallig er uitziet. Dat is uwe roeping, niet waar,
mjjn kind?"
•Neen, Sirol daarvoor behoede mjj God!" zeide
zjj met kracht en het oog opheffend.
Zjj had die verzekering niet noodig: hjj geloofde
het ook niet, al deed hjj hot zoo voorkomen. Hjj
wilde in haar een zondares, hjj wilde in haar een
geljjke zien van de vrouwen die hem omringden,
want zij was schoon eu )>evallig en nog eene fris-
sche bloem ; maar hoe hjj ook weerstreofdo, do over-
tuiging van het tegendeel vestigde zich meer en
meer.
•Maar welke is dan uw roeping? Toch niet om
mjj te bokceren, om van mjj oen heilige naar uwc
opvatting te maken?"
•Misschien is ook dat mjjne roeping, Sire!"
• Ha, ha, ha!" lachte hjj gedwongen. «En zulk
een heilige ziet er uit als een rondkop? Ik bljjf
liever een zondaar, een kavalier."
Mary scheen die woorden niet gehoord te heb-ben, want zjj ging voort: «Misschien heeft Godde Hoer mjj hier heen gevoerd, mjj, arm on gesla-
gen kind, mjj een kind uit het volk, om don Koning
namens dat volk te sproken... Het werkt voor
het dageljjksch brood on het moet een deel er van
goven aan den Koning: het moet werken voor vrouw
en kinderen; het moet den wil volbrengen van de
overheid die over hen gesteld is. Weet onze Koning,
-ocr page 225-
MARY HOLLIS.
803
zij gesproken had zoo als zjj bet moest, zeide hij
haar dus vaarwel. Het was zulk een grievende
teleurstelling! Zij zou zieh zalig hebben geprezen
in (iods hand hot middel ter bekeering te mogen
zijn. Bij die gedachte zwoegde soms haar boezem.
Was dat hart toen zonder hoogmoed ? Was dat
hart dan toen nog zoo heilig en onschuldig, als in
Hallam, toen het hare grootste vreugde was haren
vader de rimpels van het voorhoofd te vagen, en,
haren speólnoot te leiden en.... zoo dikwijls te
dienen? Ook zij was menseh en moest gehoorza-
men aan de algemeene wetten der menscheljjke na-
tuur: ook zij had wonselion, begeerten, en harts-
tochten, die hij het leven in den schoot der natuur
hadden gesluimerd, maar thands ontwaakten, even-
wel ontwaakten met de edele aandoeningen waar-
voor zij vatbaar was. Ja, het was een gevoel van
hoogmoed als zij dacht te zullen triomfeeren, maar
haar triomf zoude zijn over een verdwaald en aan
de zonde overgegeven hart. Dat zij zich echter
bowake! Dat zij den maatstaf, waarvan zij ge-
waagde, voor zich zelve leere bezitten, want do ver-
zoeking is aanstaande. De nederlaag toch, die zij
dacht geleden te hebben, was werkelijk een zege-
praal.
Zij had het misschien kunnen opmerken als zij
Zijne Majesteit op den terugtocht had kunnen ga-
slaan. Hij schreed in gepeinzen voort, somber, som-
herder dan hij gekomen was on betrad den drem-
pel van zjjn kabinet. »En dan, en dan?" prevelde
hjj. Hij wierp zich neder in den zachten leunstoel
en bleef voor zich zien, maar rees plotseling op en
zeide: »Ik wil liet anders." Daar werd hem een
briefjen gebracht van de Hertogin van Portsmouth,
die hem bjj zich opontbood. »Och, laat mij ge-
nade vinden in uw oogen, o mijn Ahasverus! en laat
de blik van de trotsche Vasti uwe Esther niet lan-
ger vernederen. Mordechai is bij mij, o verheven
Ahasverus, zoon van do zou en beheerscher dor
waereld, vader uwer onderdanen on zelfs van ve-
lon in dubbelen zin! Ik beef en sidder, terwjjl ik
dezo schrjjf, want mij is gezegd, dat ge ergens een
pottebakkerskind hebt govonden, een der slavinnen
van Vasti, on dat go met dat kind over do ge-
heimen dor pottebakkerskunst bij zon- en maan-
licht spreekt.
Ik kun niet meer: mijn tranen stroomen.
\'k Vergct-t mijn rol vim Bether eohier:
Och, Hpood u toch tot mij to komen:
Spoed u; — «Ie juwelier Ih hier!"
Karel wierp het bricfjon van zich. Hot beold
van Louize plaatste zich naast dat van Mary en
het was of gene den aanblik van deze ontvluchtte
of de ongel van den boozo vlood voor den engel
des lichts.
»Ba, hoe smakeloos!" mompelde hij, terwjjl hjj
den voet zette op het weggeworpen papier. »Zoo
ik vrede maakte met mijn Parlement, dan zou ik
haar kunnen ontboren..." Hij schelde en de ka-
merheeren sneldon aan. «Van avond gaat het aau-
gekondigde feest niet door. Ik voel er mjj niet
toe opgewekt. Roep Lord Schaftsbury en laat nie-
mant anders toe."
Lord Shaftsbury wilde hij spreken; hij wilde
alleen zijn! En dan...? En dan.,.?
VI.
Er gebeurden tusschen Windsor en Marlow din-
gen, die de pachters de hairen to berge deden rij-
zen. De winter was reeds zoo streng, als hij zich
in geen jaren had getoond en de armen hadden
reeds zoozeer gebrek aan het noodige. Het mocht
getuigd worden, dat de meer gegoede pachter den
minderen dagloouer van het zijne gewillig gaf,
maar de aalmoes mocht den nood lenigen, dien te
doen ophouden vermocht hij niet... En hjj die
winterkoude voegde zich nog een andere vijand!
Een arme veofokker in de omstreken van Marlow,
wiens eenigo hoop op het twintigtal schapen be-
rustte, die hij nu, bij de overvloedig gevallen sneeuw,
slechts met moeite nog kon voeden, maar met in-
spanning van alle krachten in het loven hield,
daar zij hem tegen het voorjaar eeno voor hem rijke
winst beloofden, zag in éeu nacht al zjjn hoop ver-
dwenen. zag zich tot den bedelstaf gebracht, \'s
Avonds had hij do kooi — eone uit oud hout ge-
bouwde stalling, zoo zwak dat, bij elke eenigzins
hevige windvlaag, de reeds hinkende loots dreigde
in to vallen — \'s avonds had hij haar nog geslo-
ten en de schapen nog helpen voorzien tegen den
schrillen Oostenwind, die door reet bjj reet been-
blies, en \'s morgens vond hjj do deur opengebro-
ken, de sneeuw rood bevlekt en bestrooid met vlok-
ken wol, en daar binnen vijf zijner kleiner kudde
met afgebeten kop of opgescheurde buik. Van de
vijftien overige, die hjj na lang zoeken her- en der-
waards verstrooid terugvond, waren er nog verschei-
dene verminkt, gewond en zieltogend. Wio had de
schuld aan die slachting? Men verdiepte zich in
gissingon; men begon te betoogen dater aanleiding
bestond om aan de omzwerving van een verschrik-
keljjk godiorto te goloovon, en die onderstelling werd
ondersteund, ja gestaafd door het voorval van slechts
weinige dagen later. Een knaap van drie jaren, be-
zig in het nabij liggend bosch oenig hout to sprok-
kolon met zjjne moeder, die zich echter eenige
schreden van hem verwijderd had, werd plotseling
aangevallen door oen grooten hond. Op hot angst-
geschroouw van hot kind kwam de moodor aansnel-
lon en hoewel dezo geonerloi wapen bezat viel zjj
het wilde beest, dat gloeiendo oogen had, mot een
stuk hout bjj het sprokkelen gevonden aan. Geen
soldaat, al schemert de ofticiorsrang ook in het
verschiet, streed zoo moedig als de zwakke moeder
voor haar aangevallen kind. Het dier had don knaap
losgelaten, maar wierp zich op de vrouw on greep
haar rechter arm in zjjn bok on doed het gebeente
kraken bjj den beet van zijn scherpo en sterke tanden.
Daar naakte eindeljjk do redding. Ophethulpge-
-ocr page 226-
M.VRY HOLLIS.
804
schrei kwameu eenige boeren aan, eu by hun ver-
schijnen luim hut dier de vlucht. Een hunner zag
hem in het boscli verdwijnen; het was een der
uudsten, die meer strenge winters liad bjjgewooud
eu hun thands wist te vertellen, dat de schrik der
omliggende dorpen geen dolle hond was, maar een
reusachtige wolf, uit het Noorden opgejaagd door
den honger, die hem stouter en stouter maakte en
zelfs ejn aanval op mefuchen wagen deed. Het
gerucht, dat zulk een dier in den omtrek kruiste,
werd algjmeeuer eu algemeener, werd steeds ver-
breid, en de ongelukken, door het monster te weeg
gebracht, niet weinig vergroot. Eeuige \\tndsquires
hadden ecu samenkomst bepaald en daarop besloten,
dat er eeuo algeuueue jachtpartij zou gohouden
worden. De dag was reeds bepaald, toen er bevel
kwam van het hof, de jacht nog een paar dagen
te verschuiven, daar Zjjno Majesteit waarschijnlijk
daaraan deel zoude nemen. Toen dat vernomen
werd, kwameu de loyale sqttkta nog eens bjjeen
en verzekerden elkaar, bij het overvloedig genot
van ale en porter, dat de tegenwoordigheid Zyiier
Majesteit de grootste eer en het grootste geluk was
dat hun te beurt koude vallen. Zjjne Majesteit was
toch een vader voor haar volk, zoo riop er een, en
zjjno redeneering vond dadelijk ingang. Zijne Ma-
jesteit toch wilde in eigen genadigcu persoon den
vijand van eeuige Zjjner onderdanen komen be-
strijden, eu achtte niet het gevaar daaraan verbonden,
ȟod zegene onzen goeden Koning !" klonk het van
alle kanten, en het gejuich overstemde de opmer-
kingen van sommige der pachters, die van \'s Ko-
nings voornemen hadden gehoord en half luide mor-
den: »IIjj is ons ook wel wat schuldig voor al het
geld, dat wij hem opbrengen.
Maar beiden — squirt» en pachters — oordeelden
verkeerd over de beweegredenen van \'s Konings
besluit. Zyne Majesteit, hoe goed eu genadig ook
voor velen zijner onderdanen, had er niet aan ge-
dacht, om haar gezalfd hoofd voor het heil van
eenige boeren in gevaar te stellen, en zou wellicht
niet op het denkbeeld gekomen zyn, om don schrik
der omstreken te helpen verdelgen, zoo niet een
edelman, uit het gevolg Zijner Hoogheid, den Prins
van Oranje, namens zyn meester verlof had ge-
vraagd, om aan de wolvenjacht te mogen deel ne-
men. Het zou Zjjne Hoogheid, die een hartstochtelijk
liefhebber was, het genot nog vorhoogen als Zjjne
Majesteit in persoon den stoet aanvoerde.
Zjjne Majesteit gaf eerst wel ten andwoord, dat
hjj zyn Neef aan dergeljjke vermoeienissen en geva-
ren niet wilde blootstellen, dat hij niet wistofzjjn
Neef, hoo hartstochtelijk liefhebber ook, wel de
kracht had uren lang te paard te zitten; maar gaf
toch by eon vernieuwden aandrang toe en voelde
toen plotseling de begeerte weder by zich ontstaan,
bil den kamp tegen het ondier tegenwoordig te
zy\'n. Zulk een jacht zou werkelijk eene verpozing
zyn, en naar zulk eene verpozing haakte hjj vooral
na het laatste onderhoud met Mary. Het genot dei-
jacht zou zy toch niet afkeuren, neen, zjj zou bet
toejuichen, vooral als hjj haar vertelde, dat hij het
deed om den wille der arme verschrikte boeren.
Op een prachtigen Decemberochtend verzamelde
zich dan ook in den tuin van AVhitte-hall een stoet
ven Edellieden, die het besluit Zijner Majesteit
van harte toejuichten en er oen terugkeer tot het
vroegere en bljjdo leven in hoopten te zien. In geen
tien dagen was er speelklub in White-hall geweest:
de levers, die gehouden moesten worden, werden ge-
houden, maar hoe ? Er werd niet meer gesproken dan
noodig was, en zoodra mogeljjk keerde Zyne Majesteit
terug naar haar kabinet. Iu plaats vun schoone
vrouwen, kou men in de gangen de Sekretarissen
van Staat ontmoeten, wien mede de verveling eu
het verdriet op het gelaat stonden geschilderd,
want de vroegere meester iu naam scheen er een
inderdaad te willen worden.
•Zyn Majesteit," had Arlington verteld, «hoorde
mij geduldig aan, toen ik sprak over de brieven
aan onze gezanten te schrijven. Toen ik de ont-
vangeu rapporten op haar bevel ging voorlezen,
kon Zyne Majesteit zich echter niet bedwingen en
vloog op, maar, na eenige oogenblikken nagedacht
te hebben, ging zjj weder zitten, en luisterde tot
den einde toe. Zyne Majesteit zou haren tijd aan-
genamer kunnen besteden."
(\'lintou en Louderdalc spraken niet anders. De
eerste was geroepen en had in het kabinet Zijner
Majesteit Lord Shaftsbury gevonden, die bezig was
Karel eenige papieren met ejjfers overdokt te laten
inzien, en Karel had aandachtig op do hiëroglyfen
| toegezien. Zijne Majesteit had zelfs met hem ge-
l rekeud, om den staat der tegenwoordige schulden
op te maken en had zich zelfs verwaardigd te gaan
aftrekken, vermenigvuldigen, optollen of deelon.
• En Shaftsbury scheon in hooge gunst," zoo be-
sloot (\'tinton met beteekenis, waarna hy de schou-
ders optrok eu van een luim gewaagde, die spoedig
voorby zou zijn.
•Men weuscht wat men hoopt!" had er een
toeu gcandwoord. «Hot kwaad zit dieper dan ge
denkt. Hut is wodor een vrouw..."
• Des te beter!" werd er glimlachend verzekerd.
Om de meest verschillende redenen, maar met
hetzelfde doel wenschten zich allen dus geluk, toeu
de (marden hinnikten en trappelden op het plein,
en Zijne Majesteit in de elegante jagersklcedy: zwart
fluweel mot bont, nauwsluitend om het ljjf, van
hetwelk het don buvalligen vorm liet zien, zich iu
den zadel zette. Hy was bleek. Met do gewone
vriendelijkheid eu voorkomenheid groette hij allen,
maar zyn gelaat stond toch strak. De fiere hengst
knabbelde op het ijzeren gebit en deed do vlokken
schuim langs do breedo borst stuiven; hjj trappel-
de van ongeduld en groef in de sneeuw en woelde
haar om, en Zyne Majesteit strookte niet den sier-
lijk gebogen nek, maar zette alleen de sporen iu
de zyde van den viervoet, toen allen zich in bewe-
ging zetten. Buiten Londen gekomen, vormde de
stoot een heerlijk schoon schouwspel te midden
van het prachtige natuurtafereel. Een wit donzen
-ocr page 227-
MARY HOLLIS.
305
kleed overdekte de aarde; de bosschen baddea het
groene lover reed» sinds lang verloren, maar moch-
ten thans bogen op een wit gebladert, dat als fjjn
kant om de twijgen geslagen was. !>«• gryze mist,
die in du nanacht op du aarde was neergezegen,
trok thands op, als wure bij een half doorzichtige
sluiur, die voor hot vergezicht hing, en de gouden
stralen der zon tintten het uitspansel donker blauw
en het sneeuwveld purper. Maar het landschap,
hoe prachtig ook, zou den eenzamen wandelaar
door de doodsche stilte somber hebbeu gestemd,
zoo daar niet het geluid van muuschenstcmmen,
het dol\' hoefgetrappel, het vroolijk gehinnik van
paarden, het gebas van honden was vernomen.
Keu bonte stoet daalde ginder van den heuvel
neder; de pluimen wapperden op de hoeden, du
scherts dartelde op du lippen. De plaats van ver-
zameling was even buiten de stad aangewezen.
Dorwaards had Hugh zich met zyno leerlingen bc-
geveu en was ook de Prins van Oranje met eenige
Heorou van zyn gevolg gereden. Hugh had zijn
buste wambuis aangetrokken, de roodu haneuveder
aan zijn hoed gestoken en den ouden vaak beproef-
di\'ii en goed geslepen hartsvanger aan de heup
gegespt. Hoe gehoorzaam zijne leerlingen anders
ook waren, thands toonden zij zich weerspannig,
en hadden hij en zijne dieaaars al hun gezag noodig,
om Diana en Myrinadon, Jove, Castor, en Cerberus
in den band te houden. Het was, of zij het wild
roken zoo rekten zy den kop uit, zoo repten zij de
poten, terwjjl zy in een oorverdovend gebas elkaar
hunne gewaarwordingen mededeelden of tot den
aanstaanden strijd aanmoedigden. De Prins was
met du zijnen door dou Engelschen stoet met alle
bowjjzuu van eerbied outvangen, en, wonder was
hot, geene dor gewone opmerkingen werd onder de
Edellieden gehoord. Zyno Hoogheid had wel uiut
du sierlijkheid Zijner Majesteit, maar scheen toch
het boersche in zyne houding te hebben afgelegd.
of, als hjj te paard reed, het te kunnen verbergen.
Op dat oogeublik toch was hij gehuel anders dan
gewoonlijk. Hjj bereed een vurig ros, dat hem
als een veder droeg en als een slaaf gehoor»
zaamde. De sporen schenen niet gebruikt te wor-
den om den gang te verhaasten, de teugels niet
aanwezig, om de vaart te vertragen of de luimen
van den krachtigeu viervoet te beteugelen. Het ros
schoon aan dou rijder te bchooren en éen met hem
te zijn. En, welk ocne verandering! het Hoofd
stond fier op den slanken hals, niet door bont of
zijden doek tegen do koude gedekt; een glimlach
vervrolykte het gelaat, en de hand wuifde Zijne
Majesteit zoo ongedwongen het welkom toe, als
kwam de groetende buiging van Buckingham. Zy-
ne Majesteit scheen verrast en ontveinsde het
niet.
•Ge zijt een goed ruiter, Neef! maar, alsof de
zadel u geheel doet verkeeren, een onvoorzichtig
jager! Damper!" riep hij tot een van Hughs die-
naren, «breng eens een plaid. Hang dien om, Neet\'!
want ge zijt te licht gekleed."
•liecn nood, Oom! Zou Uwe Majesteit het sein
uiet geven om op to rukken?"
•Hoe voortvarend!" zeide de Koning glimlachend
over het kinderlijk ougeduld zjjus Neefs. »Oe zult
nog tijd genoeg overhouden."
Hou de knaap van twintig jaar kon guuiotuu zelfs
bjj het vooruitzicht van het genot! Eu hij! Het
was waar, du nuvoluu trokken ook voor hum, even
als daar ginder over hut sneeuwveld, op. Er was
iets versterkeuds in dien kouden frischeu dampkring,
iets verkwikkends iu die vrolijkheid rondom hem;
ja, hjj begon te vergeten wat hem drukte; hjj begon
zelfs meer kracht te gevoelen, om to verrichten wat
hjj zich had laten dwiugen te doen.
De hoorn werd gestoken en de stoet stelde zich
in beweging. Hugh toog aan de spits met de
: lieveling Diana; Damper en du andere knechten
I volgden met do overige honden. Daarop kwam een
deel van \'s Konings en \'s Prinsen guvolg, lachende
un schertsende, en vervolgens Zijne Majesteit en
Zijne Hoogheid, die met elkaar een druk gesprok
voerden; de stoot werd gesloten door Edellieden eu
eenige bedienden der spjjskamcr, die belast waren
de noodige ververschingen mede te voeren. De
Edellieden voor eu achter de beide vorstelijke perso-
uaadjes lieten bescheiden eenige ruimte open, ten
eiude het onderhoud niet te hooren, dat thands ge-
voerd werd, ofschoon zij er zoo gaarne naar hadden
wenschen te luisteren.
De Prins van Oranje had in de laatste dagen
geene oflïcicuse bezoeken meer gebracht en geen
bljjk gegeven, dat hij de veranderiug iu \'s Konings
gezindheid ten zijnen aanzien, na hot guhoudcu ge-
sprok met de Hertogin van Portsmouth, bespeurd
had. Lord Arliugtou was hem komen bezoeken en
had hem medegedeeld, dat Zijuo Majestuit buvolun
had om do eerst buschikbaru gulden, tot uuu bedrag
van honderd duizend pond sterling, voor Zijne Hoog-
heid te bestemmen, en dat Zijne Majesteit het ln-
sluit van het grootc zegel had doen voorzien, waarbij
Zijne Hoogheid opgenomen werd iu de orde van dun
Kouseband. Zyne Excellentie verzekerde dat deze
gunst, iu zich zelve reeds groot, nog verhoogd werd
door de redenen, welke Zyne Majesteit hadden be-
wogeu haar te vorleenon, daar het geschied was
uit aanmerking der buitengewone capaciteiten van
Zijne Hoogheid, die zyno Majesteit had geleerd op
bare hoogu waardo to schatten.
Zyne Hoogheid had toon diup gebogen en had
zyne hoop niet ontveinsd van spoedig uuuige gelden
beschikbaar te zien, waarna hij zich in do blijvende
guust eu bescherming van zijn Oom aanbeval. Hij
stelde zich geheel tor beschikking Zijner Majesteit,
had Zyne Hoogheid er nog bijgevoegd, welke woor-
deu door Mylord Arlington d<>or eun veelbeteuke-
nend hoofdknikkeu beandwoord werden. Sedert
dien tyd werd de Prins van Oranje overladen met
bewijzen van gunst eu beleefdheid. Hij werd uit-
genoodigd tegenwoordig te zijn bjj den doop van
de dochter van den Hertog van York, het kind,
dat voor weinige dagen door de bijkans stervende
2U
-ocr page 228-
MARY HOLLIS.
:;oi;
Hertogin was tor waereld gebracht: hij word
door Mylord Arlin^toii ten middagmaal gcuoodigd,
die de beleefdheid liad Zijne Hoogheid na liet diner, [
in plaats van o|i (.•ene of andere tooneelvoorstelling, |
hij welke do gast toch in slaap zou zijn vallen, op een j
i dioratna van de Kerk van Haarlem, dat aller be-
wondering opwekte en iu dien tijd ouder de hoo-
jfere kringen veel opgang maakte, te onthalen. Al» ,
hij te zijnent het middagmaal gebruikte, dan kwam
het eêlste uit \'s Koningx keuken op zijn diseh. Zoo
groot werd het aanzien geacht, dat hjj hij Zijne
Majesteit verkregen had, dat verscheidene leden
i van den Geheimen Raad, of zij, die het gaarne
worden trilden, hij hem hunne opwachting maak-
ten, en er ouder de Edellieden vau \'s Konings huis
een luid geroep uitging over de groote capaciteiten ;
Zjjner Hoogheid, ofschoon zij ondeugend genoeg
waren elkaar in het oor te fluisteren, dat hetver-
horgene capaciteiten moesten zijn.
De hegroeting van heide bloedverwanten was de- j
zen morgen ook zeer vriendschappelijk geweest, en
i het begonnen onderhoud was dan ook zeer vertrou-
! welyk. {Iet ving van de zijde des Prinsen met eene
i dankbetuiging aan voor het ontvangen gumtbewya en
! werd vervolgd door \'s Konings verzekering, dat hy
het niemant liever dan zijn b-minden neef gunde. |
>Thands eerst hebt gjj uwe beschroomheid leeren |
• afleggen en kan nien u begrijpen," verzekerde Zijne
I Majesteit, met welgevallen op den ruiter naast zich
I ziende.
•Zjjt gjj ziek geweest. Oom?" vroeg de Prins
plotseling.
•Neen; hoe zoo?"
•Ik had u een bezoek willen brengen: mij werd
| echter verzekerd, dat gjj u iu uw kabinet hadt op-
gesloten en niemant ontvingt."
• Ik had gewichtige bezigheden."
•Er zijn toch geene slechte tijdingen uit Versailles
ontvangen V"
•Neen."
• Men zeido mjj dat Uwe Majesteit zeer drocfgeo»-
tig gestemd was."
•Herinner mjj dat niet. Het is gelukkig voorhjj.
Gjj moet toch óok kennis met haar maken. Het is j
het zonderlingste kind, dat ik ooit ontmoette, \\Vil-
lem! Vroom en strak als John Knox (*), maar
oven ondragelijk en vervelend, zoo zjj minder schoon
I ware. Gjj hebt nog nooit zulk een wezen ontmoet.
Nu, gjj kont ook nog weinig vrouwen, maar ik, dio
op dat veld van eer mijn sporen veroverd heb, ik
verzeker u dat baars gelijke niet bestaat. Zij zal
ii misschien nog beter bevallen dan de Qué- j
I rouaille, ofschoon ik geloof, dat u die toch is mede- |
\' gevallen. Roste Neef, ik benyd u bjjua dat laatste I
onderhoud met haar! Wjj danken het der Fran^aise i
dat wjj u mochti ii leeren kennen, niet waar?" De ,
Koning zag hem van ter zjjde aan en glimlachto.
•Ja, zjj is een schrandere vrouw,\'\' horuam do
Prins droog.
(*) D« lii-ki\'iiilf hervoraMr ran Sirtmtluml.
•Nu, nu, het, zal u toch niet spijten met haar
zoo vertrouwelijk gesproken te hebbeu . .? Maar
Neef! dacht ge waarlijk tegenover haar te kunnen
bljjven zwijgen? Zij is zoo fijn, hé, maar soms wel
wat vermoeiend!"
»Ik heb dat niet gemerkt, Oom!\'\'
• Hebt ge ooit fraaier voetjen gezien?"
»Ik heb er niet op gelet. Oom! Ik merkte wel,
dat zij te Versailles hoog in aanzien moet staan.
Oom, ik heb mij nooit tegenover wien ook verbor-
gen gehouden en dus ook niet tegenover haar.
Uwe Majesteit zal gehoord hebben, dat wjj over
het traktaat van Dover spraken?"
• Wat? Welk traktaat bedoelt ge?" hernam de
Koning snel.
• Dat door mijne Tante, namens den Koning vau
Frankrijk, met Uwe Majesteit gesloten is ter ver-
deeling der Republiek."
•Neef, hebt ge dat met haar besproken?" Zjjue
Majesteit verschoot van kleur en wierp onrustige
blikken om zich heen.
•Heeft de Hertogin van Portsmoiith u dat niet
verteld?"
•En wie heeft u van dat traktaat gesproken?\'\'
»zy."
•Onmogeljjk."
• Maar het verwondert mjj, dat zij het verzwegen
heeft. Zij heeft mij levens medegedeeld, welke
voordeelige voorwaarden Uwe Majesteit bedongen
heeft, ofschoon ik bet vreemd vind, dat Frankrijk
zooveel grooter leger dan Uwe Majesteit naar de
Geünieerde Provinciën zal zenden."
De Koning zag hem doordringend aan. Louize
had hem niets vau dat alles gezegd, en door dat
niot te doen had zjj hem toch niet willen bedrie-
gen, want zjj zelve verkeerde in den waan, niets
te hebben verraden daar de Prins toch reeds alles
wist. Zy had Zijne Majesteit dan ook alleen me-
degedeeld dat de Prins zich verklaard had. Wat
Karel thands hoordo moest alzoo zijn verbazen ten
top voeren,
• Nu gij alles schijnt te weten, bon ik van de
moeite ontheven het u mede to deolen, waartoe ik
zou zijn overgegaau zoodra ik het daarvoor den
tijd achtte. Gy waart ook altijd zoo teruggetrok-
ken en naamt den schijn aan van niets te wen-
lohen dan de verevening onzer rekening. Maar
daarvan was Mjjnheer van Rciuiingon de oorzaak,
niet waar?"
Do Prins knikte toestemmend.
•Gü begrüpt, dat het uw belang is, dat het trak-
taat voor als nog geheim blyve" merkte Zyne Ma-
jesteit iu zichtbare onrust aan. «Ik geloof, dat
gjj kunt zwygeu, en daar gjj weet dat voor uw be-
lang gezorgd is..."
•Ja, Oom! maar die éene voorwaarde aan de
uitvoering vau het traktaat verbonden doet my
vreezen •.."
•Welke voorwaarde?"
•Dat Uwc Majesteit zich openlyk Katholiek moet
verklaren."
-ocr page 229-
MARV HOLLIS.
807
»Wie heeft, u dat gezegd?" vroeg do Koning
zichtbaar verbleekend.
.Zij."
• Heeft zij mij willen verraden?\'\' vroeg Karel
zich af. Maar met welk doel? Zoo zij een storm
wilde verwekken in het Koninkrijk, dan zou zij het
eerste slachtoffer zijn. Kn zoo dit haar voornemen
ware, zou zij dan dat alles aan dien knaap, den
vreemdeling, verteld hebben en aan geen ander:
want het bleek niet, dat van hot geheim bij ando-
ren iets was uitgelokt. Bovendien om hem in
moeielykheden te brengen, zou zij tevens Lodewijk
XIV niet willen schaden, en dit zou het gevolg
z\\jn van eene openhartigheid jegens den Hollander,
indien die geene bewijzen had gegeven van de
goede zaak te willen dienen. Neen, hij kon zich
de ware toedracht van zaken niet voorstellen, maar
alles noopte hem tot de onderstelling, dat zijn
Neef aan Louize bewijzen had gegeven van ernstig
zyn voordeel te willen. Alle schijn van wantrou-
wen was dan ook geweken. De terughouding, die
altoos nog tusschen Oom en Neef in zaken van po-
litiok had bestaan, eeno terughouding die aan de
tijde dos laatston echter niot moor scheen aaiiwo-
zig te zijn, liet hij thans óok varon.
• Willem !\'* zoide hjj »ik geloof niet dat Lodc-
wijk daarop zal aandringen. Ik moot daarvoor
den juiston tijd afwachten, anders stort het gaut-
sche gebouw in. Maar in uw eigen belang moet
ik u een raad geven. De zaak van het Protestan-
tisme is verloren, en dat is gelukkig ook. Bedenk
dat ge Lodewijks bijstand bjhoeft om uw plan te
bereiken en misschien het u toegedachte gebied
vergroot te zien. Verlaat de Hollandsche ossen
voor goed on breek met al die sekten. O ij zult er
toch niet aan gehecht zijn, nu het strjjdt tegen uw
belang? De macht en de eenheid zijn bij Rome.
Wat kunnen de Protestanten uitrichten met hunne
eeuwige verdeeldheid en hairklovoryen, die tot niets
leiden dan om afkeerig to maken van het leven,
dat toch nog op deze aarde zoo kwaad niet is."
• Als ik overtuigd word van de voortreffelyk-
heid van de oude Kork boven do leer, waarin ik
onderwezen bon, dan zal ik niot aarzolen...."
•Overtuiging? Wacht go op een overtuiging?
Ge zijt to verstandig om zoo dom te zyn. Ik bo-
loof u mjjn steun, mijn ouvoorwaardelijkon bijstand,
indien gij overgaat."
»Ik boloof u er over to zullen denken, Oom!"
Het onderhoud werd afgebroken door het getoet
van verschillende horens, die van achter de rij van
heuvels, welke zich voor hen uitstrekten, gehoord
werd. Het was de groet van den adel uit de om-
stroken, die, te paard en voorzien van hunne jagers
en honden, Zync Majesteit en haar hoog gevolg op-
wachtte. Hot welkom werd uit \'s Kon in gs stoet 1k>-
andwoord, en toen de heuvels bestegen waren zag
men de schare, die daar verzameld was.zich het hoofd
ontblooten, hoorde men de honden aan weêrzyden
vroljjk hopsen, maar boven alles uitliet geroep van:
,Ood save tlie King \'"
Karel Stuurt brak dadelijk zijn bekeeringspro-
ees af, nam don hoed van hot hoofd, wuifde daar-
medo ou mengde zich ouder zjjnc trouwe onder-
danen met de vrolijke welwillendheid en liar-
telyko vriendelijkheid, die echter nooit zijne
waardigheid schade deed, eene gulheid en rond-
heid, welke altijd de harten, zelfs do stugste,
innamen. Zoo die trouwe en loyale onderdanen
\'. eens hadden kunuen vermoeden, dat de Koning,
trien zij buigend omringden, hen verkocht had
aan Frankrijk en een verdrag had aangegaan,
om hen door het geweld van vreemde wape-
, nen onder het juk te brengen! Zjj zouden
hem wellicht...! Maar zy weten het op dezen
! oogenblik niet en zyn er te gelukkiger om. Zjj
denken aan geene politiek en wij zullen het even-
min pogen te doen. Veel liever hooren wij hunne
gesprekken over den algemeencn vijand aan, van
trien telkens nieuwe berichten inkomen, berichten,
: die echter elkaar niet zelden vernietigen, daar de
! een verzekert dat do wolf gister avond nog ont-
moot is in hot woud tussohen Windsor en Mar-
low en do anderen weder beweren, dat hij op dat
tydstip juist in de richting naar Reeding is ge-
zien.
»Ja, mijni\' Heeren! dat is moeielijk uit te ma-
ken! Wat te doen?"
De Prins van Oranje was Zjjne Majesteit naar
den kring der edellieden gevolgd en had blijkbaar
mot de meeste lielaugstolling naar do verschillende
berichten geluisterd.
•Wat denkt gij er van, Neef?" vroeg de Koning
, uit beleefdheid, terwijl hij echter bot oog naar
I Hugh wendde en dezen wenkte te naderen.
• Het is jammer, dat men niet getracht heeft hem
I naar een plaats te lokken dooreen of ander aas. Dan
luid men ten minste eenige zekerheid. Nu zou ik
er voor zijn ons te verdeden, zoo men althans in
het naaste dorp geene nadere inlichtingen kan
krijgen."
Hugh vereen igde zich mot die meeningen maakte
aan \'s Koniogs besluiteloosheid een einde.
• Mijne Heeren!" riop Zyue Majesteit hun toe,
torwjjl hij zijn ros do sporen gaf, »een zilveren
beker loof ik uit voor wio het beest velt... Allon
kunnen mede dingen behalve mjjn Neef, die voor
hot eerst zulk een feest bijwoont, en van wiens
stoot ik nog niet zeker ben. In galop, mijne Hoe-
ren !"
•Oom! ik wensch er moê naar te te dingon.
| Maak geene uitzondering voor mjj. Ik begeer ze
j niet!" De laatste woorden werden met zooveel
j kracht uitgesproken, dat het \'s Konings aandacht
I trok. Maar was die ruiter wel dezelfde ziekelijke,
zwakke, stille knaap van vroeger, hij, die weinige
oogenblikken later daar ginder met heftige geba-
ren tot eenige der Edellieden zoo vurig het woord
| voerde en wiens linksheid geheel verdwenen
scheen?
• In galop. Mijne Heeren!" klonk het nogmaals
\' en de gantsche stoet gehoorzaamde die aansporing.
-ocr page 230-
MAUY HOLLIS.
30«
Hugh «mi zijne dienaars Moven met ilo honden ach-
ter, maar ontvingen nevel, om denzelfden weg te
blijven vervolgen daar zij in liet naaste dorp Zijne
Majesteit en de zjjucn, \'die de noodige berichten
gingen inwinnen, zonden terugvinden. IV ruiters
snelden op hunne rappe paarden door de koude
lucht, die hen tegenanerpte en de wangen rood
verwde. (Ven hunner, zelfs niet de zwakke bleeke
Neef wien het bloed niet door de huid scheen, niet
een, die den sterksten gezoudaten boer in de hooge
gelaatskleur thauds niet op zijde streefde! Xiette-
geustaande de ondervonden teleurstelling, dat de
landedellieden niet heter op het spoor van den
wolt\' hadden doen letten, schaterde er menige lach
uit de schare, werd er menig gul, hartig of ver-
nuftig woord gehoord waartoe de Koning niet het
minst de aanleiding gal\'. Hij scheen zich zoo be-
hagolyk te midden zijner Kdclen Ie vinden, die
zijne vrolijke uitvallen toejuichten en beandwoord-
den! Wist Zijne Majesteit dan in zulk ecne hooge
mate te veinzen, want er was strak» zoo veel go-
Weest wat hem drukte on neergeslagen deed zjjn ?
Neen, Zjjue Majesteit wist niet te veinzen: hij wist
slechts te vergeten : Karel Stuart, ontvankeljjk
voor alle indrukken, onderging steeds den invloed
van alles wat hem omringde.
Het naaste dorp was bereikt, maar, helaas! geënt\'
juiste aanduidingen waren ook daar te verkrijgen.
Hetzelfde verschil van meening, dat zich vroeger
reeds had opgedaan, deed zich ook thauds kennen,
zoo dat men besloot, toen Zijne Majesteit de straks
geuite meening van zijn Neef als de zijne uitbracht,
zich te verdeden en op eene zekere plaats in het
boach boven Marlow elkaar terug te vinden. Vooraf
echter zoude men ecnige ververschingen gebruiken
in het jachthuis van l.onl Slove, dat in de nabij-
heid lag, en daartoe <ter dier plaatse de aankomst
van Hugh en de zijnen, benevens van hen die de
spijze mede voerden, afwachten.
Het jachthuis was niet meer dan een gebouw
uit hout opgetrokken, dat een paar vierkante ver-
trekken had met de noodzakelijkste meubels gestol\'-
feerd. Thands lag het eenzaam en verlaten, te
midden van het kale doorzichtige bosch; maar dat
zomers, als eik en beuk zich do groene huive had-
den opgezet, en de koele schaduw zich uitbreidde
verre over liet voorplein, en de moede en warm
gestoofde wandelaar zich verkwikte onder de geu-
rigo groene tento van lover, by het ruischen van
de beek, die over hot fijne en liltreerendc kiezel-
zand ter zjjde van het nederig gebouw heeugleed,
dan was het er zoo verkwikkend, zoo liefelijk, zoo
gezellig en toch zoo kalm tevens, dat de keuze van
de plek grouds den smaak van den eigenaar eer
aaudeed.
Thauds vond men het reeds zeer verkwikkend
een reusachtig vuur in de brecdo schouw aaugo-
legd te vinden, en achtte men zich gelukkig, toen,
na een wijl wachteus, de puntige bol van Hughs
hoed in de verte zichtbaar werd. Met den mees-
ten spoed werden oenige korven geleegd en op de
eenigo tafel stukken zwijusvleosch met brood en
kroezen voor wijn of rum gereed gezet.
• Komt. mijne heeren! valt aan. Waar uw Koning
voorgaat zult gij wel volgen. Op den ovcrwiuaar!"
riep Zijne Majesteit ziju kroes met rum gevuld op-
heffend.
Met geestdrift word aan de aansporing gevolg
gegeven, en niet het minst door den Prins van
Oranje, die met echten jougeiiscetlust het vleescn
en brood naar binnen sloeg. Voor den rum werd
echter bedankt.
• Neef!" zoide de Koning, die door een der vensters
Hugh bezig zag den honger zjjuer viervoetige vrienden
te stillen. iNeefl zeg hem dat hjj het late. Straks
kunnen zij niet loopcn, vooral Kiper die zich dadelijk
dik eet."
Zijne Hoogheid vond het gemakkelijker Hugh
binnen te laten komen dan tot hem naar buiten te
gaan: hij tikte tegen de ruiten en wenkte den
bedoelden persoon, die binnentrad en van Zijne
Hoogheid don wil Zijner Majesteit verstond. Hugh,
de verwende Hugh, waagde onbewimpeld te and-
woorden, dat hij altyd gewoon was to doen wat hjj
uu deed en het daarom ook thands niet zoude
laten; Zijne Majesteit wist bovendien van zijne
honden ook te weinig om daan., te kunnen mede-
spreken.
Zjjue Majesteit had van llughs knorrige luim
niets gemerkt, want zij was middolerwjjl niet Lord
Slove in gesprek geraakt en had dezen eenige wei-
willende woorden van dank toegesproken. Deze
audwoordde, dat hy de verschjjniug van den wolf
in den omtrek zegende, daar zjj hem de ouverge-
telijke eerc deed genieten zjjn Koning en Heer
eenige oogeublikken to zjjueut te mogen ontvangen.
Het was sedert zestien honderd acht en veertig
niet gebeurd, dat hij ziju Koning ontvangen mocht.
• Is dan mijn vader hier ook geweest V" vroeg
Zijne Majesteit.
»Ja, Sire! Toen Zjjue Majesteit, zaliger gedach-
teuisse, hier beidde, werd zij omringd doo/ eene
talrjjke schare, maar het waren geeuu Kdellieden
zoo als thands. Uwe Majesteit vergiinnc mij de aan-
duiding: hier schreef de koninklijke martelaar zijn
naam neder: die letters zijn voor ons heilige gedenk-
teekeneu." De Koning volgde zjjue aanwijzing en vond
orde handt oeken ing zjjns vaders en daaronder de woor-
don: «uit uijjn Gethsemané." Hij verbleekte; die naam
was gezet, die woorden waren geschreven op do
laatsto reizc zjjns vaders van Holmhyhouso naar
Londen waar hij onthoofd zoude wordcu. De lier-
inncring was somber, was zelfs onheilspellend. Zjjn
vader was jegens zjjn volk nooit in die mate schuldig
geweest als hjj het in deze ure was. Wat hjj een oogen-
blik vergeten had, trad hem weder levendig voor
den geest, en zich plotseling afwendende en zonder
een woord meer tot Lord Slove te richten, riep
hjj allen toe op te zitten »Wjj zyn nu versterkt tegen
al de vermoeienissen van den veldtooht. Te paard,
te paard!\'\' Hij nam nog oen goede teug rum en
wierp zich toen in deu zadel.
-ocr page 231-
MARY
HOLLIS.                                                                         30\')
had omgewend, dan zou men hem voor een ver-
steenden ruiter hebbon kunnen houden. Maar die
hot meest aller aandacht trok was do achterste Hij
bleef de achterste, hoeveel moeite hjj ook deed om
den tweeden ruiter gelijk te blijven: maar de oude
i hit mot lang lossig hair maakte liet onmogelijk en
; deed hem telkens meer achterblijven, tot een trap
mot do heide voeten tegen don buik of een slag
mot de vuist np den hals, het kleine beest tot oen
wanhopige inspanning dwong on in oen sukkeldraf
deed voortbewegen, tot dat hjj de staart van zijn
voorganger bereikt had, waar hij weder stapvoets
ging. De ruiter vormde wat zijne grootte betrof
eon scherpe tegenstelling met den hit. Do boenen
! waren zóo lang. dat zij met eenige inspanning elkaar
\' zekor onder den buik van hoi paard door hadden
kunnen ontmoeten. Een groote oude bood mot hroe-
I den, door don regen doorweekten en godoukten.
rand • het was ook eon aflegger van den voorsten
ruiter — bedekte hot grootste gedeelte van zjjn ge-
; laat. Wat daarvan nog zichtbaar was. maakte, zelfs
I op den afstand van wolken de jachtstoet het be-
I schouwde, een verrassenden indruk. De groote neus
en de groote open mond, met dikke lippen bezoomd,
, maakte de figuur reeds grotesk, do kale mantel,
die hot wambuis ten dooie te zien gaf, de mouwen,
I die veel te kort waren en de groote handen niet
! alleen, maar ook een deol der polsen vrijlieten, wa-
ren daarmede als ook mot don hit on met de daar
langs hangende boenen zoozeer in harmonie, dat
do meeste dor toeschouwers hot uitschaterden on
een oogenblik hun jaehtverdriot vergaten.
• Bij St. George!" riep de Koning. »zoo iets zag
ik nooit. Mjjne Hoeren! zulke exemplaren zjjn
j nog zeldzamer in den omtrek van Londen dan onze
| wolf. We moeten nader kennis maken."
Hij gaf zjjn paard de sporen en werd door allou
! gevolgd, door velen echter met weerzin, daar zjj de
nieuwe luim des aanvoerders als een vernieuwd en
\' overtollig oponthoud veroordeelden.
De aanblik eener zoo talrijke schare ruiters, in
galop aanrennende uit het bosch, moest bjj het drie-
tal op den heirweg tot do vroesoiykste onderstcl-
lingcn leiden. Hot was merkbaar aan de houding
I die zjj aannamen. De achterste vooral was koddig
! in zijn angst. Hjj stompte met beide becnon en ha-
morde met lwide handen op den hit, en bukte zich, i
| toon hjj hot paard van den houten ruiter naderbjj
; was gekomen, voorover en greep naar den staart
] van het ros zjjiis voormans, waaraan bjj zich vast-
\' hechtte, bij welke beweging er een algemeen gelach
uit den stoet opsteeg. De voorste ruiter had, voor
j hjj dat hewjjs van goede stemming vernam, zjjn
zwaard nog vaster gegrepen, had zich in den zadel
i opgoheven als wilde hjj zijne volgers overzien on
tot de beide anderen geroepen: «Laten we onze
j huid duur verkoopen. Kapellaan, in het midden, .
anders snijden ze je af! Wel verdoemd, zoo veel
fielten nabij Londen! Zoo de Koning dat eens wist!"
•Een goed voorteeken! Uit den drop in den re-
j gen is het bjj ons!" hernam de tweede.
«Maar het was of de vrolijkheid van weinige
oogenblikken vroeger gewoken wu. Zou de onbe-
kendbeid van het te volgen spoor, of de kunst-
warmte straks gevoeld en thands afgewisseld door de
scherpe koude, of wel de strakheid van Zijner Ma-
jesteits gelaat daarvan de oorzaak zijn? Hoe het
zjj, zwjjgend had men zich in een halven kring
geschaard en wachtte de hevelen Zijner Majos-
teit af.
•Hugh!" riep deze, en de hondenopzichter kwam
tot ergernis van niet weinigen zich mede in den
kring plaatsen, »hoe zouden wjj het best ons verdeo-
len, dunkt ge ?"
• Lord Slove kent het terrein, Sire! ik niet," her-
nam Hugh. schijnbaar nog onder den indruk der
straks ontvangen vermaning.
Zijne Majesteit scheen echter Lord Slove, die
reeds naderbij was gekomen, niet te willen raad-
plegen, maar wendde zich tot een van de Kdellie-
den van zjjn hof, een die de sarabande en de me-
nuet zelfs bevallig danste, maar tegenover een wolf
minder dan een lam heten mocht. Het andwoord
klonk dan ook niet bevredigend en maakte aan al
dat weifelen geen eind. Het scheen Zijne Hoogheid
niet weinig te verdrieten. Het pleisteren, het ge-
bruiken van vervorsehingen, dat zoo veol kostbaren
tijd had doen te loor gaan, en volgens hem zeer
goed in den zadel had kunnen plaats hebben had
hem geërgerd. IIjj bekommerde er zich weiuig
over of hjj de etikette ook schond, maar h|j trad
uit het gelid en bracht cenigzins lomp en op den
toon van ongeduld uit: •Waar liggen de beide naaste
dorpen?" Lord Slove haastte zich de richting aan
te wijzen. »Dau moeten wjj van die dorpen uit-
gaan. De wolf zwerft \'s nachts zeker daar waar
er buit te vinden is en gaat zich over dag ver-
schuilen."
•Neef, gij zjjt een uitmuntend jager misschien...
op kleiner wild," hernam Zijne Majesteit wrevelig,
maar eer lijj voort kon varen viel Hugh in: «Zijne
Hoogheid kan goljjk hebbeu, on wat Zjjne Hoogheid
voorstelde is nog het best wat ik hoorde."
Maar er kwam een ongedachte hulp opdagen,
een hulp, die in dun aanvang niet als zoodanig
werd herkend.
Langs den heirweg, die niet ver van de plek ver-
wjjderd was waar de jachtstoet bjj een was, zag
men eon drietal ruiters voorbjj trekken, die woldra
aller aandacht wokten. Hjj, die voorop reed, kou
beschouwd worden als een kavalier uit de dagen
van Zjjne Majesteit Karel I, want zjjne kleedjj was
geheel uit dien tjjd. Als of het oen tocht gold
door vjjandeljjk land en er een hinderlaag ieder
oogenblik gevreesd kon worden, reed de kavalier
met ontbloot zwaard, dat hij van tijd tot tjjd als
om zich de armen lenig te houden heen en weder
zwaaide. Achter hem volgdo, op een paard van in-
landsch ras, forsch maar lomp gebouwd, een stjjve
boer, mede in de dracht van vóór twintig jaren.
Recht als of hij van hout ware zat hij in het zaal,
en zoo hij niet dikwijls zjjn hoofd met eenige haast
-ocr page 232-
\' 310                                                                     MARY I
Toeu het luid gelauh vernomen werd veranderde
de oorlogszuchtige stemming des eersten en deelde
hjj zijn voorsten volgeling zijn vermoeden mede,
dat die ruiters wel met vreedzame bedoelingen zich
daar konden bevinden.
•Nieu ... we ... vij... au ... den !" bracht de ach-
terste met moeite uit, toen hij den voorsten gena-
derd was, achter wieu hij zich wegschoot. Op het
voorhoofd paerelde het zweet, en het stugge hair,
voor zoover het onder den rand van den hoed zicht-
baar was, begon te rijzen.
In een oogenblik waren zij overvleugeld en be-
vonden zij zich in het midden van den stoet.
«Waarheen gaat de reis, goede vriend?" vroeg
de Koning zoo ernstig mogelijk. »Was onze goede
Will hier bij!" vervolgde hij fluisterend tot zjjn
buurman.
• Ik meen, Sir!" klonk het andwoord, «dat nie-
mant het recht heeft mij dit te vragen."
•Niet zoo driftig, goede vriend! Zijt ge met uw
bloedverwanten op reis? Dat zijn ze toch?" vroeg
de Koning op de beide volgelingen duideude.
De onderstelling scheen den anderen te ergeren,
ja te beleedigon, want op hoogen toen voerde hjj
den vrager te gemoet: »De een is onze rentmees-
ter, de ander onze kapellaan. En als ik u ver-
zoeken mag laat ons thands door en vreedzaam
onzen weg vervolgen."
«Niets liever dan dat. Gjj gaat zeker naar Lon-
den, en die goede stad gunnen wjj gaarne zulk
uitstekend gezelschap. Eerwaarde Heer, rijdt de
hit nog al gemakkelijk?"
•Hg... is... zoo mager!" stamerde de toegespro*
keue, voor welke openhartige bekentenis hij een
toornigen blik van zijn meester ontving.
De aankomst van Hugh met eeuige houden deed
den vreemde het doel, waartoe de stoet die hem
omringde vereenigd was, gissen, en deed zjjn wre-
vel, altjjd nog gemengd mot ecnige vrees. ver-
dwjjnen.
• Ik merk het, ik merk het, gij zijt op de jacht.
Wel verdoemd, als ik reeds geen tien mijlen achter
den rug had zou ik van de party willen zjjn."
•Om Gods wil, neen, Sir!" kermde Zjjn Eerwaar-
de, die de laatste woorden alleen goed verstaan
had.
•Zyno Kerwaardigheid schjjut een heiligen af-
schuw to gevoelen... Dat is jammer, want werke-
lyk de jacht zou uw eetlust opwekken en die van
uw hit, dien ik toch waarlijk nog zoo mager niet
vind," zeide de Koning. »Ge schijnt vast in den
zadel te zitten," vervolgde hjj op de beide lange
beeneu van den ruiter doelende >en dat is altijd
goed als het door dik en dun, over sloot on grep-
pel en hegge gaat."
•Over hoeveel slooten on greppels ging het bjj u van
morgen wel?" vroeg de houten ruiter droog, die
al dien tjjd bodaard had toegeluisterd on vrjj in
het rond had gezien. Sir Honry liet den Koning
geen tjjd tot andwoorden. ondersteld dat Zjjne Ma-
jesteit daartoe lust gevonden had, want hy riep
I uit: «Och, ze kunnen toch niet gezien hebben wat
i wjj zagen. Heeren, verdoemd! het is of St. Hubert
je van daag hier heen zendt om ons to wreken of
liever onzen kappellaan, die, naar ik wedden wi),
tien pond lichter is geworden van angst, daar hjj
al zjjn vet in een oogenblik in zweetdruppels zag
wegdruipeu."
•Zijt gjj misschien den wolf ontmoet?" vroeg de
Koning, die thands eerst op de gedachte kwam, dat
het zoo bespotte drietal hun onschatbare diensten
bewijzen kon.
•Ja... ontzettend... een reus!" zeide de kapel-
, laan met klem.
• Waar hebt ge hem gezien ? Robin Hood en de
1 zjjuen zullen u ongemoeid laten "voorttrekken, zon-
dor van u don cjjns te vragen, dien zjj vorderen
van eiken rijken edelman, zoo als gy zeker zjjt,
j indien gy ons een juiste aanwjjzing weet te doen."
•Een oogenblik voor we u ontmoetten," zoo begon
het verhaal, >en juist toen onze kapellaau er van
sprak om even te pleisteren, waarop ik hem zeide,
dat hy de pony verdoemd afjakkerde en als hy
daar niet moê ophield, dat ik hem dan het beest
op den nek zou laten nemen om ook eens.te onder-
vinden hoe hot smaaktte..."
•Toen kwam de wolf statig op je aanschieten,
dat begrip ik," viel de Koning hem in de reden,
• maar waar gebeurde het en langs welke zijde deedt
j go het dier met bebloeden kop afdeinzen."
•Neen, dat deden wjj niet," zuchtte de kapellaau.
•Gelukkig voor de heeren!" merkte de houten
J ruiter, met ecu der oogen spotachtig knippend aan.
•Geen nood; ze zullen hem niet krygen, Dirkens!"
merkte do eerste aan, die gebelgd scheen over de
vrjjheid, waarmede do aanvoerder van don jacht-
stoot hem in do reden was govallen. »Jo wilt het
I kort en goed weten, wel luister dan! Hy is dezen
I weg overgegaan naar den kant van het bosch, waar
| gy uit zijt gekomen als een troep roovers. Hy zit
in dat bosch daar wil ik op zweren, en als ge hem
daar niet viudt, dan kunt ge beter zwetsen dan
\' jagen waaraan ik ook niet twjjfel. Goede vangst!..
King laat den pony omkeeren! Dirkens, help hem
een handtjon, want de hit schijnt het loopen na dat
; vervloekto staan geheel en al verleerd.... Kansel
i er op, Dirkens! Zoo, zoo gaat het.
• Dag, Heeren! ik zou wol eon pond durvon bie-
den voor den kop van den wolf!" zei de ruiter, die
met den naam van Dirkons was toegesproken
Na den bystand aan den kapellaan bewezen om
den hit weder in beweging te brengen, sukkelde
het drietal weg onder het luid gejuich van allen,
die op \'s Kouings voorbeeld de hoeden zwaaiden
j en hun goede reis en behouden aankomst op spotten-
don toon toewensehten. Do vrolijkheid, waarvan
verre do moesten bljjk gaven, vond geen echo bjj
\'s Konings Neef, die don wrovol op het strak gowor-
den gelaat niet verbergen kon on met alle teekenen
[ van ongeduld Zjjne Majesteit verzocht, het aange-
I duide spm.r te doen volgen en don stoet in tweo
deelen te doen splitsen.
-ocr page 233-
MARY HOLLIS.
:M1
•(ioed, goed!" andwoordde Zijne Majesteit met
eenige heftigheid. »Om uwen ijver tebeloonen benoem
ik u tot aanvoerder van de eene helft, terwijl ik
het bevel over de andere op mjj iieorn, Ormond!"
fluiHterde hjj tot een zjjner Kdellieden, «hou den
knaap in \'t oog. Hij heeft nog nooit zulk een jacht
bijgewoond."
Men verdeelde zich, mi een denkbeeldigen cir-
kel om het bosch getrokken en tevens l>epaald
te hebben waar beide helften van den stoet elkaar
zouden dienen te ontmoeten. Hugh kroeg bevel om
zich bjj de afdeeling Zjjner Majesteit te voegen.
Een oogeublik had deze er over gedacht dien erva-
ren jager zjjn neef mede te geven, maar de zolf-
zucht behield ook ditmaal de overhand. Waar
Hugh zich l»evond waren de kansen voor de zege-
praal het gunstigst, en Zijne Majesteit zoude niet
gaarne den palm der overwinning aan anderen af-
staan. De wrevel op het gelaat dos Prinsen, straks
zoo zichtbaar, scheen hem getroffen te hebben, want
toen Zijne Hoogheid wegreed staarde hjj hem een
oogenblik achterna en prevelde:
«Ik zou haast geneigd zijn een premie uit te lo~
vcn, voor wie mjj een oogenblik tot vrolijkheid
kondo stemmen en hjj schjjnt het mjj waarachtig
euvel te duiden. Jammer misschien dat hjj weet
wat hjj weet! Maar weg met White-hall en leve
onze wolf!" Hij maakte een gebaar als wierp hjj
een last van zich af, een last, dien hjj echter niet
van zich kon verwijderen.
De gekoppelde honden werden los gemaakt: de
hoorns schalden van deze zjjde en werden van gene
in de verte beandwoord; de eigenlijke jacht nam
thands eerst een aanvang. Men was van weerszijden
zeker reeds een half uur voortgegaan, en nog ga-
ven de brakken geen enkel bljjk van de nabjjheid
eens vjjands. De Prins van Oranje had zjjn on-
derhebbenden het diepste zwijgen opgelegd; het
gehoorzamen aan dat gebod kostte niemant minder
moeite dan hem, wiens aandacht alleen was gewjjd,
hier aan een afgebroken boomtak, ginder aan de
indrukselen op de sneeuw, welke naauwkeurig wer-
den geraadpleegd, terwjjl het oor zich sperde als
om de fijnste geluiden in het rond op te vangen.
Do Hertog van Ormond waagde het echter, het
algemeon zwjjgen, in den aanvang somtjjds nog
door een zacht gefluister afgebroken, dat bjj het
fronsen van \'s Prinsen wenkbrauw echter later ge-
„staakt werd, te verstoren, door Zjjne Hoogheid bo-
scheiden te doen opmerken, dat hij hen allen op
een verkeerden weg dacht, daar zij bjj den laatstcn
kruisweg links, in plaats van rechts hadden behoo-
ren te gaan. Zjjne Hoogheid schudde ontkennend
en wendde zich zonder te spreken af. Daar werd
oen hevig gobas vernomen, en stortten de brakken,
die in het gezicht dor jagers waren, zich in het
kreupelbosch. De honden, die als reserve werden
teruggehouden, waren bjjkans niet te bedwingen
en rekten de leêren halsband en deden een dof ge-
brom hooren, terwjjl de poten zich in de sneeuw
plantten en do neusgaten zich driftig bewogen.
»Er is iets in aantocht!" zeide Ormond.
«Niemant uit het gelid!" klonk hot kort en be-
velend uit \'s Prinsen mond.
Het bassen nam in hevigheid toe en ging thands
gepaard met een dof gebrom en werd na eenige
iiogenblikken afgewisseld door gehuil en gekerm.
De stoet repte zich voorwaards, sloeg den hoek van
den bochtigeu weg om, die naar eene opene heide
leidde, en had juist den tjjd om den wolf te zien
vluchten, achtervolgd door eenige brakken. Zjjne
vervolgers waren twee minder in getal dan bjj den
aanvang, want Dampor en Viper, twee van de beste,
altijd do voorsten bij den aanval en de achtersten
bij den terugtocht, waren voor altijd onbekwaam
gemaakt voor een nieuwen strijd. Zij werden op
den rand van don weg waar het gevecht, getuige
de omgewoelde sneeuw, de gebroken l>oomtakken,
zelfs de beloodigde schors vnn den eik die daar in
de nabjjheid stond, hevig was geweest, zieltogend
gevonden. Het brekend oog werd nog op den stoet
gevest, en het was of het zich nog even verhelderde
bjj de nadering van de jagersgezellen, wien zjj zoo
lang on zoo innig trouw waren geweest.
Het word erkend in hunne laatste oogeublikken,
want toen do loden zich voor het laatst rokten en
een vlies de oogen dekte, strookte de hand des
menschen do reeds verstijfde en kille huid.
Xiet lang kon de stoot bij do trouwen vertoeven.
Men wist nu mot zekerheid het spoor van den wolf,
die door de honden in het bosch opgestooten en
naar de vlakte was heen gejaagd.
Derwaards ging de tocht. Op de heide gekomen
zagen zij don wolf, een reus van zijn geslacht, met
borstelend hair en opgospalkten muil het hoofd
bieden aan de doggen, die hem van achter, ter zjjde
on van voren aanrandden, maar telkens terug sto-
ven bjj zjjne verdediging. De neusgaten rookten
en dampten den boeten adem uit: de klauwen
waren gerokt on haakten in do huid der aanvallon-
de brakkon, die daarop huilend terugdeinsden en
bjj dat deinzen de wonde deden oponhaken en
scheuren. Toch deed hjj het niet ongestraft, noch
waren Dampor en Viper geheel ongewroken gestor-
ven. De snoeuw was in den omtrek rood gekleurd.
en hot was niet alleen door het bloed van do hon-
den. Ook den wolf ontvloot het lauwe vocht uit
verschuilende kwetsuren in don buik on op don
rug, maar ze waren niet ernstig genoeg om hem
te verzwakken en toch te pijnlijk om hem niet tot
woede aan te hitsen.
«Dat de reserve aanrukke!" gebood Zjjne Hoog-
hoid, die in die woorden te kennen gaf, dat hjj
zich als op een slagveld dacht. De terug gebleven
honden vlogen uit den band, onder luid geblaf en
gebrom, terwjjl tevens do onderjagermeester in zjjn
binnenst protest aantoekonde togen dat kort on hem
toegesnauwd bevel, dat hjj echter niet waagde te
weerstaan.
De versterking was uoodzakeljjk, want de wolf
had een der aanvallers in den buik weten te grjjpen,
en in den neep van dien scherp getanden muil do
-ocr page 234-
MARY HOLLIS.
312
beenderen gekraakt, het vleesch en de ingewanden
vermaald. Het derde offer viel en blies den adem
uit, toen de los gelaten doggen kwamen aanstuiven.
Of hij deze versche krachten vreesde dan of hjj
den in galop aanrukkenden stoet met ontblooten
hartsvanger duchtte, hij sloeg als laatsten aanval
den klauw uit, en deed daardoor oen paar doggen
van zich af tuimelen, waarna hjj zich snel wendde
en de vlucht nam.
»\\Ve moeten hem afsnijden!" riep Zijne Hoogheid,
terwjjl hij zjjn ros de sporen gaf. Men poogde hem
te volgen — misschien meer schijnbaar dan wezcnd-
lijk want men wilde het gevaar juist niet opzoeken —
men poogde hem te volgen maar moest het opge-
ven, zoo dat men den jonkman alleen zag voort-
sluiven, om den wolf vooruit te komen en zich
tusschen dezen en het bosch, dat aan de tegenover-
gestelde zjjdo lag, te plaatsen.
Hot was een schoon gezicht over de vlakte: ter
zijde dien gewiekten ruiter, die, éen mot zjjn ros,
nauw den grond scheen te raken: dio wit en bruin
of zwart en wit gevlekte brakken, zich golvend
voortbewegend en bjj wijlen in de verte zich voor-
doende als een reuzenslang die in talloze bochten
zich kronkelde: en op den achtergrond, dien graau-
wen reus, de overmacht moedig bekampeud, de
sneeuw bepurpereud met de druppels van zijn bloed,
en het spoor teekeuend dat zjjn moed zich baande, —
nu ter rechter dan ter linker den zoo machtigen
klauw uitslaande, den dampenden muil ton aanval
spalkend, om aich den aftocht voor etteljjke sekou-
den te verzekeren, waarna de strjjd en de aanval
op nieuw begon. Hjj scheen den nieuwen vijand,
die op hem aan kwam rennen, bemerkt te hebben,
want hij stak den kop in de hoogte en hief een
angstig maar onheilspellend gehuil aan.
Als of lijj dien vijand liet gcvaarljjkst dacht bc-
gou hjj, altijd gekweld, vermoeid en gekwetst door
de hem omringende brakken, af te houden naar
den kant tegenover gesteld aan dien, vau welken
de ruiter opdaagde. Deze was bevreesd, dat do
prooi hem ontsnappen zou en zwenkte om den wolf
weder af te snijden, maar kwam daardoor zoo zoer
in de nabijheid, dat hjj den adem van het gejaagde
wild kondc hooren snuiven. De stoet die het in
de verte aanzag deed den hoorn schallen als om
hem te waarschuwen en verhaastte thands werke-
ljjk don stap der rossen. De Prins scheen het ge-
vaar echter weinig te achten en blies op zjju hoorn,
terwjjl hjj den hartsvanger zwaaide en in de zon
liet schitteren. Maar zoo er gevaar dreigde voor
den wel wat roukelozen knaap, daar naakte een
onverwachte hulp. De hoorn, door hem en de zjj-
non gestokon, werd weldra beandwoord; on weinige
minuten later, toen de Prins het huiverend en
weerbarstig ros gedwongen had den wolf te nade-
ren, zóo dicht te naderen, dat de berijder een stoot
met den harts\\anger konde wagen, werd de jacht-
stoet onder bevel Zijner Majesteit zichtbaar.
Hugh, de ervaren Hugh, die meormalen den wol?
had gejaagd, vond Zijne Hoogheid in een gevaar-
lijke pozitio, in aanmerking genomen de onervaren-
heid en de weinige vlugheid, die den roekeloze
kenmerkten; hjj ontveinsde het Zjjne Majesteit niet,
die met hem instemde en zjjn angst te kennen gaf
in een krachtigen vloek.
•Sidney, rjjd op, en zog Zjjne Hoogheid af te j
houden. Ge zjjt een goud schutter: leg den wolf ;
neer!*\'
«Met verlof Uwer Majesteit, dat niet f zoide Hugh.
•We moeten zuiver spel spelen; dat heeft de wolf
i aan ons verdiend. Hem door een dommen kogel te
I vellen ware schande on tegen alle tradities. Mylord! [
i met het blanke geweer, anders niet," dus besloot
hjj zich naar Sidney wendende.
Middelerwjjl had de Prins een stoot gewaagd,
maar de onervareuc had niet op de goode plaats
weten te treffen, de driftige had het juiste tijdstip
niet weten af te wachten. Hjj had gekwetst, maar
niet doodehjk, en van al de doggen die op den
vijand waren losgelaten, waren er nog slechts twee,
die den strjjd volhielden.
De wolf scheen deze niet te achten en keerde
zich schuimend van razernij tegen de nieuwen be-
strjjdor. Weder stiet lijj het huiveringwekkend
gehuil uit, on maakte zich gereed het paard, dat
op de fijne rappe poten trilde, wiens neusgaten
zich sperden en uit wiens oogen de schrik lichtte,
aan te vallen.
Eindelijk had Hugh toegegeven om de laatste
honden los te laten, hocwol hjj het altijd nog te
vroeg heette en het schoono spel zoo als hjj zich
. uitdrukte bederven ging om dien knaap, die wol
een goede les behoefde. Zjjne Majesteit kon den
dienaar niet geheel ongeljjk geven en prevelde
verbolgen in zich zelven: »Wat hjj vroeger te
langzaam is, is hjj nu te snel. Hot blijft toch een
knaap." Of het oordeel Zijner Majesteit gcenc
wijziging onderging toen zjj haren Neef, die door
Hughs aansnellende doggen van don aanvaller ge-
red werd, weinige oogenblikken later was genaderd ?
Nogmaals vroeg hjj, vroegen allen zich af: is dat
dezelfde knaap van vroeger? Zjjne oogen bliksem-
den, zjjne groote, meest zoo kalme, oogen, sparkcldcn
van het vuur van den hartstocht, zjjn rechterhand
was opgeheven als neep zjj een veldhcerstaf: zjjn
schelle, altijd meest haperendo stem was vol ge-
worden en klonk als .die van het gezach.
r.IIij is zoo goed als gevangen!" riep hjj Zijner
Majesteit toe, terwjjl hjj hem wees op den vijand.
wiens krachten niet bestand waren tegen de krach-
ten, die tegen hem waren los gelaten.
•Zonderling, zonderling!" prevelde de Koning
den jonkman aanstarende, die met handgeklap door
de Engelsche Edellieden word ontvangen. Zou dio
knaap werkelijk geheel anders zjjn dan hjj gedacht
had, ja het tegenovergestelde van hetgeen hjj en
allen vermoed hadden? Hjj had reeds lang zjjn
vroegere beschouwing prjjs gegeven: hjj was zelfs
reeds vergeten, dat hjj eens weinig meer dan mede-
lijden voor den zoon zijner zuster had gekoesterd, en
was reeds begonnen met hem verstand toe te ken-
-ocr page 235-
MATCY HOLLIS.
313
nen, natuurlijk verstand, dat echter door zijne op-
voeding geweldadig onderdrukt was geworden. Hjj
had hem nog kort geleden een ziekcljjko broeikas-
plant genoemd, die verdorren zou hij de aanraking
van den kouden dampkringder werkelijkheid, en ...
daar stond hij thands voor hem met den blos op
het gelaat, terwijl iedere beweging, iedere blik
leven en wel een rjjk leven verkondigde. Zou die
knaap, bezitter van zjjne geheimen, anders zijn dan
hjj dacht?
•Oom, nu is het tjjdt" klonk hot tot hem, en
het was den Koning of hij een bevel vernam. Hij
was onder den indruk van zjjn argwaan en deze
tintte thands alles wat zijn Neef deed of sprak.
Deze had zijn paard weder de sporen gegeven en
reed op het wild toe, dat hjj thands den laatsten
stoot wilde toebrengen. Pe Edellieden, die altijd
enger kring om den vijand getrokken en aan den strijd
reeds lang een einde hadden kunnen maken, weifel-
den, daar zij. niettegenstaande de uitgeloofde pre-
mie, Zijner Majesteit de eere der overwinning
wenschten te laten.
Zjjne Hoogheid begreep van die weifeling niets
en wilde ovorwinnaar zjjn, maar Zjjne Majesteit was
hem weldra op zijde, on joeg den wolf oer zijn Neef
hem met den hartsvanger bereiken kon een kogel
door den kop.
•Goed getroffen, Sire!" juichten allen, behalve
Zjjne Hoogheid, die eenigzins teleurgesteld was, en
Hugh, die prevelde dat het niet eerlijk was.
•Neef, voor u is de huid. Neem haar meè naar den
Haag." riep de Koning.
•Ik dank u, Sire! ik heb haar niet verdiend en heb
er dus geen recht op."
Het was reeds middag geworden. De beweging
en de frissche lucht hadden bij allen een eetlust
doon ontstaan, welke bevrediging eischte. Geen
voorstel Zjjnor Majesteit werd zoo van gantscher
harto bjjgestemd dan het thands gedane, om naar
Marlow terug te keoren en de aldaar achtergeblc-
ven dienaren van Zijner Majestcits spjjskamer een
bezoek te geven. Onder vrolijke gesprekken keerde
men terug, met den gedooden wolf, waarvoor do
zorg aan Hugh was opgedragen, aan de spitse.
Zjjne Hoogheid werd met loftuitingen en huldowij-
zen overladen. De stille knaap was levendig, vro-
ljjk, minzaam, goedaardig bij do onschuldige plage-
rjjen, die hij zich vooral jegens do Hollandscho
Edellieden veroorloofde, en Zjjne Majesteit daaren-
tegen was stil, afgetrokken, zelfs hjj wjjlen norsch
geworden. Zjj bloof dat ook bjj het middagmaal on
het gebruik van den fijnen wjjn, die toch zoo heor-
ljjk paerelde in het glas, bjj het gebruik van het
malsche rundvleesch en de eêlo oesterpastei.
De stoet had weder de terugreis aangenomen in
dezelfde orde als zjj was uitgetrokken. De land-
squires waren met de hunnen vertrokken, na hunne
hartelijke hulde aan hunnen Koning gebracht te
hebben. Overal waar zjj langs trokken en de land-
bevolking zich had verzameld, steeg een jubel uit
de menigte, zoodra zjj Zjjne Majesteit bespeurde,
den goeden Koning, die zoo minzaam groette en
allen van een gevreesde plaag was komen ver-
lossen. De wrevel toch, die zich vroeger nog wel
eens hooren liet. was bij het zien van den Koning
en bij de vangst van den wolf verstomd.
• Uwe Majesteit is toch zeer geliefd door haar
volk," merkte do Prins op.
•Hebt gjj er ooit aan getwjjfold, Neef?" hernam
de Koning ongewoon bits. *
•Hoe kon ik dat, Sire? Ik zag Uwe Majesteit
nog nooit te midden harer onderdanen... Toch
ontving ik eenmaal een blijk hoezeer Uwe Majes-
teit werd bemind. Het was toon ik bij mijne aan-
komst Londen doorvoer. Het volk juichte en dat
was niet om mij, maar omdat ik een Neef Uwer
Majesteit was... Gelooft gij dat ook niet, Oom?"\'
•Het volk juicht alles toe wat slechts eenig goud
op den rok draagt."
•Zoo mijne Tante dat al niet zelve gedragen
heeft, toch zal haar stoet er wel in dubbele hoe-
veelheid meè voorzien zjjn geweest."
• Wat meent go daarmee?"
• Als het volk alleen het goud toejuicht, waarom
was het dan zoo stil toen mijne Tante Londen
doorvoor?"
•Was het dan zoo stil?"
•Is u dat onbekend, Oom? Dat verwondert
mij. Het werd mjj dadeljjk bij mijne aankomst
verteld!"
•Maar wat wilt ge toch met dat alles zeggen ?
Hecht gjj dan zooveel waarde aan volksgejubel?
Hot is waar, men zal 11 in Holland niet verwend
hebben. Zoudt gjj waarljjk vermoeden, dat het
gejuich bjj uwe aankomst u had gegolden?"
• Ik zeide immers reeds, dat ik het aanmerkte
als den Neef Uwer Majesteit te gelden, maar daarom
bevreemdde het mjj te meer, dat de zuster Uwer
Majesteit niet even eens is ontvangen door het
volk... Uwe Edellieden, naar ik hoor, waren min-
der karig met hunne hulde. Zou het ook kunnen
zjjn, omdat mijne Tante Hertogin van Orloans
heette, en het volk, al wat van Frankrjjk komt.
haat?"
•Dan zou hot ook mjj en de mjjnen moeton ha-
ten, want in don rechten zin van het woord kom
ik ook uit Frankrjjk. Toen ik rondzwierf op het
vaste land heb ik mjjne ware vrienden lecren ken-
nen. Het hof van Versailles heeft zich toen edel
jegens mjj gedragen en ondankbaar ben ik niet!"
zeido de Koning geprikkeld. Hjj scheen te begrjj*
pon wat zjjn godachten Neef op de lippen zweefde,
schoon hot er nog niet over glipte. «In Versailles,"
vervolgde do Koning bitter, »was men minder koop-
111:111 dan in den Haag, Neef!"
•Ik dacht dat do Heeren Staten Uwe Majesteit
vele bewijzen van genegenheid hadden gegeven."
•Ja, vele bewijzen; ze waren te gering om mjj
to baten, te groot om mjj gants onverschillig te
doen zjjn. Ze zjjn goede kooplui, Neef, goede we-
gers!"
•Maar konden zjj wel anders, Oom? Zjj moes~
-ocr page 236-
MART HOLLIS.
SM
ten Engeland ontzien en Frankrjjk tevens tevreden
stellen."
»Gjj hebt goed leeren lezen door den bril van
Mjjnheer de Witt; beter dan ik dacht."
»Ik hel) in de laatste maanden veel historie ge-
lezen en geluisterd naar het geen er over de za-
ken van het vaste land werd verteld. Ik leerdo
daardoor veel begrijpen wat mij vroeger duister
was: ik leerde daardoor inzien dat veel uit vrees
is gebeurd, wat ik dacht dat uit genegenheid
plaats had. Uwe Majesteit noemt de Heeren Sta-
ten goede wegers: ik hoop, Oom! dat zij het kun-
nen bljjven, ofschoon ik vrees voor het gewicht, dat
Frankrijk in de schaal werpt..."
•Neef...! Vreest gij dit rijk?" vroeg do Ko-
ninsr verwonderd.
»Ik heb het nooit ontveinsd!"
Een kreet van verbazen kon Zijne Majesteit niet
onderdrukken. »En gij wildet naar Vorsailles?
Weet gij zelf nog wel wat gy- wilt?"
»Ja wel, Oom! Ik zou gaarne willen, dat het
vaste land meer dan éen rjjk bleef en dat de Rij-
ken Uwer Majesteit geene leenen werden van Zijne
Allerschristeljjkste Majesteit!" zeide Willem le-
vendig.
•Goed! goed! Laat ons onzen stap verhaasten; de
avondlucht zal u nadeelig zijn."
•Uwe Majesteit zal toch opgemerkt hebben hoe
Frankrijk zich uitbreidt. Het huis van Habsburg
is gezonken naarmato dat van Bourbon rjjst. En
het laatste is veel gevaarlijker dan het eerste ooit
was. De Koning van Frankrijk heerscht alleen en
de Keizer van Duitschland deed het nooit. Zijne
Allerschristeljjkste Majesteit bedreigt Lotharingen
zooals de Spaansche Nederlanden en door deze de
Republiek. De eenigo, die do verovering bolotten
kan, is Uwe Majesteit, wanneer zjj het wil. Uwe
Majesteit zou veel vermogen, en dat weet de Ko-
uing van Frankrijk en daarom heeft deze een zoo
nauw verbond mot Uwe Majesteit aangegaan. Ik
geloof dat de Koning van Frankrjjk een goed
koopman is."
./Neef, genoeg van die staatkunde! Gij zjjt nog
te jong om u daarin te mengen. Straks waart ge
veel gezonder en natuurlijker dan nu," hernam de
Koning scherp. Beiden reden zwijgend voort. Slechts
weinige en dan nog slechts onbeteekenende woorden
werden door hen gewissold. Zjjue Majesteit wilde
en Zijne Hoogheid kon er geene andere spreken,
daar de eerste Ormond en Sidney aan zjjn zijde
riep en hen bij zich behield tot aan Londen.
Had die zwjjgende, linksche knaap hem bedro-
gen? was er een spel met hem gespeeld door zjjn
Neef, een spel, waarhjj do Republiek eigentljjk de
kaarten had verdeeld? Hjj kon het nog niot ge-
looven, want do klove tusschen de bovendrijvende
party in de Republiek en het huis van Oranje was
daarvoor te wjjd. Maar dan had toch die jonkman
een spel voor eigen rekening gespeeld, do loozo
knaap, die geveinsd had zich aan hom aan te slui-
ten en eigenljjk oen politioken tegenstander heten
mocht. Hoe had hjj echter een geheim leeren ken-
nen, dat slechts aan de getrouwsten bekend was,
; die hun eigen toekomst, daar zij deelgenoten waren,
op het spel zouden zetten door het te verraden?
Hoe had hij ze weten om te koopen? De Koning
volde oen scherp oordeel over zjjn eigen hof, door,
bij de mogelijkheid van een verraad, alleen aan zulk
: een middel te denken! Op de jacht had die knaap
\' zich zeker vertoond zoo als hij werkelijk was, en
* dan was bij géén zwijger, géén droomer, geen suf-
, fend kind, in wien de levenslust bjjkans was uit-
gehluscht. Zoo die knaap eens do macht had, hjj
zou misschien ver, zeer verre gaan. Droomde hjj
nu reeds niet van een strijd tegen Frankrijk, tegen
. Frankrijk dat ook hij — hij fluisterde het zichzelven
I toe — begon te vreezen, van het welk hjj zich
zou willen losmaken indien hij het kon. Wat de
jonkman van twintig jaar hom zeide, hadden velen
zijner schranderste onderdanen hem óok gezegd.
i Wat was hij thands ? Een dienaar van den trotschen
Lodewijk, die hem met minachting behandelde, die
zijne lakeien met hem gelijkstelde en lovende en
dingende zjjue subsidiën verstrekte. En hjj, de Ko-
ning door Gods genade, zou een gewicht in do schaal
van Europa kunnen leggen die den evenaar deed
overslaan: hjj zou de eerste kunnen zjjn in het ver-
bond der Vorsten tegen Lodewijk, maar dan zou hy
zich in de armen moeten werpen van zijn volk, dan
zou hij zijn Parlement moeten raadplegen, dan zou
hjj de voorwaarden, die dat Parlement hem stelde,
moeten ondergaan, dan zou hij moeten regeren
met zjjn volk...!
De Koning wentelde zich onrustig op zjjue leger-
stede om en kon den slaap maar niet vatten.
VIL
Daar waren ongunstige, zcor ongunstige berichten
in Hallam aangekomen. Du eerwaarde King, die
door de sneeuw naar York had moeten rjjden, had
ze niot medegebracht; integendeel, Zyn Eerwaarde
had het verdriet gehad een doelloze reize te hebben
gemaakt en \'s avonds teruggekeerd te zjjn, half
dood van vermoeienis» met een ledige tasch. Maar
Dirkens, de onheilskraaier, zoo als Sir Hcnry hem
gewoon was te heoten, want de man kwam hém of
Mylady niot tegen, of hjj schudde bedenkoljjk het
hoofd en wist altijd een uitlegging ten kwade to
geven aan elk feit, aan elke gedachte van Charles,
Dirkens had tijding. Het waardig echtpaar had
zich, na de terugkomst van den Kapellaan, over-
gegeven aan de hoop, dat alles overdreven, misschien
wel gelogen zou zjjn wat de lompe kinkel, dio vader
tegen Dirkens zei, had geschreven. Gevoelig werden
zjj echter uit hun behageljjke rust wakker geschud
door de tijding, die do Hollander vjjf of zes dagen
daarna op het kasteel had gebracht Do brief, dio
het bericht inhield, was een dag na den vorigen
geschreven, maar was zoo lang onder weg gebleven,
I daar de post over de byna ongaanbare wegen niet
-ocr page 237-
MARY HOLLIS.
815
woonlijk, had gezeten en een steenen beeld had
geleken, zoo niet de lippen van tijd tot tijd zich
stuipachtig hadden bewogen. Zjj stond op en ging
naar haar echtgenoot, wien zjj hare hand. haar
ijskoude hand, op den schouder lei, en in de nat
beschreide oogen keek. «Wees bedaard, Henry!
schrei niet, handel!"
•0 kon ik óok zoo kalm wezen als gij; kon ik
zoo koud wezen! Maar is hjj dan ook uw kind
niet? Hebt gjj dan niet gehoord, dat hjj gevangen
zit, thands werkelijk gevangen zit? O mjjn jongen,
mijn jongon! Ik bon in staat om met den honds-
vot van een Buckingham te vechten.. Hjj en al
die vrouwen hebben het hem gedaan.. God, ik
zal het besterven..!"
• Vriend Dirkens, wij danken u voor uwe mede-
deeling ; uw zoon heeft braaf jegens ons kind ge-
handeld... zeg hem er dank voor... Wilt gewei
zoo goed zijn Mr. King te roepen ?" Mylady bracht
die woorden zacht, hoewel vast, uit. Toen de Ka •
pcllaau binnon kwam en zij hem bevolen had Sir
Henry gezelschap te houden, verwjjderde zij zich
naar hare slaapkamer en sloot zjj zich aldaar af.
De koele koude vrouw! had Sir Henry geroepen.
Hoo had hjj gowenscht te zijn zoo als zij was! Maar
als hjj haar in de eenzaamheid had kunnen bespie-
den, als hij had kunnen zien, hoe zjj afimechtig
was nedergezonken onder de beeltenissen zjjner en
harer voorvaderen, hoe de zenuwen haars lichaams
zich stuipachtig bewogen, en het wg strak heen-
staarde als was het van glas; hoe de smart, de wer-
keljjke diepe, innige smart, die het hart deed krimpen,
geenc tranen kon vinden om zich to verlichten; hoe
zjj de handen vouwde en met al do innigheid der
beangste moederliefde de woorden uitstamerde:
•Heere, Heere! mjjn kind!" als hjj dit alles had
kunnen zien, dan had hij haar voorzeker niet langer
koud en kalm en ongevoelig gescholden, al uitte
hare smart zich ook niet zoo luide als de zjjne.
Toen zjj wedor te voorschjjn kwam, verried niets
op haar gelaat den geleden angst, verscheen zjj be-
daard en statig als altijd. Sir Henry werd alleen
gewaar, dat zjj in de eenzaamheid over de te nemen
maatregelen had nagedacht, want hjj hoorde haar
zeggen:
•Henry, zoudt ge niet naar Londen gaan en Dir-
kens en den Kapellaan medenemen? Beiden kun-
nen u van dienst zjjn...
•Ja Lucy! ja! overmorgen, hoor!"
•Overmorgen? waarom niet van daag? Donk.
dat hjj alloen zit, gevangen, on dat niemant zich
zjjner aantrekt!"
•Ik had het van den Koning niet gedacht. Digby
heeft het niet aan Stuart verdiend! Het is God
geklaagd, Lucy!"
•Ik zal Dirkens on den Kapellaan zeggen, dat
zjj zich gereed maken!"
•King niet Wat heb ik aan King?"
•Het is een trouwe ziel, die u allerlei kleine
diensten bewijzen kan. Of wilt gy dat ik met u
ga?"
audcrs dan voort kon kruipen. Het was geen brief
van Charles, maar weder een van den lompen kinkel,
dien zjj nu echter wel geloovcn moesten, want elk [
woord droeg het merk der waarheid. Ongewoon
bleek was Dirkens binnen gekomen. Hij had ge-
vraagd Mylady alleen te spreken, wan» zijne kennis
van beider charakters had hem doen wenschen het \'
vreeseljjkste wat Digby overkomen kon, het eerst I
aan Sir Henrys echtgenote medo to deelen. Het
ïjzer kan er beter tegen dan hot lood, had hij tot
zich zelven gezegd. Hij zag zjjn voornemen echter
vorjjdold door de tegenwoordigheid van Sir Henry.
De Kapellaan, dien hij na de eerste proefneming niet
weder tot wegbereider had gekozen, was gelukkig
afwezig. >I)e kraai!" had Sir Henry bij ziju bin--
nentreden weder geroepen, maar do vrolijke stcm-
ming, waarin hij die woorden uitbracht, verdween
spoedig toen de brief werd gelezen. Het ergste
was gebeurd, zoo jammerde John do briefschrijver.
Hjj had don jongen Heer tusschen twee gelederen
Life-r/uards zien wegvoeren. Hij had Alice »een
allorliefst meisjon" zooals hij zich weder uitdrukte,
om hulp aangezocht en die had hem naar Mylady
de Castlomaino vorwozon. Deze echter had hij niet
willen naderen; zjj had den jongon hoer genoeg
gekweld. IIjj had de stoutmoedigheid gehad naar
den Hertog van Monmouth te gaan, den besten vriend
van den jongen hoer, maar hjj had eene weige-
ring ondervonden. De reden daarvan kon hjj nu
wel gissen, daar de Steward Zijner Genade hem in
het oor had gefluisterd dat de jonge heer valsch
had gespeeld. Dien ochtend had hü vernomen,
dat Mary in Wito-hall bij Mylady woonde, bij My-
lady, die zeker toch zoo boos niet was als zij wol
werd afgeschilderd en zelve had gedacht, daar
anders Mary niet bjj haar zoude zjjn. Door haar
zou hij misschien op Mylady kunnen werken. Hjj
was haar gaan bezoeken, had haar dezelfde als
altoos gevonden, alleen kwam het hom voor, dat
zjj grooter geworden was. Hjj had haar gevraagd
of zjj van hot ongeval gehoord had en zij had ja
gezegd; toen had hjj haar verzocht voor haar spcel-
makker te sproken en daarop bad zjj met neon
geandwoord.
«Neen? Daar straffe haar God voor!\'\' riep Sir
Henry buiten zich zclven schier. »De deerne, die
ik nooit verbood met den jongen om te gaan..."
»De Heere God is een wreker, Sir!" zcide Dir-
kens uiterlijk bedaard, maar inwendig kokend, in-
wendig verwoed over die onverwachte wraakneming
van Mary Hollis, hot reine kind, dat óok al in dat
Babyion vernield was en dat hjj gestorven wenschto.
John gaf aan het slot van den langen epistel to
kennen dat hij geen uitkomst zag.
• Mijn jongen, mjjn arme jongen!" jammerde Sir
Henry. «Heb ik hem daarvoor grootgebracht? Heb
ik hem daarom liof gehad? O die vervloekte Buc-
kingham, want als het waar is dat hjj valsch
speelde, dan hoeft hjj het hem geleerd!"
•Maar dat is niet waar!" zeidc Mylady, die al
dien tijd strak, nog strakker en rechter dan ge-
-ocr page 238-
31«                                                                         MARY HOLLIS.
•Gij? zulk een reis? Neon, Lucy! goede Lucy!
onze jongen, onze arme jongen!" hij snikte aan
Jen hals zijner vrouw, die hem steunde, die hem
moed in sprak, die hem er toe bracht om zelfs
nog van daag te zullen vertrekken.
Dirkena zag niet vreemd op, toen hij het verzoek,
of liever het bevel van Mylady ontviug, om mede
naar Londen te gaan. Hij had liet verwacht en
er naar verlangd. Hij had voor Benige dagen een
brief van Mary ontvangen, die hem meldde dat zij
in White-hall was geherbergd, dat zjj den Koning
dagelijks sprak, dat zij hein over het volk (ïods
onderhield eu meer en meer de aanbiddeljjk bestu-
ringen der Voorzienigheid leerde kennen, zoo blijk-
baar in den loop van haar lot.
Het beviel Dirkens in het geheel niet, dat Mary,
hoe krachtig hij haar ook kende, aan dat hof in
Londen verbleef, in een stad waar ook Charles ver •
dorven was. Zij was sterker dan de jongen, maar
de sterkste kon wel eens niet krachtig genoeg zjju.
En dan de Koning, die haar dagelijks bezocht!
Hij schudde bedenkeljjk het hoofd en voelde een
leed, dat hjj bijkans niet verzwijgeu kon. Hij meen-
de reeds een bewijs van hare verbastering te vin-
den in de weigering, om Charles te helpen, maar
hjj moest bekennen onrechtvaardig te zjjn geweest,
toen hij uit een brief van haar vernam^ waarom
zij geweigerd had voor Charles te spreken, >Kom
gij met Sir Henry hier en neem Charles mee! Ik
heb zoo veel bespeurd wat mjj doet vreezon," had
zjj geschreven.
De Kapellaan ontving de tjjding van het aanstaand
vertrek met minder gelatenheid. Hjj durfde echter
niet weigeren, maar waagde alleen de opmerking)
dat het reeds laat op den dag was en de scbome-
ring beu reeds op den weg zou overvallen. Toen
Dirkens daarmede instemde word do afreis tot den
volgenden morgen verschoven.
Het was stiller op het voorplein dan Uien Charles
met Buckingham was heengetogon Du bedienden
stonden zwjjgeud en somber in het portaal, om Sir
Henry goè dag te zeggen, die hen voorbjjging zon •
der iemant te zien. Mylady bracht hem naar zjjn
paard en fluisterdo hem toe: «Sohrjjf mij hoc ge
alles vindt en kom zoo spoedig mogeljjk terug. Het
is daar ginder zoo duur. Donk eraan, dat er vijftig
guiujes in de tasch zitten, en hou die dus goed
gesloten. Zie het daarmee te doen. Ik zal Bessy
Nugent het een en ander mededeeleu, eer zjj het
van anderen hoort, en ga haar uitnoodigen bjj mjj
te komen. Spreken doet veelmeer af dan schrjj ven.
Nu, Henry! laat den Kapellaan voor u zorgen en
denk er om goed too te zien, welken porter gjj
drinkt. Goede reis, goede reis!"
Zjj liet haar trourigen echtgenoot niet aan het woord
kornet: en ijlde na haar Iaatsten groet heen. Sir Henry
had haar nog zoo veel te vragen, zoo veel te zeggen
gehad: hjj riep haar, hjj wilde haar eens zien, de oude,
arme, grjjskop, die bijna niet scheiden kon van de
vrouw, die hjj altijd, natuurlijk in haar afwezigheid,
beknorde, maar die hjj zoo innig, innig lief had.
•Weg is ze!" prevelde hjj wrevelig. Het was haar
buiten zeker te koud! En ze is zelve een brok jjs..."
Hij bemerkte den Steward onder de bedienden en
wenkte hem nader te komen: ».Te past nu op alles...
goed sluiten en op het vuur passen... Kjjk goed in
het rond. want ik ben er nu niet... Zorg voor
Mylady."
Dirkens hadzelf zijn paard gekozen en de keuze
bewees dat hij zich zelven goed kende. Don kapel-
laan was de hit te beurt gevallen en hjj reed tusschen
beiden in, toen het sein tot vertrekken gegeven
werd.
De beweging, de vrolijke zonnestralen deden won-
deren in het gemoed van Sir Henry. De somber-
heid verdween en tevens elk angstig voorgevoel.
Charles was een knappe, jolige jongen, die veel van
hem had en zich er wel door zou weten te slaan:
Mylady was ook altijd zoo angstig en droefgeestig,
zag in alles zoo veel kwaad. »\\Vc zullen ons de
j reis pleizierig maken. King! Maar waar zit de kaerel
Dirkens?" vroeg hij, toen hij hem niet meer zag.
Zijne Eerwaarde was hen in het eerste half uur
bijgebleven, hoewel de klacht hem op de lippen
i zweefde dat hij zoo snel niet meê kon: toen was
j hjj eenige stappen achter gebleven en eindelijk werd
i hij niet meer gezien.
•De verdoemde luiaard!" riep Sir Henry, maar
toen hij eenige stappou terug had gedaan tot aan
den bocht dien zjj om waren geslagen, zag hjj den
Kapellaaft in de verte bjj den hit staan. «Dat spelt
onheil, Dirkens!" riep hjj dozen toe, die het meer
met hem eens was dan hjj hot wel liotbljjkon. Toen
Sir Henry echter do oorzaak van b\' Kapollaans ver-
traagden gang vernam, koerde zjjn goede luim te-
rug. Zijn Eerwaarde had het mogoljjko gedaan om
met hen gelijk te bljjvon en zich bjj de schokken,
waartoe do galoppeerendo hit hom veroordeelde, zoo
zeer in den zadel moeten klemmen, dat do buik-
riem die genen bevestigde, gebroken on do ruiter
op den grond was neer gebuiteld Zjjn hulpgeroep
was niet gehoord. Do breuk werd zoo goed mo-
geljjk geheeld en de Kapellaan besteeg weder zjjn
hit, na de belofte ontvangen te hebben dat men
langzamer zou rjjden en iu het eorste dorp, dat
men bereiken zou, den gebroken riem zou laton
herstellen.
•Waarom moest hjj ook meê ?" mompelde Dirkens,
die, als ware hjj bevroren op zjjn paard, tot dus-
verre nog geen enkel woord had gesproken.
•Waarom? Omdat ik het wilde, omdat ik het
noodig dacht... liegrijp je, Dirkens, omdat ik..."
•Dat wil zeggen, Mylady, Sir!"
•Vlegel, je durft alles zeggen..."
•Wat waar is, Sir!" hernam Dirkens, die oen
deel van zjjn koelheid aan Sir Henry scheen te
hebben overgedaan, want deze, die altijd een woor-
deustrjjd met den Hollander schuwde, zweeg ook
ditmaal en sprak in zestig sekonden geen enkel
woord.
De kleine ongelukken, onafscheidelijk aan een
reis, die door de slechte wegen eu door het barre
-ocr page 239-
MARY HOLLIS.
317
In die stad had in de door hem betrokken herberg
een spotvogel het genoegen gehad Mr. King aan zjjnc
lippen te boeien door het verhaal vau de stoutmoe-
digheid der bende struikroovers, welke de omstre-
ken vau Oxford, ja tot Wimlsor toe, onveilig maakte.
Had Hobert King met zijue gantsche ziel geluisterd,
hij deed het niet ougestraft, want eer hij het zich
bewust was had de vreet zich van hem meester ge-
maakt en overviel hem een siddering bij do gedachte,
dat hjj den volgenden dag die streken zou doortrek*
ken. Hij had de treurige vooruitzichten aan Dir-
kens meegedeeld, die de hulpeloosheid en het
kinderlijk naïeve van den medereiziger, die hem op
den hals was geschoven, moede, onverschillig ten
andwoord gaf, dat hij ook van zoo iets gehoord had
en het dus in hun voordeel was weinig waarde bij
zich te dragen. In het geheel niet gerustgesteld
besteeg hjj dien ochtend zijn verheven plaats en
berekende hjj met een zucht, dat zijn martelgaug nog
wel zeven uren koude duren, na welken tjjd hjj zich
zalig zoude prjjzen in Babyion te mogen uitrusten.
Het vroljjk zonnelicht, tiuteleud op het sneeuw-
veld en er millioenen vonken wekkeud, had Sir
Heury, altijd nog achterdochtig tegenover eiken
waard sinds de plundering van den bewusten shil-
ling, weder in een góéd humeur, had zelfs Dirkens
uit de gewone plooi gebracht, zoodat de Kapellaan
reeds gereed was zich aan de blijde hoop over te
geven, dat hjj met zijn hit zonder aanranding de
poorten der City zoude intrekken. Na een groote
vlakte te zjjn overgetrokken kwamen zjj aan een
heuvelachtige en met hout bewassen streek. I\'it
het kreupclbosch keek hier en daar een rietendak,
rookte een schouw en werd de karnmolen ge-
hoord bjj het vrolijk schateren en kouten der be-
woners.
•Wat is dat veranderd, sinds ik \'t laatst zag!"
riep Sir Henry. >Het is uu tien jaren geleden eu ik
heet geeu Henry als het hier toen niet zoo kaal
was als mijn hand. Al de zware bosschen waren
onder Noll omgehakt. Maar de goede God geeft
zyn zegen aan de Stuarts en het volk dat het ge-
luk heeft ouder hen te leven. Waarachtig, het is
vette grond, Dirkens! vindt ge niet, man\'.\' De rog
staat er goed in, niet, oude?"
•Het kan wezen, maar er ligt sneeuw!" hernam
do oudo het hoofd twijfelachtig schuddend.
•Daar heeft men het wéér! Niets is goed dan in
Hallam eu dan nog wel op de plek waar Dirkens
de voeten zot. Wjj kunnen niets ; wjj, Engclschen
zjju doénieteu en moeten alles leeren van de kaas-
boeren aan de overzjU"
•Ik moet den Prjms toch zien, Sir!" hernam
Dirkens, en als of hij door Sir Henrys verbaasd
gezicht zich eerst bewust werd dat zjjuc woorden
in het geheel niet sloegen op die zijns meesters,
voegde hij er bjj: »\'t Is beste grond en de rog
zou or nog beter in staan als zo maar dieper ge-
ploegd hadden... Vat je, Sir! die een goede oogst
wil hebben moet het ijzer er diep inzetten, \'t Is
met den meusch ook il ik wij U zoo, Sir!"
weder eu ook door de weinige geaardheid vau zjju
Eerwaarde ettelijke dagcu duurde, vielen liuu ruim-
sehoots teu deel.
Keeds in de eerste herberg waar zij hun intrek
namen kon Sir Heury üjjn toorn niet bedwingen
bjj den spotachtigen glimlach, dieu hij bij hun
komst op het gelaat vau dezen en genen zag te
voorschjjn komeu. De waard was niet vlug genoeg
in bet dienen, de waard was mot onderdanig ge-
uoeg, en de waard, hoewel tusschen de tanden eenu
onbeschoftheid prevelend, duldde de telkens terug
keerende verwjjteu, maar had zich daarbij voorge-
nomeu revatictie te ueineu. Hij nam die ook, hetgeen
door Sir Henry ondekt werd toen het te laat was.
Ze waren toch reeds geruimen tjjd weder op weg
en kouden den kerktoren vau liet dorp, waar zjj
vernacht hadden, niet meer zien, toen Sir Heury
eensklaps het zwijgen afbrak door den gebruike-
lijken uitroep: «Wel verdoemd!"
•Wat is het, Sir?" vroeg Dirkens.
• Reken eens meé. Keu taaie kip, een halve sehil-
ling, drie pond droog lamsvleesch ze» pence, vier
kruiken slechte porter acht pence, drie bedden, hard
als keisteeneu, twaalf pence... twee glazen rum en
een glas melk twee pence, en de rum was met water;
over de melk kan ik niet oordeelen. Xu, hoeveel
is dat?
»Dat is twee shillings tien."
•En de rondselaars hebbeu me drie schilliiigs tien
afgenomen. Terug zullen we. Mij, Digby van Hal-
lam-Castle en magistraat Zijner Majesteit, durven
ze zoo bestelen, hoe zullen zjj het arme stakkers
dan wel doen!"
•Och, Sir! het is maar een shilling eu we zjju
al zoo ver!" merkte de Kapellaan bescheiden aan.
•Het is maar éeu shilling!" grauwde Sir Henry
hem toe. »Hct is maar een schilling! Is het niet
of jij ze uit de mouwen van je lange armen schudt V
Het is maar éeu shilling! Je hoele plunje is het niet
waard! Maar je spreekt den dief voor? Heb je
ook iets genomen zonder dat ik het wist? Opgc-
biechl. King! Wat heb je van morgen nog besteld
na de melk en het stuk weit?"
•Niets, Sir! niets!" hernam de Kapellaan de
hand op de borst leggend als om den meesteu ernst
aan die woorden bij te zettou.
•Ik geloof je; maar dan zal de kaerel het mij
weerom geven. Omgekeerd, marsen!"
•Gedane dingen nemen geeu keur, Sir! Er is
meer verloren dan een shilling als we een halven
dag later aankomen, Sir!"
Gelukkig, dat Dirkeus zich er mede bemoeide,
waut Sir Henry wendde weder ziju paard, hoewel
hij den oude boos aankeek. Hij nam zich echter
voor in het vervolg goed toe te zien en wat hem
voorgerekend werd, goed na te rekenen en »de ge-
droogde spiering" zoo als hij Dirkeus noemde die
het geld kende, alsof hij het zelf gemaakt had, mee
te doen tellen.
Zoo waren /ij eindelijk Oxford voorbij getrokken
eu hadden daar de laatste dagreize aangevangen...
-ocr page 240-
318                          .                                            MARY
De squire had reeds te dikwyls van Dirkens\'
tnenschkundige opmerkingen genoten, om er niet
verzadigd van te zijn en zich voor te nemen, zoo
hjj ze weder hoorde, ze in het begin van haar
loop to stuiten. Hij werd echter voorkomen door
liet verward geluid vau verschillende stemmen, voort-
komende uit een tiental boeren, boerinnen en kin-
deren, op een honderdtal schreden van hen af
saamgeschoold. Op de vraag van Sir Henry wat er
gaande was, wees een der boeren op een geit, die
met opgereteu buik neerlag en door den eigenaar,
een jongen van tien a twaalf jaren, met heete tra-
nen werd beschreid.
• Wie heeft dat beest zoo toegetakeld?" vroeg
Sir Henry.
•Ja, Sir! dat vragen we elkaar ook en krjjgen
juist zoó veel andwoord, als gij van mij krijgen
zult."
• Ik wil wedden dat het de wolf is," viel een
ander in.
iDe wolf? Wat praat jelui van wolven! Hebt je
er wel ooit oen gezien ?" vroeg Sir Henry de schou-
ders ophalend.
•Gezien? Ik niet, maar Dick Williu bjjgenaamd
Hoodhair heeft hem gezien en die zeit dat hij zoo
groot is als een grootc vaars, en dan Hal van het
veer, de doodendans weet je, die heeft er zijn kind
bij ingeschoten, een wurm van vier jaar, dat hij
verscheurd vond, van mekaar getrokken, Sir! nog
veel erger dan dat stomme beest..."
•Och God!" hoorde men eensklaps. De uitroep
en de zucht, die er op volgde, deden allen het hoofd
naar don Kapellaan wenden, die het beeld der
vrees geleek en de toeschouwers tot vrolijkheid
stemde.
•Kijk hij ereis!" klonk het jouwend in het rond,
en een werd er hoven do andereu gehoord, die
zijn Eerwaarde verzekerde, dat een oude rood en
langharige hit tot de lekkerste beetjens van een
wolf behoorde, en dat zoo\'u beest bovendien verzot
was, op steil hair en lange ooren van menschen.
•Ezels zijn in de omstreken van Londen niet
duur, wel, man?" vroeg Dirkons die modelijden
had met den armen vriend, dio niets to andwoor-
den wist en by zijne pogingen om eenige woorden
te spreken hoe langer hoe koddiger werd in de
oogon van den boerenhoop.
»Ze zyn hier eens zoo duur als in het land waar
JÜ van daan komt, lummel!" riep men Dirkens
achterna, dio zjjn paard oen paar stappen vooruit
had laton doen.
•Met dat volk is geen praten, Dirkens! Dat op-
roerig gepeupel! En in de nabijheid van Zjjnc
Majesteit!" zoido Sir Henry, dio Dirkens overhaast
was gevolgd
•We zullen nog wel wat anders zien. Sir! Hoe
dichter by Zijne Majesteit hoo lomper misschien!
Mr. King, kom tusschen ons Inryden. Do tanden
klapperen hem waarachtig 1 Ze hebben van dien
wolf gesproken om u beangst te maken."
•Zoudt ge denken ? Man, hebt ge ook iets gezien ?"
HOLLIS.
vroeg de Kupjllaan, dio zijn schroom ditmaal to
! boven kwam, aan een voorbüganger.
•Gezien ? Wis en waarachtig heb ik iets gezien !
Goedenmorgen, grappenmaker!"
Iiy wist niet wat to geloovon, maar neigde er toe
Dirkens\' verzekering vertrouwen te schenken, toen
zij na een rit van een tweetal uren nog niets had-
den bespeurd.Met veel moeite hadden zij een hoo-
gen heuvel bestegen, den hoogsten in den omtrek,
van waar hun een uitgestrekt vergezicht werd ge-
gund en zij aan den gezichtseinder de torens van
Windsor, half wegdominelend in het wazig blauw,
konden bespeuren. De weg was glad en de glooiing
nog al strak, zoodat de paarden meer dan eens
I dreigden uit te glijden en de ruiters met meer of
minder schrik naar boneden keken, den weg langs
dien zij moesten afdalen.
• Kom aan, King! wie het eerst beneden is,"
: zeid) Sir Henry zjjn paard op de glooiing bron-
! gend. «Ik geef u twee stappen voor; je hit in de
voorhoede, King! jij vooraan, man! ik wil het."
• \'t Is den Heere verzoeken!" riep de arme man,
wiens hit, in den toom gegrepen door de krachti-
ge band van Sir Henry, op de gladde helling van
den heuvel gebracht werd. Sir Henry gaf het teeken,
en de hit en het paard gleden de glooiing af. De
gebaren, dio Zyne Eerwaarde op den hit onder
het giydeu maakte, waren zoo koddig, dat zelfs
\' Dirkens zich niet bedaard kon houden. Maar die
gebaren werden nog heftiger en spelden nog groo-
ter angst, toen de ongelukkige, ter helfte van de
I gladde baan gekomen, het kreupelbosch aan zyne
\' linkerhand hoorde schudden en kraken, en een
ontzachelijk dier. een dog zoo als hy er nog nooit
een gezien had, of liever een vreeselijke wolf te
J voorschijn zag springen, gereed om don weg over
te gaan, maar z.oo als de Kapellaan vreesde, gereed
om hem te verslinden. Voor die meening bestond
eenige grond, want de wolf, schijnbaar mede vor-
j rast door het zonderlinge schouwspel, dat die schui-
vendo hit en dio armen en beenen bewegende rui-
ter bood, bleef een oogeublik op den weg staan en
I wol in do richting, naar welke hit en ruiter mot
onweerstaanbare kracht hecngleden.
•Help, Sir! Dirkens, schiet!" riep de Kapcllaan,
dio echter zag dat hij op eigen kracht moest ver-
: trouwen en daarom mot den moed dor wanhoop
: het heest tegenover zich vrees zocht aan to jagen.
I Tot zyne onuitsprekelijke vreugde bleek hora dit
te gelukken, want de wolf nam do vlucht in het
tegenoverliggendo bosch. Sir Henry was eer tot
vloeken dan tot zegenen geneigd en vorweet den
; Kapellaan zyne lompheid, om het wild weg te ja-
j gen, dat hy juist voornemens was geweest to be-
! vechten, en bjj die woorden zwaaide hy zjjn ontbloot
, zwaard in het rond.
•Mr. King nam het wisse voor het onwisse, en
hy had gelyk," merkte Dirkens aan, die weder aan
alle woordenwisseling voor het oogenblik een einde
maakte.
Ieder was echter op zyne hoede; ieder was min of
-ocr page 241-
MARY HOLLIS.                                               .                        319
moer overspannen, zoodat de vrees, die hen blijkens
on» vorig hoofdstuk bij do plotselinge verschijning
van den jaohtstoet overviel, daardoor hare verkla-
ring vindt. Zonder te kunnen vermoeden dat hij, I
Sir Henry Digby van Hallam-Castle, Zjjne Majesteit
den Koning van Engeland zulk eene gewichtige !
dienst had bewezen, maar wel gebelgd over den I
vrjjen en spottendeu toon, dien men jegens hem had
dorren voeren, reed hjj voort. De aanblik van het
zich ontwikkelend Londen, dat seder tieu jaren en )
vooral sedert tien brand, zulk een uitbreiding en
verandering had ondergaan, was alleen in staat om
hem iu eene lietere stemming te brengen. Ook Mr.
King, dio wel don meesten aanstoot geleden had,
maar ook zoo veel lichter vergaf en vergat, was
zyne verbazing, zijne bewondering niet meester.
•Maar wie ons daar den weg in wijzen zal? Geen
wonder dat onze Charles daar verdwaalde!" riep
hij uit.
I>e herinnering aan zijn zoon op dat oogonblik
was Sir Henry onaangenaam. Hjj gaf zijn paard
de sporen en galoppeerde verder, wachtte de ach-
terbljjvondon toch een eind verder weder op, daar
hij alleen zich niet onder het gewoel begeven wilde.
•Waar. schreef je jongen, moesten we onzen in-
trek nemen?" vroeg~4)jj Pirkens.
•King Charles Tavern."
•Op den naam af kies ik die. I>at belooft al
iets goeds.. Maar, oude, je jongen heeft er toch
wel aan gedacht dat ik komen zou?"
•Wees maar gerust, Sir! zelfs de Hertog van
Buckingham zou er kunnen slapen."
•Zoo, zoo! Dat bewjjst nog niets!" mompelde
Sir Henry, die echter naast Dirkens bleef voortstap-
pen.
Na herhaalde malen aan dezen of genen voorbij-
gangcr den weg te hebben moeten vragen, na telkens
de vrolijkheid der menigte, in booge mate dikwerf,
te hebben opgewekt, kwamen zij aan de aangewezen
herberg aan, die Sir Henry bjjna een paleis toescheen,
want het huis was geheel van steen gebouwd, had
een breede stoep en een dubbele deur met koperen
klopper. Toch was het slechts een herberg van
den tweeden rang al renden ook een drietal bedien-
don naar voren, om de drie reizigers in ontvang te
nemen on al vonden zij karpetten ondor do tafel
en vóór do bodstede op de slaapkamer, die Sir Hen-
ry zich koos.
Den Kapellaan ging de mond onwillekeurig opcu
toen hjj in den gang gekomen de geur van het ge-
braad rook. De lust, die zich hoe langer hoe meer
van hem meester maakte, scheen zich op zijn gelaat
te tcekenen, want Sir Henry klopte hem op den
schouder en zeide: «Eerst werken en dan eten!"
Hebben we dan niet gewerkt? het gelaat van den
Kapellaan scheen die vraag uit te drukken, maar
het andwoord dat die mimiek ontving was verre
van bevredigend, want Sir Henry zette zijn hoed
weder op en wenkte beiden te volgen.
•Waar wilt ge heen, Sir?" vroeg Dirkens.
•Wel, waar anders heen dan naar Zjjne Majesteit.
Ik zal van don Koning het best kunnen vernemen
hoe de zaken staan, en met hom over de maatrege-
leu spreken die wjj in het belang van Charles zul-
len nemen.."
• Altjjd ondersteld dut men hem genade schenkt."
•Wel, stjjvo hoer! zoudt ge dan deuken dat Zjjne
Majesteit de Kngelsche edellieden niet kent en hoog-
acht. Do Digby\'s hebben overdiensten, man! on wat
Charles te kort mocht gekomen zjjn. waaraan ik
waarachtig boe langer hoe meer begin te twijfelen,
dat wordt meer dan vergoed door Sir Henry of Sir
Henrys vader en grootvader..."
• Ik zou opklimmen tot vader Adam toe, Sir!"
• Ik ben iu staat om van Zijne Majesteit komen-
de dadeljjk naar Buckingham te gaan en met hem
vrede sluiten, \'t Was zoo\'n jolige vent en dat is
hij zeker gebleven."
• Misschien is hij al begraven en dan zou ik bang
wezen voor Charles ook... Maar hoor! dat \'s een
stap dien ik ken... Die stem! Dat \'s mjjn jongen!"
riep Dirkons iu vervoering naar den gang gaande
en dadeljjk weder binnen tredende met John aan
de hand.
• Hoe maak je \'t? Hoe kom je hier?" vroeg de
vader, on de zoon vertelde zoo vlug als hjj kon, dat
hem voor een tweetal dagen was aangezegd, White-
hall met pak en zak te verlaten daar de jonge heer
weldra znn ontslag als officier der Life-guards zou
outvaugen en hij, John, dus niets moer in het paleis
te maken had, hetgeen een logen was, daar hij er
juist zeer veel in te doen had. Toen had lqj bes!o-
ten de komst van Sir Henry hier af te wachten en
dus in dezo herberg ziju verbljjf gekozen. Dirkens
had bjj het onopgesmukt verhaal Sir Henry herhaal-
de malen aangezien eu bemerkt dat dezo van kleur
verschoot. »IIet scheelt hom aan don omloop en
niet aan Karel Stuart, waarachtig niet!" prevelde
Sir Henry, zjjn wrevel nauw meester.
• En hebt ge onze Mary ook in kort gezien?"
vroeg Dirkens.
•Ja gister nog, toen ik afscheid nam. Onze Mary?
Go kunt u niet voorstellen wat er mot haar ge-
beurd is. Zo is de grootsto vriendin van den Ko-
ning."
•Ge liegt, John!" hernam de vader met ongewone
heftigheid.
«Het is waar, vader! Zjjno Majesteit schijnt niet
moor buiten haar te kunnen. O hot is daar reeds
zoo veranderd. Er wordt niet een feost meer ge-
geven, en hot hof bezoekt trouw de kapel, wat
anders, uitgezonderd op groot o feestdagen, niet ge-
beurt. Er wordt wat op haar gevloekt onder do
jonge edelluil Maar dat komt omdat ze haar niet
kennen en haar niet zien, want zij is voor niemant
te zien."
• Zij zal zich schamen! Gelukkige Jakob Hollis!"
prevelde Dirkens, de oogen ten hemel heffend.
•Ik heb het van de meid wel gedacht. Er zit
een trotsch hart in!" zeide Sir Henry.
•Neen... dat niet!" viel de Kapellaan in met
duideljjke teekenen van verontwaardiging.
-ocr page 242-
320                        .                                                MARY HOLLIS.
Dirkeus groep ter sluik Kobert Kings hand en
drukte ili<;.
•Ze ziet uiemaut buiten uiij en deu Koning on
dau nog een oude heks, die altjjd bjj liaar zit.
Trotsch zegt «e, Sir? Neen, dat is ze niet. Sprak
zij Die gister niet aau ZOO als vroeger? Alleen viud
ik dat ze gegroeid is!"
•Eu wou z|j toen nóg niet over Charles sproken?"
vroeg Dirkeus.
•Zij andwoordde er uiets op!"
Dirkeus keek voor zieh eu Sir llenry was mauw
zijn toorn meester. »Ik zou verdoemd ook niet
willen, dat Charles op zoo\'u manier gered moest
worden. Is de waereld dau verkeerd, dat men een
edelman gevangen zot of de vrijheid hergeeft op
het verzoek vau de eeue ot\' andere deeruo, die wat
lief uit hare oogen kjjkl! Wel, vervloekt, ik beu
in staa( om liet den Koning te zeggen on hem een
hartig woordtjeu toe te spreken zoo als ik het
nooit behoefde te doen jegens deu zaligen martelaar,
(iod nebbe zijne koninklijke ziel! maar deze sohjjut...."
•Niet veel aanleg te hebben om ooit martelaar
te worden," zcide Dirkeus. Daarna viel bij in gc-
|>eiDs, en aau de beweging zijner lippen kon uien
merken, dat hij telkens deu naam van Mary zacht
uitsprak.
• Oordeel niet opdat gjj niet geoordeeld wordt:
met de maat waarmee gij meet zult gjj weder ge-.
nieten worden," klonk het achter hom.
liet was King, die, zoo als hij daar stond de haud
gelegd op Dirkeus schouder, een geheel andere
scheen dau de berijder vau den lang- en roodhairi-
gen hit. De woorden, die hjj sprak, schenen in-
vloed te oefenen eu Dirkeus uit zijne mismoedigheid
op te wekken, waut hij stond op, naderde zjjn zoon
en vroeg dezen: >Breng mjj bjj haar; zjj moet
met ons, dadelijk!"
Eeu onverwachte hinderpaal deed zich op, maar
van welken verrassenden aard! Een quurrjjtuig
had voor de herborg stil gestaan; daaruit waren
twee personen geklommen: een heer en een dame.
(ieue had naar een zekeren John Dirkeus gevraagd
die zich boven ophield, zoo als men gezegd had,
waarna hij zich derwaards had begeven zonder veel
te letten op de dame, die hem niet zoo spoedig
volgen kou. Hij stiet de deur open. en op den drom-
pel vertoonde zich Charles, do in vrijheid gestelde
Charles. Stond deze als versteend bjj den aanblik
zyns vaders en al de zjjuen, terwijl hij slechts John
had verwacht, zjju vader scheen vleugelen te heb-
ben verkregen in de overspanning der vreugde.
•Jongen, Charles, jongen, weer vrjj!" riep hjj hem
toe, terwjjl hem do tranen uit de oogen stroomden.
Do vader was nog bezig den zoon te omhelzen,
toen de dame die met hem uit het rijtuig was ge-
stapt op den drempel verscheen.
•Mylady do Castloniaine!" fluisterde John ver-
baasd tot zjju vader.
Do oude Digby was bjj de plotselinge verschijning
niet minder verrast; hjj had zijn zoon losgelaten en
nu dezen dan gcuu aangezien.
•Ma\'am... hebt go u ook vergist? Gjj zjjt..."
• Hij den vader van onzen vriend Charles Digby
vau Hatlam-CastleV"
Charles, die begreep dat eeu lauger stilzwjjgeu
tot verkeerde gevolgtrekkingen zoude kunuen lei-
den, noemde haar naam en stolde haar voor als
degene, dio straks in zijne gevangenis was gekomen
om hem uan te zoggen, dat Zijne Majesteit hein
vergiffenis had geschonken en bovendien handhaaf-
de als officier zijner ljjfgarde.
• Maar dien naam heb ik meer gehoord!" zeido
Sir Heury. nog niet wetend of hjj voor die Lady
zieh buigen zoude. «Dirkeus! herinnert ge u dien
öok niet?"
• Ik heb de eer bijna zoo veel als de Digbys be-
keud te zjjn!" hernam Mylady met eeu buiging.
• Ik wil het gelooveu!\'\' riep Sir Henry haar toe,
gestreeld door hetgeen hjj als een vleierij opnam.
• Een achtingswaardig man is uw vador, Charles!"
duisterde Mylady,
•Te achtingswaardig voor spotternij. Ik hoop
dat gjj het bewijs zult leveren het met mij eens te
zijn," hernam hjj scherp.
•Eu die Lady is je Komen verlossou, jongen! (ie
schijnt toch bemind vlcesch te zjjn!"
• Vader! ik kan ovenmin als gjj nog begrjjpeu
waarom Mylady deed wat zij deed."
• Dus eeno verrassing? Nu ik denk, dat men wel
I eens meer zoo verrast zou willen zjju."
• Een achtingswaardig man is uw vader!" Buister»
I de Mylady.
Charles stond als op vurige kolen. Dirkeus had
I Sir Henry al dikwijls bjj zjjn kleed getrokken, maar
nog geen gehoor gevonden. Eindelijk wendde zjjn
j meester zich driftig om eu vroeg wat hjj hem te
zeggen had eu waarom hjj dan niet hardop sprak.
• Alle dingen stichten niet!" bromde Dirkens.
•Is dat een bedieude, Sir Heury, en hjj ook, die
daar zit te sluimeren?" vroeg zjj op den Kapellaan
wjjzeude.
Sir Heury kuikte toestemmend eu wilde het ge-
i sprek met haar voortzetten, toen Dirkens zjju moud
aan \'s meesters ooreu bracht en fluisterde: >Dat
\'s uu de eene, die Charles zoo ver gebracht heeft,
Sir! Wees voorzichtig, Sir! Het is oen gevaarljjk
vrouwmeusoh, Sir!"
• Je kuut, bij me ziel! gelijk, hebben. Ja Ma\'am!
I het is toch vreemd, dat ge in eeu jong edelman als
niijn zoou zoo veel belang stelt... Hjj vindt het
zeker wel aanlig eu heel vriendschappelijk, en ik
zou het ook wel aardig viuden....." Hjj hield op
eu begreep eeu dwaasheid te hebbeu gezegd.
•Ik dank u voor dat laatste woord, Sir Henry
vau Hallam-Castte! Zoo word gjj immers altijd ge-
I uoemd? Ik wist, dat niemaut er meer recht op
had dan ik, uw zoon het eerst zijne vrijheid aan te
kondigen."
•Dat \'s te zeggen, Ma\'am! Had nieuiant er meer
recht oyV Ik wou, verdoemd, weloeus weten wie u
dat recht heeft gegeven, Ma\'am !"
•Wel, de vriendschap!" Zjj wendde zich tot
-ocr page 243-
MARY HOLLIS.
321
je \'t zoudt doen als ik weer weg was; dus, kort en
goed, je gaat met mij terug.\'\'
«Dat kan ik niet, vader! Hebt ge dan niet go-
] honrd dat ik weder in mjjn eer en mjjn rang bon
hersteld? Ik zou nu Londen verlaten waar eene
I sehoone toekomst mij wacht...?"
• Die wacht je iu Hallam-Castle, bjj Bessie."
• Vader, ik ben de kinderschoenen ontwassen en
laat me niet wegschenken als een stuk vee. Al was
{ die Lady zoo schoon als zo nu leelijk, zoo lief en
j zacht als ze nu scherp en snibbig is; al bracht ze
] een lusthuis aan als Hatfield-manor in plaats van
een stuk bouwgrond, ik zou baar harteljjk bedan-
ken.. Ik trouw niet, voor het minst nóg niet..."
• Dat zullen we zien!" hernam de oude driftiger
\' en driftiger wordende. .Dat zullen we zien! Denkt
ge de baas te zijn, omdat ge een paar maanden op
eigen voet hebt gestaan en gezwalkt en gezwierd
en gezwaaid, dat het een godvergeten schande was I
Laat me niet streng worden en je verwijtingen doen-" i
• Maar wie heeft u toch gezegd over te komen?
j Wie heeft u alles zoo zwart afgeschilderd en u in
den waan gebracht, dat gij mij hadt kunnen redden
irrdien er werkeljjk gevaar ware geweest?"
• Ik ben hier, en dat is genoeg. Wees nu vader;
1 zit dagen te paard midden in den winter; bagger
de sneeuwhoopen door, om dan nog te hooren: Wat
doe je hier? Dat \'s toch verdoemd hard, hoor! \'
Kwaje jongen!" ging hjj iu toorn voort. »Je zult
gaan, hoor je, je zult met mij weerom gaan."
\'s Vaders klacht had Charles meer getroffen dan
hjj deed hljjken. Zjj weerhield hem er van ver-
I der te weerstreven, ofschoon hij zich voornam den
! goeden oude, die hem thands zoo ongelegen kwam,
! zoo spoedig mogelijk te doen vertrekken.
Dirkons was met zijn zoon uitgegaan om Mary
i te bezoeken; King lag te slapen, zoo dat vaderen
\' zoon geruimen tjjd samen doorbrachten. De eerste
vernam nu de ware toedracht van zaken, ten min-
ste voor zoo verre de tweede die kon of wilde
\' mededeelcn. Charles vertelde de eigenljjke aanlei- |
ding van het tweegevecht, maar hy verzweeg de \'
schuld, die hjj aan Buckingham had; hy verzweeg
de onbekende aan wie hjj zyne vryhoid toeschreef,
schoon iMylady de Castlemaiue hom afgehaald on
niet onduidelijk had te kennen gegeven, dat zjj,
die als een bloedverwante van Buckingham had
: moeten voorgeven zyne vijandin te zjjn ten einde
, hem te beter te kunnen beschermen, thands, nu de
toorn Zyner Majesteit was bedaard, van de eerste
gunstige gelegenheid had gebruik gemaakt om over
I hem te sproken en hem in gunst te doen aannemen.
En toen hjj Sir Henry vertelde van al de partyen,
die hij had bijgewoond, van den klub waarvan zoo-
vcleu leden waren, die zich zyne vrienden noemden
of genoemd hadden, toen klopte de oude hem op den
schouder on riep hjj, de booze luim van straks ver-
geten, uit: >Ge moet mij dat alles eens laten zien,
jongen! en als ik dan Zyne Majesteit gesproken
heb, dan vertrek ik, dat is te zeggen, wij samen."
•Dat ik mij zoo beangst heb kunnen laten maken!
Charles dio zich stond te verbijten. «Ken alljrvro-
lijkst, eeu allorüefst man is uw vader, Charles! Ik
wil u niet langer storen in de uitingen van uw go~
voel en van uwe blijde verrassing. Uwe vertrekken
zjjn echter in Whito-hall weder ter uwer beschik.
king. Ik zou u echter raden," voegde zij er fluis-
terend bij. »uw goeden vader raet zjjn twee noord-
sche marmotten niet hij u te laten wonen. Het mocht
den braven man eens te gevaarlijk worden. Ha,
ha, ha! Vaarwel, Sir Henry van Hallam-Castle,
vaarwel!"
Zjj boog tot viermaal toe voor den ouden Henry,
die werkeljjk niet wist wat hem overkwam en iede-
re harer buigingen met een stijven groet beand-
woordde.
• Dat is toch en raar wjjf!" zeide Sir Henry, die
haar echter niet zonder welgevallen had aangezien.
•Let niet op haar, vader! Zij is een gevaarlijke
vrouw, zij is een vrouw die niet waard is..."
•Holla, jonge heorl En door die vrouw laat je
je verlossen, en met die vrouw waart ge altoos, zoo
lang die andere zich nog niet vertoond had? Ik
begin nu alles eerst te doorzien. Het is goed (lat
Bessy Nugent ver af woont. En nu heb ik je dnar-
over genoeg gezeid, en doe ik je de groeten van je
moeder, die je daar verder wel over onderhouden
en je beduiden zal, dat je maar hals over kop naar
het outer moet duikelen. Wat heeft je moeder
angst om je uitgestaan! Charles was in de gcvan-
genis, Charles had Buckingham, een schurk in het
voorbijgaan, overhoop gestoken, Charles had valseh
gespeeld! Jongen, als dat laatste waar was geweest,
ik had je niet weer willen zien en de Digbys wa-
ren uitgestorven, want, wis en waarachtig, ik had
je niet meer als mjjn zoon erkend en je moeder
ook niet. Maar je schynt in je gevangenis geen
honger en weinig verdriet geleden te hebben, want
je ziet er goed uit. Nu, ik dacht wel, dat je \'t niet
zoo erg zoudt hebben en dat Zyne Majesteit onze
diensten nog wel gedenken zou."
•Onze diensten, vader?" riep Charles pijnlijk uit.
•Wacht niets van hém."
• Dat zullen we eens zien, jongen! maar lang zal
ik mijn tenten hier niet opslaan!"
•Dat is zeer goed, .vader! Het zou u hier ook
niet bevallen."
•Dat \'s te zeggen...! Voor tien jaar had ik nie-
mant die mij rondleidde, maar nu heb ik er een jon-
gen, die den weg verdoemd goed weet, he? Wanneer
kunt ge klaar zijn?"
•Ik? Waarom?"
•Om meê terug te gaan.. Ik heb je moeder
moeten belooven om je meê te brengen. Je hebt
nu genoeg van Londen gezien en weet van Zyne
Majesteit toch niets te krygon. Je weet wat Bessio
Nugent meebrengt, en er mochtoD, eens, als hot lang
duurt, zulke wonderlijke geruchten gaan rondloopcn,
dat het me veel pleizier zal doen Bessie Lady Digby
te hooren noemen en Hallam met eenige morgen
land vergroot te zien. Je hebt hier toch waarachtig
niet als een heilige geleefd en ik weet juist niet of
JI
-ocr page 244-
HOLLIS.
gezant.. De loden van het kabinet, zoo gewoon
hunne opwachting bij do Hertogin van 1\'ortsmouth
te maken, lieten zich in hare vertrekken niet meer
zien, maar kwamen \'s morgens arbeiden met den
Koning. Zij, de Castlemaine, had or wel eens bij
willen wezen, het zoudo gewis zjjn om te schate-
ren! Karel Stuart, zijn zwakke wieken uit slaande
in den altijd gistenden modder der politiek \'.
Dat Karel Stuart zich daarin waagde, het moest
. met den innigsten tegenzin en niet dan na inwendi-
gen strijd geschied zjjn. Hot getuigde temeer voor
den machtigen invloed van haar, die hem er toe
had weten te bewogen. Vroeg de Castlemaine zich
ook al een oogenblik af, of die invloed ook te mach-
tig kondo worden en haar zelve schaden, zjj. die
Karel dat kind had geschonken, zjj, die van hem
I geene tederheid meer vorderde, maar alleen macht,
zij zou, op de plaats gezeten naar welke zij nader
en nader kwam, on verlost van de intriges der
vreemdelinge, die zich tot Hertogin had durven doen
verheffen, verkregen hebben wat zij wilde.
Maar meer nog dan de Castlemaine, dan iemant
aan het hof kon vermoeden, was er in Mary veran-
derd. Liet zij zich uitdosschen in prachtige klee-
deren, rondrijden in de karossen Zijner Majesteit,
huldigen op de recepties, of op de lever* ten ho-
ve? Verre van daar. Het hof onderging haren in-
\\ vloed, maar kende haar niet; zij was on bleef onzicht-
j baar: zij schuwde allo praal. Maar in haar had !
1 eene grooto verandering of liever ontwikkeling plaats
! gehad. Het eenvoudig kind van het land was met
i haar evangelie midden in een waoreld geplaatst,
die zjj niet kondo, die zjj niet begrijpen kon. Zij
had die echter ten doolo leoren kennen door zelvo
in die waereld te lijden en to strijden Maar er
bleet aan hot hof van Kngoland nog zooveel ver-
borgen wat zij moost kennen, wilde zjj een krach*
tig werktuig worden in de hand (iods. Do mensch
Karel Stuart was niet blijvend op te wekken tot
boete on bekeering, indien zjj niet tot don Koning
wist to spreken en dezon op zjjne plichten wijzen
kon. Niet door liet toeval maar door hot noodza-
kelijk gevolg van hetgeen er plaats had gehad,
! werd ook dat gedeelte harer opvoeding voltooid.
De nieuwe gunstelinge Zijner Majesteit, en sood»
; nig werd zij beschouwd, moest oven als do anderen,
die meer wilden zjjn dan oen kapel, die een oogen-
blik door hare frissche verwen bekoorde, invloed
pogen uit te oefende op de regeoring van Engeland.
• De invloed der onbekende deerne was afwijkend
van die, door Ma\'am Carwell of de Castlemaine go-
: oefend. De nationale partij, die weldra onder don
! naam van Whigs eene bepaalde gedaante zoude
aannemen, vestte hare hoop op den invloed der
: nieuwe gunstelinge, wier streven haar vertrouwen
inboezemde en die, door haar geleid en gesterkt,
\' eene geheele omkeering in de staatkunde van de
drie Vereenigde Koningrijken zoude kunnen te weeg
brengen. Lord Shaftsbury liet zich daarom bij Mary
aandienen. De verheven Staatsman boog zich voor
dat nederig kind, maar was minder nog teleurge-
;i22                                                                        MARY
Die Dirkens, dat ou<l<? wijf! De jongen hooft zich
«Is eoti loeuw gedragen!" geide Sir Henry toen hij
na zijn avondgebed in zijn bod stapte.
Charles was minder wel te moede up hel leger
van dons, dat hom zoo hard werd als ware hot
met steenon bevloerd. Dat juist Sir Henry moest
komen in deze oogenblikken, nu hjj zoo zoor vi-ij—
heid in zijne bewegingen behoefde; vrijheid in zijno
bewegingen om haar te zien naar wie hij smachtte,
niet om hen te ontmoeten, die hom in de ure dos
gevaar» haddon verlaten. O, hittere uren in de
eenzaamheid doorgebracht en thands weder her-
dacht, toen hij zich afvroeg waar die allen waren,
die hem eeuwige vrioudschap hadden gezworen!
toen hij zich afvroeg wat oen glorie beteekende. die
in eenige minuten verloren kon gaan on al die ge-
huichelde tederheden en verknoohtheden on al die
genietingen die het harte zoo koud lieten en tevens
zoo leeg! Slechts éene, zoo dacht hij, kon vorgOO
ding, ruime vergoeding schenken voor wat hij ver-
loren had en ook gaarne prijs gaf.
VIII.
Mary woonde nog altijd in het kleine, maar
smaakvol gestoffeerd kamerkeo, dat de gunst van
Mylady haar had ingeruimd. Alles scheen in den-
zelfden staat als het voor etteljjke dagen was, maar
het was ook niets meer dan schjjn. Uitwendig mocht
er niets gewijzigd zijn, inwendig was de verandering
echter groot. Mylady had dit kind, eerst kinderlijk-
onnoozel, topn aantrekkelijk-naïef gevonden; maar wa-
ren die hoedanigheden ook al niet geschikt om haar
op den duur eenige b \'langstelling te Wijven inboe-
zomen, de nadere kennismaking met die deerne deed
haar zoovele andore eigenschappen ontdekken, die
Myladys belangstelling nog oor doden vordwjjnen.
Van het kiudorlijk-onnoozelo, van hot aantrekko-
ïyk-naïeve was geen spoor moor, maar wel van gees-
telijkeu hoogmoed, maar wol van oen bnwustzijn
van kracht van oen vertoon van zelfstandigheid, die
Mylady eerst verdroot, toen kwetste, eindelijk zolfs
vrees aanjoeg.
Zij had dat kind, dat zij uit het slijk waarin hot
rondwoelde had opgeheven, het geluk toegedacht om
hare beschermster te verplichten en Mary had stout •
weg durven weigeren en wagen to zeggen, dat zjj
nóg niet kon medewerken tot het in vrijheid stel-
van haren speelnoot. Mylady was na dien tjjd nog
eens bij haar geweest, maar had haar bezoek ver-
kort, omdat ieder woord dat die deerne sprak haar
bjjna kwetste. O, zoo het werktuig dat zjj zich ge-
kozen had eens bleek gecne dienst te kunnen doen,
hoe spoedig zou zjj het verbroken en weggeworpen
hebben! Thands moest zjj echter geduld oofonon
en was het wijsheid, de deerue, die voor haar ar-
beidde, in haar werk niet te storen. Was Ma\'am
Carwell reeds verslagen V De Koning bezocht haar
niet meer, en in plaats van met Karel Stuart moest
zjj zich den langen tjjd korten met den Franschen
-ocr page 245-
MARY HOLLIS.                                                                323
Hteld dan verbaasd bjj dn ontdekking, dat haar do
geringste kennis van den politiekcn staat van zaken
ontbrak. Toen hij haar er over onderhouden wilde
ontving hjj ton andwoord, dat zij andore dingen
dan die van deze waereld bedenken moest, maar
toen hij, door de vreemde vormen heen, waarin die-
deerne hare wonschen on verwachtingen hulde, tot
deze was doorgedrongen en daarin oen streven er-
kende zoo als hij .en de zijnen het hoopten, toen
getroostte hjj zich de moeite om haar te overtui-
gen van het nauw verband tusschen den Koning en
den monsch, en hoo God haar niet alleen had uit-
verkoren om den mensch Karel Stuart te redden van
het verderf, maar voel meer nog den Koning en in
dezen zjjn treurend en verslagen volk. Thands ver-
nam Mary dingen waarvan zij nimmer had vernomen,
on verbaasde zij den Staatsman door de snelheid
harer opvattingen en ge voltrekkingen, meest zóo
zonderling getint door hare begrippen aangaande
God en de waereld, dat hij nauw een glimlach terug
houden kon. Mocht zij hem al niet kunnen volgen
in zjjne berekeningen als Engelsen Staatsman en
j partjjhoofd, zij begreep hem ten volle, toon hij den
; verderfelijken invloed schilderde van de Castlemaine
en de Quérouaille. Alleen teruggebleven overdacht
zjj het gehoorde, poogde zij alles te overzien en een
plaats te geven in het stelsol dat zij zich gebouwd
had. Schandelijke vrouwen heorsehten over den go-
zalfde Gods en maakten dezen tot een bespotting en
i een spel der filistijnen. Dat was eone omkeerihg
van de inzetting Jehovahs. De vrouw, die den man
tot genoto gegeven was, mocht door de macht dor
liefde invloed oefenen, zjj mocht zich echter niet
verheffen boven haar gemaal. Maar hier leed die
vrouw en werd zij vernederd door andere, door Deli-
lahs. Zjj bad God om kracht, ten einde zich te ver-
heffen tot do hoogte harer roeping, ten einde de
wan in do hand te mogen nemen on het kaf te
scheiden van de korrelen graans! Wie haar in die
oogenblikken had gadeslagen, hij zou op dat. gelaat,
waarvan do schoonste uitdrukking de reinheid was,
een kracht hebben bespeurd, die het gantsche zoo
zachte en tedere wezen oen schyn van beslotenheid
en beradenheid gaf, welke haar onaangenaam aan-
deed en aan het vrouwelijke, dat die maagd zoo
schoon, zoo rein deed schijnen, afbreuk deed.
Het was kort na het bezoek van Shaftsbury, dat
John haar meldde wat hjj op haren raad naar Hal-
lam geschreven had. De overkomst van Sir Henry
zoudo daarop wel volgen. Zij berekende in hoeveel
tjjds de reize kon worden afgelegd en vroeg tegen
den tijd, dat Sir Henry kon aangekomen zjjn de
vryheid van Charles.
Beminnelijke inkonsequontie van dat anders zoo
konsequente charakter! Zij had altijd beweerd, dat
er geen deugd zonder strjjd bestond; zjj had tegon-
over Mylady het weinig afdoende van eene afslui-
ting van de waereld betoogd, daar de zonde voort-
kwum uit het- hart en niet uit do waereld en op
Charles waagde zjj die stelling niet toe te passen.
Schijnbaar wreed en ondankbaar had zij zijne ker-
kerstraf niet willen verkorton, maar wat wreedheid
scheen was do angstige zorg der vriendschap om
hem buiten den invloed dor verleiding te plaatsen,
tot dat Sir Heury on do zijnen waren aangekomen
om hem in ontvang te nemen en mot hom terug te
keeron. Mylady had door den Koning zelven ver-
nomen wat Mary had gevraagd on do voorwaarde,
dio zjj or aan verbonden had, om hem niet te ont-
slaan voor Sir Henry was aangekomen. Mylady
had er voor gezorgd, dat Zjjner Majesteit de aan-
komst van den ouden edelman reeds den volgenden
dag bericht werd en tevens in overwoging word
I gegeven of er Mary geone aangename verrassing
\' door bereid zoude worden, indien Charles, wat zij
niet gevraagd had of niet had willen vragen,
weder in zjjn vorigen staat werd hersteld. Bucking-
ham was buiten gevaar en de hoon dezen aange-
daan was reeds ettelijke dagen oud, zoodat Zijne
Majesteit toegaf.
De vergiffenis, den jongen Digby geschonken,
word als het belangrijkst nieuws van den dag rond-
gefluisterd, maar deed weinigen nog besluiten om
j de onzijdigheid, die zjj in deze zaak hadden aan-
genomen prjjs te geven. Hnrry, zoo vermetel tegen-
over Zyue Majesteit, Sidney en zoo vele anderen
dio Charles vriend noemden, hadden Buckinghams
; invloed te voel gevreesd, om voor een Digby zich
i in gevaar te stellen. Hoewel de Koning vergeven
1 had, was or nog geen blyk dat ook Zijne Genade
hot deed, en tot zoo lang was het boter op zijna
| hoede te blijven on «dollen" Will, die »den dood
j te dol bleek to zijn daar hjj hom reeds in zyn klau-
j won had gegrepen en hem toch weder los liet," niet
; te verbitteren.
Toch scheen de tijding van de betmnde genade
niet tot allen te zijn doorgedrongen. Of behoorde
do vreemde Lady, die zoo boschoidon aan de deur
van Marys kamer klopte, niet tot het hof? Mary
was alleen; do oude Kate had haar verlaten, hetgeen
. bespied was door een jong meisjou, dio in den gang
als op post stond en zoodra zjj Kate had zien heen
gaan, weg was gesneld.
•Mag ik u een oogeublik spreken, Mylady?"
vroeg do onbekende zacht, terwijl zjj de deur afsloot.
»Mjj voegt de titel niet, dio mjj gegeven wordt,\'\'
klonk het andwoord, eonigzins schoorvoetend geuit.
•Mag ik weten wie mjj de oor doet mjj te bezoeken
en waarom?"
»Gjj zult het niet vreemd vinden dat men bij u
komt... bjj u, die zoo machtig zijt..."
Ken blos vloog over Marys gelaat. Het vermoeden,
dat zy zoo dikwerf in haar binnenst terug dreef
waar het was ontstaan, werd door oen ander uitge-
sprokeu. Een schitterende oneer! dat was do naam
waarmee men haar noemde. Zij hield zich van allen
terug, zoodat zij den hoon niet vernomen kon, maar
deze vrouw was nu tot haar gekomen om het haar
mede to deelen. Wie was die vrouw die haar kwam
beschimpen? Eene smekelinge, want de vreemde
stond daar in eene deemoedige houding, met
do oogen neder geslagen, en de stem klonk zoo
-ocr page 246-
MARY HOLLIS.
3!M
zacht, ja nauw hoorbaar, en <le woorden werden
zoo mooieljjk uitgebracht, dat er geen twijfel over-
bleef of het was een verslagene, die voor haar stond
en van haar hulp wachtte.
• Wie heeft u doen gelooven dat. . dat ik iets
vermag?" vroeg Mary, terwjjl zjj do vreemde een
9toel aanbood.
•Veel vermag. Gants Londen weet het en wei-
dra zal geheel Engeland het ondervinden, dat de
9ce])ter uit de band van de Hertogin van Port«-
mouth in de uwe is overgaan."
Het was thans de beurt van Mary om de oogen
neder te slaan. Was der vreemdelinge de vernede-
ring bewust, die er in de woorden school? Zjj dacht
haar in de plaats van do Hertogin van I\'ortsmouth,
in die van Mylady de (\'astlemaine. Bedoelde zij
niet haar te kwetsen, dan was die vrouw tegen-
over haar een laaghartige, die haar meende te
vleien met het huldigen van zulk eene heerschappij.
• Indien men gebrek heeft aan nieuws, dan zoekt
men en vindt het bij voorkeiu in het slijk der
straten. Het is vaak zoo zelfverheffend om den
naasten klein te maken, niet waar?-\' vroeg Mary.
• Niet dus, niet dus!" hernam de andere levendig.
»Ik bedoelde waarlijk niet u te beschuldigen. Hoe
zou ik dat kunnen, ik, die zelve zoo zeer behoefte
heb aan vergeving."
• En om die reden alléén zjjt gjj er bevreesd
voor? Mylady, als ge aan mjjn macht gelooft, en
ge hier werkelijk gekomen zijt om den steun er
van in te roepen, dat moet ik erkennen dat uwe
woorden niet juist zijn gekozen." In het besef ha-
rer onschuld en misschien ook wel in dat harer
macht, zag zjj de andere fier in het aangezicht.
• Hoe zal ik mijne woorden kiezen om u niet te
grieven, u die zoo prikkelbaar zjjt!" riep de vreem-
delinge uit. »Ik heb gehoord dat gjj een edel hart
hebt, dat gjj deugdzaam zijt en schoon. Over het
laatste kan ik thands oordeelen, en nu dit ten volle
bevestigd is zal ook al het andere zich bevestigen
Ja, gü zjjt zeker een edelaarde, een reine jonk-
vrouw!"
•Niet meer, Mylady! niet meer. Ik bogrjjp wat
u dus doet spreken en daarom zjjn die woorden
nog hot pjjnljjkst vnn allon. Niet dergelijke vleio-
rjjen — en ik noem ze do ijdele woorden dio vol-
gons het Evangelie de Heidenen gebruiken — niet
dergelijke vleierijen behoeven U mjj nader te brcn-
gen. Ja, ik heb door do kracht fiods ecnigen in-
vloed. Zjjn uwe wenschen billijk, is de zaak die
gjj wenscht te bevorderen, rein, zoo beschik over
hetgeen mjj gegeven is."\'
De andere, hoe daartoe door do woorden ook uit-
genoodigd, bleef nog zwjjgen; het scheen haar thands
zelfs moeieljjker te worden om den wensch te uiten
die haar op de lippen lag. Zjj had van de zon-
derlingheid dier deerne vernomen, maar de werkc-
lykheid overtrof zooverre het gerucht! In plaats van
door do laatste woorden tot spreeken te zyn aan
gemoedigd, scheen zjj er door teruggehouden te
worden.
•Zjjn uwe wenschen niet billjjk, zoo zeg ze mjj
niet," vervolgde Mary.
•Onbillijk zijn ze zeker niet. Zoo waar als gjj
t vrouw zjjt zult gjj zo billjjken. Gjj zijt gants an-
ders dan de anderen, maar daarin zult gjj wel Wouw
zjjn, dat ge weet wat hartstocht is, dat ge weet
hoe dio daar binnen kan regeeren... hoe hjj de
gantsche ziel inneemt, hoe hij zelfs de waereld kan
\\ doen vergeten! O dat kan toch niet zondig zyn
voor Gods vierschaar!"
•Verdedig u niet. Mijlady! gjj wordt immers nog
niet aangeklaagd!" merkte Mary bewogen aan.
• Ik vertrouw mü aan u: gjj zjjt de eenige aan
wie ik mjj verklaar."
• En gij kent mij niet. Neen. ik mag zulk een I
vertrouwen niet aannemen."
•Wanneer ik zelve het u aanbied? Wanneer ik
zelve tot u kom en zeg: gjj zjjt de eenige die mjj
troosten, mij helpen kan?"
• Dus dat vertrouwen geeft ge, omdat gjj het
moot. Wees oprecht, Mylady! en wisch de laatste
valsche kleur weg, die dit hof maar te veel op het
! golaat legt. Welnu, ik hoor u aan."
• Belooft gij mjj hot geheim te zullen bewaren en
nimmer ook er op te doelen?"
• Indien het niot strijdt met de stem van mjjn
; geweten, ja."
•Maar" dat is zoo ontwjjkend! Het geweten..."
• Is de strengste rechter: hot is immers de stemme
. Gods in den mensch? Gelooft ge dat óok niet?
: Wat deed u straks uzelve aanklagen, Mylady, zoo
, het niet uw geweten ware?"
De vreemde trilde. Was het een profetesse, die
, voor haar stond, een heilige, die wonderen konde
, doen en wist wat er omging in het menscheljjk
hart? Wat werd de vreemde klein tegenover dat
meisjen, zjj, die niettegenstaande hare deemoedige
houding, tyj haar binnentreden zoo zeer op dat kind
had neergezien.
•Zoo het dus niet strjjdt met de stem van uw ge-
weten," hernam zij, »en dat zal het niet. Zou uw
geweten ooit don dood eenor zuster kunnen eischen,
en dat zou het gevolg zjjn indien mjjn geheim ooit
werd ontdekt."
• Ik wil het niet weten, Mylady!" hernam Mary
huiverend. »Ik wil niet in zulk perikel vervallen."
•Maar gjj moet het wotnn om mjj te helpen, en
uwe hulp is noodzakelijk. Neen, neen, gjj bcgrjjpt
den hartstocht der liefde niet... Gjj hebt het aan-
gezicht eener heilige, en de heiligen hebben rust
en vrede daarbinnen..."
• De zonde, Mylady! is tot alle menschen doorge-
gaan en door de zonde do dood! Wat roemt go
dan op heiligen, uit menschen geboren, die allen
den dood onderworpen zjjn?" Zjj sprak deze woor-
den met kracht uit en was gereed voort te varen,
toen de andere haar in do reden viel met de
betuiging, dat zij niet bedoeld had haar in hare
overtuiging te kwetson, dat zij zich geheel onder-
wierp aan de voorwaarde door Mary gesteld, maar
daaraan slechts éene bede toevoegde, eene bede,
-ocr page 247-
MARY HOLLIS.
325
! doelt.., reeds vrjj is. De Koning stond het mij
I toe...
• Wees geduukt, wees gedankt!\'\'juichte de vreemde.
•Mary, wie verzocht u daarom te vragen? Wie
toonde zooveel belangstelliug?"
• Mylady do (\'astleinaini\'!" klouk het koud. Mary,
Mary! was het u niet of een zalig gevoel u door-
trilde bij het uiten dier woorden, welke do vrouw
tegenover u even diep moesten wonden als de hare
het u hadden gedaan? Mary, hoort ge ook thands
1 do stem van het Evangelie die u toeroept: Kruisig
het vleesch? Mary. gij, die het werktuig Gods wilt
zijn en een Koninkrijk redden van het verderf, gjj
zijt niets meer dan een vrouw, een zwakke vrouw!"
• Mylady de GJstlemaine!" herhaalde de ander.
• Kn waarom vroeg zjj de verlossing van Digby,
terwijl zij zijne inhechtenisneming had kunnen voor-
komen? Gjj, die zoo goed zjjt, Mary. zoo edel en
tevens zoo machtig, kunt gij die vrouw uiet gebie*
den den jongen edelman niet weder in hare strik-
! ken te lokken? Mylady de Castlemaine heette wel
; uwe beschermster, maar dat kau zjj niet meer zijn..
! Niet waar? gjj veracht die vrouw, die ieder vernie-
tigt die zjj omhelst.. Gjj veracht haar?"
•Kunt gij dat doen, die straks zooveel verschoc—
ning inbracht voor den hartstocht uwer liefde?"
! vroeg Mary gesmoord: haar stem scheen te stikken
| in verltorgene tranen. De vreemde sloeg de oogen
neder en zweeg; want daar was verpletterende waar-
• beid in die eenvoudige opmerking, meer waarheid
! dan Mary nog wel denken kon. Deze toch vond
; de vergelijking bij nader indenken onjuist en voegde
\\ er daarom bjj: >Maar ik beu zeker ourechtvaar-
dig: de liefde van Mylady de (\'aslemaine, zoo zjj
nog bestaat, is gewis eeue andere dan de uwe. Ik
twijfel daaraan niet, want de uwe zal toch niet
misdadig wezen."
• Wat bedoelt go daarmee?" vroeg de andere.
•Gjj kwaamt met zooveel angst, met zooveel ge-
. heim/.iuuighcid tot mij. Gjj badt mij met zooveel
aandrang om stilzwijgendheid... Mylady, hebt gij
dien edelman, die zooveel jonger is dan gjj schijnt te
zijn, werkelijk lief met al de kracht uwer ziel, zoo
\' als God heeft gewild dat de vrouw den man lief—
hebbe, met geheel uw hart eu met geheel uw ver-
! stand, lief niet uit zelfzucht, maar lief tot zelfop-
otferiug toe?"
•Mary! die woorden...! Gij kent dien edelman!"
•Waarom?"
•Gjj kout hom, want gjj weet dat hjj jong is, ja
nog wel jonger dan ik ben. Waarom dat verzwe-
gen? Waarom straks zoo kool en thands zoo hef-
tig?"
•Ik keu hem en zal hem gaarne gelukkig zien!"
zeide Mary, het bijna oimogcljjke beproevende om
zich bedaard te veinzen. >Ik ben een dweepster,
niet waar? en stel mjj een hemel voor, die nooit
te bereiken zal zijn... Ik hoop dat gjj hem ge-
lukkig zult maken... Waarom zoudt gjj dat ook
niet kunnen, als hjj u lief heeft zoo als gij hem?
Maar waarom waart gij dan straks zoo angstig? De
wier vervulling nooit zou kunnen strijden met de
stem van haar geweten. »Ik moet u mijn naam
verzwjjgen, maar woon aan dit hof... Gjj zult er
later mjj zeker ontmoeten! O deel dan aan nie-
mant mede, dat de smckelinge van t hands en de
vrouw die ge daar zien zult dezelfde zijn."
• Maar aan welk eene misdaad kent gij u dan
toch schuldig?" vroeg Mary, werkeljjk verschrokken
door al die voorzorgen, en beangst, dat zjj in een
ongeoorloofde zaak gewikkeld zoude worden en
verleid tot dingen die zij veroordeelen moest.
•Hot is misschien eene misdaad voor uwe vier-
schaar, voor iedere andere zeker niet... Vat het
niet zoodanig o|>, alsof ik u wreed en koud oordeel.
Maar ik ben een dwaze! Ik werd het grootste
deel mijns levens bedrogen, beschimpt. Ik heb de
meuscheu leeren vreezen, schuwen en wantrouwen.
Myne onschuldigste daden werden misdrijven gehe-
ten, en daardoor leerde ik vreezen voor allen en
alles, en daardoor ook misschien was de verleiding
zoo sterk. Ik verlnmw u: ik behoef geeue belofte;
gij zult handelen zooals uw hart u zeggen zal dut
gjj behoort te doen. Ik bemin een .jong edelman,
dio in \'s Konings ongenade is gevallen. Gij ziet
dat ik oprecht ben; ik had kunnen voorgeven dat
slechts vriendschap, dat slechts een gevoel om wel
te doen mjj tot u leidde, om uwe lusschenkumst
voor hem af te bidden maar gij wilt dat ik oprecht
zij en ik ben het. .."
•En wie is... die edelmanV" vroeg Mary, wie de
gorgel eensklaps als dichtgeklemd werd.
• De luitenant Digby!\'\'
O, die naam wekte plotseling de heerlijkste her-
inncriugen en het folterendst wee bjj Mary op!
Den naam van haren speelnoot dus uitgesproken
door een vreemde! Het was of zjj alleen er recht
op had en geeno undore vrouw. »De luitenant
Digby!" Zjj had hem nimmer anders dan Charles
genoemd. Die liefde, die zjj zelve altoos in haar
binnenste verborgen had gehouden, werd door die
vreemde dadelijk blootgelegd. Was dat oprechtheid?
Neou, het was schaamteloosheid.
Haar gelaat moest van den strijd in het bin-
neust «enige sporen hebbeu vertoond, want de
vreemde vroeg, evenwel meer mistig verbaasd dan
deelnemend: »Wat deert u? Kent ge dien edel-
man ?"
Mary kou die vraag thands niet bcandwoordeu:
zij vervolgde veeleer met eene tegenvraag: >En
wat wilt gjj dat ik voor hém doe?"
•Om m jj ne nt wille altijd Doe hein ontslaan
uit zijne gevangenis Hij is niet schuldig. Iiucking-
ham heeft hem boleedigd..."
•Ik wist het, ik wist het!\'\' riep Mary in arren
moede uit on haar met de hand wenkend te zwjj-
geu. Er was een oogenblik van stilte, het was eeu
oogeublik dat Mary behoefde, om den baaiert in
haar binnenste te ordenen, en den duivel die haar
verzocht te verjagen.
• Ik ben verheugd voor u, Mylady! u te kunnen
zeggen dat hjj... du jeugdige edelman dien gjj be-
-ocr page 248-
MARY HOLLIS.
32ti
thands nog beneden u staat. Hij zal u gelyk wor-
den in rang ... kom dan met mjj!"
•Vreeselyk kind!" snikte de andere, terwjjl zjj
zich het gelaat met de handen dekte. »\\een, ik
kan dat niet doen! O ik heb my aan u overgelo-
verd!... Vergeef die woorden ! Gy\' zyt eon waar-
dige Cbristinne even als mijne... Maar, ik kan dat
nog niet doen."
•Dan geloof ik niet aan uwe liefde!" riep Mary
bijkans juichend uit. >l)an is het slechts een luim.
waaraan hier aan het hof reeds zoo velen zjjn opge-
offerd... Dan zal ik hem, dien gy bedriegt, doen
waarschuwen en hem overtuigen dat de vriendschap
van de Castlemaine minder misdadig en onteerend
«;i- dan de uwe..."
•Neen, ik bid u, neen! O mjjn God! inyn God!
doe mij sterven eer dit geschiedt! Mary, gij ver-
wjjlt moer in deu hemel bjj de eugelen Gods, dan
op aarde ouder do menseben, gjj weot niet wat
hartstocht is, neen gy weet het niet!"
Mary werd marmerbleek. »Ik weet het niet!\'\'
herbaalde zjj werktuigelyk. «Mylady, ga! Uw ge-
heim is mij heilig! Ik geloof dat gy hem denkt
lief te hebben: mijne beschouwing van de toostan-
den iu de waercld der grooteu kan valsch zjjn
Ik kan ook niet juist oordoelen, daar gij niy niet alles
zegt, daar gjj my het wezeutljjkc verbergt... Maar.
ik bid u, Mylady! heb medelijden met hem..."
•Dat woord is wreed... en zoo ik het wel be-
gry\'p...! Mary! gy kent dien jonkman, gjj kendet
hem lang. Gy betoont zulk een innig medelijden ...
Mary, gy bemint hom, en wilt hem my ontrooven:
gy bemint hem en spreekt daarom zoo roerend van
zelfopoffering..."
•Ik heb hom met u willen voreouigou, Mylady!
Ik weuschtc uw eu zyu geluk! Ik heb zelfs oon
daad willen verrichteu, dio ik my had voorgonomen
nimmer te zullen doen, namelijk naar den Koning
te midden van zijn hof te gaan eu mij aan hem te
verplichten. Mr. Digby is een edelman, met een
schoon en lang leven van eer eu roem voor zich,
en ik, ecu arme laaggcboren weezc, die na volbrach-
tcu arbeid spoedig hoopt uit te rusteu naast harou
vader! De klove is te wjjd om haar over Ie spriu-
gou, zelfs al mocht hij of ik het wenscheu. Voor
het aangezicht van den Alwetende, Mylady, verklaar
ik, dat uiets mij blijder de opgelegde taak zal doen
afwerken dau de aanblik van uw beider geluk. Bo-
uiiut elkander: maakt elkaudcr gelukkig; maar
nogmaals, heb medelijden met hém !"
De vreemde was niet zoo zeer overtuigd als ge-
troffen. Zij nam Marys hand iu de hare eu drukte
die : >Gjj schijnt u geen blijde toekomst te voor-
spellen;" zeide zy, >ik geloof dat go gelyk hebt,
want de wapenen, waarmede gy strjjdt, zullen u hier
niet de overwinning verzekeren. Gjj zyt thands
de machtige; gjj kunt echter weder worden die gjj
waart, en alsdan alleen staan in het midden van
vijanden... Kom dan bjj mjj... Ik woon in den
vleugel, dien het hofgezin der Koningin inneemt.
Vraag slechts naar Miss Kennedy en zjj zal u naar
bekentenis eener reine en heilige liefde behoeft
immers jegens eene zuster niet zoo zwaar te we-
gen. Eene reine, heilige en eene beandwoorde
liefde behoeft zich immers niet te maskeren. En dat
deedt gij toch, niet waar? want gjj zjjt voorzeker
dozelfde, die op het bal van Zijne Genade den
Hertog van Buckingham u zooveel moeite hebt ge-
geven om verborgen te bljjven, die mij dat lint om
de hand wondt, als om op my\' het vermoeden te
vestigen. Waarom deedt gij toch dat alles? Waarom
verbergt gjj u zoo zeer V"
Ondanks haar zelve had de hartstocht Mary
weder overheerd. (ielukkig dat de vreemde het
niet bemerkte, daar zij door de*lot haar gerichte
vragen immer meer in verwarring geraakte en het
oog niet meer waagde op te heffen bij dien strak-
ken blik op haar gevest.
>Ik bekende hot u straks reeds, dat alles wat my
sedert jaren omringde mjj met een vrees vervulde
die ik niet overwinnen kou. ledere aandoening heb
ik moeten leeren bedwingen, omdat zij bespied werd
en verkeerd uitgelegd. Ik wantrouw ieder; ik wau-
trouwde zelfs zjjn e liefde en daarom naderde ik
hem altoos gemaskerd, daar ik nog niet zeker ge-
noeg was van zijne tederheid. O, ik beu diep
rampzalig!\'\'
•Rampzalig ? En gjj moogt u bemind gelooven!"
riep Mary uit. »Het is immer» uw verkeerd wan-
trouwen alleen, dat u tot dusverre van eene opent-
lijke bekentenis hoeft teruggohouden ? Maar de
geheimzinnigheid waarmede gjj te werk gaat zal
juist veroorzaken wat gjj wonscht te vootkomen.
Waarom u niet openlijk aan hem verbonden....?
Waarom niet?" vroeg zij nogmaals toen haar eerste
vraag niet beandwoord werd.
•Omdat... omdat ik... zoo. verre boven hem
verheven sta... omdat myuó bloedverwanten zich
er tegen zouden aankanten."
• En is dal uwc liefde? Begrijpt ge dan niet,
dat ge met zijn geluk speelt? ti ij ontmoet el kan-
dor on belooft hom trouw; gjj eischt die wederkeerig
van hem en waagt het niet openljjk daarvan beljj-
denis te doen! Gjj hebt hem lief en durft hem
niet tot u verheffen; gjj heet hem liuf te hebbeu
en vraagt niet wat gij hem lydeu doet. Dat is
geenc liefde, gecne reine, heilige liefde !"
•Gjj kent de waercld niet; gjj noemdet u zelve
dweopster; ja gjj zjjt er eene!" hernam de andere met
telkens sneller jagenden ademtocht. »0 als gjj wildet,
hoe gelukkig zoudt gjj hem eu mjj kunnen maken! Uwc
vertrekken zijn een heiligdom, waarin niemant den
voet waagt te zetten dan dio gjj daartoe machtigt.
Laat ze het heiligdom onzer liefde zijn!"
•Hoc, ik zou mede werken tot eene berispelijko
daad! Ik zou u het veiuzou en beman telen uwer
gevoelens gemakkelijk maken! Ik zou u beiden
liier ontvangen! Ik gruw van uw voorstel! Indien
gjj hem werkelijk lief hebt, kom dan met my. Om
uweiit en mijnentwil zal ik den voet zotten waar
ik dien nog nimmer zette — in de vertrekken vaa
den Koning. Ik zal een titel vragen voor hem, die
-ocr page 249-
MARY HOLLIS.
827
en dat te vergoten b\'jj do inspanning des geestos,
hij de behandeling van zaken, welke hem na ter
harte gingen en zijne gautsche aandacht en belang-
stelling vorderden.
De komst Zijner Majesteit was op ziehzelve reeds
eeno belangi\'jjke zaak en deed zoo veel gissen wat
nog niet word uitgesproken. Hoewel Zijne Majes-
teit alleen voorgaf te komen uit belangstelling in
de gezondheid zijns Neefs, hoewel de Neef alleen
gewag maakte van de genoegens op de jacht ge-
smaakt, toch gaf geen van beiden de ware reden
te kennen è.n van het bezoek èn van de graagte
waarmede het ontvangen werd. De woorden, door
den Neef op de jacht of liever bij het terugkomen
gesproken, haddon in hooge mate de verbazing, ja
den schrik van den Oom opgewekt, die ze een an-
dero richting zoude wenschen te geven eu alzoo
gekomen was, om to trachten zjjn Neef op eon
dwaalspoor te leiden en dezen te doen gelooveu,
dat alles slechts spel ware, een spel met Lodewijk
XIV, die hij subsidiën liet betalen om er kruit en
lood voor te koopen, waarmee hjj hém bevechten
zou. Willem, op het terrein van politieke zaken
overgebracht, bleek er even meegaande, oven goed
gestomd to zjjn, on geloofde alles. Hij kende, zeidc
hij onder andoren, zjjn verhoven Oom te veel scherp-
ziunigheid toe, om niet te gelooven aan een poli-
tieke maskerade zoo als hjj er eene bjj Zjjne Genade
den Hertog van Huckiiigham had bijgewoond, om
niet to weten, dat zijn verheven Oom reeds lang
achterdocht zou hebbeu opgevat jegens een vriend,
die zelf honderdduizend man naar de Republiek
zoude zenden maar er van den bondgenoot maar
twee a drieduizend vroeg. Het zou Zijne Majesteit
den Koning van Engeland kunnen gaan als den
wolf togen het dozjjn doggen. Gene was verre weg
hot sterkst, maar togen het aantal vermocht hij op
den duur niets. Bovendien, om als gelijke met ge-
lijke ie blijven handelen, moest men gelijke ver-
plicht ingen hebben, en de vriendschap, zoo dacht
hem, waarvan slechts éen der beide vrienden al
do lasten droog, kou, zoo meende hij, op don duur
niot bestaan. Hjj had er een voorbeeld van ge-
zien bij twee edellieden van zjjne huishouding. Zjj
waren vrienden van der jeugd af geweest tot de
een den ander een genoegen deed, dat deze niet
wederkeerig bewijzen kon ; do vriendschap leed er
onder; de hechte band sprong. Wat kon Zjjne Ma-
jesteit er anders op andwoordeu, uu zjj eens de
logen begonnen was, dat ook de Koning van En-
geland zoo dacht; dat hij aan het bondgenootschap
van Fraukrjjk niet hechtte, dat hjj zich waarlijk
mot de Republiek verbinden wilde, met zijn Par-
lement zich verzoenen, on Lord Shaftsbury daartoe
roods ocnige voorbercideudo maatregolen had doen
nemen.
De Koninklijke Oom vertrok, maar was geen
oogeublik dupe van zjjn Neef, dio de logen Zijner
Majesteit zoo gemakkelijk had aangenomen om or
tevens uit te bewjjzen, dat do logen do waarheid
behoorde te zijn. ten minste ..oo de Oom aanspraak
oeno vriendin voeren. Vaarwel, Mary! Ik heb u
vertrouwd! Toon nooit dat ge mij kont. als gij
mij ontmoet zoo iang gij machtig zjjt."
Mary knikte haar het vaarwel toe: zij deed haar
geen uitgeleide, maar zag van dn plaats dio zij
innam haar vertrekken. Toon zjj alleen was hief
zij het oog omhoog, vouwde zjj de hand. on zoo
bleef zij staan terwijl de dikke tranen langs do
wangen parelden, en het overkropt gemoed zich
poogde lucht te geven door een bede tot God, maar
het niet vermocht.
De jacht dreigde Zjjne Hoogheid een duur ge-
kocht genoegen te zullen worden. Thuis gekomen
had hjj van overspanning niet kunnen slapen, welko
donzen kussens hem ook telkens onder hot hoofd
of langs den rug door de nauwlettende zorg zjj-
ner dienaren werden neer gespreid. De zacht ver-
warmendendo drank, door Widerts gereed gemaakt,
mocht niet baten, en de geneesheer stond tegen
don verklaarden wil van don patiënt den volgenden
morgen reeds vroeg aan hot bed.
Met schrik zag Zjjne Hoogheid de groote flesch
verschjjnen, die geledigd moest worden, zoo hü ten
minste de lastige kortademigheid en de pijn in
voorhoofd en koel kwijt wilde zjjn. Maar beter
geneesmiddel scheen zijn Koninkljjko Oom hem te
bereiden, dio te elf ure hem bezoeken kwam, on
van don kamerdienaar, die Zjjne Hoogheid was ko-
men uitnoodigen om op White-hall te komen. vor-
nomen had dat Zijne Hoogheid belet was te ver-
schynen. Zjjne Majesteit scheen hot gezolschap van
haren Neef niet moer te kunnen ontberen, en toch
scheen beider verhouding tol. nlkander veel minder
vriendschappelijk dan toon do Oom den Neef nog
met een soort van liescherming, uit medelijden
voortgesproten, behandelde, en do Neef den Oom
met kinderlijke beschroomheid scheen to ontwjjkcn.
De rollen schenen thands bjjkans vorkoord. Hoe-
wel de Oom don Neef opzocht, was hjj teruggetrok-
ken en zoozeer op zjjne hoede, dat hjj in elk woord
dat zjjn Neef sprak een vjjandigen zin moendc te
ontdekken, en die Neef praatte thands zonder eenigc
terughouding met zóo veel genoegen, met zoó veel
openhartigheid alsof hjj een aüergonoegelijkst uur
doorbracht! En hjj deed zich geweld aan! Hij
lag van kussens omringd in een grooten leunstoel
en was voorzien van nicdicjjnfleschjcs en potjes met
verschillende kouserveu. Had Zjjne Majesteit zich
ook kunneu laten verlokken om hare somberheid
te laten varen, om te kouton zoo als hjj koutte, hot
denkbeeld dat de ziekte slechts voorgewend was,
weerhield hem daarvan, eu deed hem telkens naar
Ue aanvankelijk ingenomen pozitie terugkeeren. Toch
oordeelde ZjJuu Majesteit verkeerd. De ziekte Zijner
Hoogheid was niet voorgewend; do tevreden stem-
ming, hot vertoon van oponhartigheid, evenmin.
Willem van Oranjo was gewoon aan lichaamsljjdeu
-ocr page 250-
MARY HOLLIS.
328
wilde maken op scherpzinnigheid en verstand. En
alles wat de jonkman zeide als waarheid te moeten
erkennen, Lodewjjk den XIV als den grootsten vij—
and van den Koning van Engeland te hooren af-
schilderen en daarbij te moeten erkennen dat het
niet anders kon zijn, het dood hem nog wreveliger
in zich zelven, met nog meer wrok jegens dien
kamillen drinkenden, konserf en olie lekkenden,
als een oud wijf in de kussens gedoken, jonkman
terug keeren!
•Dat Louize h ;m alles heeft verraden! De slang!"
prevelde hij nog, toen hjj in zijn kabinet was te-
ruggekeerd waar hij Lord Arlington vond, dien hij
weldra wegzond en, voor hij dat deed, nog deed
sidderen bij de woorden die hij hem toevoegde:
•Ook gij waart zoo dom, om mij dat traktaat aan
te raden... Ik wil daarover niet en ook over niets
anders spreken."
»Als Hendrik" — en hij dacht hierbij aan Hcn-
drik Boreel den opvolger van van Bcuniugou —
I" >als Hendrik waarlijk eens een nieuw verbond kon
sluiten door mij... en ik keerde terug op het Bin-
nenhof, wat zou de prijs zjjn?" vroeg Zjjne Hoog-
hcid zich af, waarna hij naging welk andwoord er
op zjjne vraag te geven was. Het luidde zeker bevredi-
gend, want niettegenstaande hij weder benauwd
ademhaalde en een koortsige huivering hem dooi1 de
leden liep en liet hoofd door den blocd-aandrang
glooide, lag er een schjjn van glimlach op zijn ge-
laat. Weldra zonk hij echter in zijne kussens te-
rug en poogde te sluimeren. Het ziekelijk scherp
gehoor deed hem het yeluid van eenige stommen
als een hinderlijk gejoel, zelfs als een twistend ge-
kijf voorkomen, waarom hjj de oorzaak door Wi-
derts vernemen liet, die hem berichtte, dat oen
boer beueden was, die eon Hollander verklaarde
te zijn on »den Frins" wilde zien; men had hem
gezegd dat Zijne Hoogheid niet to spreken was,
waarop hij gevraagd had wanneer hjj dan terug
kon komen, want dat bij zich voorgenomen had
den Prins te zien.
«Laat den man boven komen, Widerts!" Wat
deze ook daartegen inbracht, hot mocht niet baten,
en onze bekende Dirken*, in zijn zoudagsklêeren uit-
gedoscht, klotste met zjjn dubbel gezoolde schoenen
do marmeren trappen op en den houten vloer over,
zóo stevig maar ook zóo lomp en plomp; dat Zjjne
Hoogheid door de donzen kussens heen er van trilde.
•Dag, goode vriend!" zeide de Prins in zjjno
moedertaal terwjjl hjj hem do hand toestak, die
de boor vatte en in zjjn grove knuist drukte, waarbjj
hem de tranen in de oogen stonden.
»Ik heb ernaar verlangd, Prins, u to zien!" zeide
Dirkens mede in zjjn moeterlaal, die hjj nog, hoe-
wel mot een vreemden tongval, sprak.
»Ik hoorde van Sir Ilenry, dat Uwe Hoogheid
hier was en toen moest ik u zien, vat je! Je Hoog-
heid kont me niet? Maar \'t is waar dat kan niet,
want ik ben al twintig jaar weg en je Hoogheid
was nog niet geboren, toen ik do erwten opbond
in den tuin van Honselaarsdjjk.."
•Zijt ge in mijns vaders dienst geweest, goede
vriend? Ga zitten! Ga maar gerust zitten; wjj
zijn landgenoten. En zjjt ge hier getrouwd? En
gaat het je goed?"
Dirkens had plaats gonomin en was spoedig iu
een druk gesprek gewikkeld. Hjj vertelde van zjjn
vrouw en kinderen, van Sir Ilenry en Mylady, van
Jakob en Mary Hollis, hij sprak over alles meer
dan de Prins weten wilde en begrijpen konde; hjj
sprak met eon geestdrift zoo als hjj slechts zelden in
zijn leven had laten blijken; maar had Zijne Hoogheid
hem niet do hand gereikt, had do Prins hem niet
doen nedorzitten, zat hij niet naar hom to luisteren
zoo als zelfs Sir Hmry nooit nog gedaan had? «En
nu zjjn we in Londen en ik sta hier to kijken krek
als eon haas iu den top van eon boom, benauwd
om te blijven en benauwd om er af te klimmen.
Gelukkig dat we onzen Charles terug hebben, maar
hot staat nog te bezien hoe wjj hem terug krjj-
gen, want er heet geen kos bont of er zit een vlek-
jen aan, en do jonge heer is duchtig bout genoemd!
Hadden we nu onzoMary ook maar terug, maar die
is niet te bewegen; ze heeft zich vast gevlogen in
het net." NTa de uitlegging dier voor den Prins raad-
selachtige woorden bleek het, dat Dirk Jansz. ook
om don wille van Mary Zijne Hoogheid was gena-
derd. Hij verzocht toch dat Zjjne Hoogheid een
woord zou willjn meespreken, om het kind uit \'s
Konings hof te doen heengaan. Het werd Zjjno
Hoogheid duidelijk dat het meisjen, waarvan Dir-
keus sprak en het zonderlinge kind, waarvan de
Koning, gewaagde, een en dezelfde waren. Zjjne
belangstelling werd meer dan tot dusverre opgc-
wekt on hij deed eenige vragen aangaande de af-
| komst en het charakter van dat kind. De gantsche
geschiedenis werd verteld: Dirkens spaarde hem
geen enkel feit on eindigde mot de volgende
woorden:
• Het is een meisken, zooals ik je Hoogheid er een
wenschen zou, vat je, als ze Prinses was.... Soort
zoekt soort, meen ik; en daarom moet zjj uit dat
mooie huis, hoe eer hoe beter weg: boter een arm
en hongerig eekhorentje in het bosch dan een vet-
gemest kalf op stal!"
Zijne Hoogheid knikte hem vriendelijk toe, schel-
do en gaf Widerts bevel den gast een lekker glas
wijn te schonken
•Een landgenoot, Widerts, en een oud dienaar
van miju vader, mag wel een goed glas hebben en
eeu aandenken er bjj... Zeg eens, Dirk Jansz, wat
wiit gjj hobbon? Zie maar eens dit vertrek rond
en kies; natuurljjk mag ik u alleen de keus laten
van hetgeen mjj behoort: dus het mobilair on wat
er toe behoort niet, mjjn vriend! Kom, zeg het nu
maar vrjj uit."
Daar stond nu de bedaarde, zelfs tegenover Sir
Ilenry zoo dikwerf vrjje, Dirkens beschaamd als do
Kapellaau; daar stoud hjj met bevende lippen en
met een ontroerd gemoed voor don knaap, dien hjj
wel iu zjjn armen had willen sluiten.
•Kom, zeg het nu maar vrjj uit!" klonk het nog-
-ocr page 251-
MARY HOLLIS.
829
maals, nadat lijj hem don tweeden roemer mot wjjn
toeschoof, en Widerts gewenkt had hem bescheid
te doen, daar hij op dat oogenblik geen smaak in
wijn had.
•Als ik het zeggen mag zoo als ik het meen...
mag ik dan dat wat düar hangt?\'\' en hij wees op
den oranjezjjden handelier, aan de slippen ttisschen
zilveren sterren van een W voorzien; welke letter
echter mot niets, zelfs niet met een baronnenkroon
was gedekt.
•Wel zeker, vriend! neem hem meê! Tk weet wel
niet of hy u ooit van dienst zal kunnen zijn!" merk-
te de Prins schertsend aan.
Do eenvoudige huisman ging verrukt met zijn
schat heen, na Mary nogmaals Zijner Hoogheid te
hebben aanbevolen. Hoe minzaam, hoe vriendelijk
was de Prins jegens hem geweest! Kon lijj op zijne
beurt maar iets voor Zijne Hoogheid doju. Als de
Prins tot het voorjaar bleef, dan kon hij hem iets
bereiden wat in Engeland zoo vroeg en zoo goed
door weinigen slechts verschaft kon worden. Opgc-
togeu kwam lijj in de herbotg terug waar hij den
Kapoilaau alleen vond, dien lijj deelgenoot van zijn
geluk wilde maken, maar die hem stil aanhoorde
en eindelijk de betuiging waagde, dat ook hij eens
uit zou gaan, dat hij Westminster-Abboy graag eens
wou zien, maar dat hij zoo duizelig werd van al de
meuschen op straat, die hem aan bleven staren.
Het was zonderling in Zjjne Hoogheid! Zoo on-
bevangen, zoo ongedwongen, zoo snappend als hij
met Dirkens was geweest, had hjj zich nog niet met
eenig Engelschman getoond. Het was of hij wist,
dat ieder landgenoot, of die het door geboorte on
afkomst had kunnen zijn. hem lief had om hem
zelven eu de Engelsohen, die hij bovendien niet be-
greep in hunne eigenaardigheden, hom slechts met
cerebewijzeu overlaadden uit staatkunde eu om de
hooge verwantschap. Hjj was zelf zoo eenvoudig
van nature on afkcJrig van titels eu praal; daarom
wist hjj altjjd zoo goed om te gaan met de nede-
rigen van stand en de eonvoudigen van harte.
•Widerts, goede vriend! ge moest mij het hoofd
ojus mot koud water wasschon, eu dan mijn pols
klaar liggen .. Ik moet uit," zeido hjj kort na Dir-
! keus\' vertrek. Den trouwen dienaar ontglipte een
kroot van ontzetten, want hjj begreep zeer goed uit
het eerste verzoek dat de hoofdpijn ten top was ge-
klommen. Xiettemin wilde de jonge moester, die
bjjna nooit op een genomen besluit torug kwam,
uitgaan, en behalve die hoofdpijn had hij nog moer
wat hem kwelde.
•De wind is opgestoken: de lucht is grauw; de zou
is den geheelen morgen niet door geweost," merkte
Widerts aan, terwijl hjj Zyne Hoogheid het bran-
dend hoofd bette.
Er volgde geen andwoord.
„Het is om het flerecyu te krjjgeu, als men hot
reeds niet onder de lodou hooft. Een tocht kan bjj
een vatbaar gestel voel kwaads doen."
Zjjne Hoogheid wees op don pels eu hief zich uit
zjjne kussens op. >Zeg, dat de karos voorkomt,
Widerts! ik ben spojdig weer terug, maak u dus
maar niet boos."
Kon de trouwe dienaar boos blijven, al ware hjj
hot ook? Hjj was begonnen tegen zjjn zin te go-
hoorzamen, eu uu rende hij de trappen af, om den
karos ten spoedigste ti doen voorkomen en verde-
digde hjj de handelwijze Zjjnor Hoogheid tegen twee
der dienstdoende Edellieden, die het uitgaan Zjjner
Hoogheid een spotten met haro gezondheid noemde.
Wol moest de re.Ion. die tot don tocht aanleiding
had gegeven, gewichtig zijn en daarom werd hot
oor gesperd, toen de dienstdoende edelman vroos;
waarheen de koetsier moest rijden. Naar White-hall,
klonk hot andwoord, zouder moer, waarna Zjjne
Hoogheid van tiiomant vergezeld, maar goed tegen
de koude voorzien, in den karos plaats nam.
Hjj ging naar White-hall eu de meester, die daar
woonde, was dien morgen nog bij hom geweest.
Had hjj hem dan iets te melden dat goen uitstel
duldde en dat van morgen niet besproken of beslo-
ten was? IJdel waren die vragen; onjuist de daar-
op gegronde onderstellingen: want Zjjne Hoogheid
vroeg bij het binnentreden door ecne der zijpoorten
naar een zekero Miss Mary Hollis.
• Ik weet niet of zij u zal toelaten," zeide een lu-
koi die don bezoeker niet herkende. »Gjj kunt het
echter beproeven, maar als ik u oeu goeden raad
schuldig ben, maak dan vooraf kennis met de oude
Kate."
Ook zonder medehulp van de oude Kate werd hij
toegelaten, toen hjj liet weten, dat een bekende
van Dirkens Miss Mary wenschte te ontmoeten. Hjj
stond weldra tegenover het zonderlinge kind, dat
zulk een diepen indruk op Zijne Majesteit had ge-
maakt en hem voorkwam als een deerue, zoo als
hij er — in de verte — wol meer had gezien.
»Ojj hebt een gooden vriend in Dirkens," zeide
hij om het gesprek te beginnou, daar zjj hem ver-
baasd aanstaarde on zwjjgon hleef.
•Mag ik weten, Sir! wie mjj een bezoek brengt?"
•Een vriend van Dirkens."
• Als zoodanig zjjt ge mij wolkom; de vrienden
van Oirkeus dragon echter allen een naam."
•Ik beu oen landgenoot van hom: do naam doet
er niet too. Hjj verzocht mij u oen gooden raad
te geven on ik wilde or nog een bjjvojgen."
Met vrijpostigheid nam lijj een stoel en zetto er
zich op ueder, zonder te wachten dat zjj het voor-
beeld gaf en zonder zich er over te bekommeren
of zjj zjjn voorbeeld volgde.
• Uw naam, Sir! zoude u alleeu in mjjn oog het
recht kuunen geven om raad te geven."
•Gy kent mjj tóch niet, al noemde ik u uijju
uaam. Dirkens zag u gaarne van hior vertrokken ;
de roden zal u bokend zjjn."
Marys wangen werden vuurrood. Was die lompe
onbekende tot haar gekomen om haar te beleedi-
gon, dan had hjj zjjn doel bereikt. De wjjze echter
waarop hjj het deed had anders kunnon zjjn eu
mindor grievend. Moest zjj er toch niot uit aflei-
dou, dat hjj haar beschouwde als verre beneden
-ocr page 252-
aso                                                      mahv hollis.
deze stond hij eeu oogenblik verlegen, want hij be-
speurde niets in dat charakter wat hjj grijpen kon.
Zooveel bespeurde hij echter wel. dat hjj eeue vrouw
tegenover zich zag. die eeue afzonderlijke plaats
behoorde in te nemen onder de minnaressen zjjus
ooms.
De blik van dat blauwe oog was zoo zuiver, zoo
zacht, dat hij zich niet weerhouden kon dien op te
zoeken en toen hij er toorn iu meende te lezen, haar
te gomoet te voeren: »(iij bedoelt zeker hetzelfde
als ik. Miss Hollis! Ik hoop dat God hot werk doe
gelukken, en als het in Zijn raad besloten is dau
zal het gelukken, hoe zwak ook schijnbaar het werk-
tuig zij."
•Ja, Sir! dat geloof ik met mi ju gautsebe hart.."
•Wanneer ik u straks vau de politieke zaken
sprak, dan deê ik het, omdat ieder aau dit hof, zoo
hij nog over ernstige zaken spreken kan, wat er
voorvalt slechts vau die zijde beziet. De overmacht
van Frankrjjk bedreigt echter uiet alleen de macht
" van Engeland, maar ook de Godsdieust die wjj bei-
deu aanhangen. De grootste steun van Frankrjjk
alhier is de Quérouaille, en daarom poog die te
verwijderen."
•Ik geloof u waarlijk een vriend vau Dirkeus te
i zjju, Sir! Ik geloof, Sir! dat die vrouw den Koning
\\ terughoudt het goede te doen, dat haar invloed hom
I ten verdervo kau leiden, maar wat zal haar vertrek
of dat van Mylady de Castlcmainc tot het heil der
; ware Kerk l\'hristi afdoen? Iu de Bisschopskerk
schuilt reeds zooveel wat niet goed is, en ook na
haar vertrek zouden de ware geloovigcn verdrukt
worden, zoo zelfs de vervolging die thauds gestaakt
j is uiet weder beginne."
Zij begreep hem niet; zjj begreep hem zelfs uiet,
; toen hij begon uit te leggen, zoo als hjj gewoon was
kort eu droog, maar helder, dat, welke verschillende
gedaanten de Kerkeu buiten Rome ook hadden aau-
j geuomon, zjj toch in het wezen een waren, on de
oeue afdecling meer dau de andero maar toch allen
waren aangekant tegen de dwingelandij des geestes;
, zjj begreep hem uiet, toen hjj haar zeide dat de
bloei van haar land afhing vau de handhaving
vau \'s volks vrijheden en deze weder van het bestaan
der Kugelsche Kerk, welke niet zoude kunnen bljj-
vn bestaan zoo de Zusterkerken op het vas-
telaud vergingen; zjj begreep hem niet. maar luis—
| terde toch met aandacht, met klimmende aandacht
zelfs. Zjj kon zich niet tot de hoogte van zjjn
j staudpunt vcrhcH\'en; zjj kou uiet de ruimte van zjju
i blik evenaren, waut zjj was eeu kind van haar tijd,
hoewel oeu edel eu ontwikkeld kind, hjj daareu-
tegon was m\'i reeds, hoewel de jongelingsschocneu
i naauw ontwassen, den tijdgeest vooruitgesneld eu
wist zich eeu ruimer gezichtseindor te kiezen, dan
die de sektegcest in Roomsche of Protestantsche
kerk aanwees. Ds. Trigland, die hem in de Chris-
teljjke Religie had onderwezen, schudde dan ook
reeds bedenkelijk het hoofd, zoo vaak er sprake was
vau \'s PriDscn gevoelens en noemde hem een Laodi-
ceër, een, die koud noch warm was. Mary kende
zich. Jat hij haar misschien gelijkstelde met... an«
ilere vrouwen van dit hof?
• Indien gij een vriend van Dirkeus zijt. dan zal
hij ii wel gezegd hcbbben waarom ik aan zijn
wensch niet kan voldoen. Sir\'.\'\'
• Vindt ge \'t hier dan zoo genoegeljjk?\'\'
»lk heb hier plichten te vervullen, waarvan gij
misschien de waarde niet zult willen of kunnen
erkennen, Sir!"
• Wel mogelijk."
Heiden zwegen: zij was onder don invloed, dien
dat paar flikkerende eu op haar geveste oogen uit-
oefeude; hij scheen zich te verliezen in haren aau-
lilik en dat gelaat te willen vragen wat er in dat
binnenste omging.
•Gij zijt de dochter van een predikant, niet waarV
Zou uw vader het goedkeureu, als hjj nog leefde,
dat ge hier waartV"
•Dat is tusschcn hem en mij. tnssehen den Heere
tiod en mij, Sir!\'\'
Hjj bleef weder een poos zwijgon en zjj vond dat
telkens afgebroken onderhoud met dien kuehenden
en droogen bezoeker, dien zjj niet wist jongeling of\'
man te moeten heten, benauwend.
•Gjj wildet mjj een raad geven, SirV" vroeg zij
cu vergat, in haar verlangen om het zwijgen afge-
broken te zieu, dat zij den vreemde, die nog zijn
imam niet gezegd had, weinige oogenblikken vroeger
het recht om haar een raad te geven ontzegd had.
•Gjj kuut goeds verrichten indien gij wilt. Gjj
meent het zeker goed niet uwen Koning."
De woorden zoo koud gesproken deden haar pijn,
deden weder eene niiuaehtiug kennen, die men geeue
moeite deed te beuiantelen. •Waarschuw hem voor
zjju vijand op het vasteland, voor den Koning van
Frankrijk. Zeg hem dat zjju eigen rijk gevaar
loopt van dien machtigen nabuur, die zich nu zjju
vriend voiust om hem te gebruiken... Begrijpt go
n.jj?"
Mary bleef hem vragend aanzien, zoodat hij de
laatste woorden nog eens herhaalde.
• In het belang van uwen Koning moot gij hem
•lauradeu de spiou van Lodewijk XIV te verwijderen
Wend al uwen invloed aan, om de Hertogin van
l\'ortsniouth te doen wegzendeu. Het is iu het be-
laug van uwen Kouiug, dat ik u dien raad geef.
Wilt ge dien volgen?"
•Wat ik doen moet, Sir! zegt ïujj de stem van
iniju geweten, eu indien ik God bid, dat Hjj den in-
vloed van den Hooze aau dit hof vermindere eu ver-
nietige, dan volg ik uiet uwc beschouwingen, Sir,
die ik niet begrjjp. Ik wensch van de Staatkunde
niots meer te vernemen dau ik reeds hoorde."
Zjjue Hoogheid beet zich op de lippen. Hjj begreep
een verkeerden weg te zjju inslagen, want hjj stond
tegenover ecu vrouw, die niet meer eu nict3 anders
dan een vrouw wilde zjjn, en zulk eeue was hjj
nooit of slechts, als hjj het uiet ontwijken kon, giua-
derd. Met de Qucroiiaille had hjj uiet naar zjjue
woorden behoeven te zoekeu, waut hjj had iu haai
eene politieke intrigante to bcstrjjdeu; tegenover
-ocr page 253-
MAKY HOLLIS.
:;31
moeten zeggen om den kwutsunden argwaan van
zoo velen te kunnen verdragen. «Maar, indien de
Koning mi nog bleef weigeren en ik de nederlaag
lood, dan zou ik alles moeten prjjs geven eu door
te voel te willen zou ik dan wat ik reeds won doen
verloren gaan. O, de Koning heeft een goed hart;
liet goede zaad viel dan ook niet op de rots of in
de dorens, Sir! maar het offer, dat hij later zoude
kunnen brengen, kon, te vroeg gevraagd, hem
een stryd kosten waartoe hij nog niet in staat is.
Gij z.jjt een landgenoot van Dirkens en weet dus
niet welke verandering reeds heeft plaats gehad.
De Kouiug arbeidt eu onthoudt zich van de zon-
dige feesten, die hem afbrachten van den ernst des
levens.."
•Ja, dat mag zijn... voor een oogenblik. Gy
moet hem deu terugtocht afsnijden. Maak het hem
onmogelijk de proef te nemen wat eigelijk genoege-
ljjker is: de arbeid met u of de feestviering met
du Quérouaille... Gij huivert voor een doortasten-
deu maatregel?" voegde hjj er zachter en minder
gebiedend aan toe. »Gjj vertrouwt niet genoeg op
uwe goede zaak, Mary Hollis! Du Koniug zal
toegeven indien gy bljjft vorderen. Gy moogt niet
dralen; ieder oogenblik vermeerdert voor den Ko-
ning do verleiding on alzoo het gevaar..."
Zjj stond eon oogenblik in uepcius verdiept: er
werd strjjd gevoerd in haar binnenste.
• Gjj moogt niet langer dralen; gelooft ge aan oene
roeping, zoo vervul die!" zeide do Prins.
•Ik zal het doen. Ik geloof dat gij gelijk hebt
en dat ik gebrek aan moed had. dat ik toegegeven
heb aan vrueze... Ik z a 1 het doen... Vriend van
Dirkens, ik dank u voor uwe waarschuwing." Zij
trad op hem toe en vatte zijne hand die zij drukte,
terwyl hut oofr, door du geestdrift verdoukerd en
vonkelend, op hem gericht bleef. De Prins van
Orauje voelde eene ongekende aandoening, vernam
den eersten klank van eene tot dusver uiet veruo-
meu natuurstem in zijn binueustc. Alsof hjj er
voor schrikte, trok hij schuw de haud terug en trad
hy een stap achteruit: hut vulgoud oogunblik echter
had hy er spijt van eu had hjj misschien die hand
weder in de zjjne willeu voelen rusten, om dan
waarschijnlijk weder hetzelfde te gevoelen on -
inet dezolfde schuwheid terug te treden.
Wat Mary argeloos had gedaan schuun haar mis-
dadig, toon haar bewijs van vertrouwelijkheid zooda.
nig werd opgevat. Een gloeiend rood overdekte
haar gelaat en do tranen sprongen haar in de oogen,
wat moeite zy ook deed ze terug to houden en
hare schaamte tegenover den vreemde niet nog te
vorgrooton.
• Ik verzoek u Dirkens van my te groeten," zeide
zij eiudelyk, daar er een einde moest komen aan
het zwygen en zoo zy hoopte ook aan het bezoek.
• Hij zal wel uiet weder bij mjj willen komen," zeide
zy met zoo veel droefheid, dat het den Prins, die
den toestand van dat meisjen aan dit hof begreep,
werkelijk trof.
•Geloof dat niet, Mary!" zeide hy met meer in-
slechts éene ware Kerk eu dat was du Gemeente
i onder het kruis, de gemeente der verdrukte Nou-kon-
! formisten, hoowel zjj er verre van was haar vader
in diens veroordoelen van de Bisschopskerk en van
alle andere sekten na te volgen, want daarvoor
woonde er te veel liefde in haar hart. De zegepraal
; van hare Kerk werd niet rechtstreeks door de weg-
zending van de Hertogin van Portsmouth bevor-
I derd. Was er in \'s Prinsen beschouwing ruim zoo
veel politiek belang als religieus, in de hare heersch-
i te alleen het laatste. Zy had Lord Shafthurys schets
van de ellende haars vaderlands begrepen, want deze
had dun takt gehad, om haar de bloot mcuschelijke
zjjdc van het vraagstuk voor te stellen en haar de
beide minnaressen te doen beschouwen als de oor-
zaken van \'s Konings zedelijke vernedering en \'s va-
derlands wauhopigen staat. Bleef zij het verdwijnen
dier beide vronweu ook weuschen, had zij zich ook
voorgenomen den Koning daarom te smeken om zijns
zelfs wil, was zjj daartoe ook reeds overgegaan, bij
hot ontwijkend andwoord dat hjj gegeven had, bjj
zijne belofte, dat hij beiden geen vertrouwen meer
schenken zoude, had zij gezwegen, had zjj niet dur-
von voortschrijden, ten einde het groote punt — do
bekeuring dos Konings en do prediking van hot
Woord — niet in de waagschaal te stellen, Eu nu
hoorde z[j den vreemden bezoeker telkens aandriu-
geu op de verwjjderiug van de Hertogiu van Ports-
mouth, ter loops ook op die van de Castlemaine,
als het eerste, als hut hoogste wat haar te doen
stond.
•God de Heer heeft mjj verordineerd om rayn
Koning de rechte wegen te wjjzuu, Sir! un niets an-
ders," gaf zjj dan ook tun andwoord.
«Maar de Koning wordt telkens van diu wegen
afguleid door den invloed diei vrouw."
• Indien de Heer wil, dat hij behouden worde, en
Hem geve het Evangelie te hooreu, dan zal hij die
vrouw verstooteu."
•Hy moet het nu reeds doen, anders loopt uw
werk gevaar. Het is God verzoeken, indien Gjj niet
alle middelen aanwendt, die ter uwer dienste staan." ,
i Maar uijjn werk zoude juist govaar loopeu indien
ik de verwjjdering dier vrouw vorderde."
»I)e Koning blijkt dus aan haar gehecht te zijn,
en haar invloed kan ten verderve leiduu, dat urkeut
go zelve. Zie, hoe go u zelve togousproekt en tegou-
workt door niet te willen wat ik u raad.\'\'
Zy wist niet te audwoorden; toch scheen zij
uiet overreed, want zij schudde het hoofd outken- I
neud.
»Gy begrypl niut ïnyn toestaud, Sir! Hoedanig
moet do Koning mijn aandrang tot vcrwydering
zijtiiT minnaressen uitleggen, hy, die zoo spoedig j
aan zelfzucht gelooft?" vroeg zy, de oogen neder* j
slaande.
• Als uw conscientie u niets vorwyt, dan kunt gij
den argwaan verdragen."
•Gy hebt gelijk, Sir!" zeide /.ij op vasten toon.
Zij was het daarin volkomen met hem eens; wat
hy daar zeide, had zij reeds zich zelve zoo dikwerf
-ocr page 254-
MAKY HOLLIS.
332
! om te doen wat zjj zelve als nuttig on noodig er-
\' keud heeft?"
•Gekheid, dwaasheid!" hernam hjj op ceu toon
die schertsend moest zjjn. «Ik uuet erkennen, Mary,
; dat het beter voor mij en mijn rijk ware geweest
i zoo ik altijd door eigen oogen had gezien. Had ik
I hot mij vau der jeugd af gewend, hel zou mij uu
minder moeieljjk vallen; want m o e i el jj k is het!
(lij zoudt mjj de proef echter gomakkeljjk kunnen
maken, indieu gij het wüdet.. . Ja, zie mjj niet
zoo verbaasd aan, mijn kind! Ik geloof dat gij mij
op den go.\'den weg brengt eu dat ik door uwen
raad op te volgen, een rustig sterfbed kan krijgen...
Maar als dat voor de verveling van een lang leven
gekocht moet worden, dan is de prjjs toch duur,
Mary! Xeen, rimpel dat blanke voorhoofd zoo niet;
ik werd uwe lessen niet ontrouw: ik heb vau och-
tend reeds met Clinton en Shaftsbury gewerkt. Ik
heb lange epistels gelezen, remonstranties vau mjjn
Parlement, welks zittingen ik woder liet openeu.
ook al u ten gevalle... kon ik met mijn goeden
I Will, ik meen Buckingham. óok maar arbeiden!
die is toch minder droog dan Clinton."
•God verhoede dat l\'we Majesteit ooit met dien
i inan verkeere!"
•Stil, stil! ik meen als Sokretaris van Staat.
Maak u maar niet ongerust; zoo lang gjj mjj bjj-
blijft, zal geon booze invloed mjj deren; het is mjj
ernst dat alles anders zal worden, maar daarin
moet gij mij holpon, Mary! Gjj moet ti niet langer
zoo afsluiten als vreesdet gjj de waereld: gjj moet
tooneu deel te ncraoii in de zakon, tot welker behan-
deling uw invloed mij alleen in staat stolt. Kom, zet
u daar naast mjj neer! Ik ben moê van het lezen
en daarom zult gij mij die akten voorlezen. Als ik
uwe stem hoor dan luister ik goed, als ik uw sehrau-
der oordeel verneem, dan handel ik nooit verkeerd.
Arlington hoeft die stukken opgemaakt, maar ik wil
door eigen oogen zien, vooral in onze Buitcnlandsche
zaken; dat hebt ge mij altijd geraden is hot zoo
niet. Mary!"
Zij was gaan noderzitten, hoewol zij vond dat do
Koning haar stool wat te dicht naast don zijnen
geschoven had. Zjj begon te lezen; oen lange diplo-
matische nota van den Brittonen gezant te Vorsail-
los. Zjj dacht aan do woorden door don onbekenden
bezoeker gesproken on begreep den zin der nota,
hoewel de woorden waarin zjj vervat was, haar dui-
ster bleven.
• Dus Uwe Majesteit wil de uitvoering van een
verbond verschuiven; daar zal Uwe Majesteit zeker
zeer goede redenen voor hebben. Of dat verbond
is niet eerlijk voor do wot Gods of hot verschuiven
van de uitvoering is misdadig naar diezelfde wet!"
•Ik wilde dat het verbood nooit gemaakt ware,
mjjn kind! Och, maar gjj zjjt veel te lief om u op
al de kronkelwegen der politiek meê to voeren."
• Daar behoefden toch geen kronkelwegen te be-
staan, Sire! wanneer do voorschriften des Heereu
werden gevolgd."
•Gjj zjjt natuurljjk nooit in Whitc-friara geweest,
nigheid dan waarvan lijj nog had doen blijken.
»lk wel, Sir! maar ik heb dat kunnen voorzien..
Gods wil geschiede!"
»Kan ik iets voor u doen, MaryV" vroeg de Prins,
zonder het zich helder bewust te zijn waarom hg
het vroeg. Hij schoen nog niet te willen scheiden
en den wenk daartoe door Mary gegeven niet op te
merken
>Ik dank u : vaarwel, Sir!\'\'
Thands moest hjj wel gaan en hij ging: hij dacht
pr niet aan zich te vcrlieugen. dat zijn wensch zon
worden opgevolgd, dat de kansen voor de zegepraal
van hetgeen hij verlangde grooter waren geworden.
• Het is een dweepstcr," prevelde hij. »ecu dwoep-
ster... die een boter lot verdiende!"
Mary had bij het aanvaarden van de zware taak
niet kunnen vermoeden welke krachten voor de
vervulling zouden veroischt worden. Zij had het
werk niet licht geacht, maar toch niet zoo zwaar,
als zij het thands telkeureize meer bevond. Zjj
stond alleen: hier omringde haar de nauw onder-
drukte spotternij der hovelingen, ginds achtervolgde
haar de steeds aangroeiende argwaan der haren,
want Dirkens had bij zijn bezuek dat niet ontveinsd.
Hij. wiens bekeering zij wenschte, hjj om wien zjj
zich dat alles getroostte, had bij elk onderhoud blijk
gegeven haar niet Ie begrijpen, had in haar streven
een voedsel gevonden voor zijne ijdelheid, had hare
stem wel ten deele gehoord, maar alsof /.ij hem
eeue vergoeding daarvoor schuldig was, haar om
hare genegenheid gebeden: had er van gesproken
haar te willen verheffen tot zjj goljjk stond met de
eerste onderdane.
Toch zoude zij volharden en d.n goeden strijd
strjjden. Zij bestrafte zich zelfs over haar gebrek
aan moed, zoo als zjj na het vertrok des Prinsen
hare vroegere weifeling, om den Koning tot de
grootste opoffering te noodzaken, noemde. Vreemd
was het, maar hoe langer zjj in de uahjjheid des
Kouings woonde, hou meer zij haren invloed klim-
nieu zag, des te minder werd hare hoop om te sla-
gen om datgecu te bereiken wat zjj alleen beoogdei
Do oogeublikken van mismoedigheid waren menig-
vuldiger, hot heimwee sterker, en de herinneringen
uit hare kindsheid machtiger. Slechts eens had
zij Charles na zjjue invrijheidstelling gezien. Hij
was Whito-hall voorbjjirowandeld met zjjn vader en
toen zjj hem zag, strekte zjj de armen on\\villekeu-
rig uit, als wilde zij zich aau hom vastklemmen en
met hem vertrekken, verre van Londen. Maar dia
oogeublikken van zwakheid werden bezworen eu
opgevolgd door oogeublikken van kracht, van op-
gewektheid en hope, als vrucht van het weder le-
vend geworden geloof.
In een van zulke oogeublikken bezocht haar Zjjne
Majesteit, gevolgd van een paadje, die eellige schrif-
turcii droog en, ua ze op de tafel te hebbon ueder-
gelegd, op \'s Kouings wenk vertrok.
»Er ligt een wolk op uw voorhoofd, Sire!" zeide
Mary hot somber gelaat van Karel Stuart bemcr-
kend. «Kost hel Uwe Majesteit nog zoo veel strjjd
-ocr page 255-
MARY HOLLIS.
333
hand terug en stond op. «Gjj spreekt mij van uwe
liefde zoo als gjj vóór mjj reeds zoo velen daarvan
gesproken hebt. Liefde! Verontreinig dat woord
niet, Sire! Men heeft slechts eens lief! Liefde! I>.\'
liefde heft op, maar vernedert niet, zij heeft de
zelfverloochening en niet de zelfzucht tot grond; j
zij kan — ja, ik geloof het\'. - van God en Diens
geboden doen afdwalen, maar zij voert toch nooit |
naai\' den poel der gemeenheid V"
• Wat is dat? Mary, wat is dat? Zou ik u daar
henen willen voeren? Mary, wat heb ik gedaan
om zulk een verwijt te vernemen ?"
•Terwijl gij mi| over uwe liefde spreekt, on gij
doet liet zeker niet om mij te beschimpen — is de
. vrouw die Gij voor Gods aangelichte tot echtgenote
\' naamt,eene vreemdeling.\', en regeeren in hare plaats
! twee anderen Sire! spreek mjj niet meer van uwe
liefde, maar spreek mij van uwe plichten. Gjj
i wilt een Koning zijn naar Gods harte; laat dat
meer zijn dan ijdele woorden en beloften----- Gjj
wilt geen slaaf meer zjjn op den troon van Knge-
! land? Welaan geef er een blijk van door die vrou-
wen van uw hof te vorwjjderen."
Karel Stuart trilde oi\\ boog het hoofd. »Zjj re-
geeren niet meer, Mary! Waarom dat weder ver»
langd? Zij zullen u niet hinderen."\'
• Ik geloof dat gaarne, Sire!\'\' zeide zij hoog. «Niet
om mijnentwil, maar om uwentwil bid ik u: laat ze
dadelijk van hier gaan: verwjjder de getuigen...
I uwer schande, Sire!" fluisterde zjj, na hem nader
I getreden to zjjn en zich over hem te hebben hoen-
j gebogen.
• Mary!" riep hjj uit: on de toorn vlamde een
waar al de dieven van liet rijk zich ophouden Ter-
wjjl go daar bezig waait de tien geboden te ver-
klaren en vooral het gebod: gij zult niet stelen,
zou men u zachtkens ontdoen van al datgoeen wat
de Heeren daar als overtollig voor n beschouwden.
Geloof mij, gij behield! niet veel. Zoo is het ook
met de politiek: wees eerlijk en ge zijt de bloed,
die altjjd alles betaalt. Eerlykl Hoevele eerlijke
menschen zjjn er wel in de waoreldV"
•Vele, Sire! Wees eerlijk en straf de oneerlijkheid
en men zal overwinnen. Ken schoonen triomf, in-
dien de eene dief den anderen bedriegt! Toch
zal dat moeten plaats hebben bij ieder verkeer...
Het is een waarachtig woord des Heeren: met de
maat, waarmee gij meet, znlt gij weder gemeten
worden. Do Koning van Frankrijk heeft n mis-
schien bediogen en gjj wilt het op uwe beurt hém
doen, en als u dat heden gelukt dan zal hij mor-
gen beproeven het geleden verlies te herstellen
en als een struikroover naar oen gunstige golegen-
heid uitzien. Noen ni:-t alzoo! Wat den ncderig-
sten mensch zelfs onwaardig is, onteere, vemedere.
verlage nooit den Gezalfde Gods!"
• Och, Mary! hoe zoudt ge uwe begrippen moeten
wjjzigen zoo gij zulk een gezalfde waart !"
• Noen, voorzeker niet. Sire ! Wat de nederigste
mensch kan doen, kan de verhevenste zeker. Ik
heb u zoo dikwerf hooren weeklagen over de lasten
die het Koningschap u oplegt. Pauk er God voor,
Sire! dat gjj ze dragen moogt,"
• Kil ik, Mary! zou ze misschien k u n n en dragen
indien gij mij steunen wildot.\'\'
• Wat do nederigste mensch vermag, moet de
Koning in hoogere mate vermogen. He mensch, die
de zonde doet, is een slaaf, de Koning, die niet
regeert naar de wet Gods maar naarde inblazingen
van dozen of genen hartstocht, is het evenzeer, en
een slaaf die een kroon draagt en op een troon
zetelt is een God onteerend schouwspel. God heeft
den Koning do macht gegeven, en wee, zoohjj haar
niet gebruikt, zoo hij haar niet aanwendt om de
zwakheid te steunen en de hovaardjj te vernederen,
om de misdaad te straffen, zjjn rijk te verheffen
met do middolcn welko God hem verstrekt hoeft,
om goed te doen aan allen en niet te denken aan
eigen rust, aan eigen genot! Wees zulk een Koning,
Sire! word het; gij waart het niet."
Mij hing aan hare lippen, terwijl zij in bezieling
die woorden uitsprak. Zij troffen zoo als zij Karel
Stuart konden treffen. I>« tranen welden hem in
de oogen, en geschokt, modo gesloopt, nam hij hare
hand in de zjjne on zoido hjj diep geroerd: »Jk
zal het zjjn, mot en door u... Mary, liefste! ik
kan zulk een Koning alleen wolden doorn. Help
mjj on steun mjj, boter nog dan lot dusverre. Gjj
hebt mjj tot heden de weg gewezen, maar liet mjj
dien alleen inslaan. Mary, bewandel dien met. mjj...
heb mjj lief zoo als ik u lief heb!"
Was dat hot oenigo wat zjj had uitgewerktV
Niet de woorden hadden zjjne ziel ingenomen,
maar alleen zij die ze gesproken had. Zjj trok hare
25
1 oogen blik in zijn oog: hij sloeg het echter dadelijk
[ noder voor het hare. «Later, later zal ik doen, ik
zweer het tl..."
• Gjj hebt het roods moer gezegd. Waarom latei\'
een heilig werk verricht als gij \'t heden kunt doen?
Is do band dan nog zóo hecht, dat ge dien niet
I verscheuren kunt? Dadelijk, Sire! zoo gjj mij hoo-
ren wilt, zoo gij orkent, dat ik u den rechten weg
i wjjs, dan dadeljjk!\'\'
»Kn zult go dan met mij dien weg bewandelen ?"
Van haar andwoord schoen veel to zullen afhan-
gon. Zij had dio vraag altijd vermoed en van daar
ook hare weifeling, om op de vorwjjdering dier
! beide vrouwen aan te dringen. Indien zjj bevesti-
! gend anilwoonlde, dan zou zjj wellicht een gezalfde
Gods, en met hem een volk kunnen redden! Maar
dan... zou zjj een Judith moeten kunnen zjjn, on
dat kon zij niet wezon.
•Dien weg zult ge ook met mjj niet bewandelen,
I Sire!"\' gaf zjj eindelijk ten andwoord, «indien ik
alleen do oorzaak ben dat gjj dien inslaat; en l>en
ik dat niet, dan kunt gjj hem ook zonder mjj ten
einde gaan... Sire! hebt gjj gocne kracht om het
offer to brengen, dat God door mjj vraagt, dan heeft
mijne roeping opgehouden."
•Gjj wilt mjj toch niet verlaten, Mary?"
•Ik zou het moetcu doon."
•Gun mjj twee dagen tjjds!"
-ocr page 256-
334                                                                         MART
•Neen, Sire! Ik heb u niets te vergunnen of te
weigeren, maar ile stem Gods, en ilio roept u toe:
dadelijk."
•Maar, Mary! begrjjpt go dan ni<-t, dat nog iets
anders dan liefde mij aan die vrouwen heehten kan ?
Ik hol> plichten jegens beiden te vervullen.."
•Gij zult ze vervullen, Sire! maar niet aan dit
hof. De eene behoort in haar vaderland, de andere
terug te keeren naar haren echtgenoot."
•Onmogelijk! Voor het oogenblik onmogelijk. Ik
bid u, Mary! verwoest uw werk niet."
• Mijn werk blijkt of de toren van Babel öf de
tempel van Jeruzalem te zijn\' is het\'t eerste, zoo ga
het te niet: is \'t het tweede zoo zal het blijven be-
staan en een zegen zijn voor velen...! Sire!" ver-
volgde zjj na een poos en na den inwendigen strijd
in zjjn binnenst, zoo zichtbaar geteekend op dat
geelbleek gelaat, te hebben gageslagen, «Sire! het
is hot oogenblik der beslissing Kunt gij het offer
brengen en uw voornemen om een Koning te wor-
den door dat blijk bezegelen ? andwoord !\'\'
•Indien gjj mij lief wildet hebben! Ik zal u
groot maken boven allen, Mary!"
•Bewjjs uw eigene grootheid eerst, Sire!"
• Kind! kind! ik geloof u oen engel, maar gjj
kunt een duivel zijn," riep hij in wanhoop.
• Ik heb het vermoed; hij kan het offer niot bren-
gen," zuchtte zij. »Ik heb alles gewaagd en vorlo-
ren... Vaarwel Sire!" zeide zjj luid.
• Xeen, Mary! neen, verlaat mjj niet. Gij zult
mij loeren lief hebben. Het zjj zoo, Mary! Dat zij
vertrekken! Maar spoedig! Ik wil ze niet weer
zien; ik wil geen klachten hooren."
•Sire, is het u luiligc ernst? Besluit gij tot die
daad omdat gij die goed en heilig vindt? Verricht
haar anders niet, Sire!"
•Nu dat nog!" riep hjj buiten zichzelven. »Moet
ik nu nog danken...? Maar ga... verricht het
noodige."
• Niet ik, Sire! maar l\'we Majesteit behoort dat
to doen."
Hjj scheurde een vel papier van de velen af die,
er op de tafel lagen en schreef eenige regelen.
• Daar heb gjj het bevel... doe het uitvoeren. AInry,
gjj hebt veel te vergoodon!"
•Sire! ziedaar liet papier terug; mot die woor-
den neem ik het niet aan. Niet mij wordt een
dieust verricht, maar u zolven, maar uw volk!"
•Ik geloof het. Behoud het!" en of hg bevreesd
ware op zjjn besluit terug te zullen komen snelde
hjj hoon, en liet hij Mary allecu achter met het
Koninklijk bevelschrift in de hand. Zjj had de be-
schikking over het lot der twee beheerscheressen
van Kngeland tusschen de vingeren geklemd!
Zjj aarzelde geen oogenblik. Zij verzocht Ixjrd
Shaftsbury te komen en stelde don eerst verbaas-
deu, maar toen verrukten Staatsman bet papier
ter hand.
• Engeland zal dankbaar weten te zjjn!" riep hij
uit. »Gjj hebt den Koning en zjjn rjjk de grootste
dienst bewezen." Hij las het bevel aandachtig na:
HOLLIS.
• Mylady de (\'astlemaino en de Hertogin van Ports-
moutli worden uitgeuoodigd Whitc-hal! te verla-
i ten; de eerste wachte to Oxford, do andere op
Ilatfield-manor onze nadere bevelen, (\'arolus,
( Box."
• De zegepraal is niet zoo volkomen, of wij moeten
; op onze hoede zijn. Wij hopen echter op onze
hoede te bljjven, Miss Hollis! Veroorlooft ge mjj,
dat ik u morgen verslag kome geven van hetgeen i
ik verricht heb?\'\'
•Ik verlang er niets meer van to hooren, My-
lord!"
• Ik begrijp u: het verleden ligt achter ons; wij
gaan beide een schoono toekomst te gemoet. On-
der uwe leiding zal oen nieuw kabinet weldra wor-
den saamgesteld. Ik zal de vrijheid nemen, morgen
u eenige personen te doen kennen wier richting
; u welgevallig zal zijn."
• Dat is alles buiten mjj, Mylord! ZiJDe Majesteit
zal ii misschien beter begrjjpen dan ik"
Zjj wees met die woorden allen verderen aan-
drang van den Staatsman, om zich aan zijne zaak
to verbinden, af en poogde, maar ook hier te ver-
goefs, to overtuigen, dat zjj zich een hoogere roe-
ping toekende dan om dool te nemen aan de re-
georing on door haren invloed eene partij te doen
zegevieren.
Shaftsbury ging, alsof hij twijfelde aan den langen
duur dor behaalde zegepraal, alsof hjj bevreesd
ware dat Zijne Majesteit spoedig op haar besluit
! terug zoude komen, met den meesten spoed aan het
werk. Hjj ontbood den Bevelheblwr der Life-guards
bij zich en beval hem twee karossen te huren en
twee eskorten te doen gereed houden. Van hem
ou een paar leden van den Geheimen raad, die hem
, geheel behoorden, vergezeld, ging hjj eerst naar
Mylady de C\'astlemaine, die juist liezig was eenige
kostbare stoffen uit te zoeken, die een fransche mo-
diste
haar aanbood, tsrwijl naast haar, in een mand
met kostbaar bont bcvloord, eon prachtige bo-
logneescho hond lag, dien zjj voor oen paardageD,
waarom wist zij niet, gekocht had.
• Welk eene aangename verrassing Lord Shafts- |
bury te zien in zulk goedgezelschap!" riep zjj uit.
Vervolgens wierp zjj de stoffen in de dozen, en
wenkto do modiste te vertrekken.
•Welke ververschingen mag ik u aanbieden, My-
lords! parfaite amour of,..?"
•Geeue, Mylady!"
•Zelfs geen brood met zout dat men aan geen wilde
zoude weigeren?"
•Ook dat niét; dat zelfs het minst van alles, in
j aanmerking nemende het doel onzer komst."
Hjj toonde haar het bevel Zjjner Majesteit. Zjj
las, zjj las nogmaals en scheen niets te begrijpen,
voordat Shaftsbury haar de liefdedienst Iiewees om
haar in het lezen behulpzaam te zjjn. >Maar dat
kan niet waar zjjn! Dat is een scherts, dat is een
verraad, dat u het hoofd kan kosten. Ik ga Zijne
Majesteit spreken."
•Zjjno Majesteit is niet voor ti te spreken."
-ocr page 257-
MARY HOLLIS.
38.\'.
»Ik wil."
»Dat werkwoord heeft geen togenwoordigen tjjd
moor voor u, Mylady!"
•Dio slang! die fransohe Sirene!" prevelde zij,
on ilo vingeren kraakten, toen zjj ze aan do tafel
klemde, om haar trillon te verbergen. >IU zal ven
avond gereed zijn."
»(Jjj dient het thands te weten. De karos wacht
buiten.\'\'
Er volgde een aanval van woede, die mot de
moeste bedaardheid door Shaftsbury en do zijnen
werd aangestaard en na het eindigen waarvan de
uitputting hot hem gemakkelijker maakte, om de
in ongenade gevallene on door geen hunner he-
klaagde in hot wachtend rijtuig to doen plaats ne-
men. Pijlsnol on onder eene goede bedekking rood
zij met een paar vreemde dienstboden weg.
Eene geheelo andere ontvangst wachtte hen bij
do Hertogin van Portsmouth. Deze was bezig haar
papegaai te doen praten voor oen stuk suiker,
en bjj het geanap van het dier schaterde zij van
genot. Een treurspel van Corneillo lag opengesla-
gen op do sofa; zij bad den treurspeldichter straks
genoten; het slot der voorstolling gaf do papegaai.
Toen zy den inhoud van \'sKonings bevelschrift ver-
nam, vertoonde haar gelaat geen spoor van vorba-
zen. «IJekent het, mijne Hoeren! dat het toch wat
to vroeg is om naar Hattield-mauor te gaan. (ie-
lieft Zjjner Majesteit, modo to doelen, dat ik hom
daar spoedig verwacht of— in het geheel niet.
M|)ne onderdanige groeten aan Mylady de Caatle-
niaine\' Mijn goede Jack, die nu alleen blijft ! Zog
aan Mylady, dat ik hom aan niemant liever dan aan
haar toevertrouw."
Na weinige uren was het gantschc hot in bewe-
ging. In do eetzalen on do receptie kamers, in de
gaanderijen, overal haddon zich groepen gevormd,
die het gewichtig nieuws bespraken. Sedert do ont-
hoofding van Zijne Majesteit Karel I was er in het
Kouinkrjjk niet zoo veel gewichtig! voorgevallen.
Met nauw to bedwingen ongeduld werd het uur
van middagmaal afgewacht, maar, helaas! Zjjne
Majesteit verscheen niet; zjj had bevolen alleen in
haar kabinet gediend to worden. Mou hoopte op de
avond-receptie ; weder vergeefs ; Zijne Majesteit
wenschto den avond alleen door to brengen.
•Zjjne Majesteit wordt zelfstandig," fluisterde oen
der Edellieden zijn buurman veel beteekenend in
het oor.
•Gaat ge met mjj naar Miss Hollis V" andwoorddo
de ander glimlachend. Weder te vergeefs! (Jok
Miss Hollis ontving niemant.
White-hall was als uitgestorven. »Het was ot
er een lijk boven aard stond," zeide men beneden
in de koninklijke keukens, en hetzelfde denkbeeld,
hoewel mindor schilderachtig, werd door den hoofd-
bewoner van dat paleis uitgesproken, terwjjl hij in
zyn kabinet alleen zat. Eene vergoeding voor al
de plagen, die hij over zich gebracht had, wachtte
hem echter. Door het venster viel het rosse licht
naar binnen der pektonnen en pekkranseu, die door
het joelend en jubelend volk worden rondgedragen,
dat White-hall voorbijtrok mot wapperende vanen,
waarop de oor des Konings on de schande zijner
minnaressen geschreven stond!
Lord Shaftsbury had er voor gezorgd, dat Londen
kennis ontving van Int plaats gehad hebbende en
er Zijne Majesteit hulde voor bracht.
Charles had mot gretigheid gebruik gemaakt van
do hem weder verleende bevoegdheid, om de vroo-
ger bewoonde vertrokken in White-hall in te nemen.
Er school in die begeerte ook eenigo schaamte over
hen, die dat oogonblik hun intrek in de bewuste
herborg hadden genomen, maar toch het meest hot
verlangen, om de onbekende, die hij vermoedde dat
in Wluto-hall woonde, nader te zijn. Vreemd was
het, dat hij niets van haar vernam, dat hij door
goen enkel teekon eenig blyk ontving harer voort-
durende genegenheid, on — hjj kon het zich niet
langer ontveinzen — aan oen dorgeljjk blijk had
hjj moor dan ooit behoefte. De laatste herinnering
aan haar wierp toch een vlekjon op het tot dusverre
zoo smetteloos beeld. Haar angst, om gered te wor-
don, had immers hare liefde ter zijde gedrongen,
zoozeer zelfs, dat geen woord van vaarwel, geeno
belofte tot wederzieu was uitgesproken. Toch was
zjj do. eenigo nog, aan wie hjj zich hechtte, door
wie hjj zich niet verongelijkt gevoelde. Neen, hij
was onrechtvaardig: ook Mary, Mary, die nog altijd,
zoo als hij daar juist van John en diens vader ver-
uouien had, in White-hall onder de hoede van
Mylady woonde. Waarom was zjj niet vertrok-
keuV Waarom bleet\' zy in een dampkring ademen,
waarin do reine van hart verteren moest? Zou zjj
er zich waarlijk tevreden in kunnen gevoelen, zou ze
er zich in kannen bewegen zoo als Mylady dat ver-
mocht? Dio gedachte kon hjj niet aannemen, dio
gedachte, bleef hem pjjn doen. Van de hem her-
geven vijjheid zou hjj een boter gebruik maken dan
hjj vroeger gedaan had. Hy zou haar bezoeken, liij
zou haar pogen te overreden torug to keeren mot
zjjn vader on Dirkons; hij zou haar redden, zoo do
redding nog mogelijk ware. John had hom de grieve
bespaard van do mededoeling, dat zjj alle tusschen-
komst bjj Mylady ter gunste zjjns meesters had af-
gewozen en hom slechts bericht, dat al de pogingen
door hom tot zijne redding aangewend vergeefs wa-\'
ren geweest: dat hij door al do hooggeroemde vrien-
den in den aanvang stuursch bejegend was, maar
dat er bij elk bericht vau de toenemende beterschap
Zjjner Genade den Hertog vau liuckingham een plooi
en een rimpel van de norscho aangezichten was
weggevallen.
Het eerste bezoek, dat Charles brongen wilde, was
aan Zjjne Majesteit, die hem genade had geschon-
ken, en jegens wie het gevoel van erkentelijkheid
boven elke andere aandoening bij hem den boven-
toon behield. Op weg naar de Koninklijke vertrek-
f«-<£y
-ocr page 258-
MARY HOLLIS.
I 33C
ken ontmoette hij Harry en Sidney, dia hem met
een eenigzins gedwongen houding naderden.
• Wij wiM\'i] u juist em b-zoek komen jfven,
Charles! Wjj noorden de heuchcljjke tijding,\'\' zeide
Harry. »Wjj nebben al dien tijd een monnikeuleven
geleid."
•Uwe Genade draagt er al de teekenen van," her-
uum Charles koud.
• Hoe zoo, Charles? Hjj heeft, bij mijn eerl in
don \'I\'ower niets dan koud water gedronken," zeide
Sidney tot zijn vriend.
•Juist, Mylord! Ik was weken lang in een staat
van dronkenschap, maar het drinken van het water,
waarop uwe T.ordsehap doelt, heeft mjj geheel ont-
niichterd."
»\\Ve voeren een vrolijk gesprek ! Bij Jupiter, mijn
bijzonderen vriend, Charles is er zeker gevoelig
over. dat we ons niet mét hem helmen laten op-
sluiten. Wordt de zaak zck> beschouwd, dan zijn
we hem nog dank verschuldigd voor zijn goede
opinie over ons, Sidney! want hjj bewijst behoefte
aan ons gehad te hebben. Maar, mjju jongen! wij
hebben het beproefd, maar zjjn aan de poort afge-
wezen en om uwe gevangenis stormender hand in
te nemen, daarvoor waren wij niet sterk genoeg,
hoewel wij er lust genoog toe hadden. Uw hand,
Charles! Goede vrienden?"
Beiden staken hem de hunne toe, die hij niet kou
weigeren: maar de druk was niet hartelijk en het
woord, dat er bijgevoegd werd, eenigzins in strjjd
met de daad, want hij voerde hun, pijnlijk glim-
lachend, te gemoet: ..Zijne Genade de Hertog van
Buek ingham wordt zeker beter."
Zjj voelden den zet niet of merkten dien niet als
scherp aan. Het laatste mocht ondersteld worden,
daar getrouwheid in vriendschap oven als in liefde
in dien tjjd en aan dat hof eeno zeldzaamheid was,
ou men er zich niet over verbaasde, dat de vriend
van gister morgen oen onverschillige werd zoo al
geen vijand.
Charles Digby bewees dus ook nog hierin uit Hal-
lam te zjjn on nog niet geheel het burgerrecht in
White-hall verkregen te hebben.
•Ja hjj wordt beter." hernam Ham\', »en dat is
voor ons allen gelukkig. Ook voor u, Charles! zoo
ge vrede met hem weet te sluiter, waaraan ik niet
twjjfel; zoo als het nu hier toegaat is het om hcr-
miet te worden. De Koning is vroom geworden,
bekeerd door uwe vriendin, gelukkig sterveling!"
Harry klopte hom veolbeteokenoiid op don schou-
der en lachte.
•Door wie?" vroeg hjj verbaasd.
•Wel door Miss Hollis of liever de aanstaande
Gravin of Hertogin van... vul den naam zelf maar
in. man! Gjj zult wellicht op de keuze invloed knn-
nen oefenen."
•Onmogeljjk!\'\'
•Men wist hem echter zoo veel bijzonderheden
te verhalen, men schertste zelfs met zjjn onbekend •
heid met hetgeen om hem heen was voorgeval-
len, namelijk: de plotselinge ongenade van Mylady
en hare Genade, dat hij niet langer twijfelen kon.
•Ge moet ons aan uwe vriendin voorstellen. Zij
wil tot dusverre niemant zien, behalve Zijne Ma-
jesteit natuurlijk, maar gij zult — Zijne Majesteit
is nooit dan op Ma\'am Carwell jaloerseh geweest —
om de oude betrekking...!"
• Zwijg, Mylord!" riep Charles uit, terwijl hjj do
hand aan zijn zwaard slo.\'g. »Ik stel den terug-
koer van u beider warme vriendschap op hoogeu
prjjs. Ik heb de eer u te groeten!"
Hjj liet beide in de hoogste verbazing staan. Ver-
toornd over hetgeen hjj gehoord had en over de
wijze waarop hjj het gehoord had, was hij bovcn-
liien verontwaardigd over de berekeningen dier veel-
belovende aankomende diplomaten, die hem ann-
zochten omdat hij de vriend heette van haar, die
uit de armen van Buckingham zich in die des Ko-
nings had geworpen. Schande, schande!
Een tjjd lang ging hij bewusteloos voort. Toen
hij tot bezinning kwam, bevond hij zich in een anti-
chambre Zijnor Majesteit, waar hjj met vele andn-
ron moest wachten, die alle hunne opwachting by
den Monarch kwamen maken, dien zij anders slechts
hjj do openbare maaltijden of op de vrolijke avond-
recepties bezochten of spraken. Gold het dan al-
toos het een of ander bon mot. het een of ander
sonnet of puntdicht, thands moest hot andere zaken
betreffen, daar ieder aangezicht een deftige strak-
heid had aangedaan on vele Parlementsleden zelfs,
met papieren onder den arm, op de toelating wacht-
ten Kr lag een waas van ernst over allen heen-
gespreid, alsof men wist, dat van de andere zjjde
dier vleugeldeuren iots dergelijks zou bespeurd
worden on men zich alzoo bjjtjjds gelijkvormig
moest maken aan den meester. Op velen hunner
was echter die bittere aanmerking niet van toe-
passing, daar do meester, nu hjj ernstig was, hen
meer daarin navolgde dan zij hem. Sedert jaren
hadden zjj zich niet in White-hall laten vinden,
nr.aar de blijde mare van do verwijdering der
beide gehate vrouwen had hen den troon weder
doen naderen.
Had Charles nog kunnen twijfelen aan de waar-
beid van het vernomen bericht, hjj ontving van
alle zijden de bevestiging. Goruimen tjjd moest hy
wachten en ruimschoots had hjj de gelegenheid om
de bijzonderheden van hot gebeurde, toegelicht, ge-
wjjzigd en gekleurd naar ieders individuocle op»
vatting, to vernomen. Welken lof hjj ook aan Mary
Hollis hoorde toezwaaien, hoe hjj ook hare kennis,
hare schranderheid, hare vroomheid hoorde roe-
men, zy\'n wrevel, zjjn leedgovool nam toe, en dub-
bel gelukkig achtte hy zich, toen h|j de hem om-
ringenden verlaten kon en bjj Zyne Majesteit werd
toegelaten.
Deze zat of liever lag in een leunstoel, het hoofd
steunend op de hand, voor een tafel met papieren
overdekt, die Lord Shaftsbury bezig was te orde-
nen.
•Tree nader, Mr. Digby! klonk het kort.
Was de toon dor stem reeds geheel anders dan
-ocr page 259-
MARY HOLLIS.                                                                 337
!
staren en daaruit af te leiden, of zijne gezondheid
\' was teruggekeerd of dat er droefheid op getee-
kend stond, droefheid wellicht over zijne verlaten-
hoid.
Hjj, die daar stond, kon het niet weten hoe hij
door de oude Kato en al de genen, die zij in het
werk konde stellen, in zijne gangen werd nage-
spoord en hoe liet Mary daardoor bekend was ge-
worden, dat hy nog geen bezoek aan den verderf e-
lijken klub had gebracht.
Charles zagen wij met het kloeke voornemen, om
haar zoo mogelijk te redden, haar vertrek naderen,
maar wol verre van als raadgever of als rechter
stond hy, de wol gevormde edelman, anders zoo
fier in het bewustzijn van gedurfd en gewild on
ondervonden te hebben, bijna als de oude Char- I
! les van Hallam-castle voor zyne zoo veel krachti-
ger en verstandiger speelnote. Zooals toen zoo dik-
werf plaats had gehad gebeurde het ook thands;
zjj moest de eerste zyn, dio hem naderde, die het
| gesprek aanving en hem uitnoodigde kenbaar te
maken wat hem op het hart lag. Thands echter
deed zij het op gants andere wijze dan vroeger.
; Was liy veel veranderd, zjj was het nog veel meer,
en wat door do andoren, die haar omringden on
! haar in haro jeugd op het land bij haren vader
niet gekend hadden, minder kon worden opgemerkt, ,
1 trof hem bij den eersten aanblik. Neen, dat. was
niet de nederige, door den invloed van wie haar
\' omringden, ernstig, zelfs somlier gestemde deerne, die
echter altijd zich een glimlach plooide om de lippen,
zoodra zij hem met zijne kinderlyke bezwaren zag
naderen en die zocht op te heffen of te verminderen.
Neen, dat was niet do vernederde, de verpletterde
vrouw dio hjj zag noderzinken aan zijne voeten,
dat was veel moer de boleedigde, de vortoorndo
Lady, dio hem in hot paleis des gehaten Ilertogs
van zich af stiet. Maar toch nog anders dan toen,
wu zy op dezen oogenblik. Toon gloeide de toorn
in haren blik, toen welden er tranen in haro oogen,
thands was haar blik ernstig, maar helaas! zelfs |
koud, was hare houding fier. O, hij had haar nog
liever weder gezien vernederd of vertoornd, dan zoo
schijnbaar waardig, zoo bewust van haren invloed,
van hare macht; want die fierheid, die kalme waar-
digheid kon toch volgans zyne meening uit niets
anders dan uit zulk een bewustzijn voortspruiten
en wat was die invloed, wat was die macht anders
dan do schande?
Het kwam op dat oogenblik niet in hem op, dat
hy geen beschuldiger zoude mogen zyn al ware
zyno onderstelling ook juist, al ware hare schuld
ook nog grooter dan hij zich voorstelde. Hy meende
van haar te mogen vorderen, dat zy de reinheid
der onschuld had moeten bljjven bewaren.
• Mr. Digby, hebt go u ook vergist en zjjt gy ver-
dwaald?" vroeg zjj, maar mot nedergeslagen oogen,
terwyl hare kniën knikte onder het zwart fluwee-
len kleed.
•Waarom, Miss Hollis?" hernam hy haperend.
De titel wilde hem niet van de lippen, en toch
gewoonlijk, liet gantsche gelaat Zyner Majesteit
bleek Charles daarmede in overeenstemming te
zy\'n.
In plaats van de luchtige opgeruimdheid, die den
Engelschman altijd zooveel genoegen deed en de
eenige oorzaak was van de populariteit, die de
Koning genoot, lag er thands temgstootende wre-
vel op het gelaat.
Charles had het hevel gehoorzaamd en trad
voort tot op eenige schreden van den leunstoel, waar
hij zich op een knie nederliet. Hij hracht zyn dank
uit voor de genade hem bewezen, niet zoo zeer
door hem in vrijheid te herstellen, maar door hem
weder te veroorloven liet zwaard in Zijner Majes-
teits dienst te mogen dragen.
•Draag het niet alleen voor onze veiligheid, maar
ook tot de eer van ons volk. Maak er beter ge-
brnik van dan tot dus verre, Mr. Digby!"
•Sire! wie van l\'we Majesteit een zwaard heeft
ontvangen, behoort toch zorg te dragen dat zijn
eer vlekkeloos blijft."
• Ik hoop dat de uwe het is. Ik heb u de vry-
heid hergeven om den wille van iemant, die hoog
bij mjj staat aangeschreven, maar wier verlangen
mij in dit opzicht wel een weinig verbaasde. Ik
hoop, dat ge voortaan goone betrekkingen moogt
aankoopon die tot ergerljjke twisten kunnncn leiden.
Ik wil orde rondom my. verstaat ge? Ik houd het
oog op u gevestigd."
Charles was ontzet door die scherpe, onverdiende
en vernederende ontvangst Zjjner Majesteit. Waar-
voor hem genade geschonken, als de Koning nog
op hem vertoornd was, omdat hjj don lieveling, den
Hertog van Bnckingham, had wagen to tuchti-
gen ? Waarom ? Hy bogreop hot ecnigermate, toen
hjj oen andere lucht inademde en uit het vertrek
des Konings in den gang gekomen over het gehoorde
kon nadenken. De Koning haatte hem, omdat hy
de vriend was van Mary: de Koning, had hem ver-
giffenis geschonken op haar verzoek Vernederend
was de gunst die hy ontving, eone gunst, die zy
van Karel Stuart gevraagd had. Niet Mylady de
Castlemainc, maar Mary was het die hem verlost
had. Zy had dus aan hem gedacht; m aar het go-
noegen, dat hy daarover ondervond, werd moer
dan opgewogen door de gedachte, dat zjj zulk een
invloed op Karel Stuart had kunnen uitoefenen. Hy
moest haar zien, al berokkende hem dat bezoek
ook weder do ongenade Zijnor Majesteit, en met
versnelde schreden trad hy de thands ledige ver-
trekken van Mylady do Castlemaine voorby: met
een kloppend hart tikte hij aan de deur van Mary
Hollis, thands de lievoorrechte boven alle vrouwen
in het gantsche Koninkryk.
En die bevoorrechte vrouw trilde en beefde als
eeno misdadige, toen zjj hem ontwaarde, dio het
had gewaagd aan te kloppen en die op den drein-
pol bleef staan. Hjj wist hot niet, hoe dikwyls zjj
voor dat venster had post gevat om gado te slaan
of hij ook voorbyging, en zoo hy dit deed, welke
moeite zij dan aanwendde om hem in het gelaat te
99
-ocr page 260-
MARY HOLLIS.
:;::s
• Noem mij, Charles, Mary! Mary. noem roii (\'har-
los! Het is waar, de schjjn getuigt tegen mjj. Ik
had u eer ter hulp moeten komen; ik had u eer
ter zijde moeten staan: ik heb het gewild, want
ik was altijd dezelfde voor u, maar do maalstroom
van vermaken heeft mij doen wamden en duizelen,
heeft mij u doen vergeten, heeft misschien doen
gebeuren wat ik ten dooie althands had kunnen
voorkomen.\'*
Haar was goedhartigheid, maar ook holeedigende
trotschheid in die woorden. Om den wille der eerste
zou zjj, en zjj van allen het eerst, de laatste kunnen
voorbijzien, indien zjj in hem dezen oogenblik nog
iets anders, iets méér, had kunnen zion dan een
afgedwaalde, die door omstandigheden, van zich
zelven onafhankelijk, tot stilstaan gekomen was.
•Ik heli toch niet doen gissen dat ik zoo veel
vroeg!" hernam zij met een zweem van bitterheid.
• Uwe hulp! Misschien had zjj mjj nuttig kunnen
zjjn. Maar beklaag u daarover niet in dezen oogon-
blik, nu ik haar zeker niet behoef. Laat uwe con-
sciëntie u niet aanklagen, want gij hebt immers
willen helpen? De brief, dien gjj mjj geschreven
hebt, toen ik hjj den goeden Wilkins ziok lag, ziek
en veroordeeld zelfs door die brave menschen, bc-
wees immers dat ge mjj wildet helpen, dat ge
mjj hielpt?"
• Mary, niet dien toon! Heb ik u door dien brief
beleedigd? Ik meende het niet. Hjj God! ik meende
hot niet. Maar wat stond er dan in, dat u zooda-
nig heeft gekwetst?" Mary wist daarop niet te
andwoorden. Dat de toon zoo koel, zoo onverschil-
lig was geweest kon zjj hem niet verwijten, want
had zy het recht een anderen toon to vorderen?
• Was het, omdat ik er op aandrong dat ge Lou-
deu zoudt verlaten? Heeft u dat beleedigd? Kon
u dat belecdigen? 0 dat zou my grievend leed
doen... voor u, dat zou mjjn vermoeden maar te
zeer bevestigen Mary!"
• Indien uw hart u niet zegt, wat mjj, eone ver-
latene, die haar vader zocht te verlossen, in die re-
gelen heeft moeten grieven, dan kan mjjn tong dat
zeker niet doen, Charles Digby!" zeide zjj met ge-
smoorde slem. >Laat ons goene herinneringen op-
wokken dio ous beiden verdriet doen. Wat ik leod
is geleden. Laat ons een onderhoud afbreken, dat
tot niets anders kan leiden dan om de klove, die
ons scheidt, nog moer, nog beter te doen overzien.
En ik, Charles! verlang daarnaar niet. Behoeft gy
hulp, gy of uw vader, daar gjj me nu bezoekt?"
•Neon, Mary, neen! En al ware dit zoo, toch
zou ik mjj eer de tong uitrukken, dan met een
woord daarvan te doen blijken. Onderstelt ge dat,
en is daarom uw toon zoo bitter jegens mjj ? Neen,
zelfs de gedachte dat ik mjjne vryheid, dat ik het
behoud van mijn ambt aan uwen invloed op don
Koning moet dank weten, is pijnlijk, is grievend.
Neen, ik kom niet hier, om ti eene nieuwe gunst
te vragen, zelfs niet om u voor de bewezene dank
to zeggen, want ik wil geen voordeel vuur mij en de
mijnen, waarvan de prjjs uwe oneer is."
wilde hg koelheid tegenover koelheid stellen, wilde
lijj evenmin als zij doen blijken dat hij zijne aan-
doening schier niet meester was.
»Ik had toch «reen reden te onderstellen dat uw
bezoek mij, maar wel haar zoude gelden die mijue
getmre was.\'\'
Een vluchtig rood overtoog Charta»\' gelaat. Was
het eone beschuldiging die zjj uitsprak? Renigzina
heftig hernam hij: »Oie uwe gebure was. Dank
zij den invloed «Hen g|j verkregen hebt. is zij het
niet meer.-\'
»Kn daarover Iwklaagt ge u. uiet\'waar. Mr. ÜighyV"
• Neen, Mary! neen. daarover niet; bij fiod! daar-
over niet, maar wel over den invloed dien gij ver-
kregen hebt!" riep hij driftig uit, terwijl hij den
dwang, dien hij zich bjj de eerste woorden had op-
gelegd, niet langer verduren kon.
Had zijne drift hem slechts fijner doen opmer-
ken, hoe zou hij de plotselinge verandering haars
gelaats hebhen toegejuicht. Het is waar, het duurde
slechts een oogenblik: maar de blik van dat oog
was een polsslag zoo teder, zoo dankbaar, dat hij
veel had kunnen gissen. Maar eene andere gedachte,
dan die die wjjziging deed ontstaan, deed het ge-
laat weder dezelfde kalmte aannemen, en zelfs
eenigzins straf voerde zij hem te gemoet: »Op
welk recht beroept Mr. Digby zich, als hij mij
voor zjjn vierschaar daagt en rekenschap vraagt?"
Dio vraag viel hem als jjs op hot warme hart! Zij
deed hom pjjn, zij liet hem geeno kracht om na te
denken, om zijne woorden te berekenen, ton einde
zijn andwoord in te richten naar de vraag, en bit-
ter, maar in die bitterheid toch tederheid vorra-
dund, zeide hjj haar: «Recht heb ik zeker niet, en
al had ik het recht, dan zou ik het niet willen la-
ten gelden, waar er op zulk een wjjze naar de titels
werd gevraagd. Recht heb ik niet, maar toch wel
roden. .Vis men jaren wel un weo saam heeft ge-
deeld, als men het kind, dat men zedig en nederig,
godvroezend en vroom heeft verlaten, dus terug-
vindt, dan heeft men wel geen recht, maar toch
wel reden om haar te vragen, van waar uwe macht
aan een hof, waar de zedigheid moet wegkwijnen
on de vroomheid versterven."
•En van boiden hooft Mr. Digby do zeker-
heidï" zcidc zy slechts half op vragenden toon.
Het verwjjt drong diep door, diop in zjjn hart. O
ware zjj slechts toornig geworden had zjj hem met
dat altjjd nog zoo helder blauwe oog slechts bestraf-
fend aangestaard, lip zou het botor hebhen kunnen
verduren, hjj zou eer een andwoord hebben kunnen
vinden dan nu. Maar zij zeide hem dat alles zoo
kalm, met de oogen van hem afgewend: zjj was
zich zelve zoozeer meester!
»En reeds lang voorzeker hadt ge van de vor-
dorvenheid van dat Babyion de zekerheid, niet
waar? En toch eerst nu komt gjj tot my, om het
mj) mede te deelen. Gy hebt geen recht, maar
toch wel reden om my te ondervragen, zegt gjj.
Maar die reden bestaat niet of bestond reeds vroe-
ger, Mr. Digby!"
-ocr page 261-
MART HOLLIS.
r.:!\'.)
Zjj volgde hem niet in zijne heftigheid, zjj werd
niet vernederd door de schimpende onderstelling,
welke eindelijk zijn lippen was overhelleden. Inte-
gcndecl. er kwam een plooi in die strakke trekken,
er was iets op dat gelaat, wat zelfs aan eene inge-
houden blijdschap deed denken. Hij geloofde aan
hare oneer en die gedachte folterde hem!
•Maar vóór ik u mededeel, waarom ik hier kom.
welke eene bede ik totn richt, wil ik mij toch traoh-
ten te zuiveren van schuld, of... zoo ik dit niet kan.
deze dan toch te verminderen" vervolgde hij, van
aanklager, als hij had willen zijn, geheel verdediger
geworden. »Ik wist niets van ontvoering en ik vond
u plotseling te middernacht alleen in Londens stra-
ten. Gij vondt er ook mij, zult ge mij te gemoet
voeren. Het zij zoo, ik kan niets andwoorden op
dat verwijt. Ik had echter niet zooveel te verliezen
als gjj, Mary Hollis, die voor mjj altjjd het toonbeeld
waart van goedheid en reinheid. Ik wist niet hoe
gjj zoo diep bad! kunnen vallen, maar alles dreef
er mjj toe te gelooven dat gij het waart. Later
vernam ik eerst wat er roet u was geschied: ik
vernam het door haar, die ge hebt doen wegjagen. ..
misschien... om hare plaats to bemachtigen . ..
•Ga voort, Charles!" zeide zij zacht, toen hjj na die
woorden een oogenblik ophield.
• Later vernam ik het; ik had het eer kunnen
vernemen indien ik zelf u bezocht had. Die gc-
dachte, nevens het bericht van uw ljjden heeft mij
toen tot een daad gedreven, die men hier. onbezon-
nen, dwaas, noemt, maar die ik nog zou moeten
verrichten, indien zjj niet reeds verricht ware ! Toen
heb ik pogen goed te maken wat ik jegens u mis-
dreof; toen heb ik mjj zclven bewezen wat mij mijne
speelnote waard was."
•Van welke daad spreekt ge ?" vroeg zij verwon -
derd.
•Zjj, die mij in de gevangenis bracht. Ik verhef
er mjj niet op, Mary! maar ik wil u overtuigen
van dwaling en wil u daarvan overtuigen om mij
straks grooter invloed te doen oefenen op uw bc-
sluit."
•Maar ik begrijp u niet" riep zjj eouigzins haastig
uit. >Gij hebt gespeeld, en zoo als men mjj zeide...
valsch gespeeld... dat was een laagheid des harten..."
• En zij heeft u dat verteld, zij. Mylady do Cast-
lemainc, die mjj is komen bevrjjden, na mij eerst
vertreden te hebben? Afschuwelijk! Neen, ik heb
D gewroken, Mary! ik heb uwen verleider..."
• Dat was hij niet. Charles! Hjj was slechts een
laaghartig man ! En go hebt om mjjnentwil uw leven
gewaagd? Gjj hebt om mjjnentwil gestreden tegen
dien man? ik dank u, Charles, ik dank u!" De
tranen welden haar in de oogen; zjj reikte hem
de hand, neen, zjj vatte de zijne, zjj drukte die ; haar
doorstroomde een gevoel van zaligheid, haar welde
eene aandoening weder uit het diepste diep haars
harten op, eene aandoening, die zjj gemeend had
voor goed te hebben doen vprsterven en die nog
altijd bleek te bestaan en over wier bestaan zij thands
gereed was te jubelen. Zn\' kon zich bijkans niet
bedwingen en trok daarom hare hand ijlings uit de
zjjne, stond op en keerde haar gelaat naar hetVenster,
waar zij den traandrup, die hare wimpers bevoch-
tigde, weg zocht te pinken.
Charles ging eenigzins verbaasd hare bewegingen
na. Wel verre van de ware oorzaak te kannen
vermoeden, schreef hij hare gemoedsbeweging toe
aan hare spijt over haar vroeger knel gedrag jegens
hem, aan hare blijdschap, dat de speelnoot harcr
jeugd haar toch niet gants en al vergeten had en
nog vatbaar bleek te zijn voor goede indrukken en
in staat tot het verrichten eener moedige daad. Het
laatste zelfs stemde hem onaangenaam en beheersehte
alle andere overwegingen, zoodat hij eenigzins ge-
belgd zelfs aanmerkte: »Die daad was toch niet
van zoo veel gewicht, als gij haar toekent. Mary!
Ieder edelman zou het in mijne plaats hebben ge-
daan." Zij hoorde hem niet: zij was in hare gedachten
een anderen weg ingeslagen. Zij moest het, gant-
sche gebied dat zij weder betreden had, verkennen;
zjj moest zekerheid hebben waar de twijfel zich
weder begon te doen hooren. Charles Digby had
door die eene daad getoond zich niet verloren te
hebben in de omarmingen der zondige iriinnarijon,
kracht en moed to hebben behouden om de laag-
heid te bestrijden, zelfs waar die strjjd eene ze!fop-
offcring vorderde, maar was Charles Digby, haar
speelnoot, haar vriend, vrij van elk en band? Zij
had zich hersteld en wendde zich weder tot hem.
•Charles!" en haar stem klonk als vroeger, toen
zij met hem wandelde van den tuin van Dirkens
naar hare woning. «Charles, wie dacht gjj te ont-
moeten, toen gjj mij vondt in het paleis van den
Hertog van Bnckingham?"
•Hoe kwaamt ge daar, Mary?"
•Door haar, die vroeger hier woonde. Maar ik
spreek niet over mj). maar over u, Charles! Voor
wie hieldt ge mij, toen ge zoo vrjj, ja ik zoude
bijkans zeggen, als een blinde heiden mjj bejegondet?
Het kan toch niet getuigen, Charles, voor haar, die
ge in mij dacht te ontmoeten !" Do laatste opmer-
king deed geheel de zwakheid der vrouw kennen;
zij was er niet boven verheven, hoe sterk en moedig
zjj zich ook heten mocht.
Charles bleef nog altijd zwijgen en «lit verblijdde
haar. Was het niet of hjj zich jegens haar over
die minnarij schaamde zoo als hij het straks reeds
over de andere had gedaan? Maar hoe bitter was
hare teleurstelling, toen hjj in de woorden, die hjj
sprak, te kennen gaf, dat een andere reden dan de
door haar vermoede tot zijn stilzwijgen had geleid.
• Mary, verklein haar niet, dat is beneden u. Zoo
gjj haar kondot, gij zoudt haar voorzeker als oouc
vriendin lief hebben, gij zoudt God dankon dat
hjj uwen speelnoot zulk eene vrouw deed ontmoe-
ten."
•Gjj kent baar dan wél goed?" vroeg zjj met tril-
lende stem.
•Zjj is een engel, die mij heeft doen kennen wat
liefde is. Hare stem lispelt zoo zoet en zoo teder als
ik mij verbeeld dat de Engelen in den hemel moeten
-ocr page 262-
MARY HOLLIS.
340
Mi.ir het is geen gebrek aan moed, geen gebrek
aan liefde, dat haar tot dus verre weerhouden heeft
dat te doeu. Gjj zjjt onrechtvaardig, Mary! Zjj
heeft blijkt gegeven vau alles om mijnentwille te
durven trotseren!" Hjj werd heftiger en heftiger,
als moest hjj zich zelveu ook nog de overtuiging
geven, waartoe hjj Mary zocht te overreden. »\\Vaar-
| om wilt ge toch niet anders dan het kwade van
: haar gelooveu ? Ondersteld dat zjj het masker draagt
uit beschroomdhoid, uit zedigheid, is Mary Hollis dan
reeds zoo verre gevorderd in de kenuis vau \\Vhite-
hull, om dat te voroordeolen, om dat te bespotten?"
•Gjj zjjt overspannen, Mr. Digby!" zeido zy, weder
koud als in den aanvang. >Uij zjjt overspannen en
daarom onrechtvaardig. Gjj hebt die vrouw wél lief,
maar___gjj Itemindet reeds zoo vele andere."
• Mary, Mary!" riep hjj getroffen uit. «Maar ik
heb dat verdiend. Toch had ik geene lief zoo ais
deze. Ik wilde, dat ik u de overtuiging er van geven
kon, want dan zoudt ge ook anders over haar oor-
\' deolen! Wat hoeft zjj u toch gedaan, dat gij haar
! zoo vijandig zjjt ?"
• Mij, Charles! niets, maar ik meende te bespeuren
dat zjj voor u niet was wat zjj behoorde te zjjn.
j Do woorden die ik straks gesproken heb vloeiden
I voort uit mijne... belangstelling in uw lot. Wieu
; zoude ik liever gelukkig zien dan h?"
Hare stem trilde, hare vingereu beefden; hare
oogen dwaalden weder af en werden niet op hem
: gevestigd.
• Heeft zjj dan gezegd, Mary! dat zjj niet bemin-
de ?" vroeg de jongeling, terwjjl hjj, met den angst
op het gelaat, het andwoord verbeidde, het and-
; woord, dat zich zoo lang liet wachten, hot andwoord
dat Mary zoo veel kostte.
• Noen, Charles!" zeide zjj oindeljjk, >neon, zjj ver-
zekerde u innig to beminnen, maar ik kon niet ge-
looven aan den omvang dier liofdo, daar zij haar
rang nog boven hare liefde stelde... Maar laat
ons daarover niet meer spreken. Gij gelooft aan
\' hare genegenheid, zjj gelooft aan do uwe! Dat ik
u beiden gelukkig, u beiden veroeuigd zag!"
•Nu zjjt ge do oude Mary weder! Nu hervind
ik mjjue lieve speelnote !" riep hjj in verrukking uit.
Zjj deelde daarin I.lijkbaar niet; zjj boog het hoofd
I on stamerdo eenige onverstaanbare woorden.. «Heeft
! zjj u haren naam ook bekend? Heeft zjj aan u ook
gezegd waar zjj woonde! Zjj is zoker ziek, want
ik heb nog niets van haar vernomen, en reeds vier
on twintig uren bon ik in vrijheid!"
•Zjj moet in dienst der Koningin zjjn!" hernam
Mary mat. «Vorder weet ik niets I"
•Dat is reeds veel! Tauds ben ik zeker, dat zjj
! niet de Hertogin vau i\'ortsmouth heet. Ik vreesde
! er voor, Mary! maar thands ben ik zeker. Gjj troost
toch altijd, in welke omstandigheden ik u ook ont-
moet. Gij waart en zjjt toch altijd mijn goede gids!
Mocht gij het lang bljjven!"
•Het is wel, Charles!" fluisterde zjj.
•Maar gjj hebt tot dus verre altijd over mij
gesproken en ik liet dat maar te veel toe; toch kwam
doen; liare liefde is zoo innig, dat ze daardoor eene
vreemdelinge wordt aan dit hof. Dat ge haar kendet,
Man,!"
• Hare liefde is innig, en daarom berekent zij zoo
goed iedere kaus, daarom hoort zjj zoo scherp naar
ieder dreigend gevaar, niettegenstaande het masker
dat hare trekken verbergt! Hare liefde is machtig,
maar toch niet machtig genoeg om de klove te dem-
]>en, die de geboorte tusschen haar en u groef."
Wat bedoelt ge V Mary, wat beduiden die woorden V"
>Ik heh haar gezien zonder masker, Charles!"
•Haar, de onbekende, mijn goede geleigeest ? Gjj
hebt haar gezien V Schilder mij haar gelaat, hare trek-
keu, Mary!"
•Dat is nog slechts het uitwendige, en zclfsdat kent
gjj niet. terwijl gij stout beweert haar te kennen" her-
nam Mary scherp.
«Het oog behoeft toch niet te zien, om de ziel eene
overtuiging te geven. Mary, al had ik u nimmer aan-
gestaard maar u slechts eens gehoord, ik zou u hebben
gekend I"
»Er is geen sprake van mij, de dochter van .Takob
Hollis; wel van haar de hooggeborene, die u heet
lief te hebben en zich over u schaamt, Cibories!"
»Dat is niet waar! Dat is een slecht woord, Mary 1
dat is oen woord, dat ik vau de Castlemainc had kun-
nen verwachten maar niet vau u..."
•Hij bemint haar wel," prevelde Mary.
• Vergeef mjj die woorden: zij werden zouder na-
gedachte gesproken, Mary ! (jij hebt zeker niet dus
gemeend! Zjj is tot u gekomen, zegt ge, ik begrjjp
met welk dool. Zjj heeft uweu invloed ingeroepen
om mjj uit de gevangenis te doen ontslaan. Ik wist
wel dat zij mjj niet vergoten kou, zoo als de ande-
ren. En grooto govaren omgeven haar; zij wordt
bespied en bewaakt; toch waagde zjj het u te lw-
zoekeu, u om hulp te vragen! Zjj kende u niet:
toch wilde zo alles wagon om mjj te redden. Dat
was harer waardig!"
De blanke hand vau Mary balde zich in de plooien
vau haar kleed. >Zjj kwam te laat," hernam zij.
• Ik had uwe vrijheid reods gevraagd. Hare meening
was — ik betwjjfol het niet — zeer goed. maar zij
kwam te laat."
•Toch heeft zjj mjj willen redden: do daad be-
houdt voor mjj alle waarde,\'" hernam Charles met
vuur. »Maar zeg mjj: is de uitdrukking baars gc-
laats niet edel? Geljjkt zjj niet op de ongeleubeel-
den, zoo als wjj die op de schilderjjou in dit paleis
zien? Getuigt de blik van hot bezielde oog niet
van zachtheid en tevens van kracht?" Zonder het
te weten gaf hjj een toekening van hot golaat van
haar die voor hem stond; zonder zich daarvan be-
wust te ziju had zjjne fantazie, toen zjj hem do
beeltenis der geliefde voor oogen toovorde, hem het
beeld zijner speelnotc gemaald.
Mary schudde het hoofd ontkennend.
•Ik onderneem geene schildering, die mjj mishik-
ken zou en nimmer door u zou worden goedgekeurd.
Misschien dat zjj eens den moed erlangt, om zich
voor u ongemaskerd te vertooueu."
-ocr page 263-
MARY HOLLIS.                                                                         841
ik hier om uwentwil, Mary! Veel is mij reeds ver-
klaard wat mjj duister scheen. Gij hebt u in de
govaren, die n dreigdon, moedig gedragen, te moe-
dip om niet krachtig te zijn tot den einde. Gjj
waart nooit eerzuchtig: gij waart altjjd te vroom en
te rein, om eer en rang te willen verkrijgen door
oneer en schande. Mary, waarom toeft gij dan hier?
Ik begrijp nu, dat de Castlemaine u hier bracht on-
der voorgeven u in staat te stellen uwen vader te
redden, maar nu weet gij beter, nu weet ge, dat
j uw vader niet meer gered behoeft te worden. Ga
met mij. Ik zal u bij Sir Henry brengen, en onder
diens hoede gaat ge naar Hallam. O ik zal voor n
zorgen als voor mijne zuster, en zoo ik mijn inni-
gen wensch verkrijg en dan later ook naar Hallam
afreis om er te wonen, dan zullen wij éen gezin
zjjn, dan zullen wij saam door het leven gaan. met
en door elkander: want zij die ik lief heb, zal ook
uwe vriendin zijn; zij is het zeker reeds, want zij heeft
u immers eens ontmoet. Verlaat dit hof: ga met mij!\'\'
»Ik kan niet!"
«Dus is het waar wat Dirkens mij verhaalde en
ik niet golooven kon. Dus bljjft ge hier uit vrije be-
weging, dus blijft ge hier om den Koning ?"
•Ja."
•Ja? Om den wulpschen man, den nietswaardi-
gen, den...?"
•Hij is de Koning. Charles! Hij is van God ver-
ordineerd een voorganger en een overman van En-
geland te zijn, en zoo de Heer het wil, zal hij waar-
dig zijn dus te heten. Dring niet verder, Charles!
Wat ik hier doen moet, zegt mij de geest Gods!"
•Maar het is uwe oneere, Mary! Neen, gij veinst:
een zondige hartstocht houdt u terug, u, die boven
eiken hartstocht verheven moest zijn. Gij bemint
Karel Stuart: maar neen. dat is niet mogelijk, gij
kunt dien man niet beminnen evenmin als Bucking-
ham! Pan is het de eerzucht, dan is het de bejreer-
te om te heersenen ! Dat zon u nog méér vernederen
in mjjn oog, Mary! Pij uwen vader, dien ge lief
hadt en eerdot, l>ezweer ik u terug te treden!"
•Xóg kan ik niet! Kerst moet ik doen wat mijne
i hand vindt om te doen !"
•Maar elk oogenblik drnlens vermeerdert hot gc-
vaar. Ik geloof nog. Mary! dat gjj niet bezweken
zjjt in den strijd, maar niet altjjd zult ge kracht
behouden. Gjj kunt over den Koning niet blijven
heerschen, zonder te worden zoo als zjj zjjn, die gij
verjaagd hebt."
•Martel mjj niet, Charles! God, die de harten
kent en de nieren proeft, weet hoe zwak ik ben en
zal mjj niet doen beproeven boven mjjne kracht. Ik
I moet bljjven! Het is mjjne oneer, zegt ge, welnu,
wat is er aan de eer verbeurd van oene deerne, dit;
niemant toobehoort? De vader hoeft geleden, de
dochter is niet beter dan de vader..... liet einde
van het aardsche lijden wordt toch door allen on-
der de groone zode gevonden!"
•Mary, dat is de taal der wanhoop! Mary, waar-
om wilt ge verloren gaan ? Neen, het kan niet uit
heerschzucht zjjn..."
•Maak het kort, Charles! Gjj schijnt mij niette
kunnen begrijpen. Gij zjjt de geschiedenis van Gods
volk toch niet zóo zeer vergeten, om u niet te her-
inneren wat Judith eenmaal deed."
•Gij wilt toch niet zoo als zij den veldheer doo-
den!" riep hij met afschuw uit.
•Veen," hernam zjj met een pijnlijken glimlach.
• Ik wil den Koning doen leven..."
• Gjj wilt In-m bokeeren, hém? Weet gij dan niet
wie hij is? Gjj wilt de woorden van .Takoh Hollis
tot hem spreken en hem veranderen? Ik geloof u
niet. Mary. voor het laatst, bezweer ik u met mij
te gaan. Gij paat verloren zoo ge bljjft. Ik hoop
u nimmer weder te zien zoo ge bljjft I"
•Ik moet blijven!... Vaarwel... het zal dan een
vaarwel voor altoos zijn. Charles, vriend mjjner
jeugd!"
•O Mary, gij verscheurt mij het hart! Een woord
slechts, en gij maakt mij gelukkig! I\'we oneer
is de mjjne."
Zij wenkte hem met de hand te gaan. Zij had
hot hoofd weder van hem afgewend, zoo dat hij de
tranen niet langs hare wangen zag biggelen, en hjj
slechts hare gestalte zag, die nog fierheid of liovor
trotschheid scheen te verraden.
•Vaarwel dan ... vaarwel!" Reide hij met gesmoor-
de stem, en hij ijlde heen.
Weinige schreden slechts had hij zich verwijderd,
toen de Koning hem ontmoette, de Koning, die haar
ging bezoeken van wie hij zich verwijderde. De el-
lendige, die den val beoogde zjjner zuster! Er lag
felle haat in den blik, die het oog des Konings ont-
moette, al boog het hoofd zich ook deemoedig voor
den kroondrager van Engeland. Deze beandwoord--
de dien groet niet, maar ging hem met gefronsde
wenkbrauw en met een dreiging op de saam ge-
trokken lippen voorbij. Toen Charles de poort van
het paleis had bereikt, hoorde hij het verwarde ge-
druisch van stommen achter zich. zag hjj vorschil-
lende lakeien hem voorbij stuiven. Hjj vroeg een
hunner wat er gebeurd was, en vernam dat Miss
Hollis door Zjjne Majesteit bewusteloos was gevon-
den en \'s Konings geneesheer in allerijl moest wor-
den opontboden.
XI.
•Wel. man! dat is vervloekt duur!" riep Sir Henry !
den waard zijner herberg toe, die hem. aan de ont-
bjjttafel. zjjne nota van den vorigen dag overreikte
en dit deed met eene diepe buiging en met hoof-
sche manieren, maar mot een spottonden glimlach
op het gelaat, terwjjl hjj nu den edelman dan zjjne
Ixudo bedienden aanzag. Dirkens was bozig met
een groot mes het brood to snjjdon. Zjjn Korwaardo
eenige kleedingstukkon van Sir Henry na te zien,
en de laatste kon zjjn schrik niet verbergen bjj het
ontwaren van oenige sleten on scheuren, die hjj als
mat met de groote vingeren, waarna hij met de
grootste behoedzaamheid Dirkens van achteren aan-
-ocr page 264-
MARY HOLLIS.
842
stiet, om hom over het boeten dor breuken met
fluisterende stem te raadplegen.
• Ik wil wel gelooven, dat jelui hier eeu grootcn
staat kunt voeren, dal jelui ar bedienden op na
kunt houden als of je edellui waart! Hoe meer
verguldsel op zoo\'u uithangbord, des te hooier cjj-
l\'ors op je rekening, hé! Dat /al je tegenvallen,
man!"
•Huur ik verzeker u, Sir! dat ik u uiet minder
berekeneu kan, ten minste als gij als een Edelman
behandeld wilt worden."
• Wis en waarachtig wil ik dat: maar dat betalen,
nooit! Kapellaan, hebbeu we wel ooit tieu shil-
lings voor een middagmaal betaald?"
De aangesprokene wierp plotseling de onderzoch-
te klei\'dingstiikkeu weg en keek Sir llenry even
nadenkend aan, waarna hij plotseling neen schudde.
• Wat betaalden we dan? Zeg, je moet het wc-
ten."
•Het kwam nooit hooger dan twee shilliugs voor
ons achten, maar dan hadden we het kalf of het
varken zclven gemest en dan paste Mylady op den
afval."
• Dat vraag ik je niot!" riep Sir llenry, verwoed
wordende bij den bet eckcilis Vollen glimlach van den
waard. »Op reis. zotskap, op reis meen ik!"
• Dan zal ik er mijn boekjen op na moeten slaan,
maar dat ligt nog onder in het valies op mijn slaap-
kamer boven in het huis!" stamcrde de Kapel-
laan.
Charles moet meê; het is hier te duur, dat onder-
vindt go zelf, en dan moet nog een ander ook meê,
maar dat komt later. En dan.... misschien weten
we alles uog niet."
•Jo weet moer, Dirkens! Opgebiecht, oude! Wie
heeft het je verteld? Je jongen? Dun geloof ik er
niets van."
•Neen, neen, maar ik heb óok uog m[ju oogen.
•lohu is zoo gek niet— het is me nog uiet klaar,
maar er zit uog meer. Daar heb je die Madam van
eergister.-\'
•Ken jolig wijf, Dirkens! Ik heb er in mjju jeugd
ook zoo gekend, maar dat \'s voorbjj, man! en de
jongen moet er nu niet meer aau deuken! Ik heb
er al eeu hartig woordtjen over gesproken, en de
Kapcllaan ook. en de jongen hoeft beterschap be-
loofd. Als dat nu al je bezwaren zijn, dan betee-
koueu ze niets... Daarom, wat doen we hier?"
• Wel, plezier nemen en dan den Koning over de
bewuste goederen sprekou, als ge toch zoo goed be-
kend met hem zjjt, Sir! In dien tusscheutjjd zal het
donker misschien wel opklaren en krijgen wij Char-
les aan een zoet ljjntjen meê."
• Kerken zien!" voegde do Kapellaan er bij.
•Kerken ? begraaf je er in!" bromde Sir llenry,
•Kerken zien! en dau sermoenen hooren, he ? Daar
] komt niets van."
Er was echter in den raad van Dirkons veel dat
hem bleek aau te staau, want ua het ontbijt, van het-
welk Sir Hcnry, overtuigd dat hjj drie dubbel be-
taalde, ook drie dubbel zijn doel nam, liet hjj zich
door den Kapellaau holpen kienden eu giug hjj de
stad in, als gids vergezeld van John, die uaar de
herberg was gezonden met de boodschap dat de jonge
; heer niet voor den middag vrjj zoude zjju. Dirkens
en de Kapellaan mochten modegaau. Johu maakte
; bescheiden eenige bedeukingen on sprak er van, om
! een huurrjjtuig te bestellen, daar het een edelman
niot voegde te voet over de straat te gaan, vooral
niet een edelman, zoo rjjk gekleed en niet zulk eeu
talrijk gevolg als Sir Heury. Kigonljjk was do goede
jongen bevreesd voor aanstoot en wilde hjj allen
daarvoor bewaren. Sir llenry gaf aauvankeljjk toe.
maar toen hij in onderhandeling kwam over den prjjs,
begon hjj weder af to diugen, waarop de koetsier de
zweop lei over het magere paard, dat voor den karos
was gespannen, hem toevoegde: •Huur een wagon
met eeu paar bokken, man!" en wegreed.
• Het is hier brutaal voe!" riep hjj uit, on met do
verzekering dat uu niet een koetsier eeu penning aan
hem verdienen zou stapte hjj voort.
De aanstoot, waarvoor Johu had gevreesd, bleef
niet uit. Trok het cous prachtige, maar uu wol wat
verlepte kostuum vau Sir Heury uit deu tijd »van den
Kouinkljjken martelaar" ook het eerst deaaudacht,
de twee dienaren, die hom volgden en vooral do
Kapellaau vervolgens nog meer. Dozen duizelde het
hjj ui die drukte. Iu zjjne beleefdheid, om deu een
te mijden, trapte hjj don auder op deu voet; in zjju
verlangen om een kar te ontwijken, struikelde hjj
tegen de manden aan eenor koopvrouw, dieoranje-
•Te Oxford, Sir!" viel Dirkens in, terwij
81
l hjj het
brood en het mes bedaard naast zich neerlag, «heb-
ben we twaalf shdlings betaald voor ons dricn en
hier betaalden we even zooveel, maar voor ons vie-
ren, want mijn jongen heeft gister nieè gegeten."
• Domoor!" mompelde Sir llenry, Dirkens aanzien-
de als of hij hem vel simden wou. Maar Dirkens
was zoo\'u domoor in deze zaak uiet, want hij sneed
alle tegenstribbelen van Sir llenry af, die met zijne
zuinigheid do eer van zijn huis in gevaar bracht.
Do zegepraal van den waard was volkomen. Sir
llenry rukte hem do eerst geweigerde rekening
uit de hand, daarbij echter grommende, dat het af-
zetterjj was, dat de groote stad wemelde van gauw-
dieven in fatsoenlijke manskloereu, hetgeen de waard
met eeu diepe buiging beandwoordde, waarna hij
zich verwijderde met de woorden, dat hjj Sir llenry
nog menigmaal zulk een rekening hoopte te mo-
gen aanbieden wat hem niet anders dan een hoogo
eer zoude zijn.
•Ik geloof, dat de kaerel mjj voor den gek houdt
toe!" riep Sir llenry, toen hij zich met de beide
andereu alleen bevond, hetgeen door Dirkens door
een hoofdknik werd toegestemd.
Dit deed Sir Henrys ergernis zoo inogcijjk nog
meer kliumen. «Waarom me hier ook naar toe ge-
troond? Wat doe ik hier? Je zoon John had zich,
wat mjj betreft, in eeu oxhoofd potter mogen ver-
drinken, versta je. Zult ge mjj andwoorden, Dirkens\'.
Wat heb ik hier nu te doen?\'\'
• Nog heel voel, want er is uog niets gedaan Onze
-ocr page 265-
MARY
HOLLIS.                                                                        343
daden van hem te vermelden. Niet dat hjj na het
i laatst verrichte op zijne lauweren was gaan inslapen,
daarvoor had zjjn genadige meester gezorgd, die
hem telkens van zijne onmisbaarheid overtuigde:
j maar wat hjj sedert verricht had, mag geacht wor--
ilen buiten den kring te liggen, waarin onze geschie-
deuis zich beweegt. Was hij nog dikwerf ongerust
• geweest over de gevolgen eener daad. welke hjj op
i \'s meesters last had ondernomen, maar die hem den
! hals kou kosten, vau lieverlede was zijn teder gc-
1 weten tut rust gekomen eu onderstelde hjj dat de
daad vergeten was, omdat hjj er niet meer van hoorde.
Plotseling echter werd hem alles herinnerd, toen
hij de beide vreemdelingen, die de aandacht van de
voorbijgangers tot zich trokken, hurkende als bewo-
ners vau het gehate Hallam. Waarom liepen die
, beiden in Kunden? Waarom waren zjj daar gekomen?
> Toch niet om als getuigen op te treden in eene
zaak, die hjj voor altijd vergeten dacht? Hjj moest
1 het weten, ten einde des gevorderd op zijne veilig-
heid bedacht te zjjn, eu daarom was hij een gesprek
i met hen op de hem eigene schertsende wijze begonnen.
• Mag ik u den weg wijzen, edele Heeren?" vroeg
hjj hun hoffelijk, eu Mr. King haastte zich daarop
toestemmend te andwoorden. Dirkens echter was
nog van eeue andere meening eu merkte droog aan,
dat Mr. Wharton nog nooit bewezen had een goede
I gidste zijn. Mr. Wharton dacht in die woorden mis-
\' schieu meer te hooien dan Dirkens er meê bedoelde;
| hjj vermoedde ze eeue ziuspeliug te zjjnup die bewuste
I onaangename zaak en voelde zich daardoor nog
t meer aangespoord om het rechte te vernemen.
• Ik zal u bewijzen een goede gids te kunnen zjjn,
waarde vriend! hernam hjj. »Gjj wilt naar St. Ja-
mes Park? Maar dan zjjt ge op eeu geheel ver-
keerden weg. Dan moeten we links afslaan."
Hoewel schoorvoetend toch volgdon de beide au-
deren
•Is Sir Heury met u gekomeu, Mr. King?"
Het andwoord was natuurlijk toestemmend. «Heeft
de jonge hoer het wat bout gemaakt?" vroeg hjj
vorder, daarbij met do valsche oogen als teeken van
verstandhouding knippend.
•Och God, ja! Zaten we maar allen weer in Hal-
lam!" zuchtte Mr. King.
• Kigenljjk ziju we hier om eeue andere redeu, vat
; je? We hebben het spoor van de deerne die ont-
voerd is, vat je? eu dat spoor volgen we."
•Langs dezen weg?" vrucg Dick, die zjjn best
deed om te lachen, maar bjj het starend oog van
\' Dirkens een zweem van onrust niet verbergen kon.
•Waarom uiet? Als iets ontdekt moet worden
dan wordt het uutdekt, al zouden de raven het
uitbreugeu, vat je?"
• Vervloekt galgeuaas!" prevelde Dick.
•Je bent niet lang gebleven toen zjj weg was!"
vervolgde Dirkeus.
•Zoo als ge weet volgt eeu goed dienaar altjjd
/.jju meester. Weder links af, meester!"
•Het kou wel eens slecht afloopen voor den die-
naar als hjj zjjn meester overal volgt, vat je?"
appelen ventte, eu deed hjj de gouden vracht over
de modderige straten knikkeren en bulderen. De
schimp- en scheldwoordeu bleven niet uit en zouden
misschien door gevoeliger kastijding gevolgd zijn,
als Dirkens hom niet onder den arm had genomen.
Ken t jjd lang ging alles goed, tot dat Zijn Herwaarde,
die weder tot eenige kalmte eu gerustheid was te-
ruggekeerd en weder om zieh heen begon te zien,
en al het nieuwe en vreemde in zjjue eenvoudigheid
te bewonderen, een nieuw gebouw bemerkte?, met
ongewoon groote vensterruiten, achter welke op ver-
schillende stellingen groote boeken met groote platen
stonden gerangschikt.
• Dirkons! een oogenblik.... kijken___Keu geheel
nieuwe uitgave van «de zeven kampioenen" geloof
ik... met platen."
Dirkens gaf der nieuwsgierigheid zijns medgezels
gehoor, stak de straat over en bleef een oogenblik
naar de boeken turen; toen ZJJ zieh omkeerden vou-
dou zjj Sir Heury met diens geleider niet meer. Hoe
zij ook zagen en hoe zij ook speurden, do uit het oog
verlorenen bleven uit het oog verdwenen. Of zjj de
straat vervolgd of den hoek luidden omgeslagen, het
bleef bun verborgen, zoo dat Zjjn Kor waarde, ten
eiude raad. er van gewaagde om op de eene of an-
dcre stoep te bljjven wachten tot Sir Uenry. die toch
oindeljjk met John terug moest koeren, daar voorbij
kwam. Schoon Dirkens verre van gorust was, zoo ge-
heel zoudei geleide in die drukke en woelige stad, kou
hjj zich niet weerhouden te glimlachen over het kod-
dige voorstel van den Kapellaau, die blijkbaar daarbjj
vergeten was dat Kunden meer dan eene straat bezat.
»We zullen mot vragen wel verder komen eu
moeten zien deu weg te vinden; maar eerst zullen
wjj er het uuze van nemen, nu we toch op reis zjjn,
Mr. King!"\' zeidu Dirkens, die met eeue vrijpostigheid,
welke den andere ten hoogste verbaasde, een der
voorbijgangers aansprak en hem naar de ligging van
een der wandelplaatseu vroeg. Zoo als het meer
gebeurt onder dergelijke omstandigheden, de terecht-
wijzing werd gegeven, maar zoo duidelijk, dat het
Dirkens voor do oogen schemerde van al dat rechts
eu links omslaan, en het eenige wat hjj onthield was,
dat hü na otteljjke huizen vourhjj te zjjn gegaan,
maar weder eens vragen moest. Zjj waren eenige
schreden in de aangewezen richting voortgegaan, toen
zij zich eensklaps op do schouders voelden geklopt
eu een gruve stem en een schelle lach hun een euden
l>ekende, met name Dick Wharton, horriuuerde.
•Wal, wel! de Heereu zoo in Londen! Alleen, en
loerend als de kater op zyn prooi! Hoe maakt zjjn
Eerwaarde het? Kn de niet minder eerwaardige
Dirkens?"
•Goed gelyk ge ziet!" zeide de laatst aaugespro-
kune, waarna hjj wilde voortgaan daartoe mede aan-
gespoord door Mr. King, die bljjkbaar liever met
Dirkens dwaleu dan door Dick Wharton te recht
gebracht wenschte te worden.
Wy hebben in geniimen lrjd niets van den waar-
digen gunsteling des Hertogs van Buckiugham ver-
nomen. Wjj hadden dan ook geene nieuwe holden-
-ocr page 266-
MARY HOLLIS.
344
j kwamen de havelooze bewoners te voorschjjn. Hier
strompelde er een op een houten been, ginder hink-
te een kreupele nader, verder sloop een half me-
laatsche te voorschijn, en ook menig nog krachtig
man waagde zich in de groep, bjj wiens geel bleek
gelaat en bn° wiens schuwen blik echter ook ver-
moed kon worden, dat er niet minder gebreken
in hot binnenste scholen dan er bij de anderen reeds
dadelijk zichtbaar waren aan het lichaam.
•Heeren, komt binnen!" joelde het uit de groep
van bankroetiers, dieven en moordenaars, die in
deze vrijplaats de gerechtigheid ontvloden en in
ellende en zonde het veeg bestaan zochten voort
slepen. «Komt binnen, Heeren!\' schaterde het, maar
boven al die ruwe en grove stemmen drong het
schelle lachen heen van eenige half waanzinnige
! vrouwen, die uict loshangende hairen en de bloote
, uitgeteerde armen in het half vermolmd vensterko-
j zijn geleund, uit de tweede verdieping zich met den
schrik der verdwaalde bezoekers vermaakten.
Vooral de Kapellaan was het toonbeeld van ontzet-
ting. Ter zjjner eer moet echter getuigd worden, dat
zjjn schrik minder ontstond uit vrees voor zich
zelven dan uit afgrjjzen voor die zondaars rondom
hem. Hij hield het aangezicht tegen den muur
gekeerd, om niet langer het schouwspel te zien
en had zich wel de ooron willen toestoppen, indien
lijj niet op het voorbeeld van Dirkens de handen
had vastgeklemd aan Dick Wharton, die tussehen
hem en den Hollander in stond.
•Tol betalen, Heeren! Tol betalen!" riep een
schrille stem. Zij kwam uit do keel van oen kreu-
pelo, die een kruik in de hand hield, welko hy,
na or den laatsten druppel vocht tu hebbon uitgezo-
gen, naar do drie vrienden wierp.
«Gij hebt er ons i D gebracht, gjj zult er ons
u i t brengen, Dick Wharton !" zeido Dirkons.
«Plukt de ganzen, broêrtjens!" riep deze, terwjjl
hjj weder eon poging aanwenddo, om zich aan Dir-
kens\' greep te ontrukken. «Plukt ze; ik heb ze
hier gebracht, ik, Dick Wharton, uit oude botrek-
king! Valt zo op het ljjf!"
«Ken je dat, vuillik?" fluisterde Dirkens, den
verraderlijken deugniet zjjn suoeimes, dat hjj altjjd
bij zich droog onder den nous houdend. «Eer ze injj
en (1 \'ii h\' i|> \'ll:i:ui op hot ljjf vallon, doe ik het jou ....
We zijn vreemden, on willen in Londen alles zien
on kwamen daarom ook hier. Hoeveel moeten we
betalen?" vroeg hij aan de menigte die op hen
indrong.
Een paar van de rapste en vlugste handen had-
den Mr. King weten te bereiken, met ongeloofe-
ljjke snelheid diens zakken onderzocht, en toen zij
daar niets vonden diens mantel losgescheurd Reeds
waren zjj bezig — geholpen door eenige anderen
die toe waren geschoten — hom zjjn wambuis los
te knoopen, toen Dirkens hem weg trok en Wbar-
ton, die voor de kracht des anderen verre onder-
deed, in de plaats duwde, terwjjl hjj dezen toe-
beet\' .Hij mijner ziele zaligheid! het gaat er door
en door, indien je niet je beurs en wat er in is,
«Noen ik vat je niet en ik vorzoek dat je iets
duidelijker spreekt. Denkt je, dat ik je lieve deer-
na meê nam? Ze was de dienst wel waard, maar
zeker heeft ze voor eigen rekening zaken gedaan!"
Een sterke vuistslag van Dirkeus beloonde hem
voor die woorden. »Die kwaad doet kwaad ontmoet,
vat je!" zeide hij daarhjj zeer bedaard, terwijl de
gekastijde de eene hand op het belecdigdo deel lag,
de andere aan het rapier bracht en dreigend een
stap achteruit trad.
•Wel, oude kerkuilen, waarom blijft ge niet in
je torengat ? Wat belet me... ? Maar neen, ik heb
schuld, tioede vrienden weer tussehen ous?"
•Weer? We zijn het nooit geweest." gromde de
ander.
\'Zeg hem. dat Mary in Wliite-hall woont; dat
zal hem nog beleefder maken en ous op een anderen
weg brengen, want het is hier niet pluis, Dirkens!
Zeg hem maar. dat ge zjjn vriend zijt," prevelde
Mr. King.
«Niets er van spreken: de schobbejak zou de val
ontloopen! Maar het bevalt me hier óok niet."
«Nu rechts af. Heeron! Dat is de kortste, al is het
niet de beste weg. Daar achter ligt St. James Park
waar uu juist do Life Guards parade maken. We
moeten ons haasten."
Hij nam ze vriendschappelijk onder den arm. Of-
schoon Dirkens eerst besloten had den gids ongc-
hoorzaam te zijn, volgde hjj toch, maar altjjd langza-
mer, en richtte hjj daarhjj van tjjd tot tjjd achter-
dochtig den blik op Dick Whartonj gezicht, dat hem
hoe langer hoe torugstootender begon te worden.
Wel had de goede Kapellaau geljjk, toon hij zijn
vrees te kennen gaf dat hjj het hier niet pluis dacht.
Do straat of liever steog, waarin zij zich bevonden,
was zoo nauw, dat zjj met hun driefin naast elkaar
gaande die geheel besloegen. De grond was mot
gaten en met allerlei vuilnis; de armzalige huizen
aan weêrzijden knikton en waggeldon en bogen als
of zjj, vol van porter en ale. duizelig dreigden neer te
vallen. In de kleine vensters was sedert jaren geen
enkele glasruit meer gezet, maar fladderden stukken
geolied papier, die de dienst van het glas niet dan
hoogst gebrekkig vervulden. De deuren hingen
schuins iu de kozjjnen of ontbraken zelfs hier en
daar, en lieten den blik vrij in eenige dier woningen,
waaruit een vuile walm hen tegenwoei. Schemer-
donker was het, hoewel het overal elders middag
heette; toch brandde slechts hier en daar een enkele
vetkaars. bij wier rossig licht tussehen de roet eener
deur of een kier van ecnig venster, oen behairde
kop en een paar vlammende oogen of eon ont-
vleeschte en geele gerimpelde hand zichtbaar wer-
den.
«White-friars! White-friars! voort!" riep Dick
Wharton plotseling, terwjjl hjj jjlings wilde ontvluch-
teu. Doch de bedaarde Dirkens, die lang achterdochtig
maar besluiteloos gebleven was, had al de bewegin-
gen van den gids bespied en vatte hem met sterke
vuist bjj de kraag van zjjn wambuis, juist toen
hjj gereed was te ontsnappen. Uit alle woningen
-ocr page 267-
MARY HOLLIS.                                                                 Sin
was dus, bij deze laatste proeve zijner beminnelijke
trouw jegens de Hallamschc vrienden, zijn geld en
zijn vrijheid kwijt geraakt.
Aan een vorder voorwetten van hunne wandeling
werd natuurlijk door Dirkens noch door den dood-
moeden Kapollaan meer gedacht. De laatste had
geen enkel stuk gelds, do eerste slechts weinig bij
zich, zoodat het nemen van een huurrjjtuig een te
groote weelde voor hen was. Na veel vragen en
dwalen kwamen zij echter ami do herberg aan, die
zij begroetten even als de dorstige Arabier een wa-
terbron in de woestijn, maar, ach! ook na hun ver-
moeiendon zwerftocht was hun geene liefelijke ruste
beschoren, want zij vonden Sir Henry daar gants
anders terug dan zij hem hadden verlaten.
Wij verlieten Sir Henry onder geleide van John,
don zoon van Dirkeus. Do Edelman had hot te
druk met vragen, mot bot betuigen van zjjne ver-
en bewondering over alles wat hjj rondom zich en
veranderd zag, om spoedig het achterblijven van
de beide anderen te bemerken. Toen hjj echter
iets zag, waarover hij den ouden Dirkens wilde
raadplegen, koek hij om, altijd in hot geloof dat
de medgezel hem volgde, maar maakte de opmer-
king togen een geheel vreemde, die in do plaats
van Dirkens en den Kapellaan achter hom ging.
Hij bleef wachten, hij ging zelfs een eind terug,
maar het spoor der achterblijvers werd niet ge-
vonden.
»De verdoemde slakkon!" riep hij uit. »Laat ze
kruipen, wat mjj aangaat. Zo zullen eindelijk wel
weer thuis komen." Xa die woorden gaf hij elke
opsporing op en vervolgde hij met John zjjn weg.
Na eenigen tijd voortgegaan te zijn, bleef hij staan
voor con huis met een dubbel balkon, wat, naar
Johns inlichting, de klub van den jongen heer was,
de klub, waar de jonge hoor ieder dag naar toe
ging, de klub. waar de eerste Edellui bijeen kwa-
men.
»Ik wou ook wel eens zoo\'n ding zien," zei Sir
Henry nieuwsgierig naar binnen glurend.
•Wel, Sir! ge zult er op naam van don jongen
heer wel binnen kunnen gaan. Ik zal u wel bene-
den wachten, Sir!"
Sir Henry kon do verzoeking niet weerstaan en
trad binnen. Hjj was in het eerst wel wat be-
dwelmd door de benauwde lucht die hem tegen-
woei, maar vond hot weldra geen onaardig gezicht,
toon hjj een blik kon werpen op die bonte, krioe-
londe, joelende en schaterende meniuto. Had Sir
Henry ook nog een oogenblik een geheime hoop
gehad, Charles daar to zullen ontmoeten, dan vond
hü zich teleurgesteld. Het kostte hem in den aan-
vang moeite door de eerste groepen heen te\'drin-
gen, maar toen hij die door was, maakten de an-
doren hom gewillig plnats. Ieder ging voor hom
ter zijde en het geschiedde om den vreemden be-
zoeker in zjjn oud-modiesch kostuum mot zjjn
boersch voorkomen en zjjn klotsenden voetstap to
beter to kunnen opnemen.
Hjj hoorde om zich heen fluisteren, zelfs glim-
maar stuk voor stuk, aan dien kant onder do bende
gooit." Toen Wharton nog weifelde en een poging
aanwendde om zjjn rapier uit de schee te trekken
liet hij het koude staal in zijn hals voelen. De
beurs werd getrokken; het geld — er was zelfs
goud onder — werd naar de zijde, tegenoverge-
steld aan die van waar zij gekomen waren, neer-
gestrooid, waarop de gantsche schare zich naar éen
punt bewoog, hel deel der bende, dat den ingang
afsloot die een uitgang moest worden, hen voorbij
drong en allen ondereen naar de muntstukken zoch-
ten, die op hen neerregenden en een woedenden
strjjd uitlokten. Do weinigen, die terug bleven,
werden terug en weg gostooten zelfs door Dick
Wharton, die ook verlangde uit de hinderlaag
verlost te worden, waarin hij uit wraakzucht do
andoren gelokt had.
Alle drie ijlden hoen, maar werden op den
voet gevolgd door den vijand, die de poging tot
ontsnapping, maar te laat, bemerkte. liet was een
oorverdooveud gosis en gefluit: het was een re-
gen van modderkluiten, potscherven en steengruis;
maar de vluchtenden waren den uitgang — de
grens der vrijplaats — nabij, en weldra op de
straat, waar de Londenschc policie dubbel scherp
waakte en altijd loerde, of een dor misdadigers zich
ook buiten zijn gebied en op het hare waagde, om
hem daar aan te houden. Het buitgewoon godruiseb,
dat er in de vrijplaats sedert ottoljjke minuten gehoord
was en in de laatste oogenblikken nog was toegeno-
men, had een schare burgers in de nabjjheid der vrij-
plaats doen verzamelen, en onder die schare ook
eeuigo constabels. Deze staken nieuwsgierig het
hoofd vooruit, toen het drietal naderbij kwam on
het zichtbaar werd dat een der drie door de anderen
als gevangene word medegevoord.
•De Hoere God zij gedankt!" riep do Kapellaan,
die zonder mantel en met zjjn half losgeknoopt,
half losgescheurd wambuis, er doerniswaardig uit-
zag.
•Hoeren!" riep Dirkons altjjd nog met zijn snoei-
mes gewapend, »dit is de schurk, die ons in dat
wespennest bracht: hij heot Dick Wharton on is de
bezem, waarmee de Hertog van Bueking-ham zijn
vuile baan gewoon is to vegen. Ziet hom goed
aan, en wacht je voor schade. Ga nu hoen, schob-
bejak!"
•Met je vorlof!" zeide or een, die zich als een
konstabel kennen deed. «Dick Wharton, in naam
Z}jner Majesteit, go zijt myn gevangene!"
Hij was dien morgen gezocht en niet gevonden.
Daar hü werd nagespoord zonder medeweten van
den Hertog van Buckingham, aan wiens paleis men
dus geono inlichtingen aangaande Dicks persoon
konde inwinnen, en daar hij zich in de laatste we-
ken met voordacht zeer boschoidon op den achter-
grond gehouden had, vreesde men lang te zullen
moeten zoeken, terwjjl do hoogere macht, die hot
onderzoek bevolen had, hem spoedig, zeker voor hot
algebeele herstel Zjjner Genade, don Hertog van
Buckingham, in hechtenis wenschte. Dick Wharton
-ocr page 268-
346
MARY HOLLIS.
lachen, en waar hij naderde elk gevoerd gesprek
staken, ja zag zelfs do spelenden de kaarten ne-
derleggen. De ronde oude begreep in het geheel
niet, dat hjj de oorzaak van dat alles was, en in
de twee laatste minuten het onderwerp uitmaakte
van elk onderhoud. Kindeljjk, toen hij in het ach-
tereind der zaal was gekomen, naderde hem een
Hik gegalouneerde lakei, dien hij voor een Edelman
van hoogen rang aanzag, en wiens diepe buiging
hjj derhalve even diep beandwoordde.
• Mag ik uw naam weten, Sir! en wie u hior
heeft ingeleid ?" klonk de vraag.
•Wel zeker mag je dat weten. Ik heet Sir llenry
Digby van Hallam-castic: mijn zoon Charles zal
hier wel bekend zjjn."
tGewis, Sir llenry!" zeide eon der Edellieden,
dio nauweljjks dien naam had vernomen of dade-
lijk was nader getreden. »IIet is ons zeer veel eor,
den edelen vader van onzen dapperen, edelen vriend
hier te zien. Wij zjjn allen Charles\' vrienden, maar
ik vooral, Sir Henry!"
»Je heet, Sir?"
•Lord Charter."
»Mjjn jongen heeft me toch nooit uw naam gc-
zegd, Mylord! God zegen je, Mylord!"
Er had zich een kring om hem heen gevormd
cd verschillende handen drukten de zijne.
•Ge hebt een dapperen zoon, Sir! Hjj heeft den
eersten duellist van onzen tijd gestaan. Sir!"
Sir Henry zwol de borst van trotschhoid.
•Staat hjj niet hoog aangeschreven bij Zijne Ma-
jesteit, die de dapperheid weet te waardeeren?"
vroeg hij, geheel vertrouwd geworden met wie zoo
/.eer de vrienden zijns zoons bleken te zjjn.
• Daar kunt gij zeker van zjjn! Vooral nu!" zeide
een jonkman, die zich tot dusverre op den achter-
grond had gehouden, maar nu het gelaat, waarop
een spotachtige glimlach zich vertoonde, tusschen
de hoofden van eeuige der omstanders heen stak.
• Waarom nu vooral?" vroeg Sir Henry.
•Ge komt immers ook uit Hallam, en zoudt het
niet weten? \'t Is een groot geluk voor de gantsche
familie, oude Heer!"
•Wat zou dan zoo\'n groot geluk wezen? Dat
Charles in den knip heeft gezeten dagen lang, dat
hij..."
• Wel /.oker; want toen kon hjj gered worden
door haar..."
•Door wie dan, voor den duivel?"
•Wel de vriendin van de gantsche familie: veel
; geluk, oude heer!"
•Oude hoor! Oude heer! Wie zjjt ge dan, jonge
kwant?" vroog Sir Henry eenigzins verbolgen.
•Harry, Hertog van Monmouth."
Den ouden edelman ging een rilling van genoe-
gen door de leden. >Het doet me veel genoegen
kennis te maken! L\'we Genade is óokceu vrieud van
mijn zoon? Maar wie is toch die vriendin, waar-
van Uwe Genade spreekt?"
• Alsof gjj haar niet kondet; alsof gy niet toondei
een goede lucht te hebben met juist uu herwaards
gereisd te zijn! Zo moet beeldschoon zjju, de doch-
1 ter van den rondkop! Nu word niet driftig, Sir!
zij zal u geluks genoeg aanbrengen meer zegen mis-
\' schieu hier dan zjj u in uw oud kasteel kon ge-
i ven!" riep Harry.
De omstanders lachten en Sir Henry, die iets
\'. begon te begrijpen, zou gekleurd hebbeu als de
I hoogroode blos die hem van nature eigen was, het
i niet onmogelijk luid gemaakt. »Ge spreekt van Mary,
! van onze Mary? Is die...?"
• Wel zeker, houd u maar niet zooounoozel, oude I"
zeide er een, hem gemeenzaam op den schouder klop-
pend. »Ze zal u de guinjes wel in de beurs doen
j glijden: houd die goed dicht en de hand van een
zeker iemaut van je naaste betrekkingen er bui-
ten... Hebt ge lust in een spel lansqucnet? Maar
niet zoo als een zoker iemant van je naaste betrek-
kingen het wel eens gespeeld heeft!" zeide Sidncy,
die scherper wondde dan zijn vriend Harry en na
het laatste ouderhoud met Charles alle hoop en
allen lust had opgegeven, om dezen weder in den
vrieudenkring op te nemen. Sir Henry, die meer
van die duistere woorden begreep dan Sidney konde
vermoeden, voelde zjjn bloed koken en kou slechts
met moeite zjjn lust bedwingen om den onbeschaam-
deu edelman een oorveeg te geven »En hoe heeft
Charles het dau wel eens gespeeld?\'\' vroeg hy.
•Vraag het Mylord Buckingham als het u lust?
Weluu, waagt go er een honderd guinjes aan?"
»lk dank je. In mijn jeugd vocht men beter dan
men speelde; ik heb het in het spel zeker nooit
zoo ver gebracht als de Edellieden van onzen tjjd...
Maar toen waren er verdoemd meer kroonen in de
kast, dau er nu penningen in de beurs zjjn!" riep
hij driftig, met oen wrevoligen blik op al het goud,
dat op de verschillende speeltafels lag opgehoopt
•Goed, oude! begin maar eens duchtig op hem
los te branden, maar eindig met voor hem te be-
taleu!" zeide Harry op een toon van gemeenzaani-
heid, die den ouden edelman weder kwetste.
•Och, hjj weet nog van niets... Laat hem in
zjju bekoorlyk Eden... De Cherub mot het vlam-
mend zwaard zal spoedig genoeg verschijnen\'\' riep
er een uit den hoop.
• Ik wou wel eens weten wie hier met mij den
draak durft steken?" vroeg Sir Henry, die een
schimp zag in de woorden die hjj niet begreep.
•Dat zal uiemant ouzor wagen, Sir Digby van
Hallem-castte..! Wij kennen uw oud geslacht en
geloovcn aan uwen nieuwen... invloed!" zeide
Harry deftigljjk buigend.
• Hm, hm! Maar wie bedoelt ge met dien Che-
rubV Dat wou ik graag weten..."
•De Hertog van Buckingham zou u dat weten te
zeggen; jammer slechts dat hjj nog niot geheel
hersteld is."
Hot denkbeeld rijpte by Sir llenry om dien Her-
tog hoe ingenomen hy ook tegen hem ware, te
gaan zien. Charles had hem iets vorzwegen en dit
moest hy weten. Hij wist, dat de jongen beticht
was valsch gespeeld te hebben, maar dat geloofde
-ocr page 269-
MARY HOLLIS.
347
bijden damast gordijnen lieten slechts een half licht
naar binnen. In den schoorsteen van wit en rjjk
gebeeldhouwd marmer vlamde een vrolijk vuurtjen,
\' terwijl de rijkst en l>ontst gekleurde vogels, van
wier bestaan Sir Heury zelfs nooit bad kunnen
i droomen, tussehen de zeldzaamste gewassen, van
! een net van wijd gevlochten koperdraad omgeven,
heen eu weder hupten en tjilpten eu snaterden en
snapten dat het gehoorvlies er van trilde.
•Welkom in Londen, mijn edele en gulle gast-
lieer!" riep Buckingham Sir Heury toe. Hij veran-
derde do onachtzame houding niet, maar wees hem
een der stoelen aan, teu teeken dat hjj zich kon
nederzetten. Voor ge mij nog een woord toevoegt,
dank ik u reeds voor uw belangstelling, die ik dan
i ook wel een weinig het recht had te verwachten.
Mylady Digby is immers wel en l>etoont zich im-
\', mers altjjd nog dezelfde bezige, ouvermoeide en
I eerbiedwaardige huismoeder?"
Dat woord tram huismoeder bedierf don gantschen
fraaieu volzin in de schatting van Sir Heury. Hjj
knikte toestemmend, maar sprak niet, ja voelde dat
hjj niet kón spreken.
•Eu gjj zjjt in Londen gekomen om mjj te be-
zocken? Wel, dat is vriendschappelijk. Maar iets
anders kon ik van eeu Digby ook niet verwachten.
Een glas wjjn. Sir? Goede porter heb ik niet;
dat spijt me wel, want ik weet dat het uw lieve-
liugsdrank is."
•Ik geloof dat Sir (ieorge dien ook wel mocht,"
bracht hjj met moeite uit. Er was iets iu den toon
I vau de stem Zjjuor Genade dat hem niet beviel.
Of het bewustzjjn van thands den Hertog van Buc-
kingham te hooreu daarvan de oorzaak was, wist
hij zich nog niet te verklaren. Sir George had ook
gein louzaam, hem soms té gemeeuzaam kunnen
praten, maar hij bad dat aangehoord zonder dat
het hem toen ergerde.
• Wel zeker! ik hield veel van porter... altjjd iu
Hallam-castle wel te verstaan. Nu, Sir! een glas
wjjn!"
•Ik dauk u."
•Wel, man! hoe kort af! We waren zulke goede
vrienden. Mjj dunkt, dat het u een genoegen moet
zjjn in uw vriend George een andcreu vriend te
herkennen, van wien ge altjjd zoo veel goeds ver-
teldet. Ge kunt Iwgrjjpen, wat ik gevoelde toen ge
welsprekend uwe achting voor den Hertog vau Buc-
kingham uitspraakt! Ha, ha, hal"
• Go schijnt weer hersteld, Sir!" merkte Sir Henry
aan, terwijl hjj zich op zjjn stoel onrustig heen en
weer schoof, en begon te wenschen dat hjj eeu zjj-
ner boenen gebroken mocht hebben, eer hjj do stoep
van het paleis was opgeklommen.
•Ja, ik zou bijna wéér een uitstapjen naar het
lief gelegen Hallam kunnen maken. Ge weet dat
ik het tl beloofd heb. l\'w veelbelooveude zoon zal
dan toch meé vau de partij zjjn? Hot is jammer,
Sir! dat gjj er maar een hebt!"
•Eu dat ik dien eenen levend heb terug gevon-
deu is niet üw schuld," zeide Sir Heury, wiens toorn
liy niet, al doelden daarop ook al dio scherpe en
stekende wespen om hem heen. Zou Charles zich
in schulden helihen gestoken, zou j,jj gei,j schuldig
zijn aan dien lichtmis? Hij had het hem ter loops
gevraagd, maar herinuerde zich niet meer welk
andwoord hij ontvangen had Hij zon het weten,
en ua den roemer wijn geweigerd te hebbeu die
hem uit aller naam werd aangeboden; na het aan-
zoek, hem zoo hoffelijk gedaan, om allen de eer eu
het genoegen van zijn bijzijn nog wat te gun-
nen, kortaf te hebbeu afgeslagen, ging hjj heen, tot
den drempel echter gevolgd door niet weinigen,
die den koddigen oude van hunne eerbiedige hulde
verzekerden.
• In het veld niet die mclkmuileu!" mompelde
hjj op weg naar het Paleis van den Hertog van
Buckingham. >]>en grond tot rustbcd eu een teut
tot verblijf voor die ijdele jonkers, die het geld
met hoopen wegdobbelen eu den jongen misschien
bedorven hebben!" Hij de laatste gedachte ver-
haastte hij zijn stap, zoo dat John hem ter nau-
wernood kon bjjhoudeu.
•Maar Uwe Edelheid zal uiet bjj Zijne Genade
worden toegelaten! Zouden we niet liever vader en
den Kapellaau gaan zoeken?" vroeg de jongen, die
sedert het verdwijnen die beiden in oenige onrust
had verkeerd.
»Ze zullen wel te recht komen (ievaar van ver-
drinkeu is er toch niet, en ze hebben een mond
• om te vragen... Hjj zou me niet toelaten ? Dat
zullen we eens zieu!"
De vrees van John werd ten dien aanzien onge-
grond bevouden. Na een oogeublik het prachtig
eu uitgestrekt paleis, waarbij Hallam-castle minder
was dan de woning eens armen pachters, met be-
woudoring te hebben aangestaard, en daarbij \\vro-
, velig hei hoofd geschud en gedacht te hebben aan
do schatten, die de gunsteling bezitten moest; na
oen oogenblik in de prachtige vestibule te hebben
gewacht, bracht de Steward hem de boodschap,
dat Zijne Geuade hem gehoor zoude verleeucn. De
toon, waarop die bediende tot hem sprak, ergerde
Sir Heury en misschien had hij met zijn gewoue
rondborstiglieid dit laten bljjkeu, zoo hj| minder on-
der den invloed ware gebracht van al de grootheid
eu de weelde die hem omringde.
•Zijne Genade is nog zwak en mag nog niet veel
sprekeu!" zeide do Steward stijf, torwjjl hjj de deur
vau het slaapvertrek opende en hem eenigzins be-
velend wenkte naar biuncu te gaan.
Ja, dat was wel het gelaat van Sir George, zjjn
joligen, maar toch dikwerf reeds vervloekten gast.
Het was alleen nog wat bleeker en matter dan
vroeger. Grooter onderscheid vertoonde echter de
kleeding. De zieke had zich in een rood fluweelen
mantel gehuld, die om zjjn midden werd dicht ge-
bonden door een koord van gevlochten gouddraad.
Bjj lag op een weelderige sofa eu had een maho-
niehouteu tafeltjen voor zich, waarop zich onder
zjjn bereik eenige kristallen flacons bevonden met
cyprus- en andere eêle wijnen gevuld. De zware
-ocr page 270-
34*                                                                         MART HOI/LIS.
niet moer te bedwingen was en die thands eerst
duidelijk bemerkte, dat hij en de zijnen bespot wer-
den door »dat rammelend karkas." zoo als hij don
zieke in zich zelven noemde.
»En dat ik nog het kostbaar loven behouden heb
is ook zjjn schuld niet," hernam de Hertog la-
ohend. »Wat gjj hom ook vergoten hebt te loeren,
het vechten niet. Ge moest hem naar Amerika een-
den; hij zon een slachting kunnen aanrichten on-
der de wilden..."
Do lofspraak, die Sir Henry in de eerste \\voor-
den meende te hooren, was in de laatste weder
schimp geworden. Zijn bloed kookte, en met schorre
stem beet hij hem toe. »Wcl, verdoemd, daarom
moet hjj juist hier bljjven!"
»Heel goed! Ja. er zjjn hier wilden genoeg! Jam-
mor maar, dat hij hier zelf een van de ergsten is
en daarom weinig kans heeft, om lang het edele
handwerk uit te oefenen!"
»\\Vat meent ge met die woorden?"
• Och, mijn goede edele gastheer! het is een
waarschuwing. Oude, neem het jong maar onder
de slagvecren, of het loopt mis. Hadt ge een twee-
don, dan zou ik zeggen, worp dozen het nest uit,
want liet bederf zit hem in de voeren!"
«Dat is niet waar! hjj heeft zich als een echt
ridder gedragen. — Maar ik neem het niet kwalijk
dat ge zoo spreekt: gij hebt onder gelegen!"
«Gij spreekt er van als gold hot een straatge-
vecht, meester! en een van lwiden stond daarvoor
te hoog," hernam de andere trotsch. »fljj heeft
zich als een echt ridder gedragen ? Dat is waar!
Ik kan mij begrijpen, hoe Mylady genoten zal hob-
l>en bjj het hooren van de tjjding... l\'w zoon is
een dapper ridder, zoo wel aan do speeltafel als
des nachts in de straten. Goede Heer! hoe veel
heeft de opvoeding van den edelen ridder u wel
gekost?"
•Niet veel, want de aanleg was goed... Voor
anderen is misschien verdoemd veel geld verkwist
en alles voor niets. Mocht de zoon ook moede
zjjn, de vader is nog frisch, Hertog van Bncking-
ham! Hjj zal wachten tot go hersteld zijt."
• Bedaar, goede eerwaardige vriend!"
•Ik bon uw vriend niet; ik ben oen eerlijk edel-
man!"
•Dat zullen we zien, mjjn waarde... gastheer
dan! als ik u niet meer vriend mag noemen. Bjj de
talrjjke zegepralen, die uw zoon behaalde, voegt
zich echter een nederlaag. Het is jammer voor
zjjn naam, maar hij tartte de fortuin ook en zij is
een vrouw. Hij is mü een duizendtal guinjes schuldig.
Gjj xjjt een eerlijk edelman, dat verheugt mo. Het
jong zal niet kunnen betalen, maar de oude zal
het zeker doen, want hjj is een eerljjk edel-
man."
• Duizond guinjes? Duizend!" zuchtte Sir
Henry.
«Ruim duizend," verl>cterde do andere op luch-
tigen toon.
•Maar dat is niet eerlijk toegegaan!"
•Ik moet u wellicht geljjk geven; het jong kon
oons niet zoo eerlijk wezen als de oude!"
•Hertog!" riep Sir Henry stampvoetend en mot
de vuist op het tafeltjen slaande, zoo dat alles wat
er op stond rinkinkte. De Hertog zag hem ver-
baasd. maar altoos met dien verachtendon glimlach
op de lippen aan. Het was of Sir Henry begreep
tegen die koele spotternij "iets te vermogen, hjj
hoog het hoofd en fluisterde: »Neen, dat kan niet
waar zjjn! Xeen. hjj zal geen valsche speler zijn!"
• Dat heb ik ook niet gezegd, Sir! maar gij zelf.
toon gjj beweerdet dat het niet eerljjk was toege-
gaan en dit natuurlijk slechts op hem kon worden
toegepast. Waarom laat ge\' nu op eens de slag-
veêren zoo hangen? Ik vrees niet voor mijn geld.
Maar ik vermoed iets. Zijt gjj ook hier gekomen
om de rekening te verevenen: dan kan alles onder
ons bljjven."
•Geen penning betaal ik!" bulderde Sir Henry.
•Geen penning, Hertog! Is dat de zorg, die ge
voor hem dragen zoudt? Gjj zyt zjjn Satan ge-
woest en ik heb den verleider van mijn jongen ge-
voed on gehuisd. Ware de porter verkeerd in
azjjn en liet brood in steen! Geen penning be-
taal ik!"
•En ge zjjt een eerljjk edelman? Hoor eens,
Sir! nu <^c mjj al de weldaden verwijt, die ik van
u ontving, wil ik ze gaarne betalen. Buckingham
vergeldt altijd dubbel, Sir! Uw zoon is mij twaalf
honderd guinjes schuldig; ik schenk er u twee I1011-
derd. De huisvesting is, dunkt, me, nu wel goed
betaald. Stil, val mjj niet in de reden," voer hij
bitser en hooger voort. »Gjj zult geen penning bo-
talen? Ik zal geen deurwaarder zenden om de
schuld in te vorderen, maar gij gaat u met den
jongen opsluiten in het aangenaam Ilallam-castle
en waagt er niet meer eenig edelman te ontmoe-
ten, want hjj zal u den rug toekeeren, want hij zal
weten, dat ge geen eerlijk man zjjt en dat uw
zoon en zeker ook gij er wel van houdt om do ge-
wonnen guinjes op te strijken, maar niet om de ver-
loreno te betalen. Gij kunt gaan, Sir!
• Dat zal niet gezegd kunnen worden!" riep Sir
Henry eindelijk aan het woord gekomen uit. Hjj
was zoo rood geworden, dat Buckingham een oogen-
blik voor een beroerte vreesde. «Maar tóch zal ik
niet betalen. Ik zal het Zijner Majesteit zeggen,
hoc er weer oen is kaal geplukt door den Hertog
van Buckingham: en de Koning zal mjj hooren en
Mary Hollis — kent ge Mary die go hebt laten
wegvoeren, het is bekend genoeg! — zal het hare
meespreken, en dan zullen we zien, wien de rug
van Engelands adel wordt toegekeerd. Wel ver-
doemd, zoo iets is me nog nooit gezegd! En het
wordt me toegeduwd door iemant, die zoo veel op
zijn rekening heeft, dat er nog geen voordeelig
overschot zou zjjn al woog éen goede daad tegen
ecu dozijn schurkenstreken op."
De Hertog van Buckingham rekte zich uit en
begon harder te geeuwen, naarmate de drift des
anderen klom. Eindelijk bewoog hjj een zilveren
-ocr page 271-
MARY HOLLIS.
34!)
die opgesloten moest worden. Een vloek van je
ouders, versta je, die het huis moest worden uit-
gegooid...!" Hjj lichtte in zijne razende drift de
kroes op, gereed om die iu het aangezicht vau ziju
zoon, zjjn eenig kind, te werpen, terwijl de blik
in het rond zocht naar een voorwerp, ter kastijding
geschikt.
Op dit outzettend tooneel van onnatuuriyken
strjjd kwamen Dirkeus en de Kapellaau binnen. Bei-
den vergaten den doorgestaneu angst en alle ver-
moeidheid by het dreigen van den razenden vader.
Dirkeus overzag het gevaar. Hoewel hjj de oor-
zaak vau den twist niet kende, waagde hjj het den
woedenden vader tegen te treden, de kroes te grjj-
pen, voor die Charles naar het hoofd kon worden
geslingerd, en hem toe te voegen: «Bedaar, Sir!
het is Charles, je eenig kind!"
«Het was eene welsprekendheid, zoo als Dirkeus
maar alleen liezat, eene welsprekendheid, door welke
de man Sir Henry altjjd wist te treffen. I»at woord
van: eenig kind, en de kalme moed waarmede de
driftige weerhouden werd, brachten dezen werkeljjk
tot eenige bedaardheid. Gewillig liet hjj zich de
kroes ontnemen on door Dirkeus in den stoel ne-
derzetten. Do Kapellaau had niet wagen te spre-
kou, maar hjj had toch gehandeld.
In zijne vrees dat Sir Henry de dreiging vol-
voeren mocht en de kroes of een stoel of tafel deu
zoon naar het hoofd zoude slingeren, plaatste hij
zich voor Charles, dien hij alzoo met zijn lichaam
tegen eiken aanval dekte.
Sir Henry was begonnen Dirkeus deelgenoot te
maken vau zijne ontdekking, van zjjn gesprek met
dien vileyn, aan wien hjj — Sir Henry kon den
naam vau Charles nog niet uitspreken — aan wien
hjj wel twaalf honderd guinjes schuldig was! Dir-
kons en de Kapellaau bogen bet hoofd bjj het
noemou van zulk eun som.
•Maar ik zal den Koning sprokenI Ik zal onze
Mary opzoeken, en die zal...
•Neen vader! ik bezweer u dat niet te doen...
Buckingham moet betaald worden, maar niet door
Mary, vader! 1 k zal hem betalen, ik, die de schuld
gemaakt heb."
•Hoor dien verdoemden zwetser!" riep Sir Henry
Dirkens toe. «Hij heeft in geen veertien dagen de
kleur van een penny gezien en hij wil twaalf hon-
derd guinjes betalen. 0 die vervloekte Bucking-
ham!"
• Ik ga naar het vasteland, vader! en zoek een
patent als officier onder do huurtroepen der 1 lol—
landsche Republiek. Sterf ik dan heeft Buckingham
alle recht verloren; blijf ik leven dan zal ik hem
eenmaal kunnen betalen. Dus geene verwijten meer,
Sir Henry!"
•Charles!" duisterde de Kapellaan, >eer uwen
vader en uwe moeder op dat het u wel ga..."
•Zou men niet zeggen dat de slechtaard gelijk
had, Dirkens? Hjj spreekt of hjj Cromwell had
neergesabeld! Dat spreekt naar het vaste land te
gaan; dat spreekt over sterven en leven, alsof hij
tafelschel die onder ziju bereik stoud. De Steward
trad binnen.
•Doe dien man uitgeleide; maar tel hem vooraf
twee honderd guiujes uit. Ik wil mjjne schuld be-
talen!" Hij wenkte Sir Henry te vertrekken, Sir
Henry, wien de ergernis en de toorn over het aanbod,
waarvan hij, een Digby, het kwetsende voelde, den |
mond schenen te sluiten.
• Ik heb... uw geld uiet uoodig... Hertog!"
bracht hjj met moeite uit, waarna hjj haastig ver-
trok.
John kou den in zich zelven prevelenden, bcven-
den en koortsig verhitten edelman op den terugweg
naar de herberg bjjna niet bijhouden. Hij leidde
uit eenige afgebroken woorden af, dat het den jon-
gen heer gold, van wien hjj beproefde eenige goede
daden in het licht te stellen. Voor hjj echter nog
aan de inleiding was hoorde hjj reeds het beve-
lende: «zwijg!"
• Waar is Charles?" vroeg hij, bij het binnen tra-
dan van de herl>erg, aan den eersten die hem te-
gen kwam. Het andwoord bleef men hem schuldig,
daar men niet wist wie Charles was. Do oude gaf
zich geen tjjd om inlichting te geven, maur holde
don trap op naar boven en viel daar uitgeput in
een stoel neer.
•Zal ik een dokter halen, Sir?"
•Zwjjg!" klonk het weer. «Dadelijk Charles hier
brengen, dadelijk hier !"
De goede jongen wist niet waar hjj zjjn meester
vinden zou; toch scheen hij te gehoorzamen want
hjj vertrok, maar het was om een kroes porter te
bestellen, dien hjj na verloop vau eenige minuteu
boven bracht. Juist werd een bekende voetstap
op den trap gehoord. Charles trad binnen en ge-
dwougeu vroljjk op zjjn vader toe. «Nu bon ik
den gantscheu dag vrjj en tot uwe beschikking.
Wilt ge ook van avond naar Covent-gardou?"
•Naar Coveiit-gardenV Naar de gijzeling met je,
slechte knaapl" riep Sir Henry. «Eervergeten Dig-
byl valschc dobbelaar!"
•Vader!" stamerde Charles, die zich als door een
ijzeren vuist in de borst voelde vastgegrepen.
•Breng me dadelijk naar den Koning. Het huis
Stuurt heeft verplichting aan de Digbys. Het zal nu
goed komen om er een kleinigheid op af te doen...
Breng me naar den Koning!"
•Die is nu niet te spreken: uu vooral niet. Hjj
is in een slechte luimt"
•Dan naar Mary! Dan zal zjj ons helpen om
on» op dien schoelje to wrokon... Begrjjp je \'t
nog niet? Kijk me niet langer mot die valsche
oogen aan. Ik heb Buckingham gesproken, vat je
\'t nu? Ben je hem geld schuldig, ja of neen!" en
hjj schudde hem heen en weer.
•Ja, vader! maar vraag het mjj niet op zulk een
wjjze. Ik ben geen kind meer, dat men kastjjdt,
vader!" zeide hij zich losrukkend, en een stap terug-
tredend.
•Geen kind? Een kwajongen, die geen penny in
zyn tasch had behooren to hebben! Een deugniet,
-ocr page 272-
, 35<)                                                                        MARY
HOLLIS.
I een Digby het land kan uitdrijven. Zie je, zóo vat
! ik het."
• Dirkens! goede, beste Dirkens! neen. dat kan
niet!" riep Charles uit. »Xeen, ik wil de oorzaak
niet zijn van de armoede mjjnor ouders.. Neen ik
heb de schuld gemaakt, i k wil die ook beta-
len.."
•Zacht wat, jonge lieer! je zult die ook betalen,
maak je maar niet ongerust... Het lui en lekker
leventjen heeft een eind. Nu, Sir!" vervolgde hij
zich tot Sir Henry keerend, »een kordaat besluit
genomen! Wilt ge of wilt <rc niet?"
• Maar je moeder.... Charles!" zuchtte de oude.
•Gedane dingen nemen geen keer, en dat zal
Mylady ook wel begrijpen, vat je. Kort en goed,
Sir! Charles gaat naar het vaste land en vecht
zich dood of hij gaat terug naar Hallam, wat wilt
ge, Sir?"
«Dirkens. hjj moet meê naar Hallam... al moet
ik ook met mijn laatste tanden op eon korst zwart
brood knabbelen___ Dirkens. maak het maar in
orde.."
Charles had zwaar misdreven, maar de boete
was óok zwaar. Bij dit onderhoud voelde hjj een
pijn, die hem de liorst verscheurde en kwam de
wi\'iisch hem dikwerf op de lippen, dat hij den
avond niet beleven mocht. Vader en moeder had
hjj arm gemaakt, hij, hun eenig kind, wiens plicht
het geweest ware hen rjjk te maken.
j een kind van eon jood was, alsof hjj niets op de
waereld had dat hij lief had, ja dat hij, verdoemd!
verplicht was lief te heblien... He, Dirkens \'t
is een slechte deugniet! Och. God! Och God! naar
het vaste land!" Do oude man bedekte zich het
gelaat met de handen. Langs de trillende vingeren,
die de oogeii bedekten, biggelden de tranen heen.
De man, die voorgaf vau staal en steen te zijn,
had maar te zeer een warm menschelijk hart in
den boezem.
Charles, die niet gebogen had en ook nietgobo-
gen zou hebben, voor de kracht zijns vaders, boog
voor diens zwakheid. Hij had nauw die tranen
gezien, tranen die hij had doen vloeien, of hij
ijlde op zijn vader toe, knielde voor hem neer, trok
diens handen, om ze in de zijne te vatten, van de
oogen weg, en stamerde: iGoede beste vader, ver-
geef het mjj! Ik moet u die smart aandoen; ik
moet heengaan en boeten voor hetgeen ik deed.
Denkt ge, vader! dat mij het afscheid niets
kost?"
•Jongen, jongen! waarom hebt ge u afgegeven
met dien vileyn? Dirkens, ik wil met den schoelje
vechten! Charles, je moet bij ons blijven..\'\'
•Hjj moet heen!" geide Dirkens.
•Heen? Heen? \'t Is of het een hond is. die je
het hok uitjaagt!" andwoordde Sir llenry.
„Vechten met den Hertog geeft niets.. Hij kan
vallen maar gjj ook. In beide gevallen bljjft de
schuld bestaan, vat je?"
•Vader, laat mij mjjn plan volvoeren, liet is
het beste.. Ik moet nog afscheid nemen van...
icmant en dan.."
• En dan blijven ik en je moeder alleen! En
zou jij de wijde waereld in___! Dirkens, hjj mag
niet gaan!"
• Dat behoeft ook niet!"
•Wat? Heb je eon middel? Gjj weet overal raad
op.. Voor den dag er mode, oude!\'\'
•Gjj betaalt, vat je?"
• Dat wist ik, verdoemd, zelf wel," geide Sir Henry
niet weinig teleurgesteld. «Betalen? Twaalf I1011-
derd guinjes! Waarvan, domkop?"
•Van je eigen geld, dat toch eens het zjjno wordt.
Lecnen bjj anderen, als men het zelf nog bjj el-
kaar kan scharrelen, is schande, en met iemant te
vechten omdat je hem geld schuldig zjjt, is niot
eorljjk, en te klagen en te kniezen waar je je zelf
helpen kunt, is kinderachtig."
•Dirkens! Ben je aan \'t raaskallen?" riep Sir
Henry uit.
•Neen, Sir! maar er is wel geraaskald. Hallam-
castle is vjjftien honderd pond waard en daarop
kunnen wjj wel duizend krijgen. Dan maar weer
lustig geploegd en gezaaid, en, zoo Ood de Hoer
het wil, zullen wjj overvloedig maaien en die dui-
zend pond er wel weer afkrjjgen .. Dan bljjft ie-
der eerljjk man en heeft geen van die vergulde
poppen, zoo als ik er bjj hoopen gezien heb, zich
er in te mengen, en de gauwdief van een Buc-
kingham zich niet op te blazen van plezier, dat hjj
XII.
Mylady de Castlemaine en de Hertogin van Porls -
j ui\'>uth hadden reeds eonige dagen in balling
| schap doorgebracht. Het hof, in de eerste oogen-
. blikken verbaasd en verrast, maar weder in staat
om na te denken on het gebeurde to booor-
! deelen, was toon tot hot besluit gekomen, dat
de deerne, die zich altjjd nog verborgen hield, een
gewaagd spel speelde, ja een spel, dat zjj verliezen
: moest. Maar toen er dagen waren verloopen, en
: beide vroeger oppermachtige minnaressen in hare
ballingschap bleven, toen het gerucht zelfs liep
\\ dat do Fransche naar Vorsailles en de Engelsche
t naar haar gelukkigen echtgenoot terug zoudo wor-
den gezonden, toen moest men hot ongeloofbaro
wel gelooven, het onmogelijke wel mogeljjk achten.
Men verdubbelde de pogingen om door to dringen
tot het heiligdom, waar de machtige toovergodin,
die de waereld had weten om te scheppen, zich
; ophield, maar zag zich, even als vroeger, terugge-
i wezen. De eenige die toegelaten werd was, altoos
behalve den Koning, Lord Shaftsbury. Deze werd
dus met aanzoeken bestormd en het hoofd van het
Kabinet geheten. Men ging zelfs zóo ver, toen
ook Shaftsbury bcwjjzen gaf van niets te kunnen
of te willen, de oude Kate het hof te gaan maken;
en zelfs Harry, Hertog van Monmouth, die ditmaal
zelfs beducht werd voor zijne plaats in de genegen-
heid des Konings, werd eens in een vertrouwelijk
-ocr page 273-
MARY HOLLIS.                                                                         351
rugkoer Zjjner Hoogheid, voor wie het een drin-
gendo behoefte was de vergaderingen van den Raad
van State bij to wonen, ton oindo langzamerhand
op de hoogte der zaken te komen, waarnaar icdor
vaderlander verlangen moest.
• Eene uitnoodiging, Uwe Hoogheid, om terug to
koeren I" zeide Boreel, toen hjj don Prins den pas
ontvangen brief ter lozing aanbood.
•Een bevel, vriendlief!" klonk het andwoord.
• Kr moet aan gehoorzaamd worden, wil ik niet in
don Haag verliezen wat ik hier won."
Het offer, dat van hem gevergd werd, bleek ech-
tcr tliauds zoo groot niet. Don arbeid die nog
restte zou de trouwe Boreel wol kunnen verrichten.
De breuk tusschon Engeland en Frankrijk, de alli-
antie tussehon het eerste ryk en do Republiek kon
I niet meer uitblijven; en in den Haag teruggekeerd j
j zoude het gebeurde, voorzichtig en bescheiden me- :
! degedeold, hom voorzeker oonigen invloed geven voor I
1 het vervolg, terwjjl de steun Zjjner Majesteit hem j
j moer dan ooit verzekerd was. Hoewol de dag van
| den terugkeer nog niet bepaald was, werd de te-
I rugkeer zelf toch besproken on maakte Zijne II00-
heid zich gereed om Zjjno Majesteit daarop voor
te bereiden en haar een plechtig afscheidsgehoor
aan to vragen.
Te midden van al die woeling en warreling der
hartstochten, van al die kuiperijen en intriges der
eerzucht, van al do plannen en overleggingen der
\' schranderheid 011 het rondtastcu, beproeven en han-
1 delen der behendigheid, scheen hjj wel vergeten, !
| die vroeger de werkelijke Koning mocht heten van
i het Ryk en den Koning door de Genade Gods ruim i
zoo veel beheerschte, als de meest in gunst zijnde I
minaressen. Karel Stuart had de wonde, den Hertog \'
van Buckingham toegebracht, gevoeld als ware zij
hém geslagen; hy had den geliefden vriend en deel- I
genoot en in menigerlei opzicht zelfs voorganger,
herhaaldelyk bezocht, en dit had dan ook aanlei-
ding gegeven, dat de antichambres vau het paleis
van den Hertog van Buckingham in den aanvang
meestal gevuld waren met eene schare belangstel\' |
lende Edellieden, die fluisterend, als om don zieke
niet te storen, zich met elkaar onderhielden en met |
do bedrukthcid op het gelaat de mededcolingeu van
den Steward aanhoorden. Zoo voel to meer bevreem-
ding mocht het baren, dat dio antichambres, na al-
lengs lediger te zjjn geworden, in het geheel niet
meer bezocht werden. Toch was Zyne Genade niet
dood, maar integendeel toegenomen in kracht: kon
ZÜ er reeds aan denken, in een gemakkcljjken karos
neergevlijd, eenige beweging te gaan nemen, want
de wond was gesloten en liet reeds nagaan welk
liktceken zjj vormen zou. De belangstelling der
Edellieden hield altjjd gelijken tred met die Zjjner
Majesteit en waar deze er steeds minder gaf bleven
ook genen terug. Buckingham had bjj het eerste
bljjk van verminderende belangstelling reeds door
zyne afhangelingen opgaven ontvangen van de ver-
moedelyke oorzaken; maar had ze als te ongerijmd
verworpen. Toen Zjjne Majesteit niet meer persoon-
téte h tt\'tt verrast mot Kate, dio geheimzinnig nn
koud als een Egyptische Spilynx bleef.
Onderping men ook don invloed der nieuwe
machthebbonde, ieder leverde oohter daar protest
togen in. Het leven toch, zoo vroljjk eu gonotrijk
vroeger, word ondragelijk vervelend. Do bijbeltex-
ton, waaraan do meeste hovelingen sedert hunne
jeugd, toon zjj ze onder Crorawell hadden moeten
leeren, niet meer gedacht hadden, behoorden nu
weder in de herinnering terug te worden gebracht
want — het onmogelijke bloek mogelijk — Ka rel
Stuart was vroom geworden. De zaal, waar vroe-
ger de vrolijkste spelen, de prachtigste balletten —
eene nabootsing van Yersaillos — vertoond w-er-
den, was gesloten: do salon, waar zoo dikwerf het
goud op de groene speeltafels blonk, de prachtig-
ste van allen — het heilige der heiligen van Ka-
rel Stuart — waar de meest intime vrienden hjj-
eenkwamen om te genieten, evenzeer. In plaats
daarvan was het Kabinet Zjjner Majesteit altijd go-
opend on zag men er de Sokrotarissen van Staat
in on uitgaan, hoorde men niets anders dan over
zaken on politieke kwesties spreken, mot voorge-
wonde belangstelling de debatten van het hero-
pond Parlement gadeslaan, on de waarschijnlijke
kansen van de aangevraagde on door Shaftshury
krachtig verdedigde siibsMiëu berekenen. Van al
de Sekrotarissen van Staat, zelfs (\'tinton niet uit-
gezonderd, dio rekening en verandwoording voor
het Parlement afleggen en daarbij de eerbiedige
opmerkingen van het alleen in de vormen eerbie-
dig Huis der (icmeentcn aanhooren moest, van
al de Sekretarissen van Staat had Mylord Arling-
ton de moeielykste plichten te vervullen. Hjj
toch werd gedwongen om te gaan ontbinden wat
hy saamgevlochtcn had, werd gedwongen om het
geheim traktaat van Dover zoo mogelijk te doen
verscheuren en met de Republiek de alliantie te
vernieuwen. Zijne Hoogheid de Prins van Oranje
was vriendelijker dan ooit te voren, overstelpte
hem met bezoeken en gaf daarbij telkens te ken-
uen, dat hjj zijn Oom tot dusverre altjjd veel goeds
van Mylord Arlington had verteld en dat hij te-
genwoordig dikwijls bezoeken afloi bjj zjjn Oom.
Dit laatste was ieder bekend. De Koning had zelfs
openljjk verklaard, dat hjj gaarne met zjjn jongen
neef arboidde, die boven zjjn jaren de zaken inzag.
De noodige gelden waren reeds aangewezen, om
zoo dra de subsidiün door liet Parlement werden
goedgestenid, Zjjner Hoogheid verstrekt te worden.
Jonkheer Boreel, die er zolf over verrast was
roo volkomen te zullen slagen waar Mjjnheer van
Beuningen had moeten terug deinzen, ondervond
tot z[jne grievende teleurstelling van de zjjde der
Heeren Staten niet dien steun en die goedkeuring,
op welke hjj gemeend had te mogen en kunnen
rekenen. Men scheen in den Haag weinig te gc-
looven aan de oprechtheid van het kabinet van St.
James, welke overtuigende blijken de Ambassadeur
er ook van gegeven meende te hebben. Tevens had
men in den laatsten brief aangedrongen op den te-
-ocr page 274-
352                                                                         MARY HOLLIS.
Op die wijze zou uit de nederlaag de zegpraal kun-
neu ontstaan. Om echter Mary te doen vallen behoef-
de zjj hulp en bijstand, en van die van Buckingham
kon zij zich verzekeren. Welke lagen zij hem ge-
legd had was hem altijd onbekend gebleven en welk
belang zij in zjjne kwetsuur had gesteld had hij
voorzeker vernomen.
Bovendien rekende zij op zjjne vrees om eene
deerne, die hij grievend beleedigd had, het gozach
te zien uitoefenen. Al die overleggingen hadden
haar tot het schrjjven van haren brief geleid, welke
Buckingham las en herlas. Hoe geslepen Mylady
ook dacht te zjjn, hoe zij Buckingham ook meende
te kennen, hoe zij hem in zjjne zwakste plaatsen
meende aangetast te hebben, het bleek toch dat zjj
in hare berekeningen nog veel had voorbjj gezien.
Bij de onzekerheid of hjj er wel in slagen zou vriend-
schap niet Mary te zullen kunnen sluiten, vorwierp
[ hij Myladys voorstel om haar van dienst te zjjn niet
dadelijk. Hjj \'besloot zelfs haar te zien, maar niet
! alleen voor haar te arbeiden. Om zich zelven het
I meest mogeljjk voordeel te verschaffen, zou het veel
I beter zijn bet gewone bascule-systeem — men ver-
I geve mij de nieuwerwetsche uitdrukking — te ver-
volgen en den schijn aan te nemen van de beide
; beleedigde minnaressen te ondersteunen, met voor-
behoud om diegene trouw te blijven, die zelve do
i meeste krachten, om zich de zege to verschaffen,
aanbracht. De Hertogin van Portsmouth werd dus
in haar schoon en behageljjk Hatfield-inanor, waar
zij zich echter gants niet behageljjk gevoelde, op
zekeren dag verrast door de komst van een bode,
I die op geheimzinnige wjjze haar alleen te spreken
\' vroeg en haar de uitnoodiging van (ieorge Villiers,
; Hertog van Buckingham, overbracht, om op een be-
paald uur en in strikt inkognito zich in Buckiogham-
j paleis to laten vinden. De Hertogin van Portsmouth
nam het schijnbaar onverschillig aan, na eerst haar
tegenzin niet ontveinsd te hebben tegen de geheim-
, zinnigheid, waarmede haar bezoek verlangd werd on
het inkognito dat haar daarbjj werd opgelegd Oogon-
schijnlijk toch was zij niet ongeduldig om hare bal-
lingsehap to zien eindigen en maakte zjj zich voor
do toekomst niet beangst.
Die gerustheid en kalmte waren echter voor een
goed deel geveinsd, vooral sedert de in de laatste
dagen ontvangen berichten van den Fransehon ge-
zant.
Wjj hebben haar schertsend zien vertrekken, spot-
i tend met de minnares, wie zjj hare verwjjdering
meende te moeten wijten. Zjj was er ook zeker van,
! dat de geldnood weder spoedig zoude dreigen en
Karel Stuarts hart zoude vertederen. Daar kwam
[ echter de tijding, dat de Koning pogingen aanwend-
I de, om met liet Parlement op goeden voet te gera-
ken, dat hjj subsidiën had aangevraagd: en zoo die
werden verleend, dan kon hare ballingschap wel ver-
lengd, zelfs veranderd worden in een vorwjjdering uit
Engeland. Ooen wonder dus, dat zjj aan Bucking-
hams verzoek een genegen oor leende en dat meer
deed dan zij scheen te doen.
lijk kwam, maar slechts eiken dag eens aangaande
Buckingham berichten liet inwinnen, moest dezo wel
aannemen dat er eenige verandering plaats had.
dat er politieke vijanden in het spel waren, die
hem uit den zadel poogden te lichten: maar hij was
overtuigd stovig te zitten en vond er geen bezwaar
in den geneesheer, die hem alle beweging toen nog
verbood, te gehoorzamen, en rustig te zijnent te
verblijven. Daar werd hem eenklap» de ongenade
van beide niinaresscii gemeld. Had hij nog een
oogenblik geloofd, dat de intriges in White-hall door
die heiden aaiigcsponnen ten doel hadden een van
die heiden te doen vallen: had luj daarom te eer
kunnen beiden, in de hoop van niets behoeven te
doen voor de zegepraal door eene van beiden bc-
haahl was, thands zag hij in, zich schromelijk ver-
gist te hebben, begreep hij, toen de naam van Mary
Hollis genoemd en geroemd werd, gevaar te loopen
om nog meer de gunst Zijner Majesteit te zullen
verliezen, en bloot to zijn gesteld aan de aanslagen
van een vijand, voor wien zelfs de gunst Zijner Ma-
jestoit hem niet zoude kunnen beschermen. Hij be-
sloot niet langer te dralen, maar, getrouw aan zjjn
verleden, eene schuilplaats to gaan zoeken in de tent
van den overwinnaar.
Wel kwam de gedachte in hem op, dat hij de
deerne, die thands had gezegepraald, had beleedigd,
dat hij door haar gehaat werd, maar hij meende
het vrouwenhart te kennen zoo het slechts eene of
andere zwakheid had doen blijken, en het kind had
daarvan dan toch eindelijk blijk gegeven, door zich
den Koning in de armen to werpen om te kunnen
heersenen. Welnu, hjj zou vrede met haar maken;
hjj zou haar voorstellen hare hoerschappij te helpen
bevestigen, mids zij uit haar verleden eenige dagen
vergeten en hem beschouwen wilde als haar vriend.
Do tjjding van \'s Konings wonderbare verandering,
van de puriteinseho ingetogenheid, van de puritein-
sche dwaasheden, waaraan White-hall onderworpen
was, bracht gecne verandering in zjjne plannen,
•want hjj achtte het vertoon van vroomheid een
nieuw bewjjs van de macht der nieuwe minaresse.
maar tevens als voorbijgaande, daar Karel Stunrt
zich onmogeljjk op den duur daaraan onderwerpen
kon en de minnaresse dat zelve spoedig genoeg
zoude inzien.
Hjj had reeds bevel gegeven zjjn karos te doen
inspannen, toen hem oon brief van Mylady de C\'ast-
lemaine overhandigd werd.
Deze had spoedig genoeg ervaren wie haar in bal-
lingschap had doen wegzenden, en dat Ma\'am Car-
well in hetzelfde lot deelde. Het was haar tot troost
geweest in de donkere dagen die zjj in Oxford had
doorgebracht, dat ook Louize de (jucrouaille niet
moer in dat White-hall woonde, waarvan zij het ge-
mis thiiuds eerst wist to l>egrjjpeii, White-hall, waar
een niet te bedwingen heimwee haar heen dreef.
Dat kind, dat zjj groot gemaakt en dat haar had
verjaagd, zou zjj pogen te vernietigen, en indien
haar dat gehikte, zou zjj voortaan alleen regeeren
en Ma\'am (\'arwell buiten White-hall doen verbljjven.
-ocr page 275-
MARY HOLLIS.                                                                          353
•Ma\'ain Carwell was slim," zeide zij, «zij was
misschien de visch, die wel geneigd was te azon,
maar den hoek bemerkte. Doch zwijgen wij daar-
van en bespreken wij liever onze belangen."
•Gij zjjt wel beleefd om ook mij te gedenken
waar het echter alleen u betreft. Ik geloof nog
niet aan mijne ongenade, Sara! maar ik geloof wel
aan de uwe. Laat mij echter uw plan kennen,
dan kan ik zien of het weder met de gewone bo-
hendigheid is beraamd."
• Het plan is zeer eenvoudig. Nog kunt gjj Karel
naderen en tut de dweopscieko bende dio hem omgeeft
doordringen. Menige tooverwoorden van uwe lippen
en de oude Rowley is genezen. De snaren op het.
speeltuig zijn veel te sterk gespannen om niet te
springen."
•We zullen zien."
• Xiet zoo onverschillig, George!" zeide Mylady
met oonige meerdere klem. »Nïet zoo onverschilig,
want ook uw behoud staat op het spel."
•(Jij hebt er mij meermalen van pogen te over-
tuigen. Herinnert go wanneer het laatst? Toen
ge dio kaal geplukte Yorksohe gans in do nabijheid
van de Quérouaillo wildet plaatsen."
•Toen wildet go u nog op do Quérouaillo wre-
ken, die u verschopte, maar later hadt gij de hel-
denkracllt om dat te vergeten, en zjj, de zachtaar-
dige, gedoogde uw knieval. Deze werd toen ook
als onderdaan of liever als dienstknecht, niet meer
als minnaar gedaan, niet waar, George?"
•Och neen, goede Sara! de hand, die ik uit-
stoek, wordt nog al spoedig gevat, door ieder, door
de Quérouaille even als door n. Maar ik heb nu
geen haast om haar uit te steken."
•Geen baast? Onvoorzichtige, gjj slaapt aan den
rand van een afgrond. Zij, die do macht in han-
den heeft, werd door u vervolgd."
•Ik weet het."
•Zij zal zich wreken!"
•Zjj zal een berouwhebbend zondaar vergeven,
Sara! Is zij geen vrouw zoo als gjj, en hoe ïnenigen
zondaar hebt gij wel niet vergeven, zelfs al had hij
geen berouw."
•Gjj hebt de habeas corpus akte geschonden, en
het Parlement is bjjeen, en Shaftsbury is alvermo-
gciul minister."
• Daar is alles voor gezorgd, liefderijke, zorgende
Sara! Ik ben daaraan onschuldig; die misdaad
werd door een deugniet, een zekeren Wharton, ge-
pleegd, dien ik zelf zal overleveren. Gjj ziet dat
ik zeer openhartig ben."
•Gjj vergist u. Do razende dweependo zal u niet
vergeven, daarvoor ken ik haar tegoed. Ge moogt
u vrjj pleiten tegenover het Parlement, maar legen*
over haar niet: zjj schjjnt een hoester, maar do
sappen van den eik schuilen er in. Ik waarschuw
u..."
»Wjj zullen zien."
•Maar van waar dio gerustheid ? Zjj is geveinsd.
Waarom ? Gelooft ge, dat ik u vijandig geweest ben,
dat ik het ooit zou kunnen worden? Ueu ik het
Mylady de Castlemainc had zich niet lang laten
wachten, had, na velo maatregelen van voorzorg
genomen te hebben ten einde niet ontdekt en aan-
gehouden te worden, Oxford verlaten en was onge-
deerd in Ruckinghams paleis aangekomen. Zij heet-
te de wel bekende vestibule en zalen welkom en
voelde de begeerte, om er weder even als vroeger
to verkeeren, vuriger dan ooit in zich opkomen. De
vernederde, die het oog op den troon had gevest en
zich nu reeds bigde heette in Londen eenige uren
terug te kunnen keeren! Zij was door den Steward
ontvangen, die haar door ettelijke benedengangen,
die haar wel bekend voorkwamen, naar de .Serre en
door deze in het bewuste goudlcdercn kabinetjen
bracht, waar de Hertog van Iluckiugham in een
zijner prachtigste pleeggewaden, stijf en wichtig van
het gouden borduursel en de glinsterende diaman-
ten, in een gomakkelijkcn leunstoel nederlag.
Had zijn toilet hem ook vermoeid en de ziekclij-
ko trekken nog meer doen uitkomen, het blankctsel
had het weten te bedekken, en als of bij geheel
weder tot zijne vroegere kracht was teruggekeerd
trad hij Mylady tegen. Hij wilde beiden doen ge-
looven aan zjjn volkomen herstel on alzoo aau zijn
voornomen, om weldra weder aan het hof to ver-
schjjnen en daar aan al de onrustbarende geruchten
omtrent bet slepende zjjner ziekte een einde te maken.
Tegenover Mylady slaagde bij volkomen; want deze
wensehte hem vrolijk geluk met den U-rugkeer zijner
gezondheid, terwjjl zjj hem met al do innigheid
der tederste vriendschap beide handen drukte.
«Al wel, al wel, Sara!" zeide hij lachend, haar
een stoel aanbiedend, waarna hij zich echter \\vo-
der haastte te gaan zitten.
•George, er zjjn kwade dagen voor de Villiers
aangebroken, maar door eendracht en volharding
hopen wij alles to bovon te komen."
•Waarljjk oen plechtig begin, Sara! Mo dunkt,
zoo of in dien trant ten minste hadt go op mjjn
grafzerk kunnen spreken, altijd in het eerste uur na
mjjne begrafenis, want in het tweede hadt gij het
weder to druk gehad met uwe grootscho plannen...
die... alle zoo goed gelukken!"
• Ik heb het verwijt verdiend, fieorge!" hernam
zjj onderworpen, ofschoon zij den fijn Icêrcn hand-
schoo kreukte en tussehen de vingeren wrong. »Ik
l>edoelde de glorie der Villiers en had het doel bc-
reikt, indien al do Villiers met volharding had-
den gestreefd." Zjj gaf hem het verwijt terug,
maar thands zoo zacht en fijn mogeljjk, want zjj
was in do macht van dien man.
•Ik weet niet of de volharding van at do Vil-
liers wel iets had gebaat. Wat baat den visscher
zjjn aas als do visch niet azen wil. Goede Sara!
kent ge dit kabinetjen?" vroeg hjj lachend.
Zjj klcmdo do tanden op elkaar. Was het zjjn
dool haar te doen gevoelen dat zy in zjjnc macht
was? Wilde hjj haar eerst vernederen om haar
dan uit genade weder op te heffen? Indien het
zoo ware, welnu, zjj zou zich laten vernederen, maar,
eenmaal opgeheven, het hem zeer duur doen betalen.
23
-ocr page 276-
364                                                                       MARY
HOLLIS.
niet geweest, dio den jongen lioer in hechtenis dood
nomen V"
•Maai\' hom wortor dood ontslaan."
•Neon, dat dood zij on daaruit kunt gij don om-
vang van hare macht loorcn konnon. Wol ging ik
zelve hom zijne vrjjheid aanzeggen, maar hot was
om mij don Rchjjn dor workoljjk geleden nederlaag
to besparen. Maar wat vordcdig ik mij togon ic-
mant, dio mij hier hoon lokte als in oen hinderlaag,
dio mij hier hoon lokte om mij to terpen!" Zij was
opgestaan alsof zij allo vorder onderhoud overbodig
rekende; texm trad zij do deur niet nader, daar zij
vreesde, indien zij den schijn aannam van to wil-
lon vertrokken, niet weerhouden to zullen worden.
Was hij dan zoo zeker van zijn eigen ln-lmud. dat
hij hot waagde haar te vertrappen, dat hij hel
waagde — haar binnenste riep het haar toe — rc-
vatiche
to nemen ?
«Blijf toch zitten, Harbara!" hernam Bticking-
ham. »(i|j zjjt wed zeker van geslagen to zijn. daar
gij zoo betrekkelijk kalm blijft... /iet ge, Sara,
daarvan wilde ik slechts de proef nemen. Als ge
geholpen wordt zal dit u des te dankbaarder doen
zjjn, terwijl het, bewustzijn van uw tegenwoordige
onmacht n later te gehoorzamer zal maken. En
van dit laatste vooral moot ik overtuigd worden,
want waarom zou ik u anders willen bijstaan?
Wat kunt ge mij in ruil geven voor hetgeen ik
bied? Al te milde Sara! gjj hebt zóo veel gegeven,
dat ge thands niets meer te geven hebt."
Dat te moeten hooren on te moeten zwijgen, dat
te moeten hooren en op het gelaat te doen lozen
hoe het daar binnen woelde on woedde...! Zoo zij
slechts de macht weder erlangde, écu dag slechts
de macht, 1iij zoude boeten! O het was waanzin
thands aan den troon van Engeland to donken, en
toch dacht zij er aan ! toch wilde zij hot genot van éen
uur daarop te zetelen en dien (leorgo Villen voor
zich te zien nederbuigen, met tien jaren baars Ie»
levens betalen !
»(üj hebt een verdrag gesloten met Ma\'ain (\'ar-
well," viel zij eensklaps uit, »on gij hebt mij uit-
gennodigd om getuige te zijn van u beider tedere
vriendschap. Maar neem u in acht voor die vrouw,
zjj is sluw als de slang."
•Vertel haar dut, SaraI gij zult haar op hot oogon»
blik hier zien."
•Hier? Ma\'ani (\'arwell hier met mij?"
•Wol zeker. Bedenk, dat ik weken achter da
bedgordjjnen heb moeten zuchten on dus wel het
oogenblik van genot mag smaken, dat gij beiden
mü voorzeker zult willen on kunnen schenken."
•(icorge, gij zult die vrouw verwijderd houden.
In het belang van ons geslacht moet hare balling-
schap niet eindigcu,"
•Maar in mijn eigen belang misschien wel, god-
del jjke Sara! Ik maak liever twee dankbare zielen
dan slechts eene, die ondankbaar zou kunnen wor-
don."
•Maar dat go zoo weinig man zjjt, om den hoon
door haar u aangedaan te vergeten. Zjj zal niet
rusten voor zij nijj verdreven heeft on dan... zijn
ook liwo dagen getold. Wie hooft hot op uw lo-
ven toegelegd? Kn zij die zich er op beroemde in
uw eigen paleis, toen zjj naast mij op uw hal tim.s-
qiié
er op zinspeelde...!
• Hebt gjj dat gehoord?\'\' vroeg hjj met eene
vreemde uitdrukking in zijne oogen en oen onheib
spellendeu trek op het gelaat. Zij leidde er int af,
en waarlijk niet ton onrechte, dat hij die woorden
niet vergeten had en dat hjj de kastjjding, hoe-
wel verschoven, nochtans niet had k\\vjjtgesehol-
den.
Plotseling echter veranderde do uitdrukking van
dat wezen, toen, de Steward op (luisterenden toon
den naam van de Hertogin van 1\'ortsmouth uit-
sprak en deze niet luchligen tred binnen trad.
•Wees gegroet, diecalicr mm peur et aan» repro-
ellï!\', riep zij Buckiiigham vrolijk toe, terwijl zij
hom de kleine hand toestak. Zonder iets van hare
innerlijke verbazing on ergernis te doen blijken,
neeg zij zeer diep tegenover Myiady, terwijl zij
haar toevoegde: «He fortuin is mij wel gunstig.
Op zulk een klein plekjen gronds zoo voel llitote»
kends te ontmoeten."
• 1\'wo (ienade schijnt op llatliehl-manor niets
van hare aanminnige vrolijkheid verloren te heb-
ben," merkte Myiady stekelig aan.
• Hoe zou dat ook mngoljjk zijn? Hot lustoord
is vol van herinneringen aan den Hertog van liuc-
kinghatn. (lij moet mij toch het genoegen doen
dozen zomer or eonigen tijd to komen doorbron-
gen, Myiady!"
Indien ik do zekerheid had dat gij alsdan gast-
vrouw zoudt kunnen zijn!... maar de toekomst
naar het heden beoordeeld, Hertogin van Ports-
mouth, bestaat or weinig hoop!"
•Hoe zoo somber gestemd? Werken dat de hor-
inneringon uit, te Oxford opgewekt?" vroeg zjj
lachend en schertsend, hoewel zjj wist Myiady met
vergiftige naalden te prikken. In Oxford toch had
zij Karel Stuart loeren kennen, had zjj zijne ecden
van eeuwige trouw het eerst vernomen.
Zonder eenig andwoord van Myiady af te wach-
ten wendde zjj zich tot Buckiiigham. «Maar ik zou
haast u en uwe belangen vergeten. Welnu, beste
Hertog, wat hebt ge mij voor te stellen ?"
• In do eerste plaats bied ik u mijne hulde aan.
Eene vroljjkheid, zoo onverstoorbaar als de uwe,
wekt mijne bewondering. Weet gjj, hoe het in
White-hall is gestold?"
•Tseeii; is er iets bijzonders? Jack is immers
niet dood?"
Myiady bemerkte welk groot voordcel de medc-
dingster op haar had. Louize was door Bucking-
ham uitgenoodigd en nlzoo door hem als bondge-
note noodig geacht; zij daarentegen was smekeling
on had om hulp gebeden. Buckiiigham liet niet
blijken dat hjj dacht als Barbara Palmers. Hjj
vond zjjno pozitie tegenover die vrouwen, heidon
oven zwak en hulpeloos, to schoon, om niet beider
trots to buigen. De eene had hjj reeds vorncdord,
-ocr page 277-
MARY HOLLIS.
:;.r>:>
dn andere, hoe opgeruimd, hoe veil moed ook, kou
hjj van toon doen veranderen.
«Als Jack de oenige is, waarin do Hertogin van
Portsmontli belang stelt, dan kan on* onderhoud kort
zijn, want uw aap is gezond."
»Kn de andore, waarin ik belang atol, zijn hol
evenzeer: want die zie ik tliands voor mij... Beste
Hertog, het is toch onbarmhartig om mij liet heerlijke
Hatlield te doen verlaten voor een tijding, die ge
mij wel bi| geschrifte badt kunnen doen kennen..•
Of neen, ik begin u beter te begrijpen. (Jij wildot mij
bet g.inoogen doen smaken Mylady ton uwent te onl-
moeteii. Wie moet ik daarvoor danken, Mylady of u V"
•Mij niet," zeide Ilarbara heftig. «Ik mag mij niet
toeeigenen wat mij niet toekomt. De gelukkige gc-
dachte behoort Hnckingham geheel. Maar gij hebt
het voorrecht om herdacht te worden, al ziet men
ii niet."
•(ie wilt dus zeggen, lieve vriendin ! dat ge,juist
niet veel behoefte hadt om mij te zien\'/ Wat le-
gonstelling vormt ge met mij! Ge zult dien uitroep
zeker al zeer vleiend noemen. Maar «elk eene te-
genstolllingl Ik verlangde u zóo zeer te zien, dat
ik mjj meermalen op llatlield-manor heb moeten be-
dwingen, om niet naar Oxford te ijlen en er de hulde
mjjner bewondering te bieden. Met die deerne van
bet land hebt ge mirakelen verricht! .lammer, dat
de lieve kleine zich niet erkentelijke!\' toont jegens do
weldoende fee!"
Mylady kon zich niet langer betoomen. Zij stak hel
hoofd trotsch omhoog en zag haar doordringend niet
do vonkelende oogen aan, haar, «Ie onverzoenlijke,
die zelfs in hel grootste gevaar haar achtervolgde
met baar veiiijnigon spot. «Ik heb beter liet doel
bereikt dan gij denkt, Louize de Quérouaille! Dat
kind, dat n beeft doen verstouten, ia een Engolscho;
«Dus was liet. om mijnentwil, dat ge mij verzocht
tot ii te komen? Welk een goedheid! Maar ik
heb geen baast om mjj ongerust te maken... Ik
ben niet ongeduldig: Hatlield bevalt mij iiituc-
inend."
Uiiekingham beet. zich op de lippen. In plaats
van beschermer te zijn. werd hij door die vrouw
tot beschermde verlaagd, door die vrouw, die naar
zijn oordeel in hetzelfde gevaar moest vorkeoren
als de andere, maar hem door hare onverschilligheid
op het denkbeeld bracht dat zij kansen had welke
hij niet kende. Om te trachten te vernemen wat
zij verborgen hield veranderde hij geheel van tak-
tiek. Hij repte niet geen enkel woord meer van een
bondgenootschap, maar gaf een wenk aan zijn Ste-
ward, die na verloop van eenigen tijd terug kwam
en ovon zijn moester tooknikto. Daarop roos hjj zoo
vlug bij het kou op, bood beide Ladios een arm en
leidde haar naar de Serre, waar, te midden van de
geurigstc gewassen, een dejeuner gereed stond. Ken
overvloed van vruchten, een keur van wijnen, tinte-
lend in de fijn geslopen flacons, sierde den diseh,
waar het drietal weldra aanzat. Mylady staarde
somber voor zich heen en sprak weinig: zij wist dat
zij daardoor de geestige vrolijkheid vau Mu\'am (\'ar-
well nog hielp vermeerderen, maar zij kon zich niet
dwingen anders te zijn. Zij gebruikte niets, voor
dat baar waarde bloedverwant en diens foostgenote
van dezelfde vruchten en denzelfden wijn, als haar
werden aangeboden, hadden geproefd, eene voor-
zichtigheid, die zij in de gegeven omstandigheden
raadzaam oordeelde, lbiekiiigli.ini was vroljjker en
vrolijker geworden en achtte bel oogeublik gekomen
om do raadpleging niet sjjno gasten ernstig te be-
gintien, toen de Steward met h.-hncdzamcu tred hin-
nen trad eu Zijner Ucuadc een klein stukskeu pa-
pier overhandigde.
De Hertog verbleekte zichtbaar toen hij den in-
boud er van gelezen bad. liet kwam van Diek
Wharton eu bevatte het bericht zijner gevangonne-
ming en de bede om redding. Diek was gevangen.
Dick, dien hij juist naar het vasteland bad willen
zenden, zoo do modedeeling van do (\'ustlemaine
had gebleken waar te zijn eu bet onderzoek naar
de ontvoering vau Mary Hollis werkelijk mocht zijn
aangevangen. Het gevaar naderde zijn persoon. Hij
beproefde niet meer de (Quérouaille te overtuigen
van de noodzakelijkheid zijner bescherming; maar
hjj schreed recht op het doel af, verklaarde dat de
toestand gevaarlpker was dan hjj zelf nog wel gc-
daoht had eu erkende dat Mylady do Castlemaine
den toestand goed had overzien. Mylady zag ver-
baasd op. Was dio loftuiging oen bljjk van tocnade-
ring, en zoo het dit ware, wat was daarvan dan zoo
plotseling de oorzaak? Dat brieljen wellicht? Maar
wat stond daar dan in? Zjj vernam het niet en
verkreeg alzoo niet do bevestiging van haar vermoe-
den, dat echter workeljjk gegrond was. Spoedig zal
het ons blijken wat den Hertog bewoog do hulp van
Mylady na Dicks gevangenneming hooger to selmt-
ton dau straks. De modedeeling zjj thuudsolvdoeude
10033860
dat kind, dat de goedheid had u naar Hatlield - manor
to doen vervoeren, weet dat ge aan de anderen zijde
van de zee to buis behoort eu zal u daarheen doen
brengen..."
•Dan zal ik toch liet genoegen hebben niet u de
reia te doen?" vroeg Louize. «Weet ge ook al,
Mylady, wanneer we gaan\'? Ik beloof u recht vrolijk
to zullen zijn."
»(ie zijt het reeds lot vermoeien* toe, waarde vrien-
din!" beet Mylady liaar toe.
«Ik wist niet, dat er nog iets was wat ü vermoeien
kon. Dus werkt mijne vrolijkheid bij u nog meer
uit dun al de folteringen uwer laatste teerhartige
liefde voor dien landjonker, op wien ik eigenlijk
had moeten verlieven V Lieve vriendin, wat zjjt ge toch
gelukkig in het kiezen uwer werktuigen!"
Ruckiughum rond den strijd, dien hi; voorzie had
maar niet voorkomen wilde, tliands hoog gouoog
geklommen. Mylady was verre de zwakste eu moest
daarom even worden bijgestaan. «Verbeeld u, dat
Jupiter plotseling eens binnen trad, hjj zou ijlings
weder verdwijnen, daar hy niet weten zou aan wie
van u beiden den palm te reiken. Louize, wees eens
oen oogeublik ernstig eu deuk aan het gevaar dat
u dreigt."
-ocr page 278-
MAKY HOLLIS.
860
dat hij hij do raadpleging, wolko hij thanda aanving,
vooral liet. oog op Mylady gevest hield. Misschien
was de gedeeltelijke ooi-zaak daarvan ook liet stil-
zwijgen van do Quórouaille, die wel niet langer he-
wcerdo dat zij geduld liad tot wachten, maar ook
geenerlei blijk gaf van werkend te willen optreden.
«Gij moet den ouden Rowley dadelijk gaan bezoe-
ken!" zeido Mylady.
«Gjj hebt gelijk, Barhara! en als de toestand is
zoo als ik mij dien denk, dan heb ik een plan dat
gelukken moet. Maar gij beiden moet in mijn blij-
eindend treurspel een rol spelen, gij ook, Louizel"
•Misschien... zoo ze mij bevalt!"
»Ze moet u bevallen. De twee rollen kunnen
slechts door u beiden vervuld worden... Louize,
welke voorwaarde stelt ge?"
Mylady fronsdo do wenkbrauwen.
«Geene," andwoordde Louize. «Laat hooren\' wat
go mij toebedeelt."
«Verschoon mij, lieve vriendin ! maar ditmaal geef
ik mijn plan van den veldslag niet vóór den veld-
slag."
liuekingliam nam van beiden oen teder afscheid:
do hemel, straks nog met dikke onweerswolken be-
dekt, was klaar geworden: de beide Ladies reikten
elkaar de hand en beloofden elkaar trouw te zul-
len ondcrstciinnen. Terwijl beider lippen echter
hot woord van trouw uitbrachten, was het voorne-
mon reeds bij beiden aanwezig, om voor zich zelve
en ten koste der andere zoo veel mogelijk partij van
do zegepraal te trekken, zoo die behaald mocht wor-
den. Indien wij oen blik werpen in beider hart, dan
merken wij in dat der schijnbaar luchtige en zorge-
loozo Louize echter de meeste vastheid en gcrust-
heid op.
liuekingliam steeg inet ernstig kloppend hart den
karos voor de groote poort van White-haH\'uit. Nie-
mant droeg konnis van zijn bezoek of van het doel
van zjjn bezoek, en toch was hij een oogenblik bc-
vreesd, dat reeds do officier dor buitenwacht hem
zoude te\'gentreden en aanzeggen, dat Zjjno Majesteit
voor Zijne Genade niet te zien was.
Zijne vrees werd gelukkig niet bewaarheid, en
hem werd gegund voort te gaan langs den bekenden
weg. Eenige Edellieden, die hij op zjjn pad ontmoet-
te, konden hun verlegen houding niet ontveinzen,
want zij wisten niet of de gunsteling van vroeger
tijd, thanda nu er zoo veel was veranderd nog wol
dezelfde waardigheid innam; terwijl zij zich niet in
gevaar wilden stellen den Hertog lomp te bejegenen
daar bij, als bij uitzondering, nog wol gebleven kon
zijn dio hij was. liuekingliam mocht het opmerken,
hjj liet het echter niet blijken: hjj ging de wol be-
kende antichambres door on bevond zich weldra op
don drempel van \'s Konings vertrekken, die bij, naar
do oude gewoonte, onaangediend binnen trad. Hjj
vond er Zjjno Majesteit in gesprek mot verschillende
personen, of liever, hij vond er den Koning, luiste-
rond naar hetgeen éon persoon namens de andoren
hem voordroeg. Karel wenkte hem haastig terug te
gaan on Buckingham gehoorzaamde met do vrees in
het hart. Was het dan werkelijk zoo ver gekomen
dat hij, dien hij zijn besten vriend noemde, hem niet
meer wilde zien? Wat zou hij doen? Blijven, om
straks het paleis ontzegd to worden, of gehoorzamen
en zich daardoor den terugkeer afgesneden te zien
en den kamp als verloren op te geven?
Gelukkig dat er spoedig een einde aan zijn twijfel
word gemaakt door de komst van een paadje, die
hem uit \'s Konings naam verzocht te toeven tot do
deputatie uit het Huis der Gemeenten vertrokken
was. T)us de personen, die hij had getroffen, waren
leden van het Parlement, en Zijne Majesteit had voor
hen gestaan als een arme zondaar, of, zoo deze uit-
drukking to sterk ware, toch zeker nie als een
gebiedend Koning. En dat Parlement moest hjj,
lluokingham, vooral duchten, vooral sedert do ge-
vangenneming van Diok Wharton, die, hij twijfelde er
geen oogenblik aan, tegen hem zou getuigen.
Aan zijne gants niet genoogclijko overwegingen
werd eon einde gemaakt door het binnentreden van
den Koning, die met beide armen uitgestrekt naar
hein toekwam. «Georgo, gjj hier! Welkom, wei-
kom !"
Die hartelijke begroeting scheen liuekingliam een
zeer gunstig teeken. Karel Stuart was dus niet iedere
vriendschap ontrouw geworden. liij een naderen blik
echter op het strak en somber gelaat Zijner Majes-
teit, eon gelaat dat bijkans dat van den martelaar
Karel I herinnerde, werd liuekinghams vreugde eon
weinig getemperd. Toch beandwoordde hjj de bo-
groeting even hartelijk en drukte hij de Koninklijke
hand. «Hoewel nog niet geheel hersteld kon ik het
verlangen niet weerstaan om u to zien. Ik had toch
in zoo lang niets van u gehoord! Maar wat zijt go
veranderd, Karel ? Het is of gij aan een zware wonde
lijdt; uw aanblik zou zelfs nog aan geen begin van
herstel doen gelooven."
«Goed, goed!" hernam Karel eenigzins haastig,
«gij zijt thands torug; ik ben nu niet meer alloen.
Maar, Will, ge moot óok veranderen."
«En dus worden zoo als ik i\'i thands vind? Har-
teljjk dank! Mijn God, Karel, wat is er toch gebeurd ?
Ik vernam dat ge weggezonden hebt wie u het
lange leven minder langwjjlig deden schijnen, on ik
hervind u tegenover de ljjkbezorgersgeziehten van
het Parlement. Anno vriend, wio heeft u toch zóo
ver gebracht?"
«Wie ? O het is ceu ongel in de heerljjkste vrou-
wengestalte; het is een Madonna, zacht als een lam,
en verstandig als een Bisschop... het is..."
«Ik begrjjp het: iets nieuws. Maar hot was on-
verstandig om het oude nu reeds weg to werpen:
of deedt gij het om het oudo des te eer weer nieuw
to doen worden ? Karel, wio weet de aarde zoo tot
een hemel te maken als de C\'astlemaine, of den gou-
den regen zoo mild to doen neêrdruppelen als do
Quérouaille ?"
• Karel zweeg on wonddo zich af. «Hot gocdo volk
is uitgelaten," zcido hjj na eon poos, «het jubelt mjj
toe als het de uiterste punt van do pluim op mjjn
bood maar ziet. Hot is toch zoet bemind to zjjn!"
-ocr page 279-
MARY HOLLIS.
357
•Ja, liet is zoet daar buiten toegejuicht to wordeu,
als men daar binnen sterft van verveling."
•Wie zegt u. dat ik dat doe?\'\' vroeg Karel haastig.
•Gij zelf. Uw gelaat predikt het zelfde genoegen
dat gij laatst hadt bij het sermoen in Westminster,
dat een uur duurde... Och, goede vriend! het is
zoet bemind te zijn, en gemakkelijk tevens. Zorg
maar, dat ge altoos de gril van het goede volk volgt."
•Neen, Will! neen. Ik ben nimmer meer Koning
geweest dan thauds. Ik regeer en niemant anders;
ik zie thauds wat er gebeurt."
• Ik geloof u! Gij ziet wat er gebeurt. Nu dat
zien hadt ge voor minder opoll\'eringeii kunnen ver-
krijgen, (iij regeert? Maar, mijn goede vriend! de
Madonna toeh óok, zou ik moenon. Zij heeft het ver-
stand van een Bisschop, maar een verstandige Uis-
scliop is vervelend; zou de Madonna het ook zijn ?"
•Spreek niet van haar, Will! Zij geldt meer dan
wij beiden; zij is de edelste die ik ooit ontmoette."
• Misschien wel de slimste; ik ken haar óok, Row-
ley!" zeide hij zacht en zich tot den Koning over-
buigend.
• Waar hebt gij haar dan loeren kennen?" vroeg de
Koning gehaast.
•In Hallam! Zij was toen reeds niet ouvorbidilo-
lÜk."
•Gij liegt! Eu ik duld geen logen op dat punt,
George Villiers! Zij is de cenige in wie geeu be-
drog schuilt, de eenige, verstaat ge?"
Uuckingham zweeg een oogenblik; het bleek dat
hij het spoor bijster was en een verkeerden weg was
ingeslagen. I>e uitvoering van zijn plan was iuoeie-
ljjker dan hij zich nog wel had voorgesteld; want
Karel Stuart had een vrouw gevonden die hij had ge-
leerd te achten. Neen, van dezen kant was de vos-
ting onneembaar: hij moest zelfs op zijne hoede zijn
bij den terugtocht.
•Gij hebt haar in Hallam-castle gekend? Weet
gjj ook wie haar hier heen bracht?" vroeg Karel.
Was het een strikvraag? Had de deerne hem aan-
geklaagd? Hij vroobde er voor, en, bij de bestaande
stemming Zijner Majesteit ten haren opzichte, kon
dat zeer gevaarlijk worden. Hij moest door verme-
telheid zich pogen to redden en bedacht, dat do
bljjdschap van Karel, toen hij hem zag, altijd uog
een gunstig teeken bleef.
•Heeft z\\j het u nooit gezegd? Heeft zjj u nooit
vau den vrieud harcr jeugd gesproken, den lieven
speeluoot, die mij bijna uaar de onderwaereld deed
verhuizen? Zij is hem toch uog niet vergeten, want,
naar ik verneem, is hij weder in vrijheid, weder in
zjjii vorigeu rang hersteld, en dat nog wel door haar!
Karel, ik vrees voor uw Madonna!"
Du andere verschoot vau kleur. »Ik geloof gaarne
dat gij voor iedere vreest," zeide do Koning kort
af. »Ik zal hot onderzookeu, George! om u van logen
to overtuigen en getuigt dat onderzoek tegen u,
dan... waar zjj woont kunt gij niet ontvangen wor-
den."
•Hetgeen zeer beleefd zeggen wil, Sire! dat ik
mijn afscheid moet nemen als ik het niet ontvangen
wil. En als ik dan vertrokken ben, Rowley, dan
wordt m}jne plaats ingenomen door den een afando-
ren rondkop, dien gij uit bet graf doet opstaan. Een
heerlijk gezelschap! Een Madonna, die het schoonst
is als zij weent, een rottdkup, die met zijn texten
niet ophoudt voor hij liet laatste gezegde van den
laatsten profeet heeft uitgegalmd, eu dan op den
achtergrond Lord Shaftsbiiry, die iu da eeno hand
een narrcukap houdt, en met de andere do l\'arlo-
mentsdoggen op u aanhitst! Kondot gij bij het go-
blaf nog maar slapen, Karel!"
Hij had vermoed, dat de Koning vuur zoude vat-
teu en den schertsenden toon ongepast zoude heten,
maar tot zijne bevreemdiug en niet mindere blijd-
sehap werd er niets geaudwoord, Karel wendde
zich wrevelig af en wierp zich op de sofa, en vroeg
hem na ettelijke oogenlilikken zwijgens op een toon,
die veel op den ouden geleok: »Hoe vondt ge White-
hall toeu ge binnen kwaamt?"
• West-minster abbey vind ik veel schooner."
• Een wonderlijk andwoord!"
•Wo spreken immers over prachtige bograafplaat-
sen, Sire?"
Karel verviel weder iu gepeins,
•Jammer, dat er zelfs niet voor een opschrift op
de graven vau de Castleinaüie eu de QuérouaiUe ge-
zorgd is."
•Zoudt go geloovon, dat dit noodig ware om ze
niet te vergeten?"
•Ja, on eigenlijk toeh noen. Rowley, wat doet ge
u Kolven geweld aan om anders te schijnen dau go
zijt! (ie zijt ze niet vergeten, die beide godiuuen,
die den Olympus verheerlijkten, die de rimpelen dor
verveling met satijnen hand glad vaagdon on iedere
kwade luim met dodonzou lippen weg kusten! Row-
ley, waarachtig, uwe Madonna is heerlijk in het
marmer, maar de beide anderen heb ik liever...
naast mij iu hot gewoon inensehelijk omhulsel!"
•Van do dooden niets dan goeiLs, Will! Ik heb
ii vroeger nooit zoo christelijk-bowondereud over
beiden hoorou spreken. Hebt gij ze in kort ontmoet?"
• Do oude achterdocht! Onderstel, dat ik ze ge-
sproken had, dat ik geweeklaagd had met de arme
slachtoffers vau intrige en list, dat ik do bevallige
Magdaleuaas in een nieuw kleed had ontmoet, uamo-
ljjk in dat van het berouw...! Rowley, ze waren
allerliefst..."
•bus gezond? Zeker verbolgen op den oudauk-
bareu minnaar? Wat dacht en zeide Sara wel?
Maar niets meer; ik wil er niets van hooren. Zjj
hebben met mij gespeeld als met een nar, zij heb-
beu my tot haar speelbal gemaakt, mij, don Koning!
Hoeft de eeno, do spionne vau Lodowyk XIV, mijne
geheimen uiet verraden? Heeft zij niet alles vor-
klapt aan mjju Noef? Will, dat geldt ook u.....
Oranje weet alles, alles! En dan do andere.....!"
• We zullen er ons wel doorheen slaan, Rowley!
Het is misschien zelfs uiet kwaad dat zij geklapt
heeft; des to eer moet do mijn springen. En dan...
do wissels wordeu betaald! vergeet dat vooral
niet!"
-ocr page 280-
S-,8                                                                         MARY IIOT.TJS.
«Maar dat maakte mij afhankelijk en ik wil dat
niet zijn!"
>Alsof gij \'t mot meer zult wezen van liet Parlo-
ment. wanneer pre daarop begint te steunen. Tk heb
van de dwaasheid gehoord, Rowley! Het huis dor
Gemeenten is bijeen! Subsidiön zijn aangevraagd!
Voor elke penny krijgt ge oen zodoles, voor elk pond
sterling vraagt mon u oen edelsteen uit do kroon
van Engeland! Ik ben liever de bondgenoot van
Lodewjjk XIV dan een beschermeling; van mijne on-
dordanen.. Ik wil er op zworen, dat go straks juist
bezig waart een remonstrantie van do hoeren aan te
hooren, natuurlijk geheel in de vormen, zoor onder-
danig, maar toch ook zeer venijnig."
Hij had don vinger op de wond gelogd. Karol
hief zich in drift op en ging hoen en weer, terwijl
hjj eonige onverstaanbare woorden prevelde. Buc-
kingham volgde hem mot do oogen, zoeht zijne ge-
daohtcn te raden. Viel hom dit ook mooielijk. toch
was hij er zeker van terrein te hebhen gowonnon
on met vasten tred voort te moeten paan.
•Weet ge wel welke dag het is. oude vriend V"
»\\Vill, zijt go dwaas!" riep de Koning in wrevel
uit, zeker omdat bij in ernstige overleggingen go-
stoord werd.
•Van dag is het donderdag, dus morgen vrijdag
en vrijdag avond hadden we onzen klub; onzon klub!
Moogt go er wol aan donken? Ik wed, Rowley,
dat go ÜWO Madonna er nooit over hebt durven
spreken! Daar word dan ook nooit geklaagd on ge-
weend, maar geschertst en gekout: daar zat men
niet neer met don angst in bet hart, dat hot gelaat
niet genoog in o^n godzalige plooi zoude staan en
dat do een of do ander onderdaan, die nu om gold
wordt gevraagd, ook mocht oordoelen dat de Koning
te voel goud aan hot lijf droog en te lijnen wijn uit
to lijn geslepen kelken dronk. We hebbon er ons
menigmaal vrolijk gevonden, broeder! en Karet Stu-
art was nergens geestiger dan daar. Hij oefent zicli
nu in het psalmzingen... Waarachtig, Karet! de
gril heeft te lang geduurd!"
•Het is geen gril, Ihickiugham!"
•Morgen avond komen wc; bijeen V"
•Xecn: volstrekt niet: ik wil dergelijke bjjeen-
komste niet meer; ik heb er maar te veel bijge-
woond."
•Gij wilt ze niet moor? Koning van Groot-Hrit-
tanje, gij moogt ze niet meer willen, (lij denkt
meer Koning te zijn dan vroeger? Vroeger kon-
det gü tiet voor het minst nog zijn in uw klub: nu zijt
gij het zóo weinig, dat ge zelfs niet meer waagt to
genieten."
•Indien ik hot wilde, Ituckingliam, dan..."
•Zon de Madonna nog niet wilton. Gjj denkt te
regoeron? Weet Zijne Majesteit hot dan, dat men
van morgen mijn dienaar heeft doen gevangen nemen,
om oen getuige in banden te krijgen tegen injj?"
vroeg Buckingham, terwijl do onrust waarin hij ver-
koerde, niet getioel verborgen bleef.
•Dwaasheid! Mon zal i\'i niet doren."
•Denkt Uwe Majesteit dat? Maar, zjj duide het
mij niet euvel, gants gerust ben ik na dio meening
nog niet. Het Parlement is zeer machtig."
•Het Parlement zal 11 geen hair krenken. Ik tal
de zaak onderzoekon. Gjj twijfelt aan mijne macht?
Welnu. Will, wat de kaorel ook heeft ondernomen,
ik schonk hom genade omdat bij u heeft gediend..."
•En omdat Rowley niet wil dat hij zijn vriend,
zjjn eenigen, verüezo. Dat blijk van uwe macht is
nog niet voldoende... Laat ons morgen mot de oude
broeden bijoen komen... laat ons nog eens bet ver-
leden godenken; hot is nog wel waard herdacht te
worden, Powleyl Ik beloof u oen quatmin of iets
anders zoo als ik in geen twee jaar maakte."
Do paadje opende de deur en diende Zijne Ma-
jesteit aan, dat Lord Shaftsbury de vergadering van
don Geheimen raad niet waagde te openen voor dat
Zijne Majesteit tegenwoordig was, zoodat hij zijn
genadigen Soeverein eerbiedig in overweging gaf to
willen verschijnen. Zijne Majesteit loosde een diepo
zucht en zeide Buckingham, bij den arm vattend:
•Will, ga race!"
•Verplicht, Sire! Ik kan, door er niet hoon te
gaan, ten minste een bewijs geven van vrij te zijn.
Voisl genoegen, Sire!"
«Will, wanneer zie ik 11 terug?"
•Morgen avond in den klub."
•Kom van avond, en ik zal u mijn besluit meê-
ileolon. Tot van avond. Will!"
• De wonsch Uwer Majesteit is mij een wet!" zcido
Iliiekingham diep buigend, waarna bij den Koning,
die naar don Geheimen llaad ging als het slaelit-
uffcr naar do offerplaatft, voldaan over de aan van-
Lelijke zegepraal verliet. Toch was het goed. dat
zijne ziekte niet langer geduurd had en de bekeering
in llowleys binnenste geonc dieper wortelen had ge-
selioton.
XIII.
De zaal, welke, in White-hall zoo vaak werd in-
gericht voor de maskos of de balletten, zelfs een
enkele maal om Sbakspeares spelen to doen vertoo-
nen, was in ettelijke weken niet moer gebruikt gO-
worden, en werd door hot hof reeds beschouwd als
veroordeeld, om weldra in een kapel of een l\'ros-
byteriaansoho kerk veranderd to worden» In moer
dan een opzicht zou mon dat eene verminking, eeno
schennis van den goeden smaak, hebben genoemd.
Hoewel die goede smaak bij liet stoffeeren dier zaal
niet overal tegen overlading gewaakt en bet kwistig
aanbrengen van verguldsel gedoogd had, toch had
liet geheel oeno treilende uitwerkfng. Do vloer,
hoewel kunstig ingelegd was geheel mot een Smyr-
naaso.li tapijt bedekt, dat schatten bad moeten ge-
Lost bobben, daar do kleedjcns van weinig omvang,
ZOO als zjj meest werden gebezigd, reeds zulk oen
lioogeu prjjs golden. De wanden, in vakken afge-
deeld door vergulde pjjlers, waren met tapijten uit
do fabriek der Gobelins behangen — een geschenk
uit Vcrsailles, bjj de, keuze waarvan Karels smaak
-ocr page 281-
MARY HOLLIS.
3«)
zeker geraden was. want de meest wulpsche idylle
werd daarop aanschouwelijk gemaakt. Mollige di-
vans stonden langs de wanden, leunstoelen met don-
Ma kussens om de maliouieliouten tafel in het midden
van liet vertrek, terwijl de zoldering in gloeiende
verwen do ontknooping der idylle, waarvan de aan-
vang aan do wanden was voorgesteld, te genieten
gaf. ïljj het binnentreden kon men de goheolo
ruimte niet overzien, daar hij de toonoolvoorstollin-
üi\'ii op den achtergrond het theater zich bevond,
dat door eene kleine verhevenheid gevormd werd,
verborgen achter twee Mauw damasten gordijnen,
welke door een dik koord van zilvordraad gevloeh-
ten aan heide zijden kon worden weggetrokken en
als dan op den voorgrond van het tooneol een be-
vallige draperie vormde. De zaal kon nooit hij dag-
lieht worden gebruikt, want men had gemeend van
de kostbare ruimte langs de wanden niets te moeten
afnemen voor het aanbrengen van vensters. Iht
was in het voordeel van den prachtigen salon, dat
geen zonnestraal naar binnen kon vallen en slechts
het kunstmatig licht der hmn/ict, honderdvoudig
weerkaatst in het geslepen glas der luchters, hot
damast eu het verguldsel tintte. Hier en daar zou-
don de vlekken op heiden zich hobbcn verraden en
een vraag hebben uitgelokt naar de oorzaak, wolko
men aan het hof niet zeer gewillig zou geweest zijn
mede te doelen. Aan de intime samenkomsten,
waartoe slechts de meest vertrouwden werden toe-
gelaten, mochten voor een goed deel de gebreken
geweten worden, gebreken, die, bij het waslicht ont-
staan, ook bij het, waslicht bedekt bleven.
I>o vrees, door het hofgezin een oogenhlik gekoos-
terd, scheen niet bewaarheid te zullen worden,
want zeer onvoorziens, maar ook zoor geheimzinnig,
zag men een Edelman en eenige lakeien daar binnen
sluipen en de deur achter zich sluiten, waarna men,
van buiten in den gang staande, het verzetten van
eenige meubelen, het ordenen en schikken daar hin-
nen koude hooren. Zelfs zag hij, die zoo gelukkig
was door oen reet der meest gesloten gehouden
deur naar binnen te kunnen gluren, tegen den wand
al de luchters van waskaarsen voorzien, en de zaal
hetzelfde prachtig aanzien verkrijgen, als zij het had
in den goeden ouden tijd. Juist de stilte, waarmede
do toebereidselen werden gemaakt, prikkelde de
nieuwsgierigheid, eu deze zocht naar de reden van
van hetgeen plaats had. opperde hier en ginder eeno
bedenking, welke echter, wel en nader beschouwd,
onhoudbaar bleek to zjjn. Zou de nieuwe gunste-
linge eindelijk eens haar glorie willen genieten on
de hulde van het hof ontvangen? Maar dan zou
do grooto rcceptiezaal wel in orde zijn gebracht.
Zou de heilige van haar voetstuk willen aftreden en
op de aarde als andere stervelingen rondwandelen
en het genot van masker of ballet willen smaken?
Maar do heilige had dienzelfilen morgen Zijne Ma-
jesteit nog uit den IJijhcl voorgelezen en Zijne Ma-
jestcit bewogen een bevel in Kade uit de vaardigen
tegen het schenden van den Sabhath. Men vroeg,
men spiedde, men hoopje op eeno gunstige vcran-
dcring in den zwoelen dampkring van het hofleven;
men hoopte op een onweder, maar zag de douder-
koppen aan do kimmen nog maar Maatpakken. Toch
waren zij aanwezig, toch was het onweder in aan-
tocht en giste menigeen juister dan hij vermoeden
kon.
Dolle Will had Rowley den vorigen avond gozel-
M\'hap gehouden en het was of de uren tot minuten
waren ingekrompen, Ken gullen lach liet llowloy hoo-
ren; het gerimpeld voorhoofd werd ontplooid: geone
lessen weiden er gegeven waarvan de wijsheid erkend
moest worden maar de waarheid tevens wondde:
van geen Parlement werd er gewaagd; aan geen
subsidie getwijfeld. Dolle Will wa« opgeruimd, vol
snedige invallen, hoewel de wonde aan de borst
hem nog niet geheel toeliet do oude te zijn. \\och-
tans had hij wondereu gedaan: hij had Karel
Stuart weder een gantsehen avond llowloy doen
zijn en Karel Stuart wilde dit nog wel een gant-
schen avond wezen. Hij stond Will zijn wensch toe,
om nog eens den ouden klub, maar geheel in het
gchoiltt, te gedenken, en oordeelde dat dit voor het
laatst nog wel zoude kunnen geschieden zonder dat
Mftry er zich over ergeren zoude, vooral als lijj
s ochtends haar een half uur langer uit haar lioviv
lingsboek liet voorlezen, Shaftsbiuy, zonder onge-
iluldig te worden, aanhoorde en bovendien, wat het
r.ekent was om van Mary geen verwijt to hooren,
Kaar er niets van liet merken. In alle stilte werden
alzoo. onder oppert oczicht van Iluokinghim, do noo-
dige toebereidselen gemaakt, toebereidselen, die, zoo
de Koning ze had gezien, voorzeker ook van zijne
zijde een vraag van verwondering zouden hebben
uitgelokt. Toen \'s Konings middagmaal was afgo-
loopeu, toen ieder was weggezonden behalve de
vertrouwdste kamerdienaar, die bevel had outvan-
geu Zijne Majesteit te blijven wachten, was Karel
den weg ingeslagen, dien hij sedert lang niet meer
betreden had on door een reeks vertrokken voor
een deur gokoinen, waarvan hij alleen den sleutel
bezat. Toen de deur openging bleek dio een ver-
liorgen toegang te geven tot de bewuste zaal, waar
nu eeu overvloed van waslichten over alles ocu
helder eu toch zacht en mollig licht heenwierp...
Keu aangename warmte straalde hem tegen en wol-
bekende vrolijke stemmen verwelkonideu hem. Daar
zaten toch liiiokingham, Milford, Arundcl en nog
een tweetal edellieden, die allen Karel lang, ja to
lang, hadden gemist en op menige receptie der
laatste dagen door hun Koning en vriend zoo koud
eu onverschillig waren bejegend, dat zjj zich in on-
genade hadden gedacht.
•Will, alles is toch in stilte geschied? Niemant
heeft iets bemerkt?"
«N\'een, grootmachtig Heer en Koning!" klonk het
andwoord eenigzins sarkastiosch. »Ik heb Uwer Ma-
jesteits lakeien in een zwarten domino gehuld en
bon de kleine zjjdeur van Whito-hall doen in en
uitgaan; ik heb hunne voelen met wol omwonden
eu een klemschroef gezet op hunne lippen, zoodat
Uwe Majesteit zich overtuigd mag houden, dat geen
-ocr page 282-
860                                                                         MARY HOLLIS.
harer onderdanen het geringste vermoedt en peen
Parlementslid er morgen in allen eerbied op doelen
kan. Is Uwe Majesteit door baron oodmoodigon
onderdaan thanda gerustgesteld?\'\'
«Meer dan genoeg, WUlt" riop Karel goed gc-
luimd uit. »Tom en Bob" vervolgde hij zich tot Mil-
f\'ord en Aruudel wendende, »gaat zitten, jongens!
ieder op zijn oude plaats, (ie ziet mij vreemd aan?
Vergeet wat er laatst gebeurde... Ik moest zoo def-
tig zijn op de receptie; hoort ge, ik moest. Nu beu
ik Rowley weer."
• Altijd voor het laatst, niet waar?" viel Wil! in.
•Zoudt ge hun dat niet reeds nu ïnedodeelen ? dat
zal ons allen uanspcxireu om alle krachteu in to
spannen ten einde tienvoudig to genieten... Ja,
broeders! het is een woord van afscheid van de zon-
de; morgen trekken wij allen in nieuw ljjnwaad
liet nieuwe Jeruzalem in."
•Laat ons het oude nog maar wat luliouden!"
zeide Arundel, een jong edelman, wien het aan te
zien was, dat hij met de zondige aarde op deu meest
intimen voet leefde.
Het gesprek werd voortgezet, maar sleepte nu
en dan. Biickingham deed bijkans het onmogelijke,
maar werd door de overige broeders niet of ter
nauwernood ondersteund. Milford en Arundel en de
anderen hielden zich op den achtergrond, alsof zij
bevreesd waren srewordon dat Rowley reeds vóór
morgen ochtend Koning mocht willen zijn. Rowley
echter gaf thauds het eerst van allen ee:i blijk, dat
hij de oude broeder cu niets anders wilde wezen.
IIjj ging naar het dressoor en haaldo de oude pijpen
to voorschijn, dio hij nevens de doos met tabak roud-
deelde; daarna zette Will eenigo fransoho wijnon
op tafel, cu weldra wiegde een blaauwachtigo damp
over hunne hoofden heen als een wierookwalin, ge-
eigend aan dien tempel en do Godheid daar aan-
gebeden, en pacrelde het purperen nat in den
roemer.
»(iij hebt goed gezorgd, Will! Waarlijk! Waar
hebt gij dien tabak van daau?"
•Het is de gewone. De ontbering verhoogt het
genot, Rowley!"
• Ken zeer ware opmorking! In de gegeven omstan-
digheden meer treilend nog dan waar," merkte Mil-
lunl aan.
•Houdt de glazen bij. Ik heb een voorstel!" riop
Biickingham uit. «Ik stol voor, om weder nader
kennis tu maken. Weken hoblien we elkaar uit het
oog verloren en in al dien tijd kan er vcol met ons
gebeurd zijn.. Vertellen we elkaar ons wedervaren!\';
• Daar heb ik tegen,\'\' zeide Rowley.
•Welnu, gjj behoeft het ook waarachtig niet to
doen; wat er met u gebeurd is weten wjj allen,"
viol Uuckingham in. »Hoc ging het, Milford?"
•Ik ben belegerd geworden door een heirlegor
sehuldoisehcrs. Ik had zo lang weten te paaien door
den eenen hot deid uit to betalen wat ik van den
anderen leende. Het was weken goed gegaan; ik
kan het Rowley aanbevelen... Maar er was er oen
l>Ü, mager als mijn wandelstok, hongerig als myn
jongste hazewind, scherp als een haaicnvel en lomp
als een parlementslid; die maakte hot mjj al to bont.
Ik had niets anders voor oogen dan een eerlijke
gijzeling, want op Rowley viel niet to rekenen. Ik
schreef aan den oudo in Kent en verzocht hom
eenige banknoten te zenden, om mij to doen begra-
ven daar ik op het uiterste lag, maar bad hem
roerend en welsprekend, ton einde hem allo schok-
ken to vermijden, niet over to komen om bij de
begrafenis tegenwoordig te zijn. Het laatste verzoek
volgde hij op, maar het eerste niet, zoo dat ik al-
tijd nog boven aard moest blijven staan. Daar kwam
een ander denkbeeld in mij op. Ik liet mijn ergsten
plaag bij mij komen; ik verstond van hein, dat er
ouder al de boeren do hoerljjkste verstandhouding
bestond en ieder reeds had toegezegd zijn deel in
do kosten van gijzeling te dragen. Ik vertelde hem
in het grootste geheim, dat ik vijf honderd pond
uit Kent had ontvangen, dat ik dio eigenlijk onder
allen verdeeleu moest, dat ik zo hem, als den las-
tigsten schurk, echter het meest gunde, maar voor-
gonomen had zo to begraven als men mij naar do
gijzeling dreef. De kaerel knoopto hot in zijn oor,
maakte dat er twist kwam onder al het geboefte en
vervoegdo zich van morgen bij me om zijn loon to
ontvangen..."
•En wat zei hij, toen hij met leêgo handen woêr
heen ging, Bob?" vroeg Rowloy.
•De schoelje, hij bewees mij zonneklaar dat ik er
nu nog erger aan toe was; want dat éen schuld-
eischer met oen vasten wil veel govaarljjker was
dan tweo of drie, dio oneenig konden worden en
dat ik uu waarachtig naar do eerlijkste der gevan-
gonissen zou gaan. Ik zal mijn lot mot gelatenheid
ondergaan on met Rowloy zeggen, dat do ontbering
hot genot verhoogt. Dus ook ik zal onzen klub voor
het laatst bezoeken, want het steenon hart van mjjn
goldgier zal niet vormurwd worden. Rowley, gjj
noemt toch zeker deel in mijn lot?"
Do toegosprokeno knikte lachend toestemmend
en stiet don vollen roemer aan, hoewel hjj, gedu-
rendo het verhaal maar vooral bij hot slot, ocno
zinspeling op zich zclven moende to zien... Het was
boter verscheidene schuldoischors to bobben dan
oen...! »Ja, bjj al do Santen, dat is zoo!" riep
llowloy meer vertrouwelijk dan voorzichtig uit. »Do
ontbering verhoogt hot gonot? Ja als het genot er
op volgt, maar zoo men niet verder komt dan do
ontbering! Bob, gij zijt óok niet voor oen gijzeling
gemaakt."
»(ïy evenmin?" vroeg Bob.
•Nu Tom!" werd or geroepen. Arundel was aau
do beurt; hjj leegde zijn vollen roemer in een teug
en gaf toen aan zijn bewegelijk gelaat oen droef-
goestige uitdrukking. »Ik bon nog dieper to bckla-
genen nog rampzaliger dun Bob. Hjj wordt bedreigd
door zjjue schuldeiachors, ik door dogoneu, dio zoo-
veel aan mij schuldig zijn... Anno on Caroline,
aanbiddclijke Godinnen! go zijt verdwenem door
mjjn eigen schuld! Beminnelijke feën, dio het goud
in mijn tasch in ijzer wisten om to toovoren, en do
-ocr page 283-
MARY HOLLIS.
•Ml
met u spoelt? Maar ik heb uw woord, dat hem
geen hair gekrenkt zal worden.."
•Ja, ja! Naar don duivel mot al wat rogeoring
is," hernam Rowley, in verrukking een hoop guin-
jes naar zich toe halend. Hij speelde verbazend
gelukkig en de goudstukken lagen bij hem opgc-
hoopt. (Bob, je moet me morgen opgeven hoeveel
jo schulden bedragen. Ik zal ze betalen, ton minste
als ze daar vatbaar voor zijn... Tom, word maar
geen monnik en doe je schuldenaresson terugkoe-
ren. .. Jongen, wat zou de hemel zelfs zonder vrou-
won zjjn!"
•Wliite-hall geeft er ons oen voorproef van!"
klonk het andwoord.
•Maar White-hall staat onder de bescherming van
een weldoende foo, die Rowley zeer genegou is!
In een oogenblik kan White-hall do rouwkleedo-
ron wegwerpen en het bruiloftsgewaad, dat het
vroeger zoo goed stond, weder aantrekken... Row-
ley bevelo slechts en alles verandert.."
•Ja, Rowley is een groot mau!" zoido Karel
lachend. «Jongens, op de Godinnen, de schoouo
Priesteressen van don Dondergod die, onder ons,
een kenner is!" vervolgde hjj zijn roemer in do
hoogte heffend.
•Do fee gelooft, in die woorden Rowloys oppor-
machtigen wil te vernemen. Hoor maar!" zoido
Buckingham, mot conigo verheffing van stem.
Daar klonk werkoljjk op den achtergrond het
liefcljjk geluid eeuor mandoline, en ruischtcn on
trilden en golfden de tonen eeuor zilveren stom.
Allen stonden op, werkoljjk verrast en getroffen.
Rowloy vooral was verbaasd, waagde eon stap voor-
waards, maar bleef toen luisteren naar hot lied,
waarvan do eersto strofe door óouo stom, het twco-
do echter door tweo werd gezongen. Hij vorstoud
do woorden:
Zoet herdenken, srliooli verleden,
Kul voor \'t lwittit uw wludstcn op!
Onze woning whk liet Kden,
nu/o wieg aas ruzoukuop!
\'t lïliMMiiljr\' ontlook op onze schreden;
Xektnr bruischt» op ons bevel....
Voortgejaagd door \'t woord eens wreuUeu,
Nokt liet bloedend hart: vaarwel!
•Neon, geen vaarwel!" riep Karel naar don ach-
torgroud tredend, torwjjl hot hom altijd nog mclo-
diesch tcgonzuisdo: «Vaarwel, vaarwel!" Hij wilde
do hand aan do damasten gordijnen slaan, maar
dezo werden door oen onzichtbare macht woggetrok-
ken, on, of werkoljjk oen woldooudo foo op do dorre
aarde was neergedaald! daar gourdo hem oen liosoh
van bloemen, cou woud van lovor tegen, magiesoh
verlicht door vcrltorgon wuslichton, torwjjl to mid-
don dier gaarde, op oen riistbauk van mos on bloo-
nion, twoo godinnen waren neergezegen, dio in haro
kleedij de berijbres op do behangsels der zaal haddou
nagevolgd.
•Sara, Louizo!" riep Rowloy, bjj beider aanblik
plotseling op de aardo nedergedaald.
wijnbouwers in Langucdoc on de modistcu van Vcr-
sailU\'3 tot do onderdnnigstc huMo to verplichten, pij
bobt mij begeven ! Wio /al me nu wakker schud-
don als ik dreig in to sluimeren? Wie zal mij nu
inlichten omtrent den geur on don smaak mjjner
wijnon V Wie zal do sausen voor mijn tafel bereiden?
Alles is weg, alles is vorlooren... omdat ik — raadt
eens waarom? — omdat ik eens in kwade luim er
van sprak monnik te willen worden; zij namen do
vlucht en doen niets van zicli hooron... Och, Row-
ley, dat hot waarheid ware en do ontbering ook
hier het genot blijke te verhoogen...!"
•Ongelukkige Tom! maarjoongeluk is ingebeeld,
man! Ge zjjt nog geen monnik geworden; ik zou
het do teen kunnen bezweren!"
«Rowloy heeft gelijk, en wie verdient moer geloof
op het punt van hot al of uict-moniiik-zjjii dan hij,"
zoido Will, die bij die woorden algemeen, zelfs door
Uowloy, word toegejuicht, on door dezen het woord
word gegeven. «Mijne geschiedenis is kort, bekend
on het treurigst van allen. Ik heb in het dons moe-
ton liggen, terwijl gij allen, op Rowloy na, ton
minste nog schuldoischers of schuldenaars koudot
maken. Maar weet gjj wel waarom ik in hot dons
heb gelogen?"
•Omdat jo ecu duchtigen stoot van dat ooilam
outvingt!"
•Aardig aangemerkt, Bob! Maar waarom heb ik
4
dien duchtigen — en ik voeg er bij — lompen stoot
ontvangen? Omdat ik do oorzaak was, dat zjjn tcte
A tcte
met zijn liofsto verstoord werd."
•Wio was zjjn liefsto ?"
•Wol de kuiseho Diana, of christelijk gesproken,
do Madonna Mary Hollis."
• Will, dat is niet waar!" riep Rowloy uit. Noen..!
Zoo zjj mjj toch bedroog !" prevelde hjj, on hij dacht
er tevens bij. dat zij hem alsdan vjn alle vorplieh.
tingon zou ontheffen, dat hjj weder vrij zoude zijn,
hotgeon hij thauds niet was, hoe hij ook het tegon-
dool luide verzekerde
•Wat zou Uowloy zeggen, als we nu uog voor
hot laatst eens een kaartenblad in handen na-
men?"
• Voor het laatst? (ie slaat eeu rochto doodgra-
verstoon aan, Will! Waar zijn onze vrienden ? Daar
liggen mijn guinjes! Bob, is er nog ócn tussehon
do mazen van uw beurs blijven hangen ? Anders
zullen wo broederlijk doelen..."
• Uowloy, ik heb immers mijn vijfhonderd pond
nog!"\'
•Dat is waar! Nu, jongens, opgepast!" Do eone
flosch voor do andere na word geledigd en do wor-
king van het purperen vocht kon bespeurd wordon
in het flikkorond oog van Uowloy on hot. gezande
blosjeu, dat zich op zjjn wangen vortoondo.
• Rowloy, hebt ge aan mjjn armen Dick gedacht?"
vroeg liuckiugham zacht.
• Do zaak word onderzocht, zoo als Shaftsbury mij
zeido. Spreek daarover nii niet, Will!"
•Spreek daarover nooit, wilt go zeggen. Arme
Rowley, hebt go nu nóg hot bewijs niot, dat men
-ocr page 284-
3.W
M.VUY nüLLIS.
Vnnrtjrejaajrd iloof \'t woord coim wreeden,
Xokt hot bloedend Imrt: vaarwel!
klonk hot weder, on beiden bewogen do armen ton
afscheid.
•Wolkom, wolkom!" andwoordde Rowlcy, die
beiden omarmde; en, onder het luide gejuich van
ilo andoren, die eerbiedig liet voor hen aandoenlijk
M\'liouwspol van verre aanstaarden, noodzaakte hij
Sara en Lonize mot vriendolijken drang op te staan,
uit liet kunstige Kdon naar do aarde te treden,
«aar liaar echter niots dan hulde en aanbidding
en zeker niet >hot woord des wreeden" wachtte.
•Rowlcy, wat zijt go bleek geworden! Zie eens,
lieve Louizo." zeide de Castleinaine hare teder ge-
liefde vriendin op do wangen tikkend, «zie eens.
hoe hij om ons treurde, bijkan» zoo voel als wij
om hom."
• Wij konden niet scheiden zonder n een vaarwel
te hebben toegeroepen," viel Lonize in.
•En op zulk oen wijze! liet doet uwen smaak
oor aan. Nu. lieve kinderen! ik zal niet ondank-
baar zijn. Wil!, beken het, hebt gij dit allo» zoo be-
daeht?"
•Ik ontken niet dat ik in hot geheim was: maar,
gelukkige Rowlcy, het verlangen om u nog eens to
zien, ontkiemde to gelijkertijd in beider hart, zon-
der dat ik iets behoefde aan te wenden om de groei*
kracht van dat heilig verlangen te helpen bevorde-
ren. Tiowley, nu mag sloehts Nektar onze drank
zijn on Ambrozjjn onze spijze!"
Hij klapto in de hand en eenigc booinen en b!oe-
men schenen loven lo ontvangen, hoen to wande-
!en on plaats to makon voor oen tafel mot wjjn en
ooft voorzien.
•Maar dat is tooverjj!" riep Rowlcy werkoljjk
verrukt uit.
•Do fee zal do tafel niet naar ons toe doen wan-
delen," zeido W 11. »Ik stol dus voor haar hier hoon
to brengen."
Do voorslag vond ondersteuning en allen, bo-
halvc Rowlcy on du beide Godinnen, brachten do
tafel naderbij. Rowlcy was in zoet gekout niet
Sara en Louizo, die eenstemmig, als nooit to voren,
geen ander doel konden dan om >den wreeden" to
overtuigen van do schoonheid van het verleden on
het smartelijke van het vaarwel. Middelerwijl had
Will do roemers met de/faconx, dieopdo tafel ston-
den, gevuld en geluuik gemaakt van Rowlcys druk
gesprok met do beide gebaren, om eenigc druppels
rum in diens roemer to gieten; het zou den Nektar
nog geuriger en tevens vuriger doen wordon.
Allen waren aangezeten. Het onderhoud werd
levendiger en luidruchtiger; Rowley vroljjker en
geestiger; dit laatste word hom door allen vcrze-
kord, die ieder zijner opmerkingen met luiden bij-
val begrootten, en daarop den vollen roemer weder
ledigden.
»(lc zult toch voor Jack goede zorg dragen, Ka-
rel, als ik er niet meer zal zjjnV" vroeg Lonize,
zoo ernstig mogelijk, maar do ironie schemerde er
toch door heen. »Twcc milliocn livres in specie
zjjn te Calais ingescheept, Karol!" fluisterdo zjj
hem in het oor. »Aan m\\jn adres, goodo vriend!\'\'
Of Karol hot hoorde? Hij schoon geheel ouder
don invloed van do smachtende blikken van do
Castlemaine, die teder was als in het eerste uur
van beider liefde.
»Cw quatrain, Will! ge hebt hel mij gister be-
loofd, en onze geestige Louizo ral Will wol ktm-
non boandwoorden." Rowlcy begon moeieljjk to
spreken, maar de oogen tintelden van geestdrift en
de wangen glooiden van genot.
Louizo begon:
Daar IcefU......n grooto Koning,
Kn narhtlg wii* /i|n rijk...
Haar loofdo i\'i-ii KriHit*. Koning,
Kil geM wils lielll goiyk*
Vim Man had liü OV Mikken,
IV iterkte vuii Vulkaan.
1»»\' K.>11ir11_. heette vader
Villl lil< lliu <>ll<l<-|\'il;iail.
l>f echoonbeld vb) dij to eeren,
Kn nu da Khoonlndd *t goud.
De Ladjr r" da ^uiltje
Zij Worden ninuuor <>i|,l;
Want bolder leven duurde
AU «lat van \'t mahjche ki-uk •
Po Lady gloed door \'t harte,
l> gntnjo door de laiok.
•Brava, bravissima!" jubelde Rowlcy.
•Milford, het is tijd; zorg dat go onbemorkt ver-
trekt... Vooral zalvend en ernstig sproken, hoor!"
fluisterde Buckingliam zijn buurman in hot oor.
•Nu, Will! nu moet go haar and woorden. Voltooi
do schilderij, Will, van dien... Koning!\'\'
•Don grooteii Koning!" lispelde do Castlemaine.
• Ik dank u, Sara! Nu, Will, zijt ge haast klaar,
dolle, dolle Will?"
• Ik zal alleen vertellen hoc hot oordeel was dor
nakomelingschap."
•Zijt go dwaas? Dat weet ik al, Will!"
•Maar hot grafschrift weet go nog niet, Rowlcy,
hoor maar:
Hol knul «lni\'K aan lut li-oiiron;
Do voroU wonlon Htoiii;
Want aehl de kpmiIo KaalBg,
Uil stiorf van nudordiilii.
Toen schreef or cip «On groeve,
Kon, ilio kom knd gekend,
Kon trouw o»vrtond on illoiiaar.
Kil lid van \'t Parlomoiit:
• Wij krtJKon nooit r.iM,*n tweed**!
Kn dannitn wooklnugt vrfi
Hij wan do ptaat van \'t uiirwork,
De wijxori* waroii wy."
•Bravo!" riep Karcl, maar hjj was de conigo. De
overigen wachtten eerst dat bewjj» van goedkeu-
ring af. eer zj) hot waagden bij zulk ceno verme-
telheid iets van hunne gezindheid to doen blijken.
•Will. dat is gelogen! \'t I» wel aardig. De wjj-
-ocr page 285-
MARY HOLLIS.
303
zers zijn zjj, willen zo zijn, maar wij zullen hot
niot willen, niet waar Lonize? wo laton zo weer
naar huis gaan. niot waar, Lonize? Will, laton we
naar Coventgardcn rijden... I.aten we....!"
Hij hield op; de oogappel hlocf op éen punt sta-
icn, de hand stak don wjjsvingor een oogenblik
vooruit, maar viel toon slap neder, even als hij zelf
noêrzoog in zijn zo tol, opgevangen door de gcdien-
stige armen van de Castlomaine.
Daar, op de verhevenheid, midden ttisschen de
reeds half verlepte hloomen on bladoren. midden
tusschen de gebroken roemers on do ledige wijn(los-
sclien, welke daar hoon waren gebracht door den
dollen Will, die van zulke tegenstellingen veel hield
was een vrouw in zwart gewaad verschonen, oen
vrouw, marmerblook getint door hot licht, dat van
ter zjjdo en benedon haar op haar afstraalde, on
met het ontzetten op hot gelaat. liet was Mary,
die door Milford uit haar vertrek was gelokt, on-
der voorgeven, dat de Koning in groot gevaar ver-
keerde, een gevaar, waaruit zij hem nog redden kon,
een gevaar, dat hij niot nauwkeurig beschreef,
maar dat zóo dreigend was, dat hij op zijn knicn
was neergevallen, toen zij weifelde on haar mot
tranen in do oogon bezworen had hem dadelijk
to volgen, daar elke minuut vertragens do redding
onmogelijk kon maken. Kato was verre van haar
en kon haar niet inlichten. Zij besloot te gaan.
Was zij niet overal in Gods hand, en had die hand
haar niot langs wonderbare wegen voortgeloid naar
een doel, heerlijker en heiliger dan zij hot zich
ooit had kunnen, ja durven voorsteilen?
Zjj ph\'PT en stond daar de orgie aan te staren;
zij aanschouwde daar vóór zich de feestvierenden
mot de verwildering in het oog, on do verhitting
op do wang, onzinnig lachende on tierende; on te
midden van hen, den Koning van Engeland, dien
zij den Hemel dacht nader geVacht, dien zij de
woorden des levens had doen hooren, .jcigens wien
God de Hooi\' haar de vervulling van hoilige plieh-
ten had opgelegd. En, gruwel der gruwelen ! aan
zijne zijde hadden zij zich neergovleid, de Baals-
piiesteressen, die hom van Jehova hadden doen
afdwalen en hem geworpen haddon in den poel dor
ongerechtigheid. Maar (ïod do lieer scheen niet te
willen, dat. hij verloren ging en had haar nogmaals
geroepen om den zwakke te sterken en den dwa-
lende to roepen, Po vreemdeling, die haar ge-
waarschuwd had, was werkoljjk oen vriend des Ko-
nings; hij had niet ten onrechte het govaar droi-
gend genoemd on hij verwachtte van haar hulp on
redding. Do vreemde, — Milford, dio op den wenk van
lluckingham zich ongemerkt had weten te verwijde-
ron — was haar tot op den drempel gevolgd, maar
hield zich nu schuil achter do heesters en do hloo-
nion. Hij was echter onder het bereik van haar
gohnor en fluisterde haar toe: »Red hem, red hom!"
Zjj overwon bij die woorden haar ontzetten en
trad naar don disch toe. Als een lelie, die do on-
liesmette kolk heenwiegt over den slijkpoel, stond
zij daar tegenover allen, tegenover don verbleekten
Koning, die zich in de armen van Castlomaine als
beschermd vond.
«De Heer is een ijverig God, Koning var, Enge-
land, en Hij duldt geene afgoden naast zich. Maak
u los uit de armen dier Filistjjnsche vrouwen en
doe boete..."
»Brava, brava, brava!" juichte Buckingham, en
do indruk van Marys plechtige woorden ging ver»
loren. De profetesso scheen den Koning oen aktrice
geworden.
«Een aardig kind! Het is wel jammer dat zij
krankzinnig is " zeide Lonize koud, met haar el-
penboonen waaier zich verkoelend. «Was dat uwe
moostcrosso? Och, Karel!" Een glinilaehjoii ver-
zclde die woorden, dio eenvoudige woorden, welke
hom toch zoo zwaar op het hart vielen.
•Mary Hollis!\'\' zeide hij mot moeite «Wat doet
ure hier!"
•Ze vraagt mee haar deel van hot feest... Mary,
kom bij ons zitten!" zoide Buckingham naar haar
toetredende. Zij herkende hem uu eerst en deinsde
vol afgrijzen terug... »Hoo nu, mijn diiifjon, wilt
go do kennismaking niet vernieuwen? Bljjft een
Koning altjjd nog heter dan oen Hertog...?"
«Will, ik wil niot hebben, dat gij haar aanraakt,"
riep Karel.
•Laat haar hij ons zitten: ik zal het niet euvel
duiden!" lispelde de f\'astlemaine.
•Koning van Engeland!" zeide Mary mot kracht
nu zij eindelijk hot gebruik harer stem had terug
ontvangen, «Verlaat het rijk van den Satan... Ga
met mij!"
Hij had dio woorden slechts ten halve gehoord en
meer geluisterd naar Mylady, dio hom, met deu
takt van een kenner, aandachtig maakte op de
schoonheid van dat kind, dat hem thands zelfs
boven Buckingham verkoor.
•Beste Mary!" riep hij haar dan ook toe. »Gjj
bedriegt u, waarlijk... Hot is niet het rjjk van den
Satan.. Kom, Mary, kom hij ons..."
•Bid nog oodmoediger, Karel, kniel zelf neer!"
fluisterde Louize.
•Mary, ik wil dat ge hier komt!" Buckingham
maakte zich gereed do uitvoerder to zjjn van Ka-
rels hevel, maar de koning, diojaloorsch dio bewo-
ging gadesloeg, wilde hom vóór zijn en trad haas-
tig op haar toe. Zij deinsde, sloeg hot oog iu ver-
twijfeling ten hemel en ijlde heen, sneller on sneller,
toen zjj hot vurig oog en het door de uitspatting
verwrongen gelaat des Konings achter zich zag.
Zij rende voort, zoo als zij meende den weg langs
dien zij gekomen was, maar bemerkte oiudeljjk
haro dwaling. In do verte hoordo zjj het gescha-
t.er der uitgelaten vroljjkheid, on hot klonk haar
togen als de kreten dio do hel aanhief ovor haro
overwinning; want de hel had gezegevierd, zelfs al
had do Koning van Engeland hare roepstem ge-
hoor gegeven on haar gevolgd. Dat liy zich wc-
deroin te midden van die verpeste sfeer bogeven
bad getuigde togen de innerlijke bokeering, waar-
aan Mary was begonnen te gelooven. Eensklaps
-ocr page 286-
«64                                                                        MARY HOLLIS.
vielen haar do schellen van do oogen en zij zap,
terwijl het hart verscheurd, de kracht vernietigd,
do moed was beschaamd, dat zij oen jjdolo schim
had nagejaagd.
Torugkoeren naar hare vertrekken was onmogc-
ljik. Haar onnutte arbeid was voorbij. Zij had
niets meer te hopen, niets meer te verrichten.
Maar werwaards dan? In den nacht naar Dirken*
te vlieden? De hoogmoed weerhield haar niet,
want die was tlmuds vornictigd. Neen, zij zou
tot hem gaan en hom belijden: jïjj zijt wijzer gc-
weest dan ik; maar dat zou zij morgen doen.....
Van nacht moest zij nog eene schuilplaats zoeken,
maar eene, die haar vorl>org en beschermde voor
den Koning van Engeland. Daar gedacht zij de
woorden door die onbekende gesproken, die nok
wijzer was geweest dan zij. die haar voorspeld had
wat thands geboorde, on haar een toevluchtsoord
had aangewezen. Die vrouw was zjjnc geliefde!
Maar alles was immers verloren, voorbijgegaan, ver-
dwenen..? Zij boog het hoofd, maar nogmaals ver-
hief zich het gejoel on geschater, en het was of
het naderde. Zij overlegde niet moor, zij moest
handelen, on trad voort. Don eersten dien zij ont-
moetto vroeg zij naar Miss Kennedy. Toen zij bij
deze was gekomen en met. aandrang vroeg, dado-
ljik naar hare meesteresse te worden geleid, toen
zij zoo innig bad om toegelaten te worden en het
ongewone uur te verschoonen, toen zij zeide Mary
Hollis to heten, toen werd haar verzoek ingewilligd
en bevond zij zich weldra tegenover do onlwkende,
dio haar l>czocht had en, naast de legerstede eencr
zieke gezeten die zij het hoofdkussen schudde, haar
vriendelijk wenkte nader te treden.
xrv.
Do mare van den dood van Olivier Oromwoll had
niet zooveel verrassing bjj do kavaliors en aanhan-
gers van het huis Stuart to weeg gebracht, als het
gebeurde in dien nacht bij het hof van White-hall,
toen bet \'s morgens ontwaakte. Eerst was het oen
enkele lakei, dio het gerucht verbreidde en niet ge-
loofd werd, daar hij het verhaal der bjjzondorhe-
den schuldig bleef en in zjjn mededeeling zoo vele
voorstellingen zjjner oigeno verbeelding vlocht, dat
het feit cor tot de sfeer der droomen dan tot het
gebied der werkelijkheid scheen te bchooron. Maar
woldra verhieven zieh andoro stemmon, welke alles
Ixwcstigden, en eindelijk werd er oen gehoord, die
Mylady do Castlemaine in do vroeger bewoonde
vertrekken tot hare oude Kato hot woord bad hoo-
ren voeren. Weldra was er geen twjjfol meer mo-
gcljjk, want Mylady trad hare vertrekken uit en
de zaal binnen, waar do edellieden het lever van
don Koning verbeidden. Met trotsche statigheid
trad zjj do buigende rijen door en verwaardigde
zich oven bjj Harry Mommouth stil te staan.
»\'t I» waarljjk of gjj gegroeid zijt, Harry!" fluisterde
zjj hem toe.
•En het is of gij getreurd hebt, Mylady!" klonk hot
andwoord,
•Ik deed hot ook mijn jonge vriend! Waar is uw
boezemvriend Sidncy? Kn dan do andere makker?"
• Do eerste kon niet vermoeden, dat hem de eer
zoude weêrvaren dat zijn naam door u zoude worden
uitgesproken, anders waro hjj hier gekomen. De
tweede, Mylady! treurde even als gij; misschien dat
zijne droefheid tegelijk mof de uwe zal verdwenen
zijn."
•Denkt ge dat werkelijk ? Maar die droefheid hebt
gij toch wel kunnen doen ophouden?"
•Do onderstelling is zeer veteerend dat ik iets zou
kunnen wat Mylady de Castlemaine zelfs niet ver-
mocht. Mijno wenscheu strekken zich toch nictzóo
ver uit, om met Mylady do Castlemaine to worden
gelijk gesteld."
•Zeer bescheiden, Harry! De jaren ontwikkelen u
toch wel. Maar, mij dunkt, gij spreekt zoo kool over
uw vriend. Zou hij den trouwen Monmouth reden tot
klachten hebben gegeven?"
•Zeker minder dan aan de trouwe Mylady de Cast-
lemaino!"
Mylord Arlington naderde schoorvoetend en knoop-
le een gesprek aan met eonige nahijstaandc Edollio-
don. Do diplomaat was, welko bljjde hoop er ook
bij hem ontstond dat do verderfelijko invloed, dio
Zijne Majesseit in de laatsto wekeei boheerscht had,
voor goed was vernietigd, evenmin gerust als allo
anderen. Do ommekeer scheen te plotseling om stand
to houden. Do beide in ongenade gevallen minna-
ressen waren teruggekeerd, maar men wist nog niet
of do andere, die beiden had doen verjagen, wel op
bare lx-urt was verjaagd. Van daar dat Mylady,
dio dadelijk haren triomf wilde gaan genieten, veel
minder genoot on veel minder hulde ontving dan
waarop zij gemeond had to mogen en kunnen rokc-
nen. Van daar dat zij eenige terughouding bespeurde
en den diplomaat slechts in hare nabjjhoid en niet
tegenover zich zag. Het was of zij de alom heer-
schendo gedachte begreep on het hof eenige nadere
inlichtingen tot geruststelling der wankele gemoo-
doren wilde schonken, want zjj verliet don jonkman,
die do spitso tong nog niot geleerd had in toom to
houden en er goon gevaar in zag baar met geljjke
wapenen to bevechten. Zij wendde zich snel tot
Arlington, eer hjj den tijd had om haar mot coucbe-
loofdo buiging te ontwijken.
•Mylord! oen enkel oogenblik slechts. Ik zal u den
kostbaren tjjd niet ontrooven."
•Do tjjd wordt kostbaar indien men het genoegen
heeft dien met u door to brengen, Mylady!"
•Als altijd galant. Engeland zal geen enkelen
vjjand meer to overwinnen overhouden. Gjj overwint
ze allen door uwe beleefdheid... Maar, Mylord!
indien go straks eens oen verloren oogenblik voor
mjj beschikbaar hebt, zoo schenk het mjj. Doe mjj
het genoegen u te laten aandienen naast mjjnMtufot\'r,
vroeger do slaapkamer mijner kamenier, toon de
woning van do Yorkscho deerne, die dat vertrek zoo
zeer met den wierook haror heiligheid zal hebben
-ocr page 287-
MABY HOLLIS.
80 ï
geen te ondergaan, wat hij nu een smaad heette. Hjj
wilde den schijn niet op zich laden om nog do gtin-
steliug te zijn van die vrouw; wat hij echter zoo
gaarne wilde ontvlieden weiischto zij. Zjj wilde
den band weder aanknoopen of liever allen doen geloo-
ven, dat zij liet wilde en dat die jonkman haar even als
vroeger behoorde.
• Hoo zoo treurig. Charles ? Vreest ge voor mijne
wraak over menige ongetrouwheid van uwe zijde ?
Vrees niet meer, mijn vriend! mijne ballingschap
heeft vrucht gedragen en mjj boven die zwakhei.1
doen verheffen. Ik ben wreed jegens u geweest. Ik
hoop te kunnen herstellen wat ik misdreef* en u ge-
lukkig to kunnen maken met opoffering, van vroegere,
misschien dierbare, wenschen. Kom straks bij mjj,
Charles, en we zullen over uwe liefde spreken. Ik
kon de zwartoogigo met de prachtige ravenzwarte
okken. Zij heeft mij vertrouwd en gunstiger loeren
beschouwen. Nu,mijn vriend! gij andwoordtniet?
Zij is u immers niet ontrouw? Gjj hebt haar toch
weder gezien?"
«Mylady, kent gij ook het verblijf van Alary Hollis?"
vroeg hij koud beleefd.
•Charles, zjjt go om dezo haar vergoten, die ge zoo
teder bemindot?
»Yan mijne liefde of mijne verachting is hier geene
sprake, Mylady! Slechts van do ongelukkige, die
dezen nacht van hier is verjaagd. Waar heen ging
zo? (ijj zult dit wol weten, gij, die altjjd zoo veel
belang in haar hebt gesteld!"
«Dat moet als verwjjt klinken, niet waar? Kom
straks bjj mjj on ik zal u misschien eenige aanwjj-
zing kunnen doen. Zult ge? Het is uw belang,
Charles!"
•Zjjno Majesteit zal heden ochtend niemant ont-
vangen," kondigde do Lord Kamerheer aan, op den
drempel van het vertrek, dat toegang gaf tot de
slaapkamer des Konings.
Charles maakto van de opschudding, welke deze
onverwachte verschijning maakte, gebruik, om na
eene gedwongen buiging Mylady to verlaten. Deze,
door do aankondiging van den kamerheer op eeno
andere gedachte gebracht, weerhield hom niet lan-
ger, maar wendde zich van hem af, na hem evenwel
nogmaals op een toon, als of zjj hom een hooge
gunst aankondigde, gezegd to hobbon van straks
bjj haar to komen.
Zij naderde den Kamerheer, die diep voor haar
boog, maar haar tevens herhaalde dat Zjjno Majes-
teit niemant ontving. Alsof zij oordeelde dat het
haar niet geldon kon, wildo zjj hem voorbjj gaan.
Eenigzins verlegen boog hjj zich tot haar ovor en
fluisterde: >Zjjno Majesteit is niet alleen. Hare
Gonado do Hertogin van Portsroouth bezoekt Zjjno
Majesteit."
•Een reden to meer om daar óok een bezoek af
to leggen. Ik neem alle verandwoordeljjkheid op
mjj, Mylordl"
Zjj trad voort en bevond zich woldra tegenover
Zjjno Majesteit en do Quérouaille. Dezo had op
eeno gants andore wjjze dan haro mededingster van
vorvuld, dat ik mij voorgenomen heb er voortaan
mijn verblijf te paan houden."
»Eu de Vorkselie deerne verhuist naar uw bou-
dottT\'
zeide Arlington op half vragenden toon.
«Zij verkiest de vrije lucht en zal nu wellicht in
Londen» straten huizen, waar zij goed bekend mag
heten."
De Edellieden kwamen allengs naderen vormden,
voor zoo ver de etikette dat gedoogde, bijkans een
kring om haar en den Sekrotaris van Staat. Hoe
Mylady zich thands verlustigde in hare zegepraal!
Welke blikken van minachting zij op de haar om-
ringenden wierp, die hoe meer zjj zich van hare
macht weder bewust werden, ook des to meer de
overtuiging erlangden van de noodzakelijheid hare
goede gunsten te verwerven. Dij niemant kwam hot
op, wat onkiesehheid er school in do wijze waarop zij
do gevallene, niet alleen met de hiel trapte, maar
als in sljjk bedolf\'. Er was niet een, die liet onge-
lukkige offer beklaagde, want niemant had ooit eenige
gunst door haar toedoen verkregen of had hot flauwste
l>egrip van hetgeen dat kind had gepoogd. Allen
doorstroomde min of meer het gevoel, als of een eng
toogeregen keurslijf hun was afgevallen on de nove-
len, die den hemel zoo lang bewolkten, waren weg-
gevaagd. Geeno Sabbathsvieringen, gcone onthouding
meer van de meest geliefkoosde genoegens; en waro
dat slechts hot eenige wat Mylady aanbracht, het
zou haar in hun oog reeds oen aanspraak geven
op hunne hulde.
Mylady hoordo do thands niet meer ingehouden
betuigingen van aanhankelijkheid, eerst met welge-
vallen en met eone genade, die tevens van hoogheid
getuigde, maar later blijkbaar met eenig ongeduld
aan. Zij zocht met do oogen in hot rond en het
bleek weldra wien, toen Charles Digby binnen trad
on zich in de rjjen der Edellieden scharen wilde.
Zjj hield het oog oon oogonblik op hem govcst. Waar
was do blos, eenmaal gloeiend op dat gelaat? Waar
was de uitdrukking van frischheid en kracht, eens
zoo tintelend iu die heldere oogen, zoo spelend op
dio roode welgevormdo lippen? Het was of die
Jonkman een tiental jaron ouder was geworden en
het vuur der koorts hom verteerde. Zjj had die
lippen even zien trillen toon zijn blik den haren
ontmoette; zjj had hem terstond plaats zien nemen
in do achterste rjjen als of hij zich verschuilen
wilde. Maar dat was niet de wil van Mylady.
Ongemerkt trad zjj voort en naderde hom, en toen
hij weder van plaats wilde veranderen om haar nog-
maals to ontwjjken, riop zjj luido zjjn naam. Een
vluchtig rood kleurde zjjn ingevallen gelaat.
•Mr. Digby, men vorgeot zjjno vrienden niet, zoo
dat men zo herkent al zjjn zo ook veranderd. Ja
veranderd 1 Gjj spant u zeker to voel in bjj uwe
excorcitiën." Zjj was hom zeer dicht genaderd en
wierp een voel betcokenenden blik op do Edellieden,
die ter rechter en linkor zijde stonden, zoo dat deze
zich bescheiden terugtrokken, en zjj weldra met hem
alleen stond. Hjj wildo zich zoo gaamo medo tc-
rugtrekken om tegenover het gantscho hof niet dat-
-ocr page 288-
300                                                                      MARY HOLLIS.
de behaalde zegepraal gebruik gemaakt. Zij had
niet haren triomf willen genieten, maar wel dien
bevestigen. Terwijl Mylady na eon kortstondige rust
zich gehaast had to midden van het hol\' te vorsehjj-
nen, was zij zonder eenigen ophef naar de skiupka-
mer van den Koning geslopen, ten einde tegenwoor-
dig to zijn bjj diens ontwaken en diens gedachten
te leiden. Zij vermoedde toch, dat op de overspan-
ning van den vorigen nacht eene even groote uit-
putting zoude volgen en vreesde, dat er in die
oogenblikken een besluit zou kunnen worden geno-
men wat het thands niet moeite verkregene weder
vernietigde.
Zij had zich bescheiden aan zijne sponde neder-
gezet en in hare tedere zorg een glas van het hel-
derste water, waarin zij eenige druppels citroen goot,
naast hem geplaatst. Toen de Koning ontwaakte,
zag hij haar verbaasd aan, wreef hij zich het voor-
hoofd, geeuwde en wierp zieh weder in de kussens.
•Goed gerust, Karel?" vroeg zij, terwijl zij den
verfrisschenden drank toereikte, dien zij had gereed
gemaakt.
liet was of hij zich nu eerst goed het gebeurde
herinnerde. Hij knikte haar toe en vroeg toen waar
Sara was? Louizo beet zieh even op de lippen en
andwoordde, dat zij hare vriendin nog in diepe rust
geloofde. Zij bemerkte werkelijk met eenige onrust,
dat hij nog onder den invloed was van de (\'astle-
maines liefkozingen, dat hij tegenover de smart, die
straks wellicht over het verlies van dat zonderlinge
kind gevoeld zou worden, alleen de liefde van My-
lady als vergoeding zoude stellen. Voor zoo verre
zjj het terrein had kunnen verkennen, was liet haar
gebleken dat, wat het Yorksche kind uit geloofsijver
begonnen was, Lord Shoftsbury en de zooge-
naamde nationale partjj met zeer verklaarbare po-
litioke bedoelingen hadden voortgezet en pogen te
Ontwikkelen. Men had Karel in de armen geworpen
van bet Parlement; men zocht hem onafhankelijk te
maken van do subsidiën Zijner Alleiehristeljjkste
Majesteit en dan kon hij haar ontberen; want zjj
maakte zicli geenerlei illuziën omtrent den aard zij-
ner gezindheid jegens haar. Zjj had reeds spoedig
na hare aankomst in Engeland begrepen, dat de
Castlemaine de gunstelinge bleef uit gehechtheid, en
zjj gunstelinge word uit belang. De laatste kon zich
vaster gezeteld achten dan do andere, en daarom
had zij zich ook altijd met de hulde, die haar uit
belang gebracht werd, te vroden gesteld. Maar nu
het oogenblik gekomen was dat het belang ophield
te bestaan, dat zij hare redding aan den wissclzieken
liuckiiighaiu moest dank weten, die haar alleen te
diensto had gestaan omdat hjj niet gaarne eene gun-
stelingo, die hem gevaarlijk koude worden, zag tri-
omfecren, nu vreesde zy voor het behoud \'harer
macht, voor den invloed der andere.
«Waar is zjj? Waar is Mary?"\' had Karel go-
vraagd, na ettelijke oogenblikken in pijnlijke ovor-
denkingen te hebben doorgebracht.
•Men zegt, Karel! dat zjj bozig is in oen synode van
non-couformisten voor te zitten, waarin beraadslaagd
wordt over do u op te leggen bootc... fiat gij \'t
ook gowaagd hebt vrolijk te zijn!... Maar, mijn
vriend! Mylord Arlinglon is hier geweest on Mylord
I.auderdale, vervolgens Cl in ton, met een boek vol
cijfers, al te maal sommen die bij u wil laten ma-
ken. Zeker wil men de proef nemen of ge nog re-
kenen kunt."
«Gjj hebt zo toch weggezonden? Ik heb een
vreeselijke hoofdpijn I"
»Ik voorkwam alzoo uwe wensohen. Laat ons
liever straks een wandclrid langs de Serpentine
doen... liet is zulk hcorlijk weer! Het zal u goed
doen. Ik moet u nog zeggen, dat er eenige eomé-
iliens
on comédiennes van Vorsaillea zijn aangekomen
mot de nieuwste stukken en balletten.. Zij zullen
zich een maand ter beschikking l\'wer Majesteit
stellen."
De Lord Kamerheer herinnerde Zijne Majesteit,
dat het uur voor het lever had geslagen, maar ontving
het bevel waarvan wij de uitvoering reeds kennen.
Do genietingen, waarvan Louizo sprak, schenen
Karel uit zjjne dofheid to doen ontwaken. Hij sprak
er toch van op te staan en was reeds, mot mede-
hulp van Louizo, die ditmaal den bijstand van den
kamerdienaar overbodig keurde, aan zijn toilet ge-
vorderd, toen Mylady binnen trad.
«Goede morgen, Sara!" riep hjj haar toe, terwijl
hij haar in do verte reeds de hand reikte. Do be-
grootiug mocht hartelijker boten dan die Louizo te
beurt gevallen was.
•Ik wist ii niet zoo vroeg reeds in zulk aangenaam
gezelschap! Hare Gonado is mjj voorgekomen in
hare bezorgheid, niet zoo zeer voor uwe nachtrust,
dan wel voor uw ontwaken."
• Gij komt anderen zoo dikwjjls voor, lieve vrien-
diu!" hernam Louize haar vriendelijk toelachende.
•Wat is de hemel van daag blauw!" zeide Karel.
«En het zal onze schuld niet wezen, zoo hij het
niet blijft. Wij hebben saam geleden toen wij beiden
o niet moer zagen en ingezien dat wij, zoo eenmaal
de zon weer-voer ons doorbrak, u ook saam moesten
omringen, niet waar, Barbara?"
Deze knikto toestemmend, was even vriendschap-
pelijk gezind en sprak er mede van, niets anders
dan het geluk Zijner Majesteit en dat wel op de-
zelfde wijze als Louizo to willen. Deze begon met
dadeljjk een bewijs liarer Vertrouwelijkheid to geven,
door Barbara medodeeling te doen van den voorslag,
door haar aan Karel gedaan, een voorslag, die door
haro vriendin terstond werd ondersteund. Men
moest Karel toch ook geen oogenblik tot zieh zelvon
laten komen; men moest hem genoegen versohaffen
en afleiding on verstrooiing. Zouder dat dit gezegd
behoefde te worden, begrepen de beide vriendinnen
elkander.
«Maar waar is Mary, Barbara V" vroeg do Koning
eensklaps, terwijl de toegesprokene bezig was do
pruik Zijner Majesteit met eon welriekend poeder
to bestrooien.
«Ik weet hot niet, Kowley! maar als gjj er op go-
stold zjjt, zal ik er onderzoek naar doen."
-ocr page 289-
MA KV HOLLIS.
867
»Doe dat, doe dat!"
Heide vrouwen zagen elkandor aan.
»Ik heb maar eens gezondigd, en er zal wol een
of andere bjjboltext zijn die daarin voorziet, en waar-
mcê zjj alzoo haar geweten te vrcden zal stellen.
Waarom zou zij niet hier blijven? Ik zio zoo gaarne
een klavorblad!"
Daar werd bescheiden getikt en trad onze oude
bekende Hugh binnen, die zichtbaar verschrikte, toen
hij de beide aanwezigen bemerkte. Na eenige nar-
zeling, welke juist aller nieuwsgierigheid prikkelde,
moest hij de reden van hot onverwacht bezoek mede
doelen. Viper, die zich van de ketting had weten
te ontdoen, had hem een verrassend geschenk ge-
bracht. Van morgen had hjj hem joliger nog dan
gewoonlijk gezien, zoo jolig, dat hij al de honden
in de hokken in opschudding bracht, en vrolijk bad
hij aan de voeten van lliigh een stuk leêrwerk, wat
wel voor handschoc gediend had kunnen hebben,
nedergelegd. Daar hij niet wist of zijne Majesteit
het ook verloren had, bracht hij het kleinood mede,
dat er verscheurd en bevlekt, uitzag en slechts een
gedeelte van den oorspronkelijke!! vorm vertoonde,
•Goed, goed, eerljjke, al te eerlijke lliigh!\'\' riep
de Koning lachend uit «Voortaan moogt ge die
schatten behouden."
•Zoo, maar...,"
»Wat hebt ge?"
•Als die handsehoe niet van Uwe Majesteit is,
dan is hij van een ander, dat wilde Hugh zeker
zeggen!" merkte Mylady aan, Karel veelbeteeke-
nend aanstarend.
«Juist, Mylady! Ik weet niet waar die handsehoe
gevonden is; misschien wel dicht bij de boot, die
ik \'s avonds bij de kleine waterpoort eens zag liggen."
•Zou men de honden Uwer Majesteit \'s nachts
ook een bezoek geven?" vroeg Louize, die blijk-
baar niets van het gewicht van al die mededoelin-
gen begreep.
Karel zag Barbara aan, die veolbcteekencnd knikte.
Hjj wilde echter niets meer hooren, daar hij Hugh
eenigzins wrevelig wenkte heen to gaan, met de
mededeeliug dat hij weldra beneden zou komen.
Een nieuwe en blijkbaar oen zeer gewensehto bo-
zookor, de dollo Will, was binnen getredon en trok
dadelijk de aandacht Zijner Majesteit. Wills gelaat
droeg de duidelijke fporen van do nachtelijke foost-
vioring, welke zorg hij ook aangewend had om zo
te verborgen. Hot had hem veel krachtsinspanning
gekost om op te staan on zich naar White-hall te
begeven, maar hjj begreep, dat ltowloy de eerste
dagen behoorlijk omringd behoorde te zjjn. Hij
hoordo met welgevallen wolko voorslagen reeds ge-
maakt waren, sprak er van, hot gantsche hof aan
don wandelrid te doen deelnomen en do muziek
der Life guards a la tête te plaatsen, daar do goede
Londenaars sedert weken niets hadden gezien of
genoten; schertste nog oenigo oogcnblikken met den
ouden Rowloy over diens val, zwaaide hem den lof
too, waarvoor hjj altjjd zoo govoolig was, van de
joligste broeder in den klub to zjjn, deelde hem
eonigo nieuwe bladzijden mede van de chronique scan-
daleuse
en verjoeg daarmede de laatste nevels, die
Karels blik verduisterden.
Daarna vroog hij Mylady of zij hem een oogenblik
gehoor wilde schenken, illet zijn slechts private
zakon, die tussehen Barbara en mij behandeld moe-
ten worden," verzekerde hij Zijne Majesteit, die bei-
den met leedwezen zag vertrekken.
•Wij laten u een der schoonste paerelen uwer
kroon!" zoido Buckingham daarbij Louize aanziende,
die hij oen wonk wilde geven den Koning niet te
verlaten.
•Zijne Majesteit geeft, naar ik geloof, de voorkeur
aan groote diamanten!*\' hernam Louize eenigzins
bits, daar zij met klimmende onrust den stjjgenden
invloed der lieve Barbara gadesloeg. Karel had deze
reeds, voor zooveel hij het in het bijzijn der andere
durfde doen, vele blijken van onderscheiding gegeven,
en de machtige l!uckingliam, aan wie beiden hun
aanvankelijk triomf te danken hadden, vroeg haai\'
een geheim onderhoud.
De tijd van handelen was voor haar gekomen.
(\'astlemaine of zij moest vallen, en Buckingham, die
altijd nog een veete jegens gene had, maar zijn wre-
vol zoo meesterlijk wist te verbergen indien zijn
belang het mede bracht, moest haar ter hulpo snel-
len. Zij had misschien een ander oogenblik van kri-
zis willen afwachten, om alsdan zekerder te treilen.
Haar kalme blik erkende thauds echter hot dreigen
van het gevaar. Zonder evenwed iets van de over-
leggingen in haar binnenste te doen gissen, die
veeleer verbergende onder de gewone luchtige scherts,
welke Karel in lang niet gehoord, hem weder als
eenc nieuwheid toeklonk en een oogenblik boeide,
bleef zij nog oenigo oogenblikkon bij hem, tot dat
Arlington en do I\'Yansehe gezant haar kwamen ver-
lossen. Aan beiden kon zjj Zijne Majesteit geriistc-
lijk toevertrouwen. Zij nam dan ook weldra afscheid
en jjlde naar hare vertrekken, waar zjj door een
vertrouwde iemant liet roepen, die wij nooit to hn-
rent hebben ontmoet en die we niet dachten daar
ooit to zullen ontmoeten. Do oudo Kato toch kwam
behoedzaam binnon, do oudo Kato, wier gelaat nog
meer vinnige scherpte vertoonde dan gowoonljjk.
Die vrouw, wolko als eene waardige dienaresse
van de Castlemaine door ieder word veracht, maar
ook gevreesd, die vrouw had bittere tranon geweend,
toen zij in den afgeloopen nacht Mylady terug zag
gekeerd en, alsof alles slechts een droom wnro ge-
weest, op don gewonen toon door haar weder in
dienst was gestold. Zjj had het armo spoorloos
verdwenen kind lief gekregen on dus geen oogen-
blik geaarzeld bij haar te bljjvcn, toen Mylady alleen
vertrok. En nu kwam deze terug, on haar eerste
daad was do wogdrjjviug van Mary geweost. Do
oude Kato knarste do tanden van woede. Zjj had
er een oogenblik aan gedacht Mary te gaan opzoe-
kou, maar wat zou het haar baton hot kind terug
te vindon, dat zjj den verloren invloed niet kon doen
herwinnen? Zjj had slechts do macht om hot booze,
niet om hot goede to doen, en het eerste nog wol
-ocr page 290-
MARY
HOLLIS.
3C8
alleen voor of tegen Mylady. Had do wrok jegens
do meesteren reeds sedert jaren in liaro borst ge-
luiisd, hij was nu zoo fel en zoo hoviy geworden,
dat zij dien ter nauwernood meer bedwingen kon.
Daar kwam de uitnoodiging van de Hertogin
van Portsmouth tot haar, en zjj haastte zich er aan
to voldoen. Die uitnoodiging scheen haar niet te
bevreemden; de vertrekken, die zjj doorging om
Hare Genade te naderen, niet onbekend. Met blijd-
scha]) werd zjj door de Hertogin welkom geheten;
en de geheimzinnige woorden, bjjna (luisterend geuit:
»Kate, het is thands de tijd!" schenen door haar
ten volle begrepen te worden.
»Ik ben gereed; ik was het reeds lang!" her-
nam zij.
•Tom Ihiddic zal gewaarschuwd worden, Gjj
zult haar niet meer behoeven te dienen, daarvoor
zorg ik.\'\'
»Gjj belooft het mij ten minste!"
•({ij wordt de intendante van Hatfield-manor. Mor-
gen vertrekt ge daarheen."
•Het is goed; maar ook zonder lielooning zoude
ik thands willen doen wat go vraagt."
De Hertogin zag de oude nog met meer aan-
dacht in het gezicht en las er haat op. Zij was
geheel gerust gesteld en twijfelde niet meer aan
de goedo uitvoering
•lljj is juist bij haar, Ratel wjj konden geen ho-
ter oogenblik uitkiezen," zeido zjj, terwjjl zjj eene
geheime lado in haar bureau opende en daaruit
een doosjen te voorschjj\'; kreeg, dat zjj Kate ter
hand stelde.
•Wie had het ons cergister kunnen voorstellen,
Harbara! dat wjj heden weder in uw elegant bou-
doir
zouden zitten to kouten!" zeide Duckinglmm,
dio zich hohagcljjk voelde in do kussens van den
divan, hem dadeljjk door Mylady ingeruimd.
•Ik zal nooit vergoten, George! wien ik dat schul-
dig ben!"
•Met dio bedoeling is het niet gezegd. Als ge
wellicht nog een soort van rancune mocht voeden
ken. By gevolg komt Georgo Villiers Sara do eene
of do andere gunst vragen. Is het niet zoo?"
•Ken gunst? Gij hebt het in de bescheidenheid
toch óok niet verre gebracht 1 De eene dienst is
dunkt me de andere waard, vooral als er op die
eeno nog meerdere kunnen volgen, want, Sara! we
zijn nog niet alle klippen te boren."
•Laat hooren, (Jeorge, maar spoedig, want ik
heb niet veel tijd!"
•Men heeft een armen duivel gevangen genomen,
niet om den kaerel te doen hangen, maar mij te
treilen in hem.\'\'
•Hoe boot hjj?"
• Dick Wharton----- Het is een onvoorzichtige
schurk, die...."
»U in gevaar kan brengen."
•Ik vertrouw Shaftsbury niet. Hjj zoekt van
\'s Konings misslag, om het Parlement saam te roe-
pen en subsidiën to vragen, party to trokken.\'\'
•Daar kunt ge geljjk in hebben."
•Welnu, gij staat tegenover Portsmouth, tegen-
over de Kransche politiek en in dat geval naast
Shaftsbury. Ueloof hem uwen steun, mids hij de
zaak van Dick Wharton doe staken en den schurk
late ontsnappen."
•Ah zoo, ja wel!" zeide I\'arbara, zich in den
rug van haar leunstoel neervlijend en hem met
een spotachtig glinilachjen aanstarend: »Is dat uw
wensch? Nu, wij lullen zien!"
•Sara, geeno dwaze wraaknemingen! Ik bied u
do hand; weigort gij, dan reik ik haar Louizc, die
haar aannemen zal."
•Ik weiger volstrekt niet; maar ik stel slechts
eenige bepalingen."
•Welke?"
•Dat go ii zolvon voor altjjd do gelegenheid ont-
neomt om do lievo Louizc do hand to reiken. Zjj
moet heen. Do gelegenheid is gunstig; Karel heeft
haar niet meer noodig on wil met Vorsailles hre-
ken. Wjj moeten saam den aanval wagen, en ge-
lukt het ons, dan doen wjj haar niet naar Hatfield-
manor voeren, maar naar Portsmouth om zich
. daar dadeljjk in to schepen. Het zou niet onaar-
dig zyn, dat gjj zelf haar daarheen bracht, gjj, dio
my eens zoo vriendschappelijk hot eerst hare ver-
heffing kwaamt berichten." Do Castlemaine had to
hevige hartstochten om te kunnen veinzen; zjj liet
Georgo maar te veel gissen wat er in haar bin-
nenste omging en hoe al zjjne tekortkomingen door
haar geheugen waren opgetoekend. Toch moest
hjj van haren invloed gebruik maken: zjj was hem
noodig.
•Ik boloof u to zullen holpon, om haar to doen
wegzenden," zeido hij.
/• Kn zoodra zjj to Portsmouth is, zal ik Shafts-
bury overtuigen van do dwaasheid om u te vervol-
gen... Dan is de Kransche invloed ook verdwenen
en zou men weinig winnen met u ten lande uit
to drjjven."
•Zoo als go wilt, Sara 1 Maar vóór dien tjjd kun-
non de klachten van het Parlement beginnen en
57
over mijne schijnbare onverschilligheid om u te
helpen, dan wil ik u gaarno alle mogeljjke genoeg-
doening govcn. Ik erken, dat hot eeno wraakno-
ming was over uwo koelheid, toon ik den jongen
gans uit Hallam mode\' bracht."
•Kn ook, (Jeorge, om mjj na de overwinning niet
te trotsch te doen zyn, en Ma\'am C\'arwell niet te
jaloersch te maken."
•Mjj dunkt, dat ik mij over het laatste juist niet
veel bekommer. Ik zag haar verbleoken van spjjt
toen ik mot n vertrok."
•Gjj hebt ons beidon bescheidenheid geleerd,
och, neem zelf ook een paar lossen 1 Gjj trotseert
hare jaloezjj? Lieve vriend! dat doet ge, om haar
straks te lieter weer te kunnen bevredigen. Wjj
kennen elkaar; en om u daarvan een bewjjs te ge-
ven, zal ik uwe gedachten gissen. Sara heeft het
meest tot do overwinning bijgedragen, en is daar-
om ook het machtigtst; Sara hoeft persoonljj-
ken invloed op Rowloy on is dus hot best to gobrui-
-ocr page 291-
MARY HOLLIS.
30!)
kan Wharton tot allerlei leugens zijn toevlucht
hebben genomen om zich zei ven te redden. Het
is niet zoo zeer Fransche of Kngelsehc invloed
dnu wel Huekingham of Sliaftsbury. Deze overwint
indien ik val.."
•Anders niet...? Daten speldeprik kou ik uwer
ijdelheid niet sparen... Ik zie in, dat gij baast
hebt, maar dat is ook ten voordeele van mijn plan,
want dat heeft óok haast. Van avond moet Car-
well op weg naar Portsmouth zjjn, Gcorge! Gjj
hebt dus geen tjjd te verliezen.\'\'
De deur werd met gedruisch geopend en Kate
stormde binnen, een glinsterend kleinood in de op-
geheven band houdende.
(Mylady, eindelijk is do ring van Huekingham
teruggevonden.." Zij hield plotseling op, toen zij
den Hertog bemerkte.
•Wie heette u hier te komenV Vertrek, onbe-
schaamde feeks!\'\' riep Mylady in drift.
• Mijn ring? Hoe komt die in het bezit van die
vrouw? Den ring, dien ik aan dien Jaek, die mijn
moordenaar moest zjjn, verloor? Laat hem mij eens
zien. Ja, het is dezelfde... Is ü die ter hand ge-
steld, Mylady?"
• Ik weet van niets... de boove is krankzinnig of
beschonken!"
•Het een noch het ander, Mylady, ofschoon ik
het eerste had kunnen worden, indien men in uwc
dienst niet vereelt."
• Ik raad u te zwjjgen!" riep Mylady dreigend
uit. »Zjj heulde met (\'arwcll en wil u thands doen
gelooven, dat i k het op uw loven heb toogeleid..
Voort, uit mijne oogenl"
•Straks, Mylady! maar eerst moet ik mjj toch
verontschuldigen jegens Zyno Oenade. Tom Baddie
hoeft\' dien ring aangebracht en ontving daarvoor
tweo honderd pond."
• Was ik niet moor waard, goode Barbare?" vroeg
Huekingham, wiens lippen een loodklcur baddon
aangenomen en in wiens oogen iets ongewoons schit-
terde.
• Gjj schertst, Georgol"
• Maar Uwe Gonade goloovo toch niet, dat ik do
schuldige ben... Mylady sprak zelve mot Tom Huddic
in mjjn bijzijn. Ik zwoer het nooit te zullen zeggen,
maar ik moet het nu wel doen.....Als Uwe Genade
Toni Uuddic mocht willen zien, dan is hjj to ontrieden,
want hij is niet opgehangen zooals.....n voornemens
was... Och, Mylady, ik had gewenseht dat Tom maar
oudor do oproormakors aan du galg was geëindigd;
het was voor monigoen goed gowoest..\'\'
Mylady had haar telkens in do redo willen val-
len, hetgeen haar door Huekingham belet word,
die het verhaal der oude met belangstelling aan-
hoorde.
•Logenachtige tooverkol, zijt gij door Ma\'am
Carwell....?"
•Och neen, Tom Buddio had er, geloof ik, de
hand in. Door een toeval lwn ik or achter goko-
iiien, wie ze uit uw boudoir gesloten heeft."
•Het is wel, oude vrouw! geef mij den ring
waarop ik, na rooden Jack, hot meeste recht heb.
Ik zal dien dragen als eene herinnering aan de
vriendschap van Mylady. .Moest ik daarom de reize
naar het Noorden ondernemen? Wat hooft men u
bedrogen, Barbare Palmen ! want die twee hon-
derd pond sterling hebt ge zeker moeten betalen,
en ik kwam terug! (ie hadt oen of ander akteur
een prachtig kleed voor die som kunnen laten ma-
kon en hem ei\' nog bovendien eene gedachtenis van
kunnen geven. Trouwe vrienden! Goede Barbara,
ik hoop u to toonen dat ik deel neem in uwe teleur*
stelling!"
• Vervloekte historie!" mompelde hjj, toon hij don
gang doorliep. «Vroeger of later had hot mjj be-
kend moeten worden. De kwaadaardige en vergif-
tige slang! Ik zoude geeue sekonde zeker zijn
van mijn leven zoo ik haar niet den kop vermor-
zclde !"
Mylady maakte zich geene illuziën omtrent do
gezindheid, waarmee Goorge vertrok. Zjj begreep,
dat or oen niet te dompen klove tusschon bon boi-
den gegraven was, dat hot oene vjjaudschap voort-
aan moest zjjn tot den dood. Kato was verjaagd
on was vertrokken met een vloek voor haar op do
lippen, met hot woord, dat met al do kracht eener
ruwe profocy haar tegengeworpen werd: «gij zult
lijden wat go Mary Hollis hebt doen lijden: mijne
zonden komou op uw driewerf gevloekt hoofd!"
Mylady stond een oogenblik als duizelde zjj hjj
de hevigheid der haar toegebrachte slagen. Eene
gedachte overhooiselito echter alle andere: zij moest
Huekingham in zyno wraak zoeken te voorkomen.
Hjj bad haar zelf zjjno kwetsbare plek gewezen en
daar zou zij hem zoeken to wonden.
Met onrust liep zjj haar vertrek op on neder. Nog
Was Charles Digby niet gekomen on zjj had hem
met zooveel aandrang gezegd te harent to verschjj-
non. Zij besloot hem niet langer to wachten, maar
zoo mogelijk hom to verrassen, zoo als haar vroc-
ger gelukt was. Kate, de listige Kate, was niet
meer ter harer beschikking; zij moest dus zelvo
tot baar onderzoek overgaan. Charles was uiot in
xjjne kamer, maar wel John. Deze meldde haar,
dat de jonge heer dien dag niet terug kwam maar
hjj zjjn vader bleef, en hom zelfs gezegd liad dien
nacht niet te behoeven te wachten. De eerlijke
John dacht niets onbehoorlijks to hebben gezegd
en toch had hij zijn jongen moester een zoor slechte
dienst bewegen, Mylady ten minste maakte eene
zonderlinge govolgtrekking, hoewel zjj er niets van
liet blijken.
Vrolyk on opgeruimd woonde zjj don wandolrid
bij: slechts poogde zij hot bjjzyn van Louizo te ont-
wjjkon, dio haar mot bewijzen van vriendschap ach-
tervolgdo. Do wonde, dio Kate had geslagen, bloedde
voort; Kate, die zjj vertrouwd had als zich zelve,
Kate, die zij beschouwd had als haar eigendom,
waarmee zjj doen kou wat zjj wilde, was sedert
maanden misschien het eigendom van Carwell go-
wecst! Kate had haar verraden en bad op Car-
wells last die kleinodiën gestolen, opdat het bewijs
21
-ocr page 292-
MARY HOLLIS.
370
hij weiMchte en meer dan hij hoopte. Hij had
toch gehoord, wie de schaking op Buokinghams last
had volbracht; de naam van de roodeu Jack
werd opgeteek\'.\'iid, en het bevel werd dien avond
nog verzonden 0111 dien man te vatten en hem on-
der een goed geleide naar Londen te zenden.
Buokingham was de onverzoenlijke vjjaud gowor-
den van de t\'astleinaiue, maar deze had alle re-
den te onderstellen, dat zij hem zoude doen vallen,
eer hij het haar koude doen.
XV.
Mary had allen verderen strjjd opgegeven toen
zij den Koning en diens gezellen ontvlood. Het
mocht de hovelingen, het mocht de minnaressen
zelven bevreemden, het toonde dat zij Mary eu haar
streven nimmer hadden begrepen. Had zij getracht
naar macht en invloed voor zich zelve en de vrooin-
heid, die zij predikte, slechts als middel aangeno-
men, dan zou zjj deu strjjd nog niet als hopeloos
hebben beschouwd, dan zou zij met de krachten,
die haar nog ter dienste stonden, nog invloed heb-
ben kunnen uitoefenen op den Koning, die bij zijn
ontwaken naar haar gevraagd eu iu zjno afmat-
ting eu uitgepiitheid haar had willen zien.
Maar wij kennen haar streven als hooger eu ede-
lcr; we kennen haar als dweepster, maar eene, die
we goene achting en hulde kunnen ontzeggen en
dio voor zichzelve eene vroesolijke ontdekking deed,
toen zjj hom, dien zij geloof en bekcering had ge-
predikt, dien zij op den rechten weg dacht gebracht,
eensklaps op de gezette schreden terug zag koeren.
Neen, dat gzinoed had zich niet vernieuwd, die
man had haar nooit beschouwd als oen stem
(iods! Hjj was gebleven wio hij was; hij mocht
later weder berouw tooncn over hetgeen hjj dien
avond gedaan had, toch zou hjj hjj de eerste aauloi-
ding nogmaals afdwalen om nogmaals berouw to too-
nen. Hot naleven van Gods wot was hem goene zalig-
heid, maar een ondragelijke last, eou gedurige krui*
siging van de begeerte, die in hem gebied voerde.
Zjj dacht er in die oogcublikkeu niet aan, zichzelve
te verw-yton dat zy den onbekenden bezoeker, den
vriend van Dirkeus, gehoor had gegeven en de op-
lossing van het vraagstuk dnardoor had verhaast.
Ja, zy had botor geoordeeld dan de Prins van
Oranje, die op do vorwydering der minnaressou
had aangedrongen; zjj had boter geoordeeld dan
hij. omdat zij slechts het zieleheil van Karel bodoeldo
on de Prins eon politiek wit beoogde, dat, mot
minder drift nagejaagd — eu in een latere levens-
periode wist hg dio drift te ovorheerscheu — noch-
taus beter zou zijn bereikt.
Toen do nevelen van de dronkenschap waren weg-
getrokkou eu Kurol Stuart zich alles herinnerde, had
hij in het diepste goheim onderzoek laten doen naar
do verdwenen deerne, die hij om vergiffenis had wil-
len vragen, die hü, zoo ze op dat oogonblik ware
terug gevonden, wellicht tot eeu hoogen rang onder
van deu aanval tegen Buckingham niet vernietig
zou kunnen worden! Die gedachte deed haar het
bloed in de aderen zieden. Wai die kleine, zwakke,
snappende t\'iansche vrouw dan in alles hare meer-
dere ?
Na het middagmaal gaf zjj voor door zware
hoofdpijn gekweld te zijn, en liet zij Karel met het
hofgezin de voorstelling der Franseke tuoueelis-
teu bijwonen. Zij liet Ilugh hij zich komen, dien
zij mededeelde dat hij dien avond weder bezoek
zou ontvangen iu den tuin; dat hij op den uitkijk
moest staan, maar deu Kdelmau, die er mocht ko-
inen, in niets moest betemmeren en zelf zich niet
moest doen zien. Dadelijk moest hij er haar echter
van kennis geven, iu wolk geval zijne belooning
vorstelijk zou zijn. Hij zou een titel bekomen, die
hem geljjk stelde met een onderofficier van de
Life-guards en zijne jaarwedde verdubbeld zien.
\'s Avonds bracht Lord Shaftsburv, op eene daar*
toe ontvangen iiitnoodigiug van hare zijde, Mylady
een bezoek. Hij had zich voorgenomen op zijne
hoede te zijn en de valsche vrouw niet to vertiou-
wen. Weldra echter bespeurde hij, niet met een
vjjaudin, maar met eene vriendin te onderhaii-
delen, die zeer goed zijn streven begreep en hein
de kracht gaf om daarin niet vrucht te volharden.
De hand, die deu steen geworpen had, bewoog zich
niet meer: Mary was spoorloos verdwenen, en bleek
zelve den strijd als hopeloos te beschouwen: maar
wat 7.|j had gewerkt en door Shaftsbury op politiek
terrein was overgebracht, werkte nog voort. Nie-
mant, zelfs niet het hoofd der partij, wist nog hoe
verre men gaan, waarheen de logische gang der
gebeurtenissen hen voeren zou, maar allen was
het klaar, dat men het verderf, aan het hof be-
speurd, het eerst in den persoon van liuckingham
wilde aantasten. Om dat met vrucht te doen,
moest men niet treden op het gebied van het in-
time loven, hem niet aanranden als verderver dei-
zeden, als oorzaak van alle verkwistingen, maar
als overtreder van \'s lands wetten, als oproerling
tegen Koning, Lm-ds en Gemeenten. Zoo had men
eens tegen Lord Stiafford, en later tegen den Kan-
selicr (\'larendou gehandeld; het had den eersten
het hoofd, den laatsten zijn vaderland gekost. Daar-
om werd het oplichten van een onaanzienlijke deerne
een belangrijk feit, dat verklaard moest worden
on bowezen, on, daar het slachtoffer, hoe hoog ook
gestogen, goene enkele beschuldiging uitbrengen,
geene enkele toelichting geven wilde, maakten Shaft-
bury en de zjjnen van alle middelen, welke hun ter
dienste stonden, gebruik, om zich de noodige be-
wijzen te verschaffen, zich voorbehoudende, als de
tyd gekomen was, het offer zelf als getuige tot
spreken to noodzaken. De gedane nasporingeu had-
den Dick Wharton reeds doen vatton Uit het ver-
hoor van dien man bleek echter, dat hjj slechts hot
werktuig geweest was, en zoodanig gebruikt was
geworden, dat de hand, die hem in beweging had
gebracht, niet kon worden gevat. Toen Shafts-
bury Mylady echter verliet, had hjj vernomen wat
-ocr page 293-
MARY HOLLIS.
371
0011 grootoohen titel zou hebben willen verheffen.
Maar zjj kon niet terug worden gevonden en weinige
uren later was Knrel in de zijden netten der ver-
leiding weder zóo zeer verstrikt, dat hij geen tijd
moer had, aan haar te denken.
Mary hield zich nog altijd in de vertrekken der on-
hokende op. Miss Konnedy — de Alice van den
eerzamen John — had van die onbekende niet üóo
voel eerbied gesproken, naderde haar met zooveel ont-
zuch, dat Mary wel aan den hoogen rang harer gast-
vrouw gelooveu moest. Zjj hield haar voor een der
eeredames der Koningin, een afstammelinge van een
der edelste geslachten van Kngelaud. Ken gevoel
van blijdschap bezielde haar bjj die ontdekking, om
weldra weder plaats te maken voor eene van be-
klemdheid. Hij was zeker door een diepe klove van
haar gescheiden on toch wilde hij die overspringen !
Zij had Alice naar den naam der beschermster ge-
vraagd, maar ontwjjkend andwoord ontvangen. Den
volgenden morgen kwam de hooggeplaatste Lady tot
haar. Zij had hetzelfde gedwongene wat haar bij haar
eerste bezoek had gekenmerkt, sloeg zelfs bij Marys
deemoedigeii blik do oogen neder, maar noodigde
haar toch vriendelijk uit plaats te nemen.
»lk heb het u voorspeld, mijn kind, dat gjj een
onmogelijk werk onderuaamt,\'\' fluisterde zij als ware
zjj bevreesd, dat het geluid harer stem door de laken
[xirtiére zou dringen, welke dit vertrek van het aan-
grenzeudo afsloot.
•God heeft niet gewild, dat uwe voorspelling eene
onwaarheid zoude zijn!" hernam zjj mat.
»I)e teleurstelling buigt u neder, Mary Hollis! Ho-
rust in Gods wil!"
»Ik poog te berusten." Zjj borst in tranen uit.
•Vergeef het mij, Mylady! Ik gevoel het; het werk-
tuig was te zwak voor het werk, ik zal berin-
ten."
De vreemde zag haar oonigo oogcublikken met
medelijden aan, poogde haar te troosten en haar te
overtuigen, dat uiomant wio ze ook ware in hare
plaats had kunnen slagen : dat de Koning zóo verre
was afgedwaald... maar Mary staarde haar met de
oogen zoo zonderling aan, dat Mylady zich niet meer
in staat gevoelde voort te gaan.
«Acht ge u misschien nóg niet geslagen ?" vroeg
zjj aarzelend.
>lk kan niet geslagen zijn: ik streed niet voor mij
zelve," hernam Mary. >Maar ik tergeet, dat het mij
niet voegt anders to spreken dan als een werkoljjk
verslagene. Indien ik u, Mylady, door mijne vrjje
taal mocht hebbeu bcleedigd toen gjj mij kwaamt
bezoeken, dan vraag ik u nederig verschooning. O,
Mylady, gjj moet mjj wel uw volle vertrouwen heb-
bon geschonken, toen gjj mjj de vrjjhoid gaaft injj
tot Miss Konnedy te wenden!" riep zjj on\\oorzieh-
tig, scherp zelfs, in een opwelling van wrevel uit.
De andere begreep haar maar te wel en andwoord-
de niets. Slechts na eeu poze vroeg zjj haar wat zjj
voornemens was te doen.
>Ik keer terug van waar ik gekomen ben. God
heeft mijn zondigen hoogmoed vernederd en zal mjj,
naar ik bidde, toelaten te wonen waar ik ben op-
gevoed. Zou ik u eene gunst mogen afsmeken? De
reis naai Hallam is wel niet kostbaar, maar gaat
toch boven mijne krachten."
»Zjjt gij zóo arm gebleven!" riep Mylady uit, en
de toon waarop zij die woorden sprak getuigde van
bewondering. Zij dacht een oogenblik na. »Neen
mijn kind! nog niet. Men heeft voorzeker nog to
veel het oog op u gevestigd dan dat gij zonder ge-
vaar zoudt kunnen vertrekken. Xiemaut vermoedt
u hier: nergeus zijt gij veiliger: de vertrekken door
Hare Majesteit eu haar gevolg bewooud, zijn den
Koning en zjju hof heilig en worden nietb ezocht."
Zjj hield weder op alsof een invallende gedachte
haar het vooitspreken belette.
»Ja, gij moet nog eenigen tjjd hier bljjven." ver-
volgde zij na oeuige oogenblikken. Ken nieuw donk-
beeld trad haar \\fior den geest. liet geheim dat zij in
haar binnenst bewaarde, het geheim, waarvan de ont-
dekking haar ellendig, haar rampzalig zoude maken,
was door dat kind ontdekt, had zij, toen zy haar
den toegang tot hare vertrekken openstelde, in een
oogenblik van vertedering, van medelijden met dat
moedige wezen laten ontdekken. Het was in haar
belang te zorgen, dat dit kind niet in do gelegenheid,
niet in de noodzakelijkheid kwam te zoggou wat de
geslepenheid der teruggekeerde t\'astlemaine haar
misschien ontlokken zou. Neen, onder het geleide
dat zij voor haar kiezen zou, moest Mary vertrekken.
Hoewel deze haar verzekerde, dat een vriend baars
vaders op dit oogenblik in Londen was, wilde do
vreemde niet toegeven, daar Mary niet kon verzo-
keren dat die vriend, die in dienst van een ander
was, dadelijk met haar zoude kunnen afreizen.
»Gjj hebt den Koning evenzeer te vreezen als do
Ca8tlemainc; blijf dus hier tot Kennedy in alle stilte
uitziet naar eene veilige gelegenheid om u te doen
vertrekken."
Haar aandrang om bjj haar te blijven wus wel
een afdoend bewijs, dat de vreemde do gedachte,
die zjj een oogenblik tijdens haar Itezoek van Mary
gekoesterd had, prijs bad gegeven en haar niet
meer als medeminnares beschouwde. Toch ver-
meed zjj den naam van Marys speelnoot uit te
spreken. Telkens zweefde haar die naam op de lip-
pen, telkens wilde zjj Mary een vraag hem betroffen-
de doen, maar altijd sloot een klem haar den moud.
Tegenover dat arine, geslagene, hulpeloze kind, dat
zjj barmhartigheid bewees, dat zy redde, stond zjj
— zo kon het bowustzjjn niet verdrijven — als mis-
dadige, beefde zy, als vreesde zy eene vraag te
hooren, die haar den blos op de wangen jagen zou.
Mary had hare drangredenen tot 1 .lijven eerbiedig
aangehoord, hoewel soms een beweging van onge-
duld haar onwillekeurig ontsnapte. Zjj schuddo wëe-
moedig het hoofdtjen en zocht eene reden te kunnen
voorwonden voor hare weigering, daar zy de we-
zendlyke niet bekennen kon. Het zoude de voor-
naine Lady toch hebben moeten bclecdigen van de
lippen dor laaggelioreno deerne te vernemen, dat het
deze stuitte do aangeboden gastvrijheid to ontvangen,
-ocr page 294-
MARY HOLLIS.
372
dat de gedachte om beschermd te worden door eeue
die hém lief had, wiens naam zy niet meer noemde,
al stond hy ook daar binnen onuitwisohbaar afgeprent
en hem lief had tot zijn verderf, haar onverdragelijk
was. Zij bleef daarom spreken van te willen
vertrekken; zy had voor zich zelve niets meer te
vreezen, zy zou den weg, die haar geteekend werd,
wel alleen kunnen opsporen en ten einde gaan. Maar
Mylady gedoogde het niet cu betuigde, dat zy te
veel belang in haar lot stelde, om haar niet bij
zich of liever bij hare trouwe Alice te doen ver-
blyven.
•Waaraan heb ik die belangstelling van Mylady
verdiend?" vroeg Mary met eenigzins trillende stem.
»\\Vat do onbekende van mjj wenschto, was immers
reeds geschied?"
Mylady wendde zich verlegen af bij deze berin-
nering, by dat heonwyzen op een bezoek en op eene
bede, welke zy slechts in den angst den wanhoop
had gewaagd. Gelukkig dat het onderhoud, hetwelk
zulk een onaangename wending dreigde te nemen,
door eene onverwachte, misschien wel zeer onwel-
kome verschyning werd afgebroken. De deur, die
naar de biunenvertrekken leidde, werd geopend en
op dien drempel werd eene aêmechtigo vrouw zicht-
baar, die, op een kruk steuneud, met moeite zich
voortbewoog; de oogen staardon zonder uitdrukking
en om de lippen on neus waren diepe voren ge-
groefd.
• Catburina, waar zyt ge?"
•Hier, Maria! maar blyf in uwe kamer; hier is
het koud en allo koude moet ge schuwen... Ga te-
rug, Maria!" riep zy gehaast, terwijl zy haar arm
nam en Mary wenkte heen te gaan. Deze was ge-
reed om het outvangen bevel te voldoen.
•Wie gaat daar? Dat is de voetstap van een
vreemde...! Uwe Majesteit heeft bezoek?" vroeg
de Gravin de Peualva die den gemeenzauion toon
liet varen.
Mary bleef als verstomd staan. »Uwe Majesteit!"
herhaalde zy in de hoogste verbazing.
•Uwe Majesteit heeft bezoek ?" herhaalde de Pe-
nalva.
•Ja, Maria. Een ongolukkigo, een kind, dat vcr-
volgd wordt en. verlaten is en dat ik my heb aan-
getrokken."
Mary voelde een oogenblik de fierheid in haar
binnenst by\' die woorden herloven. Zy had toch
de hulp, de bescherming dio zy ondervond niet af-
gebedeld, en wat was het meer dan een almoes dio zy
ontving, nu dergelijke woorden haar tegonklouken?
•Kent Uwe Majesteit haar naam?;\' vroeg de Po-
nalva.
Catharina noemde dien. Er kwam een geheel
andere uitdrukking op dat ziekelijk en pijnlyk ge-
laat der kreupele. Zy strekte den arm uit en zeide
met haar welluidende stem: »Och, Catharina, breng
haar by\' mjj!"
Mary stond verlegen voor haar: zy wist niet wat
te denken van die vreemde, die zjj een oogenblik
krankzinnig dacht, maar waarover zy\' weldra anders
leerde oordeelen, toen de Gravin haar de hand druk»
kend toevoegde: «God zegene u, mijn kind, zoo als
ik het u doe. Ik ben eenoude, afgeleefde en moè ge-
pjjnde vrouw, die niets vermag dan voor u te bidden:
maar de bede van het oodmoedig hart is een geurige
offerande voor God en Hem wclbohagelijk. Uwe
poging is ijdel geweest; uwe poging moest ijdel zijn,
en ge hadt het geweten, indien deze wacreld u
minder vreemd ware geweest. Maar gezegend waart
ge in uwe onkunde, mijn kind ! want zij deed u een
taak aanvangen, die Godverlieerlijkeud was. De
waereld kont slechts het hare en zal u oordeelen naar
do uitkomst, God ziet op het hart, mijn kind! en
op den moed der zelfverloochening en op de kracht
waarmede gestreden is. Wees gezegend, mijn kind!"
Mary had zich onwillekeurig gebogen en lag gc-
knield voor haar, terwijl de magere uitgeteerde vin-
geren van de Gravin de Penalva.op hare blonde
lokken waren gelegd en de zachte welluidende, stem
stamorde: »\\Yecs gezegend, mijn kind!"
•Mylady, Mylady! gij weet te troosten,\'\' lispelde
Mary, en bij de klem op dat woord gij meende
Catharina de Braganza een scherp verwijt te verne-
men. Hare Majesteit, de Koningin van Kngeland,
stond als eene veroordeelde zondares naast die
beiden. Ieder woord van hare stervende vriendin
klonk haar als oene aaut\'y\'ging in de ooron en bijkans
was zy\' gereed voor die beiden neder te knielen on
haar te vragen: «Heiligen, bidt voor de zondaresse!"
De Gravin de Penalva, die Mary in haar streven
had gevolgd, die, hoewel op een afstand geplaatst,
het pogen van het kind, dat zij nooit had gezien zoo
juist had beoordeeld en, door de reinheid van haar
eigen hart geleid, de reinheid van dat de vreemde
had weten te gissen, do Gravin do Penalva had van
Alice do zegepraal dor zonde vernomen en tovous,
dat de verslagene een schuilplaats by\' Catharina ge-
zocht had. Of\' zy misschien vreesde voor don zedo-
lijken moed harer zuster, dio de arme niet zou wagon
te beschermen en haar wellicht zoude prjjs geven
aan de woedende on wraakademende minnaresson,
welko do zege hadden behaald? Hoe ziek en zwak
ook, zjj sleepte zich het rustbed af en naar het ver-
trek, waar zy Catharina met Mary had aangetroffen.
Toen zjj uit don mond harer zuster vernam, dat
Mary oen schuilplaats was verzekerd, toon knikte
zjj haar zoo goedkeurend toe, dat Catharina wedor
een oogenblik van blijdschap kende.
Do zieke had echter hare krachten te groot gere-
kend en moest weder op haar rustbed worden neor-
gevljjd, waar zjj weldra van uitputting indommelde.
Nogmaals waren Catharinc en Mary alleen. Deze
wist zich geen rekenschap te geven van de aandoe*
ning dio haar bchoorschtc, maar zjj huiverde. Was
hot eerbied voor de Majesteit dor Koningin, was
het medolyden met do vrouw, was het haat je-
gens de minnares of afschuw voor de echtgenote
die hare plichten vergat? Misschien een deel
van al dio aandoeningen saam. Wolk een poel
van onrechtigheid was dit] hof! Dus zolfs de
eenige, die zy rein had gedacht, was óok melaatsch!
-ocr page 295-
MARY HOLLIS.
373
Do Koningin van Engeland had zich vernederd
tot minnares van... Marys speelnoot!
Do stilte, die or eonigo oogonblikken geheerscht
had, was dor Koningin onvordragelijk. Zij moest
worden afgebroken: zij moest iets anders hoeren
dan het bonzen van haar eigen hart; zij moest zieli
verdedigen tegenover de aanklacht, welke het zwjj-
gen vnn dnt kind tegen haar inbracht.
•Mary, gij hebt thands vernomen, welk een naam
ik draag. (Jij kunt thans begrijpen welk een mate
van vertrouwen ik in u stolde, toen ik u hier ecne
schuilplaats aanbood. Spreek, Mary f zeide zij zelfs
eenig/.ins gebiedend, toen zij altijd nog dienzelfden
starren blik op zich gevestigd zag. «Spreek!"
»Kn... Charles Digby?" lispelde do ander, slechts
voor Catharina verstaanbaar.
Gloeiend rood werd do wang: maar het woord,
dat zij zoo lang gevreesd had, was eindelijk gespro-
ken, en het schoon haar of de zoo lang reeds gc-
voolde boklomdheid haar voor een deel verliet.
„Mary, hij weet niet wie hem bemint."
«Maar Uwe Majesteit is het toch wél bekend!"
•Ja... ik begrijp dat verwijt... Mary, gjj woont
in den hemel mot uwen goest, en kout do kloppüv
gen niet van hot aardsche hart!"
•God gave, dat Uwe Majesteit juist oordeelde...
Ik zou dan nooit hebben leeren twijfelen aan het
schepsel Gods! Neen, neen. het voegt mij niet te
veroordeelen: dat komt God alleen toe!"
»En Hij heeft mij veroordeeld! Mary. dat de
Moeder der smarte u de ween bespare die ik Ijjde...
Mary, gjj zijt do gelijke mijner zuster, gij zjjt een
engel: maar eene, die toch met den oenen voet
nog do aarde drukt en mij misschien boter kunt bo-
grijpen dan zij. Haar heb ik het nooit durven ver-
trouwen ; voor haar heb ik verborgen gehouden wat
daar binnen mij verscheurt. God heeft, mij voroor-
deeld. Mary! Wees gij mijne voorbede bij Hem! Is
er geeno verdediging voor de vrouw, die alleen stond
in do waorold, zonder liefde; die vastgeketend word
aan een man die haar terugstiet? Ik was als do
gevangene, die uit hot kerkerraam de zon ziet
stralen op de bloemtuiueu daar buiten waar hare
zusteron wandelen en genieten, en dio toch ook
smacht naar de koesterende warnito van hot licht
on de geuren der bloemen."
•Waarom heeft God do Heer zich geopenbaard
aan Zijne monschenkinderen on iederen boezem do
vatbaarheid gegeven om te Ijegrjjpen wat Hom wol-
behageljjk is, zoo het niet was om eiken tocht van
hot zondige hart aan band to leggen V\' De Konin-
gin was voor Mary verdwenen, de vrouw bleef
voor haar alleen over. >Mocst niet de kruisiging
aan do opstanding voorafgegaan V wordt niet do vol-
making verkregen door hot ljjdon on strjjdon?"
•Neon, ook gjj bogrjjpt niet wat de liefde is in
het hart dor vrouw !" riep Catharina in wanhoop
uit.
•Do liefde? Is het liefde wat daar gekoesterd
wordt?"
».Ia! Ik heb hem lief met geheel myu hart!"
Mary werd doodsbleek... »Do heilige liefdo
zookt zich zclvo niet en Uwe Majesteit zoekt slechts
zich zelve!"
• Mary! ik zou mjju leven geven..."
»Ik heb Uwe Majesteit, toon zjj als onbekendo
tot mjj trad, opgevorderd om voor God en meuschen
uwe liefde te beljjilen, en zii heeft het geweigerd,
omdat zij het niet kon. Dat blijkt nu waar te zijn,
want een niet te dempen afgrond scheidt u van
hem."
•Toch heb ik hem lief! Vraagt do liefde naar
stand en naar rang, naar naam en naar titel?"
• Ken heilige liefde vraagt toch naar de geboden
Gods!" hernam Mary vast.
• Ken vurige liefde kan zo doen vergoten!"
•Misschien," fluisterde de ander. »I)o Heidenen,
geloof ik, moeten con dergeljjke liefde hebben gc-
kend... Zulk eono vurige liefde wordt hier gckoe-
sterd, hier, waar men den mood niet heeft der zolf-
opolïoring? Do afgrond, die U van Charles Digby
scheidt, is niet te dempen: maar hjj is over to sprin-
gon... Hoeft uwe liefde daartoe don mood?"
•fiij meent?"
• Heb den mood hjj den hartstocht en deuk ook
aan het wee dat h jj lijdt. Sta af van uwen rang
en volg hom... Do waoreld is groot; heb hem
werkelijk lief en ga met hem...
•Mary! ge zijt oen kind!"
• De Heero zeide tot den rijken jongeling: Verkoop
uw goed en geef alles deu armen, maar hjj ver-
mocht het niet. Do jongeling gaf voor, den Hoer
lief te hebben, maar tot do opoffering vau eigen
wensehen was hjj niot in staat."
• Mary, zoo als gjj tot mij spreokt hoeft nog nio-
inant gewaagd tot mij to spreken. Mary, zoo hot
waarheid ware wat ik soms vermoed on gjj hom..."
Mary bleef oen oogenblik zwijgen als overlegde
zij in zichzclvo, als wilde zij haar eigen harte be-
proeven. Plechtig zeido zjj eindelijk: «Nogmaals bo-
zwoer ik u bij den Alwetende dat ik niet uit zolf-
zucht do opoffering prediko! Wat zal het einde
zijn?" vervolgde zjj na oen pose, »Hot is zjjn on-
dorgang en uwe vernietiging. Misschien kan eono
vcroeniging het eersto voorkomen. Dus, om zjjuont
on uwentwil, neem oen besluit. Zie hem nimmer
weder, of verbind uw lot aan het zjjno door...
een misdaad."
Catharina kromp in oen; het was of zjj voor ha-
ren biechtvader lag neergeknield on zjj uit diens
mond de geboden Gods vernam.
•Nogmaals, wat zal het einde zjjn?"
•Ik kan hem niot vergeten!"
•Wolnu, spring dan den afgrond over. Satan hooft
vlougolcn oven als do Engelen des lichts!"
•Vluchten? Dwaas kind! Do ganlscho aarde zou
tegen mij opstaan. De laagstcn zouden mjj steo-
nigen en de slcchtsten mjj vloeken."
• Ku zjj doen hot I\'we Majesteit thands niet, om-
dat... ja alleen omdat zjj Uwe Majesteit nog niet
keunon..."
Catharinaas donkere oogen vlamden een wijle
-ocr page 296-
374                                                                         MARY HOIJ-IS.
on hare lippen trokken zich krampachtig saam.
Maar de toorn van do dochter van hot Zuiden ver-
dwoon plotseling, toon Mary voor haar nedorknioldc
oh haar mot tranon in do oogon bezwoer hot goode
dool te kiezen, do kracht to vindon om oon onhei-
ligon hartstocht to onderdrukken, en don hand te
verscheuren, dio slechts do zonde gevlochten had.
«Tïijs op. Mnry! niet 11 voegt het neder te knie-
Ion!" Beide Catharina snikkend. »Is er geene an-
dore uitkomst? Moeder (ïods erbarm u mijner!
Mary, ik heli hem niet weder gezien sedert dat
feest...
»l*it eigen verkiezing?"
»Ik schreef hom: ik bepaalde eone ontmoeting,
maar toen de ure sloeg, waagde ik niet tot hom te
gaan... Hot was zeker God* stem die mij weer-
hield."
»Of misschien vrees voor eigen veiligheid: maar
de zijne, loopt die dan geen gevaar?*\'
•Pat is een hard woord!"
Toch was het een waar woord. Zij waagde het
niet meer Charles op eene plaats luiiten het paleis
te gaan bezoeken on had hom dus het paveljoon
aangewezen. Wat voor haar veiliger mocht heten
bracht hem in govaar: daaraan dacht zij niet. Poor
een omweg on langs don waterweg kon men aan
die zij den tuin bereiken Charles was er geweest
en had toen een doelloze trofee gemaakt.
>Zal Uwe Majesteit hem niet wederzien ?" vroeg
Mary eindelijk.
>Xog eens! Nog eens... het zal zijn om afscheid
te nomen. Heilige moeder, ontferm u mijner en
doe mij ruste vinden in hot graf..! Mary, ik ben
zoo diep rampzalig!"
Wie wol van dio beiden de rampzaligste mocht
heten? Stille smart is diepe smart, en dio van
Mary was stil. was ingehouden on verlxtrgen. He
andere was luide on hevig in hare droefheid en
kon niet begrijpen, dat elke uiting hnrer smart een
grieve te meer was voor het hart van dat kind.
Had Catharina hem dan werkelijk lief, lief zoo als
zij dacht dat hij geliefd mo^st worden, boven nlle«,
lioven de waereld, ja zelfs — zij huiverde bij de
gedachte — boven haar God?
Maar voor de liefde van de Koningin van Engo-
land was goene andere toekomst dan voor de hare.
Zjj moost bestreden, zij moest overwonnen worden en
daarom bleef zij haar bidden: «Zie hom niet meer!"
Catharina had dnartoe do kracht niet. Hoe
Mary ook trachtte te bewijzen, dat meer kracht
vereisoht werd om bij het wederzien het afscheid
uit to spreken. Catharina bleef onverzettelijk, doch
zwoor hnar bij het hoiligste dat zjj den geliefde
voor het laatst zoude zien. En om d»n verderen
aandrang van het kind te vermijden, een aandrang,
die een weerklank vond in haar eigen hart, stolde
zjj haar voor, zelve bjj het onderhoud dat in hot
Paveljoen zoude plaats hebben, tegenwoordig to
zjjn. Mary verwierp het met heftigheid. Het was
do oersto rcizc dat Hare Majesteit zoo veol toorn
en dat oog zag vonkelen, zoo veel belecdigdc ficr-
heid op dal. gelaat waarnam. Zij vatte haar vrion-
doljjk hij de hand en zocht haar voorstel te doen
verzeten: zij verzekerde hnar van hare vriendschap
en herhaalde de belofte, dat het onderhoud dien
avond het. laatste zou zjjn.
•Maar is Uwe Majesteit zeker dat zij niet bespied
wordt?"
•Heden avond viert hij feest met do zijnen...
h\'dor uur. door uw toedoen verloren gegaan, moet
immers door hem warden ingehaald?"
Pie vrouw veroordeelde en zag laag neder op de
zonde, die ginder joelde, maar kon de zonde voorhjj
\' zien, dio op lichten tred voortschreed in haar eigen
hart, Mary merkte hot stil op en had door het
ontvangen andwoord op hare schijnbaar zoo los
daarheen geworpen vraag, haar vroeger schijnbaar
zoo hard oordeel over die liefde bevestigd govon-
don. Niet het geweten had die vrouw weorhou-
den van het vorig door haar bepaald onderhoud,
maar werkelijk de vrees voor zich zelve. Waarom
weerhield haar diezelfde stem dan thands niet?
Omdat de Koning heden avond feest vierde?
Zjj wist clan nu zeker dat er eone samenkomst
zonde plaats hebben! Te sterk had zij zich geacht!
Zij had niet gehuicheld toen zij den Alwetende
had gezworen dat het vermoeden der Koningin
een logen was. 7.ij had zich de kracht toegekend
om nog voor de medeminnares te kunnen bidden
die hij de zijne mocht noemen ! En toch hij de
gedachte vnn dio samenkomst voelde zij de beet
der jaloozy. Langen tijd stond zij door hot raam
te turen nanr hot dus genoemde paveljoen. dat tot
de vertrekken, door de Koningin bewoond, toe-
gang gaf en wel door het kabinetjen dat Mary was
ingeruimd. Toen de avond was gevnjlen stond zij
daar nog, bleef zij daar staan, hoewel zij achter
zich een voetstap vernam van iemant, die behoed-
zanm het kleine vertrek doorging. Zij wist wie
dat was on werwaards die voetstap zich richtte. A1-
les bleef donker on stil. Maar was het daar gin-
rtor niet of zich een gedaanto over hot witte
sneeiiwveld voortbewoog, spiedend en sluipend met
den angst van den roover, dio voor verrassing be-
ducht is bij de aanranding van het eigendom eens
anderen? Zou die gedaante Charles zjjn, Charles,
die vroeger bij geene zijner daden het zonnelicht
hdinofde to schuwen? Alles bleef stil; alles bleef
donker! Maar daar flikkerde een licht jen, dat spoc-
dig weder verdween achter do dikke damasten gor-
dijncn. die aan een der ramen niet volkomen slo-
ten maar torstond toegeschoven werden. Hot was
wel een groote angstvalligheid, die daar binnen do
opening had weten op te merken.
Het zuisdo Mnry in de ooren; hot hart bonsde
met ongelijke slagen: zij leed onuitsprekelijk. Hoc
lang zij daar reeds gestaan had wist zjj niet: want
het was haar niet meer bewust dat zjj leefde. Toch
ademde zjj; toch zag, toch dneht -zjj nog, want
eensklaps staarden do oogon, en slaakte zjj oen half
ingehouden kreet. Paar gleden verschillende ge-
daanten over hot sneeuwvcld, omzichtig rondziende
-ocr page 297-
MARY HOLLIS.
375
eu voortsluipend in do richting waar hot paveljoon
lag. Zij hoorde tevens het naderen van oon drifti-
gon voetstap in de binnenvertrokken, Alico jjlde
het kabhvt binnen, doodsbleek on bevend on vroeg
haar waar Hare Majostoit zieli bevond. De. Lord
Kamerheer wachtte m \'t oen bevel van don Koning,
dat door hem mondeling mo >st worden overgebracht.
•Wijs mij den weg naar het paviljoen!" klonk hot
hevelend van Marva lippen. Do andere gehoorzaam-
do on wees haar na ocnige vertrekken te zijn door-
I gegaan de deur die daarnaar toe leiddo.
•liet is wel: keer terug!" zeide zij haasti g on jjlde
toon vorder.
Charles had zijn ideaal verwerkelijkt gezien; (\'har-
los had de onbakende van aangeziohte tot aingo-
ziolito mogen aanseh inwon. Nog was hij onder don
indruk zijner fantazie, die hem to huldigen gaf wat
gants anders was dan hij het zich gedacht had en
nochtans hem toescheen te zijn wat hij zich zei ven
had VOOrgetoovard. Hij vroeg zich niet af of dio
lijnen trokken vormden zoo als hij zo had gemeend
te zion, of in dio 007011 de blik lichtte, dien hij
zoo vaak op zich gevestigd dacht. Of do waan bij
liet zwijgen der hartstochten later niet zou worden
verstoord V Of hij dan zicli zelvon niet zou moeton
bekennen) mijn ideaal is niet verwezondljjkt, voor
het milist hot omhulsel is anders dan ik hot met
bot oog der verbeelding zag? In dezen oogonblik
echter was daarvan geen spoor. Zij was anders dan do
Castlemaine on dat was hom genoeg. Met vurige wel-
sprekendbeid bekampte hjj zijne geliefde, die schoor*
voetond on telkens bescheidener van een eeuwig
afscheid sprak. Wegslepond was hij in zijno ver-
zekering van zijne liefde, van zjjn vertrouwen op
de hare, maar tevens klemmender dan ooit te voren
waren zjjne redenen voor hot openbaar worden
hunner genegenheid. Met heftigheid zelfs drong hij
or op aan, dat oene verbintenis als de hunne niot
langer don stompol bleef dragen cenor ongcoor-
loofde on misdadige. Kr was in dat gemoed bljjk-
baar voel veranderd sedert beider samenkomst in
h:t kabinet van Buckingham paleis: want de oisch
dion hjj thands liet hooron was hem toon zelfs niot
op do lippen gekomen.
IIjj lag voor haar geknield en staarde smokend
in het oog, dat zich poogde af to wonden maar het
niot vermocht, als word het door oen toovorkracht,
die van het zijne uitging, boheorscht. Waar was
hare kracht, do vasthoid van haar voornomen, dat
juist gevoed had moeten worden door zjjn verlangen
om te wandelen in het licht des dags. Zij staarde
met tederheid op hem neer; zjj kon hem niet prjjs
geven\', don schoonon jonkman, schoonor dan zjj or
ooit zag? Zjj droomde zich in hot Eden! Maar do
Cherub stond aan do poort on droef de vormctolo
van do plaats waar zjj niot moor behoorde. Kon
trilling voer beiden door de leden! De klink, dio
do buitendeur sloot, word opgeheven, maar te gc-
lijkertjjd do deur van de tegenovergestelde zjjdc
geopend. Mary stoof binnen en kon alleen het woord
uitbrengen: «Vlucht!" terwjjl hare hand naar do
zijde wees van wolke zjj gekomen was. Catharina
van Braganza wenkte haar terug to bljjvcn on haar
niet to volgen on vlood toon zelve als op wieken
gedragen. Charles Digby en .Mary Hollis waren
alleen nanwozig toon Karel Stuart, Buckingham
en de Castlemaine binnen traden.
•Zij!" ontglipte den Koning, terwijl Buckingham
in lachen losbarst on do Castlemaine daarbij veel-
boteekonend aanzag.
>lloordo ik Uwe Majesteit mij zoo ernstig bevolen
haar te volgen, ten einde mjj te doen zien wat ik
reeds lang wist? Dat is uwe twoede vorrrassing,
Mylady! Zou do derde nog molton volgen?" zoidc
hij bijtend tot, do Castlemaine.
Do verrassing kon nog wel eens grooter zijn dan
ge denkt, Mylord !" hernam do Castlemaine zich op
do bleeko lippen bijtend en de beide verrasten mot
onderzoekendon blik aanziende. sUwe Majesteit vcr-
gunne dat wij verder gaan en Hare Majesteit een
bezoek geven! De Koningin van Kngeland zal nog
niet verre zijn, Sire!"
Zonder do toestemming dos Konings af to wachten
zotte zjj don voet vooruit, gereed om hot opgovatto
voornomen to volvoeren.
Ken oogonblik, Mylady!\'\' viel do Koning in, tor-
wjjl een gebiedende wenk haar deed stilstaan. »Dc
Koningin van Engeland wordt niot op dergoljjkc
wijze genaderd... Mr Digby, gij scbjjnt oen onbc-
dwingbare neiging to bezitten voor galante avontu-
ren en daarbij in do keuze van de plaats waar zjj voor-
vallen, vermetel, zeor vermetel to zjjn, zóo vermetel
zelfs dat, bjj God ! menig hoofd voor minder gevallen
is. Mr. Digby, om wier wille zijt gjj hier gekomen?"
Hot was oen oogonblik van vroosolijken strjjd. Of
hij weigordo een naam te noemen en zich beriep
op de wetten der eer zoo als hjj eenmaal deed, of
dat hij de waarheid zeido, hot govaar voor haar,
die hom verlaten had, die zich had mcenon te rod-
den, bleef oven groot! Maar zoo hij het eerste deed
on zwoeg dan zou bovendien Mary, de onschuldige
Mary, hot slachtoffer kunnen zjjn, Mary, die naast
hem was blijven staan, blook en de armen over do
borst gekruist, bleek als een doode, maar toch altjjd
naast hom, moediger on trouwer dan do andoro.,.1
Hot schemerde hom voor do oogon; hjj kon niet zwjj-
gon, hjj kon niet sproken, en de Koning bleef hem aan-
zicn mot ecne uitdrukking op hot gelaat, die hem
vrees zou hebben aangejaagd, zoo hjj een oogonblik
aan eigen gevaar had gedacht.
Maar de redding, hoedanig oeno hij nimmer ver-
moed had, was nabij: ceno redding, die hem in de
eerste oogcnblikken een aandoening deed ondorvin-
den zoo als hjj nog nooit had gevoeld.
•Sire, om mijnentwillo kwam Mr. Digby hier,"
lispelde Mary.
•Om uwentwille? Denk hem niet to redden door
dio bekentenis!" hernam de Koning »Is het waar,
Mary Hollis, dat gjj, de zoogenaamde heilige, dio mjj
hot voorbeeld wilde geven van alles wat goed en
heilig was, dat gjj dien loszinnigen jonkman hier
hebt ontvangen? Is het waar, Mary Hollis?"
-ocr page 298-
MARY HOLLIS.
376
kleed, dat u verhief tot een wachter voor het huis
uws Konings, voegt u niet langer to dragen. Dank
bet mijner genade dat goene andere straf don on-
beschaamde treft, dio zijne minnarjjen waagt over
to brengen tot in do nabijheid van de Koningin
van Engeland. Voer haar mode. Hare Majesteit
kan niet langer hare beschermster zijn. Lord High
Steward van Engeland, zorg dat White-ball voor
dezen gesloten blijve!"
Hij ging. gevolgd door Mylady. on. eenigo oogen-
blikken later, ook door don Hertog van Bueking-
ham, dio niet kon nalaten krachtens hot. ambt, dat
hij bekleedde, waaraan hij door den Koning was
herinnerd, Mr. Digby koud beleefd in overweging
to geven, of hij mol zijne schoone niet langs don-
zelfden weg zoude vertrekken, als hij straks geko-
men was. Charles klapperden de tanden: de band
voelde naar het dolkmes aan zijne zijde, maar de
blik op Mary. die altijd mot do oogen neder gesla-
gen en do banden op de borst gekruist als eone
boetende Magdalena naast hem stond, deed hem
zijn toorn bedwingen. Zij wist wel te zwijgen
en to lijden, zij, do reine, do fiere, do moedige, de
edele vrouw, en zou hij het dan niet moeten? Hjj
bedwong zich, maar behoefde bet sloebts eone korte
pozo to doen, want Buokingham was verdwenen, en
hij was mot haar alleen. Plotseling sprongen hem
de tranen uit do oogen en stortte hij voor haar
noêr. »Mary. Mary! zoo deze plaats heiliger ware,
ik zou u toeroepen..."
•Breng mij naar Dirkons! Wjj moeten elkaar
voor het laatst hebben gezien," hernam zjj het ge-
laat met do eouo hand bedekkend, terwjjl zjj met
do andere hem terugwees.
•Neen, noon!"
Zjj herhaalde bare bede en trad vooruit naar de
buitendeur van het pavcljoen. Hjj begreep baro
haast on weerstreefde niet langer; ook hjj ademde
vrjjer in de buitenlucht dan in de vertrokken waar
hij haar had ontmoet, dio — hij kon niet langer
twijfelen — Koningin van Kngeland boette. Kr
werd geon woord door ben gewisseld; er word niot
omgezien naar de vensters, waar een schemer van
licht door do damuste gordjjncn schoen. Mary, hoe
ook in zich zelve gekoerd, had opgemerkt dat hjj
geon blik achtorwaards sloeg. Zjj stapte in do
slechte en lekke schuit, dio door hom mot moeite
door de stuk geslagen schotsen word heengostuwd.
Het was vinnig koud. en hare kleoding was niet
ingericht op oen dergeljjken tocht. Charles haakte
echter zjjn mantel los en wierp dien om haar heen.
Zjj was in weelde White-hall binnengeleid en ver-
liet het als eone misdadige, maar in geen oogon-
blik van haar leven was zjj edeler en reiner ge-
woest dan in dozen. Zjj bad zich geroepen gedacht
oen gants rjjk to behoeden; zjj had zich zelve
vorhevon geacht tot oen profetesse des ouden vor-\'
honds on had haro kracht gevonden in do opwin-
ding dor dweeperjj. Zjj had thands ochtor alles
prjjs gegeven en zich opgeofferd voor oenen; zjj
had het kunnen doen omdat zjj niets meer wilde
•Ilpcrp, mjjn God!* zuchtte zij, dio nu oorst don
omvang van do opoffering begreep, dio nu eerat in-
zag dat. zij haar werk geheel vernietigde. Maar
oen Wik op don verplotterdon speelnnot, dio zulke
bittere vruchten oogstte van don door hom geplan-
ton boom, dio recht bad op baro bulp, dio bot le-
von door baar kon behouden, gaf haar oen moer
dan monschcljjko kracht, do kracht om do schande
te dragon, on zij zoide, mot trillende maar toch
hoorbare stom: ».Ta, bot is waar!"
• Dus gij bemint beinV Dus gij zijt..."
•Ja, .ja,\'- viel zij haastig in. uit vrooze van oen
woord te hooren, dat baar het bloed naar de wan-
gen drijven zou.
•Maryl Mary!" klonk het met gebroken stom
naast haai\', en de toon van dien uitroep seheen
baar pene heerlijke liolooning voor vat zij dood.
•Iluioholaresse!" riep Karel Stuart. zich mot vcr-
aehtitig afwendend, en thands oorst liet beeld prijs
gevend, dat hij te midden der verstrooiingen nog
van tijd tot tijd voor zijn geest zag verrijzen. >lk
dank u, Mylady! dat go mij van een gevaarlijke
ziekte genezen hebt! Ken ander middel dan het
gekozene zou mij echter welkomer geweest zijn.
Zij ontving hom hier!"
"Hot bevreemde Uwc Majesteit niet!" merkte Buc-
kingham schamper aan, Iiiiekingham, wion do vor-
nedering van dat kind on do misgreep van de Cast-
lcmaine om moer dan oeno roden verblijdde. »Zij
leefden altijd op zeer vertroiiwolijken voet met el-
kaar! Ik wist dat!\'\'
• Hertog van Ibiekingham, gij liegt!" riep Char-
les buiten zich zelven van woede.
•Stil, stil! Het is waar!" werd er naast hem gc-
lispold. »Maak het kort; ik kan niet meer.\'\'
Do Castlemaine wist niet wat to denkon. Zij
was geneigd om te twijfelen aan de waarheid van
dio verzekering, en toch was er zoo veel wat den
schijn bevestigde. Zou zij zich weder vergist heb-
l)on, on thands zich bobben vergrepen aan de Ko-
ninkljjke Majesteit? Xeon. dat kind offerde zich op
uit liefde voor den speolnoot: dat kind was haar
een vijandige kracht, die haar in nllcs bestreed,
had eon logen gezegd en in die logen Catharina
van Braganza gered! Ja, gered! Karol Stuart zou
roods gonoigd zjjn geweest hjj minder waarschjjn-
ljjkheid, de betuiging van dat kind te gelooven on
do ooro van zjjno gemalin of liever dor Koningin
te redden. Thands kon bij zoor licht don schijn ann-
nemon van alles te gelooven: want was hot niet die
zelfde deerne, dio bij reeds eens op bet gemaskerd
bal met Charles verraste, en van wie Ibiekingham
nltjjd op zulk oen zonderlingen toon gesproken had ?
•Och zjj was niet beter dan al de anderen!" zeido
Karel dan ook in zichzelvcn, en bot leedwo en, dat
hjj in hot oorste oogenblik dier ontdekking gevoelde,
was reeds verdwenen. Toch kon en wilde hjj dit-
maal niet do stoutmoedigheid van den jonkman,
dien hij roods niet zeer gunstig gezind was, ongo-
straft laten. Met waardige strengheid wondde hij
zich tot hem en voerdo lijj hem te gemoet. »Dat
-ocr page 299-
MARY HOLLIS.
377
zjjn dan vrouw: do minnaresso had do dwocpstor
overwonnen.
TTet waren donkere dagen voor de Digbys. Wjj
zagen het hoofd van het geslacht een oogenblik
verpletterd door den slag, die zijne blijde toekomst
vernietigde, die hom het middel ontnam, om den
naam van Digby to verhoogen en hem in luttel
ongenblikknn deed verliezen wat hij sinds jaren
door ontbering en vlijt gewonnen had. Langer dan
gewoonlijk bij een of ander ongeval plaats had, bleef
het grijze hoofd gol>ogen. bleef de gulle laeh. het
ruwe maar ronde woord van die lippen uit. In plaats
van het aloude erfgoed vergroot to zien door do bij
voeging van de bezittingen zijner naburen, had hij
het huis zijner vaderen, de landerijen, doorhemen
Dirkens vruchtbaar gemaakt, moeten verpanden om
do schulden zijns eenigen to voldoen. liet zij ter
zijner eere getuigd, dat, toen hij zich gemeenzaam
had gemaakt met do gedachte van zijn erfgoed te
moeten bezwaren, hij geen oogenblik meer in twijfel
had gestaan, of het offer gebracht en »den schoelje"
Buckingham afbetaald, dan wel of het geld behou-
den en de schuld, die niet opvorderbaar was voor
de wet, door hem ontkend zoude worden. »Oeen
Digby zal de schuldenaar zijn van zulk een boef!"
had hjj gezegd en met vaste hand de sohuldhckcn-
tenis goteekend. Sedert dat oogenblik had bij ver-
langd den terugtocht met den «kwajon jongen" aan
te nomen, na Zijne Majesteit gesproken te hebben,
aan wiens onverschilligheid to homwaaft, aan wiens
verregaande losbandigheid, hoc vaak ook door me-
nigesn dien hij sprak bevestigd, hij nog maar niet
gelooven kon. Do zoon van den martelaar kon niet
zoo zoor ontaard zijn, en altijd bleef Sir Henry al
het kwade, dat hij niet loochenen kon, aan «den
omloop" wijten. Charles had verzekerd dat Zjjne
Majesteit nog niet genaderd kon worden, zoodat
men nog eenigen tijd vertoeven moest: hij sprak er
van, dat hjj zoo dadeljjk niet zijn ontslag kon vra-
gon uit do dienst, die voor ieder edelman zulk oen
hoogo oor was, en zocht aller verbljjf in Londen
alzoo te rekken, ton minste indien zijn vader er hjj
bleef, dat hij met zijn zoon terug zoude kecron.
Dirkens hield niet op bedenkeljjk het hoofd to schud-
den hjj Charles\' rcdeneoring on ook bij Charles\'
zichtbare vermagcring, waarop de Kapellaan. die
een geheel nieuwe opmerking dacht to maken,
hom woos, terwjjl die reeds ettelijke roizen hjj don
Hollander tot ornstigo overdenkingen had goloid.
Dat de jongen onder \'s vaders opoffering lood was
duideljjk, maar hij moest toch genoeg gezond ver-
stand bezitten, meendo Dirkens, om te weten dat
treuren en kniezen niet* baat, on een stevige hand
aan de ploeg geslagen moer recht geeft op oon oogst,
dan honderd schietgebeden om zegen. Neon, or
moest nog iets anders schuilen wat don jongen dik-
wjjls zoo wanhopig maakte . Hjj zou spoedig ge-
noeg doorzicht in <le zaak krijgen en geroepen wor-
den om raeê een handtjen uit te steken, ten einde
den wagen in hot spoor te brengen. Sir Henry had
gezegd, dat geen Digby de schuldenaar zou zjjn van
Buckingham, on in die woorden wedor van den
trots doen blijken, die, hoe arm het geslacht ook
werd, toch ongeknakt was gebleven... Do ure was
aanstaande, dat ook dien trots eone gevoelige wonde
zou worden toegebracht.
De meester en zijne dienaren — Dirkens en Bo-
bert King — zaten hij elkaar zich te warmen aan
het vrol|)ke haardvuur. Charles had reeds hij het
vallen van den avond zich verwijderd, onder voor-
geven dringende dienstplichten te moeten verrich-
ten. Sir Henry, door niets en niemant in zijne
gepeinzen Memmen!, zat te denken aan zjjne terug*
komst, aan zjjn optreden tojronover Luoy Morton,
toen hij eensklaps schreden op den trap vernam.
Dirkens en de Kapellaan waren even als hij vol
verwachting en zagen evenzeer mot de hoogste lxv
vreemding het paar verschijnen, dat wij in den tuin
van White-hall voor een oogenblik verlieten. Charles
leidde Mary bij zijn vader in: hij bracht de deerne,
die niarmcrbleek zag en als bewusteloos voortging,
naar zijn vader on schoen do kreten van blijde ver-
rassing niot te hooron, die Dirkens en de Kapel-
laan, ieder op zijne wjj/.e, slaakten. Sir Henry zag
beiden als spoken aan en schoof den leunstoel
achteruit toen zij naderden en riep met eene ruw-
heid, waaronder zich werkelijk angst verschool:
•Charles, Mary, kom jo uit de maan vallen?"
•Vader!" zeido Charles, do jjskoudo hand van
Mary in de zjjne nemende. «Vader, haar, wier hand
in do mijne rust, heb ik Hof..."
•Dirkens, red mij!" riep Mary zich in de armen
des ouden stortend on haar gelaat aan zijne l>orst
verbergend.
•Zjjt ge allebei dol? Waar komt ge beiden van
daan ?" vroeg Sir Henry. »Zeg me dan ten minsto
nog goê dag. Mary! Wol verdoemd! ik wil toch
een groet hebben!"
•Spaar haar, vader! en hoor mij aan, cenige
oogenhlikken slechts! Mary was mjjnc spoolnote,
had ik lief als mjjnc zuster in den tjjd, toen ik nog
niet wist wat liefde was, in oen tijd, toen ik als
droomend door hot leven ging. Gij hebt mij do ge-
legcnheid gegoven om de wacreld te zien.... Gave
God! vader, dat ik een beter gebruik daarvan had
gemaakt, dat ik geleerd had op eene wjjze, die u,
besto vader, minder verdriet had berokkend..."
•Stil, jongen 1 het is immers betaald! Spreek zoo
niet. Ik zou waarachtig het water in mjjno oogon
krjjgcn, zoo deftig begint go!" riep hjj uit, terwijl
hjj het wator reeds in de oogon had.
• Ik meende lief te hebbon, vader! maar thands
nu alles voorbij is, zie ik in gedwaald en gezocht
te hebben in het verre, wat dicht hjj mjj bloeide en
geurde. Vader! wie ik dacht dat mjj beminde ver-
liot mij in do ure des govaars en zij, die ik dacht
dat mjj onverschillig was, heeft de schande veracht
om mjj te redden. Vader! Mary heeft zich zolve
opgeofferd voor mjj."
«Dat \'s braaf van haar! Kom hier, kind! als ge
ton minste niet te grootsoh zjjt geworden."
Maar Mary kwam niet naderby on bleef zich bij
-ocr page 300-
378
MARY HOLLIS.
stoken, maar hij kon niet langer zwjjgon. Had bjj
ook de kwetsuur gevoild, die hem werd toege- |
bracht, hij achtte die niet; zijn leven was een lo-
ven van dulden en lijden geweest. Maar bjj voelde ;
voor het arms kind, dat hot hoofd telkens dieper !
boog bij elke nieuwe beleediging en Dirkcns, dio j
star voor zich zag, hulp en steun vroeg. Dirkens
schoen verslagen, Dirkons scheen alle geestkracht
verloren to hebben, en bjj, do verdrukte menschen- ]
ziel, de spot van den naasten, verhief zich. Noen, !
hij verweet Sir Henry niet, dat hij waardig werd
geoordeeld, zoo als zoo menigeen van zijn geljjkon
iu bet Engeland dier dagen, om den mantel te zijn
dio de schande van anderen bedekte, dat or over
hem beschikt word als over het lastdier: want bij
geloofde niet aan do mogelijkheid van Marys vor- I
ontreiniging en bij was gewoon den teugel of de !
drijf/.weep zijns meesters to gehoorzamen. Maar i
hij verweet Sir Henry zijne zondige trotsehheid, dio
door niets werd gewettigd.
           -
•Niet wie den langsten naam heeft, Sir, is de groot-
ste iu het Koningrijk Gods, maar wie do besto is; i
en vreemd zou hot niet wezen als menig koo- |
knecht in den oordeelsdag boven inenigen cdolman \':
ging..."
•Kingl waar bobt ge al die woorden van daan
gehaald? Zwijg zeg ik je; wo zjjn niet in de kerk,
man!"
• Als ik to kiezen bad, Sir! dan was ik liever
Mary Hollis dan Sir Henry Digby," vervolgde do
Kapellaan, dio het zelfs waagde zijn moester tot
zwijgen te wenken. »Het is niet geld of goed, Sir!
maar do ziel, Sir, dio adelt, on danrom acht ik
Marys adel hooger dan de uwe, Sir!"
•Wel, vervloekte paap, zult ge zwjjgon!" riep Sir
Honrv opspringend en de beweging makend als of
bjj King in do borst wilde vatten. IIij gaf echter
aan zjjne dreiging geen gevolg, omdat de Kapel-
laan iu plaats van te deinzen staan bleef en den
meester mot hot thands straf on ernstig starend
oog aan bleef zien. Sir Henry waagde het voor de
eerste maal zjjns levens niet, dat grotesk en vor-
minkt menschenkind to tuchtigen. Charles cchtor
verdroot de tusschenkomst van do dienaren van
zijn huis; hij deed den Kapcllaan zachtkens terug
treden en trad in diens plaats. • Vader! om den
wille van den naam dien wjj beiden dragen on lief
hebben, geef toe... Mijn besluit is onwrikbaar gc-
nomen... Charles Digby huwt gcono andere!"
•Jo hebt goon wil, kwaje jongen, dien mo God
in zijn toorn gegeven heeft... Eerst mjj arm ge-
gemaakt en nu te onteeren...!"
Daar hief zich Mary uit hare verdooving op. De
schok moest hevig zijn wildo zjj dien gevoelen on
tot haar bcwustzjjn tenigkeoren. »Sir Henry, niet
ik zal het middel zjjn, waardoor gjj onteerd zult
worden! Heb ik u mot oon enkel woord doen gis-
son dat ik verlang\'wat uw erfgenaam begeert? Uw
erfgenaam beschikt over mjj als ware ik zjjn eigen-
dom! Het ware voorzichtig geweest, Sir! voor gjj
met gowcld do u dreigende oneer voorkomen wil-
Dirkens verschuilen. Zjj wonsehtc zich van hier,
honderd uren ver, ten minste niet gezien door hem,
in wiens betuigingen van liefde zij alleen de stem
der dankbaarheid meende te vernemen. Chavles
, bomerkto dat zijn vador een misslapr beging, con
misslag, misschien veroorzaakt door het \'verwarde
zjjncr mededeolingon. Hij overwon allen weerzin
dwong zijne fierheid terug en begon als boctedoe-
n \'lid zondaar zijne afdwalingen te erkennen. Hoewel
ei»n (razen sluier zijne bekentenissen overdekte gaf
bij toch zoo veel te kennen, dat hij hegroep door
de Castlemaino en door eene andere uit zinnelijk-
beid to zijn aangelokt, dat hij. waarbij liefde zocht,
koele zelfzucht had gevonden en bij de onvoldaan-
beid zijns harten telkens had heongoblikt naar h"t
verleden, dat hem iets anders had kiinnen,"misschici)
had willen schenken.
Sprak hij den naam van de Castlemainc ook uit,
een soort van schroom weerhield hem den naam
der onbekende te noemen, dien hij dan ook alleen
maar frissen kon, weerhield hem, om anders dan
met een enkel woord op het gestoorde têtè a têtt
te doelen, terwijl hij niet vuur den moed van Mary
in het licht stelde. Sir Henry begreep dan ook
niet den rechten samenhang, maar begreep toch
zooveel, dat de deerne mot den .jongen verrast was,
en de goede naam van gene daaronder lijden inocst,
hetgeen volgens hom zulk een groot verlies voor
baar juist niet moest zijn, daar er toch niet veel
verloren kon wordon. Toch wildo hij zich dank-
baar tooncn tegenover haar die zijn zoon, volgens
diens zoggen, van een groot gevaar had gered en
daarom zoide bij na een oogenblik nadenkens:
• Mary, wc zullen het gebeurde voor altoos bedck-
ken. Mary, onze Kapellaan zal u zijn hand en zjjn
naam geven... Schrei nu niet moer, kind! Zjjt gjj
nu niet to vroden? 6e krjjgt oen geestelijke tot
man en een goeden kaerol boven dion, Mary!"
•Vader! beleedig haar niet, dien ik mij tot mijne
echtgenote wensch... Mary, hier mag ik bet bo-
lijdcn: ik bob u lief, werkelijk lief. Wjjs mjj niet
terug! Gjj hebt toch straks niet geveinsd, toon gij
voor den Koning uwo liefde he\'-t beleden... Mary,
zie mjj aan. mjj, uwen spcelm >t, die zich zolvon
lhands begrjjpt!"
• Aan die vertooning moet een einde komen,"
riep Sir Henry vertoornd. «(Je zjjt of dronken of
gok geworden. . Die, doernc Lady Digby!"
•En dat zou goed zjjn ook, Sir! Zulk oen doch-
tcr brengt geluk aan en oer ook. Aan beiden,
vat jo, is er op het oogenblik behoefte!"
• DirkenR, snoer je mond! Denkt je, dat vjjf en
twintig jaar rond slenteren in Hallam recht geeft
tot allos? Ik wil er niet moer van hooren! Den
Kapellaan kan zjj huwen en een uitzet zal ik haar
govon!"
•Vader, zoo waar er een God loeft, uiemaut dan
Mary wordt mjjno echtgenote!"
De Kapcllaan, de slaaf der Digbys, had zich heen
en weder op zjjn stoel geschoven, had willen spre-
kon on do woorden zich telkens in do keel voelen
-ocr page 301-
MARY HOLLIS.
37!)
hare tranen besproeide. Daar werd de bekentenis
gehoord van een zondig hart. dat bloedde aan zoo
menige wonde, en die bekentenis werd door do zus-
ter overgebracht tot voor den troon van Hem, die
gekomen was onder de menschen om te dienen, ten
einde hen vrij te maken, die verzocht was gowor-
den, maar de verzoeking had weerstaan, die gele-
den had, maar uitermate was verhoogd! En het
was of daar een stemme zoetelijk ruischte: »Uwe
zonden zijn u vergeven, ga hoen en zondig niet
moer!"
det, vnn mij, die haar zou moeten aanbrengen, to
verstaan of ik haar aanbrengen w i 1!"
»Mary. vergeef mij. maar ik dacht zeker to zijn
van uwe liefde.., (tij heht het recht mijn vonnis
te spreken... Mary, hebt gij mij lief? Wilt gij
de mijne zijn?"
Hij had hare l>cide handen gevat en hlikte haar
in de oogen. De strakheid, de fierheid verdween
van haar gelaat.
•Charles, Charles!" lispelde zij.
»Gjj heht mij lief! Ik weet het, ik weet het!"
juichte hij. «Vader, voor het oog van God en van
u allen neem ik Mary Hollis aan tot mijne ocht-
jrenote; waar zij is zal mjjne woonplaatse zjjn,
waar zij..."
•Niet alzoo, Charles! De zoon sta niet op t^jren
het. vaderlijk gozaoh! O, dat ik een vader had die
het voor mij uitoefende! Sir Henry, ik hemin
uwen oenigen.. (tod heeft toegelaten, dat die
liefde in dit hart zich wortelde, zich zóo vast wor-
telde, dat geen macht en proon kracht haar nitroai*
en kan. Maar, Sir Henry, ik huig mij voor uw ge-
zuch... Ik zal nimmer uwen naam dragen, tenzij
gij mij dien aanbiedt."
•Maar dat zal hij nimmer!" zuchtte Charles, die
zulk een besluit, mot zoo veel vastheid en kalmte
aangekondigd, onwrikbaar wist
Sir Henry zat ontzet: hij Ingreep wel niet al de
kracht, die voor het nemen van zulk een besluit
was nondig geweest, maar hjj waardeerde de ge-
huorzaamheid van dat kind, dat lieve, bleeke kind.
dat er werkelijk uitzag als een geboren edelvrouwe.
•Charles, wij mogen elkaar niet weder zien vóór
uw vader dat woord spreekt. Vaarwel, mjjn Char-
losl vaarwel."
•Dat woord zal gesproken worden, of... het
vaarwel dat ge mij toeroept, roe]) ik vader on mo>\'-
dcr too!"
•Gocno dreiging, Charles! Goeno overreding
zelfs..! De daad van Sir Henry en Mylady moet
eon vrije zijn." Zij verlangde naar het einde en
bad Dirkcns haar heen to leidon.
•Als Lucy maar hier ware!" bromde Sir Henry,
dio iets begon te voelen voor die laaggel>oren doemc.
Hjj was zoo week gestemd: hij had het trotseeren van
zijn vader gezach geduld en do laatste bedreigin-
gen van zijn zoon aangehoord, zonder de hand uit
te strekken ter kastijding! >Mary, kind!" riep hjj
eensklaps toen zjj mot Dirkons op den drempel
stond. »Kom hier! go zjjt een goed kind... geef
me een hand. Wel te rusten, Mary!"
Dirkcns boog zich over haar schouder naar zjjn
meester hoen en fluisterde met bewogen stem: »Do
goede Henry zal den kwaden nog wel overwinnen!
Ood zegene dezen nacht, Sir!"
En daar ginder in een vleugel van het Konink-
Ijjk paleis, waar de zware gordjjnen voor de ra-
men waren neergelaten, als om wat daar binnen
Plaats vond af te sluiten van de waereld daar bui-
ten, daar lag eene vrouw geknield voor ecne an-
dere en gel>ogen over oen kruisbeeld, dat zjj met
XVI.
De onweerswolken pakten zich aan den politie-
ken hemel saam en spelden ceno spoedige en he-
vigo uitbarsting. Karel Stnart was te vergeljjken
bij het kind, dat den helschen geest had opgoroc-
pon, maar de toovorformule vergoten was, waar-
door hij weder terug was to jagen. Het Parlement
was bijeen gekomen en was, even als zoo vele vroe-
gere onder Karels regering, met eerbied en onder-
danigheid begonnen te klagen over spilzucht en
losbandigheid en had zich, krachtig tegenover het
verzoek om subsidie van do zijde der Kroon, ver-
stout aanmerkingen to maken, rogceringsdaden to
bcdillen, veranderingen to verzoeken en eindoljjk
to vorderen. Reeds moer dan eens had het huis
der Gemeenten er op gedoeld, dat er éen persoon
was onder do hooggeplaatsten, die de voorname
oorzaak mocht heten van do immer stjjgonde nit-
spattingen van het hof. Lord Shaftsbury gaf or
Zjjno Majesteit eon trouw verslag van en woos vrij
duidelijk, zonder echter eonigen naam to noemen,
don bedoelden persoon aan.
Daar werd echter woinigo dagen later do tjjding
in Whito-hall aangebracht, dat het huis der Go-
meontcn zich naar het huis dor Ijords had bego-
ven en, na bescheiden to hebben aangeklopt, bin-
nen was gelaten on toon opcnljjk oen aanklacht
had ingediend tegen Georgo Villiors, Hertog van
Ituckingham, den ontrouwen raadsman Zijner gena-
digste Majesteit, don verkrachter van de wetten
door Koning, Lords en Gemeenten gemaakt, den
schender van den habeax corpus act, en dio aan-
klacht was gestaafd door de meest onwrikbare ge-
tuigenissen. Het verleden gaf er bljjk van wat zulk
eene aanklacht beduidde. In de ure van het hecht-
sta geloof aan den onwankolharen steun des Soo-
vereins had menig gunsteling, die zulk een aan-
klacht vernomen had, gesidderd, had hjj zjjno kost-
baarheden ]>ogen bjjeen to zamelen en don blik
gewend naar het vaste land. De indruk, dieu do
thands gedane aanklacht op Huckingham maakte,
kon derhalve worden gegist. Geheel ontzet, had hjj
White-hall betreden om to zien of Karel Stuart
genegen, of liever hjj machte zoude zjjn, hom to
steunen, en te zien of hjj zjjn koninkljjken vriend
thands konde liewegen tot een daad, dio hü (rister
nog weigerde of niet waagde te doen. Er was geen
-ocr page 302-
MARY HOLLIS.
:sso
deerne ook maar niet gestolen. Als ik daaraan
denk word ik woedend! Mij in den waan to laten
dat ik een smetteloze lelie...
»Karel, uw troonstoel waggelt! Staak het van-
gen van muggen en vliegen, en zie eens even om!"
zeide York.
•Wat zoudt ge blijde zijn zoo ik 11 vroeg dat
voor mij to doen, niet waar?" vroeg de Koning.
•Weg mot dien doodschen ernst... Ge jaagt me
den schrik en de verveling op het lijf. En zoo
donker als gij beiden meent is het nog niet. Er
is geen woord gesproken, dat mij kan doen denken
aan eene ontdekking van dat vervloekte traktaat,
dat gij bolden mij hebt doen sluiten.. Ja het komt
il beiden wel toe. mjj met klachten op het lijf te
vallen! God en Zijn Heiligen!" De vrees die mjj
soms overvalt, wordt door n, door u beiden ver-
oorzaakt."
Naakter kon de zelfzucht zich niet openbaren;
duidelijker kon het Buckingham niet worden gco-
penbaard hoe weinig steun hij van een meester
zoudo erlangen, die zich zelven niet aangerand
dacht, en uit vrees van aangerand te zullen kun-
non worden, indien hij zich in hot erevoeht mengde,
zich er buiten wilde houden. Huckingham overzag
het gevaar waaraan hij bloot stond.
•Doe het Parlement uit een jagen!" zoido York.
•Goef het bevel en er zijn honderd zwaarden, die
zich ontblooten."
•Gij spreekt zoo als ieder vermoedelijk erfgo-
naam!" hernam de Koning luchtig. «Hartelijk dank,
James! ik weet dat gij \'t goed meent, maar ik hoop
nog lang te regeeren!"
•Koning te heten, meent ge, en dat is iets an-
ders!" beet York hem toe.
•Sire, sluit het parlement!\'1
•Niets liever dan dat, Will! maar eerst moet ik
mijne subsidiën hebben. Onze Neef heeft toch
recht op eenige gelden en onze schuldeischers
ook !"
•Maar ieder uur. dat het Parlement bijeen bljjft
vermeerdert het gevaar voor 0. Men bedoelt niet
George Yilliers maar Uwe Majesteit!" De Koning
schudde ongeloovig het hoofd. «Uwe Majesteit ver-
gisse zich niet. George Yilliers beteekent te wei-
nig om het ware doel van den aanval te zjjn. Men
wil hom van wege het Parlement doen verhooren
en als George Yilliers dan tegenover zijne rechters
staat, dan\'zal men hem niet lang lastig vallen ovor
do schaking van eene, dio zich gaarne liet scha-
ken, een kind, uit wat stof uit een armzalig dorp
gemaakt; maar dan zal men. onder de leiding van
Shaftsbury, hem uithooren over het traktaat van
Dover, dan zal hjj alles moeten bekennen pn den
geécrbicdigdon naam van zün genadigsten Soevc-
rein moeten noemen..."
• Will, zoudt ge dat doen?"
•Ik zou het moeten doen, Sire! Wordt de arm
gekwetst dan wordt het in het hoofd gevoeld;
wordt de dienaar gevat, wiens oenig doel het was
Uwe Majesteit to dienen en welgevallig te zjjn, dan
sjwor van dien koud gpottenden overmoed meer
over, vnn dat snijdend sarkasmo. van die onbezon-
nen vrolijkheid. Zonder een woord te spreken l»-
gen de Edellieden, en wie liet konden vermeden
hem te ontmoeten. Het was of er in de lucht, dien
hij inademde, reeds iets aanwezig was wat hem
eeno ongenade verkondde.\' Daar hoorde hjj eone
zachte stem zijn naam uitsproken. Het was
Mylady, die met. een innemonden glimlach op hot
gelaat hem op zij kwam, en na hot goede morgen
hem vroeg: «Heeft Uwe (ienade er van gehoord
hoe zij door de Gemeenten is belasterd geworden ..?
Men waagt te beweren, dat. ge een vrije vrouw
heht geroofd, on naar ik verneem is een zekere
Jack. die in Hallam-moor is gevat, gister avond
laat nog in het Parlementshuis verhoord. Kimt
ÜWO (ienade dien Jack?"
«Laat mij. laat mij!" prevelde de Ilcriog, wiens
gelaat loodkleurig scheen te worden en, onder den
invloed van het gebeurde jreene kracht in zich ge-
voeldo om de spits van die slangentong af te we»
ren.
•Wat zijt ge (til, George ! Altijd nog boos op
mij? Of is het u alsof ge ineen bijenkorf verdwaald
zijt geraakt en do lieve beestjens u de angels laten
voelen ?"
•Ken wespennest, meent ge. Het zal uitgebrand
worden ..."
•Is er al een plaatsjen in do paketl>oot naar het
vaste land gehuurd, waarde George?" vroeg zij heel
vertrouwelijk. «De wallen van den Tower liggen
anders in het verschiet... Arme\' vriend, de eene
vrouw stiet u weg. toen go voor haar geknield
Iaagt en de andere doet u zoo duur den verheven
waanzin van een hartstochtelijke luim betalen. Arme
vriend! vaarwel, ik ga voor u bidden!"
Hij stond een oogenblik stil als om diep adem
te halen toen zij vertrokken was en balde dreigend
de vuist De stervende panthor is altijd nog ge-
vaarlijk, want hij heeft zijn klauwen nog behou-
den. Onvoorzichtig, die zich te vroeg verlustigt in
zijne overwinning en de buit te driftig nabij komt!
Toen Huckingham het kabinet l>etrnd vond hij
er Katvl en tot zijne blijdschap ook den Hertog
van York Deze wandelde in zjjn gewoon zwart
kleed langzaam hoen en weder door het vertrek en
zag van tjjd tot tjjd, bij het enkele woord dat hij
sprak, zjjn broeder aan, die op de sofa neerlag,
zenuwachtig geeuwde en zich de armen rekte. Hjj
Huckinghams binnentreden stond hij echter op.
•Will!" riep hjj uit, »hot geldt u, mijn jongen!
Hebt ge er van gehoord wat zjj vóór hebben? De
ganzen worden arendon!"
•En zullen den cenigen, die recht heeft arend
to zjjn, ook nog wel van het nest drjjvcn," merkte
York aan.
•Will, ziet gjj \'t mede zoo donker in?"
•Zóo donker, Sire! dat ik niet geloof van avond
in mjjn eigen bed to zullen slapen, tenzij Uwe Ma-
jesteit tusschen beide trede."
•Ik? Maar Will, dat kan ik niet. Hadt ge die
-ocr page 303-
MARY HOLLIS.
881
moet de meestor de boei breken, zoo hij niet wil
gedrongen worden denzelfden band te dragen..
Sluit dus liet Parlement, Sire!"
•Maar wie bracht u toch tot die dolzinnigheid
waarvan men u beschuldigt?\'\' riep Karel stamp-
voetend. Hij wilde maar niet begrijpen dat dolle
Will gelijk had in zijne onderstelling, dat beiden
gevaar liepen. Hij wilde het ten minste niet laten mei-
ken dat hij het liegroep, dat hij bevreesd was voor de
bedreiging van zijn besten vriend, die aanklager
zou worden van het Koningschap zoo het Koning-
schap niet voor hem zorgde.
•Do dolzinuigheid was zoo groot uiot, Sire!" her-
nam Buckingham. »Er zijn wel grootere verricht,
maar dan lag niet, zoo als nu, een eerzuchtige val-
sche vrouw in do hinderlaag. Barbara Palmcrs,
Sire 1 hitst de doggen tegen mij aan en in hare ver-
blindheid ziet zij niet, dat Uwo Majesteit achter
mij staat on dus de losgelatene óok hoeft te vreezen."
•Barbara?"
•Ja, do vrouw die den Koning van Engeland
modo wist te bewegen zich in oen hinderlaag to
loggen, om een prachtigen buit meester to worden
en den Koning van Engeland deed afdeinzon mot
een aardmuis tot trofee. Do vrouw, die in allen
een hinderpaal ziet on met hare inborst iedere
hinderpaal uit den weg moet zooken te ruimen.
Eerst Buckinghaiu, dan Portsmouth, vervolgens do
Koningin en dan... den Koning, want heeft zjj geen
kinderen, die troonopvolgers kunnen zjjn?"
York, dio in den aanvang niet geluisterd schoen
to hebben, werd aandachtiger en zag nu Bucking-
hum dan den Koning mot verbazing aan.
rMaak o maar niet ongerust, James!" riep Zijne
Majesteit hem toe. «Ik sterf zonder kinderen. Maar
zou Sara, dio zooveel verplichting aan u hoeft, Will,
werkoljjk dezen storm hebben veroorzaakt? \'/nm
misschien dat kind...?"
•Neen, neen, zjj is het; zjj hoeft reeds vroeger
mjj door het mes van eou gemeen struikroovor wil-
len doon vallen... Zjj heeft Uwo Majesteit thauds
woder oone gocdo dienst bewezen, want ik hor-
haal hot: in mij treft men u."
•Karel, neem een besluit, dat allen verbaast! Do
Life-guardu alleen zjjn voldoende het Parlements
gespuis uit oon to jagen. Breng dan eenige hoof-
den op het blok; dat van Shaftsbury het eerst:
breng een • heilzame vrees to weog. Gehoorzamen
zij niet uit eerbied, dwing zo \'t dan to doon uit
vrees!"
•Maar, bjj God on zjjno Heiligen! James, go zjjt
in scherpte van gezicht eon mol gcljjk. Waar bljj-
ven do subsidiën? Belastingen hollen op mijn eigen
naam? Ik dank er voor, want ik verkios geen
martelaar to worden als onzo vader."
•Sire! or is een ander middel," viel Buckingham
in. «Lodewjjk XIV blijft uw bondgenoot on zal
de laatste oogcnblikkon van weifeling niet in aan-
morking nemen. Sire! éen woord slechts on Ports-
mouth met don Franschen Gezant ligt aan uwe
voeten."
«Hebt go reeds voor mij liet noodige met die
beiden in orde gebracht, Will?" vroeg do Koning
bytend.
•Ik heb met geen hunner nog gesproken."
•Goed, goed, ik zal mjj bedeuken."
• Dat Uwe Majesteit zich niet lang bedenke?\'\'
zoide James, die zijn ongeduld niet meer meester
was. «Zoo het Parlement niet uiteen gaat, begeef
ik mjj naar Portsmouth om dicht hij zee to zjjn
en den uitgang vrij te houden.\'\'
Hij vertrok. «Dat lucht op, Will! als dio moe-
digo troonsopvolger weg is! Wat hij mjj gaarne
een dommo daad zou laten doen! Leg uu dien
deftigen toon maar af on vertel me maar in gewone
menschentaal wat de lieftallige Sara, in hare droef-
heid over de veredeling liarer liefste wensehen, jo-
gens, u hooft verzonnen... Ze wou Koningin wor-
den, Will!"
Buckingham was scherpziende genoeg om in dien
uitroep iets meer to zien dan eou gewone spotternij.
Do oudo ltowley was werkelijk in zijn trots gekwetst
en had den mislukten overval, die hem bespottelijk
had gemaakt, niet vergeten en zekor niet vergeven.
Al de goest, al het bijtend vernuft, dat in hem was
wendde Buckingham aan, om Barbara Palmcrs te
schaden, om haar beeld to verminken, dat wil zeg-
gen tot oen karikatuur to vervormen; om Karol
Stuart heen te voeren waar Will in zjjn eigen belang
moest verlangen dat hjj ging. Hij zag zjju geest-
kracht beloond, want.geestkracht was het, to schort-
sen en te spottou over de meest onbeteekoneiide din-
gen waaraan de meestor echter hing, terwjjl de
vrees voor levensgevaar in zijn binnenste woonde;
to schertsen over het embonpoint van de Castlomaine,
terwijl hjj de forsche stem ineendo te hooren van don
speaker van het huis der Gemeenten, dio do aan-
klacht bij de Lords voorlas onder het daverend
handgeklap van do domino menigte daar buiten. Hij
zag zijn geestkracht beloond, want Karel Stuart
ging met Cliuton, Lauderdale on Arliugtou zich be-
radon, dio allen denzelfdcn raad als Buckingbam
gaven on dien ook moesten geven. Het gevolg
daarvan was, dat hjj eon bozock ging afleggen bjj
Louizo do Quórouaille. Hot onderhoud duurde vrij
lang, en na hot eindigen daarvan reed Zijne Majo-
stoit mot een schitterend gevolg naar het huis der
Lords, worwaards ook hot huis dor Gemeenten, zoo
als het gebruik het wildo, word opontbodon: on
van den Koninklijken troon sprak Karel II tot do
vormotelo vertegenwoordigers van zijn volk liet
woord van scheiding uit.
Do sluiting van het Parlement wokto algemcenc
vorbazing. Onder allo standon van het volk wekte
zjj verbittering op; slechts in do naasto kriugou om
don troon word er eon gejuich aangeheven, over hot
klook besluit Zjjncr Majesteit. Do mare van het ge-
bourdo boroikto weldra den Prins van Oranje, dio
in het oerste oogonblik den handschoe, dien hy go-
rood was aan te trokken, in ziedende drift neêrwiorp
en eon hartstocht vertoonde, in do eenzaamheid to
heviger, naarmate hjj voor hot oog der menschen
-ocr page 304-
382                                                              MARY HOLLIS.
to meer bedwongen en ingehouden werd. Hij ver-
moedilc dadelijk het gevolg van het gebeurde, eu
betreurde dit te meer, daar hij zich ceue verdere
inmenging in eene zaak, die hem zoo na nan het
hart ging, moest ontzeggen, daar Mijnheer de Witt
nogmaals niet onduidelijk had doen blijken dat
men zijne terugkomst verlangde. Hjj had met schrik
het verdwijnen van het zonderlinge kind vernomen
en den terugkeer der beide minnaressen, maar had
gehoopt dat Shaftsbury en de zjjnen zich van de
beweging, die het kind had veroorzaakt, zouden
hebben kunnen meester maken en die voortzet-
ten en uitbreiden. Na een oogenblik met haastige
gebraden zjjn vertrek op en neer te zijn gegaan,
ua in zich zelven alle kanseu to hebben gewikt en
gewogen, liet hij zich naar White-hall voeren, waar
hij zijn Oom vrolijk en luchtig, schertsend en lioht-
vaardig spottend, zoo als in de eerste dagen van
zijn overkomst,, aantrof. Het was of de last, die
den Koning langen tijd gedrukt had, was afgewor-
pen, en de ernst hem weder voor goed had verla-
ten. Het welkom werd den Neef echter even har-
telijk, misschien nog wel harteljjker, toegeroepen.
De Oom begon zelfs reden te geven van zijne han-
delwijze eu eindigde mot de verzekering, dat hjj
voortdurend acht gaf op do belangen van zjjn bo-
minden Neef. De verzekering, hoe vurig ook ge-
daan, was zeer algemeen eu bracht den jongen
Neef geen oogenblik op het dwaalspoor.
»lk kwam u mededeelen, Oom! dat ik voornc-
mens ben over weinige dagen to vertrekken. Ik
mag do Hoeren Staten toch do overtuiging over-
brengen Uwer genegenheid P"
•Wol zekor, Neef! Maar waarom zoudt go vor-
trekken? Ulijf hier. Uwo toekomst is hier."
•Ik geloof Uwe Majesteit in den Haag beter te
kunnen dienen dan in Londen!"
Karel schouwde eenigzins verlegen in het rond.
De jonkman begreep hem maar te goed. Zijne Ma-
jesteit wilde hom, die to veel van hare geheimen
wist, onder haar bereik houden, om van hem moester
to blijven, en het blcekc jonksken wilde juist de
meester zjjn, en in de verte, onder de vijanden van
Karel Stuart zich bewegende, dezen dwingen tot
dienstbetoon. Willem van Oranje had do nederlaag
geleden, had zijne plannen voor het oogenblik ver-
jjdeld gezien, maar hjj wdb misschien nog wol ster-
ker na dan vóór die nederlaag. Dat hjj den kamp
niet opgaf, dat hjj part ij mecudo te trekken van de
pozitie, waarin hjj met zoo veel geduld en zoo
veel beleid zich had weten te schuiven, hot kon
den Koning blijken uit do karige woorden die er
nog tusschen hen gewisseld werden Er vlooide
betuiging op betuiging van verknochtheid, bijkans op
te vatton als eono belijdenis van schuld, van Karels
lippen, er kwam geen enkel woord van verwijt of bc-
schuldiging van de zijne. Toch scheen hij met oene
openhartigheid te spreken, die Karel vaak in ver-
warring bracht. Zijne Majesteit had toch de laat*
ste maal verklaard met Lodewjjk XIV gespeeld te
hebbon, en nu zeide de I\'rins, zouder zjjn Oom die
woorden to herinneren, dat hjj het sluiten van
een hechter verbond mot de Republiek nu niot
aanstaande dacht, waarop Karel zelfs niet dorst te
vragen: waarom? Eindelijk waagde hjj nog met
beminnelijke openhartigheid bljjk te geven van zjjn
goed geheugen en Zijne Majesteit te vragen, of zij
I er aan dacht spoedig in het openbaar als Katho.
liek te verschijnen, en nogmaals waagde Zijne Ma-
jestoit eene poging om het bleeke magere jongsken
op een dwaalweg te brengen, door hem te gemoet
te voeren, dat, zoo lang Lodelijk XIV een rat was,
hij het stuksken spek in de val wilde zijn.
Het onderhoud had zijne Majesteit blijkbaar vele
inspanning en moeite gokost. Goddank!" mompelde
hij toen de Neef was vertrokken «de aanval van
die zijde is doorgestaau, maar overloopen doet de
jongen niet. Dat zo zoo aartsdom zjjn geweest om
hem to vertellen wat hjj nooit had moeten weten!"
Hij spoedde zich naar Louize. De omstandighe-
den dreven hom weder lot haar: zij zelve scheen
geenerlei poging to hebben aangewend om hem tot
zich te trekken, sedert zij zich weder in White-
hall gevestigd zag. Voor hjj het besluit had ge-
nomen het Parlement te schorsen, was hij bij haar
geweest, en dat bezoek was het eerste dat zjj van
hem sedert haar terugkeer ontvangen had. Zij was
vriendelijk, opgeruimd, zelfs kinderlijk vrolijk ge-
woest, maar had zich als gewoouljjk van alle po!i-
tiek willen onthouden. Toch had zij zoo veel laten
gisson, dat eene Parlemuntsschorsing noodzakelijk
en wel dadelijk noodzakelijk was. Zijne Majesteit
had eerst do zaak der subsidiën willen ordenen en
daarna schorsen, maar Louize beweerde dat het oersto
nooit anders dan iu orde was geweest en het tweede
met den mecsten spoed in ordo moest komen, wilde
het cersto — do subsidiën — niet op het spel wor-
ilen gezet, daar het Kabinet te Vcrsaillcs van on-
trouw begon to mompelen. Zyue Majesteit viol in
den strik en verbrandde zjjne schepen vóór do zc-
gepraal zich voor hem had verklaard : het Parle-
ment was uiteen on do I\'Yanscho subsidiën waren
hem uog niot verzekerd!
Ze moesten hom echter verzekerd worden en
daarom zag zjj hem weder bjj zich komen, zag zij
hem vertrouwelijk naast zich plaats nemen on hem
heenbuigcu over het kunstwerk, waaraan zjj bezig
was, met Jack voor haar raam eu oen paar praeh-
tige papagaaien in vergulde kooiou op sierlijke
guMdona aan weerszijden van haar sofa. Het was
een gesnater on geschreeuw dat alleen haar niet
scheen te decren.
«Gebied zo to zwijgen, Loc!" zeido Karel zich
de ooren toehoudend.
•Het zjjn geen Parlementsleden, Karel I"
• Waarachtig niet; maar daarom to eer. Hot zal
ii beter met die beesten gelukken dan ik met de
mijnen. Begrjjp eens, nu heeft de Opperrechter
zich ook met Buckingham bemoeid eu wil don scha-
ker vervolgen. Dick Wharton is door Will al prijs
gegeven, maar do gauwdief die dat begrjjpt doet
zjjn best om zijn moester er incó iu te wikkelen.
-ocr page 305-
MAKY
HOLLIS.                                                                S83
Diek moet hunnen ™ ik zal bet bem laten doen.
Het coede volk moet er toch iets van hebben."
»Kn liuckinghnm moet voor eenige maanden naar
het vaste land."
\'Ik kan hein niet missen, Louize!"
rOreetcs! \'t i» uw |»licht vuil P.vliulos te Kclieiilou ;
.,\'t Ik boter iliit éen vlucht, \'t U boter éen dun ... belden!*1
deklameerde zij mot kluchtigen pathos.
• Dat vervloekte volk! Geef mo een recept voor
een slaapdrank aan de hand, Louize! Het moot
naar ale of porter smaken en ze zullen het drin-
kon, vooral als ik o|> het leêgen van iedere kroes
een half pond rmist-Uref als premie stel! Will, voor
eenige maanden WOg!"
•Dat is de bette slaapdrank, die ge voor het
OOgenbtik hot volk kunt ingieten, (iun Versailles
hem slechts voor zes maanden; het zal Lodewijk
en de bierbuiken hier genoegen doen.\'\'
• Als hij het zelf mocht willen !"
»(ie kunt hem licwjjzen dat hij het moot wil-
len."
•Lonize! hij houdt u nog al voor zijne vrien-
din."
•Juist omdat mij zjjn leven lief is moet, hij ver-
trekken."
•Van vertrekken gesproken! Weet go wie óok
van heengaan spreekt? Mijn neef. Mijn neef, wiens
vriendin gij ook zjjt en dat wel tot mijn spijt."
»Jaloersch?"
•Op ham? waarachtig niet. Ojj hebt te veel
smaak, maar soms ook te veel openhartigheid.
liOtiize, zoo ik ooit lioos op n hen geweest, dan is
het om uw laatste onderhoud met hem. De jon-
gen weet alles."
• Ik wonsch er u geluk moê. Ge denkt toch niet
.dat ik hem iets gezegd hel) wat njj roods niet
wist? Maar wees gerust, hjj zal ons dienen in het
land dor kikvorsehen:
Vlei runtlg \'t moede lumfd op \'t u goHpreide doim;
Pit\' jon^ling wmikt rn werkt, en wnnkt ru werkt vuur.....!"
• Ik geloof het niet!"
•Maar ik geloof het. Slechts als gjj het mij bo-
veleii mocht zal ik in allen eerbied belijden, dat
gjj u nooit vergist hebt of vergissen kunt!"
Dus ook zij was dooi\' Willem om den tuin geleid,
want Karel Stuart was schrandor genoeg om to
weten, dat hjj thands beter zag dan do lieve, be-
valligo Ftan^aise, die hom het togendoel verzekerde
mot al do zekorhoid eonor onwrikbare overtuiging.
•Hj) gaat niet naar Vcrsaillos, Louizo!"
•Goed; in den Haag is hjj heter te gebruiken."
•Hjj is slim."
•Des te beter."
>Hjj weet te veinzen"
•Uitmuntend. Maar, hjj de eeuwige Goden, vriend!
laat ons bloemen lezen en niet langer distelen. Hoe
gaat het met Hare Majesteit, sedert den schrik door
uwe jaloezjj haar aangejaagd?"
Karel verkleurde. Louize schaterlachte. >Bar-
bara Palmers waakt toch voor uwe eer! Barbara
I\'almers is toch bezorgd voor uwen uaam als droei;
zij dien zelve! Karel. Karel! ducht ge, dat ik niet
beter wist wat daar omging dan zij? Dacht ge, dat ik
niet wist wie mijn kostuum gedragen heeft op
het gemaskerd hul van üuckingham? Het was een
voorbijgaande luim Harer Majesteit, een luim die
ik vergaf, maar waarover ik waakte. Ik zorgde
ook voor uw geslacht, maar niet om er een deel
van uit te maken. Huekingham vertelde er mij
van...! Arme Karel! wat stondt ge daar als oen
veroordeeld zondaar! Ha, ha, ha!"
• Laat dat, Louize!"\' zeide bij somber. »Ge zjjt
druk bezig distelen te lezen in plaats van bloe-
men."
•Welnu, ja dan, laat ons aan de bloemen begin-
ncn... aan de subsidiën... De gezant heeft
nieuwe instriikticn naar hjj mij mededeelde. Drie
millioen livres worden ter uwer beschikking ge-
steld, mids mijn goede vriend zich een kleine op-
offeriug getrooste../\'
• Weder een Hattield-manor, Louize?"
• Volstrekt niet, mjjii vriend! Ik vraag voor mij
zolvo niets; ik deed het nooit, want llatlield-manor
behoort u, en ik vroeg alleen het recht te mogen
verkrijgen om er uwe gastvrouw te zjjn."
•Maar welke opoffering dan V"
• Lodewijk wenschto kennis te maken met Mylady
de Castlemaine..."
•Hoe nu?"
•Ja. Zijne Majesteit noemde het eeuo kleine op-
ofl\'ering van uwe zjjde, maar ik vermoedde wel dat bet
eene groote zoude z|jn."
•Lodewijk niet, maar gjj vraagt haro verwijde-
ring."
•Verwijdering is het woord niot. Volstrekt niet.
Zjjno Majesteit acht Mylady de Castlemaine oen
vijandin van Frankrjjk, en daar dio vjjandschap op
niets anders dan vooroordeelen berusten kan, wensebt
de Koning door een verbljjftc zijnoot haar daarvan
to genezen. Drie millioen livres en Myladys toekomst
verzekerd te weten ! Karel, het moet dunkt me een
heerljjke voldoening voor u zjjn!" Zjj boog zich tot
hem over en lei hare rozenlippen aan zjjn oor en
fluisterde: >Veins maar niet, lieve vriend 1 liever
wenscht gjj drie millioen te ontvangen dan de dikke
Barbara te behouden."
De stem ten voordcelc van Barbara klonk flauw
in Karels binnenste. Buckinghain had reeds partij
woten te trekken van al do misgrepen, waartoe de
hartstochtelijkheid van Barbara haar verleid had.
En uu ook Louize, do machtige Louize, met do
drie millioen livres tegenover het gesloten Parle-
mentshuis!
•Ik meen het niet kwaad met Barbara," vervolgde
zij. «Integendeel ik raad hare wenschen. Koningin
van Engeland kan zij niet worden, maar gjj moet
haar toch eenige tegemoetkoming verleenen. Zjj
heeft zich zeer belecdigd gevoeld toen ik tot Her-
togin werd verheven. Karel, geef mijne vriendin
dien titel ook I Ik getroost nijj al de moeite van
-ocr page 306-
MARY HOLLIS.
384
hare verheffing, al de lust er van gun ik u. Gy
moet het haar aankondigen ten aanhoore van het
gantsche hof! Dat zal haar streelend zijn. mijn
vriend!"
•En wanneer komt de Eransche gezant bij mü V"
vroeg Karel.
•Zooiira Barbara en Will in zee zjjn!"
Hij trilde. Niet alleen Barbare ook Bnekingham
moest hij prjjs geven. Bnekingham moest vertrek-
ken; zjj verlangde het, zjj, die door den dollen
Will in de laatste dagen met zooveel geestdrift en
trouw was gediend. De ontrouwe, de wisselzieke
Bnekingham werd eindelijk met de eigen munt be-
taald. Karel Stuart was in de macht van die be-
vallige, schijnbaar zoo luchthartige, zoo vrolijke
vrouw. De band die hem omgaf scheen er eeji van
bloemen te zijn, maar hij was er een van jjzer. Bar-
bara 1\'almers was een eerzuchtige, maar eene vrouw
die door hare hartstochten werd beheerscht en
daardoor te toornen en te temmen was; Louize de
Quérouaille was mede eene eerzuchtige, maar zoo
koud als de goudstaven waardoor zjj regeerde, zoo
koud en kalm in hare berekeningen, dat er nimmer
een fout werd gemaakt in do cijfers die zjj eenmaal
had gezet
Weldra werden de dubbele deuren van de prachti-
ge eetzaal van White-hall weder geopend. Do schit-
terende hofstoet vuldo bijkans de ruimte. Wat
Londen groots en edels bood was er vereenigd, want
het gerucht had zich verspreid dat er iets ongewoons
zoude plaats hebben. Waarin dat ongewone bestaan
zou, wist nicmant te vertellen. De loden van het
Kabinet waren aanwezig, uitgenomen Shaftsbury,
die elk oogenblik het bevel tot zijne inhcchtcnisne-
ming verwachtte en dit ook had kunnen zien uit-
gevaardigd, zoo do Koning zjjue zegepraal moer
afdoende had beschouwd on minder de natie, die hij
verbitterd had, van eene andore zjjde weder wilde
tevreden stellen of ontzien. In zjjne gantsche
houding tegenover Bnekingham was het zicht-
baar. Hij had hem uit do handen van het Parle-
ment gered, hij zou de rechtbanken verbieden
do zaak verder dan men reeds met de veroor-
deeling van Dick Wharton gegaan was, te vervolgen,
on toch zou men de openbare meening, waarvan men
de kracht reeds begon te gevoelen, te wille zijn en
Bnekingham voor ecnigon tjjd naar hot vaste land
(loon vertrekken. Het aandeel, dat Louize do Qué-
rouaille aan een en ander had, bleef geheim en
was slechts Aon Koning bekend.
Buckinghwn zelf wist van dat alles nog niets.
Opgeruimd en met een der welriekende handschoo-
nen, dien hü los in do hand hield, spelende, tor-
wijl de fjjnkanten lubben bjj iedere beweging der
polsen sierlijk golfden en zwierden, schitterend van
goud en edelsteenen en paerelen, bewoog hij zich,
te midden der talrijke schare, met luchten tred,
met goeden smaak en dus niet overdreven de gunst
zijns Konings verheffende, die hem van een on-
rechtvaardigen aanval gered had, en voorgevende
dat hü geheel aan Zjjno Majesteit overliet de schan-
delijko aantijging dor politieke partij voor de hoogste
vierschaar des rjjks al of niet te doen vervolgen.
De jonge Mommouth met de luchtige barret, van
welke een lange witte pluim neerhing, in do hand,
in het blauw Huwoelen wambuis en de lange wijde
hozen, had zich een kostuum weten te kiezen dat
afweek van de algomeeno mode, maar zijn gestalte
voordeelig deed uitkomen. Sidney, Ormond, Sun-
derland, Northumberland, de bloem van den adel
volgden en omringden hem. En aan de andere zijde
der grootsche zaal waren de Kdelvrouwcn geschaard
en hoorde men de goudstof kraken onder het wicht
der kostbaarheden en kleinodiën, daaraan gehecht
of daarop rustend, terwijl al die fijne stoffaadjes
ruischten als een zacht zomerwindtjeu door het
bloomhout, bij do diepe nijgingen van haar, die ze
droegen, als een andwoord op de nog diepere bui-
gingen der Edellieden, die de bevalligo schare na-
derden on een gesprek met deze of gene aanknoopten.
Gants achter in de zaal hielden zich de Edellieden
van minderen rang op of die zich in ongenade wis-
ton of als geheel vreemd in die kringen zich niet
op don voorgrond waagden. Do laatste reden mocht
alleen de bescheidenheid van Sir Henry Digby, die
zich mede op den achtergrond hield, verklaren, do
beide andere opgenoemde zou hij zelf als geheel
niet toepasselijk op hem verklaren. Hij zag oer met
trotschheid dan met eerbiedige bewondering op dio
schare neder en verlangdo alleen zjjn goeden Koning
te zien en te spreken, dien hjj liever alleen ontmoet
zou hebben; maar een bjjzouder gehoor was hem
telkens goweigord, hetgeen volgens hem alleen aan
de hovelingen moest worden toegeschreven, die
Zijne Majesteit van do edelstcn en den kern haars
volks schoidden. Daar zag hjj den Lord Kamerheer
den witten staf bewegen en hoordo hij het ruischcu
om zich heen vermeerderen. Do groepen verdeelden .
zich voor een oogenblik. De kleine deur naast den
troon werd geopend en de Ladies van do slaapka*
mer en van do kleedkamer, de Castlemaiuo en do
Hertogin van Portsmouth, traden binnon in al den
glans haror hooge waardigheid. Sir Henry herkende
in de eene »het rare wijf\' dat hom in de herborg
had opgezocht en staarde zich bijna blind op de
diamanten, waarvan haar kleed schitterde. De an-
dore vrouw was zeer eenvoudig, te eenvoudiger nu
zjj naast zoo veel pracht hoon wandelde. In hare
ceinture droog zjj slechts een roos on door hare lok-
ken was slechts oen snoer paerelen govlochten. Toch
bogen de Edellieden, met het instinkt van hovelin-
gen voel dieper voor Portsmouth dan voor do an-
dere, die echter wel to moede scheen on iu het be-
wustzjjn van hare macht nu dezen edelman tot zich
riep, dan wéor een ander mot ecu blik van beschor-
ming van zich liet gaan.
Sir Henry stond op zjjn toenon om te béter te kun-
nen zien. Buckingham was juist do Hertogin van
Portsmouth genaderd, na zich voor My lady de Cast-
lemaine diep gebogen te hobben.
• 11 ij ziet er nog bleek uit, Sir I Do stoot schijnt goed
aangekomen te zijn!" zeido Sir Henry tot zjjn buurman.
-ocr page 307-
MARÏ HOI
Do vleugeldeuren werden opengeworpen en de
Lord Kamerheer riep mot luider stemme: «Zijne
Majesteit de Koning, Hare Majesteit do Koningin!"
Al de groepen verdeelden zich; de aanwezigen schaar-
den zich in twee lange rijen, waar Hunne Majestoi-
ten langs zoude gaan.
Slechts de Prins van Oranje als Prins van den
bloede had een verheven gestoelte naast en iets lager
dan den troon, eu achter hem schaarden zich do
Hollandsche Hecreu. De etiketto vorderde echter,
dat hij by de aankomst Huuuer Majesteiten voor /.ijn
zetel staan bleef. De Koning zag er vrolijk en op-
geruimd uit en voerde de Koningin aan den arm,
die op een slaapwaudelaarster geleek en nauw be-
wust was van wat haar omringde. Zij werd door
den Koning zoo spoedig mogeljjk naar den trooustoel
gebracht, waar zjj met verglaasden blik den talry*
keu stoet aanzag.
• Keu uitgebrande vulkaan is zelden een schoouo
berg!" lluistcrde Louize llarbara in het oor; welk
vernuftig woord door deze met een luiden lach werd
beloond. Of Hare Majesteit dien lach had gehoord
of dat het uit toeval geschiedde, zy wendde het hoofd
om eu vestigde een zonderlingen blik op liarbara,
zoo zonderling, dat de lach haar in de keel bleef
steken. Er scheen licht terug te koeren iu dut on-
bezielde oog, telkens meer licht, zoodat Mylady hot
hoofd afwendde en hare opgewektheid voor een
oogonblik verloor.
Zyne Majesteit had zich reeds geruimen tijd met
haren neef, met diens gevolg en met Duckingham
onderhouden. Hy scheen de Hopubliok eu haro ver-
togen woordigers te dier plaatse van zyne vurige ge-
ucgenheid verzekering te willen doou, hou mot de
bewyzen daarvan te willen overladen on tevens zijn
vriend Buckingham vau zyne voortdurende gunst
voor aller oog te overtuigen.
• Ik heb Uwe Majesteit uijju dank te betuigeu
voor het onthaal dat ik heb mogen ontvangen. Mijn
vorblyf alhier heeft mij iu zóo vele opzichten aan
Uwe Majesteit verbonden, dat ik hot mij wel telkens
zal herinneren," zeide hy op zijn gewonen kouden
toon.
De betuiging scheen Zijne Majesteit niet in allen
doele te voldoen, waarom zjj het raadzaam achtte
hem toe te voeren: >Ik twjjfcl er niet aan of gy
zult my in de gelegenheid stellen al uwe wensuheu
te ondersteunen."
•Ik ken die van Uwe Majesteit en daarnaar hoop
ik my te kunnen richten."
De bedreiging was lijn on alleen voor Zyne Maje-
steit verstaanbaar, wie het leed deed dat de Neef,
met zooveel ballast bezwaard, zoo als hij de bekeud-
hoid met het Dovorsche traktaat en den aanklevo .
van dien mocht heten, vertrekken ging. Hy voelde
zich niet vry meer tegenover dien knaap, met wien
hy voortaan als met een gelyke moest onderhande-
len. Hy verzekerde hem nog, dat er weldra eene
verrekening zoude plaats hebben met den Ueere van
Zuilichem, die naar hij vernomen had, door den
Prins zoude worden achtergelaten, en stelde hem
De toegesprokene mat hem van top tot teen en
audwoordde: >Ja, maar die den stoot toebracht is
er erger aan toe... de domme boer!"
»\\Yat zog je, Sir! myu zoon...?"
Maar er was zooveel beweging in de ry\'en, dat Sir
Heury werd teruggedrongen en gescheiden van den
buurman, dien hij zoo gaarne een hartig woordtjen
had willen toevoegen. De Lord Kamerheer kondigde
hut bezoek aan van Zynu Hoogheid den Prins van
Oranje. Met buitengewone zorg had de Prins ziuh
doen kleeden: zijn gevolg was zoo talrijk als nog
nimmer tijdens zijn verblijf \'" Engeland, bij welk
bezoek ook, hem omringd had. Eu de keuze van
zijn weelderig gewaad e u die van zijn niet miuder
weelderig gevolg kon geen bloot toeval worden ge-
noemd. Zijne Hoogheid ging vertrekken en wilde
nog eonigeu anderen indruk nalaten dan dien hij
reeds op eenige der regeeriugspersouen had gemaakt;
hij wilde een indruk nalaten van do macht en rjjk-
dom op de Engolsche Edellieden. Hij had zijn in-
trede gedaan als een schuchtere knaap; hij wilde
afscheid nemen als Prius van den bloede. Misschien
wilde hij den Koning bij het afscheid herinneren,
dat hij niet zoo arm eu hulpeloos was als Zijne
Majesteit wel eens vermoed had eu hij ook had la-
11\'ii vermoeden, en dat hij, hoewel de plannen die
hij voorstond niet geslaagd waren, toch niet als
verslagene vertrok. De Hertogin van Portsmouth
was hem dadelijk op zjjde, nam hem vrijpostig bij
den arm en voerde hem een weinig uit den kring.
•Uwe Hoogheid gaat niet naar Versailles?"
•Over den Haag misschien, Hertogin!"
ȟy hebt mij bij Zijne Majesteit beschuldigd,
Prins!"
•Van openhartigheid ? maar i k was het ook, Her-
toginl"
•Hebt gü my niets voor het afscheid to zeggen?"
•Blijf u myns herinneren... in vele opzichten,
Hertogin t"
•Ik zal het doen, mits Uwe Hoogheid niets miuder
doe."
•Ik doe misschien nog meer."
•Het doet mij leed, dat Uwe Hoogheid nu reeds
vertrekt."
•Ik heb mijn doel bereikt."
•Zoo? Geheel bereikt?"
•Ik heb mijn oom leeren kennen en die hem het
meest omringen. AU ik naar Voraailles mocht gaan,
dan houdt ge toch uw woord, Hertogin?"
Deze knikte toestemmend en was geheel gerust
gesteld. Die jonkman was dezelfde gebleven; hy
deed geene moeite om zich aangenaam te maken by
de Kngelschc Edellieden, maar hield zich aan haar,
uit belang dat wist ze, maar dat kon ze niet euvel
duiden, want was er een ander roersel denkbaar be-
halve in een verhit brein?
•Myladyl zullen we gaan plaats nemen?" vroeg
sy de Castlemaine, terwyl zy\' haar vriendelijk wonk-
te aan hare hooger hand vlak by den troon zich
neder te zetten. Mylady vond de Hertogin aller-
liefst.
25
-ocr page 308-
MARY HOLLIS.
38U
schingen en de betuigingen van verknochtheid ont-
ving. Daar klonk een scherpe gil. Eenige Ladies,
die het naast aan den troonstoel zaten, schoten toe,
want Hare Majesteit was in zwjjm gevallen. Het
toeval maakte spoedig een einde aan de receptie,
waarvan het hoofddoel was bereikt. Zyne Majesteit
nam ditmaal de vormen in acht en vergezelde de
Ladies, die de bezwjjmde weggeleiden, terwjjl Louize
zich met Mylady en Buokingham verwjjderde.
•Hoo bevalt u die titel, Hertogin van CIeve-
land?"
«Uitmuntend: ware het maar alloen, omdat hij
my aan u gel jj ken doet, Hertogin van Ports-
mouth!"
•Zijne Majesteit liet mij het genoegen voor u een
titel te vragen en schonk my ook de eer van de
keuze."
De Hertogin van Cleveland trilde en fronsde
de wenkbrauw. De helft van het gesmaakte genot
verdween. Do Hertogin van Portsmouth verauder-
de echter van onderwerp eu hief ecu klacht aan over
het toeval Harer Majesteit en besloot met aan te
merken, dat het wel in eenig verbaud kou staan met
den nieuwen titel Harer Genade. >Ik twjjfel er echter
niet aan of Hare Majesteit zal morgen geheel ver-
zoend zyu niet uwe verheffing, Hertogin van Cle-
veland!"
Het drietal was de vertrekken van de gewezen
Mylady de Castlemaine genaderd. Portsmouth en
Buckingham worden schoorvoetend genoodigd bin-
nen te treden, hoewel Barbara Palmers liever niet
de gastvrouw vau die beiden had willen zijn. Daar
lag tot hare verbazing een eigenhandige brief vau
den ouden Rowloy op de tafel; in hare nieuwsgie-
righeid opende zy dien. Zij las... Hare oogen staar -
den... het papier klaterde iu haro vingeren.. .1 want
die brief bevatte het vaarwel, dat Karel Stuurt
haar toeriep, oen vaarwel, dat in beider belang moest
plaats hebben, een vaarwel, dat echter van zyne
zjjde in vriendschap werd uitgesproken. Hy zou haar
in liefde blijven gedenken en wenschte haar toekom-
stig verblijf aan het Franscho hof te doen aanmer-
ken als het grootste bewjjs van genegenheid dat
hjj zijn broeder Lodewyk geven kon.
Zij spande alle krachten in om te glimlachen bij
de lezing, terwjjl zij beider blikken op zich gevestigd
gevoelde; zij deed bijkans het onmogeljjke om nog
te stameren:" >De goede Rowleyl" maar viel
eindelijk overwonnen neder; de vernedering trof te
pijnlijker na den triomf die vooraf was gegaan.
»Gjj hebt my gewroken, Louize! Ik behoor u ge-
heel ; beschik over my t" fluisterde Buckingham haar
toe, toen zy de verpletterde vrouw verlieten. Zjj
knikte hem, met oen zonderlingen glimlach, toe bjj
do woorden: »Ik reken op uwe trouw," en spoedde
zich toon naar Hare Majesteit de Koningin. >Dat
dartele kind!" prevelde Buckingham by den terug-
keer naar zyne woning, die hij in de laatst weken
niet zoo vrolyk als thands betrad. «Die groote kleine
Hertogin van Cleveland! Lodewjjk te Vertailles
daarop te onthalen, het is een meesterstuk 1"
voor aaa Hare Majesteit, die hem koud vaarwel
zeide, vervolgens aan Portsmouth en de Castlemaine.
liet was of de Prins weder al de manieren van een
Edelman had vergeten die hjj straks toch, ten minste
in zijn taal, had in acht genomen. Hij trad de
beide Ladies half droomend voorbjj, terwjjl hij stjjf
lioog, ging de r yen op geljjke wjjze, achtervolgd door
de llollandsche Heereu, langs, un werd toen door
Zijne Majesteit na een officiële omhelzing aan Buc-
kiugham toevertrouwd, die hem tot aan de waterpoort
uitgeleide zoude doen.
Karel had met de rimpels op hot gelaat, en Buc-
kingham somber nastarend, de ryen doorgewandeld en
was naar de zjjde gekomen waar Sir Ileury stond
met een stuk papier in de hand. Daar deze zich
altjjd nog achter aan bovond, reikte hij met den
arm over de voorstaanden heen, en riep vrjj luid:
»Uwe Majesteit gelieve my een enkel woord toe te
staan. Laat me dan toch een oogenblik door, ik
heb met mijn Koning te spreken!\'\' voegde hjj de ge-
buren toe, dio hij mij onzacht op zij drong.
>Wie zjjt ge?" vroeg de Koniug eenigzins stug.
»Ken soldaat van Uwer Majesteits vader, van den
Martelaar, God nebbe zijne ziel! Ik ben gruwelijk
mishandeld in mijn zoon door de dienaren Uwer Ma-
jesteit, en ik vraag recht. Uwe Majesteit heeft er
geen schuld aan, maar de anderen. Kerst was het
de Kanselier die er dan ook het zjjue van kreeg...."
»\\Vie zyt go, manV Uw naam?"
»Sir Ilenry Oigby van Hallam-Castle, en mijn
klachten heb ik door mijn Kapellaan op dit papier
laten zetten..."
•Al wel, al wel! Meld u aan bjj eene betere gc-
legonheid. Ik heb uwe diensten niet vergeten,
evenmin als dio van uw zoon... God zegene u, Sir
Ileury Digby van... van Moorfield-Castle, ik bljjf
aan u deukeu, maar ik heb nu geen tijd!"
Dij ging voort en zag niet hoe den ouden Squire
de tranon in de oogen stonden, de kniën knikten
maar weldra ook de hand saamtrok. Hy\' hoorde het
niet, hoe een kraebtigo vloek tusschen de tanden
werd uitgostocten, noch bemerkte, dat do oude Edel-
man met den toorn in het oog, met immer heviger
verwenschingen op de lippen White-hall verliet en
op den drempel het papier, dat de reeks zyner
klachten bevatte, in zyne woede van éen en in
stukken scheurde.
Zijne Majesteit had dan ook veel belangrijker zaken
te verrichten. Hjj had den ganschen hofstoet aan
te kondigen, dat het hem had goed gedacht Mylady
de Castlemaine te verheffen tot Hertogin van
Cleveland. Buckingham, die juist by die mede-
deeling weder binnen trad, vertrouwde nauw zyne
oo ren.
Hy naderde Louizo voor wie zyne bleekheid en
de trilling zijner lippen niet verborgen bleef. Haar
glimlach was hem een raadsel en nog meer hare
woorden: «Meestal is het broeiend warm vóór een
onweder."
Het gantsche hof drong zich om de gelukkige
saam, die met nederbuigende genade de gelukwcn-
-ocr page 309-
MARY HOLLIS.                                                                 887
Niet lang duurde echter zijne goede stemming,
daar Mylord Arliugtou hom weldra met een bezoek
voroorde en Zyue Uonade zeer beloofd, maar ook zeer
klemmend, namens Zijne Majesteit verzocht om voor
ceuigeu ty\'d op liet vaste land liet onweer te outvlie-
dcn, dat hem in Engeland bedreigde. >Iiet was eeue
noodzakeiykheid," zeide Mylord, «waaraan Zijue Ma-
jesteit zich met een bloedend hart onderwierp en
Zyue Genade zich mede ouderwerpeu moes t."
•Jndieu ik terugkeer.. .1" stamerde George Villiers,
Hertog van üuckiugham, toen hij zich alleen bevoud.
• Vergiftige adder!" riep hjj stampvoetend en de
kreuken niet achtend, die hij bij zijne krampachtige
liewegiugen in de kostbare kanten sloeg. »IJueking-
ham vergeet dat nooit, Louizo de Quérooaille 1"
Indien zjj er bjj ware geweest, ze zou voorzeker
hebben wagen te verzekereu, dat zjj ook uiet
wenschte de ontvangen les ooit door hom vergeten
te zien.
i)o Hertogin van Cleveland vertrok naar Frank-
rjjk, oven als de Hertog van liuckiiigham. Slechts
een toeval verhinderde, dat beiden met dezelfde
gologoiilioid werden overgovoerd. De eerste kwam
nimmer, de tweede binnen eeuige maanden terug,
maar bleef onderworpen aan de dartele Hertogin
van Portsmouth.
Het Kngolscho hof kende voortaan slechts ecne
gobiedster; de lichtzinnige Koning van Engeland
éoue meesteresso. Indien hjj tusschon liarbara Pal-
mers en Louize do Ujuérouaillo had mogen kiezen,
luj zou de eerste hebben behouden... I Karel Stuurt,
onteerder van het Koningschap, vloek van uw volk
dat ge nog veertien jaren lang zult vernederen, aan
die vrouw zjjt gij geketend, in de knellende neep
dier fyno vingeren zult gij gedwongen worden te
gaan waar zij gaat, tot aan het eiude uwer levens-
baau: Karel Stuart, uwe schuld was groot, maar de
boete u opgelegd niet minderl
Do Prins van Oranjo vertrok don vjjf en twintigsten
Februari dos jaars zestien hondord oon on zovontig
van White-hall, vergezeld van do Heeron van Bre-
dorodo, van Opdam, van Zuylostoin, van don Baron
van Geut, vau Valkenburg en nog menig ander
Edelman, op wion do Ropubliok dior dagen trotsch
was. Hjj word uitgoleido gedaan door den Graaf
van Ossory on vier koninklijke jachten mot do bloem
van den Engelschen adel. Hot geschut van den
. ower donderde, de menigte joolde en juichte even
als bjj zijne aankomst, maar bjj het afscheid boog
ieder Edelman en was Zijne Hoogheid vriendelijk en
spraakzaam, wat bjj do aankomst niet had plaats
gehad.
Wat Zjjno Hoogheid verkregen had? Schijnbaar
niet veel. Of de gelden, die het huis Stuart aan
het zijne schuldig was, ooit in zijn koffer zouden
vloeien, het was onzeker, maar meer dan die gelden
hem konden bieden droeg hjj met zich. Zoo als in
zijn later loven, wist hij ook thands do geleden ne-
derlaag bijkans in een zegepraal te doen verkceren.
Hij had het Engelsohe hof loeren kennen beter dan
oeuig lid der Hoeren Staten. Hij had wellicht zjju
tweede overkomst en zjju huweljjk met de dochter
van den Hertog van Vork voorbereid, dat hem den
naasten erfgenaam van de Stuartszou doen worden.
XVII.
Mylndy had tijdens do afwezigheid baars echtge-
uoots stille dagen op Hallam doorgebracht. Do
veelvuldige bezigheid die meestal haar deel waren
geweest, had haar alleiding gegeven ; en alsof zjj
vermoedde dat wat haar nuttig en genoegelijk was
het ook voor anderen zoude zijn, had zjj hare on-
derhoorigou tot meer dan gewonen arbeid verplicht.
Langzamerhand was do storm, dien de moederljjko
liefdo had doen ontstaan, bedaard, had de stem van
den adeltrots die der natuur overheerscht en was
zjj in haar vroeger, maar onlangs voor een oogen-
blik prijs gegeven, geloof aan do voortreffelijkheid
der Digbys en de volkmaaktlieid der Mortons ver-
sterkt. Toch was het goed, dat Sir Iloury zich met
oigon oog van den staat dor zaken overtuigde, daar
Charles, hoeveel bolovond ook, toch nog te jong
was om to kunnen\' deuken, dat lijj al de lagen van
do slechte meiischcn daar ginder roemrijk zoudo
kunnen outkomou. In het diepst haars harten was
zy er wel vau overtuigd, dat Sir Henry alléén niet
bjj maohto zoude zijn om de zaken te effenen, vooral
niet als zjj geduld en een scherp inzicht vereischtou,
in welk geval zij zich aau zijne zijde wenschte, maar
zy geloofde, vooral na Sir Henrys vertrek en oeuig
kalm nadenkeu, het voorgevallene niet van zooveel
gewicht als John, in zijn dorpcren onwetenheid, het
wilde en moost doen voorkomen. Daarbjj had zjj
zich voorgenomen vau do afwezigheid haars echt-
gonoots party te trekken tot het iuvocren van eeu-
uigo nieuwigheden, waartegen Sir Henry, hoe volg-
zaam anders ook in de meeste dingen waar het
Mylady gold, altoos bezwaar had geopperd. Zoo
liet zij een groot gedeelte van den tuin, dien Dirkens
had afgezonderd voor bloembollen en andere cêle
gewassen, omspitten om er bjj do eerste gunstige
gologouhold Turkscho tarwo of iets anders dat voor-
dool gaf te zaaien. Do predikant van het dorp
word aangezegd, dat hy do dienst vrooger beginnen
moost en vrooger moest doon eindigen, en al do pach-
ters werd ingescherpt, dat Mylady het zou aanzien
voor oen bowys van veronachtzaming hunner plichten,
indien zij do kermissen der omliggende dorpen be-
zochten of \'s zondags zich afgaven met allerlei dwaze
en zotte spelen. Die dat bloveu doen, mochten zorgen
dat de pachtpenningen stipt op het uur af werden be-
taald of zij zouden ondervinden, dat de Heer van
Hallam zjju eigendom niet verwaarloosd wilde zien. Zy
was geroepen om eenige pachthuren te vernieuwen of
ecnige hofsteden, die opengevallen waren, te ver-
huren, en zij had er voor gezorgd, dat de pacht was
vorhoogd, hoe do nieuwe huurder ook soms twee
dagen lang er tegen gevochten had. Dy het invallen
van do koude werd zij met verzoeken bestormd,
-ocr page 310-
88ö                                                                         MARY HOLLIS.
Keus, het was aan schoouo winterdag iu Januari,
had zij plotseling deu last gegeven haar paard te
/.adelen, daar zjj inet den Steward uit moest. Het had
Lord Xugent eu diens dochter Hessio gegoldeu, wien
de groeten vau Sir Houry eu vau Cnarlos werden
overgebracht eu veel beteekeueud werd medegedeeld,
dat meu deu jongen Edelman weldra thuis kon ver-
wachten eu hem alsdan aan Hessie zoude voorstellen.
Mylord had toen gebogen eu zijne blijdschap te
kennen gegeven, dat de jonge Edelman weder uit
de gevangenis was ontslagen geworden, wat Myla-
dys wrevel een oogenblik opwekte, die evenwel
spoedig bedaarde door de verzekering, dat men te
veel prijs stelde op eeue verbintenis met de Digby\'s,
om, zoo er niets meer ware gebeurd, eeu enkele
domme streek vau een wilden jouker niet voorbij ll\'
zien. Indien er niets meer ware gebeurd! Die
woorden klonken Mylady bij deu terugkeer telkens
iu het oor; die woorden kou zjj maar niet vergeten.
Er was weder een brief gekomen, eu ditmaal door
Sir Henry zelveu geschreven, met eeu kleinereu vau
Charles. Het bleek haar spoedig dat er ineer, veel
meer, was gebeurd! Hoe Dirkeus Sir Henry ook ge-
beden had zelf niet aan Mylady over de beide kin-
deren te schrjjveii, maar het met hen gebeurde
liever mondeling te behandelen, of, zoo hij daarte-
geu opzag, deu Kapeilaau daarmee te bolasten, do
mau was er uiet toe to bewegen geweest en had hel
veiliger gevonden de eerste mededeeling iu de verte,
dus sehriftcljjk, eu, daar het familegeheimen be-
trutVen, ze zelf te doen. Wat hjj tot dusverre voor
haar verzwegen had zette hjj thauds voorop, name.
lijk, het verpanden vau Hallam om Charles\' schub*
den te voldoen. Mylady lei de brief even uit do
handen en blikte star voor zich uit. Haar leven
was zoigen eu strijden geweest tegen de fatsoenlijke
armoede, die altijd aan de poort vau het kasteel
had gustaau, en slechts iu de laatste jaren zich wat
verder verwijderd had. Al die zorg, al die strijd
was vergeefs geweest en zoude op nieuw moeten be-
ginneu; en de kracht, die het vroeger had weten
to verduren, was niet meer aanwezig, want zjj was
oud geworden! Oud, maar toch nog niet zwak 1 Zjj
zou den strijd op nieuw beginnen; de spaarzaamheid
zoude gierigheid worden, de zuinigheid ontbering
van al wat uaar weelde zweemde. Zjj wilde het
zoo en zjj zou tooneu dat zjj kon wat zij wilde. Meer
dan de treurige toekomst greep haar de gedachte aan,
dat Charles Digby, haar zoon, schulden had kunnen
maken, terwijl hjj wist ze niet te kunnen voldoen.
Dit deed hom in hare schatting van de hoogte ef-
dalen waarop zij hem had geplaatst; dat maakte haar
eeuigzius voorbereid op hetgeeu de brief van Sir
Henry verder bevatte. »Lucy", zoo stond er aan het
slot, dat zij tweemaal las eer zjj er iets van begreep.
»Lucy, geen paling kan zich vaster iu het net woelen
als de verdoemde kwaje jongen er in zat. De eene
liep hém na, en hjj deed het een ander, totdat de
derde bewees de echte te wezen. Al is ze van lage
geboorte, toch zou ik het willen bezweren, dat Onze
Lieve Heer zich vergistte, toen hij haar niet tot een
om herstellingen vau deuren eu vensters, vim mulder
en kelder; verzoeken, die ieder jaar terugkwamen
en door Sir Henry altijd werden ingewilligd, uadat
hjj eerst had gezworen er mets van te willen weten,
maar door haar alle werden geweigerd met da bood-
schap, dat zoo uien liet koud had, men zelf wel
het best zou weten wat er tegen te doen was. Zjj
had daardoor menige shilling bespaard, maar wat
zjj daardoor had gewonnen werd weder in eens ver-
kwist aan sterke soep, aan eieren en ouden wyn,
dien zij aan deze oi° gene kraamvrouw zond, zouder
dat men er om had durven vragen. Die gunstbe-
wjjzcn werden slechts uau enkele dood-armen uitge-
deeld, wien het werd iugesoherpt, dat /.ij ongelukkig
genoeg waren om zooveel hulp to behoeven en hun
ellende niet uoodig hadden te vergrooteu door de
uutvaugeu hulp te gaan rondkraaieu. Do stemmen,
die Mylady alzoo zegeuden, waren weinige en lluis-
tereude ; die, welke haar verweuschteu, en om de
terugkomst van Sir lleury riepen, vele en luide.
Maar was haar straffe hand voelbaar daar buiten,
meer dan dat nog was zij daar binnen. Te zeven ure
\'s morgens moest de Steward aan den grooteu ben-
gel trekken eu de luie meiden en knechts wekken,
die te acht ure aan den arbeid moesten zijn eu als-
dan vuur den tijd vau zes uren gegeten eu gedronken
moesten hebben. Kamers, die sedert het martelaar-
schap van Karel 1 niet gestold waren geworden,
werden nu to onderst boven gekeerd, eu het stof- eu
spiunewebhok, zoo als /.ij de bibliotheek vanden Ka-
peliaan heette, kreeg mede ecu beurt, waarbij de
kostbare werken: >de zeven kampioenen der Kerk
en het boek der martelaren," zulk een ai\'poetsiugeu
uitkloppiug ondergingen, dat de kalfslecren omslag
daarbjj overleed eude titelbladen na vele kneuzingen
zich scheidden van den moederstam. De wanhoop
maakte zich bijna, zoo buiten als binnen het Kasteel,
van allen meester, en van den geringsten knecht at\'
tot den Steward toe werd er ieder morgen en ieder
avond uitgezien naar het Zuiden of Sir lleury nog
niet kwam opdagen.
De goede heer kon beter jagen dan schrijven,
boter vloeken dan stellen; maar hjj had den Kapel-
laan, dio de pen altoos nog kon blyveu bewegen hoe
stijl\' de knokkeligo hand ook werd, belast om My-
lady verslag to doen van hun wedervaren. Zijn
Eerwaarde had een kort bericht gegeven van de
volbrachte reize, maar had dat moeten verschouren
en toen alle bijzonderheden van die reize moeten
mededeelen, waarbjj hjj zelf juist niet in een gunstig
licht verscheen. Hjj had vervolgens den toestand in
Londen moeten beschrijven zoo als Sir Henry dien
opvatte, en daarbjj op uitdrukkelijke begeerte van
zijn meester er bjj moeten voegen, dat hjj zich zel-
von voor een grooten ezel hield, omdat hjj ooit aan
de lasterlijke geruchten geloof had kunnen slaan.
Mylady had die brieven gelezen en herlezen, zoodra
de arbeid was afgedaan en zjj alleen in het holle
vertrek op hare gewone plaats — die van den af-
wezigen Sir Uenry, hoewel dichter bjj het vuur, bleef
open — was neergezeten.
-ocr page 311-
MART HOLUS.
SRO
Edelman vader liet zeggen... on hij hooft haar Hof,
liof, zoo als wij elkaar hadden. Ik had or wel vcr-
doemd voel op tegen, maar do jonden sprak zoo hof-
tip on zij hield zieh groot, alsof zo waarachtig een
gel>oren Morton ware, zoodat ik zo waarachtig naar
de Kerk had willen doon dansen, maar zij begreep
het anders on wou hebben dat pij moêgingt.. Zoek
het met Bossie maar af te maken: \'t is jammer van
het land, dat zo aanbrengen zou on dat wc juist
nu zoo goed konden gebruiken... Maar we mo- |
pen onzen jongen het niet te bang maken en hij
een rijken Sipiire krijgen \\vo nu toch den bons, want
arm zijn we. onthoü dat wel. Luey! We moeten een
paar meiden afdanken en eon kruik portor minder
drinken. Het spijt me waarachtig van jou, Lucy.
die het boter gewend zjjt, maar ik geloof, dat zij or
zich wol in zal schikken. Morgen vertrek ik. Ik
zal, Goddank! zoggen als ik weer in Hallam zit.,
het is hier een goddolooze boel... De Koning zou j
geen knip voor zijn neus waard wezen, als hij Buc- I
kingham niet naar het vaste land had gestuurd. Ik i
durf er een pond onder verwedden — éon pond maar,
Lucy! vroeger zou geen tien pond mij te voel fijn
geweest! — dat Zijne Majesteit hom, om mij te plc-
zieren on om zijn kwaad aan mij weer goed te ma-
kon, wegzond.. Dag. Lucy! Stol Bossie Xugent nu
maar tevreden, en donk aan Charles. Dag Lucy!
wees or van overtuigd dat zjj werken kan ... hou je
goed, l>este Lucy!" Onderaan stond nog mot veel
moeite gokrabbeld : «Je hebt zokor wel begrepen
dat ik over Mary Hollis sprak... Dag Lu..." meer
kon or niet op hot papier. Het was of Sir Henry
er niot ten volle van overtuigd was, dat Mylady gc-
nocgen mot die vorbintonis zoude nomon; hot was
of hjj in een zokcron angst verkoordo over hetgeen
or volgen zoude. Dirkens schoon daarin to doelen,
want hy had do bode van Charles om to Londen
nog mot Mary vorcenigd to worden ondersteund,
had, door op \'s meesters oigonliefdo te werken, dio
door zulk eon daad zjjn oppergezach zoude toonen,
Sir Honrys toestemming reeds verkregen. Alles ech-
ter stuitto af op Marys weigering. Niet alleen Sir
Henry moest zijne toestemming geven, maar ook
Mylady, zeide zjj, on toen Dirkens, zich onvoor-
zichtig genoeg, uitliet dat die nooit gegeven zou
worden, andwoorddo zjj daardoor juist in haar
besluit versterkt te zjjn en niet bjj verrassing Hal-
lam-castle te willen ingevoerd worden. Er was ech-
tor Dog eeno andere reden, welke haar weerhield
aan Chat les\' aandrang gehoor te geven. Nog altijd
vreesde zjj, dat erkentelijkheid door hem verward
werd met liefde, en diep rampzalig zoude zij zich
moeten gevoelen, indien zjj, aan hem verbonden, de
waarheid van hare vrees eens bevestigd zag!
Maar keeren we tot Mylady terug, die op haren
stoel in het midden van het kille vertrek stijf en
strak neerzat en do fijne dunne lippen bijna ten
bloede beet. Zjj was or verre van, het edele van
Marys hart te begrijpen en gecne berekening, maar
kracht tot zelfopoffering, in dat kind te vermoeden.
Een dochter uit het volk, een welp van den ge-
meonen rondkop zou plaats nomen aan dien disch
als hare gelijke, als hare dochter? Xooit, nooit!
Zij ontveinsde hot zioh niet. dat haar oen bange
strijd wachtte, dat ieder tegen haar zoude zamen-
spannen. en de zwakke Sir Henry het eerst: maar
zij zoude volharden. Dat was zwaarder bezoeking
dan de armoede konde zijn. en daarom ging zij nasr
hare binnenkamer en knielde zij weder neer voor
iiare voorvaderen, en bad om afwending van de
schande, welke een gantseh geslacht bedreigde.
Drie dagen waren er na de bewuste mededecling
verloopen. Het was tegen het vallen van den avond
van den vierden, dat de Steward zonder te kloppen
binnon trad en met de vrolijkheid op het gezicht haar
kwam melden, dat er iets in het verschiet zich ver-
toonde wat op Sir Henry en de anderen geleek. Een
iler voorsten had zelfs nog iemant op het zaal. on
het leek in de verte wel een vrouw.
»(toed, Steward ! Als zij nader komen zult gij zo
ook nader en beter zien," zeide Mylady scherp.
Weinige oogenblikken later klonk er hoofgetrap-
pel op het plein en een vrolijk gejoel van stemmen,
zoo als or in geen weken gehoord wns. De vroljjke
drukke meester was terug en het schrikbewind van
de steencn kastelcinesse had een einde, zoo dacht
ieder der huisgenoten, terwijl hy een lustig hoera
deed hooren. Maar or klonk geen enkel gul, geen
enkel hartig woord van zjjn lippen, en er hing oen
wolk op zijn voorhoofd, even als op dat van den •
jongen moester, dio een half uur later uit Dirkens\'
woning van Mary afscheid nam on mot bedaarden
stap het voorplein opreed. Vader noch zoon waren
gorust; beiden zagen togen do ontmoeting van My-
lady op. In do wjjzo waarop zjj haar togentradon
gaf zich reeds oenigermate hot verschil van beider
inborst to kennen.
«Dag, Lucy, dag, bost wjjf!" riep Sir Henry reeds
in de verte, tcrwjjl hjj gezorgd had Robert King bjj
zich te doen blijven.
Mylady reikte hom de hand en uitte statig hare
blijdschap over zjjn behouden terugkeer, hoowol zjj
gewenscht had hem anders to hebben kunnen wc-
derzien. Sir Henry vroeg niet waarom, en begon een
gesprek over hetgeen er in zjjne afwezigheid was
voorgevallen.
Midden in dat onderhoud trad Charles binnen. My-
lady sprong onwillekeurig op, toen zjj hem zag, en zou
hem om den hals zjjn gevlogen, indien zjj de inspraak
van haar hart had gevolgd, maar zjj bedwong zich
en deed haar best hem strak aan to staren en zjjn
harteljjkeu, maar korten groet stjjf te heandwoorden.
•Wat hebt ge, moeder ? Vader zal u reeds hebben
medegedeeld wat hy voor my heeft opgeofferd. Het
doet mij leed, moeder, dat het is geschied, maar ik
ben teruggekomen met het doel om te werken, en
de schuld in te verdienen die op mij rust. Wat hebt
ge, moeder? Zeg het, verzwijg het niet!"
»Mr. King, zoudt ge de goedheid willen hebben
de bibliotheekkamer eens op te nemen ?\'\' vroeg My-
lady, en Zjjne Eerwaarde, die den beleefden maar
stelligen wenk begreep, ging heen.
-ocr page 312-
MARY HOLLIS.
•Gij vraagt wat ik heli? Gjj behoeft dat niet te
vragen. Gij zegt te zullen vergoeden wat ge mig-
dreven hebt? dat kunt go niet dan door een goheole
verandering!" zeido Mylady.
•En dat heeft waarachtig plaats geluid, zie maar
eens, Lucy! het is een rechte edelman geworden...
Het hoeft wel wat veel gekost, maar Lucy! dat zul-
len wo wol to hoven komen zoo als ik je geschreven
heb. Je hebt niijn brief immers wel ontvangen?"
•Ja ik heb hem gelezen en begrepen, Sir Ilenry!
Wij zijn arm, maar hebben onzen naam, onze oei\'
behouden ! (iij hebt, gehandeld zoo als ik wenschte
dat gij handelen zoudt. Onze zoon hoeft gedwaald,
maar hot zijn de dwalingen van een Edelman. Wij
willen hopen dat het hem, nu hij tot stilstaan is ge-
komen, te boter zijne plichten als zoon zal doen be-
grjjpon."
•Ik hoop, moeder! dat ik ze nooit uit hot oog
heb verloren. Ik gaf or de blijken van, toen ik hier
jaren achtereen als een kind werd behandeld on ik
toch bet recht bad mij méér to geloovon."
Zij zag hem donker aan. baar ontwikkelden zoon,
dio haar trots zou hebben opgewekt, indien zij tnin-
der onder don invloed van oen kliinmenden argwaan,
van een stijgenden wrevel geweest was. Had Charles
zijn blos ook ingeboet bij hot veolhowogeno van het
loven der laatste maanden, bij den kamp der ge-
waarwordingen vooral der laatste dagen, bjj zag er
krachtiger, mannelijker uit dan toon hjj naar Londen
vertrok. Wat zijn aangezicht tookondo, betuigden
ook do woorden dio hij sprak. Mylady begon to
vreozen dat hot paard, dat zij tot stilstaan dacht
gebracht, werkelijk mi eerst zou beginnen te hol-
Ion, on don teugel, dien zij hot wilde aanleggen, aan
flarden zou bijten. Hot stemde haar ecnigzins tot
bedachtzaamheid, maar geenzins tot zachtheid of
toegefelijkheid.
•Ik heb er nooit aan getwijfeld dat het gevoel
van cigonwaardo zoor bjj u ontwikkeld was!"
hernam Mylady in andwoord op zjjne laatste woor-
den. Toon koorde zjj zich tot Sir Ilenry, daar zij
zich niet langer togonovor don woorbarstigen bc-
dwingon kon.
•Ik hoop, Sir Honry! dat bot hoofd van hot ge-
slacht dor Digbys met mij de luim van onzen orf-
gonaam als voorbijgaande zal boschouwcn. Do om-
gang mot sloohto vrouwen vernedert en verlaagt;
do gozondo lucht van Hallam on een bezook bjj Lord
Nugont zal do in Londen ontvangen indrukken wel
woêr doen veranderen."
•Mylady!" riop Charles in drift uit, »niot gij
moogt mjj dien omgang verwijten. Ik bon begonnen
to erkennen dat ik bon afgedwaald. Moeder! ik had
verwacht dat ge mjj anders zoudt zjjn togengetre-
don on daardoor mij het woord badt doen terug-
houden dat ik nu uitpreken moot: eeno andere op-
voeding had mjj voor dien omgang kunnen behoeden,
eene andero opvoeding had mjj hier kunnen doen
vinden wat ik eldors heb gezocht, en, na zoo vool
dwalens, tóch gevondon heb. Ja, moeder! govon-
denl" zeide hjj met klimmende drift, toen hij den
trok van minachting op haar gelaat zag. »Mary
Hollis is mijno bruid! Het hoofd van ons geslacht
heeft mijne keuze bekrachtigd. Toon u toch eens
mijne moeder te zijn door mijn geluk to willen."
• Dus heb ik tl dat nooit getoond!" hernam zij
met eenigzins trillende stem; maar spoedig was
do aandoening, bij haar ontstaan, bedwongen, en koud
voerde zij hem tegemoet: »Ik weet wat uwe moeder
verplicht is te doen. Sir Ilenry kan zjjne toostem-
ming niet hebbon gegeven. Zijn verlangen moet
ieder eerbiedigen, maar bet kan niet zijn verlangen
zijn, dat het geslacht Digby het laatst zal verliezen
wat het bezit. Is dat uw verlangen, Sir?"
•Wol neen, wis en waarachtig niet! maar, Lucy,
je spreekt als oen rector. Zet al die deftigheid nu
op zij, en laat me nu eens tijd om blij te wezen dat
ik terug kom. Het andere zal zich wel schikken.
Jongen, je bent pas uit den zadel en je denkt al
weer aan de meid. Laat je moedor zieh bedenken."
•Ik behoef mij niet te bedenken. Sir!"
•Ik ga niet naar Lord Nugont, Mylady...! Moe-
dor, zjj is oen engel dio ik u tot schoondochter
wensch! Gij kent haar niet: laat mij haar u doen
kennen, Moeder!"
•Ik zal haar zien, morgen..." Mylady zoido bot
op zulk oen koudon toon, dat Charles niet wist of
hij juichen of wel zich bedroeven moest. Hij was
gereed haar opheldering te vragen, toon do Kapel-
laan binnon kwam stuiven mot oenigo losso bladen
in do ceno on con kalfsleêren omslag in de andere
hand.
•Sir, Sir! zie eens! Dat bob ik teruggevonden...
van do zovon kampioonon... Sir!" Do man stikte
bjjna in zjjne smart.
•Breng mo dio voddon niet hier, King! Zjjt go
dwaas?" riop Sir Honry.
•Vodden? Dat zijn ze geworden! Zoo ik wist
wio dat deed!"
•Ik, Mr. King! Die stofnesten liet ik schoon ma-
kon, en, dank hot mijner goedheid, dat ik zo u liet
behouden."
•Hot laatste wat ik had!" stamerde do Kapollaan,
(iod govc, Mylady ...
•Wat, Mr. King?"
• Dat er nooit con... vergelding\'komo, Mylady...
Mylady kan zekor niet geloovon dat andoren iets
lief hobbon."
•Het is genoeg! Is bot oproer uit Londen met
u modo gekomen on is hot do laatste ure voor Hal-
lam-eastle? Gjj kunt gaan. Mr. King, gjj zult gcroe-
pen wordon indion we uwo hulp bohoovon."
Charles vertrok mot den Kapellaan, dien hjj zocht
te troosten on plechtig beloofde, dat hjj van hem
oen ander en beter exemplaar zoude hebbon. «My-
lady meent het zoo kwaad niot, goodo vriend!" zeido
Charles bewogen met de diepe smart van den Ka-
pcllaan, die door zjjne moeder gegriefd was, zjjne
moeder, wie het hem toch een behoefte was tcgen-
ovor oen vreomdo to verdedigen,
Het overigo van don avond werd in stilte door-
gebracht. Sir Henry wilde meermalen do strakke
-ocr page 313-
MARY HOLLIS.
3!)!
aangezichten verhelderen, maar hjj moest het opge-
ven en erkennen, dat het niet altoos genocgelijk is
in zijn eigen huis teruggekeerd te zijn.
Den volgenden morgen herinnerde Mylady haren
zoon dat zij Mary wilde zien. Deze was door Dir-
kons geherbergd en door diens vrouw en door moeder
Anna mot open armen ontvangen. Toen Charles
Mary do begeerte zijner moeder overbracht, verbor-
geu do beide vrouwen haro bljjde verwachting niet.
Dirkens echter schudde bedenkelijk het hoofd en
Mary bleef een oogenblik zwijgen. «Charles!" zeide
zij toen, «gjj zult mij wel niet van zondigen hoog-
moed verdenken, als ik u zeg dat ik dien gang niet
mag doen. Indien Mylady hare toestemming had
gegeven, zoudo ik geen oogenblik aarzelen, maar
nu, Charles! zou het don schjjn hebben als of ik iets
kwam afvragen wat my vrijwillig moet worden ge-
schonken. Ik ben immers uw gelijke niet, mijn
Charles!"
Wat hjj ook daartegen aanvoerde, zjj bleef even
zachtzinnig maar ook even vast weigeren, zoo dat
hij met looden voet terugkeeren en mot kloppend
hart zjjno moedor een weigering moest melden. Maar
zjjne vorbazing was groot, toon hjj van Mylady gee-
nerlei hard woord vernam, toen hjj hoorde dat zü
die deerno geljjk moest geven en haar zou gaan be-
zocken onder zijn geleide.
Hot huis van Dirkens genoot een eer, die het
nog nooit had genoten: Mylady kwam in eigen
persoon ovor den uederigen drempel. Dirkens was er
echter niet, om te kunnen doon blijken hoezeer hjj
zich gestreeld achtte ; slechts zijne vrouw en moeder
Anna ontvingen haar. Mot een licht hoofdkuikjen
ging zjj die beiden voorhjj en naar het kind toe,
dat bjj haar binnentreden was opgerezen en haar
schrander zacht oog onderzoekend aanblikte
•Lieve moeder! dat is mjjn Mary!" zeide Charles
haar bjj de hand nemende en aan Mylady voorstel-
lendc.
>Ik kon haar," klonk het. >Niot waar, gij zijt eens
op het kasteel geweest, en toen was hot u reeds
als of gjj er bchoordot? Toen had men misschien
het uitzicht reeds of liovor het voornomen, om zich
op do plaats te schuiven, dio men nu tracht in te
nomen "
«Mylady! zeide Mary met gesmoorde stem.
»(iij zijt een schrander kind, dat van alles purtij
weet to trekkon, zoo wel van don Hertog van Buc-
kingham als van Zjjno Majostoit — uwo oerzucht
ging hoog!... Toch vond gy het voorzichtiger om,
waro hot ook wat lager, iomant to vinden die u een
naam wilde schonken..."
«Moeder, niet verder! Zjjt ge daarom hier geko-
men? Moedor, gjj kent Mary niet!"
«Laat Mylady spreken, Charles!" zeide Mary, wior
lippen wit waren geworden, wier loden huiverdon,
maar wior oogen altijd nog Mylady blovon aanzien.
«Ik heb geduld tot hooren, Charles! want hot is
uwe moeder. Gy zjjt hier gekomen om my te k n a k-
ko. n, Mylady, maar dat zal u moeielyk vallen, want
ik wil mij voor u buigen. Mylady, hebt gjj nog
meer tegen my te getuigen? Ik zal hooren on
zwygen."
Mylady stond een oogenblik verstomd bjj die
zachtheid en tevens die kracht. De vormen moch-
ten de eerste te kennen geven, de daad getuigde
vau de tweede. Dat kind bleef haar aanzien, en bleef
zwygen; on Mylady, begreep dat dat zwijgen in dezo
oogenblikken krachtiger was dan haar sproken. Het
deed haren wrevel ten top stjjgen: het deed haar
zelfs woorden kiezen, die zij in bedaarder oogenblik-
ken zelve zou hebben afgekeurd; het deed haar
eindigen met de herhaalde verklaring, dat zij nooit
de luim van haren zoon zoudo inwilligen, dat zjj
haar nooit als haar schoondochter erkennen zou.
«Kn ik zal nooit aldus worden genoemd of ik
zal hot zjjn met liefdo ook door u, Mylady!" zeide
Mary. «Ik vraag eeno plaats in uw hart, niet alleen
eene plaats naast do uwo aan den disch der Dighys."
«Nooit!"
Dat was haar laatste woord. Zij ging heen, na
Charles gewenkt te hebben haar voor te gaan, aan
welk Ixwel hij niet gereed was to voldoen en ook
niet voldaan zou hebben, zoo Mary het hem niet
gobedon had.
«Het is uwe moeder, Charles!" fluisterdo zij, maar
toch luide genoeg om door Mylady te worden ver-
staan. Het deed de moeder goed dat te vernemon;
het noodzaakte haar, die, hoe schijnbaar koud en
hard ook, de zedeljjkc grootheid baars naasten zeer
goed wist te waardeeren, dat kind to achten; het
voltooide alzoo do nederlaag, dio een zegepraal had
moeten zjjn. Zjj had toch gedacht, een oindo to zul-
len maken aan dat gcdrochtoljjk verbond, dat tus-
schen dio boiden bestond, door do slechte deerno
zóo diep te vernederen, dat Charles inzag hoe laag
zjj eigenlijk stond, en Mary zelve zou zjjn afgeschrikt
om haro intrige langer voort te zetten. En mi, dat
kind was grooter, was hoogcr geweest dan zjj..!
Had zjj het werkelyk slechts willen erkennen, en
had zjj daarbij begrepen dat oen dergelyk wezen,
oons door een jonkman gewaardeerd en bemind,
banden deed vlechten welke onoplosbaar waren, hoe-
veel smarten bad zjj andere, hoeveel wee had zjj
zichzelve niet bespaard! Haar eonige toch keerde
zich van haar af; hjj verweet haar niets; hjj stond
niet openlijk tegen haar gezach op, maar hjj bleef
koud bjj olk vriendelijk woord, dat zjj goreed stond
hem toe to spreken in zoo menig oogenblik, waarin
haar hart week werd on zich moedor vooldo. Tegen
Sir Honry verzette Charles zich altoos mot heftig-
heid, tegen Mylady was zjjn verzet lijdelijk.
Maanden waren voorbijgegaan. De lente had haro
bloesems gegeven en de herfst had do vruchten rood»
doen rjjpen. Sir Henry ontvluchtte den benauwen-
den dampkring in zjjn eigen huis zoo veel hjj kon
en stoldo zich daar buiten, to midden zijner pach-
tors, zooveel mogoljjk schadoloos voor don dwang,
dien hjj zich daar binnen moest opleggon. Charles
dwaalde gantscho dagen de heidevlakten langs. Had
Mary het hem niet reeds te kennen gegeven, zjjn
eigen gevoel zou het hem hebben gezegd, dat beider
-ocr page 314-
MARY HOLIJS.
892
verkoor, bij don voortduiir van do vijandschap zijner
ouders, onmogelijk word. De jongeling wrokte in
zich zelven on verteerde zich in zijne droefheid.
Maar hot denkbeeld, dat hem weken reeds vervuldo,
was na veel strijd gerijpt.
Hij trad op oen seltoonen horfstavond naar Dir-
kens\' woning, waar, onder een mot vruchten behv-
don kastaniol«v«m. Mary was nedergezeton naast
Alice Kennedv. de gelukkige echtgenote van den
overgelnkkigen John,
Hot jonge paar had een woning gebouwd in do
nabijheid van "s vadors huis on Mylady was de eerste
geweest om hot gold. dat zij door zich ontberingen
op te loggen bespaard had, aan Dirkens en zijn
zoon tor hand te stollen als haar gift voor het nieuwe
huisgezin. Zij was de eerste geweest die do plek
voor het nieuwe huis had uitgezocht. Toen Dirken»
zich verbaasd toonde en eene opmerking maakte
waartoe hij alleen den moed had, had zjj hem toe-
gevoegd, dat zij gelijke mot geljjke gaarne zag gc-
paard en zij do vreugde van hem en zijn vrouw
begrijpen konde. Man\' vond in de nieuwe l>ewono-
ressc eene vriendin, die haar met genegenheid, on-
dermengd echter met eerbied, bejegende. Dikwjjls
zat zij met de jonge vrouw onder den kastanjeboom,
en dan zat zij er te sproken over het geluk van Alice
en dan had Alice zelfs nooit den moed om Mary
te spreken van het hare. Daar trad, toen zjj weder
eensde geliefkoosde stoffe behandelden. Charles plot-
seling op beidon toe en verzocht Mary te spreken.
•Wandel met mjj zoo als wjj het vrooger deden!"
zeide hij, toen hij hare weifeling bemerkte. Zij stond
op en ging met hem.
Niet hij, maar zij begon hot ondorhotul. Ook zjj
had met zichzelvo en God geraadpleegd en het bc-
sluit gevat om zich to verwjjderon. »Hot zal uwen
strijd vorlichten, lievo vriend!" dus besloot zjj hare
mededeeling mot een pijnlijk glimlachjon.
Hft hield eensklaps stil, nam haro handen in
do zijne en zag haar in het oog, zoo liefdevol op
hem gevest!
•Mary, ja gij bemint mjj, ik heb or de over-
tuiging van! Welnu, laat ons naar York gaan en
ons daar verbinden! Wjj hebben genoog hare ty-
ranny verdragen. Mjjn vader wenscht niets liever."
•Neen, Charles! Ik kan niet anders; ik mag mjj
niet met geweld in don kring der uwen dringen.
Uwo moeder moet mjj zelve daarin voeren!"
• Ik verwachtto het van u to hooren; maar ver-
neom dan ook wat ik voornemens ben Niet gjj, maar
ik zal mjj verwijderen. Ik vertrek van avond en
neem op het vasteland dienst. Ik zal mjj daar een
naam winnen en zoo dra ik dien bezit, dan zult ge
toch niet weigeren dien aan te nemen, Mary?"
•Gjj wilt den eervollen naam, dien ge thandsdraagt,
prijs geven om mijnentwil? Charles, Charles, ik
dank u!" riep zjj in vervoering uit, den arm om zjjn
hals slaande en hem kussend. «Dat is tot afscheid,"
lispelde rij even blozend, >maar een afscheid gants
andere als gü het u denkt. Ik neem de zelfopoffe-
ring niet aan, Charles! Gjj hebt een vader en een
moeder, wier steun gij zijtof kunt worden in hunne
grijsheid: ik hen een weeze, die niemant dan u
achterlaat en gjj zult niet vertwijfelen, gjj zult ge-
duld hebl>en, want die gelooven haasten niet; ik zal
van hier gaan, niet gij. Hot zou to vroeseljjk zjjn
om thands uwe moedor to verlaten, uwe moedor,
die weder uwe moeder zal worden als ik niet meer
hier ben..."
Charles bleef onvorzettolijk; hjj zou vertrekken,
zelfs dien avond: langer kon hjj niet hier blijven;
want hij vreesde den haat, dien hi jegens zjjne eigene
moeder in zijn binnenste voelde aanwassen, telkens
meer aanwassen.
•God de Hoer vergevo u dat vroeseljjk woord!"
xeide zij huiverend. »Ik Ivogrijp thands dat gij ver-
trekkon moet."
Het was schomeravond toon zij afscheid namen,
een afscheid, dat telkens werd uitgesproken maar
toch geen afscheid kon zjjn. want telkens koorden
zij na het scheidon terug om wedor afscheid to ne-
men. Do tranon stroomden langs de wangen, en
snikkend werd nogmaals, en thands wcrkeljjk voor
het laatst, het vaarwel gestamerd.
Dirkons, die van don arboid terugkeerde, zag
hen van verre en ried wat daar gelxmrde. De goede
man vergat zijn eigen geluk on stampte mot do grovo
holsblokken op do klinkers voor do deur zjjner wo-
ning. «Do snook eet de voren," mompeldo hij, »waar
blijft nu de otter, die de snook zal eten?"
Het was dien dag drukkend warm gowoost. De
arlveiders trokken, moê van do inspanning,hniswaards
waar vrouw on kroost hon wachtten, on neurieden
oen vroljjk liedtjen in het vooruitzicht van hot hon
wachtend genot. Mary, nog niet ver vorwjjdcrd
van de plek waar Charles haar had vaarwel gekust,
schouwde mot betraand oog ovor hot schoone land-
schap hoon, dat reeds don ernst van den komenden
herfst hier en daar voorspoldo: oen omst, die thands
nog verhoogd word door don dikkon sluier, dien do
optrokkondo en saampakkondo loodklourige wolken
over bosch on weide hoonspreidon. «Vader, vader!"
lispelde rij zacht; en na eenige oogonhlikken van
strijd voegde zjj er besloten aan toe:»Nocn, ik mag
niet anders! God helpo mjj!"
•Mary, Mary!" riep Dirkens >waar bljjft go, kind ?
Hot onweer komt opzotton : maar dat is goed ook,
hot heeft al zoo lang gedreigd en na de losbarst ing
is de lucht frischer, kind!" Zjj knikte toestemmend
en trad met hem binnen. Weinig tjjds daarna sloop
zjj het huis uit, gehuld in een dik regcnklecd, dat
echter niet bij machte was om de dikke druppels
het doordringen te beletten. Zjj sloeg den wog in
naar het kasteel, on vroeg or met nauw hoorbare
stem Mylady te spreken, maar geheel alloen. Deze
was nog bezig met den Kapellaan de schepels tarwo
en rogge te tellen, die dien il ig in de schuur
waren gebracht. Bij dien arbeid vergat zjj de tijding,
die haar dien morgen van wege Lord Nngent was
gebracht, eene tijding, die zjj voor allen had verzwe-
gen, nameljjk: de mededeeling dat zjjne dochter
verloofd was aan een ander. Het bericht was kort
-ocr page 315-
MARY HOLLIS.
393
geweest en in zjjn kortheid snijdend scherp. Hare
laatste hoop was vervlogen. Zij stond alloen te
midden der haren, alleen met hare verwachtingen
van de roem en do ecre, den Digbys beschoren, en
dat geslacht was arm en veracht bjj den nahiiiir en
in zich zelf verdeeld! Toch Iwog het fiere hoofd
nog niet, toch had het starre oog geen tranon, zocht
het gewonde hart geen troost, voorliet minst dceling
van hot weo dat hot beklemdo: zij zweeg on vcr-
kropto hot in haar binnenste.
Daar word haar door den Steward gemeld wio er
wachtte, wie haar verlangde te spreken. Het oog
vlamde van toorn, do bleeko fijne lippen hoofden,
hij hot hooren van dien naam, dio haar do oorzaak
van al haar lijdon herinnerde. In do eerste opwel-
ling van haren toorn wilde zij haar doen wegzenden,
maar bij nadenken achtte zij het beter do deerno
te ontvangen. Mary trad voor haar. Mary had
óok geleden; zjj was ook vermagerd, maar het lijdon
had oen zacht weemoedigon trok op haar golaat
te voorschijn geroepen, gants anders dan bjj Mylady.
Hot bitse woord bestierf doze weder op do lippen
en de vraag klonk alleen kond:
•Wat wilt ge?"
•U voor een grootcn ramp behoeden, Mylady!
Charles is voornemons te vertrekken.... alleen, My-
lady!" zeido, zjj toen zjj de uitdrukking van minach-
ting op het gelaat der trotscho bomorkto. »Hij wil
naar hot vaste land om als soldaat te dienon on een
andoren naam to winnon...! maar hjj mag niet vor-
trokken, Mylady!"
»En gjj komt mjj dat zeggen! Ik hogrjjp waarom
hjj niet vertrokken mag!.. Gjj kunt zjjn bijzijn niot
missen, nwen invlood op hem niet verloren zien
gaan... In don vreemde modit hjj eens vergeten
wie hem hior zoo gohikkig heeft gemaakt! Kind,
dat tweedracht durft zaaien tusschon moedor on zoon,
dat den zoon zjjno moedor loert ontvlieden, komt
gjj mjj melden wat gjj gedaan hebt? Komt gij mij
vragen u to helpen om nog langer oen vlook to zjjn
van dit geslacht ? Ga weg, l>oozo deerne!"
•Niet alzoo, Mylady! Ik wil Charles niot hier
doen bljjvon om mjj," hernam zjj mat. >Hjj zal mjj
niet terugzien, Mylady! want ik ga van hier. Haast
u toch, Mylady! hom terug te houden, want hjj wil
zonder oonig afscheid stil van hier gaan. Zog hem
nooit, dat ik u zjjn plan openbaarde, zeg hem dat
nooit, Mylady!" zuchtte zjj.
•Maar wat is uwe meening? Waarom wilt gjj gaan
on hem hier doen bljjven?"
•Hjj behoort aan zjjne ouders, en dan.. Myla-
dyl ik wil niet langer de vloek zjjn van dit ge-
slacht, ik wil den zoon niet scheiden van zjjno moe-
der!"
•Mary!" Het was de kreet van het lang bedwon-
gen hart, van de getroffen moeder: het was een
kreet van dankbaarheid, het was er een van berouw!
•Vaarwel, vaarwel!" snikte de deerne, wier hart
wegkromp van smart en naar het volbrengen
van de offerande haakte. «Vaarwel, vaarwel 1 God
zegene u in uwe grijsheid, en uw gantsch huis I"
Zjj snoldo hoen; zjj rende den donkeren weg over,
en achtto niet den hagelslag, het flitsen van den
bliksem, het geknal van don donder. Zij hief bo-
hoedzaam do klink der deur op on klom den trap
op, die naar het zolderkamortjen leidde waar zij sliep.
Daar wierp zjj zich neder: zij wilde bidden maar
zij had slechts tranen voor woorden en de enkele
iiitgesnikto klank ging onder in hot statig on dreu-
nond rollen van den donder door hot uitspansel der
hemelen.
Hoo lang zij daar geknield had gelegen wist zjj
niet, toen zjj tot do aardo terug word geroepen door
een verward gedruiseh van stommen, door een luid
en angstig roepen van haar naam door Pirkens en
zijne vrouw, door het daarop gevolgd openstooten
van haar kamerdeur en het binnenvallen van het
kaarslicht. Daar stonden op den drempel: Myla-
dy en Charles, en achter dio beidon Sir Henry. en
de eorste kwam tot haar, breidde haro armon naar
haar uit en riep: »Mary, mijn kind, mijno doch-
tor!"
Zjj voelde zich omarmd, zjj voelde zich gekust,
toen... niets meer!
Maar don volgenden morgen, toen de homolen
blauw waren, toon de zon haar loven wekkend
licht op de gedrenkte aardo neer liet dalon en do
gantseho schopping haar ochtondlied zong; toon was
het haar zoo wol en zoo zalig in de armon van
Charles, tegenover Sir Henry, dio schier in het rond
draaide van bljjdschap, van King, die do dikke
vrougdotranen met de lange vingors van de wangen
wischto, on van Mylady, dio haar wel niet meer zoo
todor als don vorigon avond kind noemde, die wel
weer deftig en statig daar nederzat, maar toch mot
welgevallen en liofdo haar zoon beschouwde en haar
toefluisterde: »Maak hem gelukkig!"
Alles was als tot een nieuw leven ontwaakt. Sir
Henry had zijne vrolijkheid, Charles zjjno voerkracht
horvondon, Robort King zjjno ziolsrust in de schoon-
gemaakte bibliothcokkamor mot zjjn nieuw oxom-
plaar van »do zeven kampioenen" in de hand. Char-
les arbeidde en zwoegde met Pirkens en diens zoon
om kasteel on hof te behouden en te ontheffen van
don daarop drukkonden last. Mylady bleef hare
taak met dezelfde kracht als vroeger vervullen. Do
jaren schenen haar niot te verzwakken, want zjj
duldde niet, dat Mary in hare plaats trad. Deze
mocht wel arbeiden maar onder haar. Wat or in
Myladys harte altijd nog bleef omgaan, hoo hevig
de strijd in dion boezem was geweest bleek Mary
maanden daarna, toen zjj als bjj toeval de slaap-
kamer van Mylady betrad en daar de portretten
der voorvaderen met een zwart floers zag bedekt.
1 >e moeder had in Mylady gebogen, do Edelvrouwe
niet.
Mary merkte het op, maar ging mot een flauw
glimlachjen verder en deed door geen enkel woord
gissen dat zjj iets had gezien. Mylady had echter
hare gangen nagegaan en fronsde even het voor-
hoofd, toen zjj Mary op die gewijde plaats zag, maar
zeide niets.
-ocr page 316-
8M                                                                MARY HOLLIS.
Maanden later echter, toon de cersto kreet van
een erfgenaam der Digbys werd gehoord en Mylady
door de reet van do deur, voor welke Sir Henry
en Robert King stomlen, hen in verrukking toeriep:
het is een jongen!" toon kuste zij met oven veol
tederheid als dien hcwiisten avond do aamechtige
moeder en fluisterde zjj haar toe: »Gjj kunt thands
<lo portretten zien, Mary!"
Wij werpen nog een laatsten blik op de groei),
.laren zijn voorbjj gesneld en hebben hun merk aeh-
tergelaten op al do bewoners van Hallam. Moeder
Anna is in den Hoer ontslapen on begraven bij ha-
ren broeder, haren beschermer, bjj Jakob Hollis.
Sir Henry is nog de oude. krachtige, opgeruimde
man. even ruw in zijne vrolijkheid als in zjjn licht
op te wokken toorn: slechts kan hjj niet meer zoo-
veel porter verdragen, on verbuigt hij vroeger dan
gewoonlijk naar de nachtrust. Mylady is altjjd nog
recht ïcblcven; het gozach zetelt in hare blikken,
do deftigheid op haar gelaat, welks strakheid alleen
verzacht wordt, als zjj haar oudsten kleinzoon op
don schoot heeft on mot dezen zelfs... speelt. Toch
is haar gezaeh meer schijn dan wezen en heeft zij
stilzwijgend, maar ook zonder dat zjj het wist, ten
voordeelo van Mary geabdiccerd. Deze was do wer-
keljjke Lady. Do heerschappij van de laaggeboren
deerne werd zelfs met minder morren geduld dan
die van Lucy Morton; want gene heerschto door
do liefde. Sir Henry liet zjjn kroes met porter staan,
als Mary hem langs de hoogroodo wang strookte
en hom vroeg of de porter wel altjjd goed docd"sla-
pon. Mylady verliet do keuken, als Mary haar
vloiond moe troonde naar hot gewono huisvertrek
en haar don stoel wees door hare zorg met een kus-
son voorzien en haar toefluisterde, »als men groot-
I moeder is mag men wel eens rusten"; en grootmoeder
ging dan rusten. En Robert Kings boenen wisten
in do laatste jaren niet wat zjj eigenlijk aan zjjn
j ljjf te doen hadden: en zoo hun de gave der spraak
ware verleend, zij hadden een loflied aangeheven op
do meesteres des huizes, die htm een vol pensioen
| had verzekerd. Robert King hengelde en zette strik-
J kon uit, en sliep als hjj vorkoos; hot laatste deed
de suffende oude het meest, als wilde hjj den tjjd
inhalen dien hjj vroeger had willen slapen, maar wa-
kende en werkende had moeten doorbrengen. En
Charles! Hjj was geen onderdaan zoo als Sir Henry
was geweost en toch onderging ook hjj don invloed
van Mary, die door hare aanraking met het worke-
ljjko leven, door de samenleving met allen die zjj
lief had en die haar lief hadden, hare vaak ziekeljjke
begrippen aangaande God en de waereld had afge-
legd, en eenmaal zelfs, toen Charles na een dag van
arbeid en zorg de zalige ruste en gemoedsvrode haar
van de lippen gekust had, hem toelispelde: Wat is
hot goed dat wjj ginder geweest zjjn!\'\' De schuld,
die op Hallam kleefde, was ter helfte reeds gedelgd,
on zjj zou, spoediger dan een hunner het vermoedde
het weldra geheel zjjn.
Op zekeren dag dat het gantsche gezin onder den
liekenden kastanjeboom de zondagsruste genoot, dat
Sir Henry mot Mylady, nog het spelen en joelen
der kleinkinderen niet moede, hen vooleer, elk op
bjjzondere wjjzc, tot nog dartclender vroljjkheid
spoorde en prikkelde, zoodat Mary met de stichtc-
ljjke lectuur in do hand, het lezen moest staken
om het spel dor kleinen, waaraan zelfs Charles deel
begon to nemen, werden zij verrast door de komst
vnn den postbode, die Lady Digby-Hollis een paket
uit Londen aanbracht. Het bevatte do eigendoms-
bewjjzen van Bloomfiold-honse, de bezitting van den
door Sir Henry zoo zeer gobaton, maar voor wei-
nigo weken overleden, Robert Stowe, den non-kon-
formist, die een deel van do goederen dor Digbys
onder Cromwcll verkregen had; en bjj do akten, die
haar den eigendom van het landgoed verzekerden,
vond de verbaasde Mary een klein stuksken papier,
waarop slechts do woorden stonden: »De gestorvene
Maria de Penalva aan haar, dio zjj zegende."
»\\VeI, verdoemd!" riep Sir Henry, ïdat \'s zeker
van Zijne Majesteit, dio ons toch niet vergeten kan.
Leve onze goedo Koning!"
«Mary. do Digbys danken u haren bloei!"fluisterde
Mylady haar do hand drukkende.
En Charles, de eenige, die met haar die regels
gelezen had, viel diep getroffen haar om don hals:
>God zond u, op aarde, om in all os mjju goede
ongel to zjjn!"
BESLUIT.
Achttien jaren waron voorbjj gegaan sedert wjj
ons verhaal aanvingen. Do winter van het jaar 1688
was aangebroken. Willem Hendrik van Oranje, dien
we als onervaren knaap in White-hall zagen ver-
schijnen, maar die aldaar deed gissen wat hjj wor-
den kon, had do stoutste verwachtingen overtroffen.
Hjj had zjjn vaderland, dat hjj zoo zoer liefhad, den
oorlog niet kunnen besparen, dien I.odewjjk XIV en
zjjn vazal Karcl II in vereeniging met den Keur-
vorst van Keulen en den Bisschop van Munster
wilden, maar hjj had met dat vaderland in de ure
des gevaars pal gestaan; hjj was hot plcchtankor
geweest van aller hoop, hot vaandel waarom zich
alle partijen hadden heengeschaard. Geeno schittc-
rende overwinningen had hjj als veldheer behaald,
maar to schitterender had hjj weten te zegevieren
als staatsman. Na den vrcdo, dio do Republiek der
Yoreenigdo Nederlanden glorierijk uit don bangon !
strjjd deed te voorschjju treden, ging hjj ten tweede-
maal naar Londen, betrad hjj nogmaals White-hall
maar thands als het Eminent Hoofd der machtige
Republiek. Schoon hjj Karel, zjjn oom, had bestre-
den met al de middolen, die hem ter dienste ston- i
den in de raadzaal en op bet slagveld, wist hjj het
hoofd van het huis Stuart er toe te brengen, hem
de vermoedelijke erfgename van den Engelschen
troon, Maria, de oudste dochter van den Hertog van
York, tot vrouw te geven; wist hij te zegevieren op
de talrjjke partij aan het hof, die den zwjjgenden,
-ocr page 317-
MARY
HOLLIS.
395
Verrukkelijk schouwspel, bij welks herrinnering
de borst van iederen Nederlander nog zwelt on
glooit, toon het mastenwoud, zoo dicht als nog geen
zeo had gedragen, zich voordeed aan de haven van
Hellevoetsluis, toen do stijger kraakte onder het
getrappel der ingescheept wordende paarden, do
lucht weergalmde van hot hoezee, de hoogo over-
heid der Republiek zich schaarde om den bleeken,
van den pokken geschonden, den kuchenden, maar
scherp geteekenden, maar met ndelaarsoo;» bogiftig-
den man, die hun hartroerend en onder tranon
uitgesproken vaarwel, kalm en schijnbaar onl>ewogen
aanhoorde, maar dit toch warm bcandwoorddo met
een kernig woord van dank on een vaste belofte
om getrouw to blijven aan zijn verleden.
Het is schoon en aanschouwelijk geschetst, welko
tegenspoeden dio reusachtige vloot nog ondervinden
moest voor zij het anker liet vallen: hoc ieder na
den storm, die de schepen verstrooide, wanhoopte
aan het welslagen, en Willem Hendrik van Oranje
de oenigo was, die dezelfde zich vertoonde als bjj
het afscheid of liever opgeruimder, vriendelijker,
hartoljjkor on moediger nog dan toon: hoo hij uit
den tegenspoed de stoffe putte voor den volgenden
voorspood, uit do schijnbare nodorlaag do zegepraal
voorbereidde, en do Hollandsche nieuwsbladen doed
opvullen met overdreven verslagen van hot werkelijk
gebeurde, zoo dat Koning Jakob, dio een oogenblik
had gesidderd, de zorg verzette en van eenc vei-
ligheid droomde dio niet Ircstond: hoe hij scheep
gegaan midden in den winter, do zee tusschen
Dover en Calais als bedekto met zijno vloot, thands
wel tot zeven honderd zeilen aangegroeid; hoo hjj
de tocgovlocide on wachtende toeschouwers op A1-
bions kust het hart met blijde hoop vervulde, bjj
het salueeron met zijne kartouwen en het spelen
van zjjne vrolijke, in do verte schottcrende, krijgs-
muzick I
Onder gindscho toeschouwers zjjn oudo bekenden
en dezo zjjn niet het achterlijkst in het botoonen
hunner vreugde. Ginds staat oen man van even
veertig jaren, gekloed als do landlieden dior dagen
on naast hem oen dienaar, dio oogcnschjjnlijk even
voel jaren tolt. Hot is Sir Charles van Bloomfiold-
bouso mot John Dirkens, on do jonkman, dio achter
hon staat en zich op do teenen heft om medo te
zien wat do menigte om hem heen zoo zeer boeit,
is Honry, de oudste zoon des eersten, een beold-
schoono knaap zoo als monigo deerne, achter hem
on ter zjjde, in zich zelve of tot hare geburo fluis-
terend zegt. De oude Sir Henry, weduwenaar sinds
een tweetal jaren, was niet te oud om mede te
trekken naar het Zuiden, maar do herinnering aan
den Koning-martelaar was nog te levendig, en zijn
geloof aan het goddelijke van het Koningschap te
sterk, om den overweldiger, zoo als hij den Prins
van Oranje reeds noemde, te gaan helpen.
Zjjn zoon dacht echter geheel anders. Hij had
alleen de herinnering van Karel II en diens hof;
hij had deelgenomen aan de wenschen der verdachte
Whigpartij en had met de naburen van den omtrek
koelen, bedaarden man weerstreefde. Karel II was
eindelijk gestorven on opgevolgd door zjjn broeder
Jakob II, die als Koning hot ideaal zocht to vcr-
wozondlijken, dat hij als vermoedelijk erfgenaam
reeds had nagestreefd: een ideaal, dat hot gantsehe
geslacht der Stnarts aankleefd en dat het vonnis
verklaarde dat over het gantsehe geslacht wa9 uit-
gesproken. Jakob II was dommer dan zijn broeder,
maar was krachtiger. Met een vasten wil toog hij
aan den arbeid: de vestiging van een alleenheer-
schappijin Engeland, de vernietiging van hot Protos-
tantisme, dat hij als hinderpaal voor zijn gezach
overwinnen moest.
Zoo lang hij de vrijheden der onderdanen alleen
aanrandde, behield hij nog cene talrijke partij in
de vurige aanhangers van do Kerk van Engeland,
voor wie bet goddelijk recht der Koningen een leer-
stelsel was, even onwrikbaar als dat van het bestaan
der Iloilitro Driceenhoid. Welke wetten bij ook met
vooten trad, de Bisschoppon predikten hot onchris-
toljjko van een opstand tegen den gczalfdo Gods,
terwjjl de liberalen dier oouw — do boschaafdsten
en ontwikkelsten der natio, Whips genoemd — zoo-
danig waren getuchtigd en verslagen, dat hunne
stom slechts fluisterend werd vernomen. Maar
Jakob ging verder en tastte do heilige Kerk van
Kngeland aan, en dezolfdo Bisschoppon, die slechts
een lijdelijk verzot hadden gopredikt, predikten wel
niet den opstand, maar spoorden er toch toe aan.
Allen wendden zich naar Willem van Oranje, die
do uitgewekenen van alle kleur en allen stand te
zjjnont in den Ilaag ontving, die zwijgen bleef,
maar tevens in het rondo bleef zien met zjjn arends-
blik, die koel bleef bij den hartstocht rondom zich,
on, hoe ook gedrongen tot den aanval, zijne ure
bleef afwachten/ Die ure sloeg. Zelfs toen zij nog
niot had geslagen, had hjj alles voorlwreid, ton
oindo gereed te zijn op den juistcn oogonblik. En
wolko hinderpalen had hij daarbij te overwinnen!
Do tocht voreischto schatten, dio hjj niet bezat,
maar dio hij verkreeg]; vordordo trocpon, dio aan-
goworvon moesten worden, onder do oogon van do
Franscho on Engolscho Gozanten. dio mot Lynxoogen
do minsto zjjnor bowogingon bospieddon, moesten
aangeworven wordon met modoweton van do Staten
Generaal, waaronder slechts weinige zwijgenden
zich bevondon. En toen de troepen allen gereed wa-
ron on do vloot van vijfhonderd zielen zeilreê lag,
toon kon hot Kabinet van Versailles en St. James
oorst volledig worden ingelicht aangaande het doel
van den tocht. Een Engelsch admiraal, een uitge-
wekene, moest gebied voeren over de vloot dor Staten;
het behoorde to geschieden om Engeland alle denk-
becld te ontnemen van een verovering, en de hoovaardjj
der natio niet te kwetsen, maar het moest den toen
niet minder trotschen Nederlander beleedigen, om
hot kruis van St. George van de masten zijner
vloot te zien wapperen in de plaats van de Staten-
vlag. Het gelukte hem nochtans, en de roemrijke
Evertsen verklaarde zich bereid do bevelen te ont-
vangen van de schier onbekende Sir Herbert.
-ocr page 318-
\' :wn                                                                            MART HOLIJS.
zich verlvondon. om de goede zaak vnn do Engel-
sehe Kerk en do Engelsche vrijheden to verdedigen.
Ook dsinrin was do invloed van Mary Hollis op haar
echtgenoot niet te miskennen. Po hoofden dor WMjf
partij haddon hom getrouw konnis gegeven van do
aanstaande overkomst Zijner Hoogheid on Torliay of
Partmouth als waarschijnlijke landingsplaats aan-
erewozen. Zoo als wjj hoven zagen, verraste hen to
Dover reeds do vloot, hij wier aanblik zij hunne geest-
vervoering niet langer meester waren, hoewol zij zich
daardoor aan eene groote onvooiziehtigheid schuldig
maakten, daar do spionnen van den kanselier Jof-
frics. den beul van duizenden Whigs, hen omringden.
•Ze kunnen morgen Torhay hinnenvallen. John!"
zeido Charles. »de wind waait stijf uit den oosthoek."
»!>e wind kan koeren. Sir!" fluisterde een dor
gohuron.
«Wenscht go dat? riep een derde luid.
• Ken paap. een Jezuïet onder ons!" schreeuwde
een ander, waarop allen op den onvoorzichtigen Jako-
liiet indrongen, die met moeite dien aanval ontkwam.
Charles en do zijnen roden nog dienzolfden avond
verder en horoikton den volgenden morgen Torhay,
waar zij ieder oogenMik do vloot verwachtten: maar,
helaas! aan den goziehtcindor werden slechts eonige
stippen bespeurd, welko weldra verdwenen. Po
Edellieden, die met, hen gekomen waren, uitten de
angstigste onderstellingen, gewaagden van een waar-
schjjnlijken aanval van de koninklijke vloot onder
den firaaf van Bnth en de verstrooiing van de
Hollandscho schepen, welke niet in staat zouden z\'jn.
met hun vracht van veertien duizend soldaten, den
vijand het hoofd te hieden. Hot hoopken, dat zich
hij Torhay vcreenigd had verstrooide zich on dacht
alloen op zelfbehoud. Charles besloot echter te bljjven
tot hjj nadere en zekcro berichten ontving. Po dag
word mot oonlge woinigen in telkens klimmendo
onrust doorgobracht. Pc wind was werkoljjk gekoord
en uitgeschoten naar het Zuiden, hetgeen den on-
geduldig wachtenden een noodlottig ongeval was.
Zjj wisten echter op dat oogonblik niet, dat juist
het keeren van den wind den tocht deed gelukken,
daar de felle Oostenwind do vloot gedurende den
nacht Torhay voorhjj had doen zeilen, terwijl \'de
Zuidenwind haar nu naar de kust van Engeland
dreef. Tegen den avond zagen do dorpelingen, altijd
nog op het strand de eerste zeilen. Menigeen scheen
verborgen op den uitkijk te hebben gestaan, want
Charles en do zijnen zagen zich weldra weder
versterkt door cenige bondgonoten. John achtte
thands alle voorzichtigheid overbodig en haalde uit
zjjn zak oen oranje-bandelier te voorschijn, prjjkcn-
do aan de einden met den letter VV. Een daverend
handgeklap volgde en al de aanwezigen schaarden
zich om den moedigen man, die het eerst de kleur
des redders op Engelands bodem vertoonde.
Zeil bji zeil klom uit de zee op, en oen nog pracht i-
ger gezicht dan hjj Dover werd hun hier gegund.
Een groot fregat naderde de kust. Van de groote
mast zagen zij oen vlag waaien, op welke de wapens
I en zinnebeelden* van den Stadhouder en diens Ge-
malin stonden afgel>eold. rondom welke in de La-
tijnsche taal do woorden geschreven stonden: «Voor
de Protestantscho Godsdienst on do vrijheden van
Engeland" en onder welke men de zinspreuk las
van hot Nassnuscho huis: Je Maiiitiendrai. Een
boot word van het fregat, dat don Briol heette,
uitgezet. Pe trompetten schetterden, hot geschut
knalde, de hoeden wuifden. Willem van Oranje was
met eonige zijner ervaren krijgshcvelliobbcrs in de
boot gestapt on weid naar hot strand gevoerd, ge-
volgd door een zwerm van boten, overvuld met sol-
daten. Daar ging een kreet vnn wolkom van do kust
op, oen daverende jubel, die een oogonhlik do krijgs-
mnziek deed verstommen. Vrouwen, zoo wol als
mannen, liepen den redder tot in het water te ge-
moet en ontvingen hem met den kreet van: «God
zegene u. God zegene u!" Ilij was aan land gestapt
on zag vriendelijk groetend om zich heen. Daar
was niet het heir van Engelsche Ivondgonotcn en
aanhangers bijeen, dat men hem voorspeld had; daar
waren slechts weinigen om hom to ontvangen. Hij
deed niets van zjjne teleurstelling blijken, maar nam
do namvezigen in door zijne hartelijke begrooting.
Hij reikte Charles, die het dichtst bjj stond, de hand
en zag hom on John, die den bandelier droeg
eon\'ge oogcnblikken met doordringonden blik aan.
«Ik heb ii beiden moor gezien, vrienden! Dien
bandelier kon ik. dien gaf ik eens... aan uw vader
zeker, en u zag ik..."
«Als baldadigen knaap in White-hall, toen... l\'wo
Hoogheid ! toen we onzen tijd verkwistten mot het
worpen van sneeuwballen."
«Juist, we zullen er nu andere moeten werpen, zoo
God het niet vorhoodt."
«Zoo hot noodig wordt, Uwo Hoogheid! zal ik
oven goed pogen to raken en mjjn trouwo John
Dirkcns wenscht niots liever."
Do Prins knikte boiden minzaam toe en nam na do
ontschoping van soldaton on paarden to hobben ga-
geslagen, zjjn intrek in een vissehershut, waar hjj
don nacht in een armstoel doorbracht. Charles en
de zijnen waren middelerwjjl niot ledig. Zjj zorgden
voor de verspreiding van de groote tjjding in do
omstreken tot Exeter toe; zjj verdubbelden in hunne
berichten de hoegrootheid van het gelande leger en
van het aantaal Engelsche Edellieden, dio den Prins
waren bijgevallen. Den volgenden morgen werd er
in het open veld eene godsdienstoefening gehouden,
en daarna opgerukt naar Exeter, dat in den aanvang
zelfs een vijandige houding aannam. Weldra echtor
veranderde do staat van zaken. Lord Colcbester,
de vriend van den onthoofden Hertog Mommouth,
die in zijne poging om te doen wat de Prins van
Oranje thands deed, faalde en daarvoor den dood
onderging, was do eerste van den hoogen adel, die
zich verklaarde en des Konings zijde verliet. Lord
Cornbury volgde met de meeste zijner soldaten.
Daarop meldden Churchill, de later zoo beroemde
Hertog van Marlborough zich aan, met den Hertog
van Grafton, een van de basterts van Karel den
Tweeden. De afval werd algemeen, en strekte zich
-ocr page 319-
i
MARY HOLLIS.                                                                 397
met bloed bespat, maar deze vlekken hadden de
eerste, in het duel met Buckingham vorkregon, uit-
gewischt. De oranjebandelior van Dirkens was pur-
per geworden. Do zege was behaald. De trompotteu
schetterden, de vaandels bogen, do pluimen wuifden.
De Koning stond to midden zjjuer knjgsbevelhobbors
eu deelde de bewijzen zjjuer erkentelijkheid eu vriend-
schap uit. Hier was het een handdruk die, tot
het hart ging, ginder een woord of eeu blik, die
nooit werden vergeten, vorder werden nog grooter
bljjken van erkentelijkheid gegeven. Op het slag-
veld was Willem van Oranje zoo geheel anders dan
in de raadzaal!
Charles Digby van Bloomtield-house werd voor
don Koning geroepen, eu voor het front van het re-
giment, aan welks hoofd hy gestreden had met den
moed eu de kracht van een Digby, boog hn" een knie
op deu doorweekten groud, eu stond op als Charles
Digby, Viscouut of Hallam.
Ditmaal had een Digby politiekeu takt getoond
in hot kiezen eener partij. Sir Henry doelde er op,
toen hjj bjj het vernemen van Charles\' verheffing uit-
riep: »Wel verdoemd, de overweldiger doet meer
voor ons dan al onze wettige Koningen saam geuo-
mon."
Koning Willem had van den vroegen ochtend tot
den laten avond te paard gezeten en toen hij ein-
delijk een oogeiiblik mocht rusten belette hem dit
weder de gewone zware hoofdpijn, die hjj den gant-
schen dag gevoeld, maar weerstaan had.
En vele zulke dagen waren hem nog weggolegd
eer hij de ruste mocht genieteu, die de natuur voor
ieder menschenkind heeft weggelegd. Het verraad
omloerdo hem, de ondankbaarheid wondde hem, do
partijzucht beschimpte hem, de koorts verteerde hem,
en nochtans volbracht hjj de zware hem opgelegde
taak en werd hjj getrouw bevonden aan zijne, roeping
tot den einde toe.
Heerlyke bladen der geschiedenis, waarop zijn
naam staat vermeld!
uit tot aan do treden van deu troon. Do Prins van
Denemarken, gehuwd met de tweede dochter van
Jakob, verliet zijn schoonvader om zijn zwager, en
zijne echtgenote, het eigen kind van den rampzaligen
monarch, haastte zich dat voorbeeld te volgen. Bin-
nen weiuige dagen was leger en parlement, adel on
burger rondom de banier van Willem Hendrik van
Oranje veroenigd, was de laatste Koning uit den
huize Stuurt een vluchteling en een gast van Lo-
dewyk den Veertienden.
De subsidiën van Frankrijk hadden vrucht gedra-
gen; wat Karel II had voorbereid was ouder Jakob II
voltooid. De Stuarts konden niet leeren; het volk
van Engeland begreep hot eindelijk en wierp hou uit.
Nog een heeteu strijd wachtte do eerste koustitu-
tiouoele Koning van Europa, van wiens regeeriug
Engelands grootheid dagteekcut. Een Fransch leger
had de onttroonde Koning Jakob naar Ierland ge-
bracht, waar het oiulo huis nog talrijke aanhangers
telde. Koning Willem was eindelijk in staat zijn
getrouwe Hollaudscho regimenten met de beste van
het Engelsche leger derwaarts over te voeren, en
toon had de veldslag plaats, die voor goed het lot
van Jakob besliste. De slag aan de Boyuo deed hem
weder naar St. Germain terugvluchten en Willem
meester blijven van Groot-Brittauje. Het was een
heete dag eu voor vele der Engelsche Edellieden
het eerste gevecht. Dit was het ten minste voor
Charles Digby en John Dirkens. Lang stonden de
kansen hachelijk. Eenige regimenten deinsden, maar
daar wapperde weder in het heetst van het vuur
do pluim van den Koning, daar flikkerde weder dat
bezielde en bezielende oogenpaar, daar klonk weder
de stem, welke tbands van geestdrift vol was ge-
worden en melodiescht De peze ontving nieuwe
kracht, het harte verdubbelden moed en voorwaards
ging het over de stapels ljjken heen, den voet glib-
berend in het bloed, het oog gericht op den vijand,
tot dat deze den rug keerde.
Het zwaard van Charles was voor de tweede reize
-ocr page 320-
Wijze van uitgave.
Tn formaat, wijze van uitvoering en prijs gelijk aan van Lenneps Werken — doch
met gr o o ter letter gedrukt — wensch ik eene reeks Romantische werken van
Nederlavtiscfte Auteurs uit te geven.
Naast van hennep verdienen de Romantische werken van Mevrouw Bosboom-Tous-
saint
de eerste plaats. Met deze wordt de nieuwe uitgave aangevangen.
Naast deze geschriften hoop ik verder op te nemen de Romantische werken van
/ƒ. /. Schimmel, Lodewijk Mulder, den Ouden Heer Smits, Mevr. Eliscvan Calcar,
Chonia, J. J. Cremcr, Gerard Keiler, W. A. van Rees en anderen.
De werken van ieder Auteur zullen een afzonderlijk geheel uitmaken. Om meer-
dere verscheidenheid in de lectuur te brengen, zullen echter, bij afwisseling, afle-
veringen van twee of drie Auteurs verschijnen, doch zóó . dat telkens een roman
geheel is verschenen, vóór met dien van een ander wordt begonnen.
In de eerste plaats zullen daarin , doch met afzonderlijke paginatuur, verschijnen:
van de Romantische werken van
MEVR. BOSBOOM-TOUSSAINT:
HEI HUIS LALERNESSE. — DE GRAAF VAN DEVON.SIIIRK,. — ENGELSCHEN TE ROME. —
EKNE KROON VAN\' KAREL DEN STOLTEN. — VERSPREIDE VERHALEN. — XIMENES.
ALBA. ORSINI. — DIANA. — ME.IONKVROl\'W DE MAÜLÉON. — EENIGE SCHETSEN. —
MEDIA NOCHE. — DON ADRONDIO. — DE ALKMAARSCHE WEES.
En van die van
H. J. SCHIMMEL:
BONAPARTE EN ZIJN TUD. — DE EERSTE DAG EENS NIEUWEN LEVENS. — SPROKEN
EN VERTELLINGEN. — EEN HAAGSCUE JOFFER. — TWEE VRIENDEN. — MARY
HOLLIS. — MVLADY CARLISLE.
Met het oog op deze editie wordt met dezen jaargang de uitgave van Neêrlands-
liihUotheek
gesiaakt; zij wordt door deze onderneming vervangen.
Opdat ieder deze volks-uitgave zou kunnen steunen, zonder zich voor oen te groot
tijdsverloop te verbinden, is de inteekening slechts geldend voor één jaar en de prijs
bepaald, als bij van F.enneps Werken: op 12* cents per blad druks, inhoudende
vier vel gewoon <^vo.
.Jaarlijks verschijnen 24 afleveringtn , van twee vel druks, waarvan maandelijks twee
afleveringen worden verzonden.
l)e prijs per aflevering is 25 cents, dus / ü.— per jaar.
Men verbindt zich slechts voor één jaar.
Een o]) slaal gegraveerd prrtret wordt, zoodra de werken van een Anteur kompleet
Bnu, gratis geleverd.
Afzonderlijke afleveringen zijn alléén verkrijgbaar voor hen, die bjj het einde van
een jaargang hunne inteekening opzeggende, een alsdan wellicht nog niet geheel afgo-
drnkten roman weuschen te kompleteeren. Zooveel mogeljjk zal echter gezorgd worden,
dat iedere jaargang een kompleet geheel vormt.
De Uitgever,
•sHaob.
                                                                               D. A. THIEME.