-ocr page 1-
M*\\ \\Q>K2
\'
i
-ocr page 2-
CENTRALE OUD-KATHOLIEKE
BIBLIOTHEEK
Universiteits-Bibliotheek, Utrecht
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
OVERGANG
VAN
EEHIGE AANZIENLIJKE BELGEN
ROOMSCH-CATHOLIEKE
PROTB8TANT8ÜHE KERK.
UITTREKSEL
Handelingen van den Kerkeraad der Protestantsche
Gemeente van Luik.
NAAR HET FRANSCH.
TE ARNHEM,
bij G. W. Van Der WIEL & C°.
1878.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
TTITT.RylEIECSEïILj
UIT DR
Handelingen van den Kerkeraad der Protestantsche
gemeente van Luik.
Zitting van 8 Mei 1875, te acht uur des avonds,
ten huize van den ondergeteekenden Voorzitter des
Kerkeraads.
Tegenwoordig:
1. De heeren Pradez, Nonnenberg, Spirlet, Arendt,
Kramer en Demoulin, Voorzitter en Leden van den
Kerkeraad.
£. De heeren Brückner, Eüfes, Schmidt, Joiris en
Trébiliani, Leden van den vertegenwoordigenden Baad.
8. De heer Bost, Predikant te Verviers, en, door hem
voorgesteld:
4. De heer en mevrouw Ernest Orban,
» » »         »        G. Frère—Orban,
s s »         » Neef—de Bossius,
» » »        » L. T. G. Piette, met hun
oudsten zoon.
Na deu zegen van God op deze bijeenkomst te hebben
afgesmeekt, wordt door den Voorzitter gewezen op het
-ocr page 8-
4
gewicht der zaak, die zal plaats vinden; de aanneming
der vier bovengenoemde gezinnen tot leden der Protes-
tantsche Kerk in \'t algemeen en der gemeente van Lnik
in \'t bijzonder. Hierop noodigt hij den heer Bost uit,
om zich tot tolk te maken van de vier, door hem hier
ingeleide, geachte familiën, opdat het blijke, waarom zij
zich hebben aangemeld bij de vertegenwoordigers der
Protestantsche gemeente hunner woonplaats.
De heer Bost neemt daarop het woord in dezer voege.
»Gij weet reeds , Mijne Heeren! waarom het hier te doen
is. Eenige gezinnen, die het zeldzame geluk hebben, dat
man en vrouw dezelfde liberale denkbeelden koesteren,
betoonen den moed, om hun gedrag in overeenstemming
te brengen met hunne denkbeelden, zonder zich te storen
aan het gepraat, dat mogelijk over hen zal ontstaan.
»Hun stap is een gevolg van het verlangen, om aan
een tweevoudig gevaar te ontkomen, aan dat van de zui-
vere en naakte vrije gedachte en aan dat van het Catho-
licisme. Ik zou wel willen zeggen: zij willen noch de
vrije gedachte zonder de godsdienst, noch de godsdienst
zonder de vrije gedachte. Voor zich zelve en voor hunne
kinderen verlangen zij toe te treden tot eene gemeenschap,
tot eene vereeniging van aanbidders van God, om steeds
de macht te hebben, die uit deze eendracht voortvloeit.
Maar van den anderen kant kunnen of willen zij hunne
vrijheid van geest en onafhankelijkheid van oordeel niet
prijs geven. Zij zouden dus, is het mogelijk, noch gaarne
alleen staan, noch zich voegen bij eene kerkgemeenschap,
die hun eene geloofsbelijdenis afvergde, welke met hunne
denkbeelden niet te vereenigen ware.
»Wat moesten zij dus? Ik zeide hun, wat zij reeds
ten deele wisten, dat zij in de gemeente van Luik een
aantal menschen zouden vinden, die aan de zoogenoemde
orthodoxe denkbeelden vasthouden , en een aantal, die zich
liever zouden aansluiten aan \'t geen men het liberale Pro-
testantisme noemt.
» Daarom nu, dewijl gij het verschil van denkbeelden
-ocr page 9-
5
toelaat en geene eenvormigheid van geloofsovertuigingen
oplegt, zijn deze gezinnen u komen vragen, om hen in
uwe godsdienstige gemeenschap op te nemen. En gij hebt
broederlijk de armen geopend, om hen te ontvangen.
»Het is niet zonder ontroering, noch zonder een diep
gevoel Van verantwoordelijkheid , dat ik het woord voer
in deze bijeenkomst, waar ik ten deele de vrucht zie van
mijn eigen werk (*). Ik heb daar alleen een deel aan.
En, als men wil, maar een klein deel; want het geldt
hier gezinnen, die zelve de verantwoordelijkheid van dezen
gewichtigen stap op zich nemen, en gij zijt het, Mijne
Heeren! die hun den toegang tot de gemeente , welke gij
vertegenwoordigt, opent. Maar voor het deel, hoe groot
of klein, dat mij toekomt, bid ik God van ganscher harte,
dat Hij het werk onzer handen zegene en ons allen geve, dat
wij ons altijd mogen verblijden over \'t geen wij heden doen.
«Wij hebben geene reden om te twijfelen, of ons deze
zegen van God wel zal geschonken worden. Integendeel;
alles loopt samen, om ons te doen denken, dat \'t geen
wjj doen, wèl gedaan is. Onze vrienden, deze nieuwe
vrienden, die tot ons overkomen, hebben om geene lage
belangen tot dezen stap kunnen besluiten. Onze Protes-
tantsche gemeenten in België zijn geen middel, om tot
eer en aanzien te geraken. Daarin verheug ik mij, en
gaarne zeg ik: Gelukkig ware de Christelijke Kerk, in-
dien zij zich altijd verre van die eere en grootheid hadde
gehouden!
»Deze gezinnen brengen u, wat altijd de wezenlijke
rijkdom der Christenheid zal zijn. Hierdoor versta ik (of-
schooD dit voordeel nu in dit geval aanwezig is) toch niet
den steun en het gezag van namen, die eene algemeene
achting genieten. Ik versta er door het verlangen om
wèl te doen, de oprechtheid en den wil om God te dienen
en in de waarheid te leven. In één woord: zij komen
(*) Bost, de moderne predikant van Vcrviers, had deze mannen en
vrouwen onderwezen, daar zij hem verkozen hadden boven den orthodoxen
predikant van Luik, Fradez. Dit hinderde echter Pradez niet, om hen
m znne gemeente op te nemen, \'t Is een voorbeeld van edele verdraag-
zaamheid.
                                                                                    Vekt.
-ocr page 10-
6
■tot u met godsdienstige behoeften, in de overtuigingr
dat uwe gemeente bezit, wat noodig is, om ze te be-
vredigen.
»Is dat niet, inderdaad, de beste en veiligste rijkdom
eener Kerk, dewijl deze Kerk, om zulke eerbiedwaardige
behoeften te vervullen, al dieper moet indringen in de
mijnen van het Evangelie van Jezus Christus of van de
gemeenschap met God?
»lk behoef u er niet op te wijzen, in welke mate de
stap, dien zij nu doen, een bewijs is van moed en op-
rechtheid. In onze tegenwoordige samenleving zou de
openbare meening gaarne toegefelijk zijn voor buigen en
plooien in karakter en gedrag. Zelfs keurt zij af, wan-
neer sommigen zekere ongerijmde vooroordeelen open en
rond durven trotseeren.
»Voorts vertrouwen deze gezinnen u hunne kir deren toe,
dat, is het kostbaarste, wat zij bezitten. Dat doen zij in
de overtuiging, dat zij bij u den eerbied voor twee" even
goddelijke zaken zullen vinden: voor den godsdienst en de
vrijheid. Zij zijn diep getroffer , het verblijdt mij dit uit
hun naam te kunnen verklaren, over de onbekrompen
zienswijze, welke gij bij deze gelegenheid aan den dag
legt. Zoowel van de eene als van de andere zijde schijnt
mij de geest, die ons in de belangrijke bijeenkomst van
dezen avond bezielt, volkomen te voegen aan de Chris-
lijke Kerk.
»Daarom geven wij met vol vertrouwen deze geheele
zaak over in de handen van Hem, wiens zegen wij bjj
den aanvang hebben ingeroepen."
De Predikant van Luik antwoordde hierop aldus.
»Dierbare geloofsgenooten!
DUit naam van den Kerkeraad, die eenstemmig zich er
Toor heeft verklaard, uit naam derhalve van de gemeente,
-ocr page 11-
7
welke hij vertegenwoordigt, verklaar ik met vreugde, de
vier achtingswaardige gezinnen, die hier tegenwoordig zijn,
tot leden onzer gemeente, en wel op de wijze, welke de
heer Bost in hun naam zoo even heeft bloot gelegd.
»Hoe diep de klove zij in het leerstelsel, wij durven
van beide zijden daarover heen stappen, om samen God
te aanbidden en elkander broederlijk te helpen, om Hem
te dienen, gelijk Jezus Christus ons heeft geleerd, in
geest en waarheid. Zóó volbrengen wij hier, zonder op-
zien te baren, eene daad, die waarlijk niet zonder be-
lang is,
»Nog nooit, zoover ik weet, heeft men orthodoxen en
liberalen, gelijk men ons noemt, elkander op zoo opene
en ronde wijze de hand van vereeniging zien toereiken,
als wij nu doen. En dit sluit van weerskanten niets min-
der in, dan de verwerping van alle menschelijk gezag in
zake van geloof. Het Protestantisme doet daarmede een
grooten stap voorwaarts; en België, waar deze ontwik-
keling der Hervorming tot stand komt, geeft aldus aan
de wereld, na andere voorbeelden, ook dit van vooruit-
gang op godsdienstig gebied.
»De zaak, die mij recht geeft aldus te spreken, ik meen,
de vereeniging, die heden tusschen ons plaats grijpt, is
van de eene en de andere zijde eene daad van moed, die
alleen uit vaste overtuiging (conviction) kan ontspruiten.
»Wat u betreft, Kinderen van België*! die geboren,
gedoopt en opgevoed zijt in den boezem der Eoomsche
Kerk, en er nu uitgaat, om u bij de Christelijke Her-
vormde Kerk te voegen, gij hebt, om tot zulk een stap
te komen, den zeldzamen moed gehad, om de openbare
meening te durven braveeren. Deze meening nu is werke-
lijk — ik bedoel niet die der dwepers — dat ieder moet
blijven in de Kerk, waarin hij geboren is, en de godsdienst
zijner vaderen, welke die ook zij, moet behouden. Veranderen
van godsdienst — \'t geen men u zal voorwerpen, dat gij ge-
daan hebt — hoe dwaas, hoe afgrijselijk is het, in de oogen
van het groote publiek, dat zijn licht ontvangt van de
priesters! Hun taal herhaalt men, en zoo zal men het
-ocr page 12-
8
woordenboek van scheldnamen gaan uitputten om ze op u uit
te storten, zonder op te merken, dat men door van hot statu
quo,
(het blijven die men eenmaal is) iets heiligs te maken,
ook evenzeer schande werpt op de Protestanten, die Catho-
liek worden, als op hen, die het tegendeel doen.
»Nog iets anders ziet men dan voorbij, dat men name-
lijk erge schande brengt over de eerste Christenen. Want
indien gij berispelijk zijt, gij, die blijft in de Christelijke
Kerk, terwijl gij den leugenachtigsten van hare vormen ver-
laat , om u aan een anderen aan te sluiten, die minder
leugens heeft: — indien gij berispelijk zijt, wat moet
men dan zeggen en denken van hen, die in de eerste
eeuwen van onze jaartelling, om Christenen te worden,
de Joodsche of Heidensche godsdienst van hunne vaders
en van hunne kindsheid verlieten ? Voorzeker, niets is
stompzinniger dan de vrees voor vooruitgang. Maar in
zake van godsdienst is deze zienswijze die van den grooten
hoop, welke voor zich gezag eischt. En nu buigen zich
zoo vele verlichte menschen voor dit vreemdsoortig gezag,
dat zij, die het voorbeeld geven van het te trotseeren,
werkelijk moed betoonen.
»Wij ook hebben den moed een voorbeeld te geven!
Ik meen nu niet als Protestanten, die met u de dwalingen
en misbruiken en het aangematigde gezag van Eome\'s Kerk
verwerpen. Dit juk, hetwelk nog op zoo velen drukt, doch
waaraan gij u nu onttrekt, is door de Protestanten sinds
lang afgeschud. Maar dat juk is bij ons vervangen door
twee andere, die wel niet zoo zwaar, maar toch jukken
zijn, waarvan men de zwaarte reeds lang had moeten
gevoelen.
»Ik bedoel, de onderwerping van de Kerk aan den Staat,
en vooral de slavernij van het geloof onder formulieren.
Ik heb zelfs eigenljjk niet te spreken dan over het tweede
juk; want wat het eerste betreft, daarvan merkt men in
België niets. En waar het meer of min pijnlijk zich elders
laat gevoelen, daar moet men wel zich er aan onderwer-
pen, totdat de Staat het afschaft, en zich intusschen er
mede troosten, dat hierdoor geen inbreuk wordt geleden
-ocr page 13-
9
op de vrijheid van het geloof, dan in zooverre als de
Staat geloofsfonrralieren handhaaft, die de zestiende eeuw
ons heeft nagelaten.
»Laat ons niet al te hoog opzien tegen eene eeuw, die
licht verspreid heeft over zoo vele dwalingen en de bijl
gelegd aan zoo veel misbruiken. Laat ons erkennen, dat
zij niet alles heeft gedaan, en voegen wij er dadelijk bij,
dat zij alles niet konde doen. De brandstapels, door
Protestanten in de zestiende eeuw opgericht, daden van
een geheel Koomsche grofheid, zijn niet de eenige feiten,
die bewijzen, dat de Hervorming toen nog eerst was be-
gonnen en dat de eerste bestrijders van Rome een korter
of langer tijd zelve met haar vergif besmet bleven. Zelfs
tegenwoordig, nu de Protestantsche Kerk sedert lang het
monopolie van gewelddadige vervolgingen heeft overgelaten
aan haar, die zich het recht daarvan aanmatigt, heeft zij
ook hare vervolgingen en aanmatigingen, door de hand
van broederschap en den naam van Christenen te weigeren
aan hen, die hare geloofsbelijdenis niet volledig ondertee-
kenen. Kan men het begrijpen, dat meer dan drie eeuwen
verloopen zijn sedert het begin der Hervorming?
»Nog eens, laat ons geene te strenge rechters zijn van
die groote eeuw, welke in geheel andere toestanden dan die
van onzen tijd verkeerde. Misschien scheen het toen on-
mogelijk of gevaarlijk, dat men alle gezag van leerstel-
lingen ter zijde zou zetten; misschien dacht men er niet
eens aan. Hoe dit zij, toen men het gezag van IJome
verwierp , gevoelde men behoefte er een ander voor in de
plaats te hebben. En het eerste, waaraan men dacht,
was natuurlijk dat van den Bijbel. Men kon ook waarlijk
geen beter kiezen. Doch nu kwam de grondkwaal van
het stelsel, een gezag te willen hebben, ook dadelijk voor
den dag.
nEen stand van zaken, waarin
Paus is ieder Protestant
Met zijn Bijbel in de hand,
-ocr page 14-
10
kon niet anders dan twisten voortbrengen over den zin
der bjjbelsche uitspraken. Ziet, om één groot voorbeeld
te noemen, Arminius en Gomarus. Eenstemmig in het
erkennen van het gezag des Bijbels, waren zij niettemin
in twist over meer dan ééne leerstelling, welke op de-
zelfde bladzijden van hetzelfde boek de een zag en de
ander niet zag. Dit is niet alles. Er bestond geen god-
geleerd stelsel, hoe vreemd ook, of deszelfs aanhangers
meenden het te kunnen bouwen op eenige plaats van het
heilige boek, \'t geen aanleiding gaf tot een geestvol La-
tijnsch versje, \'t welk den Bijbel aldus beschrijft:
In dit boek zoekt elk zijn leer,
En vindt ook de zijne weer.
»Toen nu het Protestantisme toch volhield met eenheid
van leer te droomen en de ervaring de onmogelijkheid
deed zien, om haar door het gezag des Bijbels te hand-
haven , kwam men tot de slotsom, dat de zin der Heilige
Schriften door een ander gezag moest bepaald worden.
Natuurlijk niet door dat van Rome; maar door welk dan?
Geleerden, die het best in den Bijbel te huis waren, zet-
ten zich aan \'t werk, ongeveer zoo als de scheikundigen,
om door allerlei proeven en reagentia, op de Schrift toe-
gepast , als neerslag het christelijk leerstelsel geheel en
zuiver er uit te verkrijgen. Men erlangde door deze
proefnemingen formulieren, die op het woord van God
geleken, zoo als de tuinen van Versailles op de natuur.
Desniettemin werden deze formulieren wetboek en banier
onder den naam van geloofsbelijdenissen (confessions de foij.
Eene geloofsbelijdenis kwam er aan \'t licht van Augsburg,
van la Kochelle, eene Anglicaansche, Helvetische, Neder-
landsche: — allen min of meer in denzelfden tijd. Kon
daardoor gegeven en voor altijd behouden worden, wat
de Protestanten wenschten: de zuiverheid en daardoor de
eenheid van leer? Het groot aantal en de vele onderlinge
afwijkingen van deze gedenkstukken zelve zeiden daarover
reeds zoo veel, dat men de uitkomst kon vermoeden van
de ervaring, die men zou opdoen.
-ocr page 15-
11
»Men moet van de ervaring gaan leeren. Drie eeuwen
zijn nu zonder vrucht besteed, om op het Protestantsch
beginsel van vrij onderzoek het Eoomsch beginsel van leer-
stellig gezag in te enten. Het is dus wel tijd, eindelijk
tusschen deze twee eene besliste keuze te doen; ze blijken
toch zoo onvereenigbaar te zijn als de dienst van twee
heeren. En kiest men voor de Hervorming, dan moet
men den plicht, om niet te zeggen, de noodzakelijkheid,
erkennen, om het vrij onderzoek over de bijbelsche open-
baring onbelemmerd toe te laten.
»Het is vaak nuttig, ja noodig, zijne geloofsovertuigin-
gen geregeld uit te spreken voor hen, die buiten zijn.
Met dit doel schreef bijv. Justinus de Martelaar zijne
Apologie van den christelijken godsdienst, en Calvijn zijne be-
roemde Institutie. Maar zulke geschriften of eenige andere
formulieren te doen dienen, om de geloofsgenooten te
overheerschen, dat is, er misbruik van te maken.
»En waartoe zou het helpen? Zou het doel, om de
Kerk tegen den aanval van dwalingen te beveiligen, er wel
eenigszins door bereikt worden ? Helaas, neen! Ware er mede
te bereiken, dat men door veroordeeling al de ketterijen van
gister en heden kon afsnijden, dan zou zich morgen een
andere openbaren, welke men niet had kunnen voorzien.
En ziedaar, het formulier zonder kracht. Men zou het bij
elke nieuwe gelegenheid weder moeten ter hand nemen ,
om het aan te vullen. Zoo zou men de dwaling moeten
beoorlogen, gelijk Demosthenes de Atheners beschuldigde,
dat zij met Philippus deden, door maatregelen, die altijd
te laat kwamen, vergelijkbaar, zeide de Grieksche rede-
naar, met het vechten van een lomperd, die, na eiken
ontvangen slag, de hand naar de gekwetste plaats brengt,
en gedurende dien tijd zich op andere plaatsen weder laat
wonden.
»Wel is het geen geringe fout van die formulieren, dat
ze van nature krachteloos zijn, maar er komt nog bij, dat
hun, wat hun afkomst betreft, een gebrek aankleeft,
waardoor ze met geheele verlamming worden geslagen.
Geene dier gemeenschappelijke geloofsbelijdenissen heeft ooit
-ocr page 16-
12
gehad of zal ooit hebben dien graad van echtheid, welken
zij zou behoeven, om tot regel en wet te kunnen dienen.
Zij is de oprechte uitdrukking van het geloof des mans
die haar opstelde, en ook nog, ofschoon reeds in mindere
mate van juistheid , uitdrukking van de geloofsmeeningen
dergenen die haar afkondigden en van eenige anderen,
die haar aannamen. Maar voor de overige geloovigen,
dat is voor bijna \'t geheel van hen, van wie zij gerekend
wordt het geloof uit te drukken , is dit gedenkstuk , \'t welk
als een kleed uit het magazijn geheel afgewerkt tot hen
komt, niet zoozeer eene geloofsbelijdenis als wel een pas-
klaar gemaakt geloofskleedje (confection de foi). Die dit
formulier ter overname zouden willen opleggen, schijnen
wel te denken, dat het Woord en de Geest van God niet
voldoende zijn, om de Kerk te bewaren en geven derhalve
eene belijdenis van geloofsgebrek. Voor die allen, die
zich door het formulier de handen laten binden, zonder
zelfs de drie vingers, die de pen houden , vrij te laten,
is het eene geloof\'^vernietiging fconfiscation de foi}.
»Zijn de formulieren ongeschikt om het geloof te rege-
len , onmachtig om het te herstellen, als het op een dwaal-
weg geraakt, en om het te steunen, als het wankelt: —
ze zijn nog krachteloozer om het te doen ontstaan Ze
hebben nooit iemand er toe gebracht en zullen er nooit
iemand toe brengen, dat hij een geloovige wordt. Het
geloof wordt uit andere bronnen geput. Het wordt ge-
boren uit de harmonie van drie stemmen, die spreken tot
ieder, die hooren wil: de rede, het geweten en de open-
baring ; drie stemmen, waarvan de beide eersten ons uit-
noodigen, om het oor aan de derde te leenen en voor
deze dienen tot inleiding bij onze ziel. Allen, die het
geluk hebben de stem van God te vernemen, zullen ver-
klaren, dat zij aan hunne rede en aan hun geweten, ge-
holpen door den steun van Boven, het hebben te danken,
en nooit aan de macht van een opgelegd formulier. Wat
mg betreft, het is niet op het geloof van een ander, dat
ik ooit in den Bijbel eene openbaring heb gezien. Gewis,
indien de Heilige Schrift voor mij het woord van God is,
-ocr page 17-
13
dan is zij dit niet, men versta mij goed, krachtens een
leerstellig gezag door menschen op mij uitgeoefend. Ik
begrijp volstrekt niet, hoe Augnstinns heeft kunnen zeg-
gen , dat hij niet aan den goddelijken oorsprong des Evan-
gelies zou gelooven, indien hij er niet toe ware gebracht
door het gezag van de Kerk.
»Neen, het is den mensch onwaardig, zich voor dat
gezag te buigen ! Daarvoor zou ik nooit mijne wapenen
hebben afgelegd. Wanneer de Kerk, gewapend me\'; al
hare overleveringen en geloofsbelijdenissen, wanneer geheel
de menschheid als een enkel mensch zich had verheven,
om mij door hare getuigenis den Bijbel als Woord van God
op te dringen, dan zou ik mij nog hebben voorbehouden
de zaak te onderzoeken. Trots alle getuigenissen zou de
verzameling der godspraken misschien nu nog niets voor
mij\' zijn dan een boek, indien niet uit dat boek zelf mijn
hart eene zachte en machtige stem had hooren fluisteren,
gelijk geen sterveling ooit heeft kunnen voortbrengen, en
die ik gevoelde, dat noch uit het Oosten, noch uit het
Westen, noch uit de woestijn kon voortkomen. Toen gaf
ik mij over, maar, gelijk eene ziel zich alleen kan over-
geven, vrij en zonder dwang.
»Ware eenig menschelijk gezag daar tusschen gekomen;
hadden geleerde mannen , of wie ook, besloten mij den
Bijbel over te geven, als een op een goeden dag uit den
hemel gevallen boek, gelrk de Diana van Epheze; of waren
zij , zonder dit te beweeren, gaan redeneeren, alsof zij het
beweerden; hadden zij dan bij het goddelijk boek hunne
menscheljjke uitlegging gevoegd en besloten met het drei-
gement: »6ij zult gelooven, of ellende over u:" — wie
weet, of deze hatelijke tusschenkomst op mij niet de uit-
werking had verkregen, om mij de goddelijke waarheid
zelve gebaat te maken.
»AUen, die dergelijke ervaring hebben opgedaan, ge-
voelen zich weinig gestreeld met een plan, om zich tot
heerschappij voerders op \'t geloofsgebied te verheffen, en veel
meer geneigd, om te wenschen, dat hij, wiens stem zij het
geluk hadden te hooren, ook zelf tot de anderen spreke.
-ocr page 18-
14
»Welkotn dan gij, zoo als gij zijt, gij, die moe van
Eome tot ons overkomt, en even als wij, niemand dan
Jezus Christus tot Meester wilt hebben. Mogten wij samen
zijn juk zoo dragen, dat wij het van dag tot dag lichter
en zachter vinden! Mogten wij tevens , ten nutte van zijn
rijk, dat van waarheid en vrede, die r.ch\'ing bevorderen
voor persoonlijke geloofsovertuigingen (convictions de foi),
waarvan wij hier van de eene en van de andere zijde een
voorbeeld geven!"
De ouderling Nonnenberg maakte zich tot den tolk van
het leeken-bestanddeel des Kerkeraads, door op zijne beurt
eenige warme woorden te spreken, ten einde te doen ge-
voelen, dat geheel de Kerkeraad instemde met de toespraak
van den Voorzitter en hij dus van harte het welkom kon
toeroepen aan de vier gezinnen door den heer Predikant
Bost in de vergadering ingeleid.
Dankzegging aan God , door dezen laatste op verzoek van
den Voorzitter uitgesproken, eindigde de bijeenkomst des
avonds te tien uur.
Volgde de handteekening der zestien personen, boven
genoemd.
Voor eensluidend afschrift,
Gr. Pradez, Predikant.