-ocr page 1-
r
te r-
J^
&
vVs 5 3
• v . "!• - i ,. .• . * • i, .\'Ai e          ^f* y
; f\\\'-
^ H&K            V V ï >lj?%*-                     i                                              \' Ut
i
!
I
-ocr page 2-
Y*^Y*\\ \\01>6*?
293
hsesu
-ocr page 3-
TUIOTOEKJE VOOR IEDEREEN.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
6
Tuinboekje voor Iedereen
BEKNOPTE AANWIJZING
elke Maand in den Moes- en Bloemtnin, Boomgaard, Oranjerie,
Bloemkas en Kamertnin te verrichten valt.
Naar de 25» Engehche uitgave voor Nederland bewerkt en met
praktische opmerkingen vermeerderd
R. C. AFFOURTIT, Jzn.,
Bloemist te Utrecht.
Vijfde vermeerderde en verbeterde druk.
ZWOLLE. — W. E. J. ÏJEENK WILLINK.
187 5.
-ocr page 6-
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
A06000007405743B
0740 5743
-ocr page 7-
VOORBERICHT.
Het buitengewoon gunstig onthaal, aan dit werkje in Engeland,
Duitschland, en aan de vier vorige drukken er van hier te lande te
beurt gevallen, levert een voldingend bewijs op, dat het in eene drin-
gende en algeineeue behoefte voorziet.
Het is dan ook op aanhoudende aanvrage van onderscheidene kanten,
dat ik, na den geheelen uitverkoop van den eersten, tweeden, derden
en vierden druk, volgaarne tot dezen vijfden druk overging, dien de
vertaler nog wel eens geliefde te herzien, te verbeteren en te vermeer-
deren. Zeker bestaan er grootere, uitgebreider en meer omvattende
boeken over Tuinbouw, Warmoezerij en Bloemteelt dan dit werkje;
doch juist om zijne beknoptheid, voldoet het zóó zeer op praktische
wijze; de belangrijkste fouten en de voornaamste oorzaak van mislukten
tuinbouw zijn meestal aan het vergeten of te laat verrichten van nood-
zakelijk vereischtc werkzaamheden op den juisten tijd toe te schrijven.
Daarom, zoek in dit werkje geene uitvoerige voorschriften, maar
herinneringen van hetgeen er maandelijks te verrichten valt, in den
Moes- en Bloemtuin, in de Oranjerie eu Bloemkas. Er dient echter
op gelet te worden, dat er evenwel omstandigheden plaats grijpen, die
cenigc wijziging in de gegeven voorschriften noodzakelijk kunnen maken.
Wij bedoelen vooral de weersgesteldheid, die telken jaren niet eene
en dezelfde is, maar, zooals elkeen weet het eene jaar bij het andere
zeer veel kan verschillen. Ten dien einde behoort men er zich niet
enkel toe te bepalen om de voor elke loopende maand aangewezen
-ocr page 8-
werkzaamheden alleen na te gaan, maar men moet tevens die van de
voorgaande, zoowel als van de volgende, vergelijken. Vooral moet
dit in de eerste voorjaarsmaanden met betrekking tot de voorafgaande
maand veel menigvnldigcr geschieden.
Wie dezen wenk opvolgt, zal, hieraan twijfelen wij geenszins, aan
dit tuinboekje bij elke voorkomende gelegenheid eenen getrouwen gids
hebben en instemmen met de woorden van een uitstekend Nederlandsch
landhuishoudkundige en zeer bevoegd beoordeelaar over Tuinbouw,
die er van verklaarde: Dit tuinboekje is een waar vade-mecum voor
menig tuinman en voor eiken particulier die zijnen moes- en bloem-
tuin zelf beheert.
-ocr page 9-
Eerste Af deeling. .
DE MOESTUIN.
JANUARI.
Wanneer de grond met sneeuw bedekt is, valt er in de
open lucht weinig te doen. Men besproeit met de verza*
melde gier de bedden, waarop men spinazie, rapunzel en
kervel gezaaid heeft, doch staakt ook dit werk, wanneer
er geen genoegzaam hooge sneeuw ligt, zoodat er zich door
dit besproeien eene ijskorst boven de jonge planten zoude
vormen.
Daarentegen verricht men zijne werkzaamheden in huis en
in den kelder. Men verzamelt de afgesneden kroonen van
den mierikwortel voor nieuwe aanplantingen; zuivert de in
den kelder bewaarde groenten van verflenste en aangesto-
ken bladen, en legt ze daarna op eene afzonderlijke plaats,
om haar het eerst te verbruiken; begiet slechts matig de
zoodanige die beginnen te verwelken; gebruikt die welke
te sterk uitloopen; vangt de muizen; opent, indien de lucht
te bedompt wordt, en er van de indringende koude niets
te vreezen is over dag de keldergaten; ziet insgelijks de
kuilen na, of er ook rotting plaats heeft of zich muizen
vertoonen; neemt zorgvuldig de verrotte en aangestoken
bladen van de winterand ij vie weg; zuivert de zaden en hangt
-ocr page 10-
8
D E MOES T L\' 1 N.
ze vervolgens in linnen zakjes aan luchtige plaatsen op,
terwijl men er strookjes papier met den naam en het jaar,
waarin zij verzameld zijn, aan bevestigt; voorziet zich van
zoodanige alsnog ontbrekende zaden, die in het voorjaar
moeten gebruikt worden, opdat, wanneer dit vroegtijdig in-
valt , men niet daarom verlegen rake; Tjrengt voornamelijk
ook die zaden in gereedheid, welke mogelijk reeds in i"e-
bruari (zie Februari) kunnen gebezigd worden; herstelt de
tuingereedschappen, smeert de ijzeren spaden, bijlen, schof-
fels, harken, enz. met vet in, om ze voor roesten te be-
veiligen; rijdt of kruit mest op die plaatdSn, waar men
dien later noodig heeft; maakt voorbereidingen tot het aan-
leggen van broeibakken door de kistingen te herstellen, de
ramen en matten na te zien en zoo noodig te herstellen en
de aarde uit de bakken te graven; soms legt men die ook
reeds aan (zie Februari), ingeval men mest genoeg heeft,
om dezen bij lang aanhoudende vorst behoorlijk op nieuw
te kunnen aanbrengen; ook houdt men de glazen der ramen
droog, opdat zij niet door de opstijgende dampen dof wor-
den. Dit dient ook voornamelijk te geschieden, omdat
de door de hitte der broeiing van den mest veroorzaakte
dampen zich van binnen tegen het glas aanzetten, aldaar
door de koude verdikken, en door inwerking der zonne-
stralen wederom in droppels naar beneden vallen, waardoor
de planten dikwijls grootelijks benadeeld worden, beginnen
te kwijnen en sterven. Ten einde dit zooveel mogelijk
voor te komen, laat men, indien het niet al te koud is,
de buitenlucht in de bakken dringen, door deze aan dien
kant waar de wind er niet op staat, een weinig te openen.
Het spreekt van zelf, dat dit op het midden van den dag
moet geschieden, en men de ramen reeds vroegtijdig in
den namiddag met matten behoort te dekken.
-ocr page 11-
9
J A N U A It I.
Is de grond niet met sneeuw bedekt, dan kan men
buiten reeds meer bezigheid vinden. Men neemt selderij,
mierik- en suikorwortels, rapunsel, prei uit den grond; dekt
de planten, die blijven staan, met blad, opdat zij niet door
de al te snelle afwisseling van warmte en koude aangetast
en benadeeld worden; zet de opgenomen knolgewassen,
die men niet spoedig verbruiken kan, in don kelder in zand,
verder bedekt men de artisjok-bedden met eene laag mest;
drukt de in den nazomer verplante gewassen, ingeval zij
door de vorst omhoog gewerkt zijn, zachtjes weder aan;
dekt insgelijks de aspersiebedden, die nog niet daarvan
voorzien zijn, met mest; beveiligt de in don open grond
staande groenten tegen hazen, konijnen, muizen enz.; geeft,
wanneer de koude toeneemt, aan de in kuilen bewaarde
gewassen eene meerdere dekking, en neemt deze bij zacht
of dooi weer, mits zorg dragende, dat er geene vochtig-
heid binnen dringe, tegen den middag gedurende 2—3 uren
weg. Voorts brengt men mest op het veld , gaat met het
omspitten voort, zoo dit in den herfst niet voleindigd is,
opdat de omgespitte grond nog uitvriezen en daardoor
vruchtbaar gemaakt kan worden; zoekt bij het omspitten
alle wormen en maskers op, doch laat het omgespitte on-
geharkt liggen, om aan de lucht meer toegang te verlee-
nen; ook zet men wel aardbeien in potten, om ze in den
broeibak te plaatsen, hoewel het verkieslijker is, dat men
dit omstreeks half September doet, aangezien de jonge
planten dan goed in de potten beworteld, dus sterker en
beter geschikt zijn om getrokken te worden.
Bij gunstig weer kan men in de laatste helft van Janu-
ari sommige zaden in den grond brengen, die reeds in
den herfst hadden behooren gezaaid te worden, zoo als
\' spinazie, zomer-andijvie, lepelkruid, tuinkers, kervel, vroege
-ocr page 12-
10                                       DE MOESTUIN.
wortels, uien, dunsel, gewone peterselie en peterseliewortel,
suikerwortels, pastinaken, boonenkruid, enz. Zooveel moge-
lijk zaaie men dit alles op eene warme standplaats, b. v.
op bedden voor schuttingen, die tegen het zuiden staan.
Ook kan men nog aspersie-zaad zaaien. Insgelijks beproeve
men reeds groote boonen en vroege erwten te leggen. Bij
zachte winters kan men deze laatste in bakken op eene
warme plaats eerst uittrekken, en alsdan tegen kleine
schuttingen verplanten, alwaar men ze met biezen-matten
tegen de koude dekt; hierom verkiest men daartoe ook
laagbloeiers. Het gezaaide bedekt men met jonge rijzen
of korte mest. Bij vele der opgenoemde gewassen, voor-
namelijk bij de boonen en erwten, is de oogst wel is waar
afhankelijk van het daarop volgende gunstige en zachte
weder; bij het mislukken verliest men echter alleen zijne
moeite en het zaad of de plantjes, die door andere ver-
vangen kunnen worden; gelukt het daarentegen, zoo als
dikwijls bij niet al te strenge winters gebeurt, dan heeft
men die groenten ook eenige weken vroeger, dus op een
tijd, waarin er over het algemeen nog gebrek aan is.
Ook kunnen in deze maand op rabatten tegen zuidelijk
gelegen heiningen of muren, zoogenaamde weeuwtjesplan-
ten van bloemkool of kropsalade gezet worden onder gla-
zen klokken, doch men drage zorg deze bij strenge vorst
behoorlijk te dekken en bij gunstig weder te luchten. Men
vergete ook niet de selderij aan te aarden, om die geel te
doen worden! Tot het winnen van zaad, plante men kool,
rapen, wortels, enz. tegen schuttingen. Ten einde vroeg-
tijdig aardbeien van den kouden grond te hebben, omringe
men de bedden met eene dikke laag paardenmest, legge
glasramen over dezelve en dekke die bij vorst met matten.
Tot het broeien van vroege meloenen, salade en radijs
-ocr page 13-
FEBBUARI.                                       11
brenge men eenige bakken in gereedheid, of bereide ten
minste alles voor, om ze in de volgende maand te kunnen
gebruiken.
FEBRUARI.
In Februari levert de moestuin reeds meer bezigheden
op; hetgeen in Januari niet is kunnen volbracht worden,
wordt in deze maand verricht, om welke reden men thans
nog eens de werkzaamheden voor de vorige maand opge-
geven, moet nagaan. Men make met allen ijver gebruik
van de zich voordoende schoone dagen, omdat later lich-
telijk wederom eeno ongunstiger weersgesteldheid kan
invallen, waardoor het werk belemmerd wordt.
Men legge broeibakken aan, en wel derwijze, dat zij den
geheelen dag zon hebben, doch aan de noordzijde door
gebouwen, heggen, muren, heiningen, enz. gedekt zijn;
men kieze daartoe voedzame, krachtige, verteerde blad-
aarde, bij voorkeur van eiken of linden, met een weinig
mest vermengd, en tot broeiing verschen paardenmest.
Over laatstgenoemden moet eene genoegzaam dikke aard-
laag heen gebracht worden, opdat de wortels der planten
den mest niet kunnen raken. Zoodra het mestbed eenigszins
gezakt en niet meer te heet is, na verloop van 5 ïi 7 dagen,
zaait men daarop zoodanige planten, die men vroeg wenscht
te hebben, bijv. radijs, salade, selderij, bloemkool,
meloenen, augurkjes, lage snijbooncn , enz.
In drooge tuinen en bij zachte weersgesteldheid maakt
men de bedden gereed; zaait spinazie, kervel, peterselie,
suikerwortels, gele peen, pastinaken, bieslook, lepelkruid ,
latuw, dunsel, uien, prei en andere soorten van look,
-ocr page 14-
12                                        DE MOEST ÜIN.
salade, koolzaad. Nogtans drage men zorg genoegzaam
zaad over te houden, om, indien het gezaaide mocht
mislukken, het zaaien in de eerstvolgende maand te knn-
nen hervatten. Tuinkers, kervel en peterselie zaait men
het voordeeligst op rijen; witte kool en kruikooi kunnen
met voordeel op de sneeuw gezaaid worden, waarna men
over het gezaaide hoendermest of guano strooit, doch zeer
dun. Alsdan groeien de planten spoedig op, en hebben
niet van de aardvlooien te lijden. Men kan ook nog as-
persies zaaien. Ook verplant men kool, uien, prei, enz.
om zaad te winnen.
Laag groeiende erwten moeten thans in krachtige, reeds
in den herfst omgespitte aarde, doch diep gelegd worden;
later herhale men alle veertien dagen of drie weken het
leggen van erwten, ten einde langen tijd van doperwten
voorzien te zijn; ook groote- of tuinboonen legt men thans.
De vroeger in een bakje gezaaide peulen en erwten kan
men nu, wanneer zij sterk genoeg zijn, op warm gelegen
bedden, bijv. tegen schuttingen, verplanten, en ze tegen
de vorst beschutten, door er ruig getakte boonenstaken ot
erwtenrijs tegen te plaatsen. Die, welke men op deze wijze
reeds in de vorige maand geplant heeft, doch wellicht door
koude of een of ander toeval mislukt zijn, vervange men
door nieuwe planten. Heeft men in de vorige maand aard-
appelen in een warmen bak gepoot, dan kunnen deze
mede uitgeplant worden, zorg dragende, de uitspruitsels
zoo min mogelijk te beschadigen. Gevoeglijkst geschiedt
dit zoodanig voor warm gelegen muren of heiningen, dat
men ze met matten tegen de koude kan dekken. In deze
maand kan men ook reeds nieuwe aspersiebedden aan-
leggen; men zuivere de aanwezige oude bedden, bestrooie
ze echter niet voor in het laatst der volgende maand met
-ocr page 15-
13
FEBEUAEI.
zand. Men ga in deze maand ook nog voort met de be-
handeling der vervroegde aardbeziën-bedden, zoo als in de
vorige is opgegeven, doch vemiime niet ze bij goed weder
vlijtig te luchten.
13e knolgewassen, die den winter over in den open grond
zijn blijven staan, neemt men er thans allen uit. Van de
uitspruitsels der oude artisjok-planten legt men een nieuw
plantbed aan en bedekt dit met blad of stroo. De in de
broeibakken reeds in bloei staande aardbeziën moeten vlijtig
gelucht worden, opdat de bloesems niet afvallen.
De meestal in Februari invallende dooi veroorlooft nog-
tans zelden reeds veel in den grond te werken, uithoofde
deze al te nat is. Men gaat derhalve met de werkzaam-
lieden in huis voort, zoo als die in de vorige maand zijn
vermeld, en zorge thans ook vooral voor het gereed maken
van erwtenrijs en boonenstaken. Van het eerstgenoemde
kan men een gedeelte op de reeds bezaaide bedden leggen,
om deze tegen de vogels te beschutten.
In deze maand moet men een aanvang maken met het,
zooveel doenlijk, verdelgen van ongedierte; behalve de
muizen, waarvan reeds vroeger gesproken is, trachte men
de wormen, die vooral de meloenplanten aantasten, te
vernietigen, en make jacht op de mollen.
MAART.
Indien er het een of ander van de vorige maand te doen
is overgebleven, verrichte men dit alsnu; om zich te over-
tuigen, dat niet iets van dien aard vergeten zij of worde,
ga men de werkzaamheden voor Januari en Februari aan-
gewezen, nogmaals nauwkeurig na. Vooral zorge men in
-ocr page 16-
14                                        DE MOESTUIN.
deze maand het bemesten en omspitten van den grond te-
voltooien ; want het is deze maand, waarin bijna alle soorten
van moesgroenten worden gezaaid of verplant, zoodat men,
zoo het weder zulks slechts eenigszins toelaat, onafgebroken
buiten \'s huis werkzaam behoort te zijn, terwijl men dien
tijd, waarin de ongunstige weersgesteldheid dit ten eene
male verbiedt, kan gebruiken, om hetgeen in vorige maan-
den in huis niet is kunnen ten uitvoer gebracht worden,
alsnog te verrichten, zoo als naauwkeurig den, in den
kelder en andere bewaarplaatsen, nog aanwezigen voorraad
van groenten na te zien, en zorgvuldig al het aangestokene
te verwijderen, doch hetgeen gaaf is, naar eene luchtiger
plaats over te brengen.
Men zaait: spinazie, postelein, wortels, peterselie-wortels,
pastinaken, rapen of knollen, chicorei, rapunsel, kervel,
salsefij of haverwortel, schorseneren, mierikwortel, zuring,
zomer-andijvie, lepelblad, munt of kruisemunt, pimpernel,
bernagie, hysop, kropsalade , erwten, tuinboomen, knoflook,
alle soorten van kool tot zomergebruik, koolrapen, prei
en winter-uien.
De gezaaide peterselie en kervel moeten gestadig vochtig
gehouden worden, omdat deze anders moeilijk \'opkomen.
Men zaait in het begin der maand dunsel en latuw , om
deze vroegtijdig te hebben, en kan dit veertien dagen later
herhalen. Den langen mest, waarmede de aspersiebedden
gedekt zijn, neemt men weg en spit den korten voorzichtig
onder; om de zich reeds ontwikkelende spruitjes niet te
beschadigen; daarna harkt en vlakt men de bedden; en
maakt ze eenigszins bolrond. Ook kan men in deze maand
nog nieuwe aspersiebedden aanleggen, die men wat hooger
maakt dan de paden zijn, en op die bedden naderhand
kropsalade planten. De artisjokken en eenige andere groen-
-ocr page 17-
MAART.                                                 15
ten, die gedurende den winter zijn bedekt geweest, kan
men, wanneer het weer gunstig is, nu ontblooten. Reeds
in deze maand begint men vroege aardappelen te poten,
doch dekt de bedden tegen nachtvorst met blad of stroo.
Men legt nieuwe aardbeziën-bedden aan van jonge uitloopers ,
in eenen goedgemesten grond, en zet de planten 1 voet
van elkander, de groot-vruchtige soorten op een onder-
lingen afstand van 2 voet. De oude aardbeziën-bedden
worden gezuiverd, de ranken weggenomen en, na van
onkruid gezuiverd te zijn, wordt er voorzichtig korte, goed
vergane mest onder gehakt. Over het algemeen zorgt men
het reeds vroeger gezaaide van onkruid te zuiveren, dat
men vooral niet te groot moet laten worden, omdat het
dan de planten verstikt of bij het uitwieden deze te veel
zou doen lijden. Men neemt verder alle gewassen die
verdord zijn weg, brengt den moestuin in orde, door de
breede paden te schoffelen en op te harken, en de smalle
met een platte schop te schuimen: de hiervan afkomende
aarde spreidt men over de bedden of rabatten uit; indien
het noodig is, begiet men het gezaaide. Men verzuime
niet het ongedierte te verdelgen. Vooral zij men indachtig
de mollen\' hardnekkig te vervolgen, die nu in deze maand
jongen voortbrengen. Behalve door ze te vangen in de
bekende vallen en knippen, kan men ze uit de zaadbedden
verdrijven, door daarin takken van walnoten en vlierstruiken
te steken of de koppen van gerookte bokkingen in hunne
loopgraven te leggen. Om ze met eene spade uit den
grond te lichten terwijl ze wroeten geve men acht op hen
des morgens om 6, des middags om 12 en des namiddags
om 3 uur, tegen dat er regen valt, zijn ze vooral druk
in de weer; op hen jacht makende, zorge men onder
den wind te blijven.
-ocr page 18-
16
DE MOESTUIN.
De overblijvende, huishoudelijke gewassen, die reeds onder-
scheidene jaren op dezelfde plaats gestaan en veel hont ge-
maakt hebben, worden iu Maart gescheurd en verplant, zoo
als: lavendel, kruizemunt, thijm, pimpernelj salie, venkel,
dragon, bieslook, melisse of citroenkruid, zuring, hysop,
wijnruit. Deze gewassen verlangen een lossen, goed gemesten
grond, terwijl de wortels goed ingekort en de planten
diep gepoot moeten worden, waardoor zij weliger groeien.
Heeft men in de vorige maand pitten van meloenen in
den warmen bak gelegd, alsdan brenge men de planten
thans in een anderen warmen bak over, en geve aan de-
zelve bij eene zachte weersgesteldheid genoegzaam lucht,
doch dekke ze des nachts met stroo- on rietmatten tegen
de koude. Wanneer zij twee of drie bladen hebben, breekt
met het hart er uit, opdat zij beter uitstoelen.
Men steekt spinazie en rapunsel, om aan de planten,
die staan blijven, meerdere ruimte te verschaften.
Reeds in het begin van deze maand zaait men radijs
en gaat daarmede alle 14 dagen voort. Voor het eerste
zaaisel verkiest men een warme, zonnige plaats, en houdt
zoolang de planten niet boven den grond zijn, het ge-
zaaide, zooveel mogelijk, gelijkmatig vochtig. Het best
zaait men de radijs tusschen de peen of wortels door. Op
warme standplaatsen zaait men in krachtige aarde selderij;
op een kouderen grond geschiedt zulks eerst in de vol-
gonde maand, of men zaait ze ook wel in deze maand in
broeibakken, ten einde vroege planten te verkrijgen.
Van de erwten legt men verschillende soorten: doch
wanneer men daarvan zaad wil winnen, moet men de eene
soort op een afstand van minstens 60 schreden van de
andere verwijderd houden, want anders ontaarden zij.
Augurkjes legt men in de broeibakken of in potten.
»
-ocr page 19-
MAART.                                                 17
Tot het winnen van zaad worden de tweejarige groente-
planten, indien dit niet reeds in de vorige maand gedaan
is, verzet of geplant. Hiertoe behooren van de in de open
lucht overwinterde groene- of boerenkool, brusselsche- en
savooiekool, kervel, peterselie, radijs, pastinaken, veldsalade,
schorseneren, spinazie, selderij , suikerwortelen, wortelen;
en uit den kelder of andere bewaarplaatsen: ajuin, prei,
knoflook, uien, chalotten , witte en roode kool, koolraap,
mierikwortel, kapperkool, andijvie, beetwortel, rammenas,
chichorei. Doch men plaatse zoodanige van deze gewas-
sen, welke in bloei en zaad aan elkander gelijk zijn (ge-
lijkslachtigen), niet dicht bij elkander, omdat zij in dat ge-
val lichtelijk verbasteren. De grond moot goed, doch niet
te vet zijn, indien men goed en volmaakt zaad wil oogsten;
de bedden, waarop zij geplant zijn, moeten lucht en zon
hebben, doch tegen stormen beschut zijn; de planten moe-
ten op genoegzamen afstand van elkander gezet worden,
omdat men anders slecht zaad verkrijgt; de salsefij of ha-
verwortelen, uien, prei 1 voet, de meeste andere wortelge-
wassen, boeren- en kapperkool li voet, alle andere soorten
sluitkool, koolraap, radijs , winterandijvie, beetwortel 2 voet
van elkander. — Sommige gewassen, bijv. selderij, brussel-
sche-, boeren- en savooiekool, schorseneren, enz. kunnen, om
•zaad te dragen, ook op de plaats blijven staan, waar zij over-
winterd hebben, wanneer zij slechts niet te dicht bijeenstaan.
In deze maand (liefst in het laatst) legt men koude bak-
ken aan om groenten te vervroegen, zoo als bloemkool,
postelein, stamboontjes, enz. — De aardbeziènplanten, die
in den warmen bak staan, behandelt men eveneens als in
Februari, doch men zorge dat zij over dag veel lucht krijgen.
Men legt pootuien (op St. Benedictus [21 Mrt.]) en
plant mierikwortel.
Af om-til. 5C druk.                                                               2
-ocr page 20-
18
DE MOESTUIN.
Ook in deze maand kan men nog warme bakken aan-
leggen. Voor die bakken, welke in vorige maanden zijn
aangelegd en bezaaid, draagt men alsnog bijzondere zorg,
vooral ten opzichte van behoorlijke luchting en schermen,
daar <lc weersgesteldheid in deze maand nog ongestadig is,
en op warmen zonneschijn dikwijls hevige koude volgt.
Bespeurt men dat de hitte in de bakken merkelijk is ver-
minderd, dan legt men er verschen mest om. Runbakken
behouden langeren tijd en meer gelijkmatig hunne warmte,
waarom men deze nóg geen nieuwe warmte behoeft toe te
voegen. Bij zacht weer opent men de ramen aan dien
kant, waarop de wind niet staat, doch des nachts dekt
men die nog met riet- of stroomatten. Valt er een zachte
on warme regen, zoo neemt men de ramen geheel weg,
doch legt ze er, wanneer de planten vochtigheid genoeg
hebben verkregen, weder op.
APRIL.
Daar het niet zelden gebeurt, dat eene ongunstige weêrs-
gesteldheid belet heeft, werkzaamheden in den tuin, vooral
het in den grond brengen van zaden, te verrichten, die
als reeds in de vorige maand behoorende te geschieden,
zijn vermeld geworden, gaat men zorgvuldig na, wat er
uit die maand te doen is overgebleven, en verricht dit
alsnn. Verder gaat men voort met het zaaien van allerlei
soort van groenten, ook al zijn diezelfde soorten in de
vorige maand gezaaid, ten einde men voortdurend daarvan
voorzien blijve. Al die soorten, welke toen reeds zijn
opgenoemd, kunnen ook nog in deze maand bij herhaling
-ocr page 21-
MAART.                                          19
gezaaid worden, en hierbij kan men op warme plaatsen,
op bedden, tegen muren of schuttingen gelegen, augurken
en komkommers voegen; insgelijks zomer-andijvie om later
te verplanten. De in de vorige maand gelegde of uit de
bakken verpootte groote boonen en erwten worden van
onkruid gezuiverd en aangehoogd met aarde; bij de laatsten
kan men reeds rijzen plaatsen.
In het begin dezer maand legt men in een bak snij- en
spersieboonen, de laatste ook heeren- of prinsessenboontjes
genaamd, en verplant die, welke in Maart daarin gelegd
zijn, nu in den vollen grond uit; bij gunstig weder kan
men in het laatst van April deze ook reeds in den open
grond bij de stokken leggen. Op dien tijd zaait men ook
boerenkool, verplant de drie* en vierjarige aspersies, poot
winteraardappelen, en verzet uit de bakken komkommers
en augurken, doch overdekt ze alsnog met glazen klokken;
zekerder is het nogtans deze uit den warmen in den kou-
den bak over te brengen, en nog tot de helft der volgende
maand de ramen er op te laten liggen.
Daar de radijs, welke men in deze maand zaait, bijzon-
der veel van de aardvlooien te lijden heeft, zaait men daar
langs tuinkers, waarheen die insecten zich alsdan begeven
en de radijs vrij laten, of men bestrooie de radijsplantjes
van tijd tot tijd met fijne droge gips.
De grond, waarvan met het einde der vorige of het be-
gin dezer maand de oogst der wintergroenten, zoo als spi-
nazie, savooie- en boerenkool, enz., is afgeloopen, wordt
bewerkt; de akkers, die reeds in den herfst of de beide
vorige maanden omgespit zijn, worden in gereedheid ge-
bracht, voor zoo ver men ze niet reeds gebruikt heeft.
Men moet den onlangs omgespitten grond, voor dat hij
bezaaid wordt, en inzonderheid wanneer hij te licht is,
2*
-ocr page 22-
20                                        DE MOES TUI N.
eenigszins vasttrappen of met een platte schop vastslaan,
ten einde hij niet hol ligge of door den voorjaarswind
schraal worde.
Men legge nog artisjok-bedden aan van uitspruitsels, en
verplante in den open grond die gewassen, welke in de
bakken gezaaid zijn en thans eene behoorlijke grootte heb-
ben , zoo als bijv: bloemkool, koolraap, zeekooi, enz.
In deze maand vermenigvuldigt men ook de vaste plan-
ten, hetzij door ze te scheuren, of door uitloopers, zoo als
thijm, alsem, marjolijn, lavendel, enz.
Gepoot en verplant worden nog uien, chalotten, knof-
look. Ten einde de poot-uien niet in \'t zaad schieten,
droge men ze des winters op den oven. Thans is het
insgelijks tijd om de verschillende koolsoorten (indien het
niet reeds in de vorige maand geschied is,) te verplanten,
als ook kropsalade en zomer-andijvie.
De in de maand Maart geplante koolsoorten moet men
hakken, en, indien het planten zijn, die den winter over
gestaan hebben, moet men ze tevens aanaarden. Over het
algemeen moeten de bedden of akkers, waarop gewassen
uiteen geplant staan, gehakt, en de overige zorgvuldig
gewied worden. Het tijdig wieden is eene zaak, waarop
men vooral behoort te letten. Die groenten, welke in de
vorige maand gezaaid zijn en te dik opkomen, dunt men
uit, zoodra de planten daartoe groot genoeg zijn, opdat
de overige lucht en ruimte krijgen, daar zij anders te
spillig opgroeien; dit behoort vooral tijdig te geschieden
bij ajuin, beetwortels, peterselie, radijs (zoo deze alleen
gezaaid is,) schorsoneren, wortels, rapen, enz.
Aan de warme bakken geeft men steeds meerder lucht,
doch nog altijd aan de windvrije zijde. Het onkruid , dat
daarin opkomt, plukke men zorgvuldig uit, en beplante de
-ocr page 23-
APRIL.                                           21
ledig geworden plaatsen met augurkjes of boonen. Van
bakken, waarin bloemkool, wortels, koolplanten en derge-
lijke staan, kan men, indien de weersgesteldheid gunstig\'
is, «Ie ramen geheel wegnemen en elders gebruiken.
Indien men in deze maand nog selderij wil zaaien, moet
het zaad vooraf minstens 24 uren geweekt en vervolgens
op een matig warm bed gezaaid worden, omdat de planten
anders te laat zouden aankomen.
De aard bezien-bedden moeten zuiver, de grond los ge-
houden en bij droog weder begoten worden, wanneer men
goede en vele vruchten wenscht te hebben. Wanneer zulks
niet reeds in rle vorige maand is geschiedt verzuime men
thans vooral niet, de ranken weg te nemen.
MEI.
In deze maand groeit het onkruid het weligst; daarom
moet men vooral zorgen, dat het niet de overhand krijge,
maar het tijdig en met den wortel uittrekken. Hiermede be-
hoort niet gewacht te worden tot dat het begint te bloeien,
het allerminst tot dat het uitgebloeid heeft en reeds zaad
draagt. Dit onkruid bezigt men tot het aanleggen van
mesthoopen, doch men zoeke er zorgvuldig het kweekgras
of zoogenaamde puin uit, omdat de wortels hiervan jaren
lang in wezen blijven en hunne groeikracht behouden. Ook
brenge men op den mest- of aardhoop nimmer in \'t zaad
geschoten onkruid, daar men alsdan, te gelijk met het be-
raesten van den grond, dien met onkruid zoude bezaaien.
De vroeger reeds aangelegde aardhoopen , tot het verkrijgen
van goede tuinaarde, worden omgezet, en men begiete die
-ocr page 24-
22
DE MOESTUIN.
van tijd tot tijd met tot dat einde verzamelde gier en
secrectmest, alle afval uit den tuin, uit de keuken en het
huis is geschikt voor de aardhoop.
De aspersies kunnen thans gestoken worden van de ge-
wone rabatten; op warm gelegen plaatsen heeft zulks reeds
in het laatst der vorige maand kunnen geschieden. Men
gaat voort met het steken der spinazie; voornamelijk snijde
men de engelsche spinazie terstond af, zoodra zij dreigtin
\'t zaad te schieten, omdat deze gewoonlijk dood gaat, in-
dien men haar laat voortgroeijen.
Met het zaaien van groenten, reeds in de vorige maand
vermeld, gaat men alsnog om de veertien dagen voort. In
het begin der maand zaait men nog lage kruikooi, om de
rabatten, die later leeg worden, er mede te bepoten. Om
krachtige planten te verkrijgen, moet men zeer dun zaaien,
of ze naderhand [uitdunnen, wanneer zij te dicht op een
staan. Tot later gebruik zaaie men thans najaars-andijvie,
herfst-bloemkool en winter-wortelen in het laatst der maand;
verder savooie-, kapper-, witte- en brusselsche kool, ook
nog roode kool tot wintergebruik, koolrapen en broccoli,
insgelijks schorsoneren; en van verschillende groenten, die
men later versch wenscht te gebruiken, zaait men nog pos-
telein, zomer-andijvie, rapunsel, zuring, radijs, peterselie-
wortel, kropsalade, om de veertien dagen. Tot het zaaien van
zomer-knollen wacht men een warmen regen af. Des noods
kan men nog, op de wijze in de vorige maand vermeld,
selderij zaaien , wanneer het vroeger gezaaide mislukt mocht
zijn. Telken 14 dagen of drie weken gaat men voort met
het leggen van erwten. De vroeger gezaaide hebben thans
reeds die grootte bereikt, dat men, indien dif niet al vroe-
ger is geschied, er rijs bij kan plaatsen; naarmate zij grooter
worden dient men ze van nog hooger rijs te voorzien en
-ocr page 25-
MEI.                                             23
door aanbinden met dun touw of bij voorkeur met moseo-
vische mattenbies te zorgen, dat zij niet over de paden
heen buigen. Ook legt men voor het eerst in den kouden
grond klim-, snij-, en prinsessenboonen om de stokken of
langs rijzen; dikwijls echter mislukt dit zaaisel door het
ongunstige weder, weswege men met den grooten bouw
tot in de volgende maand wacht; doch de in de bakken
gelegde kunnen thans verpoot worden. Dit kan insgelijks
in den loop dezer maand geschieden met komkommers en
augurkjes, want ofschoon de latere planting dikwerf meer
vruchten oplevert, mag men nogtans het vroege overplanten
niet verzuimen, daar niet zelden die moeite door rijkelijke
vruchten beloond wordt. Indien bij nat en koud weder
de komkommer- en augurkjesplanten niet voortkomen,
maar sukkelen en geel worden, dan maakt men de
aarde er om los en bestrooit die rondom de planten
met hoendermest of roet en wat guano.
De artisjokken, die gedurende den winter in den kelder
zijn bewaard, kunnen in de open lucht gezet, en van de
uitloopers ook\' nog nieuwe plantingen aangelegd worden.
Het best gedijen stekken van oude planten, die den winter
over buiten gestaan hebben.
De schoonste vroege saladekroppen worden gemerkt, om
deze tot het winnen van zaad te laten staan. Evenwel
moet men van deze, evenmin als van andere groenten,
verschillende soorten dicht bij elkander plaatsen, omdat
het zaad alsdan een verbasterd soort voortbrengt. De krop-
pen die geneigd zijn om spoedig in \'t zaad te schieten,
moet men niet mesten, omdat zij alsdan slecht zaad op-
leveren. Dit geldt ook van de andijvie-planten, waarvan
men insgelijks de schoonste tot datzelfde eiude uitkiest.
De stengels der zaadplanten worden aan stokken vastge-
-ocr page 26-
24                                    DE MOESTUIN.
bonden. Van kroppen, die men voor de keuken wil be-
waren, steekt men den penwortel gedeeltelijk af, waardoor
de plant niet zoo spoedig in \'t zaad schiet.
Alsnu verplant men onderscheidene soorten van kool,
als: witte-, zomer-, sluit- en savooiekool, salade, en beet-
wortels, selderij en prei.
Daar men somtijds in deze maand eene lang aanhoudende
droogte kan hebben, waardoor het gezaaide belet wordt op
te komen, en de reeds uitkomende planten in haren groei
tegengehouden worden, behoort men een en ander zooveel
mogelijk door begieten te voorkomen. Vooral moet men
alsdan die plaatsen, waarop men jonge planten wil verzet-
ten, vooraf behoorlijk nat maken. De aardbezicn, die in
deze maand bloeien en vrucht zetten, moeten bij aanhou-
dende droogte om den anderen dag ruim begoten worden.
Hierdoor wordt haar groei zelfs meer bevorderd dan door
den regen. Het begieten geschiedt alsnog vóór den mid-
dag, daar anders", uit hoofde der nog menigmaal plaats
hebbende nachtvorsten, de grond te zeer zoude bekoelen,
en de planten gevaar loopen van te bevriezen.
Men zorge die bedden, waarvan de oogst is afgeloopen,
dadelijk met andere planten wederom te bezetten, ten einde
geenen grond ongebruikt te laten liggen.
Met de werkzaamheden in de broeibakken gaat men voort
even als in de vorige maand; men legt echter geéne nieuwe
meer aan, tenzij voor late meloenen. Eene bijzondere zorg
vereischen thans de meloenplanten, die bloeien en vruch-
ten hebben gezet. De waterloten, die aan hare weelderig*
heid kenbaar zijn, moeten afgesneden, en die, welke vrucht
gezet hebben, drie of vier leden boven de vrucht afgekne-
pen worden. Die vruchten moeten ongeveer veertig dagen,
nadat zij gezet zijn, door de bladeren bedekt blijven, waarna
-ocr page 27-
mjsi.                                         25
men de bladeren verwijdert, om de vruchten verder aan
de zonnestralen bloot te stellen, waardoor zij een afinge-
naraer smaak verkrijgen. Ten einde dit laatste te bevor-
deren, moet men aan de planten niet te veel water geven,
maar ze matig vochtig houden, en niet zoo zeer de plant
zelve als wel de zich ver uitspreidende wortelvezels liever
ruim begieten, waartoe men zuiver sloot- of regenwater
gebruikt. Het best is om tijdens een zachten, zoelen regen
de ramen weg te nemen; evenwel moeten «leze \'s nachts
nog met rietmatten gedekt worden, zoolang men voor
nachtvorst bevreesd is. Gedurende den bloeitijd en wanneer
de vruchten gezet zijn , moet men de bakken vlijtig luchten,
en de planten tegen de al te felle zonnestralen beschutten.
JUNI.
i
Men gaat voort met het zaaien van die groenten, welke
men langen tijd versch wenscht te gebruiken, zoo als dit
bij de vorige maand is opgegeven; doch vooral klim-, snij-,
en prinsessenboonen moeten in deze maand gelegd worden.
Wil men nog laat kervel hebben, dan zaaie men die nog
in deze maand alsmede peterselie, en insgelijks spinazie,
deze laatste op beschaduwde plaatsen, waar zij zeer goed
voortkomt; dit doet men ook in de beide volgende maanden,
ten einde deze groente langen tijd versch te kunnen gebruiken.
Ook is het thans tijd om winter-andijvie, winter-rapen en
rammenas te zaiiien. Komkommerpitten worden mede ge-
legd in goed omgewerkte, doch niet te zware aarde; men
legt bijv. 5—8 pitten bij elkander, omdat vele niet op-
komen, plukt naderhand de zwaksten uit en laat slechts 2 of 3
-ocr page 28-
26
DB M O E S T U 1 N.
der sterkste planten bijeen staan. De grond moet goed voch-
tig gehouden en later de planten veel begoten worden.
Men houde in \'t oog, dat men bij aanhoudende droogte,
zoowel het gezaaide als het reeds uitgekomene, en die plaatsen,
waar men jonge planten wil zetten, moet begieten. Dit
zelfde is ook toepasselijk op de aardbeziën, van welke men
bovendien de uitloopers moet wegnemen, ingeval dit niet
reeds geschied is.
In de laatste helft dezer maand verplant men witte sluit-
kool, kapperkool, savooiekool, late bloemkool, brusselsche
spruitkool en boerenkool, op twee voet afstand van elkander;
ook winter-andijvie kan verplant worden, docli bij ongun-
stig weder wacht men liever daarmede, even als met de
koolsoorten, tot in het begin der volgende maand.
Indien er reeds planten zijn, waarvan het zaad geschikt
is om in te zamelen, bijv. rapunsel- en kervel-zaad, ver-
zuime men dit niet te doen voordat het zijne volle rijpheid
verkregen heeft, want anders loopt men gevaar, dat door
het openspringen der zaadhuisjes veel daarvan verloren gaat.
Men snijdt de stengels af en bindt ze in bundels bijeen,
hangt ze aan eene zonnige, luchtige plaats op, en laat het
zaad dus verder rijp worden. Wanneer het goed droog,
, dus rijp is, bewaart men het op eene zeer droge luchtige en
gedurende den winter vorstvrije plaats; dit is van toepassing
op alle zaden. De kiemkracht of vruchtbaarheid duurt niet
bij alle zaadsoorten even lang. Er zijn planten, waarvan
het zaad vijf, of zes jaren, ja, nog langer goed blijft,
terwijl van andere dit slechts één jaar het geval is. Om
in twijfelachtige gevallen de kiemkracht van onderschei-
dene zaden te onderzoeken, vestig ik de aandacht op de
zeer doelmatige „kiemplaten" die in verschillende soorten,
tot zeer billijke prijzen te bekomen zijn, bij de firma
-ocr page 29-
juni.                                          27
E. H. Krelage en Zoon, bloemisten, te Haarlem. Niemand
zal zich deze kleine uitgave beklagen, door de zekerheid
welke hij hiermede bekomt, want in den Tuinbouw vooral,
is ten gevolge van een mislukt zaaisel, „tijd verloren,
veel verloren". Ofschoon men nu in \'t algemeen zoo mo-
gelijk éénjarig zaad gebruikt tot het zaaien, zijn er evenwel
gewassen waarvan men aan het. tweejarige de voorkeur geeft.
Ook behoeft men het zaad na het rijp worden niet dadelijk
schoon te maken of uit de zaadhuisjes te doen, dit is
later een goed werk op regenachtige dagen of wanneer er
niet veel werk voorhanden is.
De grootste en schoonste salade-kroppen worden ook in deze
maand tot zaad uitgeteekend : en wanneer men bespeurt, dat
vroeger reeds tot dit doel bestemde kroppen door het natte
weder heginnen te verrotten, haaste men zich de aangestoken
zaadhuisjes weg te nemen, ten einde te voorkomen, dat de
geheele plant verloren ga. — Indien men van den thijm geen
zaad wil winnen, dan moet men de loten van dit jaar tot
aan het hout wegsnijden; hierdoor worden de planten, zoo
men ze vochtig houdt, des te sterker. Hoeft men bij de tot
zaaddragers bestemde gewassen (kool, salade, uien, enz.) nog
geene stokken geplaatst, dan moet dit vooral nu geschieden.
Vroege peulen, erwten en tuinboonen kunnen in \'t laatst
van deze maand ingeoogst worden. Men trekt ten dien
einde de planten uit den grond, bindt ze in bundels bijeen
en hangt ze te drogen, echter zorg dragende, dat noch
hoenders, noch vogels daaraan schade kunnen toebrengen.
Nadat de peulen geheel droog zijn, plukt men deze af, en
bewaart ze als boven omtrent alle zaden gezegd is. Het
•stroo kan men op eene droge plaats bewaren, ten einde
het later tot dekking voor gewassen tegen de koude te be-
zigen, waarna men het op den mesthoop brengt.
-ocr page 30-
28                                        DE MOESTUIN.
Naarmate de zomer-andijvie de behoorlijke grootte be-
reikt heeft, wordt zij opgehouden, opdat de bladen geel en
malsch worden; men doe zulks echter bij droog weder. Bij
de komkommers en augurkjes plaatst men 4—6 voet hooge
stokken, tegen welke zij opklimmen, hetgeen verkieselijker
is dan ze langs den grond te laten voortkruipen, omdat
men smakelijker en meer vruchten verkrijgt. Doch tevens
worden de planten sterk aangeaard. Pompoenen of kala-
bassen behandelt men op dezelfde wijze, indien het geene
al te grootvruchtige soorten zijn. Van de tuinboonen breekt
men, terwijl zij nog bloeien, de toppen af, om zeer groote
schokken te verkrijgen, alhoewel anderen dit afkeuren, door-
dien alsdan de boonen niet zoo malsch worden, maar har-
der van bast, dan die welke men heeft laten doorgroeien.
Tot zaadwinners laat men de onderste schokken er aan. —
Zijn de vroeg gelegde stam-, snij-, en prinsessenboonen goed
opgekomen, dan moeten die thans gehakt en, wanneer zulks
niet vóór of bij het leggen geschied is, de staken er bijge-
plaatst worden. Bespeurt men dat zij van de slakken te lij-
den hebben , dan moet men deze des avonds bij het licht van -
gen, of men bestrooit den grond met asch of zaagsel. Een
geschikt middel om slakken te lokken, ten einde ze gemak,
keiijker te vernietigen, bestaat mede in het strooien van
aan stukken gesneden appelen, penen of zemelen op de paden,
wfiarop die dieren gretig azen en men ze met eenige op-
lettendheid gemakkelijk vangen kan. De overtollige uit-
loopers der artisjokken kunnen tot een nieuwen aanleg
gebezigd worden. Indien men daartoe een vochtigen, goeden
grond kiest en de jonge planten behoorlijk begiet, zoo heeft
men in den herfst daarvan nog een redelijken oogt te wach-
ten. — De rijpe aardbeziën plukt men voordat zij door de
zor. beschenen worden — en wenscht men ze 2—3 dagen
-ocr page 31-
juni.                                          29
goed te houden, dan spreidt men ze dunnetjes in gevloch-
ten mandjes uit, en zet ze boven koud water. Terstond
na het plukken zijn de aardbeziën het minst lekker, 3—5 uren
daarna, krijgen ze hare aangename aromatische genr en
smaak. Zonder uitzondering moeten alle vruchten \'s morgens
vroeg en vóór dat de zon ze beschenen heeft, geplukt worden.
De bladen der knol- en koolgewassen, die geel beginnen
te worden , gebruikt men tot voeder voor het vee. Asper-
sies mag men na St. Jan (24 Juni) niet meer steken; in-
dien men de planten niet benadeelen wil. Dit geldt vooral
ten opzigte dier bedden, waarvan men voor het eerst vruch-
ten heeft gekregen. Om aspersies . tot den winter te kun-
nen bewaren; neemt men een goed droog luchtdicht vaatje,
onder in het vat strooit men eerst eene laag meel, daarop
legt men eene laag aspersies, welke men vooraf afgewassen
en goed afgedroogd moet hebben, daarover strooit men
weer eene laag meel, zoodat ze goed bedekt zijn, men gaat
hiermede voort, tot dat het vaatje op 2—3 centimeters
gevuld is, de laatste laag moet meel zijn en ten laatste
eene laag vet: daarna wordt het afgesloten en op eene
droge plaats bewaard. De grond der aspersiebedden, zoowel
als die van alle andere bedden van den moestuin, wordt
door hakken los gemaakt en van onkruid gezuiverd. Gele
en witte wortels, als ook peterseliewortels, dunt men tege-
lijk bij het wieden uit, wanneer zij te dicht mochten staan.
De hoopen onkruid worden met aarde vermengd en door-
eengewerkt. Nadat het geregend heeft, begiet men de kool-
en selderijplanten met gier. De vroege aardappelen, de
beet- en mangelwortels, de koolraap en andere koolsoorten
worden gehakt en aangeaard.
Rapunsel plant men eerst op het einde dezer of in het
begin der volgende maand, daar de te vroeg uitgeplante
-ocr page 32-
30
DB MOESTUIN.
ligt in \'t zaad schiet. Ook selderij wordt het voordeeligst
eerst in het midden of tegen het einde van Juni gepoot:
doch deze verlangt een vetten, diep omgespitten grond,
vlijtig hakken en begieten. Alle \'vier weken begiet men ze
inet gier.
Van de broeibakken, behalve van die der meloenen, kun-
nen de ramen naar mate de wecrgesteldheid, reeds in het
begin dezer maand of anders stellig in den loop daarvan
worden weggenomen. Ook de matten en andere dekkingen
gebruikt men niet meer, en brengt ze na zorgvuldige droging
onder dak. Op het verdelgen van rupsen en vlinders moet
men bedacht zijn ; voornamelijk vange men met gazen netjes
de zoogenaamde witjes weg; want indien men dit verzuimt,
loopt men gevaar van weldra uit hoofde der buitengemeene
vermenigvuldiging dier insecten, alle koolplanten met rupsen
bedekt te zien.
Toekruiden en geurige planten* om te drogen worden
voor de eerste maal afgesneden, zoo als: boonenkruid, thijm,
rosmarijn, enz. Het afsnijden geschiedt \'s morgens vroeg,
en het drogen op eene luchtige, doch zon vrije plaats, be-
veiligd tegen vochtigheid.
In deze maand rolt men met een licht blok, na ze voor-
af behoorlijk gewied te hebben, de bedden of akkers, die
met winterajuin bezaaid zijn. Men kan zulks ook wel tot
de volgende maand uitstellen, alsdan echter moet het in de
eerste helft daarvan geschieden. Dit zelfde geldt omtrent
het necrtrappen van het loof der pootuien, waardoor het
aanrijpen er van bevorderd wordt.
-ocr page 33-
31
JULI.
Zoodanige zaden , die bij het einde der vorige maand nog
niet genoegzaam rijp waren, zullen in den loop van deze
dienen ingezameld te worden, zoo als b. v. dat van alle
soorten van kool, spinazie, anijs, uien en radijs, haver-
wortels, peterselie en eenige soorten van rapen. Dagelijks
behoort men de zaaddragende gewassen na te zien, om
niet het beste zaad verloren te laten gaan. Van de in
den kouden grond staande komkommers en augurken be-
stemt men de vroegste en schoonste om er zaad van te
winnen.
De bedden, waarvan de oogst is afgeloopcn, worden voor
nieuwe bepotingen gereed gemaakt. Zijn zij slechts een-
maal bezaaid of beplant geweest, alsdan is het niet noodig
\'die om te spitten, maar is meestal eene luchtige omwerking
tot het losmaken van den grond voldoende: doeh is de
tweede oogst daarvan reeds afgeloopen, zoo vereischen zij
eene nieuwe omspitting en, naar gelang der planten, die
men daarop zaaien of poten wil, insgelijks eene nieuwe
bemesting. In het eerste geval geschiedt de omwerking het
doelmatigst met de mestvork, die bij vaste gronden van
ronde, bij losse daartegen van platte tanden behoort voor-
zien te zijn. Op dusdanigen omgewerkten of omgespitten
grond nu plant men boerenkool, bloemkool, selderij, prei,
winterandijvie, marjolijn, thijm; of bezaait dien met winter-
rapen en rammenassen. Ook kan men alsnog winterbloem-
kool en winterandijvie zaaien; insgelijks, liefst op warme,
"beschutte plaatsen, erwten en groote boonen leggen, ten
einde deze nog laat versch te hebben, hetgeen bij een gunstig
najaar en niet al te vroeg invallende vorst zeer wel gelukt,
ofschoon dan evenwel de opbrengst nimmer zoo rijkelijk is
-ocr page 34-
32
DE MOESTUIN.
als vroeger. Dit geldt ook omtrent de klira-, snij-, en prin-
sessenboomen, die men, na ze geweekt te hebben , om het
opkomen te bespoedigen, bijv. langs de rijzen, waaraan
erwten gestaan hebben, nog in deze maand kan leggen.
Om in den herfst jonge groenten te hebben, zaait men
nog radijs, zomerandijvie, knollen, wortelen, zoowel gele
als witte, salade, spinazie, sohorsoneren. Bij felle en aan-
houdende droogte moet men zoowel het gezaaide, als het
gepote begieten. Dit doet men tegen den avond, of\'s smor-
gens vroeg. Doch de plaatsen waar men jonge planten in
den grond wil brengen, worden \'s morgens nat gemaakt en
tegen den avond bepoot, want midden in den zomer is het
beter zulks des na- dan des voormiddags te doen.
Men gaat voort de knolgewassen, zoo als aardappelen,
enz., als mede de bloem- en andere kool, te hakken en
aan te aarden, andijvie op te binden, den grond allerwege
van onkruid te zuiveren, rupsen en ander ongedierte te
verdelgen, de aardhoopen om en door een te werken, de
paden te schoffelen, en den geheelen tuin een rein en be-
vallig voorkomen te verschaffen. Ook maakt men bedden
voor eenigo groenten, die den winter overblijven, gereed,
bijv. wortelen, uien, suikerwortel, bloemkool, insgelijks die
voor aardbeziën. Men verzuime niet de komkommer- en
augurkjesplanten, waarbij men in de vorige maand stokken
geplaatst heeft, naarmate zij ranken maken, vast te binden.
In de tweede helft dezer maand beginnen deze reeds ge-
schikt te worden, om in te maken; hiertoe moet men ze
niet volwassen laten worden, want alsdan krijgen zij te veel
zaden. Voordat men met het inmaken of inleggen een be-
gin maakt, laat men ze een paar dagen liggen. Vele per-
sonen klagen dat hunne ingemaakte komkommers en augurk-
jes slap en door de schimmel aangetast worden; men zij
-ocr page 35-
juli.                                        38
vooral indachtig om tot het inmaken beste wijnazijn (geen
bier noch snelazijn) to bezigen, voege daarbij een stukje
aluin, zorge voor goede luchtdichte potten of flesschenen
beware ze in een koele luchtige kelder.
Uien, chalotten, ajuin en knoflook neemt men uit den
grond, zoodra het loof geel begint te worden, en brengt ze,
om verder rijp en droog te worden, op eene luchtige plaats.
Wil men doperwten, peultjes en groote boonen tot winter-
gebruik drogen, dan plukke men deze, wanneer zij nog
jong zijn, late ze niet te lang liggen, maar berge ze op
eene droge plaats.
Dagelijks verzamele men de rijpe artisjokken, om ze
haren smaak niet te doen verliezen. Van deoudeartisjokplan-
ten neemt men de zijloten tot op twee of drie na weg.
Wanneer het in de laatste helft dezer maand aanhoudend
vochtig weder is, snijdt men het loof der aardbeziën, ter
hoogte van een paar duim boven den grond, af, en ontdoet
tevens de planten van de uitloopers.
Men denke aan het bereiden van genoegzamen en goeden
mest voor de eerstvolgende maanden.
Knollen en zomer-radijs worden, om in het volgende
jaar er zaad van te winnen, het best in deze maand gezaaid;
insgelijks gele wortelen, kool en selderij. — Onder de kom-
kommers en augurkjes, welke men tot zaad bestemt, legt
men, zoo zij op den grond liggen, om ze tegen het ver-
rotten te beschutten, een stuk lei of eene glasruit.
Marjolein, thijm, hysop, kruizemunt, salie, melisse en
andere geurige kruiden moeten onmiddelijk voordat zij bloeien,
afgesneden en\' in de schaduw tegen nat beveiligd ge-
droogd worden. Van de bloemkool bindt men bij droog
weder de bladen van boven bijeen, om de kool wit te houden.
De aardbeziënbedden kunnen, wanneer de ranken weg-
Affourtit. öe druk.
                                                       3
-ocr page 36-
34                                   DE MOESTUIN.
genomen zijn, tusschen de rijen voorzichtig omgespit en er
tevens korte mest onder gebragt worden.
Aan de meloenen in de broeibakken moet men vlijtig
lucht, en wanneer het noodig is, water geven. Hare vruch-
ten die beginnen te rijpen, legt men op stnkken lei. De
ramen kunnen ook wel reeds in \'t begin dezer maand ge-
heel afgenomen en geborgen worden.
Men gaat voort de zaden, die rijp zijn, in te zamelen.
AUGUSTUS.
In het begin dezer maand worden de tuinboonen, wanneer
de schokken beginnen zwart te worden, uit den grond ge-
trokken, op eene zonnige, doch tegen den regen beschutte
plaats, uiteen gezet, en wanneer zij geheel droog zijn, worden
zij afgeplukt en bewaard; evenzoo handelt men met de vroege
stam-, snij-, en prinsessenboonen, wanneer de hauwen geel
zijn. Van de peulen zal reeds het tweede legsel rijp zijn.
Van de vroege komkommers en augurkjes zal men insgelijks
reeds de zaadvruchten kunnen afnemen, die men op eene vei-
lige plaats geheel rijp laat worden. Bij gunstige wecrs-
gesteldheid zullen er vele rijpe meloenen zijn, die
men daaraan herkent, dat de vrucht geurig wordt en van
den steel begint los te laten; alsdan neemt men ze af en
laat ze eenigo dagen in een vertrek of in den kelder liggen,
waardoor zij volkomen rijp wordt. — Verder zullen, naar-
mate van hunne standplaats en do meer of minder gunstige
weersgesteldheid, in het begin, het midden of op het
einde dezer maand de zaden der volgende gewassen tot
het inzamelen rijp zijn, als van: kervel, haverwortels of
-ocr page 37-
35
AUGUSTUS.
salsefij, schorsoneren, marjolein, bloemkool, zomerandijvie,
gele en witte wortels, venkel, peperwortel of mierik, anijs,
koolraap, oostindische kers, gierst, linzen, radijs, postelein,
gewone peterselie en peterseliewortels, selderij, booncnkruid,
melisse, eitroenkrnid, tliijm, spinazie, suikerwortels, enz.
Van de haverwortels en schorsoneren zamelt men het
zaad in, wanneer zich de wollige zaadhuisjes beginnen te ope-
nen; van de marjolein, wanneer de korrels eene zeer bruine
kleur krijgen. Het inzamelen geschiedt naar gelang de
zaden rijp worden, weswege men ze dagelijks behoort na te
gaan. Omtrent de wijze om ze het best te bewaren, is het
noodige in de vorige maand vermeld; hier zij alleen nog
aangemerkt, in de eerste plaats, dat men alle zaden op eene
plaats behoort te bergen, waar zij tegen muizen en ander
ongedierte beveiligd zijn, en ten anderen dat, indien men
zaad, dat uit de zaadhuisjes gevallen is, of men er uit ge-
daan heeft, in zakjes wil bewaren, men deze slechts voor
de helft moet vullen en van tijd tot tijd omschudden. Een
middel om zich tegen "don ergsten overlast van muizen te
vrijwaren, bestaat daarin, om eenige bundeltjes versche of
gedroogde wijnruittakjes tusschen of bij de zaden op te
hangen; een verder nauwlettend toezicht op dit verwoestend
ongedierte blijft altoos echter sterk aanbevolen; men is het
best beveiligd, door de zaden in zakjes aan de zoldering
op te hangen.
Van de beetwortels worden de stengels, zoodra het zaad
rijp is, eenige duimen boven den grond afgesneden waar-
door de wortels in kracht toenemen.
Op de bedden, die ledig geworden zijn, kan men groote
en kleine, witte en roode sluitkool, kleine, vroege, gele
savoiekool en bloemkool zetten. Tot wintergebruik zijn het
best geschikt de roode winterkool, de kool van Anjou, de
3*
-ocr page 38-
,\'jr,
DE MOESTUIN.
Chou-vert de Provence en de Kanadasche kool, omdat deze
eerst in het derde jaar zaad dragen. Het zaad moet dun
gezaaid worden, nadat de bedden vooraf enkel met de hak
en hark bewerkt zijn. Dergelijke bedden worden in Au-
gustus ook bezaaid met veldsalade, zoowel groote als kleine
rondbladige; doch deze laatste moet dichter gezaaid worden
dan de eerste, die men zelfs, wanneer zij te dicht opkomt,
moet uitdunnen. Deze bedden moeten van onkruid zuiver
gehouden worden.
Verder zaait men rapunsel, waarvan men het zaad een-
voudig op den grond strooit zonder het onder te harken;
voorts: wortelen tot wintergebruik, waarvan men tot in
April genot kan hebben; bij harde vorst dekt men deze
luchtig met eenige ruigte; even zoo ook den ajuin dien men
in deze maand zaait om den in de kelders bewaarde" win-
ter-ajuin te vervangen; — zomer- en winter-uien, om vroeg-
tijdig in hot voorjaar groene uien te hebben (het loof ver-
d wij ut wel gedurende den winter, doch komt in Maart of
April weder te voorschijn); tuinkers en lepelkruid tot ge-
bruik in \'t voorjaar, — engelsche spinazie in goeden, vet-
ten grond; winterspinazie (in goeden grond, dun zaaien
of na het opkomen uitdunnen), kruikooi, om daarvan in
\'t voorjaar de bladen te gebruiken; — peterselie (in drogen
grond) en kervel tot wintergebruik; — zomerandijvio (in
vetten, vochtigen grond, dun gezaaid, zoodat de planten
eene ruimte van 10—12 Cent. hebben, daar zij niet mogen
verzet worden); winterrapen, in niet te vetten of versch
gemesten grond: men verkiest hiertoe het best de lange
witte raap; zoogenaamde fransche zuring, om de gewone
zuring te vervangen; — winterkropsnlade, hetzij voor weeuw-
plantjes in \'t voorjaar, hetzij om op goed geluk af te la-
ten staan, waardoor men dikwijls bij zachte winters vroeg
-ocr page 39-
AUGUSTUS.                                            37
in \'t voorjaar kroppen kan hebben; — schorsoneren, tot
gebruik voor den volgenden zomer, in diep omgespitten,
met ouden, verganen mest toegemaakten grond.
In het begin dezer maand plant men boerenkool. Ook
kan men nog winterbloemkool op warm gelegen bedden
verpoten, waartoe men stevige, niet spillige planten verkiest,
en men moet deze dieper in den grond zetten dan de
vroegere soorten; insgelijks winterandijvie en selderij. Te-
gen het einde der maand wordt St. Janslook verplant. De
engelsche spinazie vermenigvuldigt men door de planten
te scheuren; op dezelfde wijze geschiedt de vermenigvuldi-
ging van lavendel, melisse, thijm, salie, valeriaan, kruize-
munt, pepermunt, tripmadam of huislook, hijsop en andere
geurige kruiden. In deze maand kan men ook nog krop-
salade op warm gelegen bedden planten, ofschoon het zeer
onzsker is, dat men daarvan eenig gebruik zal kunnen
hebben, daar dit van het meer of minder gunstige herfst-
weder afhangt. Zekerder zal men slagen, wanneer men de
saladeplanten in eenen kouden bak zet, waarmede men ook
nog de beide volgende maanden kan voortgaan. Deze bak-
ken kunnen zonder glasbedekking blijven, totdat koude of
veel regen het opleggen der ramen noodzakelijk maken. Op
die wijze zal men steeds van versche kroppen voorzien zijn,
totdat men die uit de broeibakken kan krijgen.
Koolrapen en selderij worden gehakt en van de uitloo-
pers der laatste, nieuwe bedden aangelegd; men kieze hier-
toe die welke goed geworteld zijn, en bevrijdt ze van alle
zijranken. Om goede en vele aardbeziën te verkrijgen
moeten de bedden hoogstens alle drie jaren vernieuwd en
jaarlijks met goed verganen mest voorzien worden. — De
rijpe bolgewassen, zoo als uien, enz., worden opgenomen.
Aan de kool-, wortel- en knolgewassen ontneemt men
-ocr page 40-
38                                 D E M O E S I U I N.
dc bladen die geel beginnen te worden, en gebruikt die tot
voeder voor het vee; doch de nog in volle kracht zijnde
groene bladen laat men hen behouden; want anders wor-
den de kool en knollen in hunne ontwikkeling gestoord
en de laatstgenoemden daarenboven voos. De planten van
toekruiden en de geneeskrachtige worden in deze maand
voor het laatst gesnoeid, omdat zij, indien zulks later ge-
schiedt, in den winter licht gevaar loopen van te sterven.
Even als in de vorige maand drage men ook in deze
zorg, om zoowel de bedden en rabatten, als de paden, be-
hoorlijk van onkruid te zuiveren; de rupsen, vlinders en
ander schadelijk gedierte te verdelgen; wanneer zulks bij
aanhoudende droogte noodig is, de gewassen en het versch
gezaaide en gepootte te begieten. Hieromtrent moet aange-
merkt worden, dat het begieten, van de helft dezer maand
af, niet meer \'s avonds of des namiddags, maar \'s morgens
moet, geschieden, omdat de nachten reeds kouder beginnen
te worden. Men ga voort mest, voor den herfst benoodigd,
in gereedheid te brengen, en de bedden voor toekomstige
beplantingen voor te bereiden.
De rijpe artisjokken worden ingezameld en te gelijker
tijd de stelen en oude bladen afgebroken, waarna de stok-
ken op nieuw uitloopen en nog in den herfst vruchten op-
leveren. De drie- en vierjarige stokken worden, als niet
meer bruikbaar, opgegraven en de uitloopers verplant. De
schoonste vruchten der artisjokken toekent men tot zaad uit.
Van de aardbeziénplanteu, die men in den winter en
het voorjaar in den rnnbak der stookkassen wil broeien,
worden krachtige jonge planten met de volle wortels in
potten, met goed toebereide, voedzame aarde gevuld, ge-
plant. Men kiest daartoe meestal zoogenaamde maand-
bloeiers of de tot vervroegen bijzonder geschikte verscheiden"
-ocr page 41-
AUGUSTUS.                                       39
heden, Keen\'s Seedling, Sir Harry en Brown\'s Wonder.
Deze potten worden op een warm en tegen de winden be-
schut rabat in den grond gezet, en bij droogte begoten.
Bij invallende vorst dekt men ze met rietmatten, en brengt
ze later in de trekkas over. — Die planten, welke men
later in de broeibakken wil overbrengen, plant men nu
insgelijks op een warm gelegen rabat, op genoegzaam
verren afstand van elkander, om zo naderhand met eene
aardkluit te kunnen opnemen.
Bij de broeibakken heeft men alleen de zorg voor de
meloenen; naarmate de warmte der zon vermindert, moet
men spaarzamer begieten; want door te veel water wordt
de vrucht smakeloos en waterig. Onder de rijpende vruch-
ten legt men leien of glasruiten.
SEPTEMBER.
Met het inzamelen der verschillende zaden gaat men in
deze maand op dezelfde wijze voort als in de vorige. Thans
is rijp het zaad van uien, aspersies, prei, beet- en man-
gelwortel, augurken, wijnruit, maïs of turksch koren, snij-,
princessen- en bruine boonen, enz. Wanneer men niet van
plan is om aspersie-zaad te winnen, dan doet men veel
beter om het niet rijp te, laten worden, maar de nog
groene zaadbesjes tijdig af te plukken, zulks versterkt de
planten uitermate. Met het afnemen van het basilicum-
zaad mag men vooral niet te lang wachten , daar het zeer
gevoelig voor de koude is. Het is best, die planten van
dit kruid, waarvan men zaad wil winnen, in potten te
zetten en deze in het najaar, wanneer men bevreesd is
-ocr page 42-
40
DE MOESTUIN.
voor nachtvorst, in huis te plaatsen. Dit zelfde geldt omtrent
de spaansche peper. De laatstgenoemde snijboonen, enz.
moeten, zoodra zij genoegzaam rijp zijn, geplukt worden,
daar anders de peulen openspringen en de boonen er uit
vallen; daarom is het niet kwaad deze, even als de tuin-
boonen, peul- en doperwten, bij tijds in te zamelen en
ze een tijd lang in de zon te leggen, om ze door en door
te laten drogen; nimmer evenwel moet dit drogen op
een oven geschieden, noch van die welke men tot zaad
bewaart, noch van dezulke die tot keukengebruik bestemd
zijn. Over het algemeen zij hier nogmaals herinnerd, dat
het inzamelen van alle tuinzaden, zooveel mogelijk, op
droge dagen moet geschieden, daar, wanneer het zaad
vochtig is, dit lichtelijk beschimmelt en bederft.
De vroege rapen worden uit den grond genomen, zoodra
de bladen beginnen te verwelken. Van de overige knol-
en wortelgewassen, die men in deze en de eerstvolgende
maand denkt op te nemen, kunnen thans, zonder de knol-
len te benadeolen, de bladen afgenomen en aan het vee
gevoerd worden.
In de laatste helft dezer maand kan een begin gemaakt
worden met het inoogsten der winter-aardappelen. Het
verdorren van het loof is het teeken, dat de vrucht rijp
is, die zoolang dit groen blijft, nog niet den volkomen
graad van rijpheid verkregen heeft. Tot dat het begint
te vriezen bewaart men dezelve het best op eene droge
plaats boven den grond; wanneer zij te vroeg in den kei-
der gebracht worden, verliezen zij veel van hunnen smaak.
In de eerste helft dezer maand zaait men nog kervel,
kers tot wintergebruik, spaansche kervel, lepelblad, rapun-
sel, winter-spinazie, peterselie, insgelijks veldsalade, schor-
soneren en fransche zuring en op warm gelegen bedden,
-ocr page 43-
•il
SEPTEMBER.
pastinaken en radijs; thans en later, zoolang de grond open
is, kan men witte* en boerenkool, bernagie, boonenkruid,
winter-andijvie en dille zaaien. Uit de thans gezaaide win-
terandijvie kan men het volgende jaar zaad voor zomer-
andijvie winnen. Indien men de planten niet reeds in den
herfst verkiest te verzetten, zoo mogen zij althans niet te
dicht bijeen staan, omdat zij anders lichtelijk verrotten. Op
warm, zoo mogelijk zuidelijk of zuidoostelijk gelegen plaat-
sen, die door muren of schuttingen beschut zijn, zaait men
bloemkool en kropsalade, voor weeuwtjes-planten, hetzij om
dezen later in de broeibakken over te brengen, hetzij voor
den open grond in het volgende jaar. In het laatst van
deze maand zaait men ook, zoo men verkiest, op rabatten
tegen schuttingen en die men dekken kan, wortelen, ver-
mengd met salade, waarvan men, bij eenen niet al te
strengen winter, vroeg in het voorjaar jonge worteltjes kan
oogsten; doch bij strenge winters mislukt dit veelal; in welk
geval echter niet veel meer dan het zaad en een weinig
moeite verloren wordt.
De bedden of rabatten met winterspinazie en winterkool
zuivert men van onkruid, zoo als over het algemeen in deze
maand voor de vernietiging van onkruid gezorgd moet wor-
den, daar dit anders lichtelijk bij de toenemende vochtig-
heid de overhand krijgt, tot groot nadeel van het gezaaide
en gepootte. Van de aardbeziën neemt men de nieuwe
uitloopers weg, snijdt in het laatst der maand het loof der
aspersies af, en bepoot de bedden met winterandijvie. Ook
van de artisjokken neemt men de stengels af, zuivert de
bedden van onkruid; terwijl men van de uit zaad geteelde
artisjokken reeds rijpe vruchten kan oogsten. Men kan in
het laatst dezer maand reeds de winterandijvie opbinden,
om ze goed geel te doen worden.
-ocr page 44-
42                                   DE MOESTUIN.
Tegen het einde der maand worden winteruien, chalot-
ten, ajuin en knoflook verplant; insgelijks selderij in grep-
jes, om later gemakkelijk te kunnen aanaarden. Op de
ontledigde bedden zet men winterkool, boerenkool en brus-
selsehe spruitkool. Indien in de vorige maand geene aard-
beziën-bedden zijn aangelegd, moet men zulks thans niet
langer uitstellen, daar het anders daartoe te laat wordt.
Ten einde de wortel- en knolgewassen gedurende den
winter voordeelig in den kelder te kunnen bewaren, brengt
men reeds zand in denzelven; met het einde der maand
kan men een begin maken met die gewassen uit den grond
te nemen. — De erwtenrijzen en boonenstaken, die hebben
uitgediend, worden geborgen. —\'• Bedden, waarvan de vruch-
ten zijn ingeoogst, behooren, indien men ze niet meer denkt
te bepoten, vooral wanneer het stijve kleigronden zijn, nu
reeds te worden omgespit, waarna men ze laat leggen om
den grond losser te doen worden en ze in het voorjaar,
na bemesting, op nieuw te bewerken. — Insgelijks zij men
bedaeht om voor den noodigen mest te zorgen, indien dit
niet reeds is geschied.
Selderij en meer andere gewassen moeten gehakt en aan-
geaard worden. Wanneer de verplantte bloemkool te hoog
en te welig opschiet, waardoor het te vreezen is, dat zij
geene of slechts kleine vruchten zouden geven, verzet men
die in het begin dezer maand en aardt vervolgens de plan-
ten aan. — De koolplanten, die den winter over in den
open grond blijven staan, moeten in het begin der maand,
op hooge, tegen den wind beschutte bedden, waar zij in \'t
voorjaar eerst tegen den middag zon krijgen, verplant
worden.
Zoodra de nachten koud beginnen te worden, moeten
de bakken, waarvan de ramen afgenomen zijn, wederom
-ocr page 45-
13
SEPTEMBER.
met deze gedekt worden. — Men legt nog koude bakken
aaii voor kropsalade. — Ook maakt men toebereidsels voor
het aanleggen van warme bakken in de volgende maan-
den, met het repareeren en schoonmaken der kistingen, bak-
ken en ramen. De mestbedden voor de champignons wor-
den thans reeds aangelegd.
0 C T 0 B E E.
Dadelijk in het begin dezer maand zaait men winteruien,
prei, winterspinasie, winterkervel, veldsalade, gele en
witte wortels, haverwortels, peterselie, rapunsel, winterkers,
winterandijvie en witte kool. Het wortelzaad kan men
met kropsaladezaad vermengen, waardoor men in het voor-
jaar krachtige weeuwtjes-planten zal verkrijgen. Ook kan
men op warm gelegen rabatten als nog kropsalade en bloem-
kool zaaien voor weeuwtjes, waarvoor men mede afzonder-
lijke bedden ter verplanting aanlegt.
Winterkool kan thans verpoot worden. De akkers, waar-
op men\'die plant, mogen noch te vochtig, noch te droog
zijn; ook is het beter dat dezelve niet de ochtend", maar
de namiddag-zon hebben. Insgelijks plant men thans de
wintersalade op eene beschutte plaats, */a decimeter van el-
kander, en bij vorst zonder sneeuw bedekt men die met
blad; alsmede kool van Anjou, Chou-vert de Provence en
Kanadasche kool. De planten der engelsche spinazie worden,
indien zij reeds kunnen worden verzet, op een vet, wel toe-
gemaakt rabat 1 voet van elkander geplant. De zomer-
marjoleinstokken, die men den winter over wil houden,
neemt men met eene kluit aarde uit den grond en plaatst
-ocr page 46-
44                                       DE MOESTUIN.
ze op een beschaduwd rabat, dat tegen felle noordewinden
beschut is. Indien de grond wat droog is, begiet men de
planten sterk, voordat men ze opneemt, ten einde de aarde
beter aan de wortels te doen kleven. — Omstreeks het mid-
den der maand plant men St. Jans-look, knoflook en cha-
lotten. — Om zeór vroege wintersalade, dunsel, witte kool,
kers, kervel, knollen, winterbloemkool, enz. te hebben, maakt
men eenige bakken gereed, om aan het einde der maand
gemelde gewassen er in over te brengen. Doch men voor-
zie die bakken vooraf met wat verschen mest en aarde. —
Men gaat voort met het opbinden van andijvie en het aan-
aarden van selderij om geel te worden.
Zaden die in de vorige maand nog niet rijp waren moe-
ten thans ingezameld worden. Wanneer de bessen der as-
persie-planten rood zijn, worden die afgeplukt, gedroogd
en, voordat de vorst den grond hard maakt, gelegd. De
stengels der aspersies worden, zoodra zij geel zijn, een
hand hoog boven den grond afgesneden, en die bedden
met andijvie bepoot, of men brengt er eene laag half ver-
ganen paardonmest, die in den afgeloopen winter in de broei
bakken heeft gediend, over. Ditzelfde geschiedt, wanneer
de bedden nog bezet zijn, of worden, zoodra dé daarop
staande groenten zijn ingezameld. Die mest blijft er den
winter over op liggen, en wordt in het voorjaar door den
grond gewerkt. Ook over de aardbeziën-bedden brengt
men goeden korten mest, om daarmede op dezelfde wijze
te handelen.
De vroeg gezaaide of geplante keuken-groenten worden
uit den grond genomen; de later gezaaide wortel* en knol-
gewassen kunnen, indien het niet vroeg begint te vriezen,
nog eene maand en sommige zelfs den geheelen winter in
den grond blijven staan. De opgenomen groenten worden
-ocr page 47-
OCTOBER.                                      45
in droge en vorstvrije kelders, die behoorlijk gelucht kun-
nen worden, geplaatst en zoolang het niet vriest eiken dag
volop gelucht. Die knolgcwassen, waarvoor men in den
kelder geene ruimte meer heeft, bewaart men in kuilen,
welke vooral op zeer droge plaatsen, die men niet reeds
in het begin van het voorjaar ter bebouwing noodig heeft,
worden aangelegd. — In vochtige tuinen daarentegen
moeten alle wortel- en knolgewassen vroegtijdig in den
winter uit den grond genomen worden; in droge kan men
sommige, die veel koude kunnen verdragen, bijv. witte
en gele wortelen, langer daarin laten; beet- en mangelwor-
tels en rammenas echter moeten volstrekt in den kelder of in
kuilen geborgen worden. — De gele wortels, radijs, sluit-
kool, rapen, pcterseliewortels, enz., van welke men in het
volgende jaar zaad wil winnen, worden op eene luchtige
plaats bewaard en eerst wanneer het begint te vriezen, in
den kelder gebracht. Zoodanige gewassen, die de open
lucht verduren, zoo als chichorei, witte wortels, enz. plant
men dadelijk op de voor hen bestemde plaats, waarbij men
het loof inkort en ze diep in den grond zet. — Van mie-
rikwortels graaft men er zoovele op, als men gedurende
den winter noodig heeft, zet ze in den kelder, in zand, en
bezigt de afgesneden boveneinden in het voorjaar tot nieuwe
aanplanting. Die in den grond blijven staan bedekt men
met eene laag mest, insgelijks de in den grond blijvende
pastinakenwortels. — Ook prei, ajuin en selderij worden
tegen het einde dezer maand in den kelder gebracht. —
Alle knolgewassen zullen in de bewaarplaatsen beter blij-
ven indien zij bij droog weder ingezameld worden.
Om nog langen tijd versche kool te hebben, bewaart
men de verschillenda soorten, die niet tegen vorst bestand
zijn, op vorstvrije plaatsen, en gaat hierbij aldus te werk:
-ocr page 48-
40                                         MOESTUIN.
men trekt de planten uit den grond, snijdt de stronken er
af en legt de kooien luchtig uit elkander: of hangt ze bij
de stronken aan den zolder der kelder op, óf men plant
ze met den stronk in zand, altoos wel te verstaan in eene
kelder of vorstvrije schuur of kamer. Op dezelfde wijze
handelt men met de winter-bloemkool; van deze echter
moeten de bladen van boven aaneen gebonden worden.
Wanneer de vorst niet te vroeg invalt, kan men er eenige
planten van buiten laten staan doch buigt de bladen over
de bloem heen, waardoor men dikwerf tot in December
versche bloemkool kan hebben. De andijvie wordt om ze
lang versch te houden, insgelijks met de wortels in zand
geplaatst; dit zelfde doet men ten opzichte der spaansche
artisjokken, die in het begin dezer maand zijn opgehouden
en aangeaard; men neemt ze ten dien einde met eene kluit
aarde uit den grond en plaatst ze, na het loof van boven
een weinig afgesneden te hebben, in vochtig zand. Aan
de groote groene artisjokkon , die men afsnijdt om te be-
waren, laat men de vruchtstengels of stokken, en plaatst
deze in zand. Die planten, welke in den grond blijven,
snijdt men eenige duimen boven den grond af, en dekt
de bedden vervolgens met blad.
Alle bedden en akkers, die gedurende den winter bezaaid
of beplant blijven, moet men bij goed weer nogmaals van
onkruid zuiveren, en die planten, welke te dicht staan,
uitdunnen. Al den tuingrond, die yan groenten le.dig is,
moet men, zoodra mogelijk en voor dat de vorst invalt,
omspitten, en waar zulks noodig is, tevens mesten en den mest
terstond mede onderspitten. Niets verschaft zekerder en
grooter voordeel, dan het mesten en omspitten van den
grond in den herfst, waardoor de mest gedurende den
winter zijne werkzaamheid aan den grond mededeelt, en in
-ocr page 49-
O C T O B E E.                                           47
\'t voorjaar de vochtigheid, die de bodem in den winter
heeft verkregen, zoo lang mogelijk daarin terug gehouden
wordt. Alle akkers behooren reeds in den herfst in bedden
of rabatten verdeeld te worden, doch den omgespitten grond
laat men, zonder dien te harken, ruw liggen, opdat de aarde
door de vorst losser en zachter worde. In het voorjaar
behoeft alsdan die grond niet op nieuw omgespit, maar
slechts geharkt en gevlakt te worden, waarna men daarop
kan zaaien. Tot dit omspitten maakt men zich eiken schoo-
nen en drogen dag ten nutte.
Tegen het einde van deze maand schoffelt men de groote
paden en schuimt de kleine op. liet onkruid verzamelt
men op hoopen, om , wanneer het verteerd is, met den mest
te vermengen; doch men handelt hiermede zoo als vroeger
reeds gezegd is. De reeds aanwezige aardhoopen worden
omgezet. Uit de ontledigde bakken wordt de aarde bene-
vens de mest uitgegraven, en deze laatste op de bedden
gebezigd; doch voor vroege winter-salade, bloemkool, witte
kool, enz. brengt men in eenige bakken wat verschen mest
en aarde, en plant nog in deze maand die groenten daarin.
In deze maand maakt men alles gereed voor het aan-
leggen van versche broeibakken, zoo ten opzigte der kis-
tingen, bakken, ramen, riet- en stroomatten, dekkleeden,
enz. Met het aanleggen daarvan voor aardbeziën wordt
reeds een begin gemaakt, en men plaatst de planten er in,
zoodra de bak eene matige warmte heeft verkregen. Om
die warmte er in te behouden, moeten de bakken\'s nachts
al vriest het niet, goed gedekt worden, en wanneer men
bespeurt dat de broeiing vermindert, neemt men den mest
tusschen de kisting en de bakken weg en vervangt dien door
eene laag van goed broeienden mest.
Om vroegtijdig komkommers te hebben, zaaie men die
-ocr page 50-
48                                   DE MOESTUIN.
in het begin dezer maand in den open grond, verplante ze
naderhand in potten, die men tegen tle nachtkonde in de
oranjerie of binnen \'s huis zet, tot tijd en wijle men ze
in de warme bakken wil overplaatsen. Eveneens ten
naastenbij kan men handelen met stam-snijboonen. Tegen
een muur of schutting, op het zuiden, legt men deze in
mandjes, die, wanneer het koud wordt, in warme bakken
worden overgezet.
Ten einde reeds in Januari jonge aspersies te kunnen
steken, omringt men in het laatst van October die bedden,
waarvan men deze wenseht te hebben, met broeienden
paardenmest, plaatst boven den grond bakken, die in de
volgende maand insgelijks met dusdanigen mest worden
gevuld.
Men verzuime niet de. koolplanten na te gaan, en deze
van de zich alsnog daarop bevindende rupsen te zuiveren.
NOVEMBER.
Hetgeen men in de vorige maand verzuimd heeft te
doen, of hetgeen, uit hoofde van de ongunstige weêrsge-
steldheid is uitgesteld, moet thans in deze worden verricht.
Met het bemesten en omspitten van den tuingrond wordt
bij gunstig weder voortgegaan, om voordat het begint te
vriezen daarmede gereed te zijn. In de eerste dagen dezer
maand plant men voor het laatst winter-salade; neemt do
winter-andijvie op en brengt ze in. den kelder; zaait nog
rapunsel, om die in Mei te kunnen gebruiken; insgelijks
op droge bedden beetwortels; legt nog uit zaad aspersie-
bedden aan; in droge tuinen kan men ook nog wortels
-ocr page 51-
NOVEMBER.                                     49
zaaien, en neemt op schoone, niet regenachtige dagen de
laatste wortel" en knolgewnssen op, om die in den kelder
of in kuilen te bergen. Van die wortelgewasseu, die den
winter over in den open grond blijven, verzamelt men,
voordat het volkomen winter wordt, zooveel als men voor
het gebruik in den winter noodig heeft, wanneer men we-
gens de vorst niets uit den grond kan opgraven, bijv. schor-
soneren, die men in zand bewaart, zoo ook de knolsel-
derij. — Bloemkool en winterandijvie, die nog buiten staan,
worden thans ook in den kelder gebracht. Evenzoo ook
oichorei-wortels die men laagsgewijze in wit zand legt,
met de topeinden naar de buitenkant; om liet loof hiervan
gedurende den winter en \'t voorjaar als smakelijke en ge-
zonde groente te verbruiken; om het blank en mnlsch te
bekomen, dan beschermt men het tegen den invloed van
het licht; door een oud stuk kleed of moscovische mat.
Indien dit niet reeds in de vorige maand is geschied,
dan overdekt men thans de aspersiebedden met eene laag
mest; wenscht men groote aspersies te telen, zoo bezigt
men hiertoe telken jare eene andere mestsoort, bijv. run-
der", paarden-, varkens», en inzonderheid hoendermest. —
Ook de aardbeziënbcdden, die niet reeds in vorige maan-
den gezuiverd en waarvan de ranken nog niet weggenomen
zijn, moeten in deze maand nagezien en behandeld worden
zoo als vroeger is vermeld. — Men gaat in deze maand
voort, om, gelijk voor October is aangewezen, aspersiebed-
den met broeienden mest te omringen tot het vervroegen
dier groente; ook kan men thans eenige bakken met moer-
planten of stoelen, die men uit de oude bedden neemt, be-
planten. Op die wijze kan men den geheelen winter en
in \'t voorjaar, tot dat de aspersies van den kouden grond
aankomen, van die groente voorzien blijven.
Affourüt. 5e druk.                                                             4
-ocr page 52-
50                                  DE MOESTUIN.
Men kan nog eene proeve nemen om winterkool te poten,
indien men overvloed van planten heeft; zoo niet, dan stelle
men het tot in \'t voorjaar uit. De in de bakken staande ge-
wassen , zoo als de salade-, en bloemkoolplanten, enz., moe-
ten bij droog en zonnig weder behoorlijk gelucht worden,
opdat zij niet verrotten; bij invallende vorst daarentegen
moet men ze dekken. — Sommige planten, die in den
winter buiten blijven, zoo als de koolplanten, de artisjokken
en broccoli worden aangeaard en de beide laatstgenoemden
in het laatst dezer maand tegen vorst gedekt; bij aanhou-
dende vorst dekt men insgelijks de in den open grond
staande selderij, wortels, prei, rapunsel en koolplanten met
blad of korte strooiing. De beetwortels worden opgenomen
en in zand bewaard.
Men gaat voort met allerhande salade, wortelen, rapen,
radijs en toekruiden in broeibakken te zaaien, en in het
laatst der maand legt men bakken aan voor bloemkool,
stamboontjes en komkommers. Latuw en postelein kunnen
tusschen deze gezaaid worden, zonder dat zij de andere
planten hinderlijk zijn in haren groei. Broeibakken voor
aardbeziën worden ook wederom in deze maand aangelegd.
Men drage vooral zorg voor die welke in de vorige maand
zijn beplant geworden, daar de planten thans beginnen door
te groeien; men zuivere die van de ranken, die zij schie-
ten, en geve haar behoorlijk lucht, tevens echter zorg dra-
gende, dat daardoor de bakken niet te zeer verkoelen. Over
\'t algemeen is het voor die gewassen, welke men sterk
broeien wil, van belang om in deze maand de bakken
goed te dekken, ten einde daarin de warmte, die voorna-
meiijk nu vereiseht wordt te bewaren, en die, eenmaal ver-
loren gegaan zijnde, moeielijk te herstellen is.
Indien men in Januari reeds peul-, doperwten en tuin-
-ocr page 53-
DECEMBER.                                           51
boonen op warme rabatten in de open lucht tegen heinin-
gen of schuttingen wenscht te zetten, alsdan legt men die
in het laatst dezer maand in bakken, die men vooreerst in
de oranjerie of binnen \'s huis plaatst, en in de volgende
maand de planten in de broeibakken overbrengt. Men kan
die groenten ook op genoemde plaatsen in den kouden
grond leggen, doch wanneer zij beginnen te spruiten, moet
men ze des nachts dekken, en als het begint te vriezen
zoowel over dag als des nachts er glazen ramen voor
plaatsen. Bij een niet zeer feilen winter, zullen zij vroeg-
tijdig vruchten opleveren.
Men ga zorgvuldig de bewaarplaatsen der groenten na-,
ten einde deze van de aangestokene bladen te zuiveren,
daar de ingezamelde bladgroenten in deze maand lichtelijk
verrotten, vooral wanneer zij niet bij zeer droog weder zijn
ingeoogst; het meest hieraan onderhevig zijn kool en andijvie.
Mochten er nog boonenstaken of erwtenrijzen op de akkers
staan, dan bergt men die thans op; de tuingereedschappen,
die niet meer gebruikt worden, maakt men schoon, en be-
waart ze op eene droge plaats; aardhoopen worden aange-
legd, waartoe men aarde uit de bakken, blad, vergaan on-
kruid en bij voorkeur rundermest ondereen mengt; de reeds
vroeger op die wijze aangelegde worden omgezet, opdat ge-
durende den winter de vochtigheid er in kan dringen.
DECEMBER.
Zoolang het weder gunstig blijft, verricht men in deze
maand de voor November opgegevene werkzaamheden, die
alstoen niet voleindigd zijn. Heeft men bijv. de artisjok*
i*
-ocr page 54-
52                                       DE MOESTUIN.
ken en andere in den kouden grond overwinterende gewas-
sen nog niet met blad of ruigte gedekt, dan doet men dit
reeds in het begin dezer maand. De selderij, broccoli en
de koolplanten aardt men zoo hoog aan, dat bijna de ge-
heele plant bedekt wordt. Wanneer de grond nog open,
d. i. niet bevroren of met sneeuw bedekt is, kan men nog
wortels, gewone peterselie en peterseliewortels, pastinaken,
spinazie, vroege erwten, tuinboonen, salade, uien en suiker-
wortels zaaien. De zaden komen wel in den winter niet
meer op, doch zij genieten het voordeel van de wintervochtig-
heid, en leveren daardoor dikwijls vroegere vruchten. Erw-
ten en boonen legt men, zoo als vroeger reeds is gezegd,
op warme, tegen koude noordenwinden beschutte rabatten.
Insgelijks kan men alsdan nog rapunsel zaaien, en uit
zaad aspersiebedden aanleggen.
Zoo als in de voorgaande maanden, gaat men op dezelfde
wijze voort om de aspersies, als ook de aardbeziën, te ver-
vroegen; insgelijks met het aanleggen van bakken om
daarin oude aspersiestoelen te planten. Ook is het thans
tijd om de erwten en boonen, die in de vorige maand in
bakken of potten gelegd, en in de oranjerie bewaard zijn,
in de broeibak over te brengen. Ten einde zeker te zijn
van vroegtijdig aardbeziën te hebben,\' legt men in deze
maand daarvoor wederom bakken aan, daar die, welke in
de vorige zijn aangelegd, wel eens willen mislukken. Voor
kropsalade, bloemkool, stamboontjes, komkommers en me-
loenen moeten thans mede bakken worden gereed gemaakt.
Men moet thans vooral zorg dragen voor het in de bakken
gezaaide en gepootte. Bij felle vorst moeten deze niet slechts
des nachts, maar ook den ganschen dag goed gedekt zijn;
alleen bij zonneschijn mogen ze op den middag eenigen
tijd ontdekt worden. Evenwel moet men, zoo het weder
-ocr page 55-
DECEMBEK.                                      53
zulks toelaat, van tijd tot tijd aan de windvrije zijde de
bakken luchten, en alsdan tevens nazien of er zich ook ver-
rotte bladen aan de groenten bevinden en deze, zoo zij er
zijn, zorgvuldig wegnemen.
Selderij en peterselie , alsmede bieslook wordt in bakjes
of kistjes gezaaid, en deze plaatst men in de oranjerie
of binnen \'s huis; dit kan men, des verkiezende, ook doen
met kropsalade enz. om die in Januari in de broeibakken
over te planten.
Wanneer de grond bevroren is, laat men schapen-, run-
der-, hoender-, duiven- en straatmest, tuin- en baggeraarde,
asch, enz. ter bemesting in den tuin brengen.
In den kelder en de overige bewaarplaatsen is thans een
nauwkeurig toezicht noodig. Alle aangestoken of verrotte
bladen aan groenten moeten zorgvuldig weggenomen en
uitgesneden worden, waarna men dergelijke groenten en
wortels afzonderlijk legt, ten einde deze het eerst te ge-
bruiken. Het kan niet genoeg aanbevolen worden, want
het wordt maar al te veel verzuimd; doch men moet im-
mer van den beginne af, bij het opbergen van allen win-
tervoorraad zoo als: knollen, wortelen, kool, enz. de schoon-
ste en volkomenste vruchten achteraf leggen, en alle andere
minder volwassen exemplaren vooraan of bij de hand, opdat
deze laatste dan het eerst opgebruikt kunnen worden. Veelal
heeft het omgekeerde geval plaats, en zulks heeft dan ook
ten gevolge, dat er reeds vroeg in \'t voorjaar aan onder-
scheidene artikelen gebrek ontstaat, want de volkomenste
vruchten en groenten worden het eerst gebruikt, en juist
deze zouden, uithoofde dat zij volkomen volwassen en gerijpt
waren, het langst goed gebleven zijn, doch zijn zij het eerst
verbruikt, dan bevindt men ook spoedig het overschot, die
minder volkomen en dus minder geschikt zijn, om aan een
-ocr page 56-
54                                   DE MOESTUIN.
lang bewaren, weerstand te kunnen bieden, verrot, verteerd
of smakeloos. Bij eenigszins gunstig weder, moet men aan
de in den kelder geborgen groenten dagelijks lucht geven,
doch tevens zorgen, dat de vorst er niet binnen dringe,
en tegen den avond in allen gevalle de keldergaten weder
goed sluiten.
Daar men door het in deze maand veeltijds heerschende
ongunstige weder dikwijls belet wordt werkzaamheden in
de open lucht te verrichten, besteedt men dien tijd binnens-
huis, bijv. tot het herstellen en in goeden staat brengen
van tuingereedschappen als anderszins. Ook moet men thans
verscheidene zaden, zoo als dat van wortels, peterselie, gele
rapen, kool, enz., schoonmaken. Het zaad wordt vooraf in
een sterk verwarmd vertrek op een kleed uitgespreid. Nadat
het volmaakt droog geworden is, wrijft men het in de han-
den, zuivert het vervolgens, doet het in zakjes en hangt
het aan eene\' zeer droge plaats op.
-ocr page 57-
Tweede Afdeeling.
DE VRUCHTTUIjST EN BOOMKWEEKERIJ.
JANUARI.
Indien de grond open en niet te nat is, kan men de
bedden omspitten, die bestemd zijn tot het zaaien van
vrnchtpitten. Het zaad van steenvruchten wordt in de
bedden, die reeds in den herfst daartoe zijn gereed gemaakt,
gelegd; de pitten der mispels kan men vooraf in water
weeken. Kastanjes, abrikozen en perziken-pitten, kersen
en alle andere harde steenvruchten, wal- en hazelnoten
laat men eerst in vochtig zand kiemen.
Men kan reeds een begin maken met het uitroeien van
rupsennesten. Hierbij zijn de boomkruipers, spechten en
meezen onze trouwste helpers, om welke reden men die
vogels beschermt.
                               
Paal- en latwerk wordt hersteld of nieuw vervaardigd;
de palen aangepunt, en zoo ver zij in den grond komen
te staan, in het vuur verkoold of geteerd. Men snijdt num-
mer-houtjes, zorgt voor bast en wilgenteenen, en brengt
messen, boomzagen, enz. in een goeden staat. Ook be-
reidt men entwas.
Het ooft in de provisie-kelders en kamers wordt nage-
zien en het aangestokene er uit gezocht. Voortdurend ver-
zamelt men pitten van allerlei vruchten.
-ocr page 58-
56                   DE VRUCHTTüIN EN BOOMKWEEKERIJ.
Oude, gestorvene boomen worden uitgerooid en doode,
kankeraehtige takken en twijgen van andere weggenomen.
Bij regenachtig weder zuivert men de boomen van het mos,
dat er op aanwezig is; om het groeien daarvan aan de
boomen voor te komen, wascht en "bestrijkt men ze in den
herfst met kalkwater en besproeit ze in \'t voorjaar met gier.
Oude boomen zuivert men ook van de eieren der insecten,
die onder de ruwe schors verborgen zijn, te dien einde
wordt de oude en bemoste bast met boomkrabbers afge-
krabt en al die vuiligheid verzameld en verbrand, ten
einde volkomen zeker te zijn, alle eieren en maskers van
insekten, volkomen te vernietigen. Bescherm de vogels!
wordt allengs meer en meer het wachtwoord onzer dagen
en ook ik, roep allen die tuinen bezitten toe, „bescherm
de vogels" zoowel tot uw vermaak als nut; vooral de
koolmezen zijn vlijtige onvermoeide rupsenverdelgers; om
deze vogels in de boomgaarden en oofttuinen te lokken,
beveel ik ten zeerste aan, om gedurende den herfst,
winter en het voorjaar eenige zaadschijven. van zonuebloe-
men, welker zaden of pitten een zeer gezocht lokaas voor
meezen zijn in de vruchtboomen te hangen, vooral in de
oude, waarin gewoonlijk een overgroot aantal insekten
huisvesten.
                 
Om over het geheel vogels in de tuinen te lokken,
zoowel tot nut als tot vermaak, vestig ik met aandrang
de aandacht op de kunstmatige vogelnestjes, die tot zeer
billijke prijs te bekomen zijn bij de fabriekanten Valk & C°.,
Singel buiten Tolsteeg, te Utrecht; deze nestjes zijn zeer
doelmatig en in allerlei soort en vorm, voor verschillende
vogels geschikt, als voor meezen, boomkruipertjes, musschen,
kwikstaartjes, spreeuwen, enz.; de vogels nestelen er zeer
gaarne in, nog liever dan de moeite te nemen, om zelf
-ocr page 59-
JANUARI.                                        57
een nest te melken. De jonge en leibooraen beschut men
tegen hazen, konijnen, enz.
Zijn de abrikozen en perziken nog niet aangebonden,
dan moet zulks alsnog geschieden. Grootere boomen kun-
nen thans wanneer het niet vriest met de aardkluit ver-
zet worden , indien men bij voorkeur vooraf, op een ge-
schikten tijd, ter plaatse waar ze geplant moeten worden,
gaten of kuilen daarvoor gereed gemaakt heeft.
In de boomkweekerijen moet men bij open weer den grond
tusschen do rijen der jonge stammen 4—6 %,. diep omspit-
ten en de wortels, die zich te ver verspreid hebben, afsteken.
Bij eeno gunstige weersgesteldheid kunnen jonge boomen
om te enten en te oculeren in de kweekerijen verplaatst
worden; hierbij mag men echter het besnoeien derzelve
niet verzuimen. Bij vriezend weder laat men mest rijden
op die vakken der kweekerij, die onlangs van jonge boo-
men ontledigd zijn, en op nieuw met jonge stammen zul-
len bepoot worden.
Bij schoon en windstil weder snoeit men de te dicht op
een staande en overtollige takken weg. Ent- en copuleer-
rijzen moeten gesneden, cnt-pleister en copuleerbanden ge-
reed gemaakt worden. Tot verband bij het ocoleren en
copuleren (lasschen), bedient men zich van moscovische mat-
biezen en nog beter van zacht tamelijk dik katoengaren,
doch in beide gevallen daarna met entwas overstreken worden.
Voor j>articulieren beveel ik als gemakkelijk en zeer doel-
matig aan, de koude vloeibare entwas, die men gemakkelijk
zelf bereidt, nam. men neme zuivere boomharst, zet die even
op een zacht vuur tot dat ze even smeltbaar wordt en
voeg er dan zooveel gezuiverde spiritus of wijngeest bij,
tot dat het mengsel de dikte heeft van siroop, bij het ge-
bruik voege men er een weinig terpentijn bij.
-ocr page 60-
58                   DE VRUCHTTU1N EN BOOMKWEEKERIJ.
De ooftgewassen in potten, die men door broeiing wil
vervroegen, moeten uit de oranjerie, waar zij tot nog toe
bewaard werden, in de stookkas worden overgebracht. De
warmtegraad moet hierin eerst 1° II. zijn, en later tot
12—14° verhoogd worden. De takken der te broeien
kerse-, pruime-, en perzikboomen en wijnstokken moeten
dikwijls met water besproeid worden, doch bij zonneschijn
moet zulks niet geschieden.
FEBRUARI.
De werkzaamheden, in de vorige maand opgenoemd, zet
men voort, en indien iets, om de eene of andere reden, uit-
gesteld werd, verricht men dit thans.
Men moet uit de pitten of steenen verkregen jonge boomen
verzetten , wanneer de grond niet te nat en het weder zacht
is. Ooftpitten worden gezaaid, noten gelegd.
Wanneer er geene felle koude meer te vreezen is, wordt
de mest van de verpote jonge stammetjes weggenomen. De
in den vorigen zomer geoculeerde en tot dwergboomen be-
stemde stammetjes worden, tot op drie of vier oogen boven
de veredelde plaats, afgesneden. Bij gunstige weêrsgesteld-
heid kan men ook reeds tegen het einde dezer maand in
de spleet enten, en wel het eerst de steenvruchten en de
peren.
De heggen worden gesnoeid, ledige plaatsen daarin deels
door bijplanten, deels door vlechtwerk hersteld. Boven eene
groene heg is echter eene omheining van planken of, daar
deze nog al kostbaar is, eene omheining van 6 voet hooge
sparren-staken te verkiezen.
-ocr page 61-
FEBRUARI.                                      59
In de bewaarplaatsen van het ooft, zoekt men vlijtig
het aangestokene uit.
De boomen worden met straatmest, baggeraarde, enz.
gemest, door deze zclfstandigheden zoover als de kroon
reikt, onder de boomen uit te spreiden en voorzichtig onder
te spitten.
Men zuivere de boomen van rupsennesten en oude bla-
den; beschutte ze ook tegen hazen. Men snoeie de jonge
boomen en reinige de oude, voor dat de sappen naar boven
beginnen te stijgen. Insgelijks snijde men stekken voor
kruis- en aardbeziën. De dwergboomen, kruis*, aalbeziën- en
frambozenstruiken moeten gesnoeid worden. Ook dezen
laatsten geeft men mest, waartoe uitgevroren baggeraarde,
met goed verganen mest vermengd, aan den voet der strui-
ken wordt uitgespreid. Indien de wintersnoeiing der wijn-
gaarden in het najaar mocht verzuimd zijn, gaat men er
thans toe over. In \'t algemeen zij hier aangemerkt, dat
men bij het snoeien van den wijngaard, moet zorgen, dat
daaraan ook hout, bladen en vruchten van onderen kunnen
voortkomen, en hiertoe laat men denzelven van boven niet
te welig opgroeien; men zij niet te spaarzaam met het
wegnemen van hout, daar de jonge ranken anders geene
ruimte genoeg hebben, en wanneer deze te dicht bij elkander
gebonden worden, de trossen gevaar loopen onder de blade-
ren te verstikken, en ook niet tot rijpheid te komen. De
beste wijze om de ranken aan te binden is, ze slangswijze
te leiden, waardoor de beweging der sappen vertraagd , doch
de vruchtbaarheid bevorderd wordt.
De perzik- en abrikoos-leiboomen beschutte men zorg-
vuldig tot het einde van Maart, door middel van daarvoor
geplaatste planken, of rietmatten, tegen de zon.
Men verzamele entrijzen, die men op eene vochtige, doch
-ocr page 62-
60                   DE VRTJCHTTUIN EN BOOMKWEEKERIJ.
vorstvrije plaats in nat zand kan bewaren, totdat men ze
in de volgende maand noodig heeft. Om enten lang goed
te houden, \'t zij tot eigen gebruik, ter verzending of dat
men die van elders wenscht te ontvangen, dan is de vol-
gende wijze zeer eenvoudig. Men neme eene gewone flesch,
vult die met water, spoelt ze dan uit, zoodat alleen de
binnenzijden er van nat blijven, en eenige druppels zich
op den bodem verzamelen. De afgesneden enten worden
dan in de flesch gedaan, en de flesch goed gekurkt en
dicht gelakt, zoodat zij luchtdicht gesloten is; op deze wijze
blijven de enten eenige weken goed en frisch. Indien op
één stam twee veredelde rijzen gevat hebben, dan snijdt
men het zwakste af.
De stookkas vereischt thans, indien de vruchten goed
zullen slagen, bijzondere oplettendheid , vooral de perzik-,
abrikoos- en druivenkassen. De boomen moeten aan den
voet bevochtigd, doch wanneer zij in bloei staan, de takken
en bladen niet besproeid worden; ook moet de warmte-
graad alsdan iets lager zijn, en bij zacht weder aan de
bloesems versche lucht toegevoerd, en bij zonneschijn het
beschaduwen der ramen, op den middag, en het vochtig
houden der paden niet verzuimd worden. Tevens moet
men acht geven of er zich ook ongedierte voordoet, en de
boomen daarvan zorgvuldig zuiveren. Behalve de in het
begin dezer maand aangelegde stookkassen voor perziken,
abrikozen en druiven, kan men in het laatst van Februari
of in het begin van Maart, kassen bereiden voorgenoemde
vruchten, waarin deze zonder vuurwarmte of broeiing, al-
lcen door afwering der koude buitenlucht, vervroegd worden.
-ocr page 63-
f.I
MAART.
Werkzaamheden in de vorige maand vermeld, doch ver-
znimd, worden thans zonder verder uitstel verricht.
Men kan in deze maand nog steen- en pitvruchten zaaien,
zoo als: kastanjes, noten, enz. Ook moeten de aanwe-
zige wilde stammetjes opgenomen en in de kweekerij over-
gebracht, doch die, welke op het zaailand blijven staan, van
onkruid als anderszins gezuiverd, en de aarde rondom dezelve
losgemaakt worden. Insgelijks zuivert men de kweekerij
van onkruid.
In deze maand worden de inleggers van het vorige jaar
van den moederstam afgenomen, waarbij men zich echter
wel verzekeren moet, dat zij wortel geschoten hebben. Thans
kan men ook van wijngaarden stek steken; men laat aan
hetzelve een gedeelte van het oude hout.
Men gaat voort met het snoeien en aanbinden der
vruchtboomen. Men doet dit het eerst bij abrikozen en perzi-
ken, kersen, morellen, pruimen en andere vroeg uitbottende
boomen en struiken; daarna bij de pitvruchten, het laatst
bij de tamme kastanjes en noten.
Wie verzuimd heeft in het najaar kuilen te maken voor
boomen, die thans verpoot moeten worden, mag het niet
langer uitstellen. Ook is het hoog tijd copuleer- en ent-
rijzen te snijden.
Wanneer de grond open is, worden vruchtboomen, in-
zonderheid de vroeg uitbottende, insgelijks aal- en kruis-
beziën-struiken, hazelnoten, kornoeljes en soortgelijke ver-
plant, en nieuwe heggen aangelegd.
Vooral verzuime men in deze maand niet de boomen
van rupsennesten, oude bladen, en het weefsel van insec-
ten te zuiveren. Dit verricht men zooveel mogelijk met
-ocr page 64-
62                  DE VRUCHTTUIN EN BOOMKWEEKERIJ.
de handen, of wanneer men ze niet bereiken kan, met de
rupsschaar en het rupsijzer. Men zorge de nesten even-
min als de oude bladen niet onder de boomen te laten
liggen, maar verbrande ze dadelijk. Ook mag het copule-
ren van kersen en andere vroeg uitbottende vruchtboomen
niet langer uitgesteld worden. Het enten in de spleet ge-
schiedt wanneer de boom volmaakt van sappen voorzien
is, en men gaat daarmede voort, totdat de eerste groene
blaadjes aan den stam uitkomen. Men begint met de
steenvruchten. Van de boomen die men veredelen wil,
legt men een register aan, met aanduiding door nummers
van de soort en de plaats waar zij staan. Van oudere
boomen, die men op nieuw wil veredelen, worden de daar-
toe bestemde armen ingekort. De stammen of takken,
die men wil enten, moeten 14 dagen te voren bij en onder
de entplaats van zijtakken beroofd worden; doch boven
die plaats mag van den stam of den tak niets weggenomen
worden, opdat de sappen niet belet worden op te stijgen.
Men neme het verband der in het vorige jaar geoculeerde
stammetjes weg, en snijde dezelve een oog boven het ver-
edelde af.
Men legt nieuwe kweekerijen aan, en wel begint men
daarbij met de kersenboomen. — Abrikoos» en perziklei-
boomen worden gedeeltelijk even als in de vorige maand
behandeld, en met het einde dezer begint men dezelve aan
te binden en het oude overtollige hout weg te nemen.
De fijnere vruchtboompjes en teêre of sommige groen-
blijvende heestergewassen, die men binnen \'s huis overwin-
terd heeft, kunnen, bij gunstige weersgesteldheid, in het
laatst dezer maand in de open lucht gebracht en in den
vollen grond verpoot worden.
In de stookkassen gaat men voort als in Februari, doch
-ocr page 65-
63.
MAAKT.
men vermindert het stoken, ja kan op sommige dagen
daarmede ophouden; lucht menigvuldiger, doch draagt
daarbij zorg, dat de koude buitenlucht niet naar binnen
dringe; ook moet men meer gieten en zorgvuldiger de zon-
nestralen afweren. — Men kan beginnen met nieuwe boo-
men in de trekkasten, voor het volgende jaar, in te planten.
APRIL.
In deze maand is het veredelen der vruchtboomen het
voornaamste werk, waarmede men zoolang voortgaat, tot
dat de boomen sterk uitbotten. Dit veredelen geschiedt
alsnu door in de spleet of klove of in den bast te enten,
door copuleren of lasschen en door zuigen. Men begint
met een en ander bij de steenvruchten, en gaat daarna
tot de pitvruchten over.
De in de vorige maand begonnen werkzaamheden wor-
den in deze ten einde gebracht. Het verplanten van boo-
men kan nog slechts in vochtige gronden, en met inkor-
ting der wortels en takken, geschieden. Alle groenblijvende
boomen echter, zooals Coniferen, Hulsten enz., ook Mag-
nolia\'s verplant men het beste en zekerste in deze maand,
vooral zorgdragende alle dergelijke boomsoorten, met eene
goede aardkluit aan de wortels, over te planten. Ook het
snoeien der boomen moet vóór de helft dezer maand zijn
afgeloopen, vooral van die boomen waarvan de knoppen
zich vroegtijdig ontwikkelen.
Men bindt de boomen behoorlijk aan, en zuivert thans
de kweekerijen. Op dit laatste moet men bijzonder acht
geven, daar in deze maand veel onkruid verschijnt, welks
-ocr page 66-
64                   DE VRUCHTTUIN EN BOOMKWEEKERIJ.
verdelging, zoo men die nu verzuimt, later zeer moeielijk
is; daarom moet men tusschen het jonge plantsoen vlijtig
schoffelen en hakken, en dit van tijd tot tijd herhalen,
daarbij evenwel voorzichtig te werk gaande, om de jonge
wortels niet te beschadigen. Schrale gronden voorziet men
alsnog van eenige mestspeciën, als: bladaarde, straatvuil,
of geheel vergane run. Deze worden over den grond uit-
gespreid en in de volgende maand voorzichtig onder gewerkt.
Bij droog weder is het doelmatig den grond, nadat deze is
omgehakt, te begieten. — Aan de in het vorige jaar veredele
boomen ontneemt men de wilde scheuten en uitspruitsels.
Bij ongunstig weder kan men gevoeglijk in een matig
warm vertrek nog het copuleren in den wortel bewerkstel-
ligen. Elke wilde appel-, pere-, kerse-, of pruimeboom
levert, wanneer hij verzet wordt, eene menigte wortelen,
door welke te copuleren met twee jaren bij het zaaien van
pitten vooruit is. De bewerking is zeer eenvoudig. Men
kiest een wortel, die nog van fijne vezel wortels voorzien
is, snijdt dien juist zoo als eenen stam, dien men met een
dun rijs wil copuleren, terwijl men het edele rijs of loot
schuins afsnijdt en aan den wortel zoodanig eene uitsnij-
ding geeft, dat de basten van beide juist op elkander ko-
men te liggen. Daarna omwindt men de gecopuleerde of
gelaschte plaats met een band, bestrijkt de wonde met
entwas, en zet den wortel ter diepte van 1—2 centimeter
boven die plaats in den grond.
De in het vorige jaar met het slapende oog geoculeerde
stammetjes worden afgesneden, en het verband van die,
welke in den vofigen herfst geoculeerd zijn, weggenomen,
indien dit niet reeds in de vorige maand geschied is.
Die stammetjes, bij welke het oculeren mislukt is, worden
gecopuleerd. — Men maakt stekken van zwarte moerbe-
-ocr page 67-
APHIL.                                           65
zieboomen gereed. — In deze maand worden de stekken
of loten van den wijngaard gestoken of afgelegd. Ook
kan men in de eerste helft van April nog stekken van
aal- en kruisbeziën zetten, evenwel voordat de oude strui-
ken hun blad ontwikkeld hebben.
Met de vernietiging der rupsennesten wordt voortgegaan,
en de boomen zoo zorgvuldig mogelijk daarvan gezuiverd,
voordat de jonge rupsen zich verspreiden, daar het alsdan
moeielijker is dit ongedierte te verdelgen. Ook worden
nieuwe heggen en omheiningen aangelegd, de reeds be-
staande gesnoeid en aangebonden.
Na plaats gehad hebbende nachtvorst, worden de boomen
des morgens, voor het opgaan der zon, met koud water be-
sproeid. Aan boomen, die door de vorst zwaar beschadigd
zijn, moet men de takken kort afsnijden, de vruchtknoppen
afbreken en de stammen dikwijls en sterk begieten. Ook
het opkloven van den bast kan bij bevroren boomen nut-
tig zijn. De perzikboomen, die gewoonlijk reeds in deze
maand bloeien, moeten even als de abrikozen tegen scherpe
winden, en \'s nachts tegen vorst beschut worden, met rij-
zen of rietmatten.
Bij de door kanker aangetaste boomen snijdt men alle
ziekelijke deelen tot op de nog geheel onbedorven plaatsen
weg en bestrijke die met boomzalf. Aan boomen, die uit
gebrek aan voedsel niet willen groeien, ontneemt men de
takken die gemist kunnen worden of kort ze terdege in en
maakt in een wijden omvang de aarde om den stam los,
en vervangt die des noods door nieuwe vruchtbare aarde
en mest. Bij boomen, die weinig vruchten voortbrengen,
kan men den zoogenaamden pomologischen tooverring be-
proeven, zijnde eenvoudig het zoogenaamde ringen der
boomen, waarbij men op den afstand van een centimeter
Affourtit. 5e druk.
                                                       5
-ocr page 68-
66                   DE VRUCHTTUIN EN BOOMKWEEKERIJ.
twee kringswijze insnijdingen boven elkander in den bast
maakt, en de tusschen beide liggende bastslrook tot op het
hout wegneemt. Indien echter, zoo als veelal het geval is,
dit gebrek voortkomt uit een al te weligen groei uithoofde
van te groote volsappigheid, zal beter, althans zekerder
dan dit middel, eene zoogenaamde aderlating helpen. Deze
bestaat daarin, dat men den geheelen stam van den wortel
af, en zelfs de hoofdtakken, door eene zigzagswijze snede,
tot op het hout open splijt. Een beproefd middel en
waardoor de boom geen het minste nadeel lijdt, is ook
het wegnemen van eenige hoofd wortels.
In het begin dezer maand • kan men ook vijgeboomen van
de winterbedekking ontblooten, ze opleiden en aanbinden.
Te gelijker tijd snijdt men zorgvuldig het doode en aange-
stoken hout weg, hetgeen nogmaals herhaald wordt, wan-
neer de boomen beginnen uit te botten.
Tot vervroegen van druiven wendt men ook het volgende
middel aan: vóór de tegen schuins opgaand latwerk aange-
bonden of tegen muren geplaatste wijnstokken zet men
losse houten trekkasjes met glasramen bedekt, waardoor de
druiven soms twee maanden vroeger rijp worden.
De behandeling der trekkasten is dezelfde als in de vo-
rige maand: vlijtig luchten en beschaduwen tegen de zonne-
stralen. Boomen uit de trekkas waarvan de vruchten reeds ge-
plukt zijn, worden langzamerhand aan de open lucht gewend.
MEI.
De bezaaide bedden en verplante jonge boonen moeten
vochtig gehouden worden; de wilde loten en uitspruitsels
aan de veredelde stammetjes laat men slechts dan daaraan
-ocr page 69-
MEI.                                               67
blijven, wanneer deze te veel sappen mochten hebben; co-
puleor- en entloten, die reeds lang opgeschoten zijn, wor-
den aan stokken gebonden, opdat de wind ze niet afbreke.
De kweekerij wordt zuiver gehouden van onkruid, de
ruige mest, dien men in den herfst om de boomen gelegd
heeft, wordt wanneer zulks niet reeds geschied is wegge-
nomen, en ondergespit. Men maakt het verband aan de
gecopuleerde boompjes losser, wanneer de oogen eenige
centimeters gegroeid zijn.
Van nu af tot in Juni oculeert men bij voorkeur steen-
vruchten met het wassend oog. Indien eenige copuleerloten
niet mochten gevat hebben, kunnen de stammetjes op nieuw
afgesneden en met reeds vroeger van de moederstammen
genomen en tot gebruik bewaarde rijzen geënt worden.
Bij eene warme weersgesteldheid snoeit men de perzik-
boomeu. Aan de lei- en dwerg- of straikboomen kan men
de bladknoppen met de nagels voorzichtig afknijpen, indien
de uit dezelve ontstaande takken overtollig en nadeelig
zouden zijn. Aan jonge, zeer vruchtbare boomen moet
men de overtollige bloesems afknijpen. Wanneer de vruch-
ten der abrikoze- en perzikboomen eene tamelijke grootte
hebben verkregen en zij te dicht bij of op elkander zitten,
dunt men deze voorzichtig, ten einde betere vruchten te
verkrijgen, en te voorkomen, dat de boomen niet al te
zeer uitgeput worden.
Voortdurend moet men de rupsen verdelgen, en vooral
des avonds of des morgens, wanneer zij hoopsgewijze byeen
zitten, van de boomen wegnemen. Over struiken en lage
boompjes kan men tot dat einde \'s avonds wollen lappen
leggen, de rupsen kruipen er des nachts onder en zijn des
morgens gemakkelijk te vangen. De boomen waarvan men
de takken niet dan mooielijk kan bereiken, worden van
5*
-ocr page 70-
68                   DE VRUCHTTUIN EN BOOMKWEEKERIJ.
deze insecten bevrijd door ze met water, waarin fijn roet
is opgelost, of met sterk zeepwater te bespuiten.
Bij gunstige voorjaren begint men in het laatst dezer
maand het zomerloot van de wijngaarden te snoeien en aan
te binden.
Men gaat voort met glasramen voor de wijngaarden te
zetten, gelijk in de vorige maand is vermeld; doch de al
te felle zonnestralen moeten afgeweerd worden.
In de trekkassen wordt vlijtig gelucht en beschaduwd.
De getrokken vruchtboomen, die men niet in de potten of
kuipjes verkiest te laten verblijven, worden in den open
grond gezet, en van de op nieuw voor een volgend jaar
in de potten of kuipjes geplantte de bloesems afgebroken.
JUNI.
Bij groote droogte moeten de bezaaide bedden en alle korte-
lings geplantte, zoowel als de leiboomen, begoten worden,
\'t Is aanbevelenswaardig om de grond rondom leiboomen
die voor warme schuttingen geplant staan, alsmede den
grond rondom in het voorjaar geplante boomen, enz. met
ruige mest of eendenkroost uit de sloten, te bedekken;
zulks onderhoudt eene weldadige vochtigheid voor de wor-
tels. Men moet de kweekorij van onkruid zuiveren en
vlijtig doorhakken. Er moeten bedden voor het aanstaand
zaaien van pitten, die men reeds van de vroeg rijpe kersen
begint te verzamelen, omgespit worden.
Op stammetjes, die nog in dit jaar lot moeten maken,
gaat men met het oculeren voort; evenwel moet men na
St. Jan (24 Juni) niet meer met het wassend oog oculeren.
-ocr page 71-
69
JUNI.
Drie tot vier weken na het oculeren moet het verband
eenigszins losgemaakt, en eenige weken later, wanneer men
bespeurt, dat het oog ingegroeid is, geheel weggenomen
worden. Van reeds vroeger gecopuleerdo stammetjes wordt
de copuleer-band, wanneer deze sterk insnijdt, weggenomen.
Indien men vreest, dat de copuleerloot nog niet genoegzaam
aangegroeid is, en daardoor gevaar zou loopen van los te
gaan, kan men spalken of twee latjes aanleggen, en deze
boven en onder de entwond vastbinden. De loten, zoowel
van deze als van geënte boomen, worden aan stokken be-
vestigd, omdat zij anders lichtelijk afbreken.
Wilde wortel-uitspruitsels der vruchtboomen moeten weg-
genomen worden. In de boomgaarden moet men ook al
het gras rondom de stammen wegsteken: dit doet men door
de zoden onder te graven. Bij kersen en andere steen-
vruchten moet men de zömer-snoeiing nog vóór St. Jan
verrichten. Ook is het thans de geschiktste tijd, tenzij het
een allerongunstigst voorjaar geweest ware, om aan de wijn-
gaarden de zomersnoeiing te bewerkstelligen; althans moet
men daarmede nimmer wachten totdat de welig groeiende
loten te veel groeisappen naar zich nemen, waardoor niet
slechts de vruchtdragende takken voor dit jaar, maar zelfs
de geheele wijnstok voor het vervolg grootelijks zoude be-
nadeeld worden. Men begint de snoeiing met de witte
druiven en gaat vervolgens tot de blauwe over. Aan de
abrikoze- en perzik-leiboomen worden van die knoppen
welke 2—3 rijzen maken, de zwakste weggesneden en men
laat alleen het sterkste staan. Over het algemeen moet
men bij leiboomen toezien, dat de naar achteren en naar
voren zijdelings uitspruitende loten, terwijl zij nog jong
zijn, worden weggeknepen.
Ook moeten in deze maand de broeikasjes voor de tegen
-ocr page 72-
70                   DE VRUCHTTUIN EN BOOMKWEEKER1J.
muren groeiende wijngaarden thans vlijtig geluoht, en bij
een zachten, zoelen regen de glasramen daarvan zelfs voor
eene poos weggenomen worden.
Men gaat voort met het verdelgen der rupsen, en be-
veiligt de rijpende kersen tegen de vogels, hetzij door er
netten over te spannen, doch bij voorkeur hangt men kleine
spiegeltjes aan een koperdraadje in de boomen.
Aal- en kruisbeziën kunnen door loten van dit jaar ver-
raenigvuldigd worden.
JULI.
Zoowel de vruchttuin als de kweekerij wordt vooral in
deze maand zuiver gehouden van onkruid, dat men in
\'t geheel niet in \'t zaad moet laten schieten; de laatstge-
noemde moet bovendien, ten minste tweemaal in deze maand,
gehakt worden, om èn aan de zonnewarmte èn aan den
regen gelegenheid te geven in den grond te dringen; bij
gebrek aan dezen laatsten moet men gieten. De wilde
scheuten en loten aan de veredelde boompjes worden, even
als de wortel-uitspruitsels der oudere boomen, die thans in
menigte te voorschijn komen, afgesneden. Van eenige
pruimsoorten evenwel laat men gewoonlijk die uitloopers,
welke geschikt zijn om daarop fijne vruchten te oculeren,
staan, en brengt die naderhand in de kweekerij over. Van
de vroeger geoculeerde stammen, waarvan de oogen aan \'t
wassen zijn, wordt het verband losser gemaakt en later
geheel weggenomen. In de laatste helft dezer maand kan
men met het oculeren met het slapende oog een aanvang
maken. Slechts eenige dagen voor dat men het wil ge-
-ocr page 73-
JULI.                                             71
bruiken, wordt het entrijs daartoe gesneden, en drie a vier
dagen met de ondereinden op eene beschaduwde plaats in
vochtig zand geplaatst om het te temperen.
De aan muren of heiningen staande vruchtboomen wor-
den nagezien, de waterloten daarvan weggesneden, het
jonge vruehthout aangebonden en de te lange loten daar-
van een weinig ingekort. De snoeiing der wijngaarden,
indien die niet in de vorige maand is verricht, mag thans
niet langer worden uitgesteld. Wanneer de druiven zich
gezet en de grootte van een ganzenhagel bereikt hebben,
worden de bezien, die te dicht opeen staan, weggeknipt,
insgelijks de kleinste der zich te zeer in elkanders nabij*
heid bevindende trossen weggesneden. Hierdoor verkrijgt
men niet alleen groote druiven, maar bevordert tevens
het aanrijpen derzelve, zoodat een tamelijk ruim uitknippen
nooit te zeer kan aanbevolen worden.
In deze maand moeten de nieuw aan te leggen zaaibed*
den gereed gemaakt worden.
Het zaad van aal- en kruisbeziën kan in de tot dat
einde bereide bedden gelegd of gezaaid worden. Met ver-
zamelen en bewaren der pitten van allerlei vruchten gaat
men voort; die der kersen kan nien terstond leggen.
De vruchttnin levert in deze maand frambozen, aalbe-
ziën, kruisbeziën, kersen, abrikozen, pruimen, zomerappels
en peren, somtijds in zulk eene menigte, dat de takken
der boomen moeten ondersteund worden. Diegene dezer
vruchten, welke men dadelijk wil gebruiken, laat men aan
den boom volkomen rijp worden; men zij steeds indachtig
om alle vruchten, zoo mogelijk, vóór 9 ure des morgens
te plukken, doch abrikozen, enz. die men wenscht te con-
fijten, moet men plukken voordat zij volkomen rijp zijn, en
men laat ze dan eerst eenige dagen liggen voor men ze
-ocr page 74-
72                   DE VRÜCHTTUIN EN BOOMKWEEKERIJ.
tot dat doel bezigt. Vruchten, die bestemd zijn om langen
tijd bewaard , of verzonden te worden, laat men ook niet
ten volle aan den boom rijp worden; aalbeziën en andere
ter uitpersing bestemde vruchten moeten zeer rijp zijn, om
een overvloedig sap op te leveren. De wurmstekige en
ontijdig afgevallen vruchten laat men voor de varkens op-
zoeken , want elk eigenaar van tuinen behoort steeds eenige
van die dieren te houden, teneinde ook de afval door hen
eenige waarde verkrijge.
AUGUSTUS.
Behalve met het schoonhouden, wieden, hakken, en wan-
neer eene aanhoudende droogte zulks noodzakelijk maakt,
het begieten der kweekerij, gaat men voort met het oculeren
met het slapende oog, inzonderheid ook dier stammetjes,
bij welke het copuleren mislukt is. Van alle vroegere ge-
copuleerde en geënte boomen wordt thans het verband ge-
heel weggenomen, indien dit niet reeds in de vorige maand
geschied is. De wilde scheuten en loten aan de veredelde
boompjes worden vlijtig verwijderd; insgelijks de uitspruit-
sels aan de wortelen. De wilde takjes, die als zuigers bij
de met het wassende oog geoculeerde stammetjes zijn blij-
ven staan, moeten ook, zoo dit niet reeds in de vorige
maand gedaan is, zeer dicht aan het veredelde lot voorzich-
tig worden weggesneden, waarna men de wond met ent-
was bedekt.
Pitten en steenen van vroeg rijpe vruchten worden ver-
zameld, en elk soort afzonderlijk bewaard. Men bereidt
versche bedden voor het zaaien van pitten en steenen
van ooft.
-ocr page 75-
73
AUGUSTUS.
In deze maand moet de zomersnoeiing der perzik- en
abrikozeboomen geschieden, nadat de groei der takken heeft
opgehouden. Hierbij wordt het vruchthout zoo min mogelijk
weggesnoeid, maar alleen uitgedund, doch de waterloten
worden geheel weggenomen, tenzij men er verkiest te laten
staan om ledige plekken aan te vullen, in welk geval zij
evenwel worden ingekort. Tevens let men bij het snoeien
niet slechts om den boom eene sierlijke gedaante te geven,
maar zij men ook indachtig om niet te spoedig een groo-
ten boom, maar wel een vruchtbaren te willen hebben.
De aarde rondom den stam der in dit jaar gepote boo-
men wordt losgemaakt, en het gras en onkruid daarbij
verdelgd, omdat\' het de wortels der jonge boomen verstikt
en hun het voedsel onttrekt. Bij aanhoudend droog weder
kunnen de versch geoculeerde boompjes begoten worden.
Indien de leiboomen nog niet aangebonden zijn , kan het
alsnog geschieden.
Van die boomen, welke zwaar met vruchten beladen
zijn, moeten zooveel mogelijk de takken door gaffelsgewijze
stutten ondersteund worden. Het rijpe ooft zoowel als de
overtollige kleine vruchten worden geplukt, en die boomen,
waarvan de vruchten tot eene slechte soort behooren, ge-
merkt, ten einde die op nieuw te enten of te veredelen.
Appels en peren, die in den zomer rijp worden, laat men,
evenmin als abrikozen, wanneer men die vruchten eenigen
tijd wil bewaren, niet volkomen rijp worden aan de boomen.
Men plukt ze veeleer een paar dagen vóór dat tijdstip af;
men legt ze op eene luchtige plaats, en niet te dicht op
elkander neer, om verder te rijpen.
De nesten der spanrupsen, horzels en wespen worden op-
gezocht en vernield. Het zijn vooral deze laatstgenoemde
insecten, die, even als de oorwurmen, veel nadeel aan de
-ocr page 76-
74                   DE VKUCHTTUIN EN BOOMKWEEKEKIJ.
fijne vruchten, inzonderheid aan de perzik en abrikozen, toe-
brengen. Ten einde deze daartegen te beschermen, gebruikt
men de volgende middelen: om de wespen te vangen hangt
men, nog vóór dat de vruchten rijp zijn, lange fleschjes
met eenen nauwen hals en ruim half gevuld met honig-
water, langs de muren of heiningen, en ververscht dit lok-
aas telkens na verloop van ettelijke dagen; tegen de oor-
wurmen bezigt men rams- of koeltorens, die men met de
opene vlakte naar beneden in den boom hangt, waarin de
insecten \'s nachts kruipen en die men eiken morgen ledigt.
Wanneer men tijd heeft, kan men reeds in deze maand
gaten graven, waarin men het volgende na- of voorjaar
boomen wil planten.
SEPTEMBER.
Het van onkruid zuiver houden van vruchttuin en kwee-
kerij maakt ook nog in deze maand een gedeelte der werk-
zaamhedeu uit, doch thans gebruikt men liever de schoffel
dan de hak, en werkt het onkruid bijeen om het, zoo
geene zaaddragende planten daarin vervat zijn, op den
mesthoop te werpen.
Men gaat voort met het verzamelen van steenen en pitten
der vruchten en deze soort bij soort bewaren; want het
gelukkig slagen der veredeling hangt voornamelijk daarvan
af, dat men gelijksoortige veredelde rijzen op wilde stam-
men vim dezelfde soort ent.
De uit rijpe vruchten verzamelde pitten van abrikozen,
kersen, kwetsen, pruimen en verscheidene soorten van
noten worden thans reeds gelegd. — Indien men verzuimd
-ocr page 77-
1
SEPTEMBER.                                     75
heeft nieuwe zaaibedden aan te leggen, mag hiermede nu
niet langer gewacht worden.
Tegen het einde dezer maand, wanneer de bladen af-
vallen, kan men wilde stammetjes verpoten. Ook perzik-
en abrikoze-boomen, waarvan de oogst afgeloopen is, en
die hunne bladen verliezen, bchooren thans verplant te
worden. Hierbij neme men evenwol de grootste zorgvnl-
digheid in acht, opdat de vezel wortels zoo weinig mogelijk
beschadigd worden. De takken worden na liet verplanten
los aangebonden, de grond, zoo deze droog is, begoten
en de voet der boomen met blad bedekt.
De tijd om te oculeren is thans verstreken, doch in het
begin dezer maand kan men zulks des morgens en des
avonds nog verrichten. Aan de reeds vroeger geoculeerde
stammetjes wordt het verband losgemaakt, en wanneer een
veredeld oog niet gevat heeft, kan men nog beproeven er
een nieuw in te brengen. Ook ziet men de geënte stam-
metjes na, zuivert ze, en mochten de kloven nog niet ge-
sloten zijn, dan bestrijkt men die met entwas om de in-
watering te beletten.
De gaten voor de boomen, die in het late najaar of
het aanstaande voorjaar gepoot zullen worden, kunnen,
zoo als reeds in de vorige maand is vermeld, gegraven
worden. Nog beter is het de geheele plaats om te werken.
Omstreeks St. Michiel (29 Sept.) begint men met het
zaaien der verzamelde pitten van appels, peren, enz.
De rijpe vruchten laat men alleen van tijd tot tijd op
schoone, heldere dagen inzamelen, waarbij men zeer voor-
zichtig behoort te werk te gaan, ten einde de vruchten
niet beschadigd worden, in welk geval zij niet lang zouden
kunnen bewaard worden, maar spoedig tot verrotten overgaan.
Ten einde de thans rijp wordende druiven tegen de vogels
-ocr page 78-
76                   DE VRUCHTTUIN EN BOOMKWEEKERIJ.
te beschermen, spant men netten voor de wijngaarden,
of steekt de trossen in zakjes van geolied papier, doch
deze van boven niet al te vast om den steel te binden;
beter echter is het om hiertoe zakjes van behangseldoek
of gaas te gebruiken; want hierdoor worden tevens de in-
secten afgeweerd, en de vruchten tegen de vroege nacht-
vorsten beschermd.
Men zij er ook op bedacht om de trekkassen voor per-
ziken en abrikozen schoon te maken, het \'gebrekkige te
herstellen en alles nauwkeurig na te zien.
Boomen, die palen noodig hebben of op nieuw moeten
aangebonden worden, voorziet men daarvan, voordat de
herfststormen invallen. Men moet de wortelen van alle
boomen en struiken, die ziek schijnen te zijn, onderzoe-
ken, de beschadigde deelen wegnemen en aan de overige
wortels nieuwe goede aarde geven.
OCTOBER.
De paden in vruchttuin en kweekerij worden geschoffeld
en geschuimd, de afgevallen bladen op hoopen vergaderd,
om in de broeibakken en tot dekking te worden gebruikt,
of om ze tot bladaarde te laten verteren.
De najaars-boomvruchten worden in deze maand allen
ingezameld, behalve de mispelen, die men, daar zij door
een weinig vorst eerder verbeterd dan benadeeld worden,
eerst in November of December plukt. De appelen en pe-
ren, die men langen tijd wil bewaren, spreidt men eerat
gedurende eenige dagen luchtig in een vertrek uit, en
laat ze uitwasemen voordat zij in de winter-bewaarplaatsen
worden overgebracht. Als men de druiventrossen elk af-
-ocr page 79-
77
OCTOBEH.
zonderlijk ophangt, kunnen deze lang goed gehouden wor-
den. Wanneer men echter over een luchtig, droog en
vorstvrij vertrek te beschikken heeft, dan kan men, voor-
namelijk de blauwe druiven, tot zelfs in April in een
voortreffelijken staat bewaren, als men de trossen afsnijdt
met een stukje van de rank er aan en ze dan elk afzon-
derlijk steekt in fleschjes, welke gevuld zijn met zuiver
water en een lepel fijne houtskool daarin; van boven maakt
men de halzen der fleschjes toe met was.
Voortdurend verzamelt men de pitten der verschillende
ooftsoorten, noten, enz. en legt ze of dadelijk in den
grond op de bedden, die in de vorige maand zijn gereed
gemaakt, of bewaart ze op de reeds vroeger vermelde
wijze. — De bedden, die bestemd zijn om in het volgende
voorjaar daarin vruchtpitten te zaaien, worden omgespit
en in orde gebracht. — Niet al te zwakke wildstam-
metjes kunnen thans reeds uit het zaaibed in de kweekerij
verplant worden, doch ten opzichte van die, welke nog
zwak zijn, stelt men zulks tot aan het voorjaar uit.
Oude boomen worden uitgeroeid, gaten gemaakt om
nieuwe in te poten: wil men dit alsnu doen, dan moeten
de gaten althans tien a twaalf dagen vooraf gegraven zijn,
doch het is oneindig beter, wanneer deze gedurende den
winter open blijven, teneinde de ondergrond door de vorst
los en vruchtbaar gemaakt worde. Nog is op te merken,
dat men\' nooit op de plaats van een uitgerooiden boom
eenen nieuwen van dezelfde soort moet planten, omdat
deze daar niet zoude voortkomen, veeleer zette men bijv.
daar waar een appelboom stond, een pereboom, enz.
De met kruisbeziën, aalbezie\'n en frambozen bezette
vakken worden met korten mest voorzien en gespit. Kruis-
en aalbeziënstruiken kan men, zoodra zij hun blad verliezen,
-ocr page 80-
78                   DE VRUCHTTUIN EN BOOMKWEEKERU.
opnemen en verplanten. De abrikoze- en perzikboomen,
die in de vorige maand niet verzet zijn, verplantc men nu
vóór de helft dezer maand, beide soorten beminnen een
diep losgemaakten droogcn en bij voorkeur met eene goede
laag kalkpuin gedraineerde grond. Jonge appel- en pere-
boomen kunnen uit de kweekerij verpoot worden. In drogen,
lossen grond kan men thans ook wel oudere appel- en
pereboomen verzetten, in natten en kleigrond echter is het
verkieslijker daarmede tot in \'t voorjaar te wachten. Boo-
men, die verplant zijn, worden aan de takken slechts een
weinig ingekort, en eerst in het volgende jaar, wanneer
zij goed geworteld zijn, behoorlijk gesnoeid. Kastanjeboomen
mogen in \'t geheel niet gesnoeid worden.
Het is voordeeliger voor alle boomen, wanneer de grond
rondom dezelve, zoover de wortels zich uitstrekken, los-
gemaakt en van onkruid gezuiverd wordt, bij welke ge-
legenheid men ze tevens kan mesten.
Omstreeks het midden dezer maand of iets later begint
ook de winternachtsvlinder zich te vertoonen, welks rups,
in het voorjaar te voorschijn komende, eene der schade-
lijkste voor de blad* en vruchtknoppen is. Gelukkig echter
bestaat er een voldoend middel om zich tegen hare groote
vernielingen te vrijwaren; want daar het wijfje van dezen
vlinder geene vleugels heeft e» dus ongeschikt is tot vliegen,
moet het tegen den boom opkruipen, om hare 200—240
eieren over den geheelen boom heen te kunnen leggen.
Ten einde dit nu te beletten, maakt men eene hand breede
strook van linnen of stevig papier, en windt die tegen het
midden dezer maand zoodanig om den stam, dat zij dien
kringswijze omvat; men kan daartoe ook zachten wilgen-
of esschenbast nemen. Deze strooken bestrijkt men met
koolteer, dat men van tijd tot tijd vernieuwt.
-ocr page 81-
OCTOBEK.                                         79
Van kwetsen , pruimen, kersen, aalbeziën, enz. worden
de wortel-uitloopcrs uitgegraven en in de kweekerij geplant.
Ook in deze maand kan men, even als in \'t voorjaar,
loten van den wijnstok leggen. Men laat een gedeelte
van het oude hout aan het loot blijven, steekt de loten
schuins in den grond, en bedekt ze met ruigte of half
verganen paardenmest.
Die bedden, waar de stammetjes reeds opgekomen zijn,
worden ter beschutting tegen de sterkste vorst met boom-
loof bedekt.
Ten einde de vruehtboomon in eens van vele ongemak-
ken — mos, insecten — te bevrijden, worden hunne stam-
men en de groote takken, zoodra zij van blad beroofd
zijn, met kalkwater bestreken, evenwel niet al te dik.
Een zeer werkzaam en doeltreffend middel om de rupsen
en hare eieren te vernietigen bestaat hierin: men maakt
door afkoken met water een sterk aftreksel van de gedroogde
groene schalen der noten en van notenbladen, vermengt
dit met urine, gebluschte kalk met water vooraf tot brei
gemaakt, een weinig ossengal en wat roet; door meerdere
of mindere toevoeging van water maakt men dit mengsel
tot eeue goed vloeibare gier en bestrijkt en bespuit daar-
mede de geheele boom en alle takken, zoodra in \'t najaar
de bladen zijn afgevallen; waarneer men zulks in \'t vroege
voorjaar vóór het uitbotten der blad- en bloemknoppen
nog eens herhaalt, dan zal men zich in eene zeer bevredi-
gende uitkomst mogen verheugen.
De voor de oranjerie bestemde vruchtboomen worden
thans spaarzamer begoten. Wil men de boomen in de
open lucht laten overwinteren, dan kunnen ze met de
potten in den grond gezet worden. Ook de tot trekken
besterade vruchtboomen worden weinig meer begoten; het
-ocr page 82-
80                   DE VRUCHTTUIN EN BOOMKWEEKERIJ.
is echter goed wanneer deze, voordat zij in de vorstvrije
vertrekken gebracht worden, eerst eenige graden koude
hebben doorgestaan; hiervan echter zijn uitgezonderd de
oranjeboomon en diergelijke oranjerie-gewassen.
De broeikassen voor perziken erf abrikozen worden thans
in orde gebracht , en hetgeen nog te herstellen is, zonder
uitstel verricht. De tot vervroeging der druiven gebezigde
trekkasssen worden uit elkander genomen en de tot het-
zelfde doel gebruikte glazen klokken geborgen.
NOVEMBER.
Indien de werkzaamheden van het schoonmaken en
schuimen der paden in boomgaard en kweekerij, en het
vergaderen van bladeren in de vorige maand niet zijn ten
einde gebracht, gaat men er thans mede voort, eveneens
wanneer nog niet alle boomvruchten mochten ingezameld
zijn, mag zulks thans niet uitgesteld worden, uit vrees
voor spoedig invallende vorst. Ook kunnen bij open grond
nog pitten van ooft, met welker verzameling men steeds
blijft voortgaan, gelegd, boomen en bcsdragende struiken
verzet worden.
                         *
In deze maand zuivert men de vijgeboomen van de
onrijpe vruchten, het doode hout en takken; maakt deze
laatste van het latwerk los, buigt ze naar den grond,
bindt ze bijeen en omwikkelt ze met stroo; waarna men
dezelve met pennen in den grond bevestigd. Zij worden
thans reeds luchtig bedekt, doch bij toenemende vorst,
moeten zij steeds eene meerdere bedekking hebben, die
het gevoeglijkst met rietmatten geschiedt, waaraan men
-ocr page 83-
NOVEMBER.                                      81
voor eene goede afwatering eene hellende stelling geeft;
want veel vocht in den winter is nadeelig voor do vijge-
boomen.
Bij eene zachte weersgesteldheid worden de lei\' en dwerg-
of struikbooraen, als ook de aal- en kruisbezién-strniken
gesnoeid en tevens gemest; doch aan de frambozen mag
niets meer gesnoeid worden, omdat de vorst in de opene,
genoegzaam holle loten indringt en deze doodt. Om vele
en schoone frambozen-vruchten te bekomen, raad ik ten
zeerste aan om deze struiken nooit te kort in te snoeijen;
men ontdoet ze van het doode en te schrale hout en laat
op erke struik 2—3 der dikste en stevigste loten overig,
ter lengte van li tot 2 meters, waarvan men slechts
het dunste topeinde inkort, daar waar de bocht of buiging
begint. Deze loten bindt men aan een evenredig langen
staak vast en men zal eene menigte schoone vruchten ver-
krijgen, want de grootste en schoonste vruchten groeien
in de hoogte. De beste bemesting voor frambozen is bagger
en varkensmest; eene ruime bemesting beveel ik aan, om
de heerlijkste vrachten te bekomen, vrij van insecten en
wormpjes, die men er gewoonlijk zoo veelvuldig in aantreft.
In den jongsten tijd zijn ook in onze kuituren uit Noord-
Amerika ingevoerd, een paar uitmuntende verscheidenheden
van verbeterde en zeer smakelijke bramen (Rubus fruticosus)
waarvan eene met groote vruchten, gelijk aan die der
Moerbezién, vooral zeer aanbevelenswaardig is. Bij onze
boomkweekers zijn ze reeds in talrijke aankweek voor-
handen.
In November insgelijks de hoogstamvruchtboomen te snoeien
wordt door sommigen verkieslijk geoordeeld, terwijl ande-
ren het voor beter houden zulks in Februari eu Maart te
doen. Doch het snoeien van den wijngaard in deze maand
Jfourtit. 5e druk.                                                       6
-ocr page 84-
82                   DE VRUCHTTUIN EN BOÖMKWEEKERIJ.
is doelmatiger clan in het voorjaar, vooral wanneer dit in
het begin daarvan bewerkstelligd wordt; het vruchthout
wordt op twee of drie botten gesnoeid.
Indien er geen noodzakelijker werkzaamheden te verrich-
ten zijn, herstelt men het latwerk der leiboomen en de
heiningen der vruchttuinen, of omringt de jonge alleen
staande vruchtboomen met doorntakken tot beschutting
tegen hazen en ander vee.
De walnoteboomen worden thans schoon gemaakt, daar
zulks in \'t voorjaar niet mag geschieden.
Zijn er nog gaten voor boomen, die in \'t voorjaar ge-
plant moeten worden, te maken, dan zorge men daarmede
gereed te zijn, voordat de vorst invalt. Legt men een oofttuin
of eene boomgaard aan, zoo dient de ligging aan de Oost-
of Zuidzijde vrij en open te zijn, ten einde zon en lucht
ongehinderd op boom en vrucht te gelijk kunnen werken;
behalve dit is het zeer gunstig om aan de Noord- of West-
zijde of wel op beide kanten eene bedekking van andere
boomen aan te brengen. Bij den standplaats van iederen
boom dient altijd gelet te worden, dat men de pereboomen
(die altijd hooger groeien dan de appelboomen) aan de
Noordzijde brengt, opdat zij de zon en lucht niet beletten
aan andere laag groeiende boomen.
De appelboomen verlangen een goeden verschen zand-,
vetten klei- of mergelgrond; voor perenboomen is een schrale
echter dieperen grond van noode, pruimen gedijen wel op
ondiepe gronden, maar verlangen toch liever eene lichte
warme humusrijke aarde. Kersenboomen komen bijna in
eiken grond goed voort, mits die droog zij. In graslanden
komen alle vruchtboomen niet zoo goed voort als in landen
die bebouwd worden; eene jaarlijksche goede bemesting doet
zulk een grond allengs krachtiger worden, terwijl in gras-
-ocr page 85-
NOVEMBER.                                      83
land de vruchten nooit zoo schoon en smakelijk worden.
Aan een vochtigen grond wordt de zuur- en vochtigheid
het best ontnomtn door het aanleggen van diepe overdekte
greppels of houtdrainering, zoodanige greppels van onge-
veer lk meter breed en 1 meter diep, worden met takkenbossen
gevuld en daarna weder, met aarde overdekt. Dit is eene
uitgave maar eene uitgave die in de gevolgen tienvoudig
vergoed wordt en men staat weldra opgetogen, over den
schoonen wasdom der boomen. Vooral zij men niet schroom-
vallig om bij den aanleg van een boomgaard de boomen
op een passenden afstand te planten. Appelen en pere-
boomen worden op 30—40 voet, kersen en pruimen op 20 vt.,
okkernoten op 50 vt. onderlingen afstand geplant. Het
besnijden der wortels moet natuurlijk altijd het planten
voorafgaan, de hoofdzaak van het snoeien bij het planten
is, om kroon en wortel over een te brengen, ik bedoel
hiermede, wanneer de wortels groot en fijn zijn, kan men
langere en meer takken laten staan. Zoolang de boomgaard
nog jong is, dan kan men de tusschenruimten tusschen de
boomen beplanten met zwarte, roode en witte aalbeziën-
struiken, die een ruimen interest op leveren. Nog moet
ik er de aandacht op vestigen, vermijd in alle geval om
geehe Juniperus of Jeneverbes-struiken in de nabijheid van
vruchtboomen te planten; volstrekt geene vlierstruiken in
de nabijheid van kersenboomen, en houdt liefst ook de
Wilde Kastanje en de Vogelkers of Padus vulgaris op een
eerbiedigen afstand van Uwen boomgaard; want genoemde
boomsoorten worden met onaangename en gevreesde in-
secten en ongedierten bezocht, die zeer lichtelijk van daar
op de vruchtboomen overgaan.
Bij helder zacht weder kunnen van nu af tot aan \'t voorjaar
boomen gecopuleerd of gelascht worden. Ook zie men de
-ocr page 86-
84                   DE VBUGHTTUIN EN BOOMKWEEKEMJ.
jonge boomen na, die nog aan palen of stokken staan, en
herstelle, zoo noodig, de banden, opdat zij niet door de
winterstormen omver geworpen worden. Met het omspitten
en nesten van den grond onder de vruchtboomen gaat men
voort. Ook vergete men niet de, tegen den winternacht-
vlinder, in de vorige maand aangelegde, geteerde banden
na te zien en op nieuw te bestrijken.
In de bewaarplaatsen der vrachten moet men in deze
maand reeds nagaan, of er ook aangestokene onder zijn,
en moeten deze van de gave afgezonderd en het eerst ver-
bruikt worden. De vertrekken, waar het ooft bewaard
wordt, moet men bij gunstig weder vlijtig luchten, dewijl
eene te groote warmte de rotting daarvan zoude bevorde-
ren; om welke reden eene koele r doch vorstvrije voorraad-
kamer altijd de beste is om vruchten langen tijd goed te
houden.
DECEMBER.
Indien de tuin voor hazen en konijnen toegankelijk is,
moet men een waakzaam oog op de kweekerij houden en
rondom dezelve stokken plaatsen, waaraan worst en vleesch
te rooken gehangen heeft, omdat het wild eenen afkeer
heeft van de rooklucht. Nog doelmatiger kan men hierin
voorzien, door één voet boven den grond met kool teer be-
streken bindtouw aan stokjes te spannen en dit touw van
tijd tot tijd met wat versche koolteer te bestrijken. — De
eerst onlangs met vruchtpitten bezaaide bedden worden
door blad of langen mest tegen het indringen der vorst
beschut.
-ocr page 87-
DECEMBER.                                      85
De bladeren, die men thans nog verzamelt, kunnen,
met mest vermengd, in de kweekerij tusschen het jonge
plantsoen gelegd en in \'t voorjaar er onder gewerkt wor-
den. Ook de versch verzette jonge vruchtboomen dekt
men met blad of ruigte, ten einde aan de vorst het door-
dringen te beletten. Dit geeft naderhand tevens eene goede
bemesting voor de boomen. Zijn de perzik- en abrikoze-
leiboomen nog niet bedekt, alsdan moet zulks thans ge-
schieden.
Met het snoeien, waarmede men in de vorige maand
eenen aanvang gemaakt heeft, kan men, zoolang het weder
gunstig is, voortgaan, ook met den wijngaard; doch zoo-
dra het begint te vriezen moet men dezen laten rusten, en
daarmede wachten tot in \'t voorjaar. Insgelijks wordt het
mesten en omgraven van den grond rondom de vrucht-
boomen voortgezet, zoolang het weer het toelaat, eveneens
het zuiveren en schoonmaken derzelve.
De stookkassen voor abrikozen en perziken worden in
deze maand aangelegd, en daartoe voor die der druiven
alles voorbereid.
Ten opzichte der voorraadkamers van het ooft is het-
zelfde in acht te nemen als in de vorige maand.
Bij harde vorst verricht men die werkzaamheden, welke
voor de maand Januari zijn aanbevolen: er wordt mest,
aarde, palen, enz. in boomgaard en kweekerij gebracht;
men draagt zorg dat de tuingereedschappen in orde gehou-
den of gebracht worden, enz. Gaarne zou ik hier eene
opgave laten volgen, van de beste en exquiste vrucht-
soorten, zooals der nieuwe appel- en peren-soorten, enz.
doch dan zou ik voor dit bestek te uitvoerig worden. Men
behoeft echter voof dit firtikel geenszins zijne toevlucht
tot het buitenland te nemen; ik durf met het volkomenste
-ocr page 88-
86                   DÉ VRUCHTTUIN EN BOOMKWEEKERIJ.
vertrouwen onze inlandsche boomkweekers aan te bevelen
en met name worden de boomkweekerijen te Boskoop, bjj
Gouda, door geene anderen in Europa overtroffen. Verders
verwijs ik de gegadigden naar het werkje getiteld. Be
leste vruchten"
geschreven door den heer K. W. J. Otto-
lander, bekend boomkweeker, te Boskoop en specialiteit
in het vak der vruchtboomkweekerij. Genoemd boekje is
verkrijgbaar bij den heer J. B. Wolters, boekhandelaar
te Groningen, tot den prijs van / 0.50.
I
-ocr page 89-
Derde Afdeeling.
DE BLOEMTUIN.
JANÜAKI.
Gewoonlijk valt er, uithoofde van de aanhoudende vorst,
in deze maand nog weinig in den bloemtuin te doen. In-
dien het zacht weder is, worden de planten, die door de
vorst in de hoogte geheven zijn, voorzichtig aangedrukt.
Alsdan kan men ook reeds een begin maken met het
mesten, omspitten of hakken der rabatten, het afsteken
der grasbanden en het opschuimen der paden, het nazien
der in den vollen grond overblijvende planten, die men
van dorre en verrotte bladeren zuivert, terwijl men tevens
den grond tusschen dezelve voorzichtig losmaakt en met
goed verganen rundermest en bladeren dekt, die er later
worden onder gewerkt:
Laat de weersgesteldheid het toe, dan kan men tegen
het einde dezer maand Eanonkels en Anemonen leggen.
Primula veris en Auricula\'s kunnen nu reeds gezaaid wor-
den, alware het zelfs op de sneeuw.
Bij aanhoudende vorst worden, indien het niet reeds
vroeger geschied is, de met bloembollen bezette rabatten
met mos, blad, oude run, turfmolm, enz. bedekt. Van
oude run wordt eene bedekking van 2 centimeter, van de
-ocr page 90-
88
DE BLOEMTÜIN.
overige zeifstandigheden eene van 5 centimeter vereischt.
Ook de wortels der meer teedere heesters worden met
ruigte bedekt. Men beschutte de anjelieren, die den winter
over in een afzonderlijken bak staan, tegen de zon en de
muizen. De muizen vooral zijn zeer belust op de anjelier-
planten; men plaatse dus van den beginne af en voortdu-
rend vallen in de bakken of strooie vergiftigd muizenkooru
tusschen de planten. Wanneer er geen sneeuw gevallen
is, bedekke men\'insgelijks de Primula veris en Auricula\'s
met droog blad of erwtenstroo.
Men schaffe zich de noodige zaden aan, en doe degene
die men zelf gewonnen heeft, uit de zaadhuisjes en zuivere
ze. Ook vervaardige men bloemenstokjes, nummerhoutjes,
etiquetten, enz.
FEBRUARI.
In deze maand moet ten naastenbij hetzelfde in acht
genomen worden, als in de voorgaande.
De noodige tuingereedschappen worden in orde gebracht.
Bij goed weder legt men Ranonkels en Anemonen,\' doch
bedekt dezelve nog na het planten, opdat de vorst ze niet
beschadige; bij aanhoudend zacht "weder vermindert men
de bedekking der bloembedden, legt de bolgewassen, die
in de kamers en oranjeriën uitgebloeid hebben, in zand;
wanneer de aarde niet te slijkig is, worden de aardhoopen
dooreen gewerkt; Hanekammen, knoop-Amarant, groot-
bloemige Viola\'s of Engelsche Pensees, enz. in een matig
warmen bak gezaaid; de bloembedden voor het bezaaien
gereed gemaakt; Riddersporen, Malva, Goudsbloemen en
soortgelijke in den open grond uitzaaien.
-ocr page 91-
F E B R U A R IJ.                                      89
Bij gunstig weder bloeien in het laatst dezer maand
de sneeuwklokjes (Galanthus nivalis) reeds. Ook kan men
nog Aurikels en Primula veris zaaien.
t
MAART.
Deze maand vereischt reeds veel werkzaamheden in den
tuin. De aardhoopen worden dooreengewerkt, zoo men
dit niet reeds in Februari gedaan heeft; de planten, die
door de vorst omhoog gerezen zijn, aangedrukt en met ver-
sche aarde bedekt; mestbedden aangelegd; bloembedden
van tijd tot tijd gereed gemaakt; de gewassen, die tot
dus ver in den kelder bewaard zijn geworden, van liever-
lede aan de open lucht gewend, door dezelve in een ver-
trek te brengen; Aurikels en Anjelieren, die in potten
staan, in de open lucht gebracht; doch beschermd tegen
te veel zon en vochtigheid; de bedden met IJyacinten en
andere bloembollen, die met blad of run gedekt waren,
gedeeltelijk ontbloot, de teedere overblijvende bloemen
boven de wortels met versche aarde voorzien; bloem
bedden van onkruid en andere onreinheden gezuiverd,
randen van palm, madeliefjes (Billis perennis) gras-anje-
lieren , enz. in orde gebracht; rozen, alsmede Camellia\'s en
Azalea\'s indica mits in den bloemkas of bak geënt; Ranonkels
en Anemonen gelegd, doch bij droog weder steeds vochtig
gehouden; Zomer violieren, Chineesche anjelieren, Balsaminen,
Reseda, enz. in potten gezaaid en in een bak onder het
glas gezet. Ook worden in deze maand alle jonge stek-
planten, die in den vorigen nazomer (September) gestoken
waren; nu elke afzonderlijk in potten opgeplant, om later
\'
-ocr page 92-
90                                 DE BLOEM TUIN.
in Mei of Juni tot versiering der bloemperken in de open
lucht te verstrekken.
Tot de schoonste vaste planten behooren tegenwoordig de
prachtvolle verscheidenheden der Phlox decussata, die van
Juli af tot in October volop bloeien, met groote in \'t oog-
loopende bloemtrossen in allerlei heerlijke kleuren: ze zijn
van zeer harde geaardheid, gedijen voortreifelijk in eiken
goeden tuingrond en worden door scheuring gemakkelijk
vermenigvuldigd , \'t welk het best in \'t najaar geschiedt. Even
aanbevelenswaardig zijn de tegenwoordig zoo prachtvolle
Delphinium\'s of vaste-plant Riddersporen, bloeiende met
groote bloomstengels bezet met enkele, dubbele en gevulde
bloemen van het schoonste blauw, in allerlei heerlijke
schakeringen. Ook de Pyrethrum\'s vroegbloeiende en groot-
bloemige vaste planten, in verschillende kleuren en nuances
zijn eene plaats in eiken tuin overwaardig.
In deze maand vermenigvuldigt men de vaste bloem-
planten door scheuring of wortelverdeeling, en snoeit de
heesters. De rozestrnik inzonderheid moet sterk gesnoeid
worden, waardoor hij rijkelijker bloemen voortbrengt: de
stamrozen moeten echter bij voorkeur niet te kort inge-
snoeid worden om de kroonen der stamrozen in haar fatsoen
te houden, snoeit men die na den eersten bloei wat in;
van de maandrozen snijdt men alle takken een paar centi-
meters hoog boven den grond af.
In de laatste helft dezer maand, kan men bij gunstige
weersgesteldheid en wanneer het aardrijk reeds een weinig
warm begint te worden, in den open grond alle soorten
van éénjarige bloemzaden beginnen te zaaien , zooals:
Asters, Phlox Drummondië, Papavers, Nemophila\'s, Afri-
kanen, enz. te veel om allen hier op te noemen, doch alle
welke soorten rijkelijk vertegenwoordigd worden op de
-ocr page 93-
MAART.                                           91
prijs-couranten onzer voornaamste bloemisten en bloemzaad-
handelaars te Amsterdam en te Haarlem, alsmede van den
heer J. T. van den Berg, Junior, bloemist; Hofleverancier
van Z. M. den Koning, te Jutphaas, bij Utrecht.
De knobbelwortels van Dahlia\'s worden gedeeld, in
potten geplant en op eene vorstvrije plaats gezet, om ze
later in den tuin uit te pooten.
APRIL.
Hetgeen in de vorige maand om deze of gene reden is
verzuimd of uitgesteld, moet thans verricht worden.
De anjelieren, die in de open lucht overwinterd hebben,
worden met aardkluiten er aan opgenomen, zorgvuldig
schoon gemaakt en in potten geplant, daarna matig be-
goten en verscheidene dagen tegen den sterken zonneschijn
beschut; men zaait thans anjelieren op met planken om-
ringde rabatten, ten einde hierover in den winter matten
te kunnen leggen, men moet zorgen ze evenmatig en niet
te dicht te zaaien. Anemonen en Ranonkels kunnen nog
gelegd worden. Men neme met een penseeltje de kleine
rupsen weg, die zich aan de damastbloemen ingesponnen
hebben; men brenge de bloemen , die gedurende den winter
in huis gestaan hebben, bijv. Winter-violieren, Rosmarijn,
Muurbloemen, Fuchsia\'s, enz. in de open lucht, plaatse
ze echter zoodanig, dat zij tegen de middagzon en koude
winden eenigsssins beschut zijn. Bloemheesters, die reeds
eenige jaren op dezelfde plaats gestaan hebben en niet te
vroeg bloeien, worden verplant, de in bloei staande Auri-
cula\'s, Hyacinten, Jonquilles (tijdeloozen), Tazetten, door
-ocr page 94-
92                              \' DE BLOEMT UI N.
schermen tegen de zonnestralen beschut, om hunnen bloei-
tijd te verlengen; de in het voorgaande najaar en winter
gezaaide Auricula\'s en Primula veris worden vlijtig be-
goten, de plantjes beschaduwd en van onkruid gezuiverd;
dit laatste verrichte men ook bij de in Maart of vroeger
gezaaide bloemen, die niet verplant worden, zooals: Asters,
Goudsbloemen, Kiddersporen, enz. waarbij men tevens, in-
dien zij te dicht bijeenstaan, de overtollige planten uittrekt.
Men verwijdere van de vaste plantbloemen zorgvuldig de ver-
rotte en gele bladen, en binde degenen, die een slappen stengel
hebben, aan stokjes. De planten, waarvan men zaad wil winnen,
worden op eene plaats gezet, waar zij de vrije lucht en zon heb-
ben ; men steekt stekken van Muurbloemen en ondersteunt de
Hyacinthen met zwakke stengels, door ze aan stokjes te binden.
Men gaat voort met het planten van Dahlia\'s in potten,
om ze later in den tuin te plaatsen, wanneer men
geene vorst meer te vreezen heeft, en ten einde dezelve
vroeg te doen bloeien. Van de Dahlia\'s moet ik hier doen
opmerken, dat van dit geslacht, tegenwoordig overschoone
verscheidenheden bestaan, waaronder vooral uitmunten de
Lilliput-Dahlia\'s, die buitengewoon rijk bloeien met kleine
keurig gevormde bloempjes als Eanonkels in oneindige
kleurenpracht en de nieuwere Dwerg-Dahlia\'s met groote
bloemen; deze Dwerg-Dahlia\'s zijn ook bijzonder geschikt
voor potkultuur en voor kleinere of stadstuinen, want ze
worden inderdaad niet hooger dan 3 voet. Om wel te
slagen en veel genot te schenken, dan verlangen alle
Dahlia\'s bovenal eene opene en vrije standplaats; niet in
de schaduw en nog minder onder boomen Als rijke en
in milden bloei alles overtreffende bloemplanten hebben de
Dahlia\'s haar\'s gelijken nog niet gevonden en zullen altoos
een sieraad blijven.
-ocr page 95-
APRIL.                                           93
Tot de in \'t oogloopendste bolgewassen die wanneer zij
in bloei staan, door hare talrijke verscheidenheden en
prachtige kleurschakeringen het oog boeien en verrukken,
behooren de Gladiolus Gandavensis. Zij zijn van sterke
geaardheid; men plant hare bollen in Maart en April,
worden ongeveer drie voet hoog met prachtige grootbloemige
panaches; voldoen ook uitstekend wanneer ze tusschen stam-
rozen geplant staan. Hare bollen in \'t najaar uit den grond
genomen, bewaart men des winters op eene droge vorst-
vrije plaats. De heerlijke nieuwere verscheidenheden der
bovengenoemde Gladiolus Gandavensis en de uitstekende
Gladiolus Brenchleijenzis, met schitterend vurig scharlaken*
roode bloemen, die een zeer groot effekt te weeg brengen,
mogen in geen tuin ontbreken.
In de eerste helft dezer maand legt men nog eenen bak
aan, en zaait daarin teedere zomerbloemen, namelijk die
soorten, welke in den beginne eene hoogere temperatuur
vereischen, zooals: Amaranthus, Spaansche peper, IJskruid,
Kruidje-roer-mij-niet, Balseminen, Zinnia\'s, Wonderboom,
Mirabilis (Merveille), Senecio\'s, enz., later tempert men de
warmte van den bak, en dan verspeent men de jonge
plantjes in een kouden bak of in den open grond uit, om
ze later ter bestemder plaatse in den tuin te zetten. Ook
omtrent de beste behandeling der zomer-bloerazaden geven
de prijs-couranten onzer bloemisten tegenwoordig zeer dui-
delijke aanwijzing, zoodat wij vermeenen dit punt alhier
slechts kort aan te stippen.
Wanneeer de weersgesteldheid niet te ongunstig of de
koude niet te langdurend is geweest, dan begint de bloem-
tuin nu reeds een verrassende aanblik op te leveren, door
den bloei van onderscheidene in den vollen grond over-
blijvende of zoogenaamde vaste planten, als: Helleborus
-ocr page 96-
94                                 DE BLOEMTUIN.
in verschillende kleuren, enkele en dubbelbloemige Galan-
tius nivolis,
of Sneeuwklokjes; roode, witte en blauwe
Hepotico\'s, Primida veris en Auricula\'s, de prachtige schit-
terend blauwe Gentiana acaidis, Crocussen, Tulpen en Hya-
cinthen
in rijke kleurenpracht, Eranthis hyemalis , de mooie
Adonis vernalis, blauwe, witte en lilakleurige Viola odorata
of ruikende Viooltjes, Madeliefjes in onderscheidene kleu-
ren met dicht gevulde bloemen , Erythroniuni\'s denscanis in
verscheidenheden, de heerlijke blauwe Scilla praecox of
Siberisch Hyacinthje, bovenal de prachtvolle Japansche Pri-
mula\'s
, eene onschatbare aanwinst van den jongsten tijd
en die reeds in verschillende kleuren voorhanden zijnde,
een hoogst belangrijk sieraad voor onze tuinen zijn, be-
nevens nog eenige andere vroegbloeiende bol- en plant-
soorten. Allen liefelijke bloemen, die ik vooral de eigenaars
van kleinere of stadstuinen aanbeveel en vooral hun, die
over geene bloemkassen of bakken te beschikken hebben.
In de bloemkassen is nu een rijke voorraad van schoon-
blociende potgewassen voorhanden, als: Camellia\'s, Azalea\'s,
Rhododendrum\'s
, Cylisus racemosus, Metrosideros, Rozen,
vele in bloem getrokken heesters, enz.
MEI.
Indien er iets uit de vorige maand te doen is overge-
bleven, moet zulks zonder verder uitstel thans verricht worden.
De Violieren en andere zaadbloemen, die in Maart in
potten gezaaid zijn, worden in deze maand in den vollen
grond geplant; de aardhoopen omgewerkt en nieuwe aan-
gelegd; de bloembedden en bloemrabatten van onkruid
gezuiverd; de in bloei staande Tulpen door een scherm
-ocr page 97-
MEI.                                             95
tegen de zonnestralen beschut; de in Maart gezaaide bloe-
raen, die in de vorige maand daartoe nog niet groot ge-
noeg waren, thans gewied, en zoo noodig uitgedund. Men
graaft in de bosschen, waar daartoe de gelegenheid bestaat,
de Lelietjes der dalen, of zoogenaamde Meibloempjes, op,
en verplant ze op eene belommerde plaats in den tuin.
Bij de met spillige stengen voorziene Anjelieren plaatst men
bloemstokjes, waaraan men ze bevestigt; ditzelfde doet
men insgelijks bij de overige slapstengige en klimmende
gewassen, en richte zich daarbij naar de meerdere of min-
dere hoogte en uitgebreidheid, die de plant bij haren vol-
len wasdom bereikt. In potten zaait men Anjelieren, Muur-
bloem, Balseminen, Reseda en vele andere zaad-of éénjarige
bloemplanten, om later op de gewenschte bloemperken
uit te planten. Nu is het ook den goschiktsten tijd om de
liefelijke Primula chinensis en hare talrijke en fraaie varie-
teiten te zaaien; dit geschiedt in potten of zaadtesten, ge-
vuld met beste bladaarde in een koude bloembak onder
\'t glas; later verspeent men de jonge plantjes, nog later
zet men elk in een klein potje en nog voor den winter in
de potten waarin ze bloeien moeten; gedurende den ganschen
winter tot in Mei, verstrekken zij tot een groot sieraad in
oranjeriën, bloemkassen en woonvertrekken.
Alles wat vochtigheid noodig heeft, moet begoten worden,
vooral geldt dit van de in potten staande gewassen; doch
het begieten moet niet op de heete middag-uren geschie-
den; in deze maand en tot half Augustus verricht men zulks
het best in den vóóravond, van het laatstgenoemde tijd-
stip af tot half September echter des morgens. Behalve
de reeds in den vollen grond bloeiende vaste planten, door
mij in de vorige maand vermeld en die nog bijna allen
ook dezen maand doorbloeien, zijn daar nog bijgekomen
-ocr page 98-
96
DE BLOEM TUIN.
de Geyronia crossifolia, de Megasea ciliata, beiden met
rozeroode bloemtrossen, de Megasea ciliata alba met witte
bloemen, do blauwe, witte en rooskleurige Vergeet-mij-niet.
de Cynoglossum omphaloides met lieflijke hemelblauwe
bloempjes, de Maagdenpalm, enz. enz.
In deze maand zaait men ook de Stokrozen, \'t zij in
potten of in den vollen grond; zoodra de plantjes handel-
baar zijn , dan moet men zo verspeenen op geene te zonnige
standplaats en den grond behoorlijk vochtig houden. Later
verplant men ze in Augustus ter bestemder plaatse op reien
of rabatten, op 3—4 voet onderlinge afstand, waarop ze
in \'t volgende jaar heerlijk bloeien. In \'t najaar de planten
hoog aanaarden en bij vorst met stroo of andere ruigte dekken.
Wanneer de Stokrozen hare bloemstengels beginnen te ont-
wikkelen, dan moet men er tijdig lange stokken bij zetten >
en als ze gaan bloeien, het uiterste topeinde der stengel ter
lengte van eene handbreedte afknijpen, anders verzwakken de
planten te zeer. Heeft men zeer schoone soorten onder de zaai-
lingen, dan moet de bloomstengel terstond na het uitbloeien, een
voet boven den grond afgesneden worden, dan maken de oude
planten nog jonge uitspruitsels uit den grond, die men er
afneemt en als stekken behandelt of wel men neemt de
oude planten in \'t najaar uit den grond, kuilt ze in een
koude bloembak op en dan kan men ze in \'t voorjaar
scheuren of er stekken van steken; dit is de beste en
bijna eenige wijze, om de exquise soorten voort te planten;
alzoo de Stokroos slechts eene tweejarige plant is. Vóór
en gedurende den bloeitijd verlangen zij ruime begieting
eu in elk geval een goeden humusrijken grond. In groo-
tere tuinen of op buitenplaatsen, is en blijft de Stokroos
eene imposante bloemplant; wel waardig de weinige zorgen
die zij vereischt.
-ocr page 99-
juni.                                        97
Een der voornaamste werkzaamheden in Mei is het
uitplanten van zomerbloemen, zooals: Violieren, Asters,
Papierbloemen, Scabiosen, Balseminen, enz. Ook plant
men in het laatst dezer maand de Dahlia\'s uit de potten
in den vollen grond uit, mocht men soms nog voor nacht-
vorst vreezen, dan zet men des nachts een omgekeerden
bloempot over elke plant. Ook kunnen in Mei bijna alle
potgewassen uit de oranjerie en bloemkas in de open lucht
geplaatst worden; in de eerste 8—10 dagen echter be-
schermd tegen feilen zonneschijn en op eene windvrije plaats
zetten.
JUNI.
Dit is de bloeimaand bij uitnemendheid, in deze en de
beide volgende maanden staat de bloemtuin in volle tooi.
De schat en keur die onze bloemisterijen den liefhebbers
aanbieden van tal van keurige fraai bloeiende en veredelde
bloemen in alle soorten, is verbazingwekkend. Hiervan
eene opgave te doen zou mij te verre voeren en dit bestek
overschrijden; de Catalogi onzer bloemisten bieden eene
ruime keurige keuze aan die geheel op de hoogte is van
den tegenwoordigen tijd. Zonder daarbij eenige voorkeur
te doen gelden, mag ik toch vooral de aandacht vestigen
op de beschrijvende Catalogus en Prijs-Courant van den
bloemist en hofleverancier, J. T. van den Berg, Junior,
te Jutphaas bij Utrecht; zijne planten-Catalogus een net
gedrukt boekje in zakformaat van 110 pag. bevat al het
aanbevelenswaardige wat den handel aanbiedt, nauwkeurige
naamsopgave, beschrijving der kleuren en groeiwijs der
Affourüt, druk.                                                              7
-ocr page 100-
98                                 DE BLOEMTUIN.
meeste tuinplanten en daarenboven menige behartigenswaardige
wenk omtrent behandeling, kuituur, enz: Het Tuinbouw-
weekblad Sieboldia zegt daarvan in zijn N°. 9 „van 1875."
dezen Catalogus kan als de uitvoerigste en een der beste
geredigeerde in ons land beschouwd worden.
Men drage voortdurend zorg voor het schoonhouden
van den bloemtuin, zoo wel in de perken en op de ra-
batten als in de paden. Ook zij men bedacht het onge-
dierte, dat de bloemen beschadigt en vernielt, te verdel-
gen; inzonderheid staan de Anjelieren aan vele vijandige
insecten bloot, zooals aan vlooien, kleine rupsen, oor-
wurmen, bladluizen en andere; insgelijks verzuime men
bij droogte het gieten niet.
Men beschutte de la.it gelegde Anemonen en Ranonkels,
die thans in bloei staan, gedurende de middaguren tegen
de al te groote hitte; neme de vroeg geplante bolgewassen,
wanneer het loof en de stengel verdroogd zijn, zoo als:
Crokus, Keizerskroon, Narcis, Hyacinth, Tulpen uit den
grond, tenzij men deze achtereenvolgende jaren op dezelfde
plaats wil laten staan, in welk geval men alleen de ver-
dorde deelen wegneemt en éénjarige planten, waarvan de
wortels niet diep in den grond dringen, op die perken
kan plaatsen; doch beter is het de genoemde bolsoorten,
elk jaar voor eenigen tijd uit den grond te nemen. Uit-
genomen Sneeuwklokjes en Scillo\'s, die men beter doet,
in den grond te laten staan. Men verplant onderscheidene
soorten van Anjelieren, Viooltjes, Winter-violieren, Akelei,
Muurbloemen, en uit de bakken in den vollen grond
Primula veris en Auricula\'s, zoodra de plantjes krachtig
genoeg zijn. Die gewassen, welke slappe stengels hebben,
worden aangebonden; het zaad van vroeg bloeiende Auri-
cula\'s en Primula veris ingezameld; de stengels der bloemen,
-ocr page 101-
99
JTJNJ.
die uitgebloeid hebben en waarvan men geen zaad wil
winnen, afgesneden. Om deugdzaam zaad te verkrijgen,
snijdt men van zoodanige pLanten, die tot zaadwinnen be-
stemd zijn, alle zijstengen vóór den bloeitijd af, en laat
alleen de hoofdsteng in wezen. Van de zomer-violieren
worden de enkele, behalve die, waarvan men zaad wil
winnen, uitgetrokken. Men verplant de laatsten der in
Maart gezaaide zomerbloemen , brengt uit de oranjerie en
koude kas de nog achtergeblevene potgewassen naar den
tnin over, en vermenigvuldigt verscheidene soorten potge-
wassen door stekken, om voor het volgende jaar krachtige
planten te bekomen. De aardhoopen worden omgezet en
bij droog weder begoten.
In de laatste jaren maken de zoogenaamde Mozaïk tuin-
perken of zooals de Duitschers zeggen: „Teppich-Gartnerei"
nog al opgang; in kleine tuinen voldoet het echter niet
en is alleen aan te bevelen op buitenplaatsen en in parken
op groote gazons. Er bestaan daartoe tegenwoordig zeer
vele laagblijvende of met mooi gekleurde bladen voorziene
planten, waarvan de Catalogi onzer voornaamste bloemisten
eene ruime keuze aanbieden, zoodat ik vermeen daarover
hier niet breedvoeriger te moeten uitweiden.
Alleen moet ik hier nog opmerken, dat onder de fraaist
bloeiende planten voor zomerbloemperken de nieuwere
Bolachtige-Begonia\'s vooral eene eereplaats innemen. Ze
bloeien van \'t laatst van Juni tot in October onafgebroken
door, met groote bloemen in eindelooze kleurenpracht,
niet hooger wordende dan 2*/2 tot 3 decimeters. Hare
bollen plant men als de groei daarvan eerst in een bloem*
bak of binnen \'s huis een weinig ontwikkeld is, in \'t begin
van Juni, bij voorkeur op eene beschutte doch juist niet
al te zonnige standplaats, in den vollen grond, die vooraf
7*
-ocr page 102-
100                               DE BI.OEMTUIN.
goed losgemaakt en met wat bladaarde vermengd moet
wezen, om rede al te zware of stijve grond, voor deze
plantsoort minder geschikt is. Hare bollen neemt men in
Octobei uit den grond en overwintert die op eene vorst-
vrije droge plaats in zand. Ook in potten gedijen zij voor-
treffelijk en zijn als bloemplanten een sieraad voor den
kamerbloemtuin.
JULI.
In de eerste helft dezer maand worden nog de uit zaad
verkregen anjelicrplanten verzet. — De oudere anjelieren
vereischen in deze maand de grootste zorg. Ten einde
zeer fraaie en volmaakte bloemen te verkrijgen, snijdt men
de overtollige knoppen af. Insgelijks worden anjelieren
afgelegd en gestekt; deze laatsten moeten dikwijls, maar
niet te veel op eens, begoten worden. Over de in bloei
staande anjelieren spant men een scherm, om ze tegen de
zon en den regen te beschutten. Do tot zaadwinning be-
stemde anjelieren worden, wanneer zij beginnen te bloeien,
genummerd en in potten opgeplant, of men laat ze in
den vollen grond staan, waar zij, tegen den regen beschut,
beter en volmaakter zaad voortbrengen; want indien men
ze niet zoowel gedurende als na hunnen bloei zorgvuldig
tegen regen beschut, heeft men er geen zaad van te wachten,
doch zij moeten rijkelijk lucht en matig zon hebben; ook
moet de aarde behoorlijk vochtig gehouden worden, zonder
dat men de plant zelve begiet. Door kunstmatige bevruch-
ting verkrijgt men veel en schoon zaad van de anjelieren.
Deze bewerking mag men echter alleen op een windstillen
-ocr page 103-
AUGUSTUS.                                     101
en drogen dag verrichten, en hierbij moet men er tevens
acht op geven, dat stamper en stuifmeel rijp daartoe zijn.
Men lette zorgvuldig op de oorwnrmen, daar deze dikwijls
de zaadhuisjes bederven.
Het wieden, aanbinden van bloemstengels, het begieten
bij aanhoudende droogte, vooral der in potten staande ge-
wassen, mag niet verzuimd worden, evenmin het wegnemen
der uitgebloeide stengels. Verder worden de aardhoopen
dooreen gewerkt. Uit de warme kas brengt men onder-
scheidene potgewassen, ter versiering, in den bloemtuin
over; zij moeten echter aanvankelijk op eene beschaduwde,
en later op eene warme en tegen den wind goed beschutte
plaats gezet, en vlijtig begoten worden. Bijna alle warme
kasplanten, kunnen van omstreeks half Juni tot half Au-
gustus in de open lucht gezet worden; ze worden veel
krachtiger en bloeien ook in \'t vervolg beter. De reeds
rijpe bloemzaden worden ingezameld; van onderscheidene
plantensoorten stekken gestoken, om daarvan in het aan-
staande voorjaar weer jonge sterke planten te hebben.
AUGUSTUS.
De werkzaamheden ten opzichte van het schoonhouden,
begieten, enz. zijn in deze maand dezelfde als in de voor-
gaande.
De in den vollen grond uitgepootte zaailingen der anje-
lieren worden bij droog weder begoten. Men maakt met
planken omringde bedden gereed, om de afleggers en stek-
ken der anjelieren die wortel gemaakt hebben, gedurende
den winter te bewaren. Overigens neemt men ten opzichte
-ocr page 104-
102                              DE BLOEMTUIN.
der anjelieren hetzelfde in acht wat voor Juli is opgegeven.
Ook de zaailingen van Auricula\'s worden in deze maand
op afzonderlijke, tegen de felle middagzon en scherpe win-
den beschutte rabatten verplant, en deze even als de bed-
den voor anjelieren met planken omringd, om ze in den
winter met sparretakken of bladriet te kunnen dekken,
vooral bij strenge vorst.
Van onderscheidene zomerbloemen moet thans het zaad
ingezameld worden, ook dat der Primulaveren en Aurikcls
wordt afgesneden, zoodra de zaadhuisjes eene stroogele
kleur krijgen. Die planten der violieren, waarvan men goed
zaad wenscht te winnen, moeten zorgvuldig opgepast wor-
den. In het begin van Augustus worden winter-violieren
gezaaid, om in het volgende jaar te kunnen bloeien.
In deze maand is het de beste tijd om de Aurikelplan-
ten en Primula veris die 2—3 jaren op dezelfde plaats
gestaan hebben, te scheuren en te verplanten. Ditzelfde
kan gedaan worden met de meeste Vaste planten, die uit-
gebloeid hebben. Zooals: Gras-anjelieren, Hepatica\'s, Made-
liefjes en alle soortgelijke plantbloemen die in de open
lucht en vollen grond overwinteren; dit geschiedt in deze
maand het beste, omdat de jonge planten dan nog vóór
den winter goed aanslaan en sterk worden. Om de tuin
of de bloemperken niet te ontsieren, kan men nu de jonge
gescheurde vaste planten, voorloopig op een tuinbed uit-
planten, op een handbreedte ouderlingen afstand is voor
de meesten nu voldoende om ze vervolgens in het aanstaande
voorjaar, op de gewenschte plaatsen over te planten. Witte
en roode Leliën worden verplant, de bollen van Iris per-
sica , anglica en hispanica gelegd; de knobbelwortels van
Iris Susiana opgenomen, de hoogstammige rozen geocu-
leerd. Ook plant men de stekken van muurbloemen en
-ocr page 105-
AUGUSTUS.                                       103
andere plantenstekken in kleine potjes op, om ze gedu-
rende den winter gemakkelijker en in grooter aantal in de
bloembakken te kunnen bewaren.
In Augustus bereidt men insgelijks de bedden, waarop
in de volgende maand de bollen van onderscheidene bloe-
men, als: Hyacinthen, Tulpen, enz. moeten gelegd worden.
De rabatten, voor die planten bestemd, behoeven niet met
planken omringd te worden, daar deze, zelfs bij vorst,
slechts eene bedekking van eenige ruigte, zooals erwten- en
boonenstroo, noodig hebben. Warme of meer teedere kas-
planten, die tot versiering in den bloemtuin geplaatst zijn,
en aan welke tot beschutting tegen de al te felle zonne-
stralen eene lommerrijke standplaats was aangewezen, worden
thans naar meer zonnige plaatsen overgebracht. Omstreeks
half deze maand zaait men, Caleeolaria\'s en Cineraria\'s in
goede losse aarde in potten of zaadtesten, bedekt ze met
eene glasruit, plaatst ze op eene beschaduwde plaats en
zorg dat de aarde matig vocht blijft. Als de jonge plantjes
zieh vertoonen dan geeft men ze lucht door een latje onder
de glasruiten te leggen; zoodra de plantjes even handel-
baar zijn dan verspeent men ze voorzichtig in potten of
platte zaadtesten en plaatst ze in een bloembak onder
\'t glas, goed lucht gevende zoodra ze blijk van doorgroeien
geven, vóór den winter nog zet men elk plantje afzonder-
in een klein potje en overwintert ze in vorstvrije bloembakken,
om ze vroegtijdig in \'t voorjaar elk een grootere pot te
geven waarin ze bloeien moeten, alsdan zal men zich van
April tot in Juni in een milde en prachtige bloei dezer
planten mogen verheugen.
-ocr page 106-
104
SEPTEMBER.
Deze maand is de incest geschikte tijd van het jaar om,
wanneer men hiertoe het plan mocht hebben, den bloem-
tuin te verleggen, dewijl in dezelve de meeste bolgewassen
in den grond gebracht moeten worden. Als waarlijk in
\'t oogloopende en prachtig bloeiende bloemplanten, riemen
onder de bolgewassen de Lüium\'s (Lelies) den eersten rang
in en met recht noemt men ze „de Prinsen der Bolge-
wassen" meest allen met groote en in \'t oogloopende bloe-
men bloeiende, die uitmuntend door kleurenpraal en ook
bij vele door schoone kleurteekening, moet men zich ver-
wonderen dat ze zoo schaars in onze tuinen vertegenwoor-
digd zijn; allen zonder onderscheid zijn fraai en de ver-
schillende soorten, bloeien daarbij op onderscheidene tijd-
stippen. Alle aanbeveling overwaardig zijn, de L. longi-
rlornm, zeer groote kelkvormige zuiver witte bloemen,
laagblijvend, mooi voor perken, de L. speciosum of lanci-
folium, in \'t wit en rood, prachtig en langbloeiend, de
heerlijke L. auratum, met zeer groote bloemen, ivoorwit
met donker roode stippels en over elk bloemblad een
goudgele streep, de L. candidum en L. candidum flore
pleno, beiden met zuiver witte bloemen, de L. Chalcedo-
nieum met scharlakenroode bloemen, de L. testaceum met
nankinkleurige bloemen, de L. Martagon in onderscheidene
kleuren en de meest verbreidde maar toch altoos schoone
L. tigrinum, en nog zeer vele andere schoone soorten,
moesten in eiken tuin en in elke verzameling hare vcrtegen-
woordigers hebben, te meer daar de bloemisterijen te
Haarlem , ze allen in hunne Catalogi aanbieden; benevens
nog zoovele andere schoone bolgewassen, die men in
de meeste tuinen hier te lande te vergeefs zoekt. Met
-ocr page 107-
SEPTEMBER.                                    105
rede toch mogen wij als Nederlanders trotsch zijn op
onze Bloembollen-kweekerijen te Haarlem en omstreken;
die zijn éénig en noch het zich zelfgenoegzame Engeland,
noch het pralende Duitschland, geen Frankrijk, geen
België, niet eenig land ter wereld, vermag zulk eene kul-
tuur aan te wijzen. Overigens vervolgt men de werkzaam -
heden der voorgaande maand, zoo ten opzichte van het schoon-
houden der bloemperken en paden, het afsnijden der sten-
gels van die planten, die uitgebloeid hebben, het aanbinden
van slapstengige gewassen, het winnen van bloemzaden,
het doorwerken der oude aardhoopen, het aanleggen van
nieuwe, enz.
De inleggers der anjelieren worden bij regenachtig weder
tegen al te veel vochtigheid beschut, diegene, welke ge-
noegzaam wortel gemaakt hebben, van de moederplant af-
genomen en op de daartoe gereed gemaakte rabatten of
in kleine potten gezet; ook kan men nog de in \'t voorjaar ge-
zaaide anjelieren verplanten; men drage zorg, dat de zaad-
dragende anjelieren, ook wanneer zij uitgebloeid hebben,
tegen den regen beveiligd zijn, de stengels dergene, waar-
van men geen zaad wil winnen, worden afgesneden. Zoodra
de zaadhuisjes rijp zijn, snijdt men die af en bewaart ze
in doozen, waarin het zaad volkomen rijp wordt. — Muur-
bloemen en Winter-violieren worden in potten gezet; Dui-
zendschoonen verplant; verder vervolgt men het aanleggen
van bedden voor bolgewassen, en brengt deze thans in
den grond, zoo als Hyacinthen, Tulpen, Jonquilles, Nar"
cissen, enz., waartoe men de rabatten in de vorige maand
in gereedheid gebracht heeft. Om vroeg in den winter
bloeiende ranonkels en anemonen te hebben, plant men in
deze maand de klauwtjes dier bloemen, in potjes; bij eene
goede behandeling en behoorlijke trekking zullen deze
-ocr page 108-
106                              DE BLOEMTUIN.
reeds in December beginnen te bloeien. Ue warme-kas-
planten, die in den bloemtuin waren overgebracht, worden
in het begin dezer maand in huis gehaald.
Men gaat ook nog voort met het oculeren van rozen.
De steekpalm, waarmede sommige rabatten zijn ingevat,
wordt in deze maand gescheurd en verplant.
In de eerste helft dezer maand, moet men nog alle
soorten van overblijvende of zoogenaamde vaste planten
scheuren, wanneer dit niet reeds in Augustus geschiedt is,
en is het niet juist om hare vermeerdering te doen, dan
is het toch nu voor de meeste soorten de beste tijd om ze
te verplanten en de oude pollen te verjongen. Ook steekt
men nog in deze maand stekken van onderscheidene pot-
gewassen, maandrozen, enz., in potten bij elkander, in
een bloembak onder \'t glas; vóór den winter zijn ze ge-
worteld, men plant ze voor den winter niet meer afzonder-
lijk uit, maar laat ze in de stekpotten overblijven, zoo-
doende bewaart men een groot aantal jonge plantjes
gedurende den winter op eene kleine ruimte, om ze in
\'t voorjaar elk afzonderlijk uit te planten.
0CT0BEE.
Het zaad van verschillende bloemen, bijv. van anjelie-
ren, dat thans eerst rijp is, wordt ingezameld. In de
eerste helft dezer maand kan men de afleggers van anje-
lieren en andere vaste bloemen nog van de moederplant
afnemen; indien deze echter alsdan nog geen genoegzame
wortels gemaakt hebben, laat men ze den winter over er
aan blijven; in de eerste dagen van October is het ook
-ocr page 109-
OCTOBER.                                       107
tijd om gewassen met knobbel- en vezelwortels te verplan-
ten, zoo als: Paeonierozen en Zwaardleliën, terwijl vaste-
plant Phloxen, Duizendschoonen, enz., nn het best ge-
scheurd en verplant worden, insgelijks onderscheidene
bloemheesters, zoo als: rozen, kamperfoelie, goudenregen,
enz.; die laat-bloeiende vaste planten, welke drie jaar op
dezelfde plaats gestaan hebben, moeten thans, zoo het niet
reeds vroeger gedaan is, naar eene andere plaats overge-
bracht worden. Bloembollen, die men verzuimd heeft in
September in den grond te leggen, worden thans nog gepoot.
De afleggers van anjelieren brengt men in hunne win-
ter-verblijfplaatsen, insgelijks de winter-violieren, en beschut
die anjelieren, welke in de open lucht overwinteren, tegen
te veel vochtigheid. Alle potgewassen, die uit de koude
kas of oranjerie gedurende den zomer buiten gestaan heb-
ben, brengt men in October weder binnen\'s huis. Men
moet zorg dragen dat vóór lialf October alle soorten van
potgewassen, weer in de bloemkas, oranjerie of binnen
\'s huis opgeborgen zijn, want na dien tijd kan men elke
nacht gevaar loopen belangrijke schade te loopen, die soms
in het geheel niet te herstellen is. Blijft het weder gunstig,
dan geve men over dag zooveel lucht mogelijk. Volgens
eene veeljarige ondervinding en opmerking, vriest het bijna
altijd in de nachten van 15 en 16 October; men handelt
dus wijselijk om vóór die datum, alle teêre en zachte plant-
soorten onder dak te hebben. Men snijdt de stengels der
overblijvende of vaste planten, die uitgebloeid hebben, een
hand breed boven den grond af; neemt de gele bladen
van de Aurikels en Primula veris weg; brengt de zaad-
testen waarin men bloemen voor het volgende jaar gezaaid
heeft, in een kouden bak onder \'t glas, geeft veel lucht bij
vorstvrij weder en ziet eiken dag nauwkeurig toe op de
-ocr page 110-
108                           DE BliOEMTDIS.
slakken, zij anders vernielen vaak in korten tijd de aange-
naatnste verwachtingen. Wortelen en droge zemelen ron-
dora de zaadpotten gelegd, zijn een klein voorbehoedmiddel;
doch ik kan zeer aanbevelen eenigo\' stukjes kamfer er bij
te leggen of de grond te begieten met zeer verdund kamfer-
water. Neemt de Dahlia\'s uit den grond, droogt dezelve,
en bewaart ze op eene droge vorstvrije plaats in zand.
De aardhoopen worden omgezet; do bloembedden en
perken, waarop geene bloemen meer staan, omgespit, doch
deze blijven ongeharkt liggen; de ledige bloempotten wor-
den geborgen. —• Men zaait verscheidene zomerbloemen
voor het volgende jaar, zoo als Xeranthemum annuum
(papierbloem) Papaver, Delphinium (ridderspoor), Aquilegia
(akelei), Primula veris, Auricula\'s en bij voorkeur alle
zaden van vaste of overblijvende zoogenoemde vollegronds-
planten, als: Phlox\'en, Delphinium formosum enz., waar-
van men dan in het volgende jaar reeds bloeiende planten
erlangt.
NOVEMBER.
Men geve acht, dat noch in de buiten-winterverblijf-
plaatsen, noch in die binnen \'s huis door ratten of muizen
schade aangericht worde. In deze maand dekt men de
wortels der vaste planten, die geene strenge koude kunnen
verdragen, met turfmolm, boombladeren of andere ruigte,
nadat men ze vooraf zorgvuldig heeft aangeaard; dit laatste
moet men vooral bij de Stokrozen in acht nemen, die anders
des winters zeer veel lijden en dood vriezen of verrotten.
Insgelijks worden de in den vollen grond gelegde bollen
-ocr page 111-
NOVEMBER.                                    109
van Tulpen, Hyacinthen, enz. met erwten* en boonenstroo
gedekt. De bollen van Eerraria\'s, llanonkels, Anemonen
en andere bloemen, die men of niet heeft kunnen of niet
heeft willen planten, worden in een vorstvrij vertrek in
droog zand bewaard; de bollen van Amaryllis formosissima
(goudlelies) en van de Tuberozen (Polyanthus tuberosus),
alsmede de klauwen van Canna\'s en Erythrina\'s, moet men
evenzoo bewaren.
Wanneer bij onderzoek blijken mocht, dat sommige plan*
ten te droog zijn, moet men deze matig begieten; ook
zuivere men dezelve van gele en verrotte bladen en van
doode takken of stengels. Vertoont er zich schimmel op
de takken, dan neemt men die voorzichtig weg.
De aardhoopen worden omgezet, ook nieuwe aangelegd,
waartoe men reeds gebruikte aarde uit de broeibedden,
verteerd blad, turfmolm en oude koemest onder elkander
vermengt.
D E C E M B E E.
Indien de weersgesteldheid gunstig is, kan men nog
Anemonen en Eanonkels leggen, doch deze moeten dadelijk
met blad of oude run bedekt worden. Zijn de bedden,
met bollen bepoot, nog niet gedekt, dan moet dit niet
langer uitgesteld worden, evenmin het met stroo omwinden
der meer teedere heesters in den open grond.
Aan de in de open lucht overwinterende en gedekte
anjelieren moet men, wanneer het niet regent, lucht geven.
Is de grond nog open, alsdan kan men harde rozen en
meer andere struiken en boompjes nog vcrplanten, verders
-ocr page 112-
110                               DE BLOEMTUIN.
den tuin geheel opknappen; de bloembedden omgespit
laten liggen, de paden opschuimen, snoeien, enz.
Daar de werkzaamheden in den bloemtuin zich in deze
maand tot zeer weinige bepalen, zorge men dat de tuin-
gereedschappen, en hetgeen verder noodig mocht zijn, in
behoorlijken staat gebracht worden. Ook houde men zich
bezig met het schoonmaken en opbergen der bloemzaden,
het nazien en zuiveren der bollen en klauwen van Ane-
monen, Ranonkels, Tuberosen, Iris, Ferraria\'s, Canna\'s,
Dahlia\'s, Erythrina\'s enz: vereischen nauwlettende zorgen ;
ik raad aan er alle veertien dagen het oog eens over te
laten gaan; de rotte of aangestoken plekken worden uitge-
sneden, met fijn heet gemaakt wit zand of nog beter met
fijne tot poeder gestooten houtskool bestrooid en vooreerst
afzonderlijk gehouden.
Veroorlooft het weder zulks slechts eenigszins, dan moet
men immer voor het bereiden eener goede bloemaarde zor-
gen, want hoe beter de grond verteerd, gemengd en in
zijne deelen onderling verbonden is, des te voortreffelijker
gedijen de planten er in.
-ocr page 113-
Vierde Afdeeling.
DE ENGELSCHE TUIN.
JANÜABI.
De wortels der teedere heesters worden, wanneer zulks
niet reeds in November of December gedaan is, met blad
of ruigte bedekt, doch de stammen omwindt men met
stroo.
Voor de plantsoenen, die in \'t voorjaar moeten aange-
legd worden, graaft men de gaten, indien dit niet reeds
in het najaar is geschied; insgelijks maakt men bedden
voor de stekken van uitheemsche houtsoorten gereed, snijdt
de stekken zelve van de moederstammen en plaatst ze in
vochtig zand. — Overtollige boomen en heesters, of die
men door andere wil vervangen, worden uitgerooid; palen
en stokken gereed gemaakt. Voor kleine of stadstuinen
laat men meer en meer den Engelschen smaak varen en
nadert men weer meer tot oud Franschen aanleg, die op
kleine terreinen ook wel zóó verkieslijk en boeiender is.
Voor stadstuineu vooral, zou ik in plaats van het vele
zoogenaamde Engelsche plantsoen, boomen, heesters en
-ocr page 114-
Ii2
DE ENGELSCHE TUIN.
struiken, meer plaats willen ingeruimd zien aan groen-
blijvende heesters en gewassen, waarvan tegenwoordig in
onze boomkweekerij zoo\'n groote verscheidenheid bestaat
en daaronder velen die noch te wild , noch te hoog groeien,
eene rijke verscheidenheid in den vorm van hun loof
en groene kleurschakeringen bezitten en allen zoowel des
winters als des zomers een aangenaam rustpunt voor het
oog opleveren. Voeg daarbij eenige der meest verschillende
Hulsten, vooral der sierlijke goud- en zilverbonte varie-
teiten ; bovenal eenige der nieuwere prachtvolle Aucuba\'s >
met hare groote glinsterende en als \'t ware met goud- en
zilver geschilderde bladen, terwijl nog daarenboven zoowel
Hulsten als Aucuba\'s met talrijke vruchtbessen in verschil-
lende kleuren prijken; alsmede de Skimmia japonica, een
mooie groenblijvende struik, die bloeiende zeer aangenaam
riekt en later met talrijke scharlakenroode bessen prijkt,
en vereenig hierbij eenige mooie Mahoniasoorten, met groote
sierlijke groene bladen, bloeiende met gele bloemtrossen
en later met blauw-violetkleurige bessen prijkende. Verders
de Padus Lauro-Cerosus, de Padus Lauro-Cer. Colchica ,
deze laatste bloeit met witte opstaande trossen en geeft
zwarte bessen, de Padus lusitanica, enz. Met wat goede
smaak en eenige kosten, waarvoor men echter een jaren-
durend genot erlangt, kan men zich op deze wijze, vooral
in een stadstuin achter zijn woonhuis, een waren winter-
tuin scheppen, die dezen naam overwaardig is, wanneer
men tusschen de groenblijvende heesters en struiken vele
vroegbloeiende vaste planten en bolgewassen plant, zooals
Tulpen , Crocussen , Scilla\'s, Muscari, Hepatica\'s, Cyno-
glossum, Viola\'s, Primula veris en Japonica, Auricula\'s,
Dicentra\'s, enz. enz.
-ocr page 115-
113
FEBRUARI.
Men gaat met de in Januari begonnen werkzaamheden
voort. — Vroeg uitloopende en niet te teedere boomen
en heesters kunnen reeds gepoot worden. De rozeboomen
moeten, wanneer dit niet vóór den winter geschied is,
gemest worden en insgelijks gesnoeid. De kroonen der stam-
rozen moeten niet te kort ingesnoeid, ook de mosrozen
niet kort insnoeien en evenmin de geelbloemige Hozen zooals:
HarrUsonii, Persian-IJellow en Oranje roos, \'t is beter om
deze soorten na het bloeien wat in te snoeien, om ze in
behoorlijk fatsoen te houden. Ditzelfde is ook van toepas-
sing op de hoogstam ïieurrozen.
MAART.
Met het planten van duurzame heesters gaat men voort;
alle werkzaamheden, die in de vorige maand verzuimd zijn,
worden thans verricht. Bij zachte weersgesteldheid maakt
men inleggers van heesters, waarvan de stekken niet willen
gelukken.
Van uitheemsche houtsoorten legt men zaad, indien
dit niet in den herfst is gedaan.
De grasperken moeten gezuiverd en gerold worden, om
het door de vorst omhoog gewerkte gras aan te drukken.
Ook worden nieuwe grasperken en grasranden gezaaid.
Het onkruid wordt er uitgestoken en kale plekken omgespit
en op nieuw\' bezaaid.
Bij droog weder zuivert men de paden, rolt ze en her-
Jfouriit. 5e druk.
                                                       8
-ocr page 116-
114                        DE ENGELSCHE TUIN.
stelt do gebrekkige plaatsen met kiezelaarde. Wanneer de
paden gezuiverd en geëffend zijn, dan is het aan te raden,
daarover heen te brengen eene laag kalk uit de gasfabrieken
ter dikte van een centimeter, die men verders als naar
gewoonte bedekt met kiezel* of lekzand of schulpen. Die
kalk vernietigt het onkruid in de paden.
De nieuwe partijen, waarvoor in den herfst de grond
reeds is omgespit, worden thans aangelegd.
Bij zachte weersgesteldheid ent men in deze maand alls
soorten van bloemheesters op stam, zooals: Robitiia\'s of
Acacia\'s, Cyluus, Rozen, mooie bontbladige heesters, sier-
boomen, enz.
APRIL.
In deze maand beginnen reeds eenige vroeg bloeiende
heesters hare bloemen ten toon te spreiden. Als: de
Cydonia (Pirus) Japonica, met hare talrijke scharlakenroode
bloemen en de vele andere fraaie verscheidenheden die
daarvan tegenwoordig bestaan en waarvan men ook bekoor-
lijke heggen planten kan. De alom bekende maar altoos
schoone Keria (Corchorus) japonica flore pleno met hare
op roosjes gelijkende dubbele goudgele bloemen, Forsythia
viridissima met zwavelgele bloemen, enz. enz.
De in de vorige maanden verzuimde werkzaamheden
worden ten eerste verricht, vervolgens inzonderheid de be-
dekkingen en omkleedsels der teedere heesters weggenomen
wanneer zulks bij gunstige weersgesteldheid niet reeds in
de vorige maand geschiedt is.
Men gaat voort met het daarstellen van nieuwe gras-
randen en met. het vermenigvuldigen der boomen en heesters.
-ocr page 117-
APRIL.                                          115
Het is nu den geschiksten tijd om de meeste groen-
blijvende böomen en heesters, alsmede Magnolia\'s te ver-
planten; steeds zorgdragende dat ze van goede aardkluiten
voorzien zijn en ze in \'t begin vooral fiks begieten.
MEI.
Het eerste werk in deze maand bestaat in het verrichten
van hetgeen in April had behooren gedaan te worden,
doch toen verzuimd of door de weersgesteldheid verhinderd
is. Uitheemsche tcedere boomen en heesters worden ge-
zaaid en de zoodanige ook verplant, de paden gezuiverd
en geharkt, de randen afgestoken, het gras gemaaid en
daarna gerold. Om mooi gras of gazon in den tuin te
hebben dan moet men er zorg en moeite aan besteden. Vooral
des winters goed bemesten, des zomers dikwijls maaien,
van onkruid schoon houden, laten rollen en bij droogte
begieten. Onder boomen of daar waar het gras slecht
gedijd, kan men behoorlijke groene randen verkrijgen,
door het planten van de gewone groene Klimop (Hedera
helix) wier ranken men langs den grond leidt en met
kleine stokjes vaststeekt.
In de grasperken moeten de bloempartijen met nieuwe
bloemen voorzien worden. Men gebruikt daartoe bij voor-
keur Dahlia\'s, Verbena\'s, Petunia\'s, Fuchsia\'s, verschillende
soorten van Scharlaken Pelargonium\'s, Calceolaria\'s, Maand-
rozen, Canna (bloemriet), Engelsche Pelargonium\'s en
dergelijke.
In deze en de volgende maand bloeien de meeste en
schoonste bloemstruiken, heesters en boomen; de altoos
8*
-ocr page 118-
116                        DE ENGELSCHE TUIN.
schoone Syringen in vele verscheidenheden, de altijd heer-
lijke ]3oom-Pioenie, de liefelijke Wcigelia\'s, de fraaie Amyg-
dalus in talrijke variëteiten, de mooie Spiraea\'s, Deutzia\'s
en eene menigte anti eren; onder de boomen prijken nu de
altoos beminde Meidoorn in heerlijke verscheidenheden,
aantrekkelijke Cerasus-soorten zoodanig met zuiver witte
blotmen overdekt als waren zij besneeuwd, de altijd effekt-
volle Gouden liegen en andere Cytisus-soorten; de dubbele
witte Kastanje en bovenal dien Koning onzer tuinen en
perken, de roodbloemige Kastanje, die prachtige en indruk-
makende boom, welks oorsprong nog onbekend is en nog
zoovele talrijke schoon bloeiende heesters, uit alle deelen
der wereld bij elkander gebracht, ter versiering onzer
tuinen en lusthoven.
JUNI.
De paden moeten schoon gehouden, de grasperken ge-
maaid, gerold en begoten worden.
De zaaibodden en zwakke heesters begiet men \'s avonds.
Heesters en Hozen kunnen afgelegd, en insgelijks jonge
takken tot stekken gebezigd worden. Bovenal echter moet
men zorgen, dat de bloempartijen altijd van bloeiende ge-
wassen voorzien zijn, waartoe men van zoodanige steeds
eenen voorraad in potten behoort te hebben.
JULI.
De paden vereischen eene aanhoudendo zorg; vooral
moet men na zware stortregens toezien, of zij ook nadeel
geleden hebben, en dit dadelijk hersteld worden.
-ocr page 119-
JULI.                                           117
Vele sierplanten knnnen veredeld, ïaxusboomcn, heggen
en palm gesnoeid worden. Wellicht zijn er ook reeds zaden
rijp en ter inzameling geschikt. — De grasperken moeten
vlijtig gemaaid, gerold en bij droogte begoten worden. In
deze en de volgende maand veredelt men met het slapende
oog de wildelingen der rozen ter verdere opkweeking tot
stamrozen.
AUGUSTUS.
De paden moeten schoon gebonden en gevlakt; de zaai\'
bedden, zwakke boomen, heesters en grasperken bij aan-
hondende droogte vlijtig begoten worden. Dij de zaaibedden
maakt men tevens de oppervlakte van den grond los.
Ook moet men niet verzuimen de grasperken gedurig te
maaien, en de rijpe zaden van verschillende planten in
te zamelen.
SEPTEMBER.
Afleggers en stekken, die reeds wortel gemaakt hebben,
worden verpoot, duurzame heesters door scheuring of wortel-
verdeeling vermenigvuldigd, en het rijpe zaad afgenomen.
OCTOBER.
Men kan een begin maken met het planten van duur-
zame of zeer vroeg uitloopende boomen er. heesters. Rijpe
zaden worden ingezameld en gezaaid.
-ocr page 120-
118                        DE ENGELSCHE TUIN.
Tot het bemesten der grasperken vermengt men korten
mest, kachelroet, fijne kalkpuin en asch onder elkander en
laat dit mengsel op hoopen liggen. — De bladen worden
bijeengeharkt. Men schaffe zich nu en in November wilde
stamrozen aan, waarop in \'t volgende jaar de doorbloeiende
en andere rozen veredeld moeten worden, \'t Is altoos het
beste deze wildelingen vóór het invallen van de vorst te
poten. Bij den aankoop lette men vooral op mooie rechte
gave stammen, ter dikte van minstens één centimeter en
die vooral van goede haarworteltjes voorzien moeten zijn.
Stammen met groene bast verdienen verre de voorkeur boven
die, wier bast rood of rosachtig bruin is.
NOVEMBEB.
De wortels der meer teedere boomen en heesters wor-
den met blad en mos bedekt; bij toenemende koude be-
schut men de stammen met stroo. De veredelde occulatien
der doorbloeiende en ook de kroonboompjes der stamrozen
zelven als van teedere geaardheid zijnde, worden bij voor-
keur allen uit den grond genomen en in een bak opgekuild;
waarin men de stammen in schuins liggende houding over
elkander ligt, de wortels zorgvuldig met aarde bedekkende.
Zoodanige bak stelt men zelfs te zamen uit over elkander
gespijkerde planken, de grootte naar behoefte, men graaft 1 a 2
voet diep de grond er uit en legt die aan de buitenkant
tegen de planken aan tegen het indringen der vorst. Ramen
behoeven er niet over te leggen, maar slechts dwarslatten,
waarover men des nachts rietmatten legt, die over dag bij
zachte temperatuur worden opgerold; bij vriezend weder
en naar gelang de koude toeneemt, laat men de matten
-ocr page 121-
NOVEMBER.                                     119
er op leggen en bedekt die nog met bladriet of stroo. In
zoodanige bak kan men nog een aantal andere mooie maar
teêre bloemheesters overwinteren, zooals Hortensia\'s, Thee-
rozen, de nieuwere en zoo fraaie Aucuba\'s, Rhododendrum\'s,
nitgelezene Stokrozenplanten, enz.
Men strooit den, in de vorige maand bereiden, ver-
mengden mest over de grasperken. Oude grasperken
worden omgespit.
Men gaat voort met het planten van duurzame heesters;
de grond voor nieuwe partijen wordt omgewerkt; onder-
scheidene zaden, vooral die met eene harde schaal, worden
op de rabatten gelegd. — Alle bladen moeten bijeengeharkt
en op eene droge plaats bewaard worden, om ze tot bedek-
king te kunnen bezigen. Na tot bedekking gediend te
hebben, verzamelt men na den winter alle bladen op een
hoop om tot bladaarde te verteeren, die later met oude
koemest en meermolm vermengd zijnde, de beste bloem-
aarde voor alle soorten potgewassen oplevert. De meeste
planten echter, afkomstig van de Kaap de Goede Hoop
en die uit de Australische Archipel, voornamelijk van
Nieuw-Holland, verlangen goede heiaarde met fijn rivier-
zand gemengd en geene bemesting.
DECEMBER.
Hetgeen wij omtrent de werkzaamheden in November
en Januari opgegeven hebben, is ook toepasselijk op deze
maand. Als het niet vriest, kan men een begin maken met
het snoeien der verschillende bloemheesters en struiken,
het losmaken en luchtig omspitten van den grond tusschen
de heesterpartijen, en al die bezigheden verrichten, welke
-ocr page 122-
120                        DE ENGELSCHE TUIN.
later in het voorjaar, bij toenemende werkzaamheden, altijd
zeer tijdroovend zijn, of geheel vergeten worden. Voor
de Engelsche tuin zon ik zeer vele mooie soorten van
boomen en heesters kunnen opgeven, doch zulks zou mij
buiten mijn bestek voeren. In de laatste jaren werd er
zoo veel schoons en nieuws ingevoerd, dat ik mij ver-
wonder, hoe er nog zoo veel ouds geplant wordt. Tegen-
woordig zijn er zoovele boomen en heesters met heerlijke
goudbonte, zilverkleurige en veelkleurige bladen dat een
eenigzins geroutineerd liefhebber, daarmede een schilder-
achtig effekt kan te weeg brengen. Men behoeft hiertoe
zijne toevlucht niet tot het buitenland te nemen, onze
inlandsche boomkweekerijen en vooral die te Boskoop kunnen
met die van het buitenland wedijveren, zoo zij ze niet over-
treffen. Den liefhebbers van boomen en heesters, beveel
ik ten zeerste als een praktische wegwijzer aan, het „ Woorden-
boek der voornaamste heesters en coniferen die in Nederland
gekweekt icorden,"
door C. de Vos, boomkweeker te Hazers-
woude, bij Boskoop. Verkrijgbaar bij C. L. Funke te
Amsterdam, prijs 90 Cts.
Dit woordenboek, kort, bondig en eenvoudig geschreven
door een zeer bekwaam en praktisch boomkweeker, is meer-
el ere algemeene verspreiding overwaardig.
-ocr page 123-
Vijfde Afdeeling.
DE ORANJERIE EN BROEIKAS.
JANUARI.
Vooral moet men er voor zorgen, dat het lokaal, waarin
gedurende den winter de oranjeboomen bewaard worden,
niet te zeer verwarmd worde, want niets is nadeeliger
voor dezelve, en zoolang de thermometer nog 2° boven
nul staat, behoeft men niet te stoken. Overigens laat
men bij zacht weder vlijtig luchten en do boomen zelve
spaarzaam begieten.
Aan de gewassen, die in de broeikassen overwinteren,
moet men vlijtig de doode en verrotte bladen ontnemen;
ook de schimmel, die zich op de oppervlakte van de
aarde en somtijds aan de planten zelve voordoet, neemt
men voorzichtig weg, omdat hieruit anders verrotting ge-
boren wordt. Ter loops zij hier opgemerkt, dat hoewel
hierover nog verschil van gevoelen bestaat, ik, voor ons
klimaat, verre de voorkeur geef aan bloemkassen, wier
kap, ramen en glasroeden van hout vervaardigd zijn, boven
die van ijzer. Alleen het ijzer gedoogt aan het geheel een
lichter en bevalliger vorm te geven, doch daarentegen is
het een geleider die des winters veel koude in- en veel
warmte o/Voert. Worden ijzeren kasten ouder, dan is het
niet te vermijden dat er veel roestwater van de ramen af-
-ocr page 124-
122                          DE ORANJERIE EN BROEIKAS.
druipt en zulks ontsiert en bederft menige schoone sier-
plant. Doch vooral is in de voorjaars- en zomermaanden
de hitte in cene ijzeren bloemkas verschroeiend en al te
opdrogend, men kan bijna altoos met gieter of spuit ge-
wapend staan om de planten behoorlijk vocht te houden,
en in elk geval is de in ijzeren kasten heerschende droge
lucht, nadeelig voor bijna alle gewassen. In met hout
betimmerde kassen daarentegen heersch altoos eene vochtiger
en aangenamer temperatuur, men heeft geen hinder van
afdruppelend roestwater en bovenal zijn zij des winters
warmer. In eene ijzeren kast moet bij vriezend weder altoos
harder gestookt worden. De beste ligging eener bloemkas
is op het Zuid-Oosten, de ramen moeten bij voorkeur
eerder vlakker dan te steil liggen en wanneer men geene
groote planten heeft, dan ook de kas niet te hoog bouwen,
want hoe dichter de planten bij \'t glas of het licht kunnen
staan, des te beter voor de ontwikkeling en kleur der
bloemen. Boven alles echter moet men reeds bij den aan-
leg maatregelen nemen ter verkrijging van eene doelmatige
luchtverversching, dit voorname en allernoodzakelijkste punt
wordt maar al te vaak verzuimd of de inrichting is zóó
ondoelmatig, dat ze soms meer kwaad dan goed aan de
planten toebrengt. De beste verwarmingswijze is die, met
door koperen of gegoten ijzeren pijpen loopend heet water;
kachels en gemetselde rook- of vuurkanalen zijn in elk
geval hoogelijk af te keuren.
De anjelieren beminnen wel is waar het licht, doch
kunnen in deze maand geen zonneschijn verdragen. — De
planten, die beginnen slap te worden, moet men matig
begieten. Over het algemeen moeten de gewassen in den
winter meer droog dan nat gehouden worden.
-ocr page 125-
123
FEBRUARI.
De behandeling der oranjebooraen is dezelfde als in
Januari. Men snijdt van die boomen, welke men in de
volgende maand wil verpoten, het overtollige hout weg,
en bestrijkt de door het snoeien ontstane wonden met ent-
was. Vooral zorgt men voor de tot het verplanten ver-
eischte tobben en aarde; deze laatste brengt men onder
dak, opdat zij, wanneer men ze gebruiken moet, niet be-
vroren noch te nat zij. Thans legt men pitten van citroenen
in potten en bakken en zet deze op eene warme plaats,
het best in een broeibed.
Van eenen oranjeboom, die verpoot wordt, mogen thans
de wortels volstrekt niet besneden worden, omdat zij lich-
telijk tot verrotten overgaan.
Vele gematigde en warme-kas-planten, zooals: Aloë\'s,
Agave\'s, Ficus indica, Colocasia, Cereus en alle andere
Cactussoorten, Mesembryanthemum\'s, Crassula\'s, Kochea\'s,
Alstroemeria\'s, Amaryllis enz. moet men vlijtig nazien, of
zich aan dezelve ook verrotte of aangestoken plaatsen be-
vinden, deze uitsnijden en daarna met stof van houtskool,
droog en heet gemaakt zand, of met krijt bestrooien. —
De bloembollen, die in huis of in de kamer uitgebloeid
hebben, worden thans in zand geplaatst.
Indien de weersgesteldheid niet warm is, zoodat de ven-
sters der oranjerie of kas in de middaguren niet zonder
nadeel kunnen geopend worden, moet men ten minste de
luchtgaten in de zoldering meermalen openen, ten einde
eenen uitweg te verleenen aan de dampen, daar deze
anders nadeelig worden voor de gewassen.
-ocr page 126-
124
DE ORANJERIE EN BROEIKAS.
MAAKT.
Citroen* en oranjeboomen moeten verplant worden.
Wanneer de bloemknoppen zich vertoonen, moet men vlij-
tig luchten en slechts zeer matig begieten, omdat de hier-
door ontstane overtollige sappen het afvallen der vruchten
veroorzaken zouden. Indien men wilde oranjeboompjes ent
of copuleert, moet men deze op eene warme plaats zetten,
inzonderheid die van Citrus sinensis, en om dezen tijd ook
citroenpitten zaaien die men in een warmen bak plaatst en
later nog een paar maal warme mest onder de potten geeft,
om er weelderige krachtige stammetjes van te erlangen,
waarop men des te eerder edele soorten oculeeren kan.
Overigens gaat men in de oranjerie en de kassen met
de werkzaamheden, die in de vorige maand zijn aangewe-
zen, voort. Zoodanige gewassen, die zich reeds sterkont-
wikkelen, moeten menigvuldiger, doch voorzichtig begoten
worden. Alle saprijke planten daarentegen mag men slechts
matig begieten.
Harde en duurzame gewassen moet men dicht voor de
vensters plaatsen, en indien de luchtgesteldheid zeer warm
is, kan men ze gevoeglijk eenige uren, op eene zon- en
windvrije plaats, in de open lucht zetten.
Bloeiende planten moeten insgelijks veel licht hebben,
en daarom dicht aan de ramen geplaatst worden.
Men moet de planten, die soms ziekelijk worden, of er
ook slechts den schijn van hebben, terstond verpoten in niet
te vochtige lichte aarde, bij voorkeur in een matig warmen
bak plaatsen en spaarzaam met de begieting zijn; bij het
verplanten verzuimd men niet van de wortelen die deelen
welke blijken gebrekkig te zijn weg te snijden en ook de
krcon of het opperhout naar evenredigheid in te snoeien.
-ocr page 127-
125
MAAR T.
Planten, die door bladluizen aangetast zijn, worden met
tabak berookt en van de andere planten verwijderd gehouden.
Thans verpoot men mirte- en laurierboomen in eene vette,
kleiachtige aarde.
APKIL.
Bij toenemende warmte der zon en eene zachtere wcêrs-
gesteldheid, moet men meer luchten dan tot dusverre is
geschied. Het is tegenwoordig noodig, ook \'s nachts aan
de lucht toegang te verleenen, opdat de boomen daaraan
gewennen. Ook moet men rijkelijker gieten. Men moet
de oranjeboomen van schild luizen en ander ongedierte zui-
veren, en op een dag waarop het spoedig droogt, de
stammen met een natten doek duchtig afwrijven. Van
de wortel-uitspruitsels der mirte-, laurier* en kers-laurier-
boomen moeten nieuwe stammetjes aangekweekt worden.
Tegen het einde der maand moet men Oleanders door
afleggers en stekken vermenigvuldigen. Ziekelijke oranje-
boompjes worden in versche lichte aarde overgeplant en
in een afzonderlijk, daartoe gereed gemaakt broeibed ge-
plaatst, weinig begoten en bij zonneschijn beschaduwd.
Onder do schoonst bloeiende najaars- en winter-planten,
nemen de Chrysanthemum\'s eene voorname plaats in. Hier
te lande worden ze veel te weinig gewaardeerd, en toch
bloeien ze zóó prachtig en rijk in October tot in Januari,
.dus op een tijdstip dat er bijna geene andere planten bloeien,
met groote bloemen in den vorm van groote Asters in
oneindige kleurenpraal. Daarbij zijn do nieuwere soorten
alweer veel verbeterd en munten vooral de Japanschc door
hare bijzonder groote bloemen uit; ook heeft men verscheiden"
-ocr page 128-
126                         DE 0KANJER1E EN BROEIKAS.
heden met middelmatig groote en zelfs zeer kleine bloemen,
niet grooter dan Madeliefjes, doch allen fraai, allen coquet.
Men steekt hare stekken in April in een kouden bak, deze
kunnen reeds na verloop van hoogstens vier weken ver-
plant worden; naarmate de planten zich ontwikkelen geeft
men zo grooter potten en moot men ze vooral van tijd tot
tijd de topeinden inknijpen om mooie gevulde planten te
verkrijgen. De Chrysanthcmum\'s verlangen eene krachtige
voedzame aarde, de beste is vruchtbare moestuingrond, ver-
mengd met baggeraarde en veel koemest; gedurende den
zomer moeten ze driemaal in telkens wat grooter potten
overgeplant worden, de laatste maal in Augustus en de
laatste inknijping der topeinden moet in \'t laatst van Juli
plaats hebben. Zet ze altoos op eene zonnige standplaats, draag
zorg dat ze niet door de potten heengroeien, geeft ze
dagelijks ruim water en minstens elke week eene begieting
met dunne lijnkoekengier en zet de planten niet te dicht
op elkander, dan verkrijgt men mooie gevulde planten van
onder tot boven bezet met frissche blijgroene bladen. Hier-
achter in September vindt men hare verdere behandeling
vermeld, hoe dan te behandelen tot aan haar bloeitijd.
MEI.
De oranjeboomen vereischen dezelfde zorg als iu April,
doch er moet meer water gegeven worden.
Insgelijks kunnen alle overige boomen in de open lucht
gebracht worden, doch men moet ze tegen zonneschijn en
nachtvorst beschutten.
Uit de tobben der kas-planten neemt men, zoo ver
-ocr page 129-
MEI.                                       127
mogelijk, de bovenste aarde weg, en vervangt deze door
versche. —• De in het voorgaande jaar uit pitten gekweekte
jonge citroenboompjes worden in versche en krachtige aarde
verplant en, wanneer zij sterk genoeg zijn, veredeld. —
Men moet van alle boomen, die in de oranjerie overwinterd
hebben, het dorre hout wegnemen; insgelijks de overtollige
takken, waardoor zij een behaaglijk voorkomen verkrijgen.
Van de Aloë-soorten, de Colocasia\'s, Canna indica en
andere, kan men thans de wortel-uitspruitsels afnemen en
die afzonderlijk oppotten. — Vijgeboomen, die gedurende
den winter in de aarde gelegen hebben, en in April ont-
dekt zijn geworden, kunnen nu opgericht en behoorlijk
aangebonden worden.
In de laatste helft dezer maand moeten ook de minder
harde gewassen in de open lucht overgebracht worden.
JUNI.
Oranjeboomen, die nog in de oranjerie gebleven zijn,
worden naar buiten gebracht. Alle oranjeboomen worden
vlijtig begoten en op warme avonden besproeid, en aan
de kroonen der boomen geeft men door snoeien eene ronde
gedaante. In deze maand moeten de grootere oranje-boomen
gemest worden; ook plukt men de overtollige bloesems af
en verkoopt die aan de apothekers en confituriers. Zoowel
de grootere als kleinere boomen, die ziekelijk zijn, plaatst
men op eene laag verwarmenden mest, geeft ze spaarzaam
water en snijdt alle ziekelijke takken weg. — De struik-
boompjes der steenvruchten moeten besnoeid worden.
-ocr page 130-
128
DE ORANJERIE EN BROEIKAS.
JULI.
Men gaat voort met de overtollige bloesems aan de
oranjeboomen te ontnemen, opdat zij aan den groei der
vruchten niet hinderlijk mogen wezen. — Bij droog weder
moeten alle oranjeboomen genoegzaam begoten worden.
Men oculeert oranje- en citroenboompjes met het slapend oog.
AUGUSTUS.
De oculatie met het slapend oog wordt voortgezet. Bij
aanhoudende droogte moeten de oranjerieboomen zoowel
vlijtig begoten, als de oppervlakte der aarde dikwijls los-
gemaakt worden. Men plaatst de oranjeboompjes, die ge-
trokken moeten worden, in een broeibak, geeft hun weinig
lucht en water, doch men besproeit en beschaduwt dezelve.
Het wilde hout ol de wildelingen van de in de maand
Mei met gelukkig gevolg geoculeerde citroen- en oranje-
boompjes worden thans ingesneden. — Bij de in Juli ge-
oculeerde stammetjes moet men, zoodra men bespeurt, dat
het oog groen en de bladsteel of van • zelf afgevallen is,
of bij de minste aanraking afvalt, het verband een weinig
losmaken, doch het vooral niet wegnemen.
De bloesems, die zich thans aan de oranjeboomen ver-
toonen, worden dadelijk weggenomen, voordat zij zich
openen, opdat door hen noch de aanwezige vruchten,
noch de boomen zelve verzwakken. Ook ontneemt men
aan die boomen, welke zeer vele vruchten hebben, de zwakste
van deze.
Zoodanige kasplanten, die grootere potten of tobben
-ocr page 131-
129
OCTOBER.
noodig hebben, worden in deze maand overgeplant, en
de gedurende den zomer in den vollen grond staande uit-
heemsche gewassen weder in tobben of potten opgeplant,
om ze in de eerste helft der volgende maand wederom in
de kas te kunnen brengen.
SEPTEMBER.
Tegen het einde dezer maand, voordat er nachtvorst
invalt, moeten de oranjerie-gewassen allen zorgvuldig na-
gezien , gereinigd, aangebonden en bij droog weder in huis
gebracht, doch de ramen een tijd lang dag en nacht open
gehouden worden. — Het begieten der oranjeboomen ge-
schiedt thans het best des morgens, omdat de zon nu niet
meer zoo sterk schijnt. — Is er het een of ander aan de
oranjerie of bloemkassen te herstellen, dan moet dit onver-
wijld gedaan worden.
0 C T 0 B E E.
De oranjerie wordt zooveel mogelijk gelucht, evenwel
worden \'s nachts de ramen gesloten. Indien men schild-
luizen en andere schadelijke insecten bespeurt, moeten zij
vóór het begin van den winter zorgvuldig verdelgd worden.
De oranjeboompjes, die getrokken moeten worden, plaatst
men in een warmen broeibak.
Wanneer bij een natten herfst eenige planten te nat in
de oranjerie of kas gebracht zijn, is het noodzakelijk de
aarde zoo ver mogelijk uit de tobben of potten te nemen
en door droge te vervangen. Thans moet men de Chry-
Jfourlit. 5C druk.                                                       9
-ocr page 132-
180
DE ORANJERIE EN BROEIKAS.
santhemum\'s die nu hare bloemknoppen vertoonen, in een
bak onder de ramen plaatsen, dicht ónder het glas. Men
moet ze met de potten gelijkgronds in de aarde zetten,
met behoorlijke tusschenruimte en eiken dag ruim begieten,
echter zooveel mogelijk vermijden om de bladen nat te
gieten. Een paar malen \'s weeks geeft men ze eene begie-
ting van lijnkoeken-gicr, want de Chrysanthemum\'s ver-
langen krachtige voeding. Bij eene behoorlijke verpleging
beginnen ze in \'t laatst van October te bloeien, met groote
schoon gevormde bloemen, in allerlei mooie kleuren. Men
kan ze dan in de kas plaatsen, doch altoos ruim begieten
en dicht bij het daglicht; zij bloeien tot na Nieuwejaar
en schenken een groot genot in de bloemenmanden binnen\'s
kamers. Tegenwoordig bestaan er zeer schoone verscheiden-
lieden van, vooral in de nieuwe Japansche soorten, die door
zeer groote bloemen uitmunten. IsTa het uitbloeien snijdt men
de planten af en zet ze in de koude bak, om te later in
Maart te scheuren en in versche aarde over te planten.
Men moet de in huis staande gewassen niet begieten,
voordat hunne bladen aantoonen, dat zij vochtigheid be-
hoeven.
NOVEMBER.
Men houdt de oranjerie droog en zorge, dat de warmte-
graad niet hooger dan 6° K (45° F.) zij. Bij helder en
zacht weder opent men vlijtig de ramen, doch sluit deze
des nachts door blinden tegen de indringende koude. Tot
het begieten zorge men bij voorkeur altijd water van eene
gematigde temperatuur voorhanden te hebben; echter be-
giete men niet de planten zelve, maar houde slechts de
-ocr page 133-
DECEMBER.                                    131
aarde vochtig. Ten gevolge van een onachtzaam gieten
vooral, gaan des winters zeer vele planten verloren. In
de Oranjerie en Koude-kas giete men gedurende November,
December en Januari slechts zeer spaarzaam; in Februari
als de zon reeds meer kracht erlangt en later, als de groei
zich weer begint te ontwikkelen , dan geeft men meer en
naar de zich kenmerkende behoefte, water. Scharlaken
roode Geranium\'s en hare bontbladige verscheidenheden,
overwintert men bij voorkeur op planken in de bloemkas
dicht bij \'t glas; in de bakken verliest inen er doorgaande
velen, door de daarin heerschende vochtigheid.
Planten die in de warme kas in bloem getrokken
worden, zooals: Azalea\'s indica, Camellia\'s, Rhododen-
drum\'s en verschillende heestergewassen, geeft men naar-
mate zij zich ontwikkelen, in voldoende en ruime mate
water. Insgelijks moet er een genoegzame voorraad goede
•aarde in de oranjerie of kassen aanwezig zijn, om daarmede
ziekelijke planten te kunnen ververschen, of des winters
altijd binnen\'s huis met het verpotten van jonge planten
te kunnen voortgaan.
Men zuivere de planten van gele en verrotte bladen,
alsmede van doode takken.
Bij onverwachts invallende hevige koude, wordt er ge-
stookt, doch zorg gedragen, dat er geen rook in de kassen
doordringe.
                *
DECEMBER.
Ten opzigte. der oranjerie geldt hetzelfde voor deze
maand, wat omtrent November en Januari gezegd is.
De potten met bloembollen, die gedurende den winter
zullen bloeien, worden in de kas gebracht. De openingen
9*
-ocr page 134-
132
DE ORANJERIE EX BROEIKAS.
in de zoldering der oranjerie of kas mogen niet langer
opengelaten worden, tenzij het weder zeer zacht ware. Bij
vorst worden de ramen wel gedekt, doch, indien het slechts
eenigszins mogelijk is, wordt de bedekking in de middag-
uren weggenomen, opdat de planten door het licht ver-
kwikt kunnen worden. Bij dooiweder neemt men de
bedekking geheel weg, en opent over dag eenige uren de
ramen.
Men vergelijke ook de volgende afdeeling.
-ocr page 135-
Zesde Afdeeling.
DE EiïEBTUIN.
JANUARI.
In deze maand moet er vooral op gelet worden, dat de
vorst niet tot de planten doordringe. Bij hevige koude
raadplege men tegen den nacht nog eens den thermometer,
om te weten of het noodig zij, sterker te laten stoken.
Niet- zelden gebeurt het; dat e»\'tegen den ochtend eene
koude van 6°—8° heerscht, terwijl deze des avonds slechts
1° bedroeg. Men kan nimmer voorzichtig genoeg zijn.
Daar ten gevolge der warmte en van het gebrek aan
licht, de bladen lichtelijk geel worden, neme men deze
vlijtig weg, opdat zij de gezonde deelen niet aansteken. .
Indien men met het trekken behoorlijk is te werk gegaan,
dan bloeien reeds nu tulpjes Duc van Thol, Crocussen,
vroege Hyacinthen. Men moet deze bolgewassen vlijtig be-
gieten; aan andere planten geeft men slechts dan water,
wanneer de bladen beginnen slap te worden.
Bij eene zachte weersgesteldheid geeft men aan de planten
in de kamer en den kelder lucht, om ze tegen schimmel
en rotten te beschutten.
Men kan een begin maken met het trekken der latere
Hyacinthen, Tazetten en Jonquilles.
-ocr page 136-
134                               DE KAMEKTUIX.
Des avonds bescherme men de ramen der broeikassen,
door ze des namiddags met luiken of matten te dekken en
de blinden te sluiten, doch over dag moeten deze alleen
in den hoogsten nood er voor gelaten worden, ten einde
de planten zooveel mogelijk licht en lucht verkrijgen.
Mochten er bij geval muizen in de winter-verblijfplaatsen
verschijnen, dan moet men deze trachten te vangen, of
door vergift te dooden.
PPBEÜAEI.
In deze en de beide volgende maanden vertoont zich
de kamertuin in zijne grootste pracht, vooral wanneer men
over een e kleine warme Trek-kas kan beschikken. Thans
bloeien: Hyacinthen, Tulpen, Lelietjes van dalen, Crocus-
sen, verscheidene soorten van Iris, Persische syring, gewone
Jasmijn, Camellia\'s , Dicentra\'s, Anjelieren, Kozen, Oranje-
boompjes, Azalea\'s, Khodotlendrum\'s, Metrosideros, Hoteya
(Spiraea) japonica en andere prachtige bloemen.
Men brengt nu van tijd tot tijd de Hyacinthen, die in
den kelder bewaard werden, in eene gepaste warmte over,
om ze in de volgende maand te doen bloeien: hetzelfde
doet men ten opzichte van de Jasmijn, de Hozen en andere
gewassen, die men wil trekken.
Van de Amaryllis formosissima (goud-lelie) kan men,
om deze insgelijks vroeg te doen bloeien, eenige poten,
wanneer zich naast de toppen der bollen roodachtige uit-
spruitsels vertoonen. Zonder door buitengewone warmte
gedwongen te zijn, bloeien nu uit hare eigene natuur in
de koude bloemkas en Oranjerie. Primula chinensis, eenige
-ocr page 137-
MAAKT.                                         135
Erica en Epoeris soorten, Primula amoena en Japonica,
ruikende Viooltjes, enz:
Overigens neemt men nog datgene in acht, wat bij de
vorige maand is aangemerkt.
MAART.
Bij de thans beginnende zachtere weersgesteldheid moet
men aan de planten menigvuldiger lucht en water geven;
vooral moeten de gewassen, wanneer zij bloeien, meer
water hebben; doch men zij indachtig, dat de potten in
de kamer niet zoo spoedig verdrogen als in de open lucht,
en dat zij bijgevolg ook niet zoo dikwijls mogen begoten
worden.
Men snoeit thans de\'boomen en bloemheesters, die in
potten staan, wanneer dit niet reeds in de vorige maand
is geschied. De gewassen, die in den winter hunne bladen
verliezen, worden gesnoeid, voordat zij op nieuw uit-
loopen. Daar vele der in potten staande planten dikwijls
gebrek aan voedsel hebben, omdat hare wortels in eene
kleine ruimte besloten zijn, zoo moeten nu allen die hier-
aan behoefte schijnen te hebben, in grootere potten met
versche voedzame aarde overgeplant worden. Tegelijkertijd
worden de planten die men verpot naar vereischte besnoeid,
hierdoor krijgen ze een mooier fatsoen en worden dichter
bewassen; in tegenovergesteld geval worden ze lang, hoog
en schraal. De hoofdregel bij het snoeien is, de te lange,
zwakke takken in te korten, de krachtelooze, ziekelijke en
oude weg te snijden.
Bij te heeten zonneschijn geeft men aan de gewassen
-ocr page 138-
136                              DE KAMERTUIN.
schaduw. Indien er zich bladluizen voordoen, doodt men
deze door tabaksrook.
Men zaait thans zomerplanten in potten.
Overigens vergelijke men ook datgene, wat omtrent de
beide vorige maanden gezegd is, doordien men bespeuren
zal, dat een en ander daarvan ook nog op Maart toepas-
selijk is.
APRIL.
Van wege de toenemende warmte wordt een steeds me-
nigvuldiger luchten en begieten noodzakelijk. De in den
kelder overwinterende gewassen gewent men door het openen
der vensters en deuren aan de buitenlucht. Van Muur-
bloemen, Anjelieren, hoe Langer-hoe-liever, Auricula\'s,
en onderscheidene andere planten worden de in den na-
zomer bloeiende thans verpoot.
Insgelijks kunnen sommige van de meer teedere, in de
kamer overwinterd hebbende planten, doch met behoorlijke
voorzorg, in de open lucht gebracht worden.
Oranje- en Mirteboomen worden verplant, onderscheidene
boomen en heesters afgelegd, insecten gedood, de nieuwe
loten en takken der planten behoorlijk geleid en aange-
• bonden.
De zomerplanten, die in de vorige maand niet gezaaid
zijn, en zoodanige, welke men verlangt dat later zullen
bloeien, moeten in deze maand gezaaid worden; doch hier-
bij is in acht te nemen, dat de potten, waarin men ge-
zaaid heeft, tot aan het opkomen van het zaad, niet droog
worden. Deze potten mpgen niet anders dan in den vorm
van eenen fijnen regen begoten worden, omdat anders het
-ocr page 139-
137
M E I.
zaad uit de aarde zoude gespoeld worden. Tot dat einde
bedient men zich van eenen holronden, van voren een
weinig omlaag gebogen gieter.
Bij eenen zoelen regen zette men de oranje- en laurier-
boomen en andere altijd groene planten, die niet te teeder
zijn, daarin; hierdoor worden zij verkwikt en tevens ge-
zuiverd.
Van de getrokken gewassen zullen nu bloeien: Hozen,
Jasmijn, Khododendron, Calla (Aiironskelk), Ixia, Lachenalia,
Cactus alatus en speciosus, Calceolaria, Cineraria\'s, Azalea\'s,
Camellia\'s, Erica\'s, Diosma\'s, Epacris, Polygala\'s, Schar-
lakenroode Pelargonium\'s, enz.; vooral zijn de Begonia-
soorten zeer aanbevelenswaardige, sierlijke en mildbloeiende
kamerplanten.
MEI.
Bij schoon weder brengt men thans de overige teedere
boomen en heesters in de open lucht, zooals: Oranje-, Mirte-,
Laurierboomen, Oleander, onderscheidene soorten van Jas-
mijn, Hortensia\'s, Clethra\'s, Erica\'s, Epacris en alle overige
Kaapsche en Nieuw-Hollandsche planten, enz., in het
algemeen alle gewassen, die den winter bij 5—10 graden
warmte doorbrengen, en die in April niet uit den kelder
of de koude kas gebracht zijn.
Men verplant de Anjelieren en evenzoo alle altijd groen-
blijvende boomen, gewassen en heesters, die zulks noodig
hebben in grootere tobben of potten. De meer teedere
planten worden insgelijks aan de open lucht gewend. Zelfs
de planten, die tot 20 graden warmte vercischen, moeten
-ocr page 140-
138
DE KAMEBTUIN.
gedurende de warme zomermaanden de open lucht genieten.
In deze maand bloeien in de open lucht de Tulpen,
Aurikels, Ranonkels, Anemonen. De Aurikels en Hortensia\'s
verlangen gedurende den zonneschijn schaduw, de laatst-
genoemden daarenboven rijkelijk water.
Indien men nog laat bloeiende zomerplanten verlangt te
hebben, zaait men deze thans en zelf nog in de volgende
maand. Ook kan men nog zaden van die plantsoorten,
welke men vergeten of pas ontvangen heeft, zaaien, doch
drage zorg om deze vooral goed vochtig te houden.
Men gaat voort, even als in de vorige maand , heester-
achtige gewassen af te leggen en te stekken. Aan de stekken
geeft men eene warme, lommerrijke standplaats; houdt ze
behoorlijk vochtig en gewent ze, zoodra zij beginnen te
groeien, van tijd tot tijd aan de open lucht.
Met het einde dezer maand kunnen, wanneer er geene
vorst meer te vreezen is, de meeste potgewassen, die in
de vorstvrije bewaarplaatsen overwinterd hebben, in de open
lucht geplaatst worden.
De bloembollen, die gedurende den winter getrokken
zijn, worden met de aardkluit in den vollen grond gezet,
nadat men de bladen en stengels 2 vingers breed boven
den bol afgesneden heeft. Uitgebloeide Kozeboompjes en
andere heesters moeten verplant worden. Uitgebloeide
Veltheimia\'s, Cyclamen, Amaryllis, Lachenalia\'s enz. moet
men droog houden, totdat zij in den nazomer weer in versche
aarde opgepot worden.
Anjelieren en andere in potten staande planten kunnen
thans gemakkelijk van de bladluizen gezuiverd worden, door
de potten gedurende eenige nachten achtereen op het gras te
leggen, doch over dag weder op hunne stelling te plaatsen.
Van de bloemkas maakt men thans gebruik, om daar-
-ocr page 141-
juni.                                       139
in onderscheidene bloemen te doen bloeien, zooals; 01e-
anders die veel water verlangen, Gardenia\'s, Hibiscus in
soorten, Vinca rosea, Vinea alba, Achimenes, Gloxinia,
Gesneria\'s, Begonia\'s in onderscheidene fraaie soorten en
Begonia\'s met sierlijk groote gekleurde bladen, deze laatsten
beminnen eene beschaduwde standplaats, Haemanthus pu-
niceus enz: die men achtereenvolgens in de kamer, vesti-
bule of veranda kan plaatsen.
JUNI.
De meeste planten staan nu in de open lucht. De roze-
boompjes, die den winter door vorstvrij overwinterd zijn,
beginnen in deze maand te bloeien.
Insgelijks verlangen de planten, die in de warme kassen
blijven staan, gedurende den zonneschijn behoorlijke be-
schaduwing en veel lucht. — Eene hoofdbezigheid in deze
maand is het begieten, en dit geschiedt het best des avonds.
Of men daartoe pomp- regen- of grachtwater neemt, is
hetzelfde, mits het water bij voorkeur denzelfden warmte-
graad hebbe als de lucht; derhalve moet het pompwatcr
den geheelen dag in open vaten aan de lucht blootgesteld
zijn geweest. Van tijd tot tijd moet men de potgewassen
en vooral dezulken, die niet in versche aarde overgeplant
zijn, eenige mestgier toedienen. Vraagt men mij wat is
de beste bemesting voor potgewassen, dan aarzel ik niet
om daartoe aan te raden, eene dunne gier van lijnkoeken.
Neem een paar lijnkoeken, breek die in stukken of maak
ze eenigzins fijn, werp ze in een ton met water en roert
het om. Zoodra het water troebel wordt kan men het reeds
-ocr page 142-
140                              DE KAMERTUIN.
gebruiken; ook moet men de narde der potgowassen eerst
met zuiver water goed bevochtigen en daarop deze gier
laten volgen, altoos in zeer dunne toestand, er moeten
geen korsten verdroogde bemesting op de potten blijven
liggen, want dan doet ze niets geen nut. Met deze gier
van lijnkoeken kan men alle soorten van potgewassen ge-
rastelijk mesten of gieren, ze brengt bij vele planten eene
verwonderlijke uitwerking te weeg. Men herhale deze gie-
ring van tijd tot tijd gedurende den zomer; vooral tijdens
regenachtig weder is ze zeer aan te bevelen.
Er komt nu overvloed van bloeiende planten om in huis
te zetten, als: "Volkameria\'s, Stapelia\'s, Cactussen, Hibis-
cus, Begonia\'s, Calla\'s, Gloxinia\'s, Gesneria\'s, Achimenes,
Justicia\'s, enz. enz.
Zoo wel het afleggen en stekken van onderscheidene ge-
wassen , als het reinigen derzelve van onkruid, onzuiver-
lieden , ongedierte, enz. heeft in deze maand plaats. Alle
overige potgewassen die zomers de bloemperken in de open
lucht versieren, zijn in deze en de vorige maand in den
vollen grond uitgeplant, zooals: Petunia\'s, Euchcia\'s,
Verbena\'s, Heliotropinm\'s, Pentitemieni\'s, Ageratuni\'s,
enz. enz. Engelsche en scharlaken Pelargonium\'s doet men
beter in de potten te laten, ze groeien anders te weelderig
in het blad, ten koste der bloem.
JULI.
In deze maand bestaat de hoofdbezigheid, even als in
de voorgaande, in het dikwijls begieten der potgewassen,
hetwelk door de lange dagen en de groote hitte nog te
meer noodzakelijk gemaakt wordt.
-ocr page 143-
Hl
JULI.
Men mag niet verzuimen de Oranjeboomen, Mirten,
Jasmijn en meer andere teedere boomen en heesters te
verpoten, wanneer uit hunne wit geworden hartbladen en
hunnen tragen groei blijkt, dat zij, tengevolge van te veel
vochtigheid , krachtloozen grond, verstopte afwatering der
potten, gebrek aan ruimte voor de wortels, enz., ziekelijk
zijn. In zoodanig geval neemt men dezelve uit de oude
tobben of potten, zuivert ze van de bedorvene deelen,
schudt de slechte aarde van de wortels af, zet de planten
alsdan in eenen nieuwen pot met eene goede onderlaag-
van potscherven, en vult do wortels met versehe, krachtige
aarde aan. De verpote gewassen plaatst men in eenen
hoogeren warmtegraad en op eene belommerde plaats, tot-
dat zij wederom aan het groeien zijn.
In de laatste helft der maand worden Anjelieren en
Muurbloemen afgelegd.
Aan de planten , die gedurende den zomer in de blocmks
blijven staan, geeft men, wanneer de zon schijnt volop
versehe lucht. — De rozestammetjes, die in potten staan,
worden geoculeerd. — De in bloei staande Anjelieren
worden van \'s morgens 9 tot \'s namiddags 5 ure tegen de
brandende zonnehitte beschut. — Men zaait winterviolieren,
die men voor den winter in potten zetten wil. — Ook kan
men op verschillende tijden Reseda voor den winter in potten
zaaien. In de eerste dagen dezer maand moet het ver-
planten der potgewassen geëindigd zijn. — Jonge Pelargoni-
ums kunnen echter nog tegen het einde der maand ver-
plant worden. Men kan reeds Lachenalia\'s, Ixia\'s en
Sparaxis, opplanten en in versehe aarde in potten zetten.
-ocr page 144-
142
AUGUSTUS.
Ook in deze maand behoort men dagelijks na te zien,
dat de planten geen gebrek aan water hebben.
Voorts begint men in deze maand de zaden der zomer-
en andere planten in te zamelen.
De afleggers en stekken van onderscheidene teedere heesters
en bloemplanten, bijv. Verbena\'s, Pelargoninm\'s, Fuchsia\'s,
Veronica\'s enz: wanneer zij behoorlijk wortels gemaakt hebben,
worden in deze of in liet begin der volgende maand, elk
in afzonderlijke potjes opgeplant, opdat zij vóór den winter
behoorlijk tijd hebben oin te groeien.
Het oculeren der oranjeboomen moeten in de eerste helft
der maand geschieden.
Men moet er voor zorgen, dat die planten, welke de
schaduw beminnen, bijv. de Muurbloemen, Hortensia\'s en
Auiïcula\'s behoorlijk belommerd worden. De struikgewas-
sen, die in de lente bloeien, en zich dus thans in staat
van rust bevinden, moeten verplant worden. Ook maakt
men in deze ^naand een begin met het in potten planten
en leggen der knolwortel- en bolgewassen, zooals bijv.
Iris, Veltheimia\'s, Hoteya japonica enz. — De winter-
violieren zet men in de potten waarin zij gedurende den
winter moeten verblijven. — De volwassen stekken van
muurbloemen, enz. moeten in potten gezet worden.
Om te trekken worden reeds eene partij vroege Tulpen,
Marseillaansche Tazetten, Crocussen, Hyacinthen, Kanonkels,
Anemonen en andere bollen, of knobbelwortels, insgelijks
heesters, die getrokken moeten worden, zooals: Hozen,
Jasmijnen, fransche Syringen, Deutzia gracilis, Sneeuwbol enz.
in potten opgeplant.
-ocr page 145-
143
SEPTEMBER.
In deze maand brengt men de gewassen der heete ge-
westen, bijv. Volkameria\'s, Datara\'s, Dracaena\'s enz. in
de winterkwartieren.
Men gaat voort met het inzamelen der zaden. Het be-
gieten geschiedt reeds met grootere behoedzaamheid, in-
zonderheid bij de oranjeboomen, daar zich deze nu bijna
in den staat van rust bevinden. Bij aanhoudenden regen
is men zelfs genoodzaakt, de potten op zijde te leggen.
In de eerste helft dezer maand kan men nog Auricula\'s
en die struikgewassen, welke in de lente bloeien, ver-
planten.
Men plant bollen om te trekken, bijv. Tulpen, Leliën,
Kievitseitjes, Tazetten, Jonquilles, Iris, Hyacinthen, enz.
Insgelijks neemt men de in Juli afgelegde anjelieren van
de moederplant af, en plant ze of afzonderlijk in kleine,
of eenige bij elkander in grootere potten, om ze zoo te
laten overwinteren. Ook brengt men de Chrysanthemum\'s
indicum (indische Chrysanth), die reeds bloemknoppen ver-
toonen, in een bloenibak dicht onder \'t glas en geeft ze
dagelijks ruim water en een paar malen \'s weeks eene be-
gieting met zeer dunne gier. Zie hiervoor blz. 130.
De heesters, die bestemd zijn om getrokken te worden,
moet men nu droger houden, of bij regenachtig weder
omleggen.
Reseda wordt in potjes gezaaid, om nog in den winter
te bloeien.
\\
-ocr page 146-
144
O C T O B E E.
De Oranjeboomen, Mirten, Laurieren , Oleanders en alle
andere soorten van Oranjerie en Kasplanten, worden op
het laatst in het begin dezer maand in de oranjerie ge-
bracht. Ook meer teedere struikgewassen, zooals de Au-
cuba\'s, Hortensia\'s, sommige Coniferen, enz. behalve de
rozen, de blocmheesters om te trekken en soortgelijke har-
dere planten, brengt men in de winterverblijven.
Indien men de bolgewassen, die geschikt zijn tot het
trekken, vroegtijdig en schoon wil laten bloeien, dan
moeten zij op het laatst in de eerste dagen dezer maand
geplant worden. Men kicze daartoe niet te kleine potten,
inzonderheid voor de Hyacinthen en Tazettcn; men legge
van deze ook slechts eenen bol in den pot, daar zij te
veel wortels maken. Ook de bollen, die men op glazen
wil trekken, kunnen reeds daarop geplaatst, deze met
water gevuld en op de voor hen passende plaats gebracht
worden. De bol- en knolwortels der Achimenes, Cala-
dium\'s, Gloxinia\'s en Gemeria\'s worden in zuiver zand
gelegd en gedurende den winter op eene droge en matig
warme plaats bewaard. Ook de Canna\'s worden nu uit
den grond genomen, het gewas een voet boven den grond
afgesneden en hare knobbel wortels op eene vorstvrije plaats
in zand bewaard, evenzoo die der hardere soorten van
Caladium, Arisema, enz.
Het begieten geschiedt steeds spaarzamer, daar eensdeels
de aarde niet meer zoo sterk uitdroogt, anderdeels de ge-
wassen zelve nu ook niet meer veel vochtigheid noodig
hebben, en derhalve bij veel begieten hunne wortels lich-
tclijk verrotten.
De altijd groene en de steeds tot groeien geneigde
-ocr page 147-
NOVEMBER.                                    145
planten, bijv. Anjelieren, Muurbloemen, Violieren, plaatst
men in een kouden bak zoo dicht mogelijk aan de ramen.
Wanneer de warmtegraad boven 0 is, geeft men baar
volop versche lucht.
In de kas, waarin de warmere planten zich bevinden,
wordt \'s avonds en op koude dagen ook des morgens ge-
stookt.
De planten, die gedurende den winter in den kelder
zullen bewaard worden, zooals oude Fuchsia\'s en andere
hardere planten of die des winters hare bladen verliezen,
laat men, zoolang de weersgesteldheid het toelaat, in eenc
vorstvrije kamer of in het tuinhuis verblijven.
Eenige vroege Tulpen en Marseillaansche Tazetten worden
reeds in do trekkas geplaatst, insgelijks Lelietjes van dalen.
Alle heesteraebtige planton, die getrokken zullen worden,
blijven zoolang in de open lucht, als de weêrsge-
steldheid dit eenigszins toelaat. Overigens beveel ik ten
zeerste aan dat alle planten die gevoelig voor de vorst zijn,
tegen November in de winterverblijfplaatsen opgeborgen
zijn; men kan de weersgesteldheid nu geen «lag meer ver-
trouwen en bij zachte weersgesteldheid kan men volop
luchten.
NOVEMBER.
De werkzaamheden zijn   genoegzaam dezelfde als in de
vorige maand. Wanneer   de koude toeneemt, wordt Cr
meer gestookt en minder   begoten; doch in de nabijheid
der stookovens giet men   meer, of plaatst in hare nabij-
heid Aloü\'s, Cactussen en  diergclijke planten, die des win-
ters de droogte beminnen.
Affourtit. 5= druk.                                                      10
-ocr page 148-
146
DE KA HE B T UI N.
De kamertuin krijgt thans een treurig voorkomen, daar
slechts nog weinig planten bloeien en vele zelfs hare bladen
verliezen, die men, zorgvuldig moet wegnemen, zoodra zij
geel worden. Alleen de Chrysanthemum\'s spreiden nu hare
schoonheid en bloemrijkheid in allerlei kleurenpracht ten
toon; jammer en bevreemdend dat ze hier te lande niet
meer gewaardeerd worden. Verders zijn als mooie kamer-
planten nog zeer aan te bevelen: Ardisia crenulata en
Skimmia japonica met roode besjes, als sierlijke bladplanten
Kous elastica, eenige der schoonste nieuwere Aucuba\'s,
ecnigc Dracacna soorten, eenige sterke Varons, Phormium
tonax en hare prachtige bontbladige verscheidenheden, eenige
gond- en zilverbonte Evonymas oorspronkelijk uit Japan on
de nog schoonere Fatzia (Azalia) japonica en hare zilver-
bonte verscheidenheid, de altoos fraaie met goud gevlekte
Farfugium grande en de heerlijke zilverbonte Ligularia
Kaempferii, eenige Oranjeboompjes en Citrus chinensis mot
goudgele vrachtjes. Dat zijn allo keurige en sterke kamer-
planten, die elk vertrek tot een waar sieraad verstrekken, verre
verkieslijk boven gedrochtelijke Chineesche popjes. Om
lang genot te hebben van mooie sierbladplanten binnen
\'s kamers, dan moeten ze altoos tamelijk vocht gehouden
worden, dicht bij het daglicht staan en vooral moeten hare
bladen minstens eenmaal per week, met eene zachte natte
spons van onderen en boven van stof gereinigd worden;
\'t is juist liet stof, \'t welk de poriën der bladen verstop-
pende, dezelve doet geel worden en afvallen.
Men houdt de vroege Tulpen, die reods met kerstmis
zullen bloeien, in de warme kas, dicht voor de ramen;
doch de Lelietjes van dalen moet men, indion deze insge-
lijks tegen dien tijd zullen bloeien, met mos bedekken
of er gedurende eenige dagen eene omgekeerde bloempot
-ocr page 149-
DECEMBER.                                    147
overhocn plaatsen, dan komen al de bloerastengels meer
gelijkmatig te voorschijn. In de laatste helft dezer maand
begint men vroege Hyacinthen, alsmede Dicentra\'s, Dcutzia
gracilis, Hoirdstong, enz. in de trekkas te plaatsen.
Eenige planten, die den winter in de open lucht over
gehouden zullen worden, zooals Anjelieren, Muurbloem,
Violieren, llosmarijn Auricula\'s enz. moeten aangeaard wor-
don of men strooit er droge turfmolm tusschen, en zorge dat
er sparretakken of blad riet en stroo bij de hand is, om ze
tegen .invallende vorst te kunnen beschermen.
Tegen het einde dezer maand kan men ook met het
trekken van Iris persica en meerdere bolgewassen, alsmede
van Veburnum (Laurus) tinus, vroegbloeiende Camellia\'s ,
enz. beginnen. Bollen van Amaryllis formosissima (Goud-
lelie) en Ferraria\'s worden als ze goed droog zijn, bij voor-
keur in zakjes met droog zand op eene warmed roge plaats
bewaard.
Zorgvuldig stoppe en plakke men elke reet en opening
dicht, die bij geval in de ramen der kassen aanwezig zijn,
en drage zorg dat deze bij strenge koude zooveel, mogelijk
van buiten beschut en gedekt worden.
DECEMBER.
Men vergelijke in de eerste plaats hetgeen bij de maan-
den November en Januari gezegd is, daar het meeste ins-
gelijks op December toepasselijk is.
Terwijl buiten alles dood en somber is, verschaft de
kamertuin thans de hoogste genoegens. Keeds komen de
kleine roode Tulpen uit de bladscheeden te voorschijn,
reeds verspreiden de Lelietjes van dalen hunnen liefelijken
10*
-ocr page 150-
148
DE KAMEKTUIK.
geur. De vroegste soorten der Hyacinthen beginnen insge-
lijks reeds te bloeien.
Men brengt do rozeboomen, bloerahoestcrs en sommige
vrocgbloeiendu vollcn-gronds-plantcn, zooals: Madelieven,
Pensees, Epimediuin\'s, Hcpatica\'s, Mcgasca\'s, enz. reeds
in het najaar in potten gezet, op de plaatsen waar zij
moeten getrokken worden.
Het zuiveren der planten in de oranjerie en bloerakas
van dorre bladen, bet gadeslaan van den juisten graad van
warmte en vochtigheid, het verdelgen van allerlei onge-
dierte en altoos tegen do vorst op zijne hoede te wezen,
zijn punten waarop vooral gelet moet worden.
Indien men verscheidene rijen van planten boven elkander
voor de ramen der bloomka3 hoeft staan, alsdan plaatst
men die planten, welke do meeste warmte vercischen, op
do bovenste planken, omdat dejwarmte boven in de kas
grooter is dan beneden.
ltf\'>
-ocr page 151-
INHOUD.
Bladz.
I.     DE MOESTUIN...................         7.
II.     DE VRUCJITTU1N EN UOOMKWEEKERIJ......       55.
III.     DE BLOEMTUIN..................       87.
IV.     DE ENCELSCHE TUIN...............     111.
V.     DE ORANJERIE EN BROEIKAS...........     121.
VI.     DE KAMERTUIN..................     133.