-ocr page 1-
m~ •f
\\ n
• •
r ,
- i/ !v r.-
f.i> .•»..
tf5 *i
•c
S\'.X -:
... v
• %
, •/•
,A
: 4!
/
s
** \'
.»>
,\'
-_ •
*\'a£\'
>*
••
-ocr page 2-
-ocr page 3-
^
^ \\o-bSZ
\'e\'\'
-ocr page 4-
-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-
HET VERVALLE CIIRISTEMDOH,
uyt hare sorgeloose Doodslaap opgewekt,
en aangespoort tot eenen
HEYLIGEN WANDEL,
op den Koninglijken weg des Levens.
Begrepen in XII uytgelesen Redenvoeringen, en zielroerende
Reformatie-Predikatiën, van do beroemde, Godsalige,
en geleerde H e e r e n,
J. v. LODESTEYN, E. MACWAIE, J. LIGTEOOT,
J. O WEN, T. CASE, W. EENNER.
(Geheel Onveranderde Uitgave volgens 1711)»
(Van deze Twaalf Leerredenen zijn er Zeven door den God*
zaligen JODOCUS VAN LODESTEYN gepredikt; ;de andere
Vijf uit het Engelsen vertaald en geschreven door de boven>
staande beroemde EngeUche Godgeleerden).
——IHH \'         \'         \'             Ml I I       ...             "—f
••
BIBUOTH icK
RIJKSUNIVERSITEIT
yTAJXQH-T___
i
Uteeciit ,
A. EISSCHER.
ÉB75.
-ocr page 8-
Uytgegeven na Visitatie en Kerken-Ordre.
Het lauwe Christendom werd kragtig aangespoo
Tot Deugd en Godvrugl in het Christelijke levt
Om door des Heer en Geest, en \'t zaligmakend icooi
Geleerd, geleyd, bestierd, steeds Hemelwaa.
te streven.
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
A06000015999513B
1599 9513
-ocr page 9-
OPDRAGT
ann alle Vroomc
CHRISTENEN,
die waarheyd en godvrugl lief hebben.
GELIEFDE BROEDEREN. De Christelijke
Religie of Godsdienst bestaat in gelove en liefde,
dal is in God regt Ie kennen na liet Evangelium,
en hem in den geest te dienen. Zy is een kennisse
Gods die na de Godsaliglheyd is.
Dog van den
aan beginne zijn\'er menschen opgestaan, die de
genade Christi veranderden in ontugtigheyd, sig
vryheyd belovende, daar ty Dienslknegten waren
der verdorvenlheyd.
Sulke vonden Paulus, Pelrus,
Jacobus
en Judas, als uyt baar Brieven te sien is.
Even eens als of een dood geloof genoeg was om
salig te werden; als of Christus een Dienaar der
sonde
kon zijn; als of by niet gekomen v>as om
de werken des üuyvels Ie verbreken
, en zijn Volk
van souden salig te maken ;
als of men om het
Rijke der Hemelen in Ie gaan
niet en moest wedcr-
geèoren werden
, en die wedergeboren was de sonde
doen,
dit is zijn werk van sondigen maken, kon.
Van dat slag waren daar na de Gnostici, navolgers
van Corpoerates, Basilides, Valenlinus , van welke
Ireiiccus, Clemens Alexandriniis en Epiphanius
gemeld hebben. Tot sulke behoorden in de iv.
Eeuw onder de Arianen , de Leerlingen van Aétius,
die seyde, dat hel bedrijf van geene sonden ymand
schadelijk was, als hy maar een deelgenoot van
hel geloof ivierd,
by Theodoretvs en Zotomenus.
De Pelagianen daar en tegen gaven een groole
1*
                              God-
-ocr page 10-
VOORREDEN.
Godvrugtigheyd voor, maar vervielen tot een werk-
heyligheyd
, om door eygen geregligheyd liet eeuwig
leven te verdienen, en benadeelden het geloof en de
genade Gods in Christo , met een verval tot het
verbastert Jodendom, als Augustijn heeft opge-
merkt. ISiet te min heeft die Kettery plaats in het
Pausdom genomen. Dit merkten de Leeraars die de
Hervorming soglen, en de Leere van de genade en
de geregligheyd Christi door hel Geloof geern her-
steld sagen. Dog haar onderwijs wierd misbruykt,
als van ouds in der Apostelen tijden, door een deel
ydele menschen, ja Leeraars, die Antinomianen
Wedtrslrcvers van de Wel
wierden, terwijl zij het
suyver Evangelium voorgaven: sulks dit een lossen
toom aan de verdorvene natuur gaf, om vry te
mogen sondigen, of liet onderscheyd van deugt en
ondeugl weg nam. In tegendeel waren der, die
als of zy op de deugt geset waren wederom tot
werkheyligheyd zijn vervallen, en te gelijk tot sul-
ken Zcdenkonst , die geen ware wortel had in de
kragldadige genade, waar door men moesl weder~
geboren
werden. Dat is in sommige Luthersche en
Arminianen gesien, die de kragten der nature ver-
heften , de wet in een verbond der genade veran-
deren, en van het Evangelium een nieuwe wet
maakten, om door het geloof als door een werk
en de gehooi saamheyd der geboden Christi geregt-
veerdigl te werden; dat quain met haar gevoelen
van de natuurlijke vrye wil over een, als de Heer
Heydanus
wel heeft opgemerkt. Dog dat was geen
ware Godvrugtigheyd , welke een Christen te betrag-
len had. Het was ook de reden, datmen onder het
werk van ware Godsdienst, en het verlaten van de
eerste liefde
soo verschillig wierd in de stukken des
Geloof^,
-ocr page 11-
VOORREDEN.
\\
Gcloofs, gelijk onsen Willem Teeling in zijn Eu-
bulus
wel annmerkte. Want die niel waarlijk God-
vrügtig was, en kon van de waarheyd niet oor-
deelen door de kragtdadige genade, en hequaam
zijn om van de stukken des Geloof\'s een onder-
scheyden begrijp als een geestelijk mensch te ma-
ken. Seker de vreese des Meeren is hel beginsel der
wijsheyd. De verborgen! heyd des I/eercn is voor de
gcene die hem vreesen
, en zijn Verbond om het haar
bekent te maken. Indien ymand den wille Gods doed
sal Christi Leer e bekennen
, dat zy uut God is. Re-
halven dat God sulken menscli, die zijn wcderba-
rendc genade wederspreekt of lastert, met regt
dwalen laat na hel goeddunken van zijn hert, en
drijven op de kraglen der natuur, welke niet be-
qnaam is om te begrijpen de dingen, die des Geestes
Gods zijn.
Ja om dal soo eene de liefde van de
waarheyd niel aanneemt om salig te teerden
, maar
verwerpt, send God regtveerdig hem over een Geest
der diealinge om de leugen te geloven.
En hoe
sou hy de waarheyd vinden, die stout werd om
den Geest der waarheyd, dat is de wedergeboorte
te versmaden?
Het was ook de reden, waarom onse Vaderen
in het Synode van Dordrecht, voor de behandeling
van de verschillen, al in \'t begin hare bckomme-
ringe toonden over de practikale Gods-gelcerdheyd
die er scheen t\'onlbrekcn, Sessione xvm. wanneer
zy onder malkanderen in bedenking gaven, of het
niet nuttig ware
, dal men in de Examina , om Pro-
poncnlen te maken , niet alleen ondersoék deed over
het stuk der Lecre
, maar ook over de praclijk, of zij
bequaam tvaren om de Christelijke zedenkonsi te
leeren
, en de zeden der menschen tot alle slag van
"* deugt
-ocr page 12-
VOO R II E D E N.
deugt te rigten ; dewijl de mensche Gods behoorde tot
alle goede werken toegerust te zijn
, niet alleen tot
wederleg/fin;/
, maar ook tot bestraffing en onder-
wijsing die in de regtveerdighegd is. Tol dien eynde
ivas het te wenschen
, dat de gemoederen der Jonge-
lingen op de Academiën en in de Cóllegien de Prac-
tise Theologie
, en de gevallen van de comcienlie
geleerd wierden.
Godvrugt en treffelijk! Waarom
ook de Synoden sederd het Jaar 1619. daar op
gedurig aangedrongen hebben. En waarlijk het
was te vergeefs de Leere der kragtdadige genade
lot wedergeboorte te bevestigen, als men geen
sorg droeg dat daar op een Godvrugtig onderwijs
gebouwl wierd, niet alleen om de laster der Armi-
nianen
af te keeren, maar ook de zielen te onder-
vvijsen omtrent de inwendige oeIFeningcn van het
leven der genade, waar toe alleen de regtsinnige
Leere bequaam was.
De Heer Willem Amcsius begon dit werk tot
Francker, na het getuygenis van Sixtimus Amama in
zijn Academise Reden, voor aan in zijn Antibarba-
rus Biblicus.
Want te voren was die Hooge School
genoemt, segt hy, Sucrarium Dacchi, een Heylig-
dom van Bacchus,
wegens de ongebondentheyd,
die daar om ging. Soo verre was het, dat wan-
neer de Godvrugtige Man zijn onderwijsing begon,
en men zijn Dispulatien van de Conscientie las,
hy bespot wierd, en men verbaast als over wat
vreemds
, vraagde wat de Man seggen wilde ? Ja soo
ongelukkig waren de tyden, dus gaat Hy voort, dat
het dertel volk in Nederland een ernstige bedieninge
des woords niet dragen kon, en opentlijk seyde,
de besoekingen van Kerk en Land waren geen leeke-
nen van Gods loom over de sonde , die anders pre-
dikten.
-ocr page 13-
VOORREDEN.\'
dikten, en den mensch door schrik en vreese van
Gods oordcelen tol bekeering bewegen wilden, of den
nauwen weg ten Hemel wesen
, waren maar voor
Praecifianen, Puriteynen, Phariseen, Neuswijse, te
agten. Oog die voortrefl\'elijken Engelsman, die
W. Perkins Leerling geweest was, heeft met zijn onder-
wijs een groote vrugt gedaan in die llooge School, en
na hem de Godsalige Meinardus Schotanus, waar
op in onse Academie Gijsbertus Voetius gevolgt is,
die zijn Professie begon, met een Oratie van de
Godvragt met de kennis te vervoegen;
en wat hy
daar op geleerd en gevorderd heeft, is door de
tijd ondervonden. De Jongelingen oeffenden sig in
Godvrugtige onderwijsingen, en dewijl in Engeland
deftige en daar in geoell\'ende Mannen waren , op
de gronden van de kragtdadige genade des II. Gees-
tes, (och waren de sulke als nog overgebleven!)
gingense daar beenen, of leerden de Engelse Taal
om in de Praclicale Godsgeleerdheyd. en voor sig,
en voor de Gemeynte, door hare geleerde boeken,
ervaren te werden. En seker die sulke schrilten ver-
agt, heeft lust om wat anders te doen, weynig be-
quaam tot sulken zedenkoinsl, die aan de ziele raakt
omse geestelijk, gevoelig, en ervaren in het werk
der saligheyd te leeren. Immers ik danke mijn
God, dat ik van mijn jonkheyd aan op dien weg
onderwesen ben.
Dit nu dagt ik tot waarschouwing in onse da-
gen te moeten aanmerken, terwijl onse Kerk door
soo veel verschillen beroert werd. Want ik meyne
dat men als te voren de regte oorsaaken daar van
in het gebrek van de ware Godsvrugt, welke uyt
de wederbarende genade spruyt, moet vinden. Want
de nature verheft sig tegen de Schole van Jesus
en
-ocr page 14-
VOORREDEN.
en zijn genade; zy vermengt sig boven haar slaal
en kragten met hel gelooi\' omtrent de verborgent-
heden des H. Evangeliums. Waar door het dan
gebeurt, datmen menigmaal niet meer wil geloven
als men met zijn natuurlijk verstand begrijpt, of
de Geloofs-stukken soo verschikt, dat zy begrij-
pelijk zijn na de beginselen der natuur. Een regte
weg tot een natuurlijk Geloot en Godsdienst,
waar toe men geen wederbarendc genade van noo-
den sal hebben. Boven dien wanneer rnen op geen
Godvrugt geset is, vindmen ligt wat anders te be-
denken, als het geene tot het wesen van het Ghris-
tendom betreft, en waar in men waarlijk leven
kan, dewijl daar in hel leven omes Geesles is: en
dan uyl de overvloed des herten spreekt de mond.
Eyndelijk als men niet waarlijk Godvrugtig is, sal
men aan het hert geen ondervinding van het ge-
wigt der waarheden des Geloofs hebben. Ja men
konse heel ligt begeven en verlaten, om vremde
gevoelens over te nemen, en boven al sig vermaken
in de bespiegeling van dingen, die niet veel seker-
heyd of nuttigheyd hebben, als of\' daar in de ware
wijsheyd gelegen was, en men daar door tot den
Top van de Ilemel-wijsheyd geraakte. Dat hier in
gesondigt werd in onse dagen, kan niemand ont-
kennen, en ik wenschte dat God het op het hert
liet vallen van alle de geene, welke een innige en
teed\'re Godvrugtigheid lief hebben en soeken te
bekragten. Boven dien wilde ik van herten datmen
op dese Aanmerkingen agt gaf, om van de ware
Godsvrugt te oordeelen.
I. Merk ik aan, dafer heden een slag van een
sonderling volk is
, dat sig geern voor Myslike Chris-
tenen wilde uytgcven, om boven andere Godvrugtig
te
-ocr page 15-
VOORREDEN.
te schijnen, dog die naam niet en verdiend. Daar
is geen twijffel aan of het Christendom vereyscht
een Mystike, inwendige, geestelijke Godsdienst. Hy
was setfs in hel 0. T. neen Jodc die in het apen-
baar was, of in besnydenisse na hel vleesch, maar
in het verborgen, door de besnijdenisse des herten
in den Geest, wiens lof was niet uyl de menschen
,
maar uyl God, Rom. II: 28, 29. Veel min moest
hy een Christen te agten zijn, die alleen uytwen-
dig in zijn naam, of belijdenis een Christen was,
maar hy die een_ verborgen leven leyde; die na
den inwendigen mensch behagen in de Goddelijke
Wet had; die God in den Geest diende en aan-
bad; die met en voor God wandelde.
Die op de
inwendige openbaringen en besoekingen Gods aan
de ziel, de leydingc des Geestes in Christi binnen-
kameren, zijn getuigenissen en verzegelingen aan
het hert, den nieuwen Keursteen, hel eelen van
het verborgen Manna
, de antwoorden Gods op ern-
stige gebeden aan het gemoed agt gaf.
Dog \'t is al geen Mystike Gods-diensl, die men
sig verbeeld. By de Monniken is\'er een te vin-
den, door een drievoudige Weg, (Via Purgati-
va, Conlemplativa, vel Illuminaliva, k Unitiva)
van suyvcringe, beschouwingc, enverecninginliefde.
Selfs vind ik dal\'er een .lesuit Michiel Cuvelier,
tot Keulen A. 1668. van geschreven heeft, en nog-
tans weetmen de Leeringen van dat Pelagiaansche
geselschap. En derhalven moesten wy voorsigtig
zijn om van de Mystike Godvrugt te oordeelen.
Want waar in bestaat dog de Mystike zedenkonst
van de sulke die wy by sommige onder de Luter-
sche
en Gereformeerde ook in Nederland bevinden?
Het is de wereld wegens goddeloosheyd te veroor-
deelen,
-ocr page 16-
VOORREDEN.
deelen, by zig selven te leven, een afgesonderd ge-
selschap na eysensinnigheyd Ie maken, de ydelheyd
van de wereld te veragten, self-verloochening en
dooding van het vleesch voor te geven, de nede-
righeyd in schijn te prijsen, Morale boekjes te le-
sen, daar van als een Moralist te spreken, en on-
derwijlen de ingestelde middelen des Godsdienstes
te verlaten, de eygenwillige oeffeningen tebetragten,
by »ig selven wijs te zijn, op eygen verstand te steu-
nen, sig selven tot een meester te werden, in de
betragtingen van de deugt te berusten, en ondertus-
schen geen liefde voor de waarheyd te hebben : waar
door het ook geschied, dat zy over al haar Broede-
ren vinden. Dog dit alles kon een PUhagoras,
wiens Les was, terwijl men leefde, hot lichaam af
te sterven, of een Plato, en een Epirtclus voordoen,
en misschien beter als\'er de naam van Christus by
was. Dog dat volk heeft de godvrugtige lessen van
het Evangelium tot een enkele Morale gebragt, en
zijn verheugt als zy ycts diergelijks sell\'s by de Hey-
den vinden. Immers by de Aurjustianen en Janse-
nisten
in het Pausdom, die sig aan soo een Myüike
zedenkonst in haar Kloosters gewennen konnen:
haar eensame boekjes hebben het doen sien. Trou-
wens haar schrifjes konnen het meeste vermaak,
playsier, en oeffeninge aan dese Myslike geven,
terwijlse niet en verstaan wal\'er voor een Godvrügt
vloeyt uyt de innige gemeynschap Christi, en zij-
ner geregtigheyd door den gelove aangenomen. Ik
hebber ondervinding van. En derhalven wat zy
ook van een Myslike zedenkonst opgeven, ten is de
regte Gereformeerde Evanqelisclie Godvrügt niet
die zy voorgeven; zy verdienen ook dien naam van
Myslike niet, welke zy sig selven nogtans met een
op-
-ocr page 17-
VOORREDEN.
opgeblasentheyd soeken aan te matigen. Sy be-
schonwen God, soo als zy meynen; maar \'t is niet
in het aangesigte Jesu Christi: veel eer de wijse
der Monniken, welke eyndelijk soo verre haar
Morale heen voeren, dat zy zig wel onmiddelijk
sonder den Middelaar Jesus, soo wel als sonder
de voorsprake der lleyligen, door beschouwinge
en liefde met God, als het opper-goed, souden
durven vereenigen.
II. Merk ik aan, dafer geen ware Godvrugt
wésen kan
, sonder de liefde van de Goddelijke waar-
heden.
Scker het geloof en de kennisse Gods zijn de
wortels van alle saligheyd en godsaligheyd, ot men
diend een onbekenden God. Dat is, van de onse tegen
de Remonstranten Socinianen en Mennisten getoont.
En der halven heel\'lmen geen ware Godvrugt, wan-
neer de erkentenis en de liefde van de waarheyd des
Evangeliums sou ontbreken. Ja ik meyne dat de lief-
de der waarheyd het eerste en voornaamste deel
van de
Godvrugt, dat is van de liefde Gods in Christo,
, is; soo deè Paulus, 2 Thess. 11:10. Sulks ik regt
heb om de sulke verdagt te houden, die hel geene
als waarheyd, na de gronden en belijdenissen van
onse Kerk geleerd moet werden, niet en wegen als
het behoord, en sig niet eens versetten orn die
stukken des Geloofs, als zy last lijden moglen, te
verdedigen. Men kon alles in ymand onder den
naam van vroom te zijn verdragen, of uyt een
seker eygen belang onlschuldigen, om dat men
met ware Godvrugt geen regte prijs op de waar-
heyd gestelt heeft. Sg hebben niet verstandelijk
agt gegeven op uwe waarheyd,
segt Daniël in zijn
Helijdenis, cap. IX : 13. Misschien dat sulke, om
die eygen reden, wel een Remonstrant of Mennist
als
-ocr page 18-
VOORREDE N.
als liaar Broeder souden omhelscn, wal\'er ook zy
van de dwalingen, welken men weel dal hij ge-
looft. 0 Christen! dal helaaml de ware Godvrugl
niet. Bedenkt of uw praclijk deugen kon, als zy
uyt de Evangelische gronden en waarheden niet
vloert, of ook wel u de regie liefde Gods en Christi
des Soons Gods ontbreekt. Ja hacchelijk wist gy
niet wat reden dat gij hebt om in Godvrugtigheyd
op een Evangelische wijse God te dienen. Het is
wat anders hem als Schepper en Opperheer te
eeren, en wat anders hem als Saligmaker in geest
en waarheyd
aan te bidden, en uyt Evangelische
redenen
en beginselen met liefde hem regt dank-
baar te zijn. Ja denkt vry of onder sulken prac-
tijk niet wal werk heyligheyd schuylt, en dcselve
wel geriglet zy door het Geloof na de Lcere der
Genade, welke in onse Gereformeerde Kerk soo
kraglig geleerd is.
III. Ik merke aan, dat de Godvrugl beslaat, H
zy in het regt prediken, H zg in het betragten.
Het
is wat te seggon, Sondaren tot God te brengen,
en bekeerde zielen op den weg na den Hemel te
geleyden. De weg is nauw, en de poorte eng die
ten Hemel leyd.
0 salig te werden is een moey-
lijk werk! de regtveerdige werd nauivlijks salig segt
Petrus, 1 Pel. IV: 18. Het is hier, werkt uwes
selfs saligheyd uyt wet vreese en niet beven,
Phil.
II : 12. strijd om in te gaan in de enge poorte,
Luc. XIII: 24. beneerstigt u te meer om uwe roe-
pinge en verkiesinge vast te maken,
2. Pet. 1:12.
Saligheyd is een ganlsch seer uylnemcnd gewigt
van eeuwige heerlijkheyd,
2 Cor. IV: 18. ty heeft
de arbeyd van Christi ziel
, en zijn dierbaar Moed ge-
kost, en sou men denken, dat het ligt voor ons was
-ocr page 19-
VOORREDEN.
zijn saligheyd te bet rag ten? Voorwaar, voorwaar
seg ik u, het sou linter zijn dat een Kemel f/ing
door een ooge van een naaide,
als dat een mensen
van sulke inbeeldingen sou in gaan in het Rijke
der Hemelen.
Waarlijk de practijk van een Chris-
ten is geen bloote Morale, waar toe hem de natuur,
de reden of liet tijd-geloof brengen kon. Ik ken
wel een natuurlijke zedenkonst, maar ik ken geen
natuurlijke Christendom.
Het Geloof gaat boven
de natuur in toestemming, soo ook de Godvrugt
in betragting. Daar is een boven natuurlijke ge-
nade van nooden om het hert te veranderen en
levendig te maken, en die moest wel sonderling
in het hert van een Christen werken, indiense dat
doen sal, waar toe zy verleend werd.
Dewijl nu de bediening des woords de bedeelinge
des H. Geestes
is, diend een Leeraar het daar op
toe te leggen dat hij het woord in dat oogmerk
verkondige. En derhalven wat sou het hem ba-
ten, lang en breed tot vermoeying van de sin der H.
Schriften te spreken, als of zy soo duyster waren
datmen anders daar van nog geen verstand gemaakt
had, en dan te eyndigen met een korte toepassinge,
die meer in herhaalde woorden, als in een welbe-
dagte toeëygening bestaat, en misschien geen be-
denkinge gekost heeft, even als of de practijk van
selfs vlocyde, en men die sonder voorbercydinge
over zijn tong mogl laten rollen. Dog soo een
Leeraar doed sien wat hy is. Misschien geen ton-
teyne om een goede reden op te geven, daar toe
geen hert hebbende , maar als een waterloose wolk
of regenbak ledig en droog sonder water. En wat
vrugt sal daar van te wagten zijn, by zielen, die
stroomen des levendigen waters uyt het hert en
mond
-ocr page 20-
VOORREDEN.
mond van haar Leeraren verwagten? Veel eer
dat men sugtende uyt de Kerk gaat, en de meeste
na huys keeren, soo onvrugtbaar en ongevoelig
als zy daar gekomen waren. Ten besten genomen
soumen sig verwonderen dat de Leeraar sig dapper
als een Letler-lvnegt uytgeslooft heeft met dingen ,
die geen nut deden om zielen te bckeeren. te ver-
beteren, en te vertroosten. O daar is hier een
geestelijke konst en uytvinding van nooden, meer
als ot\' men een deugt op een Philosophische wijse
behandelde. En soo men daar toe arheyd deè,
en daar by eygen ondervinding voegen kon, men
sou het practijk prediken in geen veragting bren-
hen, als het maar te veel tegenwoordig gebeurt.
Waarom\'er ook te vreesen is, dat onse Kerk als
die van Ephesen, van Sardis, van Laodicea gelijk
werde, waar in de geestelijke kennisse Gods en
van sig sell\'s, volgens hel Evangelium, ontbreken sal.
Men moest derhalven wel aanmerken, datmen
in hel verkondigen of hooren van hel zaligmakend
woord wel Ie letten, dat hel een onvergankelijk
zaad van de wedergeboorte was.
Soo noemt het
Pelrus. Dog de wedergeboorte was geen gemeyn
werk, zy was geensinls op zijn Joods en llemon-
stranls,
bestaande in een veranderinge van daden,
maar van het verdorven hert. Men moest daar door
als uyt den dooden levendig gemaakt, en een nieuw
schepsel werden, en getrokken uyt het Rijke der
duyslernisse
, en overgeset in hel rijke des Soons
Gods.
En daar toe moet een Leeraar wel scker-
lijk arbeyden, dat hy sig selven voor al van de
genade versekere, en dan andere als een geeste-
lijke Vader
en geen Pcedagoog arbeyde te wedcr-
baren op dat CJtrislus een gestalte in hem kreeg,
na
-ocr page 21-
VOORREDEN.
na Pauli voorbeeld. Want dog al wal uyt vleesch
geboren is, is vleesch, ten zy ymand weder geboren
voerde kan hy in Gods Koningrijke niet in gaan.
Daar toe was nu van nooden, dalmen sogt te
prediken in belopninge van geest en krugl, en elk
een by zij» selven ondervond wat weg dat God
hieid om zijn uylverkoorne kragtdadig tot zijn ge-
meynschap over te brengen.
b.  Dat liet een Woord des Geloofs was, Gal. UI: 4.
Hom. 1:17. om te leeren hoe bet na bet Evange-
liurn omtrent God en Christus ter bekeering, ter ge-
regtigheyd en ter heyligmakinge moest geoellent
werden. Daar in is onse kerk onderscheyden van
alle die buyten ons zijn, en bet is wel te weten,
dat veele met een naam ol inbeelding van geloot
eeuwig verloren gaan. Want zy verstonden niet
regt wat het ware in Christus te geloven, en aldus
door bet gelove in en door hem in God te ge-
loven, Gal. 11: 20. Phil. 111:8, 9.
c.   liet is een Woord des Koningrijks, Matth.
XIII: 19. en dal in verscheydene opsigten. Want het
I. is de Schepter van de Koningh Jesus onder de
werkinge des H. Geesles, om den sondaar door
waaragtige bekeeringe en geloove aan God onder-
danig te maken, alle hoogte der gedaglen in hem
neder Ie werpen onder de gehoursaumheyd van
Christus, en de weder Iwonge by God Ie doen
ivoonen.
u. Het is de Wel des Koningrijks, en
doed sien wat God van zijn vrywillig volk alvor-
derd, om hares Konings deugden gelijkvormig in
heyüge cieragien te zijn en te leven, als regte
Onderdanen van dat Koningrijk betaamt, ui. Hel
is de Sleutel van het Koningrijk der Hemelen, om
den Hemel den gelovigen te openen, en den onge-
lovigen
-ocr page 22-
V O O R R E D E N.
lovigen toe te sluyten, en bij gevolge een Woord
des tooms tegen Godloose, en een Woord van
genade en vertroostinge voor des lleeren volk, dat
salig sal werdenj, Jes. LXI : 1. iv. Het is een Stveerd
des II. Geestes,
om onder de geestelijke wapenen
in de ure der versoekinge tot heyligheyd en sland-
vastigheyd tegen alle geestelijke vyanden gebruykt
te werden, v. Het is een werktuyg, van den Heg-
ligmakenden Geest,
om den gelovigen Gods beeld
gelijkformig te maken en te doen wandelen als
Christus gewandeld heeft,
en die deugden te be-
tragten die den Apostel vrugten des Geestes nuemd.
Soo nu bet woord te prediken is geen kleyn werk.
Wie is lot dese dingen bequaamf riep Paulus
uyt, en dat moeten veel meer Leeraren doen, die
weten wat lot der bedieninge baer gegeven, en
wat sorge over de zielen baar toebetrouwt is.
Immers sulken practijk te prediken, was sekei\'
geen ongeleerde Zedenles op te seggen, gelijk
men bespottelijk hoord. Ik mogt wel denken dat
zy sulks doen, die het op een gemeyne en onge-
leerde toepassinge laten allopen, en tot het innige
van de practikule sloffen niet door en dringen,
even of de Godvrugt van een Christen in een ligte
Morale
bestond, bysonder onder de geestelijke
dagen des N. T. En ik beken daar toe was niet
veel geleerdheyd van nooden; daar in tegendeel
groole en ervarene wijsbeyd vereyschl wierd in
den geenen die prediken sou na den eysch van
de zedenkonsl van het Christendom, welke immers
die van het Heydendom verre te boven gaan moet.
Ja niemand sal het doen, als die van God inwen-
dig geleerd is,
en ontfangen beeft de wijsheyd die
van boven is,
dat is die door ervarentheyd, en
geestelijk
-ocr page 23-
VOORREDE N.
geestelijk oordeel het inwendig Christendom regt
verstaat, en weet wat hy te prediken heeft, op
dat hy sig selven sou behouden en de geene die
hem hooren. O die soo zielen vangen kan die is
wijs, geleyd zijnde in de binnenkamer en des Konings!
Hy is een wijs Bouwmeester, om op het fondament
Christus, geen hoy en stoppelen,
dat maar te veel
gebeurd, maar goud en silver te bouwen. Hy is een
wijs Schriftgeleerde, die uyt den goeden schat des
herten
weet voort te brengen oude ende nieuwe
dingen, die zielen konnen salig maken. Ily is een
wijs Huys-versorger Gods, om het woord regt te
snyden,
elk een na gelegentlieyd van tijd en staat
het zijne te geven, en na den eysch uyt te deelen,
op dat hy gelrouw in zijn werk zijnde Gode re-
kenschap van zijn bediening en van zielen die zijn
zorge toebetvouwt zijn, geven mogt. En ik wil
my wel versekeren, dat indien sulks geschiede men
wat anders te prediken sou vinden, als saken die
een schijn wijsheyd hebben, en tot het wesen van de
ware kennisse Gods en Godvrugt niet en belmoren.
Sijn het ook geen tijden om op soo een ernstig
preken geset te zijn? Onse dagen zijn boos, de on-
geregtigheyd werd vermenigvuldigt
, de liefde is in
veele verkout,
het volk blijft dood, ongevoelig en
sorgeloos onder toorn, langmoedigheyd en genade.
Het werd door de roepende stem van de Goddelijke
roede geroepen tot rouwklage, geween, en be-
keering, en leeft als doof, en vernoegt zig met een
gemeenen wandel, ten besten genomen. Daar was
dan reden om soo oyt op de kragt van Godvrugt
aan te dringen, datmen leere wat Israël doen moet,
om de tijden der besoekinge waar te nemen, te we-
ien wat tot onsen vrede diend, en sig te laten met
2                                God
-ocr page 24-
V O O R R E D E N.
God versoenen. Was het soo, daar sou grooter ernst
in de Kerk zijn, de Gemeynte sou meer gestigi
werden, de sondarcn souden overtuygt zijnde, sig
tot God bekeercn, en de gelovige meer ervarent-
heyd en voortgang in de genade deelagtig werden.
Maar nu is het menigmaal soo de Lceraar soo hot
Volk! en wederom, gelijk het volk alsoo is de
Priester,
Hos. IV : 9. terwijl \'er niet sonder smaal•
heden
geroepen werd, propheteerl gy lieden niet,
laat zy prophete/en; zy en propheteren niet ah
die.
Dog de Ileere sou antwoorden, o gy die Jw
cobs Huys gehecten werd, en doen mijn woorden
geen goed meer voor den geenen, die opregiiglijk
wandelen!
Mich. II: 6.
IV. Merke ik aan, dat de practikale Gods geleerd\'
hegd wel bysonder dese onderwijsinge veregscht,
dat een Christen sig selven leerd kennen, of si)
regt ten eeuwigen leven in Christi gemeynschap
hebbe.
Dat stuk is bewesen tegen het Pausdom,
daar men den mensch altijd twijffelen doed van
zijn staat, om hem in schrik en beven van het
gesag der Priesters te doen afhangen. Maer in der
daad, de werksame kragtdadige genadige brengt
sulken veranderinge van staat en soodanige bewe-
gingcn in de ziel die niet onbekent konnen blijven,
1 Lor. II:\'12. Het is ook dê H. Geest die den
geloovigen een zegel en onderpand der saligheyd
geworden is, en derhalven een Trooster en Ge-
tuyge van haar geestelijk erfgenaam en kindschap
ten eeuwigen leven. Haar geloof moest ook altijd
geen swak geloof blijven, maar sterk werden, en
tot toepassing van de gemeynschap Christi en zijner
beloften vorderen, Psal XX111:1. Job XIX: 25. Gal.
ÏI: 90. 2 Tim. 1:42. Derhalven heeft God in zijn
woord
-ocr page 25-
VOORREDEN.
woord de teekenen der saligheyd wel duydelijk
voorgesteld , op dat een Christen sig daar aan be-
proeve en leve in de hoope der heerlijkheyd Gods,
waar toe hy wedergeboren en geregtveerdigt is,
Psal. XV : 1, 2. XXIV : 6. Matth V: 2. Rom. V : 1, 2.
1 Pet. 1:3, h. Waarom het ook een Christens
pligt is, sig selven ondersoeken en te beproeven of
hy in het gelave vj, sig te beneefstigen dat hy zijn
roepinge en verkiesinge vast make
, 2 Cor. XIII: 7.
1 Pet 1:12. Dus leerde hy sig selven kennen,
als een Christen, na dat hy sig selven bekent ge-
maakt
is in zijn eerste bekeeringe, met het boet-
veerdig Ephraim, .Ier. XXXI: 19. Dat vereyschte
Paulus van een Christen, op dat hij wiste of
Christus in hem was, ten zy hy eenigsints verwer-
jirtijk ivare,
2 Cor. XHI: 5. En in der daad
daar is groot gevaar in, dat een Christen sig on-
bekend blijft, wegens de bedrieglijkheid, ja dood-
lijkheyd
van lijn hert, Jer. XVII: 9. Te meer,
om dat een Tijd-geloof na by het saligmakende
Gelooi\' komen kan, en men de genieyne gaven des
H. Geesles
voor saligma kende en onberouwelijke
ijenade-giften
ligt mogt op nemen, door eigen
liefde sig bedriegende, dal maar al te veel gebeurd.
t Was dan van noode dat Leeraars om niet in
t wilde en over \'t hoofd te prediken, of geen peer-
len voor de Swijnen te werpen, en de Toehoorders
sig daar op toeleyden, datse een nauw ondersoek
\'leden van de Teekenen der genade, om sig in dit
üewigiig stuk niet te bedriegen. Waarom het
«oodig was, dat men in de Gevallen der conscientie
peoeffent ware, en het woord Gods, dat een woord
\'Ier beproevinge,
wel gebruykte om zijn staat te
°nidekken, en te troosten en te versekeren. Dat
-ocr page 26-
VOORREDE N.
was de weg om een vaste vertroostinge in leven en
sterven te hebben. O waren de kinderen Levi. dat
is, de Leeraars, dus gercynigt en als goud gelou-
tert
daar op geset, daar was een Hemel-stof in
het prediken, om den mensch tot inkeer te doen
komen, bekommert over zijn staat te maken, en
sorgvuldig om den toekomenden toorn te ont-
vlieden, te doen vragen wat sullen wy doen om
salig te werden!
En dat sou een wcrksaam leven
in de ziel verwekken, met ervarenheyd van Gods
handelingen tot sig en tot de vroome Christenen
te konnen spreken, ival God aan haar ziele ge-
daan heeft.
Hoe sou een Kerk bloeyen daar veele
sulke gelovige leefden? daar nu de mensch op het
losse daar heen loopt, en styf op zijn droessera
blijft leggen, sonder van vat tot vat ontledigt te
werden, sorgloos slaapt in den staat der sonde,
en nauwlijks wakker kan werden wat men ook
uyt de kele roept, ontwaakt gi/ die slaapt, staal
op uyt den dooden,
en Christus sal over u ligten.
De tijden die wy beleven, vereyschen ook sul-
ken ondersoekenden en ernstigen bediening. Men
vertrouwt op een gedaante van Godsaligheyd, daar
de kragt verloochent werd;
men rust op een uyt-
wendige belijdenis en betragtinge van ingesteld\'\'
Godsdiensten, hoewel flauw waargenomen, en op
Burgerlijke eerlijkheid en deugt, waar toe men
sonder de wederbarende genade bequaam kan wer-
den. Dat moest verbetert zijn, indien onse Kerk
Geestelijk sal werden, en een gedaante verloonen,
welke aan Christus onsen bruydegom welgevallig
en lieflijk zijn sal.
V. Ik merke aan, dat de beste practijk van het
Christendom na de gronden van de Gereformeerde
Kerk
-ocr page 27-
V O O R R E D E N.
Kerk dun geleerd werd, als men voorsigtiy Wet en
Evangelium onderscheyd, en wederom die beyde in
de bediening en betragting wel te samen voegt,
liet
is seker een groot misverstand als men Wet en
Evangelium onder een vermengt, de Wet in een
Verbond der Genade veranderd, en wederom van
het Evangelium een nieuwe Wet maakt. In der
daad dat is gevaarlijk, in Theologische ondervvij-
singen, en wel bysonder in het stuk der regt-
veerdigmakinge des menschen voor God. In het
Pausdom was\'er soo een vermenging geschied,
lot bederf van hel Christendom: maar die wierd
door de Leeraars der Proteslanten weg genomen.
Zy meynden, dat het regte Godgeleerde waren die
Wet en Evangelium wel wisten te onderscheyden,
soo seyde Lutherus. \'t Was noodig om de Paapsche
dwalingen te verbeteren; \'t was ook dienstig in
de practijk om te weten wat pligten, bewegingen,
en oefleningen een Christen uyt aanmerkingen van
de Wet en het Evangelium , als verschillig in sloffe,
eynde en gebruyk, omtrent Christus, en sig selven
oenenen moest, Rom. VU: 5, 9, \\ï , 28, VIII: 3,
7. \\:S, 5. Gal. 11:19, -20, i\\. V:4
Maar het was wederom ten hoogsten gevaarlijk,
datmen de Wel door het Evangelium afgeschaft
wilde hebben, als of een Christen alleen door het
Evangelium geleyd wesen moest. Die grove dwa-
linge heeft veel Antinomianen in Engeland bedor-
ven, als welke meynden, dat de Wet tot het 0. T.
behoorde, en daarom onder het N. T. ol\'Evange-
lium geen werkkring lot overtuyging, vernedering,
en droefheyd over de sonde meer overig had; dat
men derhalven den Sondaar niet door vreese, di oef-
heyd, en diepe veroolmoedinge voor God oeffenen
moest,
-ocr page 28-
VOORREDEN.
moest, om hem mei sellsverloochening tot Christus
te leyden. Men moest maar hem regt toe regt aan
tot Christus wijsen, en straks doen geloven dat hy
voor liem gestorven ware. Ja even de Gelovige
moesten de Wet niet beschouwen tot een Spiegel
van haar verdorventheyd, en droefheyd over hare
sondige swakheden, selfs niet als een regel van
hare gelioorsaamheyd. Waarlijk een verkeerde weg
in het Christendom om ware bekeering en God-
vrugt te leeren. Hoe\'? is de Wet niet een Wet van
eeuwigdurende zedelijkheyd ? Hebben wy geen Wel
meer om daar na te leven ? Heeft selfs de Wel
der nature opgehouden? Is\'er geen onderseheyd
van deugt of ondeugt meer? Is het vry gelalen
alles te doen even te sondigen? Ik weet wel, dat
vroome Antinomiaansche Mannen (de rest is niet
weerd, dat ik \'er mee spreke) sig op een inwendige
Wel des Geesies
beroepen hebben, en sig beklaag-
den, dat zy als Goddeloose en ongebondene beschul-
dig! wierden. Maar wat schaad\' het, dat de in-
wendige genade des Geestes een uytwendige bedie-
ninge der Wel hebbe , en te leeren datmen daar
uyt te leeren heeft, soo wel als een uytwendige
bedeeling van het Evangelium tot het Geloof noo-
dig is? Het moest genoeg zijn , dat men sig sorgvul-
dig wagte van door de Wet Christi genade te benade-
len; waar aan veele schuldig wierden in Engeland,
die op zijn Arminiaans het Evangelium in een
Nieuwe Wet veranderden, verdienende dat zij Neo-
nomianen
genoemd wierden, terwijl zy den naam
van Antinomianen hare partyen gaven. En my
aangaande. ik kanse hiel ontschuldigen van groote
dwalingen, die het Evangelium tot een nieuwe Wet
maken, want zy deden het om in plaats van de
dadelijke
-ocr page 29-
VOORREDE N.
dadelijke geregtigheyd Ghristi (zy waren met zijn
voldoening tot vergeving der sonden te vreden)
een eygen geregligheyd der weiken na die nieuwe
Wet op te regten. Dog dit is een schendig des-
geyn tegen de gronden der hervorming. God be-
ware onse Kerk van diergelijke dwalingen, die al
begonnen hebben onder ons geboord te werden,
.sao verre datinen de woorden van doed dat en gy
suft leven
in het 0. T. tot bet Verbond der Ge-
nade gebragt heeft, en loegestaan, dal de Vaderen
in het 0. T. door bet Geloof en door de Werken
van de Wet geregtveerdigt zijn. Seker die daar
toe kan komen, kan meer doen , en de voldoeninge
Cbrisli by zijn eygene gei\'egtigbeyd na de nieuwe
Wet des Evangeliums tot reglveerdigmakingen sa-
men voegen; en misschien wat meer. Dog ik wenschte
datmen voorsigtig was, en bleef by onse Geloofs-
Formulieren,
waar wy in verpligt zijn te geloven,
dal wy door de lijdelijke en dadelijke gehoorsaam-
heyd Ghristi voor God geregtveerdigt werden , sulks
dat\'er geen plaats voor onse werken, hoe gyse
ook aanmerkt, overblijft, \'t Ware alleen om een
getuygenis te geven door een seker Teeken datmen
door het Geloof in Ghristus geregtveerdigt was.
Dus soude onse praelijk en Godvrugt levendig,
opregt, en kragtig blijven, volgende de redenen
en regelen van bet Evangelium Christi. Ik wilde
dan wel datmen ter dege verstond en de Gemeynte
indrukte, wat onse Kerk altijd van hel gebruyk
der Wet omtrent een Sondaar, die noyt sal salig
werden, of omtrent een Sondaar, die door de
Genade bekeert wierd, ja ook omtrent den Geloo-
vigen te gevoelen zy, en na die gronden altijd
preekte, welke soo duydelijk in onse Catechismus
werden
-ocr page 30-
VOORREDEN.
werden voorgehouden. Men sou daar uyt leeren
verstaan hoe men in de verkondiging des Evange-
liums sig voorsigtig te dragen nebbe, om geen
Laodicense Christenen te maken, en met een soet-
voerig Evangelium den mensch na den Hemel te
leyden, of van zijn saligheyd te versekeren.
VI. Indien men dit alles wel aanmerkte, \\vy
souden regt verstaan wat van de hedendaagsche God-
vruchligheyd te oordeden zy.
\'t Is seker al geen goud
wat\'er blinkt: daar is ook Mater-goud, dat de oogen
van verre bedriegt. 0 Christenen, daar is een
geveynsde Godvrugt, soo wel als een geveynst Ge-
loof. En al was de Godvrugtigheyd van sommige
niet geheel geveynst, zy kon groote fouten en mis-
slagen hebben, die wel seker te verbeteren waren.
Men moet op de beginselen van binnen, de voorge-
stelde eynden, en de maniere van werken na de Wet
en het Evangelium wel agt geven, en toesien of
men beyder gebruyk wel voorsigtig samen gevoegt
hebbe. Dog hel ware Geloof\' moest boven al in
aanmerking komen, want al dut uyt den Geloove
niet en geschied is sonde,
al was hel een deugt of
Godsdienstige pligt in sig selven aangemerkt. Is
het Geloof niet gesond, wat roemt gy op God-
vrugtigheyd als ofse gesond was? \'t Kan wel een
Morele Zedenkonst zijn, waar toe U de reden door
het Evangelinm wat geholpen, onderwijs kon geven,
en de natuur bequaam maken, als zy door gemeens
(gaven des Geestes wat geholpen was. Boven dien
denkt ondertusschen niet dat de drift van uW
natuur of yver om in een eygensinnige wijsheyd
te vorderen, voor ware Godvrugt te agten zy.
Siet of de kennis u niet opgeblasen maakt, en gy\'
niet en versuymt het geene tot het wesen van de
ware
-ocr page 31-
VOORREDEN.
ware wijsheyd, die van boven is, en de inwendige
Godvrugt behoord. Ik meyne seker dat daar
blijken zijn, als men dil doed met versmadinge
van Geleerde en Godsalige Leeraars, op welker
onderwijs God te voren soo veel zegen in zijn
Kerk gegeven heeft. Het is wat te seggen, dat
die woorden geen goed meer doen aan uw hert,
die van te voren den Gelovigen soo veel stigtinge
gaven, datmen seggen kon, dese en die is aldaar
geboren.
Heel wel! yverl na de beste gaven, en
aldermeest
, dat gy moogt propheteren, hoewel het
nu geen tijden zijn om buylen gewoone gaven des
H. Geestes, als ten dage der Apostelen daar toe te
wagten. Maar weet\'er ook by, dat het vry wat te
seggen is, als men vrymoedig dit zegel op eygen-
sinnige uytleggingen set, ivaar mede de H. Geest
dit beduyde,
en wel op uytleggingen der Propheten,
welke wat anders lecren, als Christus en de Aposte-
len daar in vonden. Doen egter sulke inbeeldin-
gen U nut, verdenkt die Broederen niet, die van
andere meyninge zijn, als ol\' zy de Propheten be-
stonden te veragten. Dat doed geen mensch als
die een boos gemoed heeft, en in Moses of de
Propheten niet en wil vinden, om de Vaderen des
0. T. te weygeren, dat zy in de genade Ghristi
sig reeds toecygenen konden.
Maar siet ook wel toe, dat gy uw Godvrugtig-
heyd of bedieninge geschikt hebbende na uw trant
van de Goddelijke huyshoudinge in de verbonden
des 0. en N. ï. die niet en steld als een regel-
maet, om alle zielen te behandelen of van haar
staat te oordeelen. Zy hadden een andere ley-
dinge, die haar met veel voorsigtigheyd van ge-
trouwe Herders geleerd is. Werden zy geoefl\'ent
met
-ocr page 32-
VOORREDE N.
met meer vernedering, droefheyd over de sonde,
en bekommering over haar saligheyd als gy, denkt
vry, dat uw geneeskonst (noemtsc Evangelisch soo
het u belieft) voor alle zielen niet dienstig is, en
dal gy de lecre zielen mishandelende, wel vreemd
kon spreken van het Geslapte der kinderen Gods,
die haar voorbeeld in de Goddelijke Schriften heb-
ben. Veroordeeld immers niet die God gezegenl
heelt, al hadden zy sulken genereusen Godvrugt
niet, als gy u inbeeld te hebben, na de gronden
van de bedeelingen der Verbonden, welke gy aan-
geleerd hebt. Christus is een bermhertige Hooge-
Priesler, Mcdecijn-meester, en Herder, die de
swakke Lammerkens in zijn armen ven/aderen, in
zijn schoot dragen, en sagljes leyden zal,
.les. XL : 11.
die het gekrenkte ried niet en ml verbreken, nog
de rockende vlasch-uieke ivil uylbliisschen.
Ily
heeft de arme van geeste en treurige zielen salig
gesproken.
Dog op dat ik eyndige, ik versoek, geliefde Le-
ser, dat gy dit Boek ontfangt als tot uwe sligting
uylgegeven. De Man die het doet, heeft sig op
Godvrugt toegelegl, en al lang besig geweest, dat
hy eenige Praklikale Schriften bysonder der Engel-
sche Godgeleerde, voor zijn Nederlanders sou ver-
talen. Dankt hem voor zijn Godvrugtigen arbeyd;
hy heeft het verdiend. Bemind hem als een Lief-
hebber en Bevorderaar van ware Godsaligheyd
door zijn taalkunde. Men kan immers niet ontken-
nen, dat \'er in Engeland en Schotland Mannen zijn
geweest, die by uytnemenlheyd ervaren zijn geweest
in de oeffeningen van het leven der genade. Haar
Boeken hebben het doen sien, en het is my leed
dal men daar lieden niet meer agting voor heeft.
De
-ocr page 33-
VOOR K E D E N.
De tijden zijn veranderd, warcnse maar beter!
Voorts zijn de Mannen, die hy by een brengt be-
roemt geweest, wegens hare ervarene Godvrugtig-
lieyd in Christi Kerk, en daar by heeft hy Hr.
Lodesteyn gevoegt, wel eer benaamt Leeraar bin-
nen ons Utrecht. Een Man van een Edelmoedige
geest, kragtig in bet prediken; wijs in het beschou-
wen van Zion, voorsigtig om swakke zielen met
de weegschaal van Gods lleyligdom te wegen, alle
gelovige met. zijn deftige gezangen op te wekken,
vasthoudende aan bet voorbeeld der Lee re in ge-
loove en liefde. Dat heeft by doen sien in zijn
Boek van den Sabbath tegen een geleerd Man ge-
schreven, en seker hy had gelijk. Hy had onder-
vonden wat goed op der Christenen Sabbath, den
dag d^s Hceren, in de bloeyende Kerk van Utrecht
door zijn, en der Collegen (waaronder ik bysonder
aan Do. van den Bogaart gedenken moet) bediening
gewrogt was: het mogt. zijn als een Zegel van de
Leere. De Leser sal over dat stuk in dit Boek
een Leer-reden van een Godvrugtig Engelsman
vinden. My aangaande, ik heb altijd de saak soo
begrepen.
[. Dat de Leere van de Schepping een altijd-du-
rende waarbeyd in de Christen Kerk blijven moet.
II.   Dat die bestaat in te geloven, dat God ia
ses dagen de wereld geschapen, en op den seven-
den dag van werken der Schepping gerust heeft.
III.   Dat God dese zijne ruste tot een voorbeeld
ter navolginge van bet menschdom gesteld heeft,
Genes. : II. 2, 3. Exod. XXXI : 19.
IV.   Dat dit de grond is van het vierde Gebod,
op dat Israël leerde dien Artikel van de Schepping
met geloof en Godvrugtige daden te belijden in
tegen-
-ocr page 34-
V O O R R E D E N.
tegenstelling der Heydenen, die daar van niets en
wisten.
V.   Dat God geen reden des Sabbaths aangelrok-
ken heeft van het toekomende in het N. T. maar
van het voorleedene, en wel voor den val, van de
Scheppinge, en van zijn ruste, als zijnde Schep-
per van alles.
VI.   Dat dit geloo!\' van de Schepping altijd blij—
ven moet in het N. T., en derhalven de reden
van Gods voorbeeld genomen, als nog duurt en
ons ter navolging verbind, en daarom gantsch
niet. strijdig is legen de Christelijke vryheyd, dat
men na Gods voorbeeld doed dat hy gedaan heelt.
VII.   Dat men te meer als nu daar op diende
aan te dringen, terwijl der weereld zijn Schepper
of\' Maker vergeet, en veele sorgeloos met de Spot-
ters, wel souden ontkennen, dat God in ses dagen
de weereld gemaakt heelt, 2 Pel. Dl: 2, 3.
VIII.   Dat men derhalven niet en behoorde soo
driftig tegen den Sabbath der Christenen ook op
Predikstoelen te disputeren, als of het haar onbe-
tamelijk ware na Gods voorbeeld van hare ordinare
werken tot een Godsdienst te rusten. \'T kan irn-
mers tot Godvrugt geen nut doen, maar wel na-
deel, bysonder omtrent de By-een-komsten der
Christenen, waar in de Band van de gemeynschap
der Ileyligen, en de Christelijke Borgerschap in
de Slad Gods geoell\'ent werd, met tegenstellinge
van ydele menschen, die de onderlinge by-een-kom-
sten der gelovige geern verlaten, de middelen
der genade versuymen , ja God den Schepper moed-
willig vergeten.
IX.     Dat de Sabbath des sevenden dags Israël
eygen was, om sig bysonder van de Heydenen te
onder-
-ocr page 35-
VOOR R E D E N.
onderscheyden, waarom ook op dien dag de Cere-
moniële Godsdiensten verdubbeld wierden, en
daarom het dienstig geweest zy in het N. T. dien
dag op den dag Christi te verstellen, soo om te
gedenken aan den Schepper, als om het Christen-
dom van het Jodendom te onderscheyden: blijvende
altijd die verpligting dal men op Gods voorbeeld
na ses dagen arbeyd, op den sevenden in ordre
sal rusten.
Seker de Kerk van Utrecht was te voren een
gantsche bloeyende Kerk, sulks\'er een naam van
haar uytging in geheel Nederland. 0 dat Utrecht
der vorige dagen niet en vergeten! 0 dat, de Bor-
geren der Voorgangeren gedenke, welke in den Heere
ontslapen zijn! Zij spreken als nog, na datse zijn
gestorven. Daar zijn\'er nog overig hier en daar,
die van haar leere, yver, defligheyd en Godvrugt
konnen getuygen, en God danken wegens het geene
in haar zielen door haar bediening gewrogt is.
Ik wensche van herten, dat God het leven der
genade, dat doe bespeurt wierd, en waar van ik
ook een getuyge eenige jaren geweest ben, door
zijn levendigmaakenden Geest doe herleven onder
ons. Dat sou Utrechts luyster en glanlsch zijn als
in voorgaande dagen, en men sou met vreugde
seggen, de Heere zegene u, gy Wooninge der ge-
reglighei/d, gy Berg der Hcyligheyd!
Uwe dienaar in Chritlo,
M. LEYDEKKER.
DE
-ocr page 36-
DE KORTEN
INHOUD
van dit nootlig en nuttig Bock, volgens de
sinrijhe Texten, op rijm gesteld.
W
Eetgier\'ge Leescr, siet hier weer by een ge-
voegt,
Wat tot ons Vrede diend, als in een (jutden keten,
Den Inhoud van al \'t geen men doen moet, en de
toeten :
Leest dit doorwror/te werk, tot dat gy zijt vernoegt.
.Ier. 2:3).
\'T is hier verkeert Geslagl, aanmerkt des Ffeeren
woord,
Ben ik uw Israël, tot nare wildernissen,
Of Land der donkerheyd? Ach waarom wild gy
missen
Mijn Gunst, en ijoedheids Bron? Merkt met U
hert, en hoort.
Opcnb. 2 : 4. 5.
Nu gy uw eerste liejd\\ o schandvlek! vast verlaat,
Bekeert u, roept uw God, en doed uw eerste werken:
Soo niet, ik sal u haast by komen, en uw Kerken
Verplaatsen, soo gy voorts verkeerde wegen gaat.
Psalm. 50: 16, 17.
Gy doed Belijdenis uytwendtg met den mond,
Wild
-ocr page 37-
Wild gy Godloosen mijn lnsetlingen vertellen 1
U die \'t kastijden haat, moet ik voor oogen stellen,
Mijn Tugt-roe, en u slaan, om \'t schenden van
\'t Verbond.
Luce 1 : 17.
Johannes stapt voor uyt, voor Christus, in den Geest,
Om in Elias kracht de herten Ie bekeeren:
Hy sal de kiiuVren en ook de vaderen leeren
De regie wijsheid, en hoe God moet zijn geweest,
Luce \'13. vers 1—5.
De Galileers wier bloed Pilalus heeft gestort,
Wanneer sy Offerden, geen grooter sonduars waren
Dan and\'re menschen, neen, God sal u ook niet
sparen,
Ten zy gy u bekeert, en gansch herboren word.
Jes. 58 : 5, 6.
\'K verkies geen vasten als gy quelt u ziel een dag,
En laat uw hooft gekromt gelijk een biese hangen:
0 neen ! maakt los de knoojj der souden, wild ont-
langen
Mijn Leerimj, en doe goed, nu \'t uw gebeuren
mag.
Jes. 58. vers 13, 14.
Soo gy u lust niet doed, op mijnen heiügcn dag,
Maar noemd den Sabbath een veriustinge des
Meeren :
Den Rustdag vierd, en mijn gedugten Naam wild
eeren,
-ocr page 38-
Dan krijgt gij \'t hoogste goed, dat nimmer oog
regt sag.
2 Chron. 15:12.
Israël in den band van Gods Verbond gebragt,
Verbeeld, en leerd ons hoe \\vy dat ook moeten
maken,
Met der Heerscharen lieer, om in sijn gunst te
raken,
Alsmen sijn goedkeu en genade sleets betragt.
Exod. 20.
\'t Verbond op Zinai, alwaar de fleer sijn Wel
Aan Moses gaf, en is \'t Verbond niet der genade,
Maar \'t Voorschrift dat Gods volk (gedurig) vroeg
en spaade,
Moest doen, en laten, na dien Regel haar gezet.
2 Cor. 8 : 6.
De letter dood, maar \'t is Gods Geest die levend
maakt,
\'t Natuurlijk ligt verdwijnt, het geest\'lijk ligt
moet schijnen,
Daar Jesus als een Son, de Nevels doet verdwijnen,
En soo sijn Brnyd vercierd, tot sij ten Hemel
raakt.
Coll. 3:3, 4.
Den geestelijke mensch steels aan sig selven sterft,
Hij leeft nu Gode, en in Christus is \'t verborgen i
Werd eens geopenbaart, met hem, enj vry van
sorgen,                                                      Als
-ocr page 39-
Als hy in \'t Hemelrijk, het salig leven erft.
Coll. 3 :5.
Ik onreyn Schepsel werp my voor uwe voeten neer,
0 alderhoogste Heer! schenkt my uw geest en leven,
Tot dooding van het vleesch: wild mij een herte
geven,
Dat lijn is, en vernieuwt, tol uws \'s Naams roem
en eer.
De Geest strijd tegen \'t vleesch, soo dat ik niet
en doe
Het goede, maar het qnaat, dat my nabij komt
leggen:
Helaas \'k moet sugten, en mag waarelijk wel seg-
gen,
Dat ik de wereld, en het sondig vleesch ben moe.
0 Heer! die niet begeert des armen sondaars dood,
Maar dat hy zig bekeert tot uw, gy wild zijn le-
ven:
Laat ik mijn saligheid, met vreesen, en in beven,
l\'ytwerken, door het bloed van Jesus blank en
rood.
Cant. 2: A.
De Koning brengt zijn Bruyd in \'t binnenst\' Ca-
binet,
% voerd haar in het Huys des wijns, daar hy
sijn liefde
Banier e,
over haar swaait, die het hert doorgriefde,
Wanneer sy dronken was van min, op \'t liefde
Bed.
3                                 Mijn
-ocr page 40-
Mijn Bond-God denkt aan het Verbond met uw
gemaakt,
Op Jesus Offerhand?, en aan sijn bloedig lijden:
Geeft kragt, en heyligt ïny, ten bloede toe te
strijden,
Op dat ik laten mag \'t geen daar mijn vleesch na
haakt.
Beschouw een goed getal Kerk-Red\'nen in dit
werk,
Vol woorden op haar pas, gerigt na onse Tijden,
Nu men na Vrede wagt, om yder te verblijden:
Maar die sig nog verschuylt tot droefheyd van
Gods Kerk.
Dit werk dus opgemaakt door Ho/mans goede
hand,
Mag wel gepaart gaan met sijn Boek de Heyl Ba-
nier e:
Hier werd de iveg gebaant, om meer te zegen-
vieren
,
Wanneer de Vree ontluykt, tot Heyl van Neder\'
land.
Ag dat verlossing uyt het Hemels Zion quam,
Voor Gods verdrukte Kerk, in al haar tegenheden!
0 Heer.\' doet Zion wel, kroont ons met Heyl en
Vrede,
Tot wy geraaken op de Bruyloft van het Lam.
J. H.
Liefde en Vrede mijn Bust en Lust-hof.
OP
-ocr page 41-
OP DE VOORTREFFELYKE
PREDIKATIEN,
Van den saligen HEER,
JODOCÜS van LODESTEYN,
soo als die meest geschreven, van hem sijn
nagelaten, en nu met meer andere deftige
Redenvoeringen, van beroemde Engelsche
Godgeleerden, sijn in \'t ligt
gebragt, <fcc.
DE sal\'ge Lodesteyn spreekt in gewyde schrif-
ten,
Nog door deselve Geest, die levend hem be-
sat,
Die seer nauwkeurig wist het goed van \'t qaaat
te schiften,
Omhelscht dan met vermaak zijn schoone letter-
schat.
Wanneer hy Zions volk vertoont, en doed be-
schouwen,
\'iCieraad van \'s Heer en Hugs, de schoonheid
van Gods Kerk,
Om was het mooglijk hier een Tempel Gods te
bouwen,
Daar God in woond, als hy maakt Zions Poor-
len
sterk.
Siet in sijn Weeg-schaal, hoe der Heyligen ge-
breken ,
Gewogen worden, en bevonden veel en swaar,
3*
                        \'t Fenijn
-ocr page 42-
\'t Fenijn der sonden, en des Satans loose streken,
Om die te mijden, hier te sien, soo net en
klaar.
De wijsheyd van Gods woord, besluyten, ende
gangen,
Die </\' Alderhoogste God, houd in sijn Heylig-
doni
,
Sien wy in \'t schoonste Boek vol dank en Lof-ge-
zangen ,
Tot Koning Jesus eer, des Hemels Bruydegom.
Wie heeft met meerder ernst gepredikt en geschre-
ven
,
Van sel)\'s-versaking, als dien vroomen Lodesteyn.
Die gantsch herboren was, wiens Leer eu Heyl\'uj
leven,
Een ligt tot kennis, en een spoor tot Godvrugl
zijn.
Sijn Predik-stof vertoont, o onbekeerde menschen\'.
Die by het swijn-draf leeft, u droef, en slegten
staat,
U te vernieuwen na Gods beeld, was al sijn wen-
schen,
En heeft u steeds verklaard des Heeren wijsen
raad.
Beschouw ook Babels Hoer, van Martel-bloed be-
schonken,
Seer naakt ten toon gesteld : sy singl haar hoeren-
lied,
Reyn af, onlblootse,
tot zy van haar Throon ge-
klonken,
Ter aarden nederstort, daar elk haar naaktheyd
siet.
                                                   Wanneer
-ocr page 43-
Wanneer men roepen sal \'t Groot Babel is ge-
vallen ,
Die Moer der hoerderg, en schandelijken Throon,
Dat sevenhoofdig Beest, siet bluffen in haar
wallen,
Ach was \'t versonken, en ontheven van sijn
Kroon.
Maar \'s Hemels Geest ons leerd, en heyligt door
gebeden.
Sijn glans de ziel bestraalt; O opgang uyl dei-
hoogt ,
Besoekt ons met u Heyl, Genade, Gunst, en
Vrede,
Op dat soo werd vervuld, al \'t geen dit Boek
betoogt.
Men geef de Schrijvers dank, voor \'t goed en net
beschaven,
Van dit werk door mijn pen verbetert en vermeert,
Om door dees Neder-drank het dorstig hert te
laven,
En soo Gods treurig volk, de Heylbron vinden
leerd.
Mijn vrienden wenscht en bid om Gods hulp,
gunst, en zegen,
0 Heere! geelt nu heyl, en voorspoed, op dit
werk,
Geleyd ons door uw Geest, en Raad, op al uw
wegen,
En laat dit noodig Boek, zijn dienstig voor
uw Kerk.
Send u waarheyd en ligt, een leven, uyt den
dooden ,
                                                         0
-ocr page 44-
O Algenoegsaam Heer! Verligt ons door u
Geest:
Schenkt ons het leven der genade: God der Goden
Heyligt
geheel en al, die dit Boek siet en leest.
J. H.
Dordrecht den 19 November 1710.
\\
V0 0R-
-ocr page 45-
VOORREDEN,
Aan de Christelijke en bescheyden
L E S E R S.
HEt beste Werk, inde slegste Tyden, van verval
en sorgeloosheyd; Is dat yder goed Christen,
den dwalende, en tragen Sondaar, uyl sijn dood-
slaap
soekt op te wekken, om als een ervaren
Stierman,
in den Storm op Zee, wanneer het
Schip heen en weer geslingert word, den slapen-
den Jonas wakker te maken, door het voorstellen
van Gods nakende Oordéelen; dus soekt in \'t by-
sonder elk getrouw Leeraar, de Godloose te waar-
schouwen,
en \'t aanstaande gevaar aantoonende,
haar door den schrik des Hecren te bewegen tot
Gelove; en soo door \'t bekent maken van den
Rijkdom van Gods goedertierentheyd, den Sondaar
kragtig aan te spooren , om daar door tot bekee-
ringe
geleyd te worden, en voorlaan voorsigtig
te wandelen,
niet als onwijsen, maar als wijsen. de
Tijd uyt koopende, terwijl de dagen boos zijn,
om in desen dag van genade, waar in ons Gods
gunste
en liefde, genade en vrede, bermheriigheyd
en
-ocr page 46-
VOORREDEN
en saligheyd aangeboden word, te mogen weten,
en bekennen wat tot onsen Vrede diend, wanneer
haar soo klaar voor oogen gesteld werd, die regie
Vrede-Artikelen van Gelovc en Bekeer inge, om mei
God in Christo versoent te worden, zijn sterkte
aan te grijpen, en soo Vrede te maken met een
Algenoegsaam God van volkome saligheyd, die lust
heeft tot goederlierenlheyd, en wagt om genadig
te zijn, dewijl hy rijk is in bermherligheyd, en
daarom met een dieren Eed gesivoren heeft, dat Hy
als den eeuwiglevende Jehova, geen lust heelt in
de dood des armen Sondaars, maar dat hy sig
bekeert, en leve, Ezech. 18.
Ten dien eynde send de Heere steeds zijn Dienst-
knegten,
om ons uyt Gods Naam en van Christi wegen
te bidden, om ons met soo lieven en goedertieren
God
te laten versoenen. Immers de Heere God,
die zijn Israël goed is, geen dorre Woestijne, nog
Land van donkerheyd, al is\'t datse gedurig afkee-
ren, en sig van haar groote Schepper en onver-
moeyde Weldoender ontrekken, en hun eerste liefde
verlaten hebben; nogtans roept by haar toe, keert
weder
gy alkeerige kinderen, wendet unamytoe,
en word behouden, bekeert u, en level, doed u
eerste werken, eer ik het Ligt van mijn Kandelaar
weg neem, en het soo duyster maak, dat gy tasl
na de Wand als de blinde, en u stoot aan de
schemerende Bergen en sit in de schaduwe des
doods, daar u alle occasie sal benomen zijn, om
mijn Inzettingen te vertellen, en \'t Verband in
uwen monde te nemen.
Hier op word verder in dit noodig en nuttig
Boek
aangewesen, hoe men sig tot den Heere moet
bekeeren, soo wel Vaders als Kinderen, en leeren
de
-ocr page 47-
AAN DEN LESER.
de wijsheyd der regtveerdigen, beslaande in de
vreese des Heeren, en van \'t quade at Ie wijken,
de slegtigheyd te verlaten, en te treden op de
paden des verstands; terwijl den Heere Jesus aan
onse deure staat en klopt, soo wel door zijn Ze-
geningen
als Oordeelen: Waar toe ons voorgesteld
worden eenige nadrukkelijke Exempelen, van andere
Sondaren overgekomene straffen, en rampspoeden,
waar op gedreygt werd. Indien gy i* niet bekeert,
gij snit alle desgelijks vergaan.
Weslialven het
billijk is op Vast en Biddagen, ons te schikken
om God te ontmoeten, hem te voet te vallen, onse
boose wegen Ie verbeteren, onse handelingen
regl aan te stellen, en los te maken de knoo-
pen
der ongeregtigheyd, Jes. 58. om geensints
onsen Lust te doen op des Heeren Heyligen dag,
waar op men rusten moet, en ons in Jehova
die te eeren is, verlustigen , ons verpligt agtende
het Verbond met God te maken op Christus Offer-
handen,
met ons gantsche herte en ziele, God te
lieven en dienen als de Heere onse sterkte, om
soo Navolgers Gods te zijn, als geliefde kinderen,
die niet liegen willen, maar terwijl hun werk in
waarheyd is, soeken te wandelen, gelijk Christus
gewandelt heeft,
volgens de regte Regel van Gods
eeuwigdurende Wet
der Zeden, beslaande in tien
Geboden,
die niet soo seer behelsen \'t Genade
Verbond,
als wel een Voorschrift, ons soo wel
als Israël voorgesteld, om ons doen en laten naar
te rigten, en soo te doen na \'t Gebod van de God
des Hemels.
Dese Koninglijke Wet, ons soo wel als Israël
voorgesteld, diend niet om daar door geregtveerdigt
te worden, wanneer gesegt word; doed dat, en
gy
-ocr page 48-
VOORREDEN
gy suli leven, \'t welk den Inhoud was van\'/ Ver-
bond der werken,
die letter dood, maar Gods Geest
maakt levendig, wanneer \'t Genade Verbond ons
segt, gelooft, en gy sult salig worden. Siet dan
hoe door de Wet is de kennisse der souden,
alswe door de Wet aan de Wet gedood zijn, om
Gode te leven, want de Wet des Geestes des levens
in Chrislo, heeft Go</s kinderen vry gemaakt van
de Wet der sonden, en des doods, soo dat wy
aan deselve, soo wel als aan ons eygen vlees, en
verdorventheden, moeten gestorven zijn, en dien-
volgens wy dooden moeten de leden die op aarden
zijn, kruycigende den Ouden Mensch met alle de
begeerlijkheden des vleeschs, om verlost van dat
lighaam der sonden en des daods met Paulus te
konnen seggen: Ik ben met Christus gekruysl, en
ik leve door \'t Geloove in hem, die my heeft lief
gehad, en door zijn dood het leven heeft verwor-
ven, soo dat elk gelovige sig troosten kan met
die woorden. Indien gy door den Geest, de werkin-
ge des lighaams dood, dan sult gy leven, want gy
zijt gestorven, en u leven is met Christo verborgen
in Gode, soo dal wanneer de Heere Jesus u Hoofd
en Koning sal geopenbaart zijn, die ons leven is,
dan sullen wy ook met hem geopenbaart wor-
den in Heerlijkheyd, Col. 8:8. Waar van Hy zijn
Bruyd reeds versekert, als hy haar voerd in hel
Wijnhuys, daar zijn liefde is de Baniere over
haar, Cant. 2 : 4.
Mijn vrienden, dit alles is Bijbel-taal, die de
Geestelijke menschen best verstaan, soo dat nu
niet behoeft aangewesen te worden, waar het op
yder Regel in den Bijbel slaat: Siet van alles
breeder in dit prijsvvaardig, kostelyk Boek, waar
-ocr page 49-
AAN DEN LESER.
in \'t voorgemelde op sulken nadrukkelijken, be-
minnelijke maniere
word voorgesteld, dat ik moet
bekennen dat sulken goede methode van prediken
en schrijven best bequaam is, om onder Gods zegen,
de Hoorders en Lesers veel vrugt, stigting, en ver-
quikking, te doen erlangen; en soo dienstig zijn
tot inwinning en opbouwing, van veele zielen,
die dierbaar en onsterfelijk zijnde, de gantsche
wereld overtreffen, en daarom waardig, dat haar
de weg der saligheyd werd aangewesen.
Immers die als een onpartijdig, bescheyde Leser ,
dit geleerd, ernstig, en nadrukkelijk Boek, gelieft
te lesen, sal bevinden dat dese twaalf deftige
Redenvoeringen
, kragtig en zielroerende, met veel
wijsheyd zijn voorgesteld, en tot practyk op yder
staat worden toegepast. Siel daar in klaar en
levendig u voor oogen gesteld, (by het ligt van
Gods woord) den zegen en den vloek, de dood en
het leven, op dat wy leeren \'t goede verkiesen,
en het quade verwerpen, om soo te ontvlieden
den toekomenden Toorn, door het uytwerken van
onse saligheyd met vreesen en beven, ons be-
naarsligende om onse Iioepinge en Verkiesinge vast
te maken, door een heyligen wandel, en Christe-
lijk leven, gelijk het den Heyligen betaamt, die
geroepen zijn tot Heerlijkheyd en Deugd, wen-
schende om meer en meer der Goddelijke natuur
deelagtig te worden, en een diep ingesigte te heb-
ben in sulke Goddelijke waarheden, die ons kon-
nen wijs maken tot saligheyd.
Weshalven het geensints te veragten is, maar
groolelijks te waarderen en prijsen , sulke verstan-
dige, geestelijke, en practikale dingen, waar by de
(ziele leeft) in \'t ligt te brengen, om in dese groote
Spiegel
-ocr page 50-
VOORREDEN
Spiegel die niet en vleyd, nog ons misleyd en be-
driegt, klaar te sien de vuyle smetten en schaad»
vlekken, waar mede Nederlands volk besoetelt is,
en selfs Gods Kerk soo bemorst en verontreynigt,
dat wy ten hoogsten noodig hebben van onsen drek
gewasschen
te worden, door verbetering van ons
sondig leven; en ons te reynigen van alle besmet-
tinge des vleesch en des Geestes, om onse Heylig-
makinge
te volbrengen, in de vreese Gods, die
segt, weesl Heiilig, want ik de Hcere mee God
ben Heylig.
Dus is \'t Jehovahs wille onse Heylig-
makinge,
sonder welke wy den Ileere noyt konnen
sien: Wie sou dan niet staan en jagen na die
kostelijke gestatte van de reyne herten, die salig
worden gesproken, want zy sullen God sien, Matth. 5.
Waarde heser, siet hier ook eenige nadrukke-
lijke Reformatie Predikatien, gelijk eenige Jaren
in Engeland gebruykelijk was, in \'t begin van
yder maand, soo een ernstige Leer-Reden te doen;
gelijk ik dikwils te Londen in Rouw Church, van
de Bisschoppale, en in Sallerslial, van de Presby-
teriaanse Leeraren
heb gehoort, met genoegen en
stigtinge, soo dat ik van gedagle zijnde, dat wy
hier in Holland, soo wel als in \'t Koningrijk van
Engeland, sulkc ernstige stofl\'e noodig hebben,
die uw uyt liefde mededeele: te meer om dalse over
een komen met de zielroerende Redenvoeringen
van den saligen Do. Jodocus van Lodestijn, die ik
in dit Boek heb \'t zamengevoegt, en yder ge-
plaatst daarse best voegde: De resterende, die ik
nog van die vermaarde Man geschreven hebbu,
wil ik (soo dese wel verkogt worden) ook geerne
ten beste geven, en geen brood voor vrienden
sparen, wenschende dat ik onwaardige en gebrek-
kelijkc
-ocr page 51-
AAN DEN LESER.
kelijke dienstknegt, met mijn gering Talent mogt
vrugt en winst doen , sonder eygen eer of voor-
deel te soeken, maar als een regtsinnig Man,
wiens Hof als van Johannes den geliefde Discipel
van de Heere Jesus, ook liefelijk mogt wesen, en
vol aangename vrugten, die de Bekeeringe waardig
zijn. Ik heb altoos lust gehad goede Predikatien
te hooren, en lesen gelijk dese zijn, en ik twijffel
niet, of daar zijn nog wel oude Christenen in den
Lande der levende, en bysonder tot Utrecht nog
in wesen, die den Heer Lodestijn gek ent, en dik-
wils gehoort hebben, dewelke dese Predikatien
lesende, haast sullen bevinden dalse van hem zijn,
in welk groot ligt zy haar met regt verblijden ;
soo dat haar Meester weggenomen zijnde, dese
kostelijke Schriften, als Elias Mantel zijn na ge-
laten , hopende dat wy alle veel sluiting en ver-
quikking
door deselve sullen erlangen.
Men segl verandering van spijs doet eten, dies
ik daar by gevoegt heb eenige kragtige en ern-
stige Eedenvoeringen van den vermaarden Mr. R.
Macwair,
waarom hy gebannen was uyt Schotland,
en in ons Land op het laatst geleeft en gestorven
is; En daar zijn nog genoeg goede Christenen in
leven, die hem als een vroom en wijs Man gekent
hebben. De volgende Predikatie is van den be-
roemden Letterheid in de Rabijnse Talen, en Joodse
Oudheden,
de Heer Johan Liglfool, die by de
meeste Godgeleerde soo wel in ons IauuI als in
Engeland vermaart is, en genoeg bekent door zijn
deftige Latijnse Boeken. Ik hebbe nog een Predi-
katie, over Ps. 4. Spreekt tot u lieder herte, van
zijn Eerw. laten drukken in mijn Doek genaamt
\'t Beste werk, en regte Pligt der Christenen, waar
in
-ocr page 52-
V O O R K E D E N
in de beste menschen veel lust en smaak heb-
bende, Gods zegen ondervinden.
Vervolgens siet in dit Boek \'t gene soo nadruk*
keiijk gepredikt en beschreven is, in een Tradaut
van den Beroemden lieer Johan Owen, genoeg
bekent door zijn kostelijke Engelse, en daar uyt
vertaalde duylse Boeken, dewelke ons aantoonen dat
dese groote Man, een van de wijste en voortreffe-
lijkste Godgeleerden in Engeland was, soo dat die
zijn vier Boeken over Pauli Brief aan den Hebreen
gelesen hebben, met regt seggen datmen daarom
alleen de moeyte mogt nemen, om de Engelse Tael
te leeren, en ik wenschte dat vele daar van meer
gebruyk konde maken. Maar wy agten hel reets
genoeg eenige kleynder Papieren kinderen, uyt hun
Engels gewaad in duylse kleederen gestoken zijn,
want de minste menschen daar smaak in hebben,
en de meesten geen behagen in \'t fatsoen van een
Bok sonder naat, daarse geen mouwen aan stellen
kunnen, alsoo die niet zyn na de nieuwste mode
der wereldlingen, die van geen inwoning der zon-
den,
nog die te dooden, weten, en als natuurlijke
menschen, sonder Geest, geensints verslaan de din-
gen
die des Geestes Gods zijn, want die zijn hein
dwaasheid, zy konnen die niet verstaan, om datse
geestelijk moeten onderscheiden worden.
Immers vele Aardelingen, die haar deel in dit
leven hebben, willen als de Rijke Man maar sagte
kleederen van zijde, purper, en fluweele stoffe, vol
bloempjes hebben, tot cieraat,* om\'er wat me te
pronken, na de grootste swier der aldernieuwste
Autheuren, die meer voortbrengen dingen die de
ooren kiltelen, als \'t herte raken; maar sulk soort
van Volk heb ik noyt soeken te behagen nog vol-
doen ;
-ocr page 53-
AAN DEN LESER.
doen; waar toe andere Boeken al genoeg zijn om
hun lust te boeten, terwyl zy beter soort van
Tractaten, die haar de regie weg na den Hemel
wijsen, niet willen insien: nogtans willen vvy niet
anders spreken als de woorden Gods in suyvre By-
bel Taal,
na welke volmaakte Kegel wy wandelende,
sullen Vrede en Barmhartigheid erlangen, met het
Israël Gods, die tot Gods Wet en geluygenisse ge-
wesen worden, om de Dageraat te sien van Jeho-
vahs approbatie,
wanneer zijn vriendelijk Aangesigl,
over haar ziele schijnsel geelt, en zijn genade haar
genoeg is, als die goed en goeddoende God, zijn
Israël goet is, terwijl zy een leven vinden in Gods
goedertierenheid,
die haar beter is dan het leven,
al was \'t van de grootste en rijkste metisch in de
Wereld, die schoon hy in waarde is, als hy geen
verstand heelt, is gelijk de Beesten die vergaan,
Ps. 39. Maar die onder de bestraling en bedau-
wing van des Heeren Geest leven, hebben hope en
verwagting, van eens dat gezegend Aangezigle in
geregtigheid te aanschouwen, Hem te sien als hy
is, en te kennen, gelijk zy van den Heere gekent zijn.
Gunstige Leser, ik agte onnodig uw veel meer
goeds te seggen van dit prijswaardig werk, dat or-
dentelijk is opgemaakt, door een beproefde hand,
en vaardige penne, die de voorschreve Engelsche
Schrijvers
nu ook tot ons doed spreken, na datse al
gestorven zijn; soo wel als de wijse en vrome Leera-
ren Mr. T. Case, en W. Fenner, wiens goede na-
men
noyt sullen verrotten, maar altoos in zegen zijn,
ter eeuwiger gedaglenisse: Sy hebben ook in hun ge-
leerde Boeken
wegens den Joodschen Sabbalh over\'t
vierde gebod, en \'t geen ook behoord tot onsen Chri-
stelijken Rustdag
geschreven, \'t geen ik ook waardig
agte
-ocr page 54-
VOORREDEN
agte te vertalen, en u doen sien hoe de Engelsdie
Theologanten
, van onse meeste Neerlandsche Godge-
leerden
verschillen, schoon zij seggen en schrijven,
dat het Verbond op Zinai, begrepen in 10 Geboden,
het Genade-Verbond behelst, \'t welk geleerdelij k werd
tegengesproken en ontkent, alsoo eygentlijk in de
nauwste sin, geen Verbond der Genade kan, of mag
genoemt worden, volgens \'t gevoelen van die hun
geleerde gedagten, soo wel als andere onbeschroomt
moglen te Boek stellen, gelijk ook du Professor
Leydekker,
over Rom. 3. p. 456 aldus schrijd.
»\'t Ware te wenschen dat hel gegronde geweien
»van onse Kerk, wegens het onderscheyd van Wel
»en Evangelium standvastig geleerd wierd, om het
vgevaar te ontgaan, dat\'er reeds in opsigt van de
»Leere der Regtveerdigmakinge des Sondaars voor
»God bespeurd werd. En waarlijk indien dese
«woorden, doed dat en gy suil leven, tot het Ver-
tbond der Genade
behooren, haast salmense tot
»het N. T. overbrengen, en de mensche leeren
»uyt de werken der Wet als een Genade Verbond,
ngereglveerdigt te worden, &c.
De Geleerde Mannen van dese Kerk-redenen,
agten wy waardig voor en boven hun deftige
Redenvoeringen te plaatsen, hare namen, terwijl
zy ons als met de vinger aanvvijsen, die oude
Paden
der heylige Schriften, dewelke ons wijs
en heylig konnen maken, door dese goede Weg,
waar op wy moeten wandelen, sullen wy ruste
vinden voor onse kostelijke zielen. Immers die
den Saligen Lodestijn kennen uyt zijn Schriften,
of wiens Leere selfs nog in oude Christenen herten
als met Capitale Letteren geschreven staan, ge-
tuygen zijn geestelijke wijsheid, deugd, en God-
vrugt,
-ocr page 55-
AAN DEN LESER.
vrugt, zijnde een voorbeeld in leer en leven, vol
heyligheid en zelfsverlochening, waarom zy wcnschen
na soo ondersrheydc Ucdieninge vol geest en kragl,
om racer van zijn Hemelsche Geest, en Tale Ca-
nuans
te sien en lesen, waar in nu hun versoek
wcrt voldaan, en soo haar verwagtinge erlangen.
Mijn Vrienden liicr uyl konnen wy genoegsaam
sien, hoc veel de Meere, van ons vereyscht en ver-
wagt,
op dal \\vy de beste Religie en ware Godsdienst
onse bcsiuhevd soudc maken, en soo ons selvcn be-
looncn te zijn de opregte en getrouwe dienslktiegten
van onsen Hecrc en Meester, als wy de kcnnisse
der Goddelijke waarheden, ons geschonken, regt
komen te beleven, en soo geraken lot de gemeyn-
schap
met God in Christo, als wy na dat Heerlijk
Beeld
veranderd worden.
Een regt Christen is sorgvuldig om de ganlsche
wil van God te observeren, want hy werkt uyt
de alderèdelstc en kragtigste grond-beginsels, van
liet saligmakende Gelovc en Goddelijke liefde, tot
liet hoogste en beste eyndc, tot bevordering van
Gods Iieerlykhcgd, en tot uylbreyding van Gods
Koninkrijk
in de wereld: Dies hy dikwils zijn
vensteren opent, en uyt siet na de God van Jeru-
salem,
schoon hy.mogt vallen in \'t grootste mis-
noegen en ongenade van menschen. Want hy is
niet alleen sorgvuldig om ie bouwen op het ware
en seker fondament des Geloof\'s, maar draagt ook
sorg dat de sloffe die hy gebruykt, geen hoy nog
stoppelen zijn, maar goud en silver, vaste en be-
stendige dingen,
die het vier van vervolginge uyt-
slaan konnen, en de grootste tegenstand verdragen,
1 Cor. 3:11, 12. Wanneer hy komt tot het ligt,
om te weten of zijn daaden uyt God gewerkt
4                               zijn,
-ocr page 56-
VOOR R EDEN
zijn, Joh. 3 : 21. Soo draagt liy sig in alle dingen
als een sterfelijk Schepsel, dat eens moet sterven
en rekenschap geven, en clan geoordeeld worden,
om eeuwig ellendig of geluksalig te wesen: Waar-
om hy sig verpligt vind te arbeyden, om in alle
dingen zijn God welbchaagelyk Ie zijn, op dal hy
in leven of in derven, des Ilecren mag zijn, en
gunste vinden in Gods oogen, Hom. 14:8.
Chrislc/yke heser, bespiegelt nu u selven eens in
dese dingen: siet hier een Godvruglig Man bfschre-
ven, die waarlijk geregtigt is tol den Tilel van een
Christen: en daarom laat het zijn de grootste studie
van u ziele soodanig te zijn, dat wy door Gods
genade
waardig wandelen sulken God, en Saligma-
ker, Meere
en Meester, als wy belijden te dienen,
en hopen Ie genieten, op dat wy Gods genade niet
te vergeefs on Hangen hebbende, mogen leven als
Erfgenamen van de aanstaande Heerlykheyd, die
aan Gods kinderen sal geopcnbaarl worden.
Tot dien eynde, set u selven om God den llecrc
met eerbied te vreesen, en dienen: Want tot de
menschc heeft hy gezegt, dat de vrecse Gods zijn
wijsheid is, en van \'t quade af te wijken is zijn
beste verstand,
Job 28 : 28. En op dat u vrcesc
en gehoorsaamheyd Gode mag aangenaam zijn,
soo set u selven lol een gedurige en naarstige
ondersoeking van de lley/ige Schifture: \'Want dit
is een considerabel deel van een Godsalig mensck
zijn Caracltr, dat hy des Ilecren Wel overdenkt
dag ende nngt,
Ps. 1 : 2. En daarom is \'t dat die
van Bercën in de II. Schrift gepresen worden,
dalse die ondersogten, om met de grootste ver-
zekertheyd té mogen weten de dingen die den
Apostel predikten Aclor. 17 :\\\\. Ontvangt het niet
-ocr page 57-
AAN DEN LESER.
als een menscheti woord, maar gelijk het waar-
lijk is als Gods woord, 1 Tlicss. 2:13, liet eyadc
van dcsselfs bedieninge is de volmakinge der Hcy-
lir/cn, en tol opbouwen\'/ van Christus Lic/haam,
Eph. 4:11, 12,
Daarom zijl naarstig in \'t Gebed, smeekt ernstig
oio den Geest der wijsheyd, en verligte oogen des
verslands, Eph. 1:18. \'t Welk is liet grootste
middel, om tot de Gcmeyuschap met God de Vader,
on zijn Soone Jesus Christus te geraken; want
door dese gesegenden voeg komt men met God te
verkeeren, en dus werd men Tempelen des Heyligen
Geeslcs,
ja een woonstede Gods in dim Gccs/. O
hoe gelukkig sond ik my agtcn, dat ik iets mogt
contribueren lol dit [feestelijk gebouiv, waarom
ik dit nodig en nuttig Bock geschreven hebbende,
u ernstig recommandcre te lesen, om aangespoort
1c worden in liefde en ijver voor God en zijn
waarheyd, om die te ondersoeken als u grootste
besigheyd: dan sult gy de waarheyd verstaan, en
die sal u vrijmaken.
Het is tijt dat ik cyndige, versock dat UE. dit
goede Boek, soo wel als mijn twee laatste, de
Heyl-baniere van Gods Volk, kc. En het Beste
Werk,
en regie Pligt der Christenen, kc. gelieft
Ie verwaardigen te lesen, alsoo die in dese Tyden,
UE. onder Gods zegen, konnen stijlen en vcrquik-
ken:
De drukfouten zijn meer den drukker als my
Ie wijten, maar konnen met u pen ligl verbetert
en met een gunstig oog oversien worden. De
God der hope vervulle uwc zielen met alle blijd-
scbap, en geve Uw Vrede in \\jeloove, op dat gy
overvloedig moogt zijn in de hope, door de kragt
des Heyligen Geesles. Die U hier wil gelcyden,
4\'                                be-
-ocr page 58-
VOORREDEN AAN DEN L E S E R.
bestieren, regeren, en Heyligen in de Waarheyd,
op <len weg des Hemels, die den Verstandigen
lcyd na boeen , op dat wy eens uyt genaade crlan->
yen het eynde van ons Geloove, de Zaligheyd
onder Zielen, en Wy soo onbcslraft\'elijk voor God
mogen geslell worden in Heerüjkheyd en vreugde,
\'t Welk van herten wenscht UE. dienstwillige
Vriend en Dienaar
JOH. HOFMAN.
Geschreven in VlrecH,
den 1 December 1710.
-ocr page 59-
REGISTER dei TEXTEN,
Van de volgende XII. kostelijke en Zielroerende
Predikatiën,
soo als die voegsaam vervolgen.
I.
i tci\'. 2 : 31. 0 Geslagte! aanmerkt dog gy Halen
|o| des lleeren woord. Ben ik Israël een Woestijne
ijewcesl? Of een Land der uylerste donkerheydl
Waarom segl dan mijn volk, wij zijn lleeren, wy
en sullen niet meer tot uw komen.
             Pag. 1.
II.
Openb. 2:4, 5. Maar ik hebbe tegen uw dal
<iy uw eerste liefde hebt verlaten. Gedenkt dan
waar van gy uylgcvallen zijt, ende bekeert u, ende
doed de eerste iverken: ende so niet, ik sal u
haaslelijk by komen
, ende sal uwen Kandelaar
van sijne plaatse weren, indien gij u niet en
bekeert.
                                                      Pag. 35.
III.
Psalm 50:16, 17. Maar tot den godlooscn seyd
God: Wal heet gy mijn Inscllingen te vertellen.\'\'
ende neemt mijn Verhond in uwen monde: Dewijle
\'jy de kastijdinge hatel, ende mijtte ivoorden agler
\'t hcencn iverpt.
                                         Pag. 84.
IV.
Lueas 1. vers 17. Ende hij sal voor hem hcencn
gaan ,
-ocr page 60-
gaan, in den Geest ende kragt Elie, om te bekcern
de halen der Vaderen tot de kinderen, ende de on.
gelioorsamen tut de voorsigtigheyd der regtveerdigcnt
om den Heeren te bereyden een toegerust volk.
Pag. 11 &
V.
Lucc "13. vers \\—5. Ende daar waren te dier
selvcr tijde eenige tegenwoordig, die hem bood-
sehaplc van de Galileers, welker bloed Pilalus, m
Jiare Offerhanden gemengt luidde. Ende Jesus anl-
woorde en seyde tol haar, megnt gy dat dr<
Galileers, sondaars zijn geweest boven alle ik
Galileers, urn\' dat zy sulks geleden hebben? ]l;
segge u neense: maar indien gg u niet en bekeer!,
soo
sv.lt gy alle desgelijks vergaan, 8rc. Pag. 166.
VI.
.lesaia 58 : 5, 0. Sonde hel mik een vasten zijn,
dal ik verkicsen sonde, dat de mensche zijn gielel
cenen dag quelle, dal hy zijn hoofd kromme ge-
lijk een biesc, ende cenen sak ende assche onder
sig spreyde? Sotid gy dal een vasten heeten, ende
cenen dag den Heere aangenaam1\'! Is niet dit lui
vasten dat ik verkiese:\' Dat gy los makel deknoo-
pen der godlooshcyd, dal gg onldoed de banden des
joks, ende dat gy vry los latei de verpletterde,
ende alle iok verseheurt.
                         Pag. 203.
Vil.
Jcs. 58: 13, 14.\' Indien gy uwen voel vanden
Sabbalh afkeert, van Ie doen meen lust op mijnen
heyligen dag: ende indien gy den Sabbalh noetnl
eenc
-ocr page 61-
•ene verlusli.iji.nric, op dal de Heere geheyligt worde
lir Ie eeren is, ende indien gy dien cerei
, dal
i>l uwe wegen niet en dood, nog uwen eygenen
ast niet en vindel, nogle een woord daar van en
freekt, &c.
                                            Pag. 230.
VIII.
2 Chron. \'1."» : 12. en Exod. 20. Ende zy traden
in een Verbond, dal zy den Heere, den God hcirer
Vaderen, soehcH souden met haar ganlsehe liet Ie,
ende met Itaar ganlsehe ziele.
                  Pag. 302.
IX.
2 Gor. 3:0. Want de letter dood, maar de
(ieest maakt levendig.
                              Pag. 302.
Co-loss. 3. vers 3, h. Want gy zijt gestorven,
ende u leven is met Christo verborgen in Gode.
Wanneer nu Christus sol geopenbaart zijn
, die
otis leven is, dan suil ook gy met hem geopenbaart
worden in Ileerlijkheyd.
                           Pag\'. 400.
XI.
Coll. 3: 5. Doodet dan uwe leden die op de
aarde zijn.
                                               , P. 424.
XII.
Hoogl. 2 : 4. Ily voerd my in het wijnhuys,
ende de liefde is zijne Banicrc over my.
Pag. 450.
-ocr page 62-
GODS RECIITVEERDIGE
KLA GTE,
Over Israëls misdraginge en ondanksbaarheyd;
door den Boetprediker Jeremia 2:31.
0 Geslagte aanmerkt dog gy lieden des Ileeren
Woord. Ben ik Israël een Woestijne geweest,
ot\' een Land der uitterste donkerheid: Waarom
segt dan mijn Volk, wy zijn Hoeren, wij sullen
niet meer tot u komen.
lJï5n graaten Apostel Paulus fpjeeuïtam. 2:4.
Kan Godts goedertieren.theyd tn verdraagzaamheyd,
om baar 000? geïepb te toa?bcn tot bekeeringei
£oa ij! n?ab£ gaetïjenb graat/ en be granb
taaar bao? <&nb jtjn ^olft até baa? ftoa?ben ban
b\'efbc aan fjcm btnb/ op bat jn mogten ftneïten
in toebcrltefbe/ en fcggen/ liier zijn wy, o Ileere,
om uwen Lof te vertellen, en uwen wille te doen:
•ïfëaar afcj bie goedheyd Gods beragt toerb/ faa
faerWaarb <8ab boïgem? jijn etre/ ön fulften
£alft niet te ftannen toaanen/ en bjengtfe te
taiïïen berftaaten: 5CI jeggen 35/ wy sullen vrede
hebben, <£ab fïaatfe ban met een iCefien ban
Sijn gramfigau/ en bjengt ftct upterftc Wtt
ober faa een ©olfi: M&at nog fegt en 3taeert
t                                be
-ocr page 63-
2                  Lodesteyns Predikatie,
bc fyzttZ\'. Ik heb geen lust aan de dood des son-
daars, maar datse haar hekeeren en leven: Waarom
wild gy sterven ö lluys lsraëls\'? 35a bc H^ccrc
treeb "afê in \'t gcrigte met 31 jn ©oMï/ en pleit
met ïjaar/ fcggenbc: Wat heb ik meer te doen
aan mijn Wijngaard, \'t welk ik niet gedaan hebbe,
3Jef. 5:4. ïa be ï}ccre ïjeeft renen twist met
jijn &oïft/ afê ïju jegt: 0 mijn Volk wat heb ik
u gedaan, ende waar mede heb ik u vermoeyt,
betuygt tegen my, .ïEiclj. 6:3. <£n in on?en
(Cert: 0 Geslagle! aanmerkt dog des Ileercn
Woord; Ben ik Israël een W\'oestijne geweest, of
een Land van Duysternisse? ?Cl£? of bc IJecrc
3cgge toilbe/ gn bcrlaat mn/ en gaat tot bin*
gen bie geen nut boen/ Ijoctael ilt allc$ gebaan
ïjeb \'t geen tot utuen beften taa£.
3En tjcfiücn Sier een üefrlj:ijbing ban een af*
baïïig $0%/ bat ïjacc JDabcrcn boïgbr/ en guïpc
fogtcn in <£gnptcn. <£>ob bertoijt Ijare öoojS\'
ïjcpb/ en jegt/ bat 3Unc Ootbeclen baarbig
ftonben/ en be ï^eere jenb nog; o Geslagte,
aanmerkt dog gy lieden des Ileeren Woord: Ben
ik Israël een Woeslijnc geweest, kc.1 3jfi bagtc
bat beefc tooo?ben tijbtg taaren in bccfe fo:gc>
loofc bagen/ óp bat Ijct ï>olft nog lunftèren
mogt/ eer 6ob| bcflunt bare/ en bjanbe battet
geen bluffen aan 33.
            JJDn ften gier
1.   €en etnfrtge bctmaninge tot aanbagt en
opmettting/ o Geslagte, &e.
2.   <Ccn boojfreï/ met een bubbelbe bjagc:
Ben ik Israël een W\'oestijn, &c.
21eft>ba fegt/ o Geslagte! €n ön hiil batfe
fuïïen opmernen/ en <#ob£ tooo?ben gooren:
<®om\'
-ocr page 64-
over Jeremia 2 : 31.
3
Sommigen mcencn bat ljet té ccn fpjccftraijse/
en berfaeningc. 05aö Ijabbc gefcgt/ 9ef» i: 4. bat
jjct taajö ccn 3i5aïft ban ftoare abcrtrcbinge/ en
ongcregtigftenb; ccn jaat bcc oaa^baenberen/
en bcrbcrbcnbc ftinberen/ bcbrijl jn ben =E}cere
Uabben betlaten/ en ben heiligen Sfraeté gclaf«
trrt. <Cn 3>cutr. 32. batfc taaren een verkeert
Geslagle. 3!a be ï}cerc berlilaart 3Ccr. 9. batfe
jijn Overspeelders, en ccn trouwloosen hoop: Cn
getmigt Pf. 95: io. £>at Sjn 40 Jaren bcrbiict
Ijabbc aan bat 4?eflagtc; 05n fegt d53erlj. 5:5.
©it 13 3tcrufaïem/ \'tïnelft ift in \'t raibbcn bcr ï)en*
benen gefet ftebue/ bag 33 Ijcblicn mijne regten
beranbert/ in «3ablaasjjcub/ meer ban bc l>cnbe*
nen/ cn be ;(Canben bie ranbom Ijaar jfjn/ mant
3y fteüuen mijne regten bettoojpen/ cn in mijne
^nfettingen niet rtemanbclb.
5Cnbccc mcencn üat 43obt Ijaar lofit en nabigt/
cn (egt/ o Geslagte wat onrecht hebben dog uwe
Vaders aan my gevonden, aanmerkt het, lel daar
dog op, en zyt soo dom niet als uwe Vaders.
<©f benfit bat bc £>?ofeet ïner jijn mebeïijben
toont/ cn te Hennen geeft Ijaar tijbclifft bedaren
Saan; en fegt; Ik hebbe barens ween, o Xanb$«
genoten; ift jjeuue medelijden met 11/ en ftet woord
des Heeren aan u/ ftooib ban bat biaoib/ \'tmclft
han fuïftcn ftragt ma?/ foo bactct een ï>cttbensf
ïtoning boa? op ftanb/ aljï ban Eglon cn Jehu
ftaat: tjoc beeï meer paft bat een ï>aift ban fuïftcn
ebeïen mijnftoft/ bie be ï}ecre geplant Ijccft op
tenen veiten Heuvel, 3[ef. 5» cn naemtfc cenen
groenen Olyfboom: ï^ae billift mag ljet ban bat
35 oog opmerfttcn/ cn tjao2ben na ^cfiabaljg
tooo?b.
                        1\'                        «ïlïerftt
-ocr page 65-
4                  Lodesleyns Predikatie,
Jüerfit ïjier i. <Dat te ü^etre fp?eeïtt. 2. ®e
woorden bie ^p fpjeeftt. <0 toat toa£ \'et ten
Majesteyt in <tëob/ en ïjoe frtj^ltïtelijft ïjet i£ baat
niet na te lupfreren/ bat ïjet rmaat en bitter is
den Hecre te verlaten, ber£ 19. <£ob tail bat tan
fullen hooren de Roede, «üÊicïj. 6:9. ÏDaar i£
een ooge bat niet f iet/ en een oore bat niet ïjoojb/
en een herte bat niet berfraat/ maar een gou*
renbe oore/ en fienbe ooge/ beeft be ï^cere ge>
maant/ J^ob. ao. <Dc $eere taiï/ 30 fullen ïjet
met berfranb aanmerften: ben natuurlijften
jfèenfcïj berftaat ïjet niet. a. ^egt aanmerken,
bat Ïjet niet genoeg bat men ïjet met verstand
opmerkt, maar ïjet geeft te bennen/ batmen ïjet
woord intaenbig moet berfraan/ gelijft be waar-
heyd in Christo Jesu is. 3. ï£et fejjt batmen ïjet
met geloof moet bermengen/ foa ïjet nut fal
boen/ ï>cb:. 4. <Cn ïjet met Jeremia ab/ opeten/
\'t tacïït toont batmen ïjet tooo?b ïief ïjeeft.
Gy lieden, hoord des Hccrcn woord, betaijl utae
Vaders niet gelupflert ïjebïien/ En gEj {jaar foa
rmaïijft beftomen 1$/ baarom gp ïieben/ aanmerfit
bog/ gy lieden, bic na mijne Name genoemt jijt;
bat ïjet ïjepbenen boen/ bic tap niet en bennen/
en ban mp nog berfoemt jijn: .ïEaat gp ïieben/
bic mijn Volk jijt/ ï)oo?t bog/ aanmerfit gp ïieben
ïjet woord ban bicn Jehova. *$mj piept <£ob
met ïjaar/ en l|p fegt: Hen ik Israël tot een
woestijne geweest, een pïaatfe ban bojljepb/ bnp*
ïen bej» boobj?/ tailberniffc/ en een Land baarmen
niet boo?ging/ ber£ 6. Neen, maer ift fieb u ge*
b?agt in een vrugtbaar Land, om be vrugten ban
bicn/ en \'t goede baar ban te eten/ en it geftelb
in
-ocr page 66-
5
over Jeremia 2 : 31.
in een vette weyde: 3Jft Befi een goede Heere
ober u getaeeft: 3!h öen mn u öcftcnt gcmaant/
niet ah! een Ijarben ïjecre: 3Cn ljefi u niet op frranb
laten ploegen/ en bergeeffc moente laten boen/
betuygt tegen my of het niet soo en is; en 3H
moeiten {jet fienennen/ en feggen/ ja Heere, gn
Ijcfit oné gocb getaeeft/ en Ijcfit ons? gcftclb tot
een edele wijnstok, en getrauta jaar/ tot een
bjeugbe op aarben/ gefet in een veile weyde:
<£>u Ijcfit onsi opgenomen ahj een boebfter ijaar
ftmö opneemt/ en gebpagen al£ een ?l\'rcnb jijn
jongen ö?aagt/ (Je. *Pcut. 32. a. %\\t ljefi u jijt
öc ^eere/ ah* gn taanbelbe in oc Ktacftijne/ üie
bcranberb in een i*bcn: een wolke bt$ baag£
om u getaeeft/ en een vier Colom bet? nagtj?/
utoc lïïccbcrcn jijn niet beroubcrb nog bccan*
berb/ *Deut. 8. 3. 3fft ö^üue n getoont mijn
milbljcnb/ boo? .losua en Caleb, bit baUjarben
mn na te bolgen/ en foo foubcn 511 genomen sijn
in be eeuwige ruste, öie nog boa? mijn Volk
overblijft, Ijabbe gn boïljarb mn na te balgen.
2. jj^aagt be ï^ccre berber: Ben ik u geweest
tot een uytersle donkerheyd, ber*?. 6. 05cn Land
baarmen niet nonbe taaiicn: ï}efi in u geboerb
in een plaatfe baar gcfijeft \\$/ en u fcl\'jjift ober*
befttc? 3jmmer£ neen/ maar ift ficn u tot een
ligt getaeeft/ en gn mn fienbe/ nonb baar boa?
fierfefterb sijn ban Ijet ceutaige ligt/ bat u faube
balgen; taant ïjet ligt is voor den Reglvaardigen
gezaeyt, en blijdschap voor den Opregtcn van her-
ten, ^>f. 97. ipe ï^ccre fegt/ ficn ift niet u Troost
getaeeft/ u unttjelpcr/ u frerïtte/ en n ^cerlnn*
Öenb ï €n 39 maeften anttaaarben/ ja Heere, gn
3Üt
-ocr page 67-
6                  Lodcsteyns Predikatie,
3ijt onfe Son en Schild getaeeft/ on£ Borg en
IIoogveitrek, bie onjJ foo poog berpeben ijebt/
en on£ aan u £>crbonbcn boo? foo beeï toclbaben/
en pebt on£ alle£ ten goebe laten jijn/ tcrtoijl
gp jijt getaeeft/ om ons te segenen/ en in alle?
te pclpcn/ bat moeten tap aan u boeten neer*
nniclenbc frclïcnnen.
JDcrbcr fegt be $CCte/ waarom segt dan mijn
Volk, wy zijn lleeren, baar ift immcr£ u fycztt
6en/ u ÜCigt/ en 30/ en baac nicté in nip ij? bat
te bertaenfepen sp: IDcI toaarom (egt ban mijn
©oïft/ tap jijn ihcetcnï «Dus aantaijsenbe bat pet
i£ bc grootfte onbannbaarpenb/ foo een ïjecre
te berlatcn en af te mijnen/ ja af te ballen tot
anbete peeren: Wy zijn lleeren fcggenfc/ tan fijn
in ftaat bat tan <i?ob£ Ijulpe en gunftc niet ban
nooben pebben/ Egipten fal on£ toeï pelpen; maat
bfe fou Ijaar bcfrijatnen/ 3Dcr» i: 36.
o. 3JT»y fullen niet letten op utac ftcmme/ feggen
fp/ tap fullcn na u niet lupftctcn/ nog niet boen
\'t geen 3P in <l?ob£ naam tot on pi feggen/^er. : 2.
buj» balt men ban «3obt af/ en men tacrb fig
feïfj? tot een <ï?ob/ en men leeft fiaafê/ in mee*
ning ban bjppcpb/ en bc menfrp maant spn
gelb/ gottb/ en gocb tot <£obcn/ en bocb \'t geen
met 3ijn booj» perte ober een Bomt/ en 3p tailïen
<ï?ob niet; foo geeftfe (60b ban ober aan paar
fclbcn/ Ijet ftoaarftc oojbeeï. dommige 3cpben/
top taiücn niet nomen/ top psbben getacent
in utacn bienft/ en 3ebcrb top ben ïjeere ge*
bicnb pebben/ té pet on£ qualijff gegaan; maar
boen top ben Melechct des Hemels bienbe/ ging
pet on$ toeï/ wy zijn Heeren, wy willen niet meer
tot
-ocr page 68-
over Jeremia 2 : 31.
7
tot u komen, baar tot 6ob te ftomcn/ boo?
Cftjiftut?/ t)et ïebcn #/ taant ^p be weg, bc
waarheyd, en \'t leven {$/ 3ïofi. 14. boo? toten top
tot <£ob nomen boo? ben geloove, en bat i$ on£
Heyl.
tPefe fegt/ wy zijn Ileeren, top ftebben u niet
ban boen/ tap sullen geen toebfugt meet tot u
nemen/ tap nonnen ijct fanber u tael fteïlcn/
baar ftlaagt be ï}eere ober/ en fegt/ mijn Volk
heeft mijner vergeten dagen sonder getal. <Pe
§ccre fegt: %ft fp?aft u aan in utacn grooten
boo?fpoet/ maar gp fcpbet/ ik en sal niet hoo-
ren, bit i|? utaen toeg ban utae jcugt aan/
bat gp mijne ftcmmc niet pebt geï|oo?faamt/
3er. 22: ai. en 32:30. *Pc ïtinbercn Éftaeï£
en üïubaaö/ hebben ban ïjarc jeugb aan alleen*
lijft gebaan bat rmaat taa£ in mijne oogen/ en
bat Gods Volk, bat aan ycm foo berbonbcn
toaö boo? foo beel taelbabcn/ ban mp ontban*
gen boo? foo bceï beloften/ en bic ift foo ge*
bjagen Ijcbbe/ en aangenomen aï£ be£ peeren
23?upb/ bc beminde mijner ziele, fegt bc ïjeere/
3Ger. 12:7. «ïEen fp?eeut met be tonge/ of
men toont ftet met fijn leben/ batmen ben J^ccre
berfaat/ en bat fegt mijn JDoIft/ taien£ tonf«
tientien felfê moeten getupgen ban bc£ peeren
goebftcpb/ taaarom berlaat gp mp ban/ bie bc
Springbron ben/ en ftoub u felben gebjoften
baftften upt bic geen taater fiauben; jp moeten
berftommen en befdjaamt ftaan ban al Seljo*
baa$ taegen/ yin regt/ en goebficib/ balgen^
3Ef« 33:ó. <önfc baftigfteib beftaat in <6ob te
fiennen/ en taat <£ob aan omj gebaan fteeft:
3Eant
-ocr page 69-
8                  Lodesteyns Predikatie,
UDant img fegt tic £>?ofeet/ ende het sal geschie-
den, dat de vastigheyd uwer tijden, de sterkte
uwer behoudenisse sal wesen, wijsheyd en kcn-
nisse; de vrcese des Hoeren sal zijn schat zijn.
Wat toa£ pet nu te menftljcn/ bat hit foo
fin on£ gebonben taierb? O Nederland, in b?aag
u upt <eob£ naam/ öeeft bc *|eere u getneeft
ahi een Woestijne? en moet gp niet feggen neen
Heere, maar gn Ijebt on£ gcbjagt in een Canaan,
ahj in een Paradijs, en gp sijt be berbragtingc
ban onfe ©aber*n/ bie gn berpoogt en herbenen
peöt uoben faa bcel ©ameren. g| be l=>eere
an£ getoeeft tat upterfte banlterïjeib ? «ïifèoet gn
ooft niet feggcn/ neen Heere, gn 3ijt on£ tot
een ligt getoecft/ en gn ijeht ft>t pab be£ ïebcné
on£ öcnent gemaaut; pet kostelijk liuangelium
in ftragt en ïtlaarljepb ïaten boo/tïcïïen/ foo ahj
gn aan geen ï>oïu op ben gantfcpen SCarbuo*
ben gebaan Ijeht; Itëeï taaaram fegt gn ban/
wy zijn peeren/ en gn ftieft bc taexrelb te bie*
nen/ en berïaat ben J|eere/ en bertaerpt sijn
Wetten, ah* offe gaat feïben nonben gelpen:
T®z $$zttt bie fmeeut nu nog/ en fegt/ wend u
na my toe, en word behouden\', maat gp flopt
utae aoren/ en gp balt <6ob af.
Mijn vrienden, foo gp bu$ boo?tgaat te boen/
pet guaat faï ban utocn pupfen niet aftatjncn:
É>ee on£/ abj bc ï^cetc on£ faï toojben tot een
wildernisse, en taee on£/ abj be logeere ïncg \\$/
en ban on£ faï getoeften 3ifn/ %ttt 30:2, toerö
neïaft te teeïtenen in een 23ück/ al be toeen bie
ober paar nomen foube/ be ïfeerc foube paar
ftraffen/ om batfe gem berïaten gabben/ en
feggen/
-ocr page 70-
over Jeremia 2 : 31.
9
(eggen/ spreekt tot ons sagle dingen: 3Jft fal U
berö?ijfelen fegt be ©cere/ bat baar niet een
fal oberblijben: Cn ïjp taant taat frfjiilïHcn en
tuecn Ijaar fouben aberftamen/ baaram geeft
eere den Ileere uwen God, eer hy het duyster
make: benfit niet bat gn ïjet <6ob fuït uptïjar*
ben/ be ï^eere fal ïjet minnen: ïfeben öaa?t
beg peeren üiaa?b/ Iaat be stemme Gods u ter
ïjerten gaan en tot utuc aaren ingaan/ ap bat
gn niet langer urne Ijerte tnagt betljarben.
\'t 3|| fefter bat Ijet altoos? ben liegt vaardigen
fal mcigaan/ maar mee ben Godloosen, mant
ijet fal ijem quaïijft gaan. SJmmer^ ara be
fiannen ban fanben/ bic ap Ijet ffianb leggen/
3tjn en filijben mn nog in foo berberfeujften
<öo?Iog. i. vDc ^cere fiefreïb fulfte bingen in
Ijet Land, taaarbao? an<2 be goederen majben
afgetapt/ mant Ijet Oorlogswaart i$ een anber*
fabeïuu bing. a. 3">ao? Verbonden met untfjeemfe
cJüatien: *E>an metb gefegt/ vreemde vertecren
hare kragten, baar boa? ïjet gemecne ütanb niet
alteen raerb berminberb/ maar be gemcene %\\z*
ben merben baar boa? untgeput met fcljattingen.
3- <E>e i^eere flopt be Kanalen toe/ maar npt
ben meïfranb ban Ijet %anb fau ïtomen/ en bat
$ be Negotie en Caapmanfcljap bie ïjaub ap/
foe ï^anbmerïten ftaan ftiï/ baar uut bolgt bat
ben loon ber merïtïicben mei merb berminberb/
en fu geen merft nonnen Krijgen. 4. €n bat ijet
^ojbeeï berfmaart i$/ batmen be pïage niet
6emctttt/ nog ïicljaajïijft fier/ en meet: M3en
Stijgt boa? be flage geen ïtïenne ïjerten/ be
menfeïjen merben untmenbig Ijabaarbiger/ aïg
te
-ocr page 71-
10                 Lodesteyns Predikatie,
te boren/ en öcftcben gun gelb aan onnaobig*
geben/ baar boo? tocrb be Winkelier, bie yet
taerb afgcbo?gt/ bcrarmt/ en fict fou ten Iaat»
ften ben armen boen fterben ban gcb?cft en
Ijonger.
ïMcr in ftomt ooft in aannterfting be£ peeren
tnijayepb/ bie ons niet alleen berminberb na \'t
ligljaam/ maar bpfonber in get gceftclijfte/ nu
bc fyetze ben ftanb bcr Kerke i£ tot ten mabe
en motte/ baar fenb pp aï£ een ftanfter in/ of
een upttercnbe ftao?tfe en fieftte. 35ilïijft b?eefen
ton bat quaat na bc 3ieïe/ \'t geen Ijaar geb?epgt
tacrb na Ijet ligljaam/ aï<? befelbe oo?faalt in ong
3ijn/ toaarom Ijet Ijaar oberguam/ al$ fp gare
ganbclingcn niet rctljt aaiiftclbcn/ om haar tot ben
ïïcetc te bcfiecren. JDant ben Geest der Hoere-
ryen toa^ in \'t mibbcn ban Ijaar/ en ben ï^cere
kenden ?.y niet, l:>of. 5:4. 3i>ie bingen jijn on£
tot Voorbeelden fegt ben ^Cpoftel/ 1 Co?. 10. on
bat tap an£ bes? nuaat£ niet foubcn laten gclu|ten.
3[mmcr£ be ÉJeere i{? tneï getuoon uptterlijftc
bingen tot boo?uobcn te fenben/ ban tjet geef*
telijüte: <§ict in Gods woord, en unt onberbin*
bingc/ toat <6ob i£ boenbc onber on£/ en taat
fip boo? Ijccft met be ïierft/ 3ijn (Jeslagte, taant
yp bat Israël goeb i$; fcljoon nu aï£ een Woes-
tijne, (|c.
1. *De ^cerc <öob geeft jijn boïft/ batmen in
\'t gemeen baar boo? ftoub/ bc goebe uutgenomen/
fietmen bat Christendom jatnmcrlijft leggen in be
ganben ban bc bpanben/ gaar tuallcn jijn inge*
nomen/ be bpanb i£ geftomen in get ftertejïer
ïterft/ toaar in \'t blcc3 en bc tneerelb geerft: <s>ijn
beele
-ocr page 72-
over Jeremia 2:31.
11
beeïe niet aï bienfrftnedjten ban be taeercïb ge*
taorben? taant een
ygelijk die de sonde doed, is
een dienstknecht der sonden, Hop* 8:34. Cn taect
gp niet/ bat taicn gp u ftelb tnt bienftftnegten
ter gcpoo?jaamI)epb/ gp bienftftnegten 3ijt ber
gcencr bic gp gepoojfaamt/ of oer jonnen tot öc
boob/ of ber gcpoo?faampepb ter geregtigïjepb/
ïiom. 6:16. Cn taie ban nmanb
overwonnen i$/
bie pp tot een dienstknecht gemaaftt/ 2 pet. 2:9.
fien tan bat niet boa? on£ oogen/ bat be
Chris-
tenen in fiabernp 3ijn; en taat miffen tan al/ al£
tap onfe b?pljcpb gipit 3ijn/ en pet quabe niet
paten nog laten; en cbentael fegtmen/
wy zijn
Heeren, wy en sullen niet tot u komen.
2. *Defe vyanden namen onfe goederen taeg,
1. *E5e ügpamclijften/ bic <£ob on$ gaf om pem
te bienen/ en bat gefrljieb aïfmen baar boa? be
3?uibel/ bc ïlDcerclb/ en \'t £>Iec£ bienb/ en bc
6oebcrcn ben
Baal opoffert/ aan be p?agt/ en
«Dbcrbaab/ en nemen be octafie foo toeg om
goebc taerften te boen. 2. <ép nemen be d3eefc
telijfte gocberen taeg/ taant baar nj ooft een
Rijkdom in Gode, %ut. 12:21. 33en rijftbam bcr
bolle
versekertheyd des verstands, tot ftenniffc bet
verborgenthcden Gods be£ ©aberj? enbe Clj?ifri/
Col. 2:2. 3?aar i$ een ïtijft taojben in alle re*
hen en ftenniffe/ 1 Co?. 1:5. maar onfe «3eef*
telijfte bpanben nemen pet geloobc/ en be goebc
taerften taeg/ anbcr<? fouben tap rijft 3ijn in goebe
taerften/ en met Tabitha oberbïoebig jijn in befeïbe:
•ft^aar al£ ben menfep foo öcfig i£ in be taee=
telb/ ban gaat alltg taeg: 3©aar jijn be
goede
werken onbet on£? toojbenfe onber bic ban \'t
Paus-
-ocr page 73-
12                Lodesteyns Predikatie,
Pausdom niet meer gebonben aï£ onber on*?? <§et
bog u ïjerte Ijier op.
3.  <E>efe npanben nemen al on£ tieraat taeg/
gelijft bc Franschen bebcn in \'t uutterlijfte: taant
al? 39 ben rijkdom taeg nemen/ ban te gcïifft
ooft fict bertierfel: Ijet tictaat bcr Ch?i|ïe*
nen i$ p?attijft ber bcugben/ 1 (jCim. 2:9. 10.
^at be Vrouwen in een ceruaar getoaab/ met
fcftaamte en matighenb haar ver eieren, l)et toelft
be ©t:outocn uetaamt bie be Godvrugtigheyd 6e*
hjben boa? goebe tacrften/ 1 petr. 3. Haar ver-
ciersel is den verborgen mensche des herten, in
het onverderfelijk verciersel eens sagtmocdigen stil-
len geest, die kostelijk is voor God, tal. 3. %U
baen aan ben nieuwen mensch, bie bercfert toerb
tot ftenni^/ na het «Cbenheelb be£ geencn bic hem
gefchapen heeft/ bcr£ 12. S2p boen tot bertierfel
aan be innerlijke bewegingc der bermhertigheyd,
goedertiercnlheyd, oodmoedigheyd, sagtmoedigheyd,
en langmoedigheyd. %a Christus felbe boetlfc aan
aï£ een ftleeb/ "ïtom. 13. Cn God feïfê \\§ haar
cierlijkheyd, 3|ef. 60. en 61. *E>an sijnfe aangebaan
met ben glans ban be Goddelijke Majesteyt, en
ftomen bïinftenbe a!£ Moses, boe ftn met <2?ob op
ben Berg taa<? getaeeft/ en fcljijnen fao in be
aagen ban Joden en lleydencn, fao batfe moeten
feggen/ waarlijk God is in \'t midden van dit Ge-
slagte, bie ï^p niet i£ aï£ een Woestijne af bupf*
ter SCanb.
4.  Wt\\t «tëeeftehjfte bnanben taerpen be ^up*
fen om berre/ gelijft be Franschen, aïffe anber
an£ hiaten; baar jijn mare Cljiiftcnen bie ge-
bouwt zijn tot woonsteden Gods in den Geest,
Cpft.
-ocr page 74-
over Jeremia 2 : 31.                  13
«Fpft. 2: 22. <§n taa?ben gebouwt tot een Geeste-
lyk Huys, i |>etr. 2:5. <&at Tempelen Gods,
1 Co?. 3. baar bc ï^eete in taiï taoonen. Maat
taaar jijn nu bfe Tempelen baar <öob in taaant/
om baar allc^ te regeren/ gelijft een Stuurman
in ïjet Schip ber Kerke, baar in <£abbeïijfte ant*
taoa?b taerb gegeben/ baarmen Offerhanden offert/
en 43ob bereert ban on*? goeb/ (ïc.
5. 3De J|eere Ijab eenigc vertrek-plaatsen boa?
jig felben/ en boa? jijn ïiinberen in be fóerft/
en bat ;ijn be Previlegien ban ben ï^eere/ \'t taelft
jijn be Sacramenten, en ünfonber ïjet Avondmaal,
bat toaj? be binne-kamer, baar Ijaar be liefde
tuiert getoont/ taaar in fn 0aar bermaaftte met
60b/ en onber maïftanberen; maar bat ij» nu
tot een Paarde-Slal gemaaftt/ be onrenne bieren
nomen baar in/ en ïjet ftinfiter ban bunligïjenb/
foa bat <6objS ïünbcren baar nautaïijfij? buren
nonnen. €n ïjet taaj? nog aï taeï/ öïeben maar
be facrfen en ftanaïen open/ tnaau boa? tan ftan*
ben ïebenbig gemaafit tao?ben; .ïBaar ïjeïaaj?/
tan ïjaaren ïjicram befe ftïagte be?» (Certcj?/ O
Geslapte! aanmerkt dog gy-lieden desIleerenWoord :
Ben ik Israël een Woestijne geweest, of een Land
der uyttersle donkerheyd, waarom segt dan mijn
Volk wy zijn Ileeren, wy sullen niet meer tot u
komen.
ï^oa?t ban nu berber ïjoc ïjet met onj? Land
en Kerk in \'t ligïjameïijfie en geeftelijftc/ nu aï
gelegen ij?. Geslagte, aanmerftt bog (öobj?
3&00?b. O Land, Land, Land, hoort des Ileeren
Woord. 5l\'anmerfit ban bit baïgenbe/
1. <Onj? goeb en renbeert niet/ tap ïje&uen nog
eenige
-ocr page 75-
14                    Lodesteyns Predikatie,
eenige gaebcren aï£ Jjet Woord Gods, bat raert
gep:ebiftt/ en aan ber menfcften tjunfen gctecrt
aï£ men gaat ueftraft en bermaanr/ maar raat
b?ugten u?cngt ïjet boo?t; be menfcften ftomen
niet beeï tot ftet geljoo,?/ nf ju ftomcn maar
uut geraoonte/ en baar ftomt geen beranbering
boo?/ men fian nicmant baar boa? rainnen/ ftet
ftaat aï-te-maal ftil/ p?cbiftt bat gp 3bjcet/ ten
ftelpt niet: onfc rijftbomtnen/ be Sacramenten,
taat nut boenfeï baar 43ob nogtan£ gefegt Jjab/
men fau roepen tot be Volken, en ban fouben
3P toebïoejen tot ben Derg Zion, en uut ftet
gehoor fou ftet Geloot\' ftomcn. ïïom. 10. C>crai^
ï^ct ftapert aan u of aan nip: ift onfcijuïöig mp
felben niet/ maar ftet ftapert ooft aan u gecfre*
ïoo^ftepb; 3!mmer£ \'t i£ een regtbeerbig ooibeet
<#ob£. E>e ïïinberen in be Caticftefatie bo?bcren
niet/ maar taojben baar boor erger en ftcpïoo*
fcr/ om bat beeï aDubcrj? ongeregelt raanbeïen.
ïfeïaag men uefpeurt onber gjoot en ftleun/
aftj men ftaar onbermijft ban be g?onben bcr
maarljepb in \'t puuftjft of ftufanber/ raat men
ftaar inplant/ aftj 3p Ijet fulïcn na feggen/ ftet
ftomt baar foo ftjeupel en berb?aapt upt/ 3p
üoenber een raoo?b öp/ of af/ baar boo? 3P
toonen batfe be fin niet berftacn/ of bie ber#
fteeren/ foo bat 3ulftj? een fcft\'jft i£ bat men in
u J^upfe geen Tale Canaans fp?eeftt.
a. oDnfe Commercie met ben ^emcl ftaat ftil/
bat i£ een Landt baar men ïtoopmanfeftap b?ij*
ben moet 3Pen ^emcï/ of ïiebcr ben Ileere
Jesus, ben ï|emeï ban ben Piemel, roept on£
toe/ O alle gy dorstige komt tot de Wateren,
koopt
-ocr page 76-
15
over Jeremia 2 : 31.
koopt van mijn sonder prijs, bcyde Wijn en Melk,
3ef. 55. <£lj?iftu£ be $ecre ban ben i^emel roept/
ftomt ftaopt ban mijn oage-faïbe/ on nat gn
fienbc maogt toa^bcn; maar öc mendijen sijn
niet i|einel£/ ;m brengen Ijaar jugtingc niet na
üoben/ Uac fauben 3p ban rijft taa?bcn? ^p
Sijn niet famcliaar met ben ï^emeï/ ja belc toe*
ten niet taat ift feggen tail/ om bat Ijct Euan-
gelium boa: Ijaar i£ bebeftt/ fcljaonfe ban <l?ob
en Cftjiftusy en ban iit waarheyd aïtijt gcljoojt
Ijc&öcn/ maar fanber aanbagtige Ijertc/ en eer*
jiebigftenb; bc ïiinberm ftooren tjet fanber ï)crt/
am batfe ijet foa getoent 3ijn ban be Ouders,
taant in Ijun ïjupégcfinncn bib men niet boa?
nog na ben eten/ bc Oude feggen tegenj» bc
Jonge abj men Sibben fal leest, en ban rammelt
me fao ftamerenbc taat öcen/ en bat gaat foa
oneerbicbig toe/ bat ïjet ftljanbc en fanben f$,
€n \'£abonbr? mag men op ïjet ficb fao een
JFarmuher aï flapenbe en toaftenbe fiibbcn/ abj
of f e een Afgod aanriepen. Micn bjaaft genoeg
om be ïiinberen ban ïlgljamcïijftc goeberen te
berfojgen/ maar bat ceutoig noobige toajt niet
betrapt, üpuó fict men bat ben menfeft a?ob<»
3$aarljepb en 3£»oo?b niet Ijont boa? sijn ftofte*
ïijften fcfjat/ anber3 fouben jn bie Ijaar ïiinberen
facften in te planten/ en na te ïaten: O gp
Saoj* en verkeert Geslagte, aanmerftt bog gn-
lieben bt§ peeren itëaajbt/ en ïjac bat bie goet
en goet doende God, u \'4 aïjê een Woestijne, of
een Land bcr upterfte donkerheyd.
3. Rebben top be Heylige Waarheyd, en ié
bie te aanmerften in cc£ peeren 3©oojb/ toeï
ïjoe
-ocr page 77-
\'16                Lodesteyns Predikatie,
ïjoe moeften top nu uptftetten in ^epïige ften*
niffe berre bobcn Xjtt Pausdom, taant nnfc ken-
nisse al?? boo?fegt \\$/ maeft faa aberbïoebig 3ijn
ah* te Wateren der Zee, die den Aardbodem be-
dekken, boo? Ijet onberfaeften ban bc Schriften,
bie ban ben Heere Jesus getupgen/ en baar in
i£ Ijet eeuwige leven te binben/ bolgenr? Sloft. 17.
«Dit i$ ïjet eeutaigc lebcn batfe u Hennen/ ben
eenigen taaaragtigen «ï?ab/ en Stefttm «tljjiftum
bie gp gefanben ïjeut/ en SJef. 53. Door zijn
kennisse, sal mijn Kncgt de reglveerdige, vele rcgt-
veerdig maken. 3Pp feggen niet op jfjn J>aap$/
bat be ontactcnljepb Ijet beste Geloove t$/ om
on£ zalig te maften/ maar bat Ijet waaragtig
Geloove beftaat in een Gelieyligde kennisse en ver-
trouwen; 3(a <£>ob te ïtennen/ in ijct aangezigte
Jesu Christi, en baar in Jehova te fien/ atë met
ongedekte aangesijite; Simmcr^ bie bit regt bat
en berftaat/ bie fi?i)gt foobanigc lebenbige «en*
niffe ban «60b/ ahj of Ijp alle bagen be£ Meeren
aangcsigie, in een spiegel fttaar fag/ en ooft baar
in fienbe Gods oncyndige helde tot fonbaaten/
3ijn regtbaarbigljcpb/ barmljertigljepb/ goebcp
tiercntljepb/ raagt en oncimbige taijsijepb/.in alïc
Gods deugden en bolmaalttpcben. B?ic ij? \'er nu
onber on£ bic befe wijsheid en kennisse geeft/ en
baar boa? beranberb getoojben ban lleerlijk-
hcid tot Heerlijkheid, ah/ ban be£ Ileeren Geest.
JDaat 3ijn bic berftanbige Godgeleerden, bie bt
partpen ftonnen be mant froppen? Cen blfnbe
papift taeet meer taoo?bcn upt te binben/ om
Sijne baïsljepb te befenberen/ ah* tap om be£
peeren IDoojb regt te aanmerfien en be taaar*
Scpb
-ocr page 78-
over Jeremia 8:34.                  17
Ijenb te berbebigen. 32e eerste Reformateurs na*
men taeï een Jongen unt be Caticljefatie/ om bc
Papen be monbt\' te ftappen/ jijnbe genoeg fie*
rutaam om onfc waarheyd tegen Raar valsheyd te
bcfcnbcrcn: «maar nu bint men Ret fïegt ge*
ftclt: en té \'er nog al cenige Renniffe onbee on£/
teaar jijnfc bie bc toaatRcib gceftcïijR Rennen/
fao atéfc té in % <C. «Jpdö fcljjijft onö 000,2 be
voorireffelijkheyd ban jijn Wet, maar bic toert
gearRt até taat b?eemt£/ baar té onber onj»
niet obergcbleben até ren $ttljei(tife gedaante ban
«5ob te Rennen/ öoc fou men ï}cm ban bjeefen
en bicnen; men eert nog b^eeft vi?nb niet meer/
até of Rn maar een bloR af St\'fgab taas?. Mtn
boet bc fanben/ até B^t maar niemant fier/ men
iijceft nog tocl boa; mcnfcljcn/ maar men toeet
niet bat tic be oogen gcmaaRt Reeft/ Ret siet:
en om bat <6ab niet babelijfi ftraft/ foo fizcRcn
alle fanben baa?/ men ontftcnïigt Gods Naam,
met fpjeRcn/ en balfc eeben; men smeert 69
6ab/ até °f \'t ECn Afgod taaar; men fit en
flaapt/ of oneeröicbig en gaapt/ tertaijï Gods
Woord gepicbifit tao?t; %ïaa£/ bc i|eere toert
niet gcfien/ nog geRcnt/ nog geRoo?t/ om bat
\'er geen vreese Gods onber on£ té/ en baarom
tot one< feggen mag/ Hel is mijn Volk niet meer,
de schandvlekke is hare, het zijn verdervende Kin-
deron, een zaat der Boosdoenderen, en baarom
ö Gcslagte! aanmerRt bog be| Heeren Woord,
betaijl Rn nont jijn Israël taa£ até een Woestijne,
of até een Land ban uyterste donkerheyd, taaar*
om fegt gn ban wy zijn Heeren, tap taillcn niet
tot u Romen.
2                       4- ïfeeft
-ocr page 79-
18                 Lodesteyns Predikatie,
4.. ï^eeft bE ^em on£ 3ijn lleyligc Waarheyd
jegebcn/ baat boo? moft nu nber nomen/ een
teEc gcbcidcn ban on£ pEU?e»/ En ftennfffe ban
onfE fonbEn: i£n moftEn onfc Ijcrtcn boo?gja*
bEn/ tot Van baar bimiEn rammen om alk bagen
nnfe ïjerten tE onbcrfocFfcn boo? bE oogen ban
tien al-boo?fienben <6ab/ bie onfe niErrn ïiEpjOEft:
nu té bE Oor-biegt boo? bE Paap afgcftljaft; En
bit i$ b?n iaat anbcr<? abj boa? EEn mciifclj jijn
ïjerte open tE ÏE00En; nam je ïjEt nu na tc
laten unt gobïoosljEib/ En ïaat gu u confdentte
bcrfrt)?acjen/ om bat je \\jtt boo? geen mcnfdj
öEÏjoeft te been/ tael iacet bat Ijct 60b u fal
boen iaetcn/ en Een£ fEggsn faty bat Ijn u \'t
ligt ban 3fjn Woord fcfianb/ om b\'anrennigljep&
utac£ ïjerten te ficn En tE funberen. «©aar jijn*
bEt biE Gercformeert ïjectcn/ frtjoonfc nicmenbal
toeten ban gare ïjerten; €en Papist iaEEt nog
iaat/ tEtiaijI on tEgEnj? bE Paap biegt. En bic
ïjEtn b?aagt/ i£ \'t foo of foo niEt? <&aa bJEet
§n nog iaat/ en geeft eenige Comercie met jijn
jiel/ maar EEn <6ebcfo?mecrbe/ i$ een Atlicistisc
Godloose, biE jig aan bE <§atan bernogt ïjebben
om nuaab tE bosn. iDaar i£ fuïftEn fiEbjog/
onfE bnanben jijn loo£/ maar tan jijn u?ao£:
foeftt bE mEnfcïj b?EugbE/ bt <EHtnbEÏ fleeftt gem
nbEÏc bjcugbc in be ïmnb; foefit gn bErtiEringe/
fiE baar fegt te taerclb/ baar jijn Hofreïijftc
Santen/ en Ijair om \'t ijooft/ n?uHen en ftriimen/
paarlcn en biamanten om u ïjafê/ foo bat men
boa? bie nbcle bingen ban ben ï|cetE affjoEmrt:
iaaar jijnbEr biE ban bat iDsrbErf in bt 3JDEEEÏ&
bïiEben/ ftEnbe bat aluté nbElljEnb i$/ en garf"
linge
-ocr page 80-
over Jercmia 2 : 31.
10
linne be£ <£ecfte£: maar aan bie onuebagtfamc
ban ftcttcn/ bcplt ben .^§atan jijn tïaïfcljc taarcn/
ftccftt gaat bc lcttcr-ftenni£ in be tjanb/ in
plaats ban Vaare gecftclijftc ftcnniö/ baar gaat
ücn menfdj ban Iccren/ en foeftt foo ecnige
tooajben ban be toaarfjeib in jijn memorie te
ftrijjjen/ en baar tnebe tnennt Ijn ftennté genoeg
te Ijcüben ban bc taaarlfcyb. 45en Stinïeni gaat
naarftig bc Moeiten bioj fiïabcrcn/ ft?ijgt een
g:aot verslanl. tacet te disputerea bao: be waar-
lieyd , ïm tactb ten ïaatften Proponent, en ban
Stactft Ijn op ben Predik-siocl, en bien Rabbi
tactb ban cen Predikant, en maant \'er ban beetc
geïijft Ijn is/ en \'t i\'s» al-tc-maal balfclj/ foo lang
be $Jccrc fcïfs? be taaarftcnb niet leert in bc jiele/
boa? 3ijn Woord te aanmerften; Ily is haar een
don-o Woesleyn, en donker Land, maar JU heeren
jijnbe/ taillcn niet tot ben hoogsten Heere ftennen/
en Ijculïcn geen luft aan bc kennisse jijner wegen.
5. 3?c «ëatan ftccftt fiaar een waan geloof in
be ïjanb/ in plaats ban ljet ware zaligmakende
geloove: <0 [egt pp/ gp moet geïoabcn bat gp
3uït zalig toenben/ bat 2fcfuö u Zaligmaker ié/
en bat fieftaat in een baft betrouwen, bat niet
alleen anberc/ maar ooft u vergevinge der sonden
Scfcfticb i£: <£n of bc Predikant aï anbcré fepb,
en u in ttaijffel-tailb bjengen/ Iaat u niet aften*
öen. ?Ou# tao?b men Bcbjogen/ taant pet ware
Geloof i£ be taaaragtigc tocftcnimingc ber taaar.-
fteben/ bic ïjcm ban} Gods Geest geïcerb taojben ••
öaar boa? pp ban met «öob taojb vereenigt, en
3jcfuj» ftamt baar boa? woonen in sijn" ziele.
Cen Gereiormeert Christen, bic be ï?cere 0?na
2*                             3ijn
-ocr page 81-
20                Lodesteyns Predikatie,
3i)ll heylige waarheyd geeft gegebcn/ bic moeft
nu gcpeel boob aan a! jijn epgen sijn/ tap
mocftcn niet meer on£ felbcn/ maar % C. epgen
3ijn/ en ton met Paulus feggen; Ik leve niet
meer, maar Christus leefd in my, en al het eygen
ik, is dood: Ik ben met Christus gekruyst, en
begraven. %a nu een bon? alle gcfto:ben i£/
moeten tan alle gcfto?beu sijn/ op bat tap niet
meet on£ fclben foubcn Icbcn/ maar Ijcm bic
boo? onë geïtrupfr en gefro?bcn ; bus moeft
men jijn gcfta:bcn/ en on£ Icben met Ctj?tflu^
berbo:gen in <ü>obe. ^êiet nu/ poe gaat Ijct
onber on?? Christenen toe ? <§ijn tap fulïtcn boa*
ben £>oïh ? peeftmen geen eygen, faeHtmcn geen
epgen eer/ nog profijt meer? ^(é\'er onber be
Cpjiftcn Overheden geen ftaatfugt/ foeïttmen
geen boojbeeï/ en niet bat jljn epgen ifï/ maar
\'t geen ecnö anber£ igx %\\t meen/ baar taojb
taat geïoopen en geb?aaft/ om eere en pooge
ftaatcn/ elft ïeeft maar foo abj pet boo?becï gem
beft biencn ftan: <§iet cenö be Winkeliers in Ijaar
clïc/ mate/ en toaren te berfioopen/ bol beb?og/
foo batmen poojb tot ftpanben ban pet Cpjiftcn
£>olH/ batter Confrfenticufcr Papisten jpn/ al£ on*
ber oné/ bic <£crefo?meerbe Christenen ïjeeten: <Pe
groote onberbjufiften be ftïepne/ berïtojten Ijaar
ïoon/ berminberen Qun regt/ laten paar bienen
fonber batmen gaar pet£ geeft abj ban \'t gemeen.
6. <Pcn Duyvel fteefit Ijaar een ccrïijft Icbcn in
bc panb/ in piaat£ ban pet toarc Christelijk leven;
neen/ gp moet beboot jijn/ bpfonber abTcr een
Predikant 6p foj; en foo i£ jijnc ftaat erger até
ber tëobïoofen/ taant bic ïïonb gp nog aanfp?^
ften
-ocr page 82-
over Jeremia 2 : 31                  21
ftcn en obertuygen/ maar ban bcfe fenb te %a*
ïigmafter/ bat Hoeren en Tollenaren, ïjaar fullen
boojgaan in \'t Koningrijke der Hemelen. DDaar
m niet gefto^ben 3ijn aan Ijaat engen gemaft;
höcc neemt foo bcel ruft afê ftn ftrijgen ftan;
tnat angemaft boeb Ijn fig fciben aan/ om ben
God des Hemels te bicnen? ïJDic gaatcr betf nagtë
tint fijn gemaftfteïijft btbbz om te bibben? Wit
ö?ceftt ban jijn flaap taat af/ om Ijem te mo?*
tificcren/ en fig onber dienstbaarheyd te brengen/
om <6ob beter te bienen: i£ie lijb taat om ben
naam ban Cl)jiftu£; neen/ men eet en bjinftt/
foo Icftftcr afé men tjet ftrijgen ftan/ en men
fiaaut foo lang men tail/ en men gaat fao ge*
maftftelijft op en neer; ooft tael te Kerk, men
öib en ïceft atë \'t on£ luft; maar baar té geen
frtjiju ban baob te jijn aan engen bctmaaft en
gemaft/ en bic mecnen nog al goebe Cljjiftcnen
te jijn/ ja ban \'t befte foo?t.
7. üiJaar ftomt ban bn ftet oajbecl ban ben
ï)eerc/ bat be «menfeft fig inbeeïb bat Ijn rijk i$/
en Ijn i£ arm na bc jiele/ nogtan£ toit ijn fig
b.iagcn alj» een rijftc. i^n fenb ift ben een goed
Christen, ift ga te Kerk, en ten Avondmaal, (|C,
maar \'t gaebc taerb ftcm ter baob/ en ban bjaagt
Öp fig aï£ een rijftc/ en bat i$ be taeg tot be
unterfte armoebc/ tot taeïftc be Zaligmaker fegt:
Oeh dat gy blind waard, maar nu gn fegt dat
gy sict, nu ftïnben utae fonben. Mu geb?unftt
BU al be Previlegien ban Gods Kinderen ; gn bjingt
U in be binne-kamer, baar niet atë be Schapen
Wogen ftamen/ en mat bunftt u/ ii baar niet
een bloeft te galen/ tettaijl gu eet en bjinftt u
feïben
-ocr page 83-
22                Lodesteyns Predikatie,
felben ten oo?beeï? en foa gn baar langer in
bluft/ foa fult gn Ijoe langer Ijoe erger toojben*
Ü Geslagle! aanmernt en l)oo?b bc£ Heeren woord:
of i£ Ijn een woestijne, een Xanb ban uyterste
duysternisse, toaarom toilb gn ban u rpgen Deere
3ijn/ en niet meer tot 4?ob Bomen: Bu bc ïjeere
on£ ïjeeft gegeben bc itlccrc ber toaarljeub/ en
3ijn genabe/ om boa? \'t gcloobe met £tj?iftu£
bereenigt te toojben/ on bat SiesujJ ju on<« Doofb/
en ton jijn \'Itcbcmaten/ en foa bomt Ijn met
3ijnc genabe in onfc jieïc iubïoejcn/ en birrb on<?
een lebcnbiginaficnbcn töecft: nu %t)u$ in on?
leeft/ en uj een fnijfc onfer 3icïen/ %o\\j. 6. *Die
ban \'t I\'ausdom ïeeren bat jn SLcfujj toaarlijft
cetcn in \'t *OutacItjc/ en ïjcm boo? bc maagc
fenben in \'t berte/ \'t tacïft niet taaar i«j; .ïfêaar
ton feggen/ Ijn bjoont in on£/ abj een ifèeefter
en ïioning/ en bat ton 3Ün Beeld b?agcn/ 03aï. 4.
Mijn Kinderkens die ik arbeydc te wederhoren, op
dat Christus een gestalte in u krijge, en foo moe»
ten ton nu get ïeben bat ton ïjeufien/ leben boo?
\'t gcloobe bt$ <§oon<« 6ob£/ en 3ijn 23celb uut*
bruMtcn
i. <önfen Salijimaker toa£ fecr fagtmocbig/ abj
Ijn gcfrtjoiben toierb/ en fcfjolb Ijn niet taecr/
maar ftet ecn$ onber ong Christenen, toat i<? \'er
een nijb/ h>at/ en ttoiftgicrigïjcnb/ onber be
groote en ftlepne? 3£>at ijS \'er een to?aaftgicrig*
Ijepö/ en onbcrfoeneliiften Ijaat; bocb toat gn
toilb/ men ban be menftijen aan geen berfacnen
ürijgen/ al foubcn fn baacom bcrlorcn gaan/ foo
bat ift tocl beftennen toil/ bat \'er in mijn gantfep
wijk toennig of geen toert/ bie gaar sagtmoedig
bragen/
-ocr page 84-
over Jeremia 2: 31.                  23
b?agen/ en vreedsaem ?ijn unt ranfeientie/ om
Christus .exempel na te balgen/ tn baatam geen
frljclbcn met fdjclbcn bergdben.
2.  <0nfc Saligmaker tnaö fcer liefhebbende, fDO
tod bpanben als» b?icnben/ boa? toten lm 3Ün
lebcn Ijccft gelaten; «JEaar toaar té be liefde on*
bcr onó? taic Betoont bic pligt ban broederlijke
liefde? onbet broame i£ fao tod alp onb?aame/
fioofc nijbigljepb/ ttaifrgictigïjcpb/ agterftïap/
ïaftcren/ en fpottcn met malftanbcren/ ja allen
lioofen Vjanbel. %ït ïjeu menigmaal gebagt/ ïjae
be <CD?i|tcncn ueft aan een te berbinben/ maar
ift ftc baar geen raab toe/ baar ulcbcnbcr nau*
toeïijft£ a of 3 aan een.
3.   <0nfe Saligmaker toaj? geheel Hemels, niet
UDeerelb^/ $p toa£ geuïeeb met een rok sonder
naat, ban \'t Ijoofb tot bc boeten/ baar toaj» maar
een gat in baar Ijp \'t Ijoofb boa? ftaft/ maar 3ijn
ticraab taa£ Ijct fdjoane deugden-kleed; en afê
ÖP boa? onö ïecb/ ïua£ jijn Ijair met bïaeb bc*
ftlab/ en bat ma$ jijn friseercel: AGïaat \'t jijn
onber ons? nu altcmaaf Juffers, elft gaat bpna ba*
ben 3ijn fraat/ in \'t balgen bcr mabe/ en Ijaar
optapen na be ftaier bc£ \'tucreïb^; bc rijlicn toe*
ten niet meer te boen/ bat Ijct gemecne boïft
niet tuil na boen/ in \'t ïigïjaam babcn te antblaa*
ten/ en jijn faa bcrtcl inbc bercieringe ban Ijaar
Öoofb/ bat brecmt menfdtcn-ljair niet gacb ge*
nacg té/ maar nemen tacl Geyten-bair. om baar
mebe gaar p?agt te bcb?ijbcn/ in \'tinaatten ber
Htcebcrcn fao lang en mijb/ batfe ober be frraat
liepen. 3Dat meenje groatcn/ bat gn met §et
Boeb bat dPab bc J|ecre u geeft/ maagt bacn
raat
-ocr page 85-
24                Lodesteyns Predikatie,
taat gn toilb/ en bat <£ob u om u grootc gaeb
ontficn faï/ en ïatcn u gem unttartcn/ en 3ijn
\'Seclb met boeten bettreben/ taeet gn niet bat
get $ob u eenj? faï boo? oogen flcïïcn» ÏDen
5tuoflcI toil^ bat be Vrouwen gaar matig bertie*
ren/ en bat met frtjaamte/ al£ Ijct bc <£abfaïige
&>?outocn betaamt/ met een stillen en saglmocdigen
Geest, die kostelijk is voor God.
4. 3?c ï^enlige toaatljcib aangemernt in be£
peeren tooo^b/ bic maant en ïcerb ben Cljjiflen
£>aIFïc (eet aanbagfig in Gods huys, ectbicbig
boo? £ob/ beftg met jijn tonftientic/ om 3ijn
lieben 3-cfUj?/ bc minnaar ban sijn 3icl tocber
te lieben en beminnen. <0 mie foube fuiïtc fcljaa*
ncn/ lieben/ en Ifeftalligcn bcbaUigcn Minnaar
niet lief Ijebocn/ en ncbené bic fitten fanbet
Ijem liefbe te bctaonen/ bat foube onmogeïijft
3ijn. $et ftonbe nog biel 3ijn batmen ncben£
een ncftaïïigcn fat/ fonber te lieben/ maar al£
men met befelbe bcreenigt i$/ fonmen ban niet
b?onuen too?bcn ban minnen/ met nn£ Ijctte
te tooncn boo? t\'famcnfpjatien/ en bat ï>cm
obergeben; maar bat ij! onber on£ tacg/ men
meet ban geen aanbagt/ eerbieb/ nog ronfricn*
tieujf onberfoeften/ of fiibben: ifëen meet ban
geen uefbe-teeftenen te tooncn/ aan ben belief*
ben/ maar men b?ccmb ban <£ob en Cö?ifttt£/
nogtan£ men meent Ijct ij? nog foo guaab niet/
men ij? nog gocbe cerlijfte lieben/ en \'t noobige
taerb niet geften/ nog ter Ijertcn genomen/ bat
Gods Geest ober al onber nnj? unt bc Kerk i$/
foo biel alj? unt be Poliei, foo tocl unt bc Meeren,
a$ unt bc Leeraars, \'t i£ al bleeftlj/ ton boen
foa
-ocr page 86-
25
over Jeremia 2 : 31.
foo aï£ \'t on£ gocb bunftt. £n bat taa?b onbet
an^ foo bjcemb/ afê men fegt bat Gods Geest
tocg W batmen tocl fou b?agen of\'er no» wel
een II. Geest was, bat tao?b niet geftent/ até een
quaat; men agt maar \'t bctberf ban d3obö Poïft/
bic grabe fanben ban ïtactctn/ bjanftcnftljap/
maat \'t i£ nicmenbal of men aan \'t ftcttc bet*
bo?ben i£.
Ijiet ban baan ftomt i. bat ton nieté en fieb*
ben/ maat ftctbcn ban fiant af aan/ en tan
bomen onber be booben/ ton gaan baar rmn*
nenbe ljcencn/ Ijebbcn tacl bc gebaante ber God-
saligheyd, maar be kragt io bcrïocljenb/ i Cim. 3.
3ja jnjijn a$ ïebcnbe gejtajbcn/ niet bjcemb/
taant baar té geen IcbenjS mibbel/ ftoe foube
jn ban Icben? §cfu£ tao?b niet aangenomen,
2.4fócn fian geen schatlinge gebcn aan ben Ilcere,
bic ton fdjuïbig jijn/ boa? Ijcm te bicnen/ b:ee*
fen/ licben/ en lobcn. 5CUe£ jijn ton fdjuïbig
aan ben Heere op te ofleren, on£ felben maeftcn
tan ftcllcn tat een ïebcnbe/ Ijcilige/ en Gode
welbehagelijke Oflerhande; onfc <6ocbctcn/ l^UUfcn/
ïtinberen/ fict bomt aïtemaal ben C^cerc toe:
maar tjoe foubcn tan Ijet opofferen/ baar i$ geen
Hemels vier, baar ftomt bic onrcgtbecrbigljcnb
ban baan/ bat tan Ijet aïlc£ geben aan bc tae*
relb/ en blccfcïnfte tacllujten/ bit firijg boeren
tegen be jiele.
Mijn vrienden, bent gn nu toeï obertuigt bat
ïjet foo flcgt ftaat met be Kerke? Immcrg ift
fian Ijet tael fïen/ aïö ifi \'er maar om benfit;
taaatïijft tan tao?ben arm na be 3tele/ en nog
ftanmen Ijet nautalijfig merfien. <0 lectben tan
nu
-ocr page 87-
26                Lodcsleyns Predikatie,
nu berftaan en outnerften/ bat ton be Goederen
ban foo goeden God, uut foo bollen fonteyn niet
toel ïjcuben aangeïegb/ nog gcfijunlït tot cere
ban <£ob/ bic Bron ban zegeningen, maar men
geeft bic boa? fig fclben geb^uifit/ aï ten fcljoon*
fteu genomen om in ben Hemel te namen/ en
foa neemt bc ïjeere ban bic ooft taeg/ \'t geenc
Ijn meent te Ijcüücn.
ï?ct berftoaart bc cliënte ban Gods Volk fcffeitt*
Kclnli/ bat fcob£ <8efïagtc jijn ïiinberen/ ooft
in bat berberf toojben ingctaifttïclt/ 3ijnbc gec*
ftcloofc £o?tnaïiftcn/ anbetc ffen \'t berbal/ en
Hïagcn baar ober/ batmen Gods goedheyd mi$>
b?upftt/ en bc ï?ccrc on£ baarom" ftraft en be*
foeftt. 21\'tö toat i£ \'er een berbal in ben 4?ceft
ber bertrooftinge/ en bcr ï^culigmalïinge/ bc
bclijbcniffc ban Gods Geest i£ onber onj? tocg/
be <£ccft bcr obertuuginge ontbjecïït/ en bu£
Icgtmen oocn boo? alle fonben/ boa? toeiuer
gcmccnc ftraom men too:b tocg geboect. 30\'er
nag een goebc gcftaïtc in fommigr/ bic ïooutmen
tegen/ rn toil bic niet Ijcuficn. 9CÏ<? \'er ober
eenigc jaren fommigc \'t berbal toilbcn reforraeeren,
bic \'t goebe ban £>obji ^Dollf fogten/ toat maan*
ten men bic Ijateïijif/ toat toa£ \'er een getoeïb
boo? \'t gantfeïje :TLanb 5 als? \'er ebentoeï een met
Ijet toerft boa? taiïbe/ toat tooeïb baar alle man
tegen/ aïcun en groot/ aï toat in bat fonbige
ligljaam i$/ bat ftaat er tegen op: ï$ct eben
ecn£ aï£ met een t[uabt ongcfonbe maag/ toat
goebp bat baar in Uomt/ aï bc qitabe ïjumruren
jijnber tegen/ Ijet moet \'er toccr unt. <§oo
ftaat öct nu met 6ob£ £>oIh/ toat gocb baar
in
-ocr page 88-
over Jeremia 2 : 31.
•27
in ftomt/ bat ongcfonbe fto?pus?/ en al tric mtabc
ïjumeurcn/ taarten baat tejjcn aan/ en Ijet ruft
niet of \'t goebe i£ \'er taecr upt/ foo bat filijftt
bat 03ob^ <J?eeft onber on$ taeg i$/ en bat ton
aan \'t ïjerte berbojben jnn. <§egt on ift en
fie bat niet/ tort bat i$ om bat gp foo toeinig
geeft en ligt gefit/ anber£ foube gp bat fien:
ÜL\'eerb yet nu nog fien en fieftlagen.
%n be eerste Reformatie toierben tort Qonbcrb
fieftcert tcgcn£ nu een/ men toartb en b^oet nu
in \'t bonnet Kano/ als? in een fitjabuto bc£
boobs: Ijet ij? of <Cob tit ïierft met be vloek fic*
befttc: <£cn oub ÜL\'ecraar fenbe cen£/ bat baar
gn te noren tort honderd bekeerd had, boa?
een£ te pjebiften/ bat ijn nu boa? honderd Pre-
dikaiiën, nautoclpfijï een mcnfrlj befteerb; en
fegt/ ift fien be frtbe <lï5an/ pjebifte met befrt*
be ü3ee£t/ maar in geïoobc bat Gods vloek op
3l\'anb en ïierft ruft; men toagt na ligt, maar
baar té nict£ até bupfternté/ be ïïcfo?matie
neemt af/ «?rootc ballen af/ ja gcljeeïe ïioning*
ruften berberben/ \'t i£ of <£ob be Spaansche In-
quisitic gefijupftte nm jpn JDoIft te flaan/ en
plaagt paar met ongemeene ftraffe/ en fent\'er
ten ïaatften 3ijn vloek onbet/ aïïe£ gaat te rugge/
afê Ijet foo boo?tgaet/ faï Ijet met be Gerelbr-
meerdc ïterft fiaaft upt 3ijn. <0 bat \'er eenj? een
roere nuam onber Ijet Volk des Ileeren, en bie
ftille gcruftpepb taeg bïoob/ om te beter be <6ob*
ïoo^ljepb tipt ons? ïjerte en ïterft te boen ber*
Bupfen.
%oeb elft taat gp ftonb tot reformeren. Over-
lieden en Leeraren öocb bog u beft/ fegt Gods
Volk
-ocr page 89-
28                Lodesteyns Predikatie,
Tolk bat Ret foa ftegt met Baar fraat/ Renb nber
te ongcftaRc in u ï^un^gcfin/ bcRjb u fanben
boa? ben ^eerc/ faeRt \'t geen in Zion ontftelb
i£ berbetert te fitijgen. !lLaat onö \'t befte boen
om Gods Geest fn ons bermcerbert te Stijgen en
bat Zion mag een nicuto !cben Rrijgen: tïl3aar
f£ \'t nu fao/ batmen leeft auj in een lïabel bol
bertaarringen/ taceft bog getaaatfcljaut baatom
niet te toanRopen/ taant tan Rebben een rijken
magtigen God, bie Ret te 3ijncr tijb nog fal boen
untfp?unten. *De Peere taaaRt ober Zion, en baar
fuiïcn nog ecn£ Romen bie ttaee goude kruyken
bic Olie fullcn untgieten/ SacR. 4:12. <*Ceh 1.
S3eficnt bat gn arm jijt/ baarom taierb .lohannes
geboben aan be Kerke ban Sardis te frRjijben/
gy hebt de naam dat gy leeld , en gy zijd dood: <®tR
bat tan ecn$ begonben te Ren onfc bnnbljcnb en
armoebe (mn bunfit bat ift Ret eenigfint^ begint
te fien): en bat tan ban ecn£ begonben te RIa*
gen; «D taat ben iR bunftct/ en een armen be*
beïaar/ bie bRnb en naaRt ben: bit tacnft ben
Engel boo? be Gemeente ban ÜEaobicca; Och dat
gy koud of warm waart, baarom bib bat be ï^eere
Ret aan u tail openbaren, o, a?n moet al be
anbere Rijkdommen tacg boen/ nu Rebt gn u
bermaaReiijRRcben/ ©jienben/ J^unfen/ en ï|o#
ben/ en bie Rebben u herten ingenomen: JDcen/
al bic finlijRReben moeten taeg: «önbertuffcRen
fegtmen ifi mag bat 00R tacl ïenben/ bog be
bnanb fenb/ ik heb u berte. 3. Hfccrt u bnan*
ben Rennen/ be Duyvel en Weereld, maat u fel*
ben 3ijt gn be meeftè bnanb/ boa? u fonbig bïccjf/
fcfioon gn bie foo niet boo? u bpanben Roub:
-ocr page 90-
over Jercmia 2:31.
20
<£p ïjebt be toeereïb lief/ en boïgt trfe in allejf
na/ en ban tailb gp nog bc naam Jjebben ban
Christenen, bic aOj Soldaten strijden, maar taaar
begt 0H tegen? tegenj? bc Schaduwen, taant be
bcgecrlijHljcben Fjcbt gp lief/ maar gp moeftfe
boo? n bnanben Ijouben/ en bie Ijaten: maar nu
betftaat men nog niet/ toaar in pet pointt ban
bpanbfcrjapbcftaat/poefaumenbaar tegen frrijben.
4.  <£p moeft Commercie met ben Hemel Fjou*
öen/ tacfit U op tot Gebeden en heylige Medita-
tien, |>Fj. 4 :6. 3Caat u begeerte in alle?? bno?
fiibbinge/ en fmecfiinge/ met Danksogginge be-
kent worden by God, <£pfj. 6: iS. Mitt alle bib\'
bingc en fmeefiingen/ boa? alle be heiligen.
<£p moeft inbc mo?gcnftonb u rjerte aan ben
ï^emcl geben/ en ban boojt aï taat tan boen
boo? ben ï>cere boen/ met een ^emebj ijerte/
tn bat moet jnn bp bie §cmclfcfje fetjattcn.
5.  %\\§ u gefegt tocrb/ bat gp ban ben ï>emeï
" moet toaren noopen/ foo berftaat bat gp o?ob feïfjï
moet Fjcbbcn/ anbcrj» fult gp bebjogen uptfto*
men. £>eeïe pebben anbere bingen gefogt/ maar
Ijoo^b taat tot Abraham gefegt taierb; Ik ben u
schild, en loon seer groot: «ïtëen fjangt te beeï
aan be Gaven ban <#ob/ en be $eere ftent men
niet: aïïe anbere bingen moeten aangenaam jpn
om Gods wil, tn bat foubc u tot be toaretpn*
bom bjengen.
6.   3>etopl 60b te binben ij? boa? een geefte*
rpfte ftennis?/ faa moeten tap ban ben ^emel af*
ïjangen en fjet ban bie foeïten baar fjet te ftrp*
gen ij?. üPaar toe Iaat anj? Fjerte jpn tfamen
geboegb/ in eenen <6eefï/ en roepen/ Hecre Jesus
toont
-ocr page 91-
30                Lodesteyns Predikatie,
toont ons den Vader, en het is ons genoeg.
<D bat tan bog nu ben taaren <£ob mogtcn
gaan bienen.
.HEïaar tocet bat bc Godsdienst niet alleen ne*
ftaat in be Kerk te gaan/ en be^fclfê oeffenin»
ge toaar te nemen/ maat \'t té een taaaragtige
bienftïinegt en bienftmaagt ban £ob te 3511:
3?cn Xnf-eugen mag gccnfrntS boa? fig felben
3nn: foa moeiten ton met al taat ton Qcijöcn/
3nn tot Gods Heerlijkheyd, en Ijcm te prnsen/
onfe ïmogfte b:eugbe 31111/ £>f. 34.. T>at té Öet
grootftc gcluït ban Ijct tcbeïpït ^cïjepfcl. 38n
moeften ïunfteren na al toat <£>ob geüieb: be
ï^cerc felfj? moeft on£ deel 3nn/ en ton moeften
ê>aü laten Heersenen boor fig felben; ban $ab
betojogt te 3pn/ té *£ob te bienen/ bc ï^rerc
bant 3U11 4?ecft in otté te laten tacrfien. 3$n
moeten geïjeeï 3pn getranfuojtcert en bcrïoa*
djenb/ feggcnbe Ileere leert gy my u welbehagen
doen, en uwen goeden Geest geleyde my in een
effen Land, Pf. 143: 10.
1.   €ot fietoeging/ om nu ben bienft ban <6ab
te fitefen/ ton jnn ben Ileere engen/ am bat Ijn
oné gemaaut beeft/ ïïom. 11:36. Unt ïjem/
en boa? ïjem 3nn alle bingen; <êoo nomen tap
ben fyetzt toe: M^aat ban té\'et nog een anbet
engenbom/ baar ban ftaat 1 «Co?. 6:20. €n in
bien engenbom fieftaat on£ geiuft/ taant ben
Heere te dienen té heerschen.
2.  l>efen bienft té niet foo ftaaat até ban be
Heersehers be£ ül\'anb^/ ben bienft q?ob£ té alleen
goeb/ be anberc miaat: ban alhté bat geljoojb
té/ té \'t epnbe banbe fafte/ vreest God, en on-
derhoud
-ocr page 92-
over Jercmia 2:31.
31
derlioud sijne Geboden, want dat betaamt alle men-
schen, p?eb. 12:13. UDelfte bienft <l?ab£ met
bt§ merifcljcn natuur/ tacï ober een ftamt.
3.  3?en bienft <£abt? i$ bc taaajagtige bjp*
Ijcib/ 3!alj. o: 34. Want die de sonden doed, is
een dienstknecht der sonden: <§aa lang ton sntt
buutcn ben bienft ban <J?ob/ snn ton maat fla*
ben/ ren mobc/ eer moone ftaicr/ af een ïeft*
lieren beet/ ban men niet laten/ maar bic ben
^§oane bjngcmaaïtt Ijecft/ bicfaï taaarlnïib:n;mn,
4.  9fn befen bienft beftaat bc toarc blnbfdjap
en bcrgcnacgcn ber jicïcn/ Xiom. 14: 17. Het
Koningrijke Gods is vrede, en blijdschap, door
den II. Geest, toeïne ïjerteïijfie vreugde in <£ob/
boa? üïefum Cïjjifrum/ faa tacï afó Ijare vrede,
alle verstand te baben gaat.
5.  £>en dienst Gods té \'t Icben ban anfc jicl/
anbcrj» yxn tan baob/ enïcbcnbc gcfta:bcn/1 ^irn.
5:6. «ïfèaar boa? befen öicnft men Gode
levende, Kam. 6:11. \'t%3 Ijct leven ber <£cnabe
bat niet on en ïjaub/ tat bat Ijct tacrb Vjet leven
ban Heerlijkheyd: 3;a <£ob te bennen i£ Ütt
eeutaigc Icbcn/ ~(aïj. 17.
6.   \'t aaft anfc glorie en i|eerïrmï|enb:
3Dat eer ïtan een rebeïijff ^rtjcnfcl anbcrs>l)cb*
ben/ afê bat Qn <J?ob bienb? taat ftanber geer*
ïijfier 3ijn atë Dienaren te jijn ban bic bc Wiip
ïjenb/ gocbrjenb/ en \'SClgenaegfaamïjcnb fclber
té: Wat i$ be glorie ban engelen/ en faïige
3ieïen/ anbcrj?/ até gebuerig/ en fonber ennbe
te roepen/ eere zy Gode, en ben Lamme, en
bat in bernictiging ban anj» felben. "ïït 24.
Ouderlingen bielen neber baar ïjtm bie op ben
Troon
-ocr page 93-
32                 Lodcsteyns Predikatie
Troon fat/ tnbe aanbaben ïjem bic ïccfb tot
inbcr eeutoigïjcpb/ en toierpen gare ïiroonen
boa? ben (C?oon/fcggcnbe: Gy Heere zijt waardig
ie ontfangen de eerc, ende Heerlijkheyd, ende kragt:
&aa ncber te fitten in spn gronbeïoog nict/en
baat bc glorie Gods te aanfcljoutaen/ en bie
upt te roepen in aïlc ccutaigïjcpb.
7. ï^et i£ be geruftgepb en ftilte banbc jieï/
taant ban i£ "t rebclijft <édjepfel cerft te ujeben/
als Ijct bc toaarljcpb geeft: X\'ecrb ban u ccutaig
heyl en saligheyd berftiefen. <£c ijtttt ïcpb nu
nog 3ijn roebcn en 3egcningen te boften/ aan
on£ upt enbclc ïicfbc: ïCp liepen te poft na on^
berberf/ maar bc ï^ccre bomt met foo een roebe/
bic foo toonber uclcpb iji/ bpfonber ontrent bc
ïierbe/ taant bic boub nog ftanb: \'t%$ abj of
<&ab fepbe: ïiora Iccrb nu nog Ijct goebe/taant
gp Ijcbt nu nog u bjpljcpb/ u o?b?c/ en alle£;
Snbien tan on?" nu nog niet beteren/ taat Ijcb*
ben tap te taagten/ ab? bat be £>ecre on£ fal
ïjanbclcn abj cen bertao?pcIijiï filucr.
&u bc middelen <Cb\\:ifrenen/ om tot bcfen
bienft <£ob£ te raficn.
1. $eft u ïjertc na bobcn/ op bat gn <J?ob
moogt bennen/ fonber \'ttoelbe gn ben ï}ccre
niet bicnen ftonb: maar taect bat Ijct tipten
Ipb taaarnctnen ban al bic oeffeningen/ en baar
boo? ecnig uerftanb te brijgen/ bat en i$ bic
ftennbj niet/ baar moet een banbban fiobcn bomen/
be ï^ccre moet Ijcm feïben openbaren/ niemanb
benb ben Dabcr ban ben 4*aane/ en bic Ijct
ben 4Baon gelieft te openbaren/ bat jal u feer
boen afgangen banben Hemel, inbtcn gp ttn
pïante
-ocr page 94-
over Jeremia 2 : 31.
33
pïatlte jijt bie onfen Uemelschen Vader geplant heeft.
2.   ^p bat ligt moeten tap fien bat top ben
^eete niet pebucn gebienb; baar ftomt an£ \'t
guaat ban baan/ bat tap mecnen \'tb* al tael/
o ftent utaen tneg in pet ®al/ gp ïigtc en fnelle
ïicmcïinne/ bie utae tnegen berb?apt/ %tx. i.
©oen Jesaias ben I^eerc geften pabbe/ riep pp
uit; O wee my, ik ben een Man van onreyne lip—
pen. 3GaB raéenbe bat pp aï peel tael ben I?eere
bienbc/ maat boe pp pem ecn£ sag, ftrecg pp
berouw, en bccfaepbe fig in stof en assche,
3ab 42. 3i>aar uornt al pet o,uaat ban baan/
ijat men meent/ en fegt/ ik doe mijn best, taat
foub\' iu meet boen?
3.   ü£at tap lecren fien gae tap on£ fclben
bienen/ afó of tap ï^eeten taaten: Wit bienb
gp bog! «ëaeft gp niet boa? u beroep u cpgen
feaft/ bermaaït/ en ïettfterpepb ? %\\$ gp te ïierft
gaat/ taat foeftt gp/ i£ \'t niet maat u epgen
jaligpcpb; 9Wg gp bib/ i£ \'t niet boo? u? en \'t
mocfr alteraaal boo? q?ob jijn/ tot eeten en
tijinften toe: «Stelt bog u ïjette op utae taegen.
4.   Gepaft al bien borigen bienft af/ taant
fno ïang pebt gp nog bc 3J>upbeï/ Wttxtïb/ en
\'t3DÏEC.Ö gebienb; boeb bat aïtemaal een<? ftaijgen/
baa? \'t opboïgen ban be Les onfejf? ^aïigmaffer^.
Verlochent u selvcn, bat u ï^epl/ en ooft u
jaligpcpb te faeftcn/ taant ban faï bc ï^ecre in
bc plaats nomen: tyn peeft nog gedagten des
vredes ober on£: taaarom foub\' pp anber£ sijn
zegeninge en roede aan on£ te ftofte leggen?
5.  aSeeft u ober ter geïepbe ban <£obt/ en fegt
Hcere ik heb gedwaald als een verloren Schaap,
3                             soekt
-ocr page 95-
34 Lodesteyns Predikatie, over Jeremia 2: 31.
soekt uwen knegt, jjs>f. 119:176. ifóomt gp tot
mp/ en utaen goeden Geest geleyde my in een
effen Land, |?f. 143.
6.   3Caat an£ getafïïfg jpn in \'t ïpben; maar
baar tail men niet aan/men tatï aïle^ tocï boen/
foo ïang Ijet ïpben niet nomt/ maar ban gaat
men te rug/ be «Dbetljeben/ ICeeraren/ en 3Cc=
bcmatcn/ ïjebben Fjct aïfoo gefteïö/ bat men fan*
ber ïpben i§/ en ton moefren ljet getafuïg aan*
nemen: baarom i<? ben name Gods ober on$ aan*
geroepen: op batmen 3pn kruys mogt opnemen/
en brolpft bjagen/ ban fouben tap meer ben
Ileere dienen, rn Fjertelpff lieben/ en boo? jtjn
5Cangeftgt toanbclen in be 3Canbe ber Icbcnbigen.
7.  <£anft 4?ob bat ijet nog met on£ niet unt
$/ en bat o3ob nog met nn£ xf/ en on£ nog
met obertoinninge firoont: \'HEaat nnj? ben $eere
roemen/ en feggen/ andere Heeren hebben over
ons geheerscht, maar by u alleen is ons Heyl.
^efit <6ob£ taoojb ban ïjerten lief/ nnberfoeftt
ïjet naarfrig/ eet Ijet op/ en boeb na Gods bevel,
bie on£ Ilt\'anb ban fou maften afê een Hof-Eden,
en ïjare wildernis als? ben Hof des Heeren: %s.
vreugde en blydschap fou baar gebonben taojben/
gjef. 51:3. 3©P foubcn onfe gangen taaffen in
boter/ en be ï|eere fou met on£ jijn/ faa bat\'er
niemanb tegen ori£ fat nonnen gijn/ Üïam. 8.
i^an fouben tap aiïerïcp Heyl en vrede binben/
naïmte en b?oïijfte maaltijben/ en boo? be boob/
bie ïtanfng ber berfcï)?i&HÏnge/ obergeb?agt too?*
ben in bc falige eeutaigïjeib/ en tap foo boo?
bie poorte des doods, geranen in \'t eeuwig leven,
baar berfabinge ban vreugde i$/ en ïiefïijftöcijen
boo? Gods aangesigte. SCmen.
-ocr page 96-
EEN ZIELROERENDE
PREDIKATIE,
VAN
LODESTEYN,
over Openb. 2 : A. 5.
Maar ik hcbbe tegen u, dat gy u eerste liefde ver-
laten hebt: Gedenk dan van waargyuylgevallen
zijl, ende bekeert u, ende doed de eerste \\ver-
ken: Ende soo niet, ik sal u haastelijk by komen,
ende sal uwen kandelaar van zijne plaatse weren,
indien gy u niet en bekeert.
1J€ grantfre toeïbabcn/ betenfrtjen bc groot*
fte erRentcnii\'fen. %\\$ <öob een ©oïft in be
taeerelb 3egcnb/ met aïïc Geestelijke en Hemelsche
zegeningen in Christo, abj bn Daar ïaat ficïfcnt
maften 3ijn toaarljejib/ cnbc wijslieyd Gods, be*
ftaanoe in bctbo?gcntfteöen/ en bet ligt boeb
opgaan in öe bunfterniffc/ en bat Rn gaar laat
noemen jijn Volk, 3ijn Kerk, en Gunstgenoten,
fao toil Ijn bat bennttooarb Rebben met een
opregten en balfranöigcn yber/ boa? be fyttz»
bjnfteyb ban 3ijn naam. €n bie bat niet öe*
antmoojben/ maar sijn <#cnabe mbjbjuyifien tot
3\'                          ontug*
-ocr page 97-
36                Lodesteyns Predikatie,
ontugtigBepb/ en niet boïfranbig jijn/ maar te
rug gaan in gaar betragtinge/ 3pn ftijulbig aan
Bern/ boo? Baar berfunmen en bertaaarïoofen:
<£ab£ toom fal aMfteftcn/ ïjn faï Ïjaar bcroben
ban sijn segeningen/ f00 Bet niet met een fpoe*
bige 53eficcringc tocrb boojgcfiamen.
JJDat Volk toa£ meer gesegent aï£ bc 3i>aKO*
melingcn ban Abraham, geen £>oiïi bencben be
<§an/ en onbet ben gantfcBen ï^emeï/ bat 43ob
foo nabn toat»/ onber bielfie Bi» tooonbc/ en jijn
Tabernakel Ijabbc/ en toelfter toa£ be aanncminge
tot Kinderen en Verbonden, &c. ïïotn. 9:4. bie
baarom te regt berfcBuïbigt toaren om bat BP
Baat ai*? on Arends vleugelen geb?agcn/ en tot
Bern gcb?agt Ijabbc/ en Ïjaar gemaaftt tot 3ijn
Eygendom, uut alle Volkeren, om sijn ftemme
naarfteïpft te gcBoo?famen/ en gijn Verbond te
Boubcn/ en Bent een Priesterlijk Koningrijke, enbe
een Heylig Volk te jijn. «ïBaat sp Bobben bat
niet bcamtooo?b/ sp Beöben ïjet ligt in ïjet Hey-
ligdom untgebaan/ ben fïeuttl ban bc ïïenntffe
berbojgen/ be jceben en geBoo?faamBepb aan
03ab/ ban trap tot trag laten berbaïlen/ tot bat
d?0b ennbeliJK/ na batfc fcïfj? be Rolsteen hares
Heyls Babben bertaojpen/ $fjn Soon beragt/ en
Sijri Geest befpot; gaar Beeft uptgeroept en ber*
belgt/ jijn J£>aarBcpb en <£enabc aan een anb2t
©alft/ en Baar aan be berBarbinge Beeft ober*
gegeben.
%et £>olft ban be latere tijben/ en bie ïeben
onber Bet Nieuwe Testament, geïijït bie met groo*
ter jegeningen jijn öeftroont/ 3ijnfe tot geen
minber fcïjuïtr berpudjt/ en Beöben immer£ foo
ftaare
-ocr page 98-
over Openb. 2:4. 5.                  37
ftoare oojbeelen aï£ 39 te bertaagten. %l§ on*
ter be bagcn bt$ &. ij£. Ijct Koningrijke Gods
tot ten £oIft ftomt/ tn 45ob 3ijn ïterft baar
plaatft/ foo moeten tic Ijaar ftaat taaarbig/ ten
ennbe toe/ b?agcn en öcuianbclen/ en jagen na
be bormaaïttiijcyb/ en bergaberen foo een schat
ban genade; of 4?ob bergaberb om besfetë mip
fijunft/ too:n aï£ een fcjjat/ foa 311 niet becbe*
tert taoiben/ «3ab faï Ijaar bcroben ban jijn
tcgcnmoojbigljcnb en melbabcn/ en gebenfe aan
bie Ijet beter bcanttooojben. .^ict bit ecn£ mib*
bagfiïaat bebefrigt in ben Text.
%i gabbe bie ban Ephesen in ïjet mibben ban
Öet fiencbelbe en berbunfrerbe ï}enbcnbom/ tjet
ligt ban 3ijnc fafigmanenbc ftenniffe laten opgaan.
é|n ïjab gaat benoemt met be naam ban 3ijn
Gemeente en Volk: bit macfrenfe en Jjabbcnjc ooft
Etnigftn^ bcanttaoajb/ maar 31.1 berfïaubibcn/ en
taaren niet boïljarbenbc; Ijier ober ttafft Iju met
Jaar/ want ik nebbe tegen u dal gy u eerste liefde
verlaten hebt, daarom bekeert u, en doed u eerste
werken, en bcb?cngt ijaar foo fn fiet niet ber*
fieterbe/ hy soudc haastelijk komen, en de kan-
delaar weg nemen. ï)n Jjabbc Ijct goebe ban Ijaar
gemelb/ enbc bc öcugben baar bt Primiiive Kerk
mebc berciert toaj*/ bertoont. Ik weet uwe wer-
ken, &c. baar na in bcfen tjCert fti^ecftt ijn ban
Öet berbal/ baar 39 in maten genomen. <Cer
Sn gaar befrtaft/ neemt ïju Rcnnis? ban \'t geen
P?i$bjaarbig in be ïterft toa£/ en roemt gaar
ban ijun ïicfbe/ tot bt toaarljenb/ lenbfaamljenb
onber be berbjuuftinge/ nber boo^ 3ijn ïjcedijft*
Bepb/ ber£ 2 en 3. «itëaar gelaat! bic gc3cgenbc
taeftanb
-ocr page 99-
38                Lodesteyns Predikatie.
toeftanb taaé beranberb/ ïjun pber berfïaut/ ïjun
ïiefbc betnout/ en Daarom fegt Ijp: Maar ik hebbe
tegen u, dat gy u eerste lieïde verlaten hebt, daarom
gedenkt van waar gy uylgevallen zijt, bekeert u, &c.
3JDoo?bcn Die foo hoog noobig jijn/ en boo?
ongi abj goude Appelen in silvcr geheelde schalen.
32e ïicrü foa berbalïen ban ïjaar eerfie ïiefbc/
faï on£ bcrbcelben taat tan jijn/ (fc. dabben
top maar ooren out te gooren/ taat be «?eeft
tot be (Cemccntc fp?ecbt: en ftonöen tan bcfen
ojief maar aanmerhen/ aïj? upt ben ïjcmel on£
rocgcfonben ban üï\'cfui»/ taaar in onfe ongcjtalte
too?D ontöcftt/ xn on£ onljcpï/ foa pet niet jjaaft
taerb boo? genomen/ gebrepgt. ï}ier bomt in
aanmerfting.
i. tPecrnfligc bcfrraffïngc/ omtrent ïjaar berbaï.
i. 3E»ie beftraft; Ik.
2.  töber toie; Tegen u.
3.   3J5aar ober; dat gy u eerste liefde verlaten
hebt.
2. <Uen getroutoc aanmaninge ban ïjaar pïigt/
(a)   fp moeten pet£ bebenncn: Gedenkt van
waar gy uyt gevallen zijt.
(b)  Jleti? boen/ 1. Bekeert 11.
2.  En doed de eerste werken.
3.  <£cn fcyjiftHcïijfte bebjepginge/ foa fp befc
faermaninge niet en bejjertigocn.
(a)  <tï|jifru£ foube tot gaar nomen.
(b)   (Cot bat «Oojbccï om gaar kandelaar te
weren van zijn plaatse.
(c)  <£n toannccr/ haastclijk.
(d)  €n bat/ indien gy u niet en bekeert.
\'t 3$ toeï aan te merken/ bat in be 7 bjteben/
be
-ocr page 100-
over Openb. 2 : 4. 5.                  39
bc 7 Staten bet ïietfte onbetfdjenbentïfjft in \'t
& (C bettaant toojben/ en boo? befe Kerk ban
Ephesus, betbeelb tao?ben be eetflc/ en Aposto-
lische toeftanb bet Kerke, en be ftaat bet felbe/
fto?t na bet Apostelen tijb. \'t %$ feltet bat be
piimitive Kerk, ma£ bietig inbe liefbe/ taan in
Icnbfaamjjenb/ Hïocnmoebig in \'t öetaaten btt
waarheyd, fagtmoebig in\'t b:agen ban betbjuïu
ïtinge/ gettauta in \'t ontbeftftcn bet balfcljen
Stpofteïen/ bie be ÏJDct en \'t Cuangelium famen
tnilben paten: .ïfêaat no?t na bet 51\'paftclen tijb/
getaaftte bc ïïetft al in betbal/ bwaling in be
Hleer/ en bctïiaubjing in be ïiefbe: \'t bieln ïjiet
G&jiftmj öefttaft/ en boeb aï£ een etbaten taij£
mebecijnmeeftet/ bic bc natuut banbe fieutenj?
ban 5ijn fieften beftent maant/ bic Qaat mib*
beien boojfrtjjijft ban genefinge/ bic Vjaat bet*
fuira ban bien aantoont/ en \'t gebaat maat in
fs ftefien.
i. Ik: »©ie ïjict fpjeeïtt i£ be Soone Gods, \'t
i£ Jesus, bic SJoIjanneé op \'t Cnïanb ban Path-
mos in bat Ijcetlijk ^efigte fag/ oDpenb. i: io—18.
Ende ik was op den dag des Heeren in den Geest,
&c. bie Ijiet aan Johannes bebcclb/ bat Ijn fcFj^ij*
ben foubc aan ben Engel bet Gemeente ban Ephc-
sen: «Dit f egt Ijn bie bc seven Sterren in sijn
regterhand heeft, bie aïgÊ een Ileere 3ijn Gemeente
Öceft untbetftoten/ en geftogt boo? jijn Jttun£-
bloeb/ bie Ijn gefjculigt en opgetegt ïjeeft boa?
3ijn Geest, aan mie Ijet ftaat gaat ï?etbet£ en
3Ceetaat£ unt te ftaotcn/ en in al be tijben banbe
fcetft mebe te beden. =^n Ijottb be Sterren be
Leeraars, aan \'t jFitmament bet Mttüt/ om batfe
bunnen
-ocr page 101-
40                 Lodesteyns Predikatie,
bunnen en boojïigten in nenniffe en (öobbjugt/
in zijn hand, tot een betoij£ ban jijn Genade, en
Magt, baar fooubcnbe in sijn regterhand, bie ftg
fieftiert en mebebcelb/ bat Ijaar nan bcquaam
maften/ om te jijn Dienaars bc£ N. T. bie taanbelb
In \'t mibben ban bie kandelaars be Kerke, tot een
bertoog ban jijn tegentaoojbigljcyb bn baar/
3ijn fo?gc ober baar/ en 3ijn liefbe tot Ijaar/
jijnbe tegentaoajbig om op alfcjE te letten/ boe
bat Ijct in be ïierfte en <6emecntcn^ toegaat.
(jCen niet rbcnbeeï/ toie ober be ïictfi
Slaagt/ en Ijaar berbal berifpt/ haar gebjenen
aantoijfr en beftraft/ taant i. beele blagen/ bog
niet a(fe£ na toaarfieyb/ afê of al toat in bc ïïerft
taa|/ cnnel ïïaf/ en geen ïioojn taa£/ of bet
alle taaren vaten ban oneere, en geen ban eere,
of bet alle vissen taaren/ bie mocflcn tacg ge*
taojpen tao?ben/ of al toat op bicn Akker toaft/
maar onftruut taa_<?/ bat met onuptbluffcujft bier
fal bcru^anb tao?ben/ of in be Kerk geen Zion,
maar een geheel liabel te binben taa$/ of Chris-
tus baar niet tooonbe/ maar bat Delial alleen op
ben Tliroon fit; of aï het ligt taa?» untgebooft/
en be buuftctniffc alleen baar gcblebcn. 3?aar
<£ob nogtanjï cenige weynige namen ober beeft
gelaten/ bie ftaar kleederen niet bcbïeltt en heb*
ben/ en bie be guabe niet nonnen b?agcn/ bie
om jijn Naams taille arbenben/ en niet moebe
en tao?bcn.
€n aïfmen meent batmen alleen $ obergenhv
ben/ foo fegt tacl be <#obbclijfte anttaoo?b; Ik
hebbe mijn selven nog seven duizend Mannen over-
gelaten, die de knien voor het beeld Baals niet
gebogen
-ocr page 102-
over Openb. 2 : 4. 5.                 41
gebogen hebben, alfoo ig \'er ban ooft in bcfe
tcgcntaonjbigcn tijb/ een overblijfsel getao?bcn/
na be verkiezinge der Genade, ïïom. 11:4.5.
2.  £>eeïc fiïagen/ maar boen nietj? tot berbe*
tering/ bic bc biütftc ban Jerusalems rauuren
biel aantaijfen/ maar niet beröeteren/ bie met
be baojtrcffelijfie ban Thekoa, baar ftafê niet
ïr?engcn tot jaft en bienft bareS peeren. 3n
plaats ban een berbabe ïierfte te Jjcïpen opreg*
ten/ bic laten leggen/ en baar ban toijften.
3.   .Üïaar Jesus ftïaagt na waarheid, en {jent
Somt 6n uitnemcntljcnb toe/ be ellcnbe/ en \'t
berbal ban sijn ïierft te taancn/ 3ijn al>a?beel
té na JJDaarfienb/ hij weet onze werken, bcr£ 2.
\'t goebe en \'t tjuabc ftent Fm/ bebbenbe bier*
bïammcnbe oagen/ bie baai alïcö been (ten/ bie
tat Ijet binnenfte boojtoingen; Want alle din-
gen zijn naakt en geopend, voor de oogen des
gecnen met welke wij te doen hebben, ïfeb. 4:13.
5tlïc be <3cmccntenj? moeten toeten/ bat Ijn bet
bic at fierten en nieren bcp?ocft/ en bat fin
bc mtnfte en gtootftc ongeftalte in be ïïerft
fict/ en opmerftt; ïfn ftan en moet bat boen/
bc ïierft i£ aan ftem gegeben/ om bic <J3obe
fonber rimpel en bïeft boa? te ftellen. ^n
neemt faa tocl ftcnnn? ban \'t n.uabc ahj ban "\'t
Soebe in jijn ïierfte/ bet goebe maaftt niet bat
Sn \'t miabe/ en bet berbal geheel ober fiet/
maar £>n ftan bn 3ijn ftfagtc een ftcttlfaame
temebic boegen/ ïjcfibenbc beeï ontfermingen
met bc ftaaftften/ het sogende wil hij sagtkens
Jeyden, en in zijn armen vergaderen; ja het ge-
krookte riet wil hy niet verbreken: Cbentacï fao
ftan
-ocr page 103-
42                Lodesteyns Predikatie,
fian gu ïjet rmabe in be jijne niet buïben/ geïijft
ïjB Ijiet aan ben Engel ban be Gemeente toont.
Ik hebbc tegens u. C}fer tao?b gefp?often in
ïjet finguïiere getal/ u, baar ban bpfonber boo?
berftaan fcuojb/ bc 3Cccraar£ of Leeraren bet
Gemeente, bie ben Engel tactb genaamt/ en Biet
Sterren of Engelen, (a) om batfe bcrbulb 3ijn
met een Hemels ligt en kennisse: }p alle met
ongebcute aangcfisjtc sien be HeerlijLheyd des
Hccren, <fcc. 3 Co?. 3:18. (b) Sterren, om batfe
bat ligt ban tjatc kennisse, boo? ïjaat onberbrij*
ffnge op anbere boen ftraïen/ sp taijfen on£ toat
taeg bat tun moeten taanbclen/ boo? bcfe bon*
fiere 3Dalcpe ban be JDccrelb/ na be eeuwige
Heerlijkheyd. (c) Ligten Uan taegen Ijaar lleyligen
onbcfpjolten wandel, foo bat Ijaar leven een
afbjuitfel is» ban Ijaar leeren, en nonnen met
|>aulu£ feggen/ wecst mijne Navolgers, gelijk ik
Cbrisli ben, 1 Car. 11 : 1. en $%&. 3: 17. Wcest
mijne Navolgers Broeders.
«ïBaar gier too?bcn 33 genaamt Engelen, en
bat om ïjare DCbieninge/ 3P 3ijn Gezanten des
Heeren, «ïEaL 2:7. 32e lippen be£ Priesters, ful*
ïen be wetenschap oetaaren/ mant ïjp i£ een
Engel des Heeren der lleyrscharen, ï}ag. 1:13.
boe fp?aft Haggai, ben Cngel be£ peeren, \'t %$
ban om batfe Gods Boden jijn/ en Gesantcn ban
Christi wegen, bie öibben afri of God boo? gaar
fiaabe/ 30 wilde baar met God laten versoenen,
2 <Co?. 5 : 2ot 31\'an <£obp <£cfanten nu in bcfe
Gemeente, fp^ecfit Ijiet Jezus.
«ïfèaar ooft too?b ïjier berftaan be gantfclje
Gemeente, taant foo Ijab %t\\\\x$ fielaft/ <Cap. i:xi*
J|et geene gu fier.
                                    «tëeïijft
-ocr page 104-
over Openb. 2 : 4. 5.                  43
<6eïfjft gier ooft fclfê tipt toefen 23?fef filijfit/
berg? 7* die ooien heeft die hoore, baar be ftijl
ban fp?ceften/ en fiet getal taerb beranbetb/
bat eerft in fiet enïteï getal ban ben Leeraar
toaj» gefcgt/ toerb fitcr op be gantfcfte Gemeente
gepaft.
.ïBaar cbentael toa£ \'er reben/ taaarom ben
i:ceraar foo üpfonber aangefpjoftcn tao?b. i. <£m
bat hp ooft in berbal toa£/ en bat bie ftïagte
ooft tegen?\' fiern taaar taa£/ baarom u. a. <öm
bat fiet opfefijift ban ben 25?fef aan fiern taa£/
en batfe aan fiern biierb befianbigt. 3. <©m bat
be betbetering ban fiern moeft beginnen/ en be
«Gemeente foube ban tacl balgen/ toa£ fin maar
getrouta in jijn ftantplaatfe.
Ǥ00 batmen fiier fiet/ (a) fioc bat fiet oog
ban !3jcfu£ fipfonber i£ op be Leeraars, en bc
Cngeïcn ber Gemeente, op fiare gcb?agingc/
bjaftfterfienb/ en toerftfaamficpb/ op fiaar beug*
ben/ genabe/ of fiaar nalatigfiepb en berbaï.
§oc moeften tap ban toeften/ in aïle onfe ge*
begingen/ aïle$ boenbe al£ onber fiet oog ban
3Cefti£/ bit foo nauta op on£ Iet. (b) Ba bat
be Leeraars meenigmaal gcftelb jijn/ met beeï
of taepnig genabe/ baar na ooft be geftalfen£
ban be <J3emeentens°: taant 3p jijn ©oorbeclben
ber Kudde, Exempelen ban nabolginge. <éijn
3P tacereïb^/ be Gemeente bolgb fiaar na/ op \'t
feïbe pab. <êijn fp onberlootfient/ be Gemeente
fal niet benften om bet vlees te kruyeigen, met
de bewegingen en begeerlijkheden. <§Iapcn be
3Eeeraar|/ be Gemeente fuïïen berbjonlicn leg*
Sen in bc grootfte fa?geIoogfiepb. «Geïufimg
$a!ft
-ocr page 105-
44                 Lodesteyns Predikatie,
©oflt bicn Leeraren toerb bergunt ban ben ü|c*
mei/ toicng jiden obetgcgcben 3ijn aan ben
J|ecre. «?cIijH bit ooft een gcttouta 3Ceeraar
bocb taancn/ en pberig jijn/ até bic teftenfeïjap
fal moeten geben ban jijn ïiubbe/ o53ccïj. 33:8.
i^c&. 13:17. &ct. 20:26.
(tfeïijlï nu giet ooft be nlagte taaj? ober be
KCeeraaren en Gemeenten bic te geïijft Ijaar
öefonbigt Jjabben/ foo toerb bit aangetaont; Ik
heb tegen u, dat gy u eerste liefde verlaten hebt.
<£e Sjccre fegt niet/ batfe al ïjaar üefbe bcrla*
ten Ijabben/ taant ïjet i$ onmogeïijft/ bat be
geenc bic SJefum een£ beminb ïjeeft/ bat ïju bie
geen liefbe fou toeb^agen/ ten cpnbe toe/ tot
in eeutoigljepb. ü|et faab 4?ob£ bat blijft aïtooé
in Ijaar. 9ftfujï bib foo taeï boa? baar/ bat
Saar liefde, aï£ ïjaar Geloove niet f au apljaubcn.
«üKaar baar fian ccn bcrflaiitoing en berflappinge
fiomen in bc liefde, en een beragteren ban be
Ganade, Ijoetocl baar nog beeï goebtf in taa£/
en ïjaar ïicfbe nog niet geljecï betftout taa&\'
ftet ber£ 2 en 3. be werken bcr Nicoaliten gaten
3P/ bic ïjn ooft ijaatcbe. 43elijft aI3 bit gaar
nngeftaïte taaia/ ïjaar eerfte ïicfbe bcrïatenbe/
foo tod bc gantfclje ïicru in \'t gemeen/ ah? öe
Gemeente ban Epliesen, in \'t bpfonber/ aföeeï*
benbe be Kerke Christi in bie tijb ber Apostelen,
en bic ïjab haar liefde verlaten.
1. l?e liefde in be primitive Kerk, ban be Lee-
raren en be Engelen ber Gemeente taaj» groot:
de liefde Christi drong haar, 2, Co^. 5:14. be be*
geerte ban be 3aïigïjepb ber 3iclen/ maafiten ïjaar
bjanbenbe/ ïtom. 10:1. kleeft ban gaar liefde
in
-ocr page 106-
over Openb. 2 : 4. o.                 45
jtl be Handelingen ber Apostelen, toat arüepb/
moeptc/ naarftigycpb/ toat repfen om Ijet Cüian*
jtlium^ toilïc/ baar binb gp be pbcr en liefbe
ban een onbermoepben Petrus onber be 3ioben/
toaar mebc fip toonbe bat pet taaar taa£ \'t gcene
Ijn tot Heftig gefegt Ijabbe/ bat ïm ftem lief yabbe/
toaarom Éefu$ tjem ooft Seïaftcbc/ om jijn Kudde
te weyden: 32aar fietgp be onbermaepbe naar*
ftigljepb ban Paulus onbet be ï^pbenen/ 2 Co?»
ii: a. want ik ben yverig over u, met een yver
Gods, want ik hebbe u een Manne J. C. toebereid,
ber£ 23—30. Ijaalb pp een Ijcel Register op ban
jijn atbepb/ moepten/ en ïijben. <è>iet eenjf in
\'t opfonber/ Ijoe bat Paulus, drie jaren lang in
befe Gemeente ban €pliefcn/ gearöepb Ijabbe/
Stct. 20 : 31. daarom waakt en gedenkt hoe ik met
tranen, kc. en bicn pectlijftcn 23?ief paar toe*
gefonben.
ï^aat ïiefbe toa£ foo groot/ bat geen toateten
ban berbjuftfiinge/ geen (toaarte ban lij ben/ bie
liefbe ftonbc uptuluffcljen/ 5tct. 5 :41. Sy dan gin-
gen hcenen van het aangesigle des Raads, verblijd
zijnde dat se waren waardig geacht, om Christus
naams wille smaatheyd te lijden, al betupgbe ben
II. Geest ban <étab tot Jitab aan Paulus, feg*
flenbe bat Ijem öanben en berbjttftftinge aan*
ftaanbc toaren/ foo toa£ ooft bit jijn tale; maar
ik agte op geen ding, 5Cct. 20:23. 24. 2a pp
taa£ baatbig/ niet alleen om gcöonben te too?ben/
maar ooft te fterben boo? ben naam ban 3(jefu£/
en boo? geen b?epgementen ftonben 39 ban gaar
Pjigt afgeöjagt tocuben/ 5lict. 4:18. 19. 20. 5:42»
£nbe fp pieïben niet op alle bagen in ben (Cempeï
en
-ocr page 107-
•46                  Lodesteyns Predikatie,
en ün be £unfen te ïcercn/ enbe üïcfum Cft?ifrum
te berftonbigen/ en gaben ftaar ober tat be al*
berbneebfre Martelaarschap, <£>ao beben ooft al
bc anbete Apostelen, Evangelisten, ctl Leeraars
ban bc lïcrfte/ geïijft bit be ïjanbeïingen bcr
SCpoftcïcn/ en bc Kerkelijke Historiën on£ ober*
blocbig ïeeren.
2. £aa toaé ooft be eerste liefde, banbe <6c*
meentc en njimitibc ïïerftc. i. S3n ftaar toa£
cen gtaotc ïiefbe tat Ijet (Cbangelium/ bat namen
fn aan met alle tacgcncgcntftenb bcji ficttcn/ be
p?ebifting ban cen gekruiste Messias, taa$ be .loden
een ergenis, de Grieken een dwaasheyd, maar die
geroepen waren de wijsheyd en kragt Gods, lot
salighcyd, en omfteïfben bat aïj» een tooa^b aller
aanneminge tuaarbig/ en bat met bcrïoocftening
aan alïej?/ en aan aïfc be baojregtcn ban bit ïcben.
2.   32e ïiefbe tot bc tëefanten Cfijifri/ ma£
groot/ men ontfing boen $?auïujt aï£> een Engel
Gods; ja afó Sfcfuff feïfê/ en sn Vaaren fierenb
om felfgf ftaar oogen unt te grabcn/ en ficm te
gebcn/ <£aï. 4:15. <&iet be ïiefbe ban bcfe felföe
ÓPemccnte ban Cft2iftu£/ 5l\'ct. 20:37. 38. KHnbc
baar taierb een groot geween ban ftaar aïïen/
tn SCct. 21:13. Paulus fenbe/ wat doed gy dat
gy weend, kc. faa maren bc Leeraars mee? tegen
ftaar/ niet faeftenbe \'t ftatc/ maar ftaar/ niet
fieerfeftenbe ober ftct erfdeel des Heercn, 1 Jpetr.
5:3. maar taefenbe bol ban ïiefbe/ en b?tenbe*
ïnïïftcnb onbe? ftaar/ geïijft cen ©aebfter bic ftaar
ïiinberen ftaefrerb/ 1 (Cfteffa. 2:7. 8. maar wy
zijn vriendelijk geweest.
3.   iPaen öïaenbc bc ïiefbe tat ben.Saaften/
Paulus
-ocr page 108-
over Openb. 2 : 4. 5.                  47
Paulus frïj?ijft en fegt ban bcfe feïfbe Ephesiers,
Cpft. i: 15. bat taa£ gaar roem/ ik hebbe ge-
hoord bet Gcloove in den lleere Jesus, dat onder
u is, en de liefde tot alle de Heyligen; Ijiet ban
fjnaft men gebuutig/ Cal. 1:4, alsoo wy van u
geioove, tn 2 Cfitff. 123. wy moeten ook God
altijd danken, be broederlijke liefde bleef boen/ja
te mcenigle bet geene bie geloofden, was een herte
en ziele, $Cct. 4 : 32.
4.   ^nfonbet taaö be ïiefbc tot Jesum, in bie
tijb gtoot/ en bat bjengement toietfc in bc ïietfte
geftoojb/ die den Heere Jesum Chrislum niet lief
heeft, die zy een vervloekinge, Maranatha, 1 Co?.
16:22. bat <öcbeb toietb nntgcftojt/ Cpg.
3:13.18. 19. boen Ijabben be Maagden, en opteg*
ten Christum lief, en 311 brrmcïbcn be uutnemenbe
liefde, meet ban ben wijn, ban ïjaat betljeet*
lijfite Bruydcgom, boe toaö be ïietft krank van
liefde, tn al bc overstromende wateren, ban ver-
drukkingen, ftonben bie niet uytblusschen.
5.  3>aat unt ontftonb toe/ bat be ïietfte ober?
bïoencnbc toaé inbe bettagtinge ban alle bcugben/
ïiefbe/ gobbjugtigljenb/ 5Cct. 9:31 De Gemeente
dan door geheel Judeam, Galileam, ende Samariam
hadde vroede, en wierden gestigt, en wandelde inde
vreese des Hoeren, en de vertroostinge des Heyligen
Geest was overvloedig over haar, nagt en bag
boHjarbcnbc in ben gebebe/ en in be ïeete bet
^\'poftelcn/ en in be gemcenfrhap/ en in be b?e*
ïbngc bei? bjoobé/ en in ben gebcben/ 5ttt. 2:42.
Cn fict ceng ban be bufonbete Cemecnten^/
Öoe fp?ceftt Paulus ban bie ban Romen, Cap.
i s 5. 6.15:14. ban bie ban Philippus, ^>ft. 1; 5.6.4:1.
en
-ocr page 109-
48                Lodesteyns Predikatie,
en bie ban Thessalonica, i dCöeff. i: 4. 5. 6.
2 <Cïjeff« 1: 3» toaarbig bat befc groote getunge*
niffcn tacrbcn opgefogt/ en nagelen/
«üBaar bcfe eerste liefde ïjabbe niet lang ge*
buurt/ of toaé ïjaaft bcrfteuüit/ \'t ging al na
\'t ennbe ban be eerste Eeuw, a\\§ Johannes befen
Briet aan ïjaar ftlj?cef/ boe be Apostelen meefr
boa? bc boob maten tacg geruite/ en Johannes
maar alleen toa?» ober gcbïeben. »E>e gecne bic
be Apostelen boïgbcn/ Ijabbcn bie ïiefbe/ en nber/
en ernft niet/ 3U bjierben fo?geïao£/ en biclen
in liaan. <lEen begon Heerschappye te boeren
ober ïjet erfdeel des Heercn, men bcrljfcf fig
boben be Gemeente Gods, en fao taierben be
granben ban ïjet ?lntirï)?ifrcnbam gefegt/ Paulus
ftabt bit boo?fegt/ en Qaar baar tegen getaaar*
frtjoutot/ %tt. 20: 29. Want ik weet dat na mijn
vertrek, swarc wolven tot u komen sullen, die de
kudde niet en sparen, maar bie ïjaar fouben laten
b?ijbcn/ bat jtierbe bat fterft/ bat om miamc bat
guam om.
3?it berbaï taa?» niet alleen onber be Engelen
ber Gemeente/ maar onber be Gemeente feïfê.
1.  $>c ïiefbe tot ïjet Cbangeïium bie berflautabc
tacï öaajt/ men taicrb lïittcïagtig ban gcljoa?.
2.  \'©e ïiefbe tot iit ^Dienaren Clj?ifti bcrflaurav
ben/ fcïfé al ten tijben ber Stuoftclen/ be eenc
fenbc/ ik ben Paulus, b\'anbcr/ ik ben Apollo,
1 Co?. 3:4. Paulus feïfé toierb be bnanb ber
Galaters, gaar be waarlicyd feggenbe/ tt ïiefbe
tot be Broederen, nam niet minber af/ 1 Co?. 3:3»
mant baar taa£ onber ïjaar nijb/ en ttoift/ en
tmeeb?agt. 4. 3">e ïiefbe ban 3;cfu£ mierb bn
beeïe
-ocr page 110-
over Openb. 2 : 4. 5.                  49
feeele uitgEbooft. Demas «rijgt bE tEgEntaoojbigE
üieerelö taebErom lief/ a (Cim. 4: io. (Cen 5.
öe Godsaligheyd iiErfïaututie/ beeï mi36?upiïEa
ban be Heyligste dingen, Kropen in: <$iet i.Co?. 11.
ban i)Et Avondmaal, Etl &H ÖE Galaters binb gp\'er
tic taEÏ niEt tan Geest begonnen/ maar EynbigbE
in ijet vlees, 23n be Hebreen binbmEn trage
handen, en slappe knien.
<£n bit taa£ ijet baar Sfefu^ nu ober Slaagt/
dit heb ik tegens u, dat gy u eerste Heide verlaten
hebt, bit i$ be faaïi taa\'ar ober ift u öEfcïjuIbig/
en fiEBlaag u berbal in brfsn.
3Hmnier^ bj ijet niEt bE strydendc Kerk, ahj
met be Maan, alberijanbe beranberingen/ en taif*
fcnjaïligljeben/ i£ ?n onbertaojpen; ban fult gn.
be Kerk binben in EEn gezegende voorspoet, ban
in EEn bjoebige tcgenfpoet/ ban in EEn blinkende
Ileyligheyd, ban üjeêe in berbonnering/ en bat
be glamj ban Ileyligheyd, boa? beel bao^eftcnbE
berba?taentl}Eben ïteftaaïftt $; ban in Een b?an*
benben yber/ ban in bEragtcringE ban bic ïicföe.
<§oo ging Ijst in befe/ En oan in bE baïgEnbE
Eeuwe, ban tra» tot trap guant bE Kerk in EEn
tllcnbigen ftaat.
<©opt (al bE ïtcrït ban 3Jefu^ ijier tot bie
boImaafttïjEub gsraHEn on aarbEn/ biE fp babEn
in ben Seniel fa1 ft>6ben/ 39 faï altijb ïjiEr met
WeSfien en rimpelen jijn/ en mag baarom tE
ïegt bErgelEÏten mo?ben bp bE «JBaan/ biE al
Öaar ligt ban bE j&an ontfangt; foo ooft öe
ïiern/ Mal 4:2, <3>p geeft gaar op en afgang/
Baar Wennen en Crïipfen/ En bEtbupfrcringen/
&të be aarbE tuffeïjen bE <§on En Mant ftomt.
4                       %tm
-ocr page 111-
50                Lodestcyns Predikatie,
3itfu£ ftan öefe onbolmaafttpEpb niet ongemetfit
boo?6p gaan/ pp bEttraft en UEbjEpgt paar/
rotpb fommige ïterftcn upt/ bog toaarfcljoutot
terft/ rn blijft öe pligt aan na 3tjn getoaondijfte
DEbcelinge/ faa be eerste weereld, Zodoma, Ninive,
Jerusalem, &c.
«2. <êElf£ gaat Ijct met een particulier Cij2if*
ttn totï foo/ bat pp ban ybEtig/ ban lauta i$/
ban eehj? mst bE 25;upb ftlfê \'# nagt£ gefug
fOEfiEnbe/ op Ijaar Isgsr/ En aan EEn pber b?a*
grnbe/ hebt cry niet gesien die mijn ziele liefheeft?
ban een3 tacberom boo? jijn ftem En ftïoppingc
boof sijnbe/ gebaïïen in EEn bicpen flaap; ban
EEn«? opbarrnbe met blcugcïen bEt Stirenbcn/
ïaopEnbE En niet maebc taaibenbe/ toanbeïenbc
En niet mat taojbe; ban ftleeftmen tocberom
aan pet ffcof/ En té boobig/ Icbig/ en ongcboclig.
3. ï^oe ucpoo?btn top tE bErlangrn na bt
EEutatgljEpb/ En tE ppgEn na be bolmaafttpepb/
toanncer al bat beranbEtnjftE fal oppoubEn/
toannEEr bc liefde ntEt fal üEtminbEren/ maar
bïijben/ toannEEr top niEt mEEr als ristjeö gint^
en taccr ban ben toinb fulïen fictoogen tobben/
maar blijben ftaan/ afê Eyke Hoornen der Gereg-
tigheyd, in pEt ^upj? onfc£ <&als§.
\' jléaar Iaat pet 3;efu£ nu baar op/ bat gn
ftaar quaat ontbefit/ neen/ maar ftp fcljjijft
ftaar EEn pcplfatne rEmebie boo:/ tot paar pEtiE*
flngs; Gedenkt dan waar uyt gy gevallen zijt. <E*E
ftenniffe ban be siekte, i$ bE cerflc trap tot bc
genepnge. <&oo f£ pet ooft in ïjet Geestelijke,
be £}ccre toil batfE ftEnniffE foubEn ftrpgen ban
paar firanftpEben/ gedenkt waar uvt gy gevallen
zijt.
-ocr page 112-
over Openb. 2 : 4. 5.                  51
zijt. <£nfen bal ftomt allenft£ften£/ en ftp trap*
pen/ aï£ ban flap tot flap/ bc fltoom b?ijft on£
ongeboelig peen. «Jfèaar abj men cenj? met
aanbagt te rug ffet/ en op ben tap ban ben
S3erg gaat ftaan/ en pen in be leegte/ baar in
tan gcbalïcn sijn/ \'t fal een afgrtjfcn baren/ en
men met bermonbering ficn/ bat baa? gp foa
boog flonb/ bat gp nu foa laag jijt nebet ge*
baalb/ bat gp foa betre biaart genomen/ en nu
foa laag afgefaftt/ poe bjanbcnbe cerft/ en poe
ïauta nu; poe pberig/ en nu foa ftaut.
i. 33it té pet regte mibbcl/ am tot befteeringe
te namen\' met emft te gebenften aan sijn flaat/
\'t ftctte te ftcïïen op jijn megen/ foo biftmifê
bcrcpfdjt in Gods woord, en fieïafl/ ^ag. 1:5.
Stcld u herte op uwe wegen. <£n bat toa£ pet
baar Puulus bc Hebreen toe aanfetten/ Cap. 10:32,
Dog gedenkt der voorige dagen, in dewelke na
dat gy verligt zijt geweest, gy veel strijd des
lijdens hebt gedragen. <§>atx mtam ben verloren
Soon tot befteering/ Xut. 15 :17. Hy quam tot
sig selven; C?p oberbogt mat pp pab\' gepab en
nu mifte/ en bat felfë be huurlingen jijne^
Sabcrj?/ obcrblaeb ban ö?oab pabben/ en ik
verga van honger; Ik sal opstaan, en tot mijn
Vader gaan. 3Nt fë met Ephraim aan ftjj feï*
ben bekent worden, en Bp berfupm ban befe
nobigen pïigt/ gaanber duysenden verloren, bie
nopt aan paar felben gebenften/ nog nopt fn
optegtigpepb boojfogt pefifien de binnekamcren
des buyks, nopt fagen maar upt 3P gebaften 3ijn.
2. i^et ni ooft boo? een gantfepe ïierft/ een mib*
bel tot befteeringe/ te gebenften matfc eerft taa£/
4*                           matfe
-ocr page 113-
52                Lodesteyns Predikatie,
taatfe peeft berlaten/ poe bcrergert/ bat fig bift*
taifê bettcgentooojbigen fal b?oefftepb/ tjaat/
ta?afte/ öeftceringe/ en pet boen ban be eerste
werken in ftaar iicrtoeftften/ afê Sfefug pier cnfcQt.
<§p moeften pet niet fip denken laten/ maar baat
moeften daden fin namen/ baarom fegt pp.
i. Bekeert u. itëp fullen nu niet fijeeb fp?eften
ban be öeftceringe/ en bat\' et i$ een eerfte en
ttaeebe Bekeeringe, een eerfte/ maar boo: men
obergaat upt be JSatnur in be <6enabe/ unt be
^upftcrniffe in pet S\'igt/ upt bt IFerelb tot
4?ob/ upt pet ïianingrijfte beë <§atan£/ tot pet
ïtoningrijfie ban d3obö <§oon: Matx taierben 6e*
«eert be Joden, SCct. 2. en Paulus, 3l"rt. 9. baar
toe toa£ pp gefonben tot de Ileydenen, om hare
oogen te openen, &c. 9Cct, 26:18.
<éaar \\$ ooft een ttaeebe of bolgcnbe Bekee-
ring ban onfe bagèïijfifcfte ftrupftelingen/ bit top
in beeïe boen/ taant baar üj niemanb bie jfjn
perte peeft boïftomen gefupbert/ en b?p i<? ban
fonben. <§oo een Bekeeringe fict men in Bavid
na jijn bal. J>f. 51. Petrus neftectt 3ijnbe ban be
berlotpcnfnge ban 3ijn Meester, taierb ban 3ïefu£
fieïaft/ ooft 3iin Broeder te versterken, %\\xt. 22: 32.
en ban foo een fiefteeringe taerb ooft pier ge*
fpjoften. ^aar taa$ ooft tocl eenige liefbe/ maar
bie toa£ foo ftragtig niet/ aï£ ban te boren/
taeïfte Bekecring be oube Ketters be Novatianen
boa? onnut en "onpjofijtelijft agtebe/ en bat pet
onmogelijft toag ijat bie een3 verligt toa£ getaeeft/
en be Hemelsche gave gefmaaftt fiabbe/ en af*
ballig getoojben 3ijnbe/ bie taeberom te vernieu-
wen ot fiefteeringe/ \'t taelft ftrijb tegenjf be ge*
fonbe
-ocr page 114-
over Openb. 2 :4. 5.                    53
fanfce ïeere bt$ <£eïoofj?/ En bE pjattijB ban
CB?tf*ug/ en ftjn SCpnftelen/ en 3ijn fiEbel Bi"/
bat te Gemeente ban Ephesus ïfaat foutrcn Be-
keeren, ÖEftaanbE/
i. In gaar bal ntEt Petrus, EnDavid, bittEr*
lijn te fietaEEnen/ Baar ïjerte tE fcïjEUtEn/ En niEt
gaar Mttijettn/ 3JOEÏ 2. en droefheyd te hebben
die na God is, en in haar sou uytvverken, een
onberouwelijke bekeeringe tot saligheyd, 2 Coj,
7: io. \'t ftonbe ntEt anbErg taEfEn/ aï$ fienbe bat
3y foo nabn <£ob taarEn gEtoEEft/ maar nu foo
bertE ban gEtn afgEbtaaaïb/ bit tnoEft gaar BEttE
bEtb?EREn/ En Baat oogEn ban tranEn bosn nE=
bEr bliEtEn.
2. <% nonbE niet anbEtg bosn afó EEn gaat
tEgen^ Ijaar fEÏbEn/ En gaat mfêbjagingE ïjfer
unt barben, ^oe bmaa£ ja gaar ïjabbEn aan*
BEftElb/ batfE be liefde Gods, mEt gEEn mEEt
ïieföe Babbrn 6Eanttooo?b/ 30 moEftEn Baar baat
Obrr verfoeyen, en berouw hebben in slof en as-
sche, 31ofi 42:6. <<&tn 3. %tt moEft Baar ïjcrte
ontfteHen in EEn baojnemen bat tE berbetErEn/
\'t gEEne boo?Bcen rwahjft gEbaan toaj?/ En bh»
groote naarftigÖEyb tEÏb Paulus op onber bE ware
bekeeringe, 2 CflJ. 7:11. 4. §a bE babEÏijïtE
berniEutaingE ban aïïe BarE babEti/ gEÏfjft Cïfjif^
tujS bit Baar bsbEElb,
2. En doed de eerste werken, op bat B^t mEt
\'Et baab Btlfjften mogt bat jn fiEREEtt taarEn/
39 moEftEn aflatEn ban Brt quade En leeren goed
doen: ï^aar EEtftE ÜEfbE En nbEt taEbEtom fyzz*
battEn/ mEt bE boo?gaanbe nbrr loopen in bE
loopbane der Godsaligheyd: 3H moEftEn bErftEtttEn
BEt
-ocr page 115-
54                 Lodesteyns Predikatie,
pet oberige bat fterben foube: \'t Wa$ pier baar*
ntn regt weder op de trage handen en slappe knien,
en maakt regte paden voor uwe voeten, op dat het
geene kreupel is, niet verdraayt en worde, maarge-
nesen, ^eö. 12:12. 13. <§p moefren taeberam
be taerften boen/ bh bt Apostolische Kerken bcben/
na bat boo^beelb moeft öaar Reformatie begin*
nen. €n op bat pet ftlcm op baar ïjcrtc foube
pefibcn/ baegt Ijp\'et een bjepgement bp/ en soo
niet, ik sal u haastelijk by komen, (a) £ft?iftu£
foube tot gaar komen, "i^aar toojb ban bet*
fcljepbe komste 2flefu gefp?oftcn/ en in \'t vlees.
en ten oordeel; maar Ijoe ftan Éefu£ &icr gefegt
taerben te komen? pp taa3 immer£ baar/ hy wan-
delde onder de goude Kandelaren, ebenmel foube
pp nog op een anbete toijfc tot paar ftomen.
3efu# ftomt tot sijn Kerk. 1. <öm paar te 3ege«
nen/ bcrloffen/ rebben/ te traajien/ met jijn
OPenabe/ en <#cmeenfcpap. <©penb. 3: 20. Siet ik
staa aan de deure, en kloppe, kc. Sol). 14:25»
Soo ymand my liefheeft, die sal mijn woord bewa-
ren, en mijn Vader sal hem lief hebben, ende vvy
sullen tot hem komen, en de wooninge by hem
maken.
a. <Of pp ftomt om te ftraffen/ afë Regter,
bie bergramt en bcrtoo?nt \\$l fao fou ijp fta*
men tot bie ban fpergamujï/ <H>benb. 2: 16. Be-
keert u, en soo niet, ik sal u haastelijk by komen,
en ik sal tegen haar krijg voeren met het zwaart
mijnes monds, fao ftomt ÖP %l$ een dief in de nagt
Cn öu£ faube pp ooft Ijier boen/ gaar niet meer
3ijn traoftelijfte tegenmoajbigpepb gunnenbe/
maar met 3ijn oojbeelen fiomen, Mu onberrijjt*
-ocr page 116-
over Openb. 2: 4. 5.                 55
fin gaar/ en mag ön ftaar met ïjet zwaard
van zijn mond; maar yn faube ftomen metbe roede
van zijn hand. Mu fagen jijn bicrbïammenbe
oogen (jaar aan/ met ontfleitinge ban liefbe/
ban faube ïjn Ijaar aanfien met yber en ta?afte.
<§ulHen ftomen i£ een taeg gaan/ een berlaten/
en berberging ban sijn aangcfigte.
(b) Ik sal uwen Kandelaar van zijn plaatse we-
ren, soo gy u niet bekeert, \'t 9fê ncftcnt bat\'er
een Kandalaar in ben Tabernakel taajï/ met seven
pijpen, of lampen, bic ficebj? b^anben. tyt Kan-
delaar taag een afftyabutoing ban be Evangelische
Kerke, en be Lampe ban\'tEvangelium, bat baar
in i*L *Pe Olie en be Lampen, be Genade, en
gaben beg Geestes, tot betoating En baa?tfctting
bc£ <£bangelim*?. ü^ie 7 Kandelaren beteftenbe
be 7 gemcentens, foo ooft be 7 Pijpen, maar baar
Ïjet öyfanber on aanftamt/ taag \'t ligt ban bie
Kandelaar, gelijft be Tabernakel buyftcr toajï/ fan*
ber bit ligt, foa ooft be Kerk, fanber\'t Euange-
lium, en \'t ligt bcj> Geestes. <Pc Kandelaar,
ftier be Jaerfte/ be Gemeente Christi, en ftct <Cuan*
gelium bat onber Ijaar taerb gep?ebiftt/ <£>uen&.
1:20, De seve Kandelaaren die gy gesien iiebt,
zijn de 7 Gemeentens. vCc gottbe ïf anbelaar moet
be gantfclje nagt 6?anben/ be ïüerfte beg M. (€.
ftamt ong ooft boa? anber be gebaante ban een
Kandelaar, SSacljaria 4:2. gelijft een ïianbeïaar
tjet ligt bjaagt/ faa i$ \'t be bctragting ban be
ïierft/ boa? Ïjet iigt ber taaarljeyb/ en be glang
ban be J|cyligyeyb beg leben^/ anbere boa? te
ïigtcn/ Ijaar voorhoudende het woord des Levens,
3ioïj. 2:16. taant 3y 3ijn het ligt des weerelds,
^atty.
-ocr page 117-
56                  Lodesteyns Predikatie,
«ïfëattg. 5: 14. $ftfl 2t 11, schijnende als ligten,
in \'t midden van een krom en verkeert geslapte.
35cfe ïianbelaar oie ton" gp nu ban 3ijne pïaatfe
toeten/ of uut 3ijne pïaatfe betoegen. ^y fou
gaar ban \'t ligt ocg Cbangeliumjï bcrobcn/ en
foa boen opljoubcn ren ïierft te jijn: ton moe*
ten gier boo? af toel aanmerften/ bat \'t
Euange-
lium foo lang bc toeetelb faï buren/ nopt fat
uptgetoept too?ben.
Zion be algemecne Kerk,
geeft belofte ban franbbaftiggepb/ en bat be
pao?tcn ber i\'Jellc/ gaar niet fal obertoelbigen.
^e
Poort van Ezechiels Tempel, fOU gefloten jijt!/
om bat Jehova der Heyrscharen door de selve was
ingegaan, «Cjecg. 44: 2. bat fommige bcrftlaren
ban be eeutoige toaoning ban 3[cgoba/ in bc
ïierft ban \'t 45. (€. en baar nopt ban fcljenben/
gelijl* toel eer ban
Jerusalems Tempel, Cg?iftu£
ijé met gaar/ tot get eynde dei\' weereld, ^Éattg.
28 : 20 bc leere ber Apostelen fOU ftanb grijpen/
abj 3p al gefto?ben toaten/
(&.
23pfonbere Kerken nonnen toel toeg genomen/
getoeert/ en uptgetoept tao?bcn/ toant geen
parttruliere ïterft geeft fulfien belofte/ ban aïtijb
te filijben. <£e
Kerk taerb ba een Kandelaar
bergeïeften/ bie ftan betaogen en berplaatft too?*
ben/ mrentge ïierft gab gaar bag ban
Genade,
bit ooft een£ opgfelb. Jemsalern gab een tijb
toaar in sp ftonbe taeeten \'t geen tot gaar
vrede
diende, Éute 19:42. bat gaar baar na niet
gegunt i£. ®aat i£ tod een tijb bat
Gods Geest
ftragtig taerftt onber een ©olft/ boa? \'t Evan-
gelium, maar ooft toel een tijb bat gp niet
meer met gaar bril ttaiften/ bie nnbanftfiaar
-ocr page 118-
over Openb. 2:4. 5.                 57
3ijn/ be «tëenabe mnjbjupften tot ontugtiggepb/
foa fait ljp jjier bau de Kandelaar van zijn plaatse
weren, en bit gefcljfcb.
i. SW£ <6ob ftaar faube boen appouben een
Kerk te jijn/ bat be geloovige baar foubc upt
fterben/ en be waarheyd fn geen meet pertcn
faube taojben boo:t geplant/ maar bat be *E>toa*
lingen/ en ïietterijen/ baar boa? fouben in be
plaats ftomen/ bat pet ligt op ö*n Kandelaar
faube uptgebluft ma?ben/ en fou opljaubcn een
tianberlaar te 3tjn/ «ïfata 6:9. 10. gelijlt aï£
fn oppielben <#dbg ©oHï te jijn/ berbielcn tot
alle btoalingen/ en bupfrerniffe/ toanneer ïjet
Koningrijke Gods hiierb toeg genomen/ en een
anber éolft gegeben/ bat 3tjne bjugten boo?t*
brengt/ «ïfêattï). 21. foa faube éab gier aaft
baen. «én maren eerft ban ïjet Heydendom tat
Bet ligt befteert/ maar <l5ab fou be bupfternuj
ban ïtetterne en btoalingen toelaten/ en baar
na jfjn ïterïte ftaarelijft befoeften/ taanneer bc
31\'rrtaanfe ïtetterpen bao?b?afien/ in beel ïterften/
bie boen opljielben Kandelaars, <#emeenten£ ban
Cg?iflu? te 3pn.
a. I^et fegt ooft/ bat <tf>ob bic Kerke faube
ban bie plaatse weren, ïjaar fottbe boen bïugten/
berfrropen/ en boen oppouben/ baar fal mei
aïtijb een ïferfte jijn op aarben: <§aa be a?be#
ning ban Son en Maane ftan opïjouben/ foa faï
be Kerk ooft niet ap be weereld gebanben ma?*
&en/ 3ljer. 31. be magt ban be Hel faïfe niet
fbertainnen. ®e Iterft ijf nu niet gebanben
aan een Palestina, aan ïjet Joodsche Land, of
•lerusalem. \'t %f toaar/ top ïjefiöen taeï een
onbe-
-ocr page 119-
58                Lodesteyns Predikatie,
onbeweeglijk Koningrijk, maar ebentoel partiru*
ïiere Kernen/ taojbcn meenigmaal fietoogen/ na
ech anber plaatj?. <éoo i$ be Kerk boo? be
berbolgtngc geblugt in be Woestijne der Heyde-
nen, 4?pcn&. 12. Julianus Ijeeft bed ïietftcn
uptgeroept/ en bit foubc ooft omtrent bcfe ïierft
gefcfiicbcn/ en toel
1. Haastelijk, in ftojten tijb/ fin ftonb aï gerceb
om te ftomen/ be fcftieïijfte 6cb?cpginge behoojbe
gaar te meer opgetaeftt te fieöüen/ om bit te
gemoeb te gaan boo? berouta en öefteeringc/
taant be pop ban uytstel, en traagfiepb in Ijct
slrallen, maafit bat Ijet herte van de kinderen der
menschen, in haar vol is om quaat te doen. <e£l.
8:11. <§oa bat 3p gaar niet bcftcerenbc/ Gods
oordeel ober Qaar ij? uptgcboerb/ boo? btaalingc
en bcrtaoeflinge ober paar te brengen. *$i$
i$ bz Kransche en anbere Kerken uptgeroent/
om batfe gaar eerste liefde verlaten hebben, ban
öe Apostolische Kerke en be eerste Reformatie,
aftaijlïenbe/ en berbjecmbenbe/ (ït.
<E>e Joodsche Kerke, ïjab Ijct Evangelium onbet
schaduwen, 3p fonber beftfel/ al£ een fèoïft bat
fulfte groote Eer-titcls ïjabbe/ sp toarcn na Gods
naam genoemt/ aan ben Heere ondertrouwt, en
J^eptig/ ahf be eersteling zijner Inkomsten, 3ffcr.
2:2. 3. 3p taaren sijn üpfanbcrc fcTfjat/ 3*Jn
EErft-geöoo?ne/ en becl/ jijn effeni£/ en hermaan.
JHaaar fip öab 3*jn fchat bertao?pen/ jijn eerft-
gefioo?ne onterft/ 3ijn ïlinberen upt jijn $un£
geftooten/ En ballingen ober be geljeeïe aarbe
gemaaftt; jijn Bruyd En Wijf, een Soheydbrief
gegeven, en zijn erffenis taoefi gelaten/ Stad en
Tempel bertaoeft.
                                    2. «$W
-ocr page 120-
Over Openb. 2: 4. 5.               59
a. <§iet be Voorregten ban bat Volk, Qn hoe*
ftetbe gaar aï£ in 3nn Boesem, betnuurbe gaar
met mirafteïen/ ging al«J gaar Generaal, boor
Ijaar geen/ <£rob. 13: ai. taag gaa? JEctgeber/
fcgzeef Rijkswetten met jpn vinger, fu?aft tot gaar
ban ben Hemel bat noyt met een ©alft gcfcgieb
taagf/ gaf gaar Manna unt ben Hemel, Water
uut bc <éteenrotfe/ bertroutabe {jaar 3nn <£ob*
fpjafte toe/ £>f. 147: 19.20. Kom. 3: a* ^9
gaf gaar 3Hn Verbond, Tabernakel, Priesters, &c.
toernooi Ijaar upt alle Natiën, taaar boo? 39
taaren \'t bermaaft ban ben Hemel, en be ber*
toonbering ban be gegeele Weereld. 23eïoofbe
be Messias aan gaar/ en uut gaar/ al be Profe-
ten onber gaar/ be beloften blaren busonber
aan gaar berftnogt/ get Evangelium boo? Cijnf*
tü$/ en na b\'u9tgefto?ten ^eeft/ aan gaar eerft
berftonbigt. 4tëaat na bat 39 eerft *J?ob gabben
laten baren/ en herfmaat be Rotsteen gateg
Heyls, gaar feïfé be<? eeuwigen levens onfaiaarbig
oo?b«Ienbe/ gaf gn gaar ober aan be bi?eetgcnb
ban \'t Homeynscbe HCeger/ bie ben Tempel ber=
taoefre; <£ab fpoagfe uut 3nn mono/ berftranbe
gaar ober be gegeeïe bieerclb/ maaftte gaar tot
een gebenfttceften ban 3911 bi?aafte/ \'t tucïft ooft
fal 39u get gebal ban al bie ontaaatbig get Evan-
gelium öeleben en üetaanbclen.
3. Gods wonderlijke voorsienigheid, fOO faecl*
fin| ober gaar/ een geïuftftig Volk ban <£ob/
bie boo? gaar meer taanbertaerften beeb/ al£
boo? al be Volken der weereld. «3ob beïtte gaar
een Tafel inbc Woestijne, baar ^9 gaar fpjtf&c/
En b?enftte. <% gabben geen geb?eft ban eenig
bing/
-ocr page 121-
60                   Lodcsteyns Predikatie,
bing/ be Son ftanb bao? gaar friï/ be Sterren
ftreben boa? gaar/ 3fjn fnmooning toaj? onbet
Qaar/ öjagt gaar lint Babel, bermeenfgbtiïbiijbe
gaar boben Ijunnc ©abcrj?. «ïEaar al Ijabben
3P bit allej? genoten/ toaren ttoumcloosr aan
fjcm/ <6ob bertaierp gaar cnnbcfnft gefteeï.
httn <ï5EeflcIijftcn battm biel meer op bc 25o?«
ger£ ban Gilboa, Iaat Qaar naam cen bcrbïoe*
ftinge 3ijn/ ftoot gaar unt 3ijn Huys, neemt bc
Heydenen aan/ en bcrïaat be lïeminde zijner ziele.
3£aarïijFf/ ftDjififteïijfter oo?beeï aï<? bit/ bat <#ob
be Kandelaar ban 3ijn plaat?? tail meren/ ftanbet
niet gebonben tao?bcn/ abf Gods woord en Pro-
feten meg stjn/ ban mo^b ïjet Volk woest, €$tt%
7:26. ïeefl bc bittere ftlagte ban bc ïterft/
%>l 74:9. 2tté bc ^ccru\'jmjeib unt ben Tempel
berttoft/ toa?f ïfet frtj?iHftcItiFf. ï£annecr be
Apostelen get ftof ban gaar boeten ftQubben/
en bertrcHftcnbe niet meer onbe? 45obg &oïft
gefien ma?ben/ ban fiet öct \'er naar unt. 3J>at
\'ë een grootcn too?n ban cen Vader, af$ Jjg jijn
Soon niet alleen onterft/ maar tot öem niet
meer tail fpzeeïten/ nog be minfrc ftenniffe geben
ban 3ijn taS. 3?at taajf |jet oo?beel ban bt
eerfte taeerelb/ mijn Geest en sal niet altoos twis-
ten, <#en. 6:3. baar op boïgbe ben Sondvloed,
mant
1. ï|et Evangelium ij? bc grootfre jegen; abj
ten Son bic ons? bcrïigt/ een Regen bit on| bet*
gumt; fonber bit ij? men ontaetenb en *öobbeïoo|?/
fanber Ijoap of bertaagting ban bc toeftomenbc
taeerelb. fanber \'t Evangelium ij?\'er geen vrede,
troost, nog saligheyd. %l mat in bc taeerelb W
rijitbom/
-ocr page 122-
over Openb. 2 : h. 5.                  61
rijftbom/ melluft/ en eete/ fian niet$ fiaten/ fan*
fecr bit naftclijfte Paarl, bic 3iele-schat, en fpijfe
oie blijft tot in öct tEutaig lefaen. ï^ier unt üjo?ö
on£ aangeiocfcn/ Ijoe met <£ob versoen! En zalig
te taojben.
2.  (ècen oo?bteï foa ftuaat/ nog Pest, Honger,
Oorlog, &c. ahj <£ob bat op Een £>oïft fenb/ \'t
i$ tot betBEtE\'-lng; maat ban gaat gn ïjeeI tuEg/
üan ij» men Loammi gtEn ©om meet/ fytf. 1:9.
taat hj\'er graoter guaat aïg öanget^noob/ ban
eet EEti menfetj baat ïjü anberi? ban taalgt/ maat
taat i$ bit/ $of. 8:11. JEee Ijaat al?? <£ob taijftt
met 3ijn étzfi rn <£enabe; EEn bjoogte ïjac cl*
lenbig/ maar Ijiet iS ten ïjangtt ban Gods woord,
en EEn bo?ft na levend water, bat bE 3tel bo?
en onu^ugtüaat maant.
3.   %\\$ o3ab \'t Euangelium toeg nEEmt/ ban
tlEEmt ïm ooft alÏE zegeningen fcaes/ ahj bE Ileer-
lijkheyd ban Jehova tueg gaat/ Csecl}. 9:3. ban
fetijgtn bc Mannen nut bEtbEtbEnbE waapencn öe*
bEÏ/ <Cap. 4. s 5. ban gaat bE Cieraat, En eee ban
een Natie taeg/ met aï taat ban be Opperste wijs-
heyd i$/ Jp?ob. 3:16. be tttagt ban cen £>aln
betftoant. 3>e Tempel En Arke taa£ aï£ EEn 23aï»
taettt ban Israël, David nam baatom \'bz Arke
mebe/ maar ah* ïjn baar boa? blugtE/ taa£ ïjet
tjem bange. %\\$ <£ab \'t €bangtïim tasg iiEemt/
ban öEfdJEtmt ïju bat ©olft niet meet. %\\$ cen
Hcnfiget 3ijn 3©atcn opgepafit Ijceft/ En taeg
gctroHfien $ ban öcfiommect Ijn fig niet Ijae
Öet mtt bat S^umj gaat. Stijf bc Arke genomen
1$/ 30000. Man blijft boab/ Eli ö?eeftt bEn gaï^/
3ijn Soonen ballEn in ben Strijd, ja be Magt en
Heer»
-ocr page 123-
62                Lodesteyns Predikatie,
Heerlijkheyd ban Israël i$ getaeften. i <§am. 4.
4.   %tt tpnbc ban bic taegncming ftteftt nm
bat <J?ob fan een ©aïft tail untrocpen/ gcïjceï
tn al berbetben. SHnberc oa?beelen btenen tot
genefingc/ maat bC3t ff? boobeliju. 3Jn anbete
no?beeIen panbelb 6ab afê een ©aber/ ïjicr als?
een bettaoeftct. 3tnbete na?bcelen jijn maat
boo? ten tijb/ bit bno^ altijb/ En berftropt bc
ïïEtttE.
5.  <öaat bctgcfelfcrjapt met cen «tfeefteliift ao?»
öeeI/ En aan fig fclfsï gelaten te taniben/ tot
üiinbjjcpb/ toeïluft/ bctljatbinge/ en obEtgegcbcn
te 3ijn aan een berftoftt ïjettc/ \'t tacïït Ijct
bjocbigftc oojbccl/ taanncet men ban Gods wegen
afdwaald. <0 naat en frijjittReïijft oojbecl obct
bc ïietfic/ en een iDoiïï in \'t upfanber/ biar bc
Kandelaar toijftt/ Sodoni en Gomora fal ï)tt bet*
bjageüjftct jijn/ in ben bag ban Clj?iftu£ ftamftc
ten narbeeï/ (ït.
APPLICATIE.
Maat ïaten rap get cen£ tot ang urengen;
té onfe ïierft uerct/ funberber/ té bie up ïjaat
eerste liefde gcblcben; bat té bette/ 91efuj? fegt
tegen$ bc Kerke ban Nederland ooft: Maar ik
nebbe tegens u, dat gy u eerste liefde verlaten
hebt, daarom gedenkt van waar uyt gy gevallen zijt,
bekeert u, ende docd de eerste werken? «$QO tan
nn£ in \'t gemeen een£ gaan betgelijftEn up be
Apostolische Kerk, Op bE eerste Reformatie in \'t
gEtneEn/ en in \'t BpfunbEt be fiefic Cp?iftenen.
1. 33n \'t gemeen: bctgclijftt Qet Ijebenbaag*
-ocr page 124-
. over Openb. 2:4 5.                 63
fdje Christendom eeng? fin be primitive Kerke. (0
jae 3ijn tan baar ban ontaarb/ en berbafrert/
toaar ij? bie ïiefbe gebleben.
i. ièaar ij? bie liefde ban get Euangelium,
en bc waarheyd Gods, \'t taerb meet bebifpurccrt
al?? aangenomen/ meer beftnibbelt atë betragt:
taojbmen een Belijder, \'t i# nfet tipt ïiefbe tot
%tiu§/ maar tmt getaoonte/ \'t ip om unterïijfte
baojbeeïen/ \'t i| niet met berlaatljcning ban fig
feïfjl/ en al \'t eygen/ met opneming ban jijn
ftruni?/ en nabolging ban Cljjfftmj. ï^oc beel
fullcn abj berbjunfiinge ftomt/ om bet? taaajbj?
taille geergert taajbcnbe afbalïen.
2.  JBaar ij? bh ïtcfbc onber malftanbercn/ ban
een Ijert en jieï te toefen: 32aar ttoift/ en Ijaat/
tn nijt foo regeren/ baar bc afgunftigïjenb plaatji
Ijeeft/ en be Cljjiftclijfte ïiefbe onbeftent ff?.
3.  i£aar binb men ïiefbe tot 3Jefuj?/ f>ac on*
fieïtent i$ \'t/ bat be liefde be Baniere ober om?
is?/ bat 3ijn ïiefbe ons? b?ingt? men ïieft alles?/
maar ^efus? niet/ bic aï be ïiefbe ban Cngelen
en menfcQen toaarbig is?.
4.  UDaar binb men bic boo?geb?aften en ober*
gegeben <£abfaïigï|cpb. *Pe saligmakende Genade,
bic aan ons? berfdjeenen h?ï ftëaar taojb bit
beanttooojb ï <§oo berbaftert is? onfe Eeuw, bat
een fdjanbe en beragtinge getao^bcn 1$/ professie
ban Godvrugtighcyd te boen. ièaar is? bat aan*
Ijouben in ben Gebeden, enbe altefintfc Gods-
dienstiglieyd? felfs? bc gebaante ban bc 43obfam>
Üeyb ïjebben bt meefte 23cïijber£ berloren. Jfêaar
isj bic afgefanbertjjcnb ban be toccrelb/ bat
tmtgaan uut bc taeerelb/ en bie niet geliijftfo?*
mtg
-ocr page 125-
C-4                    Lodesteyns Predikatie,
mig te toefen? <0 mogten be Apostelen een|
opgaan/ en fien bit genaambe Christendom een£/
foube 3p öaar niet bertaonberen/ bat be fulften
belcben Diseipulen ban .lesus te jijn? $>aar i£
een weerelds uhristendom in bc Kerk in genomen/
bie be naam ïjebben batfe leven, maar sp 3ijn
dood, 3P 3ijn kout en lauw. <êp jijn alfecn boa?
geboorte, en opbocbinge/ of belijbeniffe/ en niet
boo? geloove, taebergcfiaa?te/ en falbingc bet*
cenigbe Cö?i|ïenen.
©ergehjut ong Christendom en liefde cenj? 6p
be eerste Reformatie, bonnen be waarheyd om*
ijeïfbe en belceb/ met gebaat ban lijf en goeb:
boen bp groot en nlepn alle epgen interenen/
om bat ban %t\\u$/ toierb agtcr gefrelb/ boeber
ontfag taaar boa? al bat Goddelijk taa£/ boen
belijdenisse en wandel ober een quam/ boemen
litber jijn bloeb tailbe berliefcn/ al£ jijn Conf*
tientic quetfen/ boen on£ Land foo een groot
getal Martelaren uptïeberbe/ boe be eenboubig*
fjepb/ oprcgtigïjepb/ berloocljening/ allefint^
uptblonn: maar ftet nu/ Ijoe pbben top onfe
eerste liefde verlaten ? gelijfien top na onfe ©oo?*
ouber£/ bie men niet non berifpen ban openbare
fonben. J)u ig Ijet spel getaojben be gtootfte
groutoeïen te boen/ nu ïjet een hermaan/
3i|n fanben abj Zodom b?p upt te fp^eften/ nu
fictmen bet genaambe Gereformeerde Christendom
herballen tot be 45eefr be£ biepen flaapj?/ bet*
b?onfien in be tocHufrcn/ obergegeben tot be
grootgljeib befe£ leben&z bol ban taaan/ pbel\'
|epb/ opgefclafentljcib/ lafteringen/ leugentaal/
bloefien/ en profaneren ban al taat <#obbeIp
-ocr page 126-
over Openb. 2 : 4. 5.                  65
#. \'t 3$ of te vreese Gods niet meer te bfnben
i$, <0 ijae i$ be eerste liefde verlaten! <& fyoz
\\f
be Gereformeerde Kerke gebefa^meert!
2. 3fn \'t bnfanber; baat jijn nag anber onö
bie een Heylig zaat jijn/ bat nog ïjet eenige
fteunfel Jjeeft. Maat §Iefu<? Ijeeft ooft bat tegen
jjaar/ öatfe gun eerste liefde verlaten hebben.
23ebcnHt get felfé/ en Iaat n Confcfentic ao^-
beeïen/ toa£ u liefde baareen niet gjaater? ^ae
lief taa£ u be Wet ban God, sn toa$ u berma*
ftinge/ en dierbaarder dan goud, en foeter al*?
honig, maat fiet nu \\$ fn nnfmafieltjft. J©at taai?
u liefde tflt <èab en SBefug gtaat? nu tjae tan*
tratie. iJDat taa$ u yver omtrent be faligljenb
ban u .ïSaaften/ en in \'t laopen ban be loopbane
bet Godsaligheyd ? maar Ijoe Ijerteïaa^ nu; faa
bat 3icfu£ u Hoofd, en Man, en i|eere/ tegenj? u
mag getuugen/ Sier. a: a. Soo seyd de Heere, ik
gedenke der weldaadigheyd uwer jeugd.
<®m bat tan met Jeschurira 3ijn vet getaajben/
om bat nnfe baa?fpaet faa graat getaeeft i$/ al$
ten Lamp baar te beel Olie in getaeeft \\$/ um>
gebluft/ alé een «©cftip bat baar te fterfien baa?*
toinb taa?b amgeflagen; te beel taegeben in be
taeereïbfcljc bfngen/ Ijet inb?ingen ban be laffe
öeïijberen/ fcfjaan antaetenb en genabclaaë/ an*
Öcnlig en töabbelaa^. %$ bit nu bie ïïetfte?
baar faa beel ban baa?fegt taa£/ f>f. 87. Seer
Heerlijke dingen, worden van u gesproken, o gy
Stad Gods, ^>f. 110. U Volk sal seer gewillig zijn,
op den dag uwer Ileyrkragt, in Heylige Ciragie.
%$ bat Fjet regtveerdige Volk, bat be getrouwig-
heyd fietaaarb? Slef. 26. bie t^upbe/ bie bol*
5                         maante/
-ocr page 127-
66                Lodesteyns Predikatie,
maafite/ en fcgonc ban Sfefu^/ (fc. <£> Ijoe ij
gaar gïang bcrbunfrett? ïjae i£ be ftijoone en
getrouwe Stad, tot een Hoere gctaojben.
3$ öat beanttooojb öe ecutaige ïtcfbc ban <£ob/
be liefbe ban ^efu^/ en jijn toaadjenb/ ban sijn
roepingc/ om tE verkondigen de deugden des gee-
ne, die ons riep uyt de duystcrnis tot zijn \\von-
derbaar ligt. <0 gn btaaajE en ontoijg? ©oïft/ fult
gn bit ben ^eere bergelben.
itëat Ijebbcn ton te bcttoagtcn foo ton on£
niet befteeren?
i. üïefuïi fal tot oiuj nomen/ maar taie fal
3tjn tocHomfte nonnen betbjagen/ .ïfëaï. 3: a. 5.
2. ï|n fal jijn Kandelaar taeg nemen/ ïjet Evan-
gelium mag nog Waar onber an§ fcljijncn/ bog
fal fjaaft nonnen berbuufteren/ onfe berfmagtc
onbannbaarljenb totl jjn niet langer berbjngen.
üE>at i«Ter meet aan befen toijngaarb te boen?
3jef. 5. Rebben tap meet Beloften aï£ be Joodsche
Kerk, en befe Kerk ban Ephescn, en ban Asia?
3$ \'er tael een ïïerfi bjngegaan/ Bohemen, Pie-
mont nu Vrankrijk. 3©aarom foube <£ob jijn ge*
toooneïtjfie ïjanbelingen bcranberen/ jijn tan foo
beel beter? ijTer foo becï meer beugt in an$
obergeüïeben? \'t 3$ toaar/ baar i$ nog tael neté
goebs/ be liefbe aan be berbjuftte/ (¥c. maat
baar moet meer bn nomen/ taant aï gaf gn al
u gocb aan ben 5Crmen/ en gn Ijebt be liefbe
niet/ tot <£ob in CB^ifta/ foo jijt gn maar al?
ren klinkende belle. 3n mag gier feggen al$
3JefU^/ meent gy dat dese grooler sondaren waren,
neense, maar indien gy u niet bekeert, gy sult alle
d sgelijks \\ergaan, en 3Jer. 7 :12.13. taant gaat
nu
-ocr page 128-
over Openb. 2:4. 5.                  67
nu peencn/ en roept öaaram niet oen Tempel
des Heeren.
3. Haastelijk sal hy komen. 3Ca fiet ïjem nabe*
ren/ pp ftaat nI g«eeb/ pp Ijeeft bc Wan al
in 3tjn panb genomen/ en öe ^ijl aan be taa?*
tef ban oen 55oom geïegt/ en tan pcïiuen een
ncnautabe tijb te toagten/ en öaatom reben
om on£ fpoebig te fiefieeren/ eer ben bjinftoefter
tot onp nonit/ en tan genoabfnaftt 3ijn ben b?oe*
l\'em upt te bjtnftcn. <0 Ijoe ftoaar fou bat <óo?*
beel u ban ballen.
d3ebenftt taaar unt ton jtjn gebaïïen/ berge*
lijnt u öp be eetfte ïterft/ betreurt u ongereg*
tigpeben/ boeb u eerfre toedien/ pber in sijn
ftantplaat^/ uetragt reformatie/ na \'t bao?öeeIb
ban be Apostolische Kerke; baar $ geen ber*
maan in \'t Evangelium, \'t ij? een laft/ Jjattben
tan Ijet niet meer in eer/ <&ab fal Ijet toeg
nemen. 3fa 3ijnbcr niet al ulijnen bat iöob taiï
bertrefiften/ be p?ebfnbienfr taerb niet gejegenb/
6ob3 fiinberen 3ijn <6eefrefoo£/ <#ab neemt 3ijn
dienaren al toeg/ ton taojben mager na jiel
en lidjaam: 3Bat faï nog ban on£ toojben/
banftt tfob bat gp ïjet Evangelium foo lang ge*
Sab geut/ fiobcn foo beel anbere/ boeb boo?*
beel met al be genabe mibbelen nu gp bic Ijeut/
ban fal 3Jefu£ niet nomen met 3ijn ©o^beelen/
maar 3egeniuge en genabe/ en baar gp al toeg
Baat/ taeberom nomen; ï|p fal jijn Kandelaar
niet toeg nemen/ maar laten uïijben/ ban fal "t
ligt te gjooter toojben/ <£fai. 60: 1. o. 3. Siet u
\'igt komt, ke. Saben en ^epbenen fiefieert/ be
foterftaat ban be ïierfie nomen/ en <£ab met
5*                                3Ün
-ocr page 129-
68                Lodesteyns Predikatie,
3ijn <&o?beeïen tot Babel. .ïtèaar befe ïïanbe*
laar be ïterfte fal ttn$ gebjagt mo?ben baar
<tëob Ijet ligt i$/ en het Lam de keerse, &c.
APPENDIX.
M Yn waarde en lieve vrienden: 3J?H Rebben
boo?fjcen gefien/ i. ï^et dreygement bat be ^ecte
%tïu$ Iaat boen aan ben Engel, of ben Dienaar,
en met een aan be gantfcïje Gemeente ban Ephe-
sen, neben$ alle be Gemeyntens bie in foobani*
gen ftaat jijn. a. <Ccn Conbirie bie baar fijt
gebaan ÜJOJb/ indien gy u niet en bekeert; <§0Q
bat Volk bat m Ijet ligt ban mijn waarheyd
geef/ nog blijft in bunfternté/ en mn baar boo?
niet «omen te fien/ nog Ijaar felben ïiennen/
bat 3p boa? be waarheyd niet fien batfe ber-
ïoaeljenb moeten 3ijn/ en boo? a5ob ïeben/ boa?
fig te befteerem Itëanncer be mcnfclj foo mo?b
berligt/ en fict bat be ï}eere aïle£ taeerbig i§/
en bctftaat bat Ijet biïlijft iê/ bat ÖP fig ber*
locTjent/ en bat ban ooft boeb/ en Ijet baar
boa? ïjaub/ betaijl <£ob taeerbig ij? bat Ijn ge*
ïjoojfaamt en gelieft taerb/ en bat alle fchen*
felcn 3ijn bn bat eenige/ bcminnelijlie goeb/ en
baarom bekeert gè fig felben tot <£ob/ en taojb
foo een mensche Gods.
«üKaar ïjier ip een bjengement: Indien gy u,
op dat woord, dan niet bekeert, ik sal u haaste-
lijk by komen; fcïjielijft en onbertaagt/ gclijft
ïjet wee van een barende Vrouwe, i ijCljeff. 5. $?et
fal ïjaafrig nomen/ ten aanfien ban be tijb/ of
in opfigt ban be onfigtbaarljenb ban be met*
ftingt
-ocr page 130-
over Openb. 2: 4. 5.                   69
fiinge beg peeren/ om bat oen mcnftg bïinb i$/
geïijff tegentooo?big be tacrning ban benKande-
laar onber cn£ foo bupfter en bïinb i$/ fcgoon
bat niet gefien tao?b/ om batmen meent/ ton
geöben een Triuraphante Kerk, bie nont beter
geeft getaceft/ afê nu.
tjet breygement felfé 1$/ ik zal de Kandelaar
van zijn plaatse weren, berftaat boo? be Kande-
laar be Gemeynte, a$ <®penb. i: 20. 3!n mei*
fter£ mibben 3jegoba tuanbelb/ en tao?b faa
genaemb om bat get woord ban ben lebenbi*
gen dPob/ ben menfeg bctligt/ om ïigter te 3Ün
tot eere ban ben l^eere/ alffe hun ligt laten
schijnen voor de menschen, .Hfèatg. 5- en tot
hJinninge ban gaar naaien/ bat bie sonder
woord mogten gewonnen worden, 1 Jj?etr. 3.
Wit Kandelaar nu toerb geweert. 1. $UI«? be
ï^eere get gantfege gefrel ban be Kerk taeerb/
ah» ga bk Iaat oberrompelt mo?ben boa? be
#yanben/ of ga berboertfe/ ïaatfe in d&ebanBe*
niffe gaan/ neemt be ïuaargeyb en belijbenij?
altemaaï toeg. a. <®ï al£ <6ob get ©olft meï
Iaat blfjuen in bjcebe/ Iaat get moojb en be
öelijbeni£ baar/ alffe filijft een fatfoen ber ïterne/
gelijfi in \'t Pausdom: \'t 3$ maar/ bat ma£ meï
ren berrotte ïictft/ maar get bleef ebenmel nag
ben Tempel. <§aa Iaat be J|eere ooft an$ be
waarheyd gouben/ en eeniger maate filijben be
fo?m ban een ïlerft/ Iaat baar ban 60 nomen
menftgelijfte infettingen/ om bit Kerk te bebef*
tigen/ en onbertuffegen be J^eere neemt jijn
<£eeft meg/ ban $ \'t Icoboth, be Heerlijkheyd
Gods uyt Israël. <© bat f£ een beerlijft berpïan*
ten
-ocr page 131-
70                 Lodesteyns Predikatie,
ten ban be Kandelaar, bat i£ be jieï foo toel
afé \'t ligt taegncmen/ en bat oojbeel i£ te fcfijift*
Hclijner/ om batmen baat foo toennig agt op
geeft/ en men bergaapt fig aan bat untcrlijfte/
en men ftan nog bennen en (eggen in foo een
fraat/ baar ij? nont beter geftalte ban een ïïerft
getaeeft/ al£ bcfe. <£>iet bit oo?beeI in be Sfoob*
fefte ïlerft/ ten tijben ban ben Saligmaker, boe
toag ftet ligt fmmet£ unt gaat/ 3y taaren foa
bunfter/ bat Sefug moeft feggen; Och dat gy
blind waard. £n goo?b fiaar ebentael ccn$ fp?e>
fien/ 9Joft- 8. wy zijn Abrahams zaat, en nebben
noyt ymand gediend, hoe segl gy dan, gy sult vry
worden. 3$g 3ijn niet geboren unt fioerberne/
ton Ijefiben <öob tot een ©aber: Maat 3fefu^
fenbe tot Raar: Gy zijt uyt den Vader den Duy-
vel, want die uyt God is, hoord de woorden Gods,
daarom hoord gy lieden niet, omdat gy uyt God
niet en zijt. <& bat ligt taa£ untgebluft onber
ïjaar/ en sp roemöen nog in garen ftaat.
<Ee finfonberfte groote ftoarigfienb/ en engen
b?engement aan be ïierft bejéf Nieuwen Testament,
ijf ftet toeren ban ben Kandelaar. 3In ftet Oude
Testament taa£ ftet foa niet/ maar egter tot een
ftftabuta. ü^ier ban berfiet be i|eere ftet ^uj$
Sfofepft^/ $f. 78. maar anbcrftnt^ be ^eerc ftab
3ig meer untterlfjft berbonoen aan bat £>alft7
al£ nu aan on£/ \'tblijfit in ben &&/ en a Cfteff. 2.
3Jn ftet b?engement ban bicn afbaï/ bat be men-
sche der sonden geopenbaart sal worden, als dien
Sone des verderfs, bie ftem tegen ftelt en berfteft
fiaben al bat <£ob genaamt tao?b/ of aïff God
ge-eert taojb/ alfao bat fin in ben Tempel Gods.
-ocr page 132-
over Openb. 2 : 4. 5.                 71
ab? een <£ob fal fitten/ en foo ïjem felben ber*
tonnen/ taant bt berbo?gentïjepb ber ongereg*
tigljepb tao?b alreebe getajogt/ om batfe be liefde
oer taaarljepb niet aangenomen pebben/ om
jalig te too?ben/ boa? bic waarheyd niet fieficert
3ijnbe/ ban jig felben tot <6ob/ bie paar baarom
fenb een n?agt bet btaaïfngen/ bat 3p bc Icu*
gen gelooben.
«fëiet bat <öoö ïjet £olft t\'eenmaal fal uptroe*
yen/ en berboen/ be $ecre fal {jaar beel ligt
ftaanbe ïjouben in Jjarcn flanb/ foo batfe fal
feggen/ Ik sittc als Koninginne, ik sal geen quaat
sicn, en bat i£ ïjet oojbceï/ baat mag men foo
p:aten ban upttcrlijïte fïagen/ abj of in bie
unttaenbige rutaiene ïjet 3taaarfre oojbeel taai?;
.©een/ be $eere fal onjf ligt in boojfpoct laten
nomen/ geïijft be Iterfte ban Romen beeïfint£ i£.
<© bat top in eenboubigpepb fionben uptbinben/
toat be ï^eere onber on«j boet; ton moeten op*
mernenbe jijn/ en gooren be siemme des lleeren,
toat Ijp fcggen tail met ïjet omtaerpen ban bie
groote geboutoen be£ («Cempebj/ toanncer top
ben ï^eere fuüen gooren roepen. Indien gy u
niet bekeert, ik sal u haastelijk by komen, en den
Kandelaar van zijn plaatse weeren; \'t taelft at
l^cere nu boet/ maar \'t i£ ïtlepn bat ton met
vni upterïijne oogen ficn/ be bertaaefling ban
fnfe Dom-Kerk, bp \'t gene top boa? ïjet geefte*
ïijne ooge ficn; baar fien top toat <£>ob boet/
aan bat nofteïijft $up£ Zion, toaar ban ben
Tempel in ïjet <é. C. maar een boojbcelt taag.
3fêie ïjoa?t nu niet be ï^eere feggen/ ïjet ^fju
•naar uptterlijfie tempelen bic gp mp gebout
pebt/
-ocr page 133-
72                Lodesteyns Predikatie,
BeBt/ en ift toil levende Tempelen gefifien. Wh
fiet nu niet ^iong bal/ in ben bal ban anfc
JfJerït/ boo? te ftcmme be£ banbet^/ flaanbc in
bat g?aot d?eBaum/ bat nu afcj een puynljaop
ter aarbe legt/ en berbcelt bat dnob jijn ïtan*
beïaat ban on£ mil tacgncmen. 3#ant
i. 33e Kandelaar ij> een ligt, mant ton ber*
flaan ijicr boa? ijet ligt bat op ten Kandelaar i$/
anberg i$ \'t maar een llabel bal bctmarrfnge/
boo? bat ligt fiet be mcnfrïj Gods Heerlijkheyd,
tn ban Zion: maa? maar ig bat ligt tegcntooo?.<
big/ men fegt \'t Zion, nietnanb bjaagt baar
na; brie agt SSian mat? mie Ijceft alle£ boa?
4?ob en jijn Sterfte? ïiom fegt my/ Ijefit gy u
gaebcren baar beo?? Wat mo?b \'er gebaan tot
boo?tpïanting ban be waarheyd, tot ueneeriug
ban §obcn en I?eybenen/ en \'t blinbe $?au£bom.
^eeft <!?ob geen mibbel.cn genoeg gegeben om
bat tacrft te fiebojberen/ maar taojbt ben bienfl
na fieljooren berfojgt? en fiet bat f£ \'t ligt bat
tay Ijeöficn ban Gods Heerlijkheyd, en be£ IierJ£
taaarbiggeyb; nclient ban bog bat bit ligt meg
i£. üJmmerg fft moet Ijet boa? my fieïiennen/
en bennen. Wat faub ilt niet lijben en boen/
inbien ift <&ati fag? faa fiefeïjaamt get duyster
Pausdom on&/ bie foa beel fiolen baen am Bate
bmaïing boo?t te fetten/ fenben jy niet fdjaren
ban $?iefrer£ uyt/ en mat gefcljiet ban onfe
3Ceerarcn5
a. %$ niet get ligt ber waarheyd nejmalHt/ en
6yna geljeeï meg? maar neen/ Bet ftaat baat
nog in taoajben/ maar maar h? bat ligt in \'t
Jjerte ? mat maeft. faa een B^rftelbe HCeer niet
boort*
-ocr page 134-
over Openb. 2 : 4. 5.                  73
boojtfirengen/ ten uptftefienbe berïotöcntïjepb/
men moeft ïjet fien aan te menftfien/ Ijaar taoo?*
tien/ en baben/ paar ftlccbfng/ en fpiife/ obccaï
moeft men ïjet aanfien/ bat öct een beugtfaam
tnenfep ij?; maar bic ij! face te foeftcn: bc Men-
nislcn, Papisten, en Socinianen, fteftetl fomtijbj?
noben on?? upt: %$ bat ligt ban niet öe3taalfit?
nogtanj? fegt men top 3tjn immerj? beter alj? bie
btaaïenbc/ ton hebben be waarheyd nog in onfe
Catechismus, en belijdenis. 3Ja bat ij? toaat/ maar
Iaat bic u saligen: \'t %$ toaar/ \'t ij? een ftofte*
lijft fcfi?ift/ baar boo? fouben top bej? nootj? 3ijn*
be/ toillcn fterben; maar fegt baarom niet alj?
be Joden, ben Tempel des Ileeren ij? befen; 3Jft
fegge u/ gp fult erger 3ijn alj? pet Pausdom,
taee u Chorasim, wee u Iicthsaida, het sal Tirus
en Sidon verdragehjker zijn als u-lieden.
3. <£e ïserft bie ij? toêrelbj?/ bc grooten too*
nen fict met ren bollen 3taier/ en b\'anbcr bal*
gen: fau pmanb baar aan ttaijffclen/ bie onfe
©ergaberfnge in bc ïïrrft maar aanftct/ of bc
iBerelb ftjuppter in: <öaat maat in be ïterft/
baar ftet gp be ï©erelb/ en 3onb gp nog ttaijffc*
len of <£ob 3ijn Kandelaar toeert/ taant baar
moeft een ligt ban Heyligheyd en ban lijben 3ijn
onber be <£ïjrfftenen/ maar ter contrarie be bup*
ftere 3©ereïb en pet bïeefeft ij? ingeft?open: l^ecft
niet be ïuft 3ijn boïïcn 3taiet in oberbaat/ ïeft*
fternp/ elft neemt foo alj? fip \'t fijijgen ftan. 3Jft
tacet tael <£ob Ijeeft be 3ijnc nog onber onj?/ en
bie 3tjn nog ïjet fteunfcl. Ü^et is? aanmerftelijft
bat fict Choor ban bc Ktrk i|? blijben ftaan/ ja
be befte fuïlen blijben; en ban ij? ben Throon 6Iij-
ben
-ocr page 135-
74                Lodestyens Predikatie,
ben ftaan/ bat té ben naam ban be Kerk, taieng
Klokken-geluyt te g?onbe legt/ en letter op/ baar
fal met\'er tijb ooft een rutoiene tuffcljen bepbe
fiomen.
4.   <§iet een£ fioe 60b tacrftt ontrent jijn
ïterft/ nu fip bc jijne taeg-neemt; bcbenftt u
etn$/ fiet een$ agttrom/ toat jiinbcr niet al
geeftelijfte menftfien ban on£ toeg-genomen/
onlange nog een ïfemetë Man/ bie entte! töccfl
toaj?/ ö fioe ftigteïijft/ taat fiab fin cerbicbige
uptb?uftfiingcn/ afó men fiem maar fag ;P?ebi*
ftcn/ men toierb geftigt. ï^elaag/ fulfte Stigtcn
taaren be peeren B ogsard, Schotanus, en anbere/
boo? be to?eebe boob on£ onttuftt/ ontfefiaaftt/
ontb?emt/ en als? of bat niet genoeg maar/ baar
ftomt een taerbeï tainb/ baar jijn een becï ©?o*
men/ bie fcfiepben 3ig af/ en loopen tocg; maar
bit i£ niet toel gebaan/ taant ju fiabben met
mp/ en anbere meer/ fiet fiumj aan b?anb ge»
ftoftcn/ fao moeften sp fiet mebe helpen bluffen/
en foefien fiet ontfteïbe fierfteït te ft?ijgen. SCn*
berc baar be $cere g?oote gaben en genabe
ingelept Reeft/ too?brn boo? fieftte en staafifie*
ben onb?upftbaar/ en ig bat niet <£ob£ befrek
lingc onber on$? fioe beïe fiebben ergernté ge*
gebcn boo? Hlcer en fCeben? %$ \'t niet of be
ìre in bit alïe£ fepbc/ Ik pak mijn spillen vast
op, en bat al-tc-maal om bat ift fiet ligt tuil
ïaten herballen onber u.
5.  %$ fiet niet taonber/ bat <#ob fulfte toon»
beren onber on$ gebaan fieeft/ ban \'t 3Iaar 1672.
fi?engenbe ben ©panb onber on£/ en fioe mita*
ftuleug baar toeberom upt boen gaan: 3J^at
jijnber
-ocr page 136-
over Openb. 2 : 4. 5.                   75
jijnber ftorm-tainben/ cn banberen onber on*
getaeefr/ tn toat gaet gebolg geeft men baar
ban gejïen/ en taat beranbering i£ \'er in eenige
ftaten ber menfcfien genomen? Cn bpfonber
moeft be Kerk gefupbert 3ijn/ taant bie bj toon»
ter fietaaart in gaar b?pftcpb/ in fiet mibben
ter bpanbcn toa£ men onberïtfnbert in aïle <©effe*
ningen/ en taat ig\'er gefcïjieb/ Zion moeft ge*
fupbert 3ijn/ maar taat bcterftftap ftomt\'cr?
<§al ben Smelter fmelten/ en fal men ïjct schuym
niet afboen? 9fa foo onberbctcrlijft sijn top/bat
men niet mag gooren bat\'er ban gefp?oftcn
tao?b/ en top jijn alle ab? te booren/ foo bat
men Maar ffct bat <öob boa? beeft/ 3fjn Kande-
laar te Aveeren. <Pe Predikanten Beteren niet of
mepnig: üft fie be bunfterni£ in be Kerk, foo
tael abf in mijn feïben: <Otft bat top een£ fagen
Boe geefteïoog tap ICeeraar^ 3ijn: 3fêp roepen
al ban Reformeren, en baar fiomt niet ban.
6. 3?aar Somt Bp bat \'er geen geboeïen nf
onber be taeï mecnenbe/ be een loopt Zuyden,
ben anbere Noorden, of berfrïjiïïen foo beel abf
Oost cn West, baar i£ niet bat een herte en
Sieïe/ bie in be eerfle ïüerft taaren/ be een bat
&et berberf gier/ be anbere baar: tailt gp mp
öe ftfiult geben/ ift mag bet ïijben/ ift tail anbere
niet öefcljuïbigen/ maar ift fie baar in bat Gods
Geest taeg \\$/ en bat be Kandelaar getaeert
taojb/ elft ïoopt upt jijn epgen epnbe/ %t\\uf i$
niet bat eenboubig oogtoit.
7« <E>aar ftaat een Stal-ligt op ben Kandelaar
in plaatjf ban bet Ware ligt, en baar ban baan
ftomt een babf leben/ baar ftomt ftaan toat
fierfen-
-ocr page 137-
76                 Lodcsteyns Predikatie,
Jtcrfen-ftcnnij?/ in pïaatï? ban be Watt ftennij?.
iJDn gooren bifitail?? feggen/ daar is kennis genoeg,
was \'er maar Godzaligheyd en practyk genoeg,
maar bat ij? mij? gebat/taant een kennis fonbec
Ileyliglieyd ij? een balfclj ligt/ en bat ftaat tegen*
taoo?big op ben ïhroon: be fiennijö ban be
tooojben bet Waarheyd, ij? bc toarc ftennij? niet;
hit mennen biel netó te toeten/ i Cor. 8:2.
maar be letter dood, 3 Cor. 3.
8. 3£aar ban ij? \'t genomen batmen een eer<
lijft burge^Iijft lebcn geeft aangenomen/ booj een
Christelijk leven, en hit ijcfifien ton ban ooft aan*
genomen tot ÜCebematcn ban be ïierft/ bat uc»
b?icgt onjfy en bat maaftt bat be toeerelb foo
onber on? ij?/ en fjet bleej? foo on ben (CQ?oan
ftaat. .üDaar een teaar Christen, bat ij? een
menfclj baar üïefttj? in leeft/ bie be aarijpjafie
HSobj? in sijn ytl fteeft/ bie <6ob bc Psalmen geelt
in den nagt, bit fegt/ ift Icbc nu niet meer/
maar Christus leeft in my. *$ie menfclj boeb al*
Iej? boo? 60b; maar fin bic <§tal-fiaatj? ij? een
eerïijft menfclj/ een bcgeïfjft Cïj?iftcn/ om batmen
ïjet onberfcljenb niet ftent.
p. *E>aar ban baan ftomt bat bc menfclj ooft
foo blinb i$/ taant neemt be gronden ban be
Christenen jijn imj? of foo/ en ftp boeb geel an\'
berj?; ton feggen/ ijet ij? beter guaat te ïijben/
alj? guaat te boen. 23rfrraffen ij? een toerft ban
Ifefbc/ maar ban fcgtmen tael Predikant, toaarom
fin mn meer/ al?? fin mijn Buurman? gn moet
op b\'ecn niet meer ballen aïj? op b\'anbere: ebcn
nf\'t toerft ban bcfrraffen een guaat taai?; maar
alj? bat ligt op bc ïtanbelaar fc&ccn/ foubcn top
-ocr page 138-
over 0penb. 2 : 4. 5.                  77
be waarheyd fien foo alffc in Chjtfto & 3^t
feg ift niet om maar te Blagen/ maar op bat
ttm fouöen fien ïjoc Ijet ftaat onbet on£: niet
om ban te toanljopen/ maat op bat ton fouben
toagten op be beloften be£ Ueeren, bat Ijp haast
komen sal, en be Kandelaar toeren ban 3ijn plaatse;
# Iaat jjet bog biep in finnen in utae 3iele.
io. <siet Ijoe tacnnig gcfigt en ïtennij» baar
i$ ban <6ob/ taant toat foumen anbct£ niet
meer öefig 3ijn in be berlatljcning 3ijn£ felfé/
en in be berljeerlijïïing ban bie Majesteyt? i^oe
foumen baar ban fingen en fp^eften in bc 6p-
ccn-I\'tomften bcr menftljcn/ alé ofmen taat taon*
berë geficn fi>o? maar nu nTcr een biep ftfï*
l\'mijgcn: SSijt ban met mp obertungt bat men
<6ob niet f iet/ taant iiz ïjttxt Ijet baoj btn taijfen
tn bcrftanbfgen beelfintj? berüergt/ en openbaart
Öet ben ïünbcrften^/ .ïftattlj. n, 3£eeft berfe*
fiert/ inbien Ijet ligt baar franb op ben Jtanbc*
laar/ öet fou tael ligten; ban foumen <6ob biccfen/
al toiften Ijet geen menfdjen: .ïEaar nu i£ \'t
miaat om bat Bet be mcnfcljen tacten/ al om
nat be Jehova niet geficn taojb. foumen anberj?
öe taccrelb nog foo lieben/ en Gods beminnelijk-
lieyd niet meer beminnen/ en op tjem toagten/
om on£ genabig te jijn? 55elijb ban met mp
nat tap 43ob niet en fien.
ii. %t ligt ban ben Geest beg onbetfdjenb£
Saat taeg/ om be taaarïjcpb ban be leugen/ öet
fnoobe ban Ijet ttofrelijfte te onberfdjepben/ en
°aar gaat bie bommen CIjjiften aïfao geen. &tgt*
tien gy moet de Papisten soo veel vryheyd niet
laten; tael ban fulïen 3p be onfen ooft tegen*
ftaan/
-ocr page 139-
78                Lodesteyns Predikatie,
fraan/ baarom foa tap taillen batfe on£ boen/
moeten tan ïjaar boen; maar sp boen on£ alle
rmaat/ beletten ong taaac 39 nonnen/ fcljoon tan
bc taaatïjepb Ijcbbcn/ en jn be leugen; maar
felfê tocrb geen eerlijft burger onberfdjepben
ban een toaar <Cg?iftcn. CJoe grijpt ben menfep
Jet een boa? \'t anbec aan/ pet ftenlijïte boa?
|et onficnelijnc/ ïjet tijbelfj&e boo? pet eeutaige.
K>aar jijn nu bie (Cbaugeïiftlje Cooplieben/ bie
alles bcragten 6p bie kostelijke Paarl, % €,
«Jtëattïj 13.
12.  ïfet ligt ban <6obg taoo?b gaat taeg/ en
bat moeft jijn een ligt boa? onfe boeten/ en een
ïantcern op onfe paben: Wit tao?b nu gcb?eben
boo? liefbc tot bat ligt? taie mebitee?t bat taooib
bag en nagt? Xceft niet een pber na jijn fin?
J^ecft niet nber pup£/ en elft menfeö/ een 23i)bel
op fijn felben.
13.  I|ct ligt ban be Caftijbinge gaat taeg/ bc
Sehoole des kruyees, moeft een Schoole des ligts
jijn: taanneet ïic Gerigten des lleeren op aarden
zijn, dan leren de Inwoondcrs der wecrcld gereg-
ti\'gheyd, Cfai. 26. Cn bc ftaftijbinge geben een
b?eebfame b?ugt bcr gcrcgtigljepb/ ï^efi. 12.
3&aar taat ligt ig\'tt nu boo? al bic ftaftijbinge
geftotnen/ heeft tael pmanb \'t geen gefeïjieb ij?/
ben ï^ccre ficn boen/ jijn fin berftaan/ en alle?
gebat/ tcttaijl fret taaj? op bat top ben lefioba
foube ïeeren ftennen?
_ 14. <§oa top nu bao?tgingen in be ïterften/
«értjaalen/ E" ^upfen/ top fauben ober al öebin*
ben bat [jet ligt taeg gaat. <§iet be $Jupfcn
cenj? aan: d3obj? taoo?b fegt jupft niet tiie en bie
Huys-
-ocr page 140-
over üpenb. 2 : 4. 5.                  79
Huysoefleniugen fult gp toen/ maar tap bebin*
öen \'t aan be ftinbcren/ bic upt bc pupfcn ftamcn/
3ijnbc ;nu tot paar jaren: tael ban \\$ \'t bt manier
batfe ten Avondmaal gaan; auj tan gaar ban
onberbjagen/ 3p toeten nergen*? ban/ nag ban
\'t een/ nog ban \'t anber. <J3n Vaders en Moeders
b?aagt maar u felben/ toat ocffeningc pebt gp
bageii)E$ in utac pupfcn ? ^eftent ban bog met
mn/ bat pet ligt toeg gaat. €n taec on£ aïg
£ob ban oné met jijn tooo^b en genabe/ geeft
en leben/ fal geinenen 3ijn/ ü^af. 9.
2» foubc nu bit guaat tact meer berfi^epben;
maar laat on£ liebec een£ fien/ taaar al bit
paat ban baan genomen i$/ taant tap lecren
immcr£ be waarheyd, en peboen be taoo?ben
üer toaarpenb in onfe Belijdenis, en <£ob peeft
gefepb bat pp baar op tail sijn/ poe i£ \'t ban
bat pet ligt nu foo taeg gaat?
1.    .ïUSen peeft be tooojben bcr toaarpeib
geljoubcn boa? pet ligt/ en be JCeere ber
uerfceteringe boo? be pede £ïefa?matie: maar
tan moeiten toeten bat be leer ig tot pet leben/
cm ben menfep taebcr te frcïïen in ben bienft
6abö; maar men ïjaub nu al boo? een goeb
Pcrefojmecrb menfep/ bie be taaarpepb uclepb/
•n men i<? geruft aïó men een Jpauift ö?cngt
wt pet Pausdom tot onfe Lcere: .ÜJiaac tap
uoeftcn ben menfep lecren bat \'er een intaenbige
ttranbering moet jijn/ en ijk gepaart met Gods
vaaiheyd, boa? ben ^epïigen <6eeft.
2.  Mtn legt niet af bc epgen liefbe/ en men
toub niet baar boo? bat be zaligheyd beftaat
n <6ob te Rennen/ en 3pn <§oon jjj. C. taaar
in
-ocr page 141-
80                 Lodesteyns Predikatie,
in ftet eeutaige ïeben i$/ Sloft. 17. ©at \\$ ben
ïf emeï bag en nagt te roepen/ Hcylig is de Heere
der Heyrscharen. .ïfëaar ben menfcft fioub ge*
ourig taat anberg boa? ben l^emel/ aïsï bie
ftertelijfte b?eugb in d?ob bao? Cfi?iftu£. 3©eet
gp tael taat bat f£? fteüt gp meet blijbfcftap in
ben 3Jehaba/ aïö in u rijftbatnmen/ en berma*
ftelijftftebcn/ en fanbige gefclfcftappen?
3.   Jtëp ftefcben getneent bat be faïigmaftenbe
HCeere bet toaarftcib/ al tart toa£ berbebigt/ afó
tan bie ftonben b?u fioubcn ban bic ïaftcr/ batfe
geen fojgdoofe menfcficn maaftt/ baatmen toeten
mae|t bat bie 3Ceet i<? be eenige fontepnc ban
alle £}epligftepb/ leetenbe on£ ftoe ton fteplig en
matig moeten ïeben/ (Cit. 2. boo? bc prediking
des geloofs, fttijgtmen ben <©eeft/ <£aï. 3. en
ooft bergebinge bet fanben/ en tufte ber Canf*
tientie/ (ïc. «ï&aar \'t i$ ooft op bat top <#ob£
epgenbom jfjnbe/ boo? Rem leben.
4.  .ïücti fieeft Öct upterlijft geftel ban be ïtetft
gefiauöen bao? \'t geftedc geftel/ en men fieeft
allc£ aangetaenb om bat te fictaaren: 3Eoopt
baat ban taat anber£ onber/ bat anberfinté
quaat i£/ bat tao?b goeö/ om bat ftet $ tot
öcftaubeni£ ban bat upterïijfte: bu£ fonbigtmen/
en fp?eeftt anbere na be monb/ en boeb ftun
fin. \'t $$ taaar/ men moet tael fo?ge b?agen
boo? bien unterlijften fianb/ maat meeft boo?
ftet miftiftc bctbo?gen lieftaam Cfi?ifti.
5.  .ïÉen fieeft bettao?pen be ^eerfeftappp be£
Pausdoms, maar men $ niet bao?fïgtig getoeeft
om be ïïerft te betoaren boo? aüeclep Xyttv
ffftapppe: <© taat fio?bige/ ergerïijfte/ en onben*
genbe
-ocr page 142-
over Openb. 2:4. 5.                 81
gcnbe <0uberlingen en <Pfaftcn3 fctmcn in \'t
tetfte geftoelte/ baarfe niet£ toeten nog boen
\'t geen tot gun ftaaartaigtig SCmöt &eljaa?t:
gctoiffeïijft bit bocb al ben jcgen brrbtaijnen/
toie unt Clj?iftu£ tjct taare l^aofb/ in bc ïtccft
fau fiaraen/ Cnrj. 4« ®aar jijn ;UIccraar<? geftclb/
tn bat 3ijn geen ïjccrfcljcrë/ maar 3>ienaar£/
We ben Schat dragen in aarde vaten, Op bat be
iratnrmentljcnb ber ftragt <&abt$ ijgj * £o?- 4»
die plant tn nat maant té nietg/ maar tëob bie
ben toafbom geeft/ i Co?. 3.
6. Jfèen geeft taeerelb en Weegt brillen boen
fieftaan met be oelybeniö ber toaarljenb/ taat
baenfc ban in be ïicrfi ï fn taaren gcerne in ben
ï)emcl/ maar 3p berfraan niet taat in btn Qt*
mei té; en baacom be bclnbenté gebaan/en até
bie menfeïj fterft/ ban getcoofr/ taant geöjclten
gaan mebe/ en ban ftan taeerelb en blcc£ baar
raebe ueftaan/ ja «tijriftus en bc taeerelb tfamen
gaan/ foo tael até blecé en filoeb in \'tïioning*
rijft <#ob£: baar ben ^aligmafter b?aagt/ wat
gemeynschap heeft het ligt met de duyslernisse,
en Christus met Belial? 31mmer£ bic een brienb
*x$ taeerelb^ tail yin/ taerb een bnanb 43ob3
Befteïb/ 3Jac. 4:4. €n bat tao?b gefien/ fanber
tat men ranb unt tegen bicn mcnfclj f egt/ gy
rijt geen Christen, en faumen bie menfcljen/ baar
toen bat aanfiet/ ban nog beregelen ban <6ob£
Benabe; getaté 311 faubcn berljarb tao:bcn/ en
Qnö eeutaig bïoeften/ om bat men Ijaar oo?bcd
^rftaaarben. .ïiBaar men fegt/ liet word haar
genoeg geseyd, men pïebiftt baar tegen/ ja taat
W ift feggen/ bat té een Protest legen de dood,
0                          taant
-ocr page 143-
82                 Lodesteyns Predikatie,
taant p?eeftt tintje ftaeet/ en u ïjaïf te Barfïen/
gp fait bie gedoopte Avondmaal-gangers niet fton*
nen toifé maften/ batfe geen Cft?i|ïenen jijn/ taaat
öno? <éatj$ too?n ftomt ober be Gemeynte.
<È>it ftaat on£ nu te fiettagten/ i. BDp mat*
ften bit aDa?beeï meer agten aï£ al be upterhjfie
ftaarigfteben: .ïBaar taat gefieurter/ ftomt cen£
oe vyand aan onfc Landpalen, baat roept en
raaftmen/ en \'ti£ aï in roeren taat\'er i$: maar
feftoon \'t berberf bafr in be ïierft ftomt/ men
merftt niet bat pet onftrupb Jesus Hoi Bebctft/
toaar ober tan moefren taeenen. ©olgt eens
ben raabt ban <ïfèafe£/ <£rab. 33. Rukt uwe
vercierselen af, en fiet ban taat ift boen faï/ fegt
be J|cerc; gp moeit u atë elenbigc b?agen.
2.   <ételb u tot Befteetinge en Berattta/ Iaat
pet guabe/ en bocb Fjet goebe/ in een gcljeel
obergebing aan tëob/ in berlotftening ban u
felben. ©ertoont u afó n?obb?ugtige/ afgefthen;
ben te jijn ban anbere: Wil Israël sondigen, dat
nimmer Juda schuldig werdc: fcfiepb u ban ftaat
af: <D tap moeden aï£ teeftenen en taonberen
3ijn in üfrael: 3P moeden malftanberen öetct
Bennen/ en meer Bp een ftomen.
3.   üCeerb bog lijben boa? % Cft?ifhuj: to
<Cfi?iftcnen moeften lijben/ 3ijn fmaatpepb en
fasering ttptfraan/ paar naaien Bcftraffen/ bon
met bjienbelijftpepb: Mtn moeft ftet be %\'ccraarê
b?p moebig feggen/ en ooft boo? paar fiiböen/
batfe <£ob mogen fien/ en pet toooib fp?eftcn in
opening bré monb?/ met bjpmoebigtjepb. $aö
ben berïigten Apostel Paulus bit noobig/ ft"*
beel meer tap/ bic in bupfterniffe taanbeïenbe/
anöe\'
-ocr page 144-
over Openb. 2:4 5.                  83
anberen niet nonnen boa? ligten. 23ib eerft u
ïeeraat in ben l|emel/ ou bat tic u ö?enge
in ben ^emel; Bib baaram met frerfte fugtinge
tot ben ï>eere.
4. =3ib boa? be berbjuftte ïferfte/ faa taeï al£
boo? u feïben/ en boo? on£. ^meefit 45ob bat
ïjn 3ün Israël berloffe unt al [jaar fienautatüeben/
al£ bc ïaften berbufi&elb taierben in €gnpten/
boe quant M&afe$t Babcl fal ecn?f ballen/ ben
<£ngeï bïiegt baft boa? \'t mibbcn be£ Verneig/
met ïjet eeuwig Evangelium. <D tao?b bog öe*
ftouben ban bit berfteert oPeflagte/ foent ban te
jijn een uptfleftent C&?iften. benfit bat be
^eere jijn ligt on ,tteerïanb<» ïtanbeïaar tafl
untoluffen/ om bat ton be ïiefbe bet toaarïjenb
niet aangenomen fjebben/ om faïig te too?ben.
Cragt ban öct quabe in \'t gaebe te beranberen.
\'t 3$ toaar/ alle£ te neteren \\$ u taerft niet/
maar \'t moet een ligt ban ben ^ctnel 3ijn/ bat
na geen menfeïj en taagt; Iaat on£ ban baaram
te famen tot btn ^eere fiibben. O (ry die des
Weeren doed gedenken, laat geen stilswijgen by u
zijn, tot dat hy Jerusalem bevestige , en Zion stelle
tot een lof op aarden.
0"
EEN
-ocr page 145-
EEN WOORD OP SYN PAS
Gerigt na gelegentheyd des tijds, begrepen in
een nadrukkelijke
KEEOKMATIE PKEDIKATIE,
van den Godsaligen, Geleerden, en vermaarden
Mr. ROBERT MACWA1R,
Getrouw Leeraar in Schotland.
Over Psalm 50 : 16. 17. Maar tot den Godloosen
segt God; wat hebt gy mijne Insettingen te ver-
tellen , ende neemt mijn Verbond in uwen monde\'?
dewijl gy de kastijdinge haat, ende mijne woor-
den agter u heenen werpt.
jDSfonber nab?uftMijft f£ $et/ \'t geen tap ben
«üEan <£ob£ Jeremias 5: 3. Jjonren getupgenbe
boa? <Pob uptroepen/ tat fiefcljaming ban Qet
<£obIoofc en troutoloofe SJftaeï. O Ileere en sien
uwe oogen niet na waarheyd, <5cc. Sfln taelBc
taoo?ben be Profeet aanblijft/ bat alleen fulften
Godsdienst ben %ere behagen ftan/ öic ben
ï^eere in waarheyd en opregtigheyd, bienen en
bjeefen. 1. Gods oogen n| 3tjn ober al tegen*
tooojbigljepb/ en altaetenljepb/ taaar ban? be
ileere b&fanberlijfi Iet en agt geeft on be men*
fcgen/
-ocr page 146-
Pred. van Robert Macwair, over Ps. 50:16. 4 7. 85
fegen/ op alle gare toegen en ganbelingen/ en
toef boo?namelpft on gare Godsdienst pligten, toaat
boo? 39 tot oen %ere naberen/ £>f. 3a: 16.
2. ^ie oogen fien na waarhejd, om bat bc SJcere
baar in alleen geeft genoegen en toelgeballen;
ja toont 3ijn bcgagen aan fulfte menftgen/ bie
in opregtiggepb toonen batfe get foo tnecnen/
gelijft 3p feggen/ en oetupgen/ met garen man*
be/ 1 <§am. 16:7. 3. 3}cgoba fé tiaar op foo
gefet/ bat bie anber$ boen/ gem niet alleen niet
neljagen/ maar in tegenbeel/ in pïaatg ban 3egen/
met ftraffen en oojbeelen fieb?epgt toojben/ fiet
ï??ob. 28:9 SJmmerg 39 maren geslagen, maar
Ijanbcn geen pijne gevoeld, nog be tugt aange*
nomen/ maar gun gerte faergarb aï£ een Key-
steen, en gaar getaepgerb te bekeeren. <£>m nu
bit niet lang om te galen/ bupbelpft fp?aftcn bit
be tooojben onfe£ (Cette&/ aangemerftt in gaar
gantfege tfamengang en berbanb/ en öcgelfr een
ftragtige en feer ernfftge obertupginge ban
alleriep gupgclaar^ en gebcpngben/ maar in gaar
öetupgt toerb bat 39 met foo te boen <J3ob niet
alleen te bergeefê bienen/ maar felfé ooft feer
bertoo?nen: Maar tot den Godloosen seyd God,
wat hebt gy mijn Insettingen te vertellen, <fcc.
SClmaar tap" met aanbagt moeten letten/ 1. <®p
be ftojten tufftgen-reben/ maar tot den Godloosen
segt God. 2. €n ban op be fietupging felbe/ bie
in beg peeren JSame gebaan toerb/ wat hebt gy
mijn Insetlinge te vertellen, en neemt mijn Ver-
bond in uwen monde?
3inbe ©oo?reben ontmoet nng Hy, bie gier
fpjeftenbe ingebnerb too?b/ God felbe/ bie ong
boa?
-ocr page 147-
86          Predikatie van Robert Macwair,
boo?ftomt berg i en i aïg be EI, Elohim, be
God der Goden, en aïg be Jehova, met fietrefiftfng
op 3ijn ©oïft en ïïetfte/ aïg gaar a5ob/ anfe
a3ab/ berg 6. 3Cïg bie Verbonds God, bic feïbe
Rigter toag/ berg 7. 3CIg bie op een bnfonbere
taijfe be Verbonds God, ban Israël toag/ berg 9
en 14. 3l!Ig bie <6ob bic be Alderhoogste toag.
ïi^et fal nu cbenbeel jijn nfmen friet in \'t gemeen
<èob bjieeenig boa? berftaat/ ban ofmen Ijet in
\'t bnfonber neemt boo? God de Soone, bie reebg
unt Zion, be bolfiomentïjenb bcr schoonheyd,
betfrljecnen jijnbe/ ten anbere malen foube bier*
ftgijnen/ om 3ijn ©oïft te rigten. 31mmerg ÖP
ftomt ong boo? onber be 43aam ban Elohim,
toeïfte boo?ftamt ban \'t ^ebjeeug too?teï-tooo?b
Eedsweeren; foa bat ban Elohim fulften God segt,
bie een Verbonds God ig/ niet alleen bn üiien/
en in toieng «fèame aïfeen/ ban alle 3ijne ,4&rt)ep*
felen/ mag en moet geftaooren taojben/ aïg al\'
leen be oberal terjentoao?bige/ SClmagtige/ en
ïïegtbeerbige/ SCltaetenbe ïüigter/ maar ooft bic
<J3ob aan toien ïjet ^tgcpfel fig met aïïc ernfr/
aïg met <£ebe betöinben moet/ om ïjcm alleen
troubie te ftaeeren/ en geloften te boen. 31a
bie ©erfionbg (Cod/1 in toieng <£eb en ©erfionb
alleen bolftomenrïijft alle ïjenï/ 3cgen/ tn toe! 3ijn/
tijbelijft en eeutaig afljangt/ en op een goebe
gronb te toagten ig.
Mu befe g?oote <£ob bie fp?eeftt/ en betungt
tot ben «ëobloofen/ toelfte in be ï|epïige ^ïabe*
ren beftempeït toojben/ en fulften foo?t ban men*
ftïjen geeft afgemaaït/ aïg bie ïog ban <£ob jijn/
eu fonber <#ob in be ffêercïb leben/ aïg ban ïjem
ber*
-ocr page 148-
over Psalm 50: 16.17.                87
berb?eemb/ tn b?EtnbElingEn ban 3tjn ©erfiontr/
ijolgcn^ J??ob. 15:8. Het Offer des Godloosenis
den Heere een grouwel.
(JCot fuiïiE <6obIoofEn fp^ccftt nu <6ob/ bat
bc I^eeee Iaat haat tn sijnen Mamt fietupgcn/
bon? 3ijnc 3t>ienftftnEgtEn tn profeten/ in jijn
ï^culig ï$oo?b/ \'t njrlfi fan bcel i$ al£ of <6ob
frlfé tot haat ft^aft. «Of feu ah* fiet nn£ paffibe
fin be $>?ofetcn boo?ftomt/ %tt. 7:13. En nu
om dal gy-lieden alle die werken doet, spreekt de
Heere, en ik tot u gesproken heb, vroeg op zijnde,
en sprekende, maar gy niet gehoort hebt, en ik u
geroepen, maar gy niet geantwoord hebt. <§00
fpjecftt ban <£ob tot ben (tfobloofen/ $}n Iaat
haat nctupgen en opentlijft aanfeggen sijn <£>o?«
breien/ om ftaar te taaatfrfioutaen.
ïtëelft fajaja nu be öctupginge/ bte be tytztt
aan haat liet boen? bit toa£ Ijet/ wat hebt gy
mijn inseüingen te vertellen, (ït. *É>e ganfcfie tn*
geftelbe <6ob£biEnft/ taelfte be l^eerc certtjb*» aan
3ijn ©olft Stftoëh* fiebnlen geeft/ taetb gemeen*
lijft uptgebruftt boo? befe ttaee bingen/ lnsettin-
gen, en Heglen, 3Ceb. 18 : 5. famtijb£ toojb baat
Geboden ongebocgt/ 3J>eut. 5:3. En 7:11. of
fcljoon fommige nnbetfcfiepb maften tuffrfien bEfE
b?ie/ afci jp 6p malftanbcren geboegt tao?ben/ foo
bat be Geboden foubsn UEtEftEnEti oe Wet bEC
Zeeden; bE Inseltingen, be Ifêet bet Ceremoniën/
EnbE Regten, bE Jtëet bEr politie/ foo mEpnEn
mp EbenbJeï aï£ Een ban bE fEÏbe allEen ftaat/
bat ban bit onbetfefiept fno fECt gEEn pïaatg
Öeeft/ toaarom tap fiiet boo? Insettingen niet aï*
leen berfraan bE Wetten bEC Ceremoniën, raftEnbE
ben
-ocr page 149-
88          Predikatie van Robert Macvvair,
ben fdjabutoagtige d?ob£bienft/ maar in \'t ge*
meen alle «öeboben/ en Sjnfcttingen/ taclftc te
Ü^eere aan 3$racl gegcbcn Ijabbe/ om te onber<
gouben/ foo tuel bic ban be 3Eet bet ^eeben/
aft» ber Ceremoniën.
.ïBeben^ bcfe Inscttingen, maaftt <#ab be I^eere
getaag ban jijn Verbond: baar boa? moet men
hier na be letter berftaan/ dat genadige verdrag,
\'t welk de [Ieere als God de Algenoegsaame beelt
believen aan te gaan, en op te regten in zijn Soon
den Messias, met den uytverkoren sondaar: taelft
©erfionb ber <£>enabc be ï?ccre op een byfonbere
toijfe gemaafit fiab met 3lb?aftam en jijn ^aab/
en aan Israël nebefttgt fiab op Zinai, <£en. 17.
<£rob. 19. Vt naam Verbond moet niet foo feer
geftaalt bio?ben ban een moo?b bat doorsnijding
fietenent/ om batfe foo eertijb^ beeltijb£ £>er=
bonben aangingen met Ijet boo?fiouben ban een
<tëffer-ï£fer. itëaar befe JÖaam toerb beter
t\' Ijun£ geb?agt tot fiet tooo?b betfiiefen/ en unt*
fiiefen/ om bat een Verbond baar in aan alle
ftanteu beflaat. Verkiesinge gefcljieb \'er ober en
meber ban partyen, met rnien men een ©erbonb
toiï oprechten; en ooft ban be zaken, maat ober
men Vuil een Verbond maften; en ooft ban be
tonfiberatien en boojtoaarben/ bie men ober en
meber b?engen miï. 3ja Verkiesinge gefcljieb\'er
ooft in een Verbond, taegen£ be manier en mtjfe
fioe afte£ in ftet ©cröonb fal toegaan/ fioe ftet
Verbond fal bebeftigt mojben/ en Boe lang ftet
buren fal/ merft aWcjf ooft pïaatg fieeft in \'t Ver-
bond der Genade, tuffeïjen <èo& be J|eere/ en ben
armen «éonbaar.
-ocr page 150-
over Psalm 50: 16.17.
89
Wt Slnfioub en =^aoft-fotnmc ban ïjet Verbond
Gods, met ben gcballen menfdj beftaat fto?teïijft
gier in/ aan be eene ftant bat be $*eere belooft
te fullen 3ijn be 03ob bep ©erbanbp/ of Ver-
bonds God ban ben menftFi/ <£en. 17:7. aan
be anbere ftant/ foo beb?engt be J^eere <£ob/
bat 3p bie ban ïjtm tot bit ©erbonb bertoaar»
bigt en berftoren 3tjn/ Rem te fullen ïjouben
boa? <£ob/ batfe fullen tooucn jijn gefiao?faam
Verbonds Volk te jijn/ boa? ftem lief te ftebben/
in ïjetn alleen te gelooven, en gem fiaar feïben
en aïlep/ geheel en alleen toe te bertraubien/
<J5en. 17:1.
Mu befe Insettingen en bit Verbond Gods, ftoe»
mei 30 boa? be <6abïoofen niet maren/ en fiaar
niet raaftten/ foo ftlaagt be Ü^eere ebenmeï/
batfe 3ig be felbe nogtanp tocengenben. Zy
stelden Gods Insettingen, bat i$ balgenp be ft?agt
ban \'t $eb?ceup moa?b "DD. 2n bectclbenfe
met be felbe unterlijft te ïefen/ en te onberfoe*
ften/ en met bie alp Eeeraarp/ en ^>?icftcr^/ en
ifêetgeleerbcn/ aan fiet ©oïft beftent te maften/
en te onbermijfen: §a met baar ban guanfumï
te fp?eften/ onber malftanbercn bie te berfialen/
en te roemen bat 33 bat ©olft maren ban <#ob
en 3ijn ©erftonb/ en ooft unterlijft 3ig baar aan
te onbermerpen/ en untmenöig te gefioa?famen
in Ijet <£ebob ber Besnijdenisse. 3Ba 30 verteldense
foo meenigmaal alp 35 bie Insettingen fcfieenen
te geftoa?famen/ in be unterlijfte plegtigficben
ban ben Ceremoniële Godsdienst, ftomenbe bage*
ïijftp om Offerhanden te offeren/ en ben Tempel
bep peeren te oetreben.
^aar
-ocr page 151-
90          Predikatie van Robert Macwair,
<Eaar fienebeng namenfe Gods Verbond in garen
monbe/ 3p roemben batfe Gods Volk toaren/ ïjct
Zaad Abrahams 3!oh\\ 8. 3p burfben <&Ob haar
God noemen, ^n p?onnten met ïjet Zegel neg
Verbonds, \'t toeïn 3p in gaar Xicïjamen b?oegen/
boo? be Besnijdenisse. £5p roemben op be upter*
ïijfte «tëobgbienft in ben Tempel, bie onber gaar
te Jerusalem alleen taag«/ 3|er. 7:4. Den Tempel
des Heeren, den Tempel des Heeren, zijn desen.
3Ja 3p roemben feer op upttcrlijfte voordeden,
en voorregten na ben blecftlje/ ^op. 6. 1 Cor. 10.
Maat of ftfjoon be Godloosen bit bcben/ en
op befe tobje Gods Insctlingen vertelden, en Gods
Verbond in garen monb namen/ nogtané toa£
ïjet ben i|eere ganfcïj niet aangenaam: maar
top ijooren <tëob ben ï|eere jijn üiïlift misnoegen
baar ober toonen/ atë ïjp fegt/ 3£>at ïjebt gp
bat te boen? Wat hebt gy mijn Inzetlingen te
vertellen, en neemt mijn Verbond in uwen monde\'?
WtVkt tooojben on<? üoo? eerfr boen fien een
billitt misnoegen/ en mhjïjagcn/ bat be J^eere
baar in ïjab/ bat fulfce Godloosen fijnen Heyligen
Name foo fdjanbeliju mi£B?uyHtcn: ooft ftct men
in befe woorden een ernftige en ftïjerpe befrraf*
frnge/ ober gare gobloofe onficfdjaamtljepb/ en
ftotitigïjepb/ batfe gobloofe sijnbe/ ebentoel foo
ftout toaren/ om afê <£objS £oïfi 3ijn lnsettingen
te bertellen/ en 3ijn Verbond in gaar boofen
monb te nemen/ fict 2Cer. 7:9.11. Ü|et ig een
ernftige toaarfcQoutoinge en afmaninge/ batfe
bog niet fouben ïjebbcn boo?t te gaan met fuïftff
te boen/ maar bat fouben nalaten. 3fa ïjet bj
een fcïjerpe öeb?epging/ bat foo 3p egter met
fuïnen
-ocr page 152-
Over Psalm 50 : 1G. 17.                  91
fuïften gobïoofen ganbeï boortgingcn/ bat <8ab$
oojbeel gaar jtoaarïijft flraffcn faube/ ber$ ai. 22.
<£n om te toanen be büliftgepb ban bit mif\'
noegen/ foo topft a?ob aan be rebenen bie 3p
ben $eere baar toe gaben: Dewijl gy de kastij-
dinge haat. ^efe kastijdinge 3pn ten beele bc be*
ftraffingc/ toaarfegoutainge/ en bjepgementen ban
oojbeelen/ en befoeningen/ bie bc ïjcere Ijaar
Het boen. <©f ten beeïen be <Oo?beeIcn <£ob|?
felbe/ bie be $eere ober gaar nu en ban/ op
allerganbe topfen liet nomen/ in 3pn regtbaar*
biggeyb/ om Baar te turtjtigen.
JSebenj? befc ftaftpbingen/ fp?ccnt <6ob ban
3pn Woorden, ©etftaat baar boa?/ begalben get
ganfege 3©oo?b/ en Wtt d5ob£/ bc meenigbuï*
bige bermaningen/ boa? be manb ber Proleten.
ï^et gebjag nu ban befe Godloosen, omtrent befe
kastijdingen, en be Woorden des Hceren, taa$ nu
fcer gobloo^/ taant fiet be ^eere befcgulbigt
gaar/ batfe bt kastijdingen haten; 3p mogten be
bestraffingen niet gooren/ bic berbeelbcn Ijaar/
en \'t taa$ Ijaar te beel bat <tëob£ <£fenftHnegten
en ;P,20feten gaar toaarfrgoutoben/ 3p nocmben
bat talmcrpen en beufeï p?aat. ^p gaten be
fiaftijbingen/ en tatlben paar niet beteren/ nog
beneeren boo? <#ob£ oo?beeïen/ nog laten tug*
tigen/ maat bergarben 3ig baar tegen£ aan/
al£ een ftalen boo?gooft geöbenbe/ bat niet en
tafft ban fcgaamroot te too?ben.
5Cangaanbe bt$ peeren taoojben/ bie taierpen
3P agter gaar geenen/ 3p bcragten en berfma*
ben befelbe/ benftenbe bat\'er fao beel niet aan»
gelegen taajf. %p beftgimpten be Heeraar^ en
f>?o<
-ocr page 153-
92           Predikatie van Robert Macwair,
^ofeten btg peeren/ bic in Gods Name, bc
ïtëoojben d?ob£ aan Ijaar bernanbigben. 3In plaatg
ban te gefjoojfamen/ gingen 3P ebcn gobloog
boa?t in gare fanben.
ièat bunnt u? Ijab ban be Ileere God geen
g?aatc rebenen ban Blagen ober gaar/ en om
ïjaar foo fdjcrpelijB te beftraffen/ wat hebt gy
mijne Insettingen te vertellen, en neemt mijn Ver-
bond in uwen monde, daar gy de kaslijdinge hatet,
ende mijne woorden agter u hcenen werpt. <E>Uj?
berre fagen ton be letterlijfie fin bet tooo?ben;
nu fulfen ton bic taat nabec op on£ fclben tljunj?
fi?engen/ en baat unt ecnige Steeringen treBBen
tot onfe onberrigtinge/ befrraffinge/ en berma»
ninge/ (ïu
Mijne Broederen; ÖCt geeft aïtOO^ een goog
point ban baunaafitï|p.nb getaeeft/ te toeten/ be
toare oo?faaB ban bt faBen/ en ban bic fienniffe
gebocgelijB te geb?uyficn. €n taaarlijfi be <Ü>tfi?ift
rcfient Bet een ftufi ban biepe toijpJjcnb/ be oo?*
faafi ban bt jtoarigïKnb en cïïenbe te berftaan/
om bie boa? te nomen/ ahj sn ober ïjet fjooft
ïjangt/ en bk te taeeren/ al$ bit op on£ legt.
Wie is de wijse Man die dit verstaat, en tot vvien
heeft de mond des TIeeren gesproken? dat hy het
verkondige, waarom liet Land vergaat, 3fer. 9 : ia.
Wit regt te toeten/ toare te gelijfi Godsaligheyd,
en baar beneben^ bc befte Policie, met toare
Wijsheyd en Godsdienst, maar toie toeet fjet/ en
toiè mcrBter op? ï?n mag f urnen menfeft lang
foefien/ eer ÖP bie binb. $et hf een ongemene
faaït foo een mcnftft te ontmoeten/ bleefclj en
ölocb bic openbaart bit niet. ï^et i$ taaarlijfi
een
-ocr page 154-
over Psalm 50 : 16. 17.
93
een dSobbeïijfte ftunft/ alle be cïïcnben bie tan
fiebinben ofte bieten/ ofte galen ban gaar eerfte
oo?fp?angafantepn/ en bie te fijengen tot be
cpgene oa?faftcn ban d&obj? ttaiften met een J^aïft.
JtëaarhjR foo tap onfe oogen niet fuinten/ ton
ftomen in on?» epgen ongcregtigljepb en boa£*
Ijepb/ atë in be Fonteyn en ftuing-aber beftljou.\'
toen/ alle onfe bctleberie/ tegentoaojbige/ en toe*
ftamenbe elïenben. 3©p fiibben u ban/ fict\'er
na/ en merftt\'cr ou: fict taat gp pcbaan hebt/
laat ons onse wegen ondersoeken, tut bat tap be
fontepn oojfaaft ban alle 3taarigftcbcn in on£
feïUen binben. ÜEaat on£ Mijtig boojfoeften/ en
ban ftan \'t niet miffen/ of tap fullen fulftcn
spring-ader binben/ bic genoegfaam ié om fuïfte
frroomen ban eïenbe en taec upt te fenben/ bie
Ijet fieele 3Canb met een Zundvloed ban tao:n
fullen berbjinften. 3tl£ <&aü onö bjepgt te ftraffen
ober alle onfe ongcregtigftcben/ foo f£ \'t meer
ban tijb boa? on£ te anbctb?agen/ wal hebben
wy gedaan?
\'t 3$ fefter bat onbcrgelijftelijfte genabc/ en
goebfiepb in <6ob/ ficjegenb ban onucrgcïijfteln*
fte fcgult en anbanftbaarftepb in menfeften/ %z*
ftabalj ftoogïijft tergen/ en agtcrbaïgt too^ben
met bjaebige aa?beelen/ en 3toare bcröaïgcnt*
Qepb/ baTgen^ 3l!ma£ 3: 2. Uyt alle Geslagten
segt de Heere, heb ilc uw alleen gekent, daarom
sal ik alle uwe ongeregheden over u-lieden besoe-
ken. Mix moefren tap een bpfanber onberfaeft
boen ban bie ongeregtigljeben/ om tarlftcn tap
met reben b?eefen be ftraffe/ Ijier gebrepgt.
.maar Ijclaasf taie ftan ten balie berftlaren be
zaak
-ocr page 155-
94         Predikatie van Robert Macwair,
zaak foo abj sp f£? 3!nbien tap bie tailben ap*
galen/ en baar ban fp?eften/ 3p jtjn meerber
ban getelt bunnen too?ben/ taant top jijn een
berbojbcn <tëeflagte/ en gebben g?outoeujfte on*
geregtiggepb begaan. 33aar jijn taepntge of
geene bie goeb boen: Alle vleescli onder ons heeft
zijn weg bedorven, en dPob fiet goctael tap ïjet
niet mcrRen/ bat onfe boaggepb g?oat i£ op ber
aarben. ^Bag gp niet tat on£ feggen/ gelijft
eertijbg ban Sifraél/ ^cutr. 32:5. Zy hebben
haar selven verdorven, haar schandvlekke is niet
de schandvlekke van zijn Kinderen, zy zijn een
verkeert, en krom Geslagle.
»^aar taerb berfjaalb ban een ber oube Phi-
ulosophen, bat Ijp een kaars nntftaR op ben
»mtbbag/ en ging boa? een raeenigte ©olfijf op
»be markt, alé of gp ging foefien na pet$ bat
»gp bedaoten h>b: en abj pmanb gem b?aagbe/
»vvat dat soeken te seggen was, foo antÜJOOjbe
»gp; bat gp fagt te fien of gp anber bie mee*
»nfgte/ een mensch Ranbe binben: baat bao? te
«Rennen gebenbe/ goe felbfaraen faaft get bf
«eenen te binben onber bcele/ taienj. practijft
«öetotjft bat gp een mensch foj." «ïifèaar bjp b?ee*
fer» op een regtbeerbige gronb/ bat get niet min
felbfaam faf fijn/ onbet be meenigte ban be be*
lijbenbc Cljjiftcnen/ eenen te binben bte een
Christen nj inber baab/ en bic 33a am berbienb.
(Ce binben eenen bte met God wandeld, en get
3tjn fpij£ en b^anR maaftt Gods wil te boen.
«EMergeujften onbetfoeR gebben top 3ter. 5:1.
Gaat om door de wijken van Jerusalem: taaarom/
tot tnat epnbe? Siet nu toe, segt de Heere, ende
ver-
-ocr page 156-
over Psalm 50: 16. 17.                95
verneemt, en soekt op hare straten, of gy een
mensen kond vinden die regt doed, en die \\vaar-
heyd soekt. I£eïaa3 taaar fal «.en tncnfrlj geban*
ben taajben/ ten balftamen en apregt menfefj/
ten bic 05o& b?eeft/ en aflnijftt ban Ijet guabc;
inbien niet in Jerusalem, be ïjettligc <$tab; ^e*
laajl nautalïjft^ taas? baar een Godsalig man te
binben nnbet Ijaar; jn Ijabben haren we» ver-
keert, en beg» Heeren hares Gods vergeten, Cap,
3: 24. ^aage en lage/ rijfte en armen te famen/
ijabben be Wet des Heeren berfatcn/ 30 Ijabben
|ate aangesigten Ijarber gemaalit als? een Stcen-
rotse, 3p toepgerben fig te bekeeren. «ïüSaac
miffcQien taaren befe ban be armftc flag ban \'t
iDcdft/ bie i\'aa fcljulbig en btaaa£ taaren: maat
taaten niet be $?oote/ ïmn leydslieden, en fjaat
heerschers, <£abfalige? 55een/ taant afê be f>?a*
feet geen mensen ftan binben onber be getinget
flag ban menfrtjen/ bie be Wet des Heeren, en
ïtet ïïegt jijnea <&ab$ taiften: &aa baeb jjp
onbetfoeft na be Godsdienstighcyd, en geregtig-
heyd, onber be Groote, berg 5/afé bieïjebben
bz betecïfeni£ ban be tail en taegen <6ab3; maar
8p té berber ban te binben taat Jjp fagt onber
§anr/ ban anber be armer flag/ taant baar be
gemcene Fjaop maeften gcaajbeelb taaiben God-
looslijk gebaan te Ijeööen/ unt antaetenljenb/ baar
fanbigben be Grooten met een Ijaagc en ange*
ïjeben ïjanb/ en oaatam fegt Ijn in \'t beflunt
be£ beré. Maat befe taelfter practijR faube
een Patroon ïjebbcn getaeeft boa? ïjet Volk, taaar*
big be nabolging ban bie bao? <J5ab fauben ge-
heerscht ïjebben/ en anbere be heyligheyd aange*
p?efen/
-ocr page 157-
96         Predikatie van Re-bert Macwair,
pjefen/ befe taaren foa betre ban beter te 3ijn/
en be ÜCeere <6obg in allc^ te betneren met een
4&obs?bienftige taanbeï/ üatfe beel «©ablaofler en
toebetfpanniget taaren ban be flimfte/ tettaijl
3P t\' famen Ijct 3Gok berfooften pabben/ en be
öanben bejfepeurt; 311 tailbe niet bat 6ob ober
paar geerfepen faubc/ aï£ be <®pperftc. Cn befe
gare boa^ljepb bus\' geen baab ban eenboubig
genb/ ofte ten fonbe ban ontaetengepb/ maat
een opgemaaftte en betabenen conspiratie tegen
05ob/ berfcljeurenbe 3ijn banden, en taetpenbe
3ijn touwen ban paar. ^ fuït Stipten tmijffeï
op pet eerftc Ijaorcn ïjierban/ fonbet bubbing
fulfïen töefïagt betao^beelen/ en <£ob regtbeer*
öigen/ in quaat obet Ijaat te btengen.
<ïfl&aat tap bibbcn u/ Iaat on$ niet bcb?iege*
ïijft met \'önb en onfe 3ie(en Ijanbelcn. Xaat on*r
Semcrftcn of tap in vonnis ober paar te ftrij*
Hen/ on£ feïben niet beroojbeeïen/ en vonnis
ober an4 felbcn bellen. SCaat ong eeng benften
of bit ©olft niet leeft in onfe ^erfoonen/ en of
tap niet 3ijn befelbe/ ahjï nu lebenbig gemaaftt»
s&fet of bit niet alfoa tael met regt ban befe
Natie ftan gefegt taojben/ \'t geen gp peSt ber£
23. 24.25. 2Ó. gelipt pet ban Ijaat gefegt taierb;
Maar dit Volk heeft een afvallig herte, zy zijn
afgevallen en heenen gegaan, en zy seggen niet
in haar herte, laat ons nu den iïeere onsen God
vreesen. &c. 3$ niet ben taanbeï ban be mee*
ften in be ïuften ban pet bïeefep/ en foobanig
abi getupgenhj geeft in on£ aangeftgt/ bat\'er
geen b?eefe $ob£ boa? onfe oagen i§*. €u tap
bolgen tjet guabe niet in be cenboubigljcpb ban
ong
-ocr page 158-
over Psalm 50:16.17.               97
otré bert/ niet taetenbe yet^/ maat tan fetten
on£ op een taeg bie niet gocb i$/ en 3ijn berce
ban een grotitael te beoliën ban bet rmabe/ bat
ton in Ijet Ijcrte boo^fjeyb tacrften/ en quaat
boen met benbe be ftaubcn/ abj of tan cn$
üerftogt Ijabben ora alle befe gtoutaelen te boen,
Wat i£ be taanbeï ban be meefte ban ong/
ban een taentelen in bc «lijft ban be ruften en nbel*
jjeyb ber I^enbenen \'•> faa i3at 0E ï?EC>* mag tot on$
leggen/ gelijft Iju tot jijn Polft jenbe/ %mtt$ o:7.
Zijt yy lieden my niet als de kinderen der Moren?
3E>at urugt uj\'er onber on£ te binben/ bcQuaam
uao? ü|em/ boa? taicn tan jijn gebautat ge*
toeeft? €n i$ niet onfe taijnftaft abj ban So-
dom, en ban bc ©elben ban Gomorra? Sijn
niet onfc b^unben abj ban 43aï/ en bittere b?unf-
truffen. ©aar 3ijn faa beel groue gablaaj»ljcben
en antennigfteben onber. on£/ batfc magten
maften/ bat 3ijn jieïe een groutael ban on$ bab*
be» ©ie fnoobe en beeftelijfte fanbe ban b?an#
iienfrtjap/ $ nu een aïgemecne Epidcmise siekte
getaojben/ finna onber alberlen menfeben/ en
o?ben£/ en gejlagtem ^et tao?b geagt een paint
ban Gallanterye en gaeb\' gefelfcöap te bolgen/
in be untgieting ber oberbabigftcyb/ te fitten
fip be glafen/ tot bat bc taijn u ontfteeftt/ en u
bolftomentlijft ontmenjt beeft/ en u balmaaftte*
lijft in beesten beranbecb. ©eeïe ftanncn nopt
tijb binben am te bibben/ en alleen te jijn om
u bert boa? <#ob uyt te fta?ten: en nogtang
tailb gn niet miffen u vierurens t\' famenftomften/
be moeder en voedster ban beel goddeloosheyd en
boosheyd in befe Stad: <öp tailb fitten in be IIer-
7                             berg
-ocr page 159-
98          Predikatie van Robert Macwair,
berg of Kroeg, tot bat gp utoe reden, en ooft u
beenen bctb?bnften yetit/ taant fommfgc moeten
tïjup£ gcb?agen tao?ben/ aré een vat biers, ofte
geïepb toojbcn afö een beest, en gp merfit niet
op/ öat\'er een beker i£ in be Ijanb be£ peeren/
taelftcrj? taijn roob té/ en bol mengeling/ bien pp
tail toebrengen fulfie p?ofanc mcnfrtjcn/ op batfc
ïjet g?onbfop baat upt fppgen en b?inften. <0
ftregcn bie \'t geboelen ban Jjaar fanben/ en \'t
befeffen ban paar berfcljijning boa? <J?ob/ om te
ontfangen \'t geen 3p in \'t ïigljaam gebaan Ijeb&cn.
$}az obcrblorbig rê ooft be onrepniopepb in
befe <f5atie en J?Iaat3: <£n toat aangaat\'t staee*
ren/ en ïafteren ban bc gezegende name Gods:
32e menfcljen gebjupften bie foa o?binair/ als of
3P nopt gepoojb pabbcn/ dat God haar niet on-
schuldig sal honden, die zijnen Naam ydelyk ge-
bruyken. <§ab&atlj-fcÖenbirig tao?b aangefien al?
ten filcpne/ getinge/ en bergebelijfte fonbc. *Dc
menfttjcn agten ben dag des Heeren gare ber*
ïuftiging/ niet op bat be Ueere gelieyhgt werde,
die te eeren is, maar in pïaatj ban bien te ge-
denken, om bien te heyligen, binben $p Ijaar
tpgen lust, boenbe tjaar epgen wegen, en fp?e>
ftenbe paar epgen woorden: baar geen heyli-
ging na bien niet£ bat fiïijbt ftan geben/ befpcittt
tao?b/ bat be incnfdjcn op be£ Heeren dag in
den Geest zijn. dommige nemen nautalijftj? bc
publijke Insiellingen taaar; ofte inbicn be gctaaon*
te paar tm$ betre brengt/ nogtantf nemen 55
geen agt poe/ ofte taat ?p Ijooren: <§p berfïapen
ben mojgenftonb/ enbe boen in \'tpepmelfjft geen
moente om fig te berepben tot ben oubiijken
Gods-
-ocr page 160-
over Psalm 50: 16.17.                99
Godsdienst, naar be repnigljepb be# Heyligdoms:
en fao «omen 3p fanber eenige Ijanger af bo?ft
tot be£ ïjeeren tooajb/ Ijaar Ijert en blee$ roe*
pen niet upt na ben lebenbigen <6ob/ en baarom
gaan 3P lebig toeg : €n gelijft 3P geen agt ge*
ben op \'t geene gefp^oïten taozb/ in ben tijb ban
ben Godsdienst, fao ij» \'t/ bat taanneer jp toeg
gaan/ in plaats ban bic bingen te oberbenften/
tot bat ïjaar ijerte een inb?uft na befelbe ftrij*
gen/ en 3p baar boo? beranberb too?ben in ïjet
felbe öeelb/ Ijaar tijb tacrb boo?geb?agt in \'t
laopcn lang^ bc ftraten/ ofte in anfjeplig en pbel
Slappen binnen/ en öuptené gups?/ maar boa?
groept te meer Godioosheyd. Motx bat\'er onber
Gods Volk beete Godloose gebonben taajben/ tot
meuten Ijp fegt/ wat hebt gy mijn insettingen te
vertellen, «fcc.
I^oe beeï bitter bef potten/ en fmaben ijTet
ban malïtanberen onber on&/ \'t raellt toont bat
ber menfcljen tongen/ met \'t Jjclfclje bier aan*
geftcnen 3ijn ? ïjoe beeï liegen en fie\'bjiegen ? mat
gettoift en ttaeebragt i$ \'er/ en bat tuffcljen $er*
foonen bie malnanberen fao na begaan/ a$ Ou-
ders en Kinderen, Mannen en Vrouwen; <0f inbien
be KCieben befe groote öefmetting ontbïieben/ foa
filijben 3P tag dienstknegten ban berfeïjepbe fie*
gecrlijfiljeben en taettuften/ inbien bit geeft ban
fjatelijïte pjofaanljepb 3p uptgegaan/ foo i$ \'t
bertjalben bp toegen ban Contract/ en foa ftamt
pp baar na toeberom met 7 Duyvelen, erger ban gp
feïfê i§/ tertaijlfe ftecb^ ölijben in een galle ban
nittetgepb/ en in een uanb ban ongeregtigljepb
garer fiegeerlijageben/ al|? baar 3ijn fjoogmoeb/
7*                         paffie.
-ocr page 161-
100         Predikatie van Robert Macwair,
paffie/ toeerclbg gefintljepb/ en biergehjften fan.
ten ïjeerfcpen ober ïjaar/ en ftennen geen baben
gaar.
Mijn vrienden té bit tael een betameujfte bcr>
geïbing aan «ütab/ bao? bat gp on£ ftenb/ en
b?ienbclijft té? Ag dwaas en onwijs Volk, vergel-
den wy dus den Ileere, <£eut. 32. om taclftc ban
3ijn goede daden ftcenigen tap pem? öelaaé
taat een ftaaarte ban fonben/ en ongetegtigpc*
ben/ bebeftt be öjcebte ban pet ICanb/ en i$
bno? ïjet aangefigte ban be bergaberinge: fflQ
jijn fan Id£ en angebanben/ bat fjet ligtcr té
een menftïje te binben/ in merite té een famcn>
binbing ban beeïe baajïpeben/ ban te binben een
bie fig tragt te reynigen van alle besmettingen
des vlees en des geestes; voleyndigende zijn hey-
ligmaking in de vreese Gods, 2 Co?. 7:1. J#n
begaan be fanben met gretigïjepb/ en b?inften
be angercgtigljepb in até ben Os ïjet water.
3©p ftaan toe bat gp u felbcn belijb te tfjn
Gods Volk, maar pet té al eeng taat gp belijb/
tertaijï u p?actijft faa gabbelao^ en p?aafan i$.
3©aaram té pet/ meent gp/ bat be ï^eere faa
meenigmaal/ en faa a?binaar Plaagt/ ober jijn
fielijbent ©olft/ batfe na ïjcm niet en lupfterben
nog yaojben; taa£ ï>et om batfe pun naren
flapten/ en felfé niet Ijnajben be taaa?ben bie
be Profeten fpjeften? jöeen/ \'t té fefter batfe \'t
geïupb ban Gods woord bifttaifê §ao?ben/ \'t taeïft
§un aaren berbulben; maar \'t té am bat taan*
neer 3<jn taao?b geen b?ugt/ nag gaeb effect
peeft/ até Ö*t 3tjn epgen epnbe niet beftomt/
enbe niet baajfpacöig té in \'t geene taaar toe
pet
-ocr page 162-
over Psalm 50:16.17.               101
pet gefonben i#/ foa i$ pEt al ebenecng in te
agting $ob/ al^ of ?p Ijaar ooren pabben ge«
flapt/ en gantfcp niet geïjoojb gabben \'t geen
tot paar gefegt mag: 3ja get i$ flimmer/ maar*
om <ir>ob fegt <£3edj. 33:31. Sy hooren uwe
woorden, maar zy en doense niet. 3^Et mare
ijaar beEÏ beter gëtoceft/ bie toao?bcn nopt ge*
ijao?t te pebben/ want indien hy tot haar niet
gekomen ware, en tot haar gesproken hadde, zy
en hadden geen sonden, niet futftc ïonben igeïnft
3P nu gebben: .ïEaar nu taanneer pp geftomen/
en tot gaar gefü?anen tjeeft/ en gebben sp geen
boojtoEnbfel ban bErfcgoaning/ gaar fonbe ftan
niet oberfien tan?ben upt eenige berMepning:
2Ba ïjet i£ een fna nïaar en taftelijne rebellie/
fcatfe niEt «an batten eenige berber bermaning/
nog be tugt aannemen.
€ben foo mogen tap tot u lieben feggen/ gp
belijb Godsdienst en Godvrugt; maar $elaag/ \'t
maar beter bat gp bie nopt fieleben ftab/ man*
neer \'t geen men fp?eeHt om mdfranb^ mil/
oberroept u belijdenis, be Hlanft baar ban ig
pffeïijïter/ om batfe meer bcteeftent: 3£e moo?*
ben gaan boo?bp en berbmijnen/ maar ber men*
ftgen baben geben een Maar en eenboubig
getupgenuj ober gaar/ en 3p jijn get ïjerte beg
menftien bupten geïieert/ en agtbaar gemaaftt;
maar meet bat gp ïjier na fuït geoo?bcelb mo?*
ben; inbien gp Een anbere regel neemt om u
felben baar bp te oo?beelen/ foa moet gp elen*
big beb?ogen mo?ben/ en gp felfé urne 3ieïen
beb?iegen: mant aï£ gp megeng een ïebige en
bjugteïoofe fielijbenh)/ u felben gefit b?p gefp?o*
ften/
-ocr page 163-
•102         Predikatie van Robert Macwair,
ften/ foo (al te regtbeerbige ïttgter ban be gant*
fcfie taeerelb/ ban toegen bat u practijk niet
ober een Bomt met u belijdenis, bc Jperfoonen
beroo?beeïen/ bie gp b?p fp?eeftt/ en taaar jijn
tan ban 5 en toat fal ban u tao?ben?
ïaat be faaft geu^agt toojben tot u epgen
bonnfpy en gn tailb geen fententie bellen ober
u felben: <#p belijb bat gn Gods Volk jijt/ bat
gn in Rem gelooid, enbe Rem lief Rent; bat gn
Rem Rent te jljn be eenige ware God, en 3tjn
Soon, Christus Jesus; en gn Ijebt miftRien baar-
en-boben een gebaante ban «öobfaligfiepb. 33u
bolgenö bie regel onfcfittlbigt gn u/ en fp?eeftt
u felben b?p in <£ob£ gefigt/ en gerigt/ baatom
fegt gn te jijn onfcfiulbig/ en bat 3ijn toojn
getof£ ban u fal affteeren: JiBaar gn taeet batmen
tael fegt/ die sonder de waard rekent, sal wel ligt
tweemaal rekenen moeten, en tan mogen fiet te
oefen p?opooften ge&jupften; 2\'n be regte agting
ban u felben on te nemen/ foo bocb gn u re-
kening fonber <6ob/ en bat fal een b^oebige na-
rekening maften, «tóeemt fin ftaat u toe/ bat gn
belijders jijt/ en fip 6efcfi?tjft u bolgen^ \'t geen
gn binb/ (Citum i: 16. Sy belijden datse God
kennen, maar zy verloochenen hem in hun werken,
zijnde grouwelijk, en ongehoorsaam, en tot alle
goede werken ondeugend.
itëeet bat be l|eere u Ban omringen met een
wolke ban getuygen, om u belijdenis bal^/ en Io£
te maften: 4?5eemt bat fin ftan fietaijfen boo?
beele/ niet berbagte getupgen/ bie fioben alle
fufpicie en erteptie jijn/ bat tertatjl gp bujï fp?eeftt/
gy lieget, en de waarheyd niet en doed, foo 3fit
-ocr page 164-
over Psalm 50: 16.17.              103
gp ban fefterlijft in ten rmaben ftaat: en geinig
|et ig pent feer ligt bit te boen: Iaat pem maar
inroepen u werken, en appaïen u practijk, en
onberfacften u wandel: ïaat pem u angercgtig*
ïjcpb uptfaeften/ en stellen u verborgen sonden in
het ligt van zijp aangesigt; en bie fullen öupten
ttaijffel u pcpmelijfte/nf openbare öetaijfen/ Ijaaft
boen berbtoijnen/ bao? tegenfp?enen ban \'t geene
gp b?pmaebelijft fegt/ napenbe u felben; 3P ful*
Icn anfeplfiaar tegen u fietoijfen/ bat gp God,
en be Godsaligheyd in utoen gepeeïen taanbel
berlocpcnb; u abértrebingen fullen feggen/ bat
\'er geen vreese Gods boa? utae aagen i§/ en bat
gp Hem niet boa? u gefrelb peut.
3£aat be bermeenigbulbigbc <£eben/ en graate
Ijaererepen/ be ftaare b?anftenftpappcn en ttaff*
tingen/ be geburige ompepliging ban ben <§aö*
aatp/ faa raeï alg Gods naam, boa? blaeften en
ïafteren/ tegen£ u getupgen: aïjJ aafi \'t berfupm
ban \'t o?efieb/ tnebiteren/ en ïefen in \'t pepme»
lijft/ en in u ï|up3gefin: boegt baar öp be
groepnbe gietigpepb/ en aarb^gefinbpepb/ ban
bit oPeflagt: be epgen taaan/ en paagmaeb beg
Ijerten/ pet pbeï ftaffen/ en anfmaftelijft ftlappen/
pet liegen/ fpatten/ en bepnfen/ be anberb?uftftinge
en fierabinge/ bie onber ani i£ J 3Caat befe feggen
top/ en beelc fuïfte bie te binben 3ijn/ boa? fe*
rrete anberfoefting iugeraepen taa?ben/ am een
uptfp?aaft ober u te boen/ en sp fullen met
obercenftcmminge ueflupten/ bat gp lieben jijt
berïorpenaarg ban <&nb/ fulfte bie niet en ftaat
na Heyligmakingc, en faa niet ftonb be berbae*
meniffe ontgaan.
Want
-ocr page 165-
104 Predikatie van Robert Macwair,
}JDant aangefien bt$ Heeren goedertierentheyd,
nog vreese, niet boo? utoe oogcn i$/ en gp niet
taanbelb in 3ijne toaarpeben/ goe ftonb gp u fel*
ben jijn ©alft noemen/ pjctcnberen ijem te ften*
ncn/ bie u in beele onfigten anber£ geftent ftceft/
ban nrbcre Geslagten ban be aarde, nabemaal
gp jijn Geboden niet onberljoub. <£> laat bat
üjingenbc en boo?fnijbcnbe gctupgeniffe ban <6ob/
in u ftcrte finnen/ i %aïj. 2: 4. Die segt ik kenne
hem, en onderhoud zijne Geboden niet, die is een
leugenaar, en de vvaarheyd is in hem niel. ü?p
3ijn uerfeftert bat Ijoctoel gn Ffem öelijb te ften*
nen/ gn niet ontaetenbe Ijier ban ftonb 3ijn/ bat
gp\'er niet na fraat/ om foo te toanbeïen gelijft
al£ ftp getoanbelb Ijeeft/ en bat\'er maar men*
nig Reformatie onber öe meefte ban on£ i§/ fe*
bert Ijct Evangelium quant; maar eer een defor-
matie, betaijl be ooofe quaber en flimmer too?*
ben. il uerborbcntljeben 3ijn opgetoeftt/ en
groot getoo?ben/ maar niet geboob boo? Ijct
tooo?b en gn niet genefen. *ÏPie vuyl toa£/ bic
i£ nog vuyl; tot mat epnbe oelijben \'ton ban bat
top bie <6ob ftennen/ bie on^ bu£ geftent en boo?
on£ gefojgt heeft/ nabemaal top 3ijn «tëeöobcn
niet en gouben/ foo i£ be toaarfjepb in on£ niet/
rertoijl top bug fielijben en fpjeften foo uptct onfe
mono onfe ongeregtigpepb/ en top berfticfen be
tangen ber argïiftigfiepb: toant aï$ tap bc toaar*
fiepb alleen feggen/ en bie niet boen/ foo üj pp
in on£ niet. Slmmer^ baar be vvaarheyd geeft
een babeïijft toefen/ baar too?bfe gebaan/ bat
boen geeft aan befelbe inber baab een toefen in
be 3iele; maar alfmen baar alleen ban fpjeeftt/
tn
-ocr page 166-
over Psalm 50:16. 17.              105
en uptctïijft öelijb/ baar geeft fe niet meet ban
een püantafrfjft en ingefieeïb toefen/ en ^eïjnba
mag te tcgt tot ong feggen/ bolgemj be Jtert/
wat hebt gy mijn lnzetlingen te vertellen, ende
neemt mijn Verbond in uwen monde? <£> bat ful*
ften Godloosen, felfê 6eb?iegenbc/ en felfö her*
betbcnbc Geslagte ah? ton sijn/ cen£ ftnnbe obet\'
rebet toojben/ om te bennen bat <£ob bit ooft
tot on$ fpjeettt; dewijl gy de kastijdinge haat,
ende mijne woorden agter u heenen werpt; maat
ift jal u om U ongeregtigheden straffen, en u
sondcn ordentlijk voor oogen stellen. <0 bat alle
«Cob-betgetene Godloosen bit betftonben/ en toij£
tatctben/ en op gaat cpnbe metfiten/ ja om eené
te bjccfen bat het mogte foo gebeuren/ en obet
on£ bolfijagt too?ben.
«ïRaar nabemaal ton jijn op bit onberfoeft/
toat top en be Natie gcbaan ïjefiben/ foo toilben
top toel toat fipfonberïijft aantafien eenige faften/
bic top niet nonnen/ nog mogen boo?fip gaan/
om batfe ban foo Fjoogen en fnooben natuur
Sijn/ bat toanneet jp Nationaal taojben/ sp obet
een ©olft toepen om fpoebige ta?aaft: toegfjalben
tap fuüen aanmerften/ in be ectfte plaatfe/ ong
afvallen ban ben Heere en 3ijn Verbond. <£> bit
faf een fiefcgaamtmaïtenbe aanmetfiing jijn/ in*
bien top ctnftig baat op bennen. ï|cïaa£ \'t hj
monftreu^ en taonbetlijft: <£oh mogt ttoifttn met
bit Xanto/ en bie\'et in 3ijn/ googe en laage/ ttjfie
en atmen/ gelijft 8p ttoiftebe met Jjet Éoobfe
©oln/ en b?aagbe/ Waarom is dit Volk afkee-
rende met een gedurige afkeeringe? Wat onge-
regtigheyd hebt gy in my .gevonden dat gy verre
van
-ocr page 167-
106 Predikatie van Robert Macwair,
van my zijt gegaan. Sftael fiab <&ab$ fOEt/ En
berbjagelijft joft/ fonber ccnige b?eefe boa? fytm/
(bc toelfte berbaet alle bie ban ft>m af-ljoereeren)
berbjafien. 3JDp fteeren oaft te rugge/ teetaijl
tap onj? felben a^bertreberö maften/ bon? toe*
berom on te bontacn/ \'t geen tan tacttelijft/^ en
pjijffeïijft/ ftabben tactnielt en bernietigt. &aa
flaan tan in be toinb alle b?epgemcnten uan *i?oa/
om alle obertrebingen te ftraffen; Cn inbien
nmanb beftaat een ernftig taoojb in matigljcnb
te fp?eften/ tegen£ fulften tour*?/ bie betlieft jijn
reputatie, en moet gaan onber be naam uan
een heelhoofdig Persoon, en een oproerige Geest,
bp beele in befe <£eutae: ^oetael on£ mecnigmaal
i$ gefepb/ (en tap bjecfen Ijet faï on on3 epn*
belijft tot een exempel goet gemaaïtt tao?ben/
om bat tap pet niet brillen gelooben) dat soo
ymand zig onttrekt, Gods ziele sal in hem geen
welgevallen hebben: i£p faï een geurig bergenoe*
gen in hem felben ijebben/ in fulfic te ftraffen.
%i faï jijn grimmigljepb op baai* boen ruften/
en foo getroofr tao?ben. $p faï fulften Ktalft/
of ^>erfaon/ doen eten de vrugl van hun cygen
handelingen, en berniclcn ben affteeringen ban
fierten/ met jijn cpgen taegen.
^oetoel bit mecnigmaal i$ ingeftampt/ foo
jijn top nogtanjS foo genegen tot aftoijïring/ bat
top onfe boelen taillcn agtec nagaan. &n taie
in fiet 3Canb/ goog of laag? taie in be ©er*
gabering/ rijft of arm/ ftan fig b?p piepten/ ofte
benftcn flat pp niet op be een of b\'anbere toijfe
ftgulbig bebonben tao?b/ boa? <£ob/ taanneer
ban be£ 3Eanb# fanben en aftaijftinge gefpjoften
toojbt:
-ocr page 168-
over Psalm 50:46.17.              407
taa?ö: ^p geeft jijn gefigt en finnen betlaren/
tie niet merftt bat befen zuurdesem, \'t geeïe beeg
berfuurt geeft, \'t %$ beele gegaan na get fpjeeft*
tooo?b/ de hond is weergekeert tot zijn uytspouw-
sel, en de seuge, die gewassen was, tot de wenteling
in den slijk.
Ü|elaa£/ get ftan ttptgeftrent tooien in \'t
gemeen/ tot alle/ felf£ öe b?ome pjebiftanten/
en Cg?tftenen/ bie gaar gtonben begauben/ en
gaeb neuten be bingen bie baojtreffelifner jijn;
boe 3ijnfe te tugge gefteert in p?actijft en pber?
poe jijnfe betballen ban Ijun eetften nbet en
ïiefbe? goe 3ijn bic boomen bet gcregtiggepb/
bie plantingen bcg peeren/ bo? en onb^ugtbaar
gemojben/ en goe geeft be babftggcpb/ en lau<
taiggepb/ bie fleur en ongeboeïiggepb/ be gep*
ïigen obergroepb? $)et geplige bleeé ij" ban gaat
geinenen/ en ban befe be fleur/ en fojgelooj*
ftepb in be Godsdienst, uptgegaan tot get gegeele
Canb. ^cgjijft b?p op befe benlagelijne fafte/
ja fcg?ijftfe in u gerte.
€n taat belangt be meenigte ban get ïiggaam
befej !€anb<?/ bie bejfelfê afneeringe foube tuil*
len berbergen/ bie betbergt be (Olie ban jijn
regtetganb/ bit fig felben beftent maant. i£p
3tjn afgeneett na eenige mei belobenbe begint»
felen: mn gebben een beb?oefben en fcganbelijnen
afbal gebaan: <E>aar ma$ eeng pet»? bat ftgeen
na een upterlijfte Reformatie, maar goe ïop en
ongebonben 3ijn rap nu gemo?ben? onfe goeb*
gepb i£ berbmeenen/ en geenen gegaan abj be
mojgen molfie/ en b?oeg-Homenbe bauta/ be
befte ban onjf $ een boojne geg: be ^eerltjftgepb
ban
-ocr page 169-
108 Predikatie over Robert Macwair ,
ban ten öegonne ïïefo?matfe/ in opftgt ban te
3ceben/ i£ berbupftert: ^De fondamenten bie on£
fdfjeenen geïegt te jtjn/ bie jijn tacg befpoeïb
boa? ben bloeb ban pjofanitept: <£p Uonb niet
bupten/ af in be Stad gaan/ of gp fult be <£ab*
ïaafen binben ranbammc bjaben/ en ben ellen»
bigen bic op <Cob bertroutat/ febijnb onber baar
te fullen opgegeten taojben; en bu£ fïetmen
öetaaarljepb 3Jef. 29:10.11.12.13. en 21. Die
een mensch schuldig maakt om een woord, ende
leggen dien strikken, die haar bestraft, in de
poorten, en die den regtveerdigen verdrijven in
het woeste. Want de Heere heelt over u uytge-
goten, eenen geest des diepen slaaps, ende hy heeft
u oogen toesloten: De Proleten, en uwe Hooiden,
en Sienders, heeft hy verblindet, &c. $CIbu$ té
on$ Land na eenige "inel-beïobenbe beginfebj ge*
toojben een goote ban aïlerïep gobfaogïjepb. Als
de Godloose veele worden, soo worden de Over-
tredingen veel, fegt be toijfe galaman/ <&p?eutt.
29: 16. 4H3aar tot foabanige Godlooscn, fegt
<U$0bt/ wat hebt gy mijne Insettingen te vertellen,
ende neemt mijn Verbond in uwen monde? &c.
«ïEpfcfjen niet beeïe menfegen aU get taare/
Een b?pf|cnb boo? gaar felben/ om te boen na
gaar fin/ en te fp?eficn na Ijaar luftenï ©eele
bie ren£ fepben Hosanna, feggen nu/ kruyeigt hem;
3P bie eeng» riepen genade, genade zy het gebouw,
feggen nu/ verbreekt het, verbreekt het tot den
grond toe. "i&z «üEanncn bie abj Moses en Pinias
pberben/ maren eenö bermaarb in \'t ïanb/ na*
bien m be bijlen en panier? opljeften/ op bififie
en bigte bonmen; maar nu 3ijn bie alleen in
agting
-ocr page 170-
over Psalm 50:16.17.              109
agting bp beelc/ bie pet grabeer-taerft met
l^ouhieelen en S3euft gamere in ftuftKcn fïaan.
éetlt geben ftg ober tot alle gabïoosftepb tegen
<£ob/ en nngcregtiJipepb/ tegen ben menfeft/
atë of bc Ijeggc ban be discipline, of ïïerften-
tugt/ taaar boo^ be Kerk schrikkelijk moeit jijn/
até Slag-ordens met Banieren, heel tiptgeruftt
bias?. iDcele bet geener met taclfte ton foctelijft
tfamen raabpïcegben/ en met taclft geselschap
tog ten Ijupfe <öob3 taanbclben/ beginnen \'t taerft
H3ob3 te beragten/ en te fmaben/ en ftg groot
te maften tegen»? be geenc bie begceren baft te
ftaan/ en getrouta bcbanben te taajben. JDeele
bic gaa?ne toijt gingen onber ben beftmantel
ban gobfaligljepb/ betbolgen bie/ en be lang
bcgrabcn naam ban schijnheilige Puriteyncn ie?
nu in gcb?uuft geftomen/ en gebia?pen ale? een
fmaat on be taclmeenenbc/ isit <£ob faeftcn;
céamtnige bie een gpbaante ban gobfaïigftepb
ftabbcn/ hebben befe gebaante fao biel afgelenb/
als? 3p be ftragt ban bien betlochent Ïjebben;
ja fp fpotten met deugd en Godvrugt, até of\'er
een bmhepb taaej uptgeroepen boo^ be Godloos-
heyd, om gaar monb te openen; en aljï of be
Godsaligheyd bedaren of betao?beeIb \\aaê/ om
«pt onfe "Landpalen uptgebannen/ en gantfeh;
berfonben te taojben upt bit gcheeïe Koningrijk.
*Ée getrautae ©ienftftnegten 31efu Ch?iftf(an»
trent taelfie fammigc fig foa bjoegen/ als? of jp
gaar oogen toilben uptgraben/ en aan Ijaar ge*"
geben hebben)/ bie gaebe getupepenté Ïjebben
in be confeientien ban beele bie Ijaar nu tegen*
ftaan/ 3ijn nu haar tot bpanben getao^ben/ om
bat
-ocr page 171-
110        Predikatie van Robert Macvvair,
nat sp Ijaar be waarheyd (eggen, <$e npregte
foefiergï Pan <tëob in ftet Land, jijn bie niet pet
merk en doelwit Pan Per menftljen fioo^nepb/
maat na 3p fdjicten ? ü?ne Pceler mnnben 3ijn\'er
ober gaar geopent/ afê of 3p niet anberji ftabben
aï£ fiaar ïePcnbig in te fmftften? j^oe finarffen
Pe menfcpen tegen paar pp be tanben? ï$oe
Peele antfangcn/ en onberljouben/ en fmecben
poan en fmabinge tegen haar? ï}oe magten 35
op gaat Ijinftcn/ en maften paar schuldig o;u
een woord.\' £n in befe gcnetalen afbal en af-
mijfting/ ijs?\'t bat bie nu afwijkt van ongeregtig-
heyd, fig maaftt tot een prooy uno? be fmaat
en greffel tzt tnngc/ een p?nap boa? be bjjeebe
noosljepb/ en paat ïitt gabïoofen. <£n ag bat
fulfte niet mogten een p?onp ma?ben una? be
Raadsvergaderingen, aï£ ten maf fioaj be Syna-
gogen, op bat het nayt gefegt pjerbe/ aangaan*
be Chrisli dienstknegten, \'t geen bc Joden fepben
omtrent Christus felfê; wy hebben een Wet, en
door onse Wet moeten zy sterven.
<®cft tnt mat een ftoogte i$ nnfc afraijftinge
geftamen: Stfnbfen befe melaatéfiepb npftamt in
\'t ftaafb/ en berberft bc JFnntepnen/ mat fup*
berljepb ftan er ban bermagt mn?ben boa? ijet
ICanb? <£aat niet altcebj? befe fioosljepb boo?t
in ftet Land ban fammige ber Profeten, en ag
Pat\'er niet een Conspiratie ma*» Pan beele nnfer
Sienders, in ftet mibben ban nng; ȣat Giliad,
Pe «étab ber priesteren, niet mn?be een <§tab
bol ban filneb/ termijl men bril antfteften en ber*
meftften be 23o?gerIijfte cïiKagiftraat/ tegen Man-
nen, regtbeerbiger ban 3p felfé 3ijn/ nu men
bon?*
-ocr page 172-
over Psalm 50:16. 17.              111
boo?toenb te cjtfeïjen/ en aan te b?fngen/ om
een onpattijbfge untboetfng ban Justitie, ober
be <öbertreber£: <0 toat een berbaafr-maHenbe
b?eembe faaft in onfen afbal/ en Ijae onberge.»
lijftelijft rê onfe ftgulb/ om onfen fioafen toeg
te beranberen. \'t l^eele Hoofd i£ ftranft ban befe
ftCHtc/ en \'t Ijeele Hert ftoaft; niet£ té\'et öp*
na te binben ban taonben/ itciemcn/ ettetbup*
ïen/ en bunïc fbieeren. bat b?aebig! Wat
onregt hebben \\vy in God gevonden, dat wy soo
verre van hem gegaan zijn ? en reben geben om
te feggen; Wat hebt gy mijn Inseltingen te ver-
tellen , &c.
^elaag/ inbien ton felfê in bc «öbertrebinge
niet taaren toeg geboerb/ met ben bloeb en ge*
tooante ban ben tijb/ tap magtcn bettoanberb
ftaan in toat tijben en eeutaen ton herballen
jijn; een tijb taaar in bcelc ban Jesus Discipulen
feïjijnen te fullen agtertoaart^ gaan/ om niet
meet met Ijem te taanbelen. ï^et foube pmanb
berfetten/ bic n>t 3ijn taetft maaftt ftg onüefmet
te jjaubcn ban be taeerelb/ en bie ben rok ïjaat/
bie ban \'t vlees fiefmet is; te ften op ben Staat
ban üt mcenigte bea !€anbj?/ onber taelfte niet
faa beel i$ aï£ be fcljabutae ban Religie, en ooft
niet fugten nog Magen/ tertaijl $p agtertaaart^
fteeten/ Gods kastijdingen baten, en zijn woorden
agter bun heenen werpen.
Wat fauben tael onfc taaarbe ©ooj-auberg?
feggen/ bie op ber aarbe filoefttnocbig taaren/
boa? be waarheyd, en ernfrelijn ftreben boa? \'t
Geloove eenmaal ben Heyilgen overgeleverd, batfe
ong fagen beftaijften/ en agtertoaartg neeren/
tot
-ocr page 173-
112 Predikatie van Robert Macwair,
tot ballen^ toe. <§oo biftmaauj atë tap maat
begrijpen en bjeefcn/ baar i# een
Leeuw op den
weg. ïtëat fouben be Ondvaders toef benften/
bic bc gtonb geïegt ftebuen ban onfc
Reformatie,\'
inbien 3p onfe ftaat en Kerkzeden ftonben fien/
na neele jatcn/ ban Ijct gc3egcnbe Evangcluun ?
^ct foube haar. buntcn ttaijffel ccn taonbcr 3ijn/
ftoc tan foo taf ftonben ontaarben: fouben 3p
niet bp baar fclben benften/ ftan bit
Gods Kerke
3ijn/ bic ecn$ fcftcen te b^anben in liefde tot God,
en tot jijn Instellingen ? <§p fouben fefterlijft bat
geftïagft ober on£ opljeffen/
Helaas hoe zijt gy
aglerwaarts gekeert? Hoe zijt gy gevallen, van u
eerste liefde? ^oe fiebt gp ben "ïepb^man utaer
jeugt berlaten? ïjoe i£ Ijet goub foo bupfter
getoo?ben/ en \'t fijne goub
veranderd. TCaat be
Heyligen bic cenige jaren ftertaaart^ ontflapcn
3ijn/ en (Ulfien
grond ban heerlijke Helormatic,
gelepb in be Kerk en \'t Koningrijk gcfien Ijcbben/
en baar toe fuïïten fioopc ban perfonelc berbe*
teringe Ijabben/ nu een£ taeber opfraan/ en
ficn hoe be
fondamenten 3ijn omber getao?pen;
3p fouben niet toeten taaarfe toaren/ nog ben*
ften bat bit taa$ befelbe
weereld of natie, beeï
min ftet felbe
geslagte\'? <§p fouben bupten
ttaijffel bennen/ batfc bcelc jaren in Ijet frof
gcflapen ftabben/ en feggen/ ftan bit bc o3ere«
fo?mccrbe Sterft/ en \'t ïioningrijft ban ^cftotlanb
3ijn/ taelft foo onlange geplant taa|/ eenen
edelen wijnstok, een geljecl getrouw zaat, bie
bu§ betanberb i§E in een piante ban een b^eembe
3tëijnftoft/ b^agenbe geen b:ugt ban fulften Wijn-
gaard , bie maar bierig Drakenfenijn ij?/ en een
ta?eeb
Adderen vergift.
                              J^eïaag/
-ocr page 174-
over Psalm 50 : 1G. 17. • 113
^eïaag/ ïjae i$ bat frtjaane en statelijk Gebouw,
t taelft top ecng fagen/ neetgeballen/ en in Ijet
(tof getaa?pen/ ab? in ten oogcnblift/ en tot be
granb tac neergebelb/ bao? be ftanben ban beele
bie mebe taetftten/ om bit te leggen/ en bat
op te bautacn. 3Ca sp magten met regt fan
benften/ en fp?eften/ ftan bit bat Palft 3ijn/ met
toeïfte top an§ bereenigben/ in fulfte plegtelijfte
Verbonden tut Reformatie, en Geregtigheyd 1 %$
bit ïjet Geslagte \'t toelft met foa beel b?cugben
bc£ herten/ en apgefiebcn ftanben/ tat ben %h
betftaagften/ ftg obetgaf aan ben J^ccrc/ en
ftuaer ftem te bienen/ en jijn Volk te iw-. <§ijn
bit ilt Herders, en jijn bit be lleerscbers, en i|?
bit ftet ©alft bie taeenben/ baai ben ^cete/
faa faïemneeï/ abj ftenncnbc gare fanben en
gcaote <Obertrebingcn/ alffe fig berbanben natio-
neel in \'t openbaar/ batfe faa niet meet boen
fauben/ maar batfe gabfalig/ regtbeerbig/ en
matig leben fauben in befe taeerelb? ïian ftet
mageh\'jft jijn/ bat bit Bet fclfbe Geslagte té/ \'t
toelft bit bebe/ of té ftet een anbet Volk, \'t toelft
be werken bc£ Ileeren, niet geften öeeft?
^elaa|/ taat faïbet gefegt too?ben/ ban be
getroutae Stad, batfe im§ bt lloere speelt? ^n*
bien ftet ligfiaam Sfieftt Cfi?ifti/ 3ijn figtbare
ïierft/ met fulften melaatsbeyd oberfpjepb té/ ban
lautafiepb/ en afftecrigftepb; toat bebupb bit
gtaoten taa?n/ en baojfegt berbetf/ taant be
eugen naam ban fulften geflagt/ té bet Volk zijner
verbolgentheyd, \'t welk de Ileere verworpen beeft,
3Ier. 7:29. 3Uté een Kerke bie be|» Heeren wijn-
gaart beftoojb te 3ftn/ en een besloten Hof, bpna
8                            nïet3
-ocr page 175-
114 Predikatie van Robert Macwair,
nietg tinberg in ffg geeft ban onft?upb; abj ban
niet alleen Benige ftanbboïlen/ ofte nalefingen
ban onregtigfieyb sijn/ maat ïjeele ftanben bal/
ban ij? bit een JDoIft bat fiefogt fal mo?ben/ ban
ij? be zikkel ban wraak gereeb/ om bit belb af
te manen; mant be aarde baar beel macptené
aan te kost gelcgt i$/ in bie te bercpbcn/ en
nfettf boo?tb?engt ban distelen en doornen, foo
een Land ig nabn be vervloekinge, melfter ennbe
i<? be verbrandinge, iï^eb. 10.
<£> gy bie bit ljao?b of leeft/ merfttcr op/ en
fietaet rn \'t bennen mat bet epnbe ban befe cours
fal jijn: i©u mogen mei elft een ban onj? op
nemen/ Set geftlag ban ben §??ofeet «ïEJitlja
7 : i» 2. Av my de goedertieren is vergaan nvt den
Lande, ende daar is niemand opregt onder de
menschen! 3$ee inberbaab bit 3Canb bol gob*
ïoogïjenb: $et i$ in een arme berloajne ftaat/
al£ bc fanben 3ijn algemeen/ en nationeel ge>
taojben/ *t 3P boo? gebod of practijk, of bic
fcepbc. ^tt ig een fefiere boo?Iooper ban een
fcftielijft/ b?oebig/ en fefter berberf/ afê bc fanbc
nationeel beroojbeelb/ too?ben nationeel boo?
Gebod, er» foo een ©oïft epgen gemaaftt/ abt
get guaat goed, genoemb too?b/ en \'t gocbc
quaat: 5tfó btinfterniffc tot ligt gefteïb tao?b/ en
ligt tot duystcrnis: SlljJ be ongeregtigbepb be>
befrigt too?b boo? een Wet, en geboben aan ftet
gantfthc (Peflagt/ en a\\$ 3p ooft nationaal toojö
in be pjactijft: UDanneer alle menfcïjen bnna
getoiïlig manbclen agter ftet Gebod, en baar is
feïfê een partp bie boo? «Pob en jijn 2Cntrcft
berftQijnt/ ofte bie aanöieb ftaar tegenftcmmïng ••
-ocr page 176-
over Psalm 50: 16. 17.              115
©e aïgemeene terging fi?engt boa?t berfioïgenN
pepb/ en Een Sondvlocd ban too?n/ om ïjet 9Canb
te nberïoopen in groote geregtiggepb ban ftraffem
.ïfêaar tap fieljaeben niet lange pier o» te
fraan/ nog een bïijtig onberfoen te boen om befe
ongeregtigpepb upt te binben/ taant tan fp?eften
Ijet unt aljE Sodom, ja tap regtveerdigen pet.
É>p berpaïen befe bingen niet erpre£ om te
reflecteren op eenige perfaonen/ of om mp te
ontrennen bat üllïijft refpeftt/ \'t taeflt men §aar
ftpulbig \\$/ maar tap boen ïjet/ op bat tap aïïe
anfe perten bao? a5ati open leggen al$ fcpuïbig/
en befcpaamt jijn beele bagen/ op bat gp magt
treuren taegen£ befc groote mifbaab/ be nationele
herb?eninge ban onfe falemneïe statelijke geloften
en verbonden, op bat gp niet en treuret/ taan*
neer gp be nationele oordeelen fuït beelagtig
toefen/ bie op befe mifbaab/ inbien 3p niet öe*
taeent tao?b/ f uilen balgen. ifêant fiet/ en mernt
onfe bjaebe en moebtaiïligen afbaï/ en aftoijning
ban <£ob/ 3P ij? gefcp?eben in groote levendige
letteren: «Pp ftonb be afmaïinge/ en pet ftaarte
gefigte ban onfe nlageïijften afbaï fien/ in een
Acte, en gefojmeert tot een 3©et: M\\x fiet pet/
en 3ijb\'er b?oebig ober: tap fiibben u merkter
op/ om te ölijbcn ftaan/ en niet berber te gaan:
Sla op bat gp moogt fteeren ban pet ouabe utaer
taegen tot ben levendigen God, ban toeïtten tap
3ijn afgepoereert/ en taeïfte tap vergeten hebben
dagen sonder getal. <0 merftt bog op/ eet bes?
peeren beröoïgentpepb pet lEanb ober ïoopt/
en üierft en <§taat taeg fpoelt/ en onfen naam
en gebagtenig boeb opljouben ban onber ben
8\'
                          ï^emel/
-ocr page 177-
116 Predikatie van Robert Macwair,
l|emeï/ of anberg mogt be tyztzz ong tot geen
anber ennbe lebenbig betaaren/ ban om on# te
boen berquijnen in onfe ongeregtigïjenb/ om
een fcïf?»ft te 3ijn boo? on£ felben/ En ïebenbige
gedenkieekenen ban 3ijn regtbeerbige gramfeïjap/
toegeng an£ troutoeloo?» ijanbelen.
Wt roept ong alle ïunb toe/ bat tan on£ ijerte
al£ taater boo? ïjet aangefigt ban ben SMber*
ïjaogften fauben untfta?ten. 3Caat onfe jieïen
taeenen in berbo?gen pïaatfc/ ober u berbal/
geeft u felben geen ruft/ Iaat ben appel utaer
oogen neer b?uppen fanber opöauben/ tot bat
be ^ecre ban ben ^emel neber fie/ en befdjoutoe
en genefe onfe affteeringen; \'t taelft inbien gn
fulfi^ tonfrienfteug boeb/ gn fal \'er op fien al§ u
tegenftemming ban \'t geene gebaan \\$/ tot na»
beel ban bit toerft en intreft: ja teeltenen u on»
ber be treurigen Zions, bie in ïjeben aïg Gods
Volk tot getuygen neme/ bat in een arm Lidmaat,
en ontaaarbig Dienaar, nu ootmoebelij» aanbiebe/
mijn toeftemming en tegenfpjeHcn ban alle actiën
bie gepaffeert 3ijn/ ofte gepaffeert fullen taorben/
tot nabeeï ban \'t Verbond, en \'t tacrfi ber Refor-
matie, en protestere bat ift begeere b?n te 3ijn/
ban bie fdjulb/ en bibbe bat <£ob bit fteïle ter
gedagtenis in ben Hemel, en ban baar fal ftooren
tm$ Gebed, bat top nu fulïen untfto?ten; en ooft
bolbjengen 3tin genabige beloften/ aan jijn oube
$oïft gebaan/ a Cftjan. 7:14. Indien mijn Volk,
dal na mijn Name genoemt is, haar verootmoedi-
gen, en bidden, en mijn Aangesigte soeken, en
sig bekeeren van haar boose wegen: Soo sal ik uyt
den Hemel hooren, ende hare sonden vergeven,
-ocr page 178-
over Psalm 50: 16. 17.               117
ende haar Land genesen. \'t ftëelft QX\\$ unt vrye
genade toiï gunnen/ ten drie-eenigen saligen, al-
genoegsamen God , (Die rijft i$ in bermhertigheyd)
en öaatom toeftarat alle lof/ p?f)£/ eet/ banft*
fegginsc/ en aanöibüinge/ tot in eeutaig&eno/
Amen.
-ocr page 179-
ELI AS REDIVIVUS,
EEN
KERKREDE,
OF
PREDIKATIE,
gedaan door den Beroemden Letterheld, inde
Rabbinische Taaie en Outhedcn,
de Heer
JOHN LIGTFOOT,
Gepredikt in Westmunster Kerk voor het Paria-
ment,
het Eerwaardig Huys der Gemeente.
Over Lucas 1:17. Ende hy sal voor hem heenen
gaan, in den Geest ende kragt Elie, om Ie be-
keeren de herten der vaderen tot de Kinderen,
en de ongehoorsame tot de Wijsheyd der Regt-
vaardige.
Be taonjben ban be Text, jijn ooft be Iaat*
fie ban ïjet oude Testament, baat untgefpjoften
bno? een Profeet, gier betnïaatt bon? tenen En-
gel: baat befluptenbe be Wet, en giet beginnen*
be Ijet Evangelie: Siet fegt Malaifyia§ 4:5. Ik
sende u den Profete Eliam. En Hy, fegt be <£n*
gel/ sal voor hem heenen gaan in den Geest en
kragt
-ocr page 180-
Een Pred. van John Ligtfoot, overLuc. 1:17. 119
kragt Elie: En Hy sal \'t hcrte der Vaderen tot de
Kinderen wederbrengen, (egt be eene: En om te
bekeeren de herten der Vaderen tot de Kinderen,
fcjjt be anber. <Pu£ liefelijft faunen be twee
Testamenten malfianberen na op namen en ftufj\'en.
$ae geluftftig jfjn be bagen baar Israëls Zang-
meester ban getaaagt/ J?f. 85:11. itëanneer
goedertierentheyd en waarheyd malkanderen ont-
moelen, en geregtigheyd en vrede malkanderen
kussen. <#elijft eettijb^ be twee Cherubims ban
louter goub in ben Tempel ber oube «tëobfp^aften/
met hunne bleugelen be oepbc cpnben ban ïjet
versoendeksel bat OU be verbondkist toa$/ aan*
raaftten; faa fauben be twee Testamenten niet
alleen met gaar unterlijfte bïeugclen/ fiepbe be
3ijben ban get ^up£ aanraften/ ban in ben be*
ginne af/ tat bit tooa?bcn toe/ aDpenb. 22:20.
Komt lleere Jesu; maar ooft met Ijunne inner*
ïijftc bleugelen malfianberen aanboen/ te toeten
het epnbe ber Wet, en \'t begin ban \'t Evange-
lium. 3©aren maar niet be öebjoefbe Apocryphe
of verborgene Boeken tuffrtjen fiepbe ingeb?angen/
bie eenigfint£ be beyden Testamenten fmabelijft
3ijn.
$*et te bertoanberen ïjae bie Apocryphe Boe-
ken , fuift een aanficnelijfte 3ttpïaat£ fiefifien fton*
nen ftrijgen in be Ijerten en SSijoehj ber eerflc
tijben/ aï£ baar i$ te fitten in pet mibbeïpunt
nan bie fiepbe: maar top ftanncn Ijier omtrent
eenigc bergenaeging gcben/ betaijl be Boeken ban
be .loden tot fien oberguamcn/ foo toel al§ pet
Oude en Nieuwe Testament. Oen om bat bt Joden
alleen/ foo lang be ftenniffe ban be Godgeleerd-
heyd
-ocr page 181-
120 Een Predikatie van John Ligtfoot,
heyd en Godsdienst onber ften geftab ftebben/
foö ftonbcn te bekeerde Heydenen niet afê een
ongemcene ftoogaeftting boa? ijunne ftft?iften
ftebben. €n betaijle be Thalmud nog niet be*
fcft?cbcn toa£/ foa tuaj? be nbelfienb en aatb
iet Joodsche Geleerdheyd aan be taeerelb nog
foa niet beftent/ en baat ban baan bat bie tij*
ben toelfte fnnber agtetbenften maren/ bie Apo-
cryphe Hoeken te ligter boe? fmelgben/ fiebbenbe
nog niet gep?oeft ftoe onfmaftelijft en bol ban
ontoaatfieben Cn ongerijmtftcben bie tuaten. 3fa
felfé atë ben Thalmud al befcft?eben ma|?/begon
be bngeïobigftenb bagelijft^ meerber in be Kerk
toe te nemen/ en ftet toietb een fhtft ban Gods-
dienst te boen aï£ fiunne Voorvaders te boten
gebaan ftebben/ en 6n bie betoubctbe ttenn en
getaoonte te berbïnben/ ftoe ongetijmb en onge*
gronb bie ooft mogte jfjn.
Mtn ftan fig ooft niet genoeg bettoonberen/
Roe Kerken ban gefunberbe waarheyd, metftetet
Godsdienst nberïenb/ bie ftet joft ber bngeïobig*
ftenb fiabben afgeftftub/ en ban be botige ge>
taoonten/ gefi?uiften/ en aanmenbfeïen/ Runner
#oo?ouberen/ fig ïojïgemaaftt ftebben; ftoe fulfte
Kernen in befe faaft ban foa groaten getaigt/
ftebben fionnen boen aftj boo? ften be onmeten*
ftenb/ en baar na ftet bngeloof gebaan ftebben.
fflzl i$ maar bat 33 bie Boeken unt ftet getal
ber regelmatige ftebben untgefioten/ maar eben>
mei in ben Bybel befiouben: <£ben aftj of qpob
Adam unt ben ftaat ber geluksaligheyd getaajpen
fiab/ en fiem ebenmcl in be plaats? ber geluft>
faïigfienb |ab laten bftjben. Maat om niet te
lang
-ocr page 182-
Over Lucas 1\': 17.
121
lans te jiaan op \'t geen genoegfaam ten nup*
tentreb i$ getaeeft/ men taeet oen
raad ban Sara
aangaanbe Ismaël, maar in 5p Abraham in ben
6ee?t bcr J?>?ofecp te boben ging/
drijft dese
Dienstmaagd, en haren Soone uyt: want die sal
met mijnen Soone Isaak niet erven, <©en. 21:10.
%n be taoo?ben ban be Text ftonb gp fien u
epgen merit/ een taan/ baar tap om gearöepb
en berlangt pebben/ be
versoening en hervor-
ming. *£e berfoening in be taoo?ben om te be-
keeren de herten der Vaderen tot de Kinderen. <Cn
be ï3efo?matie in befe taoo?ben/
en de ongehoor-
same tot de wijsheyd der regtvaardigen. *J^efe fijn
onfe ttoee
handen ban onfe Meester bie in ben
^emel i$/ of lieber be ttaee
goede dingen bie in
jijn panben öerufren/ na toelfte 3ijn
Dienstknegten
foo lang gerennïjaïft ïjeB&en/ en niet tuften fuïlen
boa? bat pp
onjéf bie peeft berleent. ^efe jijn
be
handen ban Bepbe Huysen des Parlaments, of
lieber be ttaee grootc
giften bie top bertoagten/
bat <#ob u eertaeerbfgpeben fal ter panb ftellen/
om bie tot on£ ober te brengen, tè>efe jijn be
ttaee J?nlaren
Jachin en Boaz, 1 üion. 7:ax*
Vastigheyd en kragt, bie tap berïangen opgeregt
te fien aan be beure ban bien
Tempel baar gp
nu aan öoutat.
<&m onfe <<Cert-taao?ben af te beelen/ en gaar
tegte opening te geben/ foo fuïlen tap gier
4 ^oofben in SCanmerftinge nemen:
1.    <©e Persoon bfe Ijet groote toerft foube
boen. Hy.
2.    J^et werk felbe/ Hy soude voor hem heenen
gaan.
3. <§ijne
-ocr page 183-
122         Een Predikatie van John Ligtfoot,
3.    <êijne bequaamheden tot bat taerft in den
Geest en kragt Elie.
4.    J^et eynde toaar toe: Om te bekeeren de
herten der Vaderen tot de Kinderen, en de onge-
hoorsame tot de wijsheyd der regtvaardigen.
1. <E>e Persoon bie bit groote taer& faubc
tutti. Hy en Hem ftan ïjet bupftetfle 009/ op
be eerfte ïefing tael (ten/ en bat tap baar boa?
berfraan moeten Johannes den Dooper, enonfen
Saligmaker Jesus Christus. (<£taee bie een nieutae
Betreftfting ïjabben op malftanber/ jijnbc ooit
vermaagtschapt na ben bleefclje/ en ten aanfien
tan ïjunne bebienfng ïjabben 30 nog een naber
en ïjooger opfigt op maïftanberen/ taant 35
taaren bie Ïjet Evangelie begonnen/ of b\'een begon/
en b\'anber bolmaaftt Ïjet; en 39 taaren be 1
gtoote Jpjofeten be£ Nieuwen Testaments; of be
een taajï meer dan een Proleet, en bc anber meer
dan een Mensch. 3ift ftan hier niet nberjlaan
\'t geen ban geen Uyilegger mag baojbn gegaan
taojben/ ober ïjet tooojbje Hem; te toeten/ bat
Hy ijit in ïjet borigc $cr£ genaamb tacrb be
God van Israël, bie fin fou öefteeren tot ben
J^eere garen <#ob; in bit ber£/ en in \'tgant*
ftïje berïjaal getoonb taerb/ be fleere Jesus te
3ijn/ ban taien gefpjoften i$/ \'t taelft nn£ een
firagtig en ontoeerfp?eftelijft betoi$ i£ ban Chris-
tus Godheyd, tegen^ ben <éngobbrugtigen Arius,
bien ïjem alleen ijieïb boo? een Schepsel. <Pe
eerfte bie onjï gier boo?ftomt i£ Johannes de D00-
per. 3©ie ïjp 35 getaeeft/ i$ onfE beftcnb/ een
groote Personagie, toiemj ftomfr be Profeten ïang
te boren boojfegb fjabben/ en taelfte God A1-
magtig
-ocr page 184-
over Lucas 1:17.
123
magtig taonbtrbaat tipt een onb?ugtöate en oude
Moeder geeft laten geboten taojben/ en in be tuee*
relb jjefanben; niet ennelijft atn een Boet-Bazuyn
anbet Israël te ?ijn/ maat ooft om een baa?Iujjti^
gen Heraut en Uytroeper ban be komste be£ groa*
ten Yrede-Vorsts te berfttenften/ en ben Messias ge*
tungenijE te geben. \'t Wa$ befe .(ohannes bie be
herten bet Vaderen taebetbjagt tot be Kinderen;
bie al£ een gettoume cnbeugbclijfte^erftanbiger/
Gods heyligste waarheden verkondigde; bie bage?
lijftj? ban Christus komste en b\' algemeene bekee-
ring pjebiftte/ en jtjn gantfege leben aan ben
dienst 3ijng peeren te Iaft lepbe. ï?et raag bie
brave Boetgezant, bit upt goebet beugb Herodes
Antipas, op \'ttegte fpoo? fagt te fi?engen; bie om
bat Jjp feer betfcjjilbe ban Cupben bie geraoon
jijn niet anbetg te fp?eften/ ban \'t gene ben
Vorst hiel in \'too? Rlinnt/ jammerlijft mhjljan*
belt taietb. 31a ijet raaé bit Heylige Persoon,
bie namaalg tot 3ijn onfcïjulb in bt Kerker mietb
gerao?pen/ en epnbelijft aan be ra?aan4uft ban
Herodes wellustige Boelinne opgeoflert, en in Ijet
gebangen-ïjuig tot een leberiloofe tomp ge*
maafit ig.
2. J^Ct taetH feïbe/ Ily soude voor hem henen
gaan. <Pe Doopcr ij? bOO? onfen Zaligmaker genen
gegaan in betfegepbe bingen; in jijn ontf\'anke-
nisse en geboorte, in 3pn Prediking en dood.
3©ant be monbetbate ontfanftenig en geboomte
ban Johannes ging boa? be meet wonderbaar-
lijke ontt\'ankenis en gebOO?te ban Christus; jijn
fijagtbabige Prediking, boa? be heel ft?agtiger
ban 3ijn Heere en Meester; en 3ijn betmaatbe
dood
-ocr page 185-
124 Een Predikatie van John Ligtfoot,
dood boo? bc foa beeï bermaarber dood ban be
Heere Jesus. «ïfèaar befe tooo?ben geben niet
foo feer te Bennen jnn
henen gaan voor Christus
in tijb/ al^ taeï 3ijn genen gaan boo? Cgjiftug
in
Bediening; ooft niet jijn verschijning boa?
«Cgriftug in be 3©erelb/ ahj hiel jijn berfegijnen
boa? gem/ om gem
dienst te boen/ gelijft een Knegt
boo? 3pn Meester genen gaat/ om be nobige dingen
tot 3tjn onthaal te berenben/ en bug berftlaren
get be bolgcnbc taoa?bcn/
lly sal voor hem lienen
gaan, om den Heere te bcreyden een toegerust
Volk. <£n in befe fin taerben be 70. Discipelen ge*
fegt boo? onfen
Zaligmakers aangefigte gefonben
te jijn/ om be
menschen te bereyden, om hem
öegoo?ujft te ontfangen/ tegen bat Hy felfê faube
«omen/
Xutt 10: 1,
SCIIe be Profeten gingen boo? onfen Zaligma-
ker, in gunne Bediening en berfegenbe Geslagten;
maar Joannes ging bao? gem genen/ o» een fin*
fonbere taijfe/ meer ban jn allen. Sn
sagen ijem
gelijft
Bileam maar ban verre, «fëum. 24. Sn
fagen gem niet nabn/ maar gn fag ï|em aan*
geffgte aan aangesigte, en fp?aft ban gem/ aljf
ban een bie\'e? 6n ftonb; toaarom onfen
Zalig-
maker gem naembe meer dan een Proleet, JBatt.
11:9.
31a foo beel/ of meer/ ban eenig blaat
menfeg/ natuurlijker taijfe ban een
Vrouw ge*
boren: meer ban een
Profeet, om bat gn boo?
Christus ging ahj 3ijn Voorloper, en foo g?OOt
afê een bit ont geboren taag/ a$ 3ijnbe be be*
ginner beg
Euangeliums. 33e ^ebiening ban
Joannes de
Dooper en be berftonbiging ban
\'tEuangelium begonnen t\'ebeng/ gelijft be tijb
en
-ocr page 186-
Over Lucas 1 : 17.                    125
en betoeging bet Hemelen op ten en \'tfelbe
ogenbhft/ ^naarc. i: i. ï?et Begin beg €ban*
gelittm£ €&?ifti
3Cefu/ geïijft gefcfijeben i$ in
be Jpjofeten/
Ziet ik sende mijnen Engel voor
a aaugesigte. ^oo ban gelijften ^anb. i:ai. 22.
baar
Petrus baojftellenbe een Discipel te ber#
ïtiefen in be plaats ban
Judas, fegt: bat ban
be bannen bie met fiem omgegaan ftabben/
al ben tijb bat be
Heere Jesus met ben in en
untgegaan taa£/ batfe begonnen ftabben ban
ben Doop Johannes. <én Cap. 10:37. «Pn-üeben
taeet be fafte bie gefcfiieb i$ boo? gefteel
.ludeam,
na ben Doop, taelfte Johannes geptebiftt ö^eft.
<£n .ïfêattlj. 11:13.
Alle de Profeten en de Wet,
hebben tot Johannem toe geprofiteert, en ban
fjem begon ftet
Evangelie. S2oo bat \'t geen
fommige
Vaders ban Malachias fenben/ bat ftj
toa^ be
scheyding-paal bie ïjet Jodendom en Chris-
tendom ban een fcftenbe/ bat ftan men ooft ge*
boeglijft ban
Johannes den Dooper (eggen/ bat
Ijn ooft foo beel taa£ aft* een frtjenbing-paaï/
taelfte
afpaalde maar be Wet en be Profeten
ennbigben/ en ftet Evangely en \'t Koningrijk der
Hemelen Begonnen.
Mix geïijft Joanncs Bediening fieftont unt twee
anberfcftenbe en aanmcrftelijfte beeïen/ in \'t Pre-
diken en Doopen (gelijft be gabe bet ^ofecp
boojfteen fieftonb unt een ttaeebetïen geeft/ of
ftjagt ban een en be felbe geeft/ toeftomftige
bingen te boa?feggen/ en taanbettaetften te boen;)
foo begon ijn ooft met bie twe ftet
Evangely en
Doope, en in bie ttoee ging hy voor onsen Za-
lig maker henen. Mtt befe ftanben lenbe ïjn be
grond
-ocr page 187-
126 Een Predikatie over John Ligtfoot,
grond en bet gebouw ban ben Evangelischen
Tempel, taaar op gn begon te timmeren. £5oo
toa$ Johannes doopende in de Woeslijne, en Pre-
dikende den Doop der bekeeringe. .lïlarc. i: 4.
^00? bie benbe begon ïjet Evangelium, en eerft
boa? 3ijn Doop. Wat oen Doop belangt/ tael
taaar bat bie al bebient taierb boo? en onber
be Wet: maat ïjct toa£ om be Jodegenooten tot
be Godsdienst bet Joden toe te laten/bat f$ fiiïfte
menfcljen/ bie jig ban bc Ileydensche Godsdienst
tot be Joodsche begaben/ en ben Joodschen Volke
ingeïijft taierben. <Pan gefcQieben bcrfdjcubc
oïegtigljebcn/ en ban toa£ men getaoon onber
ïjet taater te hompelen/ en Doopen, tot een tee*
ben batfe ban be Ileydensche Algodery en buge*
loobigljenb gefunbcrb taaten. ifeaar be Dooper
guam nu met een Doop om be Joden tot een
anbete Godsdienst, beneffen£ be bare/ toe te Ia*
ten. &eel ban ten hetaijfe bier ban taojben hn*
geb?agt. $fianmerfteïijft i$ bet geen tan ïefen
d5enef. 35. toannecr Jacob get oberöbjffeï ban
Sichem, bat ïjet jtaaart nntbomen taa^/ tot jijn
Huysgesin en Godsdienst foube toelaten/ gn bce
get boa? ben Doop: boet tacg fenbe ïm/ be
vreemde Goden bie in \'t mibben ban u jijn/ en
reynigt u/ en beranbert utae bïeeberen berf. 2.
be «êpaanfi\'De ïïahijn Aben Ezra, geeft taeï aan*
gemerbt bat boa? bie renntgtng/ be wassing
gunner lichamen in get taater berftaan taierb/ \'t
taelft niet anberj? taa£ ban een dooping. €n foo
bergaalö Mtft$ Maytmtmg <§oon/ be googbc*
toetenfcgapfe Rabijn Ramban, bat ten tijben ban
David en Salomon, toanneer be ü|enbenen bn duy-
senden
-ocr page 188-
over Luc. 1:17.
127
senden tot bc Godsdienst der Joden obetguamen/
i ïton. 5:15. 16. (taant honderd drie en vijftig
duysend pieïpen ben Tempel bautaen) fp in bie
gemepnfcpap ingelaten toietben boo? ben Doop,
af ban? ten wassing, en niet boa? be Besnijdenis.
iPug toierb be Doop in bie oube tijben geb^upftt/
om be ^enbenen in bt Kerk en Godsdienst bet
.loden in te lepben. cïEJaar nu guam Johannes,
met ben Doop, tot een anber epnbe/ om boa?
ae aeffening biet plcgtigpepb/ be Joden ober te
ozengen tat een anbere Kerk en Godsdienst, ban
Ijun epgen/ en foo begon pp boa? jijn Doop pet
Evangelium.
2/Johanncs begon pet <£bangeïium ooft boa?
3ijn prediking: taant baat be Wet riep tot een
nol|ïreHteenboa2to?agtegehoorsaamheid,fp?cftenbe
een vloek upt ober pem/ bie de woorden deser Wet
niet sou bevestigen, doende de selve, *E>eutr.
27: 26. baar nuam Johannes op een fagter taijfe/
geïijH God in pet zuysen van een sagte stilte,
1 ïïon. 19:12. €n in plaatj? ban be nautae
gefette betragting ber werken af te bo?beten/
faa pjebiftte pp be sagtmoedige leeringe der be-
keeringer bat baar fp niet ftonben boen bat be
Wet berepfepte/ 3p fig ober pun obertreben ban
be Wet foubeu befteeten/ en bug taierb be ftraffe
en fcp?ififtelijfien inljoub ber Wet, beranberb in
een foetc en ttaoftelpne Leere der bekeering; bug
begon Johannes pet Évangelium boa? 3ijn Doop,
en boor 3pn prediking.
€n in bepbe beje opfigten ging hy voor onsen
Saligmaker heenen. *E»oo? ben Doop om be men*
ftpen Clj?iftug in te lijben/ tegen bat pp foube
Samen;
-ocr page 189-
128 Eene Predikatie van John Ligtfoot,
finmen; en boa? 3ijn prediking, om be menfdjen
tot C0?iftu£ te b?engen/ tuanneet Sp quam:
<Poo? ^ijn Doop berijbe fip ben taeg ban Christus
komste onder de menschen; en boo? jijn prediking
ben tueg bao? ilt komste der menschen tot Cpjif*
tU$/ Otn fOO den Heere te bereyden een toegerust
volk.
ïfyizt upt ftanmen aanmerften dat Christus,
wanneer hy quam onder de menschen, om hem
selven in de weereld te vertoonen, een kragtige
en begenadigde Voorlooper van nooden had. Ü|p
faa$ be verwagting der Heydenen, <#en. 49: 10.
$p taaé be bertaagtinge ber Samaritanen, liaan.
4:25. ^p taag be bertoagting bet Joden, Jlut.
19:11. J|p taa$ be verwagtinge ban alfe Volkeren,
$agg. ai 7. €n nogtamj toanneer ftp quam/
bfe foo lang ina£ bertoagt/ fan ïjab pp een
Bestelmeester ban nooben om voor hem heenen
te gaan, en een fterften Voorlooper om jijn weg
\' te bertjben; en bat alïe£ mogt nog niet fjelpen;
taant hy quam tot het zijne, en de zijne hebben
hem niet aangenomen.
<Pe Joden beufelen omtrent be Wolk der Heer-
lijkheyd, bte be Israëliten, boa? be fiupïenbe/
fanbige/ en onb?ugtbare Woestijne ban Arabien
gelepbe/ batfe ïjem niet alleen ben weg wees,
maar bie ooft vereffende; gen niet aïleen geïepbe
op ïjet pab baar sp op moeden gaan/ maar
bat ooft boa? pen beauaam maafite om te ge*
ürupnen: 3fla bat be vuer en wolkzuyl, alle flcple
Bergen geïtjft maaftte/ alle Steenrotzen effen/ alle
Bosschen upt ben taeg rupmbe/ en alfe pupn*
Öoopen taeg bttii, <$een minber boo?berepbfelen
taer>
-ocr page 190-
over Lucas 1:17.
129
bietbenber betepfefit tot be fiomfte ban onfen
Saligmaker, om ben bicg boo? tjem te betenben/
in tjct ontbalen bet menftljen/ of om boo: baar
öe bieg te berijben/ in bet bicï ontfangen ban
öe ïjcete Clj?iftu£/ bolgen^ Sffcf. 40: ♦ 3Cut, 3.
uctg 4. 5. alle dalen sullen verhoogt worden, en
alle bergen en heuvelen sullen vernederd wor-
den, en wat krom is dal sal regt, en wat hobbel-
agtig is, dat sal tot een vallye gemaakt worden.
©aat biaten twee boojname bingen/ bjcïfte
tufftljen be 3Coben en Ct)?fftupy on jijn ftomfte/
en betfehijning/ in ben bicg lagen/ bie na alle
toaatfcljijiilijftbcpb fcljecncn Ijen ban malltanbe*
ten te- bouöcn/ en be tocbersijbfefte toegang te
Uetbinbetcn; gclijft ooft gefdjiebe. <l*n befe biaten
öe bebo?benthcpb bet Joden in 3ebcn en gcb?ag/
en Ijunne bebo?bcntbenb in be Leer, en in Gods-
dienst. [Ctn aanü\'en ban bet ectfle/ blaten jp
ahj routae uiegcn bie gcéffent/ en omttent
anöete ahj kromme wegen, bit regt gemaaftt
moeften biojben; en in tiepbe bie opfigten uiaten
311 foobanig geftelb/ öatfe moeften gcljolpen
biojben fou\'er tjoope sijn ban tot Cbjiflug te
bomen.
1. .ïSopenbe fiunne betbojbentbepb in zeden;
al habbcn tap piet ban geen blijft genoeg in be
Schriftuur, ijmme epgen ftlj?iften foubcn onp
bctaijö genoeg aan be fianb gebcn. <§p taaten
een gcb?oebfel ban Adderen, gclijft .lohannes baat
noemt/ .itèattb. 3:7. Itëp booten onfen Ueyland
fomtijbp ftebig nptbaten tegcnjJ \'t fonbig Joden-
dom, en bpfonbet bun Schriftgeleerden, bctaelfte
Sp noemt Kinderen van den Satan, die een Moor-
9                          denaar
-ocr page 191-
130 Een Predikatie van John Ligtfoot,
denaar is van den beginne, 3(aïjan. 8:44. ban
ttn$ wit geplaisterde graven, .ïtëattft. «23:27.
«Éren boos Etl overspelig gcslagt, .ïfèatft. 12:39.
%n befe tooo?ben fcïjijnt l|p te ftnfpclen op öe
fp?eefttoij£ ban ïfofea 1:1. de Kinderen der hoe-
rerye. <§n toatcn een ©olft garbneftfiig/ en
onbefneben ban Ijcrten en ooten/ geu\'jft Stefanus
be Martelaar Ijcn noemt/ toten een fteene hagel-
buy op be 6o?ft ftlonfi/ $anb. 7:51. JSSa onfen
Saligmaker maafit hen ah* tot een algemeenc
ftrant ban alle bcrboïgcntïjenb/ en fin gebolg
tot een bjeftgote ban alle ongeregttgljepb: Oo
dat over u kome al het regtvaardigc bloed dat
vergoten is op der aarden van des regtvaardigen
Abels af, tot op het bloed Zacharie, <&3attft. 23:35.
53n befe 23efrtj?ijbing bte be Schriftuur geeft
ban Fjun zeden, ftantnen ooft boegen be belnbc
niffe ban Ijunne engen Schrijveren bte ber taaar*
ïjenb befer faftc/ in ïjunnejclnilten gctupgenis
b?agen. <©e Talmud in <©anïjeb?tn Cap. 11.
fegt. Ten tijden wanneer Davids Soon sal komen,
sal \'tHuys der vergadering zijn als een Hoerliuys:
de wijsheyd der Schriftgeleerden sal ontbreken,
zy die de sonden vreesen sullen veragt worden,
en het aangesigte van dat geslagte sal zijn gelijk
de honden. $>e ^enïige Paulus geeft ïjcn Ijun
regtc benaminge/ wagt u voor de honden, en de
versnijdinge, jfïffL 3:2. <£Fn fOO ftïjijnt Johannes
OOft te boen/ al£ ïjn fegt/ buylen sullen zijn de
honden, <Openb. 22:15. Jj^eer # bat te fien
in een anber gctungennJ bat Rabbi David Kimchi
(een «ïfóan onber be besnede Leeraars beelc
anbere in een gefonb oojbeel obettreffenbe) on£
geeft
-ocr page 192-
over Lucas 4:47.                 431
geeft unt te Rabbijnen ober SJefat 59: 16. Davids
Soon namt niet ban in een tijb t\'eenemaal hey-
lig, gdijft geftjj?eben ty/ u Volk sullen al t\'samen
regivaardige zijn, en in eeuwigheyd de aarde
erflfelijk besitten; of in een tijb t\'eenemaaï 50b\'
too£/ gelijft gefclj?eben ijl 3Jef. 59: 16. Hy sag
dat\'er niemand en was, en ontsettede sig, dat\'er
jreen Voorbidder en was. <E>e b?aebe erbarenif?/
öe Meestresse der dwasen, toonde maar al te
uecl bat ïjet laatfte alleen taaaragtig toa?y en
Ijun engen gebtag ten tijben ban onfen Salig-
makers komste, bebeftigbe be taaartjenb ban ïfun
untïegging/ bie 3U ober be ftofecy gemaaftt
ijabben/ bat ïjunne zeden aï£ ban [eer bebojben
jauben 3Ün.
2. SCangaanbe ïjun Leere, ïjfer in toarenfe
niet tninber bebojben. ün opfigt ban Qet ge*
boelen bat 33 Ijabben omtrent be Kerk gebruyken
ber Wet, bie te baaren onber gen getaeeft
taaren: a. «JDmtrent gun gebaeïen aangaanbe
Cft?ijlug/ bie nu ftont te nomen.
1. SSn taaren foo baft gelijmt aan be untter*
lijfte pïegtigljeben ban Moses, en op be oberle*
beringen ber Vaderen, foo berniftnert/ bat Ijet
een onmogeljne faalt feïjeen gen baar ban af te
njengen.
                                           <&*n
$aulug fp?efienbe ban 3ijn epgen berflingert*
tjenb op befelbe/ fp?eefit met eencn ban be
toegenijgtïjenb ban 3ijn gantfclje bolft/ in bat
ftuft/ i>al. 1 :14. Ik was overvloedelijk yverig
voor mijne Vaderlijke Insettingen. <£n bat Stel\'anus
ftegt£ fpjaft ban \'t bernietigen ban be getaoan*
teng ban Moses, bat ftofte ïjem 3ijn leben/
9*
                          fc&oon
-ocr page 193-
132 Een Predikatie van John Ligtfoot,
fcpoon pp niet fp?aft ban \'t geen Moses te Uoren/
en na ,ïKofc£ een Engel gefpjaucn Ijab/ en fcpoon
3ijn aengesichte, taanncer Ijp 3igp boo? ben
Raad jou betanttaoorben/ blonck alfl Moses aan-
gesiehte, en bat ban eeng» Engels gelijek was,
|>anbcl. 6:14.15. boojgaang juücn top in bat
Boeck ficn/ toaar pet Euangelium puam onber
be Joden, bat be^fclfj» b?pe loop toictt berpin*
bert boo? be gcfetpeyt bc£ $oIch£ op punnc
Kerk-gebaarten en obetlcberingcn/ gelijft I?anb.
ai. 27. 28. De Joden van Asien sloegen de handen
aan de Apostelen. &c.
ZDe Predikatie be^ Euangeliuins taa;Ö tegenj?
pun Ijart/ om batje aenliep tegen]» punne ge>
touonteng; en pp bie fp?aft tcpcn| bat Volk,
wet, en plaetse, moeft toeten bat pp jeeftetlpft
tegeng 3*00 welben fpjaft/ toant 3P toaren 300
baft geperpt aan bt Dienstplegingen ban bie drie,
bat\'er niet be minfte gebatgte moeft 3ijn ban
bie toeg te boen. €n bu$ toaren sp 3eer öcbo?ben
in geboden/ aangaanbe be Kerk-gebaarden bet
Wet, en feer berflaaft aan bc gewoontens, biefe
ban punne Vaderen ingefogen pabben.
2, <&oa ïtonit pet ooït bp be Joden aangaanbe
be komste ban be Messias: ^p toaren in bet*
toagting bat pp in be toerelb foube nomen alji
ten Aards Overwinnaar, gelijft Naaman be Syriër,
bertaagtebe bat öe Proleet Elizsous tot pcm foube
ïjoincn met een unterïijft aanfienujft gebaante:
Hy seyde by hem selven, hy sal sekerlijk uytko-
nien, en staande den Name des Heeren zijnes Gods
aanroepen, en zijn hand over de plaatse strijken,
en de Melaatsen ontledigen. ,£Jaar Elisa fonb
pem
-ocr page 194-
133
over Lucas 1:17.
ïjem alleen bie tïïoote en eenbaubige baabfcljap/
Gaat henen, en wascht uw in de Jordaan, en word
reyn. 2 Maxi. 5:10.11. 3£ug ging tjet met te
vleeschelijke Joden, sp Ijabben jig eencn Messias
berbecïb bie fcfttrïtjft fou ftamcn aï*S een wereldsch
Prins, en funfterrijft Monarch, en aïjl een bie be
mijnen fou maften ban een bapper Oorlogs-Held,
bie met ïjct zwaard in bc bunft hunne figljame*
lijfte bpanben berftaan/ en ben .loodschen staat
in top ban aards geluk fau boeren; bie jijn
©olft in \'t werelds Canaan met meer boojfpoeb/
p?aal/ en eer-ftacie/ ban opt/ toebcr fou neer*
fetten/ en faa boo? ftïetn ban taerelbfe magt/
en boo? bcttainningen/ een onfterffelijftc eer in*
leggen/ maar bit ontfcljoot paar gctoefbig: 3p
fagen in Ijem nfetj? bat na een wereld-Koning en
voorspoedig Vorst geleeft: SJp quam in Ijet te*
genbeel in be gestalte ban een Dienstknegt: Hy
hadde geen gedaante of Ileerlijkheyd in de oogen
der menschen dat zy hem souden begeert hebben.
3ef, 53: 2. Jifêcn fag ïjem taepnig "bagcn boo?
3ijn boob be <§tato Jerusalcm inrijben/ niet op
een Zege-koets met witte Paarden, niet op een
moebig Oorlogs-paard , of Koninglijke Muyl, maat
in een geftaïte ban neb?igfjepb én geringljepb/
rijdende op een Veulen eener Ezellinne bie gclccnt
taag/ een Dier bat ongefien en ongeagt ijl.
^att. 21. <£n baar ban baan bat fjp in be
oogen bet ongeïoobigen faa beragt fcfjeen/ aljf
8et Veulen baar ïjp ap reeb. €n ïjac berre faia*
ren jp om foa eenen armen Christus te ontljaïen/
baar 3p foa een Messias bertaagten/ bfe in eet
tn aanfien/ onepnbiglijft baar ban berfcljilben ?
Wit
-ocr page 195-
134 Een Predikatie van John Ligtfoot,
Wit foubt pennen gelooft bat ïjet Opschrift boben
\'t hoofd ban onfen Zaligmaker aan \'t Kruys, een
Steen des aanstoots boa? be Joden foube getaeeft
3ijn? €n ebentael taag pet foo/ aïsf ïjet baar
aan gepegt taictb/ en i£ jebert bie tijb foo ge»
meefr/ en i£ nog foo op oefen pupbigen bag/
Jesus de Nazerener, de Koning der Joden. 2?p
fagen een Messias te gemoet bie upt Bethlehem
fou nomen/ en pielben pem nogtanj? alleen boo?
Jesus ban Nazareth, 3?apan. 7: 42. Cn 3? bet*
taagten een pjagtigen Koning der Joden, een
ttoeebcn David, Salornon, Josaphat, of een 4i>02*
Ïogg-I^elb atö Judas Machabeus, maar poe betre
tna£ pp oan fuI& een Koning. €n bu£ ftenben
3P pem niet/ bianneer pp puam upt Galilea, nog
ilt stemme bet Profeten, taat 3p betftonben bao?
zijn Koningrijk, i|anb. 13:27. en foo taajef\'et
taepntg poop batfe pem op 3ijn ftomfte fouben
aannemen.
<Pu£ 3fen tap Ijoe betre pet Joodsche Volk in
Leven en Leer afgetaeften toaé/ fioe feer in Zeden
üebo?ben/ poe pettneftftig op pun oude gewoon-
tens gefet/ en poe betfteert in punne begrijpen
omtrent be Cpjiftué/ foo bat pet niet te ber*
taonberen/ bat pp bie ter perfteUing ban aïïe
aefe bingen guam/ een geeftelijne en ft?agtige
boo?Iooper nabig pabbe/ om pem ben taeg te
fierepben tegen bat pp guam.
3. Deel. Joannes öepuaamgeben tot pet taerft:
Hy sal voor hem henen gaan in den Geest en kragt
Elie.
3tëp ontmoeten in bit beel ttaee faerftïjepbe
^erfanen/ Eiias en Joannes, bannen feer ber>
maart
-ocr page 196-
135
over Lucas 1:17.
maart in ftunne Geslagten, en feer g?oote Her-
vormers in ftunne tijben. Elias onber be Wet,
En Joannes in \'t begin beg Evangeliums. SCan*
gaanbe befc ttaee
Wet en Evangeiium, (uilen tan
maar bingen te berbe bjengen bie taefentlijft
3ijn/ en met nnfe tijben ober-een nomen.
i. Itëp fuïlen bit alé een vaste stelling ter neer
ftcïlen/ en be
ïext fal pet ooft toejtcmmen/ bat
Ellas nopt fal taeber nomen/ om piet op aarbe
te ïeben tn te betblijben.
Vt Profeet Malachias
fielt Ijct tael in fulfte termen boo?/ até of fjp
eenó foube tacerftomen/ <Cap 4
: 5. Siet ik sende
u den Proleet Eliam. <£n be 70 Oversetters fcftij*
tien bat ooft tael te ftenncn te geben/ baar bp boe*
genbe/
siet ik sende u Elias den Thisbiter: nogtans?
fegt on£ ben Engel Gabriel in be (Cert/ bat Elias
felfsE niet fou ftomen in 3ijn epgen ziel, maar
een anber in jijn
geest; bat pp fclfgf in eygen Per-
soon niet fou ftomen/ maar bat pet Joannes be
Dooper toaé/ bie in jijn kragt fou ftomen. Cn
foo betftlaart ftet onfen
Zaligmaker, «ïBatt.. 11:14.
<£n foo gp Ijet ooft tailt aannemen/ hy is
Elias
bie komen souden: en foo legt ftp ïjet ooft upt/
«i^attfi.
17:12. Maar ik segge u dat Elias nu
gekomen is. \'t Itëelft be Discipelen ooft foo ban
.loannes den Dooper berftonben. <6clijft be Joden
Öet berfteerbeiijft baar boa? Ijauben/ bat be Mes-
sias nog niet té geftomcn: maar Ijauben ftaanbe
bat
Elias boa? Cft?i|ïu£ ftamftc/ in epgen per-
soon fal ftomen; jijnbe in bie btaaling/ om batfe
be taoojben ban
Malachias abetegtg opbatten.
Jansenius, Maldonatus, beel Jesuiten en Papisten
mccnen batmen befe taoojben moet paffen op
Elias
-ocr page 197-
136 Een Predikatie van John Ligtfoot,
Elias tweede komste; en bat gcïijft Joannes bod?
Christus fcm Ijeenen gaan/ in 3ijn eetftc ftamfte/
bat Elias foa bao? Christus fal gaan in 3Ü11 tweede
komste. Jföaar bet i$ niet (eet te bertaanbe*
ren/ bat bie menfeften uut \'tRoomsche nest, jijnbe
ban een bcrbo?ben onabeel en gemaeb/ met be
Joden in \'t felbe gebacien jijn/ betaijl feïfsf beele
Oudvaders met Ijcn in bit (tuft op eene laagte
jeplen. €n 6p Elias boegen 3p nog Henoch,
feggenbc bat die beyde nog voor Christus komste
moeten komen als de twee getuygen; bolgcnj?
SEotjanneS «Openöaringc 11.
\'t gjef inaar bat boa? bet epnbe ber hierelb/
fammige fuüen bomen in ben Geest Elias <©pen&.
11:3. «Jfëaar baat nj geen berbiagting ban Elias
felfé/ ooft gantfclj geen öcfenjijbing ban Enoch.
<Pe twee getuygen baar gemeent/ bJO?bcn nn$
ftïaar en naaftt ontbeftt en berftlaart ber£ 6. en
afgefrfiübcrb boa? be 3inne6eclben ban Moses en
Elias. $5efe ficbfien magt den Hemel te sluyten, op
bat geen regen en regene/ baar f£ een bupbelijfie
te fiennegebing ban Elias: Cn ?p Ijeuöcn magt
ober be wateren om bie in bloed te berfteeren/
baar ij? alfaa een fiïarc aantoijfing ban Moses.
«Pefe twee menschen bierben meermaal^ in be Schril-
tuur t\'faraen geboegt/ ahj ^föalacfjia 4. Gedenkt
der Wet Mose mijnes knegts, en berg? 5. Siet ik
sende u lieden den profete Eliam. <§p berfcfieenen
te fatnen/ en paffen onfen Saligmaker op in jiju
bergeerlijftinge/ .ïfêattlj. 17: 3. <De een taag» be
gever ban be Wet in ben eerfren aanbang/ be
anber be wederopregter be^felfé/ taanneer bie in
betbal biag? geraaftt: <$e een toag? bc groote
Profeet
-ocr page 198-
over Lucas 1:17.                   137
Profeet ber Joden, en b\'anber ban be Heydenen,
baarom taanneer Joden en Heydenen tot een Kerk
(uilen geb?agt 3ijn/ en be bekeering ber Joden
fal 3ijn gefcRfeb/ ban fal <öob ïjcn nu foo ver-
eenigd, een Rragtige bedieninge bertaefilten/ abj?
in ben Geest ban Moses en Elias.
«éomtijbtf bjaagt be beteltenbe faalt ooft be*
felbc naam/ ab? l^ofea
3:5. Daar na sullen sig
de kinderen lsraëls bekeeren, en soeken den lleere
haren God, en David baren Koning, bat ijj/
Christus, taelRe a!3 ftaren Koning, bOO? David
taa£ afgebeelb: <§oa noemt be £>?afeet Malachias,
onfen
Johannes de Dooper, Èlias, om bat Rn
boa? Rem foo nautalïcurig boo?geRouben en
afgebeelb
uias.
5Can fulRe bie gelaben bat Elias fn engcn
perfoon nog fal taeber nomen/ magmen niet
regt befe
vragen boojftellen. 1. Hoe sal een ver-
heerlijkt lighaam konnen verkeeren met lighamen
beladen met verderfenisse, en sterllijkheyd? .iVictftt
in Christus verheerlijking Op ben Berg Tabor,
bunten Jerusalem, taanneer be berReerlijfite lig*
Samen ban
Moses en Elias, ttoee boo?Iugtige
Profeten aan Rem berfcReenen/ om met Rem op
bien
Berg te fp?efien/ be Discipulen maren boo?
bit
glorieus schouwspel foo berbijftert/ batfe ner*
gcivi om bagten/ en foo onbequaam om met
bie
Personagien te berfieeren/ dat soodanige niet
wisten watse seyden, 3Cucc 9: 33. 25ebenfit ooft
eeng be graote ongelijRmatigRepb bie\'er f? tuf*
ftRen Cngelen en «üEenftRen/ in opfigt ban ber*
Reering/ geene
Geesten jijnbe/ befe lighamen;
Roe Ronnen fulRe ttaee te famen gemeenfaam
-ocr page 199-
138 Een Predikatie van John Ligtfoot,
3ijn/ inbien een Engel ooft niet een fïgt&are
gebaante aanneemt ? \'t %$ maat/ naar $ fuift
een groote tuffcljen-raijbte niet in fterfelijfte en
verheerlijkte lighamen, nogtang iftx genoeg
onberfcijepb ant be nnberlinge ommegang te
ftooren.
2. Itëat foube Elias op aarben boen in epgen
persoon? «êou ftct 3ijn om te prediken? <©nfen
Saligraaker heeft on£ gefegt/ bat inbien be men»
frften
Mosem enbe Proleten niet aannamen/ bat
. get vergeefs fou jiju/ en ooft niet hoeren milten/
almaar \'t bat\'er
yemand uyt dendooden opstond,
Xutt 16:31. €n magmcn ftier unt niet Pefiup»
ten ï inbien be menfcljen niet taülen ftooren na
Moses, be Profeten, Evangelisten, en Apostelen,
3P fulfcn ooft niet gelooven frtjoan Elias upt ben
Hemel rjuam om het Evangelium te Perftanbigen.
a&f fauben 3p ftamen om een anber
Evangelium
te prediken Punten \'t geene Christus en 3fjn
Apostelen gep?ebifit fiefifien; *$an moeft Ijp ver-
vloekt mo?ben/ al ma£ ftet fcftoon Elias, <#al.
1:8. <®f foube ftp ftamen ftet fefbe
Evangelium
bcrftonbigen/ taaarom fou bit 3ipi5 bie Schat
mo?b geb^agen in aarde Vaten, en niet in Vaten,
reeb£ verheerlijkt, 2 Co?. 4:7. <Of foube Elias
ftamen om ben Antichrist te nerbelgen? iPit üj
mei pet gemeene gevoelen, maar Paulus fieeft
on$ gefegt/
dat de Ileere hem verdoen sal door
den Geest zijns monds, en te niete maken door
de verschijning zijner toekomste, 2 ^Tljeff. 2:8.
»Pefe vrage faumen ooft magen Pao? fielten aan
bie geloonen/ bat
Christus in epgen perfoan
duysent jaren op ber aarden faï ftamen. «Jifêaar
mat
-ocr page 200-
over Lucas 1 :17.                   139
raat fou Christus, bic in ben Hemel i§/ ge3egenb
bOO? eeumig/
duysent jaren boen op b\'aarde bie
bctbloeftt té? «Öe cetfte leffe bic <öob Adam
Iccrbe/ na bat fin ficm aangaanbe Cp?tftu£ fiab
onderwesen, raa£ bat Qn .lesus Koningrijk niet
fiab te betraagten op \'t
Aardrijk, bat am jijnent
taille vervloekt taa#/ <l3en.
3:17.
^00? Elias Geest moetmen niet berftaan <eiiag
engen <£eeft/ maar be
Geest des Meeren, of bet
Profecy bie op ftem taapt en bie GeesV van Elias
racrb "gefegt in Johannes te jijn/ gelijft be n3eeft
ban
Moses tufte op be Oudste, <ï!5um. 9:25. Cn
be
opeeft ban Elias op Eliza, 1 Slon. 2:15.
3?00? bc ftragt ban Elias Op .lohannes de D00-
per, moet gn niet betftaan een ftragt ban won-
derwerken, raant Johannes beeb geen Teken Of
Wonderdaad, baat Elias ber beeïe beeb/ ahj faa
beele
geloofs brieven, bie fin alé een Hemels
Ambassadeur mebc b?agt. «Üfiaar boo? be kragt
Elie op Johannes, moet gp betftaan 3ijn kragtig
preken tot bekeering ban bede tot <£ab. M>oa
bat gelijft be
oude Proleten onbet be Wet, en
onbet bie
Elias een bubbele kragt bejf Geestes
fiabben/ om toeftomftige bingen te boo?feggen/
en
wonderwerken te boen; fan fiab Johannes be
eerste Profeet ban \'t Evangelie een bubbele fttagt/
maat bie ban een anbete en betete natuut taaé.
^n- boojfijbe rael geen
toekomstige dingen, maat
betfiïaatbe be
Voorseggingen bie op ji\'jn Persoon
floegen; ftp tojogt tael geen manberraerften
omtrent be
lighamen, maat raa£ ban een toon*
berbabige fttagt omttent be zielen.
iPilocn ton nu Elias en be Dooper met mat*
ftan*
-ocr page 201-
140 Een Predikatie van John Ligtfoot,
ftanberen bergelijften; tap fouben liebfnben batfc
in beelc bingen elftanbet gcïijft taaren: ahj batfe
bepbe puamcn in feer öebojbcn tijben/ om bc
Godsdienst tacber op te repten/ en batfe baaram
öenbe fecr berbolgt sijn/ Elias boa? Acliab en
Jesabel, en .lohonnes boo? Herodes en Herodias:
<E*n beelc anbetc obereenfiomfren fouben top
fionnen opbrengen/ baat tap nu niet op fullen
fraan/ om bat bie pber^ oog boo?ftomen.
4. €n {oo ga ift ober tot pet vierde deel ban
be Text, pet tacrft ban be *Pooper/ om te be-
keeren de herten der Vaderen tot de Kinderen, en
de ongehoorsaine tot de voorsigtigheyd der regt-
vaardigen. I^et taaé een b?oebig bao^bal taan*
neer Vader en Soon een Versoener noobig Ijab*
ben/ om pen tot vrienden te manen/ en nogtan^
taai? pun ftaat faobanig.
*|et moet taaarlijft een parbe faaft boo? Johan-
nes jijtt getaeeft/ te bekeeren de herten dei-
Vaderen tot de Kinderen, taant ift binbe pet een
maepelijftc en Ijatbe fafie boo? be Uytleggeren te
3ijn/ upt te binben en op te taffen/ wie dese
Vaders en Kinders waren? dommige berfraan
boo? be Vaders be Joden, en boo? be Kinders
Christus en 3ijn Apostelen, al£ 3Cuce 9:19. en
bat Johannes bat tacrft berrigte toanneer pp be
Joden n?agt tot pet omhelsen ban pare Leere,
maar poe ftan pet anber bed gaeb gemaaftt
taajben/ boo? fulften berftlaring/ bat pp pet
herte ban Christus en jijne Apostelen befteerbe
tot be Joden? dommige berftlaren pet; Hy sal
bekeeren de herten der Vaderen, tot de Kinderen,
door het regie verstant van de Schriften: <Üxn be
gehoor-
-ocr page 202-
141
over Lucas 1 : 17.
gehoorsame tot öe voorsigtigheyd bet regtvaardige,
te toeten/ bOO? öe gehoorsaamheyd des Gelooi\'s.
Cen untlegging Die ong foo wijs laai, aï«J tap
te baten toaten.
SJnbete nomen toat naber aan be letter, en
berftfaren ïjet ban be berftFjillige geboden^/
bie\'ct in bie tijb onber be Joden taaren: ï^et
fian ?ijn bat be Vader een Fariseer toa$/ en 3ijn
eene Soon een Sadduceer, en jijn anbere een
Esseer; en bat Johannes boo? ïjen aïïc te brengen
tot ïjet aannemen beé Evangeliums, bie bet*
berlttjenb boo? be berfeïjenbe geboelenjö beroo?»
faafit/ Qeeft te niete gebaan. BM $ taaat baar
bic b?ie gebaelen^ onber be .loden in ftaang
gingen/ omtrent bc tijben ban Johannes de Doo-
per, 3ijnbc bic de drie Herders die in eene maand
souden afgesneden worden, ^atlj. n:8. «ïfêaar
bat\'er jtiyft in bie tijb foo een berbeclbe gefïnt*
ïjenb tuffeïjen Vader en Soonen i| getoeejl/ i$
maar een raadsel en onfeftet.
*E>c albernaturelijftfre en taare meening befcr
tooojben/ i£ mijn?? oo?bceh*/ bat ton boo? bc
Vaderen be Joden, en boo? be Kinderen be Hey-
denen moeten betftaan; en boo? be bekcering bie
Johannes ta?ogt/ omtrent bie fienbe/ bat lm ïjen
cenb?agteïijft toon tot be kennisse en belijdenis
ban Christus en ïjet Evangelie, en foo boo? bie
band tot een onberlinge gemeenfeïjap u?agt.
3JS burf mn bafteïijft en ftautmocbig beïaben/
bat bie uytlegging, be regte mecning ban befe
»Iaat£ berbat/ en bat om befe rebenen.
i. <0m bat be Kerke ber Ileydenen boo?gaang
en frantbafrelijft in be Profecyen genaamt tao?b/
met
-ocr page 203-
142 Een Predikatie van John Ligtfoot,
met be naam ban be Kinderen der Joden: al£
SGef. 54: 13. Alle uwe Kinderen sullen van den
Heere geleerd zijn, en 60:4. Uwe Soonen sullen
van verre komen, en uwe Dogters sullen aan uwe
zijden gevoestert worden, en 62: 5. Gelijk een
Jongeling eene Jongvrouwe trouwt, alsoo sullen
uwe Kinderen u trouwen, Sec.
2.   <©m bat Ijet taa£ Ijet bnfanber taerft en
fiebiening ban \'t Evanjjeli be Joden en Heydenen
te bereenigen/ balgen^ $i>aiilu£ fcggen £plj."2.: 14.
Christus is onse vrede, die dese beyde een gemaakt
heeft. €n Ijet €bangeli tna$ bet middel baat
toe. €n ön gebalg maeft Ijet ooft Ijet taerft
en be fiebiening ban Johannes de Dooper jijn/
bie ijet €bangeli aanbing.
3.  3£e Histori en erbarenh? öebeftigt befe unt*
legging: taant gelijfi Ijet Evangelie in jfjn engen
natuur en berftanbiging/ foa tael tot be Heydenen
ah* tot be Joden fieïjaa^ben; en gelijft Johannes
quam tot een getuygenis om van \'t ligt te getuygen,
opdat zy alle door hem geloven souden, 3Jajjan.
1:17. Ijet een ©olft foa biel ahj Ijet anbet/ faa
baapte en fieftetfrbe ïjp ooft faa tael fammige
ban b\'een alg ban anbere/ faa tael Roomsche
Soldaten, aïf? Joodsche Eariseuwen, en maaftte
foa bat bie fiepbe (balgen^ \'t feggen ban Josefus)
in 3tjn Doop aber een gttamen/ af aan een ge*
ïjegt taietben.
4.   ü^efe berftïaring baeb Johannes ooft beel
ftlaarber gclijften naar Elias, bie faa tael een
Prediker en Proleet ban be Heydenen taapy al$
ban Israël, ja be eerfte Profeet ber Heydenen.
<tënfe Saligmaker racrb bit aan/ Etice 4: 25.26.
Daar
-ocr page 204-
over Lucas 1:17.
143
Daar waren veele Weduwen in Israël, in de dagen
Elie, maar tot geene van haar wïerd Elias gcson-
den, dan naar Sarepta Sidonis, tot een Vrouwe
die Weduwe was: en ïjoe flegt/ boerfcp/ tn een*
boubfg ooft be «ïfèannen ban Nazareth taaren/
foo ftanben ?p nogtan£ taeï paaft betftaan bat
bit ou be prediking aan be Heydenen fag/ \'t toelft
ften tat too?n u?agt/ en onfen Saligmaker in ge*
haar. ^et i$ ooft niet te benften bat bic hey-
lige en yverige Proleet, betBlijbenbe in bic Hey-
densche Stad, 283 Jaren, baar lebig/ enfanber
pet£ te boen fou getoeeft peufien; maar taeï bat
pp baat predikte gelijft pp aan Jsraël gebaan
pab/ tertaijl pp onber gun taa£/ taant pp taaé
ober al yverig voor den Heere der Heyrscharen.
vS>it ban jijnbe be mecning ber tooo^ben/ bat
Johannes boa? 3ijn ujebifting be perten ban be
Joden fauben ficfteeren tat be Heydenen, en bie
ban be Heydenen tot bie ban bt Joden; en bat
Ijn boa? sijn Doop bie üciibc aan malftanberen
foube pegten/ foo ftonnen top aanmerften dat de
ware bekeering is de allerwaaragtigste Versoener:
üDaar i£ geen graoter Vredemaker ban pet Evan-
geli, maar alleen onber fuïfie bie taare belijders
ban \'t felbc yin. JJet Evangeli té ooft toel een
groote Twistmaker, gelijft onfen Saligmaker ge*
nocgfaam te ftennen geeft/ 2Cuce 12:51. Meent
niet dat ik gekomen ben om vrede te geven op dei-
aarde , neen, maar verdeel theyd; \'t toelft pp taat
filaarber uptfp?ecftt/ «ïfèattp. 10: 34. Ik ben
niet gekomen om vrede te brengen, maar het
swaart. «UÊaar bat fut op be twee zaden,
tufftpen toelfte <öob bpanbftpap gefet geeft/ ge*
Ipft
-ocr page 205-
144 Een Predikatie van John Liglfoot,
lijft top ften inbe Moeder-belofte, <tëen 3 :15. *E>aar
ftan geen versoening 3fjn tllfffgen tjet zaat dei-
Vrouwen, en bat ban fict Serpent; maar aan be
Kinderen üan een en öcfclbc Vader, God, en ban
een en ne felbe Moeder, de Kerk, té ijet Evangeli
een foete Boodschapper, en een liefelijke Vredemaker.
<&aat ftan geen baabenj&rr yaat 3ijn tniïcljrn
Jlöan en .ïfêan/ abi\'er taa£ tuffcften .loden en
Heydenen. 32e Joden agren be lleydenen niet meer
abj honden, gelijft Christus Ijunnegcmeenc fp?ecft*
toijfe geb,:unftte/ taanncer Ijn fenbc; Het is niet
betamelijk het brood der kinderen te nemen, en
den bondekens voor te werpen, .Jttattl). 15:26.
«én fiielben Ijun niet beter, afê Swijnen, toaaram
30 |?f. 80:14. btt<J bernlaren; HetSwijn uyt den
woude heelt hem uylgewroel: en het wild des
velds heelt hem afgewijdet. <§n ftabben een af»
ftïjrift ban Ijunne gemevnschap, ja fclfj» ban bc
melbing Ijarer bekeering, afê te (ten ij? Euc. 4:
28. en ï^anb 22:22. 45eïijft be Joden ahi nog
een boobclijïten ftaat bjagen tegen£ be betfrtjü*
ïenben/ toaar ban tnen nog in gun gebeben te*
gen ïjet Christendom blijften fiet/ en binb in Ijun
fcljjiftcn. 43ogtan£ toanneer be toare Godsdienst
inguam/ en bat ftreeg op be Joden en Heydenen,
be fiaat toterd bergetcn/ be vyandschap ging taeg/
eu be doodelijke vyanden toietben be beste vrien-
den, $anb 11:18. Biet ongeujft \'t geen ber»
ïjaalb too?b ban Kairo in Egypten. bat »Iaat be
»berberfclijfte Pestilentie ober nagt nag foo taae*
»ben/ fan bat\'er fin duysenden boa? het Pest-vuur
sberflanben toajben/ "nogtan£ foa ïjaaft fal be
«vloed ban be Revier de Nyl niet in fiomen/
»baagg
-ocr page 206-
over Lucas 1 : 17.
145
,>baag£ baar aan/ of be sterfte ftaub op/ en
»berflint geen ten menfcft racer boo? be Pest:
\'t %$ eben foa met be Godsdienst, later nog ful#
Ren bittcrftcnb en uranbenbcn Ijaat jijn tuffrften
menfrftenS later nog faa becï krakeel jijn tuffrtjen
nabuuren, foa fiaaft fal be Reiigie niet inbïaepen/
en bat au tjen ftrijgen/ af be Plage fal opftou*
ben/ en be quaattuilligficyb tacg gaan.
übit i$ ïjet bat be verdeeling-muur ban alle ber*
beeltftcben omberre taerpt: sDit is be graate
üanb ban be hertsioglen ber mcnfcften/ ja fiet
huwelijk der zielen, maftcnbe twee menschen tot
eenen Geest, gelijft ïjet anbcr huwelijk, Man en
Vrouw maaftt tat een vleesch. Christus hf be
taaaragtige ao?faaft/ bat bcïebigbe pcrfaancn toe*
üer bebjcbigb üiojben in een gaeben fin/ gelijft
fin be gclegentfienb lna$ bat llerodes en Pilatus
vrienden taierben/ in een mtaben fin/ lEuc. 23: ia.
.ïfêet toat een ftenmeïijfte ïjaat/ bïaebige
uao?nemen£/ en b?ift ban bullen nber/ fettebe
Ïjet <§aului met jijn gefelfcftap aan op Damascus,
be ^aafbftab ban Syrien, baar be Christenen unt
Jeruslem gejaagb/ ftun fcftunïpïaatp fagten/ am
baar be 2SeIijber£ ban SJefujö naam te binben/
am naat Jerusalem gebangen te brengen/ en
albaar ten spiegel ban anbere ap een moort-
schavot geftelb te tao?ben/ l|anb. 9. «ïBaat foa
fiaaft berfefteen Christus niet aan bien Saulus,
en fp?aft ftem aan unt \'sllemels Throon, baar
fin op fat; faa ftaaft omringbe fin ftem niet
met ben glans jijner Heerlijkheid, toanneer fin
met Hemels hgt toierb neftr\'aalt/ tot antftefting
ban be kennisse Christi, aft! be lang beloofde
10
                        Messias,
-ocr page 207-
146 Een Predikatie van John Ligtfoot,
Messias, of ftraftg jjüo?oemen ïjcm feggen; Heere
wat wild gy dat ik doen sal? <ö5een grootst
vriend ïjabbEn bE bErboïgbE C8?iftenen ban Pau-
lus , toannttr Ijp binnen Damascus quam. JJDant
i. <E>e Godsdienst $ IjEt bpfonbttftE En oppEt*
ftE middel om bE uptfpottgfre gartgtogten/ En
uptbonbige 3ijbig]jeben tE fiiïïen/ te temxntn/
en tsr nEEr tE fEttEn/ biE anbrrg bEEÏE bErbeelt*
ïjeben foube ttptbjoeben En ftoefteren. <©e Profeet
Jesaias Op ÏJEt ïjepïfame oogmerft ban Christus
komst ftenbE/ geeft bE firagt be£ Evangeliums
in de Christen Kerk, en een gulden Eeuw voorspelt,
blaat in de Wolf met het Lam sou verkeeren, en
de Luypaart by den Geytenbok nederleggen; en
het Kalf met de jonge Leeuw t\'samen voeden: en
dat de Koe en de Beyrinne t\'samen souden weyden,
üef. 11:6.7. 3£e Proleet ftnfpeeït baat op ïjet
geb?ag bEt Dieren fn bE Arke ban Noach, eee fE
fn bat wonderlijke gevaarte twamEn/ taelfter^
geïtjfte mEn tot nog tOE nist gtffsn QabbE/ foa
taatEn sp ï»ee! anbEt£ gsaarb al£ baar na. ?&t
Leeuw toa£ roofagtig/ ïjEt Lam toa£ 3ijn pjop;
<Pe Luypaart En bE Beer taatEn bEtfunbEnbe/
ïjet Geytken en ÏjEt Lam, fcïj?oombtn gaar nabp
tt ftontEn: Maat aï£ 3p binnsn bE Arke gEfto*
mEn toattn/ taajS bat foo niEt/ alle bloebbo?*
ftiggepb en roof tofErb aan een 3fjbe gefet/ ïjet
Lam en be Leeuw lagen t\'famEn neber/ en be
Leeuw toag aïfoo fcïjabeïao£ al£ fjEt Lam. &t>a
$ Qtt in bE Kerk, En foo gaat Fjet boo? be
ftragt ban bE Godsdienst. ifêarniEer be kragtige
werking ber Religie onbEr bE menftïjen fiomt/
tn, 3p ban ten fiegrfjp too?ben/ ban $ Set bat
be
-ocr page 208-
over Lucas 1:17.                   147
be ingenamentïjeben en b?iften bet menfcïjen/
bie te baren &Iaebbo?ftig/ tajeeb/ ïjabaarbfg/
epgenfinnig/ oneenig/ en toebetfpannfg maten/
ban aart betanbeten: *E>e untfpatfgBeben en
oplaapcntïjeben ïjauben ap/ be menfcfjen raa?ben
flil en gebtaee/ gelijft be
besetene in Ijet Evangeli,
na bat be boose Geest unt ften geb?eben ma£.
a. *$e Godsdienst ftneet be genegentfjeben ber
menfcfjen t\'faraen/ in fjet
middelpunt bet veree-
nigïng, bat <£ab felfê iê/ en fn be dingen bie
#ab aangaan/ faa batfe niet ban malftanberen
nonnen gefcftcnben taojben: l^t
dingen bie obet
een namen in een
derde, namen aber een anber
malkanderen. Mu fjae beele bingen sijn\'et niet/
in melne be mate
Christenen malftanberen ont*
moeten/ alg
lijnen in een middelpunt, melfte bun
fin een ïjauben/ en baen abereenftomen? <Pen
Apostel I\'aulus telb bie op €pQ. 4:4. 5. 6. 39
ontmoeten malftanberen
in een Lighaam, in eenen
Geest, en Hoop tot welken zy geroepen zijn, in
een Heere, een Geloove, eenen Doop, een God en
Vader van alle.
3. ^e Godsdienst maant tanfrfentie ban in
oneenigheyd te ïeben/ en ergenis te geben. <§tt
burft öaat
gaven niet offeten op ben Altaar,
boa? bat 35/ en be fielebigbe/ versoent jijn: <&n
burft be
Sonne niet ïaten ondergaan ober ïjare
toomigheyd; en mil niet eeten ban be spijse
baat ïjaar fmaftfte Broeder fig aan fau ergeren:
31a 3p fjaub fjet faa gebaarïfjft in boosheyd te
gaan
slapen, afó te bedde te gaan in een kuyl
der Leeuwen. «§00 bat liefde en vrede, f£ ïjaar
rust eo lusthof.
10*                            «jfèaat
-ocr page 209-
148 Een Predikatie van John Ligtfoot,
«ifêiaat itt moet obergaan tot ïjet tweede Deel
ban Johannes werk in jtjn \'SSebiening: Om te
bekeeren de ongehoorsame tot de wijsheid der
regtvaardige. 3J>efe bioojben geben on£ niet
heel fmarigïjenb in onfe Engelsche Oversetiing,
maar in d\'oorspronkelijke Taaie onberfogt jijnbe/
ïjebben taat meer moenten in/ betoijï be Engel
in \'t 6nb?cngen ban ben Profeet, nu fao ber ban
be^feïfé Text aftaijftt* 3fn ïjet barige Deel boïgt
ïjp ïjcm beftiptcüjft ban moo?b tot mao?b: Hy
sal bekeeren de herten der Vaderen tot de Kinde-
ren. Maat nu ïjp ïjet anber deel faï opbatten
in befe taoo?ben/ en de herten der Kinderen tot
de Vaderen, fao beranberb ïjp bie in bit 6p*
boegfel/ ende ongchoorsamc tot de wijsheid der
regi vaardige. JH9aar ïjier op ftan men antmoo?ben.
i. <Pat ben Engel in ïjet &ijfi?engen ban be
Profecy, niet foo feer Iet op be letter ahj mei
Op be zin. Cn bat $ ïjet Nieuwe Testament
meï getooon te boen in 31\'jne aantrekkingen uut
ïjet Oude. €n bat ïjp befeïbe zin geeft/ of een
mare uytlegging ban ben Profeet, faï in \'t ber*
boïg bluften.
2. ^et mag niet ïang na ïjet doopen en pre-
diken ban Johannes, bat be Joden opïjieïben een
Kerk en Volk te 3ijn; ja ben meeften ïjoop toonbc
aï in 3ijn tijb/ batfe vyanden maren ban \'t Evan-
geli en begfeïfê Belijders; en baarom fegt ïjp
niet/ bat be herten ber Kinderen, bat i$ ber
Heydenen, foube bekeert worden tot hunne Vaderen
be Joden, meïïte fouben opïjouben Vaders te jijn/
en ten Volk te 3ijn; maar ïjp fegt ïieber batfe
fouben bekeert worden tot de wijsheyd der regt-
vaar-
-ocr page 210-
149
over Lucas 1:17.
vaardigen, naïatcnbc ftun Vaders te noemen/
naar mebe roerb fip aan bc vyandschap en bet
guabe Ijert bat be anberc Joden bet Evangeli,
en be Heydenen bic bet omftelft ftabben/ fauben
tacbiaocn. Haat ons nu een£ be berftöillige
tooo?bcn opnemen/ elft affonbertijft/ faa alle in
ordre, been na b\'anber/ bolgcn.
i. Ongehoorsame, toelft toao:b in 3ün epgen*
fte en natuurlijfte beteftenté jijn öetreftfting beeft
op halsturrige Kinderen bie ïjunnc Ouderen onge*
ïjao?faam 31)11. 3J5ant feboan be ongehoorsaam-
heid plaatsS fieeft omtrent allerlep Opperhoofden,
als? Koningen, Overheden, en .Meesters, nogtanïï
ió be ongeljaa?faamfiepb bet Kinderen orattent
be Ouders, maar na alle ongeöaojfaamïjenb
fienaamt mo?b/ gciijft genoegfaam baar in te
fien \\$/ bat be Overheden be naam ban Vaders
bjagen. €n baajom gelijft ben Engel nalatenbe
be 3ioben Vaders te noemen/ baar mebe te
ftennen geeft fttinne tegenfteïnnge tegen bet
Evangeli, foo toont ïjrt ooft met bt Heydenen
ongehoorsame te noemen in pïaatgj ban Kinderen,
taat jn te boren taaren/ eer fe Ijet Evangelium
ombelfben.
<E>e gemcene Latijnsche Oversetting leeft in
plaatgj ban ongebno?fame Ongeloovige: fdjoon
ftet Grieksch woord bat famtfjbg öcteftent/ foo ij?
Set nogtansj gier ter plaatfe niet ban bie bete*
ftenhj; i. fpjaaft i£ bier ban Kinderen en Vaderen
tuffcfjen taclfte beter paft bie term ban onge-
hoorsaamheyd. a. ü^p fegt niet/ bp falfe bekeeren
tot pet geloove, maar tot be wijsheid der regt-
vaardige. 3. Johannes Prediking en Doop mag tot
bekee-
-ocr page 211-
150 Een Predikatie van John Ligtfoot,
bekeeringe; maar be Prediking ban Christus Wa£
een Leere des Geloofs. SBoftanneg 3cpbe alleen
bekeert u, «ülüattlj. 3:2. 439aat onfen «Sang*
matter/ bekeert u, en gelooft den Evangelio.
Mu upt be bubbelbe beteftenh* ban ïjet oor-
spronkelijke woord, en ooft unt be enge oojfaaft
ban oe ongeöoo?faamhegb ber Heydenen, ftanmen
aanmerften: dat het ongeloot\' de voornaamste
oorsaak is van de ongehoorsaamheid.
<Pe Joden feggen in ftunne (<£almub/ dat de
613 geboden die God gaf aan Moses op den Berg
Sinai, bekort zijn tot dat eene byllahakuk, 2:4..
de rechtvaardigen sal door zijn geloove leven.
«Jfèen mag petë biergelijftg ban be sonden (eggen/
bat foo beel honderden en duysenden ban over-
tredingen ahj\'er in be weereld begaan njo?ben/
en alle be berfcftenbene en beclbulbige oojfaften
en gelegentfieben/ bjaar unt bie boojtftomen/
bat bie alle in \'t laatfte nonnen geb?agt mo?ben
rat i>it eene oo?fp?ong be ongeloovigheyd. Jfêaar
ban i£ Qct bat be menfcften be geboden ban be
Wet fdjenben; nm bat jn be drygementen aan
be Overtreders gebaan/ niet geloven. d£n maar
ban baan £et bat be menschen be beloften
bejé Evangeliums affiaan? om bat jp aan be
fefterftepb en boo?tref|\'chjftftenb tier felber belof-
ten geen geloof geben.
2. J|et taoojb wijsheyd beteftenb in befe plaatfe
foo beel al£ Godsdienst, gelijft ooft <$eut. 4:6.
Behoudse dan, en doed de lnsettinge en Begten
des Heeren; want dat sal uwe wijsheyd zijn, bat
i£ u Godsdienst. €n foo ooft $f. 111:10» De
vreese des Heeren is het beginsel der wijsheyd,
-ocr page 212-
over Lucas 1 : 17.                  151
of be ingang tot de Godsdienst. €n in bie be^
ttktnig ié {jet luaa:b bifturifé te binben in be
Spreuken. <£n in bic 3tn bunftttnen bat Eliphas
oen <tëob£bienftigen Job befdjimpt/ feggenbe/ is
niet uwe vreese, of utae Godsdienst getaojben u
dwaasheyd, 3Jo& 4:6.5 3©at tailbe Eliphas (bie
ellendige vertrooster) anbetp feggen ali bit? Wit
nu ban u Godsdienstige wijsheyd geÜJO^ben?
<èn taaarb foo nauta gefet/ foo Godsdienstig,
Godvrugtig, en aandagtig: mat Jjebt gn nu aan
al u graote <öob£bienftigttepb/ ai|i een jammen
iijfte betbjufttting? Is niet u Godsdienst geworden
u dwaasheyd ! £n bat Ijet UJOOjb wijsheyd in be
Text foo heel ÖEtEftent aï£ Godsdienst, baar uut
itanmen fien dat de Godsdienst is de eenige wijs-
lieyd, en dat waarlijk wijs te zijn, is waarlijk
Godsdienstig te zijn. 3immet£/ baat ftan gEEn
mars bekeering tot <öob 3ijn/ al£ in be mare
Godsdienst, Of in be wijsheyd bet regtvaardige.
^et i$ niet fonbet Goddelijke reden, bat be
herten ijtt Heydenen niet gefegt mo?ben/ bekeert
te zijn tot de Joden, gelijft in Ijet tegenbeel ge*
fegt tao?b/ bat be herten der Joden bekeert sou-
den worden lot de Heydenen, maar bat be petten
ber Heydenen, beheert taojben in be wijshsyd
der regtvaardigen. 3tèant be bnanbfcljap en gaat/
be betfaening en afheer/ bie\'er ma$ tuffrïjen
Joden en Heydenen, fp?aat niet unt een en be*
felbe oa^faah. <©t Jood Ijab een affcljjih ban
be Heydenen, niet uut onftunbe/ maat uut bet*
agting en jalartaijenb/ ten beeïen om batfe
ftonbtn op gun Voorregt bat 33 Gods Volk ma*
ren/ en be anbere niet; en ten beele om batfe
tot
-ocr page 213-
152 Een Predikatie van John Ligtfoot,
tot tao^n bertaeftt tafetben/ upt agterbagt/ bat
be anbere Gods Volk magten taojben/ toanneet
3P get niet fouben jijn. <Cn baaram toanneer
öe versoeninp tuffcpen pen fou uptgeta?agt toa?*
ben/ faa too?b\'et gefegt bat punnc herten af
genegcntljcben fauben bekeert taa?ben tot bc
Heydunen, taant 3p taaten te boren rerelregt
tegen£ befelbe getaceft. .iiEaar bc Heyden pab
een afftpjift ban ben .lood upt antoetenpepb/
om jijn Godsdiensts toil/ patenbe (jent aï£ een
mensch afgefepepben ban/ en frrijbfg met alle
anbere menfepen in bc tacetelb/ paubenbe punne
Godsdienst boo? een fonberlingc en jinneloofe
fipgeïobigpepb/ taelftc nogtang toa£ ban een God-
delijke Insteliinge en wijsheyd, toaar bao? pp bat
Volk ahj jijn epgen affcljepbe ban alle anbete
Volkeren op aarden. <©oo bat een Ileyden niet
foo feer be Persoon ban een Jood becfoepbe/ om
3fjn felfé taille/ ahf tael om 3iin Godsdienst en
Belijdenisse, bic ban be ontaetenbe Heydenen niet
berftaan taierb/ baarom fouben bt Heydenen met
bc Joden vereenigt too?ben/ pet moeft 3ijn in de
wijsheyd der regtvaardigen, of in bt aanneming
ban bit Godsdienst, taelften bc Regtvaardige on>
ber bt Joden beleben/ en bie ban be Heydenen,
foo lang 3P bie niet berftonben/ boa? ennele
afgefonbertpepb/ pbelpepb/ en btaaa^pepb ge»
pauben taierb.
ï|et oorspronkelijk woord, geeft niet alleen bc
wijsheyd en Godsdienst ber Joden te ftenncn/
maar OOK pet komen ber Heydenen tot bt kennisse
cn bevattinge ban bie Godsdienst en wijsheyd baar
in berbat. Mitt alleen be nefepautaing en oef*
fening
-ocr page 214-
over Lucas 1 : 17.
153
fenfng ban fitt Joodsche Volk in hunne Gods-
dienstigc belijdenis, maat ooft bat öe Heydenen
fouben gcraften tot ï}et verstand ban bie verbor-
genthcden, opgeflotcn in be Godsdienst bie jn te
boren boa? pbcl en berftanbelaag ftielben. &an
bat bit woord aanbagtelijft ouertaogen 3ijnbe/
ané befe aanmerking ter fianb ftelb. Het is niet
genoeg de ware Godsdienst, door uyterlijke belij-
denisse te ombelsen, maar men moet die tragten
wel te verslaan, en grondig kondschap te hebben
van de Leere, en eerste beginselen van die Gods-
dienst. Jtëant be lleydenen te beneeren tot de
wijsheyd der regtvaardigheden, alleen boa? untet*
lijne beïijbenfffe/ en ontaetenbc aPab^bienfrigftenb/
mag een arme fieftcering/ en foo goeb abj geen/
en een taerft bat ben arbenb be£ üoopers niet
taaarbig taa£: .üfèaar fiunne taate beftecring/
en Johanncs kragtdadige werking beftonb bat 3g
geb?agt toierben tot jiet omfielfen ban bie Gods-
dienst, en fiet regte berftanb ban bejafelfj» ver-
borgentheden. 3£e onwetentheyd faïajS nopt bt
moeder ban ecnige aanbagt/ ban ban be Hoom-
schen, taelfte fg ab| goeb/ of abj quaat/ abj geene.
3£e meening ban ben Engel omtrent get laat»
fte woord, in befe/ bat gelfjft be Joden abj be
Vaders in fret omfielfen ban fiet Evangeli, tot
<©ob bekeert, en met be Heydenen versoent fau*
ben bJo?ben; bat foo be Heydenen ahj be Kinderen,
in be wijsheyd der regtvaardigen, en in ben Gods-
dienst bet regtvaardigen, onber be Joden te om*
fielfen en te berftaan/ fouben öefieert taojben
tot <tëob/ en in toegenegentfiepb tot be Joden.
€n gier unt ftanmen aanmerSen: Dat bet geloove
der
-ocr page 215-
154 Een Predikatie van John Ligtfoot,
der heylige Joden, onder de Wet, ende der heylige
Heydenen onder het Evangelium, een en het selve
was. <§n öie boa? Clj?i£tug gingen in Ijet eene/
en 3g tic £ tj?iftuo baigbrn in tjct anbet tienen
hen bc Hosanna, de Soone Davids, zy gesegend , 3H
toittben beyde salig boa? een en\' befelbe Salig-
maker, en op befelbe taijfe.
APPLICATIE.
XlSGbben ont be herten der Vaderen, ban na*
ben bekeert te taa?ben tot be Kinderen, faa
\'t nu/ en toag tjet ont nobig be ongehoorsame
toebet te brengen tot be wijsheyd bet regtvaer-
digen, foa ïjet te befet tijb: Maat toaat i#
be Geest en kragt? itëaat i«J Elias of een Dooper,
om Ijet taetft te boen3 Itfant foo ont be baai*
fnuffelenbe en KtaftHcelige tijben/ baat onfen Salig-
raaker foo lang ban te baten ban gcfpioften Ijeeft/
Kutt ia: 5a. 53. .ïtëattlj. 10: 36. Maa ?ijn Ijet
befe tijben/ toaat in betbulb i$ Hef. 3:5, getaeeft
3ijn. \'t Volk sal gedrongen worden, d\'een tegen den
ander, en een ygelijk tegen zijn naasten, de jonge-
ling sal stout zijn tegen den ouden, enden veraglen
tegens den eerlijken. «Pefe jijn onfe droelïenissen,
maat toaat ig on$ hulpmiddel? <I3efe jijn onfe on-
heylcn, maar toaat is onfe herstelling? O toat
3i)hbct al verdeeltheden in be Kerk, in ben Staat,
in be Huysgesinnen, in gcboelen/ en in gencgent*
ïjenb; maat taie nan bie Ijeelen? <#elijtt be Waard
te Nola in be Historie, toanneet gem boa? ben
Roomschen Tugtmeester beïaft toietb alle goede
Mannen ban be Stad te toepen/ om boo? Ijcm
te
-ocr page 216-
over Lucas 1:17.                  155
te ftomen/ naar ïjet Kerkhof ging/ en baat tien
aan be Graven tiet booben: O gy goede Mannen
van Nola, komt voor den dag, de Roomsche Re-
demeester wil dat gy voor hem sult verschijnen;
taant ïjp taift niet taaat ijp een lebenbig goed
Man fouöe binben. ï^et fouiJe niet beel beter gaan
in onfe bettaatbe en verdeelde tijden: Jtëilbemcn
ergeng? een vereniger van herten, een oberecn*
bjenger ban berbeelbe gemoeberen/ en een her-
steller ban ïjet toanftaltig geb?ag bet menftïjen
(oenen/ men mogt tael gaan na be utaats baat
Elias 3ijn betblijf geeft/ of gaan fitappen aan ïjet
Graf ban Johannes den Dooper, en gen toepen
om on£ te heelen, taant 3P ïjebben eeng foo
grooten genefing geta?ogt; maat toie ban be
levendige ftan bit nu twen ? <£) ïjoe gelufiftig taa*
ren tap baar aan inbien Elias Geest en kragt in
beyde Huysen gebonben taterden/ geïpft sp eer*
tijb| in Johannes den Dooper te binben taareri;
balgen! be taoa?bcn ban be Text bie tap berljan*
belb ïjebben.
«iU^ogt eeng bit geluftfaïigen bag en mo?gen*
ftonb nomen/ bat goedertierentheyd en waarheyd
malftanberen ontmoeten, en geregtigheyd en vrede
malftanberen kussen, ^f. 85:11. <&ülfte bagen
en bingen mogten tap met regt in on£ Land te
gemoeb fien/ inbien top bit twee malftanberen
taeber fien ontmoeten, bie nu foo ongeluftftigïijft
ban een 3ijn getaeften. SCI taat tap nu ftonnen
boen fé be taeber vereeniging ban bie twee bno?
onfe Gebeden re foeften; geïijft Moses bat moet
boen boa? be Urim en Thummim, be bermaarbe
Orakel steenen onber be Leviten: «éoo fuïlen tap
niet
-ocr page 217-
156 Een Predikatie van John Ligtfoot,
niet naatïaten boo? beft vrede en eenigheyd te
fifbben in \'t openbaar en öpfonber/ foo toeï alle
onfe bagen/
ahj? op befe dag van vernedering, bat
gelijft be ^eere Elias Geest in urne herten gege*
ben gEcft/ foo ooft be
magt tail geben/ om de
herten der Vaderen te bekeeren tot de Kinderen,
ende ongehoorsame tot de wijsheyd der regtvaar-
digen.
Maat grlijft tan getaont Ijeböen/ bat Ijet flegt
ging niet be
komste ban onfen Saligmaker in ben
vleesche, fa gaat ïjet nu nog met jijn komste in
ben Geest: jQopt taerb Cö?iftué gcb?agt onbet
een bebo?ben en ongefcljtfit ©olft in be
kragt en
suyverheyd ban jijn Woord en Evangelium, of
baat boen ftg gtoatc öelctfelen op/ om be
weg
baar toe toe te stoppen, foo bat\'et groote Voor-
loopers noobig 3ijn om bic ban ftant te ïjelpen.
Jerusalems straten en graften, faia?ben nopt ge-
bouwt, of Ijet jijn beroerde tijden, <E>an. 9:25. aó.
be ljerba?ming ban een 6cbo?ben ftaat/ gaat nopt
al£ met bcel tcgenftanb boo?. £n gct 3ijn atë
nog befelbc bingen/ bie be
wegen routa en on*
ö?upft&aar manen/ ban
Christus komste in jijn
werk en magt, bie get in ben eerften aanbang
beebe/ tuanneer
Christus eerst in den vleesche
verscheen.
3E>e menfcljen taerbcn berfcijjiftt op get gerugt
ban een
Reformatie, om batfe b?eefen baar boo?
uptgeftgut te mo?ben ban ïjunne bleeftgelijfte
aarb en bebojbentgepb. ï|et gaat in befen ah*
met een bloote
lijder bie een ineetenbe en öptenbe
guaal geeft/ foo lang be
Wond-heelmeester niet
anberg boeb ahj 3ijn pijn te berfagten/ bat ftaat
Bern
-ocr page 218-
over Lucas 1:17.                  157
fjem geel biel aan/ maar inbien öp ïjem ïjet ge*
paarlfjfte en bedorven vlees tail affnijben/ bat mu"
Ijp niet bulben: cben foo mag ljet niet on£. <§oa
lang afê gp on£ ban pijn en perftngen ontlafte/
bie ang feer nepen/ en tjet jan Pan onfen Fjalfe
afnam/ foa lang taa^ ljet pan an£ fiefjagen:
maar tngetoamt te moeten bia?ben Pan jijn Pa*
tige en beminde wellustigheden, in be uptfparig*
geben Pan jijn batige Plegen fiefnaept te Piaiben/
boa? pet snoey-mes ban be Reformatie, bie Ijarbe
taal/ ftan/ nog toilmen niet tjoaren. «önfen Sa-
ligmaker jjeeft on£ aï ober lang gefegt/ bat een
Pecouberbe en aangetoenbe boesem-sonde Pan fig
meg te boen/ foo Peel i$ atë 3ijn vleesch en bloed
een neep te gePen/ al£ een ooge uyt te trekken,
en een hand af te houwen, en van sig te werpen,
cüfèattlj. 5: 29. 30. be b?aebe erbaren$ pier Pan
fien Pip in be menfdjen bie Pan Ijunne sondige
vermaken niet 3ijn af te ftïjepben/ maar bie blij*
ben aanhangen/ tot gun Perberf. *Pe Wijnstok,
bc Olijfboom, en be Vygeboom, in .lothams ge-
lijkenis, blilbe Ijunne Wijn, vettigheijd, en soetig-
heyd niet berlaten/ om een Koningdom te minnen;
nog Herodes 3ijn Herodias, nog menschen Pan öe>
bo?be manieren, ïmnne bedorven zeden om een
gezegende Reformatie.
2. l^e tweede tegenstrever, i$ a\\$ een tweeling
ban befeïbe baarmoeder, \'t toelft ig be bebojbent*
ïjepb in geboelen/ nopenbe oude gewoontens, en
bat be menfenen foa feer gefet 3ijn op \'t geen
onber Ijunne Voorvaders te boren in gebruyk ge*
taceft ij?. <Pe gewoonte is de tweede natuur, en
\'t i$ monber guaat om te laten/ \'t bicllt men
-ocr page 219-
158 Een Predikatie van John Ligtfoot,
feïfé lang geoeffenb geeft/ en af te ftaan ban \'t
geen men tueet en geften geeft/ Dat nnfe
Voor-
saten gebaan geö&en. <$e Ephramiten ïtigteren
12:6. bie gun gantfrtje lenen 000? opgeu?agt
maren om te feggen
Sibboleth, ftonben niet feg^
gen
Schibboleth, om gun lenen te oegouben/
maar taierben aan be
Jordaan berfïagen tot
42000
toe, om batfe ben Hebreeuwschen naam
SCHIBBOLETH, toelft een Revier beteftent/ niet
ftonben feggen/ nog te regt uptfpjeften. ©e?*
maarb en b?eefelijH
ia be Historie ban Rabodus,
Koning ber Friesen, bie boa? een ber Bisschoppen
oberreeb toie?b om upt get Heydendom tot get
Christendom ober te gaan/ en f\'ig te laten boa*
pen. .ïlfêaar taanneer gp reeb£ met be
eene voet
in \'t water ftonb om gedoopt te too?ben/ fao
b?aagbe gp ben
Bisschop, maar 3ijne Vooroude-
ren, bie geen Christenen toaren/ ooft niet gedoopt,
gegaan toaren/ en aï£ gp berfronb batfe in be
Helle toaren/ fao troft gp jtjn boet upt be baap-
plaatg?/ feggcnbe/
dat hy wilde gaan daar sijne
Yoorsaten gegaan waren, en dat hy liever met
deselve, die dappere Mannen waren geweest, in de
Helle wilde zijn, als met het ellendige Christen
Volk in den Hemel; en foo fiefïoot gp te 3ijn/ toat
3fjn ©oo?faten getaeeft toaren. *Pit/ bat te
öeb?oeben i$/ i$ geben£baag£ be
Ultima Analysis,
be laatfte ontlebing ban be Godsdienst beeler
duysenden in bit Land. bannen en ©?au*
toen 3im in \'t gemeen in geboeïen en oeffening
ban (tëobgbienftige bingen/ aan be getooonte/ en
gemeente trepn ber
oude tijden foo berftnogt/ bat
3P\'er niet af te ftrijgen 3ijn. 3Pe Vrouwe ban Si-
char
-ocr page 220-
over Lucas 1:17.                 159
char taa£ foo nberig boa? ben Tempel op ben Berg
Garizim, en be befte reben bie 3p boa? garen yver
ïtonbe bpbjengen/ taa£ alleen befe. Onse vaders
hebben op desen Berg aangebeden, 3fog. 4 : 20.
<§p Boog be partp ïjarer Voorouderen, tn fdjeen
een bpfonbere eerbiebigljepb bien Berg tae te
b?agen. Laban toiïbe lieber in ïjet Huwelyk ban
3ijn Dogter Lea bolgen be gewoonte, ban 3ijn
gehiiffe gebane belofte, en pouben 3ijn gemaafit
verdrag: =^n toa£ met .lacob ober een genomen
om aan pem 3ijn dogter Bachel te geben/ om
toelfie ïjp 7 Jaren ïjab gcbfenb/ maar afé Jet
op \'t i\'tiitt ban nanomen aannuam/ foo boegbe
ïjp pem bebjiegelijft Lea toe/ feggenbe: Men doed
alsoo niet te deser onser plaatse, datmen de
kleynste uytgeve voor de eerstgeboorne, HPen.
29: 26. <£n gae bie oberfjeerfcljenbe epgen aarb
in pet kranke lighaam ber Kerke ong get gefanbe
genee^mibbeï ber Beformatie taeber boeb uptge=>
ben/ bat i£ beftent: Wy hebben gesondigt met
onse Voorvaderen; 3(a tap pebben boojgenamen
foo te blijben boen/ bc btoalingen/ mipfi?upften/
en nuabe getaoontenjf/ bic be ontaetengepb en
battigïjetib ber borige tijben/ in ben dienst ban
God, en be belijdenisse ber Religie geeft ingeïa*
ten/ tailmen beïjouben/ enne! om bat jjet ban
oubfftjer foo be getaoonte is; getoeeft.
3. €en boo?name hinderpaal in ben weg ban
Christus kragtige komste onbcr fjet ©olft/ en ban
u werk ten bien tpnbe gerigt/ i$ ïjet bebo?ben
geboden bat be mcnfctjen Ijcbben aangaanbe
Christus Of be Godsdienst feïfë. 33e Religie moet
boo? bleefdjclijftc mcnfctjen fraap toegetafteït
UW
-ocr page 221-
160 Een Predikatie van John Ligtfoot,
3ijn/ en ftofteïijft untgeftteften boa? ben bag
ftomen/ of ban gen
anörcs niet begagen: 3?c
Waagt Maria moet alj? een groote Vrouw op \'t
tierfijftfr opgepronkt jijn/ of anber£ fp onbe»
guaam een
Santin te 3ijn. <Ee eenboubigljepb
en flegtigftepb bzg
Evangeliums, boet gaar flegt
ontgaal ban bicn bp bïeefelijfte mcnfcöen. Wit
toeet niet Ijoe ben
Antichrist met jijn Godsdienst
in ftofteïijfte en toütacpige ftleeberen te freften/
en bie met een
reeftjJ ban Ceremoniën op te toopen/
get oog bet toerelb geeft toeten te berblinben/
en beeler gerten boa? öe aagen te ftelen 5 \'t 3$
taaar/ o5ob quam eeng naar jtjn
wïjsheyd, be
grobe bottfggepb ber
Joden te gemoeb/ boen 3p
nog upttermaten
kinds taaren; en betaijle 55
boo? ftgtbare tot
onsigtbare dingen tailbcn ge*
b?agt too?ben/ en in be
Godsdienst niet berber
tailbcn gaan/ aïó 3p boo? be oogen geïepb
taierben/ foo fr-giftten gp fig naar ben aatb ban
bat
Kinderlijke Volk, en gaf gen een Godsdienst
bie gen boegben/ en om bat get foo ttn§ toa£/
tailïen be bïeefcgelijïie menfegen bat get altijb
foo fal jfjn.
^efe jijn be drie Reusen ban Anak, met taelfte
gp foo lang gebt moeten tao?fteïcn/ en nog
gebt te ftrijben/ eer gp on£
Israël in \'t begeerbe
Canaan fuït b?engen. \'t 3$ geen taonber bat bit
ftaare taerft ber
Reformatie foo langfaam/ boo?
utae ganben bao?t gaat/ baat b?ie fuïfte
Reusen
get foefien te beletten. Gy hebt den strijd niet
tegen vlees en bloed, maar tegen de Overheden,
en Magten, tegen de geweldhebbers des Satans in
de herten der menschen. <& batmen fuïfte Stag*
tige
-ocr page 222-
over Lucas 4:17.
161
tigc Voorloopcrs fton untbinben/ bie boo? u
gingen/ en u ben weg berenben tot een gemaft*
ftelijfter boojgang? 3©aar binben tan fulften
erbaren Maatsanger, bie bcfe boose Geesten bie
aïïcgf berfroreny taeet te gillen? <§oo utae ïjan*
ben ahj bic ban Moses, in \'t mibben ban befe
groote besigheden, bao? Ijet geburig opfteffen
moede taajben/ baar fullenbcr 3fjn bie aï£ Aaron
en Hus, bcfeïbe fullen onberfteunen/ batfe niet
nebergeïaten taojben. .ï&n bunftt tan fien op
alle utae getaigtige befigljcben gefegjeben/ \'t
geen Paulus in beelc fijner Brieven inbocgt/ Broe-
ders biddet voor ons. 3fft tail aïïc£ opflunten in
be tooojben ban Israëls Psalmdigter, Jpf. 137:6.
Mijn tonge kleve aan mijn gehemelte, indien vvy
het Parlement in onse beste aandagtigheden ver-
geten: £n ift ttoijffel niet of gn fult on onfe
bede, met al ïjet ©olft feggen Amen.
Elias moet fijn/, en i£ toaarlnft een ftragtig en
boojtreffelnft crempeï/ boo? alle Reformateurs of
Hervormers, ftëanneer Moses ben Tabernakel,
bat eertoaarbig zinnebeeld ban Gods tegenwoor-
digheyd, met al jfjn toeftel en omflag foubc ma*
ften/ €rob. 27. berg 30 en 40. foo belaste God ïjem
bifttoibj/ alles te maken naar de wijse die hem op
den Berg getoont was, Crob. 07: 8. en Ifeöj. 8: 4.
5. <f>oo in bit taerft bat gn tegentaoo?big onber*
Öanben ïjebt/ gn ftonb geen Reformatie onttaer*
pen naar een beter voorbeeld ban bat ban Elias;
betafjle gn ïjet niet boen tailb aïg naar eenig
boojbeeïb ban ben Berg. »©e Man in be Text Elias,
bie een Voorschrift taag ban Johannes de Dooper
in 3ijn gerbo?men: €en Man bie in 3ijn tijb alfeg
11
                           taeber
-ocr page 223-
162 Een Predikatie van John Ligtfoot,
toebet opregie, gelijft onfe Saligmaker ban ftem
fenbe/ .ïfêattïj. 17: n. 3$ foa een aaft niet
een bcijuaam Voorschrift boa? befc onfe tijben?
ïto regtebe taebet op be berganc Godsdienst,
en ücronflc Wet: ï^n bernicutobebe bergetc Pro-
fecy, en gelijft be .loden taillcn ooft bt bcrlate
besnijdenis abj bc ïiinberen 5Btfcaëï^ Gods Ver-
bond Ijabben bcrïaten/ 1 ïion. 19:4. €n op
Elias be öcrfteUer ber besnijdenis paffen 3p ber*
fieerbelijft/ bc tooo?ben ban ben Profeet .ïtëax
ïaeft. 3: 1. 32e Engel of Boodschapper des Ver-
bonsd. \'t ïionit nan befe plaats niet te pa?/ bat
ifi hier al<» een Onlleder Vjet geraamte ban Elias
fou gaan ontleden, en baar ober lessen ban
verbetering boen/ bat foubc tcgen£ be goebe
zeden, en ooft üuuten mpn kennis 3ijn. %\\i fieb
getoant bat boa,: ben Geest ban Elias moet ber*
ftaan too.ïben Gods Geest, bic op fjem taa£: JÖu
be Geest ban God toa£ maar een/ bog bt gaven
toaren berfdjeyben/ gefnft Paulus fegt 1 iio?. 12:4.
Wn fien bat na Ijet bibben bcr Apostelen,
be plaatfe toietb uetaogen/ en bat ju allen ver-
vuld wierden met den Heiligen Geest, ¥>anb. 4: 31.
€n baar tnebe toaren jn ooft fommige bagen
te boren vervuld, op ben I\'inxterdag, ï£anb. 2: 4.
<§n bic te boren bcrbulb toaren/ toierben an*
bermaaï bcrbulb: te baren met be gaven dei-
Talen, nu met be gaven der heylige vrymoedig-
heyd, toaarom jn gefieben ïjabbcn/ l^anb. 4: 29.
<0nber be berfeftenbe gaven des 11. Gcestes
bic Elias Ijab/ toag niet be minfte bic fiem ver-
maard bceb jijn/ en op be tongen ber menfdjen
ftoeeben/ 31J11 ongemecnen alaftenben yver boa?
ben
-ocr page 224-
over Lucas 1:17.                    163
ben Heere ben God bet Heyrscharen. Cn maar*
lijft fin taa£ be groote yveraar, bic boo? Gods
eere ftreeb/ en tegen£ be fcficnne*? ban .lehovaas
glori taaaftte: toten*? buerigïjenb en nber ennbe*
iifft fieloonb taierb met be vuerige wagen, bfe
ftem ten Hemel boerbe. Elias getungbe ban gent
felben/ al£ Achab en Jesabel fiem na \'t leben
ftonben: Heere ik hebbe geyverd voor u de God
der Heyrscharen, want de Kinderen Israëls hebben
u Verbond verlaten, uw Altaren afgebroken, en
uwe Profeten met den zwaarde gedood, en ik ben
alleen overgebleven, en zij staande na mijn leven,
soeken mijne ziele, ÖOtn. 19: 10. 14. <I5ug? beeï
fcfinnt orifen Saligmakcr te beoogen; in ank»
tooo^b aan 3ijn Discipelen, taeïfte taiïben boen
vuur trut ben Hemel nederdalen, geïnft Elias ge*
baan fiab: feggenbe/ gij en weet niet van hoe-
danigen Geest gij zijt, KCuc. 9: 55.
1. 3$n moeten ban befe fafte ftonbfcftan nemen/
taant baar ftan geen taare Reformatie bertaagt
tao?ben/ bie niet aangeboerb taorb met een Geest
ban yver. Gods werken moeten boa? 3ijn Geest
geta?ogt tao?ben/ en jn bie jijn eer foeften te
bebo?beren/ moeten fiet boen met een heylige
voortvarentheyd. \'t ffla$ be eere ban Levi, bat
Rn in be faalt ban <£ob foo nberfg taaji/ bat
hp alle 23u?gerïijfte betreftftingen bergat/ en tot
zijn Vader en Moeder seyde, ik sic hem niet, en
dat hy zijne Broederen niet en kende, en zijne
Soonen niet en agtede, ü^eut, 33 : 9, ï^et ging
ooft foo met onfen Saligmaker, maar ban milb
ïefen/ .iHJarc. 3. toanneer jijn Moeder en bïoeb*
b?ienben ftem taiïben afftouben ban te prediken,
11*                     taant
-ocr page 225-
164 Een predikatie van John Lightfoot,
want 3P 3tpbcn/ hy sal beswijken, of gp $ üunv
ten 3ijnc finnen/ ber£ ai. J|p toag foa nberig
in oen Predikdienst, bat ïjp fe niEt tnilbe HEn»
«En/ biE ïjEra baar in quamsn JjinbErEn. ttëant
ïjp anttaDO?bE gaat: Wie is mijne Moeder, ofte
mijne Broeders, &c. Jttarc. 3:33.
2. *Pe kragt ban Elias in \'t hervormen taag
fEer groot/ en ïjp ta?ogt taonbcrlijfic btngen in
gEtgEEn ïjp bEEb/ maar ïjp ïict nogtang bEEï
nngebaan/ bat ïjp niEt fionbe ïjeïpen *, baar filEEf
nog EEn obErblorb ban bErbo?bentfjEpb nbEt/
biE ïjp niEt fionbE bJEtEn. $p nam msg bE
valsche Goden, Baalims gEÏJEEtEn/ biE onbEr bEn
naam ban Bel, of Baal, gEé\'Ert taarsn; maar
ïjp fionbE bE goude Kalveren niEt bJEg bOEH;
ïjp roopbE upt bE Profeten ban bE EEn/ maar
fion b\'anbrr niEt uptropEn. Vier honderd en
vijftig Profeten quamsn boo? bat mibbEl om
\'tlEbsn/ op bEn Berg Karmel, 1 Kon. 18 :19. 40.
Cn nogtanj? fiÏEbEn baar vier honderd valsche
Profeten over, biE bsn üfoning Achab risbsn op
tE ttEftfisn naar Bamoth in Geliad. <£>oo on*
mogEÏpfi hj bE uptEtftE uptroping ban aüE 6e*
bo?bEMÏJEpb/ upt Een Staat\' En Kerk biE bEbo?\'
bEn i£.
atEErt ooft in \'t bErftiEfsn ban EEn vriend, teil*
msn\'Er EEn IjéfiUEn/ biE nn£ trouw i§/ ïaat top\'er
foa EEn affiEn/ biE trouw hj aan God. Wilt gp
EEn vriend ïJEbüEn biE trouta i£ in bE ftïeinftE
ÖEfigïjEben? fOEfit EEn biE gEtrouta i$ in bat
grootftE ftuft ban Godsdienst. 3Caat fjEt 3fjn
nnfE ÏJEpIigE gautoigfjEpb Een Bondgenoodschap
ban b?iEnbfcgap tE maïttn mEt fuISe biE Gods-
dienstig
-ocr page 226-
over Lucas 1:17.                 165
dienstig zijn: <£n geïijft Jehu fegbe tot .Tonadab,
is u herte regt? 2 ïtan. 10: 15. ICaat on£ f00
ften on menschen in toelfte geen bedrog iff/ taelftet
herten regt 3ijn/ en aan tic aïïeen be regterhand
ban broederschap geben. <E>an fult gn 3ijn een
zierelijke Kroone en Koninglijken hoed in be hand
utae£ <£ob£/ bic in u 3ijn lust en welgevallen
fal gebben; taanneet u Drijvers regtbeerbige/ en
u Opsienders b?eebfaam jijhbe/ Jehova onber ong
fal woonen en wandelen. AMEN.
EEN
-ocr page 227-
EEN NEDERIGE
GETUYGENIS,
omtrent de goedheyd en slrenyheyd van God, in
zijn handeling met sondige Kerken en Natten.
Of de eenige weg, om een sondig Land, en Volk,
te bevryden, van de uyterste ondergang, door
nakende oordeelen.
Begrepen in een ernstige en deftige Eedenvoering, gepredikt door
den Godsaligen , Geleerden , en vermaarden Heer, Johan Owen,
uyt \'t Engehch vertaald.
Lucc 13 :1. 2. 3. Ende daar waren te dier selver
tijd, eenige tegenwoordig, die hem boodschap-
ten van de Galilecrs, welker bloed Pilatus met
hare Offerhande gemengt hadden. Ende Jesus
antwoorde, ende seyde tot haar, meynt gy dat
dese Galileers sondaars zijn geweest boven
andere, om dat zy sulks geleden hebben\'? Ik
segge u neense: maar indien gy u niet en be-
kecrt, soo sult gy alle desgeljjks vergaan,
vers 4. 5.
Xl\'itt i$ ten gcbeefte ban te pligt bet geeste-
lijke wijsheyd; ah* ooft een blijk ban Een be*
ïjoo?ïij&e eerbiedigheyd boa? tëaö/ agt te geben
op öe öpfonbete voorvallen, in öe bebeelinge/
tn untbnetinge ban 3ijn Yoorsienigheyd: ïfêant
3?
-ocr page 228-
Predikatie van Johan Owen.            167
30 3ifn leersame waarschouwingen, en ban groot
belang in Gods regeering ban be mereïö: 3Ira*
mzt§/ de slemme des Heeren roept tot de stad,
en be Mtan ban bJij^Jjejib/ Gods naam fienöe
met optnetïting/ noord de roede, en diese besteld
heeit. <Pe regtveerdige b?ecfen boo? <ï5ob£ oa?*
beelcn/ maat" baat een teelten gelaten op
ongebonbe 43obïaofe menfeften/ bic niet ften
toiïlen toannccr <&aii§ ïjanb fao opgeïjeben i£;
maar bie ïjet quaat ban bette fiet en bjceft/
Vail al£ ben tegbeerbigen ^cbiftet ban <6ob£
getegtigljenb Noach, betmaanb sijnbe boa? <öob*
belijfte aanfp?aftcn/ frtjoon be gebjengbe bingen
nog niet gefien taietben/ nogtané boa? \'t geloove
be Arke tocbetgben/ tot jijn^ ^upjigefinS be*
ïjottbeni^/ ïfeb. 11:7. 31>u<? ijf Ijn taeï gcluft-
faïig öie geburiglijtt bjeefr/ maar bie jijn fjettc
betljatb/ bie fal in \'t ruiabe ballen/ tertaijl anbere
bat ban Uerrc fienbe/ fig bcrïicrgen/ en boa?
geen quaat gerugt vreesen, hun herle is vaste,
vertrouwende op den lleere, Jpf. na,
<£en booibeelb ban befc bifjéljenb/ toerb on£
ftier gegebcn in onfen gefegenben ï^cnlanb
§jefu£ C&ifhig/ tacïftc op \'t gerugt/ en flegte
tijbing/ atë Ijem aangefegt üiierb eenige ftrenge
toebaïlen in <#ob$ boojftenigljepb/ boen nicuta*
ïijfttf gebeutb/ geeft ten berftlarfng ban 4?obg
meening en oogmerft öaar in/ met een toe*
paffing ban be tegentooo?bige nligt ban ftaat
bic Ijem Ijaoabcn; en bcfe bingen/ jijn ooft ge*
fcljjcben tot een boo?bcelb boo? on£/ op taelfte
be ennben ber Ccutaen geftomen jijn.
dommige bingen mogen aangemerftt taojben
in
-ocr page 229-
168           Predikatie van Johan Owen,
in \'t algemeen/ om ligt te geben aan ben t\'famcn*
pang/ enbe Jjct oagmerft ban onfen «êaligtnafter/
in befe ïjenlfge ïïebenboering. i. *Ê>e tijb taan*
neer be bjngen bermelb gebeurben/ enbe toaar
in onfc «©aligmafter bit oo?beeI op Ijaar toe*
paften/ taant fjet taaö een tijb ban groote ober*
bloening ban allerlen foo:t ban fanben in be
.ïSatie; en gaar ïtcgeerber»?/ in be regecring ber
ïierft/ en öepfcïf^ ®ienaar£/ Qun <£>?ber en <&atj$*
bienft: taant bc grootften Ijoop be£ &offi£? in
fjate perfoonen/ toaren oberfteïpt met tergenbe
fnnben/ gcbennftljcnb/ tojcebfjenb/ bpgeloabig*
ïjenb/ onrennigljenb/ berbalging/ onbaetbaar*
bfgljenb/ enbe fo?gcIoo£ljetib/ au*e£ boo^tftomenbe
ban \'t ongeloof; befe fjab Ijet KCanb berbttlb en
berontrennigt. 3JDn Ijebben een genoegfaam ber*
ïjael in be ^iftatien ban be 4 Evangelisten, en
be Handelingen der Apostelen, foo bat bet geen
anber bebeftiging noobig Ijeeft. 3Ja foo <£obbe=<
ïoo£ taa£ ïjet Volk, en foo bebojben ben «êtaat
ber Kerke, en foo onboetbaarbig ben grootften
gaop itti ICanb^/ bat Ijet toel pafte be gereg*
tigïjenb/ en be ^enïigljepb ban SEegoba «?ob/
fig te takenen aan bat geflagt/ niet alleen om
gaar epgen fanben/ maar infgelijnj? be fonben
ban alle gobloofe berbolger^/ ban ben beginne
bep taerclbi* af: <£en faaft taelfire <#ob niet boeb
ab) op googe tergingen/ 3Euce 11:50. 51. Op
dat van dit Geslagte afgeëyscht werde, het bloed
van alle de Profeten, dat vergoten is van de grond-
legginge der wereld af van \'t bloed Abels af, tot
het bloed Zacharie, die gedood is tusschen den
Altaar, ende het HuysGods: Ja segge ik u , het sal
van dit Geslagt geëyscht worden.
                <8>aat
-ocr page 230-
over Luce 13:1. 2. 3.              169
^aat i$ in befe 2Seb?enging een fcftijn ban
fttengftenb/ Boben te baftgefteïbe tegel/ Crab.
ao: 5. ^aat <öab berftlaatt/ bat ftn ig een yve-
rig God, melfte (£ntel 3Jeftoua aanneemt/ met
apfigt ber ftaagfte tergingen/ en baatam fau
besoeken de misdaad der Vaderen aan de Kinde-
ren, tot het derde en vierde Gelid, der geener
die hem haten. 3t©aar ftiet merb geb?engt tre
mjaaft en fttaffe/ berfcftulb aan bc (anten ban
tael honderd Geslagten, ftier gebjengb am apge*
lepb te ma?ben/ bic onbcugenbe mcnfcften melfte
tegentaaa?big maren; \'t Welft mag gefp?aften
majben tot bcrbebiging Ban <6ob£ regtbectbig*
ftenb/ ftier in/ aangefien bie <£abbelnftc 6eb?en*
ging an£ meet aangaat/ ban be meefte meten/
en nog niet gewaar mojben.
1. ü^et gebaï bat on£ ftier bao?ftomt i£ pat*
ticulier/ en geeft opfigt taf be gemeene ftaat
ban alle baïfcfte aan&ibber^/ enbe gaat nafta*
melingen/ in bat <£e6ab Bnfonbet geb?engt;
maar bit fteeft apfigt tat be bethalging ten
Blaebe/ en be ter baob ban be aanfiibberg <£ab£/
bie hem bienben in geeft en in Waarhcuö. ï>ae«
mei *6ab feer beel getergt taa?b baa? be fanben
ban baïfcfte aan&ibber^/ nagtans ftan ftn ftaat
berb^agen/ af ftun fanben bao?Bn gaan met
ftlenner ftraffen/ boo? een ftlennen af langen
tijb; maat in sijn Beftemben tijb fal l\'jii ftaat
fparen/ maat ftun engen fanben enbe angereg*
tigfteben/ faa mei al£ ban ftare &oo?faten/ faï
on ftun gemjoften mojben/ aft? ftet ennbe faï
jijn ban be Antichristische Kerk-staat, na al ftaat
Criumyljc en lOberminningc.
o. mt
-ocr page 231-
170           Predikatie van Johan Owen,
2.    %\\\\t bic ban het begin ber taereïb af/ ten
oïoebc toe geleben Ijeböen/ ten opffgte ban Re-
ligie in be fafte £ïj}i\\ti boor gaat Gelooi\' in gem/
en bc belijdenis ban ïjem: bu3 getungbe Abel
bao? jijn geloof/ in bt bïoebige <0fferöanbe/ bie
hn opofferbe aan hem bie aan be üerfte hcfaofb
toa£/ bie cené ahf Priester bat ampt fou bcbie*
nen. <§oo toerb gefegb bat \'Moses in gebaar
jijnbe/ om het boaben ban ben Egiptenaar,
bjoeg be smaalheyd Christi, om bat hn het beeb
in geloove ban het beloofbe Vrouwen zaat, toel»
Se toaé Ch?i|tu£. <§n toaren baarotn alle ge*
boob in be jaftc Chiifri: enbe nabemaal bit
Geslagtc foube Ch?iftug booben ; en foo fïegt ge*
baan hebbenbe/ ftcmbe baar in toe/ enbe regt*
baajbigbc al het blacb bat geftajt taa£ in be
felfbe faalt ban be gronbïegging ber taereïb af;
enbe hebben haar fclben tcgtbeetbcluft onber*
taojpen aan be frraffe baar op gcbolgb. daarom
fegt be ^ecre 3!cfu£ .JX5attft. 23: 35. <E>at be
menfehen ban bat geflagte habben Zacharias ge-
dood, fthaon beel honberb jaren te boren bien
boo? gun Voorvaders geboab en bermoajb toa*?.
3.    oDnfe gefegenbe gaïigmafter maant ge*
mag ban Abel en Zacharias in \'t bnfonbet: ^efe
%atharia£ taag be <§oon ban 23arachia£/ en
toerb ban hem getoag gemaant/ 2 Cron. 24:20.
ai. 22. omtrent befe ttaee/ Abel en Zacharias ig
aanmerïtelijH/ bat be ecu gefto?ben 3tjnbe/ en
be anbere ftetbenbe/ roepen om wraak, \'t toelft
<#ob getungbe ban Abels bloed, <£en 4:10.
dFnbe Zacharias fterbenbe/ fepbe/ de Ileere, sul
het sien, en soeken. <E*cn SCpoftel Paulus ge>
tungt/
-ocr page 232-
over Lucel3: 1. 2. 3.             171
tungt/ i^eb?. 11:4. bat Abel nog spreekt, na
dat hy gestorven is; jijn bloeb fp?aft/ en riep
toen nm to?aöe; ïjet becb foo te boren/ en tot
oen tijö ban 3Jerufaïem£ bertoocfringc. itëant
in oe bettaerping/ en bolftame bertaoefting ban
öte afgcUalle ïierft/ en £oïft/ bet bloeb ban alle
öie geleöcn hebben onber {jet Oude Testament
taa£ betjoenb; Abels bloed roept niet meer/
betaijl C9?iftu? bloeb beter bingen fpjecftt; nog
45ob ftet niet meer op bet bloeb ban Zacharias,
om Jjet te epfcften/ en ftraf te neffenen. <iH3aar
be felbe ftem cnbe geroep fjS nu berbolgt boa?
een anber flag ban menfctjen/ bie geleben ijeb*
ben in be falie <£lj?ifri/ toebeet jijn ftomfre/
bolgen£ be 25elofte/ o^penb. 6:9. 10. <£n bit
geroep fal niet opftouben/ boa? bat be beftembe
tijb bomt ban be bertaoefting be£ Antichrists
afgeballen ïierft-ftaat.
4. Wanneer een fonbige Kerk of Volk, fteb*
ben obertreben be unterfte palen ban be God-
delijke lijdsaamheyd en bcrb?aagfaamïjenb/ ban
fuïlen 3p ballen in 3ulfte gjutaelijfte fanben en
tergingen/ al$ fuïlen opmaften be upterftc to?aaft-
ftraffe/ balgen^ gaar berbienften/ foa abj Josephus
gctuugt ban bit Geslagt, na bat sp be Ueere
Jesus bertao?pen en geboab Ijabben; foo batfe
bielen in fulften i|eï ban tergenbe gjutaelen/
bat inbien be Romeynen niet genomen Ijabben/
enbe baar berbelgt/ <të.ob foube ©uur en ^taabel
ban ben ^emel op ïjaar gefonben fteböen/ ge*
lijft abj op Sodoma, en gaar omgeftecrt aljï
Gomorra.
ï}ter upt mogen tan aanmerften bat Ijct i$
een
-ocr page 233-
472         Predikatie van Johan Ovven,
een gebaarlijfte faalt te leben in be tijben ban
aftafjftenbe ïterften/ taanneer 3a ftg gaaften tot
gare boobelijfte £>eriaben ban Gods oordeelen,
bie gaar alle in \'t gemeen,/ en pber in \'t finfanber/
onbermijbelijft fullen oberftamen. <£n fjEt i£
fon nm befe 3 liedenen.
1.    <®m bat fulfte tijben jijn gebaarïijft toto?
berfoeftingen en tcmptatien/ ban taegen ben
obcrbloeb ban ber menfcgcn Begccrïijftgcben/ en
alle onrepniggepb/ enbe gablaa^gepb/ gelijft get
ben Apostel tet neer flelb/ 2 (Cim. 3:1. 2. 3.4.5.
benfit ymanb b?n te 3ijn ban gebaat/ om batfe
nog geen guaat boelen/ tectaijl be meefte menfcgen/
bie be Cgjiftelijfte Religie belijben/ opentlijft en
figtbaar oberbloenen in ongeregtfggepb te boen/
en ïeben na gun guabe luften/ na be mobe be£
toerelbg: maar 3p fullen gaar een£ bebjogen
binben.
2.    ^oetaeï be bertaoefring gaar niet terftonb
obetftomt/ nogtanl taanneer 33 genomen 3ijn
ten ennbe garer obertrebinge/ en tijb ber <6ob*
lijfte ïijbfaamgepb/ tertaijl <#ob gaar berbetering
beoogbc/ maar boo? bc rijftbom ban 3ijn genabe/
gaebgepb/ en berbjaagfaamgepb/ niet ter be*
fieering gelepb 3»jnbe/ (uilen 35 gaar felben
ptotfeling neertoerpcn in bloebige groutaelen/
gehjft be ^oobfclje ïierft taien£ Stad en Tempel,
en ftaftelijfte <J3eboutaen/ foa bertaaeft 3ijn/ bat
ben eenen fteen niet op ben anberen gelaten ia\'.
3.    Gods oordeelen fullen gaar oberftamen/
aï£ be mate garer fonben bol \\$i en tojeeften
gun tergingen/ en berbotgingen/ en get filoeb
ban bie gaar boa?gingen/ en ïepben in gun
afbaï:
-ocr page 234-
over Lucel3:1.2. 3.             173
afbaï: foo manneer ftn fiomen faï om \'t toer*
6o?gen 25a6eï/ En tot 5Cnticö?tflifcö« ïterft-ftaat
te bertooefren: mant baar merb gefegt/ <©penb.
18:24. ^at in ftaar gebonben mag ftet bloed
der Proleten, en der Heyligen, en ban alle bfe
gedood waren op der aarden. ^elfg Set filoeb
öer Heyligen, bat te Romen bergoten taa|f/ boo?
Hcydensche Keysers, faï gemjoften mojben op
be 9linticft?iftifcfte ïïaomfcfic ïierft/ na bien 33
gaar faaft fteeft aangetroftften/ en in gaar taeg
gcbianbelb hebbenbe/ toeftemben \'t geene 33
gebaan ftabbe/ en baarom be plage ban bie
ftocre moet beeïagtig mo?ben/ en aftj een molen*
fteen in be 3ee gemo?pen.
4. H|et mag een tijb maar in <£>obg aop
beelcn nabn 3ijnbe/ nu genaaftten/ gelijft onfen
«éangmaftet getungt/ 3Cuc. 19 : 42. 43. 44. Och
of gy ook bekendet, in desen uwen dag, wat tot
uwen vrede diend. <ên ftabben nu maar een
dag, en bie mag nu bnna ten ennbe/feftoon 30.
ftet niet fagen nog geïoofben. .ïfèaar ben bag
ban fiaar bermoefting naberbe gcbutiglijft/ ge*
lijft Paulus fcft?eef/ ïfeb. 10: 25. Gy siet dat de
dag naderd. €n mn mogen ftier unt leeren.
i, <$at in aannabering ban bermoeftenbe
oojbeeïen/ op een fonbige tergenbc fóerft of
4Satie/ <éob toeftaagt te geben boo?gaanbe be*
ftentmaftinge ban 3ijn misnoegen/ foo toel in
be merften ban 3ijn voorsienigbeyd, aïg boo? ben
regel ban 3ün woord. <$ugbanigen maarfrftou*
ming binbmen ftier berfilaart boo? onfen Salig-
inaker, aïg 3ijnbe in fulften tijb berbulb. %m*
merg is bit ftet gemoonfijft |D?oceg ban be <J5obbe^
ïiifte
-ocr page 235-
174            Predikatie van Johan Owen,
ïijfte boo?ffenigljcpb; enbe mogelijft ten Cö?ifren
Matit/ of ^enöen^ JDoIft/ i$ opt t\'eenemaal ber*
gaan/ fanbet <J?abbehjne taaarfdjautainge boa?
gun naftenbe bertooeftinge. dommige fcQijncn
te jijn teeg genamen met een fdjieïijncn abetbal/
geltjft al£ <£ob bjcpgbe/ $>f. 58. Hy sal haar
levendig als in heelen tlioorn weg stormen; alfmen
feggen faï/ immers is \'er een God die op aarden
rigtet. 3J3aar bit fdjtelijft berberf i$ ban toegen
ïjun epgen fo?gctoost)cnb/ enbe niet uit geBjeft
ban maarfdjautaingc. *De oude wereld boa? be
Sonbblaeb/ toajs genoegfaam getaaa?fcljautot
ban ïjaat bertaoefting/ boa? Noaclis prediking,
en Ijet <£ebouta ban bc Arke, boa? toeïne Ijp
de wereld veroordeeld heeft, ï^e&. 11 : 7. <ïrn
ïjaar onbcrfdjoonlijft gelaten aan be d?obbcu\'jHe
tojaïie/ nogtanj* 30 gaben geen agt op befe
bingen/ maar toierben oberbalïen met bc Zond-
vloed, aï£ of fp nopt gcpoo?b of gcficn gabben
cenig bing bat paar baat boo? toaarfdjoutobe/
gclijft onfen Heyland betftlaatt/ «iöattlj. 24:38.
39. €n toannëer bt tijb ftomt bcr bertaaefting
ban öet geeftelijfte beruojgen Babyion, fp faï
feggen in bien felfben bag/ taaar in gaar 00?*
beelen op ïjaat namen; Ik sitte als een Koninginne,
ende en sal geen rouwe sien; niet tcgenftaanbe
al be iuaatfdjou&iingen aan ïjaat gebaan/ in
be uptfta?ting ban be Phiolcn ban bao?gaanbe
oordeelen, oDpenfi. 18:7. 8,
2. ï$et i$ be Fjaogfte fajgelaosïjepb/ in fuïnen
tijb te betfupmen/ be obcttacging ban öpfanbere
baa?fienigljeben <*5ab£\' af bk te miabttpben/ en
geen agt te geben op be teeltenen ban naberenbe
oojbcelen/
-ocr page 236-
over Luce 13: 1. 2. 3.              175
oo?beeïen/ foo batfe niet baojgeftamen mo?bem
Wit ftan giet aan tmijffeïen/ fonber een bag*
baarbing ban be d3obbeIijfie toitéftepb/ ban anfe
ï>eere Siefuff Cï|?iftu£/ in be bcruïaring en be
toepaffing/ bie ï)p maant ban befe taebalïen.
hupten ttoijffel marenfc berfupmt/ en beragt
bao? be meefte/ al^ gemeene bingen: £>ccï agt
te (laan op fulne boojballcn, metb nu geagt
aï£ ftïeunmaebigljepb/ of bpgeïabigïjepb/ fdjaan
alle bingen betbulb 3ijn met reenenen ban be
tëobbelijften taa?n/ maat bie getoigtige bingen
fulfen in \'tïtojte tot meetbet agting nomen:
önbertuffrijen \'t bepïigft bit tfabbeïijn erempeï
te bolgen/ en aï£ getjepligbe biaarfcljauroingen
upt te binben/ in faobanige boojftenige boa?*
btlïein
3)efe toebalïen/ baar gier ban gefp?oïten taojb/
Sijn tmee/ en ban ttueebetïcp fao?t. i. 3?e cetfte
taas/ baar be bïoebige mjeebpepb ban menfcljen/
ren ïjanb in ïjabben: De Galileers, welker bloed
Pilatus inet hare Offerhanden gemengt hadden:
ïBanneer bit gefeïjiebe/ op mat boa? een boa?*
bal/ en ïjoe beeï ^etfoonen geboob taaren/ baar
ban maant be Schriftuur geen geluag: nogtan£
hj \'tfefier bat ïjet geftïnebe te Jerusalem, mant
be Offerhanden magten nergens anber^ geoffert
too?ben: üDermaartjï guamen be Galileers met
hare Offerhanden, al$ 3P be ueeften ujaotcn tot
be Priesteren, om bic baa? ïjaar te offeren/
mant jn feïben mogtcn geen <Dfferïjanben af*
leren/ aï£ ïjet Paaschlam, \'t bicïn sp sclber mag*
ten baoben. (Crrtaijl 3p nu fiefig maren in bit
aierft/ Pilatus, be bïaebigc Romeynsche Gouver-
neur,
-ocr page 237-
176            Predikatie van Johan Owen,
neur, op toat boo?bal of aanpojring i$ onbc*
ftent/ guam aanballen/ en boobe ftaar op Een
m?ebc manier/ foo bat ftp pun bloed bermengbc
met ïjun Offerhanden. <Pefe boo^fienigljepb i$
te meer aanmerftcngmaarbig/ in bat pet ge*
beurbe/ tcrtoijl 3P fiefig maren in paar ge*
fiepligbe Godsdienst, \'t raelft bedelft een aanmij*
fing ban be Goddelyke strengheyd. tyitt toe
mogt poer bag gelegcntpepb jijn genomen/
megen£ pet berberf ban \'t menschelijk geslagt,
aï£ ooft ban \'t berfrftil bat\'er ma£ tufftpen tmee
<J5obIoofe <J3ouberneur£/ Pilatus en Herodes, onber
mien£ 3Juri^bittie befe Galileers befiao?ben/ in
mien£ bloeb Pilatus bagt fig feïben te m?eeftcn/
op fijnen bpanb. 33iet te min jp bepbe fpan<
ben naberpanb \'t famen/ in Cftjiftiij? te boobcn/
en foo maaftten jp meer b?ienbfdüap; latenbe
gun exempel tot gaar dSafaten/ en anbere bie
fulftg nog 3ijn gemoon te boen in be merelb.
a. ïf et anber b?oebig boojbal ma£/ een enftel
uptmerfifel ban be «öoblijite ©oo?fienigljepb/ be
boob ban achtien Menschen, boo? be bal ban een
Toren in Siloam, 3ijnbe een plaatj» ban Wateren,
en een loopcnbe Stroom in Jerusalem. 33e
l|eere 2efu£ berftïaart pier niet afleenlijft bat
alle foobanige toeballen jijn gefcïjiftt en ge*
fcftieb boo? tfobp ©oo?fienigfiepb/ maar bat ïjp
ooft baar in fpjeefit tot onfe onbermijfinge en
maarfcfiouminge; ftoemel jp ooft afbceïtfeïen
maren ban be naberenbe bermocfting ber <êtab
Jerusalem, en pet ©olft bie baar in moonben;
mant bat gaar onbcrgang ïjier in beoogt merb/
i$ ftïaar te ften in be bolgenbe gelijkenis, maar
-ocr page 238-
over Luce 43:4. 2. 3.                477
in be Joodse Kerk-staat, taetb bergeleften 6n een
bo?re Vijgen-Boom, taeïfte faube afgeïjoutaen
tua?ben/ berbelgt/ en untgerocnb. 3!mmer£
öic bertaocfting gebeurbe ooit boa? bc üïaebige
to?eetï}fnb bet Komeynen, en ten beeïe bon?
bc bal en bertaoeftirig ban ben Ccmpcï/ (Co»
ren£/ en «üfêuuren/ en baarom fraat\'er gy sult
insgelyks vergaan; of op een gclij&c taijfe. Ifëaat
fcljoon jp magten baa?menben/ bat Ijct een flegt
boa?bal toa?S/ en gefeftfeb boa? be ^Cirannifcöc
rafernp ban Pilatus; en ïjet anbete ma|? een
ongetooan toebaï/ nogtan£ binb Cïj?iftu£ in
benbe unt be hand enbe raad ban <Ü3ob/ om
öoo? befe dubbelde gelijkenisse te toonen beffeïfgf
fcfterïjcpb; gelijft Pharoos droom, bic baar ban
öe toaarïjepb onberbonb.
U5n mogen gier unt aanmerken, i. 3Pat alle
fao?ten ban ongewone toebaïlen/ af unttaerHfe*
Icn bcr ©aa?ftcnigljcpb/ jijn/ in een fanbige
tijb/ en naberenbc oordeelen, ban bc feïfbe aan-
wijsing op on£/ en beï)oo?be te gcuben be felfbe
uytlegging. 3!mmer£ ban oenbe bcrfilpïïenbe
teellenen en waersehouwingen, taetb gemaaïtt be
felfbe Toepassinge, boa? onfen 2aligmafter/ bie
fegt batfe be felfbe <Caaï en beteeïtcnt$ Ijebben:
35aar toa£ te befcr tijb niet£ bat be 3jaben
meer berljarben/ tot Qaat unterfte berberf/ ban
be balfcïje (Caepaffing ban Gods Teekenen, en
toaarfegoutaingen/ bie onber gaar menigbulbig
Vaaren/ en aantoefen ïjun naïtenbe berberf/ om
bat foobanige bingen bertoo?pen 3ijnbe/ niet op*
gemerftt toierben aïjf toaarfrïjoutoingcn/ roepenbe
tot berouta enbe berbetering: bog sp toierben
42                             niet
-ocr page 239-
178           Predikatie van Johan Owen,
niet aangemerftt aï£ fefiere ©oo?looper£ ban
g?ootet <0o?beelcn/ en nnfenlbare heeftenen ban
bertoocfring/ gelijft 3p tuaren; en fop fullen 33
ooft nog 3ijn/ boo? biefc bejgelijft^ bcragten.
a. %t befiaagt ben ^eere fomtijbH1 te geben
waarschouwingen ban naberenbe <0o?beelen/ niet
alleen omtrent beffelfê (toffe/ en batfe fullen met
ftrengljcpb bergcfelfcïjapt gaan; maar inggclijfié
negootenbe abj tot_be bpfonberc natuur/ enbe
manier ban bien. <§oo tuasE bet met bcfe ttoec
heeftenen/ ban bloeb boo? \'t 3taaarb/ enbe boob
boo? ben bal bt§ (Coreng; JDertonenbc aig in een
fpicgcl bic gemcenc ellenbc/ taelfte be <&tab en \'t
©olft oberftomen foubc. <I?ab gebe bat be taonber*
baarïijfte berfeftijning ban buurigc (Ceeftcncn in
be 3£ugt/ gelijft gtaaarben/ ï^enr-ïegcr^/ Wa$t\'
nen/ en anbere bingen ban flraf oeffening/ niet
mogen gefonben too?ben/ om unt te topfen bc
foo?t en natuur ban U?ob$ <0o?beeïen/ bie op
on£ ftomen fullen/ inbien befe nuabe boo?*
teftenen niet afgetoent bia?ben: «fëiet alleen bc
«êdj?iftuur/ maar felfé be ^cibenfe i^ifroricn/
3ijn berbult met bie te berftalen/ boo? bet nabe*
ren ban bertooeftenbe <&o?beelen/ gelijft ©urige
heeftenen/ Cometen/ SCarbbebingen/ bjonberlijfte
berfrï)iiningen in be HCugt/ en ftcmmen geljoo?b
en gefien btferben/ boo? Jerusalems bertooeftinge.
*E>e natuur/ aftj be gemeene ©abcr ban \'t men*
ftljelijft <6cflagt toont bit; be onbernuftige <Cïe<
menten uebcn/ op bet naberen ban «3ob/ in jijn
<Do?beeI/ tegen?? be ^InbJaonber^ ber SCarbe. %it
b?ufit be J??ofcet upt ^ab. 3:10. De Bergen sa-
gen u, en Leden smerte, de Water-slroom ging
door,
-ocr page 240-
over Luce 43:1. 2. 3.              179
door, de Afgrond gaf zijn stemme, hij hief zijne
zijde op in de hoogte. £ij 3ijn gelijft ahj ge*
too?pen in een gefralte ban öctring en fmeefting.
3ia al£ ïjet b?eeffdijft aag ban <6ab/ (in jtjn
Pao?ftenigï)epb) i$ opgeljcben/ alle dingen be*
hen boo? \'tfclbe.
3. 3Jn be uitlegging en tocpafftng ban befe
ftrenge boo?baHen/ gemaant boa? onfen Heyland,
in 3tjn <6obbeIijfte niijaljepb/ mogen ton aan*
merften/ öat niet altoo£ vj?ob£ öpfonbere ao?-
neelen/ in faabanigen tijb pmanb oberftomenbe/
betaijfen 3ijn ban een öpfonbere fcfjuïb en ter*
ging. *Pit ontftcnt onfen ^aligmafter uptbruft*
ItelijR/ en bat met opfigt tot öepbe befe boa?*
ballen/ en bat onberfrtjepbentlijft/ beré 2. en 4.
taant 1. be aanmerfting i£ ïjiec bepaalt/ en
gelimeteert tot fulftcn tijb ban tergenbc fonben/
in ben grootten fjaop be£ &oIhs7 enbe gaat
nabetenbe oo?beeïen: foa bat geen toefclj?ij*
tang ban öpfonbere fdjulb öeljaa?b gemaant te
tao?ben/ op öpfonbere ellenbige öefoenfngen.
2. Cenige petfoonen mogen fcïptibig jijn aan
foobanige brrtoaanbe ftoute fanben/ foo bat inbien
3P oberbaHen tao?ben met öpfonbere oo?beden/
in befe toereïb/ ftet niet be ïjaogfte <èoblao£*
ftepb te ftennen geeft/ maar be öpfonbere
ta?eeftenbe Ijanb <J3ob£ in Ijaar berberf te fien
!#/ gelijft in be öoob ban Ilerodes, ^anb. 12:22.
23. n&oö£ oo?beelen ober öpfonbere menfdjen/
in foobanigen tijb jijn/ tot waarsdiouwinge boo?
anbere in \'t gemeen. J^ier in geö?upftt <#ob
3>jn ^ouberainitijt/ boo? upt te fonöeren tuien
ijn öeftaagt/ om gaar te maften erempelen
12\'                          boo?
-ocr page 241-
180           Predikatie van Johan Owen,
boo? anberen. ZE>it fegt <Cft?iihrê ma£ de eenfge
reben/ foo betre aï£ fiet u aangaat/ te Bennen
of te oo?beeïen/ maarom be ï|eere befe fmare
bermoefringe op ben gefi?agt Ijeeft/ om boa?
befe maarftfiauminge u te roepen tot berouta.
.fëogtané <6ob oeffent niet aïtoo£ foo jijn <Dp*
permagt in bit foojt/ taannecr alle berbienb
fieboen berbelgt te mo^ben. Maat gelijft in
ben (Oproer of .ïEupterp ban een ïtrijij^&enbc/
of ïïegiment ^olbaten/ mei be tienbe ^an ge*
boob taerb/ ten frfi?ift en fpiegcl boa: be anocren:
<éoo roept <l3ab upt een fcfiulbigen fiaop/mien
fip befiaagt boo?gaanbe erempelen te maften/
ban aanftaanbc oo?bcelen/ bie ober anberc
ftomen fullen/ \'t toelft ooft bïoepb unt onfe ïext.
3. itèeet bat be gcene bie eerft onber Gods
oordeelen ballen/ niet altoo^ jijn be ergfte en
grootfte fonbaren: nog jijn be eerfte <ii)o?beclen
gemeenïijft bc ftrengfte/ afif bier blijftt/ en maar
ban mn onber on£ boo?beeïben Rebben/ ban be
felfbe natuur: en baarom bomt in aanmerfting.
i. iPat be geenen bie geleben fiebben/ ooft fulfte
fonbaren maren/ feftoon niet alïeen/ of op eene
bnfonbere manier/ \'t melft bienb tot berbebiging
ban Gods regtvaardiglieyd. 2. i3ob bie fiaar
ftrafte tot maarfcfiouminge boa? ontf/ mogt
on£ fulfte erempelen boa? fiaar gemaaftt fieb*
ben. I^ier in fiet Gods barmhertigheyd jegené
on£/ bie 3ijn oojbeel ontftomen jijn. 3. <Dat top
ooft foo een fianb fiebben in bie boo?gaanbc
fcfiuib/ bie <&ab§ oo?bee!en boo? openbare ter*
ging ooft berbienb fiebben. 4. *|ier té een feftere
Kegel on£ gegeben tot uptlegging ban frrenge
boo?«-
-ocr page 242-
over Luce 13: 1. 2. 3.              181
boo?fïenigljeben/ in fulnen tijb aï£ tan anbet
on$ geljab gebben/ Jpeft/ ©uur/ en 2Maeb/
toaat ban tan nog be merKteenen^ ïjebben in
$emel en SCarbe; \'ttoelft jijn toaatfcljoutoingen
ban <£ob/ en bit berftlaart anfc «êaltgmaftet
foo bupbelijft/ in be untlegging enbe taepaffing
ban bcfc twee exempelen, taicn^ ftem en taal
\\$/ ten roeping tot berouta en berbetering. In-
dien gy u niet en bekeert, gy sult allen desgelijks
vergaan. ^>oa taanneer befe toaarfeïjautaingen/
on£ roepenbe tot berouta/ tao?ben bertaaar*
looft/ ban berftcert ïjun natuur in getaiffe
heeftenen ban Ijet nabetenbe berberf.
»E3cfe bingen boa? af gcftelb 3pnbe/ tot ope*
ning ber taaojben/ en in bc taaarljepb onber*
toefen/ fao merftt met mp aan totLeeringe, bat
toanneer een "ïlanb/ of föerïf/ een <§tab/ of
©olfi/ met fanben betbulb/ bat <6ab gaat geeft
taaarfcljoutainge en aantaijfinge ban 3ijn mif*
noegen/ boo? boo?gaanbe oojbeelen/ of anbere .
bpfonbere Reenenen/ inbien 3p niet toojben op*
gebolgt boa? berouw en Reformatie, 3p 3ijn
heeftenen ban naberenbe oo?beelen/ bie men
niet ontgaan fal. <$it f$ bic gtgepligbe taaar«
ïjepb/ taeïfte bc ^eere Sfefu^ gier recomman*
beerb/ en \'t i$ onfc pligt bic tod op te merften/
abj be graotc ïïegel ban be <#abbelijfte boa?*
fienigpepb/ met een bpfonber zegel ban Clj?ifru£
baar bp geboegt; Ik segge u neense.^aar indien
gy u niet bekeert, soo sult gy alle desgelyks ver-
gaan. Wanneer taaarfdtautainge tot anbertaijg
niet aangenomen 3ijn/ ban 3ijn \'t (jCecftcnen ban
berberf.
-ocr page 243-
182           Predikatie van Johan Owen,
<E>it ig een taaarljepb bie niemanb bpna ont>
Bent/ en nogtantf niemanb bpna gelooft, fflzé
Qct gelooft getoecfr/ beeïe bertooefrenbe <£>o?>
beelcn/ taaren in horige Eeuwen boojgeftomen/
Natiën, en Steden, fauben in baa?fpoeben geble»
ben öcöficn/ toeffte nu gefanben 3ijn in \'t ver-
derf, ja in be Hel: <§iet ïflte 19. ber# 41. 42.
43. 44. «iüaattö. 11: 23. J©icrb bit gelooft in be
öagen toaar in ton lèbcn/ get foube een mibbel
3ijn om befc arme jftatie te bejjouben/ ban an<
berfint£ onbcrmpbelpften onbergang. 3!mmcr£
onfe Staat ig foo ellenbig geftelb/ bat ten 35 ton
on£ bekeeren, ton fuflcn verbaan. 3ift bepaal
niet Gods Oppermagt in be bebieningc ban 3ijn
Yoorsienigheyd. i^p ftan inbien \'t ijem behaagt/
toelaten/ bat aïle 3ijn toaarfdjoutoingen beragt/
al sijn rpepen berfupmt/ en fiefpot toarben/ en
egter nog berb?aagfnamijeit oeffenen tegen^ on|/
in opfigt ban een fpoebige uptbaering ban 3ijn
<®o?becien: .Jfêaar taee gaar/ met taien ïra faa
ïjanbclb/ ten epnbe jn mogen een toepnig tijb
Rebben/ om be mate ban gare ongercgtigïjeben
op te bullen/ en foo tocberenb toojben boo: ïjet
eeuwig verderf, fiotn* 9:22.
vPaar i$ een drievoudige uytkomst, ban be
ftaat nu befctj?eben. 1. Marineer be fonbige
Kerk of Natie, foo agt geeft op Gods waar-
schouwingen, in boojgaanbe Oordeelen, enbe
anbere (Cceuenen ban 3fjn mifnoegen/ met bie
in te bolgen boo? berouto en befteeringc: befe
gefegenbe upttoerftinge fal fcHcrïijft aftoenben
aïle naftenbe <Do?beeïen. 2. %l$ ter oojfaaft
ban Ijaar berfupm/ en by gebjeft ban bie in te
balgen/
-ocr page 244-
over Luce 43:1 2. 3.              183
boïgen/ afob o?engt uenautartjenb en clenbe op
ten ©oïft in \'t algemeen: 3?it i£ een bjoebige
untftomft: cbentael i$ \'t bat <6ob menigmaal
öetaaatt een 3aat en obcrblijffcï/ toelfte 3ijnbe
geojagt bao? Ijct buut/ en baar üoo? gefunbert
enbe gelautert/ aïljactoel maar een atm/ enbc
betbjunt ©olft/ nogtan^ fullcnfc öetaaatt taa?*
oen aï£ een 3aat en obctülfiffel/ boo? een ue*
tet ftaat aan bc ïïetft: «Siet SJef. 6. ber£ n.ia.
13. Cap. 14:6. en 24: 13. S2atlj. 13:8. 9.
2epF). 3 : ia. C3edj. 5 : 2. 12.
3. ifèannecr <0ob t\'eenemaal een ©alft bet*
Iaat/ ban toil ïjn on {jaar geen agt meer flaan/
maar geeftfe ober tot 3l:fgobern/ balftge <èobg*
bienfl en aHerïcn foo?t ban tëabloG^Jjenb/ aïff
Ijn fegt/ waar toe soud gy meer geslagen wor-
den, gy soudc des afvals des te meer maken,
3ef. 1. *E>it i£ be ftaaarfre ban alle «öarbcclen:
Wee hen, fegt bt ^eere/ als ik van liaar sal ge-
weken zijn, ^af. 9:12. ©an foobanigen fèolft
fal geen oberölijffel jfjn/ <ï?3ccfj. 47:11. Wit
taan niet liebcr een Natie fien gebjunt onber
töo?becï/ al£ bt unttaerftfeïen ban <&ab$ too?n/
om Ijet betfuum ban 3ijn taaatftïjautaingen/
taaar boen Ijet magt gefunbert/ gelautert/ en
Ijerftelt .taajben/ lieber ban gelaten anber %\\*
gabern/ en aïlcrlen foajt ban <©obIao$ljenb/ bao?
aïtan^? taant fonber bekeering, maet men be^
gelijfiö vergaan.
3Jh fal niet flaan op isi finfonbere foo?t ban
taaarftljatttaingen/ of teeftcnen/ maat tocï op be
aïgemecne natuur ban (öabbeïijfte taaarfcêaxt*
taingen/ boa? ïjet tooajb/ of anberfint£ in foa*
banigen
-ocr page 245-
184           Predikatie van Johan Owen,
banigen tijb/ taaar in aberbïoebfge fanben bet»
gefelfcljapt gaan met groote Wijnen ban nabe*
renbe <Oo?becIen.
i. $oïgcn£ bit rigtfnacr ma£ <&ab$ Ijanbe*
ling met bc oube merclb/ \'t meïli atté tot boa?\'
beclb bcrnanbigt i$/ i $?ett. 3 : 20 en 4: 5. Vt
mcnftljcn ban bc cerfre üierelb mareneenfanbig
<£eflagtc/ bie <öab tergben/ fdjaan tjn Ijaar
maatfrtjaubjingen gaf ban jijn mifnaegen/ bao?
N\'oachs prediking, gebutenbc 3ijn bienft/ en boa?
anbere taegen/ termijl 43ab£ langmaebigljenb
taagte na gun berauta en berbetering/ mant
bit ma$ öct aagmetft ban bc tijb/ fan mei afé
be bebiening aan ijaar bergunb: maar manncet
ïjet niet mei opgebolgt micrb/ b?agt be l^cere
een <êanbbIoeb abcc befe <£»ablaafc menfrtjen/
bie fn met ben b^eft Ijarer fanben megfpaelben.
a. <E>u£ Imnbelbe d?ob met be ïterft be£
Ouden Testaments: <§ict een HO?t berFjaaï baar
ban/ 2 «Cïj^an. 36:15. 16. 17. na gun betag*
ting ban alle <£ab£ baa^gaanbe maarfiljaumin«<
gen/ met betfunm ban beraum en befteering.
$>e tijb auam/ manneer baar geen ïjeïpen aan
ma£/ mant Stad, en Tempel maeften bettoaeft/
ïjet 3Daïft gebaab/ af gebanftelijft tacg gebaerb
mojbem *Oaar $ een algemecnen ïïegcl baft
gcftelb boa? atle tijben/ P^ab. 29:1. Een Man
die dikwils bestraft zijnde, den nekke verhard, sal
schielijk verbroken worden, soo dat\'er geen ge-
nesen aan zy.
3. <6ob£ Qanbeïingcn jfjn fao mei anber
\'t Oude, a\\§ Nieuwe Testament, baar al bie ban
be eerfte planting maren/ boa? ïjet fmaart ban
<£ob£
-ocr page 246-
over Luce 13 : 1. 2. 3.               185
<£ob£ too?n jijn bertoaeft/ foo 3P anbaetbaarbig
bleben omber o5obtf rocpinge; maar al$ fp op
Sijn maarfcpautainge fig beftcerbe/ ban pare
boafc toegcn/ ban pab ^ob luft tot gaeber*
tierenpepb/ en taagte om genabig te jpn. <Cen
rreffelijft erempel geeft <6ab pier ban in be 6e*
biening ban 3!ercmia£ Cap. 18
: 7. 8. In een
oogenblik sal ik spreken over een Volk, en over
een Koningrijk, dat ik hel sal uytrukken, ende
afbreken, ende verdoen; maar indien dat selve
Volk, over \'t welke ik sulks gesproken hebbe,
sig van zijne boosheyd bekeert, soo sal ik berouw
hebben over het quaat, dat ik \'t selve gedagt te
doen. Wt 3!aobfcpe Kerft toa£ flegt geftelb
boa?* mcnigbulbige fanben en oberttebingen. 3in
befe ftaat gaf bc ^eere paar taaarfepautning
genoeg/ baa? ben bienfr ban Jeremias, bic stpie
ftemme betpief/ op batfe paar fiefieeren fouben
ban pare boofe guabe taegen/ en bie berbeteren;
of bat bp berfupm ban bien/ <£ob bjeeffehjfte
be-rtaoefringe ober Paar b?engen foube/ gelijft
naberpanb gefieurbe/ ber£ 16. 17, 43a bit boa?*
fcp?ift en gefette regel pfelb be
Profeet aan in
3ijn bebiening/ en ben ftcjten SJnpoub ban jijn
^jebiftatie taag bit. ,,^et i£ een bjoebige tijb
„ban groate fanben en terging/ bat jijn utoe
„fanben/ en bit jijn bïijftbare heeftenen ban
„<&ab$ tao?n tegen£ u/ en ban pet naftenb
„bertaoefrenb <®o?beeI:
Bekeert u, ban in befe
„<§taat/ fteert raeber/ en berbetert u toegen/
„ban fult gp bepaubcn taajben; maar ingebaUe
„gp pet niet boeb/ be upterfte berbeïging faï
„u oberftomen." ^aar pelaag
! be Vorsten, be
Priesteren,
-ocr page 247-
186           Predikatie van Johan Owen,
Priesteren, en \'tgemeene ©olft/ ftelben ïjaar alle
tegen ïjem/ toicné taao?b 3U niet gelaben taüben/
tertaijlfe öoo? b?ie tingen in Ijaar ongeloof ge<
frijft taierben.
i. ©oo? ïjaat bao?rcgten/ batfe toaren 6ob£
©oïft en ïterft/ bic be£ Heeren Tempel ïjabben/
en be Godsdienst onber gaar/ afê offe maren
be befte Gereformeerde Kerk in betaerelb: rjiccom
fielten 39 Ijaar trainen tegen 3t\'jn fiebiening/
Cap. 7:3.4. <4*n b?tefen geen ban 3tjn b?engcmen*
ten: 3P beragtcn 3ijn goeben raab tot Ijun ben*
Itgïjenb/ Steuren Ijare tocgen en baben boa?
gacb/ om batfe be ecnige Kerke Gods toaren/
en 3tjn Tempel Ijabben tot Ijate berfeftering.
q. ©oa? ïjun engen fternte ten <Oo?Iog/ en
ïjaar nefcljcrtning tegen al Ijare uuanbea: ^n
roemben in ïjare taijjJjjenb/ tnagt/ en rijnbom/
tegena \'t geene be i|ecre 3ep.be/ Cap. 9: 23. 24.
Een wijse beroeme si» niet in zijn wijsheyd, nog
de sterke in zijn sterkheyd, nog de rijke in zijn
rijkdom, maar die sig beroemd, roeme dat hy dal
verstaat, en mv kent, dat ik de Heere ben, doende
weldadigheyd, regt, en geregtigheyd op der aarden,
want in die din»en beb ik lust, spreekt de Heere.
JBaar bcfe bingen tat gaar b?eebe bienenbe/
toaren berün?gen boa? ï)un oagen.
3. ©oa? be ïjuïp en bnftanb bte 35 bertoag*
ten ban anbere/ bnfonber ban Egipten, en 3H
bagten een£ batfe trgcn<? <#ob be oberljanb
Jjabben geftregen: bieé 33 bertourpen 3ijn Voor-
schrift ban benligljcnb boa? Reformatie, taant
taanncer be Clïaldeen be Stad ficlcgerben/ boo?
taien be 49o?beeIcn/ met taelfte 3a 6eb?engt
toaren/
-ocr page 248-
over Luce 13:1. 2. 3.              187
toaren/ fnuöen uptgeboerb taojben/ Pliarao ben
Koning ban Egipien tegen paar opfiomenbe/
toeften 3P ban Jerusalem, upt bjecfe boo? 3ijn
8>eprnragt/ %tt. 37:5. 11. ïffer op glorteerben
3P tegen ftem/ en toaren bolbaan bat paar
epgen taeg tot berloffing beter toa£ ban bie
mocpelijfien taeg ban berouw en reformatie,
toelfte Ijp aan paar boo?fteIbe: maar ïjp taift
ban taien pp jijn bootfepap ontfangen tjab/ en
taat be uitHomftc fou jijn ban pun balfcpe
pope en bjeugbe/ biefe gepupgbeft Jjabben/ en
baarom fegt jjp tot Ijaar/ berg 9 en 10. Bedriegt
uwe zielen niet, seggende, de Chaldeen sullen
sekerlijk van ons weg trekken, want zy en sullen
niet weg trekken; en al sloeg gy het gansche
Heyr der Chaldeen, die tegen u strijden, ende daar
bleven van haar eenige verwonde Mannen over, soo
souden sig die een ygelijk in zijne Tente opmaken,
ende dese Stad met vier verbranden. I^et toelfte
berboïgeng ooft gebeurbe. ©u£ fal pet ooft
gaan met eenig anber ©olft/ tegen al pun
piepten en booitaenbinge.
Mttn onberftelt bat een Kerk of Natie, ober*
bloept ban tergenbe fanben/ geburenbe ben tijb
ban <6ob£ ïangmocbigljepb/ en gebuïb op paar/
bie l^p foo lange taaarftpoutabe: ©aar 3i)n
merftteeftenen ban jijn mifnoegen/ en oojbeelen/
bie paar ober \'t ftoofb pangen: 3Caatfe paar
felben boeben foo lang 3P talïïen/ met poope
ban berloffing en bepïigpcpb: (Cen 3P hatfe
opbolgen bc roepinge Gods, berouw en verbeten
ring, fp fuïlen ballen onber bertaoeftenbe <®ap
beelen/ of t\'eenemaaï ban «3ob bcrlaten taojben.
©e
-ocr page 249-
188           Predikatie van Johan Owen,
<©e feftcre gronben en bafre reben ban befen
ïtegel en <ö?b?e/ in «öobbelijfte faften en be*
beelingen 3ijn Maar/ en ligt te begrijpen op
toelït in niet fi?eeb ftaan fal; maar ban be bol*
genbe eenig getoag maften/ om bat bie ban
\'t meefte betaij£/ en grootfte belang 3tjn.
i. <$cfe fianbehng ftamt nber een met €ab£
regtbaarbigljcpb/ en be regceting ban be taerelb/
En \'tingefcljapen ligt in be gemaebeten ber
menfefien/ bebiijl bat <öo?beel of 05obbenjfte
to?aaft/ onöaetbaarbige fanbaren nberbalïen fal/
ban taegen Ijare fanben/ üiaar tegen£ ju boa?*
ïjecn getaaarftljautot jijn/ tegcn£ taelfte intaen«
bigc ftem ban 45abbelijfte openbaringen/ jp aan*
gaanbe/ jijn te meer be epgentlijfie baojtoerpen
ban Gods toorn, taant inbien foobanige menfdjen
niet geftraft taierben/ Ijet fait Ijaar/ en anberc/
Atheisten maften/ En «3ob berlactjenaar^/ boa?
opfclja?ting ban berbienbc <0o?bcelen/ op ter*
genbe fanbaren/ bie felf£ een ingebore bebatting
ïjebben ban 6ob£ regtbaarbigljcpb/ en opper*
befrier in be ïtcgeering ban be taerelb/ \'t taelft
=^p in be gemoeberen ber menftïjen ïjeeft inge*
plant: 3!fêaat be tijb en taijfe ban beuptboering
3ijner <Oa?beeïen/ begoub be Souveraine God
booj ftg felben.
2. $?et ij noobig tot berbebiging ban Gods
getrouwigheyd in 3<jn bjepgementen/ bie Ijp bet*
gaaïb boo? Goddelyke Openbaringen, en beeft al*
tijb ban \'t begin bet taerelb af/ getupgeni£ gege*
ben ban 3ijn epgen Beyligheyd en Rechtvaardig»
heyd, taaar ban 3p jijn be meeft epgentlijftfte unt*
b?uftfelEn/ tic Eerft 3ijn aangeteftent in Enochs
Profecy,
-ocr page 250-
over Luce 13:1. 2. 3.               189
Profecy, 3iube. 14./ 15. Siet de Heere is gekomen
met zijn veel duysenden Engelen, om gerigte te
houden tegen allen, en te straffen alle Godloosen,
wegens haar boose werken, die zy godlooslijk ge-
daan hebben: <£n 3p Ijebben fcbcrt in alle Eeuwen
gebimr.a: maar nabemaaï te taijéhepb ban 4?ob/
Ijanbclenbe in regtvaardigheyd, bergefelfdjapt
ging met gcbulb en bertuaagsaamljepb/ in be
berbulling ban beje bjengenicnten/ fan 3ijnber
gctoeeft/ en foa jijnber nog fcl)imper£/ en fpot»
tere/ uan bt^t <Ii$abbelijfte breugementen/ aï£ offe
maar een cnftel geraak maren/ jonbcr ftragt of
betefteni^. <§oo ben Apostel berftlaart be gcmoet£
geftalte en gebagten nan gabloofc en onbcftectbe
mendijen/ 1 |?et» 3:3/4. me^fialbc ftet üetaamt
be <i3obbehjfte boojtreffclijftfieben/ 3ijn beugben
en bolmaafttfteben/ bat <6ob in jijne epgen meg
en tijb/ berbcbigen fou 3ijn get?outoigöepb in al
3ijn öjepgementen taaar te maften*
3. ^ier boo? openbaarb <#ob ftem felben te 3ijn
een d?ob bie be gebeben berfioojb/ agt gebenbe op
ftet geroep ban ?ijn arme en berbjulttc getupgen
in be merelb/ wanneer bie ban tergenbc fonben
nberbïoept/ foo mei al£ ban bfoeb en berboïgfng.
^aar i£ een geroep tot <6ob/ ban bie gcleben
hebben/ en nog lijben om be geregtigftepb/ om
tojaaft ober ftarbneftftige/ onboetbaarbige fan*
baren :-berge!ijftt SCute 18 : 7. 8. met oDpcnb.
6: 10. 3£e ftemme ban Die ter boob toe geleben
ftebben/ in boorgaanbe Ceume/ en ftet getup»
genijl ban Sefug/ jijn nu in ben ^cmel/ ineen
goebe ftaat/ bertoagtenbe bolftome ï^eerlijftftepb/
met alle mteng fugten en Bermen/ onber be
ta?eeb*
-ocr page 251-
190           Predikatie van Johan Owen,
tareebïjepb ïjarer berb?uftïfer£ tegenbiao?bfg op*
ftlitnmtn tot Gods Troon: bug fal be fyzztz 3ijn
uptberftoo?ne fpoebig regt noen/ tertoijl 3U bag
en nagt tot tjetn roepen. Ü&ier in fal <£ob 3ijn
ipjeernjftljcpb berbcbigen/ al£ een <£ob bie be
geneben berljaa?b.
4. $?et geboeï aan befe Goddelijke waarheyd,
i|E een groot en ftragtig mibbel ban Gods Regee-
ring, in be Ijerten ber ntenftïjen/ in be tnetelb/
frellenbe pa(en boor gare ïuften/ bit bebtoïngenbe
oberbloebige gabïoogljepb/ enbe fnaobïjepb ber
baaöbocnberg/ taetenbe bat «Pobtf to?aaö aïtao|
naberb tegené onboetbaarbigc fanbaren: ®aar
$ nfctg 300 fnoob en goblaa^/ al§ bat 3P fouben
niet geljeeï gaar feïbcn baar toe obergeben/ €tü.
8: 11. Om dat niet haaslelijk het Oordeel over de
boose daad geschied, daarom is het herte van de
kinderen der menschen, in haar vol om quaat te
doen. 4?ob taeet/ inbien be tergenbe fanbaren/
in befe uierelb alroog angeftraft fileben/ be aan-
begting fau te frerft en magtig 3ijn/ boa? \'t Ge-
loof ban ftoaftfte geloobigc/ bic fjp baarom boo?
beef erempelen \'ban 3ijn ftrcngfjepb taiï te ïjuïp
Romen.
©o?ber£ in \'t berboïg ban boojgaanbe ©o^bee*
ïen/ ober onöoetbaarbige fonbaren/ tocrb een
antaebcrfpjefteïijft netoijg gegeben/ ban be fefier*
ftepb ban bat laatste Oordeel, tot tadfte alle
menfrfjen geroepen fullcn tao?ben: <§ao bat fjet
een btoaafe faaft ia in be fonbc Ijarbneltlfig te
3ijn en nlijben/ fanbcr get feller ïreflupt/ en bc
nabering ban Set cewtaig <É>o?beeI te leeren/ upt
be berb?uftfting ban be oude wereld, be beroran*
bing
-ocr page 252-
over Luce 13 : 4. 2. 3.              "191
bing ban Sodoma en Gomorra, met biergelijfte
boojbeelbcn ban tie Godlijke regtvaardirrheyd,
2 !>etr. 2:3. <§ict ban taat top tot onfen nut*
ten te leeren fjebben/ booj 3efu£ gefegenbe on*
bertoijfingen/ ban be ba02fienige boojballen/ in
ben Text bermelb. ffn bit (al ift opljclbcren/
öaa: een onpartijbig onbetfoeït/ in be nabal*
genbe bingen.
1. Wanneer een Kerk of Natie, een Volk of
Stad, foo in fonben oberbloepb/ bat be #oö*
belijue taaarfipoutaingcn ljaar regeiregt aan*
gaan/ foo befcljoutat toat in \'t bpfonber bc ftaat
i$ ban on£ 3Eanb/ toaar in top tooonen/ en on??
epgen ftaat baar in. 2. 3Dan toat faott bit bet*
taoeftenbe <Oa?bccIen 3ijn/ taelftc naberen/ en
on£ obet \'t Qoofb Ijangen/ met opfigt tot foo»
banig een Kerk of Natie, en 6p gebolg ten
opfigt ban on£ felfê ter befer tijb. 3. Jtëat
toaarft^outoingen en aantaijfingen ban be God-
lijke toorn, enbe nabering ban elenbigc benautot*
ïjeben/ <#ob boo?gaan^ bergmib/ en taat J^p
on£ baat ontrent gegebcn geeft/ en nog geeft.
4. ïtëat i£ <6ob£ biUijften epfcg/ en taaat in Be*
ftaat bc d?obïijfle infjtelling/ bic onfc gefegenben
^aligmafter pier fietupgt/ bat in fulften ftaat/
berouta en berbetcring/ alleen een iterft en JDoIft
ban \'t fieberf beljouben en berïoffen fal? 5. 4Da*
bemaal befen regel foo ïjepHg/ regtbaarbig/ en
fiillijtt ij?/ toaar ban baan uj Ijct/ bat alle foo?*
ten ban menftpen/ 30a ongetaillig 3ijn/ bit op te
bolgen/ eben in bc upterfte noob/ afo) alle anbere
Öoopen feplen en bergaan? 6. itëat\'er toerb ber*
epfcfjt tot bie Reformatie, taelft een Natieöefjou*
ben
-ocr page 253-
492           Predikatie van Johan Owen,
ben mag/ en tap bit baar in lenen/ bebrijben ban
bertaoeftinge en bcrbienbe eftenben/ (Je. 7. 3tèat
mibbeïen foobanige Reformatie nonnen beginnen/
en bottonen/ en ban taat oo?faften bie nu mogen
bertaagt tao?ben/ om ong upterfte berbejf boo?
te nomen. 8. J$at onfc pligt/ en bc gemoebage»
ftaltc in Vaare gelobige befjao?b te sijn; ja taat
gaar taerft en toanbel in befe tijb moet sim; op
bat al£ alle mibbeïen ban berloffinge öegeben/
SP ban Cft?iftu£ mogen in jijn toeftomfte ge*
trooft en gejrernt/ met bjeebe gebonben taetben;
taant nog een feer taepnig tijbjf/ enbe pp bie te
Romen ftaat/ faï nomen/ en niet agter blijben.
Mijn vrienden, alle befe oingen bicnen noobfa*
ftelijft obertaogen en betragt te toojben/ op bat
tap be paben ban waarheyd en vreede, ja be
eenigfte taegen bie tot nnfe bcrïoffing lepben/
öetaanbelen: baar i£ tujeeben ftaat/ en bittere
bejegeninge/ ter no?fane ban betftftillen in bc
Religie, toelfie aï taat goeb b?epgt upt te
roepen, dommige taillen groate bingen boen/
boo? ftaar wijsheyd en raad, anbere boo? ftaar
magt en gesag, eenige boor ftaar getal/ ernen*
nenbe na fiun bermoeben be befte faaft;enmet
meer anbere btbattingen jijn be gemoeberen oer
mcnftften befeten; maar fteïaag! be taaarftepb
ig berbupfrert/ ftet 3Canb bïoepb ober ban aïïer*
Iep fonben; <£ob i£ bertoo?nt/ en upt 3pn ftcp*
ïige plaatfe opgeflaan/ ftet <®o?beeI legt aan be
beur; en te bergeefi foefttmen na een remebie
tot genefing/ boo? een anbere tacg of mibbeï/
ban biz ona boo?gefteïb ia. daarom Iaat ons
nnberfoeften be omfianbigftepb faeg tijbpy taaar
-ocr page 254-
over Luce 13 : 1. 2. 3.              193
in/ en met betreftfting/ toaar toe/ onfe J^eere
3Jefugf be regel ban be noobfaftelijftljepb ban oe*
routa en befteeringe boo?tö?agt/ tot een nntno*
mir.g ban \'t geheel berberf.
i. Jtëanneer alle fao?ten ban fanben ober*
blaepen/ nu be bupftere plaatfen bcr aarben/
jijn berbulb met taooningen ban getaelb; ïjoe*
tnel be fonbe niet fieerft tot bie mate/ of Doogte/
ab? boo? be Sondvloed/ of in Sodom, of boa? be
bettaoefting ban Jerusalem, of abj Ijet té in fiet
Koningrijk ban ben Antichrist, taant in fulften
gebaï té\'er geen plaatg boa? berouta of bet*
betering: <6ob berbetgt boa? ïjaar be bingen
bie ïjaar vreede Betreffen; op batfe t\'eenemaal
berbelgt too?ben/ (fr. 3Gft öepoef geen ïtegifter
ban fonben te maften ban beyoogfteAiheistery,
boo? be fnoobfte ontepnigljeyb/ tot be laagfte
onberb?ufifting/ bie onbet on£ gebonben tao?ben.
3ift fal alleenlijft feggen/ bat ift geen tergenbe
fnnben taeet in Gods Boek te sijn beroo?bceIb/
taaar ban geen exempelen gebonben too?ben/
in befe Natie. S5?engt u Twistsake bao?t/ fepb
be S^eere/ brengt uwe vaste bewijsen by. 3Caat
ong opftaan inbien ton nonnen/ en piepten yier
in boo? on£ felben: maar be eenigfte toeg/ taaar
boo? tap mogen met d3ob ftomen te piepten in
befe faaft/ i£ ten bolle beftlj?eben/ gjefai. 15:16.
17. 18. 19. 20. ^et moet Óerouta en befteering
3»jn/ bie een gronb leggen boo? plepting/ en
rebenering met <6ob om bergiffenij? en genabe/
om bit KCanb beïjaubenté aan teb?engen. <£een
plepting om 6eb?pbing ban <®a?beeleu/ ter
oo?faften ban onfe onnoofeujepb: 3>it i£ \'t geen
13                                43ob
-ocr page 255-
194           Predikatie van Johan Owen,
a5ob meeft bcrfaenbe in jijn oube ©olft/ En
taaar tegen aïïc be Profeten getungben.
«ïtëaar om taat finfonber^ te fp?eften/ toegen£
\'t eerfte gebeeïte tan be boo?fteHing/ in betreft*
fting tot on£ felben/ baat y\\n vier soorten ban
fonben/ of toegen in \'t fonbigen/ taclfte (ten 33 \'t
<tëob berljoebe) fiet berberf ban befe Natie fulïen
beroo?faftcn.
i. i&z eerfte $ Atheistery, een grutoel bie in
befe gebeelten^ btg toereïbt onbefient taa£/ tot
befe laatfte Eeuwe. 36ft fP?«ft niet omtrent fpecu*
latibe Atheistery, in be gecne bie Gods wesen
ontftennen/ en 3ijn regtbeerbige Regeering ban
be hiercïb; taant fiet fal nietnanb baten te ge*
loben/ dat God is, ten 3U fin baar neben^ ge*
ïooft dat, God een beloonder is van de geenen die
hem vlijtig soeken. fèan fuift foo?t ban Atheisten
3ijnber onber onjS beeï/ en ooft bie grootc bao?*
beelen ban be Religie ftrijgen/ leben en p?aten
aï£ of 3p fiet alïeji een fabel agten. Mimt ift
fp?eeft ban \'t geen practikale Atheistery genaamt
toerb/ taanneer menfeften leben en boen/ al^ of
3n obertungt taaren boo? ftragtige gebagten/
bat\'er geen <6ob i£. Mtt fuïft ©oïft i£ \'t 3Canb
berbulb/ \'t toelft bjijfit in ttaee toegen.
i. 3Cn berbfoeftte €eben/ en lafterïijfte ber*
bloeftingen/ taaar boo? be fioogfte beragting op
Gods naam en wesen taerb getoo?pen. <De tref*
feïijfte ïhuanus, in 3tjn berftaal ban be Parijsse
Moord, met be ftfijififieliifte bertooefting/ bie
baa? op boïgbe/ ftfj?ijft fnïftff toe in be eerfte
pïaat^/ aan be too?n ban <£ob£ to?eeftenbc
ftraffe/ ober be fcfijififtelijfte €eben/ en tnanftreufe
r                    «jpobfl*
-ocr page 256-
over Luce 13:1. 2. 3.             195
tëabgïafrerfngen/ taeïfte ban \'t Hof berfp?epb
toaren ober be gcïjeeïe Natie: l&ug i£ \'t onbe?
bede ban beefe Natie niet beter geftelb/ en nog
niet na betbienfte geftraft jijnbe/ magen baar
"atxa} b?eefen.
2.   .©tautljepb/ en fo?gïaoiJFjepb/ en bjnmae*
bigfjepb in \'tfanbigen; bcelc 3ijn niet befcljaamt
nog bebjeeft a5oblaa$jepb te bcb?ipien/ en on be
fnoabfte fanben te roemen; 3p antften meer bat
anbere menfctjen ban ncnni£ faubtn meten ftaar
tptabe en buple baben/ \'t taelft een mibbel i§/
baar boa? a?ob in be toerelb regeerb/ tot öeteu*
geling ber fonbcn/ taannecr ï»et jolt Qier ban
t\'eencmaaï bcrtao?pen \\$l en be tnenfcljen gare
fonbcn geïijft Sodom b?p untfpjeften/ \'t taelft i$
be ftoogfte practikale Atheistery, bie nopt meer
in eenige Eeuw fteerfte/ ban in bee£/ toaar in
tan leben.
3.    $et berlie£ ban be «ragt ber Religie,
tuiend upterlijlte gebaante tan öeftouben. ï©p
jijn en blijuen ban be Protestantse Religie, taaar
in be Belijdenis, en upttaenbigc gebaante ban
be Godsdienst, en Regeering ber Kerk. bcftaat:
Maat 3ijn be menftficnalbceanbcrb/bernieutot/
fiefieert tot <6ob/ boo? be SCeerc ban befe Deligie?
«êijnfe baar boo? neberig/ fteplig/ pberig/ en
b?ngtbaar gemaafit in goebe taerften? ï^c&fien
SP anberbinbing ban be^felfé ftragt/ in Ijaar
epgen jiele/ beranbering na \'t 25eelb ®ab$ ?
<l>onbcr befe noobige bingen/ 1$ \'t ban taepnig
nutte/ taat Religie be menfcften belijben. ^et
upttaenbig guaat berblijf i£ öp bc belfjbcr^ ban
be Protestantse Religie, ten befen bagen/ meefr
13*                              upN
-ocr page 257-
496          Predikatie van .lohan Owen,
upttaenbig en taennig intaenbig: ^e ïjeetlfjH*
ïjenb/ fttagt/ en \'t betmogen baat ban/ 3ijn in
tien niet betïoten tn boob/ nogtané gtootelijftjl
betbaflen/ en een unttaenbig boob en ftinnenb
ligïjaam baar ban te ften/ ftjjoon be Godsdienst,
en belijbenió bro Geloofs, alleen nog maat is
obetgebieben. ï)ict ban baan tjcuücn be meefte
Gereformeerde Kerken, een naam batfe leven,
maat 3tjn dood, alleen lebenbe op een obetge*
lebetbe ftennfê/ gtonb-tegelen ban opbaebing/
boojbeel/ en belang/ taaat in be Roomsche Re-
ligie gaat egtet ftan te boben gaan/ en fal be
obettainning ïjcböen/ foo Ijet gefcftil tot foo*
banige unttoenbige gtnnb-tegcl£ ban goebe toet*
ften/ oubftenb beö <ï5eïaafé/ en pbet in baat
boo? te fttijben/ en lijben/ geb?atgt toetb. SCtlj
bat ïjet o3ob beftaagbe/ boo? een nieutae uut*
fiojting ban jijn gefegenbe Geest ttnt bet ïjoogte/
taebet in te boeten een Geest ban leben/ benlfg*
ïjenb/ nbet/ baatbigljenb/ geiijftfo?migïjenb met
c5?iftu^/ en betagting ban be toetelb/ in en
onbet be ïtetfien/ bie be Protestantsche Religie
beïijben. .ïfèaat nu iö \'t te b?eefen bat <J5ob
eetlang fal wegnemen be penning ban 3ijn 6e*
ftïjetmenbe boojfienigïjenb/ toeïne i£n nu fom*
mige Eeuwen tonbom gaar geljouben geeft/ en
gaat laten tot een toof ban tjate bnanben;
gelijn «JPob in fulften gebal brengbe te boen/
3!ef. 5:5. 6. 0?n ftct gaat ftaat beftg?eben/
a (£im. 3:1. 2. 3. 4. ag mogtet teng een ïeben
unt ben booben nomen.
4. €en anbete fonbe ban be felfbe bjctffelijfte
natuut/ i$ be openbare betagting/ en betftna=
bing
-ocr page 258-
over Luce 13:1. 2. 3.               197
bing ban «ftobjl (fceeffy en alle jijn <£abbelijfte
toetftfngen. <Pe l^cere 3iefup fegt anp/ bat bie
tegen ben Heyligen Geest fp?eeftt/ en fanbfgt/
het sal hem niet vergeven worden in dese Eeuwe,
nog in de toekomende, .ïïiattïj. 12:32. *E*ie
Uaüjacbcn in ben II. Geest, en ,;ijn uptbeeïinge
en taerftingen nnber Ijet Nieuwe Testament tegen
te fraan/ af te berfmaben/ fullen <&nit$ to?afte
en ftraffen niet ontgaan/ felfp fn befe Eeuwe;
taant foo gebeurbe Ijet bit <#cflagte/ tot taien
fip fp?aft/ alp 3P bofljatben om be 45eeft ber
genabe fpijt en fmartc aan te boen ? 4?oö?f toojn
quam epnbelijft op [jaar/ felfp in befe raercïb/
tot ijet upterfte berbetf: SClbaar Christus naam
beftent taagf/ obetblaenbe opt netgenp meet befe
ongeregtigljenb/ ban ffec boeb te befen bage/
onbet one. J©ant niet alleen is be (tëabbelijfte
^etfaan ban be Heylige Geest, boa? fommige
bedoatljenb/ maar fcifs be boo?naamften ingoub
ban eenige bun pjebiften en ftft?ijben t$/ om
alle 3ijne bpfanbere taerftingen te toebetftaan:
3Ja ;p alle jijn getnaaftt een fcftimptooa?b tat
fiefpatting/ en apentïijfte fmaat/ pber bag/ bp
alle boo?baIIen/ bpfonberlijft faa alp fip een Geest
ip ban wedergeboorte, en smeekinge, bj fip ftet
boo?toerp ban <£abg lafteringen. 3£efe onge*
regtigfiepb fal geta?aften taarben.
4. <ée oberbloeping ban ontcpnigftepb/ bit
upt een fteba?be tfantepn uptgeb:aften 3ijnbe/
fieeft fiet 3Canb gelijft een ^anbbloeb ober*
ftraamt: befe en anbere fonben fteb&en ftet KCanb
berftaalgen/ en anber anp foa be abetfianb/
batfe fanbet bcrauta anp anbergang brepgen.
11. ^et
-ocr page 259-
198           Predikatie van Johan Owen,
ii. ^ct ig ooft feftet bat be fcpulb ban eenige
befer tergenbe fonben/ aïlccïei flag ban jj^er»
foonen aangaan/ taant aan alle too?b berberf
en berbclging geb?epgb; Gy suil alle desgelijks
vergaan. Mitt alle ftaofb boor Ijoofb/ pro sin-
gulis genernm, maar aïletlep flag/ baarom alle
ban gen moeten eenigfintg fcgulbig jijn. i. ^et*
foonlijft/ In Ijaar epgen gerte/ leüen/ en beó?pfg
oeffeningen/ taeïft een groote meenigte influpt.
2. *E>oo? öefe fonbe in anbere niet te beletten
en boa? te nomen/ balgen^ gaat plicljt/ en foa
betre gun magt Ijaar öaar toe betmogen geeft.
3©at een groot getal ban Magistraten, Predikan-
ten, Meesters, en Ouders ban éjunjSgeftnnen/ jijn
ïjier in begrepen/ \'t taelft i£ aan alle ulijftoaar/
finfonberlijft be Leeraren; taant be lippen der
Priesters moeten be wetenschap betaaren/ en tap
tipt ïjaar monb be Wet foeftcn: Maar gy zijt van
den weg afgeweken, gy hebt\'er veele doen struy-
kelen in de Wet? Gy hebt het Verbond Levi ver-
dorven, zeyd de Ueere der Heyrscharen; daarom
heb ik u ook veragtelijk, ende onweerd gemaakt
voor den gantschen Volke; dewijle gy mijne wegen
niet en houd, «üfèall. 2: 7. 8. 9. ipaaram fal be
Heere befe Profeten met alsem spijsigen, en met
galle water drenken: want van Jerusalems Profe-
ten is de huychelarye uytgegaan in \'t gansche
Land, &c. 3fer. 23: 15. 3. 3£oor niet te be-
treuren \'t geen sp niet Ijclpen nog genefen non-
nen: taant alleen foobanige fulien ban openbare
ellenbe uptgefonberb en brp sijn/ €ztt\\}. 9. <êaa
bat be ücljooilijlïc ooertaeging gier ban naob>
fandijlt i*.
1. £ot
-ocr page 260-
over Luce 13:1. 2. 3.              199
i. ^ot openbaring ban Gods Ileerlijkheyd, in
gemeene tegenfpoeben/ en bettaoeftingen/ taan*
ncer fiet ftaaarb fcljiclijK boob en berbelgt be
ttegtvaardigen met ben Godloosen. ffln Ijebben
alle een ïjanb in be fdjuïb ban bie bingen/ blaar
boa? faabanige a£>a?beelen on£ oberftamen. ï©ic
ftan (eggen Ijp $ onfcfjulbig? taic fian ftlagen
ober. 3ijn beel en belang in be tegenfpoeben/ bie
ang oberftamen; taic ftan pleptcnbe boojtoen*
ben bat fin beïjaa?b nptgefanberb te taarben?
baar fal in ben dag des Oordeels affejjepbing en
onberfrljepb ban £>erfoanen gemaaftt too?ben/
boa? eeutaig: maar ten opftgte ban tijbelijfte
«tëojbeeïen/ faa tap baar ooft in baïlen/ top
moeten <J3ob^ regtbeerbigljenb erftennen.
2. $}et moet bienen tot berootmoebiaing ban
onfe 3iclen/ onber een geboeï ban fanben/ faa
tael ali ban be ftraffe/ \'t taelft fommige ban
ons beter betamen fou/ ban fig te baeben met
be Ijaape ban uptfonbering; in ben bag ber be*
nautorïjepb/ taanneet eenerley wedervaard den
Regtveerdigen en den Godloosen. dommige mogen
bennen/ bat tocgens? Ijarc petfonele b^pljepb ber
openbare tergenbe fanben/ taelfte in be Natie
oberbloepen/ 3p in cenig opfigt/ boa? \'t een af
\'t anber mibbel/ in bplig fullen 3ijn/ aï£ ineen
fioage plaats/ ban taaar sp mogen neberfien/
en anbere befc&autaen in benautatljepb en ber?
taarring; maar \'t te bjeefen batfe öaar be»
bjicgen/ en hun geruftljeib alleen bienen fal am
ïjatc berraffing/ ftraffe/ en bjaeföepb/ te ber»
meerberen.
<§elf|» be praclijk van tergende sonden, heeft
allerley
-ocr page 261-
200          Predikatie van Johan Owen,
allerley slag van menschen overstroomt. Sfi feg
niet bat pber bpfonber perfoon baar aan fchui
big té/ anbcré fou anfe ftaat angeneeflijft 3ijn/
gelijtt bic ban Sodom, biannecr baar in geen
tien regtveerdige menschen te binben taaren/ bie
ban be frhulb ban bie fanben b?p baaten/ bJicnö
geroep ten Hemel ulammen taant ban fou geen
plaats ,;i)ii ban betoubi en betbetering, .ü^aar
nabctnaal baar 3tjn betfrljcpbe foo?ten en gra»
ben ban perfoonen/ fomtnige jjooge/ tn anbere
laatje\' ncncecbrrs en oDnbcrbanen/ tiijiic en
Strmen/ baat té geen foott/ ojber/ of graab/
in \'t ^of/ 3l\'anb/ <§tab/ ïtern/ en ^ui^gefinnen/
bie ban tergenbe fanben Umi jijn: hiel eenige
bpfonbere b^aome/ ban aïlerlcp foo?t ber men*
fcljen/ maar niet bc gefteeïe Natie, in bjelne al»
ïe bïeefrlj 3ijn taeg bebajben fjceft*
3. Étanncer be ïierft en 23elpber£/ in \'t
1\'aiib berbulb 31)11 met fulne fanben/ bie fjaac
npfonber epgen 3ijn: SCnbien een ban benbe b;p
blaren ban l\'jun groutaelen/ baar tnogt nog
plaat^ 3ijn boa? Gods genade en geduld, en be»
fe 3tjn onberfeïjepben. ©e fonben be£ taerclb^
3ijn be begeerlijftljcpb be£ blecfclj/ be lufr ber
oogen/ en be grootgljepb be£ leben£/ aarbrfge»
fintljepb/ mcelte/ onrepnigljepb/ gierigïjepb/
eerftirJgt/ onberb?unmng/ en fo?geloosöepb. Ife*
Iaa$! in befc bingen té öe Natie b?ugtbaar/ tot
gun epgen berbetf. 3Ê>e bpfonbete fanben bie
ïtetnen en ^elijberp epgen 3ijn/ geeft anfc ge*
fegenbe «éaligmafter te Bennen/ in 3ijn Befcijul*
biging ban be Asiatische Kerken, nDpenb. 2: 3.
Süfneming in genabe/ berlfe£ ban geloof en liefbe/
on»
-ocr page 262-
over Luce 13: 1. 2. 3.
201
onb^ugtbaarpepb in goebc toedien \' fleur*
bienft/ baobige noubpepb in belpbenij?/ fcïf^-öe*
paging/ pobaarbp/ gebepnfrpepb/ geb?eft ban
pber boa? d?oö/ tn hermaan in pern/ oneenig*
Ijrüen onbcr malnanber/ en gelijnfo^migpepb
met bc toerelb. %mmtz$ pcbben fommige ban
befe «öbertrebingen onber ané faa bc aberpanb/
in bcfc tijb/ batfe nopt genoeg nonnen fietoeenb
tao?ben.
l>cr is geen ïilcmi bétons bat beo Occreu bag
ban ta?aatt nabp ié/ om bat be Maagden alle
flupmerenbe 3pn/ foo taeï be wïjse abj be dwase,
en baarom \'t taaarfcpijnclijft bat on£ <&o?*
beel fal beginnen ban Gods Huys, en pet epn*
be ban alle bleeftp/ bat jijn tacg bcbojben peeft/
ia nabp/ ten apfigt ban öcafcïfö tegentaoarbfge
tonbitie/ fao\'et geen beneering namt.
4.. HJet té fao taanneet be fanben ban een
©olft bergefelfcpapt gaan met be poagfte bet*
ftaaaringen/ baacfe in befe taeerelb batbaat ^ijn/
en toe nonnen Bomen/ taanneer 3p begaan yin
tegen <ü3ob$ waarschouvvingen, barmherligheden,
en lijdsaamheyd, melfte toegen en mibbelen <6ab
in jijn goedhèyd en wijsheyd gebrupfit/ om men*
fepen pan pare fanben af te treftnen/ en toeber
te roepen tot Ijem; maar beragt 3ijnbe/ verga-
deren haar selven toorn als een schat, in den dag
des toorns, en der Openbaringe van Gods regt-
vaardig Oordeel, ïïom. 214.5. Wat ftan een ©oln
bepouben/ boa? taien be eenigfre geneefmibbelen
ban pare bepaubeniffe beragt jijn? toat maat*
fepoutaingen/ en boo?gaanbe aDa?beelen tap in
ong SCanb en ©alft gepab pebben/ t£ beftent/ en
bat
-ocr page 263-
202           Predikatie van Johan Owen.
nat baar ban geen gaebe bjugten 3ijn boojtge*
ftomen/ té aan allen oninbaar :<3>oo batCïj?ifhté
tael feggen mag/ houd den boom uyt, waarom
beslaat hy onnultelijk de aarde. 3Bmmer$ ten
zy gy u bekeert, gy sult alle desgelijks vergaan.
Christenen. Wit geeft öe roepinge <j?ob3 gier
in opgebolgt? toat Reformatie té ten befen op*
ftgt onbcrnomcn gctaecftï ïiebbcn tan niet een
baaf oa? gctaenb tat<£ob£ raepenbe ftcmme? taie
ïjeeft getreurt/ gcneeft/ en ingang gcfogt in be
binncftameren ban bc (éobbelijfte bao?fienigljenb/
in ben bag bes? too?n<?? jijn niet boa? beele
tefe toaarfrljautaingc beragt/ en fiefpot gctoecft?
of bcrfctjoben op anberc/ até offe gaar niet aan*
gingen; en baarom fyibbtn bic bcrfitpmt en
gecnfintjf op gaar Ijertcn gelcgt/ om boo? ben
schrik des Hecren betaogen te tao?bcn totgcloobc/
tn neftecring/ reformatie/ en berbetering bc£
ïeben£/ in \'t gemeen en finfonber/ ban \'t gecne
in Politie en Kerk ontftelb té. %tfy bat be l^eere
gier toe geeft en ïebcn unt bcr Ijoogtc neber*
fonb op nn£ aHen/ en fcgonft genabe en 3cgen/
ïjcnl en boojfpocb/ om niet alleen te magen
toeten/ maar ooft bctragten/ aïle£ taat tot onfe
tijbeüjïfe/ en eeutaigen vreede bienb; Dit gun ons
God, om Christus wille, betoelfte met ben H. Geest,
até een drie-eenig God, toefiomt alle lof, prijs,
eer en danksegïingen, tot in be salige eeuwigheyd,
AMEN.
Nog
-ocr page 264-
Nog een ernstige en zielroerende
B I D D A G S
PREDIKATIE,
door een vermaard Leeraar nu by God
den saligen J. v. Lodensteyn.
Over Jesai. 58: vers ö. G. Soude het sulk een
vasten zijn dat ik verkiese, dat de mensche
zijn ziele een dag quelle, en zijn hoofd kromme
als een biese, ende eenen sak en assche onder
sig spreyde? soud gy dat een vaste heeten, k.
Is \'t niet dat gy los maakt de knoopen der god-
loosheyd, &c.
H €t is? ten fafte ben menfcïje na ten bal feet
engen/ bat Ijn 45ob fuHcnbe bicnen/ fulftj? nee
rigt ou een taijfe bic Ijem gaeb bunftt/ afmij*
ftenbe ban töabsÊ baa?fcö?ift/ \'t taeiït ban oo?*>
faaft geeft bat be ^aubetaine <£ob geen genoegen
in foobanigen Ijanbel neemt: fiet fuïfté in \'t ge?
meen in \'t eremnel ban
Saul, i <§am. 15. bie
<Öob gelaft tegem)
Amalek unt te boeren/ maat
fiet anberg bertigten/ en in »laat£ ban alle# te
booben/ boïgenë <!5o&# Bebel faa narn^ i)n ben
fóoning/ en \'t befte bet ïïunberen/ en <©ctjapen/
om <$ob te offeren. <§ijn oogmern feïjeen foo
riualijft
-ocr page 265-
204               Lodesteyns Predikatie,
qualijft niet/ fip habbc een rtorbc meeninge (baat
men nu beel ban tjaub maar Samuel fepbe licrë
aa. Heeft de Ileere lust aan Prandofferen, ende
Slagtofferen, meer als aan \'t gehoorsamen van de
stemme des Heeren: Siet gehoorsaamheyd is beter
dan slagtoffer, en het opmerken dan \'t vette der
Rammen, berjf 23. Want wederspannigheyd is
een sonde der Toverye, en wederstreve is Afgoden
rye, en lieeldendienst: Om dat gy des Ileeren woord
verworpen hebt, soo heeft hy u verworpen, <5cc.
«êiet ooft a <§am. 6:6. Asa te Arke ftoubenbe/ abj
be ïïunbe?en ftrupftelbe/ floeg be ï^tttt ftem
aanftonb£ met bc boob. Maa gaat ftrt in alle
Godsdiensten, en roei öpfcmbet in \'t fhin ban
een ©aft en \'SSebenbag; mant ahj bie mei ber*
rigt mo?b i$ \'t een fafte ban graote nut ba«
3tanb/ üerft/ i|up^gefinnen en ^erfaonen: Maat
foa bie niet na <0ob^ mille geftouben mo?b/ en
flegt£ na be£ menfcften gaebbunften/ \'t betbo?«
ben ftert enbe liften be£ 3atan£/ te famen met*
ftenbe/ fteeft ftct meermaal^ foo bette ge6?agt
in be Sterfte/ bat Ijct bieren ban een Vast en
Eiddag niet na <#ab$taille/ maar na on£ bega*
gen ij? toegegaan; gelijft filijftt te befen bagen/
manneer be J^eete roei (eggen mag/ boïgeng
2arR. 7:5. jêpreeftt tot ben ganfcfjen ©olfte
befej? 3Èanb£/ en tot be Priesteren; ^oe gp
baftebet en rauroftlaagbet in be 5 en ~bc maanb/
roei 70 3Jaten/ hebt gy lieden my eenigsints ge-
vastet\'? &itt onber anbcren ooft in ohfenText.
ünbe ttaee eerfle verssen roetb in \'t gemeen aan*
gemefen be mhjftanbeling ban ben gantfcften
Godsdienst, in be bofgenbe verssen ban ben
Vastendag
-ocr page 266-
over Jesai 58. vers 5. 6.                205
Vastendag alleen: &u beftljjijft te ^eere eetuj
Ijoe 3P bie Ijielben/ en fi>e b? moefte 3ijn/ al#
fe F|em figgagen foube.
"ét tooojöen befeftzijben on| ben ongenoeg*
famen en <èobe miófiagenben Vastendag, nelicnsl
de tegte en t^abe beljagenbe onbetfjoubinge ban
een haften/ en betnebetinge bet 3iele. ©an
felf^f boen fig 2 beelen op in be Text.
1. &tt$ 5. €en befeïjjijbinge aan een baften
bat ongenocgfaam en d^obt niet beljagenbe biaé.
2. ©et£ 6. *Pe openinge ban be tegte maniet
be| baftené bie ben ©nlfte ban <#ob boo?ge*
Ijuuöen uio:b.
23eïangcnbe ïjet eetfte baat nomen on£ boo?.
1. 3£c fafie baat obet geljanbeïb too?b/ jijnbe
Vasten. 2. «iFabé misnoegen in bat baften/
b?aagétufjfe boo?geftelb; Sonde het sulken vasten
zijn dat ik verkiese\'/ l^iet boen fig op. 1» 3^at
Ijet onbettuetp bet betfianbtling i$/ van den \\asten-
dag. 2. <Pe befcft?ijbingc/ Ijoefe tot ongenoegen
<£ob£ onbet Sjfracï geftouben taietb.
1. «©e falie toa£ ban baften/ of een Vastendag
Jjouben/ in een fenete tijb beto?bineetb/ tot
betnebeting ban jiel en ligtjaam/ om af te bib*
ben bc <£>a?beelen/ tfoa? onfe fonben betbienb;
om befteetinge en <i3obfaligj}enb baat boa: te
bebotbcten. <$f ïjet i$ een bebtoingen ban on£
felben/ ban noubfafielijft getooon/ of betmaftelijft
onbetljoub/ boo? een tijb/ of boa? o?b?e ban be
ïüetfte/ of epgen b?pe fteut/ opgenomen tot be*
bbiinge be£ bleefcljesE/ tot ontftefting bet 05e*
beben/ en om onfe ontaaatbigïjenb/ en fonben
boo? 60b en menfcljen/ met beftljaamtfiepb te
uclijben en te betoonen.
                                       2£>n
-ocr page 267-
206                Lodesteyns Predikatie,
23p gebolg berftljfïlenbe ban een gebtoongen of
mirafteleus baften/ of ooft \'t geen tot mebitijne/
of om cenige poïititme rebenen gefcfiïeb/ gelijft
baar ban geljanbelb too?b/ Slict. 27: ai. iFrab. 34:
a8. 1 team. 14:24. <£en fafte gefimbeerb in <&txi}$
tooojb/ SCebft. 23:27. 29. Op den 10 dag der 7
maand, sul den versoendag zijn, een heilige t\'sa-
menroepinge sult gy hebben, dan sult gy uwe ziele
verootmoedigen, ende sult den Heere een vier-offer
offeren, om over u versoeninge te doen, en die
sig op dien dag niet sullen verootmoedigen, die sal
uytgeroeyd worden uyt hare volken, %atl 2:12. Nu
dan bekeert u tot mijn, spreekt de Heere, met u
gantsche herte, met vasten, geween, en met rouw-
klage, berj? 13. Scheurt u herte, en niet uw kle-
deren, en bekeert u tot den Heere uwen God,
bet£ 15. Blasel de Basuynen te Zion, heyliget een
vasten, roept een verbodsdag uyt, <£ftft. 4: 16.
taierb 3 bagen gebaftet/ en 2 nagten/ met ten
gefieeïen bag/ en nog tbiec gebeeltcn£ ban bagen.
3!n ben Nieuwen Testament tactb ooft menig*
maal ban baften getoag gemaaftt/ \'t taelft bc
gelobigen onbet maïftanbetcn/ of alleen beben.
<éoo .ïEattft. 6. SCtt. 10. Co?nelto. 5Ctt. 13:2. 3.
€en groote menigte bafttebe.
2. 3N fafte in fig felbrn taaé «Sabe fteftage\'
lijft en aan 3ifraël gebobcn/ taant "ïeb. 23. unU
b?uftftelijft \'fiaat/ben bag/ en uren bepaalt
too?bcn/ gelijft ban ooft be gantfefte Schrilture
bol ban cremnelen. 5CIleen be boo?B?enginge
ban \'t baften/ enbc maniere op taelftc bet ge*
ftouben taierb/ beftaagbe 6ob niet/ bie baarom
fiefcï|?ijft bc maniere boe jn beben/ \'t taelft =^em
nogtan^ misTjaagbcn.
                               1. Dat
-ocr page 268-
over Jesai 58. vers 5. 6.            207
i. Dat de mensch zijn ziele een dag quelde:
\'ttooojb ziele too?b ban ttn§ boa? \'tlighaam,
ban bao? ben Geest bcg menfcften/ of be $izlt
genomen/ ooft boa? be mcnftlj felf£/ SCct. 7:
24. baat be 31de/ bc name/ en be geljcelen
menfclj/ fytt ueteftenbe tg.
*Poo? \'t gueïlen ban be 3icle tao?b giet na
alle toaarfcijijnlijftfjcnb bcrftaan get ontljoubcn
ban fuijfe en b?anft en bermaftcltjftljcben beg
ligljaamg/ bie anberg geoo?Ioft maten; <6elijft
até nog bn on£ miellen geljccten tao?b/ alfmen
umanb \'t gecne ijn gaarne ftabbe/ ontfioub/
baarmen cbenwel boo?nemcng té \'t ftcm te genen/
ten laatftcn. iEHté taojb beft boo? het baften/
ten fionger lijben berftaan/ gcujft 3Eebi 23:29.
\'Ce meet/ bctoijl bog \'t qualijft baften fiefclj^eben
tao?b/ baar ?n foofe Ijaar jiclcn ftabben gepelt/
boor b?ncfljcnb ober fonben/ tint treftften ban
quabe uctocgingen/ foobanigcn baftcn/ regt ge*
taeeft fotibe jijn. .tëict of bc fin taa£ bat een
bag niet genoeg taare/ neen/ <öob ftceft nont
Israël meer of langer até een bag geboben te
baftcn/ fiaemel §n \'t öaac ebcnuiel niet berBoob:
maar be fin té bat een bag baften/ fonber meer/
<6ob niet ftonbe fieljagen/ Pf. 35:13. Ik quelde
mijn ziele met vasten.
2. Dat hy zijn Hoofd kromme gelijk eon bie-
se. $et mag oer Joden gemoonte/ in tijben ban
droef lieyd untfteftcnbe Slijftcn en bemijfen baar
ban te geben/ fao bat ooft felfg anbere baar ban
ftennfffe ftonbe nemen/ boa? \'t aanfdjouUicn ban
Set fefteuren ftarer ftleeberen/ afftljc on \'t ïjoofb
te boen/ (Je. \'t melft be ïfeerc niet misljaagben foo
-ocr page 269-
208                 Lodesteyns Predikatie,
ïjet maar in toaarfieyb filijften taaren ban een
taernebert gemoet; maar fonber bat/ fiab <£>ob
baar aten behagen in/ geüjft te fien \\$/ 3fef. i.
jBatt. 6 :16. *É>e gebijngbe toonbe een b?oebig
gelaat. <Pog in \'t <&. ft. baar ben Godsdienst
meer uyttaenbig toa£/ magt fulft>eï plaaté fieb*
ben/ maar \'t fcljijnt of 31cfu3 in \'t 43. iC. baar
ben Godsdienst geeftelijfter i$/ fuïft£ taegneemt/
«ïlfêatt. 6 :16. Wanneer gy vastet, en toont geen
droevig gezigte, gelijk de gevijnsde: want zy mis-
maken hare aangesigten , op datse van de men-
schen mogen gesien worden als zy vasten: voor-
waar ik segge u datse haren loon weg hebben,
berjï 17. Maar als gy vastet, salft u Hoofd, en
wascht u aangesigte. ï|aar toerft toaj» batfe baar
ïmofb ftrombe ai£ een biefe; tan toeten bat een
riet of bicfe fig bungt in ben tap/ en ffgftram
bertoant/ te Bennen gebenbe 3ijn ftoaftfieyö ban
niet te Hunnen fig fclben opïjauben. <£nen faa
beben jy/ en bertoanben ban bupten een geho-
gen öaafb/ eben abj of baar toert ooft foo ge-
bogen toa£/ boo? b?oeffieyb ober fanben/ en
ober <£atr# oojbeelen. <§oa berrigte David fulftg
feer loffelijft/ abj fin haften boa? fijne gateren/
^f. 35: 14. Ik ging steets als of \'t een vriend,
of mijn broeder geweest ware, ik ging gebukt in\'t
swart, als een die over sijn moeder treurt.
a. Eenen sak en assche onder sig spreyden, \'t
taa£ beel be getooante/ faft en affe/ ahi "een tee*
ften ban be upterfte rouwe 6y malftanber te
boegen/ ïtlaagl. 2: 10. De oudste der dogter
Zions sitlen op der aarden, zy swijgen stille, zy
werpen stof op haar hoofd, zy hebben sakken
aan-
-ocr page 270-
over Jesai 58. vers 5. 6.
209
aangegord: De jonge dogters van Jerusalem laten
haar hoofd ter aarden hangen. 3ion. 3: 6. ïfèatlt
be Koning ban Ninive, <ëob3 taoojb boo? Jona
hoorenbe/ fronb 00 ban 3ijnThr00n.ro bebe 3ijn
gccrïijft oberftleeb ban fig/ enbe fin fiebeftte fiem
met eenen faft/ enbe fat ncber in bc affcfte. Daniël
9: 3. Ende ik stelde mijn aangcsigte tot God den
Ilcere, om hem te soeken met den gebeden, en
met smeekingen, met vasten, ende sak en assche.
®e faftften plegen 33 tot fiebtafnging ban Rare
tïcfiamen aan te gojben/ taeïft ban een ftaire
fnecic gemaaftt/ ober gaat naaftte lijf gego?b
toierb/ om te fietupgen fioe betre 311 ban ber*
maan gaar feïben ontttoftften/ gelijft mebe ban
alle tieraab. »E>og gier taerb een fpjenben ban
j faftften untgeb?uftt/ \'t taelft miffeftien af \'t felbe
ennbe en nogmerft fal geftab {jennen/ gelijft 33
ban ban geringe ftoffe taaren. ü£e assche taag
een teeften ban beragtinge 3ijn3 felfé/ betungen*
be baar mebe fiaar toalliglijftfienb/ en ontoaar*
bigfieub boo? ben ï^eere; fteböenbe betbientafcï
ftaf en affcfte/ in too?n bertreben en bertao?pen
te tao?bcn: gelijft \'t ooft foo ban Abraham ge«
u?unftt taierb/ <£en. 18. en ban 3fa6 22: 6.
3ijnbe sakken boe foo gemeen/ bat ooft ben
Koning ban Ninive, en 3ijne <£>nberbanen/ fcfioon
Heydenen, bie taifren te offeren.
2. J|et ongenoegen <6ob$ ober befe maniere
ban vasten, al$ niet genoegfaam; b?ttftt <#ob
unt boo? twee vragen, om foo brei te meer be
fefterfteab ban 3ijn ongenoegen te ftennen te
geben.
1. <§oub fiet fuift een baften 3ijn bat ift ber*
ii
                         Bief en
-ocr page 271-
210               Lodesteyns Predikatie,
ftiefen foube? \'t itëoojb verkiesen, fieteftent af*
fanberen/ 33eutr. 7 : 6. Uw heeft de Meere uwe
God uytverkoren. 3S*e ü^eere taiï feggen/ soud
sulk vasten verdienen den naam dat ik sulks uyt-
gesonderl, en geboden hebbe; gclijft ooft foo boa?
geuieben/ <£ob be ecne fafte affonbert ban ben
anberen; en in befen opftgt mo?b ïjier uytkiesen
genomen/ Ijet allen leggen/ atë ietg baar mijn
genoegen in 537 bat Jjet nagebaïgt tao?b/ taoncn*
be foo 43ob£ taille/ boa? taclftcn fjn ietst gebieb:
foa bat töab in \'t Ijauben ban ben 23ibbag/
baat na fict/ of Iju \'t alfoa in 3ijn taoo?b ljecft
untgelegt/ gelijft ben menfetj ïjem toaarneemt.
q&enocgfaam te Hennen gebenbe/ bat <öob een
untfiiefer en gebiebcr ban ben Biddag té.
a. Soud gy dat een vasten heeten, en een dag
den Heere aangenaam? <Pe b?age ftan tacber
ttoeeïebig aangemernt taojben.
i, Soud gy dat een vasten heeten den Heere!
afê of <£ob jenbe/ mcend gy dat soodanigen han-
del, sonder ware bekeeringe, den naam van een
vasten, ter eere Gods, mag gehceten worden?
meynt gy dat ik sulke vaste dagen verkoren heb-
be? Soud gy dat agtcn den naam waardig te zijn
van vasten\'? 1. «êoub gn meencn bat get een bag
mag ïj reten ben ^eere aangenaam/ in een fafie
Die iït niet geboben ïjeöbe/ bieooft be naam ban
een gob^bienftig taerft niet toaarbig \\p. «êoube
bie mijn aangenaam jijn? <§aube baar mijn
genoegen/ tontentement/ en toeftemming aan
gegeben mo?be ? \'t %$ taaar <6ob geeft een
toelgebaïïen in een tacl geljouben Bededag: en
alles taerb b:aagsüii)i\'c boo?geftelb/ om te ïtr.ig>
tiget
-ocr page 272-
over Jesai 58. vers 5. 6.            211
tigct <öob# ongenoegen unt te b?uftften/ en
aïlefintg ais met een buooele/ en mannelijke
taegtaetpinge/ te toonen bat Ijet hem niet fie*
Ijaagben.
2. Deel. \'t ©afte nu op bc regte maniere/
\'t toelft <6obe befiaagbe/ too?b boo? gebjagen
\\}tt$ 6. Is niet dit liet vasle dat ik verkiese, Scc.1
BDn fiefioen Ijiec een gebeeïte ban be regte baften/
en oesfclf!» iiefcft?ijbing: bedelft.
i. téc befclj:i)bing ban \'t geen tot een regte
Vastendag\' berepfeftt tao?b.
a. 3£>e b?agc baar ober gebaan/ tot appro-
batie.
i. ©erftfiepbe erpjefficn jijn fiier. i. \'t ïof*
maften ban be ftnoopen bet tëobloosljcpb. 2. \'t
«ontboen ban bc banden bes" jofts\\ 3. £>at gn
b?u lo^ Iaat be berpletterbe. 4. <£n aile jaft
berfdjeurt.
Èlkt al§ of befc taoojben nu faube toefen een
taegneminge ban \'t boo?gaanbe/ maar een tin*
boegingc i$ bobcn :t felbe/ om aan te üiijfen/
bat tertoijl ljet een gebaan/ Ijet anber niet na*
gelaten mogt too?ben.
1. ^pzceftt ftn ban \'t losmaken der knoopen
van Godloosheyd. ^Pefc taoojben taojben ban
bc Uytleggers gcb?agt/ bat <J?ob toiï bat be
Joden" ftaar Broederen bic 311 tot bienft&aarftenb
geftogt ftabben/ en op een fecr bj?eebe en Ijarbe
tnijfe misljanbelen/ in aïlerïep flaafagtigen arbepb/
\'t bielft ïjaar berboben taajS/ 3Ccbit. 25 : 39. fou*
ben b?p laten gaan/ ten minjlcn foo niet 6e*
(blaren/ gelijft ;p tegentooojbig beben: befe fin
ia 0oeb/ en foo is \'t bolgcnbe ban als ber*
14*                           fcfieptoe
-ocr page 273-
212                Lodesteyns Predikatie,
ftïjepbe crp?efficn/ op een en befeïbe faaft ficnbe/
ftier op te boegen.
i. 3^00? be knoopen der Godloosheyd ftannten
berftaan/ alle sonden bie moebtoilfig in 3[uba in
ftoang gingen/ \'t 33 tegen be eerste of tweede
Tafel ban bc Wet. \'t £>n boa? aDbetljeben/
|>?iefteten/ of aDnberbanen toierben 6eb?cbcn/
gelijft ban upt \'t betbolg be£ Cappittels tod uan
afgenomen toojben/ bat\'et meet fanben in fmang
gingen/ betoijl et meer beugben gecommanbeetb
taojben: Cn met tegt knoopen: foa men maat
be fanben/ biemen uyt bettelftenb tn maebüriï
gefetjicben/ abettoeegt. B5ant
1.   3?aar 3tjn bccl knoopen 6n maïftanberen;
en bie be eene fonbe bermclftomt/ ftan be an*
bete niet buuten fiuptcn/ bebrijl be fonbe na
fig ttcftftenbe/ en b^ugtbaat tó/ Sjaft. 1 : i .
2.  Knoopen om batfe foo baft fluptenbe jijn op
maïftanbctcn/ en met baft ftauben/ \'t geen baat
een? in bcfioten i$/ en noobe pet£ laten flippen.
3.   <&m batfe foo beftoaatujft nonnen open ge*
baan mo?ben; foo \\$ \'toon moepelijft de knoopen
der Godloosheyd te openen en te betfiieften:
$>aar moet een fiobcn natuurujfte ftragt ftomcn
bie bc menfrtje ftelpe.
2.   $>efe knoopen foo baft/ moeden los ge-
maakt taojben. 1. 3Poo? be fanben in ftaat
regte natuut te ftennen/ baar bjoebig en ge«
boelig ober te jijn/ batmen foa onfe en on£
naaftenji jfeïe/ betbo?ben/ en <£ob baat boa?
onteert en bettao?nt geeft/ 3ïaft. 4:16. oPelijft
niemanb een knoop ftan openen/ of fin moeftfe
eer berftaan. 2. 3Bob:g i£ \'t bat fuift een fig
met
-ocr page 274-
over Jesai 58. vers 5. 6.            213
met ten babelijft boojnemen affcftcpb ban \'t
rpiabc/ en op fig neemt bc moente/ bie tot
oüertainninge ban ïjet npaat nobig 3ijn: «tfeftjft
niemanb een ftnoop oyent/ of ftn tefolueert baat
taetft ban te maften/ en tijb toe te boen. 3. <éuïftf?
gefeftieb boo? een babelijftcn fttijb/ met betftanb/
taille/ en genegentftcben/ omfc moester te tua?ben/
Itam. 12:12. <£enjft een bigt aan een geftaalbe
ftnoop; ja ftnooyen/ niet fonber grootc maepten
fag brillen. 33og faa men fiet alleen bril paffen
op ïjet cetfte/ faa taajben boa: be knoopen der
Godloosheyd, bie btainglanbp berftaan/ bie be
mecrbeie tegen be minberen öeginnen/ en gefteel
nagelaten moeften too?ben; öpfanberlijft ban be
heeftere en =D?outuen/ tegen3 Ijaar ïincgt^ en
£>ienftmaagben/ baarfe ober ftaar tijb te ftarber
i te boen dienen aftj geoo?Ioft ma^.
2. Dat gy ontdoed de banden des joks. ï}ier boa?
moetmen berftaan bie ftarbe ftanbelingen/ bie be
3taben in bcfen tijb met ftaar Knegt^ en ^Dicnft*
maagben ljieïben/ bie Ijaubenbe ober ben tijb ban
6 Süaren/ en in \'tfebenbe 3aar niet b?p unt fen*
benbc/ \'t taelft ftaat nogtan£ geuaben taa^/ €rob.
21 : 2. Als gij een Hebreeuwse Knegt koopen sult
die sal 6 Jaren dienen, maar in \'17 Jaar sal by vry
nytgaan, om niet. «Of bie met ftarber bienfruaar*
Ijeib b?ufiftenbe/ ban <öob toegelaten ftabbe/ "3teb.
25. ïPat befc fonben in 3Cuba raa£/ i$ af te
meten unt 3fcc. 34. vE>it ontdoen bat <£ob ge*
bieb/ Xaaé ftaat in b?nftepb ftcenen te fenben
na tfaöo gcöob/ gclijft 3p bat ooft trautoelooS
belooft fiabben. 3. Dal gy vry los latet de verplet-
terde: berflaat ftier baoj/ bie aftj boa? onregt»
baar*
-ocr page 275-
214               Lodcsteyns Predikatie,
baarbfgheib/ quabe p?actijftcn/ en te groote tooe*
fier berarmb toaren; gclijft fulïté ban ben rijnen,/
ontrent ben armen/ plaatg habbe; ftet foobani*
gen boo?bal/ di5eh. 5 : 7. ^en toate batraen
hier befelbe perfoonen berfronb/ alleen maar ren
groater tra» ban tonljepb ftcllenbc: \'tXa? laten
toa& Ijaar rutpt te fegeïben onregtbaarbige frhul*
ben/ en taebcr te gebcn Ijet geroofbe gaeb.
4. Kn alle jok verscheurt, alë of <J3ob tailbc feg*
gen/ boeb geheel te nictc alle oberlaft ban fflz<
butoen/ en JDecfcn/ arme bicnftHnegtcn/ bjeembe/
en/ ingruoo:ne; maant nu een ennbe ban alle
befe handelingen/ op taat taijfe/ en ontrent taat
perfaonen het 3ijn mag/ al taat maar een jaft té.
SEmanb mogt bennen/ of bit ban be gantfche
fafie i$ ban ben Biddag, foo ontrent jijn naaf-
ten te hanbclcn/ gelijfi ahj in bit/ en in \'t bol*
genbe vers jjctoonb tactb. 3©ect ban neen, bog
foo boo? be knoopen ber ongeregtigheyd, aïbcrlcn
fanben berftaan too?ben/ foo gebt gp meer. oDofi
toont *öob hier maar bc notaöclfte fonben/ bic
op befen tijb be ergfte taaren/ fonber nntftuH*
tinge nogtan£ ban be minberen.
a. JSu bjaagt q?ob/ of niet dit \'t vasten is,
\'t welk hy verkiest, \'t geen <#ob in 3ijn taoo?b gc>
fioben/ en boo? erempelen btftragtigt heeft/ en
foo getoont taat jijn taille ië/ en \'t geen be naam
mag boeren bat het boo? ben ïjjeere \\$/ en <&abc
aangenaam/ baar hp genoegen in tail nemen/
tn \'t fefbc tail oclooncn/ bolgen^ jijn toefegginge
®at nu fulïrê b?aaggtoijfe boojgcftelb tao?b;
geeft een dubbele affirmatie te hennen/ bat get
fefterlijft foo f#.
Want
-ocr page 276-
over Jesai 58 vers 5. 6.             215
itëaar upt tap ïecten bat <£ob geen genoegen
fteeft in öe upttoenbige onberfioubingc ban ben
Biddag, maar bat 6enePcn£ befclue nog moet
Hamen be intaenbige beftectingc bc£ fjetten/ bat
be unoopen bet o?obloa?ljcpb lo£ gemaafit tao?*
ben/ (Je. £>at nu 4?ob niet alleen \'t upttoenbige/
maat \'t intoenbine Po?bctb.
i. <£ulftg ulijftt uut Éael i: 16. i <Cfj?an. 7:13/
14. Soo ik. den Hemel toesluyte, dat\'er geen regen
zy. Ofte soo ik de Sprinkhanen gebiede het Land
te verleren, of soo ik Pest onder mijn Volk sende:
Ende mijn Volk dat na mijn name genoemd is,
sig verootmoedige, en bidden, en mijn aangesigte
soeken, ende sig bekeeren van haar boose wegen;
soo sal ik uyt den Hemel hooren, ende hare son-
den vergeven, ende haar Land genesen. ^iet
ooft 3Jef. i: ia.
2. Hit be natuur <6ob£/ bte na waarheyd
fiet/ en in taaathepb toil gediend 3tju. 43ob
Han met geen npttaenbig tacrft/ fanbet fterte/
balbaan 3ijn. <£ob Pril in d?eeft en taaatftepb
gebienb sijn/ 3Cofi. 4 : 24. 3. üpt onfen Text
boeb fig ban felfê bit mibbag Hiaat op. 4. &aa
in alle bagen ueftcetingc Pan nooben ip en niet
genoeg een upttaenbig Pettoan/ ftaebeel te meet
op ben fiefteet en Petfoenbag; ja bte Pet&abj?-
bag Pan oe taetften onfe£ Pleeftft?
ï©n ficn ban upt befe taao?ben/ bat foo top
een biddag fullen pauben/ ben ïjeere aangenaam/
bie niet alleen op een upttoenbige toijfc/ boa?
ftet tacfteHen en miellen Pan on? ligljaam moet
gehoubcn taojben/ maat öpfonbet intaenbtg/
boa: \'t 100 maften Pan be ftnoopen bet onge*
regtig*
-ocr page 277-
216              Lodcsteyns Predikatie,
regtigljepb en \'t ber&etcten ban on£ leben/ on*
trent <#ob/ en onfen «fèaafren.
Mu të \'t tijb bat top befe bergabering/ ceng
fin ben epfcïj <t5ab<é leggen/ en fin be tjanbelin»
gen ber itfaben/ baar af ttettftenbe bit upttaen*
bige gcfiaatben/ en nu ongetaoone ïjanbelingen.
i. $>cfe Sobcn bie gielben pet baar boa?/
bat\'er bagen ban baftcn en bernebering moeften
3ijn/ om <C>ob£ too?n te panen/ en 3ijn oojbeelen
af te fiibben/ 3p Ijabben ojbinare fiib en treur*
bagen/ biefe bjptoilüg op fig genomen Ijabben/
fonber bat 45ob gaar baar aan berfionben pabbe/
até fiïijnt/ gatp. 7 : 5. maar fig baartoe ber*
pligj agtcn/ tettoijl jn &ob£ oo?beelen getaoelbcn.
jloo tap nu tot ontf ©olft gaan/ bele geloo*
ben niet bat\'er in \'tB. (C 23ebe-bagcn ban
noaben sijn/ bat raafttc be 3ioben; maar top
fieleben nu bie peerlfjfte bagen besi 33. (C. nu
fuflté onnoobig; eben au? of\'cr/ Matt. 6. en ai.
9Ctt. 13. ban geen Bededagen getaag taierb ge*
maant. 3Cnbere 3ijn foo filinb/ batfe geen oo?*
beelen Hunnen fien/ bie op on£ leggen, liomt
45ob met oo?log/ flegte tijben/ taater^nooben/
fto?m-toinben/ ober ben Zeeman, boojfijeften
ban bijftcn ober ben Landman , bie jijn getaag
upt ber aarben taegnemen/ ongebierte/ gefi?en/
en oberbloeb ban taater/ en regen/ en fioben al
be pïage ban een berfroftt en ongeboeïig per*
te/ bat fig taepgert te fiefteeren: bit ïtan men
niet ften/ of men refient pet niet/ men maant
\'er fig part tegen/ of met be Atheïsten, men
ftaat fip be ttaeebe oojfaften: \'t %$ \'t minfte getal
ban 3Jntaoonberg bit flegt baren/ enbe Hofrenjft*
pepb
-ocr page 278-
over Jesai 58. vers 5. G.            217
pepb ber graaten ftan men tael miffen; bh$ men
ben ^Sibbag annoabig agt; bkg jijntoe erger
ban be Joden, bie tael oo?beelben batfc maeften
geöauben tao?ben.
.^00 top nu een? gaan tot tjet bieren ban ben
23ibbag feifj». i. "Staat bc boo?berepbing Setup*
gen/ poe pet ftaat met be mcenigte/ al$ be Mis-
sive i0 afgelefen/ bat taaö tjaar geen taaarfrtjou*
tainge om fig nu te berepben baar \'t aberbenften
ban bcg ïanbjé fanben/ ban be ïterft/ onfe Jper*
foanen/ en ïjuppgefinnen/ maar alleen om ben
tijb beftenb te maften. 3Klfmen bernam men faube
fmceften baa? onfe ^acberen in be bcrb?uftv
Hinge/ in Vrankrijk, en Savoyen, kc. 3©at ope-=
ratie Ijeeft pet in an£ gebaan ? ©eele sijnber niet
meer ober geraaftt/ até af bit in be tacrclb niet
ma£; 3p gebben geen pert bao? paar epgen tael*
ftanb/ mat fouben sp pet ban nebben boo? <&aüê
fterfte: <éfjn bit niet be gemefte en gerufte te
Sion, be fefterc op ben Berg van Samaria; ja
meenigte Ijeeft pet tot een ïaft getaeeft/ batmen
ban 3ijn taerft en bermaaft foa lang moet ftaften/
batmen taeberom foo beel tijb aan 45ob/ aan
3lanb/ en ïierft/ aan an§ epgen 3iel faube geben:
.üfóaar fulftji peeft men niet boa?/ bu£ men
fhmmer alg be Joden, taant\'t upttoenbige taierb
nog onber paar gebonben.
a. ï^e Joden berrigten befen bag beel beter/
en \'t taajr <6ob nog niet genoeg/ zy quelden
hare zielen, bat i$ §aar perfoanen met vasten:
<%t ftromben paar hoofden alg biesen; jp faten
in sakken en op assche; fcljaan bat fulft£ niet
meer bp onjf in geb?upft ijl/ foo ftetmen eben*
tael
-ocr page 279-
218               Lodesteyns Predikatie,
tael gare uuttaenbige betncberinge/ tocg bocnbe
fni$/ en b?anft/ en aïïc cieraat; bat in fig fel*
hen tael taa£/ en on£ na te balgen ftaat: \'t
<0ntu:aft maat baat aan/ bat fict geeftelijfte
baat niet bn toaé/ gelijft \'t moefte/ foo \'t <£obc
behagen foube, fyat bcel minber fal bit toeberom
jijn aï£ ban be Joden, foo tan niet taiïlcnö blinb
3ijn ? .üfêeenig beeft 3im morgen-offer ban 25?an*
betaijn en (Cabaft al geftab/ eet fin friet rruam:
een anbet ficeft 3ijn maaltijb \'et al binnen ge
fet/ eer fijt fiier genomen i£. %& bat jielen
traenen: ja foo xa$ fin maar tfiui$ Bomt/ tn bc
gantftften bag boo?/ fal \'t on bien boet gaan.
€n foo ip\'er geen fictoaning ban cenig leeb*
toefen ober be fonben/ ban eenige berootmoebi*
gingc be$ hettcn boa? 4?ob: «éal bit baften fieeten/
of <i?obe aangenaam toefen/ bat in betre na foo
lang niet tijftt até bet Joden baft-bagen? <£n al non
be meenigtc met een bag baften berligting ban
<©o?bceI/ en toegncming ban fonben Hengen/ fin
foubcr hem miffcfiien foo beel niet aan laten ge*
legen leggen.
3. <Du£ bc Bededag, minber atë befc ber
Joden, boo?gc&?agt jijnbc: foo fieeftfe ooft foo\'
banige nabetragting: men letter niet 00/ of 03ob
ben Biddng segent/ of onfe <#ebeben berfioo?b
toojben/ taant ,;n fieufien niet gebcben al£ unt*
tacnbig in be &etft/ en foo i£ men geruft/ be
tijb i$ ober/ \'t taetft berrigt/ men té taeber in
be runmte. 25etet beben befe Joden bie letten
nog on ben untflag; en blagen/ waarom vasten
\\vy, en gy siet het niet aan\'? Waarom quellcn wy
onse zielen, en gy weet, nog merkt het niet\'?
en
-ocr page 280-
over Jesai 58. vers 5. 6.            219
<£n bnp Slagen jn ober Qct niet faerftrijgcn ban
\'t geenc 311 begccrben. oD b?oebig Neerlands
Volk, bat fao bette i$ öcneben be unttocnbige
«öobBbienftigc Joden.
III. 3Caat onS nu £>obg toelbcljagcn boe ben
bag geftoubcn moet toojbcn/ tcnö leggen bn tjct
baen ban onfc ICunben/ en eens? ften Ijoc beef
bet fclbc bcrfrïjilb. 3J3p fullen Syfonbrr ober*
taegen biat knoopen der ongerechiigheyd onbcr
an$ jijn/ en bat bic niet los gemaakt mojben/
op be Vast en Bededagen.
i. <§iet of in onfe Overheden niet b* een
knoop der ongerechtiglieyd, bat toelaten ban \'t
(Uobloofe Pausdom, bet bagclijfiié bie <Cob bcr*
loochening gefien moet too?ben/ fteööcnbe be
b?ne oeffening ban Ij are ïteligie. \'t oDntftenligen
ban bc£ ©eeren bag/ boo? eetcn/ bjinften/ en
filinften: <35iet cen«« be gantfrtje Wet boo?/ hoe
onfc «öberigftepb ftljulbig ftaat aan \'t niet main*
teneren_ en nntftcyligcn ban d5ob?f gtboben.
2. <3iet cengr in Kerkenraden; bc Leeraren
meenigtnaal aarb^gefinb/ fo?geïoog ober be
Kudde, gaar gemaft maar foeftenbe/ of boo? een
foete/ fagte/ opgepjonftte f??cbiftatfc/ jfjn fonber
gettcn te raften bergenoegt. 3!a bie nu toat
boen toil boben een anber/ en toat bctbeteren
mil/ en fp?eeftt ban Reformatie, bat i$ be ge-
sprenkelde Vogel, 25cfialben ban baar onfrigte*
lijft Icben/ en omgang met be menfeften. Mu
paft \'ttoOO?b %tt. 42: 19. Wie is blind dan
mijn Knegt, en dool\' gelijk mijn Bode die ik sende,
ïceft eeng 3Ber. 14 : 12/ 13/ 14/ 15. en 16. befc
.«•brut ió in onfc ooten becbulb; bc gaebe niet
te
-ocr page 281-
220               Lodesteyns Predikatie,
te na gefp?oftcn/ \'t nu met be Voorgangers
ter Kerke faa flegt geftclb/ altf out te noren/
taant beele ïenber^/ jijn nu berlcnberé. Ouder-
lingen en Diaeons jijn fao anbequaam/ of na»
ïattg/ en bol menfcljcn b?ee£/ batfc niet een
tooojb fp?eften tot onberrigting/ optoeftfting/ en
berttoofting ban anbere/ 3Jef. 29 :10. Want de
Heere heelt over u uytgegoten eenen Geest des
diepen slaap, en hy heeft u oogen toegesloten. &c.
3.   oDbet be q?emeentené legt tegentooojbig
1. een onuntfp?efteIi)fte fojgclaosljeub/ alfmen
ftamt on menfegen bie nalatig jijn in \'t gcb?unft
ter mibbelen/ al bib gn ijaar met gebautaen
Qanben/ om gaat jiel en faligftenbö mille/ om
Ijaat eeumige ftaat ter öerten te nemen/ 3n
tao?ben baat foobecï boa? betaagen/ até male.
fteenen: niet een uurtje meer brillen jn aan be
Godsdienst beftcben/ beel min een bag in be
geeïe meen. <Pie <£ob3bienftig 3ijn/ bie laten
§et baat bu binben/ alffe maar mat geljoo?b
ïjebben. ïtëaar ftamt men ecmj bn menfrtjen/
betlcgcn aber jijn siel£ ftaat? maar fietmen een
ftljjenen boor obertupging? faa bat be JCecraren
bie op be Schapen letten/ maebelao^ ma?ben.
a. 3Èn \'t gemeen té\'er een fatljenb en ftittelag*
tigöcpb: men fioojb nu ïiefft Vaat bifputen/ en
fpetulatien/ al? \'t geen op \'tljert aanftamt: 5Can
fuift pjebiften Ijeeftmcn nu geen beljagen. 3. €tn
utnljcnb in bc <#ab£bienft/ boa? aneetbicbigljcnb/
simmen fit en flaapt/ en uit be ïterft loopt boa?
be öoööbifnft gebaan is/ als of men niet Ijacfbc
te bidden, een geen zegen nabig Ijab.
4.   J|ae gaat Ijet in be Huysgesinnen, leggen
baar
-ocr page 282-
over Jesai 58. vers 5. 6.            221
baar geen knopen ber ongeregtigfienb? fioe ftegt
maften het bc Ouders met gaar Jiinberen/ bede
baenber niet meet taerft op/ aï£ aan be heeften:
toat leefen ban <£ob£ taaajb/ biat gebcben/ toat
Catkhifatien fiebben 3y ï Émmeré oub en jong/
jijn fao ontoetenbe atë \'t onbecnuftig &ee.
5. a?aat nu eenj? aan \'t ïjert ban elft/ baar fal
\'top 3ijn fnoobfle jijn. £>e ongelobigc beragten
Ijet Evangelium. 3?ic <6ob niet Bennen/ nog b?ee*
fen/ balgen gaat engen fin en luft. 3JDat jijnber
beeï fojgdoofc ontrent be faligljenb/ en een fleur*
agtige ongobbeïijfte Godsdienst: fanben tik men
ncgaat met gebagten/ tooo?ben/ en toerften. %n*
bere boo? menfcljcn-bcecj? ontfien/ en oberfien
fao beel/ bat <öob£ jaaft baar boo? lijben moet/
en men ftg tot een flaaf ftelb. ^ier Ijeerft quaat*
aarbigfienb en tao:n/ baar onftunóljenb/ ober*
baab/ en bjonftenfdjap: ^iet té be Ijoabaarbige/
en nijbige/ en gierigaarb: 3t>aar be agterftlapper
en leugenaar/ o? bic een anberfabeïijfte begeerte
Ijeeft na \'t gecne cen£ anberen i§. <® elft b^age
een£ toat 3ijn Konings-sonde i#/ en taelft be knoop
mag sijn bic ftp gualijft lag ftan maften/ tertaijl
Ijn aan bcele fanben ftljulbig të. ^aar sijn ban
fcfterlijft knopen der ongeregtigheyd &n ons/ bic
ooft boo? \'t p?ebiften en bibben/ op befe Vast en
Bedendag, geenftnt^ lap" taojben.
Mijne vrienden; bit ren bag ban baftcn/ en
ban berneberinge onfeö felf#/ boo? Gods hooge
Majesteyt; <© toa£ Ijet boo? ontf een bag ban be-
keeringe, foa toel al£ een bag ban bibben/ om
6abö gunft boo? nn£ te foeften/ en be taare bcr*
anberinge onfe£ ïjerten Immcré b?aagt be
ïfetre/
-ocr page 283-
222               Lodesteyns Predikatie,
ï|cere/ is dit niet het vasten dat ik verkiese, dat
gy los maakt de knoopen der ongeregtigheyd en
godloosheyd, den armen verdrevene in u huys
neemt, en den hongerigen u brood mede deeld.
Maat in pïaatg ban bit/ gebben tan bet tegcng
ben $>eere bcrbo?ben/ en mogen filagenbe feg*
gen/ ahj <J3egemia i: 7. Wy hebben het tegen
u gantseheljik verdorven, \'t taelft in Moses boa?»
fegginge té berbulb/ ^eut. 3a: 5. Hy heeft het
tegen hem verdorven, het en zijn zijne Kinderen niet,
de schantvlekke is haar: \'t Is een verkeert en ver-
drayt geslagte; <§p gabben gaten weg foo tael
alé gaat selven betbo?ben. <§onber deugd ij?
ben mcnfcg berbo?ben/ na jieï en liggaam.
<§p taaten nog tael Gods Volk, boa? foo beel
$p in \'t upterlijn ©erbanb met <J3ab taaten/
bie nog 3ijn ïtinbcren onbct gaar gabben/ taienj?
God gp taa£ en bleef; nogtan^ be ï|eete fegt/
het zijn mijne Kinderen niet, ik kense niet soo
alsse nu zijn, soo heb ik ze niet geleerd, en on-
derwezen; <Pe fcganbblenfte ig niet ban mp/
maat gaat epgen; tettoijlmen <6ob fmaatgepb
aanboeb/ en jijn naam om gatenttail gelaftetb
tao?b: maar bit taant mn niet/ tail bc $|eere
feggen/ taant get en zyn mijne Kinderen niet,
get itf gaar frtf# tot fcganbe/ en frgaamte; Ik
hebbe haar myne Wetten gegeven, maat bie geb<
fienfe berb?apt/ foo tael al£ mijn heylige waar-
heyd; 3£ao? be leere ber genade gc& "in gaar
ftragt gcgebcn tot heyligmakinge, taaat boo? 3p
mijne ïnnbeten foube too?ben/ en uptbjirftncn be
firagt ban bie genabe/ goc geplig en beugbfaam
bie 3ijn/ om in bertooning ban 4?ob<J gepliggepb
en
-ocr page 284-
over Jesai 58. vers 5. G.            223
en uceïö tot tere ban <£ob op aarben te leben.
«ïitëaar bit berftecrt gefiagte Ijeboen abj een ligte
snelle Kemelinne hare wegen verdrayt, %tt. i. fa
mogen mijn ©oIft fcljijncn te jijn/ maar ift Ftenfe
boa? be mijne niet.
S^ct een ftg?iftfteïijfte geftaltc ban Gods Volk,
afé öie foo ij?/ bat alfmen met berfranb befïet/ bat
Doïft baar be föeere een £eröonb me maaftte/
men feggen moet/ hel is Gods Volk niet meer,
bctoijl ön gaar be unterfte rutuiene b?cpgt/
3[ef. i. Wee den sondigen Volken en verdervende
Kinderen; baar ban be ü^cere goede druyven bcr*
taagt ïjabbc/ afê ban een edelen Wynstok, maar
Ijebbcn slinkende druyven boo?tgeb?agt: baarom
faubc 3[eljaba garen Thuyn meg nemen/ en gun
muur omber bicrpen/ ja gaar tot berberuing en
uertrebing boen jijn/ SDef. 5. abj get. 1. Ik
hadde u dog geplant eenen edelen Wijnstok , een
geheel gelrouw zaad, hoe zijt gij my dan veranderd
in verbasterde ranken eenes vreemden Wijnstok?
i|ier mag «3ob£ IMft beranberb/ en gantfeg
berbojben/ foo bat gaar gegeele natuur beran*
berb taaó/ en get gerte t\'cenemaal berbo?ben:
ofmen ban tail roepen ban bcje eu geene fonbe/
bie onber Gods Volk in ftaang gaan/ bat \\f nie>
menbal/ men moet bieten bat Gods Volk aan get
gerte bcrbo?bcn i$/ en bat moet boo? £>ab \\xt*
leben taa?btn/ tertanl ton fien bat get tegen*
moojbig met on£ ooft foo flent geftjjapen (laat.
1. <Pe ïfeere <tëob gab ong 3tjn woord en gen»
ïige waarheyd gegeben/ en bte gefuubert iian be
groutuelijfte btaalingen bep Pausdoms, uut tacïfte
biftfie bunfttrniffe <#ob onp gaf bat geylig ligt
ban
-ocr page 285-
224               Lodesteyns Predikatie,
ban bc peïbere toaarftepb. B\\i om bit wit ön bat
swart teel te pen en ftenncn; <öob b?agt txnê in 3fjn
^un£ en binnenfte ïtamer;<l3abgaf on£ btLeere
der Genade, en bie foa ftceeïijft fterfrelb/ ali bat
eenige ttptfteftenbc lieerlijkstc en kostelijkste pand
op aarden/ bat boben be gantfefie toereïb bedje*
ben \\$/ alfao ftet alleen onfe siele fian falig maften.
<® taat maeftmen nu Gods waarheyd, en ïeerc
ber genabc ftcbbenbe/ een uutfreftehb geestelijk
Volk jijn. 3©p maeften op een bpjanberc taijfe
Gods Geest hebben/ bie boa? bc p:ebifting beö
Geloofs in be ziele bomt. ^oo bat tan nu
ïeeten bat tap geregtveerdigt tao?ben boo? ftet
Geloove, om niet/ fonber be werken der Wet,
$al. 3. Mn maeften top oaft uptfreften baben
bie ban \'t Pausdom, aftj pet ligt upt be bupftct*
nipy in fteiligftepb en geefteftjftftepb.
<ëelf$ bie ban \'t bïinbe Pausdom ftebben tacl
gemrrftt bat pet ©olft ban \'t &. <€. een geefte*
lijft ©olft maeft sijn/ baaram ftebben sp een
beef geestelijke b^rfannen/afêMonniken, Jesuiten,
Kloppen, Bagijnen, en Nonnen, bat toa£ faa 3p
meenbc en 3epben/ be Cleresie, af ftet erfdeel
des Heeren, gelijft foa aftj Gods Volk t\'famen
genomen/ foa gefteeten taerb; taant bie moeten
aftemaal geestelijk jijm itèp fioeben in geen
Kloosters te gaan foeften na be fieuftgftepb/ en
geeftelijftftepb/ taant bie binbmen in be prediking
des Geloofs. «ïtëaat taaar sijn nu onber an^
bie uptfteftenbe geefreu\'jfte? taaar taojb onber
on£ bat leven Gods gebanben? taaar jijn be
pielen bic met ftenïfge fugten geburig ban gaten
G&ob afftangen? taaar té anfen Hemelschen wan-
del
-ocr page 286-
over .lesai 08. vers ü. G.                  220
del met <öob? tap feggen tacl pet moeft foo
3ijn/ maar taat i$ bet? öc taetclbfcljc pbelgepb
fietmen beel meet in al on£ boen: foa bat be
J|eere bit ooft in ons? fienbe/ tegen m\\$ mag
feggen; Het is mijn Volk niet, maar een verkeert
en verdrayt geslapte, g-ft fie U3obs <6ce|t niet in
bie upterlijfte ^eïijberay om gaat jfel te be»
toernen/ en anbertoijfen.
3©aar taojb Gods Geest, bie on£ obertupgt
ban be heylige waarheyd, onber ontf gebonben?
fnbien tap bie taaaragtige waarheyd in on£
binnenfte pabben/ taat faubmen niet bootenen
baa? faet en fuut/ om te ftrijben bao? \'t Geloove
dat eenmaal den Heyligen is overgelevert; en taat
fauben tap baarom niet al tailïen lijben? maat
fiet bie ban Ijet Pausdom 3ijn meer obertupgt
ban Ijaar baï^gepb/ atë tap uan be taaarljepb:
ïfêat ftaanfe niet Haft boa? gare jfaöelen ban
\'t X5agebier/ en ^Cranfubfrantiatie/ en bfcrgelijfte
btaaïingen: poe pauben jp beel baftenbagen/ en
quellcn pare jiclen boa? Penitentie te boen/ na
be SSiegte/ en taat jijnber al 2ieïmiffen en an<
bere firamerpen/ bie tap oojbeeïen allti mi£
të. .jfêaar \'t 6p onai al beel beter ? men
toont bat be waarheyd on£ taepnig of niet aan*
gaat: baar ban baan nomen alle bie bubbin*
gen en ttaijffelingen omtrent be waarheyd ban \'t
nieutafle fatfoen/ een pber tail bic gefooben en
öefnoepen/ na jijn bebojben fi?epn en Ijarfenen
gem raben.
Christenen, taaar ftetmeu be pertlepbinge ban
Gods Geest, in alle 3ijne baben/ bie gein opfan*
oer aïg\'et geïegentgepb ban fonben/ of beugben
10                             ge>
-ocr page 287-
22b\'               Lodesteyns Predikatie,
gcpleegb tao?b/ ban tonnen bat <£obj? 43ceft gaar
boet in \'t particulier een Christen 3ijn. .ïfêcn
tacct toe! bat liegen/ en 3ijn bnanben te Ijaten/
fanben ij?; maar afj? be occafte ara te liegen/
baar ij?/ ban liegtmen boarj?|)anbj? toeg;entaic
gaat niet 3ijn bnanb/ bic men moeft iief tjeb>
6enï foo bat bc mcnfcljcn niet leeren boo? Gods
Geest, bic in gaar niet taoonb/ ïjoc foubenfeban
beugtfaam jijn. MHHtn boer fomtijbj? meer unt
ontfag ban een menüö/ alj? bat <i?aö^ <£ce|t
anj? intoenbig bomt te leeren. *Pen geeft bcr
anbcrtaijftngc fetjijnt geljecl teeg te sijn. <S>ict
in at ftinberen/ aljrfc in be Catitljifatie Komen/
niet al? nbeiljcnb/ en fpcefégcnnttjepb/ en on>
aanbagtigtjeub: Roemen 3ijn beft boet/ men
fianber nautolijnj? at eerfte beginfclen/ en mellï
ban Gods woord inkrijgen/ toant Gods Geest ij?
niet in Ijaar/ omfe tot aanbagt te bjengen. €n
falmen bie toat grooter jijn/ be waarheyd in*
planten/ bie boïgcu Ijaar fin/ en engen fpctu>
latien. <E>ie meerberjarig 3ijn/ 3ijn te oub en
bom om te leeren: foo battoc Waar onber om.
fien/ bat Gods Geest, en bc gecftelijftljenb ban
be <£obj?bicnft/ onber onj? toeg ij?, ffln moeften
alle geestelijk 3ijn/ en ftet baar ij? fipna niemant
te binben/ bic regt geefteïijn ij?.
2. $ceft at i^eere onj? 3ijn Ijenlige taaarljenb
gegebcn? Ijoe pberig moeften tan ban toefen/
om bit toaarljrnb te betrapten? Ifttt ij? Ijet
albcrKafteitjbfte en Ijeerlijttftc onber be fonne;
Ijoe moeftmen ban baar mebe opgenomen 3ijn/
alj? met bat fiofteïijfte en p?afijtelijne ÜDaojb?
ï|oe naarftig moeften ton <#abj? tooorb lefen/
en
-ocr page 288-
over Jesai 58. vers o : 6.             227
en geen laapen baar het fttagtig gepjebiftt tao?b?
§at moeflen tan anfen tijb untnoapen/ om bie
fiarteïijtte Parel öcü Cbangeliumji te Hoopcn?
i^et i$ fcftanbe bat be ïterften famtijögf faa leeg
Sijn. Stater maar een Quaksalver onber ong
fiomen/ bie een Toneel aprigt/ en baar een beel
fotDcben/ aanrigt/ om 3tjn taaaren te pjefen*
tecren/ baar nomt meer bolft om bie te fien/
en baar ftaat men ün en ftijftt faa aanbagtig
fonbet aogen te bcrb:aancn/ uuren agter een;
faa batmen meer menfeften baar fiet ban baan
ftomen/ até unt bc Siern. 35? bat niet fclj^ift*
ftclijft/ bat in faa een Siad al? bit ig?/ baar faa
bcel "3Eeeg-gangcr£ sijn/ be Jüernen leeg 3ijnbe/
men boa? ftaelen en Bannen moet pjebiften:
\'t taclft fp?unt unt luftcïaagljenb/ en bcragting
ban d?obé bierbaar i©ao?b; en faube bat Gods
volk jijn? mag ban be ^eere balgen? anfe tjCert
niet feggen/ op onfe berbabjï bagen/ soude het
snik een vaste zijn dal ik verkiese, dat de inensch
zijn ziele een dag quelle, en zijn hoold kromme als
een biese? maantmen faa een regt gebjunft ban
6ob£ eeutaige ïiefbe/ en leeftmen op aarben
alleen boa? 43ob/ tn fulfie taclbabcn tuaarbig.
3Hmmcr|? mag be J^ecre ban te regt feggen ban
on£ gebefajmeert Christendom, 35 gebben öet
tegen|f Jjem berbo?ben/ het en zijn zijne kinderen
niet meer, de schantvlekke is haar. 3Jft tuil niet
onber u omgaan/ met eenige bebeftfeïen ber
fcljanbe/ nog in fjeb niet boo? Ijarber agter u
aan te bjingen/ afê een ijarber betaamt. 3|ït
tail ïjet rjuaat onber u niet berfmaren/ taant al
moube in bat boen/ ift en faube Ijet niet non*
15*                           nen
-ocr page 289-
228               Lodesteyns Predikatie,
nen toen/ toant ftet berterf en tien oertaal/ ie)
onter on$ te g?oot.
<®m nog eens? op nicutoe? te Beginnen; foo
geef ift u in bebenfien/ ahi ton onfe ftinberfteng
na te ïierft 6?aijten om geboout te too?ten/ tat
moeftmen toen omfe Cfijiftu? taaarlijft ingelijft
te ftrijgen/ tao? ftet teeften be£ ©eruonbe?. &n
taat aroepb ftefioojben ton tan aan te taenben/
omfe bcrtaolgcne? ban te waarheyd unt Gods woord
te onbertaijfen/ om haar bah jongs? aan ten
J|eere te lecren ftennen/ met te leere en \'ttoerft
ter genaate. .uivaar fientae een?? regt in ftoe ftet
gaat met te ï|tinsgefinnen/ te ftinteren toojten
oebojtaen taan jonge? op/ foo tat aïe?fe 16 a ao
3fiaren out jijnbc/ ftomen in te Catirtjifatien om
ontertaefen te toojben/ en tot !Hibmaten aange*
nomen/ 3p jijn aÏE? puure Heydenen, tie nopt
ban te waardheyd gefioo?b fteoïren; ja erger jijn
fe ahj peptenen/ tie Begeriger foute ?ijn om te
leeren: .!0u op tie blinten lept ten bloeft niet/
maar op onfe €fi?iften ftinberen lepb ale? <6obe?
faïoeft/ toant baar is? niets? goeb£ taan leer en
feben in te ftrijgen. <Pe ^eere SJefus? fepte eemj
tot te 31oben/ bat Hoeren en Tollenaars haar
souden voor gaan in \'t Koningrijke Gods. <§00
té Ülinbe Indianen, tie nopt ban te waarheyd
geftoo?t fteoïien/ foube boo?gaan/ bic taan <#ob/
en Cftjifrus?/ ente toaarftepb altoos? hoo?ben.
^ebfien top bc ftofteïijfte toaarftepb öoben an*
teren/ taan ten i^eere/ als? ftet eenigfte toaar
too? #ot alleen fteerlijft tno^t gemaafit/ en ten
menfeft om niet 3alig. Wat moeder tan een
ptaer jijn om tie toaarftept onter loten en
^ep<
-ocr page 290-
over Jesai 58. vers 5. 6.             229
ïfepbenen boo?t te planten. Ilonderde h-edi-
kanten moeft men onber gaar/ en ooft in paapfe
jdanben fenben/ en in Steden, boa? on$ nu ban
Ijaat gemanncn/ Daar cenige gereformeerbe 3ijn/
om beeïe jiele te minnen/ en op te fioutacn tot
een woonstede Gods in den Geest. <Pic ban
\'t JDau^bom jijn boa? ten gerit ber Icugcncn/
meer in be meer om ïjarc bal^ljrnb baa:t te
fetten: 3p manen altijb batfe in uefe pïaatjf/
foa beel Papen ïjebficn/ aï£ tap 3Ceeraar£/ en
ban nog foo Peel Sloppen/ en bagijnen/ om Ijet
bolft tot be balgljenb te bjengen. oDber al in
öe West-Indiën, Nieuw-Engeland, en anberc Lan-
den, fenben 3p menigte ban Papen, bic baat be
leugen boojtfettcn. ^ouben top ban bie be
waarheyd Ijebben/ en Gods volk 3ijn/ 3ijn iDoo?b
niet faeïten boo?t te fetten/ op bat Ijet 3ijn
loop ïjeboe tot ober jee/ aan be epnbcn ber
barben?
«ïfêaar ï3elaa£ onber Gods Volk/ bie jijn eer
en lof moeften boo?ftaan/ taerben beel gobloofe
gebonben/ onftuyfcljc ijocreerberé/ ban getrouta*
be en ongettoutobe/ taaar ban menigte baftaar*
ben getupgen 3ijn/ beljalben bie in anfiupfclje
ïuften en begeerten leücn/ en uupïc betoegingen
toonen/ bartel met banfen en fp?ingen/ en met
ontölooting ber lichamen; gelijïten bat toel
lebenbige Weelben ban ben ^ccre 3!efu£? ber*
toonen bie niet meer be Beeltenis des Duyvels?
35?engt baar bp bat fcljjiftltelijft b?onften bjinfien
onber on£/ foo bat men Ijet al£ boo? geen
fanben meer reftent: 3ja aï£ be bannen b?an*
fien bannen/ fonber Daar gelb te berteren,\' ban
laggen
-ocr page 291-
230               Lodesteyns Predikatie,
ïaggen be ©?outaen baar mee/ en men fioojb
fe niet Slagen ober be bJonftenfrftap; maar ahj
ftet Ijaac firuro ftomt te raften/ en \'t ftttp£ fou
baar boa? gerinutaeert tooiben/ ban ijf \'t orft
^ebiftant gp moet mijn Man onbetrigten en
öefrraffen; foo t|? \'t niet om be fanben/ maar
om bat tjaar jFamilie baar boo? feftabe Iepb.
3Ba fict ooft een£ bie pjagtige maaïtijben/ bat
belitaat tocmaften ban bc fpijfc/ om be maag
te beb?iegen/ en om nog taat beter te eten/
en raat langer aan Cafel te fetten/ \'t taelft een
tacrft i£ of ftet ban be Cimbel en ï?ellc ftaar
geleert taag; 3!a het i£ of ben Stfgob ban
leftftcrnp fticr gebient tacrb/ en bat tan inbefe
plaat£ toonen/ baar be Satan zijn Throon heeft:
taat toeten ban fuiïtc menftftcn ban baften en
fiibben? 3!mmcr>J mag ban be l|cerc toel feg*
gen/ simde het sulk een vasten zijn dat ik ver-
kiese, dat de mensrlie zijn ziele quelle, en voor
een dag zijn hoofd laat hangen als een biese,
daar men niet los maakt de knoopen der God-
loosheyd ?
Xaat on£ nu ften toat toeer bat tap boen om
ban bie fonben ontflagen te taojben/ en om bte
knoopen der ongeregtigheyd lo«? te Krijgen.
i. iPe meeften ftennen ftaar Konings souden
niet: foo meri ftaar b?aagt aan taat guaat jijt
gp meeft fcftulbig/ jp foubcn ftet niet ftonnen
feggen/ een teeften batfc nog niet met befelbe
bedegen jfjn. a. <§oa men ftaar ftelpen tail omfe
Io£ te ftrijgen/ 3p ftouben ftaar gualijft/ en baar
ban baan ftomt bie b?ugteïoa$ftepb ban \'t p?e*
biften/ om batfe bie ftnoopen ban fonben niet
-ocr page 292-
over Jesai 58. vers 5. 6.            231
Ia£ brillen ftc&öen/ faa bat tap tael aanljauben/
en on?? fieft baen/ maar geen b?ugt fien ban
nnfen bienft 3Ga ahj top Ijaar aanbienen Cft?ff>
tué bril \'t jtaaatb ban rijn Jtëaarb/ en be naald
ban ?ijn <öeeft geftmpften/ om bic ftnaapen open
te baen. 5Cct. $: 31. l|p ftrijgt enen faa taepnfg
gcfiaa?/ até tap.
3. \'iaat an£ nu maar fip be ücttagtinge ban
ben Biddas ölfjbcn/ Qae tan \'t met be knoopen
gemaaftt beoliën: \'t %$ bunten bifpupt/ bat faa
tap tael fulfcn \'SSibbag Ijauben. 1. Cen apfae*
ften ban be fanben naabig té/ taant fanbet bat
is\'er geen Io£ maften aan; ïfïaagl. 3: 40. 2. <£en
fietaeenen en fielijben ban be fanben/ 3fael. 2:12.
3. «3ab fiibben ara bergebinge/, am <Cft?if*
tirê bctbienfte taille/ *Pan 9: 17. faa baa? anj?
atë ooft baa? anbere. 4. \'t ©erfionbmaftinge
met 100&/ am fiet in \'t taeftamenbe te ber&ete*
ten. ultaberfaeftt u nu ttxi$/ af bit aï uta 6e*
tragtinge i$. Wat fanben jjefit gp gebanben/
en ^oz ftebt gp fe baa? <#ab beleben? ^efit gp
al am bergebing aangeftouben? Wat beugben
taiïb gp aeffencn in \'t taeftamenbe? Ift fien ber*
feftert bat al be Godsdienst taeber in be ïferft
\\$/ en ban taepnig baar fiupten.
Mu fullen tap u be b?age <£ab3 eeng taeber
bao?fteïIen. Soude dit het vasten zijn dat ik ver-
kiese 1 neen/ brengt geen meer vergeefsen Offer,
het reukwerk is mijn een grouvvel, de nieuwe maan»
den en Sabbathen, ende het by een roepen der
vergaderinge, en vermag ik niet; het is ongereg-
tigheyd , selfs de Verbods dagen. 3fa <£ab taanb
bat anfe Biddagen bent niet aangenaam blaren;
rijn
-ocr page 293-
232               Lodesteyns Predikatie,
3ijn bolft i$ nog niet berlofl ban \'t jon ban
fóomen; Holland fet be fcQaot boa? \'t Pausdom
open/ foa bat onfc gebeden Ijaar/ nog on?/
geen nut beben; men toagt na vrede, maat
baat fo nicto goebé/ ton fterben ftfjter ban ne*
ringloo^ftcpb/ be Loteryen jijn in plaatö ban
ben Koophandel geïfomen/ en faa tetgt men i£ab
boa? \'t lot/ pber taenft na "t tjoagfte/ en toept
al wie sal ons het {joede doen sieo^ maar \'t
frtjcrlb Ijaar niet/ offe miffen \'t li»t van Gods
aanschijn: Jtëen t)oo?b Ijier en baar ban fultte
ftaate bjeuften/ faa groot aio be See/ boa^e*
Ben ban fijnen/ foo bat be groate laage Waard
en anberc Landen, in foa Sarden/ langen/ bit*
teten fflinttt/ Jjebben onber toater gedaan;
ban nreeg men tijbing ban foa beef <5>rïjecpen
bie ap be graote taateten bergingen/ feïfé dDo?*
Iog£-fct)cpcn afé mater fïafteelen. ^oe beel
doobe Doornen ftaan nog al£ getupgen ban foo
flrcngen Porft/ atë nu geen men£ ftoaardcr be*
leeft geeft/ fdia bat mcnftöcn en bceften/ baar
ober fugten/ en boob b?oten. i£at iftt eenige
jaren beel angebiert/ mupfen/ en rupfen ge
taecfr/ bic be blaefem en b?unten ap aten: ectft
Ijab men een langen tijb geen regen/ foo bat
be aatbc fpleet ban b^oagte/ en nu $ \'t af ben
gentel niet al§ tranen fto?ten/ boo? foo beel
ftoare regent b?oppeïen/ tetmijl top niet ftft?encn
nog toeencn oüer onfe abertrebingen/ bie mag*
tig beel jijn. Cerfr toajJ \'er geulen en nu ober*
bloeb ban toater/ \'t toelft anfe aogen moeft boen
b?uppen; %ma$ 4: 7, 8. 9. &ao toanbclb flPob
ranbom met 3ijne tugt roebe. Sfimmer^ i?\'cr
nag
-ocr page 294-
over Jesai 58. vers 5. 6.            233
nog geen berloffinge aan <Eobg ïierft in ©janfirijft
gcfcöieb/ om bat\'er niemant na Sion b?aagt;nag
tuurt be 6abfaa£ljeib/ fajgeïaojiljenb/ ttaiftin*
ge/ en anecnigljcben: 3E>n hebben oen I\'anbe
geen bciljfftnge aangebjagt: öe üjeerc faube on£
mei berlaffen/ maar tan fp?eften ïeugeuen tegen
gem/ baar leggen Bannen ban fanben ap ïjet
Hanb/ taaaram men geen vrede Krijgt/ termijl
aïlerlen grautoeïen ban Ijoerbern/ en ^a&uatïj
ftljenfeern/ foa beele jijn.
£aa gn ban bernebert en abertungt 3ijt/ in
urne Ijerten/ om een£ anberö ben £>aft en 23ib*
öag te moeten Ijauben/ foa tan anj? boa? Ijet
^enbenj? «iSinibc niet taillcn laten befetjamen:
\'t ©aa?fcö?ift <£abe$ fal on$ Ijet befte patroon
jijn/ om an£ boen en laten baar na te rigten/
en anfc guabc Jjanbelingen te berbeteren. aDber*
öenft ban be tooo?ben ban/ 3JaeI a: ia. en ba*
fonber onfen Text, mat bie on£ untlebert.
i. (Juelt uwe zielen heden een dag den Heere,
neemt geen fpijé nog b^anft/ fonber naobbtaang/
om na 31e! en iigljaam bcnuamcr te 3ijn/ op bat
Ijet ïjert berootmaebigt/ enbe öegeetlijfiljeben
minber magen 3ijn. 2. 55eïijb u fanben en an*
geregtigljebcn/ bnfonbet bie u uto atlerengenfi
3ijn: beben» ooft be fanben ban anberen/ aï£
3£anieï 9. berneberb u boo? ben fytzzz in ge*
beben; befijb Ijcm utae obertrebingen met al bie
berftoaringen bic gu\'er bn gebaan Ijcbt. 3. ©er*
foeïtt bergebinge boa? \'t berlebene/ en ftragt
tegen Ijet toefiamenbe/ am \'t gaebe te boen/ en
\'t quabe te laten. 3taat be ftnoapen ban fanben
merben ïa$ gemaant/ boa? een apfettelijft bao?*
nemen/
-ocr page 295-
234                Lodesteyns Predikatie,
nemen/ om\'er tegen te ftrijben. 4. <JE>eeft u nu
ïjeben aan <£ob en jijn bienft ober/ en (meent
om berïoffinge en b?pl}cpb boa? anfe berb^unte
^aebercn in
Vrankrijk, en eiber*?/ op batfe na
5iel en ïfgtjaam mogen Ijcrfrelb tao?ben/ of ne*
Quaam gcmaant om al be taebertaaarbfgljeben/
bie ïjaac ontmoeten te Bonnen b?agen: n?engt
foo befen
Biddag mei boo? met vasten, en bid-
den, en <£ob fal u berljaarcn om 3Iefujl taille.
<&aent be beugben op bie u paffen/ en öetragtfe/
foo fult gp een gcfegcnbe 23ibbag Ijoubcn.
<Pu?i boenbe fuïlen tap betïfaeben bat niet
ober onfi nome \'t geene ftaat
Sier. 14 : 12. Of
zy schoon vasten, ik sal na haar geschrey niet
hooien, en of zy schoon spijs en drank-offeroffe-
ren, ik en sal aan haar geen welgevallen hebben,
maar door \'t zwaart en den honger, en door de
pestilentie, sal ikse verteren. 9|a in \'t tegenbeel
ïftt nog Ijaape/ faa mp on<i befteeren/ bat be
ï*eere on<i/ en onfe ®eloof$genaten/ f met taelftc
bieenenbe tap nu taeenen) fal gcnabig ?ijn/
3Ioeï
2 : 14. Wie weet hy mogt sig wenden, ende
berouw hebben, ende een zegen agter sig over-
lalen, tot. spijs en drank-offeren voor den Heere
onse God. 3Jmmer*ï foo ^n tot fiep^oebinge jijn
Ijanb na ben ligöamc op on£ Iaat: na be jiel
fal betbulb taojben/ be beloften ber£
8/ 9. Dan
sult gy roepen, en de Heere sal antwoorden, gp
fult
schreeuwen, en ÜP fal feggen/ siet hier ben
ik. 3fa ban faï u ligt voorlbreken als de dageraat,
en u genesinge sal snellijk uytspruyten. ^e i|eete
fal u geburig lepben op ben taeg bie gp gaan
moet/ u leeren taat nut i$/ u n?anb-offeren
manen
-ocr page 296-
over .lesai 58. vers 5. 6.            235
maften tat afftïje/ en taerbulïen al ntaen Üïaat:
tot op boa? 3ijn Geest gelcnb 3ijnbe/ en 3*jn
Raat untgebicnb {jeböcnbe/fult opgenomen taa?*
ben in be zalige Heerlijkheyd. *Pit gunne omj
God, om Clnisli taille/ Amen.
SAB-
-ocr page 297-
SABBATS HEYLIGING ,
en onderhouding van den Christelijkcn Rustdag, ol
dag des
H E E R E N.
Kragtig betoogt, door de vermaarde Godgeleerde
Mr. T. Case. W. Fenner en Grantham.
Uyt het Engels vertaalt, door JOIIAN HOFMAN.
Jes. 58: 13. 14. Indien gy uwen voet van den Sab-
bath afkeert, van te doen uwen lust op mijnen
heyligen dag, ende indien gy den Sabbath noemt
eene verlustiging, op dat de Heerc geheyligt
worde, die te eeren is; ende indien gy die eeret,
dat gy uwe wegen niet en doed, nog uwen
eygenen lust niet en vindet, nogte een woord
daar van en spreekt. Dan suil gy u verlustigen
in den Hecre, ende ik sal u doen rijden op de
hoogten der aarden, ende ik sal u spijsigen
met de Erve uwes Vaders Jakobs; want de
mond des Hecren heeft het gesproken.
1.M öe Goddelijke Wet, ntnbmen ban? bc Kerke
Gods ccnigc bestieringen en voorschriften, na
toelfte
Regel öe£ Heeren Volk berpligt jijn te
taanöe*
-ocr page 298-
Sabbaths Heyliging, op des Meeren Rustdag. 237
manbelen: me^öalben Ijaar belaft taerb/ Mal
4:4, Gedenkt de Wet Moses, mijnes knegts, die
ik hem op Ilorcb geboden hebbe, &c. 3£aar ma$
geen anber Profeet bie Malaehias maeft balgen/
abj Christus, en jijn ©aojlaoper Johannes, bie
Stomen faube in een tijb ban afbal/ maar in 39
moeften agt geben/ op Gods Wet, en getuygenis,
am dagcraat te ft\'en/ en tn <#ob£ beftJjjeben
taaojb/ get eeuwige leven te facften en binben/
alfmen onbertoefen i£ fyae te manbelen in Gods
wegen, om vrede en bermhertigheyd te erlangen/
en foo te geraften tot be babelijne befittinge
ban be saligheyd. 3jmmer£ be Schrifture ftan
ong baar toe wijs maken, en uefrieren tn onfen
meg/ en ligt geben tn bunfrere paben/ ahi jijnbe
ï)et voorsebrift en regel ban on£ Geloove, 03ob^
bfenfr en bebjijf/ om te berbullen bet geb?eft
ban finfonbere openbaringen bie baar mebe ober-
een-ttomen/ en getuygenis ban bjagen/ en troost
berfeïjaffen in guabe tijben/ taanncer be onge*
regtfgljcnb bermenigbulbigen/ en be Geboden ber
Wet gefcFjonben en obertreben tuojben. <Om nu
bit rmaat boo? te fiomen/ goeb effect, en Beter
eynde te benomen/ moet be Kerke baar op
ftuberenbe/ de Wet Moses gedenken, balgen^ bie
granb/ en gegeben laft/ om bat be leeringen,
boo? <tftab geopenbaart aan Moses, enboo?öem
aan be Kerk beftent gemaaftt/ in fig bedelft al
mat noobig f£ tot saligheyd, en hj ïjet fonba*
ment ban be Schrifture, jtjnbe een Commentari/
Copp/ en Caepaffing baar ban: en baarom
mojben tan op befe granb getaefen tot Moses
Wet, niet nm boa? bejïfelfê werken onfe gereg-
tigheyd
-ocr page 299-
238                 Sabbaths Heyliging,
tigheyd te foeften/ nog alleen boa? be Wet tot
Christus gelepb te tao?ben; maar al£ öeljrtfenbc
be somma en inhoud ban al be leeringen bet
Profeten, taelfte niet mag bcrfunmt merben ban
alle bic Moses Wet confrientieu?» foeften te onber^
gouben/ bolgen£ <l?ob£ öcbel on£ obergcïeberb/
boo? jijn Dienstknegt aan Iloreb, met groote
Heerlijkheyd, op bat tan na bie 3ebelijfte/ eeutafg-
burcnbe Wet, en Woord, al£ een Regel taanbe*
ïenbe/ tap on£ geen berboben b?pftepb aanma*
tigen/ of bie mipb?unftcn in eenig poinct ban
toaarftepb of p?actijft/ ntet$ bocftbc/ nog gelobrn/
afê naat behaagt/ maar omtrent be gantfcftc
wille Gods teeber 3tjn/ ban be minfte tot be
grootfte «öefioben/ foo tart ber Morele, al$ ber
Ceremoniële Wet.
ü|et gcene on£ nu betreft aan te toonen
jjet zedelijke bat\'cr in Ijet vierde Gebod i$/ taan*
neer be Groote Wetgever fcgt; gedenkt des Sab-
bathdaags, dat gy dien heyligl, balgen»? befe na*
bjuftftrtijfte Text, bie ben nEbangelifdje Profeet
Jesaias, foo beminnelijft boo?ftrtb tot onfer na*
balging en aanfporing/ boo? bcfc Ijeerïijftc Öc*
lofte en bcrmaninge. Indien gy uwen voet van
den Sabbalh afkeert, &c. u lust te doen op mijnen
heyligen dag, en den Sabbath noemd een ver-
lustiging in den Heere, op dat die geheyligt vverde,
die te ecren is, &c.
<Pefe twee versen beftelfen een frtjoan mobel
ban Sabbaths heyliging. 3Cn \'t 13 vers fien tan
be bebole piigten. €n vers 14.. fiunt in be Previ-
legien, en Beloften baar niebe bergefclfdjapt
gaanbe. Dan sult gy u verlustigen in den Heere,
ende
-ocr page 300-
op des Heeren Rustdag.             239
ende ik sal u doen rijden op de hoogten der
aarden, ende ik sal u spijsden met de erven uwes
Vaders Jakobs: Want de mond des Heeren heelt
het gesproken.
i. $*e btngen bic berbobcn 3ijn/ Uw lust te
doen op den Sabbalh, taant <£>0b bic niet Ijeeft
ingeftelb om onfc berbojbc natuur te bolboen.
*E>e manier ij?/ onsen voet van den Sabbath niet
af te keeren, ja oné gemoeb en genegentljenb
af tteftftenbe ban pber boo2toern/ tot taeïftc
onfen berbo?ben tail foa fterft genegen nj; en
bué jijn bc genegentheden, bc voeten ban onfe
ziele. *Paar moet 3ijn een b^eefe om ben Sab-
bath te obertreben/ boo? onfc bleefdjelijfte be*
geerten te bctfabigen. Velijn een menfeh;/ gaan*
bc op ecu groot .ttïan?» b:ne uefittinge/ boo:
hem ontmoet/ ou 3ijn j?Iaat^ of tyof/ en bui?
ouertrebenbe berbaart too?a/ en 3ijn boeten
baar af tacnb/ en een anber taeg gaat. v£u$
nj ben Sabbath Gods b?ne befittinge/ ban taeïftc
bc ^eere fegt/ afrj eeng tot Moses; trekt de schoe-
nen van uwe voeten, want de plaatse waar op gy
slaat, is heylig Land. UDannccr tan berfogt ta02*
ben tot eenig bing bat onbetatnclijft \\$l om on
ben Husidag gcplcegt te tao^bcn/ ton moeten
met bc uoct uan \'t quabc af taenbenbe/ taebcr*
fteeren/ op bat tan br£ Heeren dag geenfinté
obertreben/ nog ontljcnïigen; taant be reben u)
inge|loten in befc tooo^ben/ op mijnen heyligen
dag. itëaar in op te merften bj bat Ijet té Gods
tijd, en bat bie heylig té: 43u bic afgefonberbe
heylige tijden te nemen/ en bie te befteben tot
onfe luften en planfteren/ bat té Sabbath-scbendery.
3mmer£
-ocr page 301-
240                  Sabbaths Heyliging,
SJmmerjg Gods tijd te befteben tot geb?uift neg
bleefcïj/ bat
ontftcnliging ban be Heere God,
en 3ijnen heyligcn dag.
<2. Wt bnfonberc èn onberfrtjciben Verboden,
3tjtl i. het doen van onse cygen wegen, gaanbe
onfen engen taeg/ bolgenbe onfe bïeefcöclijfte en
fonbigen rour£/ na onfe berbo?ben fonbige be*
geerlijftljeben. a. <J3ob beröicb ftet bfnbcn ban
onfe engen luften/ en bermaaft bat aangenaam
$ boa? be antoebergebaren nature/ en bcrbo?ben
genegcntïjcben/ \'t jn ïigfiamelijften arbenb/ of
bleefcgeïijfte uytfpanningcn/ tot baa?bccï of plan*
fier/ in fpelen/ of \'t werft ban on£ beroep; tan
moeten befe
eygene lusten geenfint^ binben/ nog
provisie maften tot bctfabing ber luiten ban onjJ
fonbigen appetijb/ en begeerte bcé bleefcïj; tap
moeten bie ontmactenbe mijben/ en geenfintj?
toelaten baar boa? afgetraftften te taa?bcn/ of
boo? be berfaeftinge berftriftt/ en tot fanben
berlaftt/ te ballen in beel tentatien/ blcefchelijfte
begeerten/ bie
strijd voeren legen de ziele: «JPaar
boo? moeten tan
sijn al£ fonbêr oogen, om geen
ydelheyd te ficn/ fanbet ooren, handen, en voeten.
alfe$ moet affteerig jijn ban be ongeregtigljenb/
tan mogen bie niet begeren/ of net^ baar mebe
te boen hebben.
3. <®n$ taerb berboben/ te spreken onse ey-
gene woorden, onrebeïijfte bifcaurfen/ taerelbfcfie
en btaafe p?atern/ geftlap/ en nbel gerei/ <£pïj.
5: 4. Nog oneerbaarheyd, ol\'te gekkernye, welke
niet en betaamen, maar veel meer dankzeggingen,
tot eere ban ben ^eere: be Christenen moeten
aangename
woorden* fp?eften/ bie ftigting toe
b?en*
-ocr page 302-
op des Heeren Rustdag.              241
öjcngcn; alle fat geftlap/ moet berrc ban gaat
getaeert jijn/ baenbe al laat toettig en geooL:ïaft
\\êf om faa be£ Hoeren dag te berderen: 3fên
nonnen fao tael ten Rustdag\' feftenben boa? anfe
woorden, al<? boa? werken, en faa ligt trie ont«
ftenligen baa? nbele/ afc? met bunle taao?ben/
faa aat tan geen een woord baar ban magen
spreken Op bz# Heeren heyligen dag.
4. J5ag ftamt in aanmerfting bat gier fuïfie
onbjugtbare taerften/ genaamt tao?ben uw eygen
wegen, u engen luften en taoo?ben/ \'t taelft ge*
fteïb taa?b tegen$ Gods wegen, en taoa?ben/ en
liermaaft/ baat boa? unterlijft untfltmtenbe niet
alïcen naofe taegen/ fanbig plaiffer/ en pjofane
taoa?ben/ betaelfte \'t allen tijben on&etamelfjft/
tn ongeoojloft jijn; maat fuïfie taegen/ berrna*
Ren/ gebagten/ taaojben/ en taerften/ jijn geen*
l\'int^ geaajlaft/ op ben dag des Heeren: nietg
ma0 gefp?often nog gebaan tao?ben/ als? ftet
geene ban een Goddelijke instelling, en Sabbaths
heyligende natuur boojfiamt/ op peene ban onfc ge*
jegenbe Voorregten , en previlegien te berfieuren.
II. ïtën moeten ben Sabbath noemen eene ver-
lustiging, ap bat ben Ileere geheyligt tacrbe/bie
te eeren ig. 9Jn befe toaojben 3ijn aait 4 Takken
of pligten, omtrent ftet gene ang geboden taa?b.
1. Ifên moeten ben Sabbatb noemen een Ver-
lustiging.
a. JÉn moeten ap anfen ïïuftbag Jehova hey-
ligen.
3.  <©en ï|eere eeren, en berfteerlijften.
4.   God, en 3ijn dag eeren/ boa? faa een üe*
tamelijft gebjag.
16                         1. 3&»
-ocr page 303-
242                 Sabbaths Heyliging,
i. ffi# moeten on£ op ben Sabbath berlufti*
gen/ bie foo noemen/ en agten/ abj on£ Ijoogftc
plaifier. *E>e Sabbathen toicrbcn gereïtent onber
bt bcrmaftelijfte bingen/ até gefegt toerb ban Je-
rusalem, volkomen sehoonheyd, ïfilaagl. 1:7. 3Dp
moeten Gods ordinantien berrigten/ en aan ge*
bennen met luft en plafier: fp moeten niet alleen
geefrelijft en Ijeplig gebaan tao?ben/ maar ooft
met bermaan/ baar in ftclïenbc onfe öoogfre ölijb*
ftïiap: foo prbben al be fienlige diensikne»ten
Gods gebaan/ in alle tijben ban $ab£ ïterfi en
©olft/ 3ijnbe ïjct leben en be b^eugbe Jjarer jielen/
jp>f. 122. Ik verblijde my, wanneer zy seggen,
laat ons in "t huys des lleeren gaan: onse voelen
sullen slaan binnen uwe poorten, o Jerusalem!
i^abib toa£ nopt meer berljeugt/ ban afë öp
ïjoo?be beg ©oïhjS aanmoebiging/ om famen te
gaan na ben openbaren Godsdienst, om in \'t
Huys des lleeren öp een te bergaberen/ op jij*
neri heyligen dag. $et bebe sijn Ijerte goeb te
gooren/ met toat ölijbfcQap 3p maHianbetcn op*
taente/ balgen^ be p?ofetie 3Jefaia 2:2. 3. Vecle
Volken sullen henen gaan, en seggen komt laai
ons ten ISerge des Heeren gaan, ten huyse des
Gods Jacobs, op dat hy ons leere van zijne we-
gen, en wy sullen wandelen in zijne paden: Want
uyt Zion sal de Wet uytgaan, en des lleeren
Woord uyt Jerusalem. Én \'t berlie$ ban ben
Sabbaih, en d?ob£ o?binantien/ lagen 3P ai?
boob in ï|aar neft/ maar bie genietenbe tuaren
3P blijde, ahj bit een grooten buyt binb: <éiet/
en leeft bie kostelijke Psalmen 42:63 en 84.
ïfêp moeten foo tap regte Christenen 3ijn/ na be
felbe
-ocr page 304-
op des Heeren Rustdag.              2-43
felbe Copp fcgjijben/ bit onfe pligt agten/ ja
on£ bao?regt/ en hermaan.
a. &>p moeten op anfe Christelijke Rustdag
lEeljoba gepligen/ en bie noemen een heyligheyd
den Heere. Cen ban Christus Eerlitelen i§/ bat
pp Gods Heylige genaamt toojb/ £>f. ió. 3©p
moeten be Sabbath taaatneraen ahj een heyligen
tijd, boo? Gods instelligen, en bic boo?b?ëngen
in heylige dingen, mant de Heere zegende den
Sabbath, en beyligde denselven, 3Dcutr. 5 : 12.
öob fonberbe biè af tot een heylig gebruyk:
niet anber£ al£ heylige pligten en «èobgbienftige
buigen/ ban \'t fjoogfte belang/ moeten in befe
hcplige tijb ban bc<5 Heeren dag bcttigt mojben/
in \'t bibben/ Ijootcn en lei\'cn ban <öobg ïfêoojb/
en fingen ban T\'abibs Jpfalmen 92. bat Lied op
ben Sabbath-dag, om bie te gcpligen/ en boo?
te Bjengen in mebitatien/ en Hpeeftelijfte/ ^etneïfe
obetöcnftïngen/ blijbfrljap in #ob/ boa? aan*
liibbing/ en banfifcgginge: taant bie ïtfer ge»
naamt tacrb/ mijnen heyligen dag. Jfêp moeten
bc ^abbatlj of Rustdag aanmetftcn al£ een bag
ban Goddelijke instellinge, en ban geen gemcene
•Ojbinantie/ taant befen dag i£ ben Heere Heylig.
\'t Jfêclït niet alleen fiet op ben sevenden dag,
maat ooft op onfen eersten dag der Weke, be
taaren Sabbath en Rustdag, taaat op befen Kvan-
yelisen Proleet, booj <6obbeIijfte (èpenöaringe/
Beffen geeft. ï^oe beel meer betaamt ïjet on£/
bic leben onber isc Ijccrlijfte öebieninge beë Evan-
geliums, te fietragten be Goddelijke instellingen
ban onfen Evangelischen Sabbath? toaarujft tyet
$ be ftemme ban be Ijeerlijfte drie-eenige God,
16*                                   btefe
-ocr page 305-
244                  Sabbaths Heyliging,
üfcfc noemt mijnen heyligen (ing; <&ab be Vader
000? scheppinge, <U>ob DE Soon 000? verlossinge
en <!Pab be II. Geest, bOO? heyligmakinge, neber*
fenbenbe een rijfte en oberbïoebige mate/ en
feïjat ban genabe en gaben/ on be
Apostelen,
gaar fieguaam mafienbe om boo?t te gaan/
enbe
Ileydenen te öefteeren/ boo? be $^?ebifiing
aan ïjet
Evangelium.
3. Wyt moeten bie agten een heerlijken dag,
ban <öob/ en Ijem baat on eeren, toegeng jijn
heerlijke ruste ou bien bag/ <£en. 2. en boa? een
glorieufe Qetfliging.
Geld baat op bt§ Konings
stempel ftaat/ taerb Koning lijk geagt/ niet foo
feet om be
Silvere stofïe, ai taa$ bie ban Goud,
maat om bej? Konings lieeltenis, gefcïj?ift/ en
inb?uftfel bie Ijet b?aagt. Jgber bag in be toeeft
i$ gonorabel/ om bat bie ban <£ob gefcljapen
i$/ taant al taat be ï|eere boo?tfi?engt/ t$ feet
goeb; maar ben
Sabbath i£ Ijeerïijft om ïfet
23eelb en opfclj?ift ban SJegoba be
Heyligheyd
des Hceren, get b?aagt Gods heyliging, en bat
i£ &ccrltjft/ om be groote ennbenjf/ taaar toe
bie bag $ afgefonbert. 1. <®p bat <6ob jijn
©olft mogt öenligen/ Cjecï}.
20: 12. Ik gal
haar mijne Sabbathen tot een teeken tusschen my
en haar, niet een Ceremonieel teeften/ maar een
jHaoreel
zedelijk Teeken, en ©er&onbggetungennj/
toaar boo? mogt Wijnen batfe
Gods Volk taaren/
geöepligt tot jrjn bienft en eere/ en baarom
bolgt/
dat zy mogen weten dat ik de Heere ben,
die haar heyligt. 2. <®p bat Gods Volk Ijem mogt
gepligen/ berjf 41. Ik
wil in u geheyligt worden.
^00 3Cebit. 10: 3. Ik wil geheyligt worden in
-ocr page 306-
op des Heeren Rustdag.             245
al de gene die tol mijn naderen. <tëob fiepïigt
on£/ taanneet fip onp ïjepïig maant: tap fiepligEn
45ob/ al£ top Etftenncn bat ï^p pEpIig i£. <£ob
IjEpligt onpy toanncer fip on£ maaftt bat top
niet toaten; en top ftepltgen dPoö/ anj top fiem
Etftennen te 3ijn bat fip i£. 3. .iDog een heerlijk
eynde toaarotn be God des Hemels ben Sabbath
maaïtte/ toa£ om bat bie op barben mogt bet»
öeelben be Sabbath des Hemels, be EEiitaigbtttEnbe
Kuste die over blijlt voor Gods Volk, om alj? boo?
een bupftet giaj? te pen toat be heylige Engelen,
en heeften bcr volmaakte regtvaerdigen, fanbet
tufte in ben Hemel betrigten/ op bat top baat
na betlangen/ en met bat Hemel werk fieiïg jijn/
EEt top baat ftoniEn/ tcttaijl <l5nb tot ons\' ncbet*
ftomt/ en boo? ttn foete gemEEnfeftap fig aan
ong opEnfiaatt.
4, ^Pe vierde pligt \\§/ gelijft top bic moeten
noemen en agten een heerlijken dag, foo moe*
ten tap bie eeren, en baat op God verheerlijken ,
foo taanneer tap hem maften on£ begin en epnbe/
in 3ijn bag te ttnn/ fonbsr taeïfte tap <tfobjj
clDaam te betgEEfê noEniEn/ en met «?ob fpot*
tEn/ foo tap op jijn bag/ En boo? sijn epgen
ünfteHingcn/ fiEin niEt biEnen En betficetlijfttn;
taaatom ben Cbangeïifen 3iefaia£ fpteeftt ban
ben Evangelisen Sabbath, betaelfte moet ftanb
gtijpEn tot ftet EpnbE bEt toereïb. gebett be
fefteppinge ban bit geheele AI, tot befen bag/
Ijeeft <£ob nopt jijn ïierft fonbet Sabbath ge*
ïaten. «5ob epnbigbe op ben sevenden dag ban
al 3ijn taetften bie fip gemaaftt ftab/ en Ruste
baat ban op ben 7 bag/ «Pen. 2: 3. ong ten
boo?*
-ocr page 307-
246                 Sabbaths Heyliging,
boojbeeïb; en ficlaft nnö in 3ijn 4 Gebod/ Crob.
ao: 8. Gedenkt den Sabbalb-dag dat gy dien bej>-
liget: tfob toil bat men 3ün bag ftenïig uetoa*
ren/ en onberfiauben fal. *Eoe taa£ bat Gebod/
\'t toelft boo?fieen monbcling met taaajben be*
balen taa£/ boo? obcrlebcringen/ onberfiauben
in be j>atnilicn; nu in \'t OKbe gefeftjeben met
uptbjuftftrtijfte tnoa?bcn/ in be Steene Tafelen
ban <£abs ecutaigburenbe Wet, met jijn engen
vinger. vC>rfe Wet fieeft gedaan in Moses Tijden
en geburenbe ftet ïeuen bet Proleten, tot bat
ben Messias quam/ bic baat op ftelbe 3ijn engen
stempel ban Heyliging, .fBattft. 5: 17. tot ftet
ennbe; cantinuecenbe ben Sabbath, tot ben bag
ban Christus Opstandinge, tuanneer 3efu£ bie
Sonne bcr geregtigheyd. até be Heere be$ Sab-
baths urtafr en uebolen fieeft bien bag te anber?
ftaubc 11/ 5Cct. 1: 2. IDug i$ ben Sabbath bcran^
bett in ben Rustdag op ben eersten dag bet
weke, bie be Apostelen, biré onberfiauben fieft*
ben/ enbe Evangeliso Kerken abi ben dag des Hoeren
nautaftcurig gcooferbeert/ en oetaaart të tot
befen bag en tijb/ ban bc befte en dSobb^ug*
tigfle menfefien/ bic hifi fic&bcn om ftenïig boa?
<6ab te leben. 39u£ öïijftt Gods liefde en fa?ge
bao? jijn ïierft en ©alft/ bic fijt nont fanber
Sabbath ïaat/ en faa betoont te 3tjn/ gelijcft fin
moet erftent tao?ben/ aftj bc groote Souveraine
Heere ban on£ fclbcn/ en ban onfe tijt: bie ooft
mebeïijben fieeft met jijn fcfiepfelen/ bic jebctt
ben bal foo berflaaft jijn aan \'t boojbeeï en
hermaan ber Wtztlb/ om fiaar gelegentficnb
te geben tot fiet foeften ban be dingen die boven
-ocr page 308-
op des Heeren Rustdag.              247
zijn, en ecuroig blijben fullen/ op bat ben rede-
lijke inenscli, be gecftelijfte Ruste ber zielen fou
genieten: $oo? melne anuntfp?elietijHe genade
gave, H3ob mnet gebanftt en gelooft 3ijn. \'
<$efcn dag des Heeren &eeft 43ob beljaagt feïfgf
te ccren/ en bereercn met ben i.CiteI ban een
Sabbath, faa fcaeï in anfe (.Cert/ al£ in \'t 4.
Gebod. ÏDit taoo?b Sabbath betccnent Ruste, om
bat op befen bag/ U5ob be Vader en Soone benbe
ruften ban gaar gemaafite taictften/ aï$ 39
Hemel en Aarde gcfttjapen Ijabben/ ten boa?*
beclb ban een gcburige rufte ban <#ab£ ©ola
en Iterne/ boa? ceuurig. Wat be reben i$ bat
fommige aJobgeïectben in anfe tijben faa ge*
ftaaten jijn aan be naam ban Sabbath, foo batfe
bie niet brillen Ijoaren noemen/ i£ ongegranb/
ja tot anfe bettaanbcring en berbaaftljenb. <§am>
mige feggen bat bit tooojb/ Ijun niet fiefjaagt/
om bat Qet Joods ii-. maar meet bat be God
ber .loden, jijn mare Israël, Ijiet en elberé anfe
Rustdag een Sabbath noemt\' bie immerjt Ruste
bcteenent (fc. ^aar té bc SJaabfe naam Sab-
bath, niet beter ban be ^cnbcnfenaamSondag?
^us» naembe Ijem be blinbe Stfgabife ^cnbenen
in Ijaar dedicatie, bien bag opb?agenbe aan be
gefeftapen Sonne, toaarom ton meer reben ïjeb*
ben an$ te ftaoten aan \'t taaa?b Sondag, bat
^enbenj? 1$/ al£ aan \'t Vaoajb Sabbath, bat
3oobö i$.
5Cangaanben ben eersten dag, toaglgnatius ban
geboelen/ bat bie faa toe! até ben sevenste maeffc
gebierb ma?ben: <éeggenbe/ „Iaat nbet na fiet
„bieren ban ben <êabbatlj/ of bie liefbe tot
„C&?iftirè
-ocr page 309-
248                 Sabbaths Heyliging,
„<£8?ifhi£ geeft/ ooft beg peeren bag onbergauben/
„toaar in gn »£ opgeftaan/ en on$ leben taeber
„gerftelb/ a$ be boab toa$ obertoonnen boo? on*
„fen «êaligmafter." Justus Martyr fegt/ on iaën
«êoubag bergaberen ton alle te famen/ aï£ sijnbe
beu eetften bag/ be Koninginne ban aïle bagen/
toaar in <#ob Ijet ligt fcgepbe ban be duysternis,
be wereld geeft gefegapen/ en Cgjfftuji taeber
opgefraan $ ban ben boaben. Augusiinus fegt/
„be? peeren bag i$ aan on£ Cgjiftenen beïtent
„gemaant/ boo? 3Jefuj? opftanbtnge/ en upt bien
„goofbc begon gp gepïig gcagt en gebierb te
„too?ben." l>e gronben toaar op ton ruften/
bat niet be sevenste, maar be eerste bag ber
torene top moeten gepïig noemen/ en onber*
gouben ben bag be£ peeren/ iff upt bie op*
mernclijae plaat^/ £>f. n8 : 24. Dit is de dag
die de Heere gemaakt heelt, laat ons daar op ver-
heugt en verblijd wesen. ^efe tooo?ben begeï*
fen een |??ofetie ban bie heerlijke dag, toaar op
Cg?iftu£ ig opgedaan/ 3ijnbe ben eersten dag
der weke, toaar op be ^enïigen/ en etrfte
Cg?ifrcnen gun bpfonöere Godsdienst pHgten
toaarnaraen.
Maat ïaat on$ be tooo?ben in gaar t\'famen*
gang infien/ beré 22 en 23» de steen die de Bouw-
lieden verworpen hebben, is geworden de hoofd-
steen des hoeks, dit is van den Heere geschied, en
\'t is wonderlijk in onse oogen. Wan boïgt: Dit
is de dag die de Heere gemaakt heelt, op welke
wy ons verheugen en verblijden, l&t fin ban
befe Text begrijpen en berWarcn top albug, W>t>
felbe bag/ op toelifte <Cg?iftmj toag gemaant
get
-ocr page 310-
op des Heeren Rustdag.             249
ftet Hoofd des Hoeks, $ ten bag trie 3Iefioba
gemaaftt fteeft/ taaar in bc Bern §aat berfteugt
boo? (600/ om trc toonbernjfte toerften bie <i5ob
bertoonbc in \'t outaeftften ban 3jefug unt ben
boobcn/ om ligt en lenen te geben aan be
fonbarcn/ niet tegenfraanbe aï ben taeberjtanö
en firagt ber 23outoIieben/ be $>ljarifeen en
$>?iefieren ban be Joodsche Natie, «êefterlijft befe
pïaat£ fp?eefit ban ben eetften bag ber toette/
op toelfte be i^eere üefu£ i$ opgeftaan/ en ban
ben booben berrefen. <èaerftt ban ftoe be bol*
genbe taoojben befer profetie betUulb too?ben;
Wy zullen ons op dien dag verheugen en verblij-
den: foo bat befe Profetie ober-een ftomenbe
met onje Text, berftïaart be b?eugbe en filijb*
fcftap ban be gantfcfte Kerke, onber ïjet Evan-
gelium, en ban be geïoobtge üHJoben en üjepbenen/
ten tijben al$ 39 bereenigt foube too^ben tot
een ligfiaam/ boo? befen Hoeksteen % €. jijnbe
gemaaftt het Hoofd ban 3ijn Kerke, toaar in be
fooge Sioffangen on bie bag/ 3Jetjoba fatiben
tocgeti?agt taojben/ geïijft ftet bolgenbe vers ber=
toont; O Hecre geeft nu heyl en voorspoet. St\'eefl
befen Psalm met opmetfiing/ ban vers 21 tot
30. en be berftlaringe bit ton baar ban geben
$ be aannemelijftfte: <&oo bat be <«5eleerbe aan*
merften bat al be oude Vaderen befe pïaat£ $f,
118:24. aïbu£ berfraan fieuöen/ ban be bag
ban Christus opstandinge, en bie nautofteurig
onberfticlben/ on elften eerfren bag ber toette/
in be Christelijke Kerke, bit be£feïfê toaarne*
minge ooft bafi fleïben/ unt be bolgenbe ïexten
ban fiet Nieuwe Testament.
u Wt
-ocr page 311-
250                Sabbaths Heyliging,
i. 3£e eerfte faaft bic in opmerfting ftomt/ i$
tic fteerlijften Citel/ den da» des Heeren, fiet
HDpenb. i. Ik was op den dag des Heeren in den
Geest, fuïften @TiteI beftoa?b tot een onfanberen
bag/ of Johannes moeft fp?eften ntmten om/ en
fonbet berftanb: Maat gier ftan geen anber
bag berftaan tao?ben até ben dag des Heeren.
$$n meïb niet ban bc sevenste dag, om bat bie
een bpfonberen (Citcl ftabbe ban Sabbathdag, op
taeïïtc bie toaé geftent en gecett jp be 3Iaben/
in beele töeflagtcn; of anbcrS in \'t <®ube (Cefta*
ment bao? bc gcmccnc Citcl be sevensie dag,
^e&:. 4. <öeen reben isÈ\'er bat ton ftier boa?
berftaan fanbe ben dag des Heeren, op taelfte
Christus Triumpheerde ober boab/ Ijct <J5;aft/en
be ï©et. <£cn feftcre Grieksche Copy noemb ben
eerften bag bet toeftc/ ben dag des Heeren. 315e
Cyrische oberfetting fegt an$ bat be Cftjiftenen
t\'famen quanten/ op ben dag des Heeren, om
ftet %. Avondmaal te geb?upften/ 1 Co:. 11:20.
i&it taerb beftragtigt boa? be pjattijft ban Troas
Kerke, bie 6p een bergaberbe om brood te breken,
op den eersten dag der weke, 3Cct. 20:7. op
toelft fonbament be Christenen ooutobc/ en ftun
Godsdienst pleegben/ en na getoaante be£ Heeren
Avondmaal geüjupftte/ en foo ben dag des Heeren
onberftieïben in plaaté ban ben Sabbath fitt 31a*
ben/ toeïfte taa£ een ftftabuta ban beter toefta*
menbe bingen; maar ftet ïigftaam té Cft?iftu?L
ü£e <öube noembe befen bag DIES PA NES,
ben dag des broods. hupten ttaijffel quanten fulftc
ïterften t\'famen op ben eerften bag ber toefte/
om gebagtenté te ftauben ban ftet lijben en
fterben
-ocr page 312-
op des iïeeren Rustdag.              951
ftcruen ban ben ^eere 3!efug/ anber&ielben bien
bag ïjeplig boa? ben l^eere/ jijnbe öefrberwaam
tot foa pïegteïijften/ en öeerïijften merlt.
a. ©an befelbe confiberatic ig bc plaatg/1 <Co?.
16:2. Op den eersten dag\' der weke, legge een
vgelijk by hem selven wat weg, voor de versame-
ïinge. tot gebruyk der behoeïtigen. Jfêp Ufnben
niet bat be SCpofteïen anbecljielben be Sabbath of
sevenden dag in bc ftatelijften bienft ban Cljjiftug
itterfte onber bc 3Jaben af ^epbenen/ maat tael
ben eersten dag biefe ïjeplig befreben/ gelijft in be
boojfrtjiebe plaatg/ Paulus aibineert bat be betfa*
mcling boa? ben armen fottbc gefepieben op ben
eersten dag der weke, foa bat giec ïjet taetft ban
bie bag/ en op gebolg ben bag felfé/ boa? ben i|.
a&eeft tot bat epnbe afgefanberb jijnbe/ ftaat op
Goddelijke Instellinge, en autljoritept bet Jkïjjif*
tutc. <i£>p befen eerften bag ber taeften/ toaren be
ïfcpligen t\'famen bergabcrb/ taegeng faften ban
graat Belang/ om Fjun $abébienft pïigten toaar
te nemen/ en 3CaImoeffen te geben. Sjmmerg
futttc Cljjiftdijne bergaberingen ber ïterften mag
op ben eerften bag ber taefte/ am <#ob3 taao?b
te naaren/ bat gep?ebiftt mierb/ ïjet 6?aab te
fijeften en genieten/ aeffenenbe foa be gcmeyn-
schap der lleyligen, ban melfte Godsdienst be
betn,uiftmnge ber arme 25:aeberen geen ban be
minfte mag/ en taaar in nog fieftaat be open*
bare <J5obgbienft/ bie top ben fyttzt fcljulbig
3ijn in pet Evangeiium, peböenbe al be gronben
bie noobfaftelijft jijn/ tot regte anbetljoubing
ban beg Hoeren dag.
ïPaar moet op ben Rustdag eenige tijb afge*
fonberb
-ocr page 313-
252                 Sabbaths Ueyliging,
fonberb toojben tot ten Godsdienst, om bat alle
onfe baben niet te geïpft/ niaar on npfonbere
tijben \'t een na t auber moet bertigt tuo?ben:
3£aar i$ een öeftelöe tijb/ boo? püer baab anber
be <4?>anne/ €rl. 3:1. boo? al ban moeft\'er tijb
3ijn afgefanbetb uoo? ben Godsdienst, taaat toe
top een gefette tijb/ en afgefonbetbe uren nobig
Stuöen/ om onfe gebagten Hemelwaarts te bcr*
fteffen/ on£ <6ob te bertegentooo? gen/ sijn
woord te Ijaoren/ i£ctll rc aanbidden, en <6obe
Psalmen te fingen/ \'t toellï beeï tijb berepfetjt.
^aar moet pber bag tijb 3ijn afgefanbetb om
<#ab te bienen/ ten rainiten \'gma?gen£ en
\'gauonbg. <B>abib/ Ijoebiel öp ftecbé met gjoote
affaire^ fiefig mag/ Ijab nogtan| drie tijden beg
baag£ om (60b baat in te Ionen en bcrljeer*
ïijfien/ in jijn tjcpligc o?binanticn/ Pf. 55. Drie-
maal des daags sal ik u loven: poneer bagelijft*
fepe afljanging ban <£ob/ en met Ijem |tcct£
oefig te 3ijn/ ïeben be mcnftljc natuurïijli al£
be beeftcn/ fiet 2 Cpjon. 13:10.11. Abyabaar
fpjeftenbe tegen Jeroboam, tit ïioning 3iftac$/\'
ïjoetoel Ijp felfé niet beeï beugb befat/ nog
groote goebijepb*in Ijem Ijab/ fepbe: De Deere
is onse God, ende wy liebben hem niet verlaten,
fin de Priesters die den Ueere dienen zijn in \'t werk,
en zy si eken aan voor den Ueere Piandoll\'eren,
des morgens en des avonds, ook reukwerk van
welriekende speceryen, neilens de toerigtinge des
broods, op de reyne Tafel, want vvy nemen waar
de wagt des Heeren. Ü^n neemt Ijet al$ een
gronb öeginfel/ gefclj^eben in bc tonfeientie/
goetoeï öp toa$ een natunrlijn menfrl). *Paar
niet
-ocr page 314-
op des Heeren Rustdag.              253
niet aïïe tragen i$ eenige tijb boa? be Godsdienst,
#ob i£ baar niet onber.
.ïEaar eer ift berber ficmijfe/ boa? fuffffante
rebenen/ onfe berpligtmg tot onbergoubing ban
ben bag beé peeren/ foo Iaat on£ affjanbelen
be moajben onfeé Text, maar in onö berber
oelaft mo?b niet te spreken uw eygen woorden.
3?en Sabbath tao?b mi36?upftt faa mei ban?
woorden als werken. Cgiiftus? miï in ben graa*
ten bag/ bc mcnfcgen oa?bceïen am gaar maa?*
ben/ bjnfp?efien bie jijn Sabbath heyli^en, af
berbacmen bie boo? ijuabe moo?ben bie ontgep*
ligen. 3?ft b?eefe bat foo tacï Helijders aï£ p?a*
fane gobloofc/ fcguïbig jijn aan be antgepling
ban q?obtf naam en bag in gaar platen en
bifcouteren op ben Sabbath, aan gaar (Cafefê/
of in <6efeïfcgappen: fflai Christus ttni in \'t
mibben ban gaar/ en bjaagbc aïé aan be Èmaus-
^an«ers, bie op ben Sabbath fiupten taanbelbe;
Wat reden verhandeld py onder u sprekende, met
malkanderen? goe faube gaat aangefigtc moeten
beröleeften/ en 33 fp?afteïoo3 ben framme fpclen.
fytlaaSl mie ftan feggen mat bag get \\$/ unt
be famenfpjanen bet mcnfcgen? ï^oe pbeï/ bmaa£/
en onp?offjtelijft ig be meefte upterlijfte oeïijberj?
gun fp?eïten ben gantfegen bag. ©eeïe 6?engen
\'t befte ban gun tijb/ niet beter boa? ban Afgo-
dische Atheners, afê ?p mafltanberen mat nieubnj
berteïïen/ om 6p geb?en ban Beter biftourg
ben tijb te flijten/ met ^iftoricn/ of SCanbfaften
te betgaïen/ feïff? in \'t uptgaan ban be ïterft/
in plaats ban \'t gegao?be te oberbenften/ of ger*
galenbe te fp?eften be woorden Gods, tot ge*
meenc ftigtinge en opfiouminge.
              Ma&z
-ocr page 315-
254                  Sabbaths lleyliging,
jH^aar Gods Volk pennen meer eer&ieb boo?
ten dag des Hoeren, bte baarom te meer in paar
een toelgeballen peeft. <& Iaat be heyligen sig
verheugen in die eere, |?fal. 149 : 4. 5. 3Caat
u fp^eften ban met jout befpjengt 3ijn/ om bp-
fonöer beg Rustdags u ïïinberen en <E>ienftboben
te leeren/ be taegen be£ peeren; bib met vPaüib;
Set een wagt voor mijn mond, en bewaard d>;
deure van mijn lippen, ben Sabbath ijf Gods Glorie
en Eere, Iaat foo ooft u tonge jijn/ en een goede
reden opbellen lot eere van u Koning, J?f. 45.
<0oft moeten u gedagten peplfg 31)11: bc fp?ane
utaej? perten moeten <éobe öcljagen/ foo tacl abj
onfe tooo?bcn aan be mcnfcljen. Moses fettc palen
omtrent ben Berg, bat mcnftlj nog beeft niet mog-
te boo? bjeften, taant al toat ben S3erg aan-
raaftte moeft ftetbrn/ iTrob. 19 : ia. 19. <f>oo
moeten tap onfe perten Öetaaren/ bat geen na»
• ruurlijfte/ onrebcIi)fte gebagten/ bat bcfetten en
boo?fi?eften. <£aar i£ boob of lenen in \'t berte,
bat top fojguuïbig moeten bewaren, toant baar
upt 3pn de uylgangen des levens, §5?0U. 4 : 23.
<$mj perte nJ toel foo niet fiefet afê ben i\'erg,
maat Ijoe meer pet open legt/ poe frerfter toagt
top moeten poubcn/ en uibben om een Guarde
be£ ^emefó/ ah* 3Pauib/ £>f. 19. Ucere laat de
woorden mijncs monds, en de overdenkingc mijnes
herten, in uw oogen aangenomen zijn, o God mijn
sterkte en verlosser. ^jnbien nngtanj? u pöelc
gebagten aanballen en fiefetten/ bocb als bc
gefepanbe Maagt, in be Wet moeft boen/ roept
tot God, en pp fal u onfrpulbfg pauben/iPeut.
22:27. Itëafcpt « Örtte nan fioo^penb/ oJeru-
salem,
-ocr page 316-
op des Heeren Rustdag.                255
salem, op bat gp moogt behouden mo?öen: Hoe
lange sult gy de ydelc gedagten in u binnenste
laten vernagten\'? %tt. 4:14. SÏIIe pbele fan»
bige en bïeefrfielijfte gebagten/ mogen geen
plaat£ ftcfiben/ maar Gods dag met peplige en
Goddelijke gedagten bOO?geö?agt too?ben. i^oe
ftpoonber pet papier if?/ poe builber en (marter
be ftlab igx B&agt u ban boa? alle besmettinge
ban bleeg en geeft/ bolö?cngenbe urne heylig-
makinge in De vreese Gods.
©erber merb beruoben te doen u eygen weg,
plapficr/ en taoo?ben: mp ftonnen ntet^ on£ ep*
gen noemen/ ahj \'t gene bat op \'t blee£ betreft*
ftelijft t£. <E5e J^eere schrijn on£ mei boa? be
voortreffelijkheden ban jijn Wet, maar beele agten
bte al£ mat vreemts? $jof. 8 : 13. ün oe pepli*
ging be$ Sabbaths moeden mp fa?gbulbig 3ijn
om ter beeg te onberfepepben \'t geene 4&abcji/
en mat pet onfe i|/ en ooft bejE <©atan$: baar
3Ün fonbige megtn/ guabe pïapfieren/ flegte
moojbety en öoofe gebagten/ meïfte be£ Satans
vermakelijkheden 3ijn/ en bic upt ben ^upbeï
boo^tftomen/ meïfte nopt geoo?Ioft 3i}n/ op geen
tijb/ beel min in Gods tijd. q?obj? bag/ en
<§atan$ befigpeben/ ftomen niet mei ober een.
<$aat 3ijn ooft on$ eugen bermaaft/ megen/
moojben/ en gebagten/ bte üeljooren tot Ijet
tegenbjoojbfg leben üt$ uptmenbige menfepe
aangaanbe pet ligpaam/ befe 3fjn geoo?Ioft op
onfe bagen. Ses dagen sult gy arbeyden, en al
u werken doen; maar fulft£ i$ niet geoo?Ioft op
ben dag des Heeren, ban mogen mp geen werk
doen,, afê bat noobfafteïijft i§/ en upt liefde
boojt*
-ocr page 317-
256                  Sabbaths Hej liging,
buo^tftamt. Mant baar 3ijn <©ob£ bermafte*
ïijfte taegen/ tooojben/ en gebagten/ ban <ï3ob
gebaben/ on? lenbcnbc tat oen btcnft ban <tëob/
in \'t openbaar en in \'t bnfonber
in t berbo?gen/
befe alle mogen en moeten tan boen; maar foa
ton nctg ban ons
eygen lust, of be£ <§atang
bermaftelijftfteben baar mebc bermengen/ om
on£ boojbeel te foeften/ top berontrennigen
Gods
heylige dingen, en ftftenben jijn Sabbath. £>aa
bat be meefre menfcljen reben hebben fig in
\'t ftof neer te leggen/ op be ïjeupe te ftïoppcn/
en met fiiggelcnbe tranen op be taangen/ be*
lijbenbe te feggen/ aï$ een
etlclc Juffrouw, op
jjaar flerf-beb;
O ik heb noyt een regte Sabbath
gehouden in al mijn leven. t$e ï^eere leere ona
befe fonbe ter Jjerte nemen/ op bat Ijn bie nopt
tot onfe lafte legge.
ümmeté nu i£ ben Rustdag, biemcn een Son-
dag noemb/ in een Sondendag beranbcrb: be
ruste mhjïjaagt be menfcljen niet foo feer/ aï£
tael be nature ban befe
geestelijke ruste. 4?>am*
mige taillen lieber met be naart fpelen/ of ban*
fenbe ruften/ gelijft be
Isracliten aten en b?on*
ften/ en baar na opftonben om te fpelen/ gelijft
men toel ïjoa?b be fcïnjben in \'t tifttaftba?b/ in
be herbergen/ baarmen fingt en fp?ingt/ alg
of be
Mis en abonb-gefang gebaan jijnbe/ ïjet
ïjaat b?n ftonb taat planfier en
divertissement
te nemen/ \'t toeïïf be fonbige toerelb/ en bleefcïje*
ïijfte menfcljen/ onber ong genaambe <Clj?iftenen/
beter behaagt
aljf een heylige ruste, om in \'t
openbaar en beröo?gen taaar te nemen be
Gods-
dienst pligten, lefen ban Gods woord, bibben/
fingen/
-ocr page 318-
op des Heeren Rustdag.              257
fingen/ fpjenen/ en nberbcnnen \'t geen men ge*
boo?b beeft, 3£efe tingen jijn te grooten laft/
en bermoeptgepb/ foo batfe baar in geen ïuft
hebben/ maar berlangen bat ben Sabbath mag
ober 3ijn/ en sp tot loopen/ en planfter gerafien/
3Cmo£ 8: 5.
JlBaar taeet Jbnbaren/ bat bit een öeftïa*
gelijfte faalt/ taant d?ob te berobcn ban jijn cugen
regt té Kerkroof, en Aihcistery. Wn moeten aan
#ob gebtn ben gefieeïen bag. Mijn dag (egt %t*
Ijaba/ alles is mijne, iit gantfe 24 uren i£ \'t
Sabbath, ftljaon tan au? op anberc bagen mogen
ceten/ bjinften/ en Uwen/ afê een gebeclte ban
an<? rufrbagS tacrft/ met een Hemels gemoed en
genegentbept beé tjerten/ om <£ob op jijn bag
te bienen/ taant Ijp bie ong ten boorbeelb géze-
gent en geheyligt geeft/ en afgefonbejb tot een
Goddelijk\' en heylig gebruyk. *Éu£ moeten top
laten \'t geene aPaö "geeft berbaben/ en boen
bat <#ob geeft gefioben/ toelfte regel in al be
6e5obcn ban Gods wet en in \'t Evangelium
legt opgeflaten/ op bat top \'t guabe laten/ en
\'t goeöe boen: 5CIIe bïeefcftelijft bermaaft/ en
fonbigj Itiflen/ magen geen pïaatg foebben;fuï#
ftrn aatb$ plapfict treïit oné gemoeb ban <éab
af/ en geeft l|em regtbeerbigc reben/ om fig
ban an$ te ontrennen/ en be onthepliging ban
Sijn bag te flraffen/ geen aarbageffntftepb/ en
gemccnfcJjap met <èob nonnen t\'famcn flaan:
3F>en Rustdag moet geplig onberhoubcn/ en taeï
boojgebjagt too?ben/ atë een boo?uerfb be$
Uemels, baar be heylige Engelen nopt ruften/
maar geburig\'uptroepen/ Heylig,Heylig,Heylig,
-ocr page 319-
258                 Sabbaths Heyliging,
is de Heere der Heyrscharen, en de gantsche aaide
is zijner Heerlijkheyd vol.
3Caat tm$ nu eeng berbolgeng ficn/ toat ong
toerö geboben/ en taaar boa? ben Sabbath toetb
geïjenligt/ of onbetïjauben/ en betaaarb heylig
voor den Ileere ahj tan on$ in Hem verlustigen,
op dat de Heere gebeyligt weide, die te eeren is.
i. U&n moeten ben Sabbath noemen onfe ber>
lujiinina en een groate toaarbn baat op fiel
Ien: 3©p moeten bic niet agten ahj een gemeen
n?bcnait bing/ maar bic goog en bietoaat
ftljattcnbc/ onfe verlustiging noemen/ baar op
ben Heere heyügen en verheerlijken, taaar in beel
foctigljepb ligt/ en \'t bermaafi onfer oogen i£
opgeftoten/ tot b?eugbe en blijbfrljap onfep öerte:
<Cen Hustdag taaar in al onfe troeft en bermaafi
öeftaat: 3£en Sabbath heyligende, en <6obe toe
te taijen/ i£ \'t aïberbefte bermaaft/ bat ban on£
meer genoegen en benjuinfting toe&jengen/ aU
al ïjet taerelbftïje platfter. Indien gy de gave
Gods kende, en wie het is die tot u segt, noemb
mijn Sabbath u verlustiging; ^n fou 3ijn dag
maften een foete fonteyn ban aïlerïen gecftelijHE
wellusten, bloenenbe tot in\'t eeuwige leven. <£en
bag tael met <tëob boo?geb?agt/ ban be 3tele ber*
bullen met fiet water des levens, ban onupt*
fp?encItjHe büjbfcïjap/ en een golf ban Ileerlijk-
heyd. ^abib berbannen 3tjnbe ban Gods Ordi-
nantien, bon ftg ber$uiftfien in \'t bertoagten ban
gemennftgap met <#ob/ J^f. 43. dan sal ik gaan
tot Gods Altaar, tot de God der blijdschap mijner
verheuginge: ban i$ be Sabbath aangenaam/ en
tot b?eugbe onfeg ïjerten/ tertaijl men fegt met
iPabib/
-ocr page 320-
op des Ileeren Rustdag.             259
«Pabib/ JPf. 63. O God gy zijt mijn God, ik soek
u in de dageraat, &c. Ik heb u in het heyligdom
aanschouwt, siende u sterkte en eere, &c. ^at
bede menftïjen fan lang en lup op gaar beb*
oen ölijuen leggen/ op ben Rustdag, bertoont
bat 3P taepnig of geen bermaaft baar in geb*
ben. 3©p moefien fo?gbuïbig 3ijn om SGeïjoba
te heyligen in al jijn <H>?binantien en Slnfrellin*
gen/ in \'t gemeen en bpfonber/ foo tod in \'t open*
baar/ ah* in \'t berbo?gen/ on£ al b?oeg fcljiït*
ftenbe boo? gebeben tot be bienft ban ®ob:ban
fouben top niet beschaamt tao?ben/ ahi top foa
agt gaven op alle Gods Geboden, |?f. 119:6.
3;ab agte de woorden van Gods mond, meer dan
zijn noodzakelijk voedsel. <Cap. 23 : ia. <Pit ber*
maafi ftomt boojt upt Gods tegenwoordigheyd,
taant baar ig versadiging van vreugde, bao? jijn
aangesigle, $f. 16. <5>an fult gp u verlustigen
in den Heere, ah* Qet Ijem behaagt genabiglfjft
in te nomen/ en 3ijn Ordinantien te berbullen
met jijn zegen, boo? be ytlt te obertupgen/
berïigten/ befteeren/ tot letocnbigmafeing/ ber*
fretfting/ en bertroofring. Davids ziele dorste,
en berïangbc foo na gemeenftljap met <£ob/ en
in jijn nabpïjepb te toefen in \'t Heyligdom, en
onberbinben Gods goedertierentheyd, beter aïj?
Öet leven, tertaijï een dag in Gods Voorhoven,
beter was dan duysend elders, |?f, 63. en 84.
a. 3©p moeten ben Sabbath ben Heere toe-
wyen, en heyligen. SJmmerg &et ig? be heylige
dag, ban be Heylige Soonc Gods, bie met be
Vader gun heyligheyd baar op geb?uift fjebben,
®it f£ geen intooonenbe gepïfgljepb/ al£ ban
17*                          Gods
-ocr page 321-
260                 Sabbaths Heyliging,
Gods Heyligen, öie jijn heylig gemaaftt/ boa?
een oaben natuurlijfte beranberinge fiarer na*
tuure; maar ben Sabbath heylig, boa? Godde-
lijke Instellingen, boa? opfanberé apb?agfng/ bc*
toijl <£ab befen bag geftepïigt Reeft oaben anbere
bagen bet taefte/ bao? bic af te fonberen ban een
gemeen geo?upft/ tot een \'tfabSbienfrig heylig
eynde, om te jijn een Sabbath ban heylige ruste.
eh baarom noemen tan befen Sabbath heylig,abj
ton bie in taaarftenb ftepligen.
i. ïtëanneer tan Gods heyliging ban bie dag
tot een argument en octaeegreben maften/ om
bic ooft te ftcpligen/ boa? bie regt taaar te nemen/
taanneer \'t gecne <#ob heylig noemt/ bao? 3ijn
Godlijke heyliging, tan bat niet burben gemeen
maften/ boa? anoetameïijfte taaa?ben/ gebagten/
en baben. *$ie ben bag bao?b?engen in niet$ te
boen/ af ijuaat te boen/ ontftepligen ben Rust-
dag, en <6ab fegt tot ftaar; Wat noemt gy my
Heere, en doet niet de dingen die ik u gebiede.
ffln geïooben en fietaanen bic bag ftenlig te
3ijn/ taanneer tan bie ftenlig fietaaren: \'t <#eene
4?ob geeft famen geboegt/ mag geen menfeft
feftepben.
a. *Pan noemen tap ben Sabbath heylig, taan*
neer tap onö feïben heyligen boa? ben Sabbath,
en beéfeïfS 3!nfteHinge. SJnbien top geen fo?g
b?agen toat geftalte btè fterten tap met on«Ü
6?engen/ in bien bag geefteïpft boa? te ft?engen/
foo ftannen tap ben Rustdag niet ftenlig noemen.
3£e ïjecre 3!efug heyligde fig/ am jijnS ©aïftö
taille/ 3faft. 17:17. Dfp fanberbe fig boa? ftaar
af tot ftet taerft be£ berraffinge. l|ae maeften
tap
-ocr page 322-
op des Heeren Rustdag.              261
top ban ang? felben affonberen om Cftjifrug faaft;
foo top gelaben bat ij? anfe heylige Verlosser,
toanneer top arurpben om te 3ijn een heylig
Volk, betaijl typ fegt/ wcesl heylig\', want ik de
lleere uwe God ben heylig; abjban Ijebbcn top
Ijoage gebagten ban be ljepliging öcj? Sabbaths,
toanneer top foeften Ijeplig te 3ijn/ gebjft bc bag
Ijcplig ij?/ Jpf. 93. Ileyligheyd is uwen huyse
cierlijk; O Heere! in lange dagen, vpc Cererno-
nien buurbe maat boo? een tijb/ maar heylig-
heyd moet franb fiouben boor ceutoig.
3. IPanneer top heyligheyd in \'t begin/ en
boo?tgang/ onj? aogmerft en epnöc maften/ in
be fiepliging ban be£ Meeren dag, en toaarne*
ming bet Ordinantien, alj? top ïit Heyligheyd
anfe befigftcpb maften/ jijnbe het groote epnbe
om \'t toeïfte 3[jchoba bcfen Sabbath geojbonneerb
fteeft/ Crab. 31 : 13. Mijn Sabbathen suil gy
onderhouden, want het is een teeken tusschen my
en u, opdat gy moogt weten dat ik de Heere ben,
die u heylig», Cseclj. 20:12. <E>it taa£ niet een
Ceremonieel (Ceeften/ maar een Gareel/ zede-
lijk Teeken be Verbonds, of een Sacramenteel
(Ceeften/ om u al toat belooft ij?/ baar in beek
agtig te maften/ boa? beregeling ban \'t water
in ben Doop, en brood en wijn in \'t Avondmaal.
\'t 3Gj? goeb alj? <£ob en bej? menfeften oogmerk
ober een fiomen/ en <£ob foo maaftt een Sabbath
om 3ijn Volk te heyligen, en taanncer 3p ben
Sabbath onberQouben/ op bat sp mogen heylig
3ijn; bit uptnemenb toerft ij? ben Sabbath te
noemen heylig voor den lleere, taannerr top op
bie bag foo beeï fiepligpepb ben $eerc rocb?en*
gen/
-ocr page 323-
262                 Sabbaths Heyliging,
gen/ alff tap «annen/ am baar boo? heyliger te
tao?ben; bat \\§ taaarlijft ben Sabbath te heyligen.
4.  3£an noemtmen bie ïjcplig/ alg Ijae rijner
en gepliger/ ben Rustdag gehouben tao?b/ en be
Ordinanüen taaargenamen/ Ijae meer onfe 3ielen
bie lief peöuen/ poe meer ftpaanpepb en heerlijk-
heyd tan baar in fien/ gelpft David jijn luft
en genegentpeub tat <£ob£ taaa?b uptbjuftt/
fp>f. 119. U woord is seer reyn, daarom heelt u
knegt bet seer lief. i|et hf een flegt jCeeften
toanneer Gods woord, poe meer pet op \'t fup*
berfte en firagtigfte berttanbigt tocrb/ al£ be
(Coepoo?ber£ baar te minber fin in peöben/ en
baar ober ttaiften/ gelijlt bat onrepn ©olft jeibe/
2Eer. 30:10,11. »Profeteert ons niet, of fao gp
«taiïb/ laat het maar zijn sagte dingen, J^ebifta*
»ticn iiit aangenaam en vermakelijk jijn/ discour-
»sen bie geen quaat profiteren/ maar vrede boen
spaaren/ \'t taeïft onfe tanfeientien niet fal 6e»
»roercn/ nog onfe berbo?bentljeben arupcigen."
=^un ooren taaren foo teeber/ bat 30 geen
guaat nonben berb?agen: Wanneer be Proleten
maar fpjaften ban Gods bermhertigheyd, en al*
genoegfaampeib/ genabe/ en goebpepb/ ban mogt
|p b?p boo?tgaan; maar jp b?aagbe na geen
heyliglieyd, nog een ftrilït Godsalig leven. iü>p
moeten * boa? be heyliging ban be£ Heeren dag
foc&cn te groepen/ en toaffen in heyliglieyd, dm
in be taaarpepb gepepïigt te taa?ben; ban agten
en noemen tap be Sabbath in taaartjeib SANCTUM
DOMINO, Heylig voor den lleere.
5.   fflp Ijauben ben Rustdag peplig boa? ben
^eere/ taanneer tap baar uptftamen abj Moses
ban
-ocr page 324-
op des Heeren Rnstdag.              463
ban ben Berg, met onfe aangefigte blinftenbe/
aïg tap met oné brengen be reuft ban <Cft?iftui?
faete <£Ipe/ op onfe ftleeberen/ p\\. 45: 8. en
taannecr §p met taie tap berfteeren/ nonnen
bemetnen bat tap met en by Jesus geweest zijn,
3fct. 4: 13. ^et i$ fiegt al$ be menfcïjen ben
Sabbath tpnbigen/ foo fanbig aï£ 3P bie begon»
ncn/ en upt be ïïerft namen/ geïijft jp baar in
miamen/ pbel en to#/ ftobaarbig en taereïbg/
ItefÖebbetff ban tt aarbfcfte btngen/ meet ban
ban 43ab. <§p ftepligcn be£ Heeren dag, bie
met Paulus taaarlijft nonnen feggen; Wy alle
met ongedekte aangesigte, als in een Spiegel de
Ileerlijkheyd des Heeren aanschouwende, worden na
\'t selve beeld in gedaante veranderd, van Heerlijk-
lievd tot Ileerlijkheyd, als door des Heeren Geest,
2 \'<Co?. 4: 18. aïg ban be Sabbath foo jijn in*
b2uftfeï op an$ ïaat/ en be gantfcpe taeeft in
angf Ijeplfg geb?ag geften tao?b. <£n baatom
\'t opmetnelijft bat ben Sabbath ftaat op \'t epnbe
ban be eerste Tafel bet Wet, en atë be Sfnlep*
bing ban be tweede Tafel, om te jijn be banö
bet bereeniging ban beyde Tafels bet Wet, betaijl
fanbet be ftepïiging ban be£ Heeren dag, be plfg<
ten ban bepbe Tafelen te gronbe ballen: Wtp
gaïben in be eerste tijden be flticte taaarneming
ban be| Heeren dag taierb geagt be fipfonbete
Character ban een taare Heylige; en foo moet
het nog jijn te befen bagen/ nu be beste Christe-
nen ban een boojöeelbig en fteplig leben/ meefl
obferberen en tonfeientie maften ban ben Rust*
dag te heyligen.
III. 3[n\' be derde plaats aanmerftt be pligt bet
pïigten/
-ocr page 325-
264                Sabhalhs Heyliging,
pïigten/ toaar in be Sabbaths hcyliging fiefraat/
op dat de Ilecre gehcyligl werde. <éoo gn bie
naemt/ af maant/ en \'bebiaarb/ ïjenlig en ftono*
rabel/ of een fieerïijften bag be£ peeren. UDaar*
lijft heerlijke dingen, bierben gefp?often ban be*
fen dag, bic fao groot en fteerlijft i$. ®e .loden
noembc bie be Koninginne der dagen. Cn Mr.
Swinnoch, een gesigte des Hemels, f n bc geze-
genstc dagen, bc gecftclijftc Marktdag onfer jiele/
oe eerfte vrugten ban een 3egenrijften/ aItoo$ bu*
tenben Oogst. <Pu£ i$ be£ peeren bag alp een
stoel ban Majesteyt, bielfte <J5ob maabte om He-
melwaarts te fien/ en te befeboutoen be heerlijk-
heyd befï Hemels, enbe glorie ban bepfelfé ma-
ker, tnanneer men een gefigte beeft ban ben
Berg Zions, be Stad des levendigen Gods, bet
Hemelscbe Jerusalem, en ban een ontalïijft ge*
feïfeijay bcr Engelen, ja ban bc algemecne Ver-
gadering ber Kerke en eerftgebaojne/ en ban God
de Regter ban abe^/ en Jesus be Middelaar be|
nieuwen Yerbonds, en ban be Geesten der vol-
maakte Keglveerdigen, i^ebj. 12:22, 23, 24.
®e öcfebotitoing ban bat heerlijk gesigte i$ bet
toetft ban onfen Christelyken Rustdag, üieifter*?
jjeerlijftftenb gn mogt ontbeftt fien in be (Cri*
umpfte ban abc genadens, bie obereenftomen met
al be ordinantien ban ben drie-ecnigen God, om
u te berrijften. <Pe Vader regeert u/ be Soon
berrenft en ruft op u/ en be Geest oberfcljabumt
u. <Ëug hf \'t met bit fteerlijfte bag/ in mie be
ï^eere lufr ftabbe/ en bie ^y foa taiï berceren/
nm bat baar op bet ligt bj gefebauen/ ben
H. Geest, nebergebaalt/ ïjet leven en onsteiï\'elijk-
heyd
-ocr page 326-
op des Heeren Rustdag.              265
heyd aan ben bag gebjagt/ boa? SB. €. ben
Satan fiem onbe?tao?pen/ ja fiet graft/ boob/ en
Jjelle/ abertoonnen/ en bernietigt.
Mu befen Rustdag maften tap foa heerlijk, en
teren a5bb baat in/ toanneer tan <£obe 6etame«
ïijfte boojbcrijbmge baar toe maften/ en opmer*
fien bat taao?b gedenkt, \'t taelft ahj een wagter
fraat aan be fleur, of ingang ban ïjet VIERDE
GEBOD, gedenkt den Sabbath-dag, dat gy dien
heyligt. $)it taoojb gedenkt, igt al| .Johannes
roepenbe flemme bereydt den Weg des lleeren,
en maakt zijne paden regt, .ïlfèatt. 3. Of al$
*itctl. 5: 1. Bewaard uwen voet, als gy ten Iluyse
Gods ingaat, ï^efe ïexten 3ijn tot aanfporing
ban een ftatelijfte boo?berepbing be£ Sabbaths
en ban <6ob£ inftelïingen/ bie ton moeten 6e*
ginnen foa ftaaft tap b?oeg onttaaften/ feggenbe
met *Pabib/ £>f. 108 : 2. Waakt op mijn Psalter
en harpe. om met mijn b?oeg onttaaftehbe/ mijn
gezegende Ilcere en Bruydegom te ontmoeten/ nu
Öp al£ \'t taare ftomt ban jijn Graft om ong te
Öefoeften met ben opgang uyt der hoogten. %i$
men ïjet mojgen ligt op ben Rustdag eerft be*
fcïjoutot/ ban moefrmen met blijbfcljap geben*
ften aan bie Sonne der geregtighcyd, ben Heere
Jesus, bie blinkende morgensterre, opftaanbe upt
ben Grave, met genesinge onber jijne vleugelen.
<©mj tail een regt C8?iften/ be Heide Christi in
\'t ïjerte ïjefibcnbe/ fig b?oeg opmaften/ op 3ijn
Verlossers nieutae geboorten dag, om te meer
tijb te Ijebben tot "ïjet aanboen ban jijn Bruy-
lofs kleed, boa? gebeben/ ïefen/ aberbenften/ en
ï|em bie ïjaar ziele lief heeft te omïjeïfen/ en
bjengen
-ocr page 327-
266                  Sabbaths Heyliging,
bicngen in be binnekamers van die haar gebaart
heeft, Cant. 3.
berber moetmen beel agting fiebben boa? te
tijd bc£ Sabbaths, pber minuut of moment i$
hêyJig en ftaftelijft/ taant ooft het afbcplfel ban
Goud, en \'t ftaf ban
Diamanten bierbaar iè:
ntemant agt ben
Rustdag heerlijk, bie fietminfte
beel ban foa
heerlijken Schepping pbel befteet of
taertoaarlaaft. *Pe
tijd té ah) ben gouden ring,
maar be Rustdag hf abj be rijfie ftljitterenbe
Diamant baar in. Davids herte floeg ftem/ om
ftet affnijben ban een flip ban
Sauls Koninglijke
Mantel; foa maeften anfe fierten öeben/ abj tap
eenig beel ban
Christus dag <6obe onttronben.
gijn
Hok té fanber naat/ en bie ftan fonber
fcfienbing niet berbeelt toajbcn.
<©oft maeften tap groot efriem fiebben boo? al
Gods instellingen, en ordinantien ban bien dag,
ftet fingen ber Psalmen, ftet aanBibben en neer*
ftnfelen boa? bic
God, taeïfte an«J gemaakt fieeft/
ftet lefen en ftaaren ban
Gods woord, of in
\'t oberbenfien/ en ban te fnjeften: 3immcr£ al
taat\'er berrigt too?b moet oné bierbaar jijn/
taanneer elft in jijn tijb en o?b?e taerb gcabfet*
beerb. ï|et moet ani fmerten bat tap btê
Heeren
dag niet beter bannen taaarnemen/ en tap boa?*
nemen an£ berfupm te berbctcren/ en fa?g b?a«
gen bat
aft? bie in on£ Huys $n/ met on£ ben
Heere mogen dienen, onj? soonen en dogteren,
foa tael aïff on£ dienstboden, jong en oub/ graat
en ftlepn/ allee moet <#ob| bag fiepligen/ en top
al£
Abraham on£ familie en kinderen bevelen
geven, om ben Weg des Heeren te fietaaren/ en ?f jn
Geboden re onberfioubcn/ <J5cn. 18:19. ^ui
-ocr page 328-
op des Heeren Rustdag.              267
3ï*u£ boenbe fouben tan ben Heere eeren en
betpeetïfjften/ afó tap ben gantfcijen Rustdag
<i3abe toeb?agten/ en peph\'gben tot jijn bienft/ Gods
gebod maftenbe anfe grond, en jijn heeiiijkheyd
fltisï eynde, taanneet tap ben driemaal zaligen
God, in al gaat onepnbige volmaaktheden bet*
paogen/ en betpeetlijften/ op jijn bag/ en ge-
meenschap pab met be Vader, Soon, en I!. Geest,
in pbet£ taetfttnge ban genade, liefde, en ver-
trooslinge, taanneet tap foo navolgers Gods taa*
ten/ als geliefde kinderen.
i. <$ob bc Vader banftten en p?efen/ boa? \'t
taetft bet Scheppinge, beftpautaenbe al stjn heer-
lijke deugden , uptblinftenbc in befe p?onftftuftften
Sijnet panben/ llumel en Aarde, pet taetft jijnet
bingeten/ be Sonne, Maan, en Sterren, taaat
ban be ïtoningïijften ^falmift SPabib fang/ $f.
19:1. De Hemelen vertellen Gods eere, en het
uytspansel verkondigt sijner handen werk: be upt*
fteftenbe glorie ban be heerlijke Jehova, uïinftt
upt/ en fcpjttett ban bat taonbetujfte Cpeater
be£ werelds, in yin magt, ftfieppenbe alle bin»
gen upt niet/ en bat boo? een Woord ban jijn
manb/ alle bingen foo taijffeïijft maftenbe/ in%
fuïften fcpaonen maniet/ en nette o?b?e. €en
gtoot Heelmeester 3ijnbe ban \'^menfrpen ligpaam/
niemant kan tot God seggen dit of dat lid moest
beter wesen: maat in \'t fabtifteten en toeftellen
ban Hemel en Aarde, fton geen Cngel nog menfdj
feggen/ bat\'et ietë i$ bat niet goeb en fcpaan
if; of bat pet betet taaé/ foo bet meet Sonne,
en minbet Sterren taaten/ meet Land en minber
Zee, o neen! <©e 45obbeujfte Profeet ïjet gant*
fcpe
-ocr page 329-
268                  Sabbaths Heyliging,
fcge taerft ber Scheppinge, nautafteurig öefcöou*
toenbe/ ftan nietgf binben te berifpen/ maar roept
upt in bertoonberinge/
o Ileere hoe groot, en
menigvuldig zijn uw wei ken, gy hebtse alle met
wijsheyd gemaakt, de Aarde is vol van uwc goed-
heyd: afleg toat pp fag fP?afi onepnbige vol-
maaktheyd upt/ tertoijl 45obg oberbïoebige goed-
heyd al beej» figtbare schepselen Sefteet aan ben
menfrp./ tot 3tjn
gebruyk. 4Sob 6?engt ben ver-
loren Sondaar te regt/ abj een Vader 3ijn Soon
in een huys bat ban aHe$ toeï boojfien \\$/ taaar
in top mogen toonen en berouiftt too?ben. tyuf
berpcerlijïiEn ton <£ab be ©aber/ pem toefepjij*
benbc be
ecre ban pet taerft ber Scheppinge.
a. Jfêanneer tap aan God be Soon toeftpjijben
be
eere ban 3ijn peetlijft taerft bet verlossinge,
bao? jijn toonberlijfte menschwerding. <öob bug
geopenbaart in pet vleesch, \\$ fiupten ttaijffel een
groote
verborgentheyd ber Godsaligheyd, i (Cim.
3
: i6, 3?e onfienlijKe <6ob ig sigtbaar gemaaftt
in een ïigpaam ban bïeeftp/ en pp bie be Wet
feffê maaftte/ $ be ffltt onbertao?pen/ om be
Ceremoniële Wet te bernietigen/ boa? 31 jn aange*
6?agte geregtfgpepb/ taaar boo? tap $obg
ge-
regtighcyd beelacptig tao?ben/ boo? !uefu£ lijben
en boob/ fietalenbe be
prijs ban onfe verlossinge
met 3ijn epgen dierbaar bloed, 1 f>etr. 1:18/19.
g[a bit groote taerft ber berïoffinge/ taierb bot
maafttelijft boltroftften/ in Ctfeiftug peerlijfte
Opstandinge, toanneer jjp abj een groot Overwin-
naar ben Satan en helsche mag ten, be boob en \'t
graft fteeft
overwonnen, bte gevangen geleyd, en
ober gaar
getriumpheert, Colï. a: 15. 3Pu£ moe*
fren
-ocr page 330-
op des Heeren Rustdag.               269
(ten tap ftet peerlfjft werk tier verlossinge toe*
fcfi?ijbcn aan bc
Soone Gods J. C. en baar boa?
ooft ben
Heere vereeren en berpeerlijften/ in anfe
pepïiging ban fijnen
heyligen dag.
3. Jtëp berpeerujften ben II. Geest, taanneer
tap pem toefclj?fjben be
eere ban be Heylig»
makinge. 3Ctë tap fien op bat heerlijk werk,
\'t taclft be Heere Jesus atë be Koning en \'t Hoofd
ban ?ijn Kerk geeft uitgebaetb/ en ten J^emel
gebaren/ jijn berbienben <#eeft ban bobcn neber
fanb/ om jijn ©olft te bedelen met jfjn <0eeft
en genabe. 3Ja toonbcrlijft/ baar bic
dood taa*
ten in fonben en mtébaben/
levendig te maften/
en ooft befftter^ ban
Christus Koningrijk, ^oe
aberblaebig taierb ben
Heyligen Geest ober be
Apostelen uptgefta^t/ op pet Pinxter-Feest, 5Ctt. 2.
>£n faa beel
Leden ban be Evangelische Kerk,
bie afê be eerste vrugten geheyligt taietben/ ge*
lijft tot befen bag pber uptbetftoren kind
Gods
geluftftig i£/ bekeert, en beplig gelepb/ boa?
Gods Geest en Raad. paar berba?bentpeben \'t
anberïnengenbe/ bernieutaenbe
Gods Beeld, en
heyligheyd in be jieïe/ tat bat
$p/ bic verzegelt
3ijn tot ben dag ber verlossinge, opgenomen
taojben in be
Salige Heerlijkheyd bie Hemelsche
Ruste, bie oberftlijft boa? pet Volk Gods, ^eb? 4.
Cfj?iftenen bit té pet graate cpnbe en oog*
merft ban onfen Christelijken
Rustdag, en <£ban«
gelifcfte inflellingen/ boa* Cft?ifhrê be
Heere ban
ben
Sabbath, onberfaeftt en fiet ban na bit tacrft
ber genabe/ in utae jiclc/ en of u
werk in waar-
heyd i$/ en gp optaaft in be kennisse Gods, en
3ijn
gunst en liefde onberbinb/ en Gods Geest
met
-ocr page 331-
270                Sabbaths Heyliging,
met utocn geeft getupgt bat gp kinderen Gods
3ljt/ en foo al toat gp boet/ berrfgt tot 3tjn
eere/ op 3ijn gefetten tijd, toaar toe top ber*
pligt 3ijn.
i. <èm bat pber morgen <Cob 3ijn bermherlig-
heyd ontrent on£ bernfeutat/ en pber avond bie
aan onó continueert/ gelijk be Kerk fegt in be
Ölaaglicberen Cao. 3:23. Ieder morgen is zijn
bermhertiglieyd over ons nieuw, en in den avond
feyld zijn medelijden niet, ba ar om moeten top
omJ pber mo?gen boo? <£ob fteHen/ en epfc&en
ban Ij cm bc bergebinge onfer fonben. Het is
goed datmen den Heere love in de morgenstond,
en uwen Name Lof-Psalmen te singen, o Alder-
hoogsten ! datmen uwe goedertierentlieyd vermeld
in de morgenslond, en uwe getrouwiglieyd yder
nagt. <£ob ij» be Alplia en be Omega, !jp i£
\'t begin en cpnbc ban alle bingen/ en ban al
onfe baben bie top boen/ Q3ob moet baarom
ïjefiben \'t oegin en epnbe ban pber bag/ en bc
Go/Jsdienst be googfte plaat£ in alle anbcrc
baben: ^et fë noobfanelijb bat Ifet foo moet
toefen/ toanneer be menfeïj eerft onttoaant in
be mo?gen/ <#ob moet eerft 3ijn in be gebagtcn/
en top onfe ftemme gem boen Ijooten: <£n foo
alë top pber bag moeten beginnen met tt <£ob£*
bienft/ foo ooft bie epnbigen be£ abonbg?/ op
bat tap mogen opreftenen onfe baben/ en ber*
rigtingen/ en itz Son niet onber gaat ober on*
fen too?n ban een boob Ijerte/ bat bïeefcpelijft
en taerelb£ nf: maar gelpft be Sonne onber gaat
Dp onfe licgamen/ foo Iaat be Sonne der gereg-
tigheyd, fig neber fetten op onfe gerten/ op bat
top
-ocr page 332-
op des Heeren Rustdag.             271
top on£ in vrede nebetleggen/ ïjeoftenbe onfe
refiening effen gemaafit.
2.  <&üi]k \'er moet jijn fommigc tijb bao? d&obji
onmibbelijftc bienft/ foo elften gantfegen bag/ en
al be bagen ban ong leben/ moeten in eenig
opfigt een Sabbaths-dag boo? ben ^eere jijn;
tap moeten heylig jijn pbet bag; top moeten
ben tenen bag niet aarb^-gefinb/ en ben anberen
bag Ilemels-gesind 3ijn/ maat pbet bag heylig
boo? ben i^eere 3ijn. *Pe i. reben i£ pet Ver-
bond \'t taelft <Cob met on£ gemaaftt peeft/ ber<
epftftt bit: bat is pet epnbe toaarom <£ab be
menftp betlofr ban jijn fonben/ en 6?engt pem
in pet Koningrijk van Christus; pp neemt een
foïemnelen Eed ban pem/ bat 3ijnbe verlost van
de hand zijner vyanden, hy hem dienen moet,
sonder vreesc, in heyligheyd en gcregtighcyd, alle
de dagen sijnes levens, 3tut. i. %tHt bag moet
3ijn een Sabbath-dag, taanneer een menfeft, ftg
aan «3ob moet obergeben; baar ig een €eb
bie pem berfiinb/ toelfie pp berü?eeftt/ inbien
pp niet met al 31111 mant/ pber bag maaftt tot
ten Sabbath: ^p i$ fojgbulbig om <£obfaïig te
leben/ en <6obgbienftig in alle plaatfen/ en t\'al*
len tjjben/ en in pber baab bie ïjp ter ïjanb
neemt/ om alle£ toat Ijp boeb te berrigten tot
Gods eer en Heerlykheyd.
3.   Siber bag niet te maften tot een heyligen
dag, i$ pet branbmerft ban een Hypocryt, en
ïjet i£ gebepnftgepb/ 3Ga6 27:10. sal hy God
aanroepen t\'aller tijd ? ü^eplig te 3ijn be een tijb/
en niet be anber tijb/ »j be treeft ban een l|up*
tpelaar/ bie niet altoos <$ob toil gepoojfamen
en
-ocr page 333-
272                 Sabbaths Heyligïng,
en aanbibben. ^aar een Godsalig mensch, bit
oprcgt ban ftcrten i§/ bie Ijaub ten gebuerige
treb/ en geftabige bao?tgang in ben Godsdienst,
geïfjft ^auïusf fegt/ 9Bït. 24: 16. Hier in oeflene
ik mijn selven, om altoos een onergerlijke conscicn-
tie te hebben, voor God en menschen: dl gclijft
bit taa£ be p?attijft ban Paulus, foo ban al <£ob£
untberftoren ®oïft/ ban alle opregte Ctj?iftenen
in be taerelb/ bic ban <£ob gelieft jijn/ zy dienen
God geduerig dag en nagt, %tt. 26:7. Éa ftier
in i£ een jegen/ nber bag te maften al£ een
geestelijke marktdag boa? onfe ;iele. Wel geluk-
salig is by die geduriglijk vreest, $?ob. 28:14.
en bie geregtigheyd boeb t\'ailer tijb/ jpf. 106 : 3.
4. ^aar moet ooft jijn een bufonberen bag/
om ten bienfte ban <!3ob beftcet te taojben; ton
gebben particuliere roeping en befigljebcn in bt
ffizxtlb/
foo bat tan niet alle bagen Gods woord
ftonnen gooren/ en in geüeben/ en <£>ccftcIÜHe
oeffeningen bao?B?engen/ fcljaan tan nber bag
moeten heylig leven; en na be tijb bie tan fieb*
ben d5obc° toebjengen; maat bctoijl tan niet
geheel ons? baar toe ftonnen beftcben/ üaatom
hf\'et een gesetten dag, bie be ^eerc beeft inge*
ftclb om ïjem te bienen; \'t taeïft be ï>cnbencn
feïf£/ bu ftet ligt bet nature hebben untgeban*
ben/ en een bag afgefonbert ten bienfte ban
gaar Afgoden, taclfte 3p naemben Ijarcn bey-
ligen dag, taaar in 311 ter 3Übc fteïben alle
anbere bcfigfieben/ en fig ftelben ten bienfte
en eere bet Goden, na ftaar manier. Mu bit
fal ift goeb maften boo? bele argHmcntcn/ bat
43ob taiï ïjebben een gefetten bag/ en bnfon*
bere
-ocr page 334-
op des Heeren Rusldag.              273
bere Sabbath tot jijn bienfi/ op onfe Christelijken
Rustdag.
i. ®m bat ïm tail Bebben een ftlepne &cï)iU
berp ban ftet Koningrijk ber Hemelen, onber jijn
ï^cpïigen en ïtinberen in bit lenen; ^n fyzt Koning-
rijk ber Hemelen t£ geen naapen nag berftaapen/
eeten of b?innen/ geen taetelbfcFje befigljeben/
baar ijl geen toer» aljl <#ob te p?ijfen/ berljeer#
lijften/ en fp?enen ban d3ab/ en ijet fingen bet
llalelujahs, tot 3tjn i|. Naams eer en lof: baat
I tó nietjl abi gemeenfcïjap/ genietinge/ en ber*
fjeuginge <&ab§/ in ?ijn Hemels Koningrijk.
, £ob tail Fner ban ïjebben een ftlepne schildery
onber jijn Heyligen, gier op aarben: <l3p toeet
, baar blijft een Ruste over voor het Volk Gods,
j ï)efi. 4:9. baar ij? een Heerlijke Sabbath/ bie aï
èobji untberftorenc fulfcn genieten/ bic Ruste
toerb boa? Baar/ en $p boa? bie Sabbath öer
Huste bctoaarb/ en $p fullen baar ingaan/ taan*
neer bit ligïjaam beé boob? ter neber taojb
gelegt/ al£ sp *#ob fuilen genieten/ en Ijcm fien
ban aangesigte tot aangefigte. <fëu taiïbeï^eere
ban bie Heerlijkheyd een ftljabnta geben in bit
leben/ boa? ben Sabbath-dag, toaar in men moet
ter jijben fleïïen al be toerfien ban m\\$ o?binaar
beroep/ en baar ban ruften; bit ijl Gods dag,
lnaar in men ïjem moet aanuibben/ en Booren
taat B? öao? 3*in taoo?b tot ong fegt/taaartoe
tap onjl moeten fcïjiftHen/ en na rigten/ foa
beel on$ magelijft i£.
2. <Pe eere Gods berepft een Sabbath, een fa*
lemnelen bag boa? be Godsdienst, meer ahj Ko-
ningen, Baetoel Bun <©nberöanen gaar moeten
18                               ge*
-ocr page 335-
274                  Sabbaths Heyliging,
geljoojfamen/ en Ijun Wtt onberQouben pber
bag: Cn faa ten Onderdaan obertreeb be Wei,
\'t eeniger tijb/ Ijp 1$ in gebaat ban bc ïtonings
mifnoegen; maar ïjp toü ïjebben een bag tot
biering ban jijn gcboo?te/ of firooning/ (ïc. <Daft
faa God Almagtig, ïjoetaeï ton pber bag Ijcm
moeten bienen/ en b?eefen/ en boa? 3ijn tooa?b
ficben/ en jijn ïJDet gcffoajfamen/ en geenfinta
3ijn dSeboben obertrebcn/ nogtanji tail ïjp ï}tb-
öcn een solemnelen dag, toaar in sijn Dolft niet
anberg te boen Ijebben/ até gaat af te fanbe>
ren tot 3ijn bienft; baarom bcfe gefetten bag
genaamt taojb een Sabbath der verlustiging, op
dat de Heere gelieyligt worde, die te eeren is,
3Jef. 58:13. top moeten be Sabbath agtcn een
Heerlijken dag ban eere, toaar in <ï?ab<S bienft
nnegten moeten neber ballen boa? oen ïjeerc
en beïijben bat God groot i$: tan moeten bif
geïjeeï aan [tem tae-epgenen/ <6ob faeïtenbe in
\'t openbaar/ en in \'t bpfonber/ om jijn jegen
te erlangen/ en öeplige genegentïjeben boo? bc
boïgenbe toceft.
3. doob berepft fomtijb^ öpfonberen bagen;
bug roept a?ob om een bag ban blfjbfcljap/
taanneer <#ob onjJ omringt met gesangen van
verlossinge , en taonberlijfte bermFjertfgfjcnb/ tot
nng beb?pbing upttaerftt/ ban moeten ton een
bag affanberen/ tot blijbfrtjap en bergnififting/
in \'t goebe te genieten/ om an£ faa te berljcu*
gen en berïttftigen in tfabg gaebïjepb en gunfte/
tot onö; en bit maet aak jijn een Heyligen dai;
ban blijbfcFjap/ en niet ban treuren/ i&tlj. 8:9-
<4toa bat tap vrolijk 3ijnbc in ben Heere, boa?
3Ü"
-ocr page 336-
op des Heeren Rustdag.               275
3ijn gunfte en goebpepb/ na 3iel en Ifgöaam/
ton bien bag ^epïigen/ en on£ ïjerte boa? be
inb?uft ban Gods bermhertigheden optaeftften tot
dankbaarheyd, en boo?nemen om al be bolgenbe
bagen/ tot Gods eer te fiefteben/ en in 3fjn
roem en laf boa? te &?cngen.
o. 3£>aar ;fjn bagen ban baften en berncbering.
i. Wanneer tan n?ecfen eenige ftoare oojbeeïen/
of anj bic reebjf op oné jfjn; aï£ ban moeten
tan ben ï^eere faeften/ fiet i Cï|?on. ao. Josnphat
proclameerde een vastendag, toanneer §et 3Canb
toaé in gebaar/ (Je. be $eere moot tacg nemen
ïjet Evangeli, en be boeten ber gcene bie goede
Ujding 6?engen/ mogten ban oné geneert tao,?»
ben/ ban moeten ton baften en taecnen boo?
6ob/ om ïjet berïfeg ban jijn bermjjertigfiepb
en gunfte; om sijn goedheyd tot oné berguitt*
ftinge te fieljouben. a. Marineer oné ontbreeftt
eenige Genade bie tap nobig ïjefiben; inbicn
o?binari£ foefting ïjet niet toil boen/ top moeten
een fipfanberen bag affonberen/ om <#ob te
ïiibben/ afê Ezra, §p toa$ in gebaar ban be
bpanb/ en bie fou pcm nonnen benautoen/ inbicn
gp ging na Jerusalem; nu bagt pp foa ift ga
tot ben Koning ban Persien, ("met tacifte fjp
fcer groot taa£) om een 3Eeger Soldaten, ïjp fal
bennen bat onfe d5ob niet ft erft/ maar ftaaft i$f
en niet magtig om oné te berloffen/ \'t taefft
tot groot oneer ban <föob fou ftreftnen; baarom
agt fip nobig een Vastendag af te fonberen/ en
arbenb om ïjuïp ban ben föemeï te Befiomen/
Csra 8: ai. <&oo toanneer een kind Gods i$
untftenenb berb?uftt/ met nrupsi en berfoefiing/
18*
                                m
-ocr page 337-
276                 Sabbaths Heyliging,
En b?eeft <£ob te fulfen onteeren/ en ten ftrift
te toerpen op bie <&ab$ JQaam b?eefen/ in fuï*
Ren fraat i£ men berbonben dPob te foeften op
een bpfonbere taijfe/ boa? haften en fiibben.
3. %l§ ton ban be <êatan en J|el befet jijn/ en
on£ eigen gerte met fterfte berfaettfngen plaagt/
ban moeten ton <£ob etnftig focfien; atë Paulus,
boe een Engel des Satans gcfonben toa£ om fjcm
te berneberen/ taannecr Ijp lag onber een ftoare
berfoeftfng ban Ijobaarbp/ (ïc. <tfob fonb üem
een boo?n in \'t blee£/ boe fogt Paulus <£ob meer
abj te boren/ a Co?. 12:8. Hierom heb ik den
Heere driemaal gebeden. 4. Wanneer een menfcg
aangaat een beroep/ of Huwelijk, en een nieu»
toen bienft fou aanbeerben/ \'t toeïft bnfonbere
gulp berepft; ban moet een menftg «3ob [oenen
boo? baften en bibben; abj gu fiet in Paulus en
Barnabas beroepingc tot Apostelschap, en taerft
ber bedieninge, %tt. 13:3. Mu be reben toaarom
ift befe bingen noeme/ f£ om te toonen bat <6ob.
fomtijbg toil ïjebben een afgefanberben bag tot
3im bienft/ toanneer top moeften ter jijbe fteïïen
alle anbere befiggeben/ om Gods naam te foe*
fien: <©oo bat blijnt inbien een bpfonbere ertra*
o?binare bag pïaat^ geeft/ ban moet\'er ooft 3ijn
fn meer ftragt een o?binaren gefetten bag/ boo?
<£ob en jijn dienst.
€rn anber argument f$ genomen ban be
öillijftgepb begfelfê/ en bat ttaeefintj? 1. ^et t#
billijft toanneer top ïjebben ses dagen boo? nn|É?
epgen geb?upft ten beften/ en tot onbergotib
ban on£ ïigljaam/ bat top een bag geben aan
ben ï^eere/ bie top nautotteurig moeten onbe?*
gouben;
-ocr page 338-
op des Heeren Rustdag.             277
ïjouben; betaijl <#ob allc£ in onjJ panb fteïb/ en
üe gantftlje taeeft an£ tael boeb/ fullcn tap ban
ooft jijn bag mi?&?unften/ en boo? foo groatcn
ruxaat te boen/ fonbigen tcgen^ d3ob? <6en. 39:9.
öao? taerelbfcfte gebagten/ fonbig öeb?ijf/ pbel
fpjenen/ en rmabc baben; <è neen? a. 3In Be*
treftfting ban onfc 3iclen; inbien on£ lighaam,
\'t geringftc gebeeïte/ beel tijb ïjeeft/ ja 6 bagen/
tjae beel meet ban moet be ziele een bag ftefi*
ben/ jijnbe duysendmaal meer waard ban Ijet
Iigljaam; want wat sou het de mensche baten,
indien liy de geheele wereld gevvind, en moet
scliade lijden aan zijn ziele, .l.llatti). 16 : 0.6,
3tëp öebben nabiger te foeften tael berfien te
3tjn met heyligheyd en genade, ban met eenige
bingen ban bit lebcn: <0ntb?eefit on£ fnijfe/tap
ftonnc maar fierben: Rebben tap ftlceberen ge*
b?eft/ tap bonnen maar bernleumen en berftij*
ben; maar ontbjeeftt ané Gods gunst en genade,
tap jijn berloren boo? eeutaig. <$e Saligmaker
% C gcb?upftt een goeb argument/ tot Bebef*
tiging ban ben Sabbath, 3Ü3art. 2:27. De Sabbath
is gemaakt voor de mensch, en niet den mensch
voor den Sabbath: bie bonnen tap foa tacpnig
miffen/ ahj boetfel ban fpij^ en b?anft; onfe
SicÏE moet gefrerftt tao?ben met genabe/ geeft/
en lebcn/ (ïc.
5. ©aar moet een dag ban seven afgefanberb
tao?ben/ en tael be eerste dag ber taefie/ boctaeï
bit niet natureïijft gefdjreben ig in ïjet perte
bcj? menfrïjen/ foo tail be conscientie uptbinben
bat\'cr moet jijn een gefetten bag boo? Gods
dienst, en bolgeng 43ob$ uptb^uftftelijft bebel in
3Ün
-ocr page 339-
27b                 Sabbaths Heyliging,
3tjn Wet, moet 3fjn een ban seven. taelft Gebod
on£ i£ obcrgeleberb/ en ban ong bo?berb fcljul*
bigc geboorsaambeyd. 3jft Kan geen anber nog
beter reben gebeti/ abj öie genomen i$ upt öe
H. Schrifture, be ^eere Ifeeft geboben/ 6 dagen
sult gv arbeyden, en befe wille Gods moet nage*
Ramen tao?bcn/ taant énü mogt 6 bagen boo?
jjem geéuft Ijebbcn/ en on£ maat een gelaten
Rebben/ maar alfoa ton in \'t ftoeet anfcg aan*
gefigt£ on£ bjoab moeten eeten/ foo bcljaagt
&oö on£ 6 bagen om te arbepben te berlecncn.
2.   Velijn be l|eere Ijceft geboben be auber*
Ijoubing ban be sevensie dag, foo fegt fip ooft
bat Ijet ij* 3t}ll bag. De sevendc dag is de Sabbatb
des Heeren uwes Gods, bit foo jijnbe moeten
top geen uren/ of gebeeïte ban bien bag boo?
ong? fclben houben. <Dnfe Dienstboden moeten
aob met ona ruften een bag/ maar 6 arbepben
tot duo bienft.
3.  <®m bat <6ob bie jjeeft gegepligt/ en baar
toe ingeftelb/ en afgefonberb tot een ^cyïig ge*
fijupft/ om bie in geeftelijHc Godsdienstige dingen
boa? te b?engen. 3tnbien tap ïiit befteben in
anbere taerelbfcjje bingen/ foo 3tjn top fcljulbig
aan <§abbatlj fcljenberp/ SÊeh. 27:28. Al wat
verbannen is, sal den Deere eene Heyligbeyd der
Heyiiglieden zijn. JSu <£ob Ijeeft be Rustdag af*
gefonberb/ baarom moeten top bie beylig boo?*
öjengen: Nebucadnesar een i|epben/ alfi ïjp toift
bat be Vaten guamen upt ben Tempel des Heeren,
toilbe ÖP bit niet befteben tot een gemeen ge*
fijupft/ <ü>an. 1: 2. Hy stelde die in het Hnys
van zijn God, \'t toelfie toa£ be l|epligfte nïaatfc
üie öp öabbe.
                                         4. <Pit
-ocr page 340-
op des Heeren Rustdag.               279
4. 33it té noobfaftelijft/ om öat tap taereïb£«
geftnb 3ijn/ en blecfrIjelijft/ angencpgt tat oio*
ben/ en poaren ban iïabg tooa^b/ en otté te bet*
neberen boo? 4?ob. ^oe bifttaité ftïceft on£ ge*
moeb aan üe taerelb/ en taerb berpbelb/ en
aart^gefinb; baarom moeten top een bag in
Godsdienstige pligtcn baojbjengen/ om ona rjerte
af te treftften ban be onbermaanfrtje bingen/ en
te
soeken de dingen die boven zijn, op bat top
niet in/tic aarbftpe fiefigpeben berbjinften.
6. *Pe Sabbath toa£ be sevende dag, taaat op
6ob^
feïfgf gerust pab. Sabbath fieteftent Ruste;
bc reebe baar ban f#/ om bat God ruste, op
bicn bag/ en om bat top moeten ruften op ben
bag. \'t 3$ toel toaac bat al taat in \'t
vierde
Gebod té/ niet epgenlijft baar toe uepoojb/ maar
Pertoont. 1. ^at £>ob toü IjePBen een
sevensten
dag; en bat bic moet jijn be bag ban Gods
Ruste: bit öe meening ban \'t vierde Gebod ;
nu alle anbere bpfonberpeben baar in/ bepooren
baar niet toe; ais bat 43ob maafite
Hemel en
Aarde, in 6 bagen/ en ruste den sevenste, <fcc.
bcpoa?b niet foa fecr tot bit Gebod. ïDaar taai?
geen
grooter werk, ban be Scheppinge; en te
rusten ban bat werk/ taa£ te rusten ban \'t
grootftc taerft in bc wereld; baarom té bc Sab-
bath f)icr gemelb até öe laetfte bag ber tacfte/
God ruste ban \'t taerft ber Scheppinge: albe
anbere bingen 3ijn maar öpboegfclen of berber
berftlaring ban bit ü?ebob/ beré
8. Gedenkt des
Sabbathdags, dat gy dien heyligt; bie ^aunatft
be bag op taclftc God ruste; en be bag op
taelfte tap moeten ruften/ té tin bag bie <£obe
Heylig moet toegeb?agt too?bcm
                  ^aar
-ocr page 341-
280                 Sabbaths Heyliging,
3£aat 3ijn toel eenige Ceremoniële dingen in bit
Gebod, bie niet tot on£ oeljaoren/ 3ijnbe oberge*
lebert aan be Joden, bic bao? <Eab ftonben aio be
Wet taictb obcrgelcberb/ 3?eut. 5:22. 4?ob fpjaft
tot be Joden, bic bnfonbet ban onj? moeten onber*
fegenben taoibcn/ toelfte bingen boen Ijaar/ en
nu on£/ foo feer niet raften. 2. 3©n ficn Hiaat
bat\'er jijn ecnigc bingen in be Geboden/ bic be ge*
ïjeele taerelb niet aangaan/ maar alleen be Natie
ban be Joden, al£ in ïjet cerfte (öebob ; Ik heb u
uyt Egiplenland uylgeleyd, &e. maat goeüicï 3H
(amen ban &ab$ binger in bc Wet on ttace freene
(Cafelen gefth?cben 3ijn/ en in be ^onbmft gelcgt/
nogtan^ raalitt bit alleen be Joden. ïfet té toel een
figuur ban onfe berloffinge ban be ihelïe/ .4>atan/
en ifonbe/ gcliifi 3". hiaten bcrlofr unt Egipten, en
\'t l^uua iitt bienfruaatïjenb; maar lettertijft be-
fjaotcu befc toaajben tat be Sloten/ en \'t Ó3efiab
ty/ gy sult geen andere Goden hebben behalven
mijn. <§oo i$ \'t ooft in bit 4 Gebod.
l>aar i$ famtijb£ ooft in \'t 5 Gebod, bat on£
niet aangaat/ maat be 3faben/ eert uw Vader en-
de u Moeder, ie. dat u dagen mogen verlengt
worden in het Land \'t welk u de Ileere geelt, bat
fieï)ao:b ooit alleen tot be Joden. <Pit fiet bn>
fanbet op \'t Land ban Canaan, bit i$ ban \'t ge*
bofg ban Ïjet <Pt&ob/ eert u Vader en Moeder,
op bat u dagen verlengt tactben in ïjet Land
Canaans. <^oo bat be eerste woorden 3tjn ïjet
Gebod, en fret ïaatfte bed raaftt alleen be 5fio*
ben: <§oo *Pcutt. 5: 14. ï$et 4 Gebod i£ ge*
ft^jeben in bc ftecne Rafelen/ en lunb albuj:
Gedenkt den Sabbathdag. Maat ïjet bolgenbc
* 6cftao?b
-ocr page 342-
op des Heeren Rustdag.              281
fiefioo?b nfet töt on£: Gedenkt gy waard dienst-
kneglen in \'t Land van Egipten, &c. $}\\tt fien
tap bat be Joden gabben een anber argument
ban ton/ ïjoetael Ijet <£e6ob nog ftant ftoub/
taant baat maeft jijn een sevenden dag, baat"
op <£ob ftab getuft/ en fchoon be 3Joben fiiel*
ben ben ïaatften bag bet taefte/ bat taaö aHeen
boa: een Gebod bat maat alleen boo? een fefte*
ren tijb buutbe/ om bat Qet Scheppen ban Ifyt*
mei en ?Catbe taa3 be grootfte faaft bit <£ob
boe gebaan Qab/ en <öob tufte baat ban on
bfen bag: maat nu <6ob ta?ogt een gtooter
toetft/ ban Hemel en Aaide te manen/ en baat
ban Ruste, foa jijn tan ban ooft unt fttagt ban
ftet vierde Gebod betulitftt ben dag des Heeren
ïjenhg boo? te Bjcngcn/ afó op taelftcn &h Rus*
te ban \'t taerft bet Soheppinge.
7. t$ft vierde Gebod, aangaanbe ben Sabbath-
dag en be onbetljoubing ban ben sevenden dag,
moet gebtnig ftant grijpen/ en bat aïtoo$ in be
ïiferfie moet filnben en onberftouben taojben;
\'t taelft ift fal goeb maften boo? berfrijenbe at*
gumenten. 1. <Om bat <6ob ben Sabbath geeft
ingefteïb/ al eet baat taa£ eenige pïaat£ boo?
Ceremoniën; fiet taa£ geöaben aan Adam in jfjn
nnnoafeUjenb: <fèu alle Ceremoniën taaten boo?*
beelben ban Cftjiftu^/ en eet Adam bieï/ taaier
geen Belofte ban ijet zaat der Vrouwen, nog geen
noobfaaft baat ban/ foo ban geen noobfaaft ban
figuren om bit te representeren; maat bOO? Adams
bal taa£ ben Sabbath 8efri}2eben/ <#en. a:a, 3.
God ruste op den sevensten dag, van alles wat hy
gemaakt had, soo dat God die zegende, en heyligde:
-ocr page 343-
282              . Sabbaths Heyliging,
<£ob rufrebe op bien bag/ en pepïigbc befclbe/
taaar op pp Heyligheyd ftelbe/ en pem ïjeplig
ïiocmbe/ en baarom Pan ono niet gemeen moet
geagt taozben: en ïjaetocl tap niet lefen ban Adams
onberpoubing Pan bien bag/ nog Abels, Enog,
Noacb, Abraham, Isaak, nag Jacob, baar uut
bïoenb niet batfe brfelben niet foubcn üctoaarb
pe&bcn: J©ant Moses neemt niet ter panb om
te beftp?ijbcn be daden ber Vaderen, al£ maar
in \'t gemeen/ mant gp fict Ijoe ftojtcn ïjifrarie
top pebben ban Methushelah, een gocb «ïfëan/
fepoon pp leefbe 6p be duysend Jaren, nogtan£
peöbcn top nautaelijftsE drie sillaben pem aan»
gaanbc: poetael Moses niet neberftclbc al toat
3P gebaan ïjebben/ foo nonnen 3p egter ben
Sabbath onberpouben pebben: ,ï]Een binb ooft
niet bat in be 430 Jaar, tot be tijben bet Rig-
teren, petjö gefegt tao?b aangaanbe ben Sabbath;
baarom fienbe Gods Insiellinye boo? Adam in $ijn
onnoofelpcpb/ bat i$ genoeg; maar neemt be
, Vaders Ijabben bic niet heyliy bctaaarb/ bolgt
baar upt bat tap bie niet heylig moeten onberpou*
ben? <§p öabbcn bclc i©ijuen/ blocut baar
upt bat tap ook moeten pebben bccle £>?outacn?
%\\ pabben fp ben febenftcn bag niet onbet*
janben/ nog gepenligt/ (taaar ban geen öctaiji?
ij?) nogtan£ ij? \'t genoeg bat <£ob bic Sabbath
heyligde, eer be Ceremoniën plaat j? pabben.
2. poetael tap niet lefen bat be Voor-Vaderen
ben Sabbath onberpielben/ foo ftan bit egter af>
genomen too?ben upt be Schrifture, Crob 16:
23. al eer be Wet tea«? obcrgelebert aan Moses,
op ben Berg Zinai, enbe dSebobcn uptgefp?ouen
ban
-ocr page 344-
op des Heeren Rustdag.              283
ban Horeb, gn moogt fien bat ban ben Sabbath
té gefpjoften/ betoijl be J|eccE fout binb bat Israël
bie niet betoaarbe en taaar nam/ \'t toelft in»
flupt bat Ijet een bag toa£ bie 3p tael fienben;
En de Heere zeyde daar na tot Moses, hoe lange
snit gy weygeren mijn Sabbath en insettingen te
onderhouden\'? até in ber£ 28. ttc ^eere fp?ceftt
baar ban een Sabbath, até een bag ijaar tael öc>
ftenb/ en bat haar toa£ Bebolen bic te heyligen,
en bit taaé boo? be oberlebering ban be D&et btt
Ceremoniën; baaram té fjet geen Ceremoniële
Wet maar een baft flfllenbe positive Wet, ober
een ftomcnbe met be morele Wet.
3.  <Cen derde reden té om bat ooft bit Gebod
toa£ gefch?eben buo? ben vinger Gods in 2 sieene
Tafelen, en gelegt in be Arke, <£rob 31:18. en
SPeutr. 10 :12. «ïDu alle Godgeleerde in alle tij*
ben/ fiomen ober een bat bc fcl;?ijbing ban bit
Gebod, in be twee steene Tafelen, té tttï fefter
argument ban be sedelijkheyd baar ban; foo bat
niet te bennen bat fiet vierde Gebod té moreel,
bat té bc toeg om alle Atheystcry boet te geben/
taant foo nmanb fou feggeri/ bit 4 Gebod té niet
moreel/ maar Ceremonieel, een anber mag fto>
men \'t bolgenbe 3jaar/ en (eggen het 2 en 5 Ge-
bod té ooft Ceremonieel, en niet moreel: foo bat
nabemaal be Wet té gefcfi?eben boo? 43ob£ bin*
ger/ in be twee steene Tafelen, inbien tan Ijet
baar tipt roepen/ tap fcft?appcn fiet ooft uut be
perten ber menftfien/ baar Ijet nogtan^ febclijft
té/ en moet filijben in alle tijben.
4.  De Heere recomandcert dit Gebod meer ban
tenig anber in bc Wet, foo bat een raenfeft, foo
tael
-ocr page 345-
284                Sabbaths Heyliging,
taeï get i en 2 of een ban tre tien mag in ttoijffeï
treftften/ al£ bit; taant. 1. U3>p toeten bat <£ob
bit Gebod geeft langer gemaaftt atë be reft.
2. <£oft frerfier/ met bpboeging ban meer argu-
rnenten ban eenig anber. 3. i|p geeft baar boa?
gcftelb een MEMENTO, gedenkt: ahj of gp 3epbe/
zijt sorgvuldig daar ontrent, en siet toe dat gy
bet niet vergeet, hoed u voor die contrary leeren,
dat dit Gebod niet sedelijk is.
4.  ^et ig Negative, ontftennenber toijfe ober*
gelebert/ en bebcfrigenber toijfe: %}tt 5 OPefiob/
Eert u Vader en Moeder, h? maat op een toijfe
geu\'jft be anbere/ baar nopt een «tëebob ge*
gebcn ontftennenber/ en bebeftigenber toijfe/ aïg
alleen get bierbe/ Gedenkt den Sabbath-dag, dat
gy dien heyligt; baar ïê \'t geftelb bevestigender
wijse: en baar na ontftennenbe/ dan sult gy geen
werk doen, gy, nog u Soon, nog u üogter, &c.
be ï|eere geeft bit Gebod obcrgelcbert on ttoee*
beriep toijfe/ op bat bit <$tbab tmmer£ foa ftrag*
tig mogt jijn/ al£ be anbere/ \'t taelft <£ob geeft
gebaan in jijn onbegtijpelijfte wijsheyd, om bat
fin bit gebob/ niet geeft gefcgicben in \'t gerte
ber menftgen/ boo? get ligt ber nature; baarom
geeft be J|eere baar meer argumenten bpgeboegt/
op bat \'t geene ontbjaft in \'t ligt ber nature/
mogt berliult toojben/ boo? ftragt ban rebenen.
5.  3Jnbien bit Gebod niet Moreel ui/ ban geb»
ben top geen 10 maar 9 Geboden, nu bit ig
babj; taant be Sehriftuur fegt ong bat\'et 10
Geboden jijn/ aljï iPeutr. 10:4. i|et $ geen
Ecclesiastical, ifcerftelijft bing/ maar be =^eere
geeft get gefegt/ gelijft gp baar fiet: En hy
schreef
-ocr page 346-
op des Heeren Rustdag.               285
schreef op de Tafelen na het eerste geschrift, de
tien Geboden, welke de Heere tot u gesproken
heeft aan den Berg, uyt \'t midden des viers. ^e
Jfeere fp?aft
10 Geboden, nu foo öet 4 gebod
niet moreel i$) ban 3ijnber maar 9. €n gp
mogt foa biel berlocïjenen te
Articulen be$ Ge-
lools, en \'t Gebed be$ Heeren, aï$ be 10 Geboden.
6. €en anber argument \\f öit/ Clj?tftu£ fegt
on£ nïaarïtjft/ bat ïjet \\$ een febelijB <#euob/
.iXl.itt» 24:20. Bidt dat uwen vlugt niet mag
geschieden in de Winter, of op een Sabbath. <Pe
^eere %t\\u$ boo?fegt gier be bertaoefting ban
Jerusalem, \'t toelft gefrtjiebe 40 Jaaren na be Ue-
melvaart ban Cö?iftugE/ toanncer al be Ceremo-
nien, maren berbtnenen/ aï£ Paulus Ijab gepro-
clameeri booj be destructie ban Jerusalem, bat
soo ymand hem wilde laten besnijden, Christus
sonde hem onnut zijn, <£aï. 5:2. JSUnbien {jp
toiïbe onberljouben be
Ceremoniële Wet, ban fou
% C. Öem niets baten: nu Christus öelaft be
gene bie leefbe
40 Jaaren na bat be Ceremoniën
toaren berbtoenen/ Ik (aï£ be Heere ban ben
Sabbath) tuil bat gp bog fo?g b^aagt boo? ben
Sabbath, en u bermaattt in \'t ïjooren ban Gods
Woord, en bat te oberbenfien/ en foo eenige
otcafie nomt/ bat gp moet ballen in be ïjanben
ban U bnanben/
bid dat u vlugt niet zy in de
W\'inter, nog op een Sabbath dag, aïg? of Ijp
3epbe; foo bit boo?bieI in be
Winter, u blugt
fou moepeïijft en gebaarlijn 3tjn boo? u ligïjamen:
en inbien gp bïugten moet op ben
Sabbath-dag,
bat fou u conscientien oenammeren/ foo gp aan*
mernt
Gods Gebod, en ïjet befte ban u epgèn
3ielen/
-ocr page 347-
280                Sabbaths Heyliging,
3ieïen/ be rust en vrede utaer Confrtentfe; faa
gn agt geeft om Gods Naam te bjeefen/ ïjet fal
u fraertcn te moeten blicben au ben Sabbath,
taannecr gn fult berftcuen jijn ban bt bergabe*
ring ban Gods Volk, en traaft ber Heyligen;
baaram foeftt bit aajbccl bao: Gebeden boa? te
namen: J^icr uut ficn tan bat bit Gebod i$ se-
delijk of moreel; taant faa ïjet taa£ getoeeft
Ceremonieel, €l}?iftu§ fau niet getoenft/ nag Be*
ïaft jjebben/ om tt bibbcn bat ïjet blugten niet
mogt baojbaïlen op fao £rootcnda<>\'des Sabbatbs.
$et ijï taaar bat be Sali^maker. menigmaal be
Phariseen beftraft/ am batfe faa ftrict ben Sab-
bath onberïjicïben; maar bit taa£ niet am bat
ïjn taiïbc tegenfp?cften be onbetïjauSing ban bicn
bag/ maar 3p taaren btaafeïfjö p?rcie3/ tertaijl
3H ftrunftelben ober een ftron/ en ftaclgben een
Kameel boo?: 3H taiftcn geen anberfcljeyb tuf*
fdjen Sarmljartigfjegb en gctcgtigljepb/ 311 teil*
ben geen arm beeft trenften uut ben put/ af
een berbjunt menfeïj berlaffcn ap ben Sahbatb-
dag: gn agten niet gaeb bat een menfeïj fau
geïjalpcn taajben unt be paa?te be£ boabtf/ boa?
anfen Salij-maker op ben Sabbatb; faa bat en
btoaa$ taaren 33. Mn on$ ï?eerc beraajbecïb
niet be ftriutc anbcrïjaubing ban jijn bag/ maar
ïjaar fuperftitie; taant febert Adams tijd taai?
ïjet geao^ïaft werken ban barmbartipheyd, te
boen op ben Sabbatb, \'t 35 een beeft te runnen
unt ben kuyl, af \'t geen naabfabeïijft taaö: €n
ftgaan be Wet berbieb/ €«. 35: 3. bat be
Joden geen bier magten aanfteften op ben Sab-
bath, faa top taaren in Daar ftaat/ tan magten
ooft
-ocr page 348-
op des Heeren Rustdag.              287
ooft niet/ taant 3p toaren tn be Wocstijne, in
een ïjeet ICanb/ altaaat jn geen bier nobfg
Ijabben; en Ijcuöcnbc gaar fpijfe gereet gemaaftt/
en boo? be ganben taat nootfaaft toaö\'er ban
om biet aan te fretten; maar taa£ Ijct getaeeft
feer ttoub in get SCanb baar Adam en Abraham
leefben/ en in anbere tijben/ fiet fou fao toel
a\\§ nu geoo^ïoft jijn getaeeft uier aan te fielten.
7. <§elfï? be Heydcnen gefifien aïtoo$ een Sab-
baih geïjouben/ goetacl jp niet ttonben feggen
toeltt bie dag toaé; fommige gieïben ben agsten
dag, en tenige ben 9 af een anber/ nogtantf
gieïben sn bie on gaar manier. Alexandrinus, een
<£obfaïige Vader bie leefbe maar een toepnig na
Cg?iftu£/ fegt bat be ^enbenen be febenbe bag
gepfig agten. Alexander Severus, Keyser aan
Romen, fcgcon gp taag een ^epben en onge*
ïaobige/ nogtan£ pber Sabbath-dag ontttott gp
fig üan jijn <£>o?lagjf affaire&z en ging op in be
Capel om jijn Sïfgoben te bienen. 3jn be Hey-
densche Historiën taerb gefegt/ onfe jongcné
gaan niet school op ben ièafifiatïi-bag/ op tael»
«e tan ruften: ja fommige ï|cpbenen feggen
on£/ bat sp bie bag anberljouben/ ter gebagte*
m$ ban be Scheppinge, en noemen al£ Philo be
<§aabatg een dag ber Scheppinge, en anbere
arme Volkeren bie nopt Schriftuur, Profeet, of
Leeraars gabben/ onber gaar/ maar gelepb taier*
ben boa? get ligt ber nature, en taat sp geleerb
gabben ban gaar Vaders en Pastoors, sp gieïben
een <êaöbatg-bag: ja een ban gaar fegt bat
op ben sevenden dag, al get Heyr bej? Hemels
en ber Aarde taierb opgefegittt: foa ban be blinde
Hey-
-ocr page 349-
288                 Sabbaths Heyliging,
Heydenen baar berpïigt agten een Sabbath te
bieren/ foo i£ \'t een feficr argument bat bit
i£ een Moreel Gebod, bofgengf bet feggen ban
nnfen <§aïigmafter lEfujt/ «jfêattö. 5:18. Hemel
en Aarden sullen voorby gaan, maar niet een tit-
tel of jota van de Wet. ©eel minber fal een
Ijeele tak of Gebod baar ban toerben uptge*
roenb: en <©al. 3 :1. fegt JpauïujS/ vervloekt is
een yder die niet. blijft, in al dat er gesebreven
is in \'t boek des Wels, dat hy dit doet; en 3fafiaft
a: 10. <§oo gmanb oe geheelë Wet bril fietoaren/
En i$ ftgulbig aan een point/ bie i£ fcftulbig
aan alle?!. Mztmt gn onberfjoub be eerfle drie
Geboden, en be ses laatste, maar gn obertreeb
Ijet vierde Gebod, ban jijt gn fcftulbig aan bet
berbjeften ban be gantfclje Wtt ber 10 Geboden.
Mu ftom ift tot be laatfre boo?jteïhng/ bat
boemel ben laatsten dag ber tueefie biietb geljou*
ben boo? ben Sabbath, tot be ftomfre ban Ch?i=
ftu£/ nogtan£ ben eersten dag ban be toeftc/
bien sevenden dag, ijS nu be$ Heeren dag, en
moet foo blijben continueren/ tot bet ennbe ber
Jfêereïb; be ïaatftc bag ban be bieeft ia in be
eerfie beranbert/ niet boo? een Politijke of Kerke-
lijke Wet ber menfeften/ of Apostolische over-
levcringen maar boo? be instellinge, en Ijet unt\'
geb?uftt Gebod ban <&ab.
Ifytt eerfre argument om bit goeb te maften/
bj genomen upt f>f. 118124. bielfte rebe gebjunftt
merb boa? be Sterfte <£objï in aiïe tijben/ febert
1200 SHaren. Augustinus gebjunftte bie in 3ijn
tijb/ be Psalmist profeteert ban be Opstandinge
% C. De steen die de Bouwmeesters verworpen
hebben,
-ocr page 350-
op des Ileeren Rustdag.              289
hebben, is geworden een Hoofd steen des Hoeks;
dit is van den Heere geschied, en is wonderlijk
in onze oogen, ber$ 22, 23. (onfen .•sviiigtuattcr
€ft?ffrug berftlaart ijet jfèatt. ai. ban 3tjn ftrup<
tiging en opftanbfnge) dit is de dag die de Heere
gemaakt heeft, \\vy sullen ons daar in verheugen
en verblijden. 2£mmer$ top Godsalige toenfrtjen
En begeren geboutot te jijn op befen hoeksteen,
in toie top bcrfteugt en blijbc jijn; top toiïlen
öic betaatcn aïé een tjeerlijften bag ban banu»
fegging/ en berlufriging in 45ob. \'t Wtlk ooft
blaar fittjfit upt 31cf. 56:1, 2. baar gcp?ofetecrt
tocrb ban Christus dag, en gejegent geagt too?*
ben bie ben Sabbath betaaren; Dus segt de Heere,
bewaard geregtigheyd, want mijn Heyl is naby
om te komen: Wel gelukzalig is de mensch die
mijn Sabbath bewaard. <Pit i$ een Profetie ban
be dag onfe£ peeren % C en I)p belooft een ze-
gen boo? bic be Sabbath betoaarben in befe bagen.
JIDeberom 2Bef. 11:10. ï?ct toag een ^jofetic ban
oub£/ bat ben eetfren bag bet toeftc fan sijn een
Sabbath-dag, bes? peeren bag: Ten dien dagen
salder zijn een wortel van Jesse, welke sal staan
tot een Baniere der Volkeren, en de Heydenen
sullen daar toe vloeyen, en zijn ruste sal heerlijk
zijn: niet alleen fal be Vaders ruste fieernjft 3ijh/
toanneer ftp Qab gefdjapen fyzmzl en Starbe/
en ruften ben febenben bag; maar Christus ruste
fal ooft heerlijk 3ijn.
ï^ier in nomen be Godgeleerden ober een/ bat
bc Profeet fp?eefit ban be iftufle ban Clj?iftu£/
en het toerft ber verlossinge; nu jijn ïiïufte faï
heerlijk jijm 9Wj? <#ab be $aber tufte ban jijn
19                         toerft/
-ocr page 351-
290                Sabbaths Heyliging,
toetft/ taa£ 3ijn Ruste heerlijk boo? 4000 Jaren
t\'famtn; foo Cl)?iflugf tufte ban jijn taetft faï
3im fieetlijft; baat faï tere en fieetlijftfiepb op ge-
fteltt too?ben/ foo tael afcj op be Ruste ban ben
Vader, toanneet fip Sufte ban fiet scheppen ban
ï|emel tn 3Catbe.
a. €cn anbet ttben om bit goeb tt maffen/
unt <®pcnb. 1:10. baat Johannes fp?eeftt ban ben
eersten dag btt toeefte/ be$ ï^eeten <6ecft noemt
fiet ben bag be£ $eeten; Ik was in den Geest,
op den dag des Heeren, foo bat fiet niet alleen
i£ boo? Stpoftolifcfie obetïebetinge/ maat boo?
inftclltngc ban d?ob felfé: fip noemt ben cetftcn
bag bet toeefte bi$ Heeren dag; boo? bie felbe
reben toetb tjet Sacrament genaamt be|? Heeren
Avontmaal. «ïDh fiet <§attament ij? foo genaamt/
om bat be i^eete ïjet inftelbe/ en baatom moeft
fiet heylig 3ijn: foo bejï Heeren dag taetb bu£
genaamt/ om bat be $eete bie inftelbe/ en baat*
om taetb bie heylig genoemt/ en moet ooft fien*
ïigïijft betoaatt too?ben.
3. <©nfe «êaligmaftet Cfi?iftug ftlfê/ noemt
(ig be lleere van de Sabbalh; en baatom toa<? fin
fiebocgt om bic te betanbeten/ tn in te ftellen be
fiefigfteben/ bie bettigt moeten tao?ben/ en taat
niet moet gebaan toojben op bien bag: J|n belenb
opentlijft bat fip té be lleere van den Sabbath,
Matt. 2:28. en Sloft. 5:23. fegt fip/ datse alle
moeten ben Soone ceren, geïijft 3p ben Vader
eeren, met een Sabbath, in betteftfting ban 3ijn
tufte/ ban \'t taetft bet Scheppinge; foo moeten 39
ooft ben Soone eeren, met een Sabbalh, inbetteft*
fting ban 3fin ruste ban fiet werk der Verlossinge,
\'t taelft
-ocr page 352-
op des Heeren Rustdag.              291
\'t toelft 3fjnbe bergeleftcn met oDpenö. i: 10. baar
fjet taerb genaamt des Heeren dag, en t\'famen
gepaart jijnbe/ mijn fcggen goeb maant.
4.   Christus felfê geeft ?ijn Apostelen geöoben
om oefen bag te onbertjouben; Ijet taa£ niet
boa? be Apostels raad, a$ of 3p befen bag in
be Kerk tailben boeren/ maar Cïjjiftu^ geuoob
ïjaar foo te boen/ taant be Apostels oberlebcrbe
niet£ in \'t gemeen aan bc Kerk, maar \'t geene ift
ban ben ï^ecre ontfangen Ijebbe/ alé jpaulué
fegt/ het gene ik van den lleere ontfangen hebbe,
dat heb ik u overgeleverd, 1 <£a^ 11. maar ïjet
faï blijften bat fjet\'taag \'t Gebod ban Cffjifhuï aan
Raar/ om bat ben eerften bag ber toette/ aïtoag
toa£ anbetJjoubcn boa? be bergabering ban a3ab>pf
J^oitt/ aleer be Apostelen bo^ftcn ojbincren eenig
bing in be ïierft/ tot bat ben II. Geest op Ijaar
biel/ in bierige tongen/ en bat toaj? 40 dagen baar
na; nu ben eerften bag ban be taeeft toa3 onbet*
houben lang te boren/ fiet 3!aïj. 20:19. Sy hiel-
den den eersten dag der weeke, en taeberom be
bolgenbe taeeïte/ berj? 26. 30 qnamen tcfamen/
op uber eerften bag ber toeefie/ bergeïijftt .JiBattïj.
28 :16, 20. met SGolj. 20:19, 26. en gn fult fien
batfe foo op elften eersten dag der weeke t\'famen
rwamen/ na Clj?iftu3 inftelling en dSeuab.
5.   <Ê-en anber argument, tot öebeftiging bat
bej» Heeren dag ij? ban Godlijke lnstellinge, en
niet boa? menfcljclijfte o^binantie/ i$ befe/ om
bat be toitéljenb ban % C. nont tailbe toelaten/
bat foo een gewigtigen stuk fau geftelb taojben
aan ïjet oojbeel ber menfeïjen. Vt ^eere %z*
\\n$
boo? 3ijn opneming tot 3ijn ©aber/ tailbe
19*                          nant
-ocr page 353-
292                 Sabbaths Heyliging,
nopt eeen bingen foo rauta en onfefter laten/
tn onbolmaaftt ban fulfien Godlijken ordinanlie,
aan ben menfefien frftiftfting/ öie foo genegen
jijn tot vrybeyd, en foo fupmagtig om eenigen
bag ftepïig te betoaren: baarom mogen tap tael
beflupten/ bat bit gebonden too?b in be II. Schrif-
tuie boo? <#ob£ o?binantie taaarom $>auïus (egt/
ü^eb. 3: a, 3. $?p betaijft bat Christus getrau*
toer toa£ ban >ïèafejï/ die getrouw is den geenen
die hem gesteld heeft. Mu Moses toaë getrouta/
taant fip" oberleberbe Gods sin en toil/ geheel
ober aan het Volk Israels, baar taaö niet£ ober*
gelaten boo? tijb/ of plaat£/ of manier; baat
toa$ niet een Ceremonie in be bienft ban 45ob
uptgelaten/ maar hp ïeberbe pet alfe£ getroutae*
lijft ober aan haar; foo Christus té getrouta in
yjn Huys, en taetenbe hoe gcreeb be menfehen
toaren om ben Sabbath te berfupmen/ en gene
gen om bie te fchenben; foo fïen tap ftïaar bat
be reben on£ leert/ bat hp felté ben Sabbath
tailbe ojbineren.
6. Wit foube eenige <©?bfnantte inftellen in
be Kerk, até alleen hp bie bet Hoofd té ban bt
ïierft ï en baarom té het getoeeft be pjafttijft ban
al jijn leden be hepïige menfehen/ febert be ba<
gen ber Apostelen, befen bag te onberhouben/ in
nabolging ban Christus Discipelen, bie onberhiel*
ben ben dag des Heeren, ahj 3p elften eerfren bag
ber taefte t\'famen nuamen/ en bie hepïigben;
taelfte berar.bering on$ genoeg té om in te 6e*
ruften/ taant ;p |abben een meer onttoijffelbare
ïepbing en beftiering ban top/ bie on$ aan haar
o?binantie en boojbeelb/ («té 3*inbe naboïger?
ban
-ocr page 354-
op des Heeren Rustdag.              293
ban Cfi2ifru£) moeten gebjagen/ i Co?. 16: i, a.
Joliannes onberftieïb dien dag felfjö in be piaatfe
baar fin gebannen toa?/ baat hu alleen 3ijnbe
geen Predikatie ftonbe ftooren/ nogtatuj fin öjagt
bic eerfre bag bet taefte boa? in heylige oefi\'enin-
gen, en be #eere beïaanbe 3ijn fteyliging ban
oefen bag/ boo? jijn iDpenoaringc en berftlaringe
ban \'t geen gefcfiiebcn moefr/ te openbaren/ tot
aanmoebiging ban Gods Volk, om boo:t te gaan
in \'t onberfiouben ban befen bag. ïiotnen tan
tot be oude Vaderen, eben na be Apostelen; 3U
alle nomen ober een in \'t onberfiouben ban ben
cerfien bag ber taeefte: Ignatius taaö baar ooft
Ijarb boo?/ en Augustinus 3ep.be genrtt be Maagd
Maria, ge3egent i$ onber be Vrouwen, foa i$
ben eetften bag ber taeefte/ onber be bagen.
dPeen raenfrft bie tanfeientic maant ban jijn
taegen/ of jjp binb een zegen op pber bag/
maar <öob heeft befen bag ge3egent in een meer
bpfonbere maniere; en be steï bie confeientie
maaftt ban be£felf£ onberhoubing/ mag boo?
fiet Verbond Gods een zegen bertoagten.
7. €en anber argument i£ genomen ban be
Oordeelen Gods: SJnbien ben menfrft niet tuil
ftooren na be reben/ be exempelen ber ^enligen/
en ftet oo?bee! bet Godgeleerde in alle tijben/
nogtan$ be ^eete faï ftet ftlaar toonen ban
ben &emel/ bat bit i£ be£ Heeren dag, bie ftet
ooft ber3egelb fieeft. 1. ^00? 3ijn <èa?bcelen/
mant be loorn Gods i£ ban ben l^emel gcopen*
uaarb getoeejl/ ober be geene bie befen bag
profaen gefrftonben fiefiBen: $>e Historiën in alle
tijben/ toonen bit aïbu£. €tn Mofenaar op ben
Sabbath
-ocr page 355-
294                 Sabbaths Heyliging,
Sabbath malenbe/ bet bier untbjefienbe/ bet*
b?anbe be Mculen, en Man en alïeji?. Cen Land-
man gaanbe in \'t £elb/ om jijn Koorn t\'ljung
te balen op ten Sabbath, ben ^onbcr en ffltzt*
ïigt boobe jjem/ en berteerbe ïjet Koorn: gefijft
in een bergabering/ baar beet Godsgeleerde
t\'famen toeren/ om te raabplegen ober ben Sab-
batli, beel exempelen sim bngebjagt/ tot ftetixii^
bat Gods Oordeelen ober be frtjenbing ban yin
bag/ ober ïjet ICanb/ en be oDbcrtreber^ quam.
^e .Maagdenburg toaïr een Edelman, bie gemeen*
lijft op ben Rustdag ging 3Cagen/ be l^eere b^agt
foo te paö/ bat jijn Vrouw boa?tu?agt een Kind
met een boold al£ ban een Hond: be 4>tab
Slratford i£ bjiemaaï berb^anb op be Rustdag,
baar bie (eer onthcnïint toierb. itëanneer te
Parijs beel menfcljen bergaberb toaren/ op ben
dag des Ileeren. om te fien Ïjet Gevcgt bet\'
•23cefttii/ ïjet Theater biel neber/ taaar onber
8 menftfien toierben gebaob/ en beele gequetjt.
Treverton taaé btfttoitë gebjengt boo? Godsalige
Leeraren, bat d3ob een fraaat <Oo?beeï ober be
Stad fou ö?cngen/ om baar ïja?rible frtjenbing
ban ben Rustdag, be bolgenbcn bag gebcurben
ïjet bat bn bc Markt een febjiftfteïijft bier ont*
ftanb/ bat fdjierlijft/ en in een ïjalf uur/ be Stad
berteerbe/ beljalben be Kerke en ïjet Armhuys,
foo batmen fag 400 woonhuysen op een ti)b
berbjanben/ en meer ban 50 menschen berteert
boo? be blamme: 33 jijn blinb bie ïjier in niet
fien be binger 03ob^. Mr. Smythius berljaaïb ban
een beroojbeelbe gehangenen/ om biebern/ ben
25 .ïBan f687. gehangen taerbcnbe/ bat ftn
feer
-ocr page 356-
op des Meeren Rustdag.             295
feer ernftig be menfcfte bermaanben om niet ben
Rustdag te fcïjenben/ en bie 3Ceetaar (egt/ ift
meet niet bat ift ont fao gtaaten betaum be*
fpeutt ïjeö/ en afg i& andere mbjbabigen ooft
maeft betgefellen/ fieb ift in eenige/ bie filijfte
ban bcfteeringe gaben/ aïtoojf bitterltjft tjaoren
{terneenen/ ftet berfupm ban ftaac pïigt/ om ben
bag bc$ peeren maat te nemen; al£ ooft eenen
Edmund Kirk, geregt tot Tyburn ben n Sluip
1684. om ftet betmoojbcn ban 3ljn ©^outa/ in
jijn belijbenté erftent fip fiem biftmifê frfiulbig
aan ontfienlfging ban \'t 4 Gebod, feggcnbe/
»op ben ^enligen ïtuftbag/ fteb ift bie fcfi?ift»
ïftelijfte fanbe bcb,:eben/ ban mijn arm ï©ijf te
»bermaanben: bu£ fanbe taierbe gefrtaft met
»fanbe/ een ftfennber met een graater/ en be
»graatfte met be a5aïg/ baar ift bigte fin mn
«mijn jcfteïmfruft fteb bchjeben; <® ^eere ftae
»regtbeerbig en bjeefelfjft jijn u <£>a?beeïen/ (ft.
S5. 1634. op een Rustdag, in een groate ©a?fi:
be£ Wintttg/ 14 Jongmans tertaijï jp fpeelben/
en fcftoten met be ftïaat ober ftet gs?/ op be
ïïibier Trent, liepen t\'famcn op een plaats/
baat ftet ftoaft jijnbe fcgielijft 6?aft/ foa bat
3g alle bcrbzonften. 3Gn \'t felbe Slaat/ gebcurbe
ftet tot Walton, bat b?ie Jongmans op ben Rust-
dag na batfe in be Kerft gemeefl maren beg
boo^mibbag^/ (en feer bartcl en fpelenbe toaren
onber ftet nab?uftftelpft pjebiften/ ober 2 €at.
5 :10. dat wy alle moesten geopenbaard worden
voor den Rechterstoel J. C.) 35 gaben baar mep*
nig agt op/ en gingen be£ namibbagtf t\'famen
ober be Öebier op ftet Jgsf/ tot een herberg/
en
-ocr page 357-
296                Sabbalhs Heyliging,
en ongeregeïb fpeelöun^/ baar 30 be reft ban
ben <éonbag gabIoo£ boo?ö?agten/ met een
gebeelte ban be nagt; bag befe 3 töcberftee*
tenbe na 8"P5»/ gingen ftout ober [jet ££/ maar
boo? 3p baiïenbe/ fonften na be gronb al£ Reenen/
baar ban maar een. miraïtuleug gereb taierb/
maar be a anbere \'berb?onnen. ®e 3teeraar
Fauconer bertjaalb ooft een bjeefeïijft erempel/
ïjoe bat een $obïoo£ gefelfcfiap ban jonge men*
fcljen/ Rustdags morgens gaanbc fpeïcn rijen/
ïjet miei bjaft/ en een foo biel bat be ïjerfen^
unt 3tjn fioofb blogen/ foo bat fin aanftonü^
flierf/ baar leggenbe al£ een fcfijififtelijft erempel
ban <£ob£ too?n en oo?beeï. <èa. H. Glcrk p?e*
biftenbe omtrent Oundle, bao? een anVaetenb
©alft/ bat genegen taa$ tot fcficnben ban be?
Heeren dag, boa? banfen/ tailbe gaar obertungcn
ban bat guaat/ bebjengbc fiaar met n3ob£ oaj*
oeelen/ tngeballe 39 fiarbneftftig boo?tgingen/
35 fiaïjterrig 3ijnbe/ gingen boo?t in fiaar gob=>
loo^ficnb: a\\§ 30 nu op een Rustdag in \'t mibben
ban fiaar bebotie en banfen befig maren/ ge*
öeurbe fiet bat ben iPamj-meejrer/ een luftig
gjongman/ frfiielijft neber biel/ en frierf; be
bolgenbe <&onbag nam Mr. Clerk on gelegene
fieyb ban bat baojbal 3ijn (Cert unt §fer. 17:27.
Indien gy niel wild hooren, om mijn Sabbath te
heyligen, &c. dan sal ik een vier aansteken in uwe
Poorten, &c fiet ®oïft 3ijn betmaninge en be*
bjenginge niet agtenbe/ gingen p\'abonb^ meer
boojt in fiaar gemoone fonbfgc erercitie/ onbec
melfte toa£ een Smith, bie fiaar tot ben dans
ïepben/ maar fiet fieftaagbe $ob/ bat be bol*
genbe
-ocr page 358-
op des Heeren Rustdag.             297
genbe bag 2 Boeren tot jfjn toinftel mtamen/
am ftun ploegen te laten ftfterpen/ maar al£
ftp Bet glaepenbe pfer op jtjn Slianbeelb floeg/
blaag een ftuft in Ijet ftran af riete ban/ faa
bat 3tjn $up£/ itëinftel/ en al jfjn gaeo/ aan*
fronb^ verbrande, fanbet nat 3p be 6?ana Bluffen
ftanben/ \'t taelft Mr. Clerk toebetam aanb?ong/
ap ftaar tanfetentie/ maar ooft al te bergecfê/
tat epnbelijft ap een Sondag avond, toanneer jp
na ^upt? fteerben/ ftoojbe een graat geraak ban
Ketenen, op en neer ftet Dorp, \'t taelft bergefel*
ftftapt ging met fuift een ftanft en raaft ban
bier en jolpfter/ bat ftaar fcftuïbige tanfetentie
ftaar nijpende aberreben/ te bennen bat be
Duyvel toa3 geftamen am gaar taeg te flepen
na be ï^eïïe/ faa bat 35 nu cerft begonnen te
bennen am ftaar (£obïao£ leben te berbeteren;
toclfte geïaoftaaarbige exempelea anjf leeren/ ftae
be ^eere jijn mifnaegen ban ben J|emel fietaant
ober ftet berft^efteti ban jijn bag; on$ paft 4Fob
te lieben met al on£ ftert/ en gencgentfteben/
ap bat top ftetn mogen bienen/ en jijn name
b?cefen/ en taeberftaan al be berftinberinge ban
onfe saligheyd, foeftenbe #ob£ toiï en Gebod te
geftoojfamen/ en jijn eer te fiebojberen/ en banft
boa? al jijn taelbaden toe te ü?engen.
3!mmer£ be Ü^eere fteeft bit berjegelb in be
confeientien ban 3ijn ©olft/ taant toie jijnfe bie
befen bag betb?eften até laffe/ nbeïe/ en p?ofane
menfeften? en toie maften tanfeientie baar ban;
al£ bie meeft <#ab bjeefen/ bie ftp geeft geftraant
met regtbeerbigftepb en ftepïigmaftinge? <§p
berluftigen ftaar in be$ Heeren dag en Heyligen
bie
-ocr page 359-
298                 Sabbaths Heyliging,
bic boa? <#ob/ en agten bic l^epïig boa? ben
lieert: 3Ja poe meer ten menfep <6ab toeeft/
poe fojgbulbiger pp ió in \'t toaarnemen ban
bt§ Heeren dag, betaelfte een nicnftlj confeien*
ticuj» ïjepligenbe/ fcKcrnjft een zegen fal binben
ban ben ïf cerc/ taaar upt tap treeften bit gcbniyk.
3$ ben eerften bag ber taeefte ben Sabbaih,
boo? Goddelijke Instellinge, ban ficn tap pier bat
tap bepaojren taaat te nemen ben geljcelen bag:
<éoo bc ^atan be menfeft niet Ban boen taaat*
nemen ben gantftpen bag/ pp fal Ijcm taijö ma*
fien bat pet genoeg ij? te nnbetpoubcn een (tuft of
palbcn bag. oD feggen 3p/ onberljouben tap niet
ben <éabbatlj; gaan tap niet te lierftc/ pet taao?b
paorenbc/ en be <6abgbicnft bptaaoncnbc mib*
bag? en a\'abonba? maat taeet bat be fyzztz peeft
ingeftclb een geheelen bag. 5?et btaaafpcpb/
en geu?efi ban reben/ contrarie te bennen/ en
anbet?» te boen: 3!nbicn ift een taerftman puur boa?
een bag\' pet f<? boa: ben peeïen bag; een gebeeltt
ban een bag is" geen bag: Gedenkt, om lleylig
te öctoaren ben Sabballidag; Joliannes taafi in
ben Geesl op ben dag des Heeren, en be Apostelen
quamen>t\'famen op bciö Heeren dag, jijnbc ben
eerften bag ber toeene. Itëat een fcpjiftftelijft
(©ojbeel rmam\'ct ober Ananias en Saphira bie maar
een gebeclte toeb?agten/ in plaats ban bc ge»
geele pjijs ban paar Erffenisse, taaarom ju met
be boob geftraft taierben: &atx taanncer be
l^eere gebicb be onberpoubing ban be geijeelen
bag/ en tap gebcn pem maar een bcel/ tap
fijengen freaffe op nn£ cpgen poofben. <Bat
<éob bcrepfcljt een geheelen dag, fal blijftcn upt
befe argumenten.
                                    i. Vt
-ocr page 360-
op des Heeren Rustdag.                299
i. ^e taeeft fiefraat in seven dagen; opgeeft
gegeben 6 aan on£/ en een gepaubcn boo? pem
feïben: ^ecft <#ob onsï gegeben 6 peele bagen/
billijft f£ \'t bat pp bc jijne ooft getjecï |eeft. a. God
ruste ben febenbe bag/ nu faa beel ttjb ahj 3Cepo*
ba rufte/ moeten tan ooft Ileyligen. ^e Sabbath
fiefraat in 24. uren, gelijft een "natuteïijfte bag \\$/
en geboben tao?b/ Xebft. 23 : 32. Gy snit de Sab-
bath onderhouden, van d\'eene avond tot de andere;
gelijft boe be bagen gereftent taierben ban ben
eenen abanb tot b\'anbcte abonb/ upt be fepep*
ninge; maar nu onber pet Evangeli, om bat
CJj^ifhré ouftanb in ben mojgen/ taojben 3p
gereftent ban be eenen mo?gen tot b\'anber
mojgen/ 2 uren. 2. <6ab geeft nopt iugefteïb
palbe J|cplige bagen in 3ijn ïterft; gelijft be
ïïoomfrtje bie Blaciesdag maar boojmibbag?? ftauv
ben: foa pefiöen jp anbere Heylige dagen, bie
maar namibbag£ gebierb too?ben/ gelijft be
l|epbenfcpe Ovidius fepbe/ pet eerfre gebeelte bej?
bag£ 1$ ^eplig/ pet anber niet; fuïfte Heylige
dagen ftennen top niet/ toanneer (60b ^eplige
bagcn inftelbcn ban Vasten, ber nieuwe Mane,
en \'t Feest ber Tabernakelen; Israël moeft Otlber*
pauben ben gantfrpen bag/ en niet een gebeel*
te; baarotn taccï meer befen falemneïen dag des
Heeren. 3. *$e Godsgcleerden ban alle tijben jijn
ban geboden/ batmen een gepeelen bag moet
onberpattben; gelijft bz <&ubbabcrg alé IrenaBus,
bie fenbe/ tap moeten ben Sabbath pauben/ ben
gepeelen bag/ en bie penïigen/ bolgené Gods
Gebod: be ^eplige pefifien altoog gepouben be
gantfepen bag. Augustinus fegt/ \'t 1$ niet ge*
noeg
-ocr page 361-
300                 Sabbaths Heyliging,
noeg 384 uren <6obe toe te Brengen/ maat
tap matten ruften ben geljeeïen bag; niet alleen
ban ligljamelijften arbepb/ ons boen aal! be
Beesten, en bit toa£ bc <§aöbatïj ban pet gulde
Kalf, 3P aten en dronken, en ftonben op om
te spelen: Mttn/ maar tap moeten befig 31)11 in
ben bienft ban <£ob/ en in <6cbcben. .^oa in
jjet Concilie ban Mexicon, baar toa$ een ©er»
gabeting ban Leeraren upt alfe Natiën ban \'t
Christendom, »o;bfnerenbe bat pet Volk moeft
j)6etaarcn ben geheelen dag des lleeren, Ileylig,
»en fig affonberen om d3ob te fiibben/ in pern
«gaat te verlustigen en Gods woord te gooren;
»en foo een Landmans knegt befen bag öjeeftt/
»gp fal met berfcljepbe (lagen getugtigt tao?ben/
»en foo een Leeraar befen bag berb?eeftt/ gp
»fal ban 3ijn bienft gefet taa?ben een tjalf
«Jaar, en upt be Kerk gefrgopt/ fonber aanne*
»ming/ boa? groote beraatmaebiging fietaont te
«gebben.
«ïfêaar ift moet epnbigcn/ en met een tooojb
recammanberen/ ben gantfegen dag des lleeren
confeientieu^ te onbergouben/ en pcpligen: niet
bao? a a 3 uren/ maar anberpoub bie gegeclfjft/
in u befig te gauben in heylige dingen; gafterijen
en geftfiernijen aan te regten/ met fonbig ber*
maan/ i£ angeoo^ïoft on btè lleeren dag, al£
3ijn dienst, en geen bagelijft^ toerft plaatj» geeft/
nu moeten top alleen met goebe gebagten/ en
J|cmelfrtje bingen befig 3im/ om onö in ben
Algenoegsamen God te verlustigen, en op bie dag,
taelfte be lleere gemaafit geeft/ on£ alleen in
i^em te berbujben/ balgen^ 3jef. 66:4, 5. ï£ant
alfoo
-ocr page 362-
op des Heeren Rustdag.               301
alfoo fenb be ï|eere/ ban be gesnedene, bie mijnt
Sabbathen ïjouben/ en berftiefen \'t gcene baar
ift
lust toe hebbe, en vast te houden aan mijn
Verbond. Ik sal hem ook in mijn Huys, en binnen
mijne Muuren, een plaatse, ende eenen Name geven,
beter dan der Soonen en Dogteren, eenen eeuwigen
name, sal ik een yder van hen geven, die niet
uytgeroeyt sal worden, &c. Die sal ik ook bren-
gen tot mijne heylige Berg, en ik salse verheugen
in mijn Bedehuys, <fcc. bolgen<? onfe (Cert. Dan
sult gy uw verlustigen in den Heere, ende ik sal
u doen rijden op de hoogte der aarden, ende ik
sal u spijsigen met de erve uwes Vaders Jacobs.
®efe bierbare belaften aan u geftöonnen her*
tonnen bat bic ben ^eere/ on 3ijn bag in geeft
en taaarïjenb bienen/ regt Ijebben tot Ffet
eeuwig
leven, ©alb ban nebet boa? <0ab£ Genade Throon,
en fet be Kroon ban lof en prijs on \'tgejegenb
i|oofb ban
Koning Jesus, bie u boben anbere
geeft bergeben/ om onfen <öob grootljeub te
geben/ en toe te ö?engen alle
eere, heerlijkheyd,
danksegginge, en aanbiddinge, tot in eeutaiglj£pb/
Amen.
-ocr page 363-
ISRAELS
VEKBONDMAKING
met God kortelijk betoogt,
Volgens 2 Chron. 45:42. En zy traden in een
Verbond, dat zy den Hccrc den God harer Va-
deren soeken souden, met haar gantsche herte,
en met haar gantsche ziele.
Het i$ een boojname fafte alle geloovige
Christenen natuurlijft en nuttig/ be bcreeniginge
ber 3telen met <£ob; ton feggen bat be vereening
met God in wille en genegentheyd gaar feer na-
tuurlijft ijï/ <CoII. 3:4. 3£aar gefegt tonjb/ haar
leven met Ghristo in God te zijn, fao 3ïog. 4«i3»
Hier aan kennen wy, dat wy in hem blijven, ende
hy in ons, om dat hy ons van zijnen geest gegeven
heeft. Nuttig iff \'t gaar/ goD?b 3Cfapg pfalm .
73:28. Maar my aangaande, \'t is my goed na
by God te wesen: toant gier i£ be eerfle uptgang
ban faliggcpb/ ahj 3p na fin gem 3ijn/ fan ii
gp gaar een berfierginge tegen bpanben/ Pf.
143:9. By u schuyl ik, gier i£ be fontijn ban
alle ligt en feben/ Pf. 36:10. By u is de fontijn
des levens, in u ligt, sien \\vy het ligt: toant befe
<£ab felüe be Saligheyd \\f} P(. 60: ao. $>it taa£
oflfi maar be famme ban Christi Gebed, Slogan.
17:21. Op dat zy alle een zijn, gelijkerwijs gy
Vade
-ocr page 364-
Israels Verbondm., met God, 2 Chion. 15:12. 303
Vader in my, ende ik in uw, dat ook zy in ons
een zijn. ^ierom i£ be geraaante ban dpoajf fëalft/
foa beel mogehjft i£ be befte mibbcïen aan te
menben/ op bat 311 gaat aan <£ob berbinben/ en
met pem bereenigt magten jijn. aènber befe i£
een bet baajnaamfte \'t maften ban Verbond met
<#ob. iK»ant bebiijl <©ob be ïjanb gemillig in
b?ienbfrftap Ijaar taefteefit/ Stfefai. 65:1. <éao
f£ be berecniginge baat/ aï£ men maar <£obe
be fianb taeber geeft/ 2 Cfi?on. 30: 8. hierom
taerben ?p met be naam Verbondmakers imtge*
bntftt/ £>faïm 50:5. ja 3£an. 11:28. tao?ben
3P felfê/ boa? een obernaminge fiet Verbond ge*
nnemb. ®efe Verbondmakinge gefeftieb niet aï*
leen eenmaa!/ al£ ju fiaar aan <£ab obergeben:
maat biftbiiï£ bp goebe eccafie taetb pet felbe
ban fiaar bernicutat; foa bebe Juda, 2<£ft?an.
30 : 8. en ooft .losia en Juda, (lu 2 <£p?on.
24: 31. 3fa om niet bette te foeften een ©oïft
bat met Oiïerhande Verbond maakt; fiet onfen ïext,
baat \'t ©olft boenbe \\$ om te offeren ban ben
Buyt bie sp ban be Mooren fiabben gefttegen/
\'in bie bctbe maanb/ be| bijftienben 3Jaat^/ SCfa
ber£ 10. Sfin taelfte maanb ban be folemneie bet*
gebinge/ en optegtinge be$ ©eröonbg Synai,
boa? \'t Pinxter-feest gebagtenigï mietb geftouben:
maat gelijft gpfe in \'t begin be£ Capittebj fiet
be Godsdienst fierfreïïen/ fiet in \'t 12. ber£ of»
feren/ fOO in bcfen (Cert Verbondmakende, om
gaar bog op be ftcrftfle taijfe aan <$ab te bcr*
fiinben. ü£e toaajben befieïfen een feftet Verbond-
makinge des Volks van Israël, met den Heere. Cen
fafte taeï t\'aller tijb ben geïobigen paffenbe/ niet
alleen
-ocr page 365-
304              IsraeJs Verbondmaking,
alleen auj 3p met Israol in <&ab$ 3©et gebenften/
maar fipfauberlijft &lê men \'t tclten be«S ©ctbonbj?/
\'t Avondmaal be£ peeren faï geö?upften/ taant
tic nature ban onfcn Ijanbeï abjban een bernieu
toinge be^ £erbonb£ te Bennen geeft.
IMc maaiben bagtcn ona ban in befen tijb
te paffe te nomen.
ijCtaecIcbig i£ onfen \\Cert; (Cen i. i£ baar \'t
üoojflcl ban be Verbondmakinge. <»Cen 2. be na-
bcrc openinge.
SSp trabcn in een JDerbonb. i^ier ten 1. bc
iJpcrfoonen/ 3P te meten bie ban pEuba 23enja-
min/ met be abergebonbene uut <5pft?aim/ $&an>
naffe/ <§imcon/ beré 8,9. i£ant afó 3p meelt*
ten bat 4?ob met Asa map/ faa bat ooft feïfa\'
bc Mooren bic bcr|lagene bcjS Smeert? maren/
foa quamcn 3U mcbe tot SJfa/ \'t 3p om \'t jfeejl
ban Pinxteren te gouden/ \'t 3p om gefiect on*
ber spn llegeringc te toefen, \'t W&$ ban bat
©olft/ baar aan <öob ï}tt Verbond Ijab laten
boojbjagen/ <£rab. 19:3,4,5. <Pie ban ïjaar
©aberen Ijabbcn gcfjoojb bat 3p \'t Verbond met
<£ab ïjabben aangegaan/ €rob. 19. iPeut. 5.
3ïa bie baarom genoemb toierben/ be Kinderen
des Verbonds, 9Cct. 2: 37. Som. 9 S 4. toclfte Is-
raëliten jijn/ toclfte i£< be aanneminge tot Kinde-
ren, cnbc be Heerlijkheyd, cnbe bc Verbonden,
cnbe be Wetgevingen, enbe be Dienst Gods, enbe
be Beloftenisse.
\'t IBa£ ban bat Volk, \'t taelft gier alleen ge*
Icgentljepb toe Ijabbcn \' gelijft top nu ooft ijcüücu.
$Cen 2. \'t toetft bat 3p berrigten/ zy traden
in een Verbond.
1, <£nber
-ocr page 366-
met God, 2 Chron. 15: 14.           305
i. <®nber mamanberen. <®p bat \'t geene 35
aan <6ob ücloUrn fouben/ eenparig ban gaat
mogtc gefrljieben/ en nictnanb bjnficnb magte
nemen om ter jtjben af te toijften/ en anberj?
te boen/ fiet hier ban ber«J 13. Ende al die
den God lsraels niet en souden soeken, souden
gedood worden, van den kleynsten tot den groot-
sten, ende van den Man tot de Vrouwe toe.
Simanb mogt bennen/ ïjoe fionben 35 julfifi
onber foo ftuaren pand beïoben aan maiftan*
beren: tuant Ïjoe ftonbe bc cene fao nautu op
fancn ban be anbcre letten? beïjalben bat elft
tot foo een taerft in Ijcm felben onbeguaam ij?:
,ïï3aar tuect bat nu berbonben 3ijnbe aan mal*
ttanbcrcn/ tuaé fultt£ een rettcn bat 35 tëob
fogten/ al£ 35 fyaat tuagten ban alle Afgoderyen,
3ijnbe be £>crbonbgb?cutt fe\'nW mib£ toaar*
nemenbe bic folemncle Godsdiensten ban @ob
aan \'t ©oHï gc&oben. 3£e reft atö ben menfcften
onbeftcnt/ bleef onber \'t oojbccl d?ob$.
<§ao ernftig i£ <J3ob£ £>altt aï£ ftaar ben
bienfl d3ob^ ter ftcrten gaat/ bat !jet gaar met
genoegen boo? gaar fcïfj? aan <#ob bcrnligt te
3ijn/ maar sn tuitten ooft anberen baar toe ber*
binben. (Ontreftt uta berljalben niet aï£ 3n ooft
fulft£ ontrent uta tuitten te taerft fretten.
2. €n te gelijft aan 0?ob elft 3ijn tuijfe. ü>it
fëerbonb tua$ niet ïjet Verbond der werken,
taant na ben Val, boa? onmagt be£ menfcften/
ftet felbe niet taebcr ougcregt fton taerben/ ooft
geen unttuenbig Dcrbonb/ bat sn maar ban
grobe fonben foubcn tuagten/ en bc unttuenbige
Godsdienst fonben tuaarncmen/ tuant \'t gcfcljicbe
20
                              met
-ocr page 367-
806               Israels Verbondmaking,
met ïjet gansche herte, beïjalben bat ®ob baar
niet mebe gebienb ig: maar \'t maffer inlatinge
in \'t Verbond der Genade. Jtëant <£ob bieb bat
aan ben fonbaar aan/ en ïfn $ gefiauben bc
aanbicdinge Gods in te milligcn/ fdjoon bat <£ob
ïjicr geen uptbiebinge boeb/ gelijft €rob. 19.
nog on>S ig be fane felbe/ mijl <èob foa lang
j)p \'t Evangelium aanbieb/ be Ijanb uutfteeftt/
om genabe te geben/ en traume te ontfangen/
a <Cl?on. 30:8. Slogan. 6. \'t Wa$ een intuin
liging beg ©erbonb^/ eïfi ou jijn taijfe/ bie
ficfieert maren bernicumbcn ïjet. H^ie nu fieneert
mierben berljeben get eerft 00/ en be onbe*
fteerben beben Qet untmenbig/ onberftanbig/ en
gebennft: ïjicrom i$ \'t ban Ijier maar be ge*
taiïïigljenb bc? JÏ5orH£ bic too?b boo?gefteïb.
Jfêant be gemiHigfienb <6ob£ 1$ altijb/ foo ïang
\'t Evangelium baar \\$/ beïjalben bat SCfaria be
«êonne €>be£/ (60b?1 getaiuïgïjenb in \'t begin be£
Capitteï^ aï geroemb ïjabbe.
<E*aar men bu£ :n toaarficpb treeb in \'t Gena-
den-Verbond, baar tooien befe bingen gebnnben
unt ïjem.
1,  <£en Ware nenniffe en oberrcebinge/ bat be
ü|eerc ban boa? be meg ban ©erbonbmaftinge
met ben menfeïj/ bjfenb bril taojben/ foa bat
Ijp aanbicbenbe \'t leven enbe be vreede tot in
eeumigïjepb/ nict£ anber£ bril aï£ bat be menfeïj
befc bingen taineube/ fig abfolunt aan <&tia
opb?aagt/ fanbet eenig regt bebing/ befe meg
nent M 3??<Jft en biuïjKtfe.
2.   Cen grootc begeerte om een Bondgenood
met oFob te jfjn/ foo bat ïjn Ö*cc al jijn geluk
in
-ocr page 368-
met God, 2 Chron. 15: If>.               307
in ftelb/ en boa? neemt niet eer te tuften/ boo?
ïjp hier ban berfeficrt ij> getoojben.
3. \'t ^ntoiMigen bcé £>ct6onb£ feïfé/ maftenbe
het Verbond met Oflerhande/ en handgevinge,
2 <tö?on. 30:10. Pi 50: 15. 3a tuelfte intail*
liginge hp uptbjuftt aan #ob.
1.  »©at ljp üegeerb alle be Beloften be$ Genaden-
Verbonds, 3 JDetr. 1:3. ja <Cob felbe/ d?enef.
15:2. 2 Coi. 6: 18. om in en boa? Fjetn in
Cï|?ifto gefaligt te too:bcn/ <Deut. 26:1. Heden
bebt gy den Ileere doen seggen, dat liy uw tot
een God sal zijn. <^oo ÜCofua 24: ai. Dat gy
uw den Ileere verkoren hebt.
2.  31>at 3jt ooit mei be£ peeren finegten jijn/
om in alïe jijne tacgen te taanbeicn/ nalatenbe
het gccne 45ob mishaagt/ en boenbe het geene
Ijem ücljaagt/ *Deut. 26:19. Ende de Ileere heell
uw lieden doen seggen, dat gy bem tot een Volk
des eygendoms suil zijn, gelijk als hy u gesproken
heelt, ende dat gy alle zijne Geboden sult bonden.
33ehrijl fuiït£ niet fonber ftrijb/ tegen be ba*
anben éob£/ jonber bcrb?ultftïnge en )1agen ban
Baat ftan gefrfiieben/ foo nemen 30 nu ben ftrijb
aan/ «ïtèatttj. 11:12. «Openu. 21:7. <$p ver-
lochenen nun felf#/ nemen Christi Kruys op fjg.
3Pu$ Ijefiuen ooft gebaan alte mare Israêliten,
bie 60b ueïjaagt Ijcuüen in befen Fjanbeï.
^iet ïucr <#ob£ groate goedbeyd, bic ïjp alle
gelcgentijepb jijn Dalft toelaat niet Ijem \'t Ver-
bond ban b?icnbfcljap te bernieumen/ al ii \'t bat
hp on een ertrao?binaire taijfe Ijaar baar toe niet
roept: gp [iet fulïrê giet in \'t Volk Israels, en.luda.
3.   <H5e maniere ban bit Verbondmaken tao?b
20\'                           getoont
-ocr page 369-
308              Israels Verbondmaking,
getoont bOO? \'t taoa?b. Sy Iraden daar in, aft?
of baar boo? aangetoefen taicrö bat be menfcft
ban nature Bunten Ijet Verbond is, ja be ge*
ïobigen ooft menigmaal foo niet jijn nnber be
Band be£ Yerbonds, geboelig gelijft 3P fteftoo?*
ben/ en bat\'cr baar in een tteben/ en obergaan
ban noaben 1$/ in een anber ftaat en geftalte.
3Jn \'t boo?gaanbe vers lefen ton ban uDfferijanbe
bet heeften/ baar anbct<? op Pinxteren, be eerfte*
lingen bes <Oagfrsï geoffert- taierben/ \'t i$ ber*
gaïben toaarftljijnlijft bat bcfe 23ecften geoffert/
en 3» boo? be ftljeubinge jijn boo?gegaan/ gelijft
bat beeïtijbg in \'t maften ban Verbonden ge*
founfteïijft toasV om te uctooncn bat 33 bcerbig
toaten/ öu aïbien 35 anbers beben ahf 35 6e*
lopfben/ eben gelijft bie 25eeften geftanbclb te
tao?ben. <4Biet ban befc getaaontc 3Icr. 34:18.
Pars. 2. <Een SJnïjoub na be£ ©erfionbö ban
fiaar ftant too?b gefegt/ dat zy den God harer
Vaderen, &c.
i^ier toeberom 1. bat 39 ficloben/ ten 2. hoe 39
\'t foubcu untboeren/ met haar t-antsebe herte, &c.
1. <§p foubcn ben &ab ftarer ©aberen foeftcn.
^Tcn 1. mie |jier gcfogt foube bio^ben. ,Cen 2.
\'t «êoeften felfé.
1. 32e 3Je|joba be God barer Vaderen. <ëulftsl\'
boen 3p fiier/ in tegen oucrfrcllingc ban be bal*
ftfte 51\'fgoben/ bie boo? bcfen Salomo tot een
<§trift/ Sifracl onber be Rechteren tot een ,l3et/
en nu nog tot een Val, in \'t ïioningtijft 3Jero*
öoamé waren. JJDant Bier in begaat be ©er*
6onb-6?cufte 3ffracï0 feïfê.
1, Sjcljoua feggcnbe/ alé ftïaar \'t onberfrfteub
te
-ocr page 370-
met God, 2 Chron. 15: \\i.          309
te Kennen gebenbc/ jijnbe bt$ peeren gebenftv
naam/ i|af. 12:6. önafpangclijft/ in ff5 felfë
genoegfaam/ getrauta jijn ©alft en ïtinberen/
Crab 6. iPerïjalben faa fien pier op oen ^eere
al? ïjen genabig/ en al*» be God der waarheyd,
3ig in \'t Verbond betaonenbe.
2. Ü2e taijl 3P pem noemen be God harer Va-
deren.
1.  ©erftaanbe boo? be Vaderen al öe gelobigen
oube ^eb?een/ ja be gantfclje Natie ban Abra-
ham af.
2.   *Defe toa£ bet 8aberen 6ob/ niet alleen
boa? Scheppinge en onberpattbing. 1. «Üöaar
boa? ©etbanb/ taant faa pabbe bc C^eere jijn
©etbonb laten boo?b?agen/ @en. 3:15. gena*
big. 2. ®oo? geljao?faampepb/ bie jp al£ ïmeg*
ten aan befe o3ob betaefen Ijabben/ niemant
meer erftennenbe.
3.   ^p Ijabben reeb£ boa? beele berloffingen/
en bcrbuHingen ber belaften/ getaont bat Ijp
gaar <£ab mag.
2. *U?efe fauben sp soeken, taaat boa? ong te
Hennen gegeben mo?b.
*E>at 3p befe <#ob fauben kiesen tot gaar <&aif/
faa bat ^p alleen paar deel, paar Heere faube
3tjn/ 3fef. 26:13. Heere onse God, andere Heeren
behalven uw, hebben over ons geheerscht, &c.
2. $>at 3p in tijb ban benantatpeben/ na lig*
Ijaam of na jieïen/ gaar toeblugt tot <6ob fou*
ben nemen/ am ban pem geholpen te tao?ben/
fao taa?b pet foefien genomen/ fict ï^afea. 5: 15.
Ik sal heenen gaan, en keeren weder tot mijn
plaatse, tot dat zy haar selven schuldig\' kennen,
ende
-ocr page 371-
310              Israels Verbondmaking,
ende mijn aangesiglc soeken: als \'t haar bange
sal zijn, sullen zy my vroeg soeken.
3. &$ fauben God soeken, om gantfdj boa?
®ab te 3tjn/ abj 3ijnbe \'t mibbcï om be gunste
Gods Ijen betftregen/ 6y gaat te beftaubcn/ tritgf
fouben jn <tfob in allc£ bienen/ in gaar 23ur*
gerlijfte/ <£ab£bienftigc/ ,ïi5attiutbjfte/ en «tëcefte*
lijften banbel/ ftn faube jijn Ijaar ïtëetgebet/
baat begin/ en ftaac ennbe/ en jn in allejf/ öe
Heere tot Knegten. $>u?» taa?b \'t faeften gena*
men in \'t 2 vers ban bit Capittel. Soo gy hem
soekt, hy sal van uw gevonden worden, &c.
2. Jtóaar betaijl <&abé taille in baat begeert
tao?b/ bat 3H dPob in Geest en waarheyd, met
een bolftamcn Ijette magtcn öienen/ faa boen
jn\'er bie manier tetftanb bn/ aïj$ 33 feggen met
haar gantsehe herten, &c. ÏPefe fpjeefttoijé ftan*
be beu? een genamen taajben/ nagtang uj\'er
bit anbetftftcnb in.
1. .iHSet baat gantsehe herte. ^Cen 1. \'t JJette
taat b>t i£. ijCen 2. \'t <£antfcb> bette.
i<Cen 1. \'t Herte ftan biet beft genamen taa?*
ben baa? \'t verstandig deel der zielen, bemacbigt
en taillenbc/ 1 ftan. 3: 9. Geeft dan uw knegt
een verstandig herte om u Volk te rigten. Ǥ00
Jhab, at a. 2. \'t Gantsehe herte, \'t taeïft ge*
ftelb taa:b tegen een gebeelö bette/ bat fyitz en
baat 3taerft/ eenSbechj met <J5ab/ en een^beebj
tegen ftem. £>aa ooft tegen een gebennft lette/
bat fig bertoonb geljecl met 45ob te jijn/ en
nagtané ip fiet bebjog/ 2 <§am. 23.
feu faube bit gantfebe Ijette fanbet gebeelt*
£enb/ fanber gebeunfttjenb/ baa? ben üjeete 3ijn/
in
-ocr page 372-
met God, 2 Chron. 15: 12.           311
in 3fjn tiEnfl beg £>oïftg/ ttie baar boa? ïjaar
opregte Verbond maken betonen/ taant fret boo?*
nemen ban een kind Gods ftreftt fig taijber upt
ülé gaar magt/ \'t toeHt ïjaat ban namaak tot
broefljepb i&
2. Mtt Ijaar gantsche ziele. <Eit tao?b giet
bp gebocgt gclijb al| leuter. 6.
i. <$ooj bc ziele tao?b berfraan \'t geboelige/
of be affecten ber 31de/ taant foo taerb {jet toao?b
3iele genamen/ ©cut. ai: 14. Cnbe ï»Et fal in*
bten |n geen beïjagen in ïfera Jjeeft (fc. 3£aar
\'t felbe taOD?b ftaat/ 24 : 25 Op zijnen dag, fult
gp jijnen loon geben/ en be «©onne en fal baar
nber niet opgaan/ taant Sp $ arm/ en zijn
ziele verlangt daar na , fan bat JU fulH$ met al
gaar ïiefbe een£ tailben boen,
2. «tëantfrlje 3ieïe toonenbe taeberam bic ge*
tjeeujenb en beerbigfrepb bte 33 boa? ïjabben/
naamelijft bat 30 met al ftaar luft en genegent*
ïjepb/ ïjier in taaube befig 3ijn; en fulftg met
regt/ taant;
1.  2p taifïen bat fuïft^ ben epfcïj <#obeg taajf/
gebaan in 3ijn taoo?b/ #eut. 6:5.
2.   ^etaijl fanber bit Ijet Verbond niet nonbe
ïtragtig 3ijn/ in toelfte ben menfrtj niet een ge*
beelte ban ïjem felben 45obe obergeeft/ maar
ge»jeel en al/ fanber iet£ upt te bebingen/ <©eut.
26: 6. |?f. 46.
Applicatie. 25eljoa?be nu pet Volk Jude en
Israels on£ in befen niet tot een boojbeelb te 3ijn:
immer£ i$ pet nog pet felbe Verbond, bic felbe
<£ob/ aan be elenbige en nogtan^ taeïnomen
menfclj/ foo tap maar gelijft 3p met <£ob foefien
in
-ocr page 373-
312              Israels Verbondmaking,
jn een Verbond te ftomen. 3Ja meerber berplig*
tinge fepijnb op ong te leggen, i. <§p beben
gier ietë b?ptoiïïig taant 3p geen tenen be£
©erbonb^ of .êacrament^ gebjupftten/ maar
alleen flegté Offerhanden, itëp noobfaftelijft/ taant
top fieftennen gier toe bp een genomen te 3fjn/
om\'t Verbond Gods, te vernieuwen, 2. M>V
fouben gebagtennj pouben ban be Wtt gebinge
bie fcp:iftftelijft toa£ boo? ben fonbigen menfeö:
maar tap ban Jesu dood, &c. «êeer lieffeïijft
aan alle bie getaben.
SCaat on$ ban een| obergaan tot een onber>
foeft ban on£ feïff?/ of tap al gelijft \'t ©oïft ban
Israël pier toe Bp een genomen/ en gefepiftt
jfjn om Verbond te maften.
2. ©cïe pabben baar niet op gebagt bat 3P
een Verbond fouben maften met 43ob/ om nu
toeber boo? ben Heere te jijn/ fefterujft ftogcr
ftonb pet bp paar niet te boeft/ afé een 4?ob£*
bienftige en "Robe beftagenb taerft/ baar \'t be
natuur be$ Avondmauls i§/ fig aan <#ob te ber*
binben/ foa jp taifren ftae abfoluit fig baar ben
menfep aan <6ob abergeeft/ 3p fauben mif*
fepien \'er nu beel beftagen in pebben. ©jaagt
ïjet uta ban een£/ fioe gp berftlaart fiier 3ijt
geftomen/ met taat oogmerft.
2. JDele Rebben ban obergebagt om een JDer*
fionb te maften/ maar baar papert fiet on£ aan.
i. dommige niet genoeg oberrebet ban paar
onmagt/ fullen in paar epgen bermogen fulftp
boen/ niet taetenbe poe onbeguaam 3p 3ijn tot
foobanigen taerft/ om <£ob te foeften (|c. 2Cn*
ber£ ïeerbe ben £>o?fl .losua «5ob£ ©olft/ 3|ofu»
24:19.
-ocr page 374-
met God, 2 Chron. 15:12.           313
24 :19. Gy sult den Heere uwen God niet konnen
dienen want hy is een heylig God. <£n in \'t bol*
genbe ber£ leerb gp gaar öe ongefrabiggepb in
\'t gaebe Hennen. Indien gy den Heere verlaten, en
vreemde Goden dienen sult: soo sal hy sig omkee-
ren, ende hy sal uw quaat doen, ende hy sal u
verdoen, na dat hy uw goed gedaan sal hebben,
2. 9Cnbere 31\'jn onftan^ moebeloog ober gaar
geb?eft en onmagt/ niet fienbe bat be ^eere gaat
eerjt be hand ber genade toefteeftt/ en 3p anberen
niet ahjf onregtig nu fullen gaan betoonen/ baa?
al^ nog te berHïaren gaar genoegen bat 3p in
ben J|eere en 3ijn bienfl gebben, (Cegen SÜefai
65 :1. 2 Cg?on. 30: 8.
\' 3. ffêat ijj uta epnbe in \'t Avondmaal, \\$ \'t
al \'t feïne met befe Verbondmakers? 3p tailben
Jehova harer Vaderen God soeken, taat \\f nu
\'t utoe? 1. ïDcïe fiennen «5ob niet/ nog \'t foeften
ban <£ob. a. 9Cnbcre gebben geen ïuft: tot befe
moeite/ 3p milten <JPab mei: maar \'t moet gier
na in ben l|emel 3ijn. Cn in bit leben fullen
3P ban foo beel om en boo? gem boen/ afé
\'t gaar gelieft. %% öit <©ob ttiefen/ gefi?upnen/
allej» boor gem ober geböen? ooft Gods kinderen
3ijn gier frgulbig
%$ \'t al met uta gantfege gerte/ en gantfege
3iele? immer$ 3ijn bele gaar gerten foo gebeelb/
bat gaar gerte/ be taille/ berflanb/ en gantfege
3iele/ galf en galf 3ijn boo? Jesus taat/ en boo?
Belial taat/ boo? God enbe be Wereld, baat
men befe ttoee peeren niet gelijft bienen ftan/
2 Co?. 6:15. «Ifêattg. 6:24. 3!a gunftetenbe
menigmaal na 3ijn ongerecgtiggepb/ foo bat
men
-ocr page 375-
814              Israels Verbondmaking.
men fig apj ten gebcpngben aanftelb. ^ic <$ob
fcpijnt te faefien en nagtan£ paat fanben bienen/
fauben top \'t pette bet menfepen een£ upt al
3ijn ftpunlpaeften upt ïjalen/ toat faube baat al
gebonben toa?ben?
Mn tap feggen tat een ygelijB/ Iaat on£ eeng
fien taat jijn be ao?fafien ban be nalatigpepb
ban ©etBanb^mafiing met <#0b. <£n Bpfonbet*
lijft taetbtn befe nabalgenbe gebonben. i. <Eat
get bc menfepen geen etnft i$ met jijn saligheyd:
taant geloafbe pp bat pp fonbet Verbond met
4Pab ftaat ban natute/ Cppef. 2: 12. €n bat
bie geen ©etbonb met <èab maaftt/ aï$ een
stoppel betteeit faï tao?bcn/ ten jangften bage/
3fetem. 27:4, 5. <§p fauben ttagten na een
£etbonb ban b?itnbfcpap/ op bat jp <6ab tat
be pate/ en paat pette getaiuïg magtcn bin*
ben in 3tjn bienft. 2. <E>e baa?ganget$ fetten
pet boïft niet aan gelijft pet Asa en Asaria beben/
jp fp?eften ban geen Verbondinaken, <kc. en faa
blijft pet ©aïft flapetig en fa:geloa£/ famtijb£
fepeeïb pet niet aan \'t ©alft/ en bifttaijfê i$ \'t
betbetf upt ftepbe. 3. M&tn fiet pet Avondmaal
niet aan al£ een Verbondmakinge, faa ftenb men
pet niet/ \'t 6pfian£ geen teften ijzt J£et6anb£/
maar een <#ob£?bienftig taetft/ bat f00 gefepie*
ben moet/ anbet£ poe faube pet Bannen 3ijn
bat men pet teken faube genieten/ en be Be*
teBenbe fafie miffen. 4. <£en guabe getaaante/
namelijfi al£ men ten Avondmaal faï gaan/ fao
laat men eenige bingen na/ bie men anbet£
boen faube/ en men baet een taepnig meet al£
ojbinait/ en ban geeft men fig tael Betepb; 3$
ban
-ocr page 376-
met God, 2 Chron. 15:12.           315
ban \'t Avondmaal ober/ foa ?fteerb men iitaeber
tat 3ijn batige ïeben/ en ban té be ïaft taeg:
immet$ foa \'taagmetft taasï getaeeft ara ©etc
fianb te maften/ om <#ab te faeften/ \'t faube
faa ta3 niet berbtaenen 3ijn. 5. 23eftenbe fanben/
of iet3 anbetS/ ban\'et nag ©ctbanb mebe Ijou*
ben/ \'t taeïft bitect tegen <#ab aangaat/ geen
taanber bat <ï?ab geen plaats ftan fttijgen om
ftem be fianb te geben/ 3iefaia 28:15.
Ifêat nonnen tau anbeté tot befen fcggen/
afif bat ju bug nog niet in ftaat 3fjn om ten
Avondmaal te gaan.
3©n [eggen niet bat bie onbcriuaam té/ bic
niet3 junft onber bie gene taetftt ban een ©er*
fianb: taant ytnanb ftan nalatenbe bie gebagten/
ftg met ben ï^eete beteenigen/ niet te min oe
faafte in fig felté té en blijft een Verbond maken,
fip gebalg gn faub u faa beel até gn nag bun*
ten bet ©etfianb jijt/ en baat bupten blijben
tailb/ een oo:beel eten en toinften. I©n fien
biet boe Israël betg 13. fig betfiinb onbet peene
ban be dood, taant \'t faï geen ïigftaamïijfte boob
3ijn/ bie <&aii$ bnanben fuïlen aan tteffen/ maat
be eeutaige boob/ <£pfi. a : ia. €n gn kinderen
Gods, bic niet unt bnanbfcftap/ maar unt ttaag*
fiepb/ ongeïabe/ aatb^gefintfieub/ onoptegtig*
ftenb/ fuïftj? nalaat/ faa $ob nta niet na ben
ïigftamen fiefoeftt/ \'t faï ?ijn na be 31 etc/ met be
geefteïijftc boob eeng fttagtiget ap uta unt te
ïaten ban te baten/ \'t jn bat gp \'t nalaat of
guaïijft baeb. Wat faï ban nu fietameïfjftet 3ijn/
até om on£ agtetboïgenl \'t Volk Israels mebe te
geben onber be band des Verbonds. \'t 9$ fiier
niet
-ocr page 377-
316               Israels Verbondmaking,
niet genoeg af te blijben/ \'t ig ooft niet tael
gualijft aan te gaan/ taant \'t eetfte i$ tegen
<£ob£ bebel/ \'t laatfte ftreftt tot een <0o?beel.
<è treeb ban nu Reben in \'t
Genaden Verbond,
fegt <#ob toe bat gp ftetn soekeu fult/ afê uta
Deel en Heere, met uta gantfcftc ftette/ en gant*
(rpe jiele.
i. <tëp 3ijt nu beel beter omftanbigt ban (aften
afê
Israël taa£. ïtëant 3p ftabben maar slegte
Offerhanden, bie op 3Jefu^ fagen fonbet bat 3p
(elfê \'t taefen ber [aften bp paar pabben. ^ier
i$ \'t
Pascha felfê Jesus onber be heftenen ban
Brood en Wijn. €n in oberneminge mogen top
(eggen
ons Pascha is geslaglet/ i Co?. 5:7. 3Ja
pier pielb men gebagteniffen ban iiiz Wetgevinge
op Sinai, baar Paulus ban fp?aft/ $eu?. ia: 11.
want gy en zijt niet gekomen op die tastelijken
Berg, ende het brandende vier, ende donkerheyd,
ende duyslernissen, ende onweder: ende tot het
geklank der Basuynen ende de stemme der woor-
den: welke diese hoorden baden dat het woord
tot haar niet meer en soude gedaan worden,
faer$ 22. Maar gy zijt gekomen tot den Berg Sion,
ende de Stad des levendigen Gods, tol het Hemels
Jerusalem, ende de veel duysenden der Engelen,
tot de Algemeyne Vergaderingen en de Gemeynte
der eerstgeborene die in de Hemelen opgeschreven
zijn; ende tot God den Rechter over alle ende de
Geesten der volmaakte, regtveerdigen, ende tot den
Middelaar des N. T. Jesu, ende het bloed der
besprengingen, dat beter dingen spreekt dan Abel.
3©ant (efterlijft tot alle befc bingen ftomt pp/
bie op ten regte toijfe ban 3Je(u gebagten(f(e
faierb.
                                                         2, 3£ie
-ocr page 378-
mei God, 2 Chron, 15:12.          317
2.  T®lz felbige faften bfe bie j^etfoonen bet*
fionben om ïjaar Verbond te bernicutaen/ jfjn
ooft fin on£/ 3tt besneden \'er fulïté/ ttinberen beg
$erfionb£ <ép 3fjt gedoopt, 35 ïeefben onber
be schaduwen ban 3ijne bedieningen, foo bte bjp*
maebigljepb b?p taat minber taag. Bu ia\'er
meet bjpmoebigïjepb/ om boa? Verbond tot éab
te nanen: 4Su 3p taa:ben Verbondmakers ge*
noemö/ ^f. 50. ^anb. 2.
3.   3$ \'t een geringe faaft bat gn met <&aü
in een Verbond fnlt nomen J baar menfrtjen Ijet
boo? een groote faaft aanftcn/ at£ 35 met boa?*
name in een Verbond mogen ftaan. tCen 1. U5ob
berbinb foo taeï aï3 gp; bit i$ on&ebcnfteïijft/
lef. 5 : 10. SCI mat gn belooft tot ïaftc
ban <#ob/ betaijl gn alleen maar uta oprcgtigljepb
toont/ €3etlj. 36 :26, 27, 37. (Cen 2. ofmen
fraat in een ©erbonb met <6ob/ of met ben
^upbeï/ lef. 28:15. <Df foo gp met <£ob een
©erfionb ftefit/ ljet i$ \'t ©erfionb ber tacrften/
boo? taeïft niemanb opt tot geïttft n.uam/ ïïorn,
8:3. en 10:4, 5
4.   vPe omftanbiggepb be£ tijb£ b?ingt\'cr uta
toe: taant ten 1. niet alleen bat gn beel bpanben
na be 3ieïe hebt/ tegen taeïftc gn uta met Ver-
bondmalcinge fin <#ob moet berfre?fien/ maar ten
a. baar 1$ een teften \'t taeïft op \'t ©erfionb pet/
en boo? baft flclb bat ben genieter met 43ob
in een £>erfionb fraat/ \'t taeïft bxiff baïftlj foube
3tjn/ fture 22. boo.? \'t Pascha ingefreïb.
5.   3#at i£ \'t epnbe ban aïïe£/ ban om uta
4?obe toe te ruften/ op bat gp ben God dei-
Vaderen soudet soeken; \'t i$ bie <£ob/ bic Jehova
-ocr page 379-
318          . Israels Verbondmaking,
i£ boo? fig/ tnij al tont ï)p Bnpten fig $/ tn
bie nog onfcr/ gelijft ber ©abcren <£ob toilb
3ijn/ in \'t
Genaden-Verbond, om on£ Ijier boo?
regtveerdigmakinge te laten genieten. 3a Gods
gunst en liefde/ en bit Verbond mogen 3p ïip
alle ortafie maften/ aftj 3p maat brillen.
6. \'t Soekcn felfë ig beerlijk. Jfêant ten 1.
\'t erftent «?ob boo? bie Ijn i§/ taeerbfg om ge-
diend te toojben. (*£en 2. \'t maant ïjaar
Heylig,
en fttjrpb u ban be toerelb af/ Mutt. 6:33, 34.
^en 3. i$ \'t u een groote foetigljepb in \'t foe*
ften/ ja be
saligheyd na \'t foeften/ «ïfêattïj. 7:7.
l>ag op bat be totjfe ban boen al? de hulp-
middelen mogen bienen. <^oa metftt aan. 1. ^at
Jet bienbe te gefrljieben terftonb/ eer gp aan
be iCafel gaat/ taant ban $ pet ontijbig/ maar
3ijt toetftfaam tuffcïjen <£ab/ u betftanb/ en
gantfclje jieie/ met al u eetaegingen/ op bat
gp terftonb tot be fafte geraften mogt. <©iet
\'t
Voik Israels gier f00 ernftig en haaftenbe.
a. l>aeb pet met u gantfclje ïjerte en 3ieïe/
niet alleen met nolle genegentljepb/ maar ooft
oberïeggenbe/ op bat gp in
waarbeyd moogt
onderhandelen, gelijft ftier \'t JDoïft in Israël.
3.   üDetet bat Ijet bc npterfrc noobfafte üj:
taant gp moet anbcr^ Der&onb {jouben met be
toerelb/ en ftaan öp <!?ob onber \'t
Verbond dei-
werken, of be toerelb berlaten/ en onber \'t
Ge-
naden Verbond faa geraften/ fieljalben bat gp u
anber£ een oajbeel fotibe eeten.
4.  ïient u onmagt/ bat al fteeftt <#ob u panb
eerft upt/ ftp u onber be
band des Verbonds
nogtan^ moet u?engen/ Cseclj. 20: 37. €n fiet
faa
-ocr page 380-
met God, 2 Chron. 15: 12.           319
foa Jesus ote u ïjeïpen ftan/ ^ofea 2. Wzttt Dan/
God sal woord houden, u fieguaam mafteH tot
\'t felbe/ tn u gier na be
Bonds Bruyloft geben.
O! zaalge onderhandeling,
Die God niet \'t mensch gcslwjt aanging,
Door middel van een nieuw Verbond,
Sijn wel welberaamden Raad en Vond:
Geeft Heyl Jehovah Hosanna,
Halclujah, Halelujah.
SCHRIF-
-ocr page 381-
SCHRIFTUERLYKE
VERHANDELING,
over hel Verbond op Sinai, de Wel der 10 Ge-
boden,
geleerdelijk bedisputeert, en kraglig be-
loogt dat het geen Genade Verbond is: en ern-
stig toegepast, kc.
i$ fieltent bat be Schriftuur ban Verbon-
den en Testamenten in \'t bedboubige getal fp^ceftt/
en
twee 3ijn/ Ijet Oude en Nieuwe tin? boo?fteI*
lenbe/ i Co?. 3. <£al. 4. l^cu?. 9. &n i$ onp
boo?nemen netj? tot berftanb ban
\'teerste, of
oude aan te teltenen: 33og eer tan baar toe
treeben/ ij? noobig batmen boojaf tacl brrftaat/
biat een
Testament, en taat ceti Verbond ij?/ alj?
ooft taat bit ccrsle Verbond boo? unt fteïb. Cen
Testament ij? \'t fnftrumcnt ban pmanbj? nuterfte
rail/ befrljjijbenbe aan feftete
Erfgenamen, een
fefter goeb/ taaar toe bc boob be£
Testament-
makers, om be Erve te ontfangen/ berenfetjt
tacrb/ I^cfe.
9:16, 17. 4-en Verbond ij? een
onderbandelinge ober feftcre (aften/ en op feftete
boo?6ebingen/ tuffrijen ttoee of meer.
persooncn,
en tot Ijet fclbe tacrb iit boob bcj? Verbond-
makers niet bcrenfrïjt: ^it i£ \'c gcö?unft üefer
tooo?bcn onber bc mcnfcljen/ en baaram foa
engcntlijft op be ^eere niet ftonnen gepaft
tao?ben/
-ocr page 382-
\'t Verbond op Sinai, geene Genade Verbond. 821
toojben/ bog om bat op <#ob een voornemen
ij?/ fefterc menfefjen in Cfijifto te gebcn de
Hemelscbe geluksaligheyd, en be boab Cfijifti
tot be untboeringe baat toe noobig ij?/ foo
ontfangt bit boo?ncmen in be II. Schrifture feet
beguaam be naam ban een Testament, om bat
alle be beelen eencj? Ceftamentj? baat in opge<
floten jijn: taant om bat be wille Gods onber-
anbetïijft ip/ foo Bomt bie ober een met be
laatfte of untetfte taif bej? Testamentmakers,
taaat nebenj? ooft feftcte Erffenisse, aan feHere
Erfgenamen befcfjjeben ij?/ en taaat toe be boab
Jesu, bie ooft Testator ij?/ berenfefit too?b.
God 5tjn Testament openenbc/ treeb met ben
menftft obet be Goederen bej? Testaments in on*
berfianbelinge/ oeïobenbe \'t leven en ist eeutaigc
saligheyd, alle bic in ben Messiarn (al? bctRtij*
get en bctbienbet befet goebcren) gelooft: 6e*
lobenbe bit gelobe te taillen geben en taetften.
Wanneer nu ben menfeft ftier on gelooft.
maant fin met <0ob een Verbond, en ban toeet
ftn niet alleen bat fin in \'t Testament aïj? Erf-
genaam gefeftjeben l|/ maar geeft ooft nu unt
ftragt bej? Verbonds regt om bie Goederen te
enftljen/ en tao?ben fiem ooft befelbe unt fitagt
ban \'t Verbond gegeben.
i^tet in fj? een gtoote goedheyd Gods, beel
trooft boa? be gelobige/ en een regtbcerbige
beroojbeeïinge iitt angclabigc/ bie bcrlorcn gaan/
om batfe boo? \'t gelove in ben Messiam, befc
goederen niet gefogt fteööen.
45elijft ban eeutaigljcnb een Testament btt
genade ij? getoeeft/ foo fieeft <£ob \'t felbe cerft
aan onfe Ouderen, Adam en Eva, na be fonben
21                                g^
-ocr page 383-
322                \'t Verbond op Sinai,
geopenbaarb/ taelfte bit aannemenbe/ in \'t Ver-
bond der Genade geftaan geüfien: ïfêaar 6u 3ijn
geftomen be Offerhanden, ttiaar boo? bc gelovigen
gaar geloof in ben Messias geocffenb/ en 6e\'
tupgt geoben/ en foo i$ bit Verbond onbet be
l^eplige gebleben tot Abraham toe; omtrent taelfte
tijb be beloften bergeten/ en be menfcijcn tot
Afgoderye Herballen jijnbe/ Abraham ab3 een
5Cfgobefibicnaar upt Ur ber Chaldeen geroepen/
\'t feïbc Verbond ban <£ob boojgeftelb/ en met
Abraham gcmaafit iê/ dPen. ia:i. 2, 3. 15:1.
17:1. bit ©erbonb gabbe Abraham niet afteen
boo? gem felben ontfangen/ maar morft ooft
be 3ijne en fipfonbcre jijne naftomrn\'ngen beftent
maften: 3ja be J^eere felbe 3epb/ bat gp Abraham
baar toe geftenb of geftelb geeft/ op bat tjn
3fjne kinderen na gem foube bebelen/ batfe ben
weg des lieeren fouben gouben/ 6en. 18:19.
^at bit gefcgieb \\$/ blijfit upt 3ijn <6obfaïig
na3aab Isaak, .Jacob, Joseph, en anbcre: felfé in
Egipten onber be ftoare bienftbaargepb/ i$ bit
Verbond geftenb/ en ban be geïobige met <£ob
gemaaftt getaeeft: gelijft ölijftt in Moses, taelfte
goetoeï in \'t Hof\' ban Pharao in üfiefum gelooit,
en 3ijne smaathcyd grooter rijkdom als de schatten
van Egipten geagt geeft/ fienbe op be bergelbinge
be|? ïoon?; bie Abraham boo?gefteIb en belooft
taai?/ dPen. 15:1. $c&. 11:23-27. batfe nu berber
ban Moses (bie in \'t gegeele ^upjt ij? getrouta
getaeeft/ #cb. 3:2, 5?) 3ijn onbertoefen getaeeft
i$ feupten tegenfp?aaft/ mitj? gp \'t felbe 6p fcg?ift
gaar geeft nagelaten/ en aïfoo ij? bit ©eröonb
gebïeben/ en een mibbeï of oo?faaft ban faliggepb
boa? be gtlobigt getaeeft/ tot bc bagen be$
Nieuwen
-ocr page 384-
geen Genade Verbond.               323
Nieuwen Teslaments toe: 3Ja ooft bat i|? bat niet
becnictigt/ poetaeï tap met slagtofferen at toe*
ftomenbe boob Cïj?ifti niet meet betupgen/ en
nog mttt goebeten op be aacbe genieten/ maar
tap too?bcn boa? \'t felbe Verbond met ben ge*
lobigen Abraham gefegent/ en brpauben boa?
\'t gelove, <£aï. 3:7, 8, 9, 29.
^oben bit Genade Verbond, blijbenbe onbet \'t
Volk Gods, geeft be ïjecre nog een anber ©er*
bonb met 3CfraeI op ben Liery Sinai gemaaftt.
I©p fuïïen ban een*? toonen bat bit foo ij?/ ban
fuïïen tap bc natuur bejgfelfj? leeren/ en anj? be*
taijj? baar boo? aanboeren/ baar tap ban in
\'t boojbp gaan fuïïen taeg nemen \'t geene baar
tegen frijijnb te ftrijben.
i. \'t Verbond toerb Bctaefcn upt nïarc Texten,
taelfte leeren bat\'er met Israël een Verbond ge*
maant ij?/ <£rob. 24: 8, 34, 27. <$eut. 4: 13,
23, 5:2. 1 ïton. 8: 9. 2 Cp?on. 5: 9» %tt. 31:
32. d.
2.   <Dm bat Voorwaarden toojben genoemb
woorden des Verbonds, <£rob. 24: 8. 34: 28.
®eut. 29": 1. SGerem. 34: 18.
3.  Idt Tafelen taerben genuemb de Tafelen des
Verbonds, t^eut. 9:9, 11, 15.
4 \'t Bloed geflopt/ toerb bloed des Verbonds
geljeetcn./ dtrab. 24: 8. $}eü. 9: 20.
5. «JPcïijft \'t Boek, bc Woorden, (bebattenbe
be naam) ban \'t Verbond ontfange* geeft, €«.
24: 7. taaar upt ban bïijftt bat tjier een Ver-
bond ij?.
®at pier geen Verbond ber werken ij? gemaafit/
faï ban een pber ïigt tocgegeben tao^bcn/ taant
tot bat felbe een peplige en volmaakte natuur
21*                           ber»
-ocr page 385-
324                \'t Verbond op Sinai,
berenit bio?b/ taelfte nu in ben mcnftft niet meer
obetig i£; ooft moet bie niet onbet be fcljulb
bet fanben/ en tot fttaffen bctfionben 3ijn/ taelfte
niet bao? genade, maat bao? jijne toetften \'t leven
fal antfangen. Mu tg \'t feftet bat alle menfeïjen
anber be fcljulb bet sonden jijn; ooft enft öct
felbe een gehoorsaamheyd • bolftomen in allen
beelen/ trappen/ en gebuurfaamljenb/ taelfte nu
ban geen menfrft ftan boajftamen/ en baaram
faa öetaambe Ijet be ï|cete niet/ (foo ong bunftt)
volle gehoorsaamheyd ban ben menftlj te enfftöen/
en baat op Ijem \'t leven en saligheyd toe te feg-
gen/ na bat bc mcnfrïf onljcnlig oriber be ftljulb
itet fanbe/ tot een volkome gehoorsaamheyd, on*
öeguaam getao?ben \\$/ en oeljalben bat bit Ver-
bond, en bepfelfg Wei, alg ban tegen be genade
beloften, aan Abraham gebaan/ foube geftreben
Rebben; \'t bielft Paulus ontftent/ <#aï 3:15, 16,
17. <&ao bat bit Verbond niet i$ getaeeft tegen
öe eerste belofte, en ün gebolge geen Verbond
btt werken, \'t toelft regt tegen be Beloften bec
genaabe aanloopt/ föam. 4:4, 5. en 11:6.
(Ooft ftan \'t geen Verbond der genade geftelb
tao?ben; taant
1. Moses erpjeg getungt bat be ^eerc bat
Verbond op lloreb, met Ijate Vaderen niet ge*
maant ijeeft/ maat met Ijet tegentooojbig Israël,
3£eutr. 5:3. 3Inbfen nu <£ob Ijier op Sinai
\'t genaben ©er&anb boo/ftelb/ Boe ftan gefegt
too?ben bat niet met be Vaderen i$ gemaaftt/
maat met ïjaat/ öaar immerö <0ob met be
©aberen alleen \'t Verbond der genade gemaaftt
ïjabbe. oDoft ftan niet betftaan tao^ben bat bit
ban eenige omftanbigljebeu i£ te betftaan/ bie
in
-ocr page 386-
geen Genade Verbond.               325
in ben Text niet leggen: ooft ff bit tegen be
ftijl ber Schriftuur, taant ftoetael \'t Genade Ver-
bond , boo? foa heel \'t nu tmber anf if/ in
\'t Nieuwe Testament in eenige omftanbigQeben
herfcftilb/ fao if \'t niet anbcrfcftepben han Abra-
hams, maar bat top op befelhe toijfe met Abra-
bam boo? Bet Geloove gezegend worden, <d>al. 3:
7, 8, 9, 29.
2. 3f>ft hlijfit upt bie geburige tigenfteïïing
be? Apostels, han be Wet en genade, foo aif
bie tmber \'t Nieuwe Testament herftonbigt too?b/
<tëal. 2:15, 21. en 3:1-6. *E>aar na taeberom
tuffrpen be herBonbiging be^ Evangeliums, ofte
be Beloften aan Abraham, en tuffcïjcn be Wet
aan Israël gegehen/ betaijl be Wet bef ©er&onbf
met Israël, taerb gtftclb tegen be genade, bie
onf herfionbigt tao?b/ en bie Abraham if her*
fionbigt: i|oe Ban ban gefegt tao?ben bat ooft
baar \'t genade Verbond if getaeeft.\' Panlus fp?eefit
han bie Wet, boa? taelfte biefe baeb salig ge*
maaftt fal tao?ben/ Cap. 3:12. €n bah bit
Wet bie een Tugtmeester tot be tijd berverbete-
ring ff getaceft/ bie ban opfioub herf 24, 25.
<éoo bit nu een Wet bef Gelool\'s if gctaeeft/
ïjoe Ban ban gejepb tao?ben bat be menfrïj
niet. geregtvaardigt hlD?b upt be werken han bie
Wet, maar upt \'t Geloove Christi? ïïan men
upt be werken der Wet niet geregthaarbigt tap?*
ben/ poe if \'t ban een Wet des Gelool\'s, <$aï.
a: 16. ïfëeberom ftelb ftp be toerften ber Wet,
tegen be Prediking bef Geloofs, taaar boo? ben
Geest toerb gegehen/ Cap. 3:2, 5. <éoo nu
baar i£ getaeeft be Wel bef Genaden Verbonds,
Boe Ban gefepb tao?ben bat boo? bcffeïff predi-
king
-ocr page 387-
326                \'t Verbond op Sinai,
king be <6eeft geen geloove taerftt/ boo? bie Wet
jijnfe onber oen vloek getaeefr/ boa? te Moreele
Geboden; taelfte ban fiaar niet geïjouben jijnbe/
aantaefen batfc onber be scbuld ber fanben
taaren/ en in gaar feïben ftraffe berbienb hab*
ben; foo aaft boa? be Ceremoniële, taaar boajfe
betupgben fonbarm en boobtaaarbig te jtjn/ en
bat bc bloeft (boa? bt fonbe in be iJ^erelb ge*
ftamen) nog niet bao? een genaegfaam Offer
taeg genomen taare/ taie fiet nu §ier be Wet
des Geloof\'s.
Paulns toonb ooft unt ben Brief aan ben Ro-
meynen, al£ in befen aan be Galaten, bat be
Joden niet in btoalinge jijn getaeeft/ batfe be
Wet bolftamen fionben anberljoubeu/ en ban
baar boo? geregtveerdigt fogten te tao?bcn; maar
batfe unt be onberftoubing ban bepbe be metten
be saligheyd gcfogt ljebben/ meenenbe bat fp
foo brei mogelijft taa£/ moeften fojgen/ geen
ban Gods Geboden te obertjebcn/ maar befelbe
alle te ftauben; en betaijl su fiaar foo feer niet
fionben toagten/ of 3p obettraben gier of baar/
en bat ban om bie fonben te berfoenen/ be
3©et ber Ceremoniën toaren gegeben/ maar boo?
3P meenben bat be fanben taeg genomen taier*
ben; inbien nu be maaiben op Sinai gefpjofien/
be Wet be£ Geloofs taare getaeefr/ ftoe i£ \'t moge*
lijft bat bit nont ben Apostel, fou aangetaefen
ftebbcn; foube ïjp fiaar niet ftragtiger obertungt
fiebben/ ftab ftnftier ban baan 3ijn fietaijS ge»
namen: S^abbe fin niet moeten aantaijfen/bat\'er
Geboden ban Geloof\' en bekeering toaren getaeeft/
taelfte ftp beranbert fiabbe in Geboden ban een
Verbond der werken? ®o?ber$ fiet men fmmer#/
bat
-ocr page 388-
geen Genade Verbond.                 327
bat Paulus fuïïenbe be Regtvaardigmaking unt get
Geloove netagfen/ 3ijn argument neemt ban Abra-
hams tijb en (laat/ <éaï. 3:6,7, baar na tueberam
boa?ön gaanbe Israels Verbond op Sinai, unt
^afiaft 2:4. öetoijfenbe dat de mensch niet uyt
de werken, maar uyt het Geloove geregtvaardigt
tao?b/ om bat be $>?ofeet (egt/ de Ilegtvaardige
sal uyt den Geloove leven; bcfeïbe plaats taerb
boo? be Kegtvaardigniakinge aangegaalb/ Kam.
1 : 17. I|ier ön moet gebaan tao?öen \'t öetaijg
Pauli boa? be Regtvaardigmakinge uyt den Ge-
loove, Stom. 4. \'t taeïft toebcrom unt Abraham
en David genomen taerb/ leuter. 30. taerb get
Genade Verbond boojgeftelb: taant na bat Moses
in \'t 29 Cap. getoonb gab/ goe 39 groote <®o?*
beeïen gabben te taagten/ foo ,?n \'t Verbond
obertraben/ foa bolgt in \'t 30 Cap. goe <6ob
gaar unt alle kometen faube bergaberen/ en
gaar herte besnijden, om ben Heere garen God
lief te hebben, en ban foube Ijaar \'t woord be$
Geloofs (om boor nmanb bic unt ben Hemel
foube nomen/ en in ben afgronb moefte neber
baïen/ geregtvaardigt en zalig te taajben) niet
meer berre/ en a\\§ ongeloofelijft fcgijnen/ om
bat be faas afê berbuïb/ foube berftonbigt tao?*
ben. Mn toonb Paulus bat bit get Woord des
Geloofs iji/ batfe bit gabben moeten geïooben/
en \'baar unt be saligheyd ban $ab unt genade
gabben moeten taagten. 3|nbien nu op Sinai
bit Genade Verbond, en befe Wet be$ Geloofs
taare aangetaefen/ foube Paulus baar ban nont
een bctafté geufien genomen/ en getoonb batfe
be epgentfijfte Wet des Geloofs in een Wet ber
werken gabbe beranbert: ^og gegeel anberg
Paulus
-ocr page 389-
328                 \'t Verbond op Sinai,
Paulus fct te Wet tegen$ be Genade, en 3£eut.
30. untbjufiftclijft/ ban be beloften ber genade
gefp?often toojb. <l?ob ucfobcnbe haar hert te
fuïien uefnijben; toaar binb men befe belofte in
\'t ©erbonb met 3Hfracï ongeregt?
3.   3?it ia nlaat iint be üefrhiijbinrtc ban
\'t Nieuwe Testament en Verbond, \'t taelft in tegen*
(telling ban bat
Israëlitische onj« bicrb öefch?eben/
3|er. 31: 31-34. baar be ^ccre fegt/ bat hP
fal maften een
nieuw Verbond, niet na bat Ver-
bond, bat ift met ïjate Vaderen gemaakt badde,
maar dit is \'t Verbond dat ik maken sal, dat ik
mijne Wel in baar binnenste geve, en in haar hert
schrijven sal: foo bit nu ooft in \'tboo^gaanbe
getaecft \\$j öoe maant ban be £>eere hier een
tcgenftellingï hoc \\$ \'t ban gier een anber ©er*
uonb ? en foo het in \'t boo^gaanbe niet i$ ge*
toeeft/ §txt i$ \'t ban een
Genade Verbond ?
4.   43og fal on$ ben Aposiel een firagtig 6e*
totj£ geben/ J^eö^. ia: 18,
ai. baar ïjn \'t oube
met Ijet
nieuwe Verbond bergelijfienbe/ in \'t cerfte
binb een taftclijltcn
Merg, en bjanbenbe vier, en
botiKcrhenb/
duysternis, ontaebcr/\'t gcfiïanït ber
Söafuunen/ en be ftemmen ber tooojben/ (ft.
33u i$ .\'t immer£ blijftelijft bat in alle öie
ver-
varelijke uyterlijkheden, niet een bertooninge ban
genade, maar beel eer ban strengheyd en fch?ift*
ftelijftljenb \\$ getoeeft: <#oft ftan \'t
genade voor-
stel in be Jfêoojbcn niet 3ijn getoeeft/ beton!
dicse boorden baden, dat sulken Woord niet meer
tot haar mogte geschieden. ïian nu bit gefegt
tao?bcn ban \'t
Woord der Genade? en foube men
nibben bat bit
Woord niet meer aan an§ ge*
baan toierb/ ahj <£ob 3tnbe Ik wil
u God zijn,
en
-ocr page 390-
geen Genade Verbond.               329
en sal u Heyligen door mijn Geest, Dm bat bft
tooo?b onber ®ab£ antfaggelijne/ heerlyke tegen-
woordigheyd, getupgenbe teeftenen/ gefp?oofien
toierb. <Pog ben Apostel neemt betbet alle tegen
teben toeg/ datse niot konden dragen \'t gene daar
geboden wierde: flan bft nu ban ïjet Genade
Verbond, en begfelfg baotftel gefepb taojben?
%$ bat onbjagelijft/ Ik sal u God zijn en u Hey-
ligen, en gy sult als een heylig Volk, na mijn Wet
wandelen; €n op bat niemanb bit ïegge Dp bie
upterlijftc ternenen/ foo jepb Paulus batfe \'t gene
baar geboden toierb/ niet dragen konden. Smtneré
toierben bie genenen niet geboben: &aa ban
top in befe tooo?ben \'t Verbond ber Genade frel<
len/ 3Ün bc?felfg tooojben of betMaringe on?
bjaaglijtt/ o neen \'t Verbond ber Genade i$ in
toefen onbetoecglijft/ en onberanberïijft; foo bat
top een onbewegelijk en eeuwig Koningrijk ont-
iangen, kc.
3?it Verbond tpgcnth\'JH met Israël aan Sinai
gemaafit/ en in 3ijn ntagt genomen/ maar be
belofte en boo?bercpbing baar ban jijn al in
Abrahams tijd te rnernen; taant top moeten
Abraham niet onbet pet oude Verbond ofte Testa-
ment ftelïen/ alfoo bit baar onber geleeft geb*
ben/ bienftbaar 3ijn getacefl/ en Abraham aï$ een
vrye toerb boojgcftelb/ <£al. 3:4. na toelfte be
Geloovige bej» iNieuwen Testaments, SCbraïjamj?
ninberen/ moeten bjp jijn. Abraham jijn beel
fepoone beloften gebaan. 1. l»at HPob be A1-
magtige, 3ijn Schild en Loon 3ijn foube/ <#en.
15. en 17. 2. (Pat Ijp een Vader aller geloovigen
fou jijn/ en aïg een voorbeeld ber zegeninge bie
aber paar nomen foube/ <#en. 12:2, 3/ <tëen.
-ocr page 391-
330                \'t Verbond op Sinai,
i5*5- 3- ^oft i$ be belofte ban ben Messias
aan Qem vernieuwt, aï£ fullenbe unt 3ijn Zaad
boa?tttomen/ in toelfte alle volken gesegent, en
Ijn ten Vader van veele Volkeren sou worden;
<tëen. 22 :18. «5al. 3:16.
4. <tëolt té ïjetn Isaac a\\$ een voorbeeld ban
bat gceftelijft zaad belooft/ <£en. 15:4. en boa?
Isaak be bennenigbuïbiging ban \'t ©leefcïjelijfte
3aab/ <#en. 13 :16. €n be betlofftnge ban bat
3aab unt Egypten, enbe uefittinge be£ Lands
Canaans boa? \'t felbe/ 05en. 12: 13. Abraham nu
befe belofte geïoabcnbc/ aannemenbe/ en her»
taagtenbe/ foo jijn be felbe beranbctt in be baftig*
ïjenb ban een Verbond, en foo t$ Abraham ober
alle befe beloften met <£ob in \'t fèer&onb ge-
bjeeft/ en ïjccft unt firagt ban \'t Verbond, be*
felbe nonnen bettaagten.
<6ob Ijabbc fin Testament berojbineert aan
Sfrael/ aan Slifijaijam fielooft/ be ücfittinge beg
Lands Canaans, fa ïjabbe jjEm Dao2 jjet gaan
tufftïfcn be ftuRften/ bet <0ffetljanbe fiecebigt/
<#en. 15. €n <j3ob fullenbe ;f|n Testament unt*
boeren/ maant nu ober. be goederen bcé Testa-
menls een Verbond met Israël op Sinai, \'t felbe
ban alle be Volkeren affonbetcnbe/ en fullenbe
\'t felbe tot be fiefittinge öjengcn/ en foo blijft
Moses aan/ bat <£ob jijn Verbond tttffdjen \'t zaad
Abrahams, en ïjcm/ foube oprigten; en 39cutr.
7:7, 8. *©at be i^eere Israël uut af be fèol*
fteren afgcfonbert/ en bcrftaren/ op bat ïjn Ijieïbe
ben Eed bien ïjn Abraham geftaoten ïjabbe/ fie*
taijft bat ïjn be getrouwe <£ob i$/ bcr£ 9, 10.
en foo betmaanb ïjn ïjaar tot onberïjoubinge
ban bat Verbond, bat bolgenjsE bien geïjouben
Eed
-ocr page 392-
geen Genade Verbond.               331
Eed onbet fiaat taatf/ en toefepbe alle aatbfe
fieïaften/ bet£ 11-25. baar ban geen Genade
Verbond, maat ban onbetpoubinge bet gebaben/
infettingen/ tn Ifgftamelfjfte beloften/ gefpzofien
taa?b: fao ban piet maat een uptetlijft Bet*
fianb/ en bit f$ aan Abraham belooft/ en piet
in geeft be gettoutae 4?ob jijn eeb gehouben.
©oo? upt geftelb jijnbe bat pet Verbond bet
Genade met Abraham gemaaftt/ onbet Israël i$
genieben/ feggen top bat <£ob aan ben Berg
Sinai, met gepeel Israël, een uptetlijft/ boo?*
fieelbifcp en nleefcpeïijft ©etBonb peeft gemaaftt/
epftpenbc onbet toefegging ban tijbelijfte jege*
ningen bnn paat onbettaetpinge ban sijne <öte*
öaben/ infettingen/ en ïïegten/ toaat boa? jp
ban alle Volkeren fouben onbetftpepben jijn.
<iDa bat <6ob/ tétab. 19. Ijabbe Betupgt jijne
weldadigheyd aan Israël, betj? 4. boeb be ^eete
bctbet beloften, batfe nnt alle Volkeren, toelfte
be ï^eetc liet gaan in fiate tatgen/ 3ijn engtn*
bom fouben 3ijn/ inbienfe 3ijn ftemme gepoo?*
faambcn/ bet£ 5, 6. toaat op ban \'t Volk be*
loften gebaan/ en boa? Mosem aan ben ï^eete
gebjagt 3fjnbe/ «Pob pet fëolft gebicb te Betijben
tot ben derden dag, op tacïfte be ï^eete op ben
Berg betfepijnen/ en jijne taoojben beftent maften
foube/ bete 7, 8, 9. <§oo bat <#ob onbet ge-
hoorsaamheyd aan 3ijne Geboden, Belooft batfe
een Ileylig, bat ig afgesonderd Volk ban be
anbete Volkeren, en pem een Priesterlijk Koning-
rijk, toaat in Priesteren toaten/ tot éab nabe*
tenbe/ jijn fouben/ detob. 24. taetb Verbond
gemaaftt/ <tëob epfcpenbe gepoo?faamljepb en
onbettaetpinge/ taelfte Israël Belooft peeft/ tn
albuïf
-ocr page 393-
332                \'t Verbond op Sinai,
albu£ i£ plegtelijft \'t Verbond gemaafit. Wit fitt
niet batfe fiij alle aan bit £>er6onb (jebben on*
bertoojpen/ en baatam taerb felbcr be Geest Gods,
een <£eeft ber bienftöaarljepb genaemb/ bao? faa
ber Ijp boe in be gelovige taerftte gewïlligheyd,
om ftg aan befe ünfteïlfnge te onbertoerpën/
Kom. 8 : 15. Nehemias in 3ijn 9. Cap. 9:12-56.
en €$ttïj. 20:10-14. fp?eftenbe ban be onbct*
ïjanbelinge en taelbaben <éob^ aan Israël, fp?efien
ban geen Genade Verbond, maat alleen ban ge=
bobcn/ maat Bp 3U niet ftonben leben/ (|t.
maat fal \'tgefcnbe berber Betaijfen.
1.  M3oet aangemetftt too^ben/ bat bit Verbond
niet alleen ban Gods zijde baojgeftelb/ maat bol*
gen£ be aanteftenhiyen ban Gods Geest, t£ ge*
maaftt/ met alle be Israeliten, <£rob. 24:8. foo
nu piet een Genade Verbond \\$ getoceft/ ban fou*
ben 3p alle in Christum geloolt IjeftBcn/ om bat
bit alleen boo? geloove in ben Messias ftan ge*
maaftt toojben; bog bat fulft£ niet ië getoceft/
i$ meet al£ openbaar/ upt gate geb^agingen/
en fonben tegen <Cob; ebetitael 35 Ijebfien hier
met ȣob een Verbond gemaafit/ maat uut ban
bolgt bat Ijct felbe maar uptetlijft getoceft i£.
2.   aDoft toierb bit £>et6onb gcfepb na ben
vleesche te 3ijn/ 03al. 4 : 23. ï|et ftan niet ont*
ftent too?ben/ bat Paulus be ttoec ©etbonben
ban Sinai, en bat boen betftonbigt taictb/boo?*
fielb/ en voorbeelden aanblijft/ toaat ban llagar
ecu biei.frBare Maagt, en boo? gaar jongftcpb
Bemtaam om te baren/ taerb gefteïb al£ een
boojüeelb ban \'teerste Veibond op Sinai, Sara
toas li:ii\' en boo? ouberbom tot baten onfie»
jjuaam/ toelfte aftf een boo?6eeïb ban \'t Nieuwe
Ver-
-ocr page 394-
geen Genade Verbond.                \'3\'ó\'S
Verbond geftelb taa?b: Hagar naart Abraham Een
Soon, bag baa} een naturelijfte en blecfcïfcïijfte
beguaamljeno/ en niet boïgenö een belofte, 000?
een fanberlinge genabige taerftinge <&qü$; en
fiaar Soon taatf een b^ne/ geïijft 35 felbe taa£;
Hagar met gaar ïüinb na ten bleefcjje een baa?*
beelb 3ijnbe ban \'t ©erbonb op Sinai. Christus
bleefdj getoa?ben 3ijnbe/ \\$ bol ban genade en
waarheyd getaceft/ en bie té baoL: Ijem getaa?-
ben/ faa bat tap unt bie volheyd genade voor
genade ontl\'angen: i^ier tegen too?b Moses en 3tjn
bedieninge geftelb/ taelfter Wet een Schaduwe i£
getaeeft/ taaar ban be waarheyd in Cfoifta 1$/
(00 ban bc Genade b002 Christus, en be Schaduwe
boa? Moses, too?ben faa tegen tnaïftanberen
geftelb/ bat baar taaren ïtfnberen beg blccfrtjetf/
ftier Kinderen be$ Geestes, <£al. 3:28, 13, 5, 6.
3.  God toa£ ïjaar <6ob/ am bat Ijn öaac unt
be Egiptische slavernye berïoft/ en ban be anbere
Volkeren afgefanberb ïjabbe/ bcrpïigt jijnbe na be
Öfegten/ i©ettcn/ en Snfettingen Dan &jea0
fig te baegen/ <£rab. 20: 2. 29, 46. \'3Ceb. 26:13.
en zij sullen weten dat ik de lleere haar God ben,
die haar uyt Egiptenland uytgevoerd hebbe. <§n
anber een uaterlijfte betrenftinge/ anber <éab
ftaanbe/ Ijeufien ben i|eere anbertoerpinge aan
3ijn Instellingen toe gefenb/ (|c.
4.   3In bit Verbond ij? Israël ban <#ob geen
Heyligmakinge, af eenfg geefreïfjH gaeb met be
saligheijd gebaegt/ aöfalunt bclaaft/ 2 €o?. 3.
fegt Paulus bat in \'t Oude Verbond be toon?*
ben op steene Tafelen, en nu in \'t iNieuwe Ver-
bond in be fierten gefcfi?eben tao?ben/ fanber
taelfte geen Heyligmaking i$/ 3fjnbe maar een
V001-
-ocr page 395-
334                 \'t Verbond op Sinai,
Voorrcgt ban het Nieuwe Testament, ÏPaat taag
te
letter, en ftier tien Geest, fonber toelfte geen
Heyligmakinge boïgt. 3Ca fin noemt een doodende
letter, en fielt baat tegen be levendigmakende
Geest; bmj toert bc bebicninge bej? doods en
bet
verdoemenis, gejlclb tegen be bedieninge
des Geestes, taaar boa? be Geest taernt/ en
ooft ontfangen too?b/ en ber
regtveerdigheyd,
toaat ooo: öeb?nbinge ban be eeutoige boob/
en regt tot ftct
eeuwige leven, berftonbigt
en gegeben too?b: Maat
Moses getungt 3Dcut.
29:5.
De Heere heelt u niet gegeven oogen
om te sien, ooren om te hooren, en een herle
om te verstaan, tot op desen dag. üfèaat in \'t
M. (C. fOU be
Heere haar herle besnijden om hem
lief te hebben, <$eut. 30:6. \'t taelft ban Paulus
ocbeftigt met ^eo. 7:7. en 8:6. %\\i Ijn Jesum
eenes beteren Verbonds en Testaments Middelaar
noemd, welke in betere beloften bevestigt is.
Jtëaar tint ban boïgt/ bat baar geen genade,
maar een uuterlijft en voorbeeldent Verbond ge*
taeefl nf: $ier tegen fian niet geïr^agt taojben
bat tëob haar ben
Sabbath gegeben Beeft tot
een
tecken bat gu fiaar heyligde, toant bit ban
geen intoenbige beranbering ber natuur ftan
berftaan tao?ben/ om bat bit nergens blijftt;
3Ja be untfiamfr bit anöers leerb/ en bie ban
<£ob anber£ toerb untgeïcyb: maar Ijaar ftenligt
boo? affonbering ban be anbere ©aiïteren/
Iteb. 11:26. bao? be tegentaao?big]jenb en
inwooninge Gods anber ftaar/ Crob. 29:43. boo?
(tëfferfianbe/ toaffinge/ ontljoubinge/ en anbere
Ceremoniën tot rennigljepb be£ bleefdje^/ ^eö.
9:9. en 13:10. <§oo bat ftter een boo?6eeIb
taa£
-ocr page 396-
geen Genade Verbond.               335
toaji ban bie taare heyligmakinge boo? Christi
bloed taeftamenbe: toaar 69 men faube fionnen
boegen/ bat bit i£ getaeeft een Genade belofte,
toelfte niet unt ftragt ban \'t Oude Testament af
Verbond 3ijn ao?fp?anft ïf^eft/ maar unt Jjet
Genade Verbond onber Ijaar blijbenbe: toaar in
<#ob be taare gelobigen heyligmakinge, boo? öe
Ofl\'erhande Christi belooft.
(©oh ftan hier niet tegen geb?agt tao?ben/ bat
<fi)üb belooft/ die hem lief hebben, bermhertig-
heyd te doen: taant al taat Hefioba gier fenb/
flaat op voorwaarden: bat fin jijn "ïiefljebtierg
bai mhertigheyd boeb; taaar mebe hn niet belooft
gaar liefbe of heyligmakinge te gebem <£oft hj
beftent bat be ellende, taaar tegen te bermher-
tigheyd gefrelb too?b/ ïigljamelijft of geeftelijft
ijl/ toaar unt ban ttoccüetlen bermftertigtjenb
outfraat/ 3j?f. 145:7. en moet hier ban een
ligftamelijne toeibaab berftaan too?ben/ betoijl
bit be Schriftuur foo unt lepb/ 3£eut. 13:17.
Sefj. 9:28. \'t toelft in \'t Genade Verbond, bat
ban geestelijke bingen fp?eeftt/ geen plaat! fteeft/
3ïer. 31:27-33.
<©or too?ben top friet in bebefrigt/ betaijl be
goederen in bit Testament begrepen/ en in bit
Verbond Belooft/ maar unterlijft sijn/ fiet €rob.
23:22-31. Kteb. 26:4.-14. ^ierom filjijnen ooft
be vloeken onber Dit Verbond geb?engt/ ligljame*
lijft te moeten genomen too?bcn/ taaar onber
nogtanjJ boo? be ongelobige aan \'t Genade Ver-
bond, be geeftelijhe en eeutaige bloeft moet ber»
ftaan too?ben/ Uleb. 26. <E>e beloften jijn boo?*
namelijft ban be befittinge be£ 3l\'anbg Canaans,
ban be bermeenigbulbingc beg bleefcftclijtten
3aabé7
-ocr page 397-
336                 \'t Verbond op Sinai,
3aabj/ een lang lebcn/ en ban alberlcn ligftame*
Infte 3egeningen ftc. betaijl nu ftier alfecn untet*
njfte/ en ligljameltjfte taelbaben/ tiefaafttna?ben/
faa balgt bat ooft \'t Verbond ober befelbe/ fao*
banig i$. ^aebiel #ab bifttaitë \'t Volk om uptet;
lijfte geljoo?faamftcgb en betnebeting anber be
ftcaffe/ gesegent En berloft heeft.
6.   ©etberj taerb ijet felbe tietoefen uut öct
unterlijftc en baa2tieelbifcft tilacb/ \'t hjeïft tin bit Ver-
bond geftait i$. i\'aulus merftt aan ^cfi. 9:16. ao.
bat blaat een Testament té/ bc dood bej Testa-
teurs berenfefit tao?b/ tnaar unt fin alfoo taant
bat Jesus dood, afi) Ceftateuc/ bercnfcljt taierb/
om bE eeuwige Erve tE ontfangen: <Cn bebïtji ftier
maat ij getaeeft EEn tilocb ban heeften/ tat bc»
beftiging/ faa balgt bat Qiec niet ij getaEEft fiet
Testament der Genade, \'t bJclft bc boob Cftjifti
tat ticbeftigiug berenfeftt/ maar alleen ban cen
upterlijfte Erve, gelijft aan \'t Verbond getaeeft
ij/ \'t taelft blqepb uut fiet Testament, en baat
op ruft; baatam na bat bE «öaebcren be£ Testa-
ments 3ijn/ baarna mast ooft \'t Verbond/ \'t taelft
op biE Goederen gemaaftt tao?b/ aangemerftt
taoiben; jijnbe maat untEtlijft tn bao2tieeïbij.
ll"5titU\' be Heyligon maken een Verbond met, ol
op de Offerhande van den Meere Jesus, en zijn
bloed des Verbonds, j£f. 50 : 5.
7.  l&t Middelaar, Of tuffcfien Boode üefej ©er-
tianbj ij Moses gEtaceft/ Crab. ao: 19. <6aï. 3:
19, 20 JJDaat MÊMfcg Middelaar ban bit Verbond
genaamt tao?b. Mu ij feftet bat Moses. cen (legt/
tilaat/ en upterlijft menfeft/ ban \'t Verbond dei-
Genade, geen Middelaar 3Ü11 ftan; faa bat bit
maat een upterlijft ©ertionb ij getaeeft/ en foo
top
-ocr page 398-
geen Genade Verbond.               337
tóp gier \'t Genade Verbond ftellen/ fullen tap
befe
eere <i5obe ontb^emben/ betaijl Christus alleen
be
Middelaar, en Engel ban bft Verbond ff?,
\'t Welft Paulus öebeftigt/ J&eö?.
7:22. Dat Jesus
van soo veel beter Verbond of Testament Horge is.
&tia nu ftiet \'t
Genade Verbond, af Testament
taare/ ftae ftanbe gejepb taojbcn bat fin eenef?
öeteren ©eröonbS öo?ge taare/ en alleen .HSibbe*
laar ban \'t
Genade Verbond, maar .ïfèafeg ban
Sinai. Cftjifhi!? mnet aï£ UDetgcber aangemerftt
toojben/ boa? taclfte be J9aber alleS taerftt. oDoft
heeft CftjfftuS yiet 23a?gerlijfte geöaben gegeben/
taclfte op \'t
Genade Verbond geen opfigt hebben.
Cftjifhrê i$ meermaafö berfrhenen/ bat hp geen
taao?ben beé
Genaden Verbonds heeft gefp?often/
ja bft taoojb taetb een
woord der Engelen ge*
naamt l|cö?. 2:2. am bat het upt Ijet gefel*
fcftap bet
Engelen, taaar ban €h?iftu£ \'t Hool\'d
taa£/ i# benut geftamen.
8. ©erber taa?ben tap öebeftigt/ bao? bien alle
be
Sacramenten alle lsraeliten niet alleen gemeen/
maar ooft onber ftraffe ban untroepinge/ jijn op*
geïenb/ 4?en. 17:11, 14. en
23:27. JSui^\'tfe*
fter bat bc Ceeftcncn be£ ©eröanb^/ alleen aan be
25anbgcnatcn/ am iit
goederen bej? Verbnds te
berfegeïen ftannen gegeben taojben/ en öp gebalg
alle
lsraeliten niet onber \'t Verbond bet Genade,
getoeeft sfjnbe/ en be Ceeftenen genoatfaaftt te gt*
ö?unften/ is? \'t fefter bat 35 onber een
Verbond jijn
getóecfr/ upt taeïfter ftragt 3p öe^felfé
zegelen
ftonben ontfangen. <Cn bat hit maar unter*
ïtjft en
Typisch ftan 3ijn/ leetb be hertneftftig*
hepb en \'bïeefrhelijfthepb ban bat J0olft. ©an
\'t
Pascha fiet niet alleen/ Crob. ia: 6, 16. maar
• 22
                               ooft
-ocr page 399-
338                \'t Verbond op Sinai,
ooft Bum. 9:13, 14. taaat te poubfnge ban
\'t Pascha in te Woestijne, toert befepjeben: en
<tëob te ^eere bebeeib öat intien pmanb niet
onrijn ij?/ en nog op ten toeg 3ijnbe \'t Pascha
niet en foute pouben/ tat tie sicic uut Ijarr
bollten uptgeroepb taojten/ en gare fonbe b?a*
gen foute. Refter bit toont immers batfe alle
onber \'t Verbond fraan/ enbe goederen penben
moeften.
«©e erttao^binare toelbaben ïjeönen 3p geno*
ten/ 1 Co?. 10:1-4. jp peöben alle gegeten
en geb?anfien be Geestelijke spijse en drank, bie
Christus betceftenbe. ^Dlèaar <èob peeft in \'t
meerber beel ban paar geen toeï-getoaHen ge*
pab. Mu peeft bit onber \'t Genade Verbond
geen plaat?/ maar gelfjft <tëob paar uptcrujtt
alle bingen/ boo?beelben ban ^eeftelijttc faften
gegeten peeft/ aïjoo 3ijn 3p ooft onber een
boojfieeibifeö ©erfionb getoeeft/ en foo ó? paar
te Besnijdenis ooft een zegel ban \'t Genaden Ver-
bond getoeeft/ (ie.
a. ®ott ftan bit Sacrament, foo pet te boren al*
leen tot \'t Verbond ter Genade gebient peeft/ baar
na nog een anber geb?upfi pcbucu bcKomen/
en gebienb tot versegelinge ban \'t felbe/ 3ijnbe
besneden, om boo? bit Reenen in \'t bleefcp/
ban be Volken afgefonbert te too?bcn/ fullenbe
nu tot be goederen be£ Verhonds gaan/ en in
bat Land ban be Volkeren onberfepenben jijn;
eerft besneden, om fOO aïj? versegelde Bondge-
noten, tot be Erve te nomen. <©it bebefrigt
ben Heere Jesus, 3!olj. 7:22. feggenbe bat Moses
paar be Besnijdenis peeft gegeben/ niet batfe
upt Moses taajï/ maar upt be Vaderen, foo bat
be
-ocr page 400-
geen Genade Verbond.                389
be Besnijdenis baat na tot Moses en 3ijne fiebie*
ninge ljoo?b/ en fiaat opfigt fteeft; en fin fieeftfe
gaar/ geïijft be gefieele
Wet, gegeten.
9. ïjet bopbere bewijs boïgt baar unt/ bat
<#ob upterlijli/ bao^Deelbifcfi/ en bao? een fefta*
butae fteeft onber bat gefieele ©olft toillen
moonen/ £rob.
25: 8 en 29:45, 46. Jehova ftabbe
fiaar baarom uut Ëgypten opgeuoerb/ op bat
fip in \'t mibben ban haar
wonen foube/ en \'S!ebit.
26:1a. ȣab foube in \'t mibben ban fiaar
wan-
delen; beüJiji nu na bit Verbond, <£ob ftfiabu*
taefijft onber fiaar getooonb fieeft/ fao bolgt
bat ooft \'t
Verbond schaduwagtig ijü gemeeft: baar
moeft een unteruj»
lleyligdom gemaaftt taojben/
Crab. 25:8. fao toa£ \'et een unterlijfte
Tente
en Tabernakel, «CjCQb. 29:44. 3Ceb. 26:11. foa
3cnb
Paulus, ^eb> 9:1. 3?at ook\'t eerfte ©er*
bonb of
Testament, Ütegten be£ ©objébienfr/ en
een toerclblijft ^enligbom fiabbe. <èict bit i|?
getaeeft unt ftragt ban bit
Verbond: baar na
gaat fin bit merelöiijft ^enfigbom/ met al jijn
Sieraben en ftofteïijftfieben/ uertoonen en affcftiU
beren: bog
alles mat fin berfiaalb ia maar
untcrlijn/ ber£ 2. 3,4,5. foa fieeft be ^eere
baar na in ben
Tempel getaoonb: foo ia ooft
<6ob een
Koning ber Volkeren; SM$ jn fiaar een
ftoning öegeerben in
Samuels tijb/ foa jenbe
SQefioba
zy hebben my verworpen, dat ik geen
Koning over haar zy: 1 <Sam. 8 : 7. T>aarom
taojb be Throon, maar op Salomon fat/ des
Ueeren Throon genaamt. S*et Koningrijk aan
David gegeuen/ en baar na onber be naftome*
Iingen bebient/ mo?b fict
Koningrijk des Meeren
genoemt 2 C?on. 13:8. 29:2. 3. €n om bat
2i*                              God
-ocr page 401-
340                  \'t Verbond op Sinai,
God fjaat Koning maat/ magten 39 niet toen
in
Oorlogs saken, ten jp be J^eete gewaagt
mate/ bic iu alle£ moeft bebel geben/ 3ïub.
1:1, 20,11. ftietom magten 33 met geen
Volcke-
ren een Verbond of Vrede maften/ ten 35 eetft
be
lleere gevraagt blietb/ lof. 9: 14, 15. <Eu£
moeften be ftaaatfte
Gcrigts-saken 000? <&ab
ftomen/ €tab, 18:19. en be ligftamelijfte ftraffe
aan be <©betttebetg bet Wtt/ geeft <jPob feïfê
ingeftelb en gebobcn/ «©urn. 15:34, 35.
God
ban in alleg gaat Koning jijnbe/ geeft ooft een
Residenlieplaals moeten fienfien/ toaatom Jerusa-
lem toetb genaamb be Stad des grooten Konings,
Matfy. 5:35. betaijl ban in alle£ <£ob op bit
©olft een untetlijfte betteftftinge/ af apffgt geeft
gefiab/ foa ölfjftt bat bit
Verbond, taaat unt bit
bolgbe/ faabanig i£ getaeeft.
10. <Pit geboden toetb betftetftt/ unt be in*
geftelbe en openbaten
Godsdienst, taeïfte ïigtja*
melijft/ bleefrtjelijft/ en boo?beeïbifrtj i$ getaeeft/
en bantam \'t
Verbond befen bienft cnfcfienbe/
ooft foabanig jijn moet.
Paulus noemtfe de Wet
der Geboden in insettinge bestaande, Icpft. 3:15.
de Wet des vleescbelijken Gebods, l|e&. 7 : 16, 18.
ï|et boo?gaanbe <£enab toetb betnietigt om bejf
felfê fmaftftenb/ en onp?afijtelijftftenb$ taille: €n
ap bat tap bie niet ban bit ©et&onb fouben af*
fcgepben/ foo fcnb
Paulus J^eft. 9:1. bat eerste Ver-
bond of Testament, geeft 3ijnc Rechlen beg Gods-
dienst geljab/ oeftaanbe in fpijfe en b?anft/bet*
fcïjenbe mafffnge/ en tegtbectbigmaftinae be£
bïeefcfieg/ tot ben tijb bet betbetetinge opgelenb/
bet$
10. 4Fn be Galatiers befttaffenbe/ fenb ïjn:
Hoe keert gy u weder tot de svvakke en arme
eerste
-ocr page 402-
geen Genade Verbond.               341
eerste beginselen der wereld, taelfte gp lueöer
taflb ban boten aan trienen: Gy onderhoud dagen,
en tijden, en maanden, en jaren, <©al. 4:9, 10.
fiet ooft Cal. 2:16. baat bien bienft in spijs
tn drank, in \'t fluft be£ Feestes, ittt Nieuwe
Maan en öet Sabbathen geftelb too?b: betoijl ban
bit l^erbonb ïigpamefijftc en upterlijfte bienft
geeft gepab/ foo moeten tap beflupten bat Ver-
bond foobanig té getaeeft/ taant uut be bceïen
fieftaat/ en blijk/ \'t toefen en natuute ban
\'t gtpcel.
11. i©ijbet$ betaijft bit be uiterlijke discipline,
toaar boo? <6ob peeft upterlijfte afepfcperi ban
bienft geftelb/ met magt om bcpalinge te ma*
nen/ be <H)bcrtrcbet0 te ftraffen boo^fien; befe
too?ben ban tacgen paar gefag en autporitept
Goden gcnoemb/ Jpf. 8a: 6. ooft Christi medege-
noten, ^f. 45:8. <©m paar Hecht, toaar boo?
3P ftonben een bepalinge maften/ op bat niet tegen
be Wet mogte gefonbtgt too?ben: en alpoetoel
3P bonben lasten ftoaar om te b?agen/ en jp
bie niet met paar bingcr fclrê aanraaftten/ nog*
tan£ toilbe Christus, bat jtjne Discipelen na pare
woorden fouben boen/ JiEattp. 23:2, 3, 4. fp
faten op ben Stoel, ftebbenbe magt ban Moses,
baarom toat 3p gebieden, boeb: foo toojben jp
Ileerschers genaamt/ ban betaelfte Christus, aan
befe Wet fig onbertoerpcnbe/ een Knegt i$ ge*
taeeft/ 3fef. 9:3. 49:7. <©oft pebben 3p niet
alleen magt gepab/ ben «Dbetttcber bcr fflzt te
ftraffen/ met roeben/ maar ooft met bc boob/
bien een afbaf ban bfe bienft leerben of beben/
<©cut. 13:1. 18:7, 18, 20. en foo taojben jp
Voogden en Voorsorgers genaamt. Vaders beg?
bleefcpej?/
-ocr page 403-
342                \'t Verbond op Sinai,
bleefcfte&/ tct ftaftijbinge/ taelfte sp ontfagen/
en bic gaat boo: een neuten tijb/ na bat gaar
goeb bagt/ ftafrijbe/ ^cu. 12:9, 10. en om bat
befe/ op be Wet geborgt töaren/ foa toerb bie
een Tugtmeester genoemb/ dPaï. 3:24, 25. <êaa
bat bit ©erbonb/ tot taelfterg onberljoubing
befe uptetlijftc aanbjijbers jijn gcfrclb getaceft/
maat upterlijft uias/ en met be boab Christi
epnbig.be/ faa batmen nictnanb moet oordeelen
in spijs rn drank, <fcc. Cal. 2: 15, 16, 17.
12. <®m bat nu bit £olft dfattf/ upterlijft/
niet in aüc£ bie Wetten ftanben naftomen/ en
boa? be fanben berbienben untgeraept te toajben;
faa ii aah ban ftab «bet gcftelb/ om bie fan-
ben en fcjjuïb te üerfacnen/ bag aïfaa befe bet*
faeninge anbet bit Verhond maat uptetlijft if
getaeeft/ al£ ooft be bctgebinge/ foo bolgt bat
bit Verbond maat uptcrlijft en baajueclbifcft bi
getoet ir: bit fal nabct bli)ften/ be natuut bet
Slagtofleren geopent 3ijnbc: 4^ao bifttoffé ptnanb
obettreben tjabbc boa: btoalinge/ of fiaaten ban
een bïaeft/ of aantaftcn ban eenig antepn W>iet/
en «JBenfcft; af baenbe een bïaeft/ ban toajben
3P geooöen een Offer-Beest te ftjengen/ \'t taelft
be Priester maeft flagten/ en alfoa baat be fan*
ben versoeninge boen/ en bie ban toietben bet*
geben/ fiet ICebit. 4:5, 6, 14. Paulns getupgt
nagtang bat Ijct onmageïijft i$/ bat \'t bloed dei-
Stieren en Bokken de sonden kon weg nemen,
i|efi. 10:4. *Patfe befelbe ^lagtoffeten bifttoibj
fieooen opgeoffett/ bie be fanben nimmermeer
ftanben tacgnemen/ bcr£ n. Sla pp noemtfc een
Handschrift, en gebagtenté ber fanben/ Cal. 2.
%\\$ pmanb obertrab/ en een 33eeft 6?agt/ bat
repn
-ocr page 404-
geen Genade Verbond.               343
renn en niet fcftuïbfg laag/ ftan bat eeng anber£
onrennigftenb en fcftulb ontfangen/ geïijft bie
boa? oplegginge bcr ftanben/ op \'t felbe tafcr*
ten obergeojagt/ en ftet 23eeft in pïaatjï ban
be ftftulbfge untgeroent/ bie baar boa? toierb
ficïjauben. ^p taferb öeb?nb ban be untroepinge/
boa? een balbaeninge ban een renn 25eefr/ in
ftebe ban een anrenn Mcnfö/ en be£feïf£ leven
taerb bao? befe£ leven gegeven, en am bat boa?
be geene bie met een apgefteben ftanb fanbigbe/
geen Slagtoffer toa£ ingeftelb/ baaram maefle
bie untgeraenb taa?ben/ en bie taietben gefenb
3ijn engen ongcregtigfienb te b?agen: i^tec taa#
ban versoeninge tot rcnnigftenb en regtveerdig-
makinge des vleesches, maar geen taare ber«
foening bcr fonben/ bic maar untediift en ligftame*
lijft taag/ en ben obertreber fteb?nbe/ ban niet
unt Gods Volk, geroent te tao?bett: ftoetoel aaft
bcfe gantfefie Actie afbeelbe/ Ijoe eené pmanb
boa? \'t mare Israël en 23onbgenaaten <èabj?/ fig
offeren, en gaat fanben versoenen faube/ boa?
faa berre i$ \'t voorbeeldisch getaeeft.
13. ^it Verbond Tjccft gebienb tot be taerefte*
ninge ber fanben/ en baaram ftan baar unt geen
Verbond der Genade gemaaftt taajben/ Kam. 5:
13. mact ban be gantfrtje bediening Mosesber*
(taan taa:ben/ taant get tooojb Wet fiequaam
i$ am aïfe bic <£efiaben/ SJnfettingcn/ en éegten
unt te b?ttftften/ en alle be Wetten gebienb gcfi»
ben/ am be fanben tae te renenen (bat ijÜ te
openbaren/ aan te taijfen/ en nog aïé oniiet*
foenb boa? te ftcllen). è&en ftan ooft niet {eg*
gen bat befe Wzz fulft£ eerft na be fanbe met
\'t gulde Kalf gebaan heeft/ baa? bien felfé \'t Ver-
bond
-ocr page 405-
344               \'(.Verbond op Sinai,
bond ober bic toetten alle gemaaftt/ en Moses
tien gantftgen Tabernakel-dienst, t.Ot Dit $er>
fionb begoorenbe/ al ontfangen gabbe/ <£tob.
24.: 25, 26, 27, 28, 29, 30. en 31. en f00 too?b gier
bit een geftelb ban Adam tot Moses, en tot bc
Wet, bie i$ ingefiomen/ op bat be mifbaab te
mcerber toierb/ ber$ 20. *$it gefrgfeb boo?
alle bie bcpalinge/ ttptfijepbinge/ particuliere/
en fpeciale gebobcn/ blaar boo? be ongcljcpïigbe
en onbcrtoojpen aan <6ob£ Jtëet/ geeft gefien
goe beel maal gn tegen <öob£ toil aanliep/ en
foo i$ be mifbaab mcerber getac^ben. 32e Wet
i£ boo? bc Engelen fiefrelb in be hand bc$ Mid-
delaars, om bat be obertrebinge/ fin be eerfte
belofte i£ geftelb/ <C>aI. 3:19. ©it taaren be
thien woorden, toelfie om bc obertrebinge fin be
belofte geftelb/ too?n getoerftt geeft/ be fonbe
betmeerberb en toegereftent.
14.   <£n fefter be Wet ban bat Verbond, be*
toelfte gaar geeft in fietoaring geftelb/ en al$
in een gebangen-ljum* opgcfloten; goe i£ bie
een affegjift/ en berfionbiging be£ Genaden Ver-
bonds getoeeft? om bat 35 baar onber jfjn ge/
gouben getoeeft/ ftonben 33 baar niet imtgaan/
maar moeften onber befelbe bienen/ en jijn foo
met een Jok der dienstbaarheyd fiebangen getoeeft/
$al. 3:23. J>ao top toiïlen toeten goe 3p onber
bit Jok, toelfte gaar ahj gebangen giclb/ te
moebe 3ijn getoeeft/ Petrus fegt dat zy nog hare
Vaderen \'t selve niet hebben konnen dragen, %tt.
15:10. bit nu ftan ban be Wet des Geloofs
niet gefenb too?ben.
15.   JJDeberom leerb Paulus, bat be Wet alle
isiz Geboden, toaar onber Israël fig moefte
onber«
-ocr page 406-
geen Genade Verbond.                <M5
nnbermerpen/ geen bing bolmaaftt ijccft/ maat
alleen be aanlenbinge tot een betere gaap ge»
geben geeft/ üjeb. 7:19. €n bat be Priester in
ben Tabernakel-dienst, boo? Moses 6cbalen/ get
baa?öeeïb en be ftljabume ber Hemelsche dingen
gebienb gcbbe/ ïjeb. 8 :5. ^>at flagten en in*
gaan in \'t ï^cnlige/ mag een afbcrtbingc ban
bien tegentaoa^bigen tijb/ £>efi. 9:9. en ban
aile bic befpjenginge onbcr ïjet eerste Verbond ,
fepb ï)p bat naobfaftelijft mag/ bat be voor-
beeldinge ber bingen bie in be Hemelen 3ijn/
boo? bic bingen gerennigt mierben/ <Cap. 9: 23.
en geeft een fcgabume ber toeHamenbc bingen/
Cal. 2:17. en fao té be Wet, melfte be genade
en waarbeyd niet gabbe/ boo? Moses gegeben/
JSColj. 1:17. foa bïijfit bat bc Wet ten graaien
beele baajfieelbig en ftfjabutaagtig té getaeeft/ en
foa ooft öet Verbond bat in jijnc onbcrgouöinge
afftuabumbe/ mat <JPob in <Cg?ifta jijn ©alft
baen faube; maar \'t gaeb felfé Ijccft be anber*
goubinge/ en gefiben bc <E>ienaar£ beg JDerbanbg
niet belooft en gegeben.
16. 3?it mo?b naber fiebeftigt unt be gceftC\'
ïijfte öctefieniffe befcr bingen/ toeifte tun in \'t
Nieuwe Testament berftlaart binben/ onber fie*
namingen en untbjuftftingen mcïfte be schaduwen
gefiben gcljab/ na bie fpjeeftmijfc maar bao? \'t
lighaam ontfangt be naam ban be fcgabume 1
ifêant pet Testament of Verbond té een boo^öeelb
ban een beter gemeefl; bit ïeetb Paulus $e6.
9:16, 17, 18, 23. taanenbe bat maar een Tes-
tament té/ ooft baar be Testamenlmakers dood
ban nooben té/ en baaram té \'t eerfte niet fan*
ber ölaeb ingemijb/ bemijl ooft bit nieume baa?
blaeb
-ocr page 407-
346                \'t Verbond op Sinai,
bloeb moefïe bebeftigt tao?ben/ foo fg "t ban een
boojbeelb baar ban getaeeft/ jijnbe afgefanbetb
tat een engenbatn <£ab£/ en ten Koninglijke
Priesterdom, <£rab. 19:5, 6. <Peut. 7:6. 14:2.
\'t 3$ een Figuur ban een Volk bat geeftelijft
fau verlost toefen tat een eygendom, Cit. 2:14.
Cen Koninglijk Priesterdom, een uytverkoren Ge-
slagte, 1 J^et. 2:9. <£n bit mag on een gcefle*
ïijfte taijfe tot o5ob naberen/ baat Israël aange»
nomen tot een Koninglijk Priesterdom niet mogte
tot <£ob naberen/ €rob. 19: ao. (e) ^>e <3®ib>
belaar Moses Ijeeft afgefcljabutot ben toaren
Mfddelaar, <Peut. 5 : 5. dM. 3 : 20. baarom toerb
Jesus ^et tegenbeelb eene$ beteren Verbonds Mid-
delaar genoemb/ $eb. 8:6. <£n <ïfèibbeïaat bz$
Nieuwen Testaments. (d) 3in \'t öïoeb/ ijf een tfu
guurc ban Christi bloed getaeeft/ foo toerb ïjet
bloed Christi geftelb tegen \'t oloeb ban ^tieten
en 23ofiKen/ ü|eö. 9:13, 14, 18. (e) 3fn ben
Hogen Priester, J|eö. 8:17. berfoeninge/ Ileylige
der lleyligen en ingang baar in/ bergebinge/
renniginge en Ijenïiginge/ ü*eb. 9:14. (f) 3in be
goeberen jijn betere gocberen/ afgebeelb/ in be
bermcnigliulbiginge ban \'t bïeeftïjeïijne saat bet*
toont/ in bc befittingc beé Lands Canaans, een
boo^beeïb ban ben Hemel, taelfte baarom bet*
toont toerb onber be ftijcentaijé ban be Aarde
erffelijk te besitten, $f. 37:11, 29. 3in be unter*
Iijfte rufte/ taierb afgeöeelb be Geestelijke Ruste,
boa? ben taaren Josua, l^eb. 8. beré 9, 10. aïg
ooft in be SCarbfrtje jegeninge/ alle llemelsche
zegeninge, toaar mebe ton. in Christo gc^egent
toojben. (g) 3ïn be Sacramenten jijn toare wei-
daden; fcefc&autat in be befnijbeniffe/ be besnij-
denisse
-ocr page 408-
geen Genade Verbond.               347
denisse des herten, bie in Cft?ffto fonber Ijanben/
in de uyttrekkinge be£ Ifgftaam^ ber fanben ne#
ftaat/ Col. 2: n. In \'t Pascha, Cft?iftu£ geflagt/
tot ten geeftelijfte berïaffinge/ 1 Ca?. 5:7. en
t berfia?ge .Ufèanna/ 5Cpac. 3. (h) 3fn ben Taber-
nakel, en unterïijfte taanninge/ en taanbelinge/
ig fieteftent bfe taarc intuoaniiigc en wandelinge
Gods na ben Geeft/ onber sijn ©alft/ 2 €0?.
6:17. itëaaram be ïtinberen be$ .föieutaen ©er»
oonbjï/ Tempelen Gods, een Heyligen Tempel in
ben J|eere/ een Geestelijk Huys, èn een woonstede
Gods in den Geest, genbemb tao?ben/ 1 ^tt 2 : 5.
€pft. 2: 22.
<§iet foo fteftfien be Leviten. be 3£icnftftnegt-
tcn <tfabö/ \'be Geestelijke Leviten, bie <£ab t\'n ben
Geest en waarheyd dienen, boa? afgeaeelbet/ 3Jet.
33 :22. en bie maften een Heylig Priesterdom/
offerenbe geestelyke Offerhanden, 1 ^et. 2: 5.
ÜMttijl nu aïle^ onber bit Verbond unterlijft baa?»
fieelbifcft/ en fdjabutaagtig i£ getaeeft/ en bie
taare en geeftelijfte faftcn bit Verbond niet toe»
fenbe nog gaf/ faa uïijftt fannc-ftlaar bat bit
Verbond unterlijft een boa?6eeïbifclj $ 9ctoee.fr/ (ïc.
17. aDaft oïijftt batfe unt bit Verbond ftanben
untbalïen/ en toaatlijft baar unt gcbaïïen jfjn/
Crab. 32:7, 10. Müm. 16:41-50. 3Jec 32:32.
baar aaugetaefen lna?b bat 39 \'t Verbond na be
untleubing unt Egipten gcraaaftt/ betnietigt fie&*
6en. En ik hebbe over haar hardelijk geheerscht,
spreekt de Heere. Paulus befe pïaat£ aanfiaïenbe/
4eft. 8:9. fet Ober/ ik hebbe op haar niet geagt.
ifeit ftan ban geen Genade Verhond gcfenb taa?*
ben/ bat alleen boa? ben aMaabe/ en gabe
<$ot>$/ bie onberoumelijft !#/ gemaaftt raa?b.
Israël
-ocr page 409-
348                \'t Verbond op Sinai,
Israël geeft boa? gaar fanben <tëob berïaten/
3ijn ban gem afgeballen/ tegen$ gem ober*
trebcnbe.
18. Cbnbelijft boegen tan gier nog fin/bat be
^eere £eb. 8:13. felfé bit ©crfionb bcrnictigt
geeft. 1\'aulus leerd, bat abi <6ob ban een Nieuw
Verbond fp?eeftt/ bat gn ban \'t eerfre oub ge*
maaftt Ijeeft; \'t taelft niet ban be nmftanbig*
gebeu ban bctftaan tao?bcn/ taant anberj? foube
gn toel gefenb gefiben/ batfe get Genade Verbond
met gaat getnaabt maeften gauben, en renigr
omftanbiggeben alleen baar affonberen. M3aar
bat nu nub getnaabt i$/ bat beraub/ en i$ naby
de verdwijninge. Cjetg. 16 : 61. taerb get geesle-
lijk Israël bede Jïinbeten belooft/ maat niet upt
gaat £>ctbonb bat nu niet meet jijn foube/
taanncet God zijn stok lieielijkheyd verbrak, deselve
Ie niele doende, mijn Verbond welke ik mei alle dese
Volkeren gemaakt hadde, ~..uh. 10: 11. Cn alfoo
meencn tan ong fluft/ bat be Wet op Sinai, geen
Genade Verbond i§/ fietaefen te gefi&en/ (|t.
Slmmeré bte flaafagtig jijn/ foebenbe gun regt-
veerdigbeyd uut bc Wet, en ontberen ben Geest
ber aanneminge/ bonnen niet andere ahj bat
taoo?b ban Gods Wet bettaerpen/ en mogen baar
niet ban booten/ bie freïlenbe tegen Zion, \'tbloeb
ber öcfp?euginge/ §eb. 12:19. <E>ujï taerb Israël
fraanbe fin ben Berg Sinai ingeboerb/ au? jn be
Wet goo?ben/ €«. 20:18, 19, 20. fp?ecbenbe of
fiibbenbe/ bat bte woorden tot gaar niet gespro-
ken fouben tao?ben/ taant bc letter flaat dood,
maar be Geest maant levendig, \'t tatiït betbol*
gen£ nog bjeeber fal getoont too?bcn/ bolgené
2 Co?. 3:6, 7. <Pe Wet in fig felbcn/ftomenbe
op
-ocr page 410-
geen Genade Verbond.               349
op \'t fonbfge fjerte/ en ftan niet anber£ alg
berboemen/ taaarom be menfcljcn nfct berbjagen
Bonnen bat be ïfeere befe woorden tot gaar
fp?eeftt/ ten ^p be Vader ftem bie leere, en boo?
ben H. Geest be Wet in \'t fterte fcft?ijft/ en in*
b?uftt/ 3Iet. 31:33.
$Mer ban baan ftomt fict bat fommfge ffg
ftellen tegen be pjecffe Predikatien be£ Wets,
toillenbe ban geen precieshej-d gooren/ en bic
baat ban fp?efien/ noemenfe Precifianten en Puri-
tijnen, feggcnbc batfe Wet-predikcrs jijn/ en ber*
geter£ beg Evangeliums, baar sp bat feïber jffn/
en werkheyligen, bie boo? gaar epgen toerften
toiïïen geregtveerdigt tao^ben/ blaar ban b\'anbere
foa ber afgefcficpben jijn/ en b?n/ aïö 3p be
Wet ftreng en onmogclijft boorfreuen. <£>m bit
te berftaan/ maetmen toeten taat geb?upft be
Wet ftceft in \'t Nieuwe Verbond, en hoe berre
bie onber on£ geïeerb moet tao?ben tegen£ bie
onberftanbfge ontaetenbe ïtoeper$; Wy zijn niet
onder de Wet, maar onder \'t Evangelium: £Gan*
merftt baar toe befe bingen.
I. 5Cangaanbe onfe Regtveerdigmakinge boo?
<l5ob: be^felf$ berbienenbe oo?faaft \\$ en blijft al*
tijb in fiepbe be Verbonden, be bolmaafite gehoor-
saamheyd ban be Wet ber zeden. met bit onber*
fcftepb/ bat ftet eerste Verbond bie gefioo?faam*
jjepb cpfrgt ban oné felben/ en fiet tweede bie
bolmaafite geïjoojfaamïjepb aantoijfenbe in onfen
Borge, en epfcljt bie ban on£ niet/ en baar tipt
bolgt/ bat tap niet ftonnenbe/ ooft nu niet
fieftoeben bolftomen be Wet ber zeden te onber*
ftouben tot onfe Regtveerdigmakinge, en \'t Regt
tot Ijet eeuwige leven, aangefien top bat ftrijgen
om
-ocr page 411-
350                \'t Verbond op Sinai,
om niet/ öao? ben Gelove, ïSom. 3:24. en alfoo
3ijn tap gantftp vry van de Wet.
2. Éanöeficn be bolnomen onberpoubing
en blijft altijb bc berbienenbe oo?faaft/ ban be
regtveerdijiheyd boo? <£ob/ en betpalben be
fanben altijb be berboemeni^ berbienb/ foo ig
be IPct ooit altoog beguaam om ons te ïeeren/
tjoc betce men in fig felben afgemeten 30 ban
be regtveerdigheyd, en Ijoe berboemelijft ben
menftp ig boo? <#ob/ ïSom. 3:20. <©p bat ïjp
fig bernebcte/ en aïfoa gehangen toerbe tot
Christum; <tëal. 3:24. €n baar toe i$ 3p ten
jjoogften noobig/ op \'t ftgerpfle gepredikt te
too?ben/ en blijnt bat bie baat mee ft tjttn taerft
ban manen/ minft taerft fienïigen 3ijn/ aangeften
3p ben menfclj meeft nebertoerpenbe/ btaingt
upt fig felben te gaan/ na Jesura Christum.
II. ^openbe onfe Heyligraakinge, of berïtrij«
ginge ban \'t befit ber faligpepb/ befelbe begaat
in bepbe be ©erbonben/ in ober-een-fiominge
en tonfo^mitept ban ben gepeeïen menftpe/ met
be Wet bec zeden, met bit onberfrtjepb bat be
firagt om fig te ronfo?meren na bie Wet in
\'t eerste Verbond, moet ber&rcgen taojben upt
be betoeegrebenen/ bjepgementen/ en beloften/
ge&egt aan be Wet, Somenbe bp/ en toerftenbe
op be b?pc taillefieur be£ menfepen/ betaelfte
bebo^ben jijnbe/ gantftlj niet goeb£ ban fionbe
boo^tfiomen: 3Pog in pet tweede Verbond toerb
be ftragt tot; bie tonfojmftept gegeben boo? ben
Geest, €pp. 3:16. en \'t Gelove in CD?iftum/
$pil. 4:13. en geeft be Wet gegeben in pet
binnenfte/ en gefepjeben in ïjet Ijerte/ 3Jer.
31:33, ïfêaar uyt boïgt.
1. 3Ë>at
-ocr page 412-
geen Genade Verbond.               351
i. ^at tap be Bragt tot een heylig leven,
gelfjB tap öie niet Bonnen binben/ alfoo ooft
niet moeten foeften/ of taiücn binben in be Wet,
maat in ben Geest der Genade, taelfie berfiregen
tocrb boo? be prediking be?» Gelooi\'s, bolgeng
töaï. 3:2. en nog ftlaatbery 2 <Co?. 3:6. aan*
gefien be Wet teel fegt taat tan boen moeten/
bog geen Genade en geeft/ maar in \'t tegenbeel
bjengtfe ben menftft tot toanïjoop/ (jem aanfjit*
fenoe boo? bcroieben/ foo maafttfe ben menfcft
tot alle goebe tactft meer en meer onbeugcnbe/
en fonbigenbe/ fiet lïom. 7:12, 13, 14,15, @ur
rontrarie be Genade neemt toeg bie berbo?bent*
ïjepb/ bernieutab ïjet Bette/ boeb fiet aan met
Christus liefde, en berfjalben maant ben menfcïje
öenuaam tot Ijepligftepb: *©uï? ij? be Wet gantfcft
afgefcljaft/ jn en ij? ben ïücgtberrbigen niet ge*
fet/ 1 (Cim. 1:9. <§oo ban/ tep en jijn niet
onber be Wet, maar onber be Genade, op bat
be fonbe niet ober onj? en ijeerfclje/ bat boo? be
Wet gefcQieben foube.
2. ffittt bat be Wet altoos? ij? en Blijft een
regel en rigtsnoer ban onj? leben/ 3a! \'t gelufi*
ftig 3ijn/ betatjl mij? geluft beftaat in een ïjer*
ftellinge ban Gods Beeld, befraanbe ooft in ftcp*
ïigïjepb/ en ober-een-Bomenbe met be Wei Gods,
bie 00B in befen oufigte in be aïbcrnautafte en
geeftelijlifte p?efifitcnt/ en befte fin moet boo?*
gefteïb tao?ben: Jl^ant ïjoe Bet Evangelium ftcp*
ïiger heyligheyd ïeerb/ fioe be Wet p?etifer en
nautaer bienb geïeert/ om foo een rcgt Evange-
lisch leven te lepben/ heylig in tonfojmitcpt ober*
een-fiomcnbe met be Wet Gods; fioe pjedfer na
be Wet, ïjoe €bangeïifcfter en fiepliger/ boïgenj?
bie
-ocr page 413-
352                \'t Verbond op Sinai,
bie ^cö?iftuttt-pïaatfcn öie in \'t Evangelium 051
heyligheyd aanbïingen/ ah? sFplj. 4:1. tna:ïo.
Kïam. 6: ia, 13, 14. en fulfte aüf be Wet bet
zeden bao?fteüen/ tot een Regel bet Heyligheyd,
am bat \'er ooft geen anbec $/ .ïfèatrlj. 19:20,
21, 22. ïïom. 13:8. 9. Jtëaatam aan be fanbe/
fttijbenbe tegcné be ^cnligljenb be£ Cbangeli*
um£/ in \'t a32ieft£Ï Onwetielijkheyd genoemb tao?b/
1 Éofi. 3:4. €n baar uut fictmen ban bat be
Christelijke vrylieyd niet f£ ban ben DJCfifen eysoh
be$ Wets, aangefien bat anfe heyligheyd pn ge-
luksa\'igheyd benninbetcn foubc/ toaatom ooft be
tegte gelobigen be Wet niet een tjant fi?ecb
tunmer taenftljen/ ban 3H \\$/ ïjaftenbe na bie
taanbetlijfte aangename tjenligljenü/ om maat
ban be fanben b?n gemaant te 3ijn/ en <6obe
bienft&aat/ al£ filijnt unt 1 £>et. 2:16. afê
dienst-kneglen Gods, en <©al. 5:13. Gy zijt ge-
roepen tot vryheyd, maar dient malkanderen door
de liefde: SJnhoege befe bjnjjenb ftaat tegen be
bienftfiaarijenb bet fanben/ en niet tegen£ be
njerfcgljenb bet Wet, taant Ijoe nautafteutiget
bie geüolgt too?b/ ïjoe ton b?nct ban be fanben
3Ün: toaat unt baïgt bat bic aïberloftfre Clwis-
lelijke vryheyd neftaat/ in be albemautofte pje*
dejiftcwb bet Wet, inboegen bat bie fig aïber»
nautoft fiinb aan be Wet, tjet beefte genomen
fê ia bc Evangelische Christelijke vryheyd, en ÏJCt
Befte Evangelische leven.
©it nu \'fan bao? unt gefreïb jijnbc/ tot bet*
ftanb ban bc fecte bet bjngenb be£ 3J?cts>/ ftome
nu tot mijn boo^gcftelb gebruyk ban onderwij-
singe, om te betaijfen bat bie fcfeben toelfte Ijet
tegen be Wet-I\'redikers fao feet Qe&bcn/ ahf
af
-ocr page 414-
geen Genade Verbond.               353
of \'t werkhcyligen taaren/ öaar fcïfaet aan baft
3ijn. %tt i$ biel inaar bat\'er menftljcn 3ijn öfe
men Antonomianen, of Hebreürs noemb/ bemelfte
in tanfiberatie ban ijet Evangelium, be wet ber*
bietpen/ foa 3n meenen tot berljeffinge ban te
Genade, bog befe ömafe KL\'iebcn 3ijn in bat £aft*
ïjupg niet fien/ het gaar niet om Gods vrye
genade te boen/ maat om bat 31.1 flaafagtig
Sijnbe/ en ben heyligen Geest niet fteb&enbe/ tocrft-
Ijeuligen 3ijn/ en foefien boo? Ijaar epgen mernen
gcregtbeerbigt te too?ben/ baarom mogen nog
brillen 3P ben p?ecifen epfcïj ttc§ Wtt§ niet
Ijoaren/ nog betb^agen/ om bat 3H baar boa?
tot befperatie en toanpaop fouben namen: ,^u
luiden ïjape bcjjaubcii in gaar felben/ op en na
ijet p?ebinen ban bc Wet, fonber Ijet Evangelium,
\'t toelH nog berber unt gare brijfe ban fp:enen
af te nemen \\$/ fcggenbe batmen Ijet nog foo
en foo fteïbe/ met Ijet vierde Gebod ban ben
Rustdag, batmen in \'t 3. en 9. 45eöob/ foo naubj
niet op alle taao?ben letten/ en in \'t febenfte
niet fp?an ban ftleeberen en getoaaben/ (Jt. ban
fagen 3P\'cr boo?/ maar alfmen nu alleg foo
p?ecic$ bril fteïlen/ ban fien 3p\'et geen nang toe/
en geben be moet op/ 3ijnbe fonbet Ijoop en
Ijulp/ bpna manöoopig/ om batfe maar boa?*
hebben in gaar felben/ boo? \'t onberijouben beg*
Wtt$/ ïjuïp/ ïjaop/ en troaft te foenen: baar bie
anbere bie 35 Wet-Predikers noemen/ adeg foa
uautn en p?erieg fteHen/ om bat be menfcljen bog
befperaat faubcn mo?ben in fig felben/ om met
een geöjancn/ berflagen/ en ber&rijfelb ïjerte
tot Cljjfftum te ftomen/ op bat 3p niets, en
Ctj?iftu£ Al mo?ben/ en 3n geïjeel in gaar fel*
23                             ben
-ocr page 415-
354                \'t Verbond op Sinai,
ben brrbtoijnen: bat i$ ban eerft fupber Evan-
gelium, gelijft bolgeng Gods woord b?oome bet*
ftanbige oo?beefen fullcn.
<Paat na uïijftt befer menftïje fufrinue/ en bet?
«eert geboden ooft baar upt/ batfe ifi taeet niet
toat boo? manftreufe opinie en concepten opne*
men/ ban pet Nieuwe Verbond, en \'t Evangelium,
ban Gods Genade, <fcc. abjS be Socinianen ban
een Nieuwe Wet, en gefiJK be Scholastyken mee*
nen \'t Evangelium te 3ijn bie bingèn taclne
inbienbige taettttupgen bet Genade #\\n/ of baar
boo? in on£ geto?ogt too?ben: <©p jjeüöen bt*
routa ban gaar fonben/ 3p toilïen paar fienceren/
3P geloben bat a?ob om Cp?iftuj? taille gare
fonben fal bergeben; en ah? geloof en bekeeringe
baar \\$/ toat tailmen meer ban gaar epffeïjen?
^Kaar 3p berfraan pet Evangelium niet/ aïfoa
3p meenen bat pet fieftaat in \'t bolboen ban
ben eysch Gods, en in \'t boen ban bit bingen/
op taeïfte be ^eere be bergebinge geeft toegefepb,
^at alle£ gebaan 3ijnbe/ ban moeftmen nog op
allen bien befpereren/ en geïijn een Godsalig
Man fegt/ dan wil ik nog mijn gelove en bekeeringe
verloochenen, om foo neber te \'finnen/ en te
berbtafjnen in ben gronbeloofen ftupl ban onfe
onepnbige ntetigpepb/ om upt 3]efu boïpepb te
erlangen genabe/ geeft/ en ïeben.
SCnbere fullen upt aanmerning ban be onbol*
maafttpepb ber Cp?fftenen/ en bat be ^eere
nogtan^ on$ toil falig manen/ boo? \'t Evangelium,
een lieffelijften epfrp betfieren/ ahj of \'t Evange-
lium te b?eeben toaë met onbolmaaate taernen;
maar bie epfept bog be Wet boïmaant: Immerg
poe pet Evangelische leven boïmaafiter en p?e*
cifer/
-ocr page 416-
geen Genade Verbond.               355
dfer/ na Gods Wet gereguïeert taerb/ ftae fjet
beter is\\ ï}et Evangelium maaftt on»i niet satig
boa? onfe onbalmaafttc taerften/ nog be Wet i|ï
Daar öua: niet bolbaan; maar niet tegenftaanbe
onfe onbolmaaftte taerften/ maaftt ons nogtang
pet Evangelium salig om niet/ booi be verlossing
bie in Christo \\$/ on£ fdjcnftenbe jijnc Regtveer-
dighcyd boo? \'t geloove in hem/ tïora. 3. Jpijil. 3.
dommige/ bat het groutaelijftft/ en mïfftljien
tael Ijet gemeenfte i$/ maften ban be leerc bet
anbolmaafttpenb paar Evangelium, baat uu
ruftende/ en baat in fig trooftenbe: bit gefepieb
foo. biftmiï£ a$ een mcnftft fig ercufeert/ taegens?
be fcljulö ban bic bnfouberc faften/ of ban be
berboemelijBljenb in \'t gemeen/ niitabicn pp
onboimaaftt 3ijnbe/ niet ftan toefen/ geiijft be
Engelen in ben Hemel: »kE>aat i$ Op Jliarben
»bog niemanb bolmaaftt/ toat toilb gp ban ané
>arme geb?eftftelijftc mens~je£ fiebben? .ï&pn
sfterte fou toanpapen/ en ift troafteloas? toerben/
»fienbe mijn menigtmlbige fonben/ en ftaatenbe
»bie p?etife |>?ebiftatien/ ten toare bie leer e ber
«onbolmaafttpepb/ en gcb:efteu ber Dcniigcn
Tibaar taaren/ bat trooft mp/ taant ift benfte
»geen menfep ftan bolmaaftt jijn/ en fonber
»fonden." 3£it 3ün monftreufe en groutoelijfte
gebagten/ bie be <E>upbeï in be onboojfigtige
fmeed/ baar tegen ift alle b?oomen taiï getaaar*
fepoutot pebben/ om foo lief als hare faligpepb
ia fig baar ban te taagten. ïfêant toeten bie
menfeften \'t niet/ foo laatfe leeren bat onfe
berbojbentpepb onfe meefte beftftuïbiging fg
boo? ben i|eere: öDeten jp niet bat be minfre
onbolmaafttpepb/ of geb?eft in \'t befte kind Gods,
23*
                                 in
-ocr page 417-
356                \'t Verbond op Sinai,
in fifl felben/ berbienb be eeutoige berboemcni£/
en bcrtoetping ban Gods aangesigle, fioetoel bfé
baar op niet balgen fal/ betofjl ftet Evangelium
bic toegneemt: nogtang motten ton onfe ftftulb
in nebctigljepo/ biepelijft erftennen/ en geenfintg
on£ bertreufeten.
SDeten o aft bie menschen niet/ bat be leere
btt onvolinaaktlieyd, ban Gods Woord on$ geleetb/
en ban be befte Gereformeerde Leeraars foo harb
aangeb?ongen toa?b/ om te jijn een beel ban be
lecce bet elïcnbe/ en om baar boo? ben menfrJjc
tot befperatie en ftapeloogpepb/ in fig te öjen*
gen/ tot regte haape en trooft in Cpjifra. ^et
i$ een troofrelaofc leere in fig felben/ om ben
menfeft alle ttooft te benemen/ genegen jijnbe
alle£ tot ttooft aan te leggen/ gaar fonbige
natuur te berontfcljulbigen/ feggenbe bat het
Evangelium be geujcfifteïijftljeben onfer goebe
toerften bebeftt/ en bat be ï^eere onfe <6ob ban
onfe toerften al£ bolmaaftt aanfiet: 3£og bit i$
al mebe fiupten be toaatftepb/ toant ban fou>
ben onfe werken, in plaatg ban be Persoonen
geregtveerdigt toojben/ ïtom. 3. Gods oordeel is
na waarheyd, foo fiet fip ban/ en ftent/ en oo?*
beelb onfe toerften foo gebjeftftelijft al£ 3p jijn/
bog on# arme fonbaren regtveerdigende, en fiet
gp onfe toerften niet in Cgjifto bolmaaftt aan/
maar gp bergeeftfe en reftent bie gebjeftftelijft*
fieben ong niet toe tot fttaffe, en bat om bie in
Gods oogen, alleen boïmaaftte gegoo?faamgepb
Ch?ifti on£ taegerefient/ en ftomenbe in plaatg
ban onfe gegoo?faamgepb.
SCnbete niet toetenbe toaar fp pet batten ful*
len/ toiïlen nogtan£ bat get Evangelium een ge*
maft*
-ocr page 418-
geen Genade Verbond.               357
maftfteïfjfter weg ber saligheyd moet toefen/ alg
ben weg des Wets: Mtn fp?eeftt ban ban ben
taeg bet verdiensten tot berftrijging ban ïjet regt,
bet saligheyd, Sjolj. 14:6. <®f men fü?eeftt ban
ben weg baar boa? men ftamt tat be Artikulen,
en babrtijfte befittinge ban bc saligheyd. <&jj?eeftt
gp ban bien eersten weg, toaar boo? men bet*
ftrijgt ftet regt tat be saligheyd, (00 en iftt
geen bergelijfting/ aangeficn ton bat regt in ben
Evangelio bcrftrijgen om niet, 3Jef. 55:1. (Cen
anbercn/ be taeg baar ban? men ftamt tot be
babeltjfte befittinge ber saligheyd, i£ toel fcfter
in \'t Evangelio/ alg baftclijft fulïenbe eunbigen
in Ijet goebe/ betoijl be berbienften in 3defu^
baft en fefter 1$/ o. ptt. 1:4, 5. .üfêen ftan en
moet feggen batfe lieflelijker, en berljalbcn ooft
ligier \\$/ 4H9attfi. n : 30. toant men gaatfe vry-
willig, $f. 110:3. en UHt liefde, a Co?, 5:14.
3^og en ftanmen baarom niet feggen/ batfe in
gaar felben runmer/ toffer/ en gemaftftelijfter i$/
gelijft bic feggen bat ton ban ben strikten eysch
be£ Wets b?p gemaaftt 3ijn/ Jfèattlj. 7:14. Want
Ijet i£ be felbe toeg öegf Wets, taelfte onber
\'t eerste Verbond toag/ bog boe upt btaang/ nu
upt Helde, boe met obertunging ber confcientie/
ftefdjulbiging/ en bjecfe/ nu berfeftert bat be
geb?eftfteItJHljeben bergeben too?ben/ om Cïjjifti
taille/ toelfte bingen geen intaenbige/ maar unt*
toenbige ligtigftenb geben/ eben al£ be liefbe
ban Rachel aan Jacob, 4&en. 29:20. <éijn taerft
taa£ baarom niet een aas ligter/ ftljoon \'t foo
toierb boa? be liefde tat jijn Rachel; alfao $
aoft befe fafte/ op bat men ang be Wet niet be*
berbe/ ïigter/ laffer/ en runmer mafte/ en alfao
anfe
-ocr page 419-
358                \'t Verbond op Sinai,
onfe pepligljepb en geïuftfaïfgljepb berminbere/
toaar boa? o mi\' 03ob betjoebe.
Upt befen allen filijftt toaar ïjet bic lieben/ bic
foo jijn tegen be pjertefen en frrfftten epfrg beg
3©et£ om te boen iö/ niet om \'t Evangelium te
betoaren/ gelijft ?p feggen/ maar om gun epgen
geregtiggepb op te regten/ baaram bjtefen ?p
ftenni^ te nemen ban Gods regtveerdighejd, ter*
taijl ju in een fïaafagtigen/ taerfiljepliuxn fraat
jijn/ ontbloot ban ben Geest bcr aanneminge tot
ftinberen/ en miffen ben Geest bec genade, 3£at tap
ban bc Wet ban Jjcrten foeften/ "en beafelfê p?e*
tiegpepb lief pcöben/ roepen tot <&ab/ bat gp tot
on^ ftncltcn tail/ en on£ ïecre biööcn/ 3|op. 6:45.
en oen $. 0?cefl/ Gods Wet ftlj?ijbc in onfc yer*
ten: !£p moeten in ben Evangelio niet foeften
bjijftepb ban bc Wet, aïê sijnbè onfen tugtmee*
fter/ om on£ tot Cft?ifttt£ te b^ijben/ maar
fa ent lopljcpb ban bc fanben/ foo tacl al$ ban
bc Ie:ter, bic dood. en ben vloek be£ Wets, op
bat bt Koninglijke Wet bit bcr vryheyd i<?/ met
be vinger ban Gods Geest, in onfc ftërten mogt
tacrben ingefrfi?eben. <§oo Ijebben alle gelovige
gebaan/ ©abib fegt; O hoe liefheb ik uwe Wet,
zy is mijn betragtingc den ganlschen dag, $f.
ii9\' 97- .Ü?aulu$ ïiom. 7: 22. Ik heb een vermaak
in de Wet Gods na den inwendigen mensche. «I^UjS
boenbe ié bit i^emelfrtje fpjeufte taaaragtig; de
gereglveerdigde werden vrienden van de Wet, ja
ban be albcrftljcrpfre p?erie£pepb/ om batfe ïuft
gebbcn tot heyligmakinge, taant bc Wet nj een
uptb?uftfel ban bt bolmaaftte heylige wille onfe£
Heerlijken Gods, in foo berre bic ban ong na*
boïgcïijft i§/ ïïam. 12:2. algf ban onfen liefftcn
<§alfg*
-ocr page 420-
geen Genade Verbond,               359
<éahgmafter Süefug/ nng Hooft, bie top faa mei
al$ 3Ün Wet Ijertelijft moeten lief ftebben.
3!a onfe obereenftomfte met tik Wet ig be
geluksaligheyd be£ Hemels, irtaar ban in \'t ge*
meen faa anberftanbig geoa?beeïb ma?b/ taant
\'t een Vierflcïïinge ban Gods Beeld, bat mp
bedaren Ijabben: <Daft té \'t bic gaeaïjepb baat
in tap gefcljauen jijn/ en maar boa? ton tot ang
hoogste goed ^jeljaba naberen: \'t jijn be eerste-
lingen, en berijalben ban befelbe natuure met
bien Geest, bie Sier na te berftrijgen ftaat/ Ütam.
8: 23. J^et Koningrijke Gods öeftaat in geregtig-
heyd, vreede, en blijdschap, boa? ben H Geest,
Eam 14: 17. mant be liefde i$ be berbullinge
bcr Wet, ïtam. 13: 10. en bergaat nimmermeer/
1 Ca?. 13:8. bat moet men ban ben Hemel
regt ïeeren geboeïen. *Pe Genade ijE be beganne
Heerlijkheyd, Cpij. 2: 6. en be Heeiiijkheyd i$ be
volmaakte Genade, 1 Ca?. 13: 10. bie baben fal
bolftamcn ?ijn.
3i>aet Ijier bp bat bc Heere Jesus met fulften
fo?gbulbigen maepte en pber bic 3©et geeft ber*
nïaart/ gerfrelb/ gefupbert ban be balfcpe en
ïoffe gïaffen ber Slaobfclje Wetgeleerden: J&itt
Jüattfi. 5: 19, 20, 21. niet om bat tapfe ap
nieutag fauben \\a$ maften/ en rupm na elft£ pljan*
taften/ onbcr p?etert ban \'t Evangelium, maar
ap bat mp ïeeren fauben/ bat pet" Befte en b?p*
fte Evangelische Christelijk leven \\§/ \'t geen aïbcr*
nautafr/ en p?ecie£/ na bie heylige Wet, gere*
gufeert i#/ en berijalben aïbcrb?epft ban be
flabernpc ber fanben. 3£u£ moet men gcregt*
ueerbigt 3ijn baa? Sefum Cft?iflum/ be nautafte
fin/ en p?eeie£pepb be£ fflttg/ ban Ijerten lief
pebficn/
-ocr page 421-
860                 \'t Verbond op Sinai,
ïjeö&en/ befelbe niet foefitn in be letter, maat
in ben Geest.
<Om nu befe Goddelijke liefde in utae petten
te bcttaefiften/ f00 obcrbenfit aï \'t geene nen.
Apostel Paulus, ten öicn EpnbE boojftElb/ Ü|cö.
12: 18, 19. altaaat Ijp \'t felbc oogmetft ban
ïjeplig&epb/ af tacrtelijHgcnb bcoagenbe fegt/
bat ton bon? \'t Evangelium, geftomen jijn tot
Zion de Slad des levendigen Gods, en het nieuwe
Jerusalem. toaar ban tan Borgers 3ijn. <#ob on?
Vader En Koning in Genade jijnbe/ igr \'t Genaden
Rijk on£ Vaderland, Of £>abEEÜJHE <§tab/be Wet
ig EEn benentmafting of Publicatie, bte de Bur-
geren alÏEEn aangaat tEr saligheyd: 3Ja in toe!*
fterff gEpoojfaamlJEpb bE pjintipaaïftE Prcvilegie
bEt Purgeren bEftaat. 3©ie En foubE baar niEt
gaarn peenen loopEn?
2.   <E?at tan boa? \'t Evangelium gEfioniEn jijn
tot be veele duysenden der Engelen, tot bE alge-
meene Vergaderinge, En bE Gemeynte bEt eerst-
geboorne, biE in bE Hemelen opgEftpJEbEtl jijn/ En
bE Geesten bEt bolmaafttE Regtveerdigen, bEt$ 22,23.
«êeftEt \'t i£ bEfElbE Wet biE jn in bEnï|EmeIbagE*
fpfté QaotEn pubucEtEn in paat pEtten/ biE be
Engelen, En salige zielen, in malftanbtt^ practyk
fitn/ in bE J|EErujH0EUb onfe£ ®ob£ sn Cpjifii/
bie tan tnst bE Hemelingen gEmesn pEbben: foube
bat onfE QEttEn niEt optaElimm tot liefde\'?
3.  ü^at tap boo? \'t Evangelium nomen tot bEn
Middelaar bejjj Nieuwen Testamcnts Jesum, En bat
bloed der besprenginge, bat bEtEte bingen fp?eeftt/
ban Abels bloed, bet£ 24. baat bao? onjj niEt
alleen gsgsbEn too^b EEn b?pe confetentte/ om
ben J|eete fonbet bjeefE/ na jijn 3©Et tE bïtmn/
-ocr page 422-
geen Genade Verbond.                361
Kut. i: 74. \'t ïtegt beg J©et£ bao? an£ bttbulb
3im.be/ ïtam. 8:3. en top met <0ob betfaenb/
ïïom. 3:25. Maat ooft pjcbifit en fp?eefit bat
felbe bloed, nebens bc
Genade ooft be gehoor-
saamlieyd, foo bat top moeten toepen pem bie
fp?eeftt niet te bettaetpen/ on$ ïerenbe bat pet
èbangettum onj» aan&icb be fttagt öegf <#eefte£/
tot gepaajfaampeyb be?E &tt$f bettao?ben boa?
pet
bloed Jesu Chiisti; en bat in ben Evangelio,
be Wet niet beftaat in letteren, gefcp?eben in
steene Tafelen, maat boa? ben Geest, met pet
Moeb Cpjifli/ gebjufit in be petten bet toate
gelovigen, bie na be Wet en Getuygenisse ge*
toefen toa?ben/ om bagetaab te fien; en na bie
Regel toanbeïenbe/ genade en bermhertigheyd
pcöben/ a\\$ obet pYt Israël Gods, bie aan bie
rijne ban herten, gaeb \\i/ en bie ftem eeng fien
fufien in be
saligc Heerlijkheyd, om pem eeuwig
te dienen en lieven, loven, en verheerlijken, taant
gem toeftomt alle
lof, prijs, eet en peerlijft*
pepb/ ban Cngeïen en .ïtèenfcpen/ tot inbec
eeutoigpepb/
Amen.
E Y N D E.
HEER
-ocr page 423-
HEER LODESTEYNS
PREDIKATIE,
Gedaan tot Utrecht, den 15 Juuij des jaars 1673.
Over 2 Cor. 3: G. De letter dood, maar de» Geest
maakt levendig\'.
te Geest be? Meeren ij? het leven ban
ten Cliristen, f00 get gel)00?be Woord, afêmen
fiennij? baar ban ïjeeft geftregen/ fonber geeste-
lijk leven, geeft be ftragt om ben menfclj tE
booben/ en erger te maften ban een Heyden:
bat Ijet Woord niet bocb boa? fig feïben/ maar
8p taebal ban be£ menftljen fioaöfienb: €n
baajtnm fegt be ^aïigmafter: Gelukkig is hy die
aan mijn niet geërgert word. 31efuj? bfen koste-
lijken Hoeksteen, ij? bierfiaar aan bie geloven,
maar bc anbere taa£ fm een Steen be«S aan*
frootff/ en een Kotse ber ergeniffc/ i ^et. 2.
en 2 Co?, a. Wen Apostel toaj? altoo£ een
goeden reuk Christi, in bie s;ilig taojben/ en ooft
in bie verloren gaan/ befe tael een rcufte be??
boobj?/ maar geene een reuke des levens ten
Icbcn. We Schriftuur ftan 6p toebal nabeelig
jijn/ taant ben Apostel fegt in nnfe (Certtooo?-
ben/ de letter dood, &c. 3Jn befe a Godsspraken
fieeftmen.
1. We untfnrafte ban tic pjinrinale oojfaaft
ban be dood.
2. We
-ocr page 424-
Heer Lodesteyns Predikatie, over 2 Cor. 3:6. 363
a. 3£e uptfp?aaft ban tte oo?faaft bt§ levens.
I. <&oo moetmen fien taat berftaan toojb boo?
be letter, en boo? be Geest. <ö?igencö meenbe bat
ftet woord ben uptetftjften fin ban ftet woord
beteftent. ü^en Apostel ftceft boa? be Heerlijk-
lieyd ban ftet Evangelium te befcfi?ijben/ en ö^eft
ïjet beftft?eben boa? fulfte bic felfg getuygen baat
ban ftonben jfjn. Gods Volk ftanbe \'getupgen
ban sijn bienft/ betaijl get tooo?b fao nragttg
taa^ onbet Ijaar/ fan bat fip niet aan jtjn bienjl
ftoefbe te ttaijffelen.
<Éu ftelb Paulus be bedieninge ban \'t Oude
Testament boa? onber be benaminge ban lei ter,
ban toelfte bienft be Schriftuur getooon i£ fao
te fujefien/ of onber bc benaminge ban Wet,
a$ of et geen Geest taa£ getaeeft/ üer. 31:33, 44.
foo bat fommige meenben batfe geen Geest ftabben.
J5an be genade middelen/ en be J??ebiftatie
be# Kvangeliums moetmen ooft niet bennen bat
ftet al Geest i$/ taant ftet ftan ooft tael be letter
3tjn/ aftj bie upterlijft betrigt jijnbe/ ftet ftette
nfet raaftt.
ü^ao? be Geest moetmcn berftaan bic levendige
leere. bie ftragtig taerftt boo? ftet KvangeJium,
öctaelftc in \'t <të. (€. be Wet genaamt taiero/
om bat be Geest boen foo fober toa*?: en nu
Geest gefegt toerb/ om batfc nu oberbïoebiger
taa£; fp fiabben boe be Wel; tan fiebben nu
ben Geest, en aft? bie bepbe be letter i$/ foo
boob 35. 3Dnbien nu be bebieninge ber Wet,
foo ftcerlijft toaji/ bat Moses aangesigte baar ban
glinsterde, ftoe beel te meer fal nu be bedieninge
bej? Geestes Heerlijk jijn.
De letter dood: <Éu moet gp fien taat boo?
bie
-ocr page 425-
364           Heer Lodesteyns Predikatie,
bfe dood en boa? ïjet leven berftaan tao?b/ niet
een ligljamefijfte baob of leben/ maar bat be
menftïj boa?
Gode leeft, anber£ i£ Ijn boob;
gn leeft afêmen niet leeft boo? fig felben/ maar
&abe/ 2 Co?. 5 :15. ïïam. 6:11, 13.
Adam boo?
ben
val leefbe foo boo? ben i^eere/ maar afê
ïjn biel/ boen leefbe Ijp boo? fig felben. Mu i$
£et Ijeele merft ban
Jesus, om ong toeer boo?
ben
lleere te boen leven, en owj salig te maften
in bie flaat. <$at be menfcft. eenige ftenni£
ftrijgt/ be fonbe Iaat/ en Ijet goebe boeb/ geïijft
Herodes, bat i£ nog niet Ijet Ueylig en Goddelijk
leven, ifêant/
i. l|et moet fiomen unt een inmenbig fieginfeï/
en ban een intoenbigen öetoeger/ bat 3ijn be
intaenbige oogen beg berftanbé/ Cnïj. *♦ SW
leeft gp
duysendmaal Ober Gods woord, be Geest
en \'t ligt be£ Hemels moet ban uoben neberbaïen/
2o&. 14. bien
Trooster moet u in alle waarheyd
ïenben/ bat ligt moet in \'tljerte fcJjijnen/ a Co?.4.
2. ^et moet uyt een taaaragtige berlaocöe*
ning ban ftg felben ftomen/ een berfafting ban
engen fin/ en
taiï/ Gods Gebod moet nu »Iaat£
Rebben/ unt berloocljening ban engen geregtig*
jjenb en ftragt:
Christin geregtigheyd, en Gods
almagtige kragt, moeten in be ylaat£ ftomen.
3Pat be ietter dood, iuerb bifttuifê geftoo?b/
en gelefen/ fonber
Geest, en maar in be memorie
ontïjouben/ be gantfclje ftennté en
Geest toerftt
bat
geestelijke leven niet/ maar jn dood. Cen
Christen fonber
Geest, i$ erger al£ een Heyden,
nm bat Jjaar niet besirale fet ligt betf Evango-
liums ber Heerlijkheyd Gods. 2 Co?. 4. «éalotnon
fegt bat boo? ben
Regtveerdigen, ij-r be$ lleejen
weg
-ocr page 426-
over 2 Cor. 3 : 6.
365
weg regt, maar boa? öc totrfterj? bet ongereg*
tfggepb/
versioringc, en $of. 14. De weg des
Heeren is regt, de regtveerdige sal daar in wan-
delen, maar de overtreders sullen daar in vallen.
<Puj? moeten ton get ooft baar boo? gouben/
om bat be ^eere ten ftpfonber oo?beeï gereeb
geeft boo? bie jijn
woord goo?b/ fonber get te
bettagten.
O wee u gy Corasin en Helsaida, ben
too?n <#ob£? blijft op bic jijn «éoone ongegoo?*
faam fpy ^attö.
15. %n% 3.
<©m öat get Evangel ium ij? foo ten kostelijke
Parel, taat moet ban bie te beragten fcg?iftfteiijft
3tjn?
3. <£m bat be Leere btr genade, be
rtnige ftragt tot
Heyligmakinge, get i|? ben arm
des\'Heeren, 3ief. 53. <£n baarom fegt be Cate-
chismus bat ïjet onmogelijk ijt/ bie Jesns boo?
een
waar geloove is ingeënt, dat die niet souden
voortbrengen, vrugten der dankbaarheyd.
3£ie be letter geeft fonber Geest, bie geeft ben
regten sin niet/ bie ben Geest geeft/ tn foo tn
ftan gp ban niet ïtbtnbig too?ben/ boo? bien
sin, foo moet bat ban ben fin be£ tatrcïbg/ en
ban ben «Satan jijn. Sjmmerj? 33 tn gebben/
nog Rennen ben
sin Christi niet/ 1 Co?, a. IPt
Ileere frelb on?? 3tjn Woord boo?/ bat 3ijn fin
toeï geeft bp manier ban teefttn/ maar be faalt
feïfé ftan mtn nitt berftaan/ boo? bat be $»eere
ftomt/ tn on?? bit tt berftaan geeft/alfmen 3ijn
fin meet/ tn be ^eere fig aan bie menftg open*
baart: fiet bat 3tjn be faften ban \'t
Woord, en
bie fuift?? niet gebben/ bie bwanberen be
waar-
heyd in ontugtiggepb; ban fenb be tatert een
kragt der dwalingen, batfe bt
leugen gelooven.
<®m bat tit menfeg bien inteenbigen fin nitt
Beeft/
-ocr page 427-
366           Heer Lodesteyns Predikatie,
peeft/ foa beberft pp 8«m felben/ benftenbe öat
pp ten fin ban \'t Woord al Ïjeeft/ meenb nat
pp leeft/ en fegt met be bienftftnegt Ik sal het
doen, en pp &oet Ö*t niet/ ^att. 22. bie 3ijn
erger aif be poeren en iCotlenaren/ bie feggen
Ik wil niet, en naberpanb nog mei be panb aan
\'t merft flaan.
l»en Apostel be Heerlijkheyd ban jijn be-
dieninge boo?fteHenbe/ beroept fig op be herten
ban 3ijn Volk; jp maren jijnen Brief, en boa?
be bedieningc bef? Evangelium boo? pem geteelt,
foo bat t)).i boo? onberbinbinge paar mil leeren
bat be Geest levendig maakt.
II. *Poo? bie Geest berfraan ift be Leere beg?
Evangeliums, met be Geest bergefelfcpapt gaanbe;
pet if» genaamt bc bedieninge des Geestes, of
pet Woord baar be Geest öp hj. Wanneer Gods
woord gep?ebiftt too?b/ foo Bomt be Geest en
befttagtigt ijet/ en maafit ben mensch levendig:
be?? menfcpen boob ij? (al?? pp foo rebeïfjft baar
peen leeft alf? een I^epben) foo ij? pp al?? een
beeld, en meet pet eene ban pet anbere niet
te onbcrfcfjepben: maar pp leeft boo? fig felben/
en bat if? een geeftclijfte boob. üfet leven ijï een
d&eeftelijfte obcrgang ban 3ijn epgen bienft/ tot
ben dienst ban be $}eere <£ob/ baarom toerb
pet gefegl/ sig selven te verlochenen, ^USatt. 16.
en geen lielhebber te ?fpi ban fig selven, 2 tCim. 3.
Wanneer bc menfcpe begint te fien/ bat pp
ia gefcpapen boor ben J|eere/ bie Almagtig, en
Algenoegsaam 3ijnbe/ maarbig ij? bat pp boo?
pem leeft: 3Pan boet Gods Geest ben menfcg
niet meer boo? pem felben Ieben/ maar boo?
Christus, bie boo? pem gestorven ij?/ en nu in
pem
-ocr page 428-
over 2 Cor. 3 : 6.
307
ijcm keft: ben menftg is niet ban hem feïben
te ftrijgen/ get al boa? gem feïben/ en ten
ïaatften in ben fi?emel te uornen/ en bat metfit
Iju aan aio een goeb boa? hem feïben; maar
Gode te leven, bat ijs be faaft.
SCI get Geestelijke leven, bat in ben menfeg
moet 3ijn/ bat i$ boo? ben Geest, en be fiebfenin*
ge be£ VVoords. Itëanneet be Saligmaker fegt bat
3ijn vleesch gaat tot spijse taa£; 3fag. 6. boegt
baat bn bat be Geest gaat moeft leeren/ en lebcn*
big maften/ a Co?. 3. <êoo lang be Geest niet on-
derwijst, i$ be menfeg maar een flaaf: be waar-
heyd alleen/ bie maakt hem vry, 3Jog. 8. en bie
b?engt gem in ben dienst ban be l|eere d&ob/ en
tot be vryheyd ber Heerlijkheyd ber kinderen Gods,
<£aï. 5. %mt an$ bao? be Geest gelenb taa?ben:
Jesus taetb gefegt een levendigmakende Geest te
3ijn/ en get Woord des levens, genaamt: bat
Woord $ vleesch getoa?ben/ en geeft onber on$
gewoond, aï$ gn bie in de schoot des Vaders sat,
get on£ geeft berftïaatt/ 3Jog. 1. en fegt/ Ik ben
het leven, 2Cog, 14. abj be Geest, en ben leven-
digen Jesus, in tl ftomt vvoninge maften.
1. IDz 11. Geest, boet get woord regt berftaan/
1 Co?. 2. %\\$ be Heere Jesus ban jijn Apostelen
fcgenbe/ boe openbe gn gaar be Schriften; foo
ftomt be Geest in onfc gatten neerbalen/ en boet
on$ be zin Ghristi berftaan/ gelijft 33 in Cg?ifta
$/ 2 Co?. 4.
1. *Pen zin foo beel bie in <&ab ff?/ en anf? ftan
beftent gemaaftt taa?ben. ^aar if? een taao?ben*
fiennifï/ en een bevindelijke kennis; gelijft baar
ftaat een schotel spijse, bén een fegt bat ig\'er in/
en moet foo fmaften/ bat ig woorden-kennis:
ben
-ocr page 429-
308           lieer Lodesleyns Predikatie,
ben anberen fieeft\'er ban gegeten/ en geeft baar
ban een bevindelijke kennis; dHn foo toerftt be
Geest in onjsf: of gu nu toeet bat be (pi$ foo
(maant/ mat fal \'t u boen leben/ ban bie (pi$
te nemen en (maften/ grboeïen en bertceren/ na
bat be btngen genieten taarben/ baat na taerften
3U. J39en ftan (eggen bat nmanb beminnelijft i$/
maar afij ben menfcft bie boo? jtjn oogcn ftomt te
(ten/ met al jijn geitel/ en Ijoarb 3tjn wijsheyd,
ban ftrijgt fin Ijem op een anöcr manier Hei\', ge*
lijft be Koningin batl fiet Zuyden, ben Koning
Salomon, aï^ 3n jtjn wjsheyil en heerlijkheyd 6e*
fcfioutabe. ^e Ueere Jes\'us 3ènbe/ %a\\j. 4. Vrouwe
indien gy dit water geproeft hadde. <©00 Gods
Geest u gee(t inuienbig fiet gefigt/ gebael/ en
(maaft ga( ban be dingen Gods, ban al bat fiet
Woord u leert/ ban God (el(a7 en al 31J11 eygen-
schappen, en bat fin (00 groot en heerlijk, kc.
jllaar mie toerb baar boa; ücluogni om (ig
(elben alleen aan ben Heere over te geven, ban
bie ben Geest bat intoenbig Iaat fien/ en onber*
binben.
3. 3£e Geest i£ \'t leven fcïfë/ bie be Geest
fiee(t/ bie fiee(t ooft ben Vader en Soone, Sjoft.
14. Ik, cnde Vader, sullen komen, en woningen
by u maken, en 1 £0?. 3. Weet gy niet dat
Christus in u woond, bat i£ bie Wet enbe Geest
be£ levens, bie in Jesus i§/ Kom. 8. baar be
Fonteyn des levens \\$J baar moet fiet leven (elfê
3ijn/ ff, 3^-
3Caat onjf nu be manier ban be levendigma-
kinge ban ben Geest befcfioutoen en oberbenften.
1. ^aar be Geest toerftt/ baar toerftt fin b?p/
fin i$ aan geen menfcft nog (cfiepfcl gebonben;
fiet
-ocr page 430-
over 2 Gor. 3 : 6.                  369
tiet ip alp be wind bie blaaft/ taaar genen gp
toil/ 9Jag. 3- Hy werkt na het welbehagen zijnes
willens, £pg. i. ï Ca?. 12:4. en Som. 2. Hy
ontfermt hem dien hy wil, baïgenp Gods vrye
genade. <£p en moet aan niet feggen/ nat bc
^eere onregtbaarbig fait jfjn/ wie zijt gy die
tegens God antwoord, geeft niet de Pottebakker
magt om met zijn leem te doen wat hy wil? fiet
bat foo ronbotn genen/ en alp be Deere foa in
u taerftt/ ban moet gp u bertaanberen abet
bep Heeren vrye genade, bie na jijn Souveraine
wil, be gerten ftefteert/ gelijft ^n Lidiaas herte
opende, om get gefpjoften tenant} met aandagt
te gaaten/ en alp Maria, be woorden Gods te
bewaren in \'t gette.
2.  I|p taerftt genadiglijk, niet na een bao?ge>
fien Geloof, maar tat prijs jgner heerlijker ge-
nade, €pg. 1. Som. tl. 9Jp \'t Upt genade, fao
ip \'t werk geen taerft meer: faa bat een menftg
moet feggen/ taat saagt gy in my Heere, die was
dood, en u hatende, dat gy zyt tot my geko-
men. 3Ja bat boet gem unt raepeu/ O diepte des
rijkdoms, beyde der wijsheyd en kennisse tiods,
ïïam. 11. J^ct ip onp unt genade gegeben in
gem te gelooven.
3.  J^p taerftt ftragtig en baa?b?ingenbe: taan*
neer gp Lasarus fau opwekken, faa moeft baar
een Almaglige kragt 6p 3ijn/ get ip befelbe kragt
ban bie onp gemaakt geeft/ j^f. 119. U handen
hebben mijn gemaakt, maakt my ook verstandig.
<Pie feïfbe kragt maet anp gerte raften en ber#
anberen. Ǥiet in Paulus felfp/ goe dood toap
gp/ gaat/ en moo?b/ en dreygementen blasende,
eer gp te Damascus ijuam/ maar baar een
24                         gesigte
-ocr page 431-
370           Heer Lodesteyns Predikatie,
gesigte ffenbe/ taierb fip levendig, cn jepbe/
Heere wat wild gy dat ik doen sal, en tt boten
toag ïjct/ wat sal ik doen, en 3!efi$ 3epbe/ gaat
na de Stad, daar sal ik u seggen wat gy doen
sult, bolgeng €pft. i: 15,16. tot ftet epnbe.
4.  Gods Geest tae?ftt toonberlijft en bcbeftt;
men ftan ftet nfet nabo?frpen: log. 2. De wind
wayd, en gy weet niet waar heen, of waar van
daa"n zy komt. <£eïijft be ligfiamelijfte geboo?te
toonberlijft i$/ foo OOft be Geestelijke wedergeboorte.
5.  $et ij? ben %ete epgen alleen te taetften;
Ijct tnaft niet on onfen Akker, het ftangt alleen
aan ben Hemel. «ïfêen ftan be waarheyd upter*
lijft toel ftebben/ maar ftet leven x^ punt ban
ben Geest, 1 Co?. 15. Door de genade, ben ik
dat ik ben; bat toeten tap 6p erbarentpepb/
batmen be dingen Gods niet ftan leeren/ maat
nip moeten pet gedurig ban ben ï}cmcf öibüen/
om niet alleen \'t begin ban ftet leven, maar
ooft be voortgang te erlangen.
               .
©erber fullen tap fien toat ben H. Geest boet/
aftj fip ben menfrft levendig maaftt/ bemfeutat/
en taebetöaarb.
1. ï|p vergeestelijkt ben menfeft/ in al 3fin
bedenkingen, en oberleggingen/ 1 Co?. 2:13.
©pil. 3:19, 3£e Heerlijkheyd ban ben bleeffcfte*
lijften menftft/ in 3ijne schande, betaijl pp
aardse dingen fiebenfit/ en ben Geest niet geeft.
^H9aar ben geestelijken mensch i$ berfiemelt/ en
bedenkt de dingen die boven zijn, Coïl. 3. fip
heeft ftooge optreftftingen/ taant zijn wandel is
in den Hemel. 3©ijft mp een bie in 3ijn beroep
Geestelijk t$/ en ift fal u een taijfen bie Geeste-
lijk werkt.
2. ~®t
-ocr page 432-
over 2 Gor. 3: 6.                  371
a. <Ee Geest boeb on£ Oordeel aan/ en boeb
ons na te taaarbigftepb ter fatten aa:bedeu; elft
Konstenaar oo?beeI& na 3ijn ftonft: foo ben Geest
boeb Bern ftunbig/ en na waarheyd oo?bee!en/ gel
kostelijke ban ïjet fnoobe upttreftftcn/ 3fec. 15.
^11 is als be Koopman, bie Hcnntp heeft ban be
Juweelen, Mattfy. 13. «êao eftimeert ftn ftet
geestelijk leven, boben ftet ligljamehjfte figtbare/
be eeuwige dingen bie men niet fiet/ boben be
tijbelijfte bingen biemen ftet. IDilö gn nu toeten
bJie bat levendig 31111/ ftet jijn bie baar sien on
dingen, bie men niet en ftet met Moses, ^eb. 11.
a Co?. 4. bie gelooft, ijl IJH dierbaar, 1 J^et. a.
bat en ttomt niet boo?t unt bie Icttetn\'jtte
mij^ftenb/ maar boo? Gods levendigmakende Geest.
3.   37>at oo?beel gaat boo? tot een ligtagting
ban alle fatten ftier op aarben/ Jpfiif. 3. Moses
agte Jesus smaadheyd, meer rijkdom dan al de
schatten van Kgipten, ^eb. II. ^S Saat Ö*t oo?«
beelen na 3ijn taaarbe/ bat is ban een babe>
lijlic fteufe.
4.   ®an beginnen 3p haar feïben baar na te
feftifttten: 3£at i£ niet foo een fpeculatibe toeten*
fcftay/ maar 35 gaat baar op aan; ftomt ftet
op goeberen te laten/ en 3ijn ïeben te laten/
om Sffcfu^ taille/ 39 boen ftet/ 3tjnbe geen manb-
Cfi?ifrenen; 35 ftappen ban \'t <©o?beeï tot be
(Paab/ bat \'t woord der waarheyd, baar boo?
3g wedergeboren 3ijn/ Soft;. 8. en foo ftonnen
3P niet anber£ ban bie waarheyd omftelfen.
5.  $>an ftomt be Geest, en bie beranberb ftnn
begeerte/ ten aanfien ban be maniere en oog*
merften; ahj be Geest ben menfeft levendig maaftt/
foo beranberb ftp be begeerte tot een anber
24*                        epnbe.
-ocr page 433-
372           Heer Lodesteyns Predikatie,
epnbe. 1£en menftft begeert tael beel/ maat
al boa? fiem felben/ maar be Geest boeb hem
bie begeerte berloocljenen/ cn ftp tacrb een lief*
geboet ban <H>ab/ om God selfs taille: baar
binbfe heyl en troost bp, Itëp foeften tael beeï
bingen om bat tan berftaan en bennen beter
te sijn ban bie bingen/ bie ton begeren: maar
be %ere Beert bar om/ en boeb ben menfeïj
begeren \'t geen baar mebe pp berbulb \\$/ en
ftp begeert j?ob niet/ om bat bie minber is
ban ftp/ maar om bat 3ijn begeerte moet ruften
in bat groote boa?taerp. <£ab feffé/ bie ftp
tot 3ïjtl hoogste goed, en algenoegsaam deel ber*
ftteft/ #f. 73 = 25.
6.  $>e Geest boeb fiem aï jijn boen en laten baar
na rigten/ bat God verheerlijkt tao?be; \'t 3p batfe
eeten of b?fnnen/ allee boenfe tot Gods eere,
1 Co?. 1:10. 3P offeren ftaar felben aan <£ob
OU/ tot een levendige ülferhande, ïïom. 12. i|et
ftan niet anberg 3ijn/ of sijn omgefteerbe be*
geerte moet boa? ben lj)eete 3ijn/ taant be Heere
i£ \'t epnbeïoo£ eynde ban alle bingen. ®at nu
pemanb #ob begeert/ i£ niet om fiem felben/
maar om #ob felbe,\' taant bat \\§ ben Cft?iften
3fin luft/ begeerte/ en geluksaligheyd, batfe altoos?
moot roepen/ Heylig, Heylig, Heylig, is de Heere,
taant upt ftem/ boo? ftem/ en tot ftem/ 3ftn
alle • bingen/ Hem zy be Beerlijkheyd, tot inber
eeuwigheyd, fïatli. 11.
7.  Gods Geest boeb ben menfrft ftiïïe 3ijn/ ban
bien onaarbigen taoel in be toerelbfcfie bingen/
en boeb ftem \\ytWta een effenboar gemoeb/
tertaijl ftp in frilftepb tot <£ob naberb. i|p feftat
alle bingen ftoog/ en agt alïegf goeb/ om bat
ban
-ocr page 434-
over 2 Gor. 3 : 6.                 373
ban <#ob ftamt/ lab i. baarom ïeerb öe Salig-
maker onji nibben/ uwen wille geschiede, felffï
in alle ftoarigfteben: en bat fp?upt tipt ten
fupber gefigte ban <£ob feïfé/ SEop. n. % fiet
bat <£ob foo goed en wijs t$/ en baar in té
fip te bjeben/ ^p té ebentael be ipjeere.
8.   ©e Geest boeb Ijem ruften in alle 3ijne
faften/ op een anbere magt ban <6ob/ bie boen
fal na 3ijn ecutaig boo?nemen en tacïgrballen/
en foo gaat ftp Ijeenen in be mogentheden des
Heeren, jpf. 71. (Cen bagc até fip foube vreesen,
foo vertrouwt fip op ben J^eere/ jj^f. 59. 3^e
name beg peeren té hem een sterken toorn: moet
fip penianb öeftraffen/ of foeïit fip Ijem te 6e*
fteeren/ foo en let fip niet poe bie menfeft ftem
fal Bejegenen/ $f. 27. i^p en vreest niet/ al toa£
\'t bat Ijem een gantfefi Heyrleger belcgerben.
9.  $^p toerftt boo? een anber ftragt/ en altijb
fiet ftp na bonen om fiulpe/ en fiangt altijb ban
een hooger werkmeester af/ baar berlangt en
fugt pp na/ bat té aan fig felben boob te toefen/
bat bie geeftelijtte treft té/ en be Gereformeerde
Leere te jteïïen/ toet in een mogeïijftfiepb be£
oo?faaft|f/ maar niet be£ geboïgé/ \'t toelft ben
raenftp fal geestelijk en toerfifaam maften. I^ebt
gp opt getoagt na petg baar gp na berlangbe/
ftoe rijftfialfbe gp baar na/ feggenbe/ waar toe
vertoeven zijn wagenen soo lange; en té bat on#
taerftfaam foo te nerlangen/ en ban ben ïjeere
af te hangen.
Christenen, fiet nu cen£ taie bat\'er nu foo leeft;
taaar 3ijn nu bie vergeestelijkte menschen, bie een
regt oordeel fienben ban aHcj?/ naar be toaarbpe
oer faaft? taie agt albe taetelbfcfte bingen ttïepn?
taie
-ocr page 435-
374           Heer Lodesteyns Predikatie,
luie gaat fig na bat oa:brrt ftïjififten? luie geeft Ijct
regte aagmerft in 3ijn ficgecrtE? tafc fcftiftt aï 3tjn
boen om ben ü^eere te bergeerïijften ? toie i£ nu foa
ftil ban bienonaarbigent&aeïbertoerelbïbiieruft
nu ap be| IJeeren magt, en mie tnerftter boa?
3ijn fttagt ? ^aa gp bit leben niet |jcöt/ bent gp
geestelijk dood, baar be eeuwige dood in bet eeu=»
tuigftepb op balgen faï.
Wn moeten tact toeften aïfmen pemanb onber*
taijfen faï/ ban tjet woord, battnen ten eerfren
bie menftfj ooft ïeetb bat ftp ïjet met jijn upter*
lijft taerfranb niet ftan batten/ bat 9p moet bmaag
ma?ben/ tntï ïjp regt irtijff jijn: 3£e Geest moet
ftomen/ en geben ftem be sin ban be letter te
berftaan. lly moet van den Vader geleerd worden,
SJaïj. 6. 3Ê>efe wijsheyd maet men bolgen/ in ïjet
ftuft ban be£ menfepen saligheyd: SJa bat i£ be
taijófteyb ban be Opperste wijsheyd feïfé. 3Sft b?aag
u arme duysterlingen, af gp niet mebe miïb gaan
ua bat Gosen, baar ïjet ligt en aïtaa£ dag t$ï
.111 aar soo ons Evangelium bedekt is, het is alleen
in die verloren gaan, welke de God deser eeuwe
de sinnen verblind heeft, dat haar dit Heerlijk ligt
niet bestrale. o. Ca?. 3. *#p maet niet öeftauben
milïen iik be *|eere dood; ap maet be menfefien
feagen/ bat be letter dood, be Vader maet u
ban baben ïeeteti: 2Cg bat bie salige tijd rjuam/
aï£ al Gods kiaderen ban ben i^eere fuïïén geleerd
jijn/ en pare vreede groot, 3Jef« 54.
<§iet nu ben eïenbfgen ftanb ban bie ben sin
Christi, nog be ïepbing ban Gods Geest niet ïjeft*
ben/ en in filinbpepb 3ijn. dommige jijn in bma*
ïingen en Ketteryen, anbere 3ijn berflanben in
Afgoderyen. Maat Iaat an^ nu een£ fien/ bie an*
ber
-ocr page 436-
over 2 Gor. 3 : 6.                  375
ber onjl genaambe Christendom sijn/ en be naam
ban Gereformeerde tragen; beele gaar ftennig i$
maar een letter kennis. Stamt een jongman op
be Academie, Ijp meent al groote kennis te geb»
ben/ alg gp be waarheyd foo eenj? geeft bao?ge=>
(apen/ en ban berft men al op be Predikstoel
bomen/ fcgoan al tja.tr kraam maar letter-kennis
i$/ bu£ 3ijnfe erger a($ een Heyden, am ben vloek
bic op tjaar lepb. Jaren lang leeren 3p ober be
Leere ber Genade, en ban geeft be letter-kennis
foo be oberganb genomen/ batfe niet gebben al|
be doode letter, bie tint gaar epgen granb sijnbe/
beu en broag il
i. <êp en ften niet taat get woord ip 3p non»
nen niet begrijpen bat\'er een anber woord ijl/
ban bat geene baar in be letter bcfta.tt: .iVh-n moet
onoerftgepb maften tuffcgen get upttaenbig en is*
wendige woord. *Pe <&cg?ifture taerb gcmeeneïijft
genaamt bat geschreven woord, maar b?aagt na
get waragtige woord, 3ïog. i. bat i$ God selt\'s bie
be waarheyd ijJ; bat ijï bat woord \'t tttelft rijke-
lijk in on| woonen moet; bat i£ ben sin des Hee-
ren, en ban ^em onderwesen te 3ijn: <Pat ij? be
waarheyd bie <l5ob felfê ij?/ en bic gp in 3ijn felben
geeft; taelfte sin gp mebe beelb aan bien get
gem belieft/ als? be üjeere gem felben aan onjï
luit mebe beelen.
2. ^en sin ban get woord meent ben menfcg
te bet/taan alj? gp get bat met 3ijn natuurlijft
berftanb: ïfet berjlanb ban be waarheyd, en
ben fin bej? woords, ftrijgen top boa? get ge*
boelen ban be waarheyd, alj? tan bie verstaan,
en bie onj? vrymaakt, boa? get taerften in anfe
3ielen/ i Ca?, a. en bit gevoelen beelb be l^eere
mebe aan bie get gem gelieft/ Sag. 14. 3. <Pe
-ocr page 437-
376           Heer Lodesteyns Predikatie,
3. <$e letter-kennis brengt ober ten tnenfcïje
een jammerlijfte dood, 35 en ftan nitt anberj? ban
btn menfcft/ 1. Opgeblasen maften/ 1 €0?. 8. ftet
een|? be geene bie tot kennis 3ijn geftomen/ mat
té baar een ïaatbunftentfjenb/ en beragtinge ban
3ijn naaften; bat ftomt om batfe niet geftomen
3ijn tot bat taaaragtige geestelijke leven, anbertf
fouben 39 Ijaar geb?eften mei nonnen ften.
a.\' <§iet mat bie kennis ban God merftt/ een
deugtsaam leven; maat beele bie be waarheyd be<
ïijben/ fteften minber unt in goede werken, en
beugben/ fttijbenbc tegenö jijn fiumeur. 3£e ken-
nis ban be waarheyd, moeit ar\\$ deugtsaam ma*
fien/ om be leere onses Saligmakers .1. C. te ver-
cieren boo? een godsaligcn wandel, (Cit. 2. <Cen
Gereformeert Christen, bie bc waarheyd ïjeeft en
meet/ fteeftt unt on een geeftelfjfte mijfe boben
ïjet Pausdom: maar maar üj bien glans ban hey-
ligheyd nu te binben?
3.  Jfêaat i£ be overgegevenheyd ban een Cïj?i*
ften/ bat leerb on£ be ^Ceere ber Genade, baar*
om \\$ be Saligmaker geftomen/ om 3ijn Discipu-
len te leeren bee£ eerfte gronbmaarfteben/ ban
selfs verlochenen, ftaar kruys op te nemen/ en
fjem na te volgen. «ïüüaar al be beelen ban be
waarheyd, merben aangelcnb boo? fig felben/ en
niet boo? ben J^eere; 3!a be begeerlfjftfienb neemt
be menfcft gantfeïj in/ en feïfê be letten ban
bie be waarheyd belijden, 2 Jpct. 2. <©ietmen
niet fioe flegt &et onber on£ gaat/ elft ïeeft na
3ijn begeerte/ en foo aftj ïjet be mereïb ftem
ge&ieb.
4,  ^ietmen nu op be gevolgen, be menfeften
3ijn foo onfterftelftaar/ en geruft in ftaar boen/
bat
-ocr page 438-
over 2 Cor. 3 : 6.                 377
bat fcpnon gaar aangetaefen tao?b tiatfe natuur-
lijke menfcpen jijn/ fonber Geest, ebentaeï niet
bekeert taojben/ ora ttatfe meenen al befteert te
3tjn/ en al geftamen tot bie ftenniffe: ^oe
meenigmaai Jjeeftmen gefecrb poe bat een Chi is-
ten moet jijn eer pp ten Avondmaal naberb/
egter 3P nomen maar aan/ en meenen batfe
tjet ai pebben; men neemt lift nualijli bat een
anber anber£ boet/ be paat en ntjt ig tegen£
Gods heylig Volk, 3P toeten niet toat get i# te
feggen/ bat Die i£ geestelijk, en bie i£ werelds,
neen niemanb beter ban tan bie roemen op ben
Tempel des Heeren, en ben upterlijften Sleur-
dienst: «©iet bat i$ een teeken batmen boa? be
letter dood \\$/ en men toeet pet niet.
Mijn vrienden, taagt u boo? be letter, taant
3P dood, niet pet befcp?eben taoojb/ maar pet
woord fonber Geest; J|oe moeften tap bat woord
nnberfaencn/ en alö nieuw geboren kinderen seer
begeerig zijn; na die onvervalste melk van Gods
woord, om daar door op te wassen; indien gy
maar gesmaakt hebt, dat de Hcere goed is, 2 J£et. 2.
|£f. i: 12. 119:2. ©e Geestdyvers, en anbere/
meenen alfoo bet genomen te jijn/ batfe geen
woord meer noobig pebben/ maar bat hf boa?
be ninberen. Neen, een Oliphant ban baar in
ftoemmen/ nogtanjf ftan een Schaapje baar boo?
gaan: be bebiening ban pet woord ié noobig
tot ben epnbe toe.
%$ \'t taaar batmen pet woord niet moet aan*
nemen fonber Geest, en mebe gaanbe Genade;
bat beneemt be menftpe alle eer en fteunfeïj?
al£ rietstaven ban Egipten; maar wagt op ben
J|eere/ om afé met vleugelen ber Arenden op te
bliegen/
-ocr page 439-
378           Heer Lodesteyns Predikatie,
Wiegen/ 3ief. 40:1. €er gp pet woord 8aa?o/
faa metftt Ijct aan aïs een genoegfame kragt,
om u ziel te ü?engen tat een geestelijke kennisse.
a. 2Clé gp ijct tjao?b.\' faa fugt na bulten/ en
toanpaopt aan u cpgen berftanb/ fugt en Pet»
langt na öc werkinge be£ Geestes ban feaben.
3. .Haat nip ons fciben biftmaatë onberfaeften/
Jjae pet met anfe sieïe ftaat: <&ijn top 00a? be
kennis genomen tot een pabaarbfge nijbigpepb/
ober u felben/ faa jijt gp baar boa? gefanften.
in u epgcn granbelao^ niet? ït be Senni£
in u geö?agt een vertrouwen, bat Jesus ijS u
Saligmaker, en binb gp niet bat gp baat boa?
beter toa?b/ bat i£ be «regte ftennfë niet; be
letter dood u maar.
ªt bit u desperaat maften in u felben. <&iet
cen£/ gp bie meent tat bic regte kennis geftamen
te jijn; peut gp u felben al verlochent, en u
epgen leven berlaren/ en in Jesus pet leben ge*
banbcnï Wit i? faa obetblaebig in goede wer-
ken\'? inbien gp bat niet en öebfnb/ foo loopt
niet meer foo onbefupft peenen: taeeft beel fiefig
in be aanmerftinge ban Gods handelingen ober
am»/ obrr be Kerk, en an£ Vaderland; enbpfonber
ober omj felben/ bie leden ban fefué Cö?iftu£
taillen jfjn: Ondersoekt u felben nauwe, en na
be oo?faaft ban be flagen/ en plagen/ bie ong
bjuftften/ taant pet ié een b?eemt taerft/ aï£ be
3|eere jijn ©oïft flaat/ 3Jef. a8.
S^et i£ om batmen be naam heeft/ batmen
leeft, en men i$ dood. <0 ijae macft een Gerefor-
meert Volk uptfteften in \'t zieraad ban heyliglteyd,
bie Gods Huys zierlijk i£; maar baar fietmen een
beel boaben/ elft leeft bao? pem felben. ©aar
leeftmen
-ocr page 440-
over 2 Cor. 3 : 6.
379
leeftroen na ftet Gebod ban be ^eere 45oti; be
#eboben bet o&berfteben/ tao?ben meer geftao?*
faamt al£ be
Wet ban God, taiené vreese i£ ais
ten
Lande untgebannen/ en ftn fta.it al op ben
dorpel gereeb om Ijct te berlaten: en wee ons
als God geweken is.
«êfen tan Ijac [jet al ftaat met anfe faften/
en ftae ftet
Groot en Kleyn al maften/ fine ftet
gaat in
Politie en Kerk, ja be Leeraars felfé eenji
ban naon befeftoutaen/ faa (uilen tan moeten
beftennen/ bat baar fao een
dood is: <£n mat
is\'cr al bierft aan om bie doode en blinde
menschen hieer te regt te b?engen?
Mijn vrienden, faeftt bog baa?figtig te jijn om
niet on uutetlijfte ftenniffe te fraan/ en
gaven te
f oeften fioben genade. Éaat ong bagelijft£ Gods
woord onbetfoeften/ taant ftet hf ligt en vol-
maakt, $?f. 19. SCItaog maeftmen faeften be
leyding van Gods Geest, en anfe fterten na öoben
berfteffen/ en tan niet te bjeben jijn tot bat be
#eere ong 3ijnen
sin en welbehagen leerb boen/
1.   *Dm nu tot bit geestelijk leven te ftomen/
bat öoöc foo aangenaam/ en
oua Betamelijfi
ijl/ foo moet eerft een dood boo?gaan/ en een
slagting. l|oe ftamt het bat bien levendigmaken-
den Geest niet en ftamt: gy en Iaat hem niet
taerften/ maar
bedroeft en verbittert ftcm boo?
utae fanben; Iaat ban u epgen taiï en begeerte
ftoijgen/ ftet moet ban boben ftomen.
2.   faeftt u ernftig te oeffenen in ftet woord,
en bat met ^eplige fugtingen/ te lesen, en
hooren; bat <#ab u 3tjn 43eeft gebe/ en toagt
tot bie
Geest u leerb boa? ftet taajijb/ en niet
boa? u felben/ f>f. 119.
                 I 3. ©er*
-ocr page 441-
380           Heer Lodesteyns Predikatie,
3. ©erfelb u met bit be werkinge ban ben
Geest ftcüucn: borgt u tin gaar/ en agt ufclben
be mini\'tc te jtjn; ban fult gn u kaars aan gaat
ligt ontfte&en/ en gp ooft ligt in den Heere 3ijn.
4.. <£telb u tot lijden, ja om te jijn tot teekenen
en wonderen, 3Jef. 8. 5tan fmette en tooeffjepb
toilmen niet aan/ Daarom bolgtmen be weereld,
en be maniere ban bien. 3?tis maafttmen batmen
boeb ais anbece: git moet u fetten tot fmaat/
en beragtinge/ be ^eere frerfte u baat toe boo?
3ijnen Heyligen Geest, balgen^ 3fjn bierbaar
taflOjb/ Som. 5. Wy roemen in de verdrukkinge,
dewelke lijdsaamheyd werkt, bevindinge, en hoope,
dewelke niet beschaamt, om dat de liefde Gods in
onse herten uytgestort is, door den H. Geest, die
ons is gegeven.
Gods kinderen moeten toeten/ batfe vry jijn
ban be Wet; toagt u ban bat gp u niet toe*
paft be ftraffen/ en bloeften/ en b?epgementen
ban be Wet, baar gp foo benautat boo? 3fjt/
als gp be opbonbeïingc ban be fonbe in u boclb/
en gp baar ober b?oebig taerb/ bat fjet bleej?
nog foo fttfjb tegen ben d&eeft/ maar bie maafit
u lebenbig/ taant gp jijt ber Wet gestorven, om
Gode te leven, boo? <&ab$ 9Gunagtige genabe; ja
na ftet ©oo?fch?ift ban <£ob£ taoo?b te leben/ tot
3pn eere; al taatfe te boren leefden ben Sathan,
bat leven jp nu Gode, en nfet baar felben; epgen
eer/ en felfé liefbe/ bat bf geboob/ taant Ijet epnbe
toaarom een d^obfaHge jiel modificeert/ is om
Gode te leven, a Ca?. 4:10, 11. ^e letter mag
dooden, maar ben Geest maant levendig.
5^e Steere ban be genadige regtveerdigmakinge
ban ben armen fonbaar/ om niet/ upt genade,
opent
-ocr page 442-
over 2 Cor. 3 : 6.
381
opent geen beur tot fo?getao£ïjepb/ taant alle öie
meeft aanb?ingen/
de vergevinge der sonden om
niet, öic o^tngen aan meeft aan on be Godsalig»
heyd; \'t toelft genoegfaam blijftt in ben getjrelen
25?fef tot ben Romeynen: Smmerfï bie beel ver-
geven tao?b/ bie geeft veel lief. al$ te fien i$ in
Maria, ja geen nautoer/ nog p?etifer/ en gob>
faliget 3ielen/ alg fuïae
gelovige bie bergebinge
ber fonben om niet ftenoen/ taant 3n jijn boo?
be
Wet btt Wet gestorven, op dal zy Gode leven
soude, 45aï. 2:19. |&aulm? taa£ ban be Jfêet
b?p getao?ben/ niet bat Ijp geenfint£ gcboelbe
3ijn fonben/ nog b?p taajS ban be Wtt/ boo?
foo beelfe on£ een
regel des levens i$/ batmen
foo nauta niet aan be
Wet berbonben fou jijn/
om bie te
gehoorzamen, gelijft anbere feggen:
Maat \'t ig foo niet/ taant ban fou gun lafte*
ring taaar jijn/ afrjfe on$ na geben/
dat het soo
nauw niet komt hoe wy leven.
«Pat Paulus bit niet meent/ blijnt feggenbe/
bat ïjp
Gode leven foube/ en na Gods Beeld ver-
nieuwt jijn. 1. <®m bat een Godsalige nautaer ig
berbonben aan be
Wet al£ een anber/ taant een
Hïenne fonbe in een ïïegtbeerbfge/ i£ meer alff
een groote in een onöeneerbe.
2. Paulus taa£ b?p ban be ^eerftïjappp ber
Wet, foo bat lm niet meer moettaillig aan be
fonbe toegaf.
De kragt der sonde is de Wet,
1 Co?. 15. maar ofetaag nu taeg/ taant een
gemortificeerd Christen i$ viy ban be Wet, ten
opfigt ban bie opttftfenbe magt ber fonbe in
een ontoebergeöoo?ne.
Gods kinderen boelen
tael gaar oprjitfenb ïjerte/ en berborben bïeeg/
ahj get moepelijR tao?n/ en raaft tegen bat
ontaebet\'
-ocr page 443-
382           Heer Lodesteyns Predikatie,
ontacbcrgeboren tieel: Maat 31 jt gn niet b:acuig
afë bat op Ito tut ï is \'t niet u betmaafi als bat
öoab ia t lüaagt gn niet gedurig ober u üer
norbentljenö/ en berlangt gn niet om daar ban
ontflagen te 3ijn? \'t tocllt in een natuurt!jl;
menftlj foo niet ij?/ taant die 3ijn wellusten op*
uolgt, ij? levendig gestorven.
3. *Pe Wet dood de sonde, boo? foo beet die
ons beftent maant taat goed is en als een Tugt-
meester on$ djingt na Christus; daarfe in een on*
toedergeoaojne is ais een mes of ttaec-fnfjdcnt
ftljetp zweert, 43af. 3:24, 25. <£en 3iei die aan
ffg felbe fterft/ i£ b?n ban de Wet, en Ijet ig
mffï dat de Godsalige gaar fomtijb^ de bloeften
ban de Jfêet toepaffen/ <öal. 5:18. <§p Ijebnen
den Geest ban <£ob/ foo dat Ijun ziele vry W/
a Co?. 3: 17. 1 J5et. 1 : 18. Daar de Geest des
Heeren is, daar is vryheyd. «Pit ij? tcgenj? \'t her*
lieert oordeel ban fulne menfrijen/ die meenen
dat doo? \'t ftetben aan de fonden/ boo? de
doodslaande letter ban de Wet, de menfefj te
meer ge6?agt taerd onder de Wet; Mitn/ dat
maant u b?p ban de Wet, doo? ïjet dooden van
u leden die op aarden zijn. 5tndere nonnen niet
berdjagen de frerfte aandjinginge ban de morti-
ficatie, foo tael intaendig als upttaendig; maar
taeet dat die fuift? ftet meeft doed/ i^ de vryste
Christen, tertaijl andere blijben onder de Wet,
en die fegt aï£ een doodflaande letter; Soo lang
gy soo leelt, sult gy zijn en blijven een helsche
slaaf van de Wet. 3Ja de Wet fal u foo ont<
freflen/ dat gp fult alg defperaat tao?den. 3Jm*
merjS als eens d\'een of d\'anderc ban u üeruimte
fanden aangetaft too:den Ijce fcft?iftt gp/ en
taojd
-ocr page 444-
over 9 Cor. 3:6.
383
tao?b ontftclö/ uiegcnö n boobfrfiulb; maar De
Godsalige ftonnen met Paulus feggen/ fcfioon be
letter dood, ben Geest maant levendig, taant ift
ben door de Wet, der Wet gestorven, op dat ik
Gode leven soude. t©ug ftomt ugt be boob ber
fonben/ het leven bet zielen boo?t.
»Pe mo?ttficatie ig pijnelijft/ taant fiet i$ een
tmetfing/ en boobing/ en ftruntiging ban ons?
felben/ en bat moetmen boen om Gode te leven.
ü£oe ftomt bat een mensen Iaat jijn handen af*
ftaunen/ be voeten affetten/ ban om fiet leven te
mogen begonnen; foo een kind Gods modificeert
met pijn/ om bat fiet Gode leven foube/ boo? fiet
affterben ban ben ouden mensch, om te beter in
nieuwigheyd des levens boa? <£ab te taanbelen/
gelijft fiet Koorn-zaat, bat eerft fterft/ maar baa?
na feer fieertijft ftaat: Sterft alle dagen aan u fel»
ben/ al balt fiet bitter/ berflautat niet/ fiet ig
om fiet leven Gods te boen/ bat alberftenïfgfte
saligste leven, bat fefter en eeutaig i£. Suft ban
niet boo? gn taaatlijft feggen ftont/ met ^auluff
<tëal. a:ao. Ik ben met Christus gekruyst, en ik
leve, dog niet ik, maar Christus leeft in my;
foo boenbe taeeft berfeftert/ bolgeng Hom. 8:13,
Indien gy door den Geest, de werkinge des lighaams
dood, soo sult gy leven, fiier in genade, en na»
maalg in Heerlijkheyd.
AP-
-ocr page 445-
384          Heer Lodesteyns Predikatie,
APPENDIX,
O F
AANHANGSEL
van \'t voorgaande, &c.
±J%t nu gaarn Christus Koningrijk öebo?berb
fag/ moefr nu hand aan \'t werk fïaan/ tettoijl
alle? onber ong sterft; bunfrcrniej ücbeftt be aarüe,
en bonfterïjenb be Volkeren, torreïb en bleefcïj
neemt be Kerk in/ bie fig maar unterlijft eerhjK
bjaagt/ frijnt een goed Christen, en baar in
negint be Kerk te öeftaan: Gods Geest gaat
alom taeg: <&g bat beeïe ucgonben berligt/ en
unt bie trant Cft?iftenljeyb/ ben ü^eete toege»
baan te toojben/ en een nieuw leven, unt ben
dooden mogt Romen. 3©n jijn nog onetbaren
in \'s Meeren wegen, bie gcmeenlijft \'t ligt uut
be bunfterniej/ en \'t heyl unt Ijct ontaaarfrtjijne*
lijfte boo?t6?engt. 3|ft taoube bat tan bio^mpjee?
maar fiejeftoutaetj? ban \'s Meeren werken taaren/
en geloofbcn bat alles? tot uebo^bering ban Jesus
Rijk untbaït/ na \'t Memels bcsluyt, en ban ons?
met geen gebagten te nernete\'ren i§; bie tan
niet toeten taaar/ taanneer/ boa? taien/ 6n
toien/ ïjoe bejelbe te gefchiebcn flaat. <D bat
tan min boo? be uytkomst, en meer boo? onfen
pligt en tonfeientie fo?gbcn/ en Jesus bao? jijn
Kerke foa fo?gen lieten: ton foubcn meer boo? Gods
Rijke boen/ en fiercr untfïag erbaren.
»Pit moefte alle Zions liefhebbers tael ober*
toegen/ en nebo?beren/ toaut be£ toaren Zions
heyl beel baar aan gelegen lenb/ al£ toaar toe
Bet
-ocr page 446-
over 2 Cor. 3 :6.                  385
ijct een ftoftelijfi mibbel is: XDn mogen bafreïijft
bertroutaen/ en aï£ taaaragtig ^ouben/ öat be
I^eere Zions Hoeder boo? ter felber taclfranb (na
jijn taij$jenb taeet bic ban naaben 3ijn) mei
fojgen faï. 3£en mcnfcïje ftaat maar na \'t $.
Woord en jjjn getoiffc baar uut mei onberrig*
teb/ te taerfi te gaan/ al fcljcen ijet regtftteeKg
tegen be unterlijnc vrede en welstand ber Kerke
aan te gaan/ in bertroutaen bat be SJeete bie
fafte ten goebe ban bc gemeene vrede faï laten
uytballen/ ïjoe taonber on£ fuln£ bunfit/ en bat
ton Gods heylige wijsheyd niet berftaan/ bat
fclbe tot 3ijri eer/ en Zions taelftanb/ boïgengl
#obg beflunt biencn faï.
55n gebolge moet men geel tael in atjjting
nemen/ Ijet geene in onfe 23elijbenhj be$ «tëeloofé
Anik: xxx. en xxxi. bunbelijft gebonben taerb/
dat de ware Kerke geregeerl moet werden na
de Geestelijke Politic, die ons onse Heere in zyn
Woord geleert heeft. <§ulï$ bat be <0?binan*
tien in Gods huys, moeten bolgenj? Jesus In-
stellinge, met öe toerfting ban Gods Geest ber*
gefelfcïjapt gaan/ \'t taelft be toare o?b?e maant,
\'t 3# taaar/ men ïtan mei een anber geflel in*
boeren boo? menfcBeïijfte tai$öepb en magt/
taelfie ficftenbig 3ijnbe Ceutaen lang buurt/ na
bat be taiféljenb en magt/ baar in gebjunftt/
groot i£; maar bat ijf ban be mare ojb?e niet/
nog bie Geestelijke Politie, taelfte onfe belijdenis,
en Gods woord ten regel, en ben lleyligen Geest
tot Lydsman ïjceft. ïjier ban geeft be Doomsche
Kerk een naamrugtig exempel, in Ijaare Re-
geeringe, boo? Paus, Cardinalen, en Bisschoppen;
c^aar ton beflunten met goebe reben/ bat be
*25                                   Ware
-ocr page 447-
386           Heer Lodesteyns Predikatie,
taart o?bre ban Jesus fn sijn Huys beraamt/
onber gaar en gaar£ gelijften/ niet meer fit»
ftaan ftonbe/ a$ besemen fonber band. 3m*
mer£ be Heylige Geest, moet be band ban alle
Ordonnantien 3*jn/ meer al£ \'t geene eenc men*
ftgelijne o?b?e tafjffelijft en magtig beraamt
gebben. tèiz oogen gebben cim bc taart o?b?c
in \'t II. Woord te binben/ en te ften gocfe bao?
ben U. Geest ïeben/ en fiïeben San/ bie agten al
be gefegintgenb/ goe fttl en ojbentelijft allee toe*
gaat/ offc ban Kerkelijke, of Politiken, met lift
of magt beïenbet taojb/ enfteï bifo?b?e of ton»
fufie té" jijn.
3$ get bat be Letter dood, maar be Geest le-
vendig maakt, en <£>ob bie een Geest is, in geest
en waarheyd wil gedient en aangebeden zijn,
begOO?be men Geestelijke Leeraaren in taeerbe te
ïjouben/ bie get on een <£eeftelijnc <tëobj?btenft
gefet gefiben/ en onber be J^erberen openbare
ergerlijke Leeraars niet te berbjagen/ tot ftgabe
ban foo beelc 3ielcn/ en b?oefgeub ban Q3obfa*
lige JCeeraarö/ bie berfmaab taerben/ boa?
toeïfier bienft 43ob nogtanj» foo merfielijnen op*
gang in sijn Koningrijk gaf. 3jh nan niet na*
laten mijn bertoonberfng te untcn/ ober begrouta*
fame taanfegapengenb/ baar ton toe genomen
gijn in on$ Land en Kerke. 3E>at taojben\'er er*
gerniffen onber on£ gebulbet/ en goe toeunig
onöerfoeft gefcgieb\'cr op \'t geen bat get toare lig*
gaam bt$ Heeren .lesu Christi fcgabelijtt #/ en
miijnen boeb: en goe misnoegt men menig*
maal tegen Gesanten ban Christus, biemen tt\'
Hennen moefr feer regtfinnig in be ïeere/ en
rrempïaar gobfalig ban ïeben te jijn/ in toelne
be
-ocr page 448-
over 2 Cor. 3 : G.
387
be taetftinge ban Gods Geest, foo naamftimbigc
ujcuben geeft/ in cen tijb abi foo beel te boen
fou 3ijn in bc untfuubcringc ban beclc onregtfin*
nigftcben; en als" bet gccftcloofcn/ en vlecschelij-
ke Predikanten foo bccle ji)n.
%a ban bic geftaltc oufcé tijb?" fiotnt ong bit
rmaat ban baan; alle Geestelijk gesigt ig bieg;
en baacom bctmag \'t mccbelijbcn tnet ben untcr*
lijficn toeftant ban cen etgctlijft menfrfic/ aï nj
Ijct bcrgcfclfcfiapt met betlicg ban bunfent jieïen/
meer om bicn te bulbcn/ ban \'t mcbclijben met
bc Bruyd onfe^ Hecren Jesus, bic om Ijaat Dienaar
fcljjcyb/ bermag/ om cen Godsalig Man fin Ijaat
te laten/ bic tonfeientie ban feftcte ordre maaftt.
Jtëant bat be Jfêcccïb/ cnbc loffet foojte onbet
ong7 bic fonbet genade en Geest, ben fienbec bol*
gen/ en baarom ben ftcur-bicnft bet Formulieren,
ïfefljcuben/ bie men ftaïf flaucnbc Icfcn/ cn,fioaten
fian/ of ooft bicï fointijbg met een ingcueeïbe
bcbotic/ bat fuift flag ban menfcl\'jcn baat tegen
hebben/ bat is" niet te betlnonbcren/ fuift foo?t
ig\'cr altijb getoeeft/ en ftcclben ong af bfen
gantfcljen fletp bet Bisschoppelijke, in be Kerk
ban Engeland, met Ijaat (iommon prayer, of
algemeene Gebeden Boek, toaar ban met regt
be Nonconformisten niet beel bietft maften/ toant
Öet geen wijsheyd ig bat men mnanb aan \'t ge*
fijunft ban fulfte éebeben fou fiinben/ ja een
Dienaar bcg N. T. niet beg letters, maat üc$
Geests, morft toeftaan na «tfebeben tot <£ob/
be tactftingen bc£ 11. Gecstes maar te nemen/
en in Gebeden of onberugtingen te fujeften na
bc gclcgcntïjeyb of omftanbigftcben be? tijb^
berepfefien. I|ct ij? in bcfe üicgmijftinge ban
25*
                              bc£
-ocr page 449-
388           Heer Lodesteyns Predikatie,
bes? Meeren Geest befer tfjben/ onber be aller
fiettlagelijttfrc fanen/ bat top nog beeï nopenbe
be regtsinnigheyd, en \'s Geestes werkingen fien/
goe \'t begoo?b/ maar bat tan niet en boen/
\'t geen tan leeren/ en fraanbe gouben.
\'t 3(f? toaat bat be Heere Jesus 3*jn Discipelen
3ijn Gebed, bat Ho?t en bolmaant is?/ geeft
leeren öibben/ <Sifêatt. 6:9. Gy dan biddet aldus
ONSE VADER, &c. $et is? niet ongeoo?loft bit
boo?fcg?ift bej? Gebeds taoo?beïijft te gebjupftcn/
maar gelijK \'t felbe gantfrg geen regt ibnderen
Ban/ boa? menschelijke Eormulieren, als? jijnbe
ban be Meester bet Gemeynte, en ber herten
felbe inmebiateïijft boojtgenomen; foa San get
met gene gebagten eenige nootsakelijkheyd bér
Formulieren, ban tooorb tot taoo?b te gebjüpften/
onber be Christenen, gronben of bebeftigen.
Mim b?engt boo?t bat\'er betfcgepbene rebenen
3i)n/ taaarom tan ons? aan bie jfojmulieren
begaren te gauten en berfiinben/ als? jijnbe in
tttagtige taaojben bcbat/ en t\'famen geftelb: ooft
3tjn get geen taoo?ben ban een Leeraar bie baar
fpjee&t/ maar ban be gemeene Gereformeerde
Kerke, en berljaïben ban fuïften autlioriteyd, en
aïs? foobanig baar na aan te b?ingen on ber
menschen conscientien. <Pe Formulieren 3ijn aï
in feer significante woorden bebattet/ en bie befe
onfe laffe üFcutae foa geel paffelijft niet jijn/
en in benfte bat onber ons? tgans?/ al gebonben
fouben taojbcn/ taeïfte bie tooo?ben in gare
ftragt niet ten bollen fouben approberen, goe*
tael 3p bie nu foo aï mebe na ben flenber
gebannen; ja ift meene gabben tan tgans? bie
Catichismus, en Formulieren niet/ gaggelijft of
tap
-ocr page 450-
389
over 2 Cor. 3 : 6.
tap nu ben 8obenb?ift fulfter pumeuren tael
fouben Ijeu&en/ uan toeïttc fulfic frtjjiften te
bertoagten taaren/ unt be naam ban be ge»
meene ïterfie. <©iet pierom bunftt mp feer
noatfaftelijft befe Formulieren in eere te fjouben/
en te geüjunften. 3Ca on£ betbal i£ foobanig/
bat befe tijben fulfte schriften al£ ban be ge-
meene Kerk beftaaarlijft fouben uptleberen: bug
baar. unt bolgt niet bat men altooj; bic üjoo>
ben fonbet eenige beranbeting fou geo?upften/
tot bat ïjet een flaperigen fleur tao?b; baat
toe i$ genoeg bat Ijet Formulieren 3ijn/ af
patronen, toaar na men fig in bibben/ en onber*
rigten/ eenigfin^ boeget. JKcn ftan tael met
geel anbere taoojben \'t felbe feggen/ enbe For-
mulieren nalaten/ maar bunftt u bit foo beel/
en taaarbig/ bat men baar ober foo eene roere
en twist in be Kerke bcroojfaaftt? JtKiaar tael*
meenenbe Leeraars feggen/ bat pet Gereformeerde
Volk aljS Israël in Stephanias tijb/ stijf getaojben
i£ ou 3ijnen droesem: %$ bat toaar? foo en
jijn ton immer£ niet anbere al£ boo? eene
fjeplfame omroeringe te genefen; bolgen^ mijn
groote <ïiï3tefrer£ H. waarheyd, bat bic niet
b0o?D?eften Kan fonber if£taift/ fcjjoon bie niet
boo?tftomt ban bie ïjet goebe foeften te bctrag*
ten/ maar ban biefe tegen fraan.
Wit geeft\'er töcefrehjfte oogen/ bie niet fien
Ban bat Leeraren en Toehoorderen in ben trant
ban foo lang getaone/ en altijb befelbe taoaj*
ben/ fretben: bie£ Ijet tijb t$/ en be maepte
taaarbig/ battae maïftanber optoeftften/ om be
faften bie upt Gods Woord in be Formulieren
begrepen 3ijn/ met tooo?ben upt te b?uftfien/
bie
-ocr page 451-
390           Heer Lodesieyns Predikatie,
bit bcsf Heeren .lesus % Regterhand, in taelfte
fin bc Sterren ïjeeft/ ben Leeraren ban oelteft
in te gcbcn/ op batfe na bt gelegenthenb bet
SCiebcn/ met taelfte 30 te boen üebucn/ Gods
woorden taijffelijft öeftuurt/ en bfe faften op be
perfonen berfcljenbcntlijft tacé\'ugent.
Mtn mag met rcgt ftaarigftenb maften/ al$
men berftaat ber Gereformeerde Leere i$/ be
ftinberen ban be atleronljenligfre menftften/ bic
gebannen/ of I^eubenen 3fjn/ te boapen/ al?\'et
maar Christen belovers ober ftonben/ fieganb in
fiebcnften te nemen/ ftae en op taat gronben
bet II. Schrilten, op befelbe ban toepaffelijft
ftonbe 3tjn/ dalse in Gliristo geheyligt zijn, en als
leden zyner Kerke gedoopt, worden: en baar om
ober bic taao?ben ftoarigfteub maften: bog pber
SCeeraar Ijeeft jtjn b?nl)eub/ anberc tooojben te
gebjunften/ in \'t uutbjuftften ban Catechismus
en Belïjdenisse, ooft in Ijet boen ber Gebeden,
in taelfte fty gelegentftenb genoeg Ijeeft om
onceatfinnigljenb baar onber te mengen/ feïfif
onber Gods woord, foa tael aï£ in \'t onbercigten
ontrent ben Doop, \'t Avondmaal, (Croutaen (Je.
ftaarigljcnb ftan maften; üie£ Set na \'tbooiüeefb
ber gefonbe taoojben/ moet \'t famen geftelb
3fjn/ taaar na nber 3ijn gebagtcn Ijeeft te
boegen/ en ben Leeraar vrage \'t gene ben Ant-
woorder booj af geeft geïefen/ en gercfolbeert
met een goeb getacten te taiUen en Runnen
öeanttooo?ben.
«Jlfóaar taaar in f|? een getrouw Leeraar te
fiefcfiuïbigen/ atë fin in be woorden taat meer
verandering maaftt/ om be trant en boobflaap
unt te bjijben/ boo? 3ijn frem beranbering;
öe*
-ocr page 452-
over 2 Cor. 3 : 6.                  391
&efioo?ben men fiem bat ongelijft niet te her*
geben ? taant dag meer af minber ftan bc iaa:te
bet faften niet beranberen: en fip geeft een
epnbe boa? bat in befc tijb faa feer naatfaftelijft
i$. *$aar ii al lang ban melmeenenbe Leeraren
geftïaagt ober anfen sleurdienst, en fpecialijft bie
boa? Formulieren fcficen beraa?faafit te taa^ben?
^et ij? al een proote vryheyd in bit Land, bat
top vry uyt magen fp?eften/en anfc Conscienüen
pupten/ am in bcfen te feggen blaar \'t op flaat.
imaar feggen/ fonber boen/ taerb nu be ge*
meene nuptinge ban bcr menfeften getaiffe: in
duysent Instantien mare fulftfï a#n te toijfen:
maar mie bat boet/ onberb?ageïijft ij. \'t in be
Voorgangeren, bie met gaar boen betaijfen moe»
ten/ batfc mecnen \'t geenc jn feggen. *E>at 3p
met feggen fiaar gewisse qupten/ aangaanbe be
pligten fiarer Toehoorderen; mit| 3p ooft baat
ontrent boa? tugt (Je. baen \'t geen fiaar be %ere
bebeeïb. \'t %$ maat; be fierten en ftaan fiaar
niet te beranberen. .ïföaar alg sp fiaar epgen
pligten feggen/ moeten $p fiet ooft agterbolgen
met boen/ fanber \'t taelfte fiun feggpn tat fiaar
graater aa?beel fal ftreftftcn. \'t <§c{j?ijben nu
ban \'t geen fip fegt/ en feggen mag/ en ftan
fiem niet tat fcfiulb gereftent taajben/ nag bat
fip bat felfbe boet/ \'t geen fip Icerb/ jijn/ en
fijner Broederen pligt te 3ijn/ al ftfiijnb cenige
fietaeringe baar upt te ontftaan. belooft mp/
onfe boobfieftte en flenbcr-bienfl/ en i£ fanber
graate beroeringen niet te genefen; b\'antftelte*
ni$ ftamt ban nuabe fiumeuren/ niet ban be
goebe Medicijnen. 3Jft bjeefe fiet upt ftfi?ift ban
bien byrebauw ftomt/ bat anfe Leeraren foa bele
bingen
-ocr page 453-
392           Heer Lodesteyns Predikatie,
hingen feggen/ gaar pligi aangaanbe/in\'t ftuft
ban Kerkelijke magt, trc Tugt &c. bie 3B niet
boen/ en mcenen ftg met seggen fanbet doen
gequeten te Rebben.
»Pe Gemeente tot Sluys, ftaat ben unttaerp
ban Do. Coelman albaar te lijben/ tet oo?fafte
ban 3tjn b^nmatige onberrigtinge/ en «tëebeben/
niet om bat ijn fonoigt tegcn£ eenig Gebod
des Heeren, mant <#ob nergens geojbineett Ijeeft/
Formulieren in 3ijnen dienst te geb?upften: niet
om eenig ontegtfinnigljenb/ taant Ijn i£ be-
proeft in be waarheyd: ooft niet om eenige on*
geljoojfaamljenb aan be Kerkelijke ordre, taant
bie en enftljen niet ïjet opïsfen ber Formulieren
ban taoo?b tot taoojb/ taant niet een Leeraar
bie bat foo onberljoub/ en niet een bie baat
obet betifpt too?b. Maat alleen bat Ijn bie
Formnlieren, baar niet ban taoo?b tot taoojb
gebjunfit/ baat menfe nog getaoon i$ te geb?up>
ften/ en een b?ne onberrigtinge boet boa? \'t
Avondmaal: foo bat Ijn niet blijft in be getaone
piegtigjjeben met anbere. €n im§ i£ \'t niet
eenige Wet of ordre, maat be getaoonte baar Ijn
om lenb. <©g Iaat on«? taefien bat be slendria
metter tijb niet on ben Tliroon rafte/ in plaatfe
ban Kerkelijke Ordinantien. bat tael plag \'t <0O?\'
bcel te sijn bet gener bie befelbe boben be£
Heeren Ordinantien begonben te bedjeffen.
Mttl ÖOUb be Kerkelijke Ordinantien te 3ijn
Wetten, bie fonber fanben te obertreben 3ijn/
unt firagt ban i <Co?. 14:33, 40. en ban agt
men be praetijke of usantie, een Hntïegfter te
3ijn ban iiiz Ordinanlie, ïjoe bat 3p ooft ban be
felbe mogt affoopen. Cen betbaarlijft quaat/
taant
.
-ocr page 454-
over 2 Cor. 3 : 0.                 393
taant of Dat felbe in Regten en Wetten ber
menfcïjen DuiDelijft mogte jijn/ ja in trepn
ftomen/ in De Godsgeleertheyd, nagtan£ in fóer*
ften-beDieningen ii get baböeïijft; Detaijle Daar
eenen jataetftljen Wetgever ijl/ Die balftamen
Ordinantien ober en in 3ijn Koningrijk gemaaftt
geeft/ en niet tan* Dat cenige getaoontenjl Daar
regent fulïen oötineren. €nbe in taaarïjepD/
Dat taare alle Reformatie (Daar afle anfe vroomste
Leeraren foo fterft op Djingen) met eenen öefem
untgebaagt; taant De Leere onber on£/ na toaar»
ïjepb gefte\'b 3ijnbe/ niet Dan De practijke ftaat
onDer onjl te berbcteren; nomt Dan Dat eeng
in/ Dat top Den sin ban Christus onfer Konings
Wetten, nopenDe De bedieninge ban jijn Koning-
rijk moeten binDen in De Kerkelijke Ordinantien,
en Den sin ban Defe in De Usanlie, foo ijl Dan
onjl Doen een Regel van ons doen; en vaart wel
Dan alle verbeteringe, en Reformatie, en Politie
en Kerk, in Den Lusthof, of fterfite Der II. Ordi-
nantien, ban Den Koning Jesus. 3©at regtfrtjapen
Dienaar fal fig in Ambassade jijnDe/ in \'t upt*
boeren ban 3ijne boobfcljap/ toaar toe ïjp ban
Den Koning genoegfame inflructie tjeeft/ laten
üinben aan woorden Die Qem jijnen Koning niet
geeft boo?gefc9?ebenï 31a en moetmen niet ge*
loben Dat Den Koning, foo eenen fenb/ welkers
taelfp?eftentfjenb en geftaintljepb/ öp Den upt*
boer ban jijne mepninge in 3ijne instructie De*
battet/ toeï toebertroutat Refter foo DaeDnten
Gods Geboden tael te niete/ op Dat oer menschen
insettingen onberïjouben fouDen too?Den. ït
niet De Heere toeg gaanbe/ uptbjunfielijft ge*
ooDen/ Dat 3fjn Dienaar ban gent fou afgangen/
en
-ocr page 455-
394            Heer Lodesteyns Predikatie,
en pem be eere geben ban op pem te magten
abj jime faften in jijn
boodschap te boen blaren/
felfê in tegenfteïïing ban 3ijn epgen (02gbuïbig
oberleg/ met
belofte ban 3ijn$ M. Geestes bp*
ftanb en ingifte/ biat pp fp?eften foube/ felfé
in
boeyen, Ijae becl meer in vryheyd, en fal
foo een dienaar in beragtinge ban bat alïefi
fig felben binben laten aan
voorgeschreven woor-
den, bie foeften/ binben/ en lefen/ upt een
33aeft: mp bunftt bat pet mei mat na een
Comedie gelijkt.
Refter bat raaftt mp \'t ïjcrte: mant poe ifi
bat ban binnen nberbenfte/ en taenteïe/ ift bïijbe
in be eerbieb aan be£
Konings woord, en in be
noobfafteïiiftpepb ban be bertaagtinge op 3ijne
beloften pangen; en ftan mei fien bat gelijft een
aardschen Konings eere baar aan Ijangt/ bat pp
eene goebe fteufe boeb in \'t betftiefen ban eenen
fieguamen
Gesant, of Itptfpjener ban 3pne mep*
ninge/ alfoo befe$
Konings eere baar in gelegen
ï$/ bat pp boa? jijn
Geest, fijnen dienaar be
moo?ben ingeeft/ bie in gelobe baar op taagtet;
anber£ gaat be
werking be$ Geestes taeg/ abj
pet
wagten bOO? \'tgelove, en afhangen ban ben
%emel oppoub. <©cp $az feer gaat met\'er tijb
be ftragt ban ftilfte/ en blergelijfte
Schriftuur-
plaatsen upt pet uog/ na be mate in toelfte be
fiebinbinge ber fafte felber berminbert en ber*
gaat; taant ingeballe bat taagten en bertroutoen
op be£
lleeren invloed ïebenbig taare/ ift meene
men fottbe ontrent befe faaft een gefteeï anbere
taïe pooren. oMj taat jijn bat taaarblijfteïijftc
teekenen, bat be Ijeere ban ong tafjftt/ en bat\'er
een gemeene
doodslaap i$: €n nogtan^ fuïfte
tafre*
-ocr page 456-
395
over 2 Cor. 3 : G.
taftelijfte ongetijmtfteben tao?ben niet gefien/
om bat fiet niet aan onfe Ijerten legt.
\'t 311? taaat/ baat jijn tael grooter bingen te
Reformeeren in be Kerk, toaar aan veel getrouwe
Leeraren fanben werk binben/ maar taie berftet
eerfr be fjanb aan flaan/ en atë een regt Discipel
in Jesus Kruys-schoole baaram lijben/ en bat
boojüceïb nabolaen en betbeteren? SJmmetg
erftenncn tan bat\'et beel te Reformeren té/ taaaram
bie ban niet fin be Ijanb genomen/ bie fuïlen
immers? taaarb jijn batmen\'et om lijben faube.
<£$ Ijet öiHijft batmen ftille fit/ in foa een alge*
meene ontfleltcniffe/ tusschen de stallinp;e. hoorende
de bletinge der Kudde, en bat om be groote
inueeïbingc/ en onberfoeftinge bes? fterten/ biemen
ljccft ober be ftaarigljeben baar itnt te ont*
ftaan? en batmen baar ban op jijn gemaft 3ijnen
Broeder critiscert, en bie ban Land steekt, bit
itf te ftaaar/ en bat üj te ligt, (ït. Mttn/ men
moefr felber be Ijanb unt be mottta fteften/
eermen een anberi? boen beroojbeelb: l&z$
Heeren oogen, bie \'t Land boojtaanbelen/ en na
waarhevd fien/ binbfc struykelen op de straten,
tn of niet fommige bic be naam ban vroome
bjagen/ ïjier be Qanb in hebben/ ja meenen
Gode een dienst te boen/ weet God, bie alle??
meet: 3fmmer£ men beroo:beelb genocgfaam
\'t geen men Ijoojb/ en tael berfraan 3Ünbe/ niet
en approbeert, en baar in men jijn Broeder in
ïijben fienbe/ niet en Qeïpt/ en foa boo?tgaat
tot grooter faften. ïfier gelb \'t geen onfe
grooten Meester fegt/ die met my niet en is,
die is tegen my, ÜSattïj. 12: io. Biet ïjsïpen/
ié gier beroojbeeïen.
Mm
-ocr page 457-
396            Heer Lodesteyns Predikatie,
Mtü meet/ fiet/ roept/ en brujb boo? <tëab/
baar jijn grobe en groote bingen te
Reformeren,
en onbertuffejjen mat besoinjes tot Reformatie
ballen\'er in Kerkenraden, Gassen, en Synoden?
ï|un pber raag p^ijffelijft/ al?fe ban goeden gron-
de quam: «êueurtmen in fammigen in \'t berbe»
bigen ber
waarheyd (be J|eere gebe bat ben brand
ban \'t Jaar J618. niet toeer on en gaat/ en b\'een
befigïjepb 3p om alle gebagten ban
Reformatie
upt ben fin te ftellen) maar merb\'er mei beel
gerept ban be
verbetering ber zeden? neemtmen
toe! beel bp be ïjanb/ maar boa? be
Kerke ge-
suyvert mogt mo^ben/ Zion een glans nrijge/ Je-
rusalem een lof op aarde merbe? <0 bat bien
sleurdienst eeng opfjoube/ en \'t raerft ite$ peeren
in eerfiieb/ en pber Betragtet merbe ï gelijftt befe
geftalte ban \'t
Gereformeerde Christendom mei
eenigetmatc na \'t geene 3p genoemb mo?b? Wat
heyligheyd, verlochening, en taat uptfteftentljepb
befpeurtmen baar in ï €n
o wonder! onber foo beeï
Herders, Sienders, Wagters, Opsienders, mat mojb
\'er gepaogt af gebaan tot beranberfngï ja nietg
tot berbetering.
3jft fraa Fjier in berlegen/ en niet min baar
ober
verwonderd: tft ftan geen reben baar ban
uptbinben: baar 3ijn nogtanj? mei menfdjen/
maac mat ig \'t? be ecne ontb?eent get Fjier/ en
b\'anbere baar aan/ en te famen aan be
eenig-
heyd bt$ Geestes, bao? melfte ju alle gare pogin*
gen en beguaamjjeben t\'famen b?engcn/ bie een
goed werk magten uptma&en. <©oft fjapert Jjet
on-Er
Voorgangers aan \'t gefigte ban Gods eeuwige
wijsheyd en hoogheyd, om met bertrouraen/ en
berïocfjeninge ban\'epgen mi$öepb\'t raerft bp
be
-ocr page 458-
over 2 Cor. 3 : 6.
397
be fianb te nemen, itën jijn stijf geworden op
onfen droesem, en geen suyveringe if? apparent
aïff boo? groote omroeringe "en betaegingc: taelfte
ban fonber groote ftaarigfieben/ lijben/ herbal*
gingen/ tao?n bet Overheden, upttaerpingen/ te
rug gaan ban beelen/ (Je. niet en nonnen toe*
gaan: <£n fier/ baar ontbjeeftt oinj vertrouwen
en verlochening, taant al£ tap bic bingen te ge*
moet fien/ ban binben tap taijfelijft quanfup^
een reefjen in/ en meenen Gode een dienst te
boen/ met be Kerke te fparen/ tot bat bie geen
Gereformeerde Kerk meer geïijftt.
Myt bunftt/ in fie toeï eenige taclgemoebe Yoor-
gangers, bie fiet baar opfetten fouben; maar
bien ontb?eeftt fiet ban taeer aan ben Geest ber
overtuyginge, fugtenbe maar/ Ileere leerd my wat
ik doen sal: Cen gemeene ftoarigftepb/ onber
on£ gefp:oten upt be letter-kennis, in plaatfe
ban be Geestelijke, i£ op ben Throon geraaftt.
«3^at onfe Leeraren be fafie feïbe foo tael aan
\'therte gcboelben aï£ 3pfe in \'t verstand toeten/
en met taoojben fomtijbé ooft taeï in be gebeden
uptb?uftften boo? ben ï^eere/ fiaaft foiiben 3p
toeten taat sp boen moeiten: %\\$ <tëob feïbe Bet
Deel en Lot onfer Erve i$/ ban geeft fip oriié
ooft Raad, ^f. 16: 5, 7. Maat bp gebreft ban
bien/ gefeftfeb fiet bat al^men in foo een Oceaan
ban ongeftaïteng infiet/ men niet een en binb
toaar te batten/ foo berbergt be ïjeere be ober*
tupging/ bat bit of bat fiet i$/ taaarom aïlcff
te ïijben/ en aïïe betoegingen upt te ftaan fou*
ben gijn. Geliefde bie II. Majesteyt bit te geben/
en baar bp een gefigte ban jijn Hooghcyd en
Wijsheyd, fiaaft greepmen beeïe bingen aan/ in
ver-
-ocr page 459-
398            Heer Lodesteyns Predikatie,
vertrouwen op 3ijn Almagt om te pelpen/ enbe
in geïatenpepb op 3ijne Wijsheyd, in te b,?en*
gen/ en geljengen ober 3ijne Kerke, mat 0cm
behaagt.
<tëabe be ï^eerc/ bat maar beclc aan \'t merft
quanten/ taie toeet of ïjet niet bc Heylige Majes-
teyt beïjagen mogte pet ban pemanb te boen
böojtnomen/ \'t geen be spijker op \'t hoofd trof/
on£ onfreltenig aan \'t perte bragt/ en baar boa?
ben Koning Jesus op jijn Tliroon gcraaftte/ baar
\'t geen pp nu opheft pan \'t Rcgt ber Kerke aï b?p
na fmeenit/ \'t geen Pan alle be nijbige/ hobccr\'
bige/ bleefchclijftc/ hupten ftaanbe/ omftelft \\aa?*
benbe/ heyl mogte toebrengen aan Zion, anberfint^
fie ift een bjocbigc en boobclijfie uptflag boa?
be Kerke te gemuctc. $>c Aarde i$ bc£ Heeren,
ü|p tjeeft plaatse en Menschen genoeg/ baar hp
jijn Rijk op regten fian/ ahj \'t hier in sijn
ongeflaïte/ bertaelftcrt/ en fterft. l>e ^ecre
behoebe Nederland baar boa?/ baar &p foo beel
moeute en haften aangelegt heeft. 3immet£
boo? vasten en bidden, en on$ te bskeeren ban
fanben/ \\$ ben Hemel te befra?men/ eu Jehova
aan onfc 3ijbe te urijgen; bie boe ban boo?t&/
bat goed ig? in jijne oogen. Ag lleere geeft nu
heyl en voorspoed, fenb u <#eeft upt ber hoogte
neber/ en Iaat u werk niet uaten/ maar hehoub
bat in \'t leven, en be boojgenamenc Reformatie
fonber berhjnbering boo?tgaan; en top ban
bcugb/ tot deugt, ban kragt, tot hragt/ ban
Godsaliglieyd, tot <£obfaIighepb ïjeenen gaan
in urne Mogentheden, om al utae Werken te
bcrtellen: <& gp bie bcjf Ileeren boeb gedenken,
en Iaat geen stilswijgen bp u 3ijn/ boa? bat
38ehoua
-ocr page 460-
over 2 Cor. 3 : 6.
399
geljaba Zion ficbcfligc/ en .lerusalem flclle tot
ten
Lol op Aarden, ja öie uerbula met Gods
kennisse en Heerlijkheyd, taant ^em toefiomt
ban CngelEn en ibenfrgen/ aïlc
lol\', prijs, eer,
En dankseg-ginge. tot in EEUtoigljEna. Amen.
E Y N D E.
Der
-ocr page 461-
Der Gelovigen Geestelijke
DOOD, en LEVEN,
om Christus haar Hoofd gelijkvormig zijnde, met
hem geopenbaard te worden in Heerlijkheid.
Begrepen in een Predikatie, tot Utrecht, in de Dom-
Kerk
gedaan, door den saligen Heer,
J. V. LODESTEYN.
Den 15 Augustus 1676.
Col. 3:3, 4. Want gy zijt gestorven, ende u le-
ven is met Christo verborgen in Gode. Wanneer
nu Christus sal geopenbaart zijn, die ons leven
is, dan sult ook gy met hem geopenbaart \\vor-
den in lleerlijkheyd.
(jTClijft al£ be Gemeenschap met Christo en jijn
Kerke nauhi ig/ foo iffe ooft ftragtig en bjugt*
naar/ aï£ ben nanb \\$ ban twee Egtgcnoten, en
gelijft ïjet Iloold i$ met be Leden, te ifêijnfroft
met be ïttanften/ foo ftaat ftet met Christus
genabe/ en met oe Bruyd be Sterfte. C9?tftug
ïjuat ï|eere en gctaenfcljte .ïfèan. <&n 3ijn beeïe
ïeeben/ en een ligftaam met Cljjifto/ bie ïjaar
Hooi\'d i$/ en bc Wijnstok, %aïj. 15. €n grtijft be
berceniging nauto i$/ foo iffe ooft kragtig en vrugt-
baar, 33 taerben nefteagtigt met bjugten ber ge*
rcgtigftenb; <#ob geeft ftaat ïjet leven, en foo
paft baar on be bjugt/ foo bat jn eenc Plante
werden met Christo, in de gelijkmakinge zijnes
doods,
-ocr page 462-
Lodesteyns Pred. over Coll. 3. vers 3, 4. 401
doods, en wy sullen hel ook zijn in de gelijk-
niakinge zijner opstandinge. ïïom. 6:5. itëefrljaïben
bat in <Ctj?ifrmj toaaragtfg i$/ bat ooft in
Ijaar mate taaaragtig: <©n 3ijn met €{j?ifta
gefloten/ en opgetoeftt/ ahj Clj?iftu£ gcagt
taierb al£ een fmaab/ en beragt/ foo ftaat Ijet
ooft met be leden, faeftt ban be bingen bic
babcn 3ijn/ niet bic op aarben jijn/ want gy
zijt gestorven, en boob aan bc taerclb/ftoc foub
gp ban aarbfclje bingen fopftcn/ taant gn leeft/
en geïijft u Ijoofb Cö?iftu>Ef bobcn \\ff foo moe*
ten ooft sijn ïeben na boben ftceben bn öe
Cljorcn ber engelen/ en bc «Peeftcn bcr boï*
maafitc tegtbcerbigen.
Mu bectoonen nn£ in befe tooojben/ bc aan*
genamc vrugten bie op Ijct soeken van de dingen
die boven zijn, balgen/ toaac in tan on<» bet*
maften ftonnen. 1. J>p?ceftt ben SUpoftel ban be
uytverkoorne. 2. J|n berftlaart batfe gestorven
Sijn. 3. ©atfe leven. 4. ©atfe verborgen jijn in
Gode. 5. <©at {jet nnmogelijft i$ batfe taat
anber£ foubcn foeften/ taant 35 zijn gestorven.
1. T>aar taerb getungt ban be gelovigen,
batfe sijn gestorven. ©aar jijn \'et tael beeïc
bit be naam gebben batfe leven, maar bfe boob
jijn in be fanben/ taennige Icbcn boo? het ge-
loove in <£ft?ifra/ en taanbeïen weerdiglijk jijn
Evangelium, baar Cij?iftu3 fjaat roem en faufe
ijS/ en al Ijaar bermaaft. Paulus fegt/ bie jijn
gestorven, \'t 3$ een taonber-spreuk, ban tacer
frgt fin/ batfe leven: ban bcr$ 5. batfe moeten
dooden de leden die op aarden zijnf; maar taat
balt \'er bed te dooden abj sy gestorven jijn.
©en Apostel bcrflaat niet bie in bc natmtre
26
                              jijn/
-ocr page 463-
402                Lodesteyns Predikatie,
jijn/ maar Gods kinderen, bie toeten Vaat get
leven in Cg?ifto i$/ bie fierben te fanben af/
en brengen ïjet ïiggaam ter fontrcn t\'onbcr/
bic firuntigen bat/ en gcben get boobtaonbcn/
gaar gantftge betragtinge i£ te
dooden, en jn
ruften niet boa? batfe get op be boobbanft
gebben. Cg?iftu$ ig bc
verdienende, en toepas-
sende oo?faaft/ gn geeft be ftraffe en ben too?n
<&ob$ gebjagen/ en geeft bettao?ben bat be
ftragt ban be fonben geb?often té; gu
\\$ ge-
storven bao? be fonben/ en opgewekt tot onfe
Regtveerdigmakinge, en geeft get leven bertoo?*
ben: en bat bïeeft afê Cg?iftu£ fenbe/ ik
ben
dood geweest, en siet ik leve, 9Cpoc. i: 18. en
be =^eere Slefug paft bat toe boa? be
regtveerdig-
makingc en heyligmakinge, en fenb jijn <6eeft/
bie bc untberftoo?ne in neemt/ en b?engt tot
«Cgjiftug/ en gn maantje aïtemaal ïebenbig/
schijnd in hare herten, om te geven verligtinge
der kennisse der heerlijkheyd Gods, in het aan-
gesigte Jesu Christi, a Co?. 4. 3£ie Geest ober*\'
tungt gaar/ foo batfe fien batfe
dood jijn/ en
leggen onber ben
vloek, en jijn een t\'famcn*
nnopingc ban ongeregtiggenb: «Opent gare
oogen batfe beftgotitaen ben
Koning der eeuwen,
ja Cg?iftiuj felbe/ jfjn beminnclijfte fcgoongenb
baar berhebe» 3p op/ foo bat be taereïb/ bie
gaar ban te boren foo geerlijft en ftgoon taa£/
bic berïieft aï gaar gïantfcg en fcgoongenb/
betaijl niemanb gem geïijft i$ in fcgoongepb:
baar sijnfe begeerig na/ bat befegoutoen 35/
baar in berïieft gaar gertc fig/ en 33 feggen
gelijk een hert schreeuwt na de wateren, soo dorst
mijn ziel na den levendigen God, ^>f. 4a. 3fm*
mer£
-ocr page 464-
over Coll. 3. vers 3, 4.               403
mer£ 3p Bannen fanber bat niet lenen/ nog
Reenen gaan/ maar ballen in
Jesus armen, en
in 3ijn
schoot, lebenbe in CIj?iftug boa? ben
gelove: betohje Ijn ijaar lief geFjab ïfeeft/ en
boa? on£ in \'t bleefcïj gcleben/
soo wapent gy
u ook met deseive gedagten, dat die in \'t vleesch
geleden heelt, ophouden van de sonden, om nu
niet meer na de begeerlijkheyd der menschen, maar
na den wille Gods, den tijd die overig is, in het
vleesch te leven, i $tt. 4:1, 2. & lijeerlijfte
fatte/ toat moeft be
liefde Christi ong b?ingen tot
weder-lielde, a Co?. 5 :15. Als die oordeelen dat
indien een voor alle gestorven is, zy dan alle gestor-
ven zijn. Ende hy is voor alle gestorven, op dat de
geene die leven, met meer haar selven souden leven,
maar dien die voor haar gestorven, ende opgewekt is.
<®H roemen niet ah/ in Christi kruys: *Pe toe*
relb ttan n3ob$ liebelingen niet berb^agcn/ taant
35 3ijn
gestorven aan de wereld, en baarom b?a*
genfe Fjaar ahj foobanige/ en tonnen batfe Ijet
geloven, fcljoonfe ban be taereïb beragt en ge#
tjaat too?ben; maten be aarbfcije bingen u boel/
baar aan fou blijften bat gn boob taaarb/ en
abj be boob quam/ en gn moeft fterben/ foub
ban onberenb 3ijn/ en mat fou bat eïlenbig
toefen, ü£>en
Apostel fegt ton moeten be dood
Christi omb?agen/ Ijier en hj be ruste niet/ baar
bj niet$ in bat berfabigen Ban/ tan nonnen
geen ttoee
Heeren dienen, be taereïb i£ niet
eene 3iele taaarbig/ al toat in be toereïb \\$/
bat i£ niemenbal boo? bie baar aan gefto?ben
3i)n/ toont bat gn bit gelooft/ en bat u
leven
bj verborgen in Gode.
*£en Apostel fpjeefct ban een leven bat ver-
26*
                          borgen
-ocr page 465-
404               Lodesteyns Predikatie,
borgen $ in Cft?ifto/ en Oïtobe. %Ut leven $ geen
regt ïeben/ taant bceïe jijn dood in sonden en
misdaden, Cnfi. 2. maar bt\'t leven, baat ben
Apostel ban fp?ecKt/ i£ be naam ban fiet leven
toaarbig/ taant {jet blocnt unt Cbrisuig leven
öie <£ab taeberbaart bie ïeeft boa? Jt Geloof in
Christo/ en leeft ooft boo? sijn engen geloof/
en boo? be «ragt bt§ Geestes, foo batfe in be
kragt Gods bewaart werden, door liet gelove, tot
de saligheyd, 1 |?et. 1:5- Neygt u ooren tot
my, komt en uwe ziele sal leven, 3fef. 55:3.
Cfi?iftu£ $ be oo?faaft ban \'t ïeben/ en fin Ï£
\'t ïeben ban on£ ïeben/ baar unt fn?unt aï fiet
geefteïijft ïeben. Christus u leven, bat anbere
nuffen/ maar fieeft u unt genade gegeben/ abj
fin tot u ïeggenbe in utaen filocbe/jenbc/leeft,
ja leeft, Cjecfi. 16. jföen ïeeft tn Vader en
Soon, bie fiem fieeft/ bie geeft tjet leven, 1 SJofi.
5:12. leven boo? be Geest, en bat jijn ban unt*
muntenbe ^erfaanen. i^et ïeben i£ feer bier*
baar/ foo bat feïfê bc jlatau jenbe huyt voor
huyt, al wat de mensche beeft sal hy geven voor
zijn leven; maar bit geestelijk leven bat fieftaat
iri boo? Gods aangesigte te ïeben. 3jn <©ob i$
be gtonb/ en bat leven taerb ougefieïbcrb tot
be salige eeuwigheyd, en bcrfio?gen in <£fi?ffro.
3£e taercïb ïtent bit ïeben niet/ bie Gods Geest
niet fieeft/ bie begrijpt niet be dingen bit beé
Geestes Gods jijn: ju jijn fiem een dwaasheyd,
fiu ftan nog taiïfe niet berfraan: maar bc Geest
ïeefbe in befen Apostel, en Christus fcïff/ ben
Vorst des levens, bie ftenbc fiem. \'t^beröo?gen
boo? bie be naam fiebben batfe leven, en felf?
# \'t taeï berbo?gen boo? bie fiet prediken en
niet
-ocr page 466-
over Coll. 3. vers 3, 4.              405
niet berftaan: <$aar ban ftomt ben gaat in be
Iluysgesinnen, tegen bie baat in ïcben/ taelfte
pal; een af neer hebben ban be boob en toerelb/
3P?Ob. 29: 27. die regl van wegen is, die is den
Godloosen een grouwel, ÖP ftan \'t niet b?agen:
,©00 Christus 3ijn leven ig/ fal fiet openbaar
taa?ben/ al fietmen Ijct fomtijbg niet; men ü
amfet met beel ubelheben/ men ftan \'t niet fien/
\'t i£ fomtijbgï berba^cjen in öe petten ban Gods
kinderen, ah* \'t goud bat in be aarbe bejïooten
i$/ en bie heerlijkheyd en kennis, bie be ^eere
ou baar gelepb geeft/ bie 1$ beftoalftt/ fomtijb£
boa? be buuft-fiagen bcj£ <©atang/ foo bat Ijn
niet ftent \'t geen jy Ijcbbcn; \'t ié berno?gen
met Cljjifto/ bie fit ter regter hand Gods, en
i$ tjoog betljeben: be toerelb ftenb nog fiet
ftcm niet. <Eoe Christus in be toerelb toa£/
fagmen 3ijn Heerlijkheid niet/ aï$ ecnigc toep*
nige gelovigen; foo en agt be toerelb Gods
kinderen niet/ en 30 hebben fchoone schatten in
Chjifto/ bic baar na blinken fullcn.
Verborgen in Christo in Gode; in bat tocfent*
lijft leben/ het beginfel ban het Geestelijke,
anflEEïst èob in 3ijn ïiinberen; <£ab heeft bat
baat in gelegt/ eu gueeftt tjet on/ maar hit
toefen frïfê bat $ by <£ob toeg gelegt/ jpf.
31:20. O hoe groot is dat. goed, \'t welk gy
weggeleyd hebt voor de gene die u vreesen.
<#ob betoaart bat tot jijner tijb. U leven is
met Christo verborgen in Gode. ïionnen Gods
lievelingen toel anber^ alg na boven ftreben/
baar haar schat ia/ moet haar herte jijn\' bat
moet na boven gaan: baarom onthoub u ban
bingen bie u belemmeren/ en fiefttc of tering
. aan*
-ocr page 467-
400               Lodesteyns Predikatie,
aanbrengen en u onbeguaam manen. ï>or
fmaant bat aïjf men ffet pet portrait ban een
Christen? ïfoe genaegelijft i$ bit/ öat jn foo
Ijoog boben anbere opgcpeben too^ben* maar
fjoc fmerten\'jft té pet/ bat ïjpt f"0 tacpnig ge*
fien tocrb? i|et lijne Goud té berbupfrcrt/ 311
leven niet na gaar flaat/ en in al be Huysen
3ijn baabcn.
©ceïe beïijöen be taaargepb/ bat get foa
maefr toefen/ maar en boen pet niet/ pet jijn
ïupc bienftftnegtcn/ até offer in Christus geen
kragt, nog volheyd genoeg taal ©cle Icben na
ben" bïcefcfte/ en magten sp pier altoog blijben/
bjaïtjft jijn/ en tael Icben/ en gaar üaben in
taeïluftcn/ 3p fouben niet anbers faeften. Dele
ïebcn boo? be Weereld, en tacpnige 3ijnber bie
gestorven jijn aan be aarbfc pbcfljcben. $5cle
bie niet até aardse dingen bedenken, en niet
goog na boben Wiegen. <D gp jijt ongelubHig/
\'t té rjeen jiele goeb/ \'t té te fmal en te fto?t
om fig onber te herbergen; \'t té pet tacbbe
ber fpinne noppen/ \'t jaï niet befraan: nu leeft
gn bjoïijft/ en jijt goct£ moeté/ en gn befit u
pert met b?eugbc/ maar gp jijt ongeïuVtïtig
met ben rijken Man. <J£og Lasanis taa£ gelunftig/
bie Ijab pet beste goed, en algenoegsaara deel.
Christenen gp moet Qoger gaan: Christus
moet u overvloedig Goud jijn/ gp moet frerben
aan bc bingen ban be i©ereïb. Cpjffhté té u
liefde alleen taaarbig; gp fuït pet u beftïagen
op u boob-bebbe/ bat gp .lesus niet gefogt pebt/
nog te dingen bfe boven 3ijn/ maar aarbfe/
pbele bingen/ bie geen nut boen. 23ib <£ob
bat Ijn u gebe \'t Eeuwige leven, en bat be Geest
teil
-ocr page 468-
over Goll. 3. vers 3, 4.              407
tuil Ölafen in be doode beenderen; (iCoonb bat U
toenemen openbaar i$/ ftfiubbet u uut ben ftof/
fijt boab aan be D^etclb/ cnbe tuften be£ bleefcft.
<$Iaat utoe ogen op ben Man der wensinge: nijgt
u ooren na Ijem bien# lippen b?uppen ban Ho-
ningseem: boeb open be beur ban u jicl/ nobigt
%t\\u$ tot u in te ftomen. <§egt o Koning leeft,
en laat ik tot u lof zijn: be ü^eete fegt/ kornt
tot my, ik heb leven, dat de Wereld niet kend;
\'t 9$ verborgen in Gode, foo moet gp <£ob tot
luyster en heerlijkbeyd toefen. 3taat u niet fmer»
ten toat be Ifëereïb oa?bceïb; fmaben en ber»
bolgenfe u/ agt pet niet/ benfit foo pebben jp
£\\})iitu§ gebaan.
»È?aagt u maebig bao? <£abt/ en neberig 6p u
naaften; gp hebt een groote schat, bjaagtfe moe*
big en bjolijft/ berpeugt u in ben J^eete/ toagt u
boa? ongeloof/ bat feftabet u/ blijft niet in u fel»
ben/ maar bolmaafit in 3Jefu?/ jijt baar mebe
opgenomen: nobigt en lofit 3iefu£ tot u/ en fegt
u Slinkerhand zy onder mijn hoofd, en met U
Regterhand omhelset my. <Én gp fult u baar
in boa? eeutoig berluftigen: O eeuwige liefde,
doet ons daar in vermaken en verquikken, tot \\vy
daar boven sullen zijn in die salige eeuwigheyd.
3!mmer$ bie gestorven ij?/ bie i$ geregtveerdigt
ban be fonben/ en moet foo ah) een gercgt-
veerdigde, boo? ben Geloove leven.
jfêen moet aïleen boa? Gode leven, Ham. 6:
ii: SWfaa paub gp lieden pet baat boa?/ dat gy
wel der sonden dood zijt, maar Gode levende in
Chrislo. €n itom. 14 : 8. Het zy dan dat \\vy leven,
wy leven den Heere; het zy dat wy sterven, wy
sterven den Heere. \'t %$ "bat ben menftp 3fjn
lebcn/
-ocr page 469-
408               Lodcsteyns Predikatie,
leben/ en aïïc£ toat gn geeft/ ober geeft aan
<£ob. \'t %$ een ïeben bat Somt unt een ligt/
bat 4?ob geeft/ af felfj» i$ in ben menfege/ baat
nao? gn ban toetb gefiragt unt be magt be?
<©atan£ tot <(?ab/ en taerb obergefijagt unt get
Rijke bet buuftetniffe/ en gefet in \'t Koningrijke
des Soons zijner liefde: bat iö een Christen te
jijn; gn gefit be naam bat gn leeft: maar bele
31)11 Cliristenen in gare aocjen/ en in bc oogen
ban anbetc/ gaat£ gclijft: taant gn ficleub bc
waaihcyd, boet p?ofeffic ban be Religie, gn
fpjeeftt be taoojben ber waarheyd, en ban menen
anbete bat gn be waarheyd gefit in get fifnnenfte/
te toeten onbet lienefitie ban gare filinbgenb.
(J5n tacet u te taagten ban graatc fanben/ en
gn fiootft foa na bc gebaante ban een Cg?iftcn.
»0 maar gn jijt dood fegt <Cg?iftu£/ ift geb u
mijn Geest niet gegeben/ of 39 ïcnb nu t\'eene-
maal onber oe affege gcboinpeït/ foa bat gn niet
en taanbrtt na ben Geest, en ban ig \'t of gn
boob toaatb/ en foa gefit gn tatl be gebaante
ban Godsaligheyd maar bc kragt baar ban ver-
locbent, a [€ira. 3:5. <£n bit $ een gebaarlijfte
ftaat/ \'t tacÏK filijftt unt bie plaatfc baar 3(efu#
föjeent tot be Joden in fijnen tijb: bc öefte onber
gaar toaren be Phariseen, bie feerben be taaar^
geyb/ 3p niaafite gare gebennfebetë fi?ecb/ en be
fomen garet nleebercn groot; 3n baoiten^ben
Landen en Steden, om een Joden genoot te maften/
3P rennigbe Ijet buntenfte beé ^innfienen? en
Jjcgatehj/ maar fiet goe bintaitë bc Saligmnker
get wee ober gaar uutroeut/ iHÖatt. 23. Het
zijn blinde Leydslieden der blinden, en foa ben
blinde be filinbe ïepö/ foa fulïenfe beyde in de
grai\'t vallen, .Jitèatt. 15.
                             Iaat
-ocr page 470-
over Col!. 3. vers 3, 4.             409
SHaat ong be faaft een£ ban binnen in fien/
neben£ be gefraïte ban een eerlijft Cfijiften/
of ftp niet be naam fteeft bat ftp leel\'t, en nog
boob té.
i. i>e fnïtte gaan ter Kerke, en maften
tonftientie batfer beclmaaftj moeten gaan, \'t 3$
toaar anbere nemen ftet foo nauta niet/ maar
gaan ebentael ter Kerke, bat jijn öe genen baar
ban ftaat batfe fuïlen feggen Ileere gy hebt in onse
straate geleert. en sp ftoten ftet felbe/ 3Cuc.
13:26. <êoo fraat\'et ban ftet Saad, bat balt op
ten Steenrotsige aarde, of onber be boo?nen en
ftet öjengt geen vrugten boo^t/ «ilfêatt. 13.
\'t Woord ig? ftaar geen twee snijdent Sweert, bat
boo?gaat tot be betbeeïinge ber zielen, en beg
mergs ten bjengt geen bcranberinge baoït/
maar jy jijn aftj be kinderen bie op be Pluyte
speelden, en men niet danste, en klaagliederen
songen, en 3p ftabben niet geweend, bat jijn
öe fulfte baar bc ileere ober ftlaagt/ Cjecft,
33:31. 3p namen tot u gelijft ftet £>aïft pleegt
te boen/ $p fitten boo,? mijn aangesigte até mijn
Volk, en ftooren utae taoojben/ maar baenfe
niet; 3p maften ïiefftofingen met ftare lippen/
maar ftaar fierte boïgt be gietigftcpb na.
a. &p boen ftelijbeniffe ban be waarheyd, ?p
toeten baar foo toat uan te fp?eften/ en bat fom*
tijbjr geleerdelijk, ftonncn baar ban disputeeren,
enbe waarheyd berbebigen en geïijft fommige ftet
boo? een waare Kerk ftouben/ baar men be waar-
heyd maar fupber leerb: foo ftouben befe ftet
boo? een goed Christen, bie maar be waarheyd
beleyd, en foo fiebjiegt ben armen menfeft fiem
felben/ taant ftp fteeft maar be woorden der
waarheyd,
-ocr page 471-
410                Lodesteyns Predikatie,
waarheyd, |jp ftenb tic waarheyd niet/ faa al$
men bic fieljoo?b te ftennen/ i Co?. 8 : a. Jtëant
anber^ fou pp öc
waarheyd bats}/ en toeer boa?
fien/ en alle beSfelfé itragten en gebalgen.
3.   ^p gcu?upftcn be Sacramenten.\' gaan ten
Avondmaal, taant inbien 3p bat niet bebcn/ ban
fauben be
Predikanten ftamen/ enbe feggen gp
moet ten
Avondmaal gaan/ anber£ bertoaarlaoft
gp tttocn
Doop; en foo taojben paar ftinberen
ooit onbertacfen/ en geïcerb foo eenige tooojben
opfeggen/ en baar mebe foo taerbmen een fat-
soenlijk Christen/ befe sijn ban be geene bie ten
jongfren baagc fnïïen feggen/
Heere hebben wy
niet in uwe tegenwoordiglieyd {gegeten en gedron-
ken, maar bc t^ecre fal feggen/ wijkt van my,
ik en heb u noyt gekenl. 33ie ten Avondmaal tail
gaan/ baar moet een
geestelijk leven in 3ijn;
taant \'t i£ geen
spi.jse boa? dooden, maar boa?
levende. 49een fepbmen/ bat Geestdrijverey/
en Labadistery, taat foumen fp?cften ban geest
tn leven: maar og lacy, sp Rebben nog niet
berftaan be taoo?ben beé 9lipoftel&/ 1 <&a}. 11.
Een yder mensch bcproeve hem selven, of hy in
\'t gelove is, en eete alsoo van dat brood, &e.
4.   dommige ban ftaar jijn al beeï in ben
gebcben/ \'t ju in ijaar nameriS alleen/ of met
gaar gefinbe: 3ja sp fauben toel tonfeientie
maften ban fonber fiibben te gaan eeten/ of fig
ter neber leggen om te ruften: baar toe fteö*
fien sp ban eenige taoo?ben upt een fioeft ge*
leerb/ bie 3P opfeggen: ja fommige fiibben ooft
tael upt paar ftoofb/ en toeten al peel betoeeg»
lijft paar nooben boa? te ftellen/ maar baar
ifï bat refpett niet boa? be
Goddelijke Majesteyt:
en
-ocr page 472-
over Coll. 3. vers 3,4.              411
en fegt nip een£/ gefit gp toer fuïfte oogmerften/
in u bibben ab? gp raaet Ijeöben; i^ \'t niet
maar boo? u felben/ até gp bib om bit/ af bat
te jjebben/ en gp moet fiibben om J3ab bc eere
te genen ban jtjn Alwetentheyd, AlmagUgheyd,
Wi.jshe.yd, Goedheyd, en Algenoegsaamheyd, en
onbeHommcrt 3ijnbe op Gods bevel u begeerte
laofen/ f&ljiï. 4. 3£at i$ een Cfi?ifren genoeg/
bat tjp (Ey& Vader nu ben ik onbekomraert, maar
ÖP bJil perfoté be faan niet/ aï£ ben natuur*
ïijftcn Clj?ifren baeb: maar ijp fcgt Vader niet
mijne maar uwen wille geschiede, tn tjp berft
niet bennen bat ïjet anber£ beter taaat.
5.   tép toagten fig booi graote en (mare
fanben/ en boen aï fotnmige goebe bingen atö
Heiodes: bat lepb bn Ijaar/ gp moet geen poe*
rcerber nog bjonïtaatt jijn/ (ïc. taant ban foub
gu be naam niet Ijebbcn ban een Christen, tn
men fou be Kerkelijke tugt aan u oeffenen/ te
toeten/ abj gp geen groot en rijk mensche jijt,
bie be Kerk fou nonnen fcljaben/ maar anberg?
gp foub niet ten Avondmaal ftonnen gaan: maar
nu té a( be ftoarigljepb niet bat Ijet goeb ge*
baan/ maar bat Ijet quaat niet gebeten taojb.
6.   <ép lj*bben bie gronb/ gy moet u naasten
geen quaat doen, maar gp beljoefr ooft geen
quaat te lijben; regt tegen be gronb eenjf
Cpjifren/ bie i§ batmen wel moet boen/ ben
gccnrn bie on| rjuaat boen/ zegenen bie on?
bloefien/ bidden boo? bie on£ berbolgen; en foa
onfe bpanben liefhebben.
7.   J*p Rebben een gcfetten gaat tegen bie
toaarlijft leben/ bic bpanbfcpap onberfoenïijft/
en men fiet Ijoe be menfrpen berber genomen
3tm
-ocr page 473-
412          . Lodesteyns Predikatie,
3ijn in die rerligtinge, daar ban fraat ^en. 6.
en 3p niet toaariijft berligt 3ijnde/ ijnc dat sp
bitterder 3ijn tegetuj de regt "eheyligde.
«fëu bit quaat \\§ gantfep ftpjiftHelijft/ en Den
ftaat ban die menfcljen ia erger dan die ban
{|et lleyden of Jodendom, toailt pet in pet
midden üan ijet Christendom, i. *$aar ijst niet
foa erg of den mcnfclj toerd daar toe gelijagt/
pp is" een boajtoerp ban alle fanden: onkuys-
heyd niet niet der daad/ taant dan fau pp 3ijn
goede naam bcrliefen/ maar buple onnutte
tooo?den/ ahi hu ouder de sijne ï$/ dat mag
fieftaan/ ai de fanden doed pp na batfe blame*
lipt jijn/ 3ijndet eenige tolerabel gemorden/
daar jtroomt pp mede toeg/ te toeten/ afë nu
de taereld^pepd/ en de p.2agt in Mcedcren/ en
de gierigpepb/ (Je. daar gaat pp in peen/ ah*
3ijn Ijumcur maar daar toe lepd; en foa i$ pp
foo ber ban den ü^emel/ ala den aldergodlooften
menfep. Mant Ijp doed ebentoel itragtige ge-
beden met öctoeginge/ pn leesi met devotie, en
op jtraat Bomende i£ pp een pdel en taercldfep
menfep. 2. £>eel goede dingen doen sp niet/ 3p
toeten ban geen ^uyaocffeningen/ nog onder*
taijfingc der Hinderen/ (je. 3. *C>ie menfep i£
in een fraat die bnna onftelüaar ig?: de Salig-
maker fepd ban paar/ dat de Hoeren en ïollc-
naars Ijaar fuïïen voorgaan in \'t koningrijk der
Hemelen. «ïitëattp. 21. daar ia" een quaat in
paar baatmen niet agter Ban Samen: of <£ob
al ftomt met 31J11 fiagen/ niet men daï/ 3p
blijben foo/ en fuïïen foa fterben/ faa a?ad niet
felfê nomt/ met een Aknagtige fttagt/ en roept
ontwaakt gy hert-slapende, staat op uyt den
dooden, en Christus sal over u ligten.
           *Pe
-ocr page 474-
over Coll. 3. vers 8, 4.              413
"®t oo?faan taaar ban taan bit fiomt. i. <®m
bat\'er \\ê ten oordeel Gods, taafienbe aan be
beure/ baar ïjet Cbangelium tacrb gelcerb/ bat
oojbeel taierb al geta?ogt in f»auUrê tijben/
2 (fCim. a : io, n. om dat zy de liefde der \\vaar-
heyd niet aangenomen hebben om salip: te worden,
soo heeflse God overgegeven in een kragt der
dwalingen om de lengen te geloven; fn bat oo?<
bcei <#ab£ i£ ttoeeberïen/ ïjefi. 6. i. 3i>er geener
bic F)ct taoa?b Ijoaren/ en baar bao? niet ber*
anberb tao?ben/ aïé be aarde bie ben regen on
gaar ftomcnbe inb?inftt/ en geen b?ugten boojt*
6:cngt/ bie£ te Ijerber taerb. 2. Stinbere bie nu
bcrïigtet 3ijn getaaibcn./ en Rebben gesmaakt de
kragien der toekomende eenwe, en be# 11. Geestes
beeïagtig ?ijn gctaojben; Bet té onmagclijft
befeïbc tocberom te bernieutocn/ tot benecringe.
$*e crbarentQenb leerb ïjct ooft/ bat fulfie baar
na taojbcn be albcrbitterfte tegens be Godsalige
preciesheyd.
2.   32en menfdj i£ aï te ftïjieïijft om aan te
nemen/ en te boen ïjet geenc Ijem boojftomt;
men moeft meer ruften en Sabbath fjouben/ en
foo niet fcggen abj bie <§oan/ Vader ik gaa
heen, en onbcrtuffrtjen baar ftomt niet ban:
«£>egt ïiebcr Heere ik sal gaan, en bit of bat
gaan boen/ als gy mijn kragt geeft. 3Baar
boeb niet afó Petrus, Üeggcnbe Heere al moest
ik met u in de dood gaan, soo sal ik u niet
verloclicnen. ï^n begfnb maar een natuutlijft
tacrfi,/ en baar i§ §n niet ban af te hrijgen.
<0 tan moeftcn altijb opsien na den Heere.
3.   <Om bat ben menfcïj ïjem altijb bergeïijftt
met anbere/ en ban nog niet met geestelijke
men-
-ocr page 475-
A\\A                Lodesteyns Predikatie,
raenschen, maar faa met bie eerlijfte borgerlijke
Christenen, en alffe foa 3ijn aï£ bie/ ban i$ \'t
toel: baar
Gods woord ani ten regel ban onji
leven moet 3ijn.
4. ¥}tt ftomt ban {jet oojbeel ber geener bic
ober nn£
geftelb jijn/ al? be Predikant on£ Jjoub
boa? een gaeb Cy?iftcn/ en ïjp g^ft an£ pet
Sacrament, baar sijn tap op geruft/ en och lacy,
öe blinde 3ijn bifttailjS leydslieden ber blinden:
maar menfepen toeeft bog getaaarfeïjautat/ inbien
gp faa al bao?tgaat in utae fanben/ gp ber*
taant u ancp^iftelijB/ en ben
Predikant Iaat u tot
pet
Avondmaal toe/ ap fult bepbe bedaren gaan.
O Christenen, tao^bet bog behouden ban bit ver-
keert geslagte.
1. üjtmmerg <&ab en «rijgt 3ijn eere niet ban
bat groote taerii bcr
genade, Ijp peeft faa een
waarheyd apgerigt/ taaar öaa? Hemel en Aarde
omfict/ taat ban fulnen Volk too?ben fal/ bie be
waarheyd öelcpbcn: öe .loden maeften baar boa?
bekeert tao?ben/ a$ bie waarheyd regt beleelt
taierb: en be Papisten fauöen niet meer anber
ong ftannen taaanen. <23p bit
waarheyd peeft
be l^cere nag faa beel
goederen gegeven, om bie
waarheyd baojt te feiten: €n taaar 3tjn be fuïfte
bie ïjaar
goederen baar tae befteben: faafielepb
men be
waarheyd met be monde, en men onteert
God met 31J11 baben.
a. <&an fiamt ben vloek Gods al berber ober
faa een
Volk, bit upterlijfte aa^beelen bie 3ijn
niet men bal/ maar bat geeftclijne aojbeel gaat
al baa?t/ taant pet ig een mig&rupft ban ben
name be£ peeren/ \'t taelft ^p getaiffelijft faï
ftraffen/ en baar ober befaeftinge boen.
3- 1«
-ocr page 476-
over Goll. 3. vers 3, 4.               415
3. ïjoc fal bat Huys ten laatften nonnen
ftaanbe PlijPen; ift Pjeeat bat bie
Gereformeerde
Kerk bie tap Belenen/ etger fal tao^ben aï£ Ijet
Pausdom, taant be
vromen gaan Paft taeg/ of
be ï^eete gaalb Ijaat boot be boob t\'ljun^/ of
3P fcpepben gaat af/ en gaan geen/ en foo fal
pet ten laatften tao?ben een
lantaarn fanbet ligt,
of een Tempel fonber God.
43u be vrome bieet nag jijn/ bat bie malnan*
beten nog aanfpjenen en optaenften/ mogelijft
fat Ijct nu be tijb ;ijn bat bc Pjeete
nomen fal/
taant ben
Engel bic «liegt Paft boor pet tnibben
bej»
hemels, met get eeuwig Kvangelium, feggenbe/
vreest God, en geelt hem Ileei lijkheyd. Ktaat onjJ
ban toagten op ben ^eere/ taant tjp bie te namen
ftaat fal namen/ enbe niet PertaePen. *® gp
bie gefegt geut/
siet ik kome, en mijn loon is
met my, nomt ^eetc üefu aolgen£ bc taenfcg
en bebe Pan u ISjiigb en ïtetft/
ja komt dog
haastelijk, en ftelb onö Pao? U onbestraiïelijk in
Heerlijkheyd en vreugde.
3jmmet| bit i$ \'t bat ben ^cpligen Stpaftel
^aulug nu Petbec begelauige<£oIlaffenfet£uaa?-
jtelb/
wanneer nu Christus sal geopenbaart zijn,
die ons leven is, dan sult ook gy met hem geopen-
baart werden in Heerlijkheyd. <£> taat jijn bit ge*
toigtige en nabjunnelijne taoa?ben/ bie alleen
maat ap
Gods kinderen, be taate geloPigen Pe*
tteftnelijtt 3tjn; taant
de regtveerdige sal door
den gelove leven, J|a6. 2. JÖSen leeft Pan een
gelove bat voorby, tegenwoordig, Of toekomende
is. 1. <©e gelovige Voorvaderen, bie Palgben boa?
\'t
gelove en Pettaagten bat €g?iftu£ eeng namen
faube: ben SCpaftel fegt
2 £a?. 5 : 7. wy wande-
len
-ocr page 477-
410               Lodesteyu.s Predikatie,
len door gelove, en ii^cb. 11:1. J^et gelove nu
een iiafleu grond bcr bingen öie men hoopt,
enbe een bewijs bet saken bie men niet en fiet.
i. 3>c nautoe uerbintcn$ i«J boo? \'t getatae/ en
op stjn balfte betreitRing toaatagtig: <©at ton
gelabcn «Chiiftus lijben en frerben/ en be unt*
bernoo^ne met hem/ foa ooft apgetaeftt en toeer
Ramen faï/ en ju Ijem fuïfen fien/ en «net Ijem
3ijtl. vCertU£ wanneer nn Christus sa] geopen-
baard wesen, en \\vy met hein in Heerlijklieyd.
Ch?iftmj i£ be levendige God. be tocfcntlijfte
toaathenb/ enbe Fonteyne des levens, fpf. 36. be
glorie en roem ban het\'leven; en fegt id\'ob 33:24.
Verlost hem dat hy in \'t verder!\' niet ncder-
daale, ik hebbe versoeninge gevonden: %iê $>ob
3ijn jf>oonc fonb/ foo berfrheen Ch?ifhts ah? een
versoeninge boa? br£ Wtttlüg fanben: Christus
i$ opgebaren/ en heeft Ijct tooo?b bei» lebena
gefonben/ bao,? be baabe üDcrelb bcr Ueydcnen,
om bic lebenbig te maften: 3#ant ijt Soone
maaftt levendig bie hu toil.\' SSoh. 5: ai. foo 3ijn
ton een <6eeft met hem/ bic baar i$ bc opstan-
dinge en het leven.
2. £h?ittmj faï nog eenmaal geopenbaart toa?\'
ben en toeberftomen/ hu t$ gefiamen in neöjtg*
henb/ geopenbaart in ben ulccfche/ 1 (£im. 3:16.
men fag geen glan? nag heerïijfthcnb aan hem/
of fchoonheub om hem te begeren. «Jïiaar be
Discipelen fagen hem met eerc en I leerlij kheyd ge*
Rcoonb/ en al? bc eenig geboren van den Vader,
en i$ gaar berfchenen in het Evangelium toaar in
ju fagen jijn glorie, en het ïigt bomen/ en jn
aanbabcn bic heloofbe Koning; bie nog een£ faï
Romen gS$ be Koningrijken bcr itëerelb 3ijn getoo?*
-ocr page 478-
over Coll. 3. vers 3,4.                4-17
ben onses Gods en 3fjne£ Christi, bie aft? Koning
fal heerschen in alle eeuwigheyd, en afle$ te nfete
maften/ boa? be berftftijninge jijntt toeftomfte;
en aft? be volheyd fal ingegaan 3ijn/ fal ftet leven
upt ben boaben 3ijn/ en ton opgenomen taorben
in be Wolke, ben $*eere te gemoete/om altoa£
bn hem te jijn/ met taeïfte taoojben ton on£
mogen traaften.
oDnberfoeftt nu of Christus u leven i$/ en gp
ftet baat uoo? ftoub; baar fal ban een liefde dwang
3ijn/ en gp fuït u fclben taebet opbjagen aan 31e*
fusf/ en u ncber taerpen aan 3ftne boeten/ en aï
ftab gy duysend levens, gp foubfe gaarn boo?Je-
sus geben: maar bie ïeben in be fonben/ bie moe*
ten toeg finften ban ftftaamte/ taant Jesus i$ u
leven niet; maar Gods kinderen moeten roemen
in Cft?iftuö/ aan taienfe genoeg ftebben/ en bie
öp ftaar blijft. 2. $>fe moeten ftaar felben aan
Jesus opofferen, ftaar luft en Begeerten/ op bat ftp
aïïeen jp ftet leven ban ftarc ziele. 3. HCeerb ge*
fijupft maften ban üefug/ ffftept taateren upt bie
Fonteyne des levens, bat fupber i$. 4. {treurt al£
gp üefu# niet genieten moogt/ maar taeeft egter
goeb£ moetjl/ toant SJefu^ i# u leven, al geboeïb
gp ftet aïtijb niet/ bcrlangt baar na/ en fugt
baarom: ftp i$ wenschelijk, en moet be begeerte
utoer jiele jijn.
1. be fafte taaar ban gcfp?often taerb i$/
dat \\vy met hem sullen geopenbaart worden in
Heerlijkheyd. 2. ttëanneer/ en taienfe jijn:
dan sult ook gy. 3. Jïfèct tafen met Christus, in
taien be Geloovige ftaar leven ij? verborgen in
Gode. 3£e Grooten ban be taerelb fauben ftaar
niet bertaaarbigen een opflag ber oogen be ftlcmic
27                               te
-ocr page 479-
418               Lodesteyns Predikatie,
te geben/ en ïjet 3ün nogtang be heerlijken op
der Aarden, be geftogte eerfteïingen <#ote jen ten
lamme/ toirns merft ia get?u«t op gare jiclrn
J^ier 3ijnfe een afftlj?apfcl/ maar 3p fullen ge-
openbaart tooien in heerlijkheyd, afê Cfj?iftufi
fal gaan fitten op 3ijn ïinoon, enbe «zn en
^enbenen fal rigten. Lieve God taat ij? bat een
faan5 te blinbe Jtëerclb fal \'t ften/ ja Gods kin-
deren feifê fullen berbaaft ftaan/ en gaar ber*
toonberenbe feggen/ Heere wat is dat een groote
saak: aï£ Cö?iftufE fal geopenbaart 3ijn/ en fit*
ten op 3ijn Throon verheven en get Oordeel fal
bellen: <$P ban bie gefto?ben 3ijt aan be fon*
ben/ en ÜDerelb/ lufren/ en engen begeerte/
fult ban neffcng Cïj?iftu^ gepïaatft toetben: bie
rampfaligfte in fjaar feiben/ enbc beragtfte ban
te itëerelb/ bie tao?ben geftelt bn te heerlp-
heyd ter heerlijkheden, op tatfe 3ijn baar jjn
\\$/ om 3ijne heerlijkheyd te aanftljoutoen/ %<afy.
17:24. ^an fal be J|cere mijn God Bomen/ en
al be Heyligen, met u o Heere! taat hj bit een
geerlijfte en een groote faane? ïjabbe ïjet <6ob
fclfë niet gefegt/ top fouten ïjet niet nonnen
gelooben.
<$e toijfe ïjoe/ in heerlijkheyd; niet boo? een
spiegel in een tupftere reten/ maar fonter toeer*
flag/ beminnen %t\\u$ met genoegen/ fonter bcr>
langen/ taant 3p geöben be faaft felfjj; 35 fullen
paar feiben berliefen/ en ben ï|eere gelljft 3ijnte/
hem sien gelijft Jjp h). Moses gatte een glans op
3ijn aangesigte, en 3p nonben fjem nietaanfien;
maar taat fal tat 3ijn/ afê 3? God fullen fien alg
Drieeenig, toanneer Jjp nomen fal om verheerlijkt
te werden in zijne Heyligen, en wonderbaar in
alle
-ocr page 480-
over Goll. 3. vers 3, 4.              419
alle die gelooven, <x Cfjeff\' i : io. til fal blinken
abj bt Sonne aan \'t Firmament beg Hemels, \'t üCig*
Ijaam fal niet ftaaar/ maar ligt sijn/ \'t fal geen
pijn of fmerte meet fytüiitn/ nog geen fnijé of
trjanft nobig: Christus fal U alles jijn/ en U
kroone met be vreugde bejs? lierlen, en fal u in*
latenbe brengen in jijn eeuwige heerlijkheyd, en
ftellen u boo? 3jjn Vader fanber vlek of rimpel,
en fcggen zit op mijnen ïhroon: 3©at een eeuwig
gewigte oer heerlijkheyd, bat;Jjet fal al öe
btrajterïjenb boen toeg bliebcn. .49alig/ ja wel-
geluksalig bie bat geklank ftenb/ en ingeöragt
fal too?ben in bic balie zalige heerlijkheyd, baar
ijet fal goed boa? Ijaar jijn foo naby God te toefen/
en fullen ijaar felbe berhefen in die heerlijkheyd
te befcljautoen/ bie beter auj Ijet leven nj: maar
ton jijnber nag niet.
daarom moeten ton soeken de dingen die boven
zijn, om omj Gelooi te berfretHcn/bjagen an£
ah* Borgers des Hemels, bie Christus verse hijninge
lielhebbende, baar na berlangen/ en on£ tegen
nerenben/ taant bic fal fcjjielijft nomen. <©
mogt gn \'t geïuft ïjcöben bat befe tooajben tao?te*
len fcljoten in utae Ijertet// en toaren ton ban bie
met Christus sullen geopenbaart worden in lteer-
lijkheyd. <&ou nu nog ymanb wft Ijefiuen om
met be fiangc in \'t ftof te lïtunnrn/ en niet na
fioben te Wiegen/ in ïicfbe tot bic fcljaane Bc»
minneltjfie %z\\u$/ en bertaagten be openbaringe,
en wederkomste ban be£ Werelds Heyland.
Christenen, taanneer Ijet Euangelium onj* foa
klaar in jijn schoonheyd en ïunfter boojgeftclb
toerb (als Christus die ons leven is sal geopenbaart
worden, dan sullen wy ook met hem «geopenbaart
27*                            zijn
-ocr page 481-
420               Lodesteyns Predikatie,
zijn in heerlijklieyd) foo moeten tan beb?oeft jijn/
bat\'er foo hele niet eeng on bennen/ niet om
fugten/ nng niet na herïangen: foeftenbe maar
ïjaar heel in bit leben/ Fjier ijö gaar ïjerte en
gebagten/ baar nomen ftoube taoo?ben/ upt een
noub hcrte. Aagten sp maar blijben in be
Ifêerelb/ ïuflig en h?oïijft leben/ fonber pijn of
fmetten/ sp fouben tot <fênb feggen/ blijft vry
voor eeuwig weg: hele hebben geen luft aan
Christus beminnelijke schoonheyd: arme menfchen/
faagt gp ïjet/ gp foub fttjjihtten: Christus fal
geopenbaart too^ben/ maar ah? een to?eefter/tat
u berblocfifnge/ om bat gp hem niet lief hebt.
itëat faï het jijn ahj ah"e£ uptgebïufr fal jijn/
en in ftanh bcrfteeren/ en gn fult ftaan aan
apobé flinfirrljanb? Schoon gn be mibbelen be£
Godsdienst hebt waargenomen/ fal hp tot u
feggen/ gaat weg van my, ik heb u noyt gekend.
SJnbien gp bit faagt ofgeïoofbe/ gp foub taeg
finnen ban ftftaamte/ en fienautathcpb foube u
behangen.
Kinderen Gods, bie gelooft bat Christus fal tae*
hernomen en geopenbaart taojben/ bie on£ leven
i$/ en tap met hem in Heerlijkheyd.
i, 53upgt u neber/ en bib dat de God onses
fleere Jesu Chrisli, de Vader der heerlijkheyd, u
geve de Geest der wijsheyd, en der openbaaringe
in zijne kennisse, namentlijk verligtende oogen
uwes verstands, op dat gy mogt weten welke zy
de hope van zijne roepinge , ende welke den rijk-
dom zij der heerlijkheyd, van zijne erftenisse in
de Heylige: ende welke de uytnemende grootheyd
zijner kragt zy, in ons die gelooven, na de wer-
kinge der sterkte zijner rnagt, <$cc. Cpïj. 1:17,
-ocr page 482-
over Coll. 3. vers 3, k.              421
18, 19» €n fegt/ o taat \\i bit fcftoon en foet
pier; taat fal pet ban een£ jijn/ alg pet gier
na volmaakt fal 3ijn.
2.  <C rooft u in alle toebermaarbigpeben; Douö
u niet b^eemt al£ u berb?ufifiingen oberftomen/
benfit bat gp ttn$ met Christus sult gcopenbaart
worden in heerlijkheyd; 3ijt goeb£ moet.3/ fiinb
pet kruys op utae fepouberen; \'t ij u kroon en
glorie, \'t ig u geluft boa? 3Cefu^ te lijben/ en
bien Oversten Leydsman utuer zaligheyd ober al
te balgen.
3.  tCrooft u met al pet graate bat u geopen*
baart fal taerben: nu moet gp loopen/ pepgen/
en fbjaegen/ moebe arbcpöen/ u tjanben affiap»
pen/ u oogen uptftefien: benfit be ruste fal
fiomen/ en be tranen baar in gp u nu öabet
fullen oppouben/ en ben traoft-befier fal fiomen:
.ïfèaet gp pier nag filagen ober bc onbolmaafit*
pepb/ be tijb fal fiomen bat gp boïmaaftt futt
3ijn/ en Gods aangesigte in gcregtigheyd aan-
schouwen, en versadigt worden met Jehovaas beeld ,
wanneer gy sult opwaken, |pf. 17:15.
4.   ïtepnigt u perte/ Sfefu^ i£ op toeg om te
fiomen/ poub u HCampe b?anbenbe/ om uta
Bruydegom te ontmoeten/ op bat gp berfiert
moogt 3ijn met allerïep Jparelfnoeren ban alle
Cp?ifieli)fte deugden; 3ijt oberbïoebig in goede
wei ken; boegt Öp U gelove, deugd, kennisse,
maligheyd, regtveerdigheyd, godsaligheyd, en broe-
derlijke liefde, &c., a ^et. 1:5-8. SCmmer^ bc
saligmakende genade Gods, onbertaiift onó alle
godloosheyd te berfaften/ en be taeerelbfcpe be-
geerlijkheden te berïaten/ om matig reglveerdig
en Godsaliglijk te leben in befe tegentaoojbige
taerelb/
-ocr page 483-
42u2                Lodcsteyns Predikatie,
taerelb/ betmagtenbe be salige hoope, en tie
verschijninge oer l£eerliJKljepb/ beg Grooten Gods,
en an\\z$ Saligmakers Jesu Christi, (Ctt. 2: II,
12, 13.
5. KCaat utoe nieren berlangen na tien bemin-
nelijken Hcere .Tesus. Öoept Rem toe/ bat gp bog
3ijn ïtamite begaaften tail; en be ï|eere bie gp
foeftt/ fal fnelïijfi namen/ en niet agter&ïijben/
maat berfegijnen in be Heerlijkheyd sijnej? Va-
ders, met beel duysenden Engelen, om \'t d&erigte
te gouben/ en u pïaatfen aan 3ijn peerïijfte regtet"
ïjanb/ en feggen/ komt gy gezegende mijnes Va-
ders, beërft dat Koningrijk, het welk u bereyd is,
van de grondlegginge der wereld, Jll&attïj 25 :34.
ïtëanneer gp (uit Bonnen uptgahnen l^airïug
^Ttiompö-ïieb/ 1 (Cim. 3. Ik hebbe den goeden
strijd gestreden, den loop geëyndigt, en \'t gelove
behouden, voorts is my weg gelegt de kroone
der reglteerdigheyd, welke my de regtveerdige
Regier geven sal, en ook aan alle die zijne ver-
schijninge liefhebben. 2Cmen.
Ach ik ellendig mensch! wensch om te zijn
ontslagen,
Van \'1 lighaam deses doods, der sonden slaverny,
Des vleesch begeerlijkheyd: Heere maakt my daar
van vry,
Door Jesus bloed, dat my verlost van angst,
en klagen.
O God! geeft my dog kragt, dat ik de aardsche
leden
,
Mag dooden: geeft my ook een opregt teeder hert,
Op dat ik mag bevrijd zijn van veel angst, en smert,
En lijf, en ziel, geheel mag tot uw dienst besteden.
Heere
-ocr page 484-
over Coll. 3. vers 3 :4.              423
Heere laat het eygen ik, en selfs liefde nu wijken ,
Op dat ik \'t sonden quaat mag vlieden als de pest:
Gy die weet alles, weet, wat voor mijn ziel is best;
Wild my met \'t hoogste goed, en beste deel
verrijken.
u
. 4 •
:
..
:
. .hu .
*
.. \\hht\\ ti\'i
. :,J
LO-
-ocr page 485-
LODESTEYNS
PEEDIKATIE,
over Coll. 3:5. Doodet dan uwe leden, die op
de aarde zijn.
JiiCn Christens leven i$ ïjet aldermoeyelijkste
leven, taant ïjg moet jijn gantfclje leben niet
toen ban
dooden en mortificeren: baar tegenji
een fa?geïoa£ menfrïj gaat aItoo£ ïjeenen/ fon>
ber
strijd, en fonber fig felben te booben. 9C$
taanneer ïjet unttaenbige ïeben maar taojb
nefnoent/ en niet ïjet
herte; be£ mcnfrïjen
ligtjaam/ en niet be ziel, \'t unttaenbige/ en niet
ïjet
inwendige leven, ban ig men nog levende
gestorven. AUGUSTINUS ïiet boo? een tijb be
fonben ban ïjoerern na/ maar ïju oelijb öat jijn
jiele fiïeef fjaften na be fonben/ bctoelfie i£ al#
een serpent/ bat tael alle jaren jijn bel ber*
nieutat/ maar niet 3ijn fenijnigen aart bertaiffdb;
maar be boobenbe
genade treft be fanben aan
ïjet
herte, en ïjaant in gare wortel: hierom
toerb be boobinge ber fonben boo? berfrtjenbc
nenaminge in be
Schrifture untgebjuut: fiet
Cjccïj. 18:31. Coïï. a:n. <£al. 5:24. ^e
terfre gronbflag ban be
Godsali\'gheyd $ be
Bekeeringe, taanneer be jiel beranberb taerö
ban aïïe guaat tot alle goeb/ en ïjet eerfte ban
be befieeringe
be doodinge ber aardsche leden,
taant Cïj?iftu| en be fonben nonnen niet t\'famen
öefraan;
-ocr page 486-
Doodet uwe leden, die op Aarden zijn. 425
befraan; maar be menfcft ig foa betbo?ben/
bat ftn 3»5n engeu betba?bentöenb niet ftent:
Paulus toag öaar berber ingeftomen/ in ftenniffe
ban 3ijn gebreken, maat fin taifr niet boa? 3ftn
fiefteetinge/ bat be eerste begeerlijkheyd sonde
was, inbirn \'tbc Wet niet gesegt fiabbe/ïtom. 7.
ja fouben be menfcften/ bte ftenniffe fieDben/
niet liebet be sonden doodcn? \'t, taelft aange*
namer ig aïg be betbo?berttfienb te laten fteer»
ftften; taaaram |?auïug be geloovige te Colossen
bermaanb/ en faa ftaaft 33 uefteert toaren/ tot
Jaar fegt/ doodet. uwe leden, die op de aarde zijn.
$>efe nab?uftftelijfte taoo?ben beg Text, be*
ftelfen 2 ïPeelen.
1. I|et werk batfe boen moefrrn/ bat mag dooden.
a. ^et voorwerpsel, taant omttent batfe doo-
den moeften/ uwe leden die op de aarde zijn.
1. ï|iet taerb niet berftaan ten doodinge of
guemnge ban be leden, taant bit ftrijb tegen
be natuur en Schriftuur; <Cnft. 5. berftaat ooft
geen inbfnbinge ban bc fanben/ taant bie fottbe
baar na toebet untfiarften. <fèog een nalating
ban eenige grobe/ unttaenbige fonben/ maar
gier taerb berftaan een fteeï te niet boen ban
bc fonben/ boa? bie unt te roepen/ en ben
doodsteek te geben/ tot ftet ftecte toe. ^efe
gelijkenisse ig genomen ban een Chirurgijn,
toanneer bc ^atientg accidenten tail genefen/
een incisie boeb/ en een lid affettenbe/ ftet
levende vleesch cerft fialf boob Iaat bijten/ en
faa mortificeert. gjmmerg bit taerb genamen
ban Christus lijden; ftet toag niet genoeg bat
be bnanben fiem fïeepten/ en bao? ben Regter
ftem fteftig fiefcïjulbigbtn; maar 3y en ruften
niet boo? bat 35 ftem gedood fiabben.
         $tt
-ocr page 487-
426                 Doodet uwe leden,
^et taerft ban een Christen i$ gem felben te
dooden/ bolgcng mijn Text, en OFpïj. 4: ai.
ï^et nlijfit ooft upt be erempeïen ber Heyligen,
ÜÊattft. 5:30. en voorbeelden beg Ouden Testa-
menis, baar be Beesten moeften genepen en
becma?felt toojben/ tot gaat be dood aanguam/
en bao? bc slagünge Ijun bic toierb aangebaan:
*Pu£ moeiten ton niet rerber ruften/ tot bat
tou be sonden be boobfteeft ftabben gegeben:
%a foo ij? \'t een voorbeeld ban Christus, en ooft
ban be fanben/ bte een regt Cgjiften moet
dooden, foo Ijaaft ahf ïm een Christen tao?b/
toant ban ft?ijgt gp_genieynschap aan Christus
dood, 1 £>et. 4: 3. <éoo bat be leden ban niet
anber£ ftonnen boen abf het hoofd, boo? be
sonden te mortificeren en t\'onber te tnengen:
3©ant foo Ö^aft een Christen bekeert toO?b/ foo
gelooft ïm bat Christus boo? gem geleden geeft/
en gestorven ij?/ op bat ïjp be sonde soude ster-
ven, 2 Co?. 5:14. en ban ftonnen jn niet
anbers boen ais Clj:iftii5 ;im oogmerft te laten
ftefiomen, <Pe liefde Christi bjingt gaar/ om
ben ouden mensch ooft te dooden, in al gaat
fonbige leden, bie op bet aarden jijn.
1. Sjnbicn gp garbe mibbeïen geïhupftt tegenj?
be fonben/ ban geeft gp bie ben buobfteeft/
toaarom tJ^abib fepbe/ J?f. 141: 5. De regtveer-
dige slaa my, het sal oly des hoofds zijn: <0oft
bie be sonde ben boobfteeft geeft/ geb?upften
harde bestraffingen: baar anbere be fanben maar
binben/ en geen garbe |>?ebiftatien ftonnen
betb?agen/ toant bit jijn gaar te garbe tnibbe*
ten/ toeïfte taoo^ben 3p niet toillen gooren of
berbjagen. \'t %$ foo beel offc 3epbe/ dien man
bate
-ocr page 488-
die op Aarden zijn.                  427
hate ik, was hy maar van kant, en taouben tod
bat pmanb pent be
dood aanboen tailbe: tap
mactcn niet atë btaafe geïoben/ tat be
sonden
al geboob jijn/ baat tan nog in lebcn/ en geen*
fint£ ban
vry gemaaftt sijn. 3F>e .loden fepben/
wy hebben Abraham tot een Vader, tap jijn
Abrahams zaat; maat Cp?iftu£ fenbe/ gy zijt
uyt den Vader den Duyvel, 3Jo9- 8.
2. 3£>an dooden tap be aardsche leden, taan*
neet tap foo nauta op on? pette letten en toe*
fien/ taanneet be oube fonbe/ bie tan tneenben
boob te jijn/ taebet ftomt te boajfcpipi; taaat
obet men 6eb?aeft 3ijnbe/ benfit en fegt/
bent
gy daar al weer, en feeft gp nog in mijn jiele?
maat anbcte benfien/ pet ftomt foo nauta niet/
en feggen/
moetmen juyst op een gedagte letten,
dat is maar viesevasery: be fulfte mojtificeten
niet tegt; maat gp
kinderen Gods, bic ftcebj?
gebutig ftlaagt alg \'t pette tacet opftomt/ jijt
niet ban bie menfcpen/ betaelfte een balfcpe
boobinge pennen/ of baat onttent btaalen.
i. ^ie be fonben balfcpcïijft boaben/ taanneet
3P eenige gtobe fonben uptetlijft nalaten/ en ban
meenen batfe bie fonben al tegt geboab peunen.
Neen, men moet be sonden bit omj foo lief jijn
flï£ on£
regier oog, of hand, af-fiappen/ unt»
ftefien/ en booben/ «ïfêattp. 5:29.
2. t^aat ijl ooft een baïftfte boobinge/ intaen*
bige betaegfngc ban pett^togten/ baat boo? men
eenige ongetuftïjepb fttijgt/ en toel inb?eeftt tot
be uptctlijfte fonben/ maat bie ntct betnietigt/
foo lang ?p bie baft pouben. SCnbete bettaet*
pen be
superstitien ban \'t Pausdom, en meenen
bat\'et 6p
Gereformeerde geen mortificatie en
boobing
-ocr page 489-
428                 Doodet uwe leden,
öoobing moet toefen, \'t %$ taaar/ top fierifpen
Öe Papisten ober pun eygenwilligen Godsdienst,
en menfcpelijfte instellingen, en uptetlijfte super-
stitien, o ie 3p Daar in pebfien; alfoo ooft is te
fierifpen pet epqbe batfe piet in boo? pebben/
om baar boo? ben Hemel te berbienen. «iKaar
top bertoerpen gcenfintj? be doodinge bes? ouden
reensche, toanneet 35 toel bidden, en regt vasten,
en baar mebe paar vleesch queüen; taaar toe
pber Cpjiften beröonben i$/ en fulftfi aïjé een
mibbel moeten gcuzupften/ om be fanben te
öooben en t\'onber te brengen; fanber toelfte
berberbing en uptroening ber fanben/ tap in
Gods Koningrijke gemfintj» Bonnen ingaan/
.Hfèattp. 5:29, 30. Mtt ban toe bat gp utae
Christelijke vryheyd niet rahib?upftt tot toffe on*
gebonöentpepb/ maar doodet utae leden, bie
aards en vleeschelijk 3ijn.
£en Chiisten heeft pet sondig vleesch gedood,
met Christus aan pet Kruys, toanneer 3P met
hem gestorven zijn, ïtotn, 6: 6. Sdlji? OOH Sacra-
mentelijk in ben Doop; taant a$ gp gedoopt
3ijt/ feybc «iPob/ ik sal u sonden vergeven, en
OOtt kragïen geben om be sonden te dooden: <£n
boen gn ben Doop aan naamt/ pebt gp belooft,
bat gp U sonden dooden soude, ïüom. 6:4. 8:13.
<6aï. 5:17. 1 Pet. 3 : ai. 31a een regt Christen
peeft be wortel ber baoöinge in fig/ namentlijft
ben U. Geest, in toeflten opfigt 3p dood 3ijn/ en
babelijfi bt sonden gestorven, taant bie peöben
be doodsteek al geïiregen: be fonbe heerscht nu
niet meer in paar/ 3ijnbe nu be sonden gefro?*
ben/ niet ten opfigt ban be oberbu\'jffelen. «Dnfen
Text bjengt twee dingen tot be doodinge bet
sonden,
-ocr page 490-
die op Aarden zijn.                 429
sonden, alffe boo?t gaat in bes?felfë mortificatie,
en ban bc fanben Jjeeï en al te niet bocb/ en
fao moeten 33 be aardsche leden, en fanbige
bewegingen/ ban nog dooden.
<Pe doodinge ban ben ouden mensch in een
maar Cfj?iften/ i$ niet boo? een uur of bag/
nog jaar/ maar buurt 3ijn gantftïje leben; fao
lang ïjn op aarden i$; moeten jn dooden be leden
bie on aarden sijn. David toa£ baar in al bet
geftomen/ jijnbe aï$ een gespeent kind, toienji
oogen niet fagen na fafooge dingen, |?f. 131.
fiibbenbe bat God zijn oogen wilde afwenden,
om geen ydelheyd te sien, |?f. 119 : 37. Cn Paulus
fenbe 1 Co?. 15:31. Ik sterve alle dage, en
bjape be lidtekenen bcr doodinge be£ peeren
3!efu in mijn ligljaam. <E>it Jjecft Christus af*
gefieelb in \'t Oude Testament, bat Israël unt
Egipten gaanbe/ geburig strijd gabben fonber
rufre/ tot batfe in Canaan rjuamen. <&oa i$
Ijet OOK met ben geestelijken Israliet, foo lang
gn gier in befe wereld i$/ geeft ïjn nopt rufte/
boo? gn fiomt in \'t Hemels Canaan.
i|oe berber men Somt in dooding be«? ouden
mensches, ju fiïljft baar nog aïtijb fitten/ bie
bnanb ban be 3ieïe tafïber niet uut/ ïjoetaelfe
niet ïjeerftïjt/ foo blijftfer nog in/ en ïjoe een
kind Gods bien bnanb minber boelb/ Ijae |n baar
meer ober fiefiommert \\§/ bat ön nog fal unt*
6?eften; foo moet gp ban geburig dooden jijn
aardsche leden. Wanneer ïjet booben ban be
fanben mat opïjoub/ en goeb effect geeft/ nog*
tan£ fiomtfe meer op/ en foo mo?bfe meber
lebenbig. ó&ntf herte gelijft een Bornput taerpt
geburig be fonben optaaartg. Wit fou out ge*
bagt
-ocr page 491-
430                 Doodet uwe leden,
aagt Ijcbbcn bat Hiskia ftem nog verheffen foube/
baat <£ob pem upt Hei-angsten berloft Bab/
2 Cö?an, 32. taepljalben een C&?ifren gedurig
moet al taeer op nieutop mortificeren, taant
ïjoe meet öp be sonden dood, ïjoe meet 3p bie
raenfcft baojftamen in getal/ Som. 7:9, 13, 21,
22, 23. en üeftigct in betaegfngen en aanftominge
jijn/ gelijfimen baar fiet in \'t erempel ban 1\'aulus.
<0oït leerb be erbarentfiepb in Gods kinderen
bat ftun fonbe beel geburiger \\$: taant abj gp u
eerft ernfiig tegen be fonbe aanfette/ boen faagt
gp\'er nog foo beel niet/ maar alp gp met ge*
taeïb be fonbe tailbe t\'onber b?engen/ boen
taaier een gantfcfte jee ban onrepne lusten en
fonbige begeerten/ bie strijd boeren tegenp be
lith.
2. ^et boojtoetufcl taaar ontrent befe doodinge
gaat 3ijn onfe leden, bie ton niet epgentfijft
moeten dooden, toant bat fltijb tegenp be Schrü-
ture, foo toel alp tegenp be nature, toant nfe*
manb geeft out jijn eygen vleesch gehaat: Maat
berftaat boo? befe leden be sonden, bog niet
alleen nog bpfonbcr babelijfie fanben/ maar be
natuurlijke verdorventheyd, bat ip be eerste son-
den, ben aarb en oo?fp?ong ban allerïep grnu*
taeïen/ en berbojbentfteben/ bat bïfjftt upt Bet
geene betp 7. gefegt toojb: maar be b?oebe
erbarentljepb leerb/ batmen foo berre bomt bat
ton in onfe p?actijfte minber geloben/ bat bie
natuurlijfie berbo^bentljeyb in onp ip/ alp be
Pelagianen, toant 3p leeren nog bat be menfclje
ban fiinbp been af/ boo? nabolgingen fuuten
boofen nuaat boeb; maar toilb gp onfe Gere-
formeerden feggen bat\'er fulften fonbig nuaaten
boog*
-ocr page 492-
die op Aarden zijn.                 431
fiongpepb in gaar 1$/ ban feggenfe neen tan
3ijn faa quaat niet aït) gp meent.
3©p taojben in onfen Text bermaanb befe son-
den tiï$ aardsche leden te dooden, bat ia" be boofe
natuurlfjfte geftalte/ toaar boa? be menfclj ge*
nengt taetb tot alle fanben/ fcpoon ÖP in be
upterlijfte taerften niet bao?b?eeftt/ ebentaeï be
toa?tcl baar ïeggenbe/ en bïijbenbc in be 3iel/
fjr geïijft een mensen bie be Koortse Ijeeft/ of
dol i$/ toanneer bie bulligïjepb foo niet upt*
toerftt/ en ïjp nu foo niet raaft/ egter ïenb be
natuur ban boïlïgpepb in petu. Sla pet ijJeben
al^ een Leeuw tiit ïepb en flaapt/ ban berfcpcurt
pp niet/ maar bien aarb ban ftpcurcn lept\'cr
ebentaeï in: ^oa f£ \'t met ons7 tap pebben
fulnen hclsehen berte, baar be sonde baft in
getao?telb lepby-aïj? een pebbeïijftljepb. ^iet
Som. a: 8. <£öp. 4:23. ï|et blijftt ooft upt be
Schriftuur plaatsen, toelfte be fonbige geftalte
onbeifrpepben ban be babelijbe fonbige taerficn:
aï£ 1 $et. a:n. ïtom. 8:17. en <£>aï. 5:19, a^
^00? befe leden moeten tap ban niet berftaan
bc sensualiteyt, en upterlijfic ïeben ban bes" men*
ftpen lippaam/ taant ïjet ia" bepbe tegen be
"natuur en <écp?iftuur bie te dooden, maar
moeten baar boo? berftaan alle be ono?benteïijfte
öetaegingen/ brrbo?ben uragten/ en guabe be*
geerten bea" Ijertcn/ als" foo beel ïeben ban get
ligljaam/ taea\'ljalben gct een Cp?iftenjf epgen
pligt ijl/ bpfonber jijn gerte te fupbercn ban
alle oberblijffelen ber fonben/ bie in \'t Bette
jteeHt/ .üfëattp. 5:39. bus" moetmen pet herte
reynigen, en wasschcn ban boosheyd, 3Jer. 4.
<Oaïi fegt be Schriftuure, batmen pet herte moet
dooden, ïïom. 3 ber£ 38, 39.
                      j^et
-ocr page 493-
432                 Doodet uwe leden,
^et ulijftt aaft uut be voorbeelden in \'t Oude
Testament: \'t J©ag niet genoeg bat Ijet Beest
geflagen taaff/ maat bet uet en \'t fjerte maeft
untgeljaalb taajbcn/ \'3Ceu. 3:16. en 6:12,13.
naai ban öaan ftamt bat gebroken berte, $?f. 51.
Smraetj? fao ïjaajt tncn een toaar €ij?iften
mo^b/ maetmen pet vleesch dooden, met be
uetacgingcn en negcetlijH&eben/ 4&aï. 5:24.
baat ïcggenfe al Ijaat ar&eub ou aan: %ftt
mei een gebaabe gelijft Paulus? en ïjae ftomt
bat Iju ban fao ftlaagt/ ïïom. 7: 24. Ik ellendig
ïnensch, wie sal niy verlossen van \'t lichaam
deses doods.\' 3>aa Ijaaft tacrb een mcnfclj niet
taebetgeüoten/ of Ijn roept ouet jijn uecftcent
Ijette; Üch dat verbard berte dat moei \'er uvt.
ï|et ftan niet anbeté 3tjn/ of een goed Christen
moet 3ijn Ijette 3uuiietcn üan bctbajuentljenb:
ïjiet toe geeft be sonde Ijem gefegentljeyb/ ter*
mijl üt intocnbige üetaegingc té be gtootfte
nuanb üan onfe 3tele/ en f au ben tan onfe. meefte
unanb laten leüen/ tat bat Ijn on? ouettaon?
«ïfèen moet bic Goliath, até \'t Hoofd Uan alle
Yyanden auettainnen/ 1 ïïan. 22:21, 22.
Sjmmer^ bit bie moeder-sonde, baat unt
alle anbcte babelijfte fanben uan uoo?tftamen:
ja bat ijette ia" be fontcnn uan be i^el/ taaat
uut baa^tfiatnt alle ubele gebaatcn: Sió be boom
miaat be vrugt ig guaat: bic£ men begfelfg
wortel, bie üittere alfem baa?to?cnat/ unttaenen
maet. *£e Overheden focften meeft \'t Hoofd bet
Outaetmauers te uangen en booben: t>ct is bc
algemccne unanb bic alles uebetft bat \'et in
oné is7 be getjeelc mcnfclj: be b?oeue etbarent*
ijepb leetb bat be menfdjen be fanben excuseren,
om
-ocr page 494-
die op Aarden zijn.                433
om batfe gaat baat aan luiden aücracücn:
taaat ban baan ftomt het bat gp \'t goebe niet
fieminb/ \'t tocht gn naobfafteïijft boen moet;
maat bat gn baat boo? uta oottn flupt/ en
bie opent boa? \'t rwabe/ bat ftomt ban u öoafe
pctte/ en bat u tonge is ahf \'t taate ban be
ïjelle aangefleften: ^at hcttc is u to?eebe en
hardste vyand, toelfte alle be leden npmaaftt
batfe u aan ben Satan toiïlen obetgeben. 3a
bat boos herte maaftt bat be mcnfcften ban gaar
fclben 3ijn boabflagctj. en moa?benaatgy om §ate
ligljamen en 3ielcn te betbetben: bat «Duntaelg
ïjette ftuft u/ maat pet bettaab u/ <§p?. ia:io.
Ijiet toat betmaaft/ tn baat toat pïaftet/ boa?
\'t vleescb ben vollen loom te geben/ bat fleept
haat al baft taeg/ <§p?. 7. $ct ij? fulften be»
b?tegelijften tjettc/ en foo ïiftigen bpanb/ bie ang
foo nabp lepb/ en bie in ong hf; taie ftan bit
herte bao?gtonben.
<j£oft taetb onfen ouben menfcft leden genoemb/
om batfe boo? het gantfclje ligftaam betfp?epb
1$/ in al be leocn/ taaat gp gaat en ftaat/ bie
aatbfcfte leben gaan aïtooj? met u/ en foube
bie ban nog in m\\é Ijette blijben ? a?ob beloofb
Csecft. 36. bat steenagtige herte uyt uwen vleesche
weg te nemen. Cftjiftu^ heeft baatom 3ijn filoeb
Petgaten/ Som 6. en heeft 3ijn ligftaam laten
nagelen aan Ijet Kruys; joub gp bat Ijett ban
niet intaenaig booben? fanbet bat alletlep
mortificatie balfr.li: fonbet u fanben te boaben
ij» al toat gp boeb te bctgeefi?/ en gp boab u
eugen jiele/ taant gp laat u biftetftc bpanb leben.
^it maeft biencn tot een b?aebige ftlagte ober
on?? Gereformeerde Volk: oDcft bat tap nu Jere-
28                           mias
-ocr page 495-
434                 Doodet uwe leden,
mias tranen pabben/ f00 moeden tap dag en
•nagt beftp?epen bat onber onfe belijders ban be
Ocjle waarheyd, fon taepnig mortiticatie nj: <E>aar
3tjnber nie gantftp niet boen ban bit noobig
taerft/ men gaat op en neer/ ooft tael naarftig
te Kerke, en men taeet ban geen dooding bet
aardsche leden: baar toe taerben tael middelen
gegeben/ maar pebt gpfc tael een£ ün ber panb
genomen; gp moet beftennen neen, foo gp maat
op u pett Iet. ®e&t gp geen meer mnepte
aangetacnb om get ongebierte ban u ïtinberjf
poofb/ of upt u $up£ te «rijgen/ abj gp ge*
baan pebt tot u en paar bepouben$/ boa? be
sonden te dooden? maar gp faat bat fenijn in
utae ziele fitten: «0 poe sijn tap foo betobert/
bat tap pet niet fien? taat benbt gp a\\é gp in
Gods woord leeft ban fnijben/ Herben/ en booben/
«ÜSattp. 5:29. ban handen af Rappen/ (|c. Iet gp
baar tael op/ bolgeng u pligt/ bat top alle
niet betragten: ^aar jijn menftpen/ al£ gp
ftaar tailb Ijelpen tot be morüficatie en t\'onber*
b?enging ban baar fonben/ batfe felféf ban nog
niet taillen gcpolpen 3ijn; fonben 3p bic foo
filepnseerig 3ijn/ fulfte Leeraars, en parbe Médi-
cijn-Meesters gooren en geloben/ 3P fouben befpe-
raat toojben. €ben abf be Discipelen tot Christus
fepben/ Sop. 6 : 68. dese rede is hard, wie kansc
hooren. Mtn binb menftpen bie fulfte Ifefpeft*
6er£ jijn ban paar sonden, en bpfonber lief»
ïjefiber^ ban paar fclben/ batfe in pun sonden
leven, poetael 3p dood 3ijn/ tertaijlfe in paar
tael geliefde boesem-sonden blijben leggen/ en
fig rónbom taentelen/ als in paar Element, ge*
lijft een Vis in \'t water: Slmmerg bat t$ Retoij^
genoeg
-ocr page 496-
die op Aarden zijn.                 435
genoeg tratfe In bc fonbe ïeben/ en fulfte ficf*
geöbcrsï 3fjn ban fjun fonben/ om batjc bie foo
ftoefrcren/ foo tael intaenbig até uptbienbig/ met
betmaaft en ïuffc bie 6eb?ijben. €n ban legt gp
u berftanb en p?actijft nog te bierft/ om be fonbe
boa? ie fp?eften en te berfcftoonen.
43p gefit menfrgcn bie upanben jijn ban mor-
tificatic, en fiefpotten be vroomen bie baar ban
gun bierft maften/ en gaar baar tac ooft ber*
maanben/ bie baat op Gedigijes maften/ en
feggen/ wild gy me de wereld afsterven, en een
klopje worden; "een anbec toept/ bat ij» maar
gebcpnftgepb/ ftp tail hem foo mat bertoonen/
maar i£ een ftljujnbeugt/ en ftupcfteïaar. 3£fe
fiaar foo gebjagen/ en moettoillig baat in toe*
gebcn/ moeten bieten batfc geen gemeenschap
met Christus geofien; gn gefit geen belofte, nog
ftoop ban saligheyd, J3om. 6. #p leeft sonder
God in be taereïb/ €plj. tilt, 12. gp 3tjt een
Heydcn boa? H5ob/ en öupten 3ijn Verbond, Som.
2:28, 29. fidpaa gp gedoopt 3ijt/ en ben
naam ban Christenen boerb : 3Êa uutetïijft 3ijt
gp een Christen, maar inbjenbig een afballig/
onheylig mensch, niet beter zl$ een Heyden boa?
<6ob. ünbien gp be sonde nfet dood, "foo baab
gp u felben in u epgen 3ieïe/ am bat gn u
goebèmoeb^ toegeeft in be fanben: Jtëant gclijft
pmanb bie toelaat bat ten anber gedood taa?ö/
bat gp beletten ftan/ baar fepulbtg aan \\i/ foo
3ijt gp fcftulbig aan selfs-moort, beton/gp u
epgen ziele niet te pulp ftomt/ maar laat\'bie
boaben. 3Jmmer| bie 3ijn lusten boigt/ i$ ïeben*
big gestorven, bie paar toegeeft in bunle in*
toenbige Betaegtngen: poe jammerlijft too?b gp
28"                          fom*
-ocr page 497-
430                  Doodet uwe leden,
fomttjb^ berfclj?iftt/ al£ u EÏIenbE een£ tao?b
baa?geftelb/ en gp bal pijn upt u bupïE guEtfuur
baojtftotncnbt/ al£ ban u engcn quaat en mob*
betig Ijette: Christus San in u niet leben/ nog
gp ttanb Ijet minfte geefteïijft goEb niet ïjeööen/
fanber bEfe doodinge bet aardsche leden: 9dl utoE
Godsdienst i£ aï£ ren uptEtliJHE schildery. Mm
mogt in \'t Oude Testament pEt doode aas niEt
aanrafiEn/ of msn taa£ onrEpn/ En maeft fler^
bsn: &atx nu ooft/ inbiEn top on£ niEt morti-
fieeren, gp ntOEt dooden, af gp fult gedood
tao?bEn.
3£efe gEEftelijfte dooding, ban onfE aardsche
leden i£ EEn HEntEften ban Een Christen, En foub
gp bE libtEEHEnEn En nagEfen niEt toillEn blagen/
ban EEn Christen: biE dood fal boa? u Fjct leven
3ijn/ foo gp u foo mortificeert, ia bEtfEBer u bat
Christus leven in u ip: foo bEEÏ gp jjiet sterft,
(do bEEÏ loeit gp Gode: «#p fult mEEt en meEt
tatnEmsn in be mortificatie, toant f>Et i$ tt taEg
om Gods evenbeeld in u bEtnieutat te firijoen/
En Jesus in u ziele. «JPaat u bat tsr Jjerten/
boob ban u leden biE op bE aatbE 3ijn? StnbEtE
Religiën toillEn baat op toemen/ foubsn top ban
iiE ÏEEtE bet waarheyd IjEDUEnbE/ niEt öabEn paar
uptftEHEn? totïb ban gEEtns be pijne njbctt biE
be mortificatie mEbE öjEiigt/ ontpoub u Uïccfcft
al \'t gEEnE bie fou toilÏEn bEtfiinbEten/ onttEHt jjEt
jijn boebfel baat toe/ toerftt tegeng al taat u
fin En bïeefrtj gaarn Ijab/ beunt bat Gods eer
betnojt too?b/ foo gp bit niet boEb/ fieïb u stele
boa? Gods Oordeelen, en bE bctbaemEniffE: nEEmt
ïjtt swaart ban Gods Geest, en legt bat op u
fiEtte/ nEbenjï C^ttgttu^ boo? \'t gelove in u herte
tooonEnbE/
-ocr page 498-
die op Aarden zijn.                437
taoonenbe/ en gent aannemenbe/ fal be fiaogljepb
upt u ïjertE gaan/ en aan u felbe fterbenbe/
fult gp Gode leven.
.Utïaar baar jijn wereldsche menschen, bic mee*
ntn batfe be fonbeu al regt gedood pebfien/ a! tao?*
benfe baar na mebet levendig, öclobenbe paar
vryheyd, baarfe nog Dienstknegten bet berbo?*
bentljepb jfjri: alffe be fonbcn een£ boo? toepnig
tijb£ berïaten ïjeüBcn/ ban bermetru 35 gaar
beel/ en feggen/ ik salder niet weder in vallen.
$Cnbere jijn foo ongcbulbig in \'t booben ban
gaat fonben/ batfe niet geerne {jebben batraen
gaar in be Predikatie boojftelb pet dooden ban
ben ouden Adam: ^©aat tot Gods kinderen feg
in tot nnberrigting/ tegen be berb?ieteliittpepb
in pet booben ban be fanben/ of upt anberbul*
nigpepb murmureren/ ombat pet foo lang buurb;
gp boeb eben até \'t Volk Israël, bat tegen£ <ïFab
mo?bcn. U3eejt lieber onberbulbig tegen$ be
fanben/ aïg bat gp foub bettjagen in bie te boa*
ben. I0erpt ban u bie berbjietelijfte ttaijffclmoe*
bigpepb/ op bat gp Christus bloed niet op u
3iele legt: bu£ boenbe 3ijt gp ontnetenb/ al? een
bom 523eefl/ batmen be fonbe geeft foo beel bou?*
beel: gp tao?b ftaaft/ en be fonbe fterlier/en bic
fal u baar na te fjeftiger aanbalïen: gp moet \'er
bog eené bao?; fegt ban met Cftlje?/ kom ik
om, soo kom ik om, en gaat foo peenen in be
mogentheden des Heeren, bie met u faï 3ijn tot
pulp en trooft in ben snijd, tegen£ u geestelijke
vyanden. 3UIÖ gp be mibbelcn geöjupftt tot boa*
bing ber fanben/ en bie taetb meerber/ faa i$
\'t een 6etaij£ bat gp bie ben boobfteeft peut ge*
geben. Israël balt mei een£ onber/ maar pp
blijft
-ocr page 499-
«438                   Doodet uwe leden,
blijft niet nnberleggen/ ïjet eynde ban foo ta?o*
men opregten Man, alj? Jacob, fal vrede 3fjn.
@Tragt ban alle sonden te dooden; baar toe
bent gp tot ïjet Christendom genomen. Strijd
maar regt/ en be fonbe fat u ligt afbaïlen/ paar
ftragt betminberen. <Pe fonben te booben fal u
getuft maften/ en u geburig b?eugbe berfrftaffen/
en roem ober tttaen bpanb/ tie u 3tel tan* bebcr*
ben; en foub gp pcm ban niet geburig tegen»
ftaan. belooft bat Christus bp u i$/ met jijuen
Heyligen Geest, om u tot ben strijd aan te fet*
ten/ en bie Geest fal nopt ban u fcljepben/ boa?
bat gp overwonnen hebt; en by o blijven in der
eeuwigheyd, 9Ï0ÏJ. 16
Wandeld ban boa? ben Geest, en balb?engt be
taerften be? vleesch niet/ taien$ bcgeernjftljeben
3ijn be hertstogten, taelfte gemepnfrtjap met Ijet
vleesch peftben/ en bat gaanbc maften/ taanneer
tap baar mebe verkeeren, in de begeerlijkheden
onses vleesches, doende den wille des vleesches
ende der gedaglcn, Cpp. i: 3. boa? be gedagten
berftaat fiet \'taefcntïijfte beel ban ben menfrïj/
niet foo afê het d5ob gefcfiapen geeft/ taant foo
taa£ pet goed, ïtorn. 7:8. maar berftaat be wil
en fiet vleesch verdorven boo? ben val, baar bao?
3p nu \'t jjuabe toil/ boo? ben tail be£ bleefr.fi/
en begeerte tot fonben; feïfé be b?iften tot goe*
be faften bie men geb?upftt op een fonbige tonfe/
of een guaat epnbe/ fieeft niet# gaebj? in aïfmen
3ijn taetft en ambagt maaftt ban be fanben/
\'t taeïft <&aa$ ftinberen niet boen/ taant sp kruy-
cigen bien ouden mensch; maar bc ontoeberge*
ftoo?nc balgen bie in/ en geben fig ober aan be
fonben/ alffe bie bacn met be?maaft/ en genoegen/
om bie in te bolgen/ 3e?. 9:16.
                  Cen
-ocr page 500-
die op Aarden zijn.                 439
€tn onbefteert menfclj ig niet alleen bleefclje*
lijft/ maar 3p jijn in ben bïeeftpe/ \'t toeïft in
ïjaat heerscht, en geeft be nbetljanb/ taant gaar
taerft i$ te fonbc in te balgen/ gaat berftanb
en ton"/ , \'t ip al bleefd). (Umberjoeftt u ban of
gn balgt ben wille be^ vleeseh tn ber gedagten,
gelijft du^senden menschen boen/ en fig baar
tnebe bebriegen/ 3jer. 7:9. bu£ baenbe men
in ben ftaat btt ^enbcncn/ €pft. 2. Dood in
sonden en misdaden. <ön leeft natuurlijft/ maar
;ijt lebenbe dood, in al u Godsdiensten, GDnenu.
3:1. Gy hebt de naam dat gy leeft, maar gy zijt
dood, en een grutaci bao? 05ab. ^mmerjï aig
gn ben wille des vleeseh balgt/ ban jijt gn be
ellenbigfre fïaaf ber fanben/ ja erger ban ben
Sathan, en \'t taa£ beter bat bie u ligljamelijft
öefat/ ban bat gn be lusten des vleeseh fnub
bolbjengen/ bie gn foo beftaaatlijft laten ftonb/
maar ïuft ïjebt om ben taille beg bleefclj te
bolgen/ en foo 31 jt gn een gefïagcn vyand ban
God, foo tael afê ban 11 ziele, JSom. 8. Coll.
5: ai. ït Öerte bebjiegt u/ en u ftaat i$ ellen*
big/ en u oo?beeI fal baar na te grooter toefen/
taanneer iiit gn nu bient fal u befcljuïbfger jijn/
en bie n nu pet lieffre jijn/ fullen ban u bnanben
gijn. Sa bat herte fal u felfê veroordeelen;
1 Sfloïj. 3:19. bat u nu gier foo beb?fegt,
eremael in Judas, bie rien/ ik hebbe verraden,
en vergoten onnosel bloed. <EMe gebagtcn fullen
u beul jijn/ en u beraojbeclen: ja in u frerben/
u dood jijn/ Som. 8:13.
<£p bolgt ben taille be£ bïcefepe^/ al£ gn u
ïjerte inbolgt/ en bat boa? goeb Beurt: beter
taajf p.et bat gp ptt niet inbolgbe/ en pet bao*
fer
-ocr page 501-
Doodet uwe leden,
440
fet agren ban be Duyvel, termijï gp epgenjiti\'
nigftepb in u ïaat pcerftften. <&oo gp petg laat/
of boeb/ om bat u fin té/ ban té \'t fonbe/ of
Ijet motft op Gods woord tuften/ en ban foub
gp in alle fonbtn geen fin ftebben/ en mag u
fin gocb/ ban foub gp alle goeb gaan boen/ en
onfrljulbig 3ijn megen£ be bpïeggenbe epgen»
ffnnigftepb: maar bie niet lijben mag bat jijn
perte ontbeftt metb/ bat té een guaat teefien:
05p bie foo geern fjoo^b gemeenê PreHikatien,
om u fin maar te nonnen boïgen/ o bat té
fcïfêïftftelijft/ en ftet ftaat fïegt met u. .rRaar gp
kinderen Gods, bie niet geruft jijn of u fin moet
boob 3ijn/ gp baïgt u fin niet/ Cö?ifhté geeft
uoo? u geleben/ en gp ijeBt gemeenschap met
pem: gp menfcljt bat\'er pmanb u perte ontbeftte/
en bat geopent jijnbe/ gp u fanben mogt fien/
om bie na te faten: Émmerg baar té niet meer
tegeng u fin/ até bat gp foo ligt ban be fonben
omringt en berruftt mo?b.
«tëeïijb be Bemelsche voorsigtigheyd in \'t gant«
ftfie Christelijke leven, feer naobig \\$f foa té be
voorsigtigheyd ber regtveerdigen fipfonber noabig
in be mortiiicatie: %\\è een 31CÏB al meet jijn fan*
ben/ enbe baopfiepb ban jijn perte/ foo té feer
noobig bat pp bieete op mat manier pp be son-
den doodeo moet: gelijft pet té niet ben Oorlog,
atëmen \'t gereebfepap al Beeft/ maar mebe men
tegen ben vyand faï aangaan/ foa moetmen
meten be tijd mannecr/ en op mat manier. Ccn
Cp?iften móet ooft meten be raijfe poe Ijp rao?ti*
fiteren faï/ en 3ijn fterte baaben/ en aaït 3ijn
babelijfte fonben: 31a bit moeten boen be be*
fteerbe/ en treffelijke in ben Lande, bie ban pet
Koning-
-ocr page 502-
die op Aarden zijn.                 441
Koninglijke Geslagte blaren/ be alberfieerlijfifte
ban ftaat/ öie fouben tegen {jaar finfonbere
fanben aangaan/ afé 33 fiefteert taaren: J§>itt
Jgatfi. 12:1a. tot {jet ennbe. <Efe be fienïigfte
jijti/ \'t 3P Leeraren, bie boo? be jteïen fo?gen/
Of Overheden, bie Jehova representeren, of anbere
bie beftecrt tao?ben/ fuïlen ban ooft ftermen
ober ftaat finfonbere fanben/ faa biel be fbiaftfte
Vrouwen, al£ frerfte Mannen, b?age roubic ober
fiare fonben. <Efen regt Christen ziele boob ^ijn
fonben in \'t gemeen/ en in \'t finfonber 3Jef. 30:22.
ÏPit ijs? boo? be Levitische Godsdienst afgefieelb/
afê jn moeften alle£ boo?foeften/ ofer ooft suur-
desem in \'t Huys taa£/ %tb. 12. Itëat tooube
bat feggen/ bat nöer Priester boo? fiem feïfff
offerde, en bat fin jijn fianb ïenbe op ijet fioofb
ban \'t Sêcefr/ alfj bat fin jijn fonben in \'t fin*
fonber moeft bieg nemen/ 1 Co?. 5:8. <§iet
JSefiem. 10:30. €fb. 10:11, 14. baar bebenfe
openbare belijdcnisse, foo moet gn ooft boen/
en u fonben in \'t fipfonber booben/ bolgeng
\'t bioa?b 4pob$/ en bie frft?ijft ban be Wet der
zeden in fiaar/ en jn met fiare fianb/ ik ben des
Heeren geïijft een getrouw Soldaat, faï fin aan*
ballen a$ be Capiteyn fiem gefiieb/ en op een
goebe manier, fonbet unt jijn gelit te treben.
«êoo moet ooft nber troum geestelijk Soldaat
boen/ en ietten op be fonben in \'t finfonber/
bat fip niet gaa fiunten Gods woord.
©eele dooden niet fiaar aardsche leden, maat
toepen/ \'t i£ aïtemaaï betbaïïen in Polecy en
Kerk, fonbet ban fiaar felben te beginnen;
bie fiaar fonben niet ftennen in \'t finfonber/ nog
bie regt in anbere bieten te onberfcfiepben/ bie
be
-ocr page 503-
442                 Doodet uwe leden,
be fanben felfê niet onberfoelien/ nog ban anbere
nnberfogt brillen jjebfien/ maar teel bataten
in \'t gemeen fp?eent en p?cettt: <Pe Predikant
bie jjaar in \'t öpfonber aanfp?ceftt/ lafteren 39/
en feggen/ ÖP fou in jijn Bijbel en Caiichismus
olijben: fdjoon ton nog niet feggen\'t geen baar
in ftaat/ gelijn top moeften/ en gecnfint^ om
ftriïmcn ober u confcientic te balen/ nog om
onjf te öemaepen met u boen/ <6ab toeet beter/
onfe getitpgc i$ in be Jjoagte: <£p fegt/ batmen
oproer maant foo aan te bringen Dp \'t dooden
ber souden, in onfe aardsche leden: bw§ haatmen
bie paar bestrallen in de pootte, $ümnj* 5:10.
<§iet bat gp u ftanben moet t\'onberbjengen/
in \'t bpfanbcr/ a?cn. 6 :12. 3er. 7:18. ïioeftert
u bleeftjj/ en bolgt bat na/ in plaaté ban doo-
den, gn beüt °03 Gods Geest niet/ nog beef aan
Christus, en foo i$ al u Godsdienst bie gp uerrigt
maar beö?og en gebennftljepb/ tertoijl gp foo in
\'t gemeen blijft in u fanben/ en benfit bit fullen
0?ob£ toojn niet ober u ziel öjengen/ maar bie i$
en blijft wuul/ om bat gp be onrepne sonden baar
in ïjup^ueft. SJnbien gp u bpfonbere fanben niet
baob/ foo fal bte u boaben. 3fa bet gcoeurt
toel bat befc of bie bpfanbere fanben be on*
toebergeboajne een boabfjeeït in \'t fterte geben/
£>f. 50: ai.
*£ic in \'t bpfonber u fanben baab/ bat i$ een
tenen bat gp ben <ö>ee|t ber genabe ïjeBt. \'t <©aï
u ligt ballen/ taant gp beot Christus eu be vroo-
men bie U baar in Belpen/ en veel handen maken
ligt werk. <£p fult\'cr tael boa? nomen/ aï£ gp
be een fanbe boa;/ en b\'anbere na begint te
baobcn/ (ït. 3©agt u ban op anbere meeft te
fien/
-ocr page 504-
die op Aarden zijn.                 AAS
fien/ .ïfêattft. 7:3. <§oo bat get u belet op u
felfg te fien. belooft De naabfaftelijnpepb 80e
gp en anbere kleyn of groot, rijft nf arm/ <ïïüan
of ï^outa/ u nnfanbere bacfem-fanben matt
booben: God tail bit toerften in be minfte ban
jijn kinderen, en fiet blijftt öan unt paar toer*
ftcn: oDnberfoeftt bc öirptr ban u bcrbo?bent*
penb/ En naar toe bagelijft£ u ranfrientfe: gaat
bifttail£ ön be bjaomen/ en fpteent baar beeï
ban be berbo^bentftenb/ op bat 3p u bie keren
uptroenen: <<§ict of gp aan be felbe fonbe niet
baft 3ijt/ bic gu in anbere niet ftonb berb?agen:
<&ugt tot ben ï|eete/ bat ftn u bie in \'tbpfon*
bcr rail openbaren: (©effent u in Gods woord te
lefen/ en Ijooren/ en om boa? Gods Geest gelepb
te to02bcn in alle waarheyd, ban f uit gp heer-
lijke vrugten boo^tojengeri/ bie <#ob in Cgjifto
aangenaam 3ijn/ en u beftceringe Inaarbig.
<£n gp kinderen Gods bie nog onlange be
Uondzegels, in \'t H. Avondmaal gebrunftt ftebt/
wat sullen wy den Heere vergelden, voor soo groo-
ten weldaad? hierom moet nu dankoffer toefen/
in spijs of slagtoffer. 1. 3|n lof-offer, nu moet
gp niet fao fecr treuren/ alg fingen/ toeeft nu
blijde in den Heere, $f. 106:12, ^ïjil. 4:4»
lmmer£ bic dank-offert fal God ecren/ $f. 50.
2. <#eeft nu milbe gaven aan ben armen/ ja gp
moet u felben met 3iel en ligljaam Gode opoffe-
ren, tot een heylige, Gode welbehagelijke Offer-
hande, lïom. 12. (3Ten anberen moet gn ben
ï^eere slagtofferen toebrengen/ in u fclfê te boa*
ben/ en u ïjertc Gode op te offeren, met een
verslagen herte.
(Cot onberrigtinge ban anbere/ bienb getoeten
bat\'er
-ocr page 505-
444                 Doodet uwe leden,
bat\'er i$ traeeberlep baïfefie mortificatie, aïfmen
meent met mat te boen/ bat Ijet ban taeï #/
of batmen benfit alfmen be ftertgftngten fan fie*
bmingt/ bat ijet ban al regt/ en mei genoeg
geboab ip; Och neen, maar gp moet aardsche
leden dooden, anber$ boob gp niet regt,\' mant
urnen ouden mensen blijft lebenöig/ u bpanb leeft
nog/ al u ïjanb af/ in u anbere leben.
ïtëp moeften alle bagen be fonbelijfthepb in
be gantftfie 3*eïe booben/ \'t melft gn belooft, ïjefit/
boen gp bet brood en ben drinkbeker aan nam/
gefit gn aangenomen bat gn be eerfte fonbige
fiemeginge/ in ntoe aardsche leden foiib gaan
dooden; pet $ anberg maar gebepnftpenb/ en
ïjet Avondmaal foube u nog grooter Ijuprftelaar
maften/ foo gn u niet boobet: HDant baar ficfit
gn gefmoren tegen unie fonben/ en bleefcftclijfie
Begeerten aan te gaan; Hmmerg baar onber legt
een vloek, maar aan gn deel firijgt/ al? gp te
fonbe niet boob: meelt ban niet troumloo? tegeng
uïd yesworen Eed, onber belofte bat gp be sonde
foub dooden. <£ob ftceft u baar toe tjulpe fie>
ïooft/ afij pp u in \'t Avondmaal berggeit fteeft/
en gefegt/ bat fip ooft u (Jod soud zijn, en al
mat pp beeft/ u tot bien epnbe geben foube/
^eut. 30:6. ïïom. 8:32. Wie fou ban met
fulften Upiteyn niet millen ten Oorlog gaan? Ha
gp jijt eü\'ectivelijk in \'t Nagtmaal gefterftt tot
befe modificatie/ toanneer gp niet alleen \'t brood
des lleercn maar \'t brood den Ileere ftefit ont*
fangen/ ïtom. 6:5. 3fop. 11:6.
3£>oob ban u herte, en gp boob be Dogier met
be Moeder, be Erfsonden en be Dadelijke sonden.
Wanneer gp in u ^of Ijet onftrupt fioben af*
fnijt/
-ocr page 506-
die op Aarden zijn.                   445
fnijt/ ban fal Ijet taeber optoaffen/ maar taan»
neer gn be
wortel mebe uut treSt/ tan fal \'t niet
taeer te boojfcöfjn fiomen. 3fa get fal u beel
geruftftenb baten/ aï£ gn be fanbe ïjebt untge*
roept; tertaijl tan baar tegeng toojftelen/ i$l
\'t boa? \'t blccftïj taat ftaaar en Bang./ \'t toeïft
niet Bomt ban \'t mo?tificeren/ maar ban be
fanben/ nogtan£ i£ \'t een mibbel om u geruft
te maften. »Die een purgatie ingenomen geeft/
tacrb baar boo? tael beroerb en benautat/ maar
baar na fal \'t fiem gefonber en beter maften:
<&no ig \'t ooft met be berb?fjbing ber fanben;
in \'t reeft mag sp u taat benautat ballen/ maar
baar na iffc taeer boa? uta jiel te Ijcpïfamer:
maar bit i£ een berborgentfiepb ban
Gods Koning-
rijk, 3^>f. 131. ïi^et sterven ban ben ouden mensen,
i$ pet leven ban Christus in u/ baar ijet leven
ban ben ouden mensen, ijö ïjet sterven ban Christus
in u/ ofaï. 2:20. 3fêie nu taiï bat C9?iftu£ in
ftem leeft/ bie
doode ben ouden mensche, op bat
gn met $>aulu£ feggen maogt/
ik ben met Chris-
tus gekruyst, en ik leve, ja Christus leeft in my.
39ic nog onbefieert jijn/ moeten taeg boen ftun
ïaffe inbeeïbing/ alffe benften faub ift bit/ af bat/
niet ftonnen laten/ bat fou taonber 3ijn/ eben
foo
ïojS en bom/ offe unt öet Pausdom guamen/
baar nogtang ftaat Ier. 13:23.
Kan ook een
Moorman zijn huyd veranderen, of een Luypaart
zijn vlekken, soo weynig kan gy goed doen, die
geleert heeft quaat te doen. &00? onfe natuur
i£ ïjet onmogeïfjft/ maar in C8?fftu£ i£ ijet
mogefijft/ en in Jjcrn balt ijet ong ligt; ban jijn
top meer a$ obertoinnaar^/ boo? ftem bie on£
ftragt geeft/ foo bat ton aïleg bermogen. ï£an>
ijoopt
-ocr page 507-
446                 Doodet uwe leden,
ïjoopt nopt/ nog benfit/ fft faï bog tdt befe
mortificatienietftomen/fiet$boo?mponmageïfjfi/
$U 73\' Ï3\' ^aï« 3J i- benfit foa niet/ taant be
ïjeere tg met u/ en be bloeft ban be fanbe i£
toeg/ CpÖ- 3ti7^ Christus woond door het ge-
love in uwe herte.
benfit niet bat be fipfonbere oo?faaft ban u
fioo£ perte/ fiomt ban <$ob/ of ban ben ,-éatftan/
of ban goöloofe .ïtëenfcften/ o neen, maar benfit
bat u berberf i£ upt u felben; pebt een nnber»
foenelijften lja.it tegen? u boop perte meet ban
tegeng eenige babelijfic fonbe/ toaat ban gp de
gtaotfte meeft moet baten/ foa tael ah* u arg*
liftig/ berfteert/ boog/ $!tpefftig/ fonöig perte.
3£eeft bet peele Capittel, ïtom. 7. «Saat aan
tegen be eerfre betaegingen/ en \'t toocben ban
u bert/ ahj pet ouftomt om te fonbigen: ja
tegen be begeerlijfte betaegingen/ toelfie nog nirt
3tjn met toeftcmminge ban be taille/ taant anberé
fou pet bleefrft taeber toenemen en fterfter tao?=
ben. 25etaaarb Gods woord in u perte/ foo
tael itc$ Wets ahj ban \'t Evangelium, met upt*
ftgietenbe fugttngen/ en aiïeen-fp?afte utaer jiele:
Mijn herte, gy zijt het dat mijn verdoenielijk maakt
en veroordeeld, p;cb. 12:13. «iUtlaat fepoon gp
met u fonben <Clj:iftu£ boo?ftefien pebt/ foo
geeft pp nogtang in \'t Evangelium belooft mijn
herte te suyveren; <J5ob fegt/ o Israël u verderf
is uyt u, maar in my is uwe hulpe, 5JOf. 1359.
<£?ijpt aan be ftragt ban Christus bloedige dood:
3|efujé bloeb faï u stele ooo?fi?uppen/ foo bat
baar boo? utoe intaenbige betaegingen fufien
geboob too?ben/ en gp geen fonbe ban u Ijerte
meer fult bannen berb?agen; boob be fonbe al
toterbfe
-ocr page 508-
die op Aarden zijn.                 htö
taierbfe nog lebenbigcr. <Cen SSeeft a$ ïjet boelb
ben baobfteeft/ ban fpartclt pet/ foo gaat pet
ooft met u bie gemcynsehap met Christus Xyibt/
en bie be sonde tegt" dood, gp fult piet na eeng
ftomen baar al u ftrijben fai oppouben/ en een
epnbe nemen.
T>e siclc bie nu baa:ncmcnó is paar fanben
tegen te gaan/ bie moet be boo?figtigpepb
geö?pften bat pp 3ijn berbojbentpeben eetft
bonbe/ bie pem raeeft nabp/ en in be toeg leg*
gen. 4J9en fiet in be Oorlogen bat baat ben
vyand pet fietfiftc ig; batfe baat eetft aanbalïen/
en bie be naaftc i$) gaatmen meeft tegen/ foo
moeten tap oaït boen tegen be fonben/ bit on^
pet naafte 3ijn/ en meeft omfingelcn/ baat
moeten tap eer ft tegen gaan/ balgen^ $eb. 12:1.
Laat ons alleggen alle last, en de sonde die ons
ligtelijk omringt; en bie onj> meeft betpinbeten
in ben loop ber godsaligheyd, be fonbe bie tap
ïjet ligfte agten/ en bie on£ pet ligfte omtin*
gen/ bit moeten tap afleggen/ al§ een oub/
bupï/ betflete ftïeeb; of be gelijkenis ió ban be
lange fcleeberen/ bie onj? om be beenen gangen/
en in be teeg 3ijn/ foo moetmep. afleggen be
fonben/ toaat toe tap meeft genegen jijn/ en
beel orcafie toe pebben/ alffe on£ bagelijft^
boojftomen/ en on£ tot ftrupneiblofiften 3ijn/
om ober te ballen: bie fonbe baar ons natuur
meeft toe genegen i$/ onfe lieffte boesem-sonde,
\'t 3p ïjobaarbp/ gierigpepb/ toelïufr/ onrtpnig*
pepb/ bie onber temptatie !#/ en fepijnt ber*
laten te 3Ün/ \\$ wanhoop ongeloof/ en moebe*
longpepb: <£en betfefiert menftp/ Bomt tael tot
sorgeloosheyd, een arm menftp tot verdrietelijk-
heyd,
-ocr page 509-
448
Doodet uwe leden,
heyd, en foo \'t met pber een/ in taat fraai
ïjp i$/ elft Reeft jijn aanleggenbe fanben/ biemen
moet booben; <6ob bermaanbe be Israëliten bie
in \'t Land Canaan fouben ftotnen/ batfe fig niet
moeften berninben met be Heydenen, maar ixit
berbannen/ ^eut. 7:12. <Pie vyand bie pet
meefte quaat boeb/ moetmen eerft en mecft
tegen gaan/ en \'t flimfie onkruyt meeft en eerft
met toojtel en al uptroepen/ om bat pet meefl
üaojtloont/ en \'t goede kruyt berftiftt. SfmmcriE
gp baïb meeft in bie fonbe baar u natuur meefl:
toe genegen i§. <6p fegt/ ik wilde wel. maar
ik kan niet, bug boeb gp aU? bc ftinberen/ bie
fcggen/ ik kan niet, en mepnen/ ik wil niet: <§oo
gp u fanben boo? «Pabji <#eefl met ftragt aan*
grijpt omfe te booben/ pet fal niet b?ugte!oo$
3ijn: ï|eut gp\'er tegen gcarüepb/ Ijet ftan niet
ftftaben/ taant be firagt ber godsaligheyd befraat
foo feer niet in \'t obertainnèn/ ban in pet ftrij*
ben; taeeft gebulbig/ u ar&epb fal niet pbel toefen,
^up^befl geen fonbe bie gp niet taiïb aangc*
raafit fiefifien/ maar bie gp ertufeert en boa?*
fp^eeftt; bat i£ u aanïcggenbe fonbe: beragt be
aarb^gefintpepb/ en öctninb bc beugt: taeeft uaaj*
figtig om alle gelegentpepb tot fonben te mijben:
berbfnb u met Belofte tegenjS be fonben/ en ftelb
bpfonbere vasten-dagen in Otn U aardsche leden te
öeter te dooden, taant bat geslagte baart niet upt/
ban boa? vasten en bidden, ïtëanbelb geburig in
Gods tegenwoordigheyd, geïiift Ilenocli met <£ob:
3Caat <Cfi?ifru|? in u leben. benfit <£ob fiet alleg
taat gp boeb/ en immer£ uertnoogt gp niet tae*
gcn£ Gods Hoogheyd foo groaten quaat te boen/
en tegen$ God te sondigen, foo fnjaft en beeb .!o-
-ocr page 510-
die op Aarden zijn.                  449
seph, en Noach taanbelenbe met 43ob/ tn aï£
Abraham boo?
Gods aangesigte in flpregtigpepb
ban bun $iele/ geïtjft
Hiskia bebe bat goed taas?
in be
oogen des Heeren: €n aUj Ch;?iftm? fao in
u jiele leeft/ ban faï bie epgenffnnigpepb baar upt
jijn/ en gp frïfciftften bao? be aangeborene fonben/
u fao epgen/ batfe aï£
aardsche leden u aanftïe*
ben: 3£e gemepnfcbap met <tëob faï u ftcrfite ge*
ben/ taant
elk regtveerdige is moedig als een jon-
ge Leeuw; taeftt bageïtjfti u geloof op/ ban fult
gn nonnen aangaan tegené u bagelijftftge fan*
ben/ taelfie ftïjuïbcn gp faeftt boïbaan te ftrijgcn/
u fonben bergeben/ en fao be
verlossinge, na
.lesus bloed, be vergevinge ban u misdaden, na
ben
rijkdom ban Gods genade. 3£at gunne u/
en mp/
God Vader, Soon, en H. Geest; bie toe*
ftomt alle
lof, prijs, eer, en heerlijkheyd, in jijn
Gemeynte, ban nu tot inbet eeutaigljtnb/Amen.
1
1
\'
.
.
1
1
.
. 1
. !
.
.
.
\'
\'" \' . •
.
i
.
29                                   I\' R E-
-ocr page 511-
PREDIKATIE
VAN
Do. LODESTEYN,
den 24 Maart 1676. Tot Utrecht gepredikt, over
de schoone Text,
Cant. 2:4. Hy voerd my in het Wijnhuys, en de
liefde is de Baniere over my.
Het Raadsel bat Simpson op 3ijn Bruyloft
boo?fteIbe/ spijse ging uyt van den eeter, en
soetigheyd van den sterken, ftonben 3ijn medge-
sellen niet tanen/ om nat Ijet tegenftrijbig fdjeen.
3Da nat Raadsel toaj? ten schaduw En afbeelbinge
ban ÜE genade, hit boo? Jjet lijden Jesu, boo?
be gelovige ig toegefijagt: ©an bic bitterheyd,
Somt fjet soete, ban bat roet en bie galle, Borat
be mare vreugde, en Ijet contentement ban be
ziele, ^oe be fmerte ban Ijet bitter lijden Christi,
ïjaogcr ging/ ïjoc be soeiigheyd baar ban groo*
ter t§/ om be ïjerten ber gelovigen te berguffcfien/
berfrerïten/ en verheerlijken. Ü3en moet nu alle
gebagten ban Hoogtijden meg boen: baar nj nu
geen paasschen onber be Christenen, en bie bit feg*
gen/ fp?efien gualijft: Christus hj on£ Paasschen,
i Co?. 5:7. 3fên moeten on£ nu met be saak felfê
contenteren: be Feesien, bat maar schaduwen taa»
ren ber toekomende goederen, gijn nu afgeftïjaft/
Col. 2:16, 17. <Ö>aï, 4: io. <0 bat Jesus u dronken
maanten ban ben wijn fijner genade, en woonde
in urne herten: maar ombat be menfdjen alle
bie
-ocr page 512-
Lodesteyns Predikatie, over Cant. 2 : k. 451
bte gebagten ban Feesten in ben fin namen/ faa
San ift merften bat Christus baar niet en f$;
get een moet get anbet boen mijtten; een Feest
Christen, i£ geen regt Christen. %$ 31efu£ <Cg?if#
tug be kragt en sterkte ban utae ziele, baar mee
3t|n ban be Feesten taeg/ en al be schaduwen
firijgen be fcljop.
«maaar om tot be saak te Samen; be H. Geest
boerbe gier be Bruyd ban £g?iftu$ tn/ fp?eftenbe
ban Jesus garen Bruydegom, en 33 betgaaïb
gier ban gem/ twee heerlijke effecten, ^et ge*
geele Hooglied t£ gemaaftt met fao een taijfe
ban spreken, maar boa? men ban liggameïijfte
bjeugbe/ liefbe/ en taelbaben/ bie be menfeften
malftanberen fietatjfen/ beftgjijft be geestelijke
genade ban Cg?iftu£/ aan jijn Bruyd, en ban
ooft be liefde bie be Bruyd aan hem untfenb/ in
bergelijfttng ban twee bie malftanberen lief
geöfien.
«De Bruyd bergaalb in anfen Text, befe twee
weldaden:
i. 3Pe vervrolijking bte Jesus gaar aanboeb/ en
\'t geen baar mee bergefelfcgaot gaat. Hy voerd
ray in het Wijnhuys.
2, <$e bedekkinge, overschaduwinge, en afson-
deringe bie gn maaftt ban alle bie bunten flaan.
Sijn liefde is de Baniere over mijn.
i. <3>n fp?ee«t ban een Wijnhuys, en 33 fegt
bat Jesus gaar baar in voerde: €en Wijnhuys,
bat ftan tweesints genomen taojben/ of boa?
ben wijnkelder, baar be wijn betoaarb too?b;of
boa? een Huys, baar men wijn drinkt en geniet;
mant baar ober verheerlijkt be Bruyd Jesus, bat
gn gaar ban 3tjn wijn in fcgonft/ gelijft een Huys
29\'                            ber
-ocr page 513-
452                Lodesteyns Predikatie,
ber maaltijd, §9?eb. 7:2. is een Huys baarmcn
maaïtijb ïjoub; foa pier ten Huys\'
des wijns,
baarmen toijn b?inftt.
<$c wijn i£ ïicffciijft en aangenaam/ boa? bic
bc felbcn nonnen
beproeven: dommige manen
baar niet beel toerfté ban/ ju nonnen bc
deugt-
saamheyd niet p?ocbcn/ bie baar in té. <^ie
gaar fèlben baar mebc beberben/ boen feer qua*
lijft: maar bic jijn
kragt berfraat/ en ïjem matig
geb?upftt/ boo? bic en i£ \'t niet guaat. <£n om
bat ben
wijn p?incipaal verheugt, foo too?b een
maaltijd baar tori alïeen ban bcnaamt/ atö Cfrper
5:6. de
maaltijd des wijns, toaar in ju ben Ko-
ning ban paren wijn fou te b?inften geben.
»Êefen wijn bcteftent niet anberë/ al£ be genade
Gods, aan bc ziele, in foo berrc ï^n bie verquikt,
versterkt, vervrolijkt, troost, en genoegen geeft/
torifte
effecten in be applicatie fuïlen uptgeb?epb
too?bcn. <Pat ?p fulfie berfrfjepbene taerften boeb/
fiet 1 Co?. 1. ber£ 3, 4. 5. 3p
vertroosten, en
boeb be ftoarigïjcben bergeten; jp verblijd, |£f.
43 :4- $P« 4 * 4«
«JDu fuïlen top ficn poe bat gefcfiieb; men
moet meten bat be
genade boo? Christi dood ber*
bienb/ aan fiet
berte gebragt too?b/ boo? ver-
liglinge ban Gods Geest, bie ben menscli boeb
fien be
waarbeden bic in pet woord jfjn; <&p
geeft verligtende oogen des verstands, Cpp. 1: 17.
mant al on£ puaat beftaat in bupfrerniffe
; urn
bat ben mensen i$
verduyslerl in pet verstand,
baarom i<* pp vervreemt van bet leven Gods, Cpp.
4
:18. <®cp bat tap maar ficn ftonben/ (Je. Cn
ïjaeben top tocï boo? tmé en anbere pct£ anber#
te bibben/ ban om bc verligtinge, en baarom
too?b
-ocr page 514-
over Cant. "2:6.
453
taa:ö ooft bat als öc p?inripaalfte no?faaft ban
Chrisli komste, in [jet woord boojgefrelb. Ik ben
het ligt der wereld, fegt £}n felber/ SJaft. 15,
typ i$ geftamen om an£ ben Vader te berfilaren/
%0% 1:18. Niemand kend den Vader, ban den
Soone, en die het den Soone wil openbaren. ^Et
ig ban bat ben menfclje God leerd kennen, tn
ne waarheden in [jet woord gcopenbaart.
«iBeemt ga nu Fjet Wijnhuys boa? öe wijnkelder,
faa ÏEggEn baat in boigen^ be Schrift, al be be-
lotten in betaaarfjepb en opgcfïoten: maar of gn
al in be wijnkelder jijt/ En men fegt u/ in dat vat
is sulken wijn, en in bat fulfte/ en gn proeft hem
niet/ mat nutügljenb gEEft bat? M>aa fonber be
Geest uj fret woord niEt pjofijtelijft/ maat EEn
doode letter, 2 €0?. 3 :6. %}Zt regtE Wynhuys
baar be maaltijd ces wijns getjouben too?b/ i$
be genade ban ben Geest, baar booj fjn ben
menfeïje boeb proeven be wijn in ben wijnkelder,
aUj lm tjem boeb ficn be waarheyd in ïjet woord
gEOpenuaarb/ en laat smaken bat bE Heere goed is.
43a bat nu be geopenbaatbc waarheden ber*
frtjenben 3ijn/ baar na h* ooft be werkinge ber*
fEfjepben; foo bat ligt boeb fien Gods regtveerdig-
heyd, ban toerb be ziele verbaast, berflagen/En
finïtt nEbsr/ En taerb al£ befperaat/ foo baar
niet 6p getoonb toerb bE voldoeninge Christi in
IjEt woord geopennaarb/ bnlgeng be dierbare
beloften bie gaar geschonken 3ijn : <Pat ligt/ Gods
goedheyd fienbe/ foo boeb ïjet on£ $cm lief
ïjeböen/ en Gods Algenoegsaarnheyd, boeb onj?
in Ijem rusten, en alle anberc bingen bergeten/
ïjem bertoonenbe al£ den God der blijdschap
onser verheuginge, Jpf. 43:4. foo too?bcn tan
\\er-
-ocr page 515-
454               Lodesteyns Predikatie.
verblijd. <©u£ gaat fjet ober aïïe engenfrljanpen
en waarheden Gods, bic wijn ijr ban tic verlig-
tinge boa? ben Geest in an£/ faa berre 35 orig
bic berfterftenbe/ bcrqufftiienbe/ en cantenterenbe
eygenschappen Gods en waarheden, in ïjet woord
taant/ en aan be ziele b?engt.
3jn anbere faften bietb bit ligt mebe gefien/ ong
ooft bertoonenbe bc Wet, en tia bat ban bie ber*
fcfjenbene materie i§/ baat na f£ men ban vrolijk
en singende. <§omtijb$ ii bit ligt aan ben pligt
Icetcnbe; bat niet en frrïjb/ taant ïjet toetb baat
na bc stoil\'e ban be vreugde, en baar ban baan faa
Somt ïjet batmen fomtijbfJmeet en minber vrolijk
ij?. Utëant ïjet belieft <J3ob bic verquikkende cygen-
schappen meer en minber te laten fien/ en ahji
ïjem niet en belieft bat be ziele bie fiet/ faa
fenb ïjn a\\i tegen$ Jpauïu*?/ mijn genade is u
genoeg: ïjet i£ genoeg Pauius bat gn fict/ en
boa? ben gelove leeft. <Pefen wijn i£ ban be
openbaringe ban fulfte beloften, taelbaben/ en
eygenschappen Gods al|? bequaam 3ijn/ om be
ziele te bcrbjoïijfien/ en bal blijdschap te
manen.
33u feib be Bruyd ban bit Wijnhuys, bat Jesus
gaar baar invoerd, bat \\$/ Hy doed my daar
ingaan, Hy vat my by de hand, en leyd my daar
in. ïf et \\$ aanmetftelijft/ batfe niet \'en fegt/ Hy
noodigt mijn, gclijft gn fao bacb/ JUSattlj. 11,
en $?ob. 9:1, a. of ïjp boeb be wijnkelder open.
Hy mag lijden dat ik daar inga; en nog uj \'t
niet genoeg/ maar hy voerd my in zijn Wijnhuys:
toaa? tint tap aanmerfien bat Jesus afê Qn ben
mensch in jijn Koningrijk b?cngt/ ïjem niet alleen
nabigt/ maar Rragtiglijft obetïjaaïb en ober*
ttent/
-ocr page 516-
over Cant. 2 : 4.
455
tteftt/ taant ton 3tjn dood, en of ftp al duysend-
maal noodigde, taat fau pet peïpen al£ tap geen
leven in on£ pabben? taant sl§ tap nu al gena-
de pe&uen ontfangen/ foo peöüen top ban ong
fclben nog geen
kragt om bat ligt in taetftfaam*
ïjepb te ö?engen: bat\'g enftel ban oen ^eere/
pp moet in on£
werken bepbe pet willen en wer-
ken na 3ijn welbehagen.
$an 3Jepoba af te Ijangen ijf üe Kuste, boo?*
gebeelb öoo? Oen
Sabbath ban |jet 0. Testament,
boo? foo bette al$ öie Ceremonieel taa£/ Oat tap
Gods Geest in on£ taetnen laten/ en fugten na
ben
Hemel. <ü>p meent/ en fegt/ ik sal my eens
gaan verlustigen en vervrolijken: maat fuïftjSr upt
on£ epgen pette boojtnonienbe/ beugt niet: i©p
moeten toagten op be
roeringe ban ben Geest,
geïijft be kranke op be toetinge be£ waters te
Bethesda, 3jaïj. 5:3. €n ah* be ïiettte Mitfya
7:7. Ik
sal uytsien na den Heere, en wagten op
de God mijnes heyls. iéaa\'ct nu 3ijn bit bat
niet berftaanbe/ bctagten/ in fo?gefao$penb bal*
ïen/ benftenbe
ik kan daar niet toe doen, Ml
daarom soo laat ik het altemaal staan: faobanigc
taajben te rugge gebjeben/ boa? be ïeete bet
genade/ en fulfte jijnbet bcelen. .jftSaat Gods
kinderen fuïlen boen taat jp nonnen/ be middelen
gefi?up«en/ be handen uptfteften/ en be oogen
na ben ^emeï flaan.
^e natuut ban Gods genade boo? Christi lijden
berbienb/ ig bat sp \'t geene bocb aan be ziele,
\'t taeln ben wijn boeb aan pet lighaam. 3Pit fuï*
ïen ton nu met toennig petten öebcftigen: gp
fuït geloof ift/ niet beel
Schriftuur plaatsen epf*
fcpen/ tot öebeftiging ban befe fane/ taant gp
binb
-ocr page 517-
456               Lodesteyns Predikatie,
binb tiie (eet beel in fiet woord, ahj fiet genaamt
fcierb ten vette maaltijd, baar men gesuyverde
wijn b?infit: %t Sacrament bEjS Avondmaals i£
baar ban genomen/ foa bat fiet een SCbonbmaal
en Bruyloit tao?b genaamt/ 3Cpoc. 19:9. .üfëattfi.
22. #f. 23:3, 4. 3Cef. 25:6, 7. fioe nragtig
bat betointfel fal ineg jijn/ ahj SïefujS bie wijn
fal infehenften/ en 3tjn gunst genoten bjonften
manen in wellusten, Cant. 5:1. $f. 36. fp
mn?ben dronken, fpf. 65. 3» too^ben versadigt,
en £pft. 5 i 18. bat $ fan be taijfe ban fpreften
in be Schrifture, en ijl on$ genoegfaam tot
oetoité/ <&.
J^et h! geen weldaad of kragt bie unt be natuur
ban be wijn bloeut batfe dronken maaftt; maar
bat ftomt ban be berbo?bentftenb be£ menfefien.
T&z wijn fieeft be ftragt ban be heumeuren op te
mennen/ en levendig te manen/ maar be menseh
boelenbe bat be wijn fielpt tot versterkinge ban
3ijn lighaam, bie neemt lange fioe meerber/ tot
be sinnen gelurbeerl too,:ben: maar bit nan in
het geestelijke niet 3tjn/ fioe men meer inneemt/
fioe men ahj fot/ bui/ uutfinnig/ en rafenbe bp
be wereld geagt tao^b: maar ah) men tot Paulus
fepbe/ gy raast, mogt fin feggen/ ben ik uyt-
sinnig, ik ben het Gode.
<0 toat hebben Gods kinderen al inJesusenin
\'t Genade-\\\'erbond: Stbam taa£ UHt be Genade
herballen/ fin Ijab bc sprink-ader berlaten en fin
ging na 3ijn felben: al be ftragten fiem ban #ub
gegeben/ ïnenben fip tot fïg felben: foa batix
nu be wereld ooft/ alffe na eer, staat, en rijkdom
bojjten/ maar baar u? geen heyl in/ en Ijet ftan
niet versadigen, 3Qef. 55:1, 2. $Crme menfefien/
baar
-ocr page 518-
457
over Cant. 2: i.
baat \\§ niet£ in; ffet bog toaar toe .lesus u
roept/ alg lleyland op be aarbe/ tot befe wijn
Oer genaden, öie aan be ziele boeb/ al taat
lighamelijke wijn aan Ijet lighaam boeb; \'t taeltt
top boïgen£ <£ob3 taoo?b fulfen tonnen.
i. 43p toeet al£ be menfetje Permoept i£/ toat
taerputftmng Ijem be wijn toePoegt/ alffe be afge*
matte leden Jjerftelb. 5Uï< be Soldaten gemarcheert
ïjebfien in be Sonne, ftennenfc boo? een totpnig
brandewijn toeet jjerftelb too?ben/ en ïjaar ft?ag*
ten taebcr «rijgen/ foo bertmiftt befe genade, oW
be Sonne ban Gods Toorn frlpjnt ober jijn kinde-
ren, en öie genade i$ Ïjaar genoeg/alffe proeven
en smaken bat be Heere goed is, |?f. 34:9. Gena-
dig en bermhertig, Crab. 34:6. bat i$ be ziels
verademing, een wolke be$ daags, en een hutte
tegen be hitte, %tl 4:5, 6. bu$ ftomt\'er verquik-
kinge boa? be wijn, in be herte en ziele ban be
ware gelovigen, toianneer be Geest bc oogen openb/
om be Goddelijke beloften en waarheden te fien,
a. <$e wijn nan geen eenige gesondheyd toe*
öjengen/ baar i$ een genesende kragt in/ en
toojb baarom geö?unftt in be Medicijnen. !>efe
genadewijn geneeft be ziele, baar <£ob f tg sla ar
aan bertaont/.en baarom too?b Christus be
Medicijn meester der zielen genaamt/ betaijl ï|p
onfe pualen en «ranftljeben geneeft/ al£ öp 3ijn
wijn infehenftt. <© puamer maar een straaltje
ban bat hgt in be ziele, ban fou nijt/ ftaat/
too?n/ Ijobaarbp en alïe rpialen berbjijben/ ja
een druppel ban bie wijn, fou u genefen ban
al utac geö?efien.
3. $5aar is in be wijn een vervrolijkende kragt,
foo berre men gent toel geb?upfit/^f. 104:15.
niet
-ocr page 519-
458               Lodesteyns Predikatie,
niet gelijft men nu fegt/ bat pmanb taat verheugt
t$/ al£ ïjp foo beel Ijeeft bat jijn hooft ligt i$/
tn gp pa£ nog fian drinken, .©een/ maar bat;
men taat neemt tot fterftcllinge ban be Geesten,
bie boo? maepten en arbepb in be£ Heeren werk
afgeflooft jijn: S/aten 3pfc mi$b?upnen bie tafl*
len/ maat nu be taare vreugde i$ in befen wijn
gelegen/ foo maant bie oogen salve ong fienbe/
op bat ton pem jannen/ 2tpot. 3:18. en J£f.
43 : 3, 4. U iigt en waarheyd, datse my brengen
tot uwen Heyligen weg. <èu£ taojb fret herte
verwydet, om te loopen ben weg ban Gods Ge-
boden, |?f. 119:32. Cn be blijdschap bc£ Heeren
igjf tjate sterkte, ,Ji5eïj. 8:11. be taare vreugde
i$ ban baat in gelegen/ bat <£ob u befen wijn
inftöenftt/ en belieft bat water des levens te
bannen te gebcn/ op bat Ijet in u taerbe een
fonteyne van wateren, springende tot in\'t eeuwige
leven.
4. *£e wijn maant dronken en uptfinnig/ bat
i$ bunten \\}tt goede, en bat fiomt bp taebal
boo? be onmatigljepb tn oberbabigljepb beg
menfcfjen/ taant bat tap bolmaant taaren/ tap
fouacn bie met goebe teugen b?innen/ fonber
ani nabeelig te jijn; maar nu tap onbolmaafit
3ijn/ en bat becle bie mi#b?upnen/ foo nemen
be vrooinuu be wijn wel maar met fclj?oam/ toe*
tenbe batfe Qaar vyand iê/ boa? foo beeï ;p
dronken maant; en moet Ijet ennelijn maar boen
op goede gronden, Op bat ïjet bienc tot verquik-
kinge en Ijerftelling ban be berbloge gccften/ en
versterking ber swakke kragten. M9aar gier ban
befen wijn, maant <6ob ben mcnftïi fomtijb^ foo
bjonnen en bol/ bat be Man fig niet en nan regt
houden,
-ocr page 520-
over Cant. 2: 4.
459
houden, en ban gaat get met bit/ a$ met Een
dronkaard, in be bolgenbe obereenftomfren.
i. 3£e dronkenschap boeb be mcnftg vergeten
alle swarigheden, taaarom be Godloosen mei gaan
bjinfien/ om gun rampfpoebcn te berfetten/ en
betgeten; of 3p boen get om be ftnagenbe conseientie
geruft te ftelïen: Maat befen wijn i£ een heylig
mensch grootcr gocb/ ban gem alle anbere bin*
gen ijttaat 3im/ 2 <Coj. 1:3, 4. (Gelooft zy de
God, &c.) gp meet nautoeïijft^ doe gp <6ob hoe*
men fal/ ja gp i£ be God der blijdschap harer
verheuginge, $f. 43:4. be geele merelb miftte
op gaar/ omfe te flaan en ftgieten/ maar
alle banben en eïenben bergatcn 3p/ ahj dronke
menschen, bie baar nfeté afmeten/ en bat i$
Ijaren eenigen troost in leven en sterven, al£ be
bjoefgepb groot/ en be elcnbe op \'t googft if/
metenbe bat Christus i£ gaar leven, en sterven
gewin.
2.  ®e dronkenschap maaftt be menfeg manber
vrolijk te jijn in 3ijn inbcelbinge/ baar té foo een
antroeringe ban bt gerfencn/ en al geeft gp geen
ftupber in be meerelb/ gp meent biftmifê feer rijk
te 3ijn. <©e Godsalige 3tjn OOK rijk in Gode, %üt.
12:21. rijk in goede werken, 1 (Cim. 6:18. 3p
merften God aan auj garen God en Vader, bie
gaar gelpt en bpftaat. <&p ficn gaar feïben
metgesellen ban be Engelen, en Erfgenamen Gods;
en ift meet niet mat 3P gaar al inbeeïben/ goe*
mei op een goeden grond, mant 3p fien get in
Gods woord, 1 Co?. 3 : 22, 23.
3.  <$e dronkenschap bie boeb gaar aïle dingen
bie bupten gaar 3ijn beragten/ a\\$ be mijn gaar
fat en bul maant; maat elft regtveerdige, bie ban
befen
-ocr page 521-
460                Lodesteyns Predikatie,
oefen geestelijken wijn b?onnen t£/ bte ijf moedig
als een jonge Leeuw, bag afê fatten geagt in te
nijgen ban be taerelb.
Paulns naemt be gantfege
leere des Evangeliums dwaasheid, i Co?. 1:21. om
öat bc
vroome ahi fot toojben/ boa? ben onna-
spreurelijken rijkdom Jesu Christi. Moses biefoube
keuse boen tufftgen Christus versmaatheyd, ber*
geienen met bie
kostelijke dingen baar ift nu ban
fpjeftc/ maar bte leggcnbe in be
weegschale, ober
be
Schatten ban Egiplen, fao toaeg Jesus smaat-
heyd beeï meer/ al£ al be Schatten van Egipten,
ïjeu. 11. 3©at bulliggenb en nnfinnfggenb taa£
bat/ fou be taerelb feggen/ fao $ \'t met be
gunfte/ eer/ en ftaten ber menftgen/ al£ een
annofcl
Christen mat ban bit wijn geb?onften
geeft/ bat geeft gent foo bebangen/ bat Ijn gecnen
loopt na be
grooten, en 3enb gaar fouten ronb
unt. 3$ bit geen fot/ en bulleman^ toern/ fig
faa unt Ijaar
gunst te ftooten? 32e Politiken
met gare totjggcnb fouben get beter matten;
maar tan taaigen ban al bte
wereidsche weten-
schappen : top moeten fomtijbg bungen en boenen/
aïjö tan
dronken jijn ban minne, en be liefde
Christi onjS dringt, om niet an£ felben/ maar
Gode te leven.
4. 3De dronkenschap maant ber menfegen
tonge fp?enenbe/ al£ men geeft lange fril ge*
ftoegen/ en ban be taarmte ban be
wijn geboeïb/
fao fpjeent gn na bat Ijn genegen f$ Wanneer
ik
soo drink wijn, dan spreekt mijn tong latijn:
Wanneer een menfeg dronken 1$/ ban Ijn
aïïe menfegen te wijs, bat t£ een gcb?r»/ maar
gier i£ \'t be
genade; toat toa$ get bat be
Apostelen vreemde Talen bebe fp^eften/ bat taa£
befen
-ocr page 522-
over Canl. 2 : A.
461
befen wijn maar mebe sp mierben obergoten/
3P fiabben bie
Geest met bc wijn ingeü?onften/
foo bat tic
Geestelijke Mos paar sprekende maaftt/
/Satp. 9:18. S^aar oberbagt en befcpoumbe
tien
Profeet be Genade oeff Nieuwen Testaments.
^u^ rafien be gelovigen op tien praatstoel, en
fp?eften ban al be
groote daden Gods.
lï\'Mar top en berfraan bat niet/ fal be merels
feggen: Antw. bat i£ om bat be vroomen dron-
ken 3ijn/ en gp pc&t ban üicn wijn niet geb?on-
ften; foa maö pet op ben
Pinxterdag, 9Crt. a.
bie in Griekeniand moonben en geboren maren/
bie ftonbe geen
Latijn, en bie in Syrien gebaren
maren/ bie ftonben maar
Syris, en geen Grieks:
en baarom jepben jp ban be A POST KL EN,
zy zijn
dronken; al£ be merelb fiet niet berftaat/
maar nu moet be tonge lo£/ en bwj pcbje een
ftlepn
proefje ban befen kostelijken wijn, niet
na beéfefê inaarbigpepb/ maar na batfe mp nu
boo2ftomt.
l>it moet ooft bienen tot obertupginge ban be
wereld; feggenbe/ bat al be vreugde öp Raar \\$:
%n
fiare
maaltijden peböenfe gefoben/ gebaftften/
en gcbjaben/ baar
eet en drinkt men tot batmen
bol bj; foo bat ergen£ niet ij? geftpieb/ ban té\'t
feggen/
men heeft daar niet vrolijk geweest. .ïlEaat
ftomen be vromen 6p een/ o baar ftf nietmenbal/
men neemt fïegtj? maar mat in \'t mater gefoben/
of boo? ben biere geö?aben/ en mat bier of mijn;
maar bat iï? niet met nl in be oogen ban bc
wereld,
foo men niet gepalleert if/ ban fietmen baar upt
alsï een Klop, na pet feggen ban raerelbfr&e
mcnftficn. .Ulïaar sijnfe bp malftanbcr baar
gefpeelt merb met be
kaarte, en dobbelsteenen,
af
-ocr page 523-
462                Lodesteyns Predikatie,
of bunïe %kistktn$ gefongen/ en ban gebanfï en
gefp?ongen/ bit i$ alle gare vreugde, get gerte
|eeft ban Binnen fmerten fn get latgen/ ja get
ig een toormfrenige vreugde, We gaar niet nan
versadigen. <èp bie in u Land en Goed bermaalt
ftgept/ naar upt norat een hertknagende worm
boo?t/ en ftgoon gn üaat nog foo beel me op
gent/ meet bat ftgoon u Landen nog eenjf foo
groot, en u geld nog tweemaal foo veel, en u
Kassen nog driemaal foo vol toaren/ batfe u niet
fuïlen nonnen versadigen, nog baten, ten bage
ban Gods toorn, nog troofren in u dood, abj gn
alleg moet betlaten. aföaar befe goebe en besten
wijn, bie troost in leven en sterven, ^et tj? en*
fielijn bulgepb te taillen feggen/ bat be wereldsche
vreugde \'t befte bermaafi i$. Eaat bc blijdschap
ban be wereld bunfenbmaaï bergrootet too?t>en/
3P fai foo ftoaar niet toegen al£ een aasken ban
bef e mare onuntfp?enelijne en heerlijke vreugde,
taant *J3ob alleen uj be vreugde en \'t genoegen
bet ziele, balgen^ SUfapgg feggen/ J?f. 73:25, a6.
Wie heb ik nefiens u in den Hemel, nevens u lust
my niet op aarden.
.ïfêaar ftgoon 0e ziel berftgepbe unttaerningen
geeft/ boo? befen wijn, na bat be boo?toerpen
3<jn baat be wijn opbalt/ foo moetmen toeten
bat dpob belieft get ligt meet op befe/ of op bie
waarheyd fai ballen/ en oat get ligt ban Gods
regtveerdigheyd be jieï toel meet bebalt/ ban get
ligt ban 31)11 goedheyd, baat ban baan i£ men ban
benautot; en als? gn bat ban unterlijn bettoont/
foo bjengt gp een guaat gtrugte ober Ganaan,
en ban fegt be toerelb/ siet dat is de vreugde van
de Godsaligheyd, altooj? te klagen obet garen staat,
en
-ocr page 524-
over Cant. 2: 4.
463
en taeenenbe get hooft te laten gangen: ton moe*
ten onfen
wil aan «3ob obergeben. <§fet gn niet
in öat ligt
Gods Souvereynheyd, toijggefb/ en
bzne-toille: %mmtt$ ja/ öat
öe eerste lesse ban
een Cg?iften/
verlochend u selven, mennt gn bat
gn altoog moet
vrolijk 3ijn/ neen/ maa? befe
waarheyd, batmen fig moet versaken, blijft altijb:
<0 Dat tan befe gtoote
lesse tegt geleerd gabben/
ïjet taa$ genoeg. <£n moet boen \'t geene u #ob
te fien geeft; get
herte ftan tael intoenbig b?oe*
big sijn/ maar bat paft tael met unterlijne
vreug-
de, in be oogen ban be wereld. Gods kinderen
mogen foo droevig 3ijn aïffe taillen/ nogtanjS taiï*
ïenfe gaar
staat niet bettaiffeïen boo? be rijkste
in be taerelb.
<§oo ben wijn ber genade fuïfie fcgoone taerftin*
gen geeft/ foo moeten be
Christenen in paar leven
bie bertoanen/ be wijn verquikt om an$ te boen
loopen ben weg ban Gods Geboden. <èn moeft
toonen bat gn berquifit/ gefonb gemaant/ en ge*
fierst toaarb. <l*egt gn bien
wijn te b?innen/ en
blijft gn nog bol gaat/ nijb/ en gobaerbtg? bat
beugt niet: 3Cmmer£ be
wijn moet u fterft ma*
ften/ be
wijn geeft contentement: goe $ \'t ban
bat gn altnt begeert? foo gn be
Geest gab/ gn
fmeet al bie
dingen taeg/ gn moeft te vreede jijn
met al taat u ontmoet/ al berloojt gn u
kostelijk-
heden en rijke schatten; be dronke 4HSan $ aïtijb
rijk, toaarom 3ijn ton/ bie
alle dingen gebben/
niet meer
rijk in Gode, al$ zijn, en Christi Erfge-
namen. 45n moeft dronke mans taern boen/ en
fot jijn in be oogen ban be toereïö. Mtn moet niet
ober al gaan feggen/
ik heb genade, bat geeft
3ijn
duysenden verslagen. (Coont maar u gelove
unt
-ocr page 525-
464               Lodesteyns Predikatie,
lipt bE werken; falmen tta kleed maHen/ f00 most
men niet bjagEn/ Ijoe boEbmen nu/ En taat t£ ne
mode? maat wat wil God hebben dal ik doen sal:
fEggenfe datje sot bent, [Egt/ \'t i$ toaar/ bat ben
ift/ En bat taif ift IueI jijn; ja vrolijk in den lleere.
32at gp ban boo? üefc vreugde, alle anbere
berfaafit/ btE be weereld geeft/ of gebcn nan.
Jesus fiab honger, ï|£uaenbe in lange niet ge-
geten, baar quanten be Discipulen met spijse uut
be Stad, maat Jesus agtE baar niet uee! o»/
töant zijn spijse taajf bEg« Vaders wille tE bosn/
eu pp ilronk ban bEfen wijn, 3Jal). 4:32, 33,
34. faa tan baar ban gulsig dronken, top fouben
beel betfparen ban onfE lighamelijken wijn En lek-
kernyen. *23ent gp njk, u pligt h>t oberfeïjat
ban u spijse en drank aan bEn Armen tE gEbEn/
anber£ oiijftt rjet bar gp bcfen wijn niet Ijeöt
gebjonuen. ïeerb bag alle onnobtgE diugen
berfmabEti; nEEmt maar spijse tot onberhoubing
ban U hghaam, en geb?upHt bEn aange;iamen
wijn om«u ftragten te Jjcrftellen/ maar alle aatz*
baab/ en opbulunge ban spijs en drank, tat
nptaenfiinge ban u lusten, moeten tacg. ïïoept
lieber br Armen in u Huys, taant <6ob tjeeft onj?
bE goederen gegeben op conditie, bat tap bie ge*
ü?upHEn foubEn tot 3tjn Eer, om na bEn wille
Gods te leven.
*F>Ufï fagen tap bE soete vrugt ban Christus
lijden, al£ ïjp geöjagt taicrb op Golgotha, en
geftlommen geeft in een Zee ban bloed, toantiEer
ÖP niet taierb geb?cnftt met soeten wijn, maar
met bitteren drank ban gal en azijn, baarom
gEEft ïjp 3ijn kinderen, biE Hemelsche lekkernyen,
bit «oftEUJHE soetigheden, foo bat bE Bruyd fig
-ocr page 526-
465
over Cant. 2:4.
in vcttigheden verlustigende, upttoept/ Hy voerd
my in het Wijnhuys, aan bic vette maaltijd, en
Beken der wellusten. JÊaat taat boïgt baat HU
00? 3P fcöt/ de liefde Christi is de Baniere over
my. J^p !# gestorven om te leven, en toont öit
boo? jijn standaart en Vaandel in mp op te rig-
ten, en nu taerö ift boo? bc liefde bertaaartg
gclepb/ boa? mijn Bruydegom, be faete Ileere
Jesus, bic ban liefde geftojbcn i$/ bao? an#/
boe tan noo fonbatcn en vyanden taaren/ ïüom. 5.
3ümmet? be liefde i$ be Baniere bet Christenen.
3De Bruyd fp?eeftt in ben naam ban be gelovige,
ban ren Baniere, foo fteltfe ban baft batfe ig
een Dienaresse, of aï<? een Soldaat, bic op ï|Ct toe»
ten ban ben Trommel boo?t moet: bat i$ öc upt*
Homft ban Jesus lijden en sterven, taant be
mensch baar Christus boo? gestorven i§/ bie blijft
3ijn eygen niet; foo moct\'er ban een Vaandel of
Baniere jijn baat öy onber strijd, ftebbenbe aan*
jjebaan be gantsche wapenrustinge Gods, <£pï|. 6.
Jesu* vyanden, jijn ooft be gare/ sp fegt te boren
toa$ ift een Slaaf ban be sonden, en be wereld,
maar nu ben ift b?p gemaaftt ban be Wet der
sonde en des doods, SJoQ. 8. iïom. 8.
3£cfc Baniere ij? pet Vaandel ban Christus liefde,
bic baar in geftQjcben ftaat; bit Jesus liefde,
bic 9p aan 3ijn ftinberen Ijeeft fietoefen/ \'t taeïft
niet uptflupt be liefde bie be gelovigen tot tnaï*
ftanberen/ en tot Jesus Ijebben/ taant al| be Son
ftljijnt/ ban moetmen verwarmt tao?bcn. fflte
ijeeft opt pet£ grootere sefien/ al| bat iit God des
Hemels frerft boo? een aardworm/ bie pbeljjepb \\ff
en minber ban niets, *|p ij? upt ben Hemel ge«
ftomen/ 3ijn Heerlijkheyd ïatenbe/ fg be beragt*
30                             fte
-ocr page 527-
466                Lodesteyns Predikatie,
fte ban alle menftgen/ ja een Dienstknegt getaa?*
ben/ lef. 53. $gil. 2. $Jn geeft gem
vernederd
tot be dood des Kruyces, en foo gp gestorven
ban liefde, boe top 3tjn vyanden toaren/ en gp
geeft on|S tot
vrienden van God gemaafit/ en vrede
tufftgen God en ben mensen, bie in eeutoiggepb
maeft
dienstbaar 3ijn getaceft; maar nu verlost
jijnbe/ geeft vrede met jijn concientie: <§p fiet/
cn ftent/ en bienb <6ab/ in
geregtigheid en hey-
ligheyd, alle be dagen garej? levens.
3£e Bruyd fegt/ ah* ift gier aan ben»/ foo i$
bat mijn
Baniere: bie treftt mijn gerte Hemel-
waarts, en ift tao?b ontftoften tot toeber-liefde:
SCnbere
menschen mogen bit gooren/ en geen
liefde-vlam gebarïen/ maar ift boel mijn ziele
ontbranden, en gebe mijn felben aan gem ober/
afê aan mijn
Koning; goe ftan ift anberg ah)
mijn toeer
aan hem geven, bie fig selven boa?
mijn geeft
overgegeven; bit t£ ban altemaal liefde
voor liefde, foo bat ift ban niet anber£ ftan ahj?
God die Helde is, en 3ijn kinderen bie ban gem
bemind 3ijn/ moet
lief gefi&en/ en bit $ be Ba-
niere onber taelfte ift strijde, en boa? ben gelove
leve.
^oetael befe fraffe/ bat Christus liefde be Ba-
niere \\$/ mat biep ($/ nogtang fuïïen tap baar
ban feggen/ batfe onj? openbaart be liefde Christi,
bie obertoinnenbe
kragt ban Jesus, bie on$ af*
fonberb ban be
wereld.
1. €en Vaandel i$ ftenöaar/ men Bent be Sol-
dalen aan gaar Vaandel, fao ooft be liefde Christi
nebenj» an£/ on1 anfe liefbe tot gem; 3ijne gun*
ftige
liefde blijken jijn in geen goeft geftgieb/
maar op ben
Berg ftaat befe Baniere, om be
Hey-
-ocr page 528-
over Cant. 2 : 4.
407
Heydenen aan te fetten/ ara te b2agen na ben
worlel Isai, die staan sou als een Baniere der vol-
ken, op öat bc
Engelen fouben betftonbigen be
menigbulbige
wijsheyd Gods; en op bat be men-
schen bat fienbe/ baat fteen gelepb fauben ma?*
ben/ en boelen be
liefde ban .lesus, op batfe toe*
ber dronken tOOiben ban minne, en liefde tot
üjem/ en 3ijne leden, biefe upt liefbe ftleeben/
in fieftte öelpen/
swakke onberftcunen/ en üe>
naublbe
vertroosten.
a. 3Paat baar tacrb te ftennen gegeben .lesus
overwinnende kragt; al$ ljp 3ijn kinderen üjengt
in ftet
Wijnhuys, ban feggen 35/ gy hebt het ge-
wonnen Heere Jesus, door uwe uytnemende liefde,
die beter is dan de wijn; faa raó afcj bie in mijn
ziel guam/ gaf ift ftet op/ en bie
liefde Chrisü
bmong mp/ en ift
fepbe/ gy hebt het gewonnen,
neemt ban bat wederspannig herte meg/ en geeft
een
herte ora U te lieven.
3.  Jtëp berftaan baar boa? bie t\'famen verga-
derende kragt, taant baat ftet Vaandel ij?/ fiamen
be
Soldaten t\' famen en baaram teil be Bruyd feg*
gen/
o Heere Jesu, gp baeb anj? baat u liefde
t\'faam
vergaderen, aï|? be Arenden tot ftet doode
Aas, taant gp gefit onj? eetft boo? u liefde ge*
ttoftften/ foo bat mp fepbe/ gy Nazareuer
hebt
het gewonnen, mp ftamen tot u/ mant gp 3ijt
be
Heere, anj? Hoofd, en mp maïftanbctj? leden.
4,  l|et geeft te ftennen bie afsonderende kragt:
boo? get Vaandel mojben be Soldaten onberfeftep»
ben/ foo mojben bie
.lesus lief fteBben/ ooft af*
gefcfiepben ban alle anbete menfeften. Mu Ben
ift onbet ftet
Vaandel ban Christus liefde, fegt
be
Bruyd: fommige 3ijn onbet \'t Vaandel bet wel-
30"                          lusten,
-ocr page 529-
468                Lodesteyns Predikatie,
lusten, rijkdom en eere, bic ooft toe! öefe liefde-
banier toêrb bcrftonbigt/ maar bie be liefde Gods
in \'t fiette ficbucn uptgefto?t/ boo? be
Geest bet
aanneminge tot kinderen, bic fieoben ooft ten
onderpand en zegel baat ban/ Üïom. 8. <êp toer*
ben geteftent met een
zegel op fiun fierten/ d^eeft.
9. bat $ bc Man bie Christus liefheeft, tot toteng
eere be Koning een welgevallen fieeft. «éoobant\'
gen menfefi bic
Jesus liefde geboelb/ bie toiï be*
felbe ooft toeber tiptbjuftften/ en
dronken tao^ben
ban
liefde, ban fietmen eer ft taat bit menfefien
boen. Sfnbere fonbe baar om
lachen, toant fip
dwaas ban liefde, en üeftt een blijdschap bte
be
wereld niet ftent. <0oft fiebben be gelovige
ïiefbe tot malftanbeten/ en toeten fao batfe
Jesus Discipulen zijn, JSfofi. 14.,
5. ï|et öcteftent ooft een leydende kragt: €en
Soldaat moet fiet Vaandel balgen/ aïfmen gaat
om te
strijden tegen bei» Konings vyanden; fao
moeten tap ooft boen/ en fiet i£ niet b?cemt bat
top bolgen toaar on£ be
liefde treftt. <$e He-
melingen bolgcn fiet Lam baar fiet heenen gaat,
<&penb. 16. <§oo moeten top ooft ben Saligmaker
bolgen; gaat fip in lijden, of ten strijde, in oor-
loge of vrede, tap moeten met Rem gaen/ al
toajS fiet in bc boob: maar jijn
aangesigte met
u gaanbe/ faï u
beschermen, fao bat be feftigten
en
vieiige pijlen ber bnanben/ u niet befeftabigen
fullcn. i^p faï u 6?engen in be$
Konings binne-
kamer, baar gp fuït fiooren taat jn besluytcn,
toant fiun gedagten 3ijn on£ niet onfieftent/ en
in
Christus jijn top meer ban Overwinnaars,
Som. 8. d?aat fiet toat aan tegen u gemaft/ bat
$ nicmenbal/ gp moet
dronken jijn/ en onber*
faagt baar op aan gaan.
                          6, *}ct
-ocr page 530-
469
over Cant. 2 : 4.
6. 5^et Vaandel geeft moed en couragie, foo
magen ton ooft altaog goeden moed Ijcbüen/ en
hoope in be verdrukkinge, taant bfe taerftt lijd-
saamheyd, en bevindinge, ïtom. 5. ï)aub ban al»
toofï moed, ïjet jn gu in/ of uut taaonb ban
ben ^eere; foefit ftem maer welbehagelijk te 3ijn/
tot bat fin u b?engc in \'s Vaders Huys, baat beele
wooningen 3ijn: ban (uilen tan altoos by den Ileere
vvesen, vertroost malkanderen met dese woorden.
3jmmet$ be gemeynschap, betaelfte be gelovige
met Christus fieufien/ bic Iaat haar niet lebig
ban genade, Helde, vrede, en vertrooslinge, tettaijï
bie noobig 3ijn ter saligheyd, boa? ben Kweere
3iefu£ Clj^ftug/ bie on£ bain Gode geworden is
tot wijshcyd, regtveerdigmakinge, Heyligmaking en
volkome verlossinge, 1 Co^. 1:30. ïDaatom
toanneer 3p fao tot ben Saligmaker boa} ben ge-
love gaan/ ban tao^ben 39 niet ÏEbig gebonben/
maac ontlangen uyt zijne vollieyd, genade voor
genade, Sloft. 1:16. 4>iet bit in \'t exempel ban
ben verloren Soone, alsf fin uut ben b?af fijner
fonben opfronb/ en tat a3ab gaat/ foo toerb
jjem niet alleen anbere kleederen aangebaau/ en
een gemest Kalf boa? Rem geflagt/ maat ftem
too^b ooft een ring aan 3ijn hand gebaan. l^u§
Iaat be J|eere/ bic tot ftem ftomen/ niet lebig
Reenen gaan/ maar Ijeeft ben hongerigen met
goederen berbulb; fin baerb be ziele jijner gunfr*
genaten in \'t Wijnhuys, en baar i$ be liefde be
Baniere ober Raar.
3(n \'t baojgaanbe vers fiet gp be nautae ge-
meenschap tuffchen Christus en jijnc Bruyd, bie
fegt/ gelijk een Appel-boom is onder de Boomen
des Wouts, soo is mijn liefste onder de Soonen :
Ik
-ocr page 531-
470                Lodesteyns Predikatie,
Ik hebbe grooten lust in zijne schaduwe, ende
sit\'er onder, ende zijne vrugt is mijn gehemelte
soet Mu be Bruyd gebaerb jijnbe in \'t Wijnhuys,
bebinb abj? een vrugt ban bie gemeynschap, bat
be liefde toa£ bc Haniere ober gaar. <Paar ff*
een liefde bie be gelovigen met <£ob/ en onber
malftanberen fte&ben: Jacobs ziele toafï a$ ge*
oonben aan 3ijn <§oon Josephs ziele, <£en 44.
uptb?uftftcnbe poe genoten ïiefbe tjp hem fjabbe
tocgeb^agen. <Cn Paulus teïb onbet be bjugten
be$ 4?eefrejï/ <0al. 5. Liefde, vrede, Iangmoedig-
heyd, en gelove: ^p fiebben God lief met paar
gantsehe herte, en baar boo? toctben jn ban be
taereïb onberftljcpbcn/ en bit een ftentcfien ban
be gemeynschap met God, bat 3P lief fteöfien/
foo batfc met ben Psalmist untroepen; taie pe&
ift in ben Hemel neffen£ u/ bic mijn lust, en rust,
en Hemel op aarden zijl?
<Pc liefbe onber malfianberen ooft een ften*
teften ban be liefde Gods onber on£: ^ier upt
toeet gn of gp God lief hebt, foo gp malkande-
ren lief hebt, 3Jofi. 13. <£n bug taeetmen bat
tap upt be dood 3ijn obergegaan/ tot pet leven,
om -bat top be Broederen lief hebben. Jfêaar giet
taerb befe ïiefbe 6p een Baniere bergeleften/ ge*
nomen boo? be liefde be$ Saligmakers, toienf?
liefde be Baniere ober jijn Kerke.
Mitn moet gier boo? be liefde niet berftaan
bie generale liefde Gods, taant bie nj algemeen/
ban taeïfte Bavid fegt/ bat be Heere aan allen
goed is, enbe jijne bermhertigheyd gaat ober
aïle 3ijne werken, tertaijf ^epoba iijn Sonne ïaat
opgaan ober regtveerdigen en onreglveerdigen,
^featt. 5. Maat ijfer taerb gefien op be liefde
Gods
-ocr page 532-
471
over Gant. 2 : 4.
Gods ober jijn ftinberen/ ban toelfte be Opperste
Wijsheyd Jesus Christi fejjt/ ^p?ob. 8. Ik hebbe
lief die my lief hebben, en die my vroeg soeken,
sullen my vinden. <$cfe liefde geen berbienbe
ïieftie/ maar een vrywillige liefde, gclijft <öob
fegt; Ik hebbe u lief gehad, met een eeuwige,
vrywillige liefde. 3immerp <j?ob ontfermt ftem
ober bien fju tail/ en verhard toten fin totl/
Som. ii. 3ao bat God bie rijk is in bernv
hertigheyd, boa? 3tjn groote liefde, on<? salig maakt.
UDn ijebfien al taat gefegt ban befe liefde»
Baniere, genamen ban een Vaandel, \'t toelft in
ben Krijgshandel gebtunftelijft i£. daarom fegt
<E)abib/ J?f. 20:6. Wy sullen juyelien over u
heyl, ende Vaandelen opsteken in den name onses
Gods. <£n 3|er. 42:61. fegt in »&o?Iog3-gebaar;
Hoe lange sal ik de Maniere sien, en \'t geluyd der
Basuyne hooren. «J^oo? befe Banier Of Vaandel-
drager, toerb nicmanb berfraan a\\é ben Heere
Jesus onfen <§angmaftcr/ bie be Baniere b?aagt/
nobcn tien duysenden: gelijft ban ïjem boo?fegt
if/ cf» 11:10. Het sal geschieden ten selven
dage, dat de Heydenen na den wortel Isai, die
slaan sal tot een Baniere der Volkeren, sullen
vragen, en zijn ruste sal heerlijk zijn. ^ué fegt
bc 23?unb onfe£ <êaïigmafter#; Mijn liefste is
blank en rood,, hy draagt de Baniere boven tien
duysenden, <£ant. 5:10. 3F>it i£ ooft in ben
Nieuwen Testamente ban ftem berbulb/ bat bie
Vorst ban .luda, té boo^tgeftotnen uut Bethlehem,
om algr een Leydsman jijn ©olft Israël te toenben/
bergelijftt Miify. 5. met %ut. 1. (ft. .ifêaar ton
moeten nog toat ban befe Baniere fcggen.
1. *E*e Vaandels of Baniere tao?bcn in ben Krijg
geb?uyftt/
-ocr page 533-
472                Lodesteyns Predikatie,
geb?upfit/ om Ijet Volk öp een te bergabeten/
bolgeng
3öer. 51 :12. Verheft de Baniere op de
muurcn van Babel, stellet Wagters, bereydet de
Laage: €n foo fegt 3jef. 5:20. Want de lleere
sal een Baniere opbellen onder de Heydenen, van
verre, en by salse herwaarts senden van de vyanden
der aarden, wanneer zy haastclijk sullen aankomen.
"®u$ ig het nut be liefde ban btn Saligmakcr,
toant baac boa? toojben bt
gelovigen öp een
bergaberb/
2 tiCitn. 1:9. Die ons beeft zalig ge-
maakt, en geroepen met een beylige roepinge,
niet na onse werken, maar na zijn heylig voor-
nemen, en de Genade die ons van God gegeven
is, voor de tijden der eeuwen. <£n foo fegt ben
grooten 5tpojleï
JpauIujS nog eeng/ jCit. 3. berg
3» 4. 5- Want wy waren eertijds onwijs, dwalende
in menigerley begeerlijkheden, dienende onse wei-
lusten, hatelijk zijnde, ende malkanderen hatende:
Maar wanneer de goederlierentheyd Gods, ende
zijne liefde aan de menschen verscheenen is, heeft
hy ons zalig gemaakt, niet uyt de werken der
regtveerdigheyd, die wy gedaan hadden, maar na
zijn bermhertigheyd, door het Bad der wcderge-
boone, en vernieuwinge des Geestes. l&tn Capi-
teyn boeb Ijet Volk boo? ftct Vaandel 6p een
bergaberen/ alfoo
toojben tap ooft boo? be liefde
be£ Saligmakers fip een gebjagt/ onber \'t Vaandel
ban Jesus Baniere, gtlijft (00b fegt ^of. 11:4.
Ik trokse met mensehen telen, en met touwen
der Helden.
2. Gods Volk bug betgabetb jijnbe/ tao?ben
boo? fiun
Vaandel ban anbere ©olfteren onber*
jtftepben:
Jehova fepbe bat be kinderen Israsls,
pber foube legeren onber 3ijne Baniere, na Ijet
teeken
-ocr page 534-
over Cant. 2 : 4.
473
teeken ban ï)tt lluys frater Vaderen; geïijft aon
bit Vaandel mebe i|/ taanneet top boo? be God-
delijke liefde ban be wereld onberfcljcuben tao?>
ben. daarom fegt be Saligmaker, Sjoïj. io. Ik
de goede Herder, stelle mijn leven voor mijne Scha-
pen. ^aulu^ b?aagbe/ 2 Co?. 2. O mensche wie
onderscheyd u? maat Cl)?iftMJ liefde Baniere on*
betftïjenb ong ban <J5obbeloafe; gelijft Moses fenbe
tot §tt ©olft Sftaelg; de Heere heeft geen lust
gehad tot 11, nog u verkoren om u veelheyd, boven
andere Volkeren, want gy waard het weynigsle van
alle, maar omdat de Heere u lief hadde.
3.   <©e Vaandels tao?ben geb?ttnHt om baat
boó? be halbaten couragïe te geben/ om ge*
moebigt be Vyanden tegen te gaan/ geïijft 3Cer.
4:6. werpt de Baniere op, vlugtet met hoopen:~
en blijft niet staan: want ik brenge een quaat van
\'t Noorden, en een groote breuke. "®ü§ $ \'t bat
be liefde ban ben Saligmaker on3 moed geeft/
om te strijden tegen onfe geestelijke Vijanden;
geïijn ben ^enltgen |?aulu£ fegt/ 2 €0?. 5:14.
de liefde Christi dringt ons, als die dat oordeelen,
indien hy voor de uytverkoorne gestorven is, zy
niet meer voor haar selven leven souden, maar
voor hem die voor haar gestorven en opgewekt is.
4.   <©e Vaandels of Banieren, bienen ooft om
met goebe ordre on ben vyand aan te ballen/
en bu£ iffe frö?fftlteïijH al£ <êlago?ben$ met 25a*
nieten. i>e Heere Jesus, 3ijn Kerke befcïj?ijbenbe/
fegt Cant. 6:10. Gy zijt schoone mijn vriendin-
ne, gelijk de Mane, suyver als de Sonne, schrik-
kelijk als slagordens met Banieren. Cn nog eenjf
3jef. 31:9. En Hy sal van vreese doorgaan na
zijn Botsteen, ende zijne Vorsten sullen voor de
Baniere
-ocr page 535-
474               Lodesteyns Predikatie,
Baniere verschrikken. <§00 maaftt be Baniere
Gods on£ ooft fclj?iftftclijft boa? anfe bnanben.
Laban boo?genomen ijebbenbe Jacob quaïijtt te
ontïjalen/ Iaat fuïft$ na/ teamleer fij boa? een
openbaringc be?ftaan ïjab/ bat God 3ijn Vader,
en ooft jijn God taa£/ baarom vreesde Ijn Ijem
quaat te boen.
Mix befe Baniere fegt be Bruyd, i£ ober my,
be gelovige Kerke, bie fegt/ ik ben mijnes liefste,
en zijne genegentheyd is tot my, Cant. 7:10.
toeïftct Fjóopeniet befcftaamt/ om bat be liefde
Gods, in gare ïjerten ig uytgestort, boor ben
Heyligen Geest, éom, 5. <$u£ i£ be Baniere ban
Koning Jesus ober 3ijn Kerke, gelijft üavid fegt
j^f» 60, Nu hebt gy die u vreesen, een Baniere
gegeven, om die op te werpen van wegen de
waarheyd, op dat. uwe Beminde souden bevryd
zijn; ooo? een aïgenocgfaain <#ob/ bie rijk in
bermherligheyd, boo? 3ijne groote liefde, baar
mebe Fin onj? lief geïjab Qeeft/ £pïj. 4 : a.
3£efe liefde Ijeeft anfen Saligmaker geb?agen
ban alle eentaigljenb/ niet alleen boe ijn sijn
Middelaars Ampt aannam/ en ftem feïben in be
Bresse geftelb ïjeeft/ boo? 3ijn uytverkoorne, on
bat ton heylig en onberispelijk boo? ijem fouben
3ijn/ in de liefde, €nïj. a, SSefcfiautot Christus
liefde in jijn berneberinge/ taanneer Jjn bit in be
gestaltenisse Gods taa3/ Fjet geen roof agre <#obe
eben gelijft te jijn; nogtan£ Ijem feïben gaat
bctnietigen/ en be geftaitenbj eene£ Dienstknegts
aannemenbe/ i$ jijn Vader geï>oo?faam getoeefr/
fclfl tot be dood des Kruyces, ^F|if 2.
^efeftoutat Jesus liefde ban 3ijn geboorte tot
fijn dood toe. =^9 bie een Koning taag/ toierb
niet
-ocr page 536-
over Cant. 2 : 4
475
niet geboccn fn een Koninglijke zaal; niet gelend
in een
kostelijke wiege, en getaonben in koste-
lijke windels; maat pp uittil geboten in een
stal, en gelegt in een kribbe öp be beesten, en
getaonben in betagte boeltcn. ©an befe liefde
fegt jpaulus?/ i €a}, 8:9. gp taeet be genabe
onfe$ peeren
2fefu Cïjzifti/ bat pp bic rijk taaö/
i$ om utoent taille
arm getotuben/ op bat gp
0002
sijne armoede foubet rijk taojben.
<£iet ooft be liefde ban onfcn Saligmaker in
ben ttepn ban jijn
leven, alfï pp moeft ftïagen/
de Vossen hebben holen, en de Vogelen des Hemels
nesten, maar de Soone Gods heelt niets waar hy
zijn hoofd op nederlegge. Ifèaat bpfonberlijft
fao fiet jijn
liefde-vaandel aan pet Kruyce waven,
taanncct pp foo bittetlijft peeft geleben/ alé! pp
ï)em fclbcn boo? ?ijn
Bruyd Beeft obergegeben
upt
liefde, en ban paat sonden gewasschen in
zijn bloed, «Openfi. 1.
ïfp pccft 31 jn liefde niet alleen Betoont in jijn
leven piet op aarden, maat ooft in \'t öpfcmber
alé Tjn na ben
Hemel batenbe oné geen weesen
taiï laten/ maat tacbetom bp ontf nomen met
tfjn
Geest en Genade. Jtëanneet öp Reenen paat
foo scgcnt pp öaat cerft/ en belooft gaat ooft
3ijn
Geest te fuïlen geben; en in ben Hemel jijnbe/
bib Ijp boo? gaar.
3[a befe liefde-Baniere i$ nog geben bp on£/
nu ïjp an$ BECft jijn
Geest en Woord, en H.
Sacramenten, bic gp nog peben ïfebt genooten/
en foa
gesmaakt bat bc Hcere goed ftf/ en gefien
poe gtaot bat befc
liefde iê/ alg gp Ijem boa?
u
oogen pcbt fien breken: 3jmmeté befe liefde
fal buten tot in eeuwigheyd, taant bie gp eeng
-ocr page 537-
476               Lodesteyns Predikatie,
lief Beeft/ bic geeft BP lief tot den eynde toe,
31oB 13:7. taaarom f»auïup b?aagt: Wie sal
ons scheyden van de Heide Christi ? verdrukkinge
of benauwtheyd, in desen zijn wy meer dan
overwinnaars, door hem die ons heeft lief gehad,
nam 8.
^it moet bienen tot bestraffing en waarschou-
wing ban beele menfrljen/ bic ooft al beel meten
te fp?enen ban be liefde Gods, baat ju leUen in
gaat en nijt met ïjaten naasten; be felbe naat
bcfe liefde niet aan/ taant gn öt&t geen liefde
Gods in u fefben/ nog tot u naaften: gn ijebt
geen beel aan befe liefde-Baniere met Gods kin-
deren, taant 3p bie bettoetpenbe/ toillen niet
bat Christus ahj Koning ober Baat Ijeerftlje: <êp
feggen alsf bie ongeljaojfame oDnberbanen/ Xuc.
19: 14. wy willen niet dat dese over ons Koning zy.
5Cnbete feggen/ bat be liefde Gods ober Baat
i»7 maat gaan nog boojt in gare fanben: <ën
bennen bat aïé 33 ten Avondmaal getaeeft Ijefi*
öen/ ban toel toeet mogen fonbigen/ taant jn
mecnen ban bc kerfstok ban be fonben afge*
baan: booi Ijet Avondmaal toilfen 33 fjaat toat
toagten ban ise fonben/ en baat ban tanfrientie
maften/ al£ ban dronkenschap, Sabbath-schen-
den, en anbete gtoutacïen meet; maat naat
l)et Avondmaal foopen ju taebet tot befelbe fon<
ben/ en ftomen alfoo be waarheyd Gods te mb>
bjunften/ en betanberen in ontugtigïjeib; tot
taelftc Paulus fegt/ of betagt gn ben rijkdom
ban jijne gocdértierentheyd en verdraagsaamheyd,
niet taetenbe bat bc goedertierentheyd Gods, u
tot bekceringe lenb/ Üom a. \'t 3$ taaat/ #Ob
Beeft een Standaard ban liefde boo? be gelovige,
maat
-ocr page 538-
477
over Cant. 2 : 4.
maar fip Ö«ft ooft een Schat Uan toorn, en
een
Standaard ban tajafte boo? be Godloosen,
toaar mebe fip hem to?eften toü ober bie jijn
Genade foo mi£ö?upfien.
«ütëaar gelijft tap reben ban klagten fiebben/
foo ié\'er ooft gtonb ban
vertroostinge boa? be
zielen ban Gods kinderen. JJ^aarom bzeeft gp nn
boo? utae
vyanden, bie bog nieté bermogen/
taant
Jesus u Saligmaker bjaagt be Baniere ban
liefde ober u. ï|p i$ tt Capitcyn, en ftrijb boo?
u tegen u
vyanden, feggenbe 3Jef. 8:9, 10.
vergesellet u t\'samen gy volkeren, dog word ver-
broken, en neemt ter fierten alle gn bie in verre
Landen 3ijt: omgord u/ bog ÜJOJb ber6?often/
beraadslaagt eenen raad, bog fin faï bernietigt
tao?ben/ fj)?eeftt een
woord, bog \'t faï niet be*
ftaan. <tf>ob taa£ niet met fiaar/ om toelftc
reben ben
Profeet foo ftïocftmoebig taa$/ bat bebe
David fcggen/ ^>f. 118. De Heere is by my, ik
en sal niet vreesen, wat sal my een mensche doen?
3Ca be Heere i? ön mn/ onber be geene bie mn
helpen, baarom fal ift mijn lust fien/ aan be
geencn bie mn fiaten. V&t
vyanden mogen n
ooft foo taat nuellen/ maar gp brfioeft boo?
fiaar niet te b?eefen/ ja feïfé niet boo? ben
Satan, bie fiaaft onber tt voeten faï verplettert
too?ben.
Christenen fioe fieerlijft en troofreïijft i£ \'t bat
be
Saligmaker ben Standaard ban lielde b?aagt;
fiet \\$ een altijb-burenbe
Helde, bie nopt faï
onfiouben/ nog geen epnbe fiefiben. ^tt i£ een
teebere liefbe/ aljï ban een
Moeder ober fiaar
Kind, batfe niet ftan bergeten/
3!ef. 49. foo
ontfermt ficm be Heere ober bie fiem vreesen,
bctoelfte
-ocr page 539-
478               Lodesteyns Predikatie,
tretuelfte in 3Ün hand-palmen 3ijn gegraveerd, en
in al ftaar benauwtheden, té fip benauwt, ben
Engel 3ijn$ aangesigts, fieeftfe behouden, boa?
3ijn Helde, en boa? 3ijne genade geeft gpfe ver-
lost, ^p namfe op/ en droegse, afó in be dagen
van ouds, 3Jef. 63:9. tyzt\\t Cob nu fulfien
Standaard ban liefde, fao laat bie on3 uetaegen
tot eenen godsaligen wandel, en ooft aanfetten
tot befe balgenbe deugden.
1. &aa macten ton befe graate liefde Gods
etftennen/ en bennen bat al \'t geene ton fteu*
oen/ alleen ban befe lieide bao?tftomt/ en top
God baat bao? danken: fao bebe paulug?/ 1 Co?.
15:9. Ik ben niet taaarbig een Apostel genaamt
te tao?ben/ om bat i& be Gemeynte Gods ber*
bolgt fte&be/ maat boa? be Genade Gods, ben
ik dat ik ben, fegt ban met ïPabib/ J?f. 100 :a, 3.
ü^p heeft on$ gemaaftt/ tot Schapen fijner weyden.
(èe 24 Ouderlingen b00? ben Throon nebet-
ballenbe/ namen ftare Kroonen ban ftun hoof-
den, en taierpenfe boa? ben Throon, enbefepbe/
ga 3ijt toaarbig/ alle eere en heerlijkheyd, taant
gp fiefit ong Gode gekogt met utoen bloede: bit
recomanbeerb ong j^aulug ooft Col. 1:22. Dan-
kende den Vader, die ons bequaam gemaakt heeft,
om deel te hebben in de Erve der Heyligen in
het ligt.
a. HEaat on# ooft menigmaal fien na befen
Standaard ban liefde, op bat top ban befelbe niet
afdwalen, boa? onfe sonden: geff)ft be Soldaten
menigmaal ftate oogen laten gaan/ om te fien
of 35 nog tael 6p ftate Vaandels 3ijn. &aa
moeten tap fien of tap tael begrijpen met alle
be Heyligen, taelfte baar 3p be hoogte en diepte,
be
!
-ocr page 540-
479
over Cant. 2 : 4
be lengte en breedte ban tic liefde Christi, tiie
alle
kejinisse te boben gaat/ €pft. 3 *18.
3.  «©iet ooft in \'t bpfonber/ af befe liefde au£
ooft aangaat: taant of tan taiften öat be
liefde
beft Saligmakers foo groot toa£/ en tap taiften
niet bat bie on£ ooft aanging/ taat faube an£
bat baren? maar tan moeten on£ befe
liefde,
boa? \'t gelove taepaffcn/ en met l\'aulus feggen
H5al.
1: ao. Die my heeft lief gehad, ende hem
selven voor my heeft overgegeven.
4.  ï£>n moeten ooft onber befe Baniere strijden
tegeng anfe fonben/ taanfione/ en fo?gelao£F|epb.
<£p ftebt nu in \'t
Avondmaal U Gelove in ben
Saligmaker bernieutat/ en een Verbond met God
aangegaan/ enbe nieutae geloften gebaan: #p
3Ult nu fefter taeï taeber befireben tao?ben/ be
sonde fal u tori taecr faeften tot disperatie te
6?engen/ en u bïee£ taeber tot fonben te treft*
ften: maar
strijd toel onber befe Baniere ban
utaen
Saligmaker, en berfterftt foo u Gelove, en
fegt met paulug/ 1 ^Tim. 1:15, 16.
3Cft bie
een
Godslasteraar en Vervolger taa&/ (ït. maar
mp
ffi bermhertighcyd gefcftieb. Dit is een ge-
trouw woord, en aller aanneminge waardig, dat
Jesus Christus is in de wereld gckomeu, om son-
daren salig te. maken, van welken ik de voornaam-
ste ben. <§trijb ooft tegemj be fonbe ban sor-
geloosheyd; betoijle Christus geleden heeft, foo
moeten top ong
wapenen met befelbe gedagten,
bat bie in ben vleesche geleben fteeft/ opfioub
ban fonbigen. Cnbe toanneer be
sonden on$
taeer ftomen te befpjingen/ tot befelbe [eggen/
neen sonden, gp fult geen plaats in mijn fttij*
gen: <&oube ift be
liefde mijne£ Saligmakers
aergelben met mijn sonden?
                      5. ifêp