-ocr page 1-
DE HOOGE SCHOOL
EEN LEIDSCH STUDENT
UIT DE XVHIDE EEUW.
VERMAKELIJKE EN STICHTELIJKE ZEDEPRENT
VOOK
DE LEERGIERIGE JEUGD,
in vier Tafereelen,
noon
EEN" OXJÜ-STXJUBNT.
.
TE LEIDEfr, BIJ A. W. SIJTHOIT.
1875.
-ocr page 2-
V^vrv \\0*$O3
Kast 218
Pl.D N°.10
|                   L E G A A. T
f
VAN WIJLEN
Dr. L. J. MORELL.
\'ö"-ó"
ö;£sS53^.#$ï£3£&£¥$^?$<^^
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
DE HOOGE SCHOOL
OF
EEN LEIDSGII STUDENT.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
2&/ku
DE HOOGE SCHOOL
EEN LEIDSCH STUDENT
UIT DE XVÜP* EEUW.
VEEMAKELIJKE EN STICHTELIJKE ZEDEPRENT
VOOR
DE LEERGIERIGE JEUGD,
in vier Tafereelen,
DOOR
BBIST OXJÜ-8TXJDENT.
TE LEIDEN, BIJ A. W. SIJTHOEF.
1875.
-ocr page 8-
-ocr page 9-
AAN
HET LEIDSCHE STUDENTENCORPS
WORDEN DEZE
TAFEREELEN UIT HET STUDENTENLEVEN
ALS BLIJK TAN HULDE EN SYMPATHIE
OPGEDRAGEN
DOOK
DEN SCHRIJVER.
-ocr page 10-
-ocr page 11-
Hiernevens bied ik mijn medestudenten, zoowel ouden als
jongen — want studenten zijn en blijven wij ons leven lang —
eenige dramatische tafereelen aan, die oorspronkelijk bestemd
waren in een gala-voorstelling te worden opgevoerd, waarmede de
reeks der akademie-feesten zou besloten worden. Verschillende
omstandigheden hebben de vervulling van dien wensch verhin-
derd, hoewel het mij niet aan de warme en ijverige medewer-
king der wakkere vertegenwoordiging van het Leidsch studen-
tencorps ontbroken heeft, waarvoor ik bij deze aan de leden van
het Collegium Supremum mijn erkentelijkheid betuig.
Ter voorkoming van mogelijk misverstand en verkeerde op-
vattingen, wensch ik het gezichtspunt aan te geven, dat mij bij
het ontwerpen dezer dramatische schets voor oogen heeft gestaan.
Ernst of korstwijl? hoor ik mij reeds van verschillende zijden
toeroepen? Mijn antwoord luidt, beiden te gelijk, indien althans
het „ridendo dicere verum" ook voor onze dagen geschreven is.
Eeeds dadelijk wensch ik op te merken dat de voorstanders
der zoogenaamde „bevredigende oplossing" zich deerlijk zullen zien
teleurgesteld. In de werkelijkheid wordt die dikwijls niet aan-
getroffen, — het tegendeel is veeleer waar — en wanneer men wil
dat aan een kunstwerk waarheid zal ten grondslag liggen, heeft
inen geen recht altijd en overal die harmonische afsluiting te
verlangen. Die eisch heeft te minder recht van bestaan bij een
greep uit het studentenleven, dat als een voorbereiding van
het maatschappelijk leven moet gelden en dus slechts als een
fragment kan beschouwd worden.
-ocr page 12-
Tin
In dat belangrijk tijdvak onzer ontwikkeling -begint men al-
lengs de oogen te openen en tot zelfbewustzijn te geraken. Men
gevoelt zich een vreemdeling op aarde en het terrein wordt in
verschillende richtingen verkend, besluiteloos, waarheen men zich
zal wenden. De bonte maskerade van het leven met haar ern-
stige en kluchtige tafereelen trekt onder het venster voorbij.
Er valt daarbij zooveel te zien en op te merken, dat wij door
een stroom van aandoeningen en denkbeelden worden overstelpt,
die wij nog niet geleerd hebben te rangschikken en naar hun
juiste waarde te schatten en waarmee we geen weg weten. Er
is dus eenige tijd noodig om uit dien toestand van tijdelijke
bedwelming in een normalen toestand te geraken. Op dien leeftijd
vertoont zich meermalen de zucht naar het ideale in de gedaante
van een wilden zangvogel, die zich een oogenblik in den top van
den boom nederzet. Velen krijgen hem later nimmer weder te
zien, maar andereu, die zijn vlucht en bewegingen met belang-
stelling blijven volgen, worden nog wel eens bij hun eenzame
wandelingen door zijn welluidend gezang verrast.
Wat zal er uit mijn jongen groeien, zal menig gemoedelijk
vader en nauwgezet voogd zich dikwijls niet zonder angstige be-
konimering hebben afgevraagd? Zal er uit het vreemde broedsel
een zwaan of een eend te voorschijn komen, ziedaar een vraag,
die vooraf niet kan worden uitgemaakt. Op dien leeftijd is het
gistingsproces in volle werking, dat bij den een spoediger en re-
gelmatiger afloopt dan bij den ander. De aard der bestanddee-
len, hun onderlinge verhouding en vooral de omstandigheden, die
een storenden of gunstigen invloed kunnen uitoefenen, mogen
hierbij niet buiten rekening worden gelaten.
Omtrent Goldsmith\'s verblijf aan de Leidsche akademie is
weinig bekend. In het Album studiosorum heb ik zijn naam
vruchteloos gezocht. In het jaar 1753 staat een zekere Oliver,
Engelschman van geboorte, als medicus ingeschreven. Een oogen-
blik is men geneigd aan den waan toe te geven, dat hij
de bedoeldo persoon zijn zou, maar behalve dat er meerdere
Eugelschen van dien naam in verschillende tijdvakken aan de
Leidsche hoogeschool student zijn geweest, bewijst een brief van
-ocr page 13-
IX
26 September van hetzelfde jaar uit Edinburgh aan een zijner vrien-
den geschreven, dat hij onmogelijk op 21 Sept, te Leiden kon zijn
ingeschreven. Het juiste tijdstip van zijn vertrek is evenmin met
volkomen zekerheid aan te geven. Volgens sommigen heeft hij één
jaar, volgens anderen achttien maanden te Leiden doorgebracht.
Dit laat zich in ieder geval met zekerheid vaststellen dat hij
gedurende het gansche jaar 1754 en vermoedelijk ook in het
begin van 1755 te Leiden geweest is.
Aan zijn oom contarine schreef hij uit Edinburgh: „ ik zal
het voorjaar en den zomer te Parijs doorbrengen en denk dan
den volgenden winter naar Leiden te gaan. De groote albinijs leeft
en werkt daar nog altijd en het zal niet kwaad zijn daarheen
te gaan, al was het alleen om te kunnen zeggen, dat ik aan
zulk een beroemde universiteit gestudeerd heb."
Bij het beweeglijke en avontuurlijke, dat hem nooit geheel
verlaten heeft, schijnt er later weer verandering in dit reisplan
te zijn gekomen. Hij dacht zich te Leith naar Rotterdam in
te schepen, maar een vroolijk reisgezelschap, dat hij in die
havenplaats ontmoette, deed hem besluiten den tocht naar Bor-
deaux te aanvaarden. Door stormweder was het schip genood-
zaakt New-Castle binnen te loopen. Hier werden zijn luidruch-
tige makkers, die als schotsche wervers herkend werden, welke
voor het fransche leger troepen aanwierven, in hechtenis geno-
meu en goldsmith deelde tijdelijk hun lot totdat zijn onschuld
bewezen was. Later heeft hij gelegenheid gehad zich over dit
gedwongen oponthoud te verheugen, want het schip, dat de reis
bleef vervolgen, is met man en muis aan den mond der Garonne
vergaan.
"Wat ik omtrent zijn verblijf te Leiden heb kunnen ver-
nemen, is door mij grootendeels aan goldsmith\'s beroemden
levensbeschrijver Washington irving ontleend. Behalve zijn ge-
wone letterkundige studiën, die zijn voorliefde hadden, schijut
hij de colleges van albinus in de anatomie en die van gatjbius
in de chemie te hebben bijgewoond. Wanneer de geldelijke on-
dersteuning van huis zich soms liet wachten, heeft hij in het
spel, dat destijds onder de studenten een algemeen verbreid
-ocr page 14-
V
kwaad moet geweest zijn, een tijdelijk middel van bestaan ge-
zocht. In het verhaal van den „wijsgeerigen landlooper" in
den Vicar of "Wakefield, dat vele herinneringen uit zijn
eigen leven bevat, verhaalt hij hoe hij in Holland genoodzaakt
was les in het Eugelsch te geven, zonder kennis der landstaal.
Zijn landgenoot en medestudent ellis was gewoon hem meer-
malen geld te leenen, dat altijd geregeld door hem werd terug-
betaald. Ellis, die later een beroemd geneesheer is geworden,
begreep de aangeboren talenten van den armen verlaten student
en was gewoon altijd met grooten lof van hem te spreken. Hij
moet zich, volgens dezen geloofwaardigen getuige, te Leiden
onderscheiden hebben door zijn beschaafden omgang en die
hoogere opvatting omtrent het leven, die den geboren edelman
eigen zijn. De naam van Thomas Ellis is in het studenten-
album bewaard gebleven waar hij op 11 Jan. 1754, Hibernus,
24, M, staat ingeschreven. Vermoedelijk is goidsmith gelijktijdig
met zijn vriend en landgenoot aangekomen.
Als een kenmerkende karaktertrek wordt zijn buitengewone
goedhartigheid vermeld, die zich in een onbegrensde edelmoe-
digheid uitte, waardoor hij meermalen in ongelegenheid geraakte
en die hem gedurende zijn gansche leven is bijgebleven, niette-
genstaande hij voortdurend in kommerlijke omstandigheden geleefd
heeft, waardoor zijn maatschappelijke toestand natuurlijk niet
verbeterd is. Hij was, zegt men, gelijk de meeste kunstenaars,
zeer prikkelbaar van gestel en zeer licht in toorn ontstoken,
maar gewoonlijk ook spoedig weder verzoend. Met recht mochten
zijn vrienden van hem getuigen: „there was no harm in him."
Hij was een door en door oorspronkelijke natuur, die men ge-
woon is in het dagelijksch leven een „origineel" te noemen.
Hij liet zich zorgeloos op den stroom zijner aandoeningen af-
drijven en was gewoon aan zijn luimen en indrukken toe te geven.
Van de tien personen, zooals hij, zullen, onder dezelfde omstan-
digheden, negen mislukken; maar, gelijk in de stoffelijke wereld,
bij de omzetting der beutanddeelen, niets verloren gaat, kan men
aannemen dat ook op geestelijk gebied, de natuur het gestoorde
evenwicht zelve weder herstelt, zoodat de overblijvende factor
-ocr page 15-
XJ
een decimale waarde zal hebben. Als een groote verdienste kan
hem dit, volgens onze meening, niet worden toegekend. Deze ge-
spierde zwemmer in den oceaan des levens was door de natuur
met een zeer stevige luchtblaas voorzien, die aan een groote uit-
zettingskracht een groot weerstandsvermogen paarde en hem het
hoofd altijd boven water heeft doen houden. De man had, met
andere woorden, een hart, ziedaar de sleutel van dit schijnbare
raadsel. Hoewel op bijna iedere bladzijde zijner geschriften de
groote menschenkenner te voorschijn treedt, ontsnapt hem nooit
een woord van wrevel of bitterheid. De glimlach van den wijs-
geer, die alles heeft gezien en opgemerkt, krult zich herhaaldelijk
om zijn lippen, maar het is helaas hetzelfde lachjen, waarvan
onze leekedichter zingt:
Daar is een glimlach, gut en goedig,
Een lachjen, geestig, schalk en fijn
En toch zoo grenzloos diep weemoedig
Dat zuchten daarbij vrolijk zijn.
Hij gevoelde zich in het volle bewustzijn van zijn eigenwaarde
een dier „lords of human kind" of een dier „ heeren van de schep-
ping," zooals zijn landgenooten in hetgedicht „the travelier"
worden toegesproken.
1 see the lords of human kind pass by,
Intent on high designs, a thoughtful band,
By forms unfashion\'d, fresh from nature\'s hand,
Fierce in their natire hardiness of soul,
True to imagined right, above control,
While e\'en the peasant boasts these rights to scan,
And learns to venerate himself as man.
Zonderlinge karakters, als het zijne, herinneren ons aan die
vreemde en stekelige gewassen, die de weelderige tropische na-
tuur te binnen roepen en alleen in den heeten atmosfeer van een
trekkas kunnen aarden, terwijl zij slechts op warme zomerdagen
uit de stookplaatsen worden te voorschijn gehaald, om de ter-
rassen en trappen onzer landhuizen te versieren. Hun uiterlijk
voorkomen is stug en stroef, want de natuur heeft hen met
-ocr page 16-
XII
een pantser omgord, om hen beter tegen de storende invloeden
van buiten te kunnen beschutten. "Wanneer men in den stam
snijdt, vloeit het weeke merg als een melkachtig vocht te voor-
schijn. Vreemd, de vezelen schijnen tot hout te willen en toch
niet te kunnen harden.
Het is evenzeer begrijpelijk dat in een zeker stadium van
ontwikkeling bij karakters als de zijne, de personen zijner om-
geving, die meer aanrakingspunten met de werkelijke wereld heb-
ben behouden, in practische levenswijsheid zijn meerderen zullen
zijn. Naarmate er meer stof moet worden verwerkt, is de tegen-
stand grooter en zal dus het ontwikkelingsproces meer tijd ver-
eischen, vooral wanneer men niet met ziekelijke en overprikkelde
naturen, maar met een gezond en normaal verloop te doen heeft,
als bij goldsmitu het geval was. Wanneer, volgens de tegen-
woordige taal der natuurwetenschappen, de in hem aanwezige
warmte in kracht zal zijn omgezet, zal hij, zooals men het in
de studentenwereld noemt, een „kraan" worden.
In goldsmith en aibintts heb ik twee ongewone men-
schen, die ieder een verschillende levensrichting vertegenwoordi-
gen, tegenover elkander willen plaatsen. De ideale levensbeschou-
wing van den dichter schijnt mij hooger te staan dan die van
den geleerden professor, hoewel deze laatste in wetenschappelijke
kennis en levenservaring verre boven hem staat. Nu moge het
waar zijn dat de vakgeleerde, die van zijn kennis aan anderen
mededeelt, veel nut sticht, aan de andere zijde heeft de maat-
schappij evenzeer behoefte aan ontwikkelde menschen, op ver-
schillend gebied.
Zijn vriend ellis schijnt hem van het noodige reisgeld te heb-
ben voorzien om Leiden te verlaten, maar vóór zijn vertrek
schijnt hij een goed deel daarvan te hebben verkwist aan tul-
pen" en hyacinten-bollen, die in den omtrek van Leiden nog
in onze dagen veel worden gekweekt en waarmede hij een blijk
van dankbaarheid wilde geven aan zijn oom, die hem zoo odel-
nioedig behandelde.
Ruim een eeuw na den tulpenhandel is de vroegere zwendel
kortstondig en op kleiner schaal in den hyacintenhandel her-
-ocr page 17-
xnr
leefd, zoo als o. a. uit een bladzijde bij tan effen blijkt. Te
trotsch, om zijn vrienden opnieuw lastig te vallen, verliet hij
Leiden met een goudstuk op zak, eenig linnengoed en zijn ge-
liefkoosde fluit, die hem verder door de wereld moest brengen.
Zoo zwierf hij, als een arme straatmuzikant, door de zuidelijke
Nederlanden naar Parijs, waar hij met Voltaire in persoonlijke
aanraking kwam, aan wien hij later een belangrijke beschouwing
gewijd heeft en wiens geest en scherpzinnigheid hem bizonder
schijnen te hebben geboeid.
Te Genève was hij tijdelijk onderwijzer bij een rondreizen-
den jongen Engelschman, dien hij in het verhaal van den „wijs-
geerigen landlooper" als zeer rijk en zeer gierig beschrijft en dus
het tegenovergestelde van zijn leermeester was. Spoedig verlie-
ten zij elkander en trok goldsmith naar Italië. In Padua moet
hij zich eenige maanden hebben opgehouden en zoo men be-
weert de doctorale bul verworven hebben, hoewel dit onder de
Engelsche letterkundigen nog steeds een punt van verschil
uitmaakt. Hier vernam hij het treurig overlijden van zijn oom
contaeine, die, hoewel zelf niet bemiddeld, hem nu en dan een
kleine ondersteuning liet toekomen. Aan dien edelen man, die
nooit aan goldsmith\'s toekomst en goede hoedanigheden ge-
twijfeld heeft en wiens naam altijd aan den zijnen verbonden zal
blijven, komt de eer toe, in moeilijke levensomstandigheden een
jongen man van aanleg te hebben gesteund en daardoor een
buitengewoon mensch voor de maatschappij te hebben behouden,
die met de fakkel zijner uitgebreide menschenkennis anderen op
den levensweg heeft voorgelicht. Een poging door zijn schoon-
broeder beproefd om door middel van vrijwillige inschrijvingen hem
aan het noodige geld te helpen, mislukte, omdat velen aan zijn
toekomst wanhoopten. Hij was dus weder genoodzaakt tot zijn
geliefkoosd muziekinstrument de toevlucht te nemen, zoo als uit
een duidelijke toespeling in het gedicht „the travel Ier" blijkt.
In het muzikale Italië, waar iedere boer meer muzikaal talent
bezit dan hij, zoo verhaalt ons weder de „wijsgeerige landloo-
per", kon hij met zijn fluit niet langer in zijn levensonderhoud
yoorzien en moest hij dus naar een ander middel van bestaan
-ocr page 18-
XIV
zoeken. Hij verdedigde in de kloosters of aau de vreemde uni-
versiteiten allerlei stellingen, waarmede hij logies en den kost
verdiende en soms ook nog een geldelijke ondersteuning ontving.
Bij zijn terugkeer in Engeland trachtte hij praktizeerend ge-
neesheer te worden, maar de patiënten schenen zich aan hem
niet te willen toevertrouwen. De „dokter" besloot dus de geheele
maatschappij als zijn patiënt te beschouwen en als schrijver op
te treden. De verbazende opgang van den „Vicar of Wakefield"
maakte zijn naam door geheel Engeland en straks door de
wereld beroemd. Gobtiie was gewoon met groote bewondering
over dit boek te spreken, dat door hem als een onovertroffen
meesterwerk beschouwd werd en de eerbied, dien dickens voor
coldsmith koesterde, is algemeen bekend. Zijn onbezorgde le-
venswijze, gepaard met zijn overdreven edelmoedigheid, nood-
zaakte hem ten laatste, gelijk walter scott, een broodschrij-
ver te worden. Hij schreef een geschiedenis van Rome, van
Griekenland en van Engeland, die door den boeienden stijl
en artistieke groepeering der feiten den stempel van zijn groot
talent dragen, maar hem toch niet waardig zijn. Wat hem in
den Westminster-abbey onder Engelands groote mannen een
eereplaats heeft doen innemen, zijn zijne tooneelstukken en de
kleinere geschriften geweest, die wij reeds herhaaldelijk vermeld
hebben.
De Leidsche akademie kan zich beroemen dezen merkwaardigen
man als kweekeling binnen haar muren te hebben gehad en tot
zijn vorming te hebben bijgedragen. Het Leidsch studentencorps
van den tegenwoordigen tijd is daaraan indachtig geweest, toen
het in den gecostumeerden optocht oliyeb goldsmitii in de groep
der denkers heeft opgenomen.
-ocr page 19-
-ocr page 20-
PERSONEN.
OVERDUIN,
MOLEMANS, /
\\ Studenten.
GOLDSMITH, (
ELLIS,             )
BERNARDTJS SIEGFTUF.miS ALBINUS, Professor.
ANNA, zijn pleegdochter.
KOBüS, bloemhwceker en kastelein.
ELSJE, zijn dienstbode.
Een bediende van Albinus.
Een bedelaar.
Be handeling speelt in Leiden en omstreken.
-ocr page 21-
EERSTE TAFEREEL.
EERSTE TOONEEL.
Een studentenkamer uit het midden der achttiende eeuw. Op het
midden van den achtergrond een boekenkast in den renaissance-
stijl. In den muur, naast de kast, rechts van den toeschouwer
een deur, die naar buiten leidt. Op den wand aan de andere
zijde van de kast, links van den toeschouwer, een xcapenrek
met de nationale en oranjekleuren gedrapeerd, waaraan een
paar gekruiste floretten, met ijzeren gezichtsmasker en scherm-
handschoen, benevens een paar pistolen en degens hangen. Tus-
schen de kast en de deur een menschelijk skelet, dat met een
turkschc muts is uitgedoscht. Aan de andere zijde, onder het
rek, een opgezette wapenrusting. Links van den toeschouwer, een
zijdeur in de coulissen, die tot het aangrenzend vertrek toegang
verleent. In het midden van de kamer een groote tafel met
vier stoelen. Op den voorgrond van het tooneel, links van den
toeschouwer, een schrijftafel, die met boeken, atlassen en pa-
pieren bedekt is, waartusschen een doodshoofd en eenige doods-
beenderen liggen.
OVERDUIN (in zijn slaaprok aan de schrijftafel).
Ik heb reden vandaag met mij zelf tevreden te zijn,
aardig wat afgedaan (met welgevallen het voorste deel van
i
-ocr page 22-
2
het boek doorbladerend), heel wat uitgevoerd. Na zooveel
hoofdbrekens en inspanning, mag ik wel een oogenblikje
uitblazen. De boog kan niet altijd gespannen blijven. Van
uitblazen gesproken, — daarbij zal natuurlijk de pijp moe-
ten te pas komen, (luid) Aannemen!----- (Hij neemt de
Goudsche pijp, die naast hem op tafel ligt, ontsteekt
een zivavelstok aan een komfoor en begint te rooken).
Ik heb me nooit kunnen begrijpen, wraarom het men-
schelijk lichaam zoo ingewikkeld moest worden samen-
gesteld. Simplex sigillum veri, heeft Boerhaave ge-
zegd en die wist het wel. Twee beenen heb je noodig,
om je voort te bewegen, maar wat doet een mensch met
twee armen, twee ooren, twee oogen ?.... We hadden
het best met één van ieder kunnen doen. Dat geeft im-
mers alles dubbel werk en is alleen dienstig om het een
student in de medicijnen noodeloos lastig te maken. Ge-
lukkig, ten minste nog, dat we maar één mond en één
neus hebben, want anders was het candidaats een be-
paalde onmogelijkheid, vooral nadat Boerhaave de exa-
mens zoo moeilijk heeft gemaakt en zijn leerling Albinus
de traditie van zijn grooten meester blijft handhaven,
zoodat de studenten, in dat opzicht, er niet op verbeterd
zijn. (Hij staat met zijn pijp op, doet, schijnbaar afge-
trokken, eenige stappen door het vertrek en plaatst zich
voor de groote tafel).
Kan je iets eenvoudiger denken dan zoo\'n tafel, — een
plank op vier schragen, — klaar is Kees! En wat kan
je al niet met zoo\'n tafel uitvoeren?.... Je kent er aan
eten, drinken, lezen, schrijven, rekenen, teekenen, je kent
er op zitten, (zet zich op de tafel) zelfs, als je wilt, er
op gaan liggen, (strekt zich in een gemakkelijke houding
-ocr page 23-
3
uit, met de hand onder het hoofd. Er wordt zacht aan
de deur getikt).
Ik dacht dat er aan de deur geklopt
werd, maar ik heb me zeker vergist, \'t Heeft me toch al
verwonderd dat ze me zoo lang met rust gelaten hebben.
Ik zou op het oogenblik best als uithangbord voor een
tabakswinkel kunnen dienst doen: in den rookenden Ja-
panees. Als ik bij men examen druip, kan ik me daarvoor
nog altijd verhuren.
TWEEDE TOONEEL.
MOLEMANS.           OVERDUIN.
molemans (zijn vriend de hand reikend).
Bonjour, hoe maakt je \'t, waar zit je toch, want nie-
mand krijgt je tegenwoordig te zien?
overduin (koel.)
Mij gaat het goed, zoo als je ziet, maar,   hoe duivel,
kom jij hier, want ik heb mijn hospita    gezegd me
voor niemand thuis te geven, omdat ik voor  me examen
zit te werken.
MOLEMANS.
Wat ben je kort aangebonden van daag, maar als mijn
gezelschap je soms verveelt, zal ik dadelijk opstappen,
want ik wil je niet tot last zijn, hoor je!
overduin (eenigszins warm.)
Wanneer is het in de studentenwereld mode geworden,
niet meer rond voor zijn meening uit te komen ? (ver-
-ocr page 24-
4
laat de tafel.) Had ik dan moeten zeggen: (met beleefde
buiging en gemaakte stem)
hè, Molemans, dat vind ik
lief van je, dat je me weer eens hebt opgezocht, (schijn-
baar toornig)
terwijl ik je misschien op datzelfde oogen-
blik heimelijk naar de maan wenschte! Waarom heb je
niet fatsoenlijk geklopt, toen je binnen kwam?
MOLEMANS.
Ik heb geklopt, maar je bent waarschijnlijk zoodanig
met je akrohatischc kunstverrichtingen vervuld geweest,
dat je me niet gehoord hebt. (op spoltenden loon.) Die
practische spieroefeningen worden zeker ook bij het can-
didaats gevraagd?
OVERDUIN.
Dat nu wel juist niet, maar als je een oogenblik vroe-
ger was gekomen, hadt je me kunnen zien blokken en
als je me niet gelooven wilt, overtuig je dan zelf, want
déér (naar de schrijftafel wijzend) ligt het boek nog open
op tafel.
MOLEMANS.
Wil ik nu ook eens oprecht zijn, zoo als je straks
beweerd hebt tegenover mij te willen wezen? Overduin
verbeeldt zich dat hij werkt, omdat hij op zijn kamer
zit, met een boek voor zich.
overduin (op spoltenden toon.)
En Molemans werkt zeker niet op zijn kamer en ge-
brui kt geen boeken?
MOLEMANS.
Precies hetzelfde, maar ik voer ten minste wat uit.
-ocr page 25-
5
Het lezen moet geen machinaal werk worden, maar een
prikkel zijn voor het denken. Wat je leest, moet door je
geest worden opgenomen en in je eigen hersenkas wor-
den omgewerkt, als het iets geven zal.
OVERDUIN.
Mooi geredeneerd, heel mooi geredeneerd, bovenst mooi
geredeneerd! Hoor eens Molemans, je bent een verstan-
dige en practische vent, die zen tijd behoorlijk weet te
gebruiken en te verdeelen en je ernstig aan je vak wijdt,
maar niet ieder heeft denzelfden aard en aanleg.
MOLEMANS.
Allemaal praatjes! Aan aanleg ontbreekt het je allerminst.
Je hebt zelfs van veel zaken kennis, waarvan ik niets
weet. Je bent een piet in het zwemmen, paardrijden,
schermen, pistoolschieten, zaken, die op zich zelve niet
kwaad zijn, zelfs veel goeds hebben, maar tot geen
practisch levensdoel leiden. Je hebt de beste werken van
de voornaamste dichters en schrijvers gelezen, maar in
je zoogenaamd studievak ben je een prul!
OVERDUIN.
Ik dank je voor je compliment. De toto aliquid en wat
er verder volgt, hoofdstuk zooveel, vers zooveel, is het
niet? Als ik gekapitteld wil worden, ga ik naar de kerk,
maar nu ben ik voor mijn pleizier uit op mijn eigen ka-
mer. Begrepen? Een ander praatje dus! Heb je al iets
gehoord van dien Engelschen of liever Ierschen student,
die tegenwoordig hier is?
MOLEMANS.
Een van die wilde vogels, zoo als ze tegenwoordig,
-ocr page 26-
(•»
bij zwermen, over het Kanaal trekken, om in Leiden neer
te vallen? Ik weet niet, wien je bedoelt?
OVERDUIN.
Goldsmitb is zijn naam. Ik heb hem een paar malen
ontmoet bij Ellis, een van zijn landgenooten, met wien
hij veel schijnt om te gaan.
MOI.EMANS.
Ik weet wel dat hij er is en ik ken hem ook wel van
aanzien, zoo als ik er zooveel anderen ken, maar meer
zou ik je niet van hem kunnen vertellen. Op de collegos
heb ik hem nog weinig ontmoet.
OVERDUIN.
Ik geloof ook niet dat je hem daar veel vinden zal.
Hij schijnt liever met de levenden dan met de dooden
om te gaan, zoodat je hem meer aan de speeltafel dan
aan de snijtafel zult ontmoeten. Aardiger snuiter heb ik
sinds lang niet ontmoet. Hij kent van alles, zingen, op de
fluit spelen, dichten, in alle mogelijke spelen is hij volleerd,
in één woord, een duizendkunstenaar, een omnis homo.
HOLEHANS.
Ik kan me begrijpen dat hij een man naar je hart
moet zijn. Waarschijnlijk een medicus, zoo als jij er een
bent, om er één op toe te geven.
OVERDUIN.
Zou je hem niet eens willen ontmoeten?
MOLEMANS.
Ik moet je zeggen dat in den regel het gezelschap van
-ocr page 27-
7
die vreemde studenten me weinig aantrekt, onder wie je
veel avonturiers en gelukzoekers aantreft, die het op je
zak gemunt hebben.
OVERDUIN.
Als je nog een oogenblik wacht, kan je met hem ken-
nis maken, want hij kan ieder oogenblik hier zijn
MOLEMANS.
En ik dacht dat je voor niemand thuis was?
OVERDUIN.
Voor hem alleen heb ik een uitzondering gemaakt.
MOLEMANS.
Zoo worden de oude vrienden voor nieuwe kennissen
achtergesteld, van wie je niet eens weet, of ze geen be-
driegers en oplichters zijn. Wat heb je aan de kennis-
making met zoo\'n vreemden snuiter? Hij heeft bovendien
iets zonderlings in zijn voorkomen en manieren dat eer
terugstoot dan aantrekt, hoe zal ik het zeggen, een zekere
Donquixotterie, die meer voor zijn ijdelheid dan verstand
schijnt te pleiten.
OVERDUIN.
Je vergeet dat ongewone menschen zich gewoonlijk ook
door iets eigenaardigs van hun medemenschen onderschei-
den. Instinctmatig schijnt in hen het bewustzijn te leven,
dat zij de oogen der menigte zullen trekken. Aanvanke-
lijk stellen zij zich met uiterlijkheden tevreden, totdat zij
zich op ernstiger en degelijker wijs kunnen openbaren.
Hierin stemmen zij dus met de onbeduidende menschen
overeen, met dit verschil, dat de laatstgenoemden gedu-
-ocr page 28-
8
rende hun geheele leven op hetzelfde standpunt blijven
staan en dus niet verder komen. — Een vreemde snui-
ter is hij dus zeker, die wonderlijk heeft rondgezworven
en allerlei avonturen heeft beleefd, waarvan hij alleraar-
digst weet te vertellen. Hij werkt op dit oogenblik aan
een gedicht, dat „de reiziger" getiteld is, waarin ook
Holland beschreven wordt. Zijn vriend Ellis, die een af-
schrift van het fragment ontving, heeft mij toegestaan
daarvan copie te nemen en wil je nu mijn vertaling
eens hooren?
MOLEMANS.
Met pleizier, onder voorwaarde dat het vers niet lang
is en dat je me vergunt daarbij te gaan zitten, (sleept
een stoel uit het midden der kamer naar den voorgrond,
waarop hij zich te paard plaatst, terwijl Overduin aan
zijn schrijftafel plaats neemt, waar hij eenige papieren
rangschikt).
OVERDUIN.
Het gedeelte, dat over Holland handelt, begint aldus:
hij leest.)
Nu rijzen voor mijn blik een ander volk en strand,
Hel aan den oceaan ontwockerd Nederland,
Met zijn volhardend kroost, dat, met een stalen vlijt,
De zee het hoofd biedt en met goed gevolg bestrijdt.
Die door een lange reeks van dijken wordt gekeerd,
Waarachter zich bet volk, als in een vesting, «eert.
Het aarden bolwerk rijst, allengs, met tragen spoed,
Bij storm en golfgebruis, te midden van den vloed,
Dat, als een reuzenslang zich kronkelt om zijn buit,
Een deel der zee omknclt en in zijn wrongen sluit.
De zee begluurt hier langs de helling van den dijk,
Met een wangnnstig oog hel haar ontwcldigd rijk;
-ocr page 29-
9
De rechte vaart doorsnijdt bet vruchtbaar weidelaud,
Met zeilen in \'t verschiet en wilgen langs den kant
Vertier, bedrijvigheid, verkeer en marktgewocl,
Een nieuwe maatschappij getooverd uit een poel!
MOLEMANS.
Dat klinkt niet onaardig, hij schijnt een oog te heb-
ben voor het hollandsch landschap.
OVERDUIN.
Hij moet de polderjongens herhaaldelijk aan het werk
gezien hebben, om zoo aanschouwelijk te kunnen beschrij-
ven. Vooral die „trage spoed", een vrije vertaling van
het „diligently slow", bevalt me bizonder. De aanhouder
wint, is een echt hollandsche leus, die vooral bij den
aanleg van waterstaatswerken haar toepassing vindt. Wat
hij verder over de menschen schrijft, is minder vleiend,
zoodat ik je dat gedeelte maar sparen zal.
MOLEMANS.
Als je die hollandsche spreuk dagelijks wat meer voor
oogen hieldt, zou je vermoedelijk niet zoo met dien „tra-
gen spoed" dweepen, als nu het geval schijnt te zijn.
Maar ad rem. \'t Is de vraag niet, of hetgeen hij schrijft
aangenaam klinkt in hollandsche ooren, maar ofhetwaar-
heid behelst. Ik moet je bovendien van te voren zeggen,
dat ik aan zijn beschouwingen weinig waarde hecht. Hoe
kan een vreemde wildzang, die tierelierend door het land
trekt, met kennis van zaken over onze maatschappelijke
toestanden oordeelen, die hij als een vogelperspectief waar-
neemt? Dreun op dus!
OVERDUIN.
Het festina lente is ook een hollandsche spreuk, wat
wil je nog meer? [begint weder te lezen).
-ocr page 30-
10
Die ruslelooze strijd voor zijn bedreigd bestaan,
Stemt iedereen tot ernst, spoort tot den arbeid aan.
MOLEMANS.
Aannemen!.... Die hatelijkheid is op jou gemunt,
Overduin!
O VERDUIN.
Als je me telkens in de rede valt, houd ik op. Ik zal
dus nog eens beginnen:
Die rnsteloozc strijd voor zijn bedreigd bestaan,
Stemt iedereen tot ernst, spoort tot den arbeid aan;
De dwang tot zelfbehoud, die voortspruit uit den nood,
Werpt aan dit nijver volk veel schatten in den schoot;
De groote welvaart brengt veel goeds en schoons tot stand,
Maar is ook, anderzijds, nadeelig voor het land;
De liefde voor de kunst is algemeen verspreid,
Maar groote rijkdom voert tot onverschilligheid.
De weelde kweekt verderf, — ziedaar het groot bezwaar, —
En bij dien toestand loopt de vrijheid zelfs gevaar.
Als oppermachtig vorst troont hier hel blinkend geld,
Dat alles zwichten doet voor zijn gevreesd geweld;
De rijken leven hier in pronk en overdaad,
Maar velen kwijnen weg in komnierlijken staat;
Doch lijdzaam blijft het volk, — gelijk de kalme vaart, —
Die, hoe het noodweer woedt, altijd haar rust bewaart.
Hoc gansch verschillend was het Neèrlandsch voorgeslacht,
Ontembaar, stout van aard, met ijzren wil en kracht,
Dat, na een langen strijd, de vrijheid zich verwon.....
Zoo als uw manlijk kroost, geliefkoosd Albion!
MOLEMANS.
Ik hoor al dat hij meer kan dan eten en drinken.
Hoewel ik geen groot letterkundige ben, is het klaar
als de dag, dat die poëzie zich verre boven het middel-
matige verheft. Hij gebruikt niet alleen fraaie woorden,
maar hij weet daarmee ook iets uit te drukken. Aan die
-ocr page 31-
II
patriotieke uitbarsting- op het slot herken je overigens
weer den echten Engelschman, die aan zijn eigen voor-
treffelijkheid gelooft.
OVERDUIN.
Dat laatste neem ik hem nu op zich zelf zoo kwalijk
niet. Die onderlinge bluf van de verschillende nationali-
teiten is vrij onschuldig, wanneer hij niet in haat of
tweedracht ontaardt. Hoor je de Franschen, dan zijn die
de eerste natie van de wereld, en hoor je de Nederlan-
ders, dan zijn wij weer het uitverkoren volk, het tweede
Israël!
MOLEMANS.
Erger is zeker de beschuldiging dat het geld hier zulk
een overwegenden invloed heeft. Dat bij een handeldrij-
vende natie, als de onze, het geld in hoog aanzien staat,
is begrijpelijk, maar zou het in Engeland zooveel beter
zijn? Wat de tegenstelling tusschen rijkdom en armoede
betreft, zoo is me die nergens zoo sterk opgevallen als
juist te Londen, waar je weet, dat ik geweest ben. (Er
ivordt aan de deur geklopt.)
DERDE TOONEEL.
OOLDSMITH (verschijnt in de deur), overmjin en molemans.
OVERDUIN (omziend en opstaand.)
Daar heb je de schuldige, hij komt als geroepen, om
zich te verantwoorden (tot Molemans, die oprijst) Mr. Gold-
-ocr page 32-
12
smith (tot Goldsmith die den hoed even licht) mijn vriend
Molemans! We zaten juist over je te praten.
GOLDSMITH.
What\'s the matter?
OVERDUIN (Goldsmith een papier overhandigend, dat deze
vluchtig inziet.)
Lees maar, wat je geschreven hebt, dan ben je dade-
lijk op de hoogte van het feest.
GOLDSMITH.
Wie heeft gegeven ihat aan u?
OVERDUIN.
Ja, hoe ik er aan kom, doet er niet toe, maar herken je
het voor je eigen werk, of niet?
GOLDSMITH.
Mijn poëzie niet gemaakt voor de Hollanders.
MOLEMANS.
Neen, vriend, met die uitvlucht kan je niet volstaan.
OVERDUIN.
Je dacht zeker dat we in Holland geen engelsch ver-
stonden, mannetje, maar dat is je leelijk tegengevallen.
goldsmith (met waardigheid.)
I know you do.
molemans (steeds levendiger).
In Engeland leven de rijken zeker arm en de armen
zeker rijk, is het niet?
-ocr page 33-
13
overduin (steeds levendiger.)
Dat we van het voorgeslacht ontaard zijn, is een deuntje,
dat ons op de school genoeg wordt voorgezongen en dat
we dus van u niet hehoeven te leeren. Maar waar is te-
genwoordig jullie Elisabeth, jullie Francis Drake en jullie
Shakspere, of wil mijnheer misschien die tweede Shak-
spere zijn?
molemans (Goldsmith bij den arm schuddend.)
Waarom kom je dan in Holland, als je in Engeland
beter terecht kunt?
overduin (Goldsmith aan den anderen arm schuddend.)
Beken maar dat die oratorsche slotfrase een captatio
benevolentiae of liever een reclame is bij je landge-
nooten? Verdedig je nu eens, knappe vent!
goldsmith (driftig stampvoetend.)
Too much Sir!
VIERDE TOONEEL.
EI.LIS (verschijnt in de deur met gekruiste armen), overduin.
GOLDSMITH en MOLEMANS.
goldsmith (omziend en Ellis bespeurend, die de kamer binnentreedt.)
Ellis, there? [levendig) .... I am in a row with the
Dutch, and want you to assist me!
ellis (zich in zijn mantel drapeerend en de hand plechtig
opheffend.)
Then, of course, I am with you, England for ever!
-ocr page 34-
14
MOLEMANS (de hand opheffend.)
Leve Nederland!
OVERTHJIN (insgelijks de hand opheffend.)
Oranje boven!
goldsmitii (haastig naar den achtergrond tredend, waar hij een-
degen uit het wapenrek neemt, dien hij in theatrale houding
op zijn schouder plaatst.)
Behold, I have a weapon,
No better did itsoll\' sustain
Upon a soldier\'s thigb.!
OVERDUIN (in uitgestrekte voorovergebogen houding op GOLDSMITH
wijzend.)
Dat heb je gestolen uit den othello!
GOLDSMITH (op meewarigen toon, terwijl hij den degen zakken laat).
Ellis, we are beaten.... Hollander.... Engelsch-
man.... heeft.... doodgeschoten (Iaat den degen vallen
en legt de hand als een zwaar gewonde op het hart, ter-
ivijl hij zich achteroverbuigt. Tableau.)
molemans (met nadruk.)
Ik stel voor de zaak af te drinken!
ELLIS (op beslisten toon.)
I will join you!
GOLDSMITH (luchthartig opspringend.)
And I too!
OVERDUIN.
Dat beschikt maar over mijn huis en goed, alsof het
geen geld kost. Ga je gang maar, jongens, doet of je thuis
-ocr page 35-
15
bent, ik zal je helpen! (verwijdert zich snel door de zij-
deur, van waar hij onmiddellijk terugkomt met een flesch
wijn en vier glazen, die hij op tafel plaatst en vult. De
anderen hebben inmiddels rond de tafel plaats genomen,
in een schijnbaar druk gesprek gewikkeld. Nadat Over-
duin zich bij hen heeft aangesloten, rijzen zij op en heffen
zij de glazen omhoog).
VIJFDE TOONEEL.
KOOR.
Io vivat, Io vivat
Nostrorum sanitas!
Hoc est amoris poculnm,
Doloris est antidotum,
Io vivat, Io vivat
Nostrorum sanitas!
GOLDSMITH (nadat allen weder gezeten zijn).
Ik niet gestemd ben van daag tot zingen, have lost
my money, all\'s gone!
ellis (eenigszins wrevelig).
Zijn gewoon gebrek.
OVEBDUIN.
Niemand begrijpt, hoe hij op het oogenblik aan den
kost komt, want zijn oom, die tot heden alles voor hem
betaalde, heeft hem sinds eenigen tijd geen geld meer ge-
stuurd.
-ocr page 36-
16
fiOl.NSMITII.
Ik weet that heel wel, ik les geef in de engelsche taal
on mij friends are there (op Ellis wijzend) te helpen mij, if
nccessary.
MOLEMANS.
Een aardig student, die zijn gezelschap waard is, komt
zeker gemakkelijker aan den kost dan iemand anders, want hij
den een ontbijt hij, bij een ander eet hij, een derde heeft
zijn kamer tot „logies voor den reizenden man" inge-
richl, maar op den duur gaat dat toch niet.
ELLIS.
Hij ook veel dobbelt.
OVERDUIN.
Die kwade gewoonte van spelen moeten we hem zien
af te leeren, want anders gaat de kerel nog op do sjees.
goldsmitii (op sarkastischen toon).
Spelen geen kwade gewoonte, goede gewoonte, — fair
chance of winning — als je hebt geen geld in den zak.
(lachend).
MOLEMANS.
Heb jij er dan soms een kunstje op, om altijd te winnen?
GOLDSMITII (driftig oprijzend en de vuisten ballend).
You must llght me, Sir! (zet zich weder).
ELLIS.
Goldsmith te knap is om domme dingen te doen; Leiden
no healthy place for him, — do lucht niet gezond voor
-ocr page 37-
17
een persoon van zijn gestel, de patiënt noodig heeft fris-
sehe lucht.
MOLEMANS.
Een verandering van omgeving zou misschien voor hem
niet kwaad zijn, hoewel het weinig geven zal, zoo lang
de vent zelf\' niet verandert.
OVERDUIN.
Dat is ook geen compliment voor zijn tegenwoordige
vrienden!
MOLEMANS.
De goede uitzonderingen niet te na gesproken, waartoe
natuurlijk in de eerste plaats (den kring randwijzend) wij
behooren.
GOLDSMITH.
Ik wel wil verlaten Leiden, ik veel houd van reizen,
but you want (duim en vinger wrijvend) money for that!
ELLIS (vertrouwelijk.)
Hoor eens Goldsmith, ik jou nog eens helpen wil.
Tien guineas ik van huis gekregen heb dezen morgen,
vijf daarvan ik wil geven aan you (hem de goudstukjes
overhandigend),
maar je moet beloven mij to leave Leiden,
as soon as possible.
goldsmith (het geld aanvaardend en Ellis gelijktijdig
hartelijk de hand drukkend.)
Yes, 1 will; very much obliged for your generosity,
Ellis remains always my best friend.
2
-ocr page 38-
18
OVERDUIN.
Een voornaam persoon, als hij, mag natuurlijk niet met
stillen trom uit Leiden aftrokken; we moeten hem be-
hoorlijk een prachtig uitgeleide geven!
MOLEMANS.
Ik stel voor mot het mooie weer een rijtoer naar Noord-
wijk te maken.
GOLDSMITH.
No driving, let us walk!
OVERDUIN.
Jij hebt als gast niets te hevelen, maar eenvoudig af
te wachten. Ik moet me even verkleeden, excuseer dus
voor een oogenblik mijn afwezigheid, ik kom dadelijk terug
(verdwijnt door de zijdeur).
ZESDE TOONEEL
MOLEMANS, GOLDSMITH, ELLIS.
molemans {tot Goldsmith.)
Waar ben je vroeger student geweest?
GOLDSMITH.
Op het Trinity-collogo in Dublin, waar ik gedaan heb
mijn examen als bachelor of Arts.
MOLEMANS.
Dan bezit je toch al een akademischen graad?
-ocr page 39-
1!)
GOLDSMITH.
Yes, of course. Toon mijn oom, — who is a clergy-
man himself, — mij dominé heeft willen maken, but it was
nothing for me.
ELL1S.
Maar de bishop hem de deur heeft uitgezet, omdat
hij heeft gemaakt zijn opwachting bij den prelaat met
een roode pantalon, (lachend).
MOLEMANS.
Wie laat zich nu ook met een roode pantalon tot
priester inzegenen, dat is een goed costuum voor een
lakei of een soldaat!
goldsmitii (ecnigszins wrevelig.)
It is not fair to remember that Ellis! De bishop is
geweest een gek, (met de hand driftig op tafel slaand) roode
broek heel mooi staat, heel gekleed, scarlet colour, very
nice colour. I like it very much, ik (op zich zelfwijzend)
you know, I.
ELLIS.
Hij is ook geweest student in de rechten.
GOLDSMITII.
But only for a very short time! Ik naar den „Temple" gaan
zou, (tot Molemans) you know the Temple at London, —
maar in Dublin; ik mijn geld verspeeld heb aan een ge-
meenen vent, die mij heeft afgezet.
MOLEMANS.
Die vervloekte gewoonte van het spelen zal den vent nog
ongelukkig maken. De Tempel van Pallas zal voor hem wel
-ocr page 40-
20
altijd een gesloten heiligdom blijven, zoo lang hij met zijn roode
broek als clown in de kermistent van Momus dienst doet.
ELLIS.
Pallas is de naam van zijn geboorteplaats, (tot Molemans)
probably you did not know that?
MOLEMANS.
O, is hij in het dorp Pallas in Ierland geboren, dan is
de zaak gezond, want dan is hij reeds, bij zijn geboorte,
bij de godin der wijsheid als moeder de vrouw thuis ge-
weest. Pallas en Paillas verschillen trouwens maar één
letter.
OOLDSMITH.
Toen mijn familie besloten heeft te maken mij student
in de medicijnen.
ELLIS.
Hij is geweest twee winters te Edinburgh als medical
student.
MOLEMANS.
Dat noemen wij op zijn Hollandsch de twaalf ambach-
ten en dertien ongelukken! Hij heeft overal vrij wel zijn
rolletje uitgespeeld en nu komt dat buitenmodel-mensch
(Goldsmith vertrouivelijk op den schouder kloppend) hier,
om in Leiden den boel op te scheppen.
goldsmith (Molemans met wantrouwen aanziend.)
You mean to say ? ....
MOLEMANS.
Dat je al wonderlijk door de wereld hebt rondgezwor-
ven en veel avonturen beleefd hebt!
-ocr page 41-
21
GOLDSMITH.
Yes, ik heb gezien veel dingen in de wereld, both the
good and the bad side of it.
ZEVENDE TOONEEL.
MOLEMANS, ELL1S, GOLDSMITH, OVERDUIN.
overduin {binnentredend.)
Nu ben ik tot je orders! Maar wat denken jullie, deed
ik niet verstandiger voor mijn examen te blijven werken ?
molemans {oprijzend.)
En het plan is het eerst van jou uitgegaan?
ELLIS (eveneens oprijzend.)
Yes, that is true, you are in the right!
overduin (de schouders ophalend.)
Dan zal ik me, in hemelsnaam, maar weer opofferen;
voor je vrienden moet je wat over hebben!
(In druk gesprek en vroolijke stemming af.)
EINDE VAN HET EERSTE TAFEREEL.
-ocr page 42-
TWEEDE TAFEREEL.
EERSTE TOONEEL.
Een herberg, links van den toeschouwer, waarvan alleen de deur
en één venster zichtbaar zijn. Aan den ingang een kleine
tafel met twee omgekeerde stoelen. Meer achterwaarts, in schuin-
sche richting, een voederbak voor paarden. Rechts van den
toeschouwer een groote boom, ivaaronder een ruwe tafel en
tuinbank, benevens twee stoelen. Op den achtergrond een duin-
achtig landschap.
kobus (met afgemeten stappen uit de herberg tredend
en in de lucht starend.)
Een mooie dag weór vandoag, een heele mooie dag
weer! Do lucht stoat me best an en de wind stoat ook
in den goejen hoek. Hij zal het nou eindelijk eens goan
doen. \'t Is anders lang schroal eweest en schroale wind
geeft schroale verdiensten, vooral voor een buitenman,
die hel voornamelijk van het binnenvolk hebben mot. \'t Zou
me niks verwonderen, als er vandoag volk uit de stad
kwam. (Hij haalt de snuifdoos uit den zak en neemt een
snuifje).
Elsje! (na een oogenblik ivachtens). Woar zit toch
die duvelsche meid! . .. Elsje!
-ocr page 43-
23
TWEEDE TOONEEL.
KOBUS.         ELSJE.
ELSJE (verschijnt in de deur.)
Heb je geropen, boas?
KOBUS.
Je most doar (naar de tuinbank en tafel onder den
boom ivijzend, die inmiddels door Elsje vluchtig met haar
boezelaar ivordt afgeveegd)
de tafel en stoelen wat afne-
men, want je zult het zien gebeuren, mensch, wat ik je
zeg, of Kobus is geen Kobus meer, dat er vandoag stu-
denten komen. Roar volkje, die studenten! Altemoal,
grootelui\'s kinderen. Dat teert moar van den hoogen boom
en leeft enkel voor de pret. De woarde van het geld
kennen ze niet; \'t is oardig om te zien, zoo wonderlijk
als ze doarmee omspringen. Vooral onder die vreemde
snuiters, zooals er tegenwoordig heel wat in Leiden op
studie leggen, heb je al heele rare klanten. Gelukkig
dat er in den loatsten tijd weer een „rulletje" in de
blombolletjes is gekomen, anders was het voor een bui-
tenman, die zooveel voor do hecren in de stad mot op-
brengen, niet meer te doen.
ELSJE.
Ik heb me nooit kunnen begrijpen hoe de menschen
voor die malligheden zooveel geld konden uitgeven.
KOBUS.
Noem je me kostelijke bollen malligheden, meid! Weet
je wel, mensch, dat er een tijd bestoan heeft, toen zoo\'n
onneuzel bolletje met duuzenden van guldens botoald werd ?
-ocr page 44-
24
ELSJE.
Joa, moar dat is al meer dan honderd joar leden, toen
de monschen niet wisten wat ze deden, moar nou bennc
ze wiezer worden.
KOBUS.
Nou, doar zou ik moar niet te hard op snoeven. Vroe-
ger zochten ze het in de tulpen, moar nou mot alles
hyacint zijn, hoewel beste tulpen ook nog gril\' van de
hand goan.
ELSJE.
Je zou hoasl motten denken dat de monschen nooit
verstandig zullen worden?
KOBUS.
Van verstandig gesproken, zeg me eens rondweg, of
Kobus er dom uitziet? (zich rechtop voor Elsje plaatsend.)
ELSJE.
Wie zegt dat dan, boas?
KOBUS.
Loatst hebben me eenige studenten voor domme boer
uitgescholden, moar wreken zal ik me (den vuist ballend),
wacht moar. Ik zal te morgen of avond die woanwijze
heertjes uit de stad, als ze me weer beleedigen, eens
leeren dat een domme boer meer verstand heeft dan de
geheele geleerde akademie met alle studenten bij elkoar!
ELSJE.
De studenten zeggen wel eens meer iets, dat ze niet
meenen; je mot dat zoo hoog niet opnemen, boas!
KOBUS.
Ik vroag je nog eens Elsje, of ik er dom uitzie of niet?
-ocr page 45-
25
elsje (hem het haar uit de oogen strijkend en den hoed
recht op zijn hoofd plaatsend).
Iedereen, die je nou ziet, zal je niet meer de domme,
moar wel de slimme Kobus noemen! (Men hoort achter
de schermen het gerol van een rijtuig.)
KOBUS.
Hoor je nou wel, meid, krek zoo als ik het zeit heb,
most het ook komen, (ter zijde) Neen, Kobus is zoo dom
niet als hij er wel uitziet; (luid) ik ga er eens gauw
kijken wat soort volk het is. (beiden af).
DERDE TOONEEL.
OVERDUIN, MOLEMANS, GOLDSMITH, ELLIS.
OVERDUIN.
Zoo\'n rit door de koele morgenlucht doet een mensch
bepaald goed en frischt je weer geheel op.
MOLEMANS.
Vooral voor iemand, zoo als jij, die voor zijn examen
zit te werken en dus veel boekenstof bij zich draagt.
goldsmith (zich in zijn mantel drapeerend tot Ellis.)
What \'s the name of this place?
ellis.
The Dutch call it Noordwijk-binnen, half a mile farther
is Noordwijk-buiten, another village of the same name.
-ocr page 46-
26
VIERDE TOONEEL.
EEN BEDELAAR.          DE YORIGEN.
bedelaar (in deemoedige houding met den hoed in de hand).
Een cintje, as je blieft, mehairtjes, voor een arm mins!
overduin.
Snij uit vervelende vent!
MOLEMANS (tot Overduin.)
Het roode seinlicht aan zen neus bewijst dat er on-
raad aan boord is.
bedelaar.
Een enkel cintje, om voor mijn vrouw en vijf wurmen
die in een week niets gegeten hebben, wat brood te
koopen.
goldsmitii (die reeds eenigen tijd in zijn zak gegrabbeld heeft,
hem een goudstuk toewerpend).
Now, je mag koopen wat brood met een beetje boter
and a little cheese to it, Dutch cheese, very good, indeed\'
(luid en gul lachend).
bedelaar.
God zegen je mehair, je leven lang! [ter zijde met
gedempte stem).
Een gouden cint, ik wist wel dat ze be-
stonden, maar gezien bad ik ze nog niet (verplaatst zich
snel met enkele breede stappen naar den achtergrond,
waar hij het goudstuk op de kleine tafel laat vallen en
iveêr opvangt.)
Hij is echt! Aan z\'n onverstaanbare bor-
relpraat kan je wel hooren dat ie smoordronken was.
Gauw ingepakt, hij mocht zich eens vergist hebben! (haas-
-ocr page 47-
27
tig af. In dien tusschentijd hebben de anderen met groote
verbazing elkander en Goldsmith aangestaard).
overduin (nadat allen van de verbazing bekomen zijn.)
Daar gaat je goede geldje, Ellis!
MOLEMANS.
Nu begrijp ik het, waarom de vent altijd geld te kort
komt.
ELLIS.
Goldsmith krijgt geen shilling meer van mij, never
again!
GOLDSMITH (rustig doch waardig.)
I alvvays paid you regularly.
ELLIS.
Yes, you did.
MOLEMANS (tot Ellis.)
Anders hadt je natuurlijk reeds lang daarmee opge-
houden ?
ellis (toestemmend knikkend.)
Natuurlijk.
overduin.
Een geboren lord als hij is, had een vermogend
man moeten zijn, ziedaar zijn ongeluk.
goldsmith (op natuurlijken toon.)
He \'s a poor devil! Ik had geen ander geld bij mij
and so ik heb gegeven hem een guinea, only one (sarcastisch
den vinger opheffend)
you see!
-ocr page 48-
28
OVERDUIN.
Die kerel zou zich de kleêren van het lijf weggeven.
ELLIS.
Yes, he did already something like that. In Dublin hij
heeft gegeven aan een arme vrouw de dekens van zijn
eigen bed. — Maar laat ons zitten daar onder that boom.
(Allen nemen op de tuinbank en stoelen plaats.)
VIERDE TOONEEL.
KOBUS. DE VORIGEN.
KOBUS (zich tot Overduin wendend.\')
Zijn er ook heeren, die van mooie blombolletjes gediend
blieven, tulpen, renonkels, hyacinten, ik heb er anders
bovenste beste, hoor!
overduin (koel met het hoofd schuddend.)
Niet noodig, ik houd me met die vodden niet op.
kobus (tot Molemans.)
Mijnheer soms?
MOLEMANS.
Ben je mal kerel, ik heb wel wat anders te doen dan
bolletjes in potjes te zetten en iederen dag naar de ge-
zondheid der freules te gaan informeeren.
-ocr page 49-
29
KOBUS (ter zijde.)
Nou zal ik moar eens den Engelschman oanklampen
(luid).- Is mehair ook een liefhebber van blombolletjes?
OVERDUiN (tot Ellis en Goldsmith.)
Laat je toch door dien vent niet in het ootje nemen,
want jullie hebben immers evenmin verstand van die din-
gen als wij.
KOBUS.
Die uitdrukking „in het ootje nemen" is van den ouden
tulpenhandel afkomstig, zooals meheer wel weten zal, toen
het inleggeld in een kringetje op de lei werd gezet. Toen
werden de bollen op krediet verkocht, weet u, maar nou
gaat alles uit het handje in het handje, ipsibus contan-
tibus (ter zijde.) Ja, Kobus kan ook wel latijn spreken
als hij wil, (tot Ellis en Goldsmith.) Die bolletjes kan je
alleen maar in Holland krijgen, meheertjes.
MOLEMANS.
Dat is al vast niet waar. De oosterlingen hadden ze
veel vroeger en bij de ouden waren ze reeds lang be-
kend, want Ovidius handelt al druk in narcissen, anemo-
nen en hyacinten.
KOBUS.
Bij onze oudjes waren ze natuurlijk wel bekend, maar
zoo\'n onneuzele waarheid behoeft meheer niet te vertel-
len want dat wist ik al lang. Van den bloemist, die meheer
noemt, heb ik nooit ehoord.
OVERDUIN.
Kobus zal zijn Hollandschen vertaler Vondel misschien
beter kennen, is het niet, baas?
-ocr page 50-
30
KOJÏUS.
Die is hier ook, volgens menschenheugenis niet in
den omtrek bekend weest! Wacht, ik zal Elsje eens
vragen, of die misschien ook iets meer van hem aan de
heeren weet te zeggen?
OVERDUIN.
Dat is niet noodig, ik zal je wel iets van hem vertellen:
terwijl Apol dus kermde en schreide,
Begonnen druppels van dat bloct, hetwelk de weide
Besprenkelde, geen bloet te schijnen, maar een bloem
Rees schooncr uit den gront der aarde, die den roem
Van Tyrus purper dooft, doch liefelijk van geuren,
Schijnt, als een leliekroon, het hoofd omhoog te beuren,
En treckt alleen den vorm der witte lelie aen
Maar, wat de verf belangt, zij pronkt met puipren blaen.
Kan je ook zoo dichten baas?
KOBUS.
\'t Is zonde, meheer, ik ben al blij dat ik tegenover
zulke geleerde heeren me verstoanbaar kan uitdrukken.
ellis (tot Molemans naar Overduin wijzend.)
Hij een piet is.
MOLEMANS.
Dat is waarschijnlijk het eenige wat hij van Vondel
kent en dat hij opzettelijk heeft van buiten geleerd, om,
bij een geschikte gelegenheid, als een sisser te kunnen
afsteken.
overduin (de schouders ophalend.)
Dat is wel mogelijk, want Vondel wordt helaas meer
geprezen dan gelezen.
-ocr page 51-
31
GOI.DSMITII (die inmiddels het gesprek gevolgd heeft, tot Ellis.)
What does that man sell?
ELLIS.
Tulip-roots, the Dutch call them „bollen".
GOLBSMITH.
Those are just the things, I want now. My uncle Con-
tarine has always been so kind and generous to me, I\'ll
send him some. What do you say to it, Ellis?
ELLIS.
You had better keep your money for yourself. I don \'t be-
lieve your uncle will care much about these poor things.
GOLDSMITH (tot KobuS.)
Baas, je mooiste, je beste, je flrst-rate bollen.
overduin (tot Molemans.)
7Ae dien dwazen vent nu weer eens zijn geld aan die
nesten verdoen.
molemans (tot Overduin.)
Die patiënt moet als ongeneeslijk worden beschouwd,
ik geef hem op. Wat hij zich eens in het oog heeft
gezet, doet hij.
goldsmith (tot Molemans.)
But I like it, I (op zich zelf wijzend) you understand
me, I, not you!
KOBUS.
Dan zullen we moar eens met de tulpen beginnen en
wel met een van de bovenste plank. Hier heb je nou (den
bloembol in de uitgestrekte hand houdend)
de wereldbe-
roemde semper augustus, waarvan meheer wel eens
-ocr page 52-
32
zal ehoord hebben, waarvan in vroeger tijd één voor
dertienduuzend gulden is verkocht.
OVERDUIN.
Het schijnt met de menschen als met de bollen te gaan,
eens burgemeester, altijd burgemeester. Waarschijnlijk zal
Kobus hem nu wel iets goedkooper willen afstaan.
ellis (glimlachend.)
Semper idem, would do better, I suppose!
MOLEMANS.
Als je bij de bloemen den naam hebt van vroeg op-
staan, dan schijn je dien te houden.
kobus (met onderdrukten wrevel.)
Vroeg opstaan doen we buiten meer dan de heerschap-
pen in de stad, maar voor mijn bollen sta ik anders in,
hoor, want denken de heeren niet dat een fatsoenlijk
burgermensch ook zijn rippetatie te verliezen heeft.
GOLDSMITH (tot Ellis.)
What does he say?
ELLIS.
He gives guarantees, for how many years he does
not say, {spottend) perhaps for ever!
GOLDSMITH.
Guaranteed roots, perfectly safe now. (Tot Kobus) Hoe
veel cost that bol, baas?
OVERDUIN (op spottenden toon.)
Een mooie waarborg, als de bollen in Engeland zitten!
-ocr page 53-
M
KOBUS.
Drie gulden het stuk, mehecr.
GOLDSMITH (tot KobuS.)
Geef mij vier. Ik wil zien anderen. (Kobus overhandigt
hem de bollen, die Goldsmith terstond bij zich steekt).
KOBUS.
Daar heb- je nou de bolleboos onder de bollen, zijn noam
is wat lastig te onthouden, maar ie staat op het pam-
piertje. (Tot Goldsmith) Mehcer kan het toch wel lezen, want
\'t is latijn, hoor, maar \'t is waar ook, meheer is student.
Neem me niet kwalijk (zijn pet ligtend) meheer!
OVERDUIN.
Maar kan jij dan niet lezen, baas?
KOBUS.
Als ik zoo geletterd was!
overduin {tot Molemans.)
Hoe vind je hem. Als je kan lezen, ben je, volgens
hem, in de letteren gepromoveerd.
MOLEMANS.
De letters moet je kennen, om te lezen, dat is zeker,
dus in zooverre heeft de baas weer gelijk.
goldsmith (die inmiddels hel strookje papier op den bol
gelezen heeft, tol Ellis).
             _
Ultra non posse! I dislike the ultra\'s, it vvon\'t suit
me. (Tot Kobus) Hier, baas! (geeft hem den bol terug).
-ocr page 54-
34.
KOBUS.
\'t Is zonde, mehcer, zoo\'n kostelijke bol werd vroeger
bij \'t gewicht verkocht.
OVERDUIN.
Zoo als de diamant bij \'t karaat.
KOBUS.
Justement, meheer, met dit verschil, weet u, dat ze
bij den tulpenhandel van „azen" spraken.
GOLDSMITH (tot EllÜ.)
I know only the „azen" at cards.
M0LEMA.NS.
Daar komt weer de speler voor den dag!
GOLDSMITH (driftig.)
Yes, I am a gambler. I know that very well, but I
pay my debts.
ELLIS.
Goldsmith heeft gelijk, de tulpenhandel in Holland is
niet meer geweest dan een spel.
KOBUS.
Wil meheer ook „rood en geel van Leiden" zien, of
de „spinnekop" of „verbeterde spinnekop", maar meheer
zal misschien meer een liefhebber van hyacinten zijn
(vertoont een bol). Hier heb je een prachtexemplaar van
de hyacinthus pluviosus!
OVERDUIN.
Dat latijn van die kerels is soms om te gieren.
-ocr page 55-
35
MOLEMANS.
Die bol moet zeker veel water hebben!
KOBUS.
Wel neen, hoe komt meheer daaraan. Geen druppelke
meer als de anderen; dan zou je glad verkeerd doen,
hoor! \'t Gaat al met de bloemen als met de menschen,
zoo als de heeren straks heel wel zeid hebben: een dorstige
kan je lesschen, maar een drenkeling is moeilijk te redden !
OVERDUIN.
Van dorstigen gesproken, zouden we ook niet eens
onze kelen besproeien?
MOLEMANS.
Liefst met wat vastigheden voor de maag daarbij.
KOBUS.
Willen de heeren wat gebruiken, kom, dat is goed,
dat zullen we eens hebben. Elsje!
ELLIS.
Je wilt zeggen, hyacinthus plumosis, is\'t niet baas?
KOBUS.
Meheer schijnt het goed te weten, de gepluymeseerde
hyacint zouden we op z\'n Hollandsch zeggen. (Elsje
verschijnt in de deur).
Breng een flesch wijn voor de
heeren met wat glazen en brood en boter daarbij.
ELSJE.
Waar willen de heeren gedekt hebben? Buiten zeker,
onder den boom? (verdwijnt, nadat er toestemmend geknikt
is, om gedurende den loop der volgende samenspraak het
opgedragen werk te verrichten.)
-ocr page 56-
36
GOLDSMITH (tot KobllS.)
What kost that hyacint, baas?
KOBUS.
Zes gulden het stuk meheer, moar ik heb er ook die
goedkooper zijn.
GOLDSMITH.
Ik moet zien je beste bollen, iets heels bizonders.
kobus (den bol aan Goldsmith overhandigend, ter zijde.)
Ik wist wel dat er grootheid in hein zat! (Achter de
schermen doet zich eensklaps een schel fluitgetril hooren.
Een zonnestraal verlicht de plek waar Goldsmith gezc-
ten is).
goldsmith (het hoofd nieuwsgierig opheffend en aandachtig
met opgeheven hand luisterend.)
Hear, (fluittriller) listen (zacht uitstervende triller, die
eensklaps in een schellen toon overgaat)
a sweet wild bird
is singing in the top of the tree! (blijft in gepeins ver-
zonken. Inmiddels ziet Ellis Goldsmith met verwondering
aan, terwijl Overduin en Molemans elkander vertrouwe-
lijk aanstooten en naar hem wijzen. Groep).
overduin (met gedempte stem tot Molemans.)
Hij zelf is die zingende trekvogel in het vreemde land.
molemans (iets luider.)
De taal, die hij spreekt, is die der menigte niet.
ELLIS.
Hij niet te minder is voor dat, you see!
-ocr page 57-
37
KOBUS (ter zijde.)
Wat doet hij nou weer roar! Ik geloof warempel dat
het niet richtig (op zijn hoofd wijzend) met hem is. (Het
kunstlicht verdwijnt).
GOLDSMITH (als uit den droom ontwakend, luid tot Kobus.)
Ik noodig heb twee van dit! (naar den bol wijzend,
waaraan door Kobus nog een tweede wordt toegevoegd).
KOBUS.
Nou heb ik iets extra\'s, particuliers, bizonders voor
het loast bewoard, de hyacinthus stellionatus, (vertoont
een bol, groot er dan de vorig en).
OVERDUIN.
Je hoeft niet te vragen of dat stellatus wezen moet!
MOLEMANS.
Die conjectuur is nogal makkelijk te maken.
ELLIS.
The hyacinthus vulgaris sive communis, I suppose!
VOORDUIN.
Je bedoelt de gewone huis- of veldhyacint, dat geloof
ik ook wel voor het naast.
GOLDSMITH (tot KobuS.)
How veel kost that bol, baas?
KOBUS.
Twaalf gulden, en dan heb je hem nog goedkoop!
-ocr page 58-
38
goldsmith (in zijn zak tastend en hem drie
goudstukken toewerpend.)
There, baas, that is voor you. Now alles is betaald!
kobus {met wantrouwen het geld nemend.)
Dat is niet het geld van het land, dat kunnen we hier
niet gebruiken, meheer.
GOLDSMITH.
No Dutch gold, but true gold. Als the „baas" maakt
objecties, ik teruggeef the „bollen".
KOBUS.
Neen, meheer, eens verkocht, blijft verkocht; zooveel
verstand van de wet zal meheer ook wel hebben. [Haastig
af; eer hij verdwijnt, nog eens schuiv omziend).
VIJFDE TOONEEL.
overduin (nadat allen dicht rondom de tafel zijn geschoven
en met het maal begonnen zijn, tot Goldsmith.)
Hoeveel heb je nu nog over van het geld, dat Ellisje
gegeven heeft?
GOLDSMITH (in zijn zak tastend.)
Only two guineas, that \'s all.
MOLEMANS.
Daarmee zal je niet ver kunnen reizen.
-ocr page 59-
39
ELLis (tot Goldsmith.)
Why do you do such stupid things, it is your own fault.
GOLDSMITH.
Let us be merry and have a song!
KOOR.
Edite, bibite, collegiales,
Post multa secula, pocula nulla!
OVERDUIN.
Uit dien tweeden regel heb ik nooit een verstaanbaren
zin kunnen maken.
MOLEMANS.
Dat is toch dood-eenvoudig, je vertaalt maar letterlijk,
dan kom je er van zelf: na vele eeuwen geen bekers of
drinkgelagen, dat wil zeggen, hoe bij de toenemende be-
schaving ook de matigheid zoo onmatig zal toenemen,
dat er later geen wijn meer zal gedronken worden.
overduin (driftig zijn glas ledigend.)
Dan zal ik vast zorgen dat ik daarbij niet te kort kom.
ellis (bedaard een teugje nemend.)
Onze tijd wel zal uithouden, —! don\'t be in a hurry.
Iteretur decoctum (neemt nog een slokje).
OVERDUIN.
Daar hoor je al den toekomstigen dokter! Neen, dan
weet ik een betere lezing: post multa pocula, secula
nulla of, na vele bekers, geen eeuwen meer, dat wil
zeggen: wanneer je veel gedronken hebt kom je in een
roes, dat je van tijd noch eeuwigheid weet!
-ocr page 60-
40
ELLIS.
All nonsense, it explains nothing! We have to read:
post multa secula, pocula multa, after many centuries,
many goblets, just the contrary of Mr\'s Overduin\'s con-
clusion; in vervolg van tijd, there will be a general
epidemie of onmatigheid.
GOLDSMITH.
I propose the following: post multa pocula, pocula multa,
that is: the more you drink, the more you like to drink
(drinkt daarbij zijn glas ledig, algemeen gelach).
OVERDUIN.
Ik stel voor Goldsmith tot belooning een zoen aan Elsje
te laten geven. (Allen knikken toestemmend). De hooge
raad heeft dus in zijn wijsheid eenstemmig besloten dat
het corpus delicti zal vertoond worden; (dezelfde hoofd-
beweging).
Elsje!
GOLDSMITH.
1 should likc it very much, but if\' she resists?
OVERDUIN.
Dan zullen wij de tweede schaking van Europa met
haar vertoonen. Dan halen wij een koe uit Kobus zijn
stal en voeren haar zoo in triomf naar Leiden.
MOLEMANS.
Misschien ontstaat er dan nog wel een tweede Tro-
jaansche oorlog, wanneer de plattelanders haar van do
stedelingen komen terugeischen.
-ocr page 61-
41
elsje (die aan de tafel verschenen is.)
Wat verlangen de heeren te hebben? (Goldsmith heeft
haar inmiddels om den middel gegrepen en een zoen
gegeven. Zij verzet zich tegen de poging om haar een
tweeden te geven).
Wel foei, meheer, één zoen kan er nog
door, maar twee zoenen zijn voor een fatsoenlijk mensch
te veel! (ter zijde). De baas zegt dat de Engelschman
rejaal is, ik zeg dat hij britaal is (haastig af.)
MOLEMANS.
Ik stel voor een kijkje op de duinen te nemen (op-
rijzend).
ELLIS.
Ik ga met you (eveneens oprijzend.)
OVERDUIN (tot Goldsmith.)
Laten wij hier nog een oogenblik blijven zitten; ik
wou je wat vragen, (na een toestemmend teeken, tot de anderen)
Gaan jullie vast vooruit, wij volgen dadelijk. (Ellis en Mole-
mans, gearmd, af.)
ZESDE TOONEEL.
overduin (zich inschenkend.)
Hoor eens Goldsmith, ik moet je eens vertrouwelijk
over een zaak spreken, want jij bent een slimme vogel,
die op alles raad weet. Hoe moet je het aanleggen om
door een examen te komen?
GOLDSMITH (zijn voorbeeld volgend.)
Dat is heel gemakkelijk, als jij weet goed je zaken.
-ocr page 62-
42
OVERDUIN.
Zoover heb ik het alleen ook gebracht. Maar begrijp
je dan niet dat de grootste kunst juist daarin bestaat,
door je examen te komen, zonder je zaken te weten.
GOLDSMITH.
Dan je moet eerst leeren die.
OVERDUIN.
De flauwiteit is niet kwaad, zie je, in haar soort, zelfs
heel goed, — altijd als flauwiteit begrijp je, — maar
zoo bedoel ik het nu niet. Ik zal duidelijker zijn. Weet
jij me geen middel aan de hand te doen om den vogel
Albinus te verschalken, zie je, zoo wat een rad voor de
oogen te draaien (met den vinger een kring beschrijvend).
golusmith (drinkend.)
Yes, I know something.
overduin (haastig.)
En dat is?
GOLDSMITH (plechtig.)
Maak je zelf van kant en geef je corpus aan the right
honourable Albinus.
OVERDUIN (zenuwachtig en gejaagd.)
Zoo als Van der Werff, bedoel je! Het idee is niet
slecht, zie je, een wanhopig student is tot alles in staat,
(met sombere, holle stem) hoe akeliger, hoe liever, (op
meer bedaarden toon)
ik maak echter een klein onderge-
schikt bezwaar, dat je misschien gemakkelijk zult kunnen
oplossen (op onnoozelen toon). Als ik dood ben, is het
examen immers doelloos geworden ?
-ocr page 63-
43
goldsmith (de glazen vullend.)
Ik niet gedacht heb daaraan; jij hebt volkomen gelijk,
(met de hand over het voorhoofd strijkend). I kwow some-
thing else, something better!
overduin (ongeduldig.)
Vooruit maar, ad rem!
goldsmith (ernstig.)
Albinus heeft een dochter, or rather not zen daughter, —
but never mind, — still his child, ik haar les geef in het
Engelsch, weet je dat? A very nice girl, very nice indeed!
OVERDUIN.
Zoo, dat wist ik niet en wat lees je met haar? De sonnet-
ten van Shakspere of de Romeo en Juliette?
goldsmith (den vinger bestraffend opheffend.)
O you schalk, ik begrijp jou!
OVERDUIN.
Maar wat heeft, in hemelsnaam, de dochter van Albi-
nus met mijn examen te maken?
GOLDSMITH.
Albinus houdt veel van that meisje, and every attention
paid to her is considered as an act of kindness towards
him.
OVERDUIN.
Maar welke attentie zou ik haar dan kunnen bewijzen ?
GOLDSMITH.
Zend haar een hyacinten-bol, zij is verzot daarop.
-ocr page 64-
u
OVERDUIN.
Hoe weet je dat?
goldsmith (de glazen vullend.)
The proof fis gemakkelijk. Wandel voorbij haar huis,
waar de hyacinten voor de vensters staan.
overduin (drinkend.)
Met dat idéé zou ik me beter vereenigen kunnen.
GOLDSMITH.
Ik wil geven jou de mooiste bol, ik gekocht heb van-
daag (geeft met zwier een der grootere bloembollen aan
hem over).
Good luck with it! Als de bol bezorgd is, je
moet je visite maken bij den professor. Je kan gemakke-
lijk dan brengen de converzatie op de hyacint, and then
you will see, in a moment, all will be right.
overduin (den bol met een grijnslach aanstarend.)
Een beroerd idéé, hè, dat je het van zoo\'n knul van
een knol hebben moet!
goldsmith (op onverschilligen toon.)
Well I don\'t know.
OVERDUIN.
Nog een verzoek voor het laatst. Spreek er met nie-
mand over, want anders zullen meer het doen en dan
zouden Albinus\' ruiten nog met bloembollen worden in-
gegooid.
-ocr page 65-
45
ZEVENDE TOONEEL.
MOLEMANS (gearmd met Ellis optredend.)
Waar zijn jullie toch gebleven? Is het diepzinnig con-
sult tusschen de beide geleerde doctoren afgeloopen? Hoe
staat het met de zaak? Zal de patiënt behouden blijven
of moet hij als hopeloos worden opgegeven? Het wordt
intusschen tijd dat wij naar huis gaan.
overduin (oprijzend en aan Goldsmith den arm reikend.)
Dat is een verstandige raad, want ik moet voor mijn
examen werken! (in druk gesprek en met levendig ge-
baar af.)
-ocr page 66-
DERDE TAFEREEL.
EERSTE TOONEEL.
Een deftig gemeubileerd vertrek uit het midden der achttiende
eeuw. Op den voorgrond, links van den toeschouwer, een thee-
tafel met toebehooren, benevens een lamp. Op het midden eenige
hyacintenglazen met bollen. In het midden van het vertrek
een groote tafel met marmeren dekblad en op vergulden voet,
waarop een pijpenstandaard, door een komfoor en kicispeldoor
geflankeerd. Rondom de tafel eenige stoelen.
Professor Albinus is met een boek voor zich en een goudsche pijp
in de hand aan de theetafel gezeten. Aan de overzijde zijn
dochter, die zich met borduurwerk onledig houdt.
ALBINUS. ANNA.
ANNA.
Dat is sinds lang niet gebeurd papa, dat u beneden
hebt thee gedronken.
ALBINUS.
Eigenlijk moest ik het nooit doen, kindlief, want het
doet mij te veel tijd verliezen.
ANNA (uit haar kopje drinkend.)
Wanneer ik u niet kwam roepen of liever halen, zoudt
u, geloof ik, het etensuur ook vergeten.
-ocr page 67-
47
ALBINUS.
Ik kom nog altijd tijd te kort.
ANNA.
Ik kan niet begrijpen, hoe zoo\'n geleerd man, als u
zijt, altijd blijft voortstudeeren. Komt er dan aan die
knapheid nooit een einde?
ALBINUS (drinkt.)
Het nimium nocet, kindlief, is op alles, behalve op de
wetenschap, van toepassing. Niets is in mijne oogen ge-
vaarlijker dan gebrekkige kennis en dagelijks ondervind
ik hoeveel mij nog ontbreekt.
ANNA.
Altijd zie ik u in de beschouwing van die dorre doods-
beenderen verdiept, zoodat uw studeerkamer er als een
knekelhuis uitziet. Droger studie kan ik me bijna niet
denken. Ik kan niet begrijpen, hoe u daarin genoegen
kan vinden.
ALBINUS.
De dooden kunnen aan de levenden veel leeren. Ster-
ven is gewin, ook voor de wetenschap.
ANNA (op spottenden toon.)
Maar op dien koop, papa, zou ik toch liever tot de
leerlingen dan tot de leeraren behooren.
ALBINUS (glimlachend.)
Ik, voorloopig ook, kindlief, dat spreekt wel van zelf.
Maar ik heb aan de dooden groote verplichting, die mij
de onmisbare bouwstoffen voor mijne studiën opleveren,
-ocr page 68-
48
zoodat liet mij past altijd met grooten eerbied van hen
te spreken. De mortuïs nil nisi bene zal daarom altijd
mijn leus blijven.
ANNA.
Hè, pa, hoc kan nu een geleerde bol, zooals u is,
iets zoo eenvoudigs zeggen? Dat weten we immers allen
wel, dat er, na onzen dood, niets dan beenen van ons
overblijven.
ALMNUS (luid lachend.)
Heel goed, ik dank je voor je lesje! In de weinige
oogenblikken, die ik gewoon ben met je door te bren-
gen, moest de professor maar in zijn graf blijven en de
vader alleen voor je zichtbaar zijn. Ik houd nu college
bij mijn lieve Anna.
ANNA.
Ik hoop toch dat u begrijpen zal dat dit volstrekt
mijn bedoeling niet is geweest, papa! Het zou mij meer
passen van u lessen te ontvangen dan die aan u te wü-
len geven. U heeft ten onrechte mijn domheid als wijs-
heid beschouwd.
ALBINUS (drinkt.)
Wat de wereld als domheid beschouwt kan somtijds
de hoogste wijsheid zijn. Het gezond menschenverstand
is dikwijls genoodzaakt zich het hoofd met den narrekap
der zotheid te dekken, om tegen de stokslagen der los-
gebroken gekken, die bij menigte in de maatschappij
ronddwalen, beveiligd te blijven. Maar in ieder geval kan
ik met recht beweren, dat mijn wetenschap nuttig is
voor de menschheid, hetgeen met andere studievakken
-ocr page 69-
49
niet altijd in dezelfde mate het geval is. Hoeveel twist en
tweedracht wordt niet door de theologische faculteit in
het leven geroepen, waarvan ook onze geliefde hooge-
school ruimschoots haar deel heeft gehad.
ANNA (drinkt.)
En waarover hebben die twisten dan geloopen, papa?
ALBINUS.
Over allerlei zaken, te veel om op te noemen. Of de
stellingen van Descartes waarheid behelsden of niet; of
de faculteit der natuurkunde zich wel altijd aan de wijs-
begeerte van Aristoteles hield, die voor die lui een soort
van heidenschen kerkvader schijnt geweest te zijn. Van-
daar een voortdurend geharrewar tusschen Remonstranten
en contra-Remonstranten, tusschen Arminianen en Goma-
risten. En (met eenige warmte) mijn hemel, waarom was
het dan nog dikwijls te doen? Over de verklaring van
een kwalijk begrepen of een verkeerd gelezen bijbeltekst,
of soms nog wel over een enkel woord! Professoren wer-
den toen om hun ware of vermeende godsdienstige ge-
voelens, van hun ambt ontzet of in hunne werkzaamheid
geschorst. Dat is een treurige tijd geweest voor de Leid-
sche akademie. Men zou dit tijdvak de historia morbi
der Leidsche hoogeschool kunnen noemen. Wanneer zullen
de menschen toch eens gezonder beginnen te denken?
ANNA.
Maar dit is immers gelukkig al lang geleden, papa!
Zouden we daarom niet verstandig doen deze dooden te
laten rusten, die u waarschijnlijk niet zoo aan het hart
zullen liggen, als de anderen.
4
-ocr page 70-
50
albinus (drinkt).
Requiescant in pace, zeg ik u dan ook van harte na,
kindlief! Ik zal me daarom niet beijveren deze dooden
in \'t leven te behouden, zooals ik herhaaldelijk maar
vruchteloos met de stervenden beproefd heb, die mijn
hulp hadden ingeroepen. In die oogenblikken voelt men
eerst hoe onmachtig onze arme wetenschap is en hoeveel
er nog aan onze kennis ontbreekt.
ANNA.
Heeft u me laatst niet eens verteld, papa, dat u eigen-
lijk geen Nederlander is?
ALBINUS.
Dat is wel mogelijk, kindlief, want ik ben in Frank-
fort aan den Oder geboren, maar toch reeds op jeugdigen
leeftijd mot mijn vader naar Holland gereisd, waar ik een
nuttigen werkkring vind en waar ik me gelukkig en tevre-
den gevoel, zoodat ik dit land als mijn tweede vader-
land heb leeren liefhebben.
ANNA.
Herinner ik me goed, dat u voor een paar jaren
een beroep naar Halle ontvangen heeft?
ALBINl\'S.
Volkomen juist, maar de Staten hebben toen onmiddel-
lijk mijn inkomen verhoogd en mij, tot verligting van
mijn werkzaamheden, mijn broeder als lector toegevoegd,
zoodat ik me opnieuw aan de hoogeschool verbonden
heb, waaraan ik me zoozeer verknocht gevoel. De tijden
zijn voorbij, toen men aan professor Salmasius, bij een zijner
-ocr page 71-
51
uitspanningsreizen, een vloot tot geleide medegaf. Maar
dat was ook in de dagen van de opkomst onzer hooge-
school, toen de beroemde buitenlandsche geleerden door
groote aanbiedingen en eerbewijzen hierheen moesten
worden gelokt.
TWEEDE TOONEEL.
DIENSTBODE.         DE VORIGEN.
dienstbode (een pakje aan Anna overhandigend.)
Hier is een pakje voor u, juffrouw.
ANNA (het pakje aanvaardend.)
Is er ook gezegd van wien het komt?
DIENSTBODE.
Er is mij alleen gevraagd, of ik het u wou ter hand
stellen.
ANNA.
\'t Is goed. {dienstbode af.)
DERDE TOONEEL.
ALBINUS. ANNA.
ANNA (die het pakje op tafel plaatst.)
Ik ben nieuwsgierig wat het pakje inhoudt, want ik
verwacht niets, maar eerst zal ik papa nog eens in-
schenken.
-ocr page 72-
52
ALBINUS (tijdens Anna schenkt.)
Misschien is het iets dat je in een winkel gekocht hebt.
ANNA.
Ik ben vandaag niet uitgeweest.
ALIilNUS.
Dan heb je misschien iets bij een van je vriendinnetjes
laten liggen.
ANNA.
Ik weet me niet te herinneren wat dat zou kunnen
zijn (heeft inmiddels het doosje geopend en den bol uit het
vloeipapier losgewikkeld.)
Zie eens, papa, welke surprise
mij gestuurd wordt, die van het volgende briefje verge-
zeld is: [zij leest luid het briefje voor.)
„Uit eerbied voor de buitengewone talenten van
„uwen vader en niet minder getroffen door uw eigen
„bekoorlijkheden biedt een student der Leidsche Hoo-
„geschool, wien de bescheidenheid voorloopig ver-
„ biedt zijn naam te noemen, u nevensgaanden bloembol
„eener zeldzame hyacint (hyacinthus stellatus) als
„een gering blijk zijner hulde aan. Met de meeste
„hoogachting, uw dienstw. dien. X." (overhandigt
„den bol met het briefje aan haar vader.)
albinus (een oogenblik den bol onderzoekend.)
Maar dat is een gewone ui!
anna (ontsteld.)
Dat is dan een afschuwelijke hatelijkheid, papa! (spij-
tig)
Die meisjes in een akademiestad moeten soms heel
wat uitstaan.
-ocr page 73-
53
ALBINUS.
X is hier dus de onbekende grootheid of liever klein-
heid, die moet worden gezocht en ook wel zal worden
gevonden, met een weinig geduld en overleg, als hij zich
niet vrijwillig komt aanmelden. Misschien kan hier ook
een misverstand hebben plaats gehad. Kan het ook aan
een verkeerd adres zijn bezorgd?
ANNA (het adres op het doosje herlezend.)
Aan het adres ontbreekt niets!
ALBINUS.
Misschien heldert de zaak zich spoediger op dan we
verwachten. In ieder geval zou ik het maar niet te hoog
opnemen.
ANNA.
Vindt u het niet erg beleedigend voor me, papa?
ALBINUS.
Wie zou er genoegen in hebben, om een jong meisje,
die niemand iets in den weg legt, opzettelijk te grieven?
Je moet niet dadelijk het ergste van je medemenschen
denken. Als je nu maar verstandig genoeg bent daarover
niet met je vriendinnetjes te spreken.
ANNA.
Als ik zoo dom was, papa, zou het immers dadelijk
als een loopend vuurtje door de stad gaan en was mijn
goede naam voor altijd weg.
ALBINUS.
Aan die overdrijving herken ik weer mijn Anna.
-ocr page 74-
5-1
VIERDE TOONEEL.
DE DIENSTBODE (in de deur.)          DE VORIGEN.
DIENSTBODE.
Mijnheer Overduin wenscht bij professor te worden toe-
gelaten.
ALBINUS.
Verzoek mijnheer binnen te komen, {dienstbode af.) Is
hij reeds meer hier geweest?
ANNA.
Ik herinner me niet hem vroeger ontmoet te hebben.
VIJFDE TOONEEL.
OVERDUIN, ALBINUS, ANNA.
ALBINUS (tol Overduin, die voor den professor en zijn
dochter een beleefde buiging heeft gemaakt.)
Ga zitten, mijnheer Overduin, het is mij aangenaam
uw kennis te maken.
overduin (die inmiddels aan de theetafel heeft plaats genomen.)
Excuseer, professor, die eer is aan mij. Vindt u niet
dat het lang schraal weer blijft?
ALBINUS.
U wenscht zeker met me over uw examen te spreken?
OVERDUIN.
Dat is juist het voorname doel van mijn bezoek, pro-
fessor.
-ocr page 75-
55
ALBINUS.
Dat dacht ik wel. Ja, ieder student moet zelf weten
of hij zich voor het examen bekwaam acht. Een ander
kan moeilijk daarin beslissen.
OVERDU1N.
Maar als u me het examen aanraadt, zou dit voor mij
een groote geruststelling zijn, dit begrijpt u wel, professor.
ALBTNUS.
Dat begrijp ik heel goed, maar ik kan die geruststel-
lende verklaring onmogelijk geven, omdat me daarvoor
alle gegevens ontbreken. Op mijn colleges heb ik je wei-
nig gezien, maar daarom zeg ik nog niet dat je de noo-
dige bekwaamheden mist. Dat zal dan op het examen
moeten blijken.
OVERDUIN.
Dus zoudt u me bepaald ontraden het examen te doen.
ALBINUS.
Dat doe ik evenmin, maar in ieder geval zou ik u
aanbevelen de zaak nog eens in ernstige overweging te
nemen, eer u zich bij den dekaan der faculteit aanmeldt.
Overduin (tot Anna zich overbuigend.)
Mejuffrouw schijnt veel van hyacinten te houden?
ANNA (wantrouwend.)
Waarom zou mijnheer dit zoo graag willen weten?
OVERDUIN.
Uit nieuwsgierigheid, als u wilt.
-ocr page 76-
56
ANNA (op onverschilligen toon.)
Nu ja, ik houd veel van bloemen in het algemeen en
dus ook van hyacinten, (vinnig) maar voor de heeren
studenten schijnen die te duur te zijn.
ALDINUS (op norschen toon.)
Mijnheer vraagt naar den bekenden weg.
OVERDUIN (ter zijde.)
Nu krijg ik het met den professor aan den stok, dat
zal zoo gemakkelijk niet vlotten, want die is het exami-
neeren gewoon.
ALDINUS (gewichtig.)
Ubi rerum testimonia adsunt (met zijn pijp naar
de hyacinten verwijzend)
non opus est verbis. De im-
pertinente vraag door u aan mijn dochter gericht, is met
een pertinente bedoeling geschied, (op beslisten toon.) Erken
maar dat de bloembol, die straks hier bezorgd werd, van
u afkomstig is!
OVERDUIN (stotterend en verlegen.)
Als professor mij met alle geweld de bekentenis wil
afdwingen, zal ik maar bekennen dat u het geraden heeft
en dat die van mij afkomstig is. Ik hoop niet dat pro-
fessor het me kwalijk zal nemen (buigend.)
albinus (schijnbaar vertoornd.)
Die beleediging aan mijn dochter neem ik u ten hoogste
kwalijk mijnheer (met de hand driftig op de tafel slaand).
OVERDUIN (eenigszins ontsteld.)
Ik. begrijp niet dat u de zaak zoo hoog opneemt, pro-
fessor. (ter zijde.) Ik druip als een baksteen.
-ocr page 77-
57
ALBINUS.
Vertel me eens ronduit, is het een mislukte aardigheid
geweest en dus op zijn zachtst genomen een onhandig-
heid, of is het een domheid?
OVERDUIN (verwonderd.)
Geen van beiden, professor, het is een galanterie aan
uw dochter bewezen.
ALBINUS.
Dan schijnt uw kennis van de botanie nog niet heel
groot te zijn, want je zult me toch toegeven, dat een ba-
nale ui geen gracieus cadeau voor een jong meisje is?
ANNA (op vinnigen toon.)
Ik wist wel dat de studenten een grap een ui noemen,
maar ik dacht niet dat die heeren zulke letterknechten
waren.
OVERDUIN (verschrikt zijn stoel achteruitschuivend.)
Een ui zegt u, professor; (zenuwachtig) als u het zegt
zal het wel waar zijn, R oma locuta est! (terzijde.) Er blijft
mij geen andere uitkomst over, dan te bekennen dat ik
dom ben geweest, de verschrikkelijkste bekentenis, die een
student tegenover zijn professor kan afleggen. Ik sjees bij
mijn examen, (luid.) Maar ik verzeker u, professor, dat
ik hem van een vriend gekregen heb, die hem, in mijn
bijzijn, voor grof geld gekocht heeft.
ALBINUS.
Dat is niet edelmoedig van je, om je achter een
afwezigen vriend te verschuilen, die misschien zelf een
-ocr page 78-
58
slachtoffer van zijn lichtgeloovigheid geworden is. Waar
is dat ding dan gekocht?
OVER DUIN.
Bij baas Kobus te Noordwijk, professor, (ter zijde) Ik
geloof dat het zaak is den aftocht te blazen, (oprijzend
en luid)
Professor, ik wensch u niet verder in uwe bezig-
heden te storen, zoodat u me vergunnen zal te vertrekken.
ALBINUS.
Quibus, zou een betere naam zijn voor dien verloopen
bloemkweeker, die, omdat hij in bollen en knollen scha-
clicrt, zich verbeeldt een professor in de botanie te zijn,
en bovendien nog als een bedrieger bekend staat. Als je
weer in galanteriewaren handelt, laat je dan nimmer meer
(spottend) een knol voor een citroen, of, wat hetzelfde is,
een ui voor een bloembol in de hand stoppen. (Overduin,
na hoffelijke buiging, af).
ZESDE TOONEEL.
ANNA. ALBINUS.
ANNA.
Ik zal dien mijnheer Overduin ook eens een duinaard-
appel thuis sturen.
ALBINUS.
Dat zou heel onverstandig van je zijn, Anna; vooral
nu je weet, dat het niet zoo kwaad gemeend was en hij
een domheid gedaan heeft.
-ocr page 79-
59
ANNA.
Ik heb het ook maar voor de grap gezegd, papa, want
op het laatst had ik zelf medelijden met hem.
ALBTNUS.
Wat mij betreft, ik beschouw de zaak als minder grap-
pig en als een stillen wenk, om mij voortaan persoonlijk
wat meer met de studenten in verbinding te stellen. Wc
zijn tegenover hen te veel de mannen der wetenschap,
met den nimbus der geleerdheid om het hoofd, die ge-
woon zijn ex cathedra te doceeren en ex tripode te spreken.
Dat moet langzamerhand anders worden. De colleges
moesten eigenlijk worden afgeschaft en alles moest priva-
tissimum zijn. Een student moet zich zelfstandig leoren
ontwikkelen, ieder naar zijn eigen aard en aanleg, want
onze gaven zijn verschillend. Daarbij moet de professor
zijn vertrouwde raadsman zijn, die, als een behulpzaam
vriend, hem den weg in zijn boeken leert vinden. Dan
hadden de studenten het niet noodig hun toevlucht tot
dergelijke kunstmiddelen te nemen.
ANNA.
Waarom wordt die betere regeling dan niet door u in-
gevoerd, papa ?
ALBINUS.
Omdat dit niet alleen van mij afhangt en omdat het
klassikaal onderwijs, wat het college toch eigenlijk is,
bij de tegenwoordige inrichting onzer hoogescholen, voor-
loopig onmisbaar is.
-ocr page 80-
60
ZEVENDE T00NEEL.
BEDIENDE.         ALBINUS.         ANNA.
BEDIENDE (in de deur.)
Mijnheer Goldsmith wenscht den professor een bezoek
te brengen.
ALBINUS.
Je hebt zeker gezegd, dat wij thuis waren?
BEDIENDE.
Om u te dienen, professor.
ALBINUS.
Laat mijnheer dan maar binnen, (bediende af.)
ACHTSTE TOONEEL.
GOLDSMITH.         ALBINUS.         ANNA.
GOLDSMITH (die na hoffelijke buiging gaat zitten.)
Ik wensch te zien professor Albinus en miss (buiging)
Albinus, voor mijn vertrek van Leiden.
ALBINUS.
En wanneer is uw vertrek bepaald?
GOLDSMITH.
Ik vertrek morgen vroeg.
ALBINUS.
Hoe is Holland u bevallen?
-ocr page 81-
01
GOLDSMITH.
Well, ik graag lijden mag de Hollanders, very indus-
trious, very (met overtuiging) yes, they are.
ALBINUS.
En met welk doel werd ons land door u bezocht?
GOLDSMITH (met vuur).
Ik wilde zien de beroemde university van Leiden en
hooren den grooten Albinus.
ANNA.
Is u niet trotsch, papa, dat u in Engeland zoo be-
kend is?
albinus (tot Anna.)
Maar Boerhaave was het nog meer, kindlief. Aan Boer-
haave in Europa luidde het kort, maar veelbeteekenend
adres zijner brieven.
ANNA.
Zou dit geen sprookje geweest zijn, papa?
ALBINUS.
Mogelijk wel, maar in ieder geval is het toch een be-
wijs van zijn groote populariteit (tot Goldsmith). Maar
die hooggeroemde hollandsche vlijt zal toch geen natio-
naal monopolie zijn, zoodat die deugd ook wel in Enge-
land zal beoefend worden. Daarom spijt het me te meer
dat we niet meer met elkander in aanraking zijn geweest,
mijnheer Goldsmith, want mijn colleges zijn, geloof ik,
door u niet zeer druk bezocht geworden.
-ocr page 82-
02
GOLDSMITH.
Ik eigenlijk geen medical student hen, professor, ik
studeer cliaracter van land en volk.
ALP.INUS.
Dus is liet u meer om algemeene menschenkennis
en levenswijsheid te doen, mijnheer Goldsmith. Maar in
die vakken, waarin te Leiden geen college wordt gegeven,
kan u niet promoveeren met den eersten of tweeden
graad.
GOLDSMITH (met waardigheid.)
Noch te Leiden, nor anywhere else, je moet leeren
dat zelf, professor.
AI.WNUS.
Als u dat maar begrijpt, mijnheer Goldsmith. Non
scholae sed vitae discere is dus uw leus, als ik
u goed begrepen heb. Dat is zeker wel het hoogste,
maar het moeielijkste tevens. Er zal dan vooreerst nog
veel moeten worden aan- en later weer veel moeten
worden afgeleerd. Eerst moet er dus worden opgeteld en
dan worden afgetrokken, als de som behoorlijk sluiten
zal. Gij zult vele illusiën moeten prijsgeven, vele voor-
oordeelen uwer jeugd moeten overwinnen, vele harde levens-
ervaringen opdoen. De spreuk op den tempel te Delft „ken
u zelven" zal voortaan de uwe moeten worden. Gij zult
vroeg of laat leeren inzien dat ieder mensch een mikro-
kosmus of verkort begrip der geheele mcnschheid ver-
tegen woordigt. Hier geldt het pars pro toto. Er zal
dus (met nadruk) v i v i s e c t i o moeten geschieden, mijnheer
Goldsmith, in anima vi 1 i, een operatie die soms zeer
-ocr page 83-
03
pijnlijk zijn kan, vooral als ge wat kleinzeerig zijt uitge-
vallen on gevoelige zenuwen hebt.
goldsmtth (met waardigheid).
Ik weet dat alles, maar ik wil beproeven.
ALBINUS.
Als bet u gelukt, neem ik den hoed voor u af, anders
vrees ik dat gij een wrevelig mensehenhater zult worden,
of wat nog erger is reeds bij uw leven een afgestorven
lid der maatschappij zult zijn.
ANNA.
Maar een gestorven lid behoeft nog altijd geen ver-
loren lid te zijn, papa!
ALBINUS.
Vooral niet, wanneer het op liquor wordt gezet, zooals
ik gewoon ben te doen (lachend). Ik ben weer op het
college bij Anna. (tot Goldsmtth) Maar wat zijn uw
verdere plannen voor de toekomst?
GOLDSMITH.
Ik denk te gaan van hier naar Parijs en van daar naar
Padua.
ALBINUS.
Naar ik hoor, wordt ook de doctorale bul te Padua
niet gemakkelijk verkregen. Zou het niet in het belang
uwer studiën zijn u een tijdlang rustig aan dezelfde
plaats te binden, ten minste als het uw bedoeling is een
praktizeerend geneesheer te worden?
GOLPSMITH (met vuur).
Ik trachten wil een doctor van de ziel te worden om
-ocr page 84-
<;l
in het menschelijk hart te lezen and see, who commands
there, God or devil?
ALGINUS (dood-bedaard.)
Dan zal u eenvoudig vinden een mixtum compositum
van goed en kwaad (ter zijde). Hij streeft naar het hoogere,
terwijl het geringere nog niet in zijn bereik is. Hij wil
de binnenzijde van den mensch leeren kennen en weet
zich nog niet eens van diens uiterlijk samenstel behoorlijk
rekenschap te geven (luid). Zou u werkelijk denken, mijn-
heer Goldsmith, dat het reizen en trekken zooveel tot
verhooging onzer kennis bijdraagt?
GOLDSMITH.
Ik acht den reiziger, die land en volk studeert, om
zijn kennis te verrijken, want hij is een wijsgeer, maar
ik veracht den reiziger, die alleen adventures en nieuwig-
heden zoekt, want hij is een leeglooper. It all depends on
how you do it, professor!
ALI3INUS.
Ik hoor van mijn dochter, dat u ook dichten kan.
ANNA.
Yes, Mr. Goldsmith is a poet.
GOLDSMITH.
Niet zoo gemakkelijk te zijn een dichter, veel inspan*
ning, veel kennis, veel vaardigheid noodig, I have still
much to learn.
albinus (tot Anna.)
Het is opmerkelijk dat mijnheer Goldsmith een lief-
hebberijzaak, zooals de verzenmakerij toch eigenlijk in mijn
-ocr page 85-
65
oogen is, zoo ernstig opvat, terwijl hij met zijn eigen
studievak zoo luchthartig omspringt.
ANNA.
Dat zal zeker meer met zijn aard en aanleg strooken.
Laten wij er maar niet treurig om zijn, papa, want ge-
schikte dokters zijn er meer, maar goede schrijvers zijn
zeldzamer.
ALBINUS.
Wie behooren zoo al tot je vrienden?
GOLDSMITH.
Ellis is my best friend!
ALBINUS.
Met dezen vriend wensch ik je geluk, want Ellis is
een knappe, degelijke jongen, die later ruimschoots het
vertrouwen en de achting zijner medeburgers zal genieten.
Wien ken je nog meer?
GOLDSMITH.
Ik ken ook een ander, wiens naam is Molemans.
ALBINUS.
Dat is ook een ijverig medicus, die zijn zaken grondig
weet en er dan ook best zal komen.
GOLDSMITH.
En dan Mr. Overduin is ook a friend of mine.
ALBINUS.
Met dien ben ik minder ingenomen. Het is mogelijk
dat hij nog terecht komt, maar dan zal hij toch veel
moeten veranderen.
5
-ocr page 86-
60
anna {den ui toonend.)
Mr. Goldsmith must know something about that onion?
GOLDSMITH.
My splendid hyacinth you call an onion?
ANNA.
Papa told me so and what he says is always true.
GOLDSMITH.
Then I must beg pardon for my rudeness. It was
not my intention to insult you (ter zijde en den vuist
ballend).
Damn that Kobus, who has cheated me, I will
knock him down!
ANNA.
I believe you, Mr. Goldsmith.
GOLDSMITH (tot AlbinUS.)
Please professor, wees niet boos op mijn vriend, hij
niet schuldig is, maar ik ben. Ik heb bepraat hem dien ui
(zich haastig herstellend), l intend to say that would-be
hyacinth, te zenden aan uw daughter (ter zijde, heimelijk
den vuist ballend)
Damn that Kobus!
ALIHNUS.
Ik heb de zaak terstond niet ernstig opgenomen, maar
waarvoor heeft u het toch gedaan? Op één voorwaarde
wil ik u vergeven, dat u de mislukte aardigheid, zoo
mogelijk, door een betere herstelt.
GOLDSMITH (oprijzend).
Alleen voor de grap. En nu het compliment aan Miss
Albinus. 1*11 try to do in Dutch (na zich een oogen-
-ocr page 87-
67
blik bedacht te hebben). De professoren zijn de bollen en
hun daughters zijn de bloemen van die bollen, yes, they are.
albinus (eveneens oprijzend.)
Mijnheer Goldsmith, ik hoop dat het u goed mag gaan
en dat je voortaan de zaken wat ernstiger mag opnemen,
want tot nog toe heeft u, geloof ik, nog niet veel meer
dan kattekwaad en guitenstreken uitgevoerd. Het zou
jammer zijn van je groote vermogens. Uw dienaar, mijn-
heer! (beleefd buigend).
goldsmith (met warmte.)
No, professor, I am not of your opinion. Wijn die niet
gegist heeft, nooit zal zijn helder, always muddy.
albinus (ter zijde.)
Nu hij met den wijn begint, zal het maar zaak zijn voor
goed te eindigen, (luid) Mijnheer Goldsmith, uw dienaar!
(nog eens beleefd buigend).
anna (oprijzend.)
Now you are going to leave us Mr. Goldsmith, I must
acknowledge your lessons have always been very instruo
tive and interesting.
goldsmith (hoffelijk buigende tegen Anna en nog
eens tegen Albinus.)
Thanks for your kindness, too much honour, indeed!
-ocr page 88-
08
ACHTSTE TOONEEL.
ALBINUS.           ANNA.
AI.BINUS.
Die engelsche student heeft bepaald indruk op mij ge-
maakt (hartelijk lachend.) Dat voorval met dien ui zal ik
mijn leven lang niet vergeten. Laat ons trachten dezen
beweeglijken vlinder voor een oogenblik met het pincet
der gedachte vast te houden en met het lancet eener
logische redeneering, door een anatomische analyse van
zijn trillend hart, de diagnose der zielsziekte van dezen
jeugdigen lijder te geraken. (Hij haalt een brief uit
zijn zak, dien hij vluchtig inziet en waarvan hij ver-
volgens de helft afscheurt en schrijft met een potlood, dat
hij uit zijn vestjeszak haalt, het volgende.)
Mihi constat,
hij is excentriek, vulgo abnormaal. Quaeritur; is hij nu
meer of minder dan een ander? Hel zuiver alcoholgehalte
van gistenden wijn kan niet chemisch nauwkeurig bepaald
worden. Ergo in dubiis abstine. De tijd moet het leeren
(met nadruk.) Non liquet! (luid lachend.) Ziedaar het
gewone eindresultaat onzer redeneeringen over het inner-
lijk wezen van den mensch. Het eene vraagteeken wordt
door het andere vervangen. Er is een grens, waar de
menschelijke wijsheid eindigt en een hoogere begint. Dit te
willen erkennen, kan misschien als de hoogste mensche-
lijke wijsheid gelden. Waar men het wezen der dingen
niet kan doorgronden, werpt men zich op den vorm.
Maar hier zou ik het met mijn collega\'s in de theologie
aan den stok krijgen, of zouden soms ook de medici te
veel bij de uiterlijke verschijnselen blijven stilstaan?
-ocr page 89-
69
ANNA.
Mijnheer Goldsmith heeft zich ook tegenover mij altijd
zeer gentlcmanlike gedragen, papa! (ter zijde) Maar papa
is zoozeer met zich zelven bezig, dat hij mij niet schijnt
te hooren. Zou hij misschien weer over den toestand van
een ernstige zieke nadenken?
ALDINUS (afgetrokken.)
Kom kind, \'t wordt tijd dat ik weer naar mijn studeer-
kamer ga, want ik heb van avond reeds te veel tijd ver-
praat (Slaat hel boek dicht, dat hij onder den arm neemt,
terwijl hij, in gedachten verdiept, zich langzaam verwij-
dert.)
Aardig volkje, die studenten, dwazer heb je het in
je leven niet gezien, dom en knap te gelijk. Wonderlijk,
wonderlijk! \'t Gaat helaas dikwijls op intellectueel als op
materieel gebied. De grootste kapitalen liggen renteloos
of worden doelloos verkwist, terwijl de middelmatigen
rijke vruchten dragen voor het leven, (af.)
EINDE VAN HET DERDE TAFEREEL.
-ocr page 90-
VIERDE TAFEREEL.
EERSTE TOONEEL.
Hetzelfde vertrek uit het eerste tafereel.
OVERDUIN (in zijn slaaprok aan de schrijftafel.)
De grap van dien uienboer heeft een leelijken bijsmaak,
die mij nog lang zal bijblijven. Je begrijpt dat Albinus,
na die beleediging aan zijn dochter, me negeren zal (met
een zware stem)
en van je welste ook! De hyacinthus
stellatus, die zoo prachtig beloofde op te gaan, is een
verschietende ster geworden, of\' liever een dwaallicht, dat
me in den modder gevoerd heeft. Als ik nu ooit door
mijn examen zal komen, moot ik bepaald knapper wor-
den dan Albinus. Ik mag geen enkel oogenblik verliezen.
Werken dus maar, jongens, werken, totdat je er dood bij
neervalt! (plaatst de beide handen onder hel hoofd, als
in diepe studie verdiept. Er wordt zucht aan de deur
geklopt.)
Binnen!
-ocr page 91-
71
TWEEDE TOONEEL.
OVERDUIN.         MOLEMANS.
MOLEMANS (de hand reikend aan Overduin, die hem inmiddels is
tegemoet getreden, terwijl beiden aan de tafel plaats nemen.)
Zit je weer aan \'t werk? Nu zou ik haast gaan ge-
looven, dat het je met je examen ernst begint te worden.
OVERDUIN.
Zeg eens Molemans, geloof jij ook niet dat Boerhaave
knapper geweest is dan Albinus?
MOLEMANS.
Een gekke vraag, die je me daar doet en waarop ik
voorloopig het antwoord moet schuldig blijven. Wij stu-
denten laten ons te veel door onze sympathieën en anti-
pathieën leiden, we zijn te veel geneigd aan onze indruk-
ken en opwellingen toe te geven, om een billijk oordeel
te kunnen uitspreken. We willen zoo degelijk en onaf-
hankelijk zijn en toch wordt er misschien nergens zoo
zeer op uiterlijkheden gelet als juist bij ons.
OVERDUIN.
Dat is een natuurlijk gevolg van onzen leeftijd, en
waarom zouden we niet als ieder ander, onze eigene op-
vatting en meening mogen hebben?
molemans (eenigzins warm.)
Daartegen bestaat ook geen bezwaar, maar wel om
over personen en zaken, die we niet of slechts gebrekkig
kennen, een beslissend oordeel te willen uitspreken. We
hebben over het algemeen nog te weinig geleerd, om
het wezen van den schijn te onderscheiden en zijn daar-
-ocr page 92-
72
door geneigd hot een met het ander te verwarren. Wan-
neer iemand eenig werk van zijn toilet maakt, krijgt hij
onmiddellijk don scheldnaam van een aristocraat, alsof dit
niet meer een richting van den geest is. Ziet iemand bij
ons een boek op tafel liggen van een studievak, dat hem
vreemd is, dan ben je onmiddellijk een specialiteit in dat vak!
We beoordeelen de bekwaamheden onzer studenten, volgens
den gebrekkigen maatstaf der drie akademische graden,
alsof ieders kennis een quotiënt is, dat regelmatig, zon-
der eenige overblijvende fractie, door het heilig \'getal van
drie kan gedeeld worden, en we deinzen zelfs niet daar-
voor terug de kennis onzer professoren te wegen.
OVERDUIN.
Ik blijf volhouden (met de hand op de tafel slaand)
dat Boerhaave knapper is dan Albinus!
HOLEHANS.
Sic volo, sic jubeo, stat pro ratione voluntas, ziedaar
jou redeneering. Je kunt wel beweren dat de maan meer
licht geeft dan de zon, maar daarom geloof ik het nog
niet. Ik wil niet uit de hoogte beslissen, zie je, of Boer-
haave niet een veelzijdiger genie is geweest dan Albinus,
waartoe me trouwens de kennis ontbreekt, vat je, maar
dit weet ik wel (met klimmende warmte) dat de man,
die een der grootste anatomisten van zijn eeuw is, die
tevens als een der grondleggers van de vergelijkende
anatomie beschouwd wordt, die bij zijn leven door Boer-
haave op een wijze geprezen werd, zoo als hij het nooit
mij en nog veel minder jou zou gedaan hebben, genoeg
kennis bezit, om ons iets van zijn overvloed te kunnen
mededeelen.
-ocr page 93-
73
OVERDUIN.
Brr, wat sla je weer door, ik dacht niet dat je de
zaak zoo hoog zoudt opnemen! Je vergeet dat je vroeger
even oppervlakkig Goldsmith beoordeeld hebt, als ik nu
Albinus doe.
MOLEMANS.
Je hebt zeker iets met Albinus gehad, dat je me die
vraag doet, maar dan is het ook zeker je eigen schuld
geweest.
OVERDUIN.
Ik zal je maar de zaak vertellen, eer je die misschien
van anderen hooren mocht, hoewel ik van te voren weet
dat je me daarom hartelijk zult uitlachen. Ik heb name-
lijk weer een groote dwaasheid of onhandigheid gedaan,
zoo als je het noemen wilt.
MOLEMANS.
Dat zou de eerste niet geweest zijn en zal ook waar-
schijnlijk niet de laatste zijn.
OVERDUIN.
Misschien herinner je nog dat ik van middag met Gold-
smith ben achtergebleven, toen je met Ellis de duinen
nebt beklommen?
MOLEMANS.
Zeker weet ik dat nog.
OVERDUfN.
Toen heeft die slimme Engelschman me weten te be-
praten, om een van de hyacintenbollen, die hij gekocht
had, aan de dochter van Albinus te sturen, om hem op die
wijze gunstig jegens mij te stemmen bij mijn aanstaand
examen.
-ocr page 94-
74
MOLEMANS.
Dat je het op den raad van een ander hebt gedaan,
maakt de zaak in mijn oogen nog erger.
OVERIH\'IN.
Maar het ergste komt nog. De slimme Goldsmith heeft
zijn meester gevonden in den slimrneren Kobus, die hem
tegen grol\' geld een ui voor een bloembol in de hand
heeft gestopt. Ik denk er over om dien vent als bedrie-
ger te laten vervolgen.
molemans (luid lachend.)
Dat is zeker al een heele slimme zet geweest, en den
boer vervolgen, zoude een tweede, haast nog grooter dom-
heul zijn dan de eerste, om de groote ruchtbaarheid,
die de zaak dan zou krijgen. In ieder geval zou hij dan
nog door Goldsmith en niet door jou moeten worden ter
verantwoording geroepen en ik betwijfel of die daartoe
zal overgaan, nu hij op het punt staat te vertrekken.
Moge het een les voor je zijn, om je leven voortaan wat
ernstiger op te vatten.
OVERDUIN.
Maar vin-je dan dat ik zoo luchthartig ben? Je ver-
geet bovendien dat velen zich eerst na hun akademietijd
ontwikkelen.
MOLEMANS.
Als je daar nu al op rekent gebeurt het zeker niet,
maar bovendien hebben is hebben en krijgen is de kunst.
OVERDUIN.
Je bent vandaag zwaar op de hand; ziedaar alles wat
ik antwoorden wil.
MOLEMANS.
Zoo zou ik nog op honderd andere zaken kunnen wij-
-ocr page 95-
75
zen. Zoo zal je me moeten toegeven dat een ernstig
medicus geen skelet zoo potsierlijk zal uitdossen, als
uw hooggeleerde dat doet. Daar heb je (naar het wapen-
rek ivijzend)
dat speelgoed boven de deur, dat zijn nut
had in den tijd, toen de studenten met degen en pistool
op straat rondwandelden en de duellen aan de orde van
den dag waren, zoodat je het aan je eigen corpus verplicht
was zelf met een scherpe lat uit te gaan. Nu de Staten
aan dien wanordelijken janboel een einde hebben gemaakt,
is het vrij schuldeloos speeltuig geworden, waarmee je, wel
is waar, niets dan tijd doodt, maar die juist beter kon besteed
worden. Je kan beter met de floret dan met de lancet omgaan
en toch is dit laatste het echte wapen van den medicus.
OVERDUIN.
Het is of je den professor op het college hoort! Het
skelet is die gekroonde dood, het symbool van ons aller
leven!
MOLEMANS.
Waarom kies je dan geen ander vak als je geen roe-
ping gevoelt voor de medicijnen. De beoefening der ge-
neeskunde eischt een ernstige toewijding van den geheelen
mensch, want vergeet niet dat de toepassing geen leven-
looze zaken, maar het leven van je medeburgers geldt!
Word dan liever een bespiegelend wijsgeer, die op een
goeden dag ons precies zal weten uit te leggen, hoe toch
eigenlijk het scheppingsplan in elkaar zit!
OVEBDUIN.
Dat praatje begint door zijn ernst vervelend te worden.
Van iets anders gesproken, weet je ook of Goldsmith/eeds
vertrokken is of niet? (Er ivordt aan de deur geklopt.)
-ocr page 96-
76
MOLEMANS.
Ik zou het je niet kunnen zeggen, misschien dat hij
(Ellis bespeurend) het beter zal weten.
DERDE TOONEEL.
ELLIS.        MOLEMANS.        OVERDUIN.
OVEBDUIN.
Weet je ook of Goldsmith er nog is?
ellis (na vriendschappelijke handreiking aan beiden.)
Goldsmith zal zijn hier in een oogenblik.
OVERDUIN (nadat allen aan de tafel hebben plaats genomen.)
Weet je ook, waarheen hij voornemens is van hier te gaan?
ELLIS.
Hij denkt te gaan naar Parijs en van daar naar Padua.
molemans (gewichtig.)
Ik hoor dat het medisch onderwijs daar uitstekend
moet zijn.
overduin (gewichtig.)
Ze willen wel zeggen dat het nog beter dan te Leiden is.
ELLis (met warmte.)
Nonsense, all nonsense. Ik ben geweest daar. Padua
een sombere, donkere stad. Italianen morsig en lastig volk,
always quarrelling, Leiden much better, in every respect.
MOLEMANS.
Dat doet me altijd goed, den lof onzer akademie door
een vreemdeling te hooren verkondigen. Een profeet is
meestal in zijn eigen land niet gevierd. Ik heb ook hoo-
-ocr page 97-
77
ren beweren dat de lokalen in Padua slecht zijn. In de
snijkamer moet over dag licht branden.
OVERDUIN.
En dan hoor ik dat de sectiëp daar met godsdienstig
ceremonieel geschieden. Na afloop der operatie, wordt het
cadaver plechtig begraven, waaraan de geheele medische
faculteit deel neemt.
MOLEMANS.
Dat zou iets voor jou zijn. Hier gaat dat alles leuker
in zijn werk. (Er wordt aan de deur geklopt.)
VIERDE TOONEEL.
GOLDSMITH (met een klein valies in de hand, dat hij
op een stoel plaatst.)
de vorigen.
OVERDUIN (nadat Goldsmilh allen de hand heeft
gereikt, tot Goldsmith.)
Wij hebben samen nog wat uit te maken.
GOLDSMITH.
Damned hyacinth, damned Kobus! (den vuist ballend)
we have been fools and blockheads all together.
OVERDUIN.
Jij kan er gemakkelijk over spreken, want jij gaat toch
weg, maar voor mij, die hier moet blijven en zijn exa-
men moet doen, kunnen de gevolgen ernstiger zijn. Mijn
, carrière kan er meê gemoeid zijn.
GOLDSMITH.
Ik heb alreeds de zaak geregeld bij den professor, it
will not harm you.
molemans (tot Goldsmith.)
Hoeveel geld heb je nu nog om de reis te beginnen?
-ocr page 98-
78
goldsmith (één goudstuk uit zijn zak halend.)
Only this, one guinea, and what you see there. (Naar
zijn valies ivijzend.)
Ik heb verkocht mijn andere kleederen,
om mijn schulden te betalen.
OVERDUIN.
Daarmee zal je niet ver komen in de wereld. Als
Simonides zou je ook kunnen zeggen: o m n i a mea
mecuin porto.
ELLIS.
Goldsmith heeft een goeden kop (op zijn hoofd wijzend),
dat \'s beter dan geld in den zak.
MOLEMANS.
Hoe denk je de reis te doen?
GOLDSMITH.
Per pedes apostolorum (op zijn beenen wijzend), op mijn
eigen beenen.
OVERDUIN.
Dat is zeker wel de goedkoopste manier, dan kan je
tevens naar hartelust aan je peripatetisch genot botvieren.
ELLIS.
Ik geloof de beste manier te studeeren character van
land en volk.
MOLEMANS.
En wat zal je beginnen als dat beetje geld is uitgeput?
GOLDSMITH.
I am in the possession of a charm to gain as much
money, as I want.
OVERDUIN.
Dien tooverstok, waarmede je de boeren en burgers het
geld uit den zak klopt, zou ik wel eens willen zien.
-ocr page 99-
79
goldsmith {gaat naar zijn valies en haalt daaruit
een fluit te voorschijn.)
Look here, in this way! [nadat hij eenige maten ge-
blazen heeft, diep buigend, met den hoed in de hand, met
diepbewogen stem.)
Messieurs, mesdames, pour 1\'amour de
Dieu, ayez pitié d\'un pauvre diable de musicien ! (den hoed
op het hoofd drukkend, de fluit onder den arm nemend
en verheugd in de handen klappend)
that will do! all right!
MOLEMANS.
Dat wordt nu voortaan zijn os Tibia, waarmee hij
zich nu vermaken zal! Schaam je je niet, op die wijze,
als een vagebond langs den weg te zwerven, een leêglooper
en nietsdoener te worden!
GOLDSMITH.
Yes, I am a vagabond, — but a philosophical
(den vinger aan den neus leggend) o n e you, see, that\'s the
difference!
overduin (die onmiddellijk na de voorstelling van Goldsmith,
in de zijdeur verdwenen is, van waar hij met een
flesch wijn en glazen terugkeert, die on-
middellijk gevuld worden.)
Laten we tot afscheid nog eens ons geliefdkoosd Io
vivat aanheffen!
koor (waarbij Goldsmith op de fluit begeleidt.)
Amici semper floreant,
Osores nostri pereant,
Io vivat, Io vivat,
Nostrorem sanitas!
Jam tota academia
Nobiscum nm.it gaudia,
Io vivat, Io vivat,
Nostrorum sanitas!
(Allen reiken aan Goldsmith de hand tot afscheid, die zich
langzaam verwijdert.)
-ocr page 100-
80
OVEROUD) (tot Goldsmith.)
Pas op als je van Leiden kwaad spreekt, dan zoeken
we je op, waar je ook zitten mocht.
GOLDSMITH (in theatrale houding voor de deur.)
Civis academicus lugduno-Batavus sum ! (verivijdert zich,
op de fluit spelend, waarvan het geluid allengs verzwakt.
Allen blijven aandachtig luisteren.)
OVERDUIN.
Een ongewoon mensch is uit ons midden weggegaan!
MOLEMANS.
Je zal zien, dat van dien kerel weinig terecht komt,
van wien zijn familie nog veel schande kan beleven.
ellis (op beslisten toon.)
He will make his way in the world, to be sure!
OVERDUIN.
Wij vergeten dikwijls te veel, dat we allen nog da-
gelijks van elkander kunnen leeren, want de beste
hoogeschool blijft toch altijd het rijke en volle men-
schenleven.
EINDE.
*Cfc
-ocr page 101-
•jfeW:
f
?**
.1