-ocr page 1-
9
305 M4-
-ocr page 2-
CENTRALE OUD-KATHOLIEKE
BIBLIOTHEEK
Universiteits-Bibliotheek, Utrecht
-ocr page 3-
AAN DE GEESTELIJKEN
yan het ^Aartsbisdom van Utrecht
EN HET J3lSDOM VAN j^AARLEM.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
AD FUTURAM REI MEMORIAM.
Over het verkiezen van VIKA RISSEN en BISSCHOPPEN in
\'t Bisdom van Haarlem, bij het openvallen van deszelfs zetel.
Eindregeling deswegens vastgesteld in de Vergadering der
Haarlemsche Geestelijkheid, gehouden te Amsterdam, IJ October 18GG.
Voorloopig dient er aangemerkt, dat toon de zetel van Haarlem, door liet
overlijden van den Hoogwaarden Heer Henkk.tjs Joannes van Buil. in 1862 was open-
gevallen reeds de kwestie over de wedervervulling van Haarlems zetel (in zooverre
betreft het regt tot de keuze eens nieuwen Bisschops) is voorgekomen. De groote meerderheid
der Haarlemsche Geestelijkheid, hield het gevoelen staande, dat zij regt run keuze bezat,
en wel zóó, dat op de door haar uitgebragte keuze, slechts van den kant des Melropolitaans
de confirmatie behoefde te volgen, ten einde hare electie definitief ten einde te brengen.
Anderen daarentegen, en onder dezen ook de Metropolilaan. kenden aan de Geestelijkheid
slechts een regt van voordragt toe. waaraan de benoeming door den Metropolilaan te doen,
alleen de kroon konde opzetten.
Na verschillende en langdurige debatten hierover van weerskanten gevoerd, konden
eindelijk allen zich in het voorstel vereenigen, om al hel overige daarlatende de
wijding more majornm met het examen van den consecrandus aan te vangen, en hel
instrumentum conseerationia voor alle acte te laten gelden. Dil faxt rammt urn conxecratioiiix
werd dan ook na de wijding van den tegenwoordigen Bisschop van Haarlem door allen
zonder voorbehoud onderteekend. Allen erkenden daarin, dal „de nu gewijde Bisschop
reeds van \'t begin des jaars t8f>r>, onder den titel van verkozen Bisselwp de Haarlemsche
Diocees wettiglijk geadministreerd had." Door deze minnelijke schikking en onderlinge
toenadering behield „de vrede van Christus" de overhand in aller harten en werd de
ontstane kwestie gelukkig opgelost.
-ocr page 6-
4
Opdat echter in vervolg van tijd, bij het openvallen van Haarlems zetel, niet
andermaal dezelfde noodlottige moeijelijkheid mogt oprijzen, wegens het weder vervullen
van dien zetel, was de tegenwoordige vergadering door den Bisschop van Haarlem te zamen
geroepen ter overweging van de vraag: „Wat moet er gedaan worden, om voor het
„vervolg, bij het openvallen van den zetel van Haarlems kerk, overeenkomstig de voor-
schriften van het kerkregt regelmatig in deszelfs vervulling te voorzien?*\'
Ter bijwoning der vergadering waren niet alleen al de Geestelijken van Huur/cm,
maar ook de Aartsbisschop van Utrecht en de Bisschop van Da-enter uitgenoodigd, ten
einde met gemeenschappelijk overleg eene zaak te overwegen, waarbij niet alleen de kerk van
Haarlem, maar ook de Ecclesia Metropolilatia atque Suffraganen een zoo boog belang hebben.
De Aartsbisschop bad zich echter van het bijwonen dezer vergadering verschoond
bij schrijven van -2~) September 1.1.: maar in dien brief tevens als zijn gevoelen of advies
opgegeven, dat het beste was, een kapittel raad te benoemen: daar deze, bij het openvallen
van den zelel. naai\' de tegenwoordige kerktucht van zelv\' het regt der keuze bezat.
„Maak gebruik" zoo schreef Z.H.W. aan den Bisschop van Haarlem - „van bet regt,
„dal u als Bisschop onbetwistbaar toekomt, namelijk een kapittel te benoemen. De zaak
..is daarmede uit: want bet kapittel is per se de Eferfor Episcopi. Gij treedt daarmede in
„niemands regt: gij doel aan niemands regt te kort", enz.
De Bisschop van Da-enter, Hermanus Heykamp, bad de uitnoodiging bereidwillig
aangenomen, en was dan ook op den gestelden dag Ier vergadering tegenwoordig, evenzeer
als de gansche geestelijkheid van Haarlem, met name: Johannes Harderwijk, Pastoor Ie
Haarlem; Johannes Baas, Pastoor te Aalsmeer; Christiants Karsten, President van \'I
Seminarie Ie Amersfoort; Johannes Henrici\'s de Vries. Pastoor te Amsterdam; Casparis
Johannes Hinkel, Pastoor Ie Krommenie; Cornelius Diependaal, Pastoor aan den Helder;
Johannes Jakobus van Greuningen, Pastoor te Egmtmd aan Zee; Jakobus Johannes van Thiel,
Pastoor Ie Enkhuizen; Gerardus Diependaal, Pastoor te Zaandam; benevens de Voorzitter
Lahbertus de Jong, Bisschop van Haarlem.
De vraag werd als nu door den Voorzitter ter tafel gebragt: „hoe voor het vervolg
„te voorzien in de regelmatige vervulling van den opcnvallenden zetel van Haarlem?"
Allen erkenden, dat er in de positie der kerk van Haarlem, die aan haar hoofd
wél een Bisschop, maar geen kathedraal kapittel meer beeft, in het nieuwe kerkregt niet
voorzien is, wat betreft de wedervervulling van baren zetel, wanneer deze openvalt. Zal
nu de tegenwoordige Bisschop van Haarlem, ter tegemoetkoming van dit ongerijf, zich zelven
een kapittelraad kiezen aan uien. naar hel nieuwe kerkregt, de keuze eens Bisschops toekomt?
Alleen reeds de beperktheid der kerk van Haarlem maakt de instelling van zulk
een kapittel bij baar niet wenschelijk, of liever gezegd: ondoenlijk. Do kapittels toch zijn
ontstaan, gelijk Z. B. van Espen opmerkt: „laheutibus saendis......rlei\'irorum numero
e.rcrescenle\'\'. 1)
I) Suppl. op|>. lom. V. |). 356. col. 2. alin. Lubentibm.
-ocr page 7-
5
Daar er nu hier geene excrescewtie van Geestelijken is, dewijl er slechts negen
Haarlemsche Priesters gevonden worden, die het gezag van hunnen wettigen Bisschop
erkennen, oordeelde de vergadering het dienstiger om in dezen toestand naarde aanwijzing
van hevoegde kerkregtsgcleerden „waar het nieuwe kcrkregt geen plaats kan hebhen, weder
gebruik te maken van het oude". 1)
Te eerder, omdat alzoo tevens de geest van het nieuwe kcrkregt, hetwelk aan het
kathedraal kapittel, als repraesentant der geestelijkheid, de keuze opdraagt of toekent. Ie
beter wordt in het oog gehouden. 2)
Het was dan ook de algemeenc wensch der Haarlemsche Geestelijkheid, dat er geen
kapittel zou benoemd worden; maar de gansche Geestelijkheid bij bet sedf rarante als
kiezer zou optreden. De Voorzitter alsmede; de Bisschop van Deventer vereenigden zich
ten volle met dien wensch.
Er werd alzoo na gehouden ernstige beraadslaging vastgesteld:
1°. Wanneer de zetel openvalt, zal de geestelijke, die het eerst daarvan kennis
draagt, de twee oudste geestelijken (naar orde van wijding) daarvan onmiddelijk kennis geven.
2Ü. Deze twee oudste geestelijken hebben de bevoegdheid en de verpligting. om
aan de overige leden der Haarlemsche geestelijkheid, onverwijld het overlijden kenbaar Ie
maken, en te gelijk hen tezamen te roepen, ten einde binnen den door de Canons gestelden
termijn tot verkiezing van een Vikaris te kunnen overgaan.
Die belet is aan deze oproeping gevolg te geven, geve daarvan schriftelijk kennis.
3°. De verkiezing van den Vikaris geschiedt door al de leden der Haarlemsche
Geestelijkheid met rol si ir lic meerderheid van stemmen.
Het lidmaatschap van die Geestelijkheid wordt men geacht te verkrijgen door bel
ontvangen der Priesterwijding.
Zij die wettig blijken belet te zijn bij die verkiezing te adsisteren, zullen hunne
stem, bij gesloten briefje, door een der aanwezige leden kunnen inbrengen.
1)   Z. B. van Espen, Refutntio responsi mi motiv. juris pro eapit. Hart. suppl. opp. lom. V. |>. 372. col. I alin. Absif.
„Islis in regionibus antiqno jure utendum adhuc esse. ubi novo oli temportim injuriam loens non esset, sive ilii
„denim defuncto episeopo nut <i funetionibus impedito, regimen possc suscipere, curamque pastoralen) posse habere,
„ubi forte capitulum cathedrale, cui juxta modernum Ecclesiae regimen jus illml c.ompclit, ultra non existeret." Cap. II. S II.
2)   Idem. Casus resolutio Dort. Lovan. ibidem p. 309. col. 2. alin. talud.
„Si enim istiusmodi juris exercitium alicui vel aliquibus permissum sit; et ille rel UU defeeerint, vel negligentius
„se gesserint, plenum juris illius exercitium relabitur ad primam originem, sive ad illos. ,i quibus derivatum fueral
n at que profluxerat; adeo, ut si capitulo vel principi .... commissum sit exercitium juris eligendi Episcopi, el
.capitulum vel princeps offieio suo defeeerint, tota rehbrandne electionis pot f.flus ml superstitem rlermn ei plebem
„raWwrfwr." Gap. II. 8 I.
Cf\', etiam Hecueil de divers thnoignage.it, p. 312. 313: ubi demonstratur: „quod prioribiis saeeulis antequam
„cathedralia capitula erigerentur, penen rlemm, defuncto episeopo. remanebal autoritas, jurisdictio el potestas viduatum
„pascendi gregem," etc. ibid. art. IV. N". 111.
-ocr page 8-
6
4°. Zoodra de keuze van Vikaris of Vikarissen geschied is. wordt daarvan officieele
mededeeling gedaan aan den Metropolitaan en den comprovincialen Bisschop, ter fine van
kennisgeving, niet ter fine van goedkeuring.
De aldus verkozen Vikarissen hebben dezelfde regten en bevoegdheden, als de door
een kathedraal kapittel aangestelde Vikarissen jure eommuni bezitten.
5°. De Vikaris (of Vikarissen) draagt zorg, dat zoo tijdig mogelijk de Geestelijkheid
worde zamengeroepen ter verkiezing van een nieuwen Bisschop.
Ook deze verkiezing geschiedt bij rofstrekte meerderheid van stemmen der aanwezige
Priesters van het Haarleinsche Bisdom, terwijl zij die wettig blijken belet te zijn, dezelfde
vrijheid genieten als sub n°. 3; om namelijk hunne stem bij gesloten briefje door een der
aanwezige leden in te brengen.
6°. Overeenkomstig de aanwijzing van het oude kerkregt, 1) zal er van wegeden
Metropolitaan bij de verkiezing een Visitator, of Defenmr kunnen worden afgevaardigd,
welke voor ons geval de Bisschop van Deventer zou kunnen :zijn; ten einde de kiezers
wegens hunne verpligtingen te onderrigten, en op de verkiezing zelve toezigt te houden. 2)
7°. De door de geestelijkheid van Haarlem volbragte keuze van een nieuwen
Bisschop (deeretam elertionis), wordt door den Vikaris ter kennisse gebragt van den
Metropolitaan en den Bisschop der provincie, ten einde dezen tam ef eethuis formam, tam
qualitate* Elerti
zouden kunnen onderzoeken, en óf goedkeuren, óf op canonieke gronden
verwerpen. 3)
8°. Zoolang de confirmatie van den Metropolitaan en den Comprovinciaal nog niet
is ingekomen, houden de Vikarissen het bestuur in handen.
9°. De vergadering besluit, dat van al het bovenstaande een authentiek afschrift
den Aartsbisschop van Utrecht, Henricus Loos, zal worden opgezonden, ten einde de
Metropolitaan de verhouding kenne, waarin hij ten gevolge der thans genomen besluiten
geplaatst is tegen over zijne suffragane kerk van Haarlem.
Nota. Al de bovenstaande besluiten zijn genomen met algemeene stemmen:
uitgezonderd alleen bet besluit in het eerste lid van N°. 4. Één lid der geestelijkheid
vvenschte de officieele mededeeling van de keus en aanstelling van Vikarissen niet enkel
gedaan te zien ter fine van kennisgeving, maar ook ter fine van goedkeuring.
1)    Z. B. vax Espen. Jus Keel. wiiv. pars I. tit. XIII. eap. I. n". XI.
2)    „ Vixitatorix oflicimn praocipuum erat curare, ut indilate et canonice perficeretur novi Episcopi electio . . . .
„componere abortas forti\' contenliones ac divisiones et eleetionis instrumentum omnium manu i-nlioratiun delerre ad
,Metropolitamim, ad quem praecipue pertinebat ronfirmatio cl ordinatio novi Episcopi." Vindiciae resol. disquis.
III. 8 V. n . VIII.
\'.i) ,IIaec ostendunt Metropolitanum et Episcopos comprovinciales non ita fuisse electione.....constrictos,
,quin eam ex ruusa leyitimu rejieere ponnent." v. Espen. Jua Eed. univ. p. I. tit. Xlll. C. I. n". XII.
-ocr page 9-
7
Ten blijke der waarheid van al het bovenstaande, en ter voorlichting voor de
nakomelingschap hebben ondergetcekenden geoordeeld, dit alles door hunne gewone hand-
teekening te moeten bekrachtigen, alsmede van het Bisschoppelijk zegel te voorzien.
Amsterdam, 3 üctober 1S6Ü.
LAMBERTUS DL\' JONG, Bisschop van Haarlem.
J. HARDERWIJK.
J. BAAS.
G. KARSTEN.
J. II. DE VRIKS.
C. J. RINKEL.
C. DIEPENDAAL.
J. J. VAN GREUNINGL\'N.
J. J. VAN TI HEL.
G. DIEPENDAAL.
L. S.
-ocr page 10-
©
t
Johannes, door de yoddeUjke Voorsienigfieid Aartsbisschop van Utrecht,
aan allen die dezen zullen lezen of hooren lezen, heil in den Heer!
Nadat het oude kathedrale kapittel, bij de oprigtiug der bisdommen van de
kerk-provincie van l\'lrecht, in de diocese van Haarlet» ingesteld ten jare 1559, in zijne
opheffing, door Z. H. paus Pius IX proprio motu uitgesproken in zijne Breve van
23 Ju lij 1858, berust en facto toegestemd had, on alzoo zijn altijd nog wettig bestaande,
en ook onzerzijds steeds erkende kerkelijk verband met de oude Geestelijkheid (of Clerezy)
van genoemd Bisdom had opgehouden, werd voor de laatstgenoemde Geestelijkheid de
behoefte geboren aan eene nieuwe regeling der regten, welke volgens het nieuwe kerkregt
aan genoemd kathedraal kapittel bij het openvallen van den zetel worden toegekend.
Om daarin te voorzien, heeft wijlen de Hoogw. Heer Lambertus de Joxg, Bisschop
van Haarlem enz., tegen 3 October 1866 eene vergadering beroepen zijner Geestelijkheid,
met schriftelijke uitnoodiging aan den Metropoli taan, wijlen den Hoogw. Heer Henrius Loos,
Aartsbisschop van Utrecht, en aan den Comprovinciaal-bisschop, wijlen den Hoogw. Heer
Hermanus Heykamp, Bisschop van Derenter, om op die vergadering in persoon tegenwoordig
te zijn, ten einde met gemeenschappelijk overleg eene Eindregeling vast te stellen omtrent
alles wat, ter bewaring der regten zijner kerk, en voor den ordenlijken gang der zaken,
zoude behooren te geschieden sede vacante, bij name, ten aanzien van het bestuur der
kerk in dien toestand, en van de keuze van een Vikaris-Generaal bij den openstaanden
zetel, en van de verkiezing van een nieuwen Bisschop.
-ocr page 11-
o
De bovengenoemde Metropolitaan verschoonde zich. bij schrijven van 25 Sept. 1866.
van het bijwonen dier vergadering, maar onder bijvoeging in hetzelfde schrijven van zijn
advies, namelijk, dat de Bisschop van Haarlem een nieuw kathedraal kapittel zoude instellen,
als zijnde dit, volgens Zijn Hoogw*. gevoelen, het regt van den Bisschop, en tevens de
meest geschikte wijze om alle zwarigheden ten deze te ontgaan.
De evenzeer genoemde Gomproviuciaal-bisschop was in persoon ter vergadering
tegenwoordig; en ook de oude Geestelijkheid (of Clerezy) des Bisdoms was met haren
Bisschop voltallig aanwezig.
Na de opening der vergadering, waar de afwezigheid van den Metropolilaaii betreurd
werd, ter zake overgaande, werd allereerst het advies des Metropolitaans, strekkende tol
oprigting van een nieuw kathedraal kapittel, in beraadslaging gebragt. Allen kwamen
overeen dat, in gewone omstandigheden zeker niets eenvoudiger, niets doeltreffender wezen
zou. Maar het was evenzeer het eenparig gevoelen der vergadering, dat in de gegeven
omstandigheden, aangezien de oude Geestelijkheid (of Clerezy) van Haar/nu, ten gevolge
der zoo betreurenswaardige verdeeldheid ook in deze diocese, tot een uiterst klein getal
was ingesmolten, de oprigting van zulk een collegie, even onraadzaam, als met de natuur
van een kapittel in lijnregten strijd was. Welk toch was het bekende motief geweest der
oprigting van alle kathedrale kapittels in de katholijke kerk? Immers, bet toenemen van
bet aantal geestelijken bij de uitbreiding der diocesen, en de daaruit ontstane onmogelijkheid
om deze allen, zoo dikwijls voor den Bisschop behoefte aan gemeenschappelijk beraad
ontstaan mogt, te doen zamenkomen. Om deze reden alleen reeds, en onder voorbijgaan
van nog andere bezwaren, meende men algemeen bet denkbeeld der instelling van een
kathedraal kapittel geheel ter zijde te moeten stellen.
Men nam daarom tot grondslag den regel der Canonisten: „Waar geen plaats is
„voor de toepassing van hel nieuwe kerkregt, daar behoort men tot het oude lenig te
„keeren." Dienovereenkomstig werd de voorziening in alles wat tot den toestand, in hel
kerkelijk regt sedex vacans geheeten, betrekking heeft, vervolgens geregeld, op die wijze
als in de gedrukte „Eindregeling" vermeld wordt, en deze Acte door alle aanwezigen
goedgekeurd en aangenomen.
In de voorjaars-vergadering der oude Geestelijkheid (of Clerezy) van Haarlem,
14 Mei 1867, op nieuw ter tafel gebragt, alleen ten fine van redactie-herziening op enkele
punten, door den Hoogw. Bisschop van Haarlem, werd de Acte van ?> October vorigen
jaars, onveranderd op nieuw bevestigd, ten bewijze van erkenning en aanneming door alle
aanwezigen onderteekend. en vervolgens door genoemden Hoogw. Kerkvoogd aan de Leden
der oude Geestelijkheid (of Clerezy) van Haarlem afgegeven om door elk hunner te worden
afgeschreven, en in de archieven der respectieve pastorijen te worden neergelegd.
Dat deze „Eindregeling". enz. van nu af voor de oude Geestelijkheid (of Clerezy)
van Haarlems diocese kracht van wet had, blijkt uit hel voorgaande van zelf. De Acte
waarin deze „Eindregeling" enz. vervat is, was opgemaakt en vastgesteld door de
Bisschoppen der provincie, in overleg met die Geestelijkheid zelve: zij was aan deze laatste
-ocr page 12-
10
door haren wettigen Bisschop afgegeven, en door alle leden, ten bewijze van instemming
en aanneming, eigenhandig onderteekend. Dat de Metropolitaan niet persoonlijk tegen-
woordig geweest was ter vergadering, dit werd door Zijn Hoogwaarde\'s medegedeeld advies
vergoed. Dut hij aan de discussie niet had deelgenomen, en tegen de in die vergadering
vastgestelde „Eindregeling" zijne bezwaren of bedenkingen derhalve niet had kunnen
kenbaar maken, mogt betreurd worden, maar kondc aan de bepaalde „ Eind regel in g"
geenerlei schade doen: daar het evenmin de kracht dier Acte zoude hebben weggenomen
of verminderd, ingeval Zijn Hoogw., persoonlijk ter vergadering tegenwoordig, zich soms
niet bad kunnen laten overreden tot instemming met de vastgestelde bepalingen. Immers.
Prosper Fagnani (Commentar. in Libr. V Decretal. Cap. Shirt olim, n". 104) sprekende
van de zamenkomsten der Bisschoppen eener kerkprovincie met hunnen Metropolitaan,
en van de daar te nemen besluiten, zegt: Wanneer de Metropolitaan van een ander
„gevoelen is dan zijne Suffraganen, heeft Z. Heiligheid gezegd, dat het gevoelen der
„Suffraganen de bovenhand moet hebben, en dit wel op grond daarvan dat de Bisschoppen
„eene beslissende stem hebben en mederegters zijn; en omdat de Canonisten zeggen, dat de
„Metropolitaan de bepalingen moet vaststellen overeenkomstig hunnen raad en toestemming
„of van die der meerderheid." De geleerde P. Tambuhini (Praelect. de Ecclesia, part. III,
pag. 259) deze woorden van Fagnani aanhalende, maakt de aanmerking: „En de
Bisschoppen\'\' zijn niet uit gunst mederegters (hetgeen uit de woorden van Fagnani
„Sauctus Dom. noster dixit" soms door den een of ander mogt worden afgeleid), maar
zij „zijn mederegters door hunne waardigheid zelve (conjndices twti), ;ils hebbende eene
„oorspronkelijke jurisdictie over bet bun toevertrouwde gedeelte der kudde, welke jurisdictie
„zij onmiddelijk van Christus ontvangen hebben, die geenerlei bevestiging, zelfs van den
„Paus van Home op hunne besluiten vordert." Eindelijk, tol de beweegredenen die in de
vorige eeuw tot de wijding en aanstelling van den Bisschop van Deventer geleid hebben,
behoort ook juist uitdrukkelijk deze, opdat er, bij verschil van gevoelen tusschen den
Metropolitaan en zijnen Suffragaan, eene meerderheid van gevoelens zoude kunnen
verkregen worden.
Op grond van deze eenvoudige aanmerkingen zoude het overbodig kunnen heeten,
de bovengenoemde „Eindregeling" enz. door het toetreden van den Metropolitaan alsnog
te bevestigen.
Evenwel, gelijk de opvolgende Aartsbisschoppen van Utrecht, .Ton. Nkercassel en
P. Codde, henevens den Bisschop Coadjutor Zach. de Metz, niet geaarzeld hebben de Acte
van Vernieuwing des Metropolitaan Kapittels door den Aartsbisschop Puik. Bovenius, en
de Bevestiging en uitbreiding der leglen van genoemd Collegie door den Aartsbisschop
Jac. de la Torre, elk voor zich goed te keuren en te bevestigen; zoo heelt het ook ons
goedgedacht de meergenoemde „Eindregeling" enz. Ie erkennen, goed te keuren en zooveel
noodig te bekrachtigen; onze onderhoorige Geestelijkheid daarvan keunis Ie geven, zooals
wij bij dezen doen, beu vermanende zich dienovereenkomstig te gedragen en geene
andere Acte dan de genoemde „Eindregeling" enz. als wettigen grondslag aan te merken
-ocr page 13-
11
voor alle en elke der handelingen die bij den openstnnnden zetel van Haarlem zullen te
verrigten zijn.
Ten bewijze waarvan wij dezen met onze eigene bandteekening bekrachtigd en niet
ons gewoon zegel voorzien hebben.
Gedaan te Utrecht den 9 Julij 1876.
JOHANNES HEYKAMP,
L. S.
                                                                                    Aartsbisschop run 1Ttrecht.
1. Woorden van Fagnani: „Gum nmnia haec ex Suffraganeorum et Metropolitani sententia
peragi debeant. si Metropolitanus est unius sententiae, Suffraganei autem alterius, S. D. N. dixit,
sententiam praevalere Suffraganeorum, et hoc quia habent votum decisivum et sunt conjudices; et quia
Doctores dicunt quod (lel)oat Metropolitanus statuere de eonsilio et assensu eorum vel majoris partis.\'"
•2. Woorden van P. Tamburini: „Habent igitur statuta synodalia in quavis provincia vim
obligandi, ifcc. Quod fluit non solum al) episcopatus natura, *m\\ etiani a decretis Canonum, a praxi
totius Ecclesiae, ac vel ab ipsa Romanorum confessione. Nam, teste Fagnano, ubi Metropolitanus sit
nnins sententiae &c. (ut supra) et episcopi sint conjudices. Simt praeterea conjudices nati, originnriam
jurisdictionem babentes in portionem gregis sibi commissam, quam quidem jurisdictioneni non aliunde
quam a Ghristo acceperunt. Ergo perspicuum est, habere statuta synodalia a se ipsis nativam vim
obligandi. Ex <pio sponte sequitur statuta synodorum, ut habeant vim obligandi, non indigere Pontifieis
approbatione vel confinnatione."
\'