-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
VY\\YY\\ OlOlijT^
.■\'-■■ ..\'                                               *
\',"■ êM■\'- TH
-v ■ :•., -: ,i >\'
• ■ .\' ■
i
ï f\'               -j
-ocr page 4-
162
Kast
pi. p No.25^
ii___________________il
-ocr page 5-
lUf**
RAPPORT DER COMMISSIE
-y-f
DE FECAIE STOFFES,
UITGEBRACHT
IN HET DEPARTEMENT UTRECHT DER MAATSCHAPPIJ
TER BEVORDERING DER NIJVERHEID,
den 19. DECEMBER 1871.
.<V\'
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
U T:R E C hl T.
ÖO \'
/
m:
*M
V ■ I
v-r,- \'
Stoom-stielpersdruk van L. E. BOSCH en ZOON.
-ocr page 6-
Gedrukt en uitgegeven voot
volgens genomen besluit, in
December
1871
rekening van het Departement,
zijne vergadering van den
19.
Do Secretaris van het Deptm.
R. J. KOKER.
A06000004017079B
0401 7079
-ocr page 7-
RAPPORT DER COMMISSIE,
BENOEMD IN
het dep. Utrecht der Maatschappij ter bevordering van I
IN HARE VERGADERING VAN
DEN 19 SEPTEMBER 1871.
9806
Te onderzoeken naar den voldoeuden of onvoldoenden afvoer
en het nadeel der fecale stoffen in de steden, in verband tot
de behoeften en het voordeel dier stoffen voor den landbouw en
wel speciaal met het oog op den toestand te Utrecbt. Men
wenscht voor Utrecht aangegeven te 7,ien op welke wijze
daarin verbetering aan te brengen is.
De Commissie bestond , uit de heeren Dr. N. Mouthaau,
Dr. F. W. C. Krecke, W. Jenken, W. H. Hubrecht,
B. van den Berkhof, G. .T. Kubes.
Deze Commissie vergaderde voor de eerste maal ten huize
van den eerstgenoemde, den 13. Oct. 1871, die alstocn tevens
tot rapporteur werd benoemd. In de vier bijeenkomsten is
zij tot het volgende besluit gekomen.
Algemeen was men het eens dat de vraag, zooals die da;ir
gesteld was, te algemeen en te veel omvattend mocht heeten,
maar dat de bedoeling was : onderzoek te doen naar den toe-
stand hier ter stede. Wilde men die vraag, zooals zij daar
lag, in bijzonderheden beantwoorden, dan was ze van zulk
-ocr page 8-
4
een grooten omvang, dat de uitgebreidheid dier beantwoording
met de oppervlakkigheid zou samengaan; want eenparig er-
kende men de onmogelijkheid om afdoende maatregelen aan
te geven, die voor alle gemeenten toepasselijk waren, daar
plaatselijke toestanden die voor iedere gemeente zouden moeten
doen wijzigen; ja er lag zelfs bezwaar in, om voor ééue
gemeente één algemeen sijsteem aan te geven, daar dit weder,
naar verschillende omstandigheden, bij de toepassing wijziging
zou ondergaan
Hetgeen dus hier volgt moet beschouwd worden als al-
leen betrekking te hebben op de gemeente Utrecht, en naar
aanleiding van de hier ter stede bestaande toestanden , ge-
woonten, enz ; terwijl wij bovendien nadrukkelijk doen uit-
komen , dat wij ons bij de bespreking van dit onderwerp alleen
bepaald hebben bij het beknopt aangeven der hoofdbeginselen,
waarnaar men, bij het invoeren van verbeteringen, zou te werk
moeten gaan.
Tot eene geregelde behandeling van het onderwerp der vraag
heeft de Commissie die in 5 onderdeelen gesplitst, als :
1.    Hoe en op welke wijze geschiedt de afvoer en de ver-
zameling der fecale stoffen in Utrecht, en hoe is de
toestand dier afvoer- en verzamelings-inrichtingen.
2.   Leveren de hiervoor bestaande inrichtingen nadeelen op?
Zoo ja! Welke zijn die?
3.   Op welke wijze is in dit nadeel verbetering te brengen?
4.    Langs welken weg zouden die verbeteringen te verwe-
zenlijken zijn?
5.    Wat is er met de verzamelde stoffen te doen, en hoe
moeten die verder behandeld worden, met het oog op
het nut, dat de landbouw daarvan trekken kan?
-ocr page 9-
5
1. Hoe en op welke wijze geschiedt de afvoer en de
verzameling der fecale stof en in Utrecht, en hoe is
de toestand dier afvoer- en verzamelhigs-hitichtingen.
Algemeen mag men aannemen dat de meeste stadsriolen,
vooral die van de huizen der grachten, de fecale stollen
opnemen en in de grachten uitloozen. De beschrijving en
ligging dier riolen vindt men naauwkeurig opgegeven door
Dr. F. W. C. Krecke, in de //Verslagen van de vereeniging
tot verbetering der volksgezondheid, stuk V, bl. 115." Waar-
naar wij kortheidshalve verwijzen.
Bij de andere huizen, die niet in grachten of riolen loozeu,
vallen de fecale stoffen in putten, waaronder er vele zijn, die,
hoewel waterdicht en goed afgesloten, toch den vloeibaren
inhoud door eeue boven in den put aangebrachte buis of
uitloozingspijp in de stadsriolen overbrengen. In de meeste
huizen echter, en dit geldt vooral van de oude stad, vindt
men gestapelde putten, dat zijn putten, wier steenen niet met
kalkspecie zijn verbonden. Deze putten hebben open voegen,
waardoor het vloeibare deel van den inhoud in den bodem
kan zakken, waardoor zij in geruimeu tijd met behoeven ge-
ledigd te worden. Ten einde dat wegzakken in den bodem
nog te bevorderen, zijn de meeste dier putten zonder steenen
bodem, en heeft men, om de verstopping van dien bodem
voor te komen, daarop gebracht een zoogenaamden //man,"
dat is, een van steenen gestapelden kegel roudom een dieper
in den bodem tot op de »wel" gegraven gat. De steenen
kegel is dan de filtreer, die de vloeibare deeleu doorlaat, om
dan, met de wateren der wel vermengd, weg te kunnen zakken.
De nieuwe huizen, aangebouwd na de invoering van de
verordening op het bouwen en sloopen van den 20 April 1859,
hebben putten, die, volgens deze verordening, zoo dicht moe-
ten zijn, dat van den inhoud niets in den bodem kan dringen.
Zoolang die putten nieuw, en zorgvuldig naar die vcror-
-ocr page 10-
6
dening aangelegd zijn , zullen zij in den eersten tijd aan de be-
doeling beantwoorden; docli eenparig is men van oordeel dat
de metselspecie, hoe goed en hard in den aanvang ook, op
den duur tegen de inwerking der fecale stoffen niet bestand
kan blijveu; nog gezwegen van de vaak voorkomende ruwe
en mogelijke oneerlijke behandeling dier putten, waardoor zij
worden beschadigd en de waterdichtheid verstoord, handelin-
gen, die van algemeene bekendheid worden geacht.
Eene controle op de voortdurende dichtheid der eenmaal
goed aangelegde putten acht men volstrekt onmogelijk,
ofschoon wel noodzakelijk, zal de verordening aan het doel
beantwoorden.
Met uitzondering van een zeer enkel geval, kan de Com-
missie eenparig als zeker aannemen, dat de afvoer en de ver-
zameling der fecale stoffen uit het oogpunt van Hygiène
onvoldoende is, daar de bovengenoemde Verordening, om
de aangevoerde redenen, de nadeelen geenszins voorkomt,
die men met hare invoering meende verholpen te hebben; daar
de ondervinding geleerd heeft, dat metselwerk na verloop van
korter of langer tijd door de iiPwerking der fecale stof wordt
verstoord, zoodat die goed aangelegde putten niet meer in den
toestand blijven, waarin zij bij den aanleg waren, en derhalve
deze Verordening geene zekerheid aanbiedt, dat hare goede
bedoeling bestendig blijft. Wat hier van het metselwerk
der putten is gezegd, geldt eveneens voor de gemetselde
riolen.
2. Leveren de hiervoor bestaande inrichtingen nudeelen
op? Zoo ja! W\'elhe zijn die?
Zooals bij de beantwoording der vorige vraag reeds is aan-
geven , dat men als zeker mag aannemen, dat goed metsel-
werk op den duur niet waterdicht zal blijven, en dat eene
controle op die putten ondoenlijk mag heeten, zoo laten
zich de gevolgen daarvan gemakkelijk aantoonen.
-ocr page 11-
7
Na verloop van zekeren tijd geraakt dan zulk een goed
aangelegde put nagenoeg gelijk aan een gestapelden, en de
vloeistoffen en gassen ontsnappen door de openingen in den
bodem.
Aangezien nu hier ter stede het zoogenaamde welwater,
dat wat hier gedronken wordt, niets anders is dan zakwater,
d. i. regenwater, dat door den bodem heen zakt en op ge-
ringe diepte daaruit wordt opgepompt, zoo is het gemakkelijk
in te zien, dat de schadelijke stoffen, in den bodem aan-
wezig , dit water moeten verontreinigen. De sclieik: en dor
onderzoekingen van het water hier ter stede hebben dit aan-
getoond , en zeer terecht al de aandacht doen vestigen op
de putten en riolen, als de bronnen dier verontreiniging.
Verschillende commissié\'n en personen hebben dan ook her-
haaldelijk gewezen op de nadeelen, die deze toestand aan de
gezondheid der inwoners oplevert, zoowel het gebruik van
zulk water, als het inademen van de gassen, door de ont-
binding dier stoffen voortgebracht.
Op^nieuw wordt weder door Uwe Commissie hierop de
aandacht gevestigd, overtuigd, dat het belang der volks-
gezondheid eischt, dat de openbare meening daarop ge-
vestigd blijve, totdat eindelijk de besturen, met de zorg
voor de openbare gezondheid belast, afdoende maatregelen ter
verbetering zullen invoeren. Daarom moet alles, wat strekken
kan tot voorlichting van den langer onhoudbaren toestand,
en van de middelen ter verbetering, openbaar worden, en de
voortdurende zorg blijven van allen, die de volksgezondheid
ter harte gaaife Het allermeest hier ter stede moet het oog
gevestigd blijven op beerputten en riolen, omdat zij den
bodem verontreinigen, wiens water wij driuken. Maar ook
het verontreinigde grachtwater mag niet over het hoofd wor-
den gezien; hoewel dit zeer zelden tot drinkwater dient,
bezigt men het toch tot technische doeleinden, waaronder de
bereiding van bier in de eerste plaats is te noemen.
-ocr page 12-
8
Bij al deze voor de gezondheid niet gering te schatten
nadeelen, voegt zich ook nog dit, dat, door het wegvoeren
der fecale stoffen door riolen, slechte putten en grachten, al
die stoffen ten eenenmale voor den landbouw verloren gaau,
waardoor liet produceerend vermogen van den bouwgrond,
d. i. hier het voedend vermogen. en de algemeene rijkdom
vermin rleren.
3. Op welke wijze is in dit nadeel verbetering te brengen?
Bij de laatstelijk aangelegde woningen, heeft men de eige-
naars verplicht de beerputten niet meer binnen de huizen,
maar daar buiten in de straat aan te leggen. Het kan zijn,
dat de oorzaak voor die veranderde zienswijze is gelegen iu
liet gemakkelijker ledigen dier putten buitenshuis, maar liet
kan ook zijn om deze putten op grooter afstand te brengen
van de welputten.
Die voorzichtigheid is dan zeker prijzenswaardig, maar zij
veronderstelt de verontreiniging van de welputten door de beer-
putten , en de onmogelijkheid der controle op de voortdurende
goede gesteldheid dezer laatsten. Beide gevallen leveren alsdan
nieuwe bijdragen voor de onvolkomenheid der bestaande Veror-
dening op dit punt, en toonen de noodzakelijkheid aan, om
haar naar de tegenwoordige betere kennis en de opgedane
ervaring te wijzigen of door eene andere te doen vervangen.
Wanneer wij dus over de in te voeren verbeteringen ons
gevoelen zullen mededeelen, dan wenschen wij nogmaals te
herinneren, dat dit alleen betrekking zal hebben op de hoofd-
beginselen, zonder verder in nadere bijzonderheden van tech-
nische), of finantiëelen aard te treden.
Vorder wenscht de Commissie, dat men wel in liet oog
houde, dat alles, wat zij tot verbetering zal aangeven, door
dit hoofdbeginsel wordt beheerscht, dat de fecale stoffen in de
bewaarplaatsen korten tijd moeten aanwezig blijven, en zoo
veel mogelijk vóór de ingetreden gisting verwijderd wordeu.
-ocr page 13-
9
Na al het aangevoerde over de gemetselde beerputten moeten
die, als onvoldoende, worden afgekeurd, en daar deze afkeu-
ring ook in zekere mate voor de uit cement vervaardigde put-
ten en riolen geldt, komt uwe Commissie tot het eenparige
besluit, dat alleen gegoten ijzer afdoende mag heeten.
Zij wenscht dan voor te stellen, dat er door en voor reke-
ning der gemeente gegoten ijzeren reservoirs worden gelegd
in de gemeentegronden. Zulk een reservoir, voor eene straat
of gedeelte eener straat of voor een blok huizen , moet vol-
doende capiciteit bezitten , om al de fecale stoften dier huizen
maar deze ook alleen te ontvangen, lederen huiseigenaar zou
men dan moeten verplichten, de privaten door ijzeren buizen
met dit reservoir in verbinding te brengen , welke buizenge-
leiding binnenshuis tot aan den voorgevel, voor rekening der
eigenaars , vau daar af tot in het reservoir voor rekening der
gemeente zou moeten komen.
De eigenaars zijn dan tegen afstand van hunne fecaliëu van
de kosten der lediging en het onderhoud der putten ontheven.
Voor de huizen aan de grachten zou zulk een reservoir in de
werven kunnen liggen ., met dezelfde bepaling daar"*in alleen
de privaten te loozen.
De bestaande riolen in straten en grachten kunnen dan
gerust in gebruik blijven voor den afvoer van het hemel- en
menagewater, omdat dit water hoogst zelden ziektekiemen
bevat en het vuil daarin zeer sterk verdund is. Die riolen
of waterlozingskanalen , van welke sommiger loop onbekend is ,
en die even^als de beerputten niet meer waterdicht zullen
zijn, konden in den bestaanden toestand blijven, aangezien
ze nu geene fecaliën meer opnemen, en alleen het hemel- en
menagewater ontvangen, dat, zoo dit al in den bodem trekt,
genoegzaam zal gefiltreerd worden, om het weinige vuil, dat
het bevat, daaraan af te staan , en het drinkwater niet meer
te verontreinigen.
Mocht het blijken, dat eenige eigenaars ongezind waren
-ocr page 14-
10
die verbiiidingsbuizen aan te leggen, dan moest men hen
verplichten binnen zekeren tijd den gemetselden of gestapel-
den beerput te vervangen door eenen ijzeren binnenshuis aan
den voorgevel, en voor den nieuwen aanbouw geene andere
dan ijzeren beerputten toe te laten. \')
4. Langs welken weg zouden die verbeteringen te verwe-
zenlijken zijn ?
Bij de beantwoording van dit deel der vraag, gevoelt de
Commissie maar al te zeer de bezwaren, daaraan verbonden.
Zonder ons in te laten met de rechtskwesties van eigendom
en verjaarde of verkregene rechten , waarvan de beantwoording
aan rechtsgeleerden is op te dragen, en alzoo niet tot de be-
voegdheid dezer Commissie behoort, zoo meent men toch een-
parig de volgende punten ter overweging te mogen vaststellen \'•
1.  Dat eene verbetering in den bestaanden toestand hier
ter stede noodzakelijk en dringend gevorderd wordt in het
belang der openbare gezondheid.
2.  Dat met de bestaande gemeente-verordening die verbetering
niet te verkrijgen is , evenmin als zij de opgegeven nadeelen
voorkomt.
3.  Dat volgens art. 135 der gemeente-wet de zorg voor
den openbaren gezondheidstoestand der gemeenten is opge-
dragen aan den Gemeente-raad en dat het Dagelijksch be-
stuur, volgens art 179, met het toezicht daarover is belast,
ja, dat hen, volgens art. 180 der gemeente-wet, de
bevoegdheid is verleend \'/te doen wegnemen, te beletten"
enz. des noods ten koste des overtreders alles, wat met die
1) Wij achten het onnoodig hier in technische bizonderheden dezer
reservoirs, te treden, zoo van inhoud, vorm, afmeting als anderzins,
dewijl dezen naar plaatselijke gesteldheid zullen moeten gewijzigd worden.
Dit zelfde geldt voor hare plaatsing, welke aan een, met de plaatselijke
gesteldheid bekend bouwkundige is op te dragen.
-ocr page 15-
11
verordening in strijd is, zelfs is hen, volgens de wet van
30 Augustus 1853, Staatsblad n°. 83, toegestaaan de huizen
des ondanks binnen te treden.
Naar het oordeel der Commissie verzet zich derhalve niets
tegen het maken eener nieuwe verordening tot verkrijging van
verbetering, naar de grondbeginselen door ons aangegeven.
Mochten er echter desniettemin juridische bezwaren bestaan,
die eene onmiddelijke invoering, naar onze denkbeelden , in
den weg staan, dan zou men mogelijk, naar aanleiding van
art. 238 der gemeente-wet, in verband met art. 230 dier-
zelfde wet, voor het genot en het gebruik van gemeente-
werken en eigendommen, waartoe de grachten en riolen wel
te rekenen zijn, aan de onwilligen voor het gebruik der
uitloozing daarin, eene zóó hooge belasiing of recognitie kun-
nen opleggen, dat het eigenbelang het algemeen belang zou
in de liand werken.
Indien er echter in de toepassing, omtrent deze kwesties
eenige rechtsonzekerheid mocht bestaan, dan ware dit wellicht
tot eene beslissing te brengen met de bij de Tweede Kamer der
Staten-Generaal aanhangige wet op //de besmettelijke ziekten
enz.,1\' terwijl dan de voor te schrijven verbeteringen voor
alle gemeenten, ook voor het platteland, geldende konden
worden gemaakt.
Wij bevelen dit punt met den meesten aandrang ter over-
weging dezer Maatschappij.
Om, in afwachting eener wettelijke regeling van Hooger
macht, alreeds nu met eenige verbetering aan te vangen,
zou men naar het oordeel der Commissie moeten beginnen
met de bestaande verordening te vervangen door eene andere,
met toepassing der door ons aangegevene verzameling in ijzeren
reservoirs en het heften eener belasting; het verder aan de
goede gezindheid der eigenaars overlatende, om, al dan niet,
voor hunne rekening hunne privaten daar in te leiden naar
de voorschriften, daaromtrent vast te stellen.
-ocr page 16-
12
In verloop van tijd zullbn, meent Uwe Commissie, meer
en meer de eigenaars toetreden, vooral wanneer het mogelijk
ware, gelijktijdig daarmede eene hooge belasting te heffen
voor het gebruik van stads riolen en grachten. Bij den
nieuwen aanbouw is onmiddèlijke toepassing dezer reservoirs
mogelijk.
Dat de inrichting der urinoirs naar ons aangegeven denk-
beeld verandering behoeft, spreekt wel van zelf. De uitloozing
in de riolen van thans moet vervangen worden door eene in
een vervoerbaren bak , vat of pot.
De termijn, binnen welken de geheele verandering zal
moeten geschied zijn, zouden wij niet te kort willen stellen ,
bijv. 25 ii 30 jaren, opdat de invoering geleidelijk en
gemakkelijk zou kunnen plaats hebben, met de minste be-
zwaren voor de eigenaars der perceelcn , als voor de financiën
der gemeente. Eene gedwongen invoering biuneu kortereu
termijn acht de Commissie minder geraden. Houdt men aan
het algemeen beginsel streng de hand, dan zal reeds van
lieverlede verbetering komen , en eenmaal een tijdperk aan-
breken , dat het verontreinigen van den bodem ophoudt
Naar het der Commissie is voorgekomen, zijn dikwijls
voorgestelde verbeteringen niet tot stand gekomen, omdat
men de invoering op eenmaal algemeen of in een te kort
tijdsbestek verlangde.
5. Wat is er met de verzamelde stoffen te doen , en koe
moe/en die verder behandeld worden, , met het oog op
hel nut, dat de landbouw daarvan trekken kan ?
Indien men van het verzamelen en verkoopen der gemeente-
afvallen , dóór en vóór rekening der gemeente, afzag , waar-
omtrent de gevoelens der Commissie verdeeld zijn, dan moet
men tot openbare verpachting overgaan.
Wanneer de gemeente onmiddelijk zelve begint met de
opvanging der fectale stoffen, naar ons beginsel in ijzeren
-ocr page 17-
13
reservoirs voor alle openbare gebouwen, zooals: scholen,
ziekenhuizen, kazernen,, gevangenissen en meer andere,
dan zal het reeds terstoud voor een pachter der moeite
waardig zijn , de exploitatie aan te vangen, en voor de ge-
meente voordeeliger voorwaarden doen bedingen.
De wijze, waarop , en de voorwaarden, waaronder die ver-
pachting zou moeten plaats hebben, wenscben wij aan de
wijsheid van den Gemeenteraad over te laten; doch alleen
als ons eenparig gevoelen aan te geven, dat het in het
belang der gemeente , in dat van den pachter, als niet minder
in dat van den landbouw zijn zal, als van al de verkregene
afvallen , geene uitgezonderd, een compost of mengrassï worde
gemaakt, waartoe de terreinen van de tegenwoordige aschbelt
kosteloos aan den pachter konden worden in gebruik afgestaan.
De gronden, waarop de Commissie voorslaat, om van al
de afvallen„ die de gemeente oplevert, een meng- of com-
postmest te maken , zijn de volgende:
De verschillende afvallen , als fecale stoffen , ascb , straat-
vuilnis , keuken- en fabrieksafvallen en dergelijken, hebben
ieder op zichzelven eene verschillende mestwaarde, en komen
in ongelijke hoeveelheden voor. Het ware dan mogelijk dat,
door de meest begeerde stof geregeld af te zetten, die van
minder mestwaarde, zooals bijv. de asch, zich vooral des
winters in zulk eene groote hoeveelheid ophoopte, dat dit
zorg kon baren. Vermengt men daarentegen alle afvallen
dooreen, dan ruimt alles geregeld op en vindt in den meng-
mest eene plaats. Doch er zijn nog andere voordeelen aan
deze vermeuging verbonden : de fecale stoffen zijn het boven
allen , die de schadelijkste en stinkendste gassen geven. Door
ze te vermengen met asch, straatvuil en keukenafval, voorkomt
men veel van die uitwasemingen.
Dat daarmede voldoende desinfectie zou verkregen zijn,
kunnen wij niet aannemen, maar wij zouden wenschen , dat,
vooral wanneer alles eenigeu tijd bewaard bleef, die desinfectie
-ocr page 18-
14
wierde voltooid, door toevoeging van aarde, turfmolm, drooge
bagger en door kool.
De bladeren der boomen , waarvan de verzameling ook aan
den pachter is opgedragen, en waarvan de hoeveelheid in deze
gemeente nog al aanzienlijk is, konden met de gedroogde
bagger, op eene eenvoudige wijze, in hoopen, met aarde
bedekt, eene verkooling ondergaan , welke plantaardige kool
een aller uitmuntend, nog niet genoeg gewaardeerd, desinfec-
tiemiddel oplevert.
Deze kool, en in \'t algemeen alle versch gebrande kool,
bezit het vermogen de Ammonia en het gezwaveld-waterstof-
gas , de meest stinkende gassen, vast te houden, waardoor
het verlies aan Ammonia wordt voorkomen en de mest zijne
waarde blijft behouden. Behalve deze eigenschap kan de kool
veel vocht in zich opnemen, hetgeen de mengmest drooger en
vervoerbaarder maakt. Dit laatste punt is een niet minder
gewichtige reden oin het maken van compostmest aan
te raden.
Zal de gemeente voor hare opofferingen eenige geldelijke
vergoeding ontvangen, dan moet het haar streven zijn, de
verpachtingssom zoo hoog mogelijk op te drijven. Zij zal dit
kunnen verkrijgen, wanneer van den anderen kant de pachter
voor zijn mest den hoogst mogelijken prijs kan maken : en
dit zal dan alleen mogelijk zijn, wanneer hij die mest kan
verkoopen aan hen, die er de meeste behoefte aan hebben.
Dit nu is mogelijk onder deze twee voorwaarden:
Vooreerst, dat die mest naar alle plaatsen vervoerbaar zij —
en ten tweede, dat de koopers, hier de landbouwers, dien
kunnen verkrijgen op tijden, dat zij dien verlangen,
Om aan de eerste voorwaarde te voldoen, moet de mest
in een half droogen toestand verkeeren, die het vervoer in
karren, schepen en schuiten mogelijk maakt; en daar de stank
geheel is weggenomen, althans geheel kan weggenomen zijn,
hetzij dan door kool alleen, of in vereeniging met chemicaliën
-ocr page 19-
15
on de andere stoften , zal ev geen bezwaar bestaan, dien mest
te zenden, waarheen men goedvindt.
Maar ook het tweede voordeel is niet gering te schatten.
Welke waarde zal een mest hebben, hoe goed overigens in
gehalte, als de landbouwer dien moet ontvangen op tijden,
dat zijne gewassen te velde staan, tijdens den oogst of
in den winter. Neen, dan alleen heeft die voor hem de
grootste waarde, als hij daaraan behoefte heeft en dien ter-
stond brengen kan, waar hij het verlangt.
Met deze erkenning is dan tevens uitgesproken: de nood-
zakelijkheid tot oprichting van bewaarplaatsen voor den ineng-
mest en het voortdurend toezicht over de desinfectie.
Zal zulk eene inrichting beantwoorden aan het doel, dat de
mengmest niets van zijn gehalte aan oplosbare deelen verlieze,
hetgeen geldelijk verlies voor de gemeente zou zijn, dan
moeten die bewaarplaatsen overdekt of overkapt zijn , ten einde
het wegspoelen dóór den regen te verhoeden. Zulke inrich-
tingen, de gemeente Groningen leert het ons, kunnen zeer
eenvoudig zijn; doch die bekapping benevens de gemetselde
vloeren en put, hoe eenvoudig ook aangelegd, vereischen uit-
gaven, welke men zeker niet van den pachter zal kunnen
vorderen, tenware hij de pachting over een lange reeks van
jaren en tegen geringen prijs verkreeg; twee voorwaarden,
die niet in het belang der gemeente zijn.
Alhoewel er hoegenaamd geen vrees kan bestaan voor een
geregelden afzet van zulk een mengmest, omdat de vraag
naar mest, voortdurend in dezelfde mate toeneemt, als de
hooge prijzen der landbouwproducten de vermeerderde pro-
ductie opwekt, zoo zou het weuschelijk kunnen zijn, ten
einde zich van een goeden afzet te verzekeren, dat met
krachtige hand de ontginning van heidegronden wierde aangevat.
In het belang der gemeente-financiën, maar nog meer in
het belang van de openbare gezondheid, en den algemeenen
welvaart zou het nuttig zijn, dat er onderzoek werd gedaan
-ocr page 20-
10
naat de verplichting der gemeenten, om hare lieide en zand-
gronden te verkoopen of te ontginnen.
Wij eindigen met den wensen, dat onze bemoeiingen niet
vruchteloos mogen zijn geweest, maar er toe zullen leiden,
dat men spoedig de handen aan het werk sla tot verbetering
van eenen langer onbestaanbaren toestand, waarbij dan de
steden zullen zijn gebaat en den lande welvaart, rijkdom,
arbeid en ze^en toevloeien; dan voorzeker zou de Commissie
de schoonste belooning erlangen voor haren arbeid.
B. van den BERKHOF,
W. H. HÜBRECHT,
W. JENKEN,
Dr. E. W. C. KRECKE,
G. .1. KUBES,
Da. N. MOUTHAAN, rapporteur.
é>U°