|
m\',
|
||||||||
|
! , -^--
|
||||||||
|
4f \'^/-
|
||||||||
|
162
H
22
|
||||
|
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
|
||||
|
1297 9591
|
||||
|
\'t6l rfy i;:
|
|||||||||||||||||||
|
I I
|
|||||||||||||||||||
|
.*.
|
|||||||||||||||||||
|
♦ <_*•
|
|||||||||||||||||||
|
.
|
|||||||||||||||||||
|
\'• Tn
|
|||||||||||||||||||
|
*
\'i
|
|||||||||||||||||||
|
"èê
|
|||||||||||||||||||
|
te üRO.\\l.\\(iK,\\,|,jj
|
|||||||||||||||||||
|
i,-i
|
|||||||||||||||||||
|
*mi*J
|
|||||||||||||||||||
|
J
|
|||
|
I N D E) X.
|
|||||||
|
Bladi.
Io Vivat . . . ,.............. 1.
Wien Neêrlandsuh bloed............ 2.
Wilhelmus van Nassouwe............ 3.
Allons, enfants de la patrie........... 9.
Es braust ein Ruf.............. 11.
God save our gracious Queen........... 13.
Gutt erhalte Franz Jen Kuiser.......... 14.
Das theurc Vaterhaus............. lö.
La France a 1\'horreur du servage......... 18.
Les Hirondelles............... 19.
Lied des Czaar............... 20.
Gaudeamus................. 22.
Musz I deun............ ... 23.
Wij leven vrij, wij leven blij........... 24.
Anf flüfteta des Gesanges............ 27.
Quand tout renait ïi 1\'espérance.......... 29.
Die Grenadiere................ 30.
Drinklied................. 32.
Studeutenleben................ 33.
Le Grenier................. 35.
Du bist wie eine Blume............ 37.
Mihi est propositum.............. 37.
Roger Boutemps............... 39.
Reicli mir die Hand.............. 41.
Kennst du das Land.............. 42.
Partant pour la Syrië............. 44.
Gebet wiilirend der Schlacht........... 45.
Audreas Hofer................ 47.
Wenn die Schwalbeu.............. 49.
Messsieurs les Etudiants . . . . -....... 511.
llaiden röslein................ 53.
Seligkeit der Liebe.............. 54.
Les Amourettes......*........ 56.
Das Steierland................ 57.
Das Sliidehen aus der Fremde.......... 58.
Immer bei ihr................ 60.
Mailied.................. CO.
Farewell to the Highlands............ 02.
|
|||||||
|
Bladz.
Krambambuli................ 63.
Vivant omnes hi et hae............ 66.
Niihe der Geliebten.............. 66.
Letzte Rosé................ 68.
La Brigantine.......,....... 69.
Tem im Süd das schone Spanien......... 70.
Le Retour dans la Patrie............ 73.
Integer vitae................ 76.
Des Schneizers Heiimveh............ 77.
Ca, 9a, geschmauset!............. 7\'J.
Le Brigand Calabrais............. SI.
Loreley...........\'...... 82.
Ein freies Leben führen wir........... 84.
.liigerchor aus dem Freischütz.......... 85.
La jeune Fille............... 87.
Pab\'st und Sultan.............. 88.
Gebet aus der Oper: der Freischütz........ 90.
Vita nostia brevis est............. 92.
Le vaillant troubadour............. 94.
Doctor Eisenbart.............. 95.
Freudvoll und leidvoll............. 99.
Vlier im Irdschcn Jammerthal (aus dem Freischütz) . . .100.
Punschlied................. 102.
Tyrolienne de Guillaume Teil.......... 10».
Wanderlied (Justinus Kerner)........... 101.
Des Madcheus Klage............. 107.
Der alte Student............... 108.
Burschenlust (E. Geibel)............ 110.
Robin Adair................ 111.
O Tanncbaum............... 112.
Vauitas.................. 113.
Air de la Dame blanche............ 115.
Abendchor aus dem Nachtlagcr von Granada..... 116.
Herr Binder niium dein Gliischen......... 118.
In diesen heil\'gen Hallen............ 121.
Le Porte Etendard.............. 122.
Wer niemals einen Rausch gehabt......... 123.
O God ! verlaat mijn Neêrland niet........ 125.
Der Künig in Thul\'e............. 127.
Klage eines alten Burschen........... 128.
Abschied (Gustav Schwab)........... 133.
Die Ideale................. 133.
Op den Dies Natalis van V. a. P.......: . 135.
|
||||
|
VOORBERICHT.
|
|||||
|
Bij deze cierde uitgave der Studentenliederen, die icij
thans den lezers en zangen in Vindicat aanbieden, col ledig rekenschap te geven can alle gemaakte veranderingen en bij- voegingen , rekenen wij even onuoodig als ondoenlijk. Aan ieder toch zul ook bij oppervlakkige vergelijking terstond in \'t oog vallen , dat ia deze uitgave aan een groot aantal liederen de melodie is toegevoegd, van anderen, waarvan de wijs in ieders mond is, alleen de text is gegeven. Hierin de juiste maal te vinden was natuurlijk moeilijk; wij hopen daar niet al te ver builen gebleven te zijn. Een ander verschil van deze uitgave met vroegeren is
van meer belang en zal misschien niet minder algemeen bijval vinden. Het bestaat namelijk daarin, dat terwijl het getal der eigenlijk gezegde Studentenliederen niet vermeerderd is, ook zulke in grooten getale zijn opgenomen, die in eiken liederenbundel hunne plaats zouden kunnen vinden, zonder |
|||||
|
bepaald met de studentenwereld in betrekking te staan. IIet-
zel/de kan gezegd worden van de bijvoeging van eenige vierstemmige liederen, waarbij we ons echter tot een zeer klein getal en lot algemeen bekende melodie» hebben beperkt, zoodat zij aan hen , die zoo iels minder voor ons doel ge- schikt mochten ach/en, weinig aanstoot geven kunnen, en misschien aan enkelen niet onwelkom zullen zijn. Wij eindigen viel den wensch dat deze nieuwe uitgave der
Studentenliederen den gebruikers niet minder aangename oogen- blikken moge verschaffen, dan ons de uren geweest zijn, aan de herziening er van gewijd. Bron. 1S71. I. M. J. VALETON.
B. S. SCHOLTENS. |
||||
|
10 VIVAT.
|
|||||
|
Iö vivat! iö vivat! j,.
Nostrorum sanitas! I
Hoc est amoris poculum!
Doloris est antidotum! Iö vivat! iö vivat! Nostrorum sanitas ! Dum nihil est in poculo, lam repleatur denuo! Iö vivat! etc. Iö vivat! iö vivat! /,.
\\bis.
Nostrorum sanitas! ) Nos iungit amicitia,
Et vinum praebet gaudia.
Iö vivat! iö vivat!
Nostrorum sanitas!
Est vita nostra brevior,
Et mors amant longior.
Iö vivat! etc.
|
|||||
|
2
|
|||||||||
|
Iö vivat! iö vivat!
Nostrorum sanitas ! \'Osores nostri pereant! Amici seraper floreant ! Iö vivat! iö vivat! Nostrormn sanitas! lam tota Acadcmia Nobiscum amet gaudia. Iö vivat ! etc. |
|||||||||
|
|w».
|
|||||||||
|
NEDERLANDSCH VOLKSLIED.
|
|||||||||
|
Wien Neêrlands bloed door de aders vloeit,
Van vreemde smetten vrij ,
Wiens hart voor Land en Koning gloeit, Verheft" den zang als wjj ;
Hij steil\' met ons vereend van zin , Met onbeklemde borst,
Het Godgevallig feestlied in : Voor Vaderland en Vorst.
De Godheid op haar Hemeltroon
Bezongen en vereerd,
Houdt gunstig ook naar onzen toon Het heilig oor gekeerd;
|
|||||||||
|
3
|
|||||
|
Zjj geeft het eerst na \'t zalig koor ,
Dat hooger snaren spant ,
Het rond en hartig lied gehoor, Voor Vorst en Vaderland.
Stort uit dan , Broeders! eens van zin ,
Dien hoogverhoorden kreet;
Hjj telt bij God een deugd te min, Die Land en Vorst vergeet;
Hjj gloeit voor Mensch en Broeder niet, In de onbewogen borst,
Die koel blijft bij gebed en lied Voor Vaderland en Vorst.
Ons klopt het hart, ons zwelt het bloed,
By \'t rjjzen van dien toon ,
Geen ander klinkt ons vol gemoed , Ons kloppend hart zoo schoon.
Hier smelt het eerst het dierst belang, Van allen staat en stand ,
Tot één gevoel in de eigen zang , Voor Vorst en Vaderland.
Bescherm , o God! bewaak den grond,
Waarop onze adem gaat!
De plek waar onze wieg op stond, Waar eens ons graf op staat;
Wjj smeeken van Uw Vaderhand , Met diep geroerde borst,
\'t Behoud voor \'t lieve Vaderland Voor Vaderland en Vorst.
|
|||||
|
4
|
|||||
|
Bescherm , o God ! bewaar zijn troon!
Op duurzaam recht gebouwd ,
Blink\' altoos in ons oog zijn kroon , Nog meer door deugd dan goud ;
Steun gij den schepter dien hij torscht, Bestuur hem in zijn hand ,
Beziel, o God! bewaar den Vorst, Den Vorst en \'t Vaderland !
Van hier, van hier wat wenschen smeedt,
Voor één van twee alleen ,
Voor ons gevoel , in lief en leed, Zijn land en Koning één.
Verhoor , o God! zijn aanroep niet, Wie ooit het scheiden dorst,
Maar hoor het een , het eigen lied, Voor Vaderland en Vorst.
Dring luid van uit ons feestgedruis ,
Die beê uw Hemel in!
Bewaar den Vorst, bewaar zijn Huis . En ons , zijn Huisgezin !
Doe ons , ons laatst , ons jongst gezang , Dien eigen wensch gestand :
Bewaar, o God! den Koning lang, En \'t lieve Vaderland!
H. TOLLENS.
|
|||||
|
5
|
||||||
|
WILHELMUS VAN NASSOUWEN.
|
||||||
|
Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duytschen bloet; Den Vaderlant getrouwe Blijf ick tot in den doedt. Een Prince van Orangiën Ben ick , vrjj , onverveert; Den Coninck van Hispaengiën Heb ick altjjt gheëert. In Godes vrees te leven
Heb ick altp betracht , Daarom ben ick verdreven, Om Landt en Luyd ghebracht. Maar Godt zal my regheren Als een goet Instrument, Dat ick sal wederkeren In mjjnen Regiment. Lydt u mijn ondersaten !
Die oprecht syn van aert; Godt sal u niet verlaten , Al zjjt ghy nu beswaert. Die vroom begheert te leven , Bidt Godt nacht ende dach, Dat Hy my cracht wil gheven Dat ick u helpen mach. |
||||||
|
c
|
|||||
|
Lijf ende goet al te samen
Heb ick u niet gheschoont, Mjjn Broeders , hooch van namen , Hebbent u ooc vertoont. Graef Adolff is ghebleven In Vrieslant in den slach ; Sjjn siel , in \'t Ewich Leven , Verwacht den jongsten dach. Edel en Hooch gheboren ,
Van Keyserlicken stam, Een Vorst des Rjjcks vercoren , Als een vroom Christenman , Voor Godes woort ghepresen , Heb ick , vrij , onversaecht. Als een helt sonder vresen , Mjjn Edel Bloet ghewaecht. Mjjn schilt en mjjn betrouwen
Sjjt ghy , o Godt mjjn Heer, Op u so wil ick bouwen; Verlaet my nimmermeer ; Dat ick doch vroom mach bljjven Uw Dienaar t\' aller stont, De Tyranny verdrijven, Die mijn herte doorwont. Van al die my beswaren ,
End\' mjjn vervolghers sijn , 0 Godt ! wilt doch bewaren Den trouwen Dienaer djjn ; |
|||||
|
7
|
|||||
|
Dat sy my niet verrasschen
In haren bosen moet, Haer handen niet en wasschen In mijn onschuldieh Bloet. Als David moeste vluchten
Voor Saul den Tyran,
So heb ick moeten suchten
Met menich Edelman;
Maer Godt heeft hem verheven r
Verlost uyt allen noot,
Een Conincrijk ghegheven
In Israël seer groot.
Nae \'t suer sal ik ontfanghen
Van Godt mijn Heer dat soet, Daerna so doet verlanghen Mijn Vorstelick ghemoet, \'t Welk is, dat ick mach sterven Met Eeren in het velt, Een ewich Bijck verwerven , Als een ghetrouwe Helt. Niets doet mij meer erbarmen
In mijnen wederspoet, Dan dat aien siet verarmen Des Conincks Land en goet , Dat u de Spaengiaerts crencken , 0 Edel Neêrland soet! Als ick daer aen ghedencke , Mjjn Edel hert dat bloet. |
|||||
|
8
|
|||||
|
Als een Prins opgheseten
Met mijnes Heyres cracht, Van den Tyran vermeten Heb ick den slacfa verwacht, Die , bij Maastricht begraven , Bevreesde mijn ghewelt, Mijn. Ruyters sach men draven Seer moedich door het velt. Soo het den wille des Heeren
Op dien tijt had gheweest, Had ick wel willen keeren Van u dit swaer tempeest. Maar de Heer van hier boven, Die alle dinch regheert, Die men altijt moet loven, En heeft sulex niet begheert. Seer Christlick was ghedreven
Mijn Princelick ghemoet: Standvastich is gebleven Mijn hert in tegenspoet. Den Heer heb ick ghebeden Van mijnes herten gront, Dat hy mjjn saeck wil reden, Mijn onschuld doen oircont. Oorlof mijn arme schapen !
Die sjjt in groten noot, Uw Harder zal niet slapen Al zjjt ghy nu benout: |
|||||
|
9
|
||||||||
|
Tot Godt wilt u begheven ;
Sijn heilsaem woort neemt aen , Als vrome Christnen leven — \'t Sal hier haest zijn ghedaen. Voor Godt wil ick belijden
End\' sjjner grooter macht, Dat ick tot ghenen tijden Den Coninck heb veracht, Dan dat ick Godt den Heere , Der hoochster Majesteit, Heb moeten obedieren, In der gherechtigheyt. |
||||||||
|
LA MARSEILLAISE.
|
||||||||
|
4.
Allons , enfans de la patrie , Le jour de gloire est arrivé;
Contre nous de la tyrannie L\'étendard sanglant est leve.
Entendez-vous , dans les campagnes , Mugir ces féroces soldats ?
Ils viennent jusque dans vos bras Egorger vos fils , vos compagnes.
|
||||||||
|
10
|
|||||
|
Aux armes , citoyens !
Formez vos bataillons! Marchons , marchons ! Qu\'un sang impur abreuve nos sillons ! 2. * Que veut cette horde d\'esclaves , De traitres, de rois conjurés ?
Poot ij ui ces ignobles entraves , Ces fers dès longtemps préparéa ?
Francais , pour nous , ah , quel outrage ! Quels transports il doit exciter!
C\'est nous qu\'on ose méditer De rendre a 1\'antique esclavage. Aux armes , citoyens , etc. 3. Quoi! des cohortes étrangères Feraient la loi dans nos foyer"!
Quoi! ces phalanges mercenaires Terrasseraient nos fiers guerriers !
Grand Dieu ! Par des mains enchainées Nos fronts sous Ie joug se ploiraient;
De vils desjjotes deviendraient Les motours de nos destinées! Aux armes , citoyens etc. 4. Tremblez , tyrans et vous , perfides , L\'opprobre de tous les partis!
Tremblez ! vos projets parricides Vont enfin recevoir leur prix. ïout est soldat pour vous combattre ; S\'ils tombent, nos jeunes héros,
La terre en produit de nouveaux, |
|||||
|
11
|
||||||||
|
Contre vous tous prêts a se battre.
Aux armes, citoyens, etc. Francais, en guerriers magnanimes
Portez , ou retenez vos coups ,
Epargnez ces tristes victiraes, A regret s\'armant contre nous ;
Mais ces ilespotes sanguinaires, Mais les complices de Bouillé ,
Tous ces tigres , qui sans pitié Déchirent Ie sein de leur mère.
Aux armes , citoyens , etc. G. Amour sacré de la patrie, Conduis , soutiens nos bras vengeurs !
Liberté , liberté chérie , Combats avec tes défenseurs!
Sous nos drapeaux que la victoire Accoure h zes males accens !
Que tes ennemis expirans Voient ton triomphe et notre gloire!
Aux armes , citoyens , etc. |
||||||||
|
DIE WACHT AM RHEIN.
|
||||||||
|
Es braust ein Ruf wie Donnerschall,
Wie Schwertgeklirr und Wogenprall: |
||||||||
|
12
|
|||||
|
Zuin Ehein zum Rhein , zum Deutschen Rhein !
Wer will des Stromes Hüter sein?
Lieb Vaterland , magst ruhig sein ;
Fest ste\'nt und treu die Wacht am Rhein!
Durch Hunderttausend zuckt es schnell,
Und aller Augen blitzen heil; Der Deutsche, bieder, from und stark , Beschützt die heil\'ge Landesmark. Lieb Vaterland u. s. w. Er blickt hinauf in Himmelsau\'n,
Da Helden Vfiter niederschau\'n,
Und schwört mit stolzer Kampfeslust:
Du Rhein, bleibst deutsch wie meine Brust!
Lieb Vaterland u. s. w.
So lang\' ein Tropfen Blut noch glüht,
Noch eine Paust den Degen zieht, Und noch ein Arm die Büchse spannt, Betritt kein Feind hier deinen Strand Lieb Vaterland u s. w. Der Schwur erschallt, die Woge rinnt,
Die Fahnen flattern hoch im Wind :
Am Rhein, am Rhein, am Deutschen Rhein
Wir Alle wollen Hüter sein!
Lieb Vaterland magst ruhig sein;
Fest steht und treu die Wacht am Rhein !
|
|||||
|
13
|
||||||
|
THE NATIONAL ANTIIEM.
|
||||||
|
God save oor gracious Queen ,
God save our noble Queen, God save the Queen !
Send her victorious , Happy and glorious , Long to reign over us , God save the Queen!
O Lord , our God , arise
Scatter her ennemies , And mak e them fall!
Confound their politics, Frustrate their knavish tricks, On her our hopes we fix, God save us all!
Thy choicest gifts in store,
On her be pleased to pour, Long may she reign ;
May she defend our laws , And ever give us cause , With heart and voice to sing : God save the Queen!
O Grant her iong to see
Priendship and amity Always increase! |
||||||
|
14
|
||||||||
|
May she her scepter sway ,
All loyal souls obey , Join hcart and voice : Huzza ! God save the Queen! |
||||||||
|
OOSTENRIJKSCH VOLKSLIED.
|
||||||||
|
Gott erhalte Franz den Kaiser,
Unsern guten Kaiser Franz !
Hoch als Herrscher, hoch als Weiser,
Steht er in des Euhmes Glanz!
Liebe windet Lorbeerreiser
Ihin zum ewig grünen Kranz !
Gott erhalte Franz den Kaiser.
Unsern guten Kaiser Franz!
Ueber blühende Getilde
Iieicht sein Scepter weit und breit.
Saiilen seines ïhrons sind Milde,
Biedersinn und Uedlichkeit ,
Und von seinem Wajipenschilde
Strahlet die Gerechtigkeit;
Gott erhalte Franz den Kaiser ,
Unsern guten Kaiser Franz! Sich mit Tugenden zu schmiicken ,
Achtet er der sorgen werth. |
||||||||
|
15
|
|||||||||||
|
Nicht um Völker zu erdrücken
Flammt in seiner Hand das Schwert; Sie zu segnen , zu beglficken , Ist der Preis den er begehrt. Gott erhalte Franz den Kaiser , Unsern guten Kaiser Franz ! Er zerbrach der Knechtschaft Bande ,
Hob zur Freiheit uns empot! Friih\' erleb\' er Deutscher Lande , Deutscher Völker höchsten Flor , Und vernehme , noch am Bande Spiiter Gruft, der Enkel Chor : Gott erhalte Franz den Kaiser , Unsern guten Kaiser Franz! |
|||||||||||
|
DAS THEUBE VATEBHAUS.
|
|||||||||||
|
Andantino. Ferdinand Gumbert.
|
|||||||||||
|
1. Ich weiss wohl et - was Lie------bes auf
2. Des Ie - - bens lau - te Freu-----den ver-
|
|||||||||||
|
Got-tes wei - ter Welt, das stets in nieinem
hal • len in der Brust, ich blei - be stets im
|
|||||||||||
|
10
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Her - zen den er - sten Platz behiilt; kein
Her - zen des lieb- sten mir be-wust; es
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m^M
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
f V_
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:q=zpr
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Freund und auch kein Lieb - chen ver - dran-gen
dran »- gen aus den Au - gen die Thril-nen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:?
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
x:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ËE
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
es da - raus , es ist im Va - ter-lan-----de das
sich he - raus , denk ich an mei-ne Hei - math, ans
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i-i=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Eïl^-iït
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
BEEü
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
T-t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
IC.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
theu -re Va---- — ter - - haus, es
theu - re Va - - - - - - ter - - haus, denk
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
a placere.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
gisuüiii
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-de das
math , ans |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
rit.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-*--\\"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
±&Z
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
—Ö--
theu • re Va - » - ter - haus. theu - re Va • - • ter - haus.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
17
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3. Und hab ich einst ge - - en----det des
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
jes
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:±=&r
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=^Ü?§=^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
—fr
-»—
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Le - - bens bit - - tem
|
Lauf,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Dann
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
setzt mir ei-nen Hü - gel und pflanzt ein Blümlein
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=£=£
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
»=*=?
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
P
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
doch nehmt aus meinem Bu-sen das
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
drauf;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ar - me Herz heraus, das Herz das hat nur
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*ïï4=3=£=^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*£
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
?:=fc3r;=*:=f
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
kföë
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ru - - he im theu-ren Va - - - ter - haus ; das
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
a piacere.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
£--------1-----------**---------p-----------— —
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
he im
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Herz das hat nur Ru
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
theu - - ren Va-----ter - haus.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
18
|
||||||
|
AIR DE CHARLES VI.
|
||||||
|
La Franco a 1\'horreur du servage ,
Et, si grand que soit Ie danger ,
Plus grand encore est son courage. Quand il faut chasser 1\'étranger,
Vienne Ie jour de délivrance , Des coeurs ce vieux cri sortira :
Guerre aux tyrans! jamais en France , Jamais 1\'Anglais ne regnera.
2. Réveille-toi, France opprimée ! On te crut morte , et tu dormais;
Un jour voit périr une armee , Mais un peuple ne meurt jamais;
Jette Ie cri de délivrance , Et la victoire y répondra:
<}uerre etc. 3.
En France jamais 1\'Angleterre N\'aura vaincu pour conquérir ;
Les soldats y couvrent la terre , La terre doit les y couvrir;
Poussons Ie cri de délivrance , Et la victoire y répondra:
Vive Ie roi! jamais en France , Jamais 1\'Anglais ne regnera.
|
||||||
|
19
|
||||||
|
LES HIRONDELLES.
|
||||||
|
Captif au rivage du More ,
Un guerrier, courbé sous ses fers , Disait: Je vous revois encore ,
Oiseaux ennemis des hivers. Hirondelles, que 1\'espérance
Suit jusqu\'en ces brülants climats , Sans doute vous quittez la France ;
De mon pays ne me parlez-vous pas? Depuis trois ans je vous conjure
De m\'apporter un souvenir Du vallon oü ma vie obscure
Se bercait d\'un doux avenir. Au détour d\'une eau qui chemine
A flots purs , sous de frais lilas, Vous avez vu notre chaumine :
De ce vallon ne me parlez-vous pas? L\'une de vous peut-être est nee
Au toit oü j\'ai recu Ie jour; La d\'une mère infortunée ,
Vous avez dü plaindre 1\'amour. Mourante, elle croit a toute heure
Entendre Ie bruit de mes pas ; Elle écoute, et puis elle pleure.
De son amour ne me parlez-vous pas ? |
||||||
|
20
|
|||||||
|
Ma soeur est-elle mariée ?
Avez-vous vu de nos gargons La foule, aux noces conviée ,
La célébrer dans leurs chansons ? Et ces compagnons du jeune age
Qui m\'ont suivi dans les combats , Ont ils revu tous Ie village ?
De tant d\'amis ne me parlez-vous pas ? Sur leur corps , 1\'étranger , peut-être ,
Du vallon reprend Ie chemin; Sous mon chaume il commande en maïtre ,
De ma soeur il trouble Thymen. Pour moi plus de mère qui prie,
Et partout des fers ici-bas. Hirondelles de ma patrie ,
De ses malheurs ne me parlez-vous pas? BERANGER.
|
|||||||
|
LIED DES CZAAR.
|
|||||||
|
Lort zin? Czaar nnd Zimmcrmann.
|
|||||||
|
1. Sonst epielt\'ich mit Scepter, mit Krone und
|
|||||||
|
21
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i=5s:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
\'!=?=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
l*--
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
schwang es so gern ; Ge-spie-len und Diener be-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
droh - te uiein Bliek, froh kehrt\' ich zum
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^^_^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
I
|
P
|
z&xz
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
zst
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Schoo - se des Va - ters zu - rück ,
|
und
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ï:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-^=?z
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-A*=ï=:l-Jtz
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=t=t
|
M
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
lieb-ko - - send sprach er lieb Kna - be , bist
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:a.-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
mem
|
, o se - - lig , o se - - lig, ein Kind noch zu
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*t=f=T.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=a::a:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
F»=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
SE
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ö
|
ZÉZi
|
P^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
•*=r
|
£±£HEE33=t:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
\'-ê-h=i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
sein , o se-lig o se - lig ein Kind noch zu sein.
2, Nun schmückt inich die Krone , nun trag\' ich den Stern , Das Volk , meine Russen , beglückt\' ich so gern. Ich führ\' sie zur Grosse , ich führ\' sie zum Licht, Mein vaterlich Streben erkennen sie nicht. Urnhüllet von Purper, nun steh\' ich allein , 0 selig, o sehg , ein Kind noch zu sein. bis. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
00
|
||||||||
|
3.
Und endet dies Streben , und endet die Pein , So setzt man dem Kaiser ein Denkmal von Stein ; Ein Denkmal im Herzen erwirbt er sich kaum , Denn irdische Grosse erlischt wie ein Traum. Doch rufst du, Algütger : in Frieden geh\' ein , So werd\' ich beseligt dein Kind wieder sein. bis. |
||||||||
|
CARMEN STUDIOSORUM.
|
||||||||
|
Gaudeamus, Iuvenes!
Batavorum genus,
Nomen hoc dulcissimum , Semper splendidissimum , Consequatur decus.
Adhuc sunt, quae antea
Gaudia fuere ;
Vita nosta libera , Plena nostra pocula, Cuncta nos mansere.
Vita nostra levis est,
Levis sine curis;
Batavorum filii, Nos et sumus liberi Saevis a tyrannis. |
||||||||
|
23
|
||||||||
|
Regnum nostrum floreat,
Et qui illud regit!
Vivat Arausiacus , Musis qui praepositus , Omnes nos protegit. Vivant sodalitia,
Aemula Maiorum !
Quae paterna protegunt, Quae Belgarum respuunt Subolem tetrorum. |
||||||||
|
»MUSZ I DENX."
|
||||||||
|
Musz i deun , musz i denn zuni Stadtele \'naus
Und du , mein Schatz , bleibst hier ?
Wenn i komm , wenn i komm , wenn i wiederum komm,
Kehr i ein, mein Schatz, bei dir.
Kann i gleich nit allweil bei dir sein ,
Han i doch mein Freud an dir ;
Wenn i komm, wenn i komm , wen i wied\'rum komm,
Kehr i ein , mein Schatz , bei dir.
Wie du weinst, wie du weinst, dasz i wandere musz ,
Wie wenn Lieb\' jetzt wür\' vorbei, Sind au drausz, sind au drausz der Miidele viel, Lieber Schatz , i bleib dir treu |
||||||||
|
24
|
||||||||
|
Denk du net, wen i an Andre seh\',
No sei mein Lieb\' vorbei.
Sind au drausz , sind au drausz der Madele viel.
Lieber Schatz , i bleib dir treu.
Ueber\'s Jahr , über\'s Jahr , wenn me Trüubele schneid\'t ,
Steil\' i hier mi wied\'rum ein ,
Bin i dann, bin i dann dein Schatzele noch .
So soll die Hochzeit sein.
Ueber\'s Jahr, da ist mein Zeit vorbei;
Da g\'hör i mein und dein ,
Bin i dann, bin i dann dein Schatzele noch .
So soll die Hochzeit sein.
|
||||||||
|
»WIJ LEVEN VRIJ WIJ LEVEN BLIJ."
|
||||||||
|
Wij leven vrij , wij leven blij ,
Op Neerlands dierbren grond.
Ontworsteld aan de slavernij,
Zijn wij door eendracht groot en vrij ,
Hier duldt de grond geen dwinglandij
Waar vrijheid eeuwen stond, (bis).
Hoe dierbaar is ons \'t vaderland,
Der helden bakermat. |
||||||||
|
•>:>
|
|||||
|
Der kunsten wieg, \'t gezegend stram!,
Waar \'t heilig recht zijn zetel plant, En deugd, met een fluweelen band , Den vorst en \'t volk omvat. (bis}. De leeuw, die moedig voor ons waakt,
Is \'t beeld van Neerlands macht, Nooit zij dit ljeeld door ons verzaakt, Als \'t onzen roem of vrijheid raakt. Wee hem, die stout den leeuw genaakt En onzen moed veracht, (bis). Wjj leven vrij , wij leven blij ;
Wij dienen éénen God : Wat ook \'t verschil in \'t dienen zjj, De wet laat allen Godsdienst vrij , Vereend , als broeders , juichen wjj: Gezegend is ons lot. (bis). Door vreemden werd de zuil geveld
Van Neerlands wapenroem; Maar ze is door onzen moed hersteld. Dit tuigt, o Quatre-Bras! uw veld , Dat met Algiers de glorie meldt, Van onze heldenbloem. (bis). O, paren we aan dien heldenmoed
Der Vaadren zuivre deugd!
Elk zie, hoe koning Willem doet,
En volg\' de Vorsten uit dat bloed;
Zoo blink\' de deugd met nieuwen gloed,
En sier\' \'s Lands wakkre jeugd. (bis).
|
|||||
|
36
|
|||||
|
Wjj leven vrij , wjj leven bljj :
De zon van ons geluk ,
Oranje , week , \'t was slavernij ;
Oranje daagde , en \'t Land was vrjj ,
Wij zijn verlost, nu juichen wij:
Verbrijzeld is ons juk ! (bis).
Dat lang de dierbre Koning leev\'
Aan Neerlands heil verpand! Dat God hem zijnen zegen geev\' : \'t Geluk beschermend om hem zweev\'! Ja , leef, geliefde Koning ! leef Voor volk en vaderland! (bis). O , blijven we altjjd eensgezind
In deugd en heldenmoed :
Dat hij , die ons als vader mint,
Zijn kroost die liefde waardig vind\',
En Neerlands trouw ons saam verbind\',
In voor- en tegenspoed! (bis).
Zijn wij als Maurits in den strijd ,
Als Ruiter op de zee :
De handel bloei\', door onze vhjt!
Dat elk den kunsten offers wijd\'!
En Neerlands vlag blink\' wijd en zijd ,
Tot aan de verste reê! (bis).
Zoo leven we altjjd vrij en bljj,
Op Neerlands dierbren grond: Door trouw aan eigen wetten vrij, Praalt Neerland in der volken rij , |
|||||
|
\'27
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
En \'t Vaderland blijft groot en vrij ,
Tot \'s werelds avondstond, (bis). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
>AUF FLUGELN DES GESANGES."
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
F. Mcndelssohn Bartholdy.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Andante.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
t*=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
S
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
z^=^l
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1. Auf Flü-geln des Ge - san - ges , Herz
2. Die Veil-chen ki-chern und kosen, und
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-j=Xz
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ioh
Ster
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
dich
nen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
lieb - - chen
schaun nach |
fort,
empor. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
trag
den |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ö=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
fort nach den Flu-ren des Gan-ges, dort
heim - lich er - - ziihlen die Ro - sen sich |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
tt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*£
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
weiss ich den schön - - sten Ort; Es
duf------ten-----de Marchen ins Ohr. Es |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
\'28
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
göE^E^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
nmn
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
S
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-V------
roth
her - •
|
—/-
blü- bei
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
der
und
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
liegt ein
hüp - - f en |
hen
|
Gar - ten im
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
lau-schen die
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
stil-len Mon-den schein, die Lo-tos blu-men er-
from-men klugen Ga-zelln, und in der Fer - - - • ne |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
war - ten ihr trau - tes Schwes-ter - lein , die
rau-schen des heil - gen Stro - - mes Well\'n, und |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Lo-tos blu-men er-war-ten ihr trautes Schwester-
in der Fer ne rau-schen des heilgen Stro-mes |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ÊpH^H
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
lein.
Well\'n. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
--1-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Dort wol - len wir nie - der - sin - ken ,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
T*=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
tzfzf:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
un - ter den Pal-men-baum , und Lieb\' und Eu-he
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
trin - ken uad triiu-men se - li - gen Traum und
|
|||||||||||||||
|
dim.
|
|||||||||||||||
|
i
|
|||||||||||||||
|
--z^
|
|||||||||||||||
|
^
|
|||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||
|
triiu-men se - - li - gen Traum.
|
|||||||||||||||
|
HKINE.
|
|||||||||||||||
|
MA NOR MAND IE.
Bomance. |
|||||||||||||||
|
1.
Quand tout renaït a, 1\'espérance ,
Et que 1\'hiver fuit loin de nous ; Sous Ie beau ciel de notre France , Quand Ie soleil revient plus doux , Quand la nature est reverdie , Quand 1\'hirondelle est de retour , J\'aime a revoir ma Normandie , C\'est Ie pays qui m\'a donné Ie jour. 2. .[\'ai vu les champs de 1\'Helvétie , Et ses chalets et ses glaciers ; J\'ai vu Ie ciel de 1\'Italie , Et Vénise et ses gondeliers: |
|||||||||||||||
|
30
|
||||||||
|
En saluant chaque patrie ,
Je me disais : aucun séjour N\'est plus beau que ma Normandie; C\'est Ie pays qui m\'a donné Ie jour.
3. Il est un age dan? la vie Ou chaque rêve doit finir ; Un age oü 1\'ame recueillie A besoin de se souvenir; Lorsque ma Muse refroidie Aura fini ses chants d\'amour , J\'irai revoir ma Normandie : C\'est Ie pays qui m\'a donné Ie jour.
|
||||||||
|
DIE GRENADIER E.
|
||||||||
|
Nach Frankreich zogen zwei Grenadier\',
Die waren in Russland gefangen. Und als sie kamen ins deutsche Quartier ,
Sie liessen die Köpfe hangen. Da horten sie beide die traurige Mahr :
Dasz Frankreich verloren gegangen , Besiegt und zerschlagen das grosze Heer ,
Und der Kaiser, der Kaiser gefangen. |
||||||||
|
:si
|
|||||
|
Da weinten zusammen die Grenadier!
Wohl ob der klilglichen Kunde.
Der Eine sprach: »Wie weh wird ruir . Wie brennt raeine al te Wunde!"
Der andre sprach : » »Das Lied ist aus ,
Auch ich mocht mit dir sterben ,
Doch hab\' ich Weib und Kind zu Hans Die ohne mich verderben." "
»Was schert mich Weib, was schert mich Kind ,
Ich trage weit bessres verlangen,
Lasz sie betteln gehn , wenn sie hungrig sind , — Mein Kaiser , mein Kaiser gefangen !
«Gewahre mir , Bruder , eine Bitt\':
Wenn ich jetzt sterben werde ,
So ninim meine Leiche nach Frankreich mit, Begrab mich in Frankreich\'s Erde.
»Das Ehrenkreuz am rothen Band
Solist du auf s Herz mir legen:
Die Flinte gieb mir in die Hand , Und gürt mir um den Degen.
»So will ich liegen und horchen still,
Wie eine schildwach , im Grabe ,
Bis einst ich höre Kanonengebrüll Und wiehernder Rosse Getrabe.
uDann reitet mein Kaiser wohl fiber mein Grab,
Viel Schwerter klirren und blitzen : |
|||||
|
32
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Darm steig ich gewaffnet hervor aus dem Grab, —
Den Kaiser, den Kaiser zu schiitzen!" HEINE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
DRINKLIED.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
htz
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Z*zzaz
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Bij het klinken der bo - ka - len, Bij het tint\'len
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
rzff—a
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
iz*zzizzz!zzzztzzz*z zz*zt
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
van den wijn, Wa-nen we ons in En-na\'s da- len,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
£
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
30
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ui
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
—Pzzt.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
\'t Aard-sche pa - ra-dijs , te zijn. Vrien-den , klinkt!
rail. \\ tempo. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ï
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^--^=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
z:»zh^z£^itirzzazzE?:
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-$r-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
--9/ÊZ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
\'t Kaf der wereld moet verstuiven
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Zingt en drinkt!
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-fc—*-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
•fc-ftd
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
4
|
^ZZWZZZZfZ
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
§fz:=*=«É=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
li
|
1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Voor het schuimend sap der druiven ; Zin-gen wij in
D. C. Zingen wjj
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
har-mo-nie , Lief-de , wijn en po - ë - zie !
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
33
|
||||||||
|
•j.
Poëzie, uw zilvren toonen Klinken lieflijk bij den wijn :
Want hjj is voor Muzenzonen Godendrank en ambrozijn. Als hij vloeit, Dan ontboeit Zich de geest van \'t aardsch gewemel, Dringt door \'t wolkfloers tot den hemel En zingt dan in harmonie: Liefde , wijn en poëzie ! |
||||||||
|
STUDENTENLEBEN.
|
||||||||
|
1.
\'s Giebt kein schoner Leben ,
Als Studentenleben,
Wie es Bacchus und Gambrinus sehuf, In die Kneipen laufen,
Und sein Geld versaufen
Ist ein hoher , herrlicher Beruf. Ist das Moos entschwunden,
Wird ein Biir gebunden ,
Immer geht\'s in dulci jubilo ; Ist kein Geld in Banken
3
|
||||||||
|
34
|
|||||
|
Ist doch Pump in Schenken
Für den kreuzfidelen Studio. 2. Auch von Lieb\' umgebcn
Ist\'s Studentenleben ,
Uns beschützet Venus Cypria. Madchen , die da lieben
Und das Kussen üben,
Waren stets in schwerer Menge da. Aber die da schmacbten
Und platonisch trachten!
Ach die liebe Unschuld thut nur so: Denn so recht inwendig
Brennt es ganz unbündig
Für den kreuzfidelen Studio. 3. Will zum Contrahiren
Einer mich touchiren ,
•Gleich gefordert wird er , augenblicks : »Bist ein dummer Jungc !"
Und mit raschem Sprunge
Auf Mensur geht\'s im Paukantenwichs. Schleppfuchs muss die Waffen
Auf den Paukplatz schaften ,
Quartcn pfeifen , Terzen schwirren froh. Hat ein Schmiss gesessen ,
Ist der ïusch vergessen
Von dom kreuzfidelen Studio. 4. Vater spricht: »das Eaufen
Und das Kneipenlaufen
Nutzt dir zum Examen keinen Deut; |
|||||
|
35
|
||||||||
|
Doch dabei vergisst er,
Daas er ein Philister
Und dass jedes Ding hat seine Zeit. Traun ! das hiesse liistern,
Schon nach sechs Semestern
Ein Examen! nein ! das gent nicht so! Möchte nie auf Erden
Etwas anders werden ,
Als ein kreuzfideler Studio. |
||||||||
|
LE GRENIER.
|
||||||||
|
Je viens revoir 1\'asile oü ma jeunesse
De la misère a subi les legons.
J\'avais vingt ans , une folie maitresse , De francs amis et 1\'amour des chansons.
Bravant Ie monde, et les sots et les sages , Sans avenir , riche de mon printemps,
Leste et joyeux je montais six étages. Dans un grenier qu\'on est bien a vingt ans!
C\'est un grenier, point ne veux qu\'on 1\'ignore ,
La fut mon lit bien chétif et bien dur; La fut ma table, et je retrouve encore
Trois pieds d\'un vers charbonnés sur Ie mur.
Apparaissez, plaisirs de mon bel age ,
|
||||||||
|
30
|
||||||
|
Que d\'un coup d\'aile a fustigés Ie Temps;
Vingt fois pour vous je mis ma montre en gage. Dans un grenier qu\'on est bien a vingt ans! Lisette ici doit surtout apparaitre ,
Vive , jolie , avec un frais chapeau :
Déjii sa main ïi 1\'étroite fenêtre Suspend son chale en guise de rideau.
Sa robe aussi va parer ma couchette ; Respecte , Amour , ses plis longs et flottants.
J\'ai su depuis qui payait sa toilette. Dans un grenier qu\'on est bien a vingt ans!
A table un jour , jour de grande richesse,
De mes amis les voix brillaient en choeur,
Quand jusqu\'ici monte un cri d\'allégresse : A Marengo Bonaparte est vainqueur!
Le canon gronde , un autre chant commence; Nous célébrons tant de faits éclatants,
Les rois jamais n\'envahiront la Prance. Dans un grenier qu\'on est bien ïi vingt ans!
Quittons ce toit ou ma raison s\'enivre,
Oh! qu\'ils sont loins, ces jours si regrettés.
J\'échangerais ce qu\'il me reste a vivre Contre un des mois qu\'ici Dieu m\'a comptés.
Pour rever gloire , amour , plaisir , folie , Pour dépenser sa vie en peu d\'instants,
D\'un long espoir pour la voir embellie, Dans un grenier qu\'on est bien a vingt ans!
|
||||||
|
BÉRANGER.
|
||||||
|
37
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
»DU BIST WIE EINE BLUME.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Du bist wie eine Blume
So hold und schön und rein ; Ich schau dich an, und Wehmuth
Schleicht mir ins Herz hinein. Mir ist als ob ich die Hande
Aufs Haupt dir legen sollt\', Betend, dasz Gott dich erhalte
So rein und schön und hold. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
HEINE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
CANTILENA POTATORIA.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Matig.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
PPPP
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
£££
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
31
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
* in ta • ber-na
mo-ri - en - tis |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Mi - hi est pro-po-si-tum ,
Vinum sit ap-po-si-tum |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
dfcac
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ESÉE!^E3E?EÏ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i-
|
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3E^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
* ut di-cant, cum ve - ne - rint *
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
mo--n;
o-----ri; |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
38
|
|||||||||||||||||
|
an-ge-lo-rum cho-ri: * »De-us sit pro-pi-ti-us
|
|||||||||||||||||
|
1*
|
«
|
||||||||||||||||
|
13=
|
|||||||||||||||||
|
3=
|
|||||||||||||||||
|
huic po - ta - to - - ri!"
•De met een sterretje geteekende Noten gelden voor den
text van eenige andere liederen die ook naar deze wijze gezongen worden. 2.
Poculis accenditur Animi lucerna; Cor , imbutum nectare , Volat ad superna.
Mihi sapit dulcius Vinum in taberna,
Quam quod aqua miscuit Praesulis pincerna. 3. Suum cuique proprium Dat natura munua.
Ego nunquam potui Scribere jejunus; Me jejunum vincere Posset puer unus ; Sitem et jejunium Odi tanquam funus. 4. Tales versus facio , Quale vinum bibo ;
Neque possum scribere |
|||||||||||||||||
|
39
|
||||||||
|
Nisi sumto cibo ;
Nihil valet penitus, Quod jejunus scribo ,
Nasonem post calices Carmine praeibo.
5. Mihi nunquam spiritus Prophetiae datur ,
Non nisi , cum fuerit Ventsr bene satur.
Cum in arce cerebri Bacchus dominatur ,
In me Phoebus irruit, Ac miranda fatur.
|
||||||||
|
ROGER BONTEMPS.
|
||||||||
|
Aux gens atrabilaires
Pour exemple donné
En un temps de misères Roger Bontemps est né.
Vivre obscur a sa guise , Narguer les mécontents ,
Eh gai! c\'est la devise Du gros Roger Bontemps.
|
||||||||
|
41»
|
|||||
|
Du chapeau de son père ,
Coiffé dans les grands jours,
De rosé ou de Horre Lc rajeunir toujours ;
Mettre un manteau de bure , Vieil ami de vingt ans ;
Eh gai! c\'est la parure Du gros Roger Bonteraps.
Posséder dans sa hutte
Une table, un vieux lit,
Des cartes , une fliïte , Un broc que Dieu remplit;
Un portrait de maitresse , Un coffre et rien dedans ,
Eh gai! c\'est la richesse Du gros Roger Bontemps.
Aux enfants de la ville
Montrer de petits jeu\\ ;
Etre un faiseur habile De contes graveleux ;
Ne parier que de danse Et d\'altnanachs dansants;
Eh gai! c\'est la science Du gros Roger Bontemps.
Faute de vin d\'élitc,
Sabler ceux du canton ; Préférer Marguérite
Aux dames du grand ton ;
De joie et de tendresse
|
|||||
|
41
|
||||||||
|
Remplir tous ses instants :
Eh gai! c\'est la sagesse Du gros Roger Bontemps. Dire au ciel: Je me fie ,
Mon père , ïi ta bonté :
De ma philosophie Pardonne la gaieté ;
Que ma saison dernière Soit encore un printemps ;
Eh gai! c\'est la prière Du gros Roger Bontemps.
Vous , pauvres pleins d\'envie ,
Vous, riches désireux
Vous , dont Ie char dévie Après un cours heureux ;
Vous , qui perdrez peut-être Des titres éclatants,
Eh gai! Prenez pour maltre Le gros Roger Bontemps !
BÉRANGER.
|
||||||||
|
DUET.
|
||||||||
|
DON juan. Reich mir die Hand , mein Leben ,
Komm in mein Schloss mit mir! |
||||||||
|
42
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Kannst du noch wiederstreben ?
Es ist nicht weit von hier! |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ZERLINE.
|
Nein , nein , ich darf s nicht wagen,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Mein Herz wamt mich davor ;
Fühlt man\'s so iingstlich schlagen, Hat man was Böses vor! |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
DON JUAN.
ZERLINE. DON JUAN. ZERLINE. DON JUAN. ZERLINE. DON JUAN |
Du, die ich mir erkoren !
Masetto war verloren! Kannst du mich sterben lassen ? Ich weiss mich nicht zu fassen Komm, o komm! Gieb mir die Hand mein Leben! Wohlan! So lass uns ohne Weilen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
en ZERLiNE.Der Lust entgegen eilen ,
Die dieser ïag verspricht! Wohlan ! Wohlan! |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
DA PONTE , MUZIEK VAN .MOZART.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
MIGNON.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
L. von Beethoven.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
wm
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
>—>-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
tZJÊZ
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ziizzi:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Kennst du das Land, wo die Ci-tro-nen blühn, lm
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
dun - keln Laub die Gold - o - ran-gen glühn , ein
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
43
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
röfc
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:*ta
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ZtÉL
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Sanf - ter Wind vom blau - en Him - - mei
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3EE$E£
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:hr
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
weht, die Myr - te still und hoch der Lor - - beer
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Gesch winder.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ir
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
33E
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
±fe
|
itir
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
lÉfc
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
4=t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Da - hin! da-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
steht, kennst du es wohl ?
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
wm
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
hin , mocht\' ich mit dir , o mein Ge - lie b-ter ,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
da - hin mocht\' ich mit
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ziehn.
|
da - hin !
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
S
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
EjEBE
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=f^t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*f
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
dir, o mein Ge - lieb-ter , ziehn.
|
Da-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3^±
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Da - - hin !
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
hin!
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Kennst du das Haus? Auf Saulen ruht sein Dach,
Es glünzt der Saai, es schimmert das Gemach , Und Marmorbilder stehn und sehn mich an: Was hat man dir , du armes Kind, gethan ? Kennst du es wohl ? Dahin , dahin Mocht ich mit dir, o mein Beschützer, ziehn |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
44
|
||||||||
|
Kennst du den Berg, und seinen Wolkensteg ?
Das Maulthier sucht im Nebel seinen Weg, In Höhlen wohnt der Drachen alte Brut, Es stürzt der Fels , und über ihn die Fluth. Kennst du ihn wohl! Dahin , dahin Geht unser Weg ; o Vater , lass uns ziehn! GOETHE.
|
||||||||
|
LE DEPART PUUR LA SYRIË.
|
||||||||
|
Partant pour la Syrië
Le jeune et beau Dunois
Venait prier Marie De bénir ses exploits :
»Faites , Reine immortelle," Lui dit-il en partant,
«Que j\'aime la plus belle , Et sois le plus vaillant."
Il tracé sur la pierre
Le serment de l\'honneur,
Et va suivre a la guerre Le comte , son seigneur.
Au noble voeu fidele , Il dit en combattant,
»Amour a la plus belle , Honneur au plus vaillant."
|
||||||||
|
45
|
||||||||||||
|
On lui doit la victoire ,
«Vraiment," dit Ie seigneur
«Puisque tu fais ma gloire , Je ferai ton bonheur.
De ma fille Isabelle Sois 1\'époux ïi 1\'instant,
Car elle est la plus belle , Et toi Ie plus vaillant."
A 1\'autel de Marie
lis contractent tous deux
Cette union chérie Qui seule rend heureux.
Chacun dans sa chapelle Disait en les voyant:
oAmour a la plus belle, Honneur au plus vaillant."
|
||||||||||||
|
GEBET WAHREND DER SCHLACHT.
|
||||||||||||
|
Langsom. Hlmmel.
Va-ter, ich ru-fe dich ! Brullend umwölkt mich der
|
||||||||||||
|
È
|
/_
|
|||||||||||
|
Dampf der Ge-schüt-ze , Sprü-hend um-zu-cken mich
|
||||||||||||
|
46
|
||||||||||
|
—-g—y—f-f— m=\\-a—*—&-
|
||||||||||
|
ras-seln - de ïïlit-ze : Len-ker der Schlachten, ich
ru - fe dich . Va-ter , du führe mich !
Vater , du führe mich!
Fiihr\' mich zum Siege, fïihr\' mich zum Tode! Herr , ich erkenne deine Gebote ; Herr , wie du willst, so führe mich! Gott, ich erkenne dich !
Gott, ich erkenne dich !
So im herbstlichen Rauschen der Blatter, Als im Schlachtendonnerwetter Urquell der Gnade , erkenn\' ich dich ! Vater du , segne mich !
Vater du , segne mich !
In deine Hand befehl\' ich mein Leben! Du kannst es nehmen, du hast es gegeben ; Zum Leben, zum Sterben segne mich ! Vater , ich preise dich !
Vater , ich preise dich !
\'s Ist ja kein Kampf für die Güter der Erde ; Das Heiligste schützen wir mit dem Schwerte! D\'rum , fallend und siegend , preis\'ich dich ! Gott, dir ergeb\' ich mich !
|
||||||||||
|
Gott, dir ergeb ich mich!
|
||||||||||
|
47
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Wenn mich die Donner des Todes begrüssen ,
Wenn meine Adem geöffnet fliessen : Dir, mein Gott, dir ergeb\' ich mich ! Vater , ich rufe dich ! |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TH. KORNER.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ANDREAS HOFER.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:*=}
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Zu Man - tu - a in Ban-den der treu - e Ho - fer
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^I^ëeéèI
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*=&=*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
war , In Man-tu - a Zum To - de führt\' ihn der Pein de
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3=t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
a=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
DJ
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-c:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Schaar. \\% blu - te - te der Brü - der He\'rz , Ganz
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
IC
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Deutsch-land ach! in Gram und Schmerz,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
rnit
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
?£-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
r=ri^z=pz
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-é-\\—»t------
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-*=»-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ihm das Land Ty-rol, niit ihin das Land Ty-rol mit
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ihm das Land Ty - rol , mit ihm das Land Tv-
rol!
Die Hiinde auf dem Rücken ,
Andreas Hofer ging
Mit ruhig festen Schiïtten
Ihm schien der Tod gering ;
Der Tod , den er so manches Mal
Vom Iselberg geschickt ins Thai,
lm heifgen Land Tyrol.
Doch als aus Kerkergittern
lm festen Mantua,
Die treuen Waffenbrüder
Die Hilnd\'er strecken sah,
Da rief er aus: »Gott sei mit Euch ,
Mit dem verrathnen deutschen Reich ,
Und mit dem Land Tyrol!
Dem Tambour will der Wirbel
Nicht unter\'m Schlagel vor, Als nun Andreas Hofer Schritt durch das finstre Thor. Andreas , noch in Banden frei, Dort stand er fest auf der Bastei, Der Mann vom Land Tyrol! Dort soll er niederknieen;
|
||||
|
40
|
||||||||
|
Er sprach : »Das thu\'ich nit!
Will sterben , wie ich stehe, Will sterben , wie ich stritt, So, wie ich steh auf dieser Schanz\'; Es leb\' mein guter Kaiser Franz, Jlit ihm sein Land Tyrol!" Und von der Hand die Binde
Nimmt ihm der Korporal;
Andreas Hofer betet
Allhier zum letzten Mal;
Dann ruft er : »Nun so trefft mich recht!
Gebt Feuer! — Ach wie schiesst Ihr schlecht!
Ade, mein Land Tyrol!"
J. MOSEN.
|
||||||||
|
ABSCHIED.
|
||||||||
|
Aus dem vBuch der Liebe" Ton C. Herloszsohn.
1.
Wenn die Schwalben heimwarts zieh\'n, Wenn die Rosen nicht mehr blühn, Wenn der Na\'htigallgesang Mit der Nachtigall verklang; Pragt das Herz in bangem Schmerz : bis. Ob ich dich auch wiederseh\' ? Scheiden , ach , Scheiden, Scheiden thut weh! W». 4
|
||||||||
|
50
|
||||||||
|
2.
Wenn die Schwane südwiirts zieh\'n,
Dorthin wo Orangen blüh\'n ,
Wenn das Abendroth verainkt,
Durch die grünen Willder blinkt;
Fragt das Herz in bangem Schnierz : bis.
Ob ich dich auch wiederseh\' ?
Scheiden , ach Scheiden! Scheiden thut weh! bis. 3. Armes Herz ! was klagest du ?
O , auch du gehst einst zur Ruh\' ;
Was auf Erden , — muss vergeh\'n.
Gibt es dort ein Wiederseh\'n?
Fragt das Herz , in bangem Schmerz. bis.
Glaub\' das ich dich wiederseh\',
Thut auch heut\' das Scheiden so weh! bis. |
||||||||
|
LES ÉTUDIANTS.
|
||||||||
|
Messieurs les étudiants
S\'en vont a la chaumière,
Pour danser Ie cancan,
Et Ie Robert-Macaire,
Toujours, toujours,
Triomphant des amours. Et youp , youp , youp , Tra la , la , la, la , |
||||||||
|
51
|
|||||
|
Toujours , toujours
Triomphant des amours. Mon père est a Paris ,
Ma mère est a Versailles, Et moi je suis ici, A coucher sur la paille , Et fais 1\'amour
La nuit comme Ie jour.
Et youp, youp, youp, etc.
Quand on n\'a pas d\'argent,
On écrit a son père , Qui répond : Mon enfant, Il ne fallait pas faire Toujours 1\'amour
La nuit comme Ie jour.
Et youp , youp , etc.
D faut Ie protéger,
Parce que c\'est un confrère, Il faut Ie ménager, Parce qu\'il est nécessaire , De faire 1\'amour
La nuit comme Ie jour.
Et youp, youp, etc.
Lss jeunes jolies filles
S\'en vont a la chaumière, Ce n\'est pas pour prier, Mais c\'est bien pour y faire L\'amour, 1\'amour
|
|||||
|
52
|
|||||
|
La nuit comme Ie jour.
Et youp , youp . etc. Les yeux de mon Elvire
Sont des portes cochères, Sur lesquels on peut lire: Appartement pour faire L\'amour, l\'amour
La nuit comme Ie jour.
Et youp , youp , etc.
Connaissez-vous Fanny
Cette particuliere, Qui rosse son mari, Quand il ne veut plus faire L\'amour , l\'amour
La nuit comme Ie jour.
Et youp , youp , etc.
L\'amour est un enfant,
L\'étude est une femme, Messieurs les étudiants, Chacun chez vous reclame Souvent, souvent
La femme etïl\'enfant.
Et youp , youp , etc.
Je suis fils de Bacchus,
Vénus était ma mère , Ne vous étonnez plus, Si je sais boir\' et faire L\'amour, l\'amour
|
|||||
|
53
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
La nuit comme Ie jour.
Et youp , youp, etc. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
HAIDENROSLEIN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
wm
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Sah i\'in Enab ein Rös-lein stehn,
-A.-----L. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*-----*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Rös-lein auf der Hai-de, war so jung und
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=t=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
^
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
rx.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
a-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
mor-gen-schön, lief er schnell es nah zu sehn ,
—^___J___Sl_
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ttt
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
d==t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ï
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
sah\'s mit vie - len Preuden. Rös-lein , Rös-lein,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
tï
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Rös - lein roth , Rös-lein auf der Hai - de.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Knabe sprach : ich breche dich,
Röslein auf der Haide! |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
54
|
||||||||
|
Röslein sprach ich steche dich,
Dass du ewig denkst an mich, Und ich will\'s nicht leiden.
Röslein u. s. w. Und der wilde Knabe brach
\'s Köslein auf der Haide; Röslein wehrte sich und stach
Half ihm doch kein Weh und Ach , Musst\'es eben leiden.
Röslein u. s. w. QOETHE.
|
||||||||
|
SELIGKEIT DER LIEBE.
|
||||||||
|
Beglückt, beglückt, wer die Geliebte findet,
Die seinen Jugendtraum begrüsst!
Wenn Arm an Arm und Geist an Geist sich bindet,
Und Seel\' in Seele sich ergiesst. —
Die Liebe macht zum Goldpallast die Hütte;
Sie streut auf Wildniss Tanz und Spiel,
Enthüllet uns der Gottheit leise Tritte ,
Giebt uns des Himmels Vorgefühl.
Sie macht das Herz der Schwermuth frühlingsheiter,
Sie bettet uns auf Rosenau\'n;
Sie hebet uns auf eine Himmelsleiter ,
|
||||||||
|
55
|
|||||
|
Wo wir den Glanz der Gottheit schau\'n.
Sie gibt dem Kranz des Morgens hellre Röthe ,
Und lichter\' Grün dem Schattenwald ,
Und süssern Klang der spaten Abendflöte ,
Die aus des Dorfes Büschen schallt.
Die Liebenden sind schon zu bessern Zonen
Auf Flügeln ihrer Lieb\' erhöht,
Empfangen schon des Himmels goldne Kronen ,
Eh\' ihr Gewand der Staub verweht.
Sie kümmern sich um keine Erdengüter ,
Sind sich die ganze weite Welt,
Und spotten dein , du stolzer Weltgebieter ,
Vor dem der Erdkreis niederfiillt.
Sanft hingeschmiegt auf grüne Priihlingsrasen ,
Auf Blumen eines Quellenrands ,
Verlachen sie die bunten Seifenblasen
Des liebeleeren Erdentands ;
Ein Druck der Hand, der durch das Leben schuttert,
Und eines Blickes Trunkenheit,
Ein Feuerkuss , der von der Lippe zittert ,
Giebt ihnen Engelseligkeit.
Ein Herzenskuss , den selber Engel neiden ,
Küsst ihren Morgenschlummer wach;
Ein Reihentanz von ewig jungen Preuden ,
Umschlingt den lieben langen Tag.
Ein süsser Schlaf sinkt auf ihr keusches Bette,
Wie auf die Laube Edens sank ;
Kein Endlicher misst ihre Freudenkette ,
Wer nie den Kelch der Liebe trank.
|
|||||
|
56
|
||||||
|
LES AMOURETTES.
|
||||||
|
Chor:
Vivent les filettes,
Mais pour un seul jour :
J\'ai des amourettes Mais n\'ai point d\'amour.
Hier, pour Cephise
Je quittai Doris;
Aujourd\'hui c\'est Lise, A demain Cloris.
Chor: Vivent etc. J\'aime fort ma belle ,
Quand il m\'en souvient : Je lui suis fidele,
Quand son tour revient.
Chor: Vivent etc. On entre au bocage ,
Le plaisir vous suit; On rentre au village —
Eh bien! tout est dit. Chor: Vivent etc. |
||||||
|
57
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
DAS STEIERLAND.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=£
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Dachstein an, wo der
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Hoch vom
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
—t-------HÏ---------0—------•-------\\J---------1---------«--------------«-----«^-------
—i*==*---------------y—=x—X-v----------v—e-----5z=q
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Aar noch haust, bis zum Wen-den-land am Bett der
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Saar , wo die Senne - rin frohe Jodler singt, und der
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ja - ger kühn sein Jagdrohr schwingt; dieses
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-c
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
rez
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
—w-3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
schö-ne Land ist der Stei-rer Land, ist mein
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Hebes theures Heimathland, dieses schönes Land ist der
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
P3^T
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-pgg
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=*ï*i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
fcat
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-t^-«i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-f—tr-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Steirer Land, ist mein liebes theures Vaterland.
Wo im dunkeln Wald froh das Rehlein springt,
Droben auf gar steiler Bergeshöh , |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
58
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Wo das Büchlein klar aus den Gletschern rinnt,
Und die Gemse klimmt am Felsenrand; Dieses schone Land u. s. w. Wenn im Thai der Alp die Schalmei ertönt,
Unter Glockenklang und heiterm Lied , Eommt der Hirtenbub mit den Küh\'n daheim Abends zu der allerliebsten Maid; Dieses schone Land u. s. w. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
DAS MADCHEN AUS DER PREMDE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
In ei» nem Thai bei ar-men Hir-ten Erschien mit
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
i—t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
^3
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
3=3=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
3=fc*=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
je-dem jun-gen Jahr, So-bald die er-sten Lerchen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
=É=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
J-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
=*:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
bar.
|
Sie war nicht in dem Thai ge-
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
59
Jl----A |
|||||||||||||||||||||||
|
ÈE*
|
|||||||||||||||||||||||
|
f
|
|||||||||||||||||||||||
|
x
|
|||||||||||||||||||||||
|
ïï
|
|||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||
|
kam, doch bald war ih - re Spur ver-
|
|||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||
|
3:
|
|||||||||||||||||||||||
|
rj"
|
|||||||||||||||||||||||
|
3*
|
|||||||||||||||||||||||
|
lo - ren , So bald das Müd-chen Abschied nahm.
Beseligend war ihre Nahe,
Und alle Herzen wurden weit;
Doch eine Würde , eine Höhe
Entfernte die Vertraulichkeit.
Sie brachte Blumen mit und Früchte,
Gereift auf einer andern Flur,
In einem bessera Sonnenlichte,
In einer glücklichern Natur.
|
|||||||||||||||||||||||
|
Sie theilte jedem eine Gabe ,
Dem Früchte , jenem Blumen aus ; Der Jüngling, wie der Greis am Stabe , Ein jeder ging beschenkt nach Haus. Willkommen waren alle Gaste , Doch nahte sich ein Hebend Paar , Dem reichte sie der Früchte beste , Der Blumen allerschönste dar. SCHILLER.
|
|||||||||||||||||||||||
|
00
|
|||||||||
|
IMMER BEI IHR.
|
|||||||||
|
Laurentia , liebe Laurentia mein ,
Wann werden wir wieder beisammen sein ?
»Am Sonntag."
Drum wollt ich dass alle ïag\' Sonntag war\', Und ich bei meiner Laurentia wSr\'! Laurentia! Laurentia , liebe Laurentia mein ,
Wann werden wir wieder beisammen sein ?
»Am Montag!"
Drum wollt ich dass alle Tag\' Sontag , Montag war\', Und ich bei meiner, bei meiner Laurentia war\'! (u. s. w. durch alle Tage der Woche.)
|
|||||||||
|
M AI LIED.
|
|||||||||
|
Wie herrlich leuchtet
Mir die Natur, Wie glanzt die Sonne , Wie lacht die Flurt Es dringen Blüthen |
|||||||||
|
61
|
|||||
|
Aus jedem Zweig
Und tausend Stimmen Aus dem Gestrauch, Und Freud\' und Wonne
Aus jeder Brust. O Erd\', o Sonne, O Glück, o Lust\'. O Lieb\', o Liebe , So golden schön Wie Morgenwolken Auf jenen Hóhn! O Madchen , Madchen ,
Wie b\'eb ich dich ! Wie blickt dein Auge, Wie bebst du micb! So liebt die Lerche Gesang und Luft, Und Morgenblume Den Himmels-duft, Wie ich dich liebe,
Mit warmen Blut, Die du mir Jugend Und Freud\' und Muth Zu neuen Liedern Und Tanzen giebst! Sei ewig gliicklich , Wie du mich liebst! GOETHE.
|
|||||
|
02
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
FAREWELL TO THE HIGHLANDS.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:*S=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
z£=t~t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
My heart\'s in the Highlands, my heart is not
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
F
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
here ; My heart\'s in the Highlands , a chasing the
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ï
|
fc
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^S
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^Fsö-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
deer : Cha - sing the wild deer, and following the
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
roe, My heart\'s in the Highlands, wher •
fa—
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
e - ver I go.
Farewell to the Highlands , farewell to the North ;
The birth place of valour, the country of worth, Wherever I wander , wherever I rove , The hills of the Highlands forever I love. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Farewell to the mountains high covered with snow;
Farewell to the straths and green valleys below : Farewell to the forests and wild-hanging woods: Farewell to the torrents and loud-pouring floods. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
03
|
||||||||
|
My heart\'s in tbe Highlands, my heart ia not here;
My heart\'s in the Highlands , a chasing the deer; Chasing the wild deer and following the roe , My heart\'s in the Highlands wherever I go. R. burns.
|
||||||||
|
KRAMBAMBULI.
|
||||||||
|
Krambambuli, das ist der Titel,
Womit ihn ein Starost beehrt,
Er ist das wahre Labungsmittel
Für uns Studenten auserwahlt,
Er klingt halb deutsch, halb popolski,
Ganz majestiitsch Krambambuli,
Krambimbambambuli,
Krambambuli.
Eeisst\'s mir im Leib, reisst\'s mir im Magen,
Hab ich zum Essen keine Lust,
Wenn mich die faulen Lüfte plagen,
Hab ich Katarrh auf meiner Brust:
Ich geh zu keinen Medici,
Ich trink\' ein Glas Crambambuli.
War ich zum grossen Herrn geboren
War Kaiser, König auch mein Nam\', |
||||||||
|
64
|
|||||
|
War mir ein Ordensband erkoren ,
Gleich hang\' ich die Deyise dran : Toujours content et sans souci, C\'est l\'ordre du Krambambouli. Bin ich im Posthaus abgestiegen,
Wie ein eilfertiger Courier , So lass ich Brod und Kase liegen, Und greife nach dein Propfenzieh\'r : Dann blast der Schwager Tantali , Zu einem Schluck Krambambuli. Soll ich zur Hochzeit-feier schreiten
Mit einem tugendhaften Weib , Soll ich ein köstlich Mahl bereiten , Fürwahr ein neuer Zeitvertreib ! Ich gebe ohne viele Müh\' Kaffee , Taback , Krambambuli. Soll ich für meinen König fechten,
Pür\'s Vaterland zu Felde ziehn , Gleich blinkt der Stahl in meiner Rechten , Die Flasch\' soll mir zur Linken steh\'n. Und wenn ich nun den Sabel zieh\', So starkt mich der Krambambuli. Ihr dauert mich, ihr armen Thoren,
Ihr liebet nicht und trinkt kein\' Wein , Zu Eseln seid ihr auserkoren , Und dorten wollt ihr Engel sein. Sauft Wasser, wie das liebe Vieh, Und hofft nicht auf Krambambuli. |
|||||
|
65
|
||||||
|
Sauft Wasser wie die Besenbinder ,
Eeis\'t nach Pyrmont und Schwalbach m , Krambambuli ist weit gesünder , Und giebt dem müden Herzen Riih\'. Sauft Wasser wie das liebe Vieh , Und schreit noch nach Krambambuli. Sind meine Wechsel ausgeblieben ,
Hat mich das Spiel ganz kahl gemacht, Hat mir mein Mildchen abgeschrieben , Ist mir ein Trauerbrief gebracht; Dann trink\' ich vor Melancholie Ein volles Glas Krambambuli. Wer wider mich Krambambulisten
Sein böses Maul in Zaum nicht hult, Den halt\' ich auch fiir keinen Christen , Weil er auf Gottes Gabe schmalt; Dem g\'ab\' ich, wenn er zehnmal schrie, Nicht einen Schluck Krambambuli. Krambambuli soll mir noch schmecken ,
Wenn jede andre Preude flieht;
Will schon der Knochenmann mich schrecken ,
Ich singe dennoch froh entglüht:
Und trink\' mit ihm in Compagnie
Das letzte Glas Krambambuli.
|
||||||
|
5
|
||||||
|
66
|
|||||||||||||||||||||||
|
VIVANT OMNES Hl ET HAE.
|
|||||||||||||||||||||||
|
Vivunt omnes hi et hae ,
Qui et quae. Horum, harum, Quorum , quarum . Sanitatem bibimus! Hos et has,
Quos et quas
Nos amamus ,
Et a quibus,
Et a quabus
Nos amari cupimus.
|
|||||||||||||||||||||||
|
NAHE DER GELIEBTEN.
|
|||||||||||||||||||||||
|
Buoher.
|
|||||||||||||||||||||||
|
U=k
|
|||||||||||||||||||||||
|
fe*
|
|||||||||||||||||||||||
|
BS
|
|||||||||||||||||||||||
|
|
n^sC
|
||||||||||||||||||||||
|
Ich den - ke dein , Wenn mir der Son - ne
> >
|
|||||||||||||||||||||||
|
i±=U
|
|||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||
|
67
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Schim-mer vom Mee - re etrahlt: ich den-ke
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
dein, wenn sich des Mon-des Flim-mer in
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-5Ö
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
gS^=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
SÉ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
r
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
rallent.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-l-t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ift*=*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
F^É*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
B
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:p=~=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
dim.
Quel - - len malt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
igpÉÉÉilïlI
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
rail. dim.
Ie.h sehe dich , wenn auf\' dem fernen Wege
Der Staub sich hebt;
In tiefer Nacht, wenn auf dem schmalen Stege Der Wandrer bebt.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ich höre dich , wenn dort mit dumpfen lïauschen
Die Welle steigt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
68
|
||||||||
|
lm stillen Haine steh ich oft zu lauscheu,
Wenn Alles schweigt. Ich bin bei dir , du seist auch noch so ferne ,
Du bist mir nah !
Die Sonne sinkt, bald leuchten mir die Sterne. O warst du da !
GOETHE.
|
||||||||
|
LIED AUS MART HA.
|
||||||||
|
i.
Letzte Rosé, wie magst du so einsam hier blühn ?
Deine freundlichen Schwestern sind langst schon dahin, Keine Blüthe haucht Balsam mit labendem Duft. Kein Bliittchen mehr flattert in stürmischer Luft. 2.
Warum blühst du so traurig im Garten allein ? Solist im Tod\' mit den Schwestern vereiniget sein, Drum pflück\' ich, o Rosé , vom Stamme dich ab, Solist ruh\'n mir am Herzen und mit mir im Grab. |
||||||||
|
69
|
|||||
|
LA BR1GANTINE.
|
|||||
|
1.
La Brigantine , Qui va tourner,
Roule et s\'incline, Pour m\'entrainer ;
O , Vierge Marie ! Pour moi priez Dieu;
Adieu, patrie! Provence , adieu! 2. Mon pauvre père Verra souvont Palir ma mère , Au bruit du vent.
O , Vierge Marie ! Pour moi priez Dieu ;
Adieu, patrie! Mon père , adieu ! 3. Ma soeur se léve Et dit déja :
»J\'ai fait un rêve: »I1 reviendra."
O , Vierge Marie ! Pour moi priez Dieu;
Adieu, patrie! Ma soeur , adieu ! |
|||||
|
711
|
||||||||||||||||||||||||
|
4.
De mon Isaure
Le raouchoir blanc
S\'agite encore En m\'appelant.
O , Vierge Marie ! Pour moi priez Dieu!
Adieu, patrie ! Isaure , adieu !
Brise ennemie !
Pourquoi souffler,
Quand mon amie Me vent parier ?
O , Vierge Marie ! Pour moi priez Dieu;
Adieu , patrie ! Bonheur , adieu !
|
||||||||||||||||||||||||
|
DER ZIGEUNER BUBE IM NORDEN.
|
||||||||||||||||||||||||
|
C. G. Reissiger.
|
||||||||||||||||||||||||
|
Moderato.
|
||||||||||||||||||||||||
|
ï
|
||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||
|
|=
|
||||||||||||||||||||||||
|
zt==z
|
||||||||||||||||||||||||
|
Pern im Süd das sehö-ne Spanien, Spanien
|
||||||||||||||||||||||||
|
J*-----.-------------_
|
:=3=
|
.----~_-------fc h h
|
||||||||||||||||||||||
|
:1
|
||||||||||||||||||||||||
|
-±
|
||||||||||||||||||||||||
|
ist mein Heimathland, wo die schat - H - gen Ka-
|
||||||||||||||||||||||||
|
7!
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
±Jh&
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
£^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
sSê
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*e
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
sta-nien rauschen an des E - bro Strand , wo die
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
5a
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:xrx
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
X
|
3i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-»fc
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
r«t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Mondlicht gold\'ner blinkt, wo die Eo-sen schoner
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ï^Ê3==£
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
E3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
glühen, und das Mondlicht gold\'ner blinkt.
2. Und nun wandr\' ioh mit der Laute Traurig hier von Hans zu Haus,
Doch kein helles Auge schaute Freundlich noch nach mir heraus.
Sparlich reicht man mir die Gaben , Mürrisch heisset man mich gehn ,
Ach, den armen braunen Knaben Will kein Einziger verstehn.
3. Dieser Nebel drückt mich nieder , Der die Sonne mir entfernt,
Und die alten lust\'gen Lieder Hab\' ich alle fast verlernt.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
7-2
|
|||||
|
Immer in die Melodien
Schleicht der Eine Klang sich ein:
In die Heimath mocht\' ich ziehen , In das Land voll Sonnenschein !
4 Als beim letzten Erntefeste Man den grossen Reigen hielt.
Hab\' ich jüngst das allerbeste Meiner Lieder aufgespielt.
Doch wie sich die Paare schwangen In der Abendsonne Gold,
Sind auf meine dunkeln Wangen Heisse ïhriinen hingerollt.
5. Ach, ich dachte bei dem Tanze An des Vaterlandes Lust,
Wo im duft\'gen Mondenglanze Freier athmet jede Brust,
Wo sich bei der Zither Tonen Jeder Fuss beflügelt schwingt
Und der Knabe mit der Schonen Glühend den Fandango schlingt.
ü. Nein, des Herzens sehnend Schlagen, Langer halt\' ich\'s nicht zurück ;
Will ja jeder Lust entsagen , Lasst mir nur der Heimath Glück.
Fort zum Süden I fort nach Spanien In das Land voll Sonnenschein !
Unterm Schatten der Kastanien Muss ich einst begraben sein.
E. GEIBEL.
|
|||||
|
73
|
||||||
|
LE RETOUR DANS LA PATRIE.
|
||||||
|
1.
Qu\'il va lentement Ie navire
A qui j\'ai confié mon sort! Au rivage oü mon cceur aspire , Qu\'il est lent a trouver un port! France adorée !
Douce contréo !
Mes yeux cent fois ont cru te découvrir. Qu\'un vent rapide
Soudain nous guide
Aux bords sacrés oü je reviens inourir. Mais enfin Ie matelot crie : Terre ! terre ! la-bas , voyez! Ah! tous mes maux sont oubliés. Salut a ma patrie! (ter.)
2. Oui, voila les rives de France; Oui, voila Ie port vaste et sur , Yoisin des charaps oh mon enfancc S\'écoula sous un chaume obscur. France adorée!
Douce contrée!
Après vingt ans enfin je te revois. De mon village
Je vois la plage;
Je vois fumer la cime de nos toits. |
||||||
|
74
|
|||||
|
Combien raon ame est attendrie !
La , furent mes premiers amours : La , ma mère m\'attend toujours. Salut ii ma patrie ! {ter.) 3. Loin de mon berceau , jeune encore , L\'irtconstance emporta mes pas Jusqu\'au sein des mers oii 1\'aurore Sourit aux plus riches climats. France adorée! Douce contrée ! Dieu te devait leurs fécondes chaleurs. Toute 1\'année, La , brille ornée De fleurs , de fruits, et de fruits et, de fleurs. Mais lfi.! ma jeunesse flétrie Rêvait ïi des climats plus chers; La, je regrettais nos hivers. Salut a ma patrie! {ter.)
4. J\'ai pu me faire une familie , Et des trésors m\'étaient promis. Sous un ciel oü Ie sang pétille , A mes vceux 1\'amour fut soumis. France adorée ! Douce contrée! Que de plaisirs quités pour te revoir J Mais sans jeunesse, Mais sans richesse, Si d\'être aimé je dois perdre 1\'espoir ; De mes amours, dans la prairie , Les souvenirs seront présens ; |
|||||
|
75
|
|||||
|
C\'est du M>leil pour mes vieux ans.
.Salut ïi ma patrie! (ter.) 5. Poussé chez des peuples sauvages Qui m\'offraient de regner sur eux , J\'ai su défendre leurs rivages Contre des ennemis nombreux. France adorée ! Douce contrée ! Tes champs alors gémissaient envahis. Puissance et gloire , Cris de victoire, Rien n\'étouft\'a la voix de mon pays. De tout quitter mon cceur me prie : Je reviens pauvre, mais constant. Une bêche est la qui m\'attend. •Salut si ma patrie ! (ter.) G. Au bruit des transports d\'allégresse : Enfin Ie navire entre au port; Dans cette barque oü 1\'on se presse , Hatons-nous d\'atteindre Ie bord. France adorée! Douce contrée ! Puissent tes fils te revoir ainsi tous! Enfin j\'arrive, Et sur la rive Je rends au ciel, je rends grace a genoux Je t\'embrasse , o terre chérie ! üieu ! qu\'un exilé doit souffrir ! Moi, désormais , je puis mourir., Salut ti ma patrie! (ter.) |
|||||
|
76
|
||||||||||||||||||||||||
|
INTEGER VITAE.
|
||||||||||||||||||||||||
|
Andante.
|
||||||||||||||||||||||||
|
P. Flemmlng.
|
||||||||||||||||||||||||
|
In - te - ger vi - tae , sce - Ie - ris - que pu - rus
|
||||||||||||||||||||||||
|
lülllli
|
||||||||||||||||||||||||
|
C:
|
||||||||||||||||||||||||
|
rrdT=4r
|
||||||||||||||||||||||||
|
non e-get Mau-ris ja-cu-lis nee ar - cu , nee ve-ne-
|
||||||||||||||||||||||||
|
ÜH
|
||||||||||||||||||||||||
|
UU
|
||||||||||||||||||||||||
|
na - tis gra-vi - da sa - - git - tis , Fus - ce , pha-
|
||||||||||||||||||||||||
|
re------tra.
|
||||||||||||||||||||||||
|
Sive per Syrtes iter aestuosas ,
Sive facturus per inhospitalem Caucasum vel quae loca fabulosus Lambit Hydaspes.
3. Soit. Namque me silva lupus in Sabina, Dum meam canto Lalagen et ultra Terminum curis vagor expeditis Fugit inermem ;
|
||||||||||||||||||||||||
|
77
|
||||||||
|
4.
Quale portentum neque militaris
Daunias latis alit aesculetis ;
Nee Jubae tellus generat, leonum
Arida nutrix.
5. Soli. Pone me , pigris ubi nulla campis Arbor aestiva recreatur aura ; Quod latus mundi nebulae malusque Juppiter urget.
C. Pone sub curru nimium propinqui Solis , in terra domibus negata ; Dulce ridentem Lalagen araabo , Dulce loquentem.
|
||||||||
|
DES SCHWEIZER HEIMWEH.
|
||||||||
|
i.
Herz , mein Herz , warum so traurig ? Und was soll das Ach und Weh ?
\'s Ist auch schön im fremden Lande! Herz , mein Herz ! was fehlet dir ? 2. Was mir fehlt ? mir fehlet allee, |
||||||||
|
78
|
|||||
|
Bin so gar verlassen hier :
\'s Ist auch schön im fremden Lande , Doch zur Heimath wird es nie! 3. In die Heimath mocht ich wieder , Aber bald , ach , ja , recht bald ; Mocht zum Vater , mocht zur Mutter, Mocht zu Berge , Thai und Wald. 4. Mocht die Felsen wiedersehen , Und die lauten Gletscher dran ,
Wo die inuntern Gemsen klettern . Und kein Jiiger vorwarts kann. 5. Mocht die Glocken wieder horen . Wenn der Senn zu Berge treibt ,
l.\'nd die Binder i\'reudig springen , Und kein Lamm zurücke bleibt. 6. Wiederseh\'n die braunen Hiluschen , Und in alle Thüren drein ,
Nachbarsleut\'. die freundlich grüssen , Und im kosen lustig seyn. 7. Keiner hat uns lieb da draussen, Keiner drückt so warm die Hand;
Und kein Kindlein will inir lacheln,
Wie im schonen Schweizerland.
8.
Nun , inein Herz! im Gottes Namen ,
\'s Ist ein Leiden , lass\'s geschehen
|
|||||
|
79
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Will es Gott, so kann Er\'s f\'ügen .
Das wir bald nach Hause gehen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
CA, CA, GESCHMAUSET!
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Krdftig und froh.
Kinzelne.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^i-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
t=t-
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
XXZ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
lasst uns nicht
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ge » schmau - set.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ca, ca,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1—T
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
4—é-»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-u
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
rap-pel-köpfisch seyn ! Wer nicht init hau - - set,
Alle. t. 2a.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i*t
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
;*3=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^
|
-z-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
/-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
der bleib\' da - heim ! E-di-te , bi-bi-te , col-le-gi-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
**
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*=l
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
a - les, post multa sae-cu-la po-cu-la nul-la.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Der Herr Professor
Liest heut kein Collegium, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
8(1
Drum ist es besser ,
Man trinkt ein\'s rum ! Edite , bibite , collegiales , Post multa saecula pocula nulla. 3. Trinkt nach Gefallen, liis ihr die Finger darnach leekt , Dann hat\'s uns allen Recht wohl geschmeckt. Edite , etc. 4.
Auf , auf, ihr Brüder ,
Krhebt den Bacchus auf den Thron ,
Und setzt euch nieder !
Wir trinken schon
Edite , etc.
5.
So lebt man immer , So lang der schone Lenz uns winkt Und Jugendschimmer Die Wangen schminkt. Edite, etc. 6.
Knaster , den gelben , Hat uns Apollo praparirt, Und uns denselben Recommandirt. Edite, etc. 7.
Hat nun ein Jeder. Sein Pfeifchen Knaster angebrannt, So nehm\' er wieder |
||||
|
81
|
||||||||
|
Das Glas zur Hand.
Edite , etc. 8.
So lebt man heiter, Weil\'s noch flotter Bursche heisst. Bis dass man , leider ! Ad patres reist. Edite , etc. 9.
Bis dass mein Hieber Vom Corpus juris wird besiegt, So lang\', mein Lieber! Leb\' ich vergnfigt. Edite , etc. 10.
Denkt oft, ihr Brüder ! An unsre Jugendfröhlichkeit! Sie kehrt nicht wieder , Die goldne Zeit! Edite , etc. |
||||||||
|
LE BRIUAND CALABRAIS.
|
||||||||
|
i.
Vois-tu bien, mon enfant, la bas sur la montagne Les soldats dont Ie casque étincelle au soleil, Ce sont la des maudits qui battent la campagne , Pour nous surprendre ici pendant notre sommeil. C
|
||||||||
|
82
|
||||||||
|
Pour nous eurprendre ici (bis) pendant notre sommei].
Tiens! prends donc ma carabine , Sur toi veillera Dieu. D\'ici je t\'examinc , S\'ils font un pas (bis) , fais feu! S\'ils font un pas, mais un seul pas, fais feu! 2. Vois-tu bien , mon enfant, comme ils font sentinelle! C\'est qu\'ils sont nuit et jour lies ïi notre sort! Ils sont depuis quinze ans nos gardiens trop fidèles. Quand tu venais au monde. ils demandaient ta mort. Quand tu venais au monde {bis) , ils demandaient ta mort. Tiens! etc. 3.
Vois-tu bien , mon enfant, c\'est la sur cette terre, Que ta mère sanglante implora leur pitié. C\'est la qu\'ils 1\'ont frappée en maudisant ton père ; Enfant, voila ma haine , en veux-tu la moitié ? Enfant, voila ma haine (Wt) , en veux-tu la moitié ? Tiens! etc. |
||||||||
|
LORELEY.
|
||||||||
|
Ich weisz nicht, was soll es bedeuten ,
Dass ich so traurig bin;
Ein Mahrchen aus alten Zeiten, Das kommt mir nicht aus dem Sinn.
|
||||||||
|
8.-J
|
|||||
|
Die Luft is kiihl und es dunkelt,
Und ruhig fliesst der Ehein; Der Gipfel des Berges funkelt
lm Abendsonnenschein. Die schönste Jungfrau sitzet
Dort oben wunderbar,
Ihr gold\'nes Geschmeide blitzet, Sie kammt ihr goldnes Haar ;
Sie kiimmt es ruit goldenem Kamme . Und singt ein Lied dabei;
Das hat eine wundersame , Gewaltige Melodei.
Den Schilfer im kleinen Schift\'e,
Ergreift es mit wildem Weh ;
Er schaut nicht die Felsenrirl\'e, Er schaut nur hinauf in die Ilöh\'.
Ich glaube, die Wellen verschlingen Am Ende Schiff\'er und Kalm ,
Und das hat mit ihrem Singen Die Loreley gethan.
HEI NE.
|
|||||
|
84
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
RAUBERLIED.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
.i=sz
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
;=£
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
iS-tr
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:£=£
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=£=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1. Ein frei-es Le-ben führen wir, ein Leben voller
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ï
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ft=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Won-ne! Der Wald ist un-ser Nachtquartier, bei
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*=^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Sturm und Wind han - thie - ren wir; der
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
B
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
t=t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Mond ist uns - re Son - ne , der Mond ist uns-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ü
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ÖEE
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3E
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
re Son - ne.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Heut kehren wir bei Pfaffen ein,
Bei reichen Piiohtern morgen ; Da giebt\'s Dukaten , Bier und Wein, Was drüber ist, da lasst man fein Den lieben Herrgott sorgen. 3.
Und haben wir im Rebensaft Die Gurgel ausgebadet, So maohen wir uns Muth und Kraft, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
85
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Und mit dem Teufel Bruderschaft,
Der in der Holle bratet. SCHILLER.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
JAGER-CHOR.
(Aus dem Freischütz).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Was gleiclit. wohl auf Er - den dem Jii - ger-ver-
beim Klan-ge der Hörner im Frei-en zu |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
**
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ZKZJT-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=£
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3
|
^*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:c
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
gnü-----gen, wem spru - delt der Be - cher des
lie------gen , den Hirsch zu ver-fol - gen duren
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:*=*=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1B
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ztczr
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-V—tz — C:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-/-►*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Le - bens so reich ?
Di > ckicht und Teich , ist fürst-li-che Freu-de, ist
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
$:-;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
fc
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
x:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
mann-lich Ver-lan-gen, er-star-ket die Glie-der, und
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
86
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ï
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Z¥=KZZ
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
zzztz
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
l\'=ll
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
wür-zet das Mahl
3L,
|
wenn Wiilder und Fel-sen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
uns
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
hal-lend um - fan-gen , tont frei-er und froud\'ger
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
vol - - - Ie Po - kal! Ju ho tral la la la la
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*=*-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-*--s-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ife
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=3=ï
|
WÈ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
±
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
la la la la la la
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
la la la la la la
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-f-a-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
H»»-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-P-#-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
f
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i—*-y—i—«—t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
/
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
/
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
la la la la la la la la la la la la la la
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-f-»-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-*-»-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
f-»-
|
^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*=f
|
£
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
v--*-fc
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
la la la la la la la la la la la la la la la la
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
tl
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
II
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ZW=W=K1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
z*=z%=%=2z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ia la la la la la
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
la la la la la la la!
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Diana ist kundig die Nacht zu erhellen ,
Wie labend am Tage ihr Dunkel uns kühlt; Den blutigen Wolf und den Eber zu fallen , Der gierig die grünenden Saaten durchwühlt, Ist fürstliche Preude , u. s. w. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
S7
|
|||||||||||
|
LA JEUNE FIL L E.
|
|||||||||||
|
!.
Jeune fille , aux yeux noirs ! Tu règnes sur raon fime ; Tiens ! voila des croix d\'or ,
Des anneaux , des colliers. Des chevaliers ainsi
M\'ont expriraé leur flainine Eh bien! j\'ai méprisé
L\'offre des chevaliers. La fortune Importune , Me paratt |
|||||||||||
|
Sans attrait;
|
* bis
|
||||||||||
|
Sur la terre
Il n\'est guère , De beau jour Sans 1\'Amour. 2. Puis des prélats m\'ont dit: Sur des bords plus tranquilles , Si tu veux , jeune fille !
Habiterjnos palais. Nous t\'offrirons des villes,
Des prés , des champs fertiles , Et moi j\'ai répondu :
Tous ces biens , gardez-les |
|||||||||||
|
88
|
|||||||||
|
La fortune
Importune , etc. 3. A son tour , un proscrit M\'a parlé de tendresse , L\'infortuné fuyait
Nos rivages ingrats , »Toi seule" disait-il :
»Peux charmer ma tristesse ;" Et j\'ai dit au proscrit:
»Moi je suivrai tes pas." La fortune Importune , etc. |
|||||||||
|
WUNSCH UNU ENTSAGUNG
|
|||||||||
|
PABST UND SULTAN.
|
|||||||||
|
Der Pabst lebt herrlich in der Welt,
Es fehlt ihm nicht an Ablass-Geld , Auch trinkt er taglich seinen Wein , Ich möchte auch der Pabst wohl seyn. Auch trinkt er taglich seinen Wein, Ich möchte auch der Pabst wohl seyn. |
|||||||||
|
89
|
|||||
|
Doch ach, — er ist eiu armer Wicht,
Ein holdes Weib beglückt ihn nicht, Er schlaft in seinem Bett allein, i Ich möchte doch der Pabst nicht seyn. \'
Der Sultan lebt in Saus und Braus ,
Er wohnt in einem schonen Hans. Besitzt gar schone Magdelein, ( Ich möchte auch wohl Sultan seyn. >
Doch nein, er ist ein armer llann ,
Er lebt nach seinem Alkoran, Er trinkt nicht einen Tropfen Wein. i Ich möchte doch nicht Sultan seyn. \' Getrennt mag ich nicht beider Glück,
Auch einen einz\'gen Augenblick ; Doch das geh\' ich mit Freuden ein, j Bald Pabst, bald Sultanus zu seyn. I Drum Madchen gieb mir einen Kuss,
Denn jetzt bin ich der Sultanus, Schenk mir das Glaseben wieder ein, I Damit ich auch der Pabst kann seyn. I |
|||||
|
90
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
GEBET AUS DER OPER: DER FREISCHUTZ.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Adagio.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
C. M. v. Weber.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ZÊE^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
5
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-X.-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-r
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
%wm^m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1/ \\ V
lei-se , from - me Wei - se ,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1. Loi - se ,
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^5-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ÜÉlfl^Iiisi^Ë
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ht--------J:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
fo
|
P^:^P»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
\'s#
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-2S
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
schwing\' dich auf zum Ster-nenkrei - se.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3E
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
H—i-----------p—
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1—r
wal - Ie
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
Lied , er - schal - Ie ,
I >
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
fei-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
• ernd
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
rtr=j
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
t3E|EEEëEE^E=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
01
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
mein Ge - bet zur Himmels-hal----------le, zur
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
I > ^ fe iw
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
vjt
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
zur Himmels-hal-le, zur
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
mein Ge - bet
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
2 ö N
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
^üüPiip
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
-t—r«-------
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
f Pi»
|
i
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
--h=zJ^:
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
11
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
mmm
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Him-mels - hal - Ie.
I |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Zu dir wende
Ich die Hiinde Herr ohn\' Anfang and ohn\' Ende.
Vor Gefahren Uns zu wahren , Sende deine Engelschaaren.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
92
|
||||||
|
VJTA NOSTRA BREVIS EST.
|
||||||
|
Vita nostra brevis est,
Brevi finietur ;
Venit mors velociter, Rapit nos atrociter , Nemini parcetur. (bis.)
Gaudeamus igitur ,
Iuvenes dum sumus ;
Post iucundam iuventutem, Et molestam senectutem, Nos habebit humus! (bis.) Ubi sunt, qui ante nos
Terram coluere ? — Vadite ad superos,
Transite ad inferos ,
Quos si vis videre, (bis.)
Vivat Academia!
Vivant Professores!
Vivat membrum quodlibet! Vivant membra quaelibet! Vivant Senatores! [bis.)
Vivant omnes Virgines,
Paciles, iocosae ,
Juvenum dulcedines ! |
||||||
|
03
|
|||||
|
Vivant et Mulieres,
Bonae , ac fortnosae! (bis.)
Vivat nostra Patria!
Et qui illam regit 1
Vivat nostra civitas , Maecenatum caritas , Qnae nos hic protegit! (bis.)
Deus iustos protegit.
Morans quamvis annos ;
Irapiis irascitur , Ac funesta sequitur Neraesis tyrannos. (bis.)
Pereant, qui contra fas
Regnant ut leones,
Libertatis oppressores, Terrarumque vastatores, Pereant latrones! (bis.)
Pereat tristitia ;
Pereant osores ,
Pereat Diabolus! — Patriae maledicus, Nee non irrisores! (bis.)
|
|||||
|
M
|
||||||
|
LE VAILLANT TROUBADOUR.
|
||||||
|
1.
Brulant d\'amour et partant pour la guerre ,
Un troubadour , ennemi du chagrin ,
Dans son délire ïi sa jeune bergère , En la quittant répétait ce refrain : Mon bras ïi ma patrie! Mon coeur a mon amie ! Mourir gaïment ]»our la gloire et 1\'amour , C\'est Ie devoir du vaillant troubadour. 2.
Dans Ie bivouac Ie troubadour fidele, Le casque au front, la guitare a la main,
Toujours pensif en regrettant sa belle , Allait partout en chantant ce refrain : Mon bras a ma patrie! etc. 3. Dans les combats déployant son courage , Des ennemis terminant le destin ,
Le troubadour au milieu du carnage Faisait encore entendre ce refrain: Mon bras a ma patrie ! etc. 4. Le brave , hélas ! pour prix de sa vaillance Trouve bientót le trépas en chemin ;
Il expira sous le fer d\'une lance, Nommant sa belle et chantant son refrain:
Mon bras a ma patrie! etc. |
||||||
|
95
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
DOCTOR EISEN BART.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ranch.
Einer.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ich bin der Doe - tor Ei - sen-bart, Viv-li-vi-ba-
Ku—rir die Leut\' nach meiner Art, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*±
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
bum , Kann ma - chen , dass die Blin-den geh\'n ,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ztz-Jz
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-t-g-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Viv-li - vi - ju - heis-sa-sa , Und dass die Lah - - men
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Alle
—ft |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
mm
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
^=ti
|
E3ZC
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ZZÉZZZM
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
/ -/-Z-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
wie-der seh\'n Viv - li - vi - ba-bum. Lec-to-ri-a , Lee
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3E*:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3E
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
to-ri-a , Viv-li - vi - ju - heis-sa-sa , Lec-to-ri-a , Lec-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
$irM
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*-*-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3EJ--
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
to-ri-a , Viv-li - vi - ba-bum.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
%
|
|||||
|
2.
Zu Wimpfen aecouehirte ich ,
Vivlivibabum ,
Ein Kind zur Welt gar meisterlich : Vivlivibabum ,
Dem Kind zerbrach ich sanft das G\'nick , Vivlivijuheissasa ,
Die Mutter starb zum guten Glfick Vivlivibabum.
Lectoria , Lectoria , Vivlivijuheissasa . Lectoria , Lectoria , Vivlivibabum.
3. In Potsdam trepanirte ich Den Koch des grossen Friederich : Ich schlug ihn mit dem Beil vor\'n Kopf , Gestorben ist der arme Tropf. 4.
Zu Ulm kurirt\' ich einen Maun Das ihm das Blut vom Beine rann : Er wolltê gern gekuhpockt sein , Ich impft\'s ihm mit dem Bratspiess ein. 5.
Des Küsters Sohn in Dudeldum Dem gab ich zehn Pfund Opium , D\'rauf sehlief er Jahre, Tag und Nacht, Und ist bis jetzt noch nicht erwacht. 0.
Sodann dem Hauptmann von der Lust Nahm ich drei Bomben aus der Brust, |
|||||
|
!)7
|
|||||
|
Die Schmerzen waren ihni zu gross;
Wohl ihm ! er ist der Juden los. 7.
Es hatt\' ein Mann in Langensalz Ein\'n zentnerschweren Kropf ani Hals Den schnürt\' ich mit dem Hemmseil zu , 1\'robatum est, er hat jetzt Ruh\'. 8.
Zu Prag da nahm ich einem Weib Zehn Fuder Steine aus dem Leib ; Der letzte war ihr Leiohenstein ; Sie wird wohl jetzt kuriret sein. 9.
Jiingst kam ein reicher Handelsmann , Auf einem magern Klepper an ; Es war ein Schacherjud\' aus Metz : Ich gab ihm Schinken für die Kriitz\'. 10.
Vor Hunger war ein alter Filz Geplagt mit Schmerzen an der Milz : Ich hab\' ihn Extrapost geschickt, Wo theure Zeit ihn nicht mehr drückt; II.
Heut\' früh nahm ich ihn in die Kur , .lust drei Minuten vor zwöli\' Uhr; Und als die Glocke Mittag schlug , Er nicht mehr nach der Suppe frug. 12.
Ein alter Bau\'r mich zu sich riet\'; Der seit zwölf Jahren nicht mehr schlief: Ich hab\' ihn gleich zur Ruh\' gebracht, Er ist bis heute nicht erwacht. 7
|
|||||
|
98
|
|||||
|
13.
Zu Wien kurirt\' ich einen Mann,
Der hatte einen hohlen Zahn : Ich schoss ihn \'raus mit dein Pistol, Ach Gott! wie ist dem Mann so wohl! 14.
Mein allergrösstes Meisterstück Das macht\' ich einst zu Osnabrück , Podagrisch war ein alter Knab\', Ich schnitt ihm beide Beine ab. 15.
Vertraut sich mir ein Patiënt So mach\' er erst sein Testament: Ich schicke Niemand aus der Welt, Bevor er nicht sein Haus bestellt. 10.
Wem ich einmal die Ader schlug, Hat für sein Lebenlang genug ; Das Blut ich aus dem Leibe treib\', Damit nichts mehr d\'rin übrig bleib\'. 17.
Sehr Wohlfeil ist auch meine Kur , Denn jeder braucht sie einmal nur ; Was mancher nicht im Jahr\' vermag , Kurire ich an einem ïag. 18.
Das ist die Art, wie ich kurir , Sie ist probat, ich burg\' dafür ; Dass jedes Mittel Wirkung thut, Schwör\' ich bei meinem Doctorhut. |
|||||
|
99
|
||||||
|
LIEBES LUST UND LEID.
|
||||||
|
Preudvoll und leidvoll
Gedankenvoll sein;
Hangen und bangen In schwebender Pein:
Himmelauf jauchzend, Zum Tode betrübt;
Glücklich allein ist Die Seele die liebt.
Thranen auf Erden,
Ach ! flieszen so viel,
Kummer belastet So manches Gefühl;
Schwermuth macht Herzen Zum Tode betrübt;
Glücklich allein ist Die Seele die hebt.
Veilchen und Rosen
lm Garten verblühn,
Jugend und Anmuth lm Leben entfliehn ;
Ahnung und Hoffnung Den Himmel oft trübt;
Glücklich allein ist Die Seele die liebt.
|
||||||
|
100
Geister beschwören
Den heiligen Bund ,
Liebevoll sehwört ihn Der rosige Mund ;
Ewiger Treue Das Herz sich ergiebt;
Gliicklich allein ist Die Seele die liebt.
Winket das Schicksal
So ruft uns das Grab ,
Alles was athmet Sinkt endlich hinab ;
Selig wem Liebe Den Todtenkranz giebt ;
Gliicklich die Seele Die sterbend noch liebt.
GOETHE (EGMOND).
|
|||||||
|
HIER IM IRD\'SCHEN JAMMERTHAL.
|
|||||||
|
Allegro feroce ma non troppo Presto. Weber, Freischüti.
Hier im ird\'schen Jam-mer-thal, war doch
|
|||||||
|
101
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
.♦ *
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
<>-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
? |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
: -fg:------E
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
nichts als Plack und Qual, triig der Stock nicht
* 4
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
V
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
r:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Trau-ben ,
|
dar-um bis zum letz-ten Hauch,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
setz ich auf Gott BacchusBauch,meinen fe •
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
sten
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
WÊ^mm^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Glau
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
.*•
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
\'-Ï--
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
»=fcr
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Glau - •
|
— ben.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Einst ist eins und drei sind drei,
Drum addirt noch zweierley , Zu dem Saft der Reben!
Kartenspiel und Würfellust Und ein Kind mit runder Brast , Hilft zum ew\'gen Leben ,
Hilft zum ew\'gen Leben.
3. Ohne diess Trifolium Giebt\'s kein wahres Gaudium Seit dem ersten Uebel.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
•102
|
||||||||
|
Flaschchen sei mein A , B ,
Würfel, Karte , Katherle , Meine Bilder Fibel, Meine Bilder Fibel. |
||||||||
|
PUNSCHLIED.
|
||||||||
|
Vier Elemente
Innig gesellt, Bilden das Leben , Bauen die Welt. Preszt der Citrone
Saftigen Stern! Herb ist des Lebens Innerster Kern. Jetzt mit des Zuckers
Linderndem Saft Zahmet die herbe Brennende Kraft! Gieszet des Wassers
Sprudelnden Schwall! Wasser umfiinget Buhig das All. |
||||||||
|
103
|
||||||||
|
ïropfen des Geistes
Gieszet hinein ! Leben dem Leben Giebt er allein. Eh\' es verdüftet,
Schüpfet es schnell! Nur weiin er glühet Labet der Quell. SCHILLER.
|
||||||||
|
TYROLIENNE DE GUILLAUME TELL.
|
||||||||
|
Toi que 1\'oiseau
Ne suivrait pas, Sur nos accords Règle tes pas. Dans nos campagnes Les fils des montagnes A leurs compagnes Apprendront tes pas. Toi que 1\'oiseau Ne suivrait pas , Sur nos accords Règle tes pas. Toi qui n\'es pas |
||||||||
|
104
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
De ces climats
Vers nos frimats Tu reviendras. Dans nos campagnes Les fils des montagnes A leurs compagnes Apprendront tes pas. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
W A N D E R L I E D.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
&
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i^M
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:S=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
z±=±=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
;<
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ï
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1. Wohl - auf noch ge - trun-ken den fun-keln-den
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Plfi^ÉSÉ^ip^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Wein ! A - de nun ihr Lie-ben , ge - schie-den musz
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
zfc
|
^ü
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ö=£^v
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
A - de nun , ihr Ber - ge , du va - ter-lich
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Haus! Es treibt in die Per-ne mich mach-tig hin-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
33E*E
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
A - - de nun , ihr Ber-ge , du va - ter-lich
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
aus!
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
105
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Haus ! Es treibt in die Per - ne mich mach-tig hin-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
--Z3--
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
r-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ju vi • val - Ie - ra , ju - vi•
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
hin - aus !
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
aus!
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
EE»*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
—!S~d
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
EÊ£
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-»—
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
val-le-ra , ju - vi-val - Ie - ral-le-ral-le-ra ! Ju - vi -
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
--^-r-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
zi»z
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
t----1-----------M------1--------F-------E. -P1-
|
~n=:r-
|
1------1---------1—««----1-------F—i---------»-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
7—1/—E—E—*—v\\ -^-g~|—y—tz-f-y—g—1»> -g-y—»:
val - Ie - ra, ju - vi-val-le-ra, ju-vi - val-le-ral-le-ral-le |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
to=r::
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ra:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2.
Die Sonne, sie bleibet
Am Himmel nicht stehn . Es treibt sie durch Liinder Und Meere zu geh\'n; Die Woge nicht haftet Am einsamen Strand; Die Stürme , sie brausen Mit Macht durch das Land. 3.
Mit eilenden Wolken Der Vogel dort zieht, Und singt in der Perne Manch heimathlich Lied : |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
106
|
|||||
|
So treibt es den Burschen
Dureh Wftlder und Peld, Zu gleichen der Mutter , Der wandernden Welt. 4.
Da grüssen ihn Vogel Bekannt über\'m Meer, Sie flogen von Fluren Heimath hieher ; Da duften die Blumen Vertraulich urn ihn; Sie treiben vom Lande Die Lüfte dahin. 5.
Die Vogel , sie kennen Sein vüterlich Haus , Die Blumen einst pflantzt\'er Der Liebe zum Strausz ; Und Liebe die folgt ihm , Die geht ihm zur Hand, So wird ihm zur Heimath Das ferneste Land. |
|||||
|
107
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
DES MADCHENS KLAGE.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Schr langsom.
|
Franz Schubert.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
mm
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
E£:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
e££
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
die
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1. Der Eich - wald brau - set,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
EB=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
S=£±
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
eh
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
5
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
V
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-*5Z-Jr
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-v—v
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Wol - - ken ziehn, das Mügd - - lein si - tzet an
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Êr=EE*E
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^=$=Ï~£E£3=$E£
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
BE
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
U-----fers Grün ; es bricht sich die Wel-le mit
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Macht, mit Macht , und sie seufzt hin-aus in die
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
E^E
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-h
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=*
|
a^-^-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ES
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
• st\'re Nacht, das Au - ge von Wei-nen ge-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
fin •
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i^smp
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ÜE8I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
bet.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
trü •
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Das Herz ist gestorben, die Welt ist leer ,
Und weiter giebt sie dem Wunsche nichts mehr :
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
108
|
||||||||
|
»Du Heilige , rufe dein Kind zurück ,
Ich habe genossen das irdische Glück , Ich habe gelebt und geliebet I" 3.
Es rinnet der Thranen vergebücher Lauf, Die Klage , sie wecket die Todten nicht auf. Doch nennen , was tröstet und heilet die Brust , Nach der süszen Liebe verschwundener Lust , Ich die Himmlische , will\'s nicht versagen. 4.
Lasz rinnen der Thranen vergeblichen Lauf, Es wecket die Klage den Todten nicht auf! Das süszeste Glück für die trauernde Brust, Nach der schonen Liebe verschwundener Lust , Sind der Liebe Schmerzen und Klagen. SCHILLER.
|
||||||||
|
DER ALTE STUDENT.
|
||||||||
|
Denkst du daran , Genosse froher Stunden ,
Wie wir vereint die Musenstadt begrüsst ? Wir , die als Knaben innig schon verbunden , Als Bursche uns auch noch so treu geküsst! Denkst du daran, wie , wenn im Dienst der Musen Die höchste Freude unser Herz durchrann , Wie hoch für Edles schlug der Burschen-busen ! 0 sprich , Student, Student, denkst du daran ? |
||||||||
|
109
|
|||||
|
Denkst du daran, weich lusterglühtes Leben
Beira Klang der Gliiser una so oft gelacht,
Wie wir, dem Gott der Freude oft ergeben .
Dem Antiburschen Pereat gebracht.\'
Denkst du daran , wie wir uns Götter diinkten
Beim Vollgenuss der Burschenseligkeit ,
Wenn beim Coramers die vollen Becher winkten .
O sprich , Student, denkst du der schonen Zeit.\'
Denkst du daran , wie treu dem Burschenschwerte
Für Burschenehre einst du machtig schlugst\'.\' Und , ob dein Gegner sich auch tapfer wehrte . Den schweren Sieg davon doch endlich trugst ! Da standest du , als Held , so kühn , so offen . Wie es sich ziemt für einen deutschen Manu ; Dass damals mich dein Freudenblick getroffen , — O wackrer Schlilger , denkst du noch daran .\' Denkst du daran , mein vielgeliebter Bruder .
Wie wir so fiott die Burschenzeit verlebt ? Oft ging\'s uns gut, oft unter allem Luder , Vor Manichiiern hab\'n wir nie gebebt. Wenn uns der nervus rerum dann enteilte , Der Jude kam , der vielgeliebte Mann , Dem man alsdann die Klassiker verkeilte ; — 0 Freund und Bruder, sprich, denkst du daran .\' |
|||||
|
110
|
||||||
|
B ü R S C H E N L ü S T.
|
||||||
|
Der Mai ist gekommen, die Biiume schlagen aus,
Da bleibe wer Lust hat, init Sorgen zu Haus : Wie die Wolken dort wandern am himmlischen Zelt, So steht auch mir der Sinn in die weite, weite Welt. Herr Vater , Frau Mutter , dasz Gott euch behüt\';
Wer weisz , wo in der Ferne mein Glück mir noch blüht! Es giebt so manche Strasze , da nimmer ich marsohirt, Es giebt so manchen Wein, den ich nimmer noch probirt. Frisch auf drum, frisch aufdrum, im hellen Sonnenstrahl.
Wohl iiber die Berge , wohl durch das tiefe Thai.
Die Quellen erklingen , die Biiume rauschen all,
Mein Herz ist wie \'ne Lerche , und stimmet ein mit Schall.
Und Abends im Stiidtlein , da kehr\' ich durstig ein :
»Herr Wirth , eine Kanne , eine Kanne blanken Wein! Ergreife die Fiedel, du lust\'ger Spielmann du, Von meinem Schatz das Liedel, das sing ich dazu." Und find\' ich keine Herberg, so lieg\' ich zu Nacht
Wohl unter blauem Himmel. die Sterne halten Wacht; Tm Winde die Linde , die rauscht mir ein gemach , Es kiisset in der Frühe das Morgenroth mich wach. O Wandern, o Wandern, du freie Burschenlust!
Da wehet Gottes Odem so frisch in die Brust, |
||||||
|
111
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Da singet und jauchzet das Herz im Himmelszelt :
Wie bist du doch so schön , o du weite , wei te Welt! |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ROBIN A D A I IJ.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
lersch volksliedje.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Langzaam.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-E
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
u
|
#5?=:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
---------v-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
. j Wees mij op \'t land ge-groet Ro-bin A - dair !
( Met mond én hart ge-groet Ro-bin A - dair ! |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
**=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-----------t-»=5
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
?¥l
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ach , \'k heb zoo me - nig nacht On - - rus - tig
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
T»J\'-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
*=?=r
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
±33E
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
door-ge-bracht, en staag aan u ge-dacht,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
&=**—-#,z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
«
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-*bj-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ro - bin A - - dair , Ro - bin A •
2. Daar , waar de rotswand helt, Robin Adair.\' |
dair!
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
H2
|
|||||||||
|
Zuchtte ik vaak bang bekneld:
Robin Adair !
Verlaat den Oceaan , Hij grijnst u grimmig aan , Doet angstig \'t harte slaan, Robin Adair !
3. Men vrijde om mijne hand , Robin Adair!
Zij bleef aan u verpand , Robin Adair !
Laat hem naar elders gaan , Zoo lang mijn hart zal slaan , Behoort het u slechts aan , Robin Adair !
|
|||||||||
|
O TANNEBAÜM.
|
|||||||||
|
(Zie de wijs op pag. 37).
O ïannebaum , o Tannebaum ,
Wie treu sind deine Blütter! Du grflnst nicht nur zur Sommerzeit, lm Winter auch , wenns friert und schneit O Tannebaum , o Tannebaum
Wie treu sind deine Blütter.
|
|||||||||
|
/
|
|||||||||
|
H3
|
||||||||
|
O Milgdelein, o Miigdelein
Wie falsch ist dein Gemiithe! Du schwurst mir Treu in meinem Glück ; Nun arm ich bin , gehst du znrflck. O Miigdclcin , o Magdelein ,
Wie falsch ist dein Gemüthe.
Die Nachtigall, die Nachtigall
Nahmst du dir zum Exempel! Sie bleibt so lang\' der Sommer lacht, lm Herbst sie sich von dannen macht , Die Nachtigall, die Nachtigall Nahmst du dir zum Exempel ! Der Bach im Thai, der Bach im Thai,
Ist deiner Falschheit Spiegel! Er strömt allein, wenn Regen flieszt, Bei Dürr\'er bald den Quell verschlieszt. Der Bach im Thai, der Bauh im Thai
lat deiner Falschheit Spiegel.
|
||||||||
|
VA NI TAS.
|
||||||||
|
1.
Ich hab\' meine Sach\' auf nichts gestellt; Juchhe ! Drum ist\'s so wohl mir in der Welt: Juchhe! Und wer will mein Kam\'rade seyn , Der stosse mit an, der stimme mit ein, Bei dieser Neige Wein! 8
|
||||||||
|
H4
|
|||||
|
2.
Ich stellt\' mcinc Sach\' auf Geld und Gut; Juchhe ! Darüber verlor ich Freud\' und Muth , o weh Die Münze rollte hier und dort, Und hascht\' ich sie an einera Ort , Am andern war sie fort. 3. Auf Weiber stellt\' ich nun niein\' Sach\'; Juchhe! Daher kam mir viel Ungemach . o weh ! Die falsche sucht sich ein ander Theil, Die treue macht mir Langeweil , Die Beste war nicht feil. 4. Ich stellt\' meine Sach\' auf Buhm und Ehr\'; Juchhe ! Und sieh , gleich hatt\' ein Andrer mehr , o weh ! Wie ich mich hatt\' hervor gethan , Da sah\'n die Leute scheel mich an, Hatte Keinem recht gethan. 5. Ich setzt\' meine Sach auf Kampf und Krieg; Juchhe ! Und uns gelang so mancher Sieg , Juchhe! Wir zogen in des Feindes Land hinein . Dem Kreunde sollt\'s nicht viel besser seyn , Und ich verlor ein Bein. 6. Nun hab\' ich mein\' Sach\' auf nichts gestellt! Juchhe! Und mein gehort die ganze Welt, juchhe! Zu Ende geht nun Saus und Schmaus . Nun trinkt mir alle Neigen aus! Die letzte muss heraus ! GOETHE.
|
|||||
|
145
|
||||||
|
AIR DE LA DAME BLANCHE.
|
||||||
|
I.
D\'ici voyez ce beau domaine, Dont les créneaux touchent Ie ciel Ine invisible chatelaine Veille en tout temps sur ce castel j Chevalier félon et ruéchant, Qui tramez complot malfaisant, Prenez garde!. . . La Dame Blanche vous regarde , La Dame Blanche vous entend. 2. En lous lieux protégeant les belles, Et de son sexe ayant pitié , Quand les niaris sont infldèles, Elle en avertit leur moitié. Volage époux , cceur inconstant,
Qui trahisse votre serment, Prenez garde!... etc. 3. Sous ces voütes , sous ces tourelles, Pour éviter les feux du jour, Parfois gentilles pastourelles Prédisent doux propos d\'amour ! Vous qui parlez si tendrement, Jeune filette , jeune amant, Prenez garde !... etc. |
||||||
|
116
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ABENDCHOR.
Aus dem Nachtiager vort Grmnada. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Andante.
|
Kreutzer.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
PP_
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Schon die A - bend - glo - - eken klangen ,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Üi
|
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:^Eg
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
—p-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
=p-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
iÖ^ÏËEg;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
fEEEEEEEfeS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^^Pf
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Iunu uie riur im
|
Schlum-mer liegt. Wenn die
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
s
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
#*=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
u
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ster-ne auf- ge - gan-gen, je - - der gern im
1 >Li i.>i I | i. kJ i.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
•117
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
--i£
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Traurn sich wiegt. Ja ein ru - hi - ges Ge-
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
^
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
tnj
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
wis - sen mög\' uns stets den Scilii Ter-
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
W=ï
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
süs-zen, bis der Mor-gen-ruf er - schalt, bis der
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
=P=C:
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
y/\'
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
(
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Mor-gen-ruf er - schalt, und das Horn vom Fel-sen
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
H8
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Jjd.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
§
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
f
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-EÊ-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ein etc
V |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ja
|
hallt,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
und das
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
hallt.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
5j£
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ÉHH?^ÉSÊiEÜË^f===i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Horn vom Fel-sen hallt.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
I
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
mêÊmmmi
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ti
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
V i>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
iHEBB BRUDEB, NTMM DEIN GLASCHEN."
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i. Herr Bru - der nimm dein Glas-chen , und
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
tEEEEEtEÏ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
•st
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
trink\'es fröh-lich aus; und wir-belt\'s dir im
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
U9
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ü
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:tz.-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Nas - chen, so führ ich dich nach Haus. Be-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^_.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
- >-f-------m-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
denk es ist ja mor-gen schon Al - les wie - der
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ES=-:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
gut , der Wein ver-treibt die Sor - gen und
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
_*_^—<,-t- ------.3-1—.—.—.—=|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
h-j-f------------
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
schafft uns fro - hen Muth Hal - loh , hal - loh , hal-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Alle.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ff
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:££:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-v-----------v— -----
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
wmmÊm
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
loh , hal - loh! bei uns geht\'s im - mer so !
|
Hal-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
B
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
loh , hal - - loh , hal - - loh , hal - - loh ! bei
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
mm
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:Si*-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
~=£-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
f
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
uns geht\'s im - mer so !
2.
Wir alle sollen leben , Noch lang beisammen soyn :
Denn unser ganz Bestreben Ist nur nach guteni Wein.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
no
|
|||||
|
Drum , Brüder ! lasst uns zechen ,
Bis alle Gliiser leer
Bei\'m Pfeifendampf ergötzen ; — Und schnüpfen Saint Oiner !
Halloh! etc. Chor: Halloh! Ilalloh! etc. 3.
Wer lieben wil] und kosen , Muss jung und artig sein ;
lm Uarten pflückt man Eosen : Kann man vergnügter seyn ?
lm Garten in der Laube Pflückt man sich einen Strauss ;
Hast du kein Geld zum trinken , So bleibst du hübsch zu Haus.
Halloh! etc. Chor: Halloh! halloh! etc. 4.
Das Leben froh gcniessen Bei Lieb , Gcsang und Wein ,
Mitunter wacker kussen , Dies soll die Lösung seyn :
Den Miidchen sei zu Ehreii Dies volle Glas geweiht,
Die Freude uns gcwiihren , Verkürzen manche Zeit!
Halloh! etc. Chor: Halloh ! halloh ! etc. 5.
Denkst du an bösen Zeiten An Unglück , Krieg und Brand ,
Und gar an künftig Leiden , |
|||||
|
121
|
||||||||
|
Ximm schnell dass Glas zu Hand ,
Und trink dann unter Schenen Den allerbesten Wein
So kehrt dir in die Herzen Die Ruhe wieder ein.
Halloh! etc. CMvr: Halloh! halloh! etc. C.
Noch einmal niinni das Gliischen ; Herr liruder stösse an ;
Und glüht dir gleich das Nilschen , Du bleibst ein braver Mann!
Denn ist das Lied am Ende, So hort das Zechen auf,
Beschlossen wird behende Der lust\'ge Lebenslauf!
Halloh! halloh! halloh! halloh! Wir enden dann einst froh !
Chor: Halloh ! halloh ! halloh ! Wir enden dann einst froh !
|
||||||||
|
IN DIESEN HEIL\'GEN HALLEN.
|
||||||||
|
In diesen heil\'gen Hallen
Kennt man die Eache nicht.
Und ist der Mensen gefallen
Führt Liebe ihn zur Pflicht: |
||||||||
|
122
|
|||||||||
|
Dann wandelt er an Freundes Hand
Vergniigt und froh in\'s bess\'re Land. In diesen hcil\'gen Mauern , Wo Mensch den Menschen liebt,
Kann kein Verrather lauern, Weil man dem Feind vergiebt. Wen dieso Lehren nicht erfreun , Verdienot nicht cin Mensch zu seyn fn diesem heil\'gen Kreise, Wo man nach Wahrheit ringt
Und nach der Vilter Weise Das Band der Eintracht schlingt,
Da reifet unter Gottes Bliek Die Wahrheit und der Menschen Glück. |
|||||||||
|
L E PORTE-ÉTENDAE D.
|
|||||||||
|
Le camp dormait dans 1\'ombre de la nuit:
Le barde veille , et garde la bannière ; Son glaive ardent a ses cotés reluit, Et sur sa harpe il chante avec mystère : »0 toi, qa\'il faut aimer d\'amour secret,
Qu\'il faut aimer , sans nul espoir sur terre , J\'ai droit d\'attendre au moins un doux regret, Je veux mourir fidele ïi ma bannière." |
|||||||||
|
Avec le jour reviennent les combats :
|
|||||||||
|
123
|
||||||||
|
Le noble preux signale son courage,
Semant partout le dcuil et le trépas En traits de sang il marque son passage. »0 toi , qu\'il faut aimer d\'amour secret ete. Il tombe enfin , il tombe au champ d\'honneur !
Sa vie , en Bots sanglants , s\'enfuit mourante ; Baisant les plis de son drapeau vainqueur , Il dit encor d\'une voix défaillante : »0 toi etc |
||||||||
|
»WEE NIEMALS EINEN RAÜSCH GEHABT."
|
||||||||
|
. ( Wer nie - mals ei - nen Rausch ge-habt der
\' Wer sei - nen Durst mit ach-teln labt, fang\' ist kein bra-ver Mann, juch - he! der ist kein braver
lie - ber gar nicht an , juch - he ! fang\' lieber gar nicht Fine.
fcfi.;-----;-------H- > t—T------"i------1»—--M----------------A—j*-1 f
Mann! Da dreht sich Al - les urn und um in
an ! |
||||||||
|
124
|
|||||
|
-----------------------------—\\-y—p,------------IIP------------------------------q
un - serm Ca - pi - to - li - um , in un - serm Ca - pi -
*^ D. C. al Fine.
to-----li-----um ! 2.
Doch zu viel trinken ist nicht gut, Drei Quart sind eben recht! juchhe ! Drei Quavt sind eben recht! Da steht auf einem Ohr der Hut, Ist nur der Wein nicht sehlecht, juchhe ! Ist nur der Wein nicht sehlecht ! Trinkt unser Einer zu viel Wein , Pind\'t er sich nicht in\'s Haus hinein. (bis). 3.
Ein jeder ïrinker lebe hoch, Der bei dein vollen Glas (bis). Schon oft der Arbeit hartes Joch, Des Lebens Müh vergasz ! (bis). Wer dich verschmiiht, du edler Wein , Der ist nicht werth , ein Mensch zu sein (bis). 4.
Wenn rein wie Gold das Rebenblut In unsren Gliisern blinkt (bis), Sich jeder Zecher wohlgeniuth, Ein kleines Rauschen trinkt (bis). Dann scheint die Welt in ihrer Pracht, Für muntre Trinker nur gemacht. 5.
Drum trink ich, weil ich trinken kann, |
|||||
|
125
|
||||||||||
|
Und mir das Weinchen schmeckt (bis) ,
So lange, bis der Sensenmann
Ins kühle Grab mich streckt {bis) :
Denn endet sich mein Lebenslauf,
So hort von selbst das Trinken auf (hts).
|
||||||||||
|
*0 GOD! VERLAAT MIJN NEÊRLANP NIET" (1).
|
||||||||||
|
O Nederland ! \'k breng u mijn hulde ,
U land van Vrijheid en van Kracht ! Ik wijd aan u mijn leven ,
En \'t doel van al mijn streven
Het is uw eer, uw heil, uw macht;
O heerlijk Nederland !
O Gij mijn land !
Wat van Gods hand
Mijn hart begeert
Zegt u mijn lied :
O God , verlaat mijn Neêrland niet! Al dreigt de zee u met haar golven ,
|
||||||||||
|
(1) Opgenomen met toestemming van den heer L. van Hulst
te Kampen, bij wien dit lied met do melodie van L. \\Vald- man en accompagnement is uitgegeven. |
||||||||||
|
120
|
|||||
|
Als aan uw kust de stormwind woedt,
Ik zie getroost naar boven
Kn blijf van God gelooven
Dat zijne liefde u behoedt
O heerlijk Nederland!
\'t Gelukkigst lot
Wacht ik van God,
Want wat geschiedt\',
Hij hoort mijn lied :
0 God , verlaat mijn Neerland niet. Waar ooit in \'t strijdperk met den vijand ,
Gevloeid heeft Neêrlands dierbaar bloed , Was \'t woord van hen die vielen ,
Om d\'andren te bezielen :
Op! broeders! op! staat pal! met moed
Gestreen voor \'t Vaderland !
En \'t zij gij leeft
Hetzij gij sneeft,
Vergeet het niet,
Ons laatste lied :
O God , verlaat ons Neerland niet! Slaat eens aan d\'eindpaal van mijn leven
Het uur , waarin de dood mij wenkt, Dan zjj mijn laatste bede ,
Dat God alom den vrede
Aan \'t vaderland zijn zegen schenkt
Aan \'t heerlijk Nederland
Der Eng\'len rij
Stemm\' in met mij !
En aller lied
|
|||||
|
127
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Zij \'t heilig lied :
O God, verlaat mijn Neerland niet! J. HOEK
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
DER KONIG IN THULE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
E3E!h
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
E8
|
1=1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-L-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
—=rrc==5=fc
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1. Es war ein Kö - nig in Thu-le, gar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
235!
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
~H3
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^EE±HE^E
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-t:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
treu bis an das Grab , dem ster - bend sei - ne
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
mi
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
mmïï:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
;^_
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
—0-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
SE*~
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Buh - Ie ei-nen goldnen Be-cher gab.
2.
Es ging ihm nichts darüber , Er leert\' ihn jeden Schmaus ; Die Augen gingen ihm über , So oft er trank daraus. 3.
Und als er kam zu sterben, Zühlt er seine Stadt\' im Reich |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
128
|
||||||||||
|
Gönnt\' alles seinen Erben ,
Den Becher nicht zugleich. 4.
Er sasz beim Königsmahle , Die Ritter urn ihn her , Auf hohein Viitersaale Dort auf dem Schlosz am Meer. 5.
Dort stand der alte Zecher . Trank letzte Lebensgluth , Und warf den heil\'gen Becher Binunter in die Fluth. C.
Er sah ihn stürzen , trinken , Und sinken tief ins Meer , Die Augen thiiten ihm sinken ; Trank nie einen Tropfen mehr. CJGETHE.
|
||||||||||
|
KLAGE EINES ALTEN BURSCHEN.
|
||||||||||
|
M&ssIk bewert.
:3= |
||||||||||
|
Was fang\' ich ar - mer Teu-fel an ? Die Gel-der
Mein Hab und Gut ist all\' ver-than, Der Beu-tel |
||||||||||
|
sind ver-zeh-ret: Und dar-aus folgt der har - te
aus -ge-lee-ret. |
||||||
|
re - rum!
2.
Und Wasche hab\' ich auch nicht mehr , Als nur ein einzig Hemde ,
Das thut mir in der Seele weh Und daucht mir gar zu fremde.
Ein\'n alten Gottfried hab\' ich noch , Der hat am Arm ein grosses Loch. 0 Jerum ! Jerum ! Jerum ! 0 quae mutatio rerurn ! 3. Nach Hause darf ich auch nicht mehr, Da hat man mich vergessen ,
Seitdem ich Doctor worden bin lm Saufen und im Fressen,
Gespielt, getanzt und commersirt Und die Gesundheit ruïnirt. 0 Jerum ! etc. 9
|
||||||
|
130
|
|||||
|
4.
Auf s Kirchgeh\'n hielt ich auch nicht viel,
Die Kneipe war mir lieber,
Beim Bier-Rams und beim Pereat-Spiel Da ging ich nie vorüber,
Und statt in das Collegium Zog ich bei Miidchen oft herum. O Jerum! etc.
5.
In meiner Stub\' ist aller leer , Da ist nichts mehr zu finden ,
Als nur ein altes Mordgewehr, Das will ich um mich binden ,
Und gegen die Franzosen zieh\'n , Vielleicht wird da mein Glück mir blühn\'. O Jerum ! etc.
6.
Am besten ist\'s, ich werd\' Soldat Und ziehe fort zu Pelde;
Da finden keine Sorgen statt Und mangelt\'s nicht an Gelde.
In einer Schlacht, da sol! es seyn , Wo ich will schlafen ruhig ein. O Jerum ! etc.
7.
Und werd ich dann gestorben sein , So habt mit mir Erbarmen;
Ilüllt mich in-----------ein, Schliesst mich in eure Arme!
Dann bin ich trefflich balsamirt, Und euch zu Ehren conservirt. O Jerum! etc.
|
|||||
|
131
|
||||||
|
A B S C H I E D.
|
||||||
|
Ain: Es ritten drei Reiter zum Thora hinaus.
1.
Bemooster Bursche zioh\' ich aus, ade !
Behüt\' dich Gott, Philister-Haus, ade ! Zur alten Heimat geh\' ich ein, Muss selber nun Philister seyn; Ade , ade , ade !
Ja Scheiden und Lassen thut weh! 2. Fahrt wohl, ihr Strassen g\'rad und krmnm, ade! Ich zieh\' nicht mehr in euch herum , ade ! Durchtön\' euch nicht mehr mit Gesang , Mit Liirm nicht mehr, mit Sporenklang. Ade! etc. 3.
Was wollt ihr Kneipen all1 von mir ? ade ! Mein Bleiben ist nicht mehr allhier, ade! Winkt nicht mit eurem langen Arm , Macht mir mein durstig Herz nicht warm ! Ade ! etc. 4.
Ei, gri\'iss\' euch Gott, Collegia , ado ! Wie steht ihr in Parade da , ade! Ihr dumpfen Sille gross und klein ,
Jetzt kriegt ihr mich nicht mehr herein. Ade ! etc. |
||||||
|
132
|
|||||
|
5.
Auch du von deinem fiiebeldaeh, ade! Siehst rair umsonst, o Carcer . nach , ado ! Für schlechto Herberg\' Tag und Nacht Sey dir ein Pereat gebracht! Ade ! etc. 6.
Du aber blüh\' und schalie hoch, ado ! Leb\', alter Schliigerboden , noch , ade ! In dir , du treues Ehrenhaus , Verfechtc sich noch mancher Strauss! Ade! etc. 7.
Da koram\' ich, ach , an Liebchens Haus , ade! O Kind, schau noch einnial heraus. ade! Heraus mit deinen Aeuglein klar , Mit deinem dunklen Lockenhaar ! Ade! etc. 8.
Und hast du mich vergessen kchon, ade ! So wünsch\' ich dir nicht bösen Lohn , ade ! Such\' dir nur einen Buhlen neu , Doch sey er flott, gleich mir, und treu! Ade! etc. 9.
Und weiter, weiter geht mein Lauf, ade! Thut euch , ihr alten ïhore , auf, ade ! Leicht ist mein Sinn und i\'rei mein Pfad;
Gehab\' dich wohl, du Musenstadt! Ade! etc. 10.
Ihr Brikier , drangt euch um mich her , ade ! |
|||||
|
133
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Macht mir mein leichtos Herz nicht schwer , ade !
Auf f\'rischem Ross, mit frohem Sang , Geleitet mich den Weg entlang! Ade ! etc. H.
lm niichsten Dorfe kehret ein ; ade ! Trink noch niit mir von einem Wein . ade ! Nun denn, ihr Iirüder , sey\'s , weil\'s muss ,
Das letzte Glas , den letzten Kuss ! Ade ! ade ! ade !
Ja Scheiden und Lassen thut weh. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
DIE IDEALE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
J. F. Reiohardt.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Langsam.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
pup
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1. So willst du treu-los von mir scheiden, mit deinen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ëE
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ÉpP
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
m$~
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3|t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
hol - den Phan - ta - sien , mit dei - nen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Schmer-zen , dei - nen Freu - den , mit al - lem
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
134
|
||||||||||||||||||||||||
|
r*
|
9^E
|
|||||||||||||||||||||||
|
±zfedte
|
_JL
|
|||||||||||||||||||||||
|
t=£
|
||||||||||||||||||||||||
|
un-er-bittlich fliehn ? Kann nichts dich Fliehende ver-
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
|
wei - len , o mei • nea Le - bens gold -
|
||||||||||||||||||||||||
|
ne
|
||||||||||||||||||||||||
|
Zeit? Ver-ge bens, dei • ne Wellen ei-len hi nab ins
|
||||||||||||||||||||||||
|
sˣ!E
|
ti==t
|
|||||||||||||||||||||||
|
Meer der E - wig - keit.
2. Erloschen all die heitern Sonnen , Die meiner Jugend Pfad erhellt, Die Ideale sind zerronnen\', Die einst das trunkne Herz geschwellt. Die schone Frucht, die kaum zu keimcn Begann , da liegt sie schon erstarrt! Mich weckt aus meinen frohen Tr\'aumen Mit rauhem Arm die Gegenwart. 3.
Die Wirklichheit mit ihren Schranken Umlagert den gebundnen Geist, Sie stürzt die Schöpfung der Gedanken , Der Dichtung schoner Flor zerreist. Er ist dahin, der süsze Glaube , An Wesen die mein Traum gebahr , Der feindlichen Vernunft zum Raube , Was einst so schön , so göttlich war. SCHILLER.
|
||||||||||||||||||||||||
|
135
|
||||||
|
OP DEN DIES NATALIS VAN V. A. P.
|
||||||
|
(Wijs: Wilhelmus van Nassauwen).
Dat zwaard moet tijden tarten
Die vijl zal tijden staan,
Die band om onze harten Nog lang zijn kronkels slaan. —
Hoe ver uiteen gedreven , Hoe wjjd van deze stad,
Vereend zjjn wij voor \'t leven Door \'t wachtwoord V i n d i c a t!
Die spreuk, ze was de keuze
Van \'t oud en kloek geslacht ;
Dat woord was de oorlogsleuze , Op \'s vjjands grond geacht;
Die naam is in \'t herdenken Van duizenden een schat,
En wie dorst immer krenken Den roem van Vindicat?
Die naam moet immer duren ,
Die standerd immer staan, Want onvergeetlijke uren
Zjjn onder hem vergaan. — Wilt gjj van menig weten,
Wat tjjd hjj \'t zaligst had ? |
||||||
|
•136\'
|
|||||
|
Het zal hem nooit vergeten ,
\'t Was hier , in V i n d i c a t. Op \'t feest ook . dat wij vieren,
Zie, \'t handhaaft trouw zijn naam,
En brengt, bij \'t bekerzwieren , Een tal van broedren saam :
Die , van wat rang of jaren , Door d\'eigen band omvat,
Zich tot den juichkreet paren : «Lang leve ons V i n d i c a t!"
J. J. A. OOEVERNEUR.
|
|||||