-ocr page 1-
TTT-yrrf ^— "-*-
-
\'
£••
\'.
-
-ocr page 2-
WW\\ iGifOO}
Kast 434
PI. B NM6
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
NEDERLANDSGHE
PASIGRISIE.
ooooBoooo
-ocr page 6-
-ocr page 7-
ys>i/.fój£.
NEDERLANDSCHE
PASICBISIE,
BEVATTENDE
IN ALPHABETISCHE METHODE
DEN ZAKELIJKEN INHOUD VAN ALLE IN NEDERLAND GEWEZEN
REGTERLIJKE BESLISSINGEN
EN
DE CHRONOLOGISCHE LIJST
DIER BESLISSINGEN, MET OPGAVE VAN AL DE VERZAMELINGEN VAN
REGTSPRAAK WAARIN ZIJ GEVONDEN WORDEN,
DOOR
Mr BUG. VAN OPPEN,
PROKUREUR EN REOTER-PLAATSVERVANQKR,
EN
Mr L. VAN OPPEN,
ADVOKAAT EN PLAATSVERVANGEND KANTONREOTKR,
TB MAASTRICHT.               •"«*                      *
V * -».           w-\'O\'
-«-r-«5£^ia5arr>-
KERKELIJK JRBOT.
GULPEN,
SNELPERSDRUK EN BOEKHANDEL VAN M. ALBERT8.
1872.
-ocr page 8-
Exemplaren die nie.l door een der uitgevers te de/er plaatse onderteekend
zijn, stellen de drukkers, verkoopers of verspreiders daarvan bloot aan ge-
regtelijke vervolgingen.
-ocr page 9-
VOORREDE.
Naast de volledige NEDERLA.NDSCHE PASICRISIE hebben wij op aanraden van
meerdere belangstellenden vermeend in afzonderlijke bundels eenige reeksen woorden te
moeten opnemen, welke op zich zelve afgeronde gedeelten der Regtspraak vormen.
De hoogere prjjs van het geheele werk en de behoefte om niet zelden maar omtrent
een algemeen onderwerp de regterlijke beslissingen te raadplegen, regtvaardigen zeker
voldoende die speciale uitgaven.
Wij hebben alzoo afzonderlijk doen afdrukken de woorden die in het hoofdwerk
betreffen: Ilandelsregt, Administratief regt, Notarisambt, lielastingen en Kerkelijk regt.
Wat elk dier bundels bevat is met de daaraan gegeven benamingen vrij duideljjk
aangewezen. Elke bundel bevat daarenboven aan het slot eene ljjst van de daarin voor-
komende woorden.
Omtrent het gebruik van deze gedeelten der Pasicrisie hebben wij alleen te her-
halen, dat de excerpten der vonnissen en arresten zijn geplaatst op het woord, waarmede
het hoofdonderwerp van iedere beslissing wordt uitgedrukt.
Opdat die beslissingen verder zoo naauwkeurig mogelijk aangewezen worden, begint
ieder hoofdwoord met eene indeeling naar don inhoud der daarop gebragte résumés, en
eindigt met een alphabStisch lijstje, waarin de opgenomen beslissingen met een enkel
woord en met do nummers der résumés zijn aangeduid.
Zeer dikwijls kan echter eene uitspraak, welligt even juist op twee verschillende
woorden geplaatst worden, of staat het onderwerp daarvan met een ander hoofdwoord
min of meer in verband. Van daar de noodzakelijkheid om uit het eene woord naar het
andere te verwijzen. Deze verwijzingen doen w|j door middel van do besproken alphabe-
tische ljjstjes, en wel met de woorden, waarop men insgeljjks als hoofdwoorden dient te
zoeken, cursief te drukken. Op deze laatste woorden zal men in de daaronder voorkomende
lijstjes het woord, waaruit verwezen is, terugvinden. — De nummers die ook bjj de
cursieve woorden gevoegd zijn, hebben altoos uitsluitend betrekking tot het woord,
waarbij het lijstje behoort.
Bij het gebruik van de hiermede aangeboden bundels zal men noodwendig het on-
gerief ondervinden, dat soms wordt verwezen naar woorden, die niet per se tot het in
den bundel behandelde onderwerp behoorende, daarin uit den aard der zaak worden
gemist. Dit ongerief is echter niet grooter dan hetgeen altijd uit de overname van eenig
gedeelte uit een grooter werk noodzakelijk voortvloeit; men mag zich buitendien over-
tuigd houden, dat die alzoo niet opgenomen woorden ook minder regtstreeks het onder-
werp van de bundels betreffen.
Evenmin als in het hoofdwerk vindt men in de afzonderlijke bundels de plaatsen
waar de aangehaalde beslissingen in de verzamelingen van Regtspraak zijn opgenomen.
Daartoe dient de Chronologische tafel. Omtrent het verband tuasohen die gedeelten hebben
-ocr page 10-
VI                                                      VOORREDE.
wij alleen op te merken, dat de uitspraken van dezelfde dagteekening, door denzelfden
regter of hetzelfde regterlijk collegie gewezen, in beide met cursief gedrukte volgletters
zijn onderscheiden, en dat wij die welke zonder opgave van dagteekening zijn uitgegeven,
achter de Chronologische tafel, in alphabetische vo\'gorde der regterljjke collegie\'n die ze
gewezen hebben, met een volgnummer hebben doen afdrukken; deze volgnummers worden
bij de aanhaling dier beslissingen vormeld.
Die Chronologische lijst is alzoo bij de besproken bundels even noodzakelijk als bij
het hoofdwerk. Om aan deze behoefte te voldoen, hebben wij die lijst ook afzonderlijk
verkrijgbaar gesteld, en zoo al eensdeels dat volledig Chronologisch gedeelte van ons werk
veel bevat dat bij het gebruik der bundels niet kan te pas komen, is anderdeels wel in
het oog te houden, dat die lijst, ook afgescheiden van de Nederlandsciie Pasicrisie, op
zich zelve, in het algemeen bij alle aanhalingen van regterljjke beslissingen, een oninis-
kenbaar nut heeft. Zeer dikwijls tocli wordt bjj de vermelding van een vonnis naar eene
verzameling verwezen welke men niet bezit. Door middel van onze Chronologische ljjst
zal men dan gerccdelijk ontdekken, of do gewenschte beslissing ook is opgenomen in
eenigo verzameling welke men wel voorhanden heeft. De aankoop daarvan om het bezit
van oen der afzonderlijke bundels uit de Nederlandsche Pasicrisie, mag dus niet be-
schouwd worden als eene voor het doel der Chronologische lijst overdreven uitgaaf.
Moge aan deze gedeelten dor NedëRLANüSCHE Pasicrisie ook een gedeelte te beurt
vallen van den bevredigenden bijval dien het hoofdwerk heeft ondervonden !
EUG. VAN OPPEN.
Maastricht, Februarij 1875.
L. VAN OPPEN.
-ocr page 11-
NEDERLODSCHE
PASICRISIE.
KERKELIJK REGT.
BEGRAAFPLAATSEN.
I. Burgerlijke regten.
II. Politie.
I.
1.   Kerkhoven zijn geeno zaken buiten den
handel, zoodat daaromtrent ecno possessoiro ac-
tie kan worden ingesteld.
\'s 1 Iertogenbosch 1 Soptember 1854.
2.   Aangenomen al dat êene begraafplaats
moet worden geacht niet in den handel to zijn
en alzoo volgens art. 593 D. VV. geen voorwerp
van bezit op to leveren, zoodat daarbij van goono
stoornis on later herstel sprake kan zijn, mag
dit ovenwei, in verband met do bij art. 147 ür.
wet gewaarborgde onschendbaarheid van olks
eigendom, alleen in zooverro worden aungeno-
men, als het bewezen is dat een gom. bestuur,
hetwelk aan een stuk gronds, feitelijk door een
ander bezeten, do bestemming van begraafplaats
heeft gegevon, daarover regtens mogt beschik-
ken. Staat dit laatste echter niet vast, dan moet
do handelwijzo van zoodanig gem. bestuur als
stoornis in het bezit ten opzigto van den feite*
lijken bezitter worden beschouwd, en is deze
alzoo ontvankelijk in zjjne actie tot herstel en
handhaving.
b H. R. 29 Junjj 1800, Concl. nonf.
3.  Hij dio het bezit heeft van een graf, mag
vorderen dat liet daarin gebragto lijk van oen
ander huis er uit gobragt worde.
Groningen 1" a. 17 April 1838; —cf. Gronin-
gen 1" a. 16 Fobruarij 1838, houdende bevel
tot bewjjs omtrent het bezit, mot vernietiging
van Leek en Zuidhorn Kgr. 1 Junjj 1837.
4«_ Aan do toewijzing cencr vordering tot her-
stel in hot bezit en tot terugbrenging dor plaats
in haren vorigon toestand (in casu door de gc-
meente-ingezetcnen van Orthen ingesteld tegen
de gemeente \'s Uertogenbosch), staat niet in den
weg, dat het gemeente-bestuur (van \'s IIertogon-
bosch) die plaats bestemd en ingerigt hoeft tot
algemecne begraafplaats, en dat daarop Ijjken
zijn begraven.
\'s Hortogenbosch 24 Junjj 1859.
Het bezit (van Orthen) werd bjj dat vonnis
als genoegzaam bewezen aangenomen door het
getuigen-verhoor opgelegd bij vonnis van de-
zelfde Regtbank van den a 19 Mei 1858, Conel.
conf., in verband met do in het geding ge-
bragto bescheiden. Op grond daarvan werd bo-
slist, dat do stoornis wedurregteljjk was geschied,
do lluad (van \'s Uertogenbosch) goono bcvoogd-
lici\'1 had om over den grond to beschikken, en
danrunn regtens goono bestemming (tot bcgroaf-
plauts) kon toekennen, dat dio bestemming alzoo
regtens niet bestond, en dat do vergunning van
den Koning en do toestemming van God. Staten
tot afstand van grond kennelijk niet ten dool
hadden, noch konden strokken, om op do bur-
gerlijko regten van partijen in to grijpen; dat
do wettelijke verordeningen op begraafplaatsen
en op het begraven van lijken al ovonmin ten
doel hebben, om het wodorrogtelijk innemen en
tot begraafplaats aanleggen van grond, en alzoo
het wodorregtolijk begraven van lijken daarop
to beschermen, en alzoo to handhaven datgene,
wat in strijd met do wet is geschied. Cass. vorw.
b II. R. 29\'Junjj 1860, Concl. conf.
•ï. liet regt van eigendom van een kerkhof
moet niet geacht worden verloren te zijn gegaan
door in een tijdsverloop van 30 jaren dat regt
niet uit to oefenen.
Almelo 8 September 1858.
6» Do gemeente-besturen zijn voortdurend
verpligt tot uitkeering van schadevergoeding
voor het niet meor begraven in do kerken, wan-
neer zij dienaangaande in der tjjd met do kerk-
besturen zijn overeengekomen.
Rotterdam 19 Fobruarij 1851.
II.
9. Do wettigheid van do keur voor de ge-
moento Staondercn v. 28 October 1845, tegen
hot nederzetten van lijken op do openbare we-
gen, openbare plaatsen of bjj do begraafplaats,
hangt niet af vun dio van hot Reglement van
hot plaats, best. aldaar v. 30 Januarij 1828, op
het gebruik van de begraafplaats. Door de ge-
zegde keur worden allo lieden getroffen, die
een lijk, na nederzetting bjj de bograafplaats
verlaten, met welk doel dit ook geschiede.
c II. R. 24 November 1846, Concl. conf.
8» Ten aanzien van het verbod om vee op
-ocr page 12-
                                                                         DOMEIN.
wol doodgraver, echter bij het bogravon van
dat lijk niet bepaaldelijk in deze zijno kwaliteit
heeft gehandeld.
Zeeland 21 September 1810.
J. Ken ljjk, dat op oeno afzonderlijko begraaf-
plaats van cenig kerkgenootschap rust, en wel
op zoodanig gedeelte hetwelk niet in bijzonde-
n n eigendom aan anderen is afgestaan, moot
geacht worden zich onder do bewaring van het
genootschap, aan hetwelk dat kerkhof toekomt,
of deszelfs vertegenwoordigers te bevinden, zoo-
dat allo voorschriften der wet omtrent inbowaar-
neming en bewaargeving daarop toepassolijk zijn.
hij;il\'lii\'ii in den regel do verpligting tot en do
beschikking over do ter-aarde-bestelling van het
lijk op de naaste bloedverwanten en erfgenamen
rust, lijdt die regel eono uitzondering, wanneer
hieromtrent bijzondere beschikkingen van den
ovcrledeno bestaan.
b II. It. 25 October 1811. Concl. conf. — cf.
Gelderland 3 April 1811. en Tiol 16 Februarij
1811.
DOMEIN.
I.  Kroon- en Staatsdomein, nationaal verklaarde goo.
deren, gronden ann zco enz.
II.  Beheer, vervreemding, rngton.
III. | 1. Procedure en vertegenwoordiging.
S ï. Dwangbevel en verzet.
§ 3. Bewijzen.
I.
t. Bij art. 1 der wet van 26 Augustus 1822
(Sb. n° 40) zijn aan den Koning als patrimonieel
goed overgedragen do domanialo tiendon (onder
anderen) in Gelderland, niet slechts voor zoo-
verro deze destijds door het domein werden in-
gevorderd, maar de algemecne ticndgeregtigd-
licid. zoo als die aan het domein mogt toekomen.
Het domaniaal tiendregt kan niet beschouwd
worden als to behooren tot de regalia majora,
onafscheidbaar aan de Souvcreiniteit gehecht;
het behoort ook in do handen des Souvereins
zelvcn tot de regalia minorn; als zoodanig is
het vatbaar om to worden afgestaan, zoo als
do Staat hetzelve bezit.
a II. R. 3 April 1816, Concl. conf.
t• Do domeinen bjj do wet van 26 Augustus
1822 in pntrimoniclcn eigendom aan Koning
Willem I overgedragen, kunnen niet geacht
worden thans het eigendom te zijn van de orf-
genamen vnn Koning Willem II; zij moeten als
hroondomcin worden aangemerkt,\'waarvan do
opkomsten door den regerenden Koning worden
genoten.
Gelderland 5 Julij 1853; — cf. eindarr. Gol-
derland 26 April 1851.
3. Wat er ook mogo zijn van het beweren,
dat Z. M. Koning Willem II bij het benoemen
bjj besluit van 30 Junij 1813, n° 18, van een
administrateur ovor do domeinon, dio, afgestaan
bij do wet van 26 Augustus 1822, aan hem bjj
art. 60 van het traktaat van 5 November 1842,
goedgekeurd bij do wet van 4 Februarjj 1843
^Sb. n° 3), in vollen eigendom zijn toruggoge-
ven, — gehandeld zou üebben ais privaot per-
siion. waaruit het vervallen van het mandaat,
verstrekt bjj do bedoelde benoeming en van do
daarna vastgestelde instructie van dien ambte-
naar, hetzij door art. 27 dor Gr.wet van 1848,
hetzy door het overljjden van dien Vorst, zou
kerkhoven of begraafplaatsen te doen weiden,
kan niet, betzij aan art. 36 van het provinciaal
reglement in Groningen van den 13 Julij 1830,
hetzij aan art. 1 van de verordening op het
schutten van vee in do gemeente (Irootcgast
van den 5 Julij 1856, do zin worden toegekend
om daardoor eenige beperking te stellen aan
het regt van hen die de kerkhoven of begraaf1
plaatsen beheeren of danrover beschikken.
c II. R. 10 Junij 1857, Concl. conf.
•• Voor do toepassing van art. 360 C. I\'.
wordt vereischt, dat de dader geheel onbevoeg-
di-lijk uit baldadigheid, zucht om to bclcedigcn,
winstbejag of uit anderen hoofde, doch met be-
wustheid vnn zijne onbevoegdheid, een graf
hebbe geopend, of daaraan op andere wijze,
hetzij geweld hebbe geploegd, hetzij den doar-
ann verschuldigden eerbied geschonden.
Amersfoort 3 September 1801.
10. Üo wet vnn 10 April 180\'J (Sb. n» 65)
verbiedt wel het bouwen of doen bouwen binnen
een bepaalden afstand van do begraafplaatsen
buiten maar niet in de bebouwde kom der gc-
meente.
Gorinchem 10 Mei 1871.
Amotie 8.
Beheer H.
Bezit 1 v.
Bouwen 10.
Eigendom 5.
(jcm. vcrord. 7.
(lotlHilu\'nHt.
Horken ü.
Pro*, verordening.
Schending \'.\'.
Zaken 1.
Gem. brtasting.
BEGRAFENIS.
1.   De in art. 358 C. P. voorkomende woor-
den: inhumcr un individu décédé, hebben niet
ocno zoo beperkte betoekenis, dat daaronder
niet zou mogen begrepen worden het begraven
van een pas geboren voldragen kind, van liet-
welk niet blijkt of het al dan niet bij de go-
boorto heeft geloefd.
b II. R. \'25 Augustus 1863, Concl. conf. verw.
do voorz. tegen Utreeht Hof 1 Junij 1863. waarbij
was vern. Amersfoort 22 April 186:}. — cf. Assen
15 Augustus 1813.
2.  Kon levenloos tor wereld gebrngt kind kan
niet gezegd worden een gestorvene (un individu
décéde) te zijn. Het zonder voorafgegaan verlof
begraven van zoodanig kind, is alzoo niet straf-
boar.
Overijssel 15 Februarij 1810.
3.    Daargelaten of een kind, waarvan niet
blijkt dat het lovend is geboren, gezegd knn
worden to zjjn un individu décódé, zoo kan het
leggen van dit kind op den grond van con
schapenhok onder ecnig stroo, toch niet geacht
worden te zijn de daad van begraven in den
zin van art. 358 C. P.
b Groningen Hof 30 Mei 1801.
4» Het zonder verlof doen begraven van een
op strand aangespoeld lijk. valt onder het bc-
reik van art. 358 C. P.
Zeeland 21 September 1810.
.1. Waar begrafenissen geschieden onder op-
en toezigt van het doodgravers-collegie eener
gezindheid, daar rust op den voorzitter van dat
collegie do zorg voor het verlof van den amb-
tenaar van den Hurg. stand.
Amsterdam 2 Maart 1852.
•• Do strandvondcr die last heoft gegeven tot
het zonder verlof begraven van een op strand
aangespoeld lijk, is strafbaar; niet hij, die hoe-
-ocr page 13-
:
DOMEIN.
ging, do particuliere eigendom geworden waren
van eene bijzondere kerkelijke gemeente (ofschoon
deze ook een deel uitmaakte vun de Staatskerk).
Integendeel werd dio eigendom geëerbiedigd,
zelfs voor het geval dat die goederen reeds
nationaal verklaard mogten zijn, blijkens de in
gemeld art. voorkomende woorden: «blijvende
i nogtans onverlet de aanspraak welke eenig
»ligchaum of gemeente daarop mogt maken.»
Dit wordt nog ten overvloede bevestigd door de
bepalingen van het .V\' addit. artikel.
Hoorn 17 Junij 18G3.
8. Do goederen, behoord hebbende aan bui-
tcnlandscho geesteljjko corporatiën, zijn, voor
zooverre dio goederen hier te lande zijn gole-
gen, ten gcvolgo van do suppressio van die ge-
stichten, tot de domeinen van dit Rijk over-
gegaan, zoodat ten gevolge daarvan het bestuur
der domeinen volledig zijne bevoegdheid heeft
bewezen, om dcrgclijko uitgangen in te vorderen.
a Gelderland 30 Junij 1852. — Gelderland
15 Februarij 1854.
•• Het bestuur der domeinen is geregtigd,
(mits het bewijs loverendc van de schuldpligtig-
heiil en de identiteit der perceelen, waarvan
het den bezitter in regten heeft aangesproken),
tot het innen der uitgangen aan voormalige
vicariën in Gelderland verschuldigd.
Zutphen 5 Augustus 1847. — fiol 25 Febru-
anj 1840.
10.   Uit de omstandigheid, dat bij Keizerlijk
decreet van 21 Februarjj 1811 alle goederen
van geestelijken oorsprong, waaronder, blijkens
de pruimissen van dat decreet, ook die van het
kapittel van Sinte Mario to Utrecht, zijn vor-
conigd met het domein van den Staat on mits-
dicn regtens onder het bestuur der Stuatsdomci-
nen zijn gebragt, volgt niet dat dat bestuur in
al do regten en verpligtingen van dat kapittel
zoude zijn getreden of geregtigd zoude zijn om
als uitvoerder of beheerder cenor armen-funda-
tio voor dat kapittel op te treden.
Utrecht 13 Afoi 1853.
11.   De vicarie van lllocmcstcin moet geacht
worden ook thans nog te bestaan en hare goc-
deren niet te hebben verloren. Do Staat Ttan
niet als eigenaar van de daartoe bchoorendo
goederen worden beschouwd.
Utrecht Hof 0 December 1858, bev. Amors-
foort 22 Octobor 1850.
IS. Het domein van den Staat moet geacht
worden wettelijk te zijn opgevolgd in den eigen-
dom der grondrentcn en cijnsen, binnen de pro-
vincie Noord-liraband, welke vroeger aan het
Huis van Oranje-Nassau verschuldigd waren.
N.-Braband 18 November 1851.
13.   Do goederen vun de voormolige Omme-
lander-kas bohooren niet tot dio welke door
art. 200 der Staatsregeling van 1798 nationaal
eigendom geworden zijn. Do Ommclander-kas
is steeds gebleven de eigendom van do bovol-
king der landstreek, binnen welker grenzen do
voormalige Ommelanden waren gelegen.
b 11. R. 13 Mei 1870, Concl. conf. vorw. de
cass. togen Groningen Hof 27 April 1809.
14.  Hij art. 434 Wctb. v. Lodewijk Napoleon
is bevestigd de oude regtsregel, dat allo inculto
gronden, voor zoover dio niet aan anderen waren
uitgegeven, vroeger aan don Souvorcin behoor-
moeten worden afgeleid, — staat in alle gevul
dit vost, dat bij het overljjden van Koning
Willem II, die domeinen niet waren privuut
eigendom van dien Vorst. Diezelfde domeinen
toch zijn door genoemden Vorst, blijkens art. 27
Gr.wet, aan den Staat teruggegeven tot kroon-
doracincn, zoodat dezo op dat oogenblik zijn
geworden domeinen van den Staat, doch waar-
van het inkomen aan de Kroon verbonden bljjft.
liij die Or.wet zijn geenc bepalingen gemaakt
omtrent het beheer dier goederen, en kan alzoo
do kwaliteit van den administrateur van \'sKo-
nings particulicro domeinen niet geacht worden
door art. 27 der (ir.wet te zijn vervallen.
\'sGravcnhago 24 November \'1851.
4.   Do nationaal-verklaring b[j art. 4 der ad-
ditionele artikelen van do Staatsregeling vun
1798 uitgesproken, betreft niet allo voormalige
geestelijke goederen, maar alleen die geesteljjke
goederen en fondsen, waaruit te voren werden
betaald do traktementen of pensioenen van leera-
ren of hooglceraron der voormaals heerschendo
Kerk. Aan de nationaal-verklaring van allo
voormalige geesteljjke goederen is geen gevolg
gegeven Djj besluit van Koning Lodewijk N"apo-
leon van 2 Augustus 1 SOS, als zijnde daarbij
alleen bevolen het overbrengen in de publieke
schatkist van allo kerkelijke goederen of fond-
sen, die toen strekten om nan geestelijken hun
traktement geheel of gedeeltelijk te betalen,
waarmede bedoeld zijn die, in het 4\'1* add. arti-
kel vermeld.
b II. II. 0 Junij 1856, Concl. conf. — In geljj-
ken zin, wat het hoofdbeginsel betreft, II. IJ.
29 Februarij 1850, Concl. conf. vorn. a Gelder-
land 29 December 185 i, on bev. Nijmegen 29
November 1853.
5.   Aan het domeinbestuur is niet alleen op-
gedragen het beheer van allo goederen van
feestelijken oorsprong, waartoe vicaric-goederen
ehooren, maar dat bestuur is bovendien belast
met do opsporing en opvordering van goederen
van dien aard, welke voor don Stnat verholen
mogten zijn gehouden.
a Gelderland 29 December 1854, verniot. bjj
II. R. 29 Februarij 1850, Concl. conf. op grond
dat die goederen door do Hervorming der 10*
eeuw niet aan het domein van den Staat ver-
vallen zijn, met bovcst. van Nijmegen 29 No-
vcmbor 1853.
•• Door do bij art. 200 on 201 der Constitu-
tie van 1798 ingevoerde eenheid van goederen
en schulden der provinciën en der drie kwar-
tieron van Gelderland, is de Staat getreden in
die regten op do vicaric-goederen in Gelderland
gelegen, welke de Staten dier provincie duarop
hadden, zoodut do Staat als eigenaar het regt
heeft om van dengenen die, hetzij op specialen
last, hetzij als negotiorum gestor, het beheer
over dio goederen gehad en ze geadministreerd
heeft, rekening en verantwoording to vorderen.
Tiel 20 Mei 1853, met aanneming van motie-
ven bev. bij b Gelderland 29 December 1854.—
cf. in gelijken zin Gelderland 21 September 1853.
I. Onder do goedoren, wier nationaal-vcrkla-
ring bjj art. 4 der addit. art. der Constitutie van
1798 werd uitgesproken, konden zeer zeker niet
worden begrepen die, welke krachtens legaat,
schonking of andero wettige eigondoms-vcrkrij-
-ocr page 14-
8                                                                 DOMEIN.
den en later aan bet domein of don Staat zijn
gekomen. Die bevestiging stelt een verkregen
regt daar hetwelk door de opvolgende wetge-
vingen niet is te niet gegann.
ConcL O. M. ad b HU. 31 October 1851 j —
anders bij het arrest a quo. tot cassatie wnnr-
van werd geconcludeerd, l\'trccht Hof ü Reccm-
bcr 1850, dcv. <i Amersfoort 18 April 1X50.
t.1. Het voormalig bisschoppelijk paleis te
Roermond, dat bij de inlijving van die stad bij
Frankrijk nationaal domein is geworden en in-
gorigt voor de militaire dienst (hospitaal of kn-
zernc), moet geacht worden tot het vcrvreemd-
baar en verjanrbaar domein van den Staat te
behooren, zoolang niet bljjkt, dat het voor de
openbare militaire dienst is bestemd geworden
door eeno verklaring vnn het corps législatif,
ceno mngtiging der assemblee nationale of een
besluit der consuls. Do latere bestemming van
dat goed, om nl. te dienen voor de teregtzifting
vnn de Regtbank en het Kantengeregt, met wnt
daartoe behoort, alsmede voor kazerne en stalling
van de marechaussee, kon de onvi•rvreomdbanr-
heid en onverjaorbanrheid niet te weeg brengen,
als behoorende het niet tot de goederen, welke vol-
gens art. 538 en 540 C. N. van het publiek onver*
vrcemdbaar en onverjaarbaanlonuin deel maken.
Limburg 2X Jtinij 1809, bev. Roermond (eiud-
vonnis) en waartegen de eass. is verw. bij II. It.
25 Februarij 1X70. — cf. Roermond 30 Junjj
1804, bev. bij Limburg 8 .lunuarij 1800 (inter-
locutoirc uitspraken).
10.   De Staat is eigenaar vnn de gebouwen,
dienende tot kazernen en militaire stallen, bij
besluit van den Soiiv. Vorst vnn 20 Junjj 1X|4
aan de gemeente Maastricht onder de daarbij
bepaalde voorwaarden ten gebruikc afgestaan.
Maastricht 24 December 1857. bev. bij a Lim-
burg 17 October 1859. — cf. « II. R. 15 Jmijj
1800,  Concl. conf., en eindarr. Limburg 33 April
1801,   waarbij werd beslist «Int nnn do voor-
waarden vnn onderhoud en gebruik door do ge-
meente niet wns voldaan.
11.   Hij den titel, wnnrbjj door den Staat zc-
kero gebouwen ten gebruikc werden ufgestnan
aan ne gemeente Mnastricht, is geen onder-
scheid gemuakt tusschen repnrntiën tot gewoon
onderhoud en grove repnrntiën: de gemeente
Maastricht heeft dnnrin niet behoorlijk voorzien,
en het kan niets ter znko afdoen, dnt het een
of ander lokaal of gedeelte van eenig gebouw
zich niet in slechten toestand bevindt. Ook
heeft de gemeente de hnur nfijcstane goederen
niet volgens hunne bestemming gebruikt, door
ze aan bijzondere personen in huur te geven enz.
Limburg 22 April 18(51; — cf. « Limburg 17
October 185\'J, waarbij met vern. v. Maastricht
24 December 1857, een onderzoek door deskun-
digen werd bevolen ten einde den stunt van
onderhoud der questicuso gebouwen te onder-
zoeken, en voorts een getuigenbewijs ann het
bestuur der domeinen werd opgelegd ten nnn-
zien van bet gebruik dier gebouwen door do
gemeente in strijd met de daaraan gegeven be-
stemming (van kazernen). — cf. n II. II. 15 Junjj
1800, waarbij do eass. werd verw. tegen voor-
meld intcrlocut. nrr., zonder dat danrbjj echter
voormeldo vraag werd beslist.
18» Het decreet van 11 .lanuarij 1811 (Huil.
344) omtrent hetgeen als «luis et relais do In
» mer» behoort tot do « dépendances du domaino
»public.» is in Noord-Nederland van kracht;
het is niet afgeschaft door den C. N. en is ook
toepasselijk op de in 1811 bestaande kwelders,
voor zoover die nog aan de werking van ebbo
en vloed onderhevig waren.
a Appingadam 28 Junjj 18G0.
10. Alle aan zee gelegen landen, die tijdens
de invoering vnn het decreet van 11 .lanuarij
1811 (Huil. des lois n° 314) nan ebbe en vloed
(ook nan springvloed) onderhevig waren, be-
hooren tot bet domein; de zoogenaamde «kwel-
• ders* maken daarop geeno uitzondering.
« Appingadam 28 Junjj 18G0.
20. Ken door do rivier bij gewoon hoog wn-
tcr overdekt terrein moet geacht worden eigen-
dom te zijn van den Staat.
\'1\'iel 1 Februarij 1807; — cf. b H. R. 11
Maart I807.
SI. De Lauwcrzee is te beschouwen als een
binnenwater en als de monding van do rivier
de llunze: waar het de beslissing geldt of het
domein regt heeft op de bewcerdo in die zee
aanwezige laiset relnis de Ia mer, zijn dus hare
oevers niet gelijk te stellen met het zcestrand.
b Appingadam 2* Junjj 1800, bev. bij Gronin-
gen Hof 20 Mnnrt 1870.
SS. Ofschoon enkele zaken die buiten den
handel (extra commercium) zijn, in art. 577 v.
II. \\Y. in navolging vnn den Code Civil, als
eigendommen jure publico vnn den Staat worden
opgenoemd, sluit dit evenwel niet uit, dnt we-
der andere de eigendom jure publico van de
gemeente of provincie kunnen zijn, welk begin-
sel, dnt ook provinciën en gemeenten even als
de Stunt jure publico zaken kunnen bezitten,
ook bij lntere wetten, speciaal bij do provincialo
wet in art. 184 en in do gem.wet in art. 179,
litt. h, art. 203, litt. b, en art. 230 steeds is
gehandhaafd geworden.
Zwolle... (4).
II.
SS. Het wettelijk bestaan van hot bestuur
der domeinen kan niet worden ontkend, omdat
het bjj de wet v. 27 December 1822 (Sb. n° 59)
ingestelde amortisatie-syndicaat bij do wet van
27 December 1840 (Sb. n° 77) tegen den laat-
sten December van dat jaar is ontbonden en
daarbij is bepaald, dat \'s Rijks domeinen zullen
worden gobrogt onder liet algemeen bestuur.
Arnhem 28 Februarij 1801.
SI. De regelen omtrent lastgeving, in het
H. \\V. voorgeschreven, kunnen op het beheer
der kroondomeinen niet van toepassing zijn,
zoodat de magtiging van Koning Willem II,
aan den heer Staatsr. van Mesritz in den loop
van het jaar 1843, na de wet van 4 Februarij
1843 (Sb. n" 3) verleend, moet geacht worden
van voortdurende kracht to zijn, en is hierin
ten gevolge vnn het overlijden van den physio-
ken persoon vnn Koning YVillcm II, — zonder
dat behoeft to worden onderzocht, aan wien
door dien Stnntsrand de vruchton en inkom-
stcn dor kroondomeinen moeten worden vornnt-
woord, — geono verandering to weeg gebragt.
Utrecht 8 October 1851.
SS. De onderscheiding dat het polderbestuur
-ocr page 15-
DOMEIN.
<J
amotic van dien zonder zijne toestemming of
magtiging gclegdcn dam.
a Zeeland 30 December 1851.
III. § 1.
SS» Het Wetboek van Burgerlijko IIcgtsvor-
dcring kan niet geacht worden ecnigzins hetzij
implicitc, het/ij e.xplicitc, to derogeren aan do
exceptionele vormen van rcgtspleging, welke, in
bepaalde matcriën, bjj de invoering van dat
Wetboek bestonden, — speciaal in zako van do-
maniale inkomsten.
\'sllertogenbosch 10 April 1839.
33.   Do exceptionele wijze van procederen, bij
art. 17 der wet van 27 \\entöse IX voorgoschro-
ven, is evenzeer toepasselijk op do regtsvordo-
ringen, wolko ter zako van do perceptie van
domanialo inkomsten worden ingesteld, als op
die, waarbij do betaling van registratio-rogten
enz. wordt geëischt; het maakt omtrent do vor-
dering van donmniiilo inkomsten geen onder-
scheid, of het liestiiur der Registratie en dat
der Domeinen vercenigd, dan wel of die bestu-
ren van elkander afgescheiden zijn.
\'sllertogenbosch 10 April 1839.
34.   Het domein-bestuur is ontvankelijk in do
vordering tot revindicatie van aanwassen, na do
invoering van het Keiz. decreet v. 1811 ont-
staan, zonder dat tegen die actie kan worden
opgeworpen eene exceptie van prnematuriteit
op grond dat vooraf bij de administratieve au-
toriteit op ceno reelamo van den verweerder
moet worden uitspraak gedaan.
II. II. 7 November 1815, Concl. conf. vern.
Overijssel 9 September 1814.
SS. Ken geding, ten onderwerp hebbende do
handhaving der regten en belangen van \'s Hjjks
domeinen, wordt regtmatig gevoerd ter requisitio
van het domein-bestuur, uitgeoofoiid wordendo
door den Minister van Kinantiën to \'silage.
Overijssel 9 September 1844,
36. Allo regtsvorderingeii, \'s Rijks domoin bo-
trell\'endo, worden thans (ook mot het oog op
het Kon. Bes], v. 22 Maart 1811 , Rijv. Sb. 1811)
bcvopgdelijk ingestold on vervolgd op naam van
den Min. van Kin., als uitoefenendo hot bestuur
der domeinen.
N.-ltraband 18 Maart 1851, bov. \'sHertogcn-
boseh 30 Maart 1819. — X.-liraband 15 Junij
1852, waarbij is beslist, dat het domein-bestuur,
ook niet het oog op de wet v. 27 December
1828 (Sb. n" 9), j". art. 5 der Wet v. 27 Do-
cember 1810 (Sb. n° 77) en de Kon. Ilcsl" v.
22 Maart 1811, n" 112 cii 113, suo nomino kan
procederen in zaken, den Staat betreffende, met
bev. van Itrcda 3 September 1850.
SI. Uit art. 1 der wet v. 19 Augustus 1791,
j". art. 17 der wet v. 27 Ventóse IX en art. 65
der wet v. 22 Primaire VII volgt, dat do bij-
zondere wijze van procederen, bij beide laatstgc-
melde wetten voorgeschreven, in geval van uit-
voardiging van dwangschrift tot invordering
van inkomsten van het Staats-domein, in casu
eenor grondrente, ook moet gevolgd worden,
wanneer in den loop van het geding van oppo-
sitio degeen, tegen wien het dwangschrift is
uitgevaardigd, den regtstitel betwist, waaruit do
vordering mogt voortspruiten.
a II. R. 9 April 1817, Conol. conf.
moet geacht worden de questicusc, tot publieke
vaart bestemde, wateren jure publico to bezit-
tcn, is niet in strijd met eorig artikel van liet
Rurgcrlijk Wetboek: zij volgt integendeel nood-
zakclijk uit de art. 577 tot.">x| |{. \\\\\'., en brengt
tevens mede, dat een dominium juro publico,
ter voldoening nan do bestemming ten gebruiko
van het publiek, eigenaardige daaruit voort-
vloeijende verpligtingen oplegt, waartoo een
eigenaar juro private niet gehouden is.
e II. II. 20 Junij 1803, Concl. conf. vcrw. het
beroep tegen Z.-llolland 20 Mei 1H<i\'2, waarbij
was vern. Rotterdam 2 Januari) 18(11.
26. Al kon aangenomen worden, dat de Staat
als collator het regt van beheer der vicario-goo-
deren van Itloemestein had, zoo heeft het do-
mein-bcstuur het regt niet dat beheer uit te
oefenen, zoolang het niet aantoont dat bij eono
wet dat beheer nan hem is opgedragen.
Utrecht Hof 6 December 18.18, vern. Amers-
foort \'22 üctobcr 1856.
2J. Geono wetsbepaling verbiedt om zaken,
aan den Staat toebehoorende. in eigendom over
te dragen en in den handel te brengen: govolge-
lijk is eene regterlijkc beslissing, dat de eigen-
dom van den bodem van eenen zeeboezem tot
liet Staats-domein behoorende, is kunnen worden
overgedragen, aan geene bedenking onderhevig.
b II. It. 0 Januarij 1851, Concl. conf.
3K. Het verbod bjj art. 8 der wet van 1 Re-
cember 1790 omtrent vervreemding van Stants-
domein tenzjj uit kracht eoner wet, heeft alleen
betrekking op vervreemdingen gedaan aan pur-
ticulieren, maar niet op die gedaan tot dotering
of tot tegemoetkoming van departementen, ge-
mcentcn of andere Stuats-instellingcn en opcn-
barc inrigtingen.
.Maastricht 20 Jnnunrij 1805; — cf. het bc-
trekkcljjko arr. Limburg 12 November 1806,
waarbij wordt uitgegaan van het beginsel, dat
het Keizerlijk decreet van 9 April 1811, bjj
welks art. 4 de Keizer bevoogd is verklaard,
om over nationulo gebouwen ten voordeelo van
openbare inrigtingen to beschikken, kracht van
wet heeft behouden tot op do wet van 39 Au-
gustus 1848 (Sb. n" 39), en dat do Koning
krachtens dat decreet bevoegd was op 22 Au-
gustus 1825 ten voordeole van do provincie
Limburg over de tot het Staats-domein behoo-
rendo .Minderbroeders-kerk te beschikken.
29.   De wetten van 27 December 1822 (Sb. D*
59) en vnn 27 December 1840 (Sb. n"77) gaven
in 1812 de bevoegdheid om, zonder toestemming
van de wetgevondo magt. domein-goederen te
verkoopen welke in dio wetten niet speciaal zijn
aangeduid.
Njjmegcn 30 December 1851, bev. bij flclder-
land 12 Januarij 1853.
30.   In weerwil van art. 580, 593 enz. I!. W.
en van de wet van 10 November 1814, kunnen
bijzondere personen regten verkrijgen op mili-
taire landsgronden.
a II. II. 17 Februari) 1851, Concl. conf.
SI. Wanneer ceno kreek of vlotbaro stroom
door particulieren is afgedamd, met voorkennis
van den Hoofdingenieur van den Waterstaat, en
onder toezigt van den in het kanton aanwezigen
Ingenieur van don Waterstaat, is hot ilestuur dor
Domeinen ontvankelijk in eeno vordering tot
2
KWIK. IIEUT.
-ocr page 16-
10                                                         DOMEIN.
38.  Onder de generieke uitdrukking van in-
komsten of perceptiën, welke bij art. 17 der wet
v. \'27 Ventóse IX omtrent do exceptionele wijze
van procederen ten aanzien der invordering van
donianiale inkomsten gebezigd is, moet ook de
invordering van boeten geacht worden te zijn
begrepen.
a tlertogcnbosch 10 April \\K\\9.
39.   liet Domein-bestuur is niet verpligt b[j
prokunur te proeedereii.
Utreebt \'28 Jiinuarjj 18*2.
40» liet liestiiiir van \'sÜijks domeinen is bc—
voogd om in regten op te treden tot handhaving
dor voorwaarden bedongen bij den verkoop van
wallen, grachten, sluizen, kaden en muren der
vesting Woerden, welke ingevolge de wet van
den \'27 December 18\'2"2 aan liet Domein-bestuur
ten verkoop waren Overgegeven.
Leiden 11 November 1856.
41.   Bene vordering om aan den eisclier te
vergoeden alle kosten, schade en interessen hem
berokkend door wnnprai statie van de tiend van
een aangewezen perceel land. betreft niet het
eigendomsregt van dat erf, zelfs al betwist de
gedaagde zijne tiendpligtighi id: de dagvaarding,
niet de daartegen gevoerde verdediging bepaalt
den aard eener vordering. De administrateur van
het kroondomein die, wanneer de eigendom van
een tot dat domein behoorend goed of regt be-
twist wordt, alleen verpligt is daarvan kennis te
geven aan den .Minister van l\'iiinntiën, is der-
halve bevoegd eene actie als de voormelde to
zijnen name als zoodanig te vervolgen.
a II. 11. DS .Maart 1808, Concl. eonf. verw. de
cass. tegen Z.-llolland \'211 April 1807, waarbij
was vern. \'stiravonhago 10 Febr. 1800, (\'onel. eonf.
42.   De administrateur van \'s Konings particu-
licro domeinen is bevoegd ook voor do kroon-
domoincn op te treden.
Gelderland 5 Juljj IS5\'t.
43.   Het Domein-bestuur van den Staat is be-
voegd de regten van het kroondomein te doen
gelden en te handhaven.
Goos 11 September 1857.
44.   liet Domein-bestuur is niet bevoegd op
to treden tot opvordering van tienden, die bjj
do wet van 90 Augustus 182*2 aan den Koning
zjjn opgedragen, en in het jaar 1818 aan den
Staat zjjn teruggegeven, doch nlleen onder bepa-
ling, dat deze als inaliënabel aan het Kroondo-
mcin heimerende zouden worden beschouwd.
a Zeeland \'20 September 185\'.l, bev. Zierikzeo
7 September 1858.
                                             »
4.». Het bestuur der domeinen heeft nlleen
woonplaats te \'»(iravenhage, en niet overal
waar zijne ontvangers hunne kantoren gevestigd
hebben. De liegtbank is derhalve incompetent
om to oordeelen over eone zuiver persoonlijke
regtsvordering, als hoedanig moet beschouwd
worden die tot ovorgifte der goederen tot de
daarbij vermeld»! vicarijen bohoorende, en om
rekening te doen van het beheer, — indien do
verweerders buiten \'slands woonachtig zijn.
b Gelderland \'27 Junjj 1855, bov. Nijmegen \'2
Jaminrij 1855.
40.   De agent der Domeinen op eene plaats
kan gocne cassatie aanteckenen voor zijnen ambt-
genoot op eene nndere plaats.
e H.H. 17 Maart 18W, Concl. eonf.
§2-
47.   Het Bestuur der Domeinon heeft ingevolge
do Wet v. 19 Augustus 1701 het regt eendwang-
schrift af to geven tot invordering der paeht-
penningen, tot de vicarie-goederen in Gelderland
betrekkelijk.
\'I\'iel 25 r\'obruarjj 1810.
48.  Het dwangschrift tot verhaal van inkom-
sten aan het domein verschuldigd, moet gerc-
gistreerd zijn. Hij gebreke van registratie moet do
opvordering nict-ontvankelijk worden verklaard.
\'s Hertogenbosch 20 Juuuarij 1800.
49.   liet verzet tegen een dwangbevel, uitge-
vaardigd voor het volle bedrag van den paclit-
prjjs van donianiale gronden, is gegrond, indien
de pachter niet het volle genot gehad heeft, en
hot Bestuur der Domeinen gcene vermindering
van pacht toestaat.
b Alkmaar \'M Januarij 1851.
§3.
30.  liet Bestuur der Domeinen, dat een dwang-
bevel uitvaardigt tot betaling van renten, wordt
door de exceptionele procedure, in domein-zaken
voorgeschreven, niet ontslagen van de verpligting
die do wet aan den eisoher tegenover den gcdaagdo
oplegt, om het bewijs zijner vordering to leveren.
N.-Braband 13 Januarij 1857.
31.  Het Domein-bestuur, bij dwangschrift tot
verhaal van renten procederende, is gehouden
bewijs te leveren, wanneer de gesommeerde ver-
zet doet tegen het dwangschrift op grond van
betwisting van den titel.
\'s llcrtogeiibosch 8 Oetober 1817.
SS. De Staat, eeno vordering inBtcllcndo tot
reclame van den eigendom van een eiland in
eeno rivier volgens art. 577 B. W., moet het
ontstaan van dut eiland bewijzen. Mitsdien kan
in cassatie niet worden opgekomen tegen do bo-
slissing, «dat niet is gebleken, dat de opgevor-
ii derde gronden zijn opwas, met deszelfs aanwas
«uit de bedding (Ier rivier voortgekomen.»
I, II. H. 16 .lunij 1854, Concl. eonf.
33.  Waar het domein-bestuur als cischer op-
tredende beweert tot het beheer van zekere
vicarie-goederen geregtigd te zijn, mag het do
vraag niet zijn of de gedaagde tot dat beheer
geregtigd is, maar alleen of do eischcr zijn regt
heeft bewezen.
b <• (/ II. B. 7 Maart 1850, Concl. eonf.
34.   Hij eene erkenning en bevestiging der
rente niet alleen op een bjjzonder vermeld stuk
onroerend goed, maar ook op allo do overigo
vaste goederen, kan niet van het eischend Do-
mein-bestuur gevorderd worden do nanwjjzing
van ieder bepaald stak onroerend goed, waarop
de gevorderde rente is gevestigd, maar in dit
geval rust op den schuldenaar de last om aan
to toonen, dat het onroerend goed, waarop do
rento bepaaldelijk is gevestigd, door hem is go-
nliëncerd, en de eigendom daarvan met de schuld
der rento op derden is overgegaan.
\'s (iravenfmgp 5 Maart 185\'2.
53. Bjj gebreke van den constitutieven titel
kan het bezit van het regt tot uitkeering van
do zoogenaamde tertia, op vicarie-goederen ge-
aifecteerd, worden bewezen door bescheiden,
oude rekeningen enz., en de eigenaar, die zoo-
-ocr page 17-
GODSDIENST.
11
danige goedoron mot den last van zoodanige
uitkeering ten behoeve vim derden heeft gekocht,
is bij voortduring verpligt duuraan to voldoen.
Utrecht 20 Junij 1844.
38. Feiten en bewijzen tot staving van een
cisch tot rerindiaeüe van terreinen deelmukendo
van een openbaar plein, doch bij do invoering
van hot kadaster en daarna steeds als bjjzondcr
eigendom aangemerkt. Ontzegging dier actie.
Overijssel 12 December 1801.
waarbij is verboden zonder toestemming des
Konings nieuwe kerken of gebouwen tot opon-
buro ceredienst bestemd, to stichten of op to
bouwen, of bestaande te herbouwen, is niet meer
van toepassing; het bouwen of vernieuwen van
kerkgebouwen zonder toestemming, met inacht-
neming van art. 7 der wet van 10 September
1853 (Sb. n° 102), is bij geeno wet strafbaar
gestold.
lireda 27 Januarjj 1802.
4. Uit do woorden van art. 107, al. 2 (ir.wet
« dut do openbare godsdienstoefening buiten ge-
»bouwen en besloten plaatsen geoorloofd blijft,
»waar zjj thans nuur de wetten en reglementen
n is toegelaten,» bljjkt ten duidelijkste, dat do
grondwetgever uitsluitend op het oog hm! do
openbare godsdienstoefening buiten do gobouwon
en besloton plaatsen in die gemeenten, waar zjj
tjjdens do uitvaardiging der (Ir.wet van 1848
werkelijk bestond en wettig in gebruik was.
Hieruit volgt reeds co ipso, dat de wetgever,
die alleen het status <|uo wilde behouden, in
gcenen deele bij uitbreiding daarvan heeft too-
gclaten do openbare godsdienstoefening buiten
do gebouwen en besloten pluatson wuar zij dos-
tijds niet gobruikeljjk was.
h II. It. 25 April 1850, Concl. conf. vern. a
N.-Braband 18 December 1855, waarbij geeno
overtreding was gezien in het houden eener pro-
cessie in ceno gemeente waar deze in 1818 niet
in gebruik waren, — vl. op grond van art. 45
der wet v. 18 (ïerminal X, waarbjj het vcrrig-
tcn van godsdienstoefeningen buiten kerkgebou-
wen alleen is verboden in steden, waar korkon
van verschillende gezindheden zijn, in verband
met art. 1, waarbij als beginsel do openbaarheid
van do ecredienst is aangenomen; — terwijl dezo
wet is in stand gehouden door art. 107, al. 2,
welko aldaar uitgedrukto vergunning door den
regter niet mag worden ingekort buiten en to-
gen do wetten on reglementen, waarop bjj dat
artikel gewezen wordt.
.•• Als «besloten plaats,» waarop ingovolgo
art. 107 (ir.wot do openbare godsdienstoefening
geoorloofd is, moet beschouwd worden oeno bo-
graafpluats om de kerk, binnen den kring der
gemoente, en aan ceno zijde onmiddellijk grcn-
zende aan de openbare straat, doch daarvan nf-
gescheiden door een ringmuur, dio evenwel niot
belet, dat mon op eeno longto van nagenoeg 39
ellen, op do openbaro straut staande, kan zion
alles wat op de begraafplaats voorvalt. Hoven-
dien zijn begraafplaatsen, mits van den openba*
ren weg afgescheiden, uit den aard dor zaak
en volgens haro bestemming als besloten plaat*
sen te beschouwen, zooals volgt uit art. 18 der
wet v. 23 Prairial XII, waarbjj do begraafplaat-
sen met do kerkgebouwen, wnt de godsdienstige
plegtighoden betreft, gohool worden gelijk go-
stcld.
a II. R. 25 April 1850, Concl. contr. vorw. do
coss. togon b N.-Braband 18 December 1855,
waarbjj het den boklaagdo ten laste gelegde foit,
het dragen van zijn priesterlijk gewaad buiten
gebouwen of besloten plaatsen, niet strafbaar
was geoordeeld ingovolgo art. 45, in verband
mot art. 1 der wet v. 18 (terminal X, gehand-
haafd ingovolgo art. 107 Or.wet. — Bij dit arr.
was bcv. Breda 0 November 1855, in gelijken
Aanwassen <>n srhorr. 18v.
21, 34.
Actie 36.
AmorU-syndicaat 23.
Beheer 3," 5v. 53.
Heteeit. e. ambtenaren.
Ilcstuur 30.
Bewijs Bï. 50 v. 54 v.
Binnenwaleren 21.
Cassatie Hz. 4(1, 52.
Collatio-regt 20.
Compet. Hz. 45.
Conserv. ftestag.
Diif/iruartl. Hz.
I>ijk- en polderbcst. 25.
Dwangbevel 37, 47 v. r>0.
Eigendom.
Exceptitn.
(ieestelijke goed. 4v. 15.
(ietn. gronden.
Uewtysde.
Grondbelasting.
Orontïrente i.
Rente.
Invordering 32 v.
Kazernen 10 v.
Lastgcving 21.
Milit. gronden 10v. 30,40.
Nat. eigendom 13.
Nietigheid proc.
Oevers \'JI.
Ommelander kas 13.
Overdragt 27 v.
Paraio exoc. 37, 47 v. 50.
Prokureur 39,
I\'.i\' i\' In..... 48.
Itcgtsplegillg 32 V.
Rente !>. 12, M, M.
Rivieren en stroom. 20.
Schrift, bt\'irijt Hz. 55.
Slootea <n vaarten 25.
Staaf lt» v. 27, 52.
Straffen 38.
Ti.....I™ 1, 41, 44.
Verjaring Hz. 15.
Vereet 4\'.l.
Vestlngwerken 4().
Vlcarle-goedoren U, !), 11,
26, 53, 55.
Wateren 25.
Waterstaat 31.
Kerket. goederen.
Krooniluiucin 1 v. 42 v.
Woeste gronden 14.
Zaken 15, 22.
Kwelders 19.
GODSDIENST.
I. (iodsdienstvrijheid.
II.  Viering van Zondag. Feestdagen.
III. Storing der godsdienstoefening.
IV.  Strafvervolging en strairen.
I.
1.  Uit do bepaling van art. 105 (Ir.wot van
1818, volgt dat bescherming wordt toegezegd
aan alle kerkgenootschappen dio zich overeon-
komstig do wettelijke voorschriften vormen.
Wanneer men dit grondwettelijk voorschrift toetst
aan het beginsel van eerbied voor de godsdien-
Btigc gezindten, in art. 200 v. C. P. door den
wetgever gehuldigd, volgt daaruit, dat de bo-
scherming, in dit art. aan de cultes autorises
verzekerd, ook is toegezegd aan elke godsdien-
sligo gezindte, dio in overeenstemming met de
wet, in hot Itjjk aanwezig is, on dat alzoo ook
dezo gezindten onder do uitdrukking cultes auto-
risés begrepen zijn.
« 11. U. 12 April 1805, Concl. conf.
2.  Ofschoon do belijdenis van godsdienstigo
meoningen volgens do Grondwet volkomen vrij
is, kan in goen geval oeno godsdienstige belij-
denis iemand ontheiren van de vorpligtingen,
wolko do Staat aan al zijne burgors oplogt,
evenmin als van do strafbepalingen, welke do
bovoegdo wetgever op sommige handelingen heoft
gesteld, of van do verpligting tot nakoming van,
en gehoorzaamheid aan die bepalingen, welko
cenigo staatsmngt binnen de perkon harer bo-
voegdheid aan alle burgers gelijkelijk hoeft op-
gelegd, in casu het voorschrift \'ook voor Isratdi-
ten om \'s /.aturdags do straat te reinigen.
Winschoten Kgr. 21 April 1857.
8. Art. 2 Kon. besluit v. 10 Augustus 1821,
-ocr page 18-
12                                                      GODSDIENST.
zin Utrecht Hof 22 Junjj 1817, waaraan do zaak
bij voormeld arrest werd verwezen, mot vorn.
(op grond dat niet was beslist of do wet van
1815 op dien dag toepasselijk was) — van het
overigens in gelijken zin gewezen Amsterdam
2\'t September 1810, bov. bij N\'.-llolland, — ton
aanzien van het geopend houden van eene her-
berg.— li II. K. 27 November 1855, Concl. conf.
vern. ltricllc \'J Augustus 1855, ten aanzien van
het verrigten van openbaren arbeid. — Hrielle
18 September 1857, bev. Sommelsdijk Kgr. 3
Augustus 1857. insgelijks bij aunklagtc van het
verrigten van openbaren arbeid.
11. De tweede l\'uuschdug is geen wettelijke
feestdag ten aanzien dor beëediging van een
proces-verbaal door commiezen der belastingon
opgemaakt. — Die dag valt derhalve in den ter-
mijn binnen welken die beëediging moet plaats
hebben.
d II. Ft 2i Maart 1810, Concl. conf.
IS. Indien de laatste dag voor do aanteeke-
ning van het beroep in cassatie op den eersten
Kcrsdag invalt, kan het niet \'s anderen daags
worden ingesteld : dio dag is wel een algemeen
erkende Christelijke feestdag, maar is niet op-
genomen onder de wettige feestdagen: art. 08
Kegl. betreffende de wijze van eedsaflegging enz.
der regt. coll. v. 11 September 1838 (Sb. n° 30).
Als zoodanig is alleen de Zondag erkend.
d 11. LI. 5 April 181-2, Concl. conf. — a II. R.
8 April 1850, Concl. conf. — e II. R. 21 Maart
1857, Concl. conf. — b II. R. 3 Maart 1803,
Concl. conf.
13. Do tweede Kersdag is een der door de
kerkgenootschappen van de Christelijke gods-
dienst dezer landen algemeen erkende en go-
vierd wordende feestdagen, zoodat het op dien
dag geven cenor openbare toonoolvertooning
tonder toestemming van het stedeljjk llestuur
strafbaar is volgens art. 4 der wet van 1 Maart
1815.
b II. R. 7 December 1841, Concl. conf. verw.
do cass. tegen Amsterdam 29 Junjj 1841. — Zie-
rikzee 30 Maart 1855, ten aanzien van veld-
arbeid.
14. Art. 1 der wet v. 1815 \'omtrent het vor-
rigtcn van openbaren arbeid op feestdagen, is
ook toepasselijk op den tweeden Pinksterdag.
ii II. K. 4 Januarij 185!), Concl. conf. verw.
do cass. tegen Dordrecht ... (0), waarbij was
bev. Dordrecht Kgr-----(4). — Amsterdam Kgr.
IV 18 Junjj 1850.
13. De Zondag moet niet geacht worden bo-
grepen te zijn onder de algemceno uitdrukking
van feestdag, wanneer verboden is op fcest- of
kermisdagen of bjj gelegenheid van openbare
vermakelijkheden sneller dan stapvoets te rijden;
zulks is daarom niet mede op Zondag verboden.
\'s Cravenhage Kgr. 2 September 1852. — \'sGrn-
venhago Kgr. 20 Augustus 1852.
IS. Door openbaron arbeid wordt geen an-
dere bedoeld dan die buiten gehouwen verrigt
wordt en voor een ieder aanschouwelijk is; ar-
beid derhalve, dio binnen fabrieken of andere
gebouwen wordt verrigt, terwjjl men, om do
zekerheid er van te verkrijgen, het gebouw zou
moeten binnentreden, kan daaronder niet geteld
worden; het komen van rook uit den scboor-
steen, het geraas van werktuigen, het aanstoken
zin gewezen, terwjjl daarbij mede in den zin
van het arrest v. den 11. Et, werd geredeneerd. —
II. Ft. 3 April 1857, Concl. contr. vern. (leider-
land en liet daarbij licvest. Arnhem 10 Octobcr
1850, waarbij was beslist, dat een kerkhof, slechts
door een ijzeren traliehek en rasterwerk omgc-
ven, waardoor en waarover alles, wat op dat
kerkhof voorvalt, van den daarlangs loopenden
openbaren weg voor ieder geheel zigtliaar is,
niet kan worden beschouwd als besloten plaats.—
Cf. Overjjssel 90 September 1855, beslissende
dat eene begraafplaats door ceno mei-l>eukcn-
heg omgeven, eene beslotene plaats is. doch dat
dit niet het geval is, indien men van den daar*
langs loopenden weg door het latwerk van het
daarvoor staande hek zelf een vrij en onbc-
lemmerd uitzigt over die plaats heeft, — en het
daarmede ovcreenstemmendo vonn. Almelo 28
J ui ij 1855.
•.Do wet van 10 September 1853(Sb. n" 10-2)
regelt geenszins het onderwerp van het klok-
kengelui in het algemeen, maar voorziet alleen
in het geval dat dit gelui in strijd met die wet
plaats grijpt door hen. die in hunne betrekking
tot of op bevel, magtiging of onder toezigt van
een kerkgenootschap zich het luiden der klok-
ken veroorloven. Zij is derhalve niet toepasselijk
op het luiden der klokken alleen uit baldadig-
heid. Dientengevolge is ceno daaromtrent ge-
maakte verordening, in casu der gemeente Op-
sterland v. 21 September 1817, niet vervangen
door de wet van 10 September 1853.
ƒ H.H. 22 April 1857, Concl. conf. vernict.
Heorenvcen 8 October 1850, alsmede lleeren-
veen 10 Junjj 1850, waarbij met vern. van lleet-
sterzwaag Kgr. 12 April 1850, de incompetentie
van dezen regter was uitgesproken, op grond
dat do toepasseljjko wet v. 1853, bjj art. 10 do
vordering tot toepassing dor bjj dio wet bedreigde
straffen aan den Utticier van .lust. bjj de Kcgtb.
opdraagt.
II.
9. De wet van 1 Maart 1815 (Sb. n"2l), hou-
dende voorschriften ter viering der dagen, nan
de openbare Christelijke Godsdienst toegewijd,
is nog heden ten dago van kracht on toepassing.
a II. H. 7 December 1811 , Concl. conf. vcrw.
de cass. tegen Amsterdam 20 Junjj 18H, waar-
bij was vern. Amsterdam Kgr. I 11 .Maart 1841.—
Holland Cr. Kb. 28 December 1838, bcv. <t Am-
sterdam 1" a. 20 .luljj 1838. — Amsterdam 23
Februarij 1841. — Oostburg Kgr. 13 December
1852.
8.  De wet van 1 Maart 1815 is wettig ver-
bindend ook in de gemeente Oud-Vroenhovcn.
Maastricht Kgr. 0 Augustus 1850.
9.  Kene plaatselijke verordening kan zeer goed
naast de zondagswet verbodsbepalingen bevatten
nopens het gedurende den tijd der godsdienst-
oefening op zondagen en Christelijke feestdagen
ontvangen van gelagmakcndo personen in tnp-
perjjen enz.
<• II. R. 17 Julij 1871, Concl. conf.
10. Do wet van 1 Maart 1815 is op den
Hemelvaartsdag toepasselijk, zonder dat daartoo
ceno voorafgaande aanwijzing van het adminis-
tratief gezag vereischt wordt.
all.fi. 4 Mei 1817, Concl. contr. —In geljjkcn
-ocr page 19-
13
GODSDIENST.
waardoor do godsdienst kan gestoord worden,
en is dus niet in strijd met art. 1 der wet
van 1 Maart 1815.
(i H. 1!. 17 December 1844, Concl. conf.
Sï. Voor do toepasselijkheid van art. 2 der
wet van 1 Maart 1815, houdendo verbod om
op Zon- of feestdagen, met opone douron of op
openbare plaatsen koopwaren uit te stallen of
to verkoopen, wordt vereisebt, dat do bekl. zij
koopman of winkelier.
b ll.lt. 18 September 1800, Concl. conf.
SM. liet verkoopen op Zondag uit oenen win-
kel, terw|jl daarvan do deur gedeeltelijk open
stond, is niet strafbaar.
Leiden 20 September 1840.
SO. Het verkoopen van één broodje in oenen
winkel met opono deur, stelt geeno strafbare
daad daar.
Loencn Kgr. 10 December 1847.
30.   Do bepalingen in art. 2 der wet van 1
Maart 1815, met opzigt tot het uitstallen en
het verkoopen van waren op do dagen in art. 1
genoemd, vormen twee afzonderlijke verbods-
bepalingcn. Alleen op de eersto verbodsbepaling
(het uitstallen of verkoopen op markten, straten
of openbare plaatsen) is bij dat artikel eeno
uitzondering gemankt, in zooverre geringe eot-
waren betreft, maar dio uitzondering geldt niet
ten aanzien van hot uitstallen en verkoopen met
openo deuren, door kooplieden en winkeliers.
c II. II. 19 December 1800, Concl. conf.
31.    liet uitstallen van koopwaren (gouden
voorwerpen) door een winkelier binnen zijne wo-
ning voor do glasramen op Zondag, stelt daar
overtreding van art. 2 der wet v. 1 Maart 1815.
Woorden Kgr. 17 October 1850.
32.   Het loopen van een vleeschhouwersknecht
op Zondag, met eeno bak met vloesch op het
hoofd, aan den openbaren weg, is niet straf-
baar naar do wet van don 1 Maart 1815.
Winschoten 19 Junij 1842.
33.   Het rondventcn van china\'s-appelen op
Zondag, als zijnde geringo eetwaren, is niet
strafbaar.
\'sUravonhago Kgr. 11 April 1839.
34.   Het doon bespelen van eeno piano forto
in eeno tapperij op Zondag, na den tijd voordo
godsdienstoefening bestemd, on zonder vorgun-
ning van het plaats, best., valt niet onder do
verbodsbepalingen, vervat in art. 4 der wet van
1 Maart 1815.
o II. H. 11 Februarij 1845, Concl. conf. vern.
Amsterdam 7 November 1844, en bev. Amstor-
dam Kgr. II 19 Augustus 184ï. — Amsterdam
Kgr. I 11 Julij 1841. — Breda Kgr.... (2), ten
aanzien van hot bespelen van eeno harmonica. —
N.-IIolland 3 Maart 1845, — on Amsterdam
Kgr. II 30 September 1844, ten aanzien van
het bespelen van moordere instrumenten.
3.1. Do wet van I Maart 1815 (Sb. n° 21)
verbiedt niet hot maken van muziek in cone
nfgologeno herborg buiten don kring der kork-
gebouwen, en geopend op oen bij do wot go-
oorloofden tjjd, veel minder hot dansen der
daarbij aanwezige porsonon, wanneer zulks niet
geschiedt als openbaro dans- of muziekpartij,
maar tor gologonhoid van het genieten van
drank.
Maastricht Kgr. 9 Augustus 1850.
van vuur zijn daartoo gceno genoegzame aan-
wjjzingen.
o 11. Ti. 29 October 185(5, Concl. conf. vern.
Overijssel 10 Mei 1856.
17» liet draajjen der wieken van eenen mo-
len bcwjjst dat er in liet openbaar wordt gear-
beid ; zulks stelt, wanneer liet geschiedt op een
wettigen feestdag en zonder vergunning van het
Bestuur, do overtreding daar van art. 1 der wet
van 1 Maart 1815.
d 11. R. 19 November 1850, Conel. conf. — a
II. H. 4 Januarjj 1859, Conel. eonf. verw. do
cass. tegen Dordrecht ... (0), waarbij \\va9 bev.
Dordrecht Kgr.... (4). — Boxmeer Kgr. 17 No-
vember 1856. — Anders, op grond dat malen
niet als openbare arbeid is te beschouwen, \'s(!ra-
venhage Kgr. \'20 Augustus 1840. — b Alphen
Kgr. 19 September 1800.
18. Het verwerken van hooi op Zondag op
een stuk land voor een ieder zigtbnar, stelt
openbaren arbeid daar, strafbaar, al is gohan-
dold uit noodzaak, doch zonder schriftelijke ver-
gunning der plaatseljjkc regering.
Gorinchem Kgr. 20 Januarjj 1859.
10. Vervoer van hooi in schuiten op Zondag
buiten den tijd der godsdienstoefening is niet
strafbaar.
Concl. Adv.-flen. Lightenveld ad a II. R. 11
Februarjj 1810, doch waarbij do cass. wegons
nict-konnisgeving der voorziening aan den bekl.
niet-ontvankcljjk is verklaard.
20. Het afmaaijen van eeno kleine hoevool-
hoid gras, dienende tot hot noodwendig voeder
van een stuk vee, valt niet in do vorbodsbcpa-
lingen dor wet van 1 Maart 1815.
Breda Kgr. 23 Augustus 1850.
SI. Hot omleggen of omzotten van cenigo
voenbonkon, dio to droogon lagen, op ecnigc
passen afstands van den openbaren weg, ten
eindo zo voor beschadiging to vrijwaren, stelt
niet den bij de zondagswet vorboden openbaren
arbeid daar.
c Alphen Kgr. 19 September 1800.
SS. Het vegen der straat in den vroegen
morgen van een Zondag stelt goeno overtreding
daar van do wet van 1 Maart 1815.
Oostburg Kgr. 19 December 1854.
S3. Klko openbare arbeid op Zon- en fcest-
dagen is vorboden, ook zelfs, wanneer noodza-
kolijkheid daartoo kan geacht worden to bestaan,
doch eeno schriftelijke toestemming van het ge-
meentobestuur ontbreekt.
b Loencn Kgr. 5 Junij 1801.
21. Do noodzakelijkheid van den openbaren
arbeid is volgens art. 1 der wet van 1815 niet
aan do beslissing des regters, maar aan dio
van liet plaatselijk bestuur onderworpen.
Hocrenveen 20 Maart 1800.
SS. Do noodzakelijkheid omtrent de vergun-
ning van op Zondag openbaren arbeid to ver-
rigton, kan door het stedelijk bestuur niet wor-
don overgelaten aan hem, dio de vergunning
erlangt. Hij dio mot zoodanigo vergunning open-
baron arbeid verrigt, is strafbaar.
Breda Kgr-----(3).
SS. Het beteekenen van oen cxploit van dag-
vaarding in oeno strafzaak op Zondag, kan niet
gezegd worden oeno daad van openbaren arbeid
noch eeno zoodanigo beroops-uitoofoning to zjjn,
-ocr page 20-
1 i                                                     GODSDIENST.
1-n met dobbelsteonen om geld, op de publicko
straat, binnen eene gemeente, gedurende den
tjjd voor de openbare godsdienstoefening bo-
stemd, moet worden uitgemaakt, dat binnen dio
gemeente, ten tijde en uro, toen de overtreding
zou hebben plaats gehad, openbare godsdienst-
oefening werd gehouden.
b II. U. 28 Junij 1842, Conel. conf.
45.   Men mag niet op Zondag gedurende do
godsdienstoefening in den boomgaard van een
particulier met kaarten spelen.
does Kgr. 20 .lulij 18i4.
46.   Het billardspel op eene openbare plaats,
gedurende den tjjd aan de godsdienstoefening
gewijd, is niet bij art. 3 der wet van 1 Maart
1815 verboden.
b U.K. 23 Augustus 1804, Concl. conf.
III.
47.   De bescherming bij art. 2<"il C. I\'. aan
do culten autorisés verzekerd, is ook toegezegd
aan elke godsdienstige gezindto, die, in over-
censtomming met de wet, in het Itijk aanwezig
is, zoodat ook dezo gezindten onder do uitdruk-
king cultcs autorisés begrepen zijn. Het bewe-
ren dat door eultes autorisés alleen dio oere-
diensten moeten worden verstaan, welko haar
gezag van de autoriteit ontleenen, en een auto-
ritoitsbeginsel tot kracht van haar bestaan heb-
ben, — is dus ongegrond. Daaronder is dus ook
te begrijpen het kerkgenootschap der Israëlieten,
in easu afgescheidenen, door wio echter de-
zelfdo ritus in acht werd genomen als door do
Israëlieten.
(i ll.lt. 12 April 18C5, Concl. conf. — Anders
Z.-llolland 27 .lunjj 18(35, op grond dat die af-
geschcidonen niet waren erkend.
48.    Ken zanggczclschap, tevens eene gods-
dienstigo strekking hebbende en dienende tot
onderlinge oefening in do zangkunst, voor ieder
tegen betaling van contributie toegunkelijk, en
voor wier vergaderingen do gemeente niet tot
do kosten bijdraagt, maar alleen het school-
lokaal daarvoor beschikbaar stelt, terwijl ook
het collegio van ouderlingen en diakenen niet
als zoodanig daarbij bohoeft tegenwoordig to
zijn, — kan niet gezegd worden een deel uit
to maken van of to bohooren tot do kerkelijko
eeredienst, en is mitsdien gecno godsdienstoefe-
ning (culte). liet verstoren, niet van het aan
do zangoefening voorafgaand gebed of van do
besluitende dankzegging, maar van dio zang-
oefening zelve, door overluid sproken, het ma-
ken van storendo bewegingen enz., valt der-
halvo niet in art. 2(11 Cl\'.
Groningen 2 Februarij 18ü0.
4*. Uit do bepalingen van den C. P., han-
deleudo over inbreuken op do vrijo gods-
dienstocfening, is niet op to maken, dat do
wetgever alleen hoeft willen straften do in-
breuken op do opcubaro godsdienstoefeningen,
daar in algemoeno woorden wordt gesproken
over ullo toegelaten of erkende godsdien8toofo-
ningen.
« Drenthe 23 December 18C5.
30. Tot toepassing van art. 2G1 C. P. wordt
geenszins voreischt de bedoeling om de gods-
dienst tu sturon, maar ulloun het vrijwillig vor-
36. Ter toepassing van art. 3 der wet van I
Maart 1X1."), houdende bepaling, «lat gedurende
den tijd voor do openbare godsdienstoefening
bestemd, de deuren der herbergen en andere
plaatsen alwaar drank verkoeht wordt, moeten
gesloten zijn, en dat ook geene spelen mogen
plaats hebben, is het onverschillig of de woning
is eene tapperij of wel cene soeieteit. Ofschoon
do deuren moeten gesloten zijn, kan het do
bedoeling der wet niet zijn, dat het niet gooor-
loofd wezen zou. zich in soortgelijke huizen
gedurende den tjjd der godsdienstoefening to
begeven of die te verlaten.
Gelderland 13 Juni; 1840.
3«. liet gesloten houden der deuren, bij te-
gcnstelling van het gesloten houden der her-
bergen, moet zoo worden opgevat, dat godu-
rende den aldaar bepaalden tjjd het tappen niet
is verboden. Eene vergelijking van art. 7 met
art. 2 der wet van I Maart 1815 leidt wat de
wijze van sluiting betreft, tot de opvatting, dat
de herbergiers, gedurende den daar bcdocldcii
tijd. met niet openstaande deuren mogen tappen.
\' (/11. R.19 Maart 1850, Concl. contr. — elf. R.
14 December 1852, Concl. eonf.
3"-*. Het openhouden eener herberg na 10
uren des avonds stelt daar overtreding vun het
politic-rcglement der stad Zierikzeo, en het
openhouden eener herberg, waar drank ver-
kocht wordt, gedurende do godsdienstoefening
op Zondag, stelt daar overtreding van art. 3
der wet van 1815.
Zierikzee Kgr. 21 Junij 1854, uit anderen
hoofde vern. bjj Zierikzeo ... (3).
39.    De wet van 1 Maart 1815 is niet van
toepassing, wanneer oen herbergier of een nn-
der houder van oono publicko inrigting, zijn
lokaal, tot het ontvangen van menschen be-
stemd. op Zondag avond, aan eene beslotene
vereeniging tot het houden eoner dunspartij
verhuurt.
\'stiravenhago Kgr. 3 Maart 1842.
40.   Het openhouden eener tapperij op Zondag
of andere erkende feestdugen, na 12 uro, on
dus na de godsdienstoefening, is niet strafbaar.
Amsterdam SC Maart 184f>.
41.   He wot van 1 Maart 1815 verbiedt niet
op Zon- en feestdagen, gedurende den tijd voor
do godsdienstoefening bestemd, het openstaan
der straatdeuren van herbergen of andere hul-
zen, waar sterke drank verkoeht wordt. Hot
verbod betreft alleen do deur der gclagkumer.
Ifreda Kgr. 1(1 .lunjj 1854.
42.   Daar de herbergen enz. gedurende den
tijd der godsdienstoefening des Zondags moeten
gesloton zijn, is het onverschillig of do klok al
dan niet slaat, en is hot genoeg, dut het begin
der dienst genoegzaam blijkt.
Alphen Kgr.... 1858 (I).
43.   liet spelen met centen op don publickcn
weg des Zondags, gedurende do openbare gods-
dionstoofoning, is niet strafbaar volgonsart. 3 der
wet van 1 Maart 1815.
II. it. 23 December 1815, Concl. tot vern. wo-
fons gebrek in den vorm. — e Moordwijk Kgr. 8
luart 18ÜIJ. — I .emmer Kgr. 29 October 18(i7. —
Gorinchcm Kgr. 9 October 185C, ten aanzien
van het werpen met dobbolstoonon.
44.  Tot cenc schuldigverklaring aan hot spc-
-ocr page 21-
GODSDIENST.
15
rigten ecncr daod, waardoor zij werkolijk ge-
Rtoord is.
c II. R. 8 Junij 1852, Conel. conf.
51» Rij art. 361 C. P. komt het niet aan op
liet meer bepaalde doel dor oefening, maar op
de plaats, waar die wordt gehouden, de inrig-
ting die daaraan bij liet kerkgenootschap wordt
gegeven, en de omstandigheden waaronder dio
werkelijk in ieder gegeven geval plaats vindt.
Keno oefening, ten aanhoore van meerdere per-
sonen dan do eigenlijke leerlingen, onder do
leiding van een pastoor der gemeente, in zaken
tot de godsdienst behoorende, in het openbaar,
in een kerkgebouw, op een bij kerkorde vast
bepaalden tjjd, is als oene godsdienstoefening
in den zin van dit art. te beschouwen.
a ll.lt. 16 Julij 1859, Conel. conf.
.»». De daadzaken, dat iemand tijdens zckcro
Hervormde gemeente ter viering van den Zon-
dag in hare kerk was vergaderd, na de bc-
kcndmaking der tot diakenen benoemde perso-
non, op het oogenblik dat do predikant zou
overgaan tot do lezing van den nazang, met
luider stemme bezwaren heeft ingebragt tegen
do benoeming van diakenen, waardoor de pre-
dikant ontsteld en in do voorlezing van het
kerkgezang is verhinderd, stellen daar stoornis
der eeredicnst. De bepaling in het reglement
op de zamenstelling der kerkeraden, dat bc-
zwaren togen benoemingen behooren to worden
ingebragt bij den kerkeraad, geeft wel het
rogt, om zoodanig protest op voogzamon tijden
plaats in to brengen bjj dien kerkeraad, maar
sluit van zelvo in zieli het verbod, om dit to
doen in de kerk en gedurende de kcrkedienst.
<• Il.lt. 8 Junij 1852, Conel. conf.
53.   Do godsdienstoefening kan niet worden
gezegd te zijn afgcloopen, indien wel de mis
voor eeno overledene was geëindigd, doch de
plegtigheden, aan die mis verknocht, nog niet
hadden plaats gehad, terwijl nog daarna een
tweedo dienst moest aanvangen. Het afbreken
on vertragen van dio godsdienstoefening is der-
halvo strafbaar.
Zierikzee 8 Januarij 1858.
54.    De daadzaken, dat iemand tjjdens do
godsdienstoefening, zich bevindende in een kerk-
gebouw, waarvan de eenige buitendeur op last
van het kerkbestuur is gesloten, door herhaal-
delijk op dio deur to slaan, te schoppen en to
trappen, de deur doet openspringen, waarbij do
krammen tot sluiting der grendels van die deur
in stukken zijn geraakt, en waarbij zooveel op-
schudding in de kerk werd veroorzaakt, dat do
voorzanger werd verhinderd in het uitspreken
van het slotgebed , stellen (behalve het wau-
bedrjjf van art. 486 C. 1\'.) ook daar verstoring
cener godsdienstoefening.
a Drenthe 93 December 1805.
35» Misbruik van do vaderlijke magt door
een man jegenB zijno vrouw gepleegd, en bo-
lecdiging haar door hom aangedaan, kan do
strafbaarheid niet opbellen van do door haar
gepleegdo verstoring eener godsdienstoefening,
in hot belang der maatschappelijke ordo straf-
baar gesteld.
a 11. It. 10 Juli) 1859, Concl. conf.
56. Do vermelding dat zekere feiten zijn go-
plcegd in een Israëlitisch kerkgebouw, sluit van
zelf in zich, dat daarmedo bedoeld wordt het
kerkgebouw ooncr erkende godsdienstigo go-
zindtc. Do beslissing echter, dat eono gods-
dienstocfening plaats had in het tot kerk van
Israëlieten bestemd gebouw, is onvoldoende, om-
dat daaruit niet blijkt of dio godsdienstoefening
is gehouden in een kerkgebouw der Israëlitischo
gezindheid.
a 11. R. 1*2 April 1865, Concl. impl. contr.—
Cf. Z.-Ilolland 27 Junij 1805.
IV.
5J. Wanneer iemand wordt godngvaard wc-
gens het verrigten van openbaren arbeid op
Zondag, is do dagvaarding nietig, bijaldien het
gemis der toestemming van do plantscljjke re-
gering daarin niet wordt vermeld. De omstun-
digheid, dat die schriftelijke toestemming niet
is gegeven, kenmerkt volgens art. 1 der wet v.
1 Maart 1815, do strafbaarheid van hot feit.
<; II. R. 27 Junij 1854, Concl. contr. — 11. R.
17 November 1857, Concl. contr. vern. Hriello18
September 1857, waarbij was bov. Sommclsdijk
Kgr. 3 Augustus 1857. — b II. R. 21 Mei 1859,
Concl. contr.
5S. Om het verrigten van openbaren arbeid
op Zondag te doen vallen onder het bereik van
nrt. 1 der wet van I Maart I815, behoort medo
ten laste te zijn gelegd, dat zulks heeft plaats
gehad buiten noodzakelijkheid, in welk goval
toch do plaatselijke regering daartoe schrifte-
lijko vergunning geeft.
I.ocnen Kgr. 20 Junij 1855.
38. Keno zaak die, ingevolge do wet van 10
September 1853 (Sb. n" 102), tot regeling van
het toezigt op do onderscheidene kerkgenoot-
scluippcn, ter teregtzitting voor burgerlijke zaken
wordt behandeld, is gcene strafzaak. Het vonnis
moet geacht worden in eene buitengewone bur-
gerljjke teregtzitting to zijn uitgesproken, of-
schoon dio dag voor do behandeling van straf-
zaken bestemd wus, in geval do dagvaarding
beteekend is om in eene openbaro burgerljjko
teregtzitting to verschjjnen, do zaak ook nis-
toen in dio zitting is behandeld en do uitspraak
bepauld geworden.
Overijssel 20 September 1855.
60.  Art. 10 der wet v. 10 September 1853(Sb.
n° 102), dat aan den Off van Just. geeno vcr-
volging ter zake van piet-voldoening aan dio wet
toelaat dan op magtiging van den l\'rok.-(ien., —
heeft onveranderd gelaten do vereischten van
art. 31 Sv., dat de Itegtb. nun den OH\', v. Just.
kan gelasten om vervolgingen in to stellen; de
belanghebbende moet mitsdien verzuim van de
zijde van het O. M. beweren; althans moet van
zoodanig verzuim op voldoende wijzo blijken.
Amsterdam 13 Kebruarjj 1850.
61.   Keno inbreuk of overtreding ecncr bur-
gerljjko wet is, naar nlgomeeno regtsbeginsolen,
toerekenbaar door liet plegen van het materiëlo
feit, zonder dat daartoe een bepaald opzet wordt
vereischt. üok zonder dat van dolus blijkt, is
derhalve straf baar eeno overtreding van art. C
en 9 der wet van 10 September 1853 (Sb. n°
102), doordien do beklaagde (R. K. priester) op
oen niet besloten kerkhof bij gelegenheid eener
begrafenis, in plcgtgewoad en vergezeld van
-ocr page 22-
16
KERKBESTUREN EN KERKELIJKE GEMEENTEN.
gcalimentccrdc in regten tot ontruiming op te
roepen.
Armbestuur.                      \\ Koste!, iirocedure.
Gemeente.
KEKKBESTUREN EN KERKELIJKE
GEMEENTEN.
I. Aard en beslaan; reglementen; omslagen.
II. Bestuur; vertegenwoordiging; procedures.
I.
1. Kerkelijke gemeenten zijn bjj do Grondwet
en de wetten des Iljjks zoodanig erkend, dat
zij gecne nadere erkenning behoeven om al»
zedelijke ligchamen in regten to kunnen op-
troden.
Wagcningen Kgr. 8 .Maart 1871.
t. Kene Hervormde gemeente kan niet geacht
worden regtspersoonlijkheid te missen, omdat
zij vóór, op of na 1 Octobor 1809 geeno wotte-
lijko en wottige regeling van haar bestuur zou
gehad hebben.
Zeeland 27 Junij 1871.
S. Ofschoon bij Kon. besluit van 17 Novem-
ber 1841 (Sb. n° 70; toelating is verleend tot
oprigting van eeno Christelijke Afgescheidene
gemeente te lieerde, en deze later is toegetre-
den tot het Christelijk Afgescheiden kerkgc-
noot8chap, blijkt niettemin geenszins van cono
verpligting om met dit kerkgenootschap voor
altjjd vercenigd te bljjven, maar stond het die
gemeente vrij aan hot Christelijk Afgescheiden
clnssieaal bestuur regtsgeldig kennis to govon,
dut zij de bestaande kerkelijke gemeenschap nf-
brak. He kerkcraad van lieerde wordt daardoor
niet ontbonden, maar blijft wettig bestaan.
Arnhem il Maart 1805.
4.   Ho Nedeil. Hervormde kerk, ofschoon uit
verschillende gemeenten zamcngcstcld, moot ge-
ncht worden een geheel uit te maken, en lnj
die als lidmaat tot dio kerk is toegetreden,
maakt deel van do algemeeno corporatie, on-
vcrsehillig in welko kerkelijke gemeente do too-
treding heeft plaats gehad.
Ilccrenveen Kgr. 14 Augustus 1871.
5,   Nadat een kerkgenootschap het bij Kon.
besluit vastgestelde reglement als grondregel
van zjju bestaan en beheer als zedelijk lig-
eliiiam heeft aangenomen en ingevoerd, kan
geene uitsluiting vim dergelijke Koninkljjko bo-
mooijenis meer worden beweerd met een beroep
op de bepalingen van het VI* Hoofdstuk der
Gr.wet van 1810.
11. 11. 2 Januarjj 1840, Concl. conf. verw. do
cus8. togen Zutplien il Januarjj 1815, waarbij
was bev. Zutphen Kgr. 10 Januarjj 1844. — b
H. 11. 2!l Mei 1840, C\'oncl. conf. verw. de cas».
tegen b Assen 14 April 1845, waarbij was bev.
Assen Kgr. 22 Augin-tus 1844.
«. Het Algemeen reglement voor hot bestuur
der Hervormde kerk in do Xederlunden, gear-
resteerd bij Kon. besluit van 7 Januarjj 1810 ,
moet door do aanneming, opvolging on uitvoc-
ring van hetzelve door het kerkgenootschap,
als zedelijk ligehaam, geacht worden do statu-
ten van het bestaan van dat genootschap uit te
maken en voor do leden van hctzelvo verbin-
dend to zijn. onverschillig van wicn het af-
komstig is en of het zelfs door den Koning
misdiennars. het Christus-beeld en liet wierook-
vat dragende, door het uitspreken van gebrui-
kelijkc gebeden en inaarding der lijken, op
cono voor en bij het kerkhof openlijk zigtbaro
wijze godsdienstige plegtigheden heeft verrigt.
Overijssel \'20 September 18.V>.
62. Wanneer do verstoring der godsdienst-
oefening het gevolg is vnn het elkander toe-
brengen van slagen, op welk misdrijf eeno zwaar-
dero straf is gesteld, dan moet volgens art. 204
de straf niet van art. 201, maar van art. 311
C. I\'. worden opgelegd.
Drenthe 14 April IKG4.
83. Vermits in do wet van 1 Maart 1815 wel
het maximum maar niet het niimimum van de
boeto wordt vastgesteld, is het den rogter go-
oorloofd af te dalen beneden de minste boete,
bij art. 403 C. I\'. ten aanzien van overtredingen
aangenomen.
h Loenen Kgr. 5 Junij 1801.
Klokkengelui 0\'.
Levering,
Mot. e. \'vonn. 44, 50.
Muziekpartij 34 V.
Noodzak. arlieid1H,23v..SS.
Openb. arbeid 10 v. 57 v.
Paaschdag 11.
Pinksterdag 14.
Processie 4.
Spelen 43 v.
Storing van godsdienstocf.
47 v.
Strafbaarb. 50, 57 v. 81.
Strafhedhig.
Straften 54, 82 v.
Strarvervolg. 60,
TeregtzitUng 5\'.l.
Uitstallen 27, aov.
Yerl/r. e. afstuit. 54.
Vergunning 25, 57.
Verjaring Hz.
VerKoopen 27 v.
Viering v. Zondag 7v.
Wet 2, 7 v.
Wettige Icesld. 10 v.
Adm. on II. niagt \'24 v.
Begraafplaats 5.
Besloten plaats 4 v.
Iteer. en rerrracttting.
lturg. stamt.
Cassatie Sz.
12.
Oompet. Sz. o.
Dagvaard. Hz. 511.
Dagvaant. Sz. 26, 57v.
Ilanspartij 30.
Bed.
Kotwaren 20 v. 33.
Hem. vena\'ii. 0, 0. 15.
(Jodsdielistoefcn. 4, 0, 10,
34 v. 47 v.
Grifllo 12.
Hemelvaartsdag 10.
Herbergen 0, Mv.
Huwelijk.
Jogt en Visseli.
Kerkbesturen
1, 47.
Kerken 3.
Kerkgenootsch. 1, 47.
Kcrklinven 0.
Kersdag 12 v.
GODSHUIZEN.
!• Het Hofje vnn Sion te Leiden is een nal-
moeshuis. Ito opneming daarin, het verleenen
van huisvesting enz., is eeno gratuite gift uit
gunst en liefdadigheid, zonder dat de betaalde
entree of afkoop het bestaan geelt aan een hi-
lnteraal contraet. De opgcnonieno moet zieh on-
derwerpen aan do regelen van orde en tucht;
dit is do voorwaarde zijner opneming. He regen-
ten bcoordeelen, of er redenen bestaan om den
opgenomene het hofje te doen verlaten. Hij on-
wil om to vertrekken, zijn de regenten bevoegd,
om den opgenomene door middel der politie,
zonder rogtcrlijko tussehenkomst uit zijne woning
te doen zetten.
6 Z.-Hollnnd 10 Junij 1802, vern. Leiden 23
April 1801, waarbij was beslist, dat do bestu-
ren vnn godshuizen en gestichten onbevoegd zijn
om zonder tussehenkomst van den regter, met
behulp van do openbaro magt, gealimenteerden
hunne woning uit te zetten, en voor die onrogt-
matigc handeling schadevergoeding verschuldigd
zijn, als zijnde die uitzetting eeno onregtinutigo
daad, onverschillig of do besturen aan de die-
naren der openbaro magt ui dan niet bevelen
konden geven, of zij zelve al dan niet bij de
uitzetting zijn tegenwoordig geweest, en of zij
gegronde redenen mogtcn aamocren, om den
-ocr page 23-
KEKKBESTUKEN EN KEKKELIJKE GEMEENTEN.                            17
buiten do bestaande grondwettigo bevoegdheid
is vastgesteld.
11.  It. 2 Janunrij 1816, Concl. conf. verw. do
cass. tegen Zutphen 9 Jnnuarij 1845, waarbij
was bov. Zutphen Kgr. 10 Janunrij 1844, ten
aanzien van do daarop gegronde reglementen
van 33 Juljj 1821 en van 10 April 1822, op
den uitkoop wegens do waarneming van kerke*
Ijjko bedieningen. — Z.-llollanil 7 September
1807, bev. (iorinchem 12 l\'obrnarij 18(17.— liriollo
24 .lunij 1864. — Schagen Kgr.\'7 October 1847.
J. Van wien ook het ringreglement eener
synagogo zijn oorsprong moge ontleonen, of wie
daurvan do eerste aanleggen mogen geweest
zjjn, het is altoos voor elk harer leden verbin-
dende, nadat het door het zedelijk ligehnam der
Israëlietischo kerk tot rigtsnocr en tot wet is
aangenomen.
b II. II. 29 Mol 1840, Concl. conf. verw. do
enss. tegen b Assen 14 April 18ir>, waarbij was
bov. Assen Kgr. 22 Augustus 1844.
8.   Ofschoon een korkeljjk reglement alleen
de goedkeuring der Regering behoefde, maar
het opmaken daarvan moest uitgaun van do go-
meento, is het onverschillig dat do zaak zich
omgekeerd heeft toegedragen, indien do nan-
ncming on naleving van dat reglement door het
zedelijk ligehnam bewijzen, dat die voorschrif-
ten als deszelfs wettig rigtsnoer vnn beheer zijn
aangenomen.
b II. H. 29 Mei 1840, Concl. conf. verw. do
cass. tegen b Assen 14 April 1845, waarbij was
bov. Assen Kgr. 22 Augustus 1844.
9.   Ook dnn wanneer het reglement voor het
bestuur der Hervormde kerk in Nederland niet
alleen moet beschouwd worden als een statuut
voor een op openbaar gezag erkend zedelijk lig-
chaani, maar nis ceno wet, waarvan de sehen-
ding grond kan geven tot cassatio, is toch art.
87 van hetzelve niet geschonden , indien op het
onderwerp tussehen partjjen in geschil (de al
dan niet geldigheid der kwaliteit van kcrkvoog-
don der Hervormde gemeente to Opijnon) niet
dat artikel, maar art. 90 en 03 van dat regio-
ment van toepassing zijn, en met grond zjjn
toegepast.
a II R. 17 November 1848, Concl. conf.
10.   liet reglement op do administratie der
kerkoljjke fondsen en kosten der eoredienst, ge-
arrestcerd bij Kon. besluit van 12 November
1819, n° 05, is wettig en verbindend als uit-
vloeisol van het algemeen reglement voor het
bestuur der Ilervormdo kerk in het Koningrijk
dor Nederlanden, gcarr. bjj Kon. besluit van 7
Janunrij 1810, n" 1, thans vervangen door dot
van 9\'September 1851, bekrachtigd bjj Kon.
besluit van den 23 Maart 1852. n" 3. Dit laat-
sto maakt nog hot statuut en de grondwet uit
van de Hervormde kerk.
Somnielsdijk Kgr. 2-4 Junij 1809.
II» Do reglementen voor do Isrnclietischo
kerkgenootschappen, krachtens besluit van den
Souv. Vorst van 12 Junjj 1814, n" 58, ontwor-
pon door derzolver bestuurders en notabelen,
en bekrachtigd door den Secretaris van Staat
voor do Binncnlnndscho Zaken, zijn voor do
leden dier kerkgenootschappen verbindende
Nijmojjen Kgr. 5 Maart 1845.
12.   Het is onverschillig, of aan den Koning
grondwettig do bevoegdheid der regeling van
kerkol. zaken wordt toegokend, wanneer slechts
blijkt, dat do kork vrijwillig dio bevoegdheid
heeft aangenomen en zich aan haar onderworpen.
Leiden 31 October 18G5. — Briolle 24 Junij
1804, Concl. conf.
13.   Keno kcrkolijko gomeonto, waarvan do
danrstelling bjj Kon. besluit is vergund gowor-
den, blijft bestaan, al mogt oen gedcclto harer
loden zich daaraan hebben onttrokken, op grond
dat eeno andero kerkelijke organisatie zou zijn
ingevoerd, dan dio waarop do autorisatio door
den Koning is verleend, indien niet heeft plaats
gevonden eenigo tusschenkomst of andere daad
van het openbaar gezag, waardoor het beweren
van do zich onttrokken hebbende personen eenig-
zins wordt ondersteund. Indien bestuurderen
dier gemcento qua talcs zijn benoemd vóór hot
ontstaan dier geschillen, en zjj sedert het op-
rijzen daarvan in het werkelijk bezit van hun-
no betrekking zjjn gebleven, en door de grooto
meerderheid der gemcento daarin worden cr-
kend en gchandhnafd, dan zijn zij als zooda-
nig geregtigd, om in naam van het zedelijk
ligchaam to handelen en daarvoor in regtcn op
to treden.
Z.-Hollnnd 10 April 1844.
14.  Door het vervallen vnn provinciale reglc-
menten op do kerkelijke administratie is niet
alleen het goheelo bcstuande bestuur, maar
tevens do wijzo waarop dat bestuur was gore-
gold en het stemrogt werd uitgeoefend, to niet
gegaan.
VVagcningon Kgr. 8 Maart 1871.
15.  Ken kerkgenootschap kan gconszins door
zjjno statuten aan eeno bestaande wettelijke ver-
ordening dorogcren, bv. ten aanzien van zjjno
verpligting om zorg te dragon voor do ondor-
stouning van behoeftige ledematen.
d Il.lt. 25 Janunrij 1850, Concl. conf.
ie. Ken erkend kerkgenootschap of erkendo
gemcento is een zedelijk ligehnam; tusschon
dat ligchaam en zjjno individuclo loden, wor-
den door toetreding of inlijving van dozo laat-
sto woderkeorig verbindtenissen ox contractu
geboren. Indien dcrhalvo iemand vormeont, dat
een kerkbestuur do vorbindtcnis niet is na-
gekomen , welko het volgens do bestaande
reglementen jegens hom bad to vervullen, in
ensu door hem zijn lidmaatschap to ontnomen,
hoeft hij het rogt om 6f hot kerkbestuur tot
nakoming vnn dio vorbindtcnis to noodzaken,
of do ontbinding daarvan to vragen met scha-
dovergoeding.
b Amsterdam 20 November 18G7.
II. Do reglementen van een kerkgenootschap
kunnen niet worden ingeroepen tegen hen, dio
zich niet vrijwillig als leden daarvan hebben
aangesloten.
Amsterdam Kgr. I 25 September 1849.
18. Op hem, dio zonder wettige redenen
weigert eeno opgedragen kerkelijke bediening
to aanvaarden, zijn do reglementen toepasselijk,
waarbjj eeno boeto van uitkoop is vastgesteld.
Do reglementen zjjn verbindend gebleven, ook
onder do werking vnn hot algemeen reglement
voor do Ilervormdo Kerk in het Koningrijk der
Nederlanden, door do nlgcmceno Synode der
Ncd. Horvormdo Kerk vastgesteld don 0 Scp-
il
KEKK. «EOT.
-ocr page 24-
18                        KEBKBESTUKEN EN KERKELIJKE GEMEENTEN.
kosten der eoredienst in Z.-IIolInnd, vastgesteld
bij Kon. besluit van 12 November 18/19, n° Go,
niet onwettig, omdat hij is vastgesteld na den
bij het geldend reglement bepaalden tjjd. Indien
dus het plan voor den omslag vóór liet jaar,
waarover hij verschuldigd is, is vastgesteld en
goedgekeurd, kan liet niets afdoen dat het ko-
hier van dien omslag eerst in den loop van
datzelfde jaar is vastgesteld.
Summelsdjjk Kgr. 24 Junij 1809.
24. liet reglement vastgesteld bij Kon. bcsl.
van 12 December \\Xï.i, n" 83, betrekking heb-
bende tot de administratie der kerkelijke goc-
deren in Friesland, hoeft met 1 Octobcr 1809
opgehouden te bestnun: mitsdien is do dienvol-
gens geheven omslag, hoewel over het gcheelo
juar 1809 uitgeschreven, slechts verschuldigd
over drie vierden van dat jaar.
« Dokkum Kgr. 22 Februarij 1871.
2.3. Do kerkelijke contributie, welko ingo-
volgc het kerkelijk reglement, genaamd Asca-
moth, voor do I\'ortugeeseli Israëlictischc ge-
niecnto in de kolonie Suriname wordt geheven,
is niet verschuldigd door de boedels van ovcr-
ledeno ledematen dier gemeente.
II. II. 4 Januarij 1814, Concl. conf.
20. Ken lid der Israëlietische kerkelijke gc-
meento of bij-synagoge to \\Yoerden is ingevolgo
art. 00 vnn het algemeen reglement voor do
Israëlietische synagogale ringen van den 20
September 1X21, verpligt tot betaling van den
kerkdijken omslag, indien deze door do hoofd-
commissie is goedgekeurd; hij kan er zich niet
op beroepen, dat hij to hoog zou zijn aangcsla-
gen, vermits hij ingevolge art. 08 van voormeld
reglement zich daaromtrent hnd kunnen wen-
den tot do hoogero kerkelijke autoriteit, en do
regtor onbevoegd is daarover in eene bcoordee-
ling te treden.
ƒ—\\Voorden Kgr. 18 December 1854.
\' 23. Iemand die in de Hervormde kerk is ge-
doopt en na nfgelegdo beljjdcnis in het Iler-
vormd kerkgenootschap is aangenomen, kan
niet gedwongen worden tot voldoening der kot
kelTjke gemeente-omslagen dier gezindheid bin-
nen de plaats zijner inwoning, indien lijj zich
niet heelt doen inschrijven bjj de plaats, lier-
vormde gemeente aldaar, noch door overgifto
van een testimonium van lidmaatschap der Her-
vormde kerk cenige aanspraak op het plaats,
lidmaatschap heeft gemankt, lomand die tot hot
Hervormd kerkgenootschap behoort, isnictver-
pligt een getuigschrift van lidmaatschap of tot
deelgenootschap in do Hervormde gemeente in
to leveren ter plaatso waar hij zjjne inwoning
vestigt, daar geenerlei wettelijke bepaling zulks
gebiedt, maar aan oen iegelijk deswege grond-
wettig volkomen vrjjheid is gelaten. Vnn do
weigering of nalatigheid tot deelneming in eeno
kerkeijjke gemeente kan mitsdien alleen hot ge-
volg zjjn, dat men geene aanspraak kan maken
op do regten, welko anders als lid eener kor-
kelijkc gemeente nu of bij vervolg zouden mo-
gon toekomen, terwjjl men evenmin verbonden
is nan de verpügtingen vnn contributio als an-
derzins, waarin anders als lid van dat bijzonder
zedelijk ligchaam zoude moeten worden gedeeld,
of waaraan men zich dnn ontwijfelbaar zoude
moeten onderwerpen.
tcmbcr 185!, en door den Koning bekrachtigd
bij besluit van 33 Manrt 1852.
Groningen Kgr. 19 September 1854.— In ge-
lijken zin ten aanzien van liet reglement op do
administratie der korkolflke fondsen in Geldor-
land, goedgekeurd bij Kon. besluit v. 23 Julij
1821, Zutphcn \'J Januarij 1Str>, bev. Zutphcn
Kgr. 19 Januarij 1844.
19. Het huishoudelijk reglement van de ls-
raëlietisehe gemei nte te <!ouda. vastgesteld door
niunighim en ouderling op 1 September 1801,
en ingevolge circulaire van den toenmaligen
Minister van \'M September 1*01 , goedgekeurd
door de hoofdcommissie voor de zaken «Ier lsrnë-
licten den 25 üctober 1X01, is voor de leden
der Israëlietische (Soudsche gemeente vcrbin-
dend: bij die liil wordt, onderwerpt zieb tacito
nis bij contract aan dat reglement, in casu ten
aanzien der boete wegen» niet-aanneming van
do betrekking van lid van bet armbestuur,
Gouda Kgr. 17 Julij 1802.
CO. De kerkelijke besturen in liet algemeen ,
on die der Israëlietische kerkgemeenten in bet
bijzonder, zijn niet bevoegd omslagen over de
leden van derzelver gezindheden vast te stellen,
ter bestrijding van de kosten vnn eoredienst of
anderzins. Omslagen, door die kcrkolyke bestu-
ren vastgesteld, zijn derhalve niet anders to
beschouwen dan als godsdienstig verpligtend,
en zij kunnen niet uit krachte dier vaststelling
alleen, en dus zonder dat do leden der gezind-
heden zich daartoe verbonden of daoroan on-
derworpen hebben, regt geven tot cene actie
voor den burgerlijken regtcr.
a N.-Brabond \'2 Mei 1843, vern. b\'sIIertogcn-
boseh 4 Juli] 1812.
21.   Het Keizcrl. decreet, contennnt lacircon-
seription des départcments de la Ilollando, en
het Keiz. decreet van 1!l Mei 1811, gegeven to
Rambouillet, waarbij de burgerlijke indceling
in de llollandscho departementen ook op het
kerkelijke van toepnssing wordt verklaard, is
wettig verbindend en moet ook geacht worden
uitvoering to hebben erlangd, als zjjndc het
tegendeel niet bewezen, liet bewijs van dit feit
door getuigen is echter niet toelaatbaar, nis
geldende het in deze geene burgerlijke, maar
politieke regten, immers kerkelijke regten door
het politiek gezag geregeld. Op grond hiervan
moet het gehucht Vrcdeveld worden beschouwd
evenzeer kerkoljjk als burgerljjk territoriaal tot
Assen te behooren. Actie tot betaling van den
aanslag des gedaagden in den hoofduljjkcn ker-
keljjken omslag der gemeente Bolde.
Assen Kgr. 10 Januarij 1851.
22.   Art. 20 van het reglement op do admi-
nistratie der kerkelijke fondsen en de kosten
van do eoredienst bij de Hcrv. gemeenten in
Z.-llollaiid, vastgesteld bij Kon. besluit van 12
November 181Ï1 (Sb. n°05). is eerst met ingang
van 1 Octobcr 1809 afgeschaft bij het Kon. be-
sluit vnn \'.) Februari) 1800 (Sb. n"10) en 3 r\'e-
bruarij 180\'J (Sb. n°20). Do vóór die nfschulling
bestaande kerkelijke autoriteit heeft derhalve don
hoofdelijken omslag over 1800 wettig vustgestcld.
Woerden Kgr. 27 Junij 1871.
23.   De hooi\'dcljjkc omslag eener Hervormde
gemeente is in den geest van het reglement op
do administratie der kerkeijjke fondsen en de
-ocr page 25-
KERKBESTUREN EN KERKELIJKE GEMEENTEN.
1!)
h II. R. 24 December 1846, verw. do cassatie,
door den Prok.-Gen. l>jj den II. It. in liet be-
lang der wet ingesteld tegen Amsterdam Kgr.
V 20 Augustus 1815.
^ 88< Ken erkend lidmaat der Hervormde kerk
is, zoolang hij lid dier kerk bljjffj tevens lid
van de daartoo belioorendo gemeente zTnHfr~Tn-
woning: bij kan zich dus aan de betaling van
den hoofdelijken omslag niet onttrekken door
te beweren dat bij tot die gemeente niet is toe-
getreden.
Woerden Kgr. 27 .lunij 1871.
/ 89. .Men is per se lidmaat van eone kerko-
lijke gemeente, alleen omdat men in de kerk
van die gemeente gedoopt is, en men wordt
dus door do wet alleen verpligt tot het betalen
der kerkelijke bijdragen, welko ingevolgo do
reglementen der gemeento worden ingevorderd.
Schagen Kgr. 7 üctober 18i7. — In geljjken
zin Nieuwer-Amstel Kgr. 8 December 1810. —
Anders Sliedreeht Kgr. 25 April 180f» beslis-
sende dat iemand die wel gedoopt is, doch geeno
geloofsbelijdenis heeft afgelegd, niet als lid van
do Hervormde kerk kan worden beschouwd.
30. Voor hem die door den doop in de lier-
vormde kerk is ingelijfd geworden, ofschoon
niet door bciydenis des geloofs tot lidmaat der
kerk aangenomen, hebben de regten en ver-
pligtingcn jegens die kerk, uit den doop ont-
staan, niet opgehouden to bestaan, zoolang hij
niet bewijst zich van dio kerk to hebben afge-
schciden. Uit do omstandigheid echter, dat
iemand in eeno bepaalde gemeento is gedoopt,
volgt niet, dat bij thans nog tot het kerkeljjk
personeel dier gemeente behoort. Hij moet veel-
eer geacht worden niet meer daartoo to bohoo-
ron, indion bewezen is, dat bij sedert in het
genot is geweest van do kerkelijke voorregten
in cene andere gemeente, alwaar do verschil-
lcndo leden van zijn gezin achtervolgd ijk door
belijdenis des geloofs tot lidmaten zijn aange-
nomen.
Assen Kgr. 10 .lanuarij 1851.
f~ 31. Do leden der Hervormdo kerk, door den
doop in het Hervormd kerkgenootschap opgono-
men, worden langs twee wegen leden cencr
kerkelijke gemeento in den engeren zin des
woords, hetzij door beljjdcnis des geloofs, hetzij
door deel to nemen aan, en gebruik to maken
van do voorregten in zoodanigo gemeente. Hij
die zich in ecne gemeente komt vestigen, zon-
der dat hjj als lid is ingeschreven, en zonder
aan do kcrkeljjko voorregten deel to nemen, is
(niet als lid to beschouwen, en behoeft niet in
jden hoofdeljjkon omslag bjj te dragen.
Assen Kgr. UI Fcbriuirjj 1851.
r32. Hjj die niet van do Hervormdo kerk is
afgescheiden of vervallen verklaard, eigen mid-
dei en vnn bestaan bezit, in het kerkelijk res-
gort ocner bepaalde gemeento woont, en wel
als Nederduitsch-IIervormd is gedoopt, doch
geeno belijdenis des geloofs hoeft afgelegd, en
dus ook geeno kcrkeljjko attestatio bjj bedoelde
gemeento heeft ingediend, kan evenwol worden
begrepen onder ben, die verpligt zjjn to dragen
in den hoofdelijken omslag voor do Hervormdo
kork eenor gemeente.
Alphen Kgr. 25 April 1806.
33* Hij die in eeno Woalscho kerk is ge-
doopt, en volgens eigene opgaaf ook in dio
kerk op bcl[jdenis des geloofs tot lidmaat is
aangenomen, behoort tot het Hervormd kerk-
genoulschap, ingevolgo art. 1. in verband met
art. lil van het Alg. Reglement voor bot Iiestuur
der Hervormde kerken in Nederland. Wanrgoeiio
Wualsche kerk bestaat, moeten de individuele
leden geacht worden tot do Ncderduitsche Her-
vormde kerk to behooren, totdat het tegendeel
gebleken is; zjj moeten dus den door dio kerk
bepaalden h\'iofdeljjken omslag modo betalen.
Het overbrengen ocner zoogenaamde attestatio
is voor het lidmaatschap eener plaatselijke kcr-
kelijkc gemeente geen vereischte.
(ioes Kgr. 30 .lunij 18\'»9.
34. Do aanvrage om attestatie door een lid—
maat der Hervormde gemeente bjj den kerko-
raad, moet niet worden beschouwd als een bo-
wijs van afscheiding of opzegging van lidmaat-
schap. Als bewijs daarvan kan ook niet gelden
de overgang tot cene andere (Remonstrantschc)
gemeente, zonder behoorlijke kennisgoving aan
den kerkeraad der gemeento, waarvan men
zich wil afscheiden.
Woubruggo Kgr. 4 December 1844.
3.». Ieder lid van do Ned. Hervormdo kerk
is verpligt tot betaling vnn den hoofdelijken
omslag, dio in de bijzondere gemeento van zijno
woonplants wordt geheven, onverschillig do plaats
waar hij als lid tot dio kork is toegetreden, en
al heelt hjj, door zijno attestatio bij degomoonto
zijner woonplaats niet in to leveren, zichzelvon
in zoodanigen toestand gebrngt, waarin hij geen
genot kan hebben van al de aan het lidmaat-
schap verbonden regten.
Heerenveen Kgr. 14 Augustus 1871.
36. Kerkvoogden en notabelen van Dockum
zijn niet geregtigd hoofdelijken omslag to vor-
deren van iemand, wiens lidmaatschap der ker-
kelijko vereeniging alleen daarop steunt, dat hij
elders (niet te Dockum) is gedoopt, maar in
deze gemeento gevestigd, en zonder bekondo
afscheiding tot de kork in hot algemeen bohoort.
b Dockum Kgr. 22 Kobruarij 1871.
3J. Ken ieder moet regtens geacht worden do
godsdienstige gezindheid zijner ouders to zjjn
toegednan, zoolang hij zich niet daarvan heeft
afgescheiden en op eeno wettige wijze van dio
afscheiding heeft doen blijken: bij gevolg moot
iemand, uit Israëlietischo ouders geboren, vol-
gens do Israëlietischo orde gehuwd, en ingevolge
zijne vrijwillige verklaring, tegen betaling van
zekere som, als geïmmatriculecrd lid eenerXed.
Israëlietischo gemeente aangenomen en erkend,
beschouwd worden daartoo to bohooron, zoo-
lang hij daarvan geen afstand hoeft godaan, en
hjj is verpligt do kerkelijke bijdrago, welko hem
bij wijze van omslag of quotisatio is opgelegd,
te betalen.
Maastricht Kgr. 8 Mei 1818.
38.   Het feit van to zjjn Israëliet en tovens
binnon den ring der synagoge te wonen, is vol-
doende tot Btaving vnn do vorpligting tot bota-
ling der kerkelijke bijdrage, waar die door do
kcrkeljjko autoriteiten, ingevolgo do reglcmen-
ten is omgeslagen en vastgesteld.
Winschoten Kgr. 7 April 1857.
39.   Do leden eener Israëlietischo gemeente,
die van het kerkgebouw als zoodanig gebruik
-ocr page 26-
2RKELIJKE GEMEENTEN.
43. Do regten en vcrpligtingen dor leden
van eene kerkelijke gemeente worden, wat be-
trel\'t het beheer der goederen, geregeld naar
de bepalingen van den 101\'" titel,lil\'\' boek van
het li. VV.
Amsterdam 0 Junij 1871.
48.   De bepaling van het algemeen reglement
voor de llerv. Kerk in het Koningrijk der Nc-
dcrlnndon, bekrachtigd bjj Kon. besl. y. 23 Maart
1852, waarbij als loden der bijzondere gemeen*
teii worden erkend zoowel die op belijdenis des
gcloofs tot lidmaten zijn aangenomen, als die
alleen door den doop in hare gemeenschap zijn
ingelijfd, en zelfs die door evergang hunner
ouders tot do ilerv. Kerk geacht worden tot
eene bjj/.ondere gemeente in betrekking to staan,
— bedoelt alleen het lidmaatschap ten aanzien
van het toezigt op do geestelijke belangen der
Kerk, maar bepaalt niet wie na het vervallen
der prov. reglementen, regelende de stembo-
voegdhérd in zako het kerkelijk beheer der ver-
schiilende goederen, als stembevoegde leden
zijn te beschouwen. Ten onregte wordt dus bc-
weerd, dat dientengevolge al de lidmnten stcm-
bcvoegdheid bezitten. Zulks zou zelfs het geval
niet zijn al ware dat reglement vnn toepassing.
(loes 0 September 1870, bev. bjj Zeeland.
49.    Do Hervormde gemeenten, in cusu dio
van Kllcwoutsdijk, werden ten gevolge van de
Kon. besluiten van !• Kebruarjj 1800 en van \'i
Kobruarjj 180!) niet in dier vocgo ten opzigto
van hare goederen door hot gomoon burgerlijk
regt behcersoht, dat ieder lid van het zedelijk
ligchaam overeenkomstig art. 1686 It. \\\\\'. gelijk
regt had om zijne stem uit te brengen over do
toetreding tot het nieuw Algemeen Collcgie,
do benoeming van kerkvoogden of notabelen onz.
Zooiand 27 Junij 1871, bov. Hoes 9 Septom-
ber 1870.
4H. Stomgeregtigdo leden van eene Nedor-
duitsch-llervormde gemeente zijn, als ledenvan
een zedelijk ligchaam, elk individueel bevoegd
om zelve het initiatief to nemen tot hot beleg-
gen eener bijeenkomst, ten eindo over do too-
treding tot het besluit van het algemeen col-
lcgie van toezigt omtrent hot al of niet vast-
stcllen van een eigen zelfstandig beheer der
kerkelijke goederen en fondsen eene beslissing
to nemen, wanneer de kerkvoogden nalatig blij-
ven eene gevraagde vergadering te beleggen;
zelfs al hebben dn stembevoegde leden reeds
vroeger, ter voldoening aan dat besluit, noto-
belen benoemd, ton eindo bij do nieuwe organi-
satio vnn het bohoer op do goodoren dor go-
moonto als zoodanig dienst to doen.
l\'trecht 1 Junij 1870, Concl. conf.
49. Stembcvoegdo leden eener Ned. Her-
vormde gemeente zijn bevoegd door eene nadere
wilsverklaring aan eeno vroegero benoeming
van notnbolon to derogeren on (met hot oog op
do in 1809 bcpaaldo reorganisatie) voorloopige
beheerders te kiezen, dio van do door notubelen
benoemde kerkvoogden het beheer der goede*
ren en fondsen zullen overnemen.
Utrecht 1 Junjj 1870, Concl. conf.
.ïo. Waar goeno roglemcntcn of andoro bepa-
lingcn bestuan omtrent de «rijzo waarop net
stemregt betredende het beheer der kerkelijke
I goederen wordt uitgeoefend, hebben overeen-
\'20                           KERKBESTUREN EN KI
maken en aldaar planlscn occuperen, zijn ver-
pligt tot betaling der contributie bij de reglc-
menten bepaald: zjj kunnen tot dat einde in
regten worden aangesproken, indien die regle*
menten zijn gemaakt overeenkomstig liet besluit
van den Souv. Vorst van 18 .lunjj 1814.
Nijmegen Kgr. 5 Maart 1845,
4». De bij dcurwanrdcrs-cxploit aan het ls-
raëlietiseh kerkbestuur zijner woonplaats gedane
betcekcning, dat men geen lid meer is van het
Israëlietisch kerkgenootschap, is niet voldoende
om bevrjjd te worden van de betaling der ker-
kclijke contributie, waarvoor men op de goed-
gekeurde omslugljjst is aangeslagen. liet kerk-
bestuur van iedere Israëlietisclie gemeente is
bevoegd tot het opmaken van dio jaarlijkscho
onislnglijst. Het regt van den contribuabele, om
tegen zjjnen aanslag te doleren, vervalt na ver-
loop van de drie maanden, volgende op de ontvan-
gen kennisgeving van het bedrag van den aanslig.
Appingndom Kgr. \'21 Maart 1S57.
41. Vermits een ieder, alleen behoudons do
bescherming der maatschappij, volkomen vrij-
heid geniet om zijne godsdienstige meeningen
door woord en daad te belijden, zoo mag de
regter niet treden in een onderzoek naar iemands
godsdienstige begrippen, ten einde daardoor te
geraken tot do beslissing, of hij tot eenezekere
gezindheid behoort en als zoodanig in hurc ker-
kclijke lasten moet dragen. Wel behoort het
tot \'sregters bevoegdheid to onderzoeken, of
men tot oen bepaald kerkelijk genootschap is
toegetreden en gehouden om tot het onderhoud
in do administratie bij te dragen, vermits zoo-
danig genootschap is to beschouwen als een zc-
delijk ligchaam, dat door het openbaar gezag
erkend en beschermd, zijn bestaan ontleent aan
overeenkomst, zoodat do loden zich aan do vor-
pligtingen bjj do kerkelijke reglementen neder-
gelegd, moeten onderwerpen. Hij ontkentcnis
van het lidmaatschap moet het bewijs daarvan
door liet kerkbestuur worden geleverd.
Locnen Kgr. 2(i Maart 1802. — In gelijken
zin ton aanzien der bevoegdheid van den reg-
tcr, Sliedreeht Kgr. 25 April 1861.
48. Vordering door kerkvoogden eener Her-
vormde gemeente van het bedrag van den aan-
slag des gedaagden in do uitzetting van hot
plan vnn hoofdeljjkcn omslag of rolle der aan-
slagen van contribuabelen, behoorendc tot de
Hervormde gemeente. Bewijs aan dn eisenen
opgelegd dat de gedaagde lid is van het Kork-
genootschap.
Assen Kgr. 20 April 1848.
II.
43. Een bestuur behoeft, om de kerkgemcento
wettig te vertegenwoordigen, niet vóór do jongste
regeling van het bestuur der l{. K. kcrkgemeen-
ten aangesteld te zijn volgens het Keiz. decreet
van .\'10 December 1809, betreffende het bchcor
der fabriekgoederen.
a \'s Hertogenbosch 23 April 1850.
44» Zoo geen reglement dit verbiedt, zijn de
betrokkingen van notabel en kerkvoogd vcroo-
nighaar; immers moot men geacht worden zulks
te hebben goedgekeurd door daartegen niet te
protesteren.
Amsterdam G .lunjj 1871.
-ocr page 27-
KERKBESTUREN EN KERKELIJKE GEMEENTEN.                         \'21
steunende exceptie van non-qualificatic is toe
te wijzen, wanneer de door hen ingeroepen ver-
kiezing gehouden is gedurende vier, in plaats
van zes uron, alsmede op andere urou dan dio in
het reglement zijn bepaald.
Gelderland 3 Mei I87I.
57.   Wanneer iemand den 17 April 1802 (te-
gelijk met twoo andoren) is gekozen tot lid vnn
het bestuur der Nedorl. Israël ie tisohe gemeente,
dio keuze den 15 Mei daarna is goedgekeurd
door de commissie, daartoe benoemd in do res-
soilalo vergadering der israëlictischo gemeenten
in <!o provincie, en dio. goedkeuring door het
kerkbestuur is gevraagd en verkregen, daarvan
kennis is gegeven aan den gekozene, en dezo
zijne betrekking heeft aangenomen en aanvaard,
dan is die verkiezing niet nietig op grond van
niet nakoming van de bepaling vnn art. 25, al.
2 van het kerkreglement van Roermond, vast-
gcstold don 28 November 1861, en goedgekeurd
door do hoofdcommissie tot de zaken der Israë-
lieton op 20 Februarjj 1802, welk artikel bo-
krachtiging voorschrijft door het ressortaal bestuur.
Roermond 15 Maart 1800.
58.   Eene op zich zelf informele stemming in
do vergadering eener kerkeljjkc gemeente, kan
door het ontbreken van oppositie van wego do
kerkvoogden en notabelen niet uls rcgtsgeldig
worden aangemerkt.
Gelderland :» Mei 1871.
59.   l\'it een door het provinciaal collegio Vnn
toezigt goedgekeurd besluit, houdende goedkeu-
ring van het besluit van kerkvoogden en nota-
beien tot het instellen van een regtsgeding,
volgt dat de daarin vermelde notabelen moeten
geacht worden wettig te zijn benoomd, tot dut
het tegendeel bewezen is.
Ilrielle 24 Junij 18IH. — Sommelsdjjk Kgr.
34 Junij 180\'.).
60.   Vermits volgens art. 8 van het reglement
op do zamenstelling der kerkeraden voor de
provincie X.-lIolland van 36 December 1829,
liet aan diakenen verboden is, om zonder nieuwo
benoeming langer dan vier jaren in dienst to
bljjven, moet door hen die zich qualificorcn
diakenen der Hervormde gemeente (to Leiden),
en aan wie wordt tegengeworpen, dat het meo-
rendeel hunner langer dan vier jaren fungeert
zonder op nieuw benoemd to zijn, worden be-
wozen dat hunno benoeming van kortoron tijd
dan vier jaren dagteekent.
Leiden 12 Februarjj 1819.
01. Wanneer vaststaat dat voor do bcnoo-
ming van den cisohenden Kerkornad goeno roglo-
menten bestonden, dan moet do gedaagde dio
do onwettigheid van dat bestuur sustineert,
nnntoonen dat bjj die benoeming gehandeld is
in strijd met het ten aanzien van zedelijke lig—
chamen bij ontstentenis van reglementaire bepa-
lingen geldende regt.
Alkmaar 20 Januarij 1870.
•8. Ingevolgo het besluit van 12 October
1808 tot voorloopigo organisatie dor Ned. Horv.
kerk enz., zijn de fungorondo kerkvoogden niot
vcrpligt noch bevoegd hun bohoor aan het nieuwo
bestuur over to dragen, indien hun niot vooraf
door het nieuw Algemeen Collegie oono aan-
8chrijving is gedaan.
Tiel 17 Junij 1870.
komstig art. 1090 II. W. niet nlleon do manslid-
matcn, maar heeft ieder lid van do gemeente
hot regt zijne stom uit te brengen. Ken bestuur
dat slechts gekozen i-i door een deel der leden
van de gemeente, til. do manslidmatcn, on een
reglement alleen door hen vastgesteld, hebben
geen wettig bestaan.
Wugeningen Kgr. 8 Maart 1871.
51. Eene bjjzondero Nedcrduitsoh-IIervormde
gomoente, in cisu to Hoogoveon, hoezeer sleelits
een onderdeel der Kerk, moet als eigenares
liarcr goederen, aangemerkt worden als oen af-
znnderlijk zedelijk ligcha im, dat als zoodanig
wordt beheerscht door do voorschriften omtrent
zedelijke ligchamen in het liurg. Wetboek. Na
het vervallen van alle vroegere reglementen,
welke vóór 1° Uctobcr 1800 liet stemregt regel*
den, moeten dus volgens art. 1696 li. \\V. alle
do leden van dat ligchaara, mannen en vrou-
wen, minderjarigen en meerderjarigen, geacht
worden gelijk regt van stemmen to hebben.
Alzoo kan niet voor geldig gehouden worden
een reglement, dat alleen is vastgesteld ingevolge
do stemmingen der daartoe opgeroepen mcerder-
jarigo manslidmatcn, die niet gecensureerd of go-
ïnterdiccerd waren en ten minste een jaar geleden
belijdenis hadden afgelegd of op eene ingediende
attestatie als lidmaten der kerk waren erkend.
Hoogoveen Kgr. 28 Mei 187-2.
at. Kerkvoogden benoemd volgens do voor-
schriften van de voorloopigo organisatie der
Nederlandsehe Hervormde kerk. vastgesteld den
12" October 18(18, zijn wcltig gekozen. Art. 1696
IJ. \\V. is daarbij niet toepasseljjk, omdat bij de
reglementen der kerk uitdrukkelijk bepalingen
omtrent het stemregt zijn gemaakt.
lleerenveon Kgr. 14 Augustus 1871.
53. Kene benoeming van kerkvoogden door
notabelen oener Nederduitsoho llervormdo ge-
meento, is niet.voor wettig te honden door do
benoeming van een hunner tot lid van den
kerkornad, nadat to voren dio benoeming van
kerkvoogden, wegens gemis van het lidmaat-
schap van den kerkornad bij een hunner, door
het provinciaal collegio van toezigt als onwettig
was vernietigd geworden.
Leiden 22 Januurij 1870.
5*. Do eischers bezitten de door hon aange-
nomen qualiteit, wanneer zij, ingevolgo de op
hon uitgebragto kcuzo, nis notabelen van eene
Horv. gomoente hebben medegewerkt tot do bo-
noeming van een algevaardigde voor do provin*
cialo vergadering, en zoodoendo huiiuo betrek-
king hebben aanvaard.
Tiel 17 Junjj 1870.
53. In gemeenten waar geen reglement op
het beheer der kerkolijko goedoren bestaat, en
notabelen zijn gekozen met den last ora kerk-
Toogdon to verkiezen, is die last niet zoodanig
beporkt dat zij dezo kerkvoogden slechts voor
eens kunnen kiezen: zij hebben de bevoegdheid
bij aftreding der benoemden in do ontstano
vacaturen te voorzien; althans heeft men do
qualiteit van dezo laatsten onherroepelijk erkend
door deel te nemen aan do stemming over een
door hen ontworpen reglement.
Amsterdam 0 Junjj 1871.
SC. De leden van hot collegie van Kcrk-
roogdjj zjjn niet wettig gekozen, en de daarop
-ocr page 28-
22                       KERKBESTUREN EN KERKELIJKE GEMEENTEN.
63.   Indien kerkvoogden do stomgeregtigden
hebbon opgeroepen tot het benoemen van zes
notabelen, ten einde bij do ingevoerd wordende
nieuwe organisatie van hot beheer op de goc-
deren der gemeente, nis zoodanig in dienst to
treden, on dio notabelen kerkvoogden hebben
gekozen , behoort niet aan dozen afgifte plaats
te hebben van do goedoren der gemeente, in-
dien door sommige leden der gemeente (waartoe
ieder hunner individueel de bevoegdheid heeft)
de overige leden zijn opgoroepen , ten einde in
het beheer dier goederen te voorzien, vermits
do in doze vergadering benoemde personen nis
opvolgers der cersfgcmeldo kerkvoogden beuoo-
ren te worden beschouwd.
Utrecht \'29 Junij 1870.
64.    Uit do benoeming vnn notabelen door
ecno Hervormde gemeente, godaan ingcvolgo
hot organiek besluit van 18 Ootober 1808, volgt,
dat z|j zich aansluit aan de bepalingen van dat
besluit.
Tiel 17 .lunij 1870.
63. Nadat ten gevolgo van do Kon. besl.
van 13 r\'ebruarjj 1860 en 5 I\'ebruarij 1809 het
bestaande beheer der goederen van do I Ier-
vormde gemeente te Yeenendaal den l\'n Octobcr
18G9 was vervallen, moest dat zedelijk ligchaam
zorg dragen voor een nieuw bestuur over dio
goederen. Iljj dio zich aan do gomcento had
aangesloten, is aan de besluiten der meerderheid
zoodanig gebonden, dat hij ook het aldus nieuw
benoemd bestuur moot erkennen.
AVagcningen Kgr. 8 Maart 187I.
06. I>o commissie benoemd tot het ontwerpen
van een reglement, is bevoegd dat ontwerp ter
kennis dor gemeonto to brengen en deze daar-
over te laten stommen; do tussclienkomst van
het toenmalig bestuur is daartoe niet vercischt.
Gelderland I! Mei 1871.
6J. Do art. MG on 1)7 van het reglement op
do administr.itie der kerkelijke fondsen in (lcl-
dcrland, vastgesteld bij Kon. besl. van \'23 Julij
18-21, waarbij aan do vorigo administratie vnn
do korkelijko fondsen do verpligting werd op-
clcgd, om aan kerkvoogden, na de aanvaar-
ing hunner functiën, staat en inventaris to
loveren vnn al do kerkoljjko goederen en baten,
schulden en lasten, voorts te doon rekening en
verantwoording, on mede over to geven nllo
bewijzen van eigendom, rekeningen, papieren
enz., tot do kerkoljjko finantiën betrekking heb-
bondo, betroffen niet alleen die administrateurs,
welke zijn geweest lasthebbers der Hervormde
gemeenten, of ook zonder lastgeving goederen
dier Kerken hebben behoord, maar ook den
kerkmeester, dio zijno aanstelling ontleende aan
don eigenaar dor hcerljjkheid. Do door den heer
dor heerlijkheid aangestelde kerkmeester is geen
lasthebber vnn don hoer, maar kerkelijk admi-
nistratcur.
b Gelderland 10 September 185G, verniet.
Nijmegen :»0 October 1855; — cf. II. R. 20
Maart 1857.
SH. Uo kerkoljjko coramissio benoemd inge-
volgo In-luit van do Zuid-IIoll.indscho Synode
den 3 Julij 1798 to Dordrecht gchoudon," heeft
hot opportoozigt over al do goedoron dor kcr-
kelijke gemeente. Als belast met do adminis-
tratie van een fonds ter voorziening niet alleen
in het prediknnts-traktcnient, maar in al de
belangen van do openbnro godsdienst, is zij bo-
vocgd een kerkorgol aan to koopen, en moet dit
overeenkomstig het dool van evengeraeld fonds,
geacht worden te strekken tot bevordering der
belangen van de godsdienst.
a Utrecht 21 December 1870.
69. Do kerkvoogden hebben in het algemeen
zoowel het opzigt over do kerk, pastorjj en kos-
terjj, als bet beheer over dcrzelver eigendommen,
fondsen en inkomsten. onverschillig of die goe-
deren bekend staan ten namo van do pastorie,
dan wel van de kerk.
Appingodom \'25 September 1851.
SO.Iiet collegio van kerkvoogden is door art.
5:! vnn het regl. op do administratie dor kcrko-
lijko fondsen enz. volkomen geregtigd allo kor-
kelijke dienaars, dus ook den koster en voor-
zanger te ontslaan.
Arnhem IS September 1850.
ïl. Kerkelijk Ollicio bcstaando vóór 1781 in
do kerk van S\' .loost, parochie Maasbracht, on
in gemeld jaar door den bisschop overgobragt
in do huiskapel van den debiteur van dat officio,
om aldaar de mis to celebreren op allo zon- on
feestdagen. De overeenkomst waarbij in 181G
tusschen do kerkfabriek en den debiteur van
hot ollicio is bepaald, dat dezo cene jaarlijk-
sche rento aan eerstgemcldo zou betnlen voor
do dienst der mis in de parochiale kerk to co-
lebrcren op allo donderdagen van het jaar,
vercischt geono voorafgaande goedkouring van
do wereldlijke magt. In hot algemeen behoort
do overbrenging van inkomsten, verschuldigd
aan ofliciën govestigd in ceno kapel of hulpkerk,
on het beheer der inkomsten in do succursalo
kerk of in do parochie cener gemeento, tot do
bevoegdheid van het kerkelijk gozag.
Limburg 10 December 181!).
SS. Do predikant (chnplnin) der Kngolsch-
Kpiscopaalscho kerk to Rotterdam is niet ge-
rogtigd om gcregtelijkc rekening en debat to
vragen van do inkomsten dier kerk.
Itotterdam 1 Mei 18».
33. Kon predikant of kerkvoogd kan niet
regtsgoldig regton van derden op pastorij-goo-
deren erkennen.
Arnhem \'2!) Mei 1858.
94. Een kerkernad kan niet gehouden wor-
den zonder don dienaar des woords. De om-
stand igheid dat dezo in ceno verwardo on on-
stuimigo vergadering, hetzij uit moedeloosheid,
hetzij uit drift, heelt gezegd dat hij voor zijno
betrekking bedankte, geeft geen regt om don
kerkcraad zonder hem to houden, indien hem
het ontslag niet werkelijk is gegeven, en ook
uit diens latero gedragingen blijkt, dat hij gcene
bedoeling had zjjno betrekking neder to leggen.
Kono benoeming van ouderlingen on diakonen
in zulke vergadering is derhalve niet wettig.
Dordrecht Kgr. \'20 Maart 1800.
13. Tot een wettig ovorlog mot don korke-
raad is do tegenwoordigheid van don predikant
of consulent noodzakelijk: waar dio ontbreekt,
moeten do besluiten later worden geratihabeerd.
Onwettigheid op dien grond van eon besluit van
kerkvoogden on notabelen, in overeenstemming
met den kerkeraad genomen, waarbij hot trak-
tement van don koster on voorzanger werd ver-
-ocr page 29-
KEKKIiESTUKKX EX KERKELIJKE GEMEENTEN,
23
b II. II. 29 Moi 1840, Concl. conf. verwerp,
de cassatie tegen b Assen 14 April 1845, waar-
bij was bevestigd Assen Kgr. 22 Augustus
1844.
84.   Do mnnhigim eencr Xcd. Israëlitische
ringsynagoge zijn bevoegd in regten betaling
der contributie to vorderen, en do exceptie dat
daartoe alleen do manhig-penningnieestcr zou
bevoegd zijn, is derhalve ongegrond.
Winschoten Kgr. 7 April 1857.
83. Keno regtsvordoring, ingesteld door kerk-
voogden zonder, de volgens de bestaando regle-
menten vercischto autorisatie van het prov. col-
legie, moet op do vordering van de gedaagden
niet-ontvnnkelijk worden verklaard.
Appingadam \'2i> Januari) 1857.
88. Voor het instellen eener regtsvordoring
behoeven kerkvoogden en notabelen geeno an-
dero formaliteit te vervullen, dan het vragen en
verkrijgen eener autorisatie van het prov. coll.
van toezigt.
Concl. O. Iff. ad ürielle 24 Junjj 1804.
85.  Kerkvoogden eener Xed. Hervormde go-
meento moeten tot het aanleggen van een geding
do raagtighlg van het prov. collegio ook dan
bekomen, wanneer hot to voeren proces tegen
do bevoegdheid en tegen een besluit van dat
collegie is gcrigt.
Tiel 17 Junij 1870.
88.  Indien al do aard van het reglement op
do administratie dor kerkelijke fondsen in do
provincie Groningen een onderzoek in cassatio
mogt toelaten naur de juisto of niet juisto too-
passing van eono vnn deszelfs bepalingen, dan
zou do uitspraak geeno andere kunnen zijn, dan
dat er, door kerkvoogden niet-ontvankeljjk to
verklaren bij gemis der vereischte hoogere goed-
keuring, geeno verkeerde toepassing heeft plaats
gehad v. nrt. 70 van dat reglement, bepalende,
dat het collegie van kerkvoogden gocne proce-
duro kan beginnen, welke aan do gemeente
kosten kan veroorzuken, zonder een besluit van
kerkvoogden en notabelen, goedgekeurd door
het collegio van toezigt.
b II. li. 14 Mei 1858, Concl. conf.
89.  Indien diakenen optreden niet als vorte-
genwoordigers der gemeente, of als kerkvoogden,
met opzigt tot kerkelijke fondsen, maar als dia-
kenen met betrekking tot armengoedcren, bo-
hoeven zij niet door kerkvoogden en notabelen
to worden gemagtigd.
d II. R. 15 Junij 1849, Concl. conf.
ÖO. Ken diakenbestuur behoeft, om in regten op
te treden, niet door Oed. Staten te zijn gemagtigd.
il II. II. 15 Junij 1819, Concl. conf. — \'sGra-
venhage II.G. 2 November 1837. — Z.-IIolland
1 Junjj 1842. — Groningen Hof 12 December
1813, Concl. conf. — Anders, ten aanzien van
arm voogden, b Friesland 12 Junuarjj 1842, vern.
Leeuwarden 10 Fobruanj 1841.
91. Do doopsgezinde gemeenten zijn zelfstan-
dig en onafhankelijk, met dit gevolg, dat geeno
leden der broederschap worden beschouwd als
lidmaten van cenigc bijzondere gemeente, indien
zij niet bepaaldelijk bij die gemeente als zoo-
danig zijn aangenomen en ontvangen. Hij die
alzoo niet is aangenomen on ontvangen als lid-
inaat eener bjjzondcro gomconto, is mitsdien
nict-óntvankclijk in oeno regtsvordoring, waarbij
mindert! en hij tevens uit zijno betrekking werd
ontslagen.
Doetinchem Kgr. 5 December 1871.
IS. De convocatie-biljetten voor de vergadc-
ring van kerkvoogden en notabelen, waarin zal
worden beraadslaagd over het voeren van een
regtsgeding, behoeft niet dit onderwerp van
behandeling uitdrukkelijk to vermelden.
Z.-Ilollnnd 7 September 1807, bev. Gorlnohera
19 1\'ebruarjj 1807.
IJ. Een buiteiilandseh kerkbestuur is bevoegd
hier te lande in rogten op te treden.
Rreda \'21 April 1803.
38. De kerkvoogd is bevoegd namens do IIer-
vormde gemeente in regten op te treden.
Nijmegen 3 November 1857.
SM. De kerkeraden zijn met uitsluiting van
do commissarissen van do finuntiële aangelegen*
heden cener Hervormde gemeente, bevoegd om
deze in regten te vertegenwoordigen.
c Amsterdam \'21 Junuarjj 1803.
80. liet collegio van kerkvoogden is he-
voegd, om op eigen naam in regten te ageren,
tot inning van het prucstandiim, onder den naam
vau miskooni in Twente bekend, en bestaande
in do scliuldpligtigbeid van sonunigo erven en
landerijen, tot juarljjkscho uitkeering van oeno
bepaalde hoeveelheid koren of undero cijns, al
wordt dit ook genoten door den predikant, den
koster en den organist.
Overijssel 7 April 1845, vern. Almelo 13 Oc-
tobcr 1841.
81» « Kerkvoogden cener Hervormde gemeente,
»vertegenwoordigd door N. N. administrateur
» van dat col legio, » zijn wettig bevoegd onver-
pligt do gelden aan do Hervormde gemeente
toebehoorende. in regten te vorderen, wanneer
zij ingevolge Kon. bed. van \'J r\'ebruarij 18GG
overeenkomstig het "beginsel van stcmbevoegd-
heid opgenomen in het besluit van het Algemeen
Collegio van 12 Octobcr 1808, binnen het tijd-
perk van overgang zijn gekozen door do nota-
bplon, benoemd bjj do stemming, welke daartoe
is uitgeschreven door het wettig bestuur, bo-
staande krachtens het vroeger besluit van 11
December 1823.
o Dockum Kgr. 22 I\'obruarjj 1871.
82» Do ontvanger cener Hervormde gemeente
kan niet namens dezelve op eigen naam optro-
den tot invordering van hoofdeljjken omslag, al
is hij daartoo door kerkvoogden en notabelen
gemagtigd; deze behooren zei ven op to treden.
Amsterdam Kgr. V 11 Februari) 1844. —
Zwolle Kgr. 12 Augustus 1815. — Sommelsdjjk
Kgr. 21 Junij 1809.
83. Vermits het algemeen ringreglemcnt voor
do Israël, synagogale ringen, gearr. bij dispo-
sitio van den directeur-generaal dor Hervormde
eorcdienst enz. v. 20 September 1821, door do
aanneming, opvolging en uitvoering van hetzelve
door do ringsynngogen, als zedelijke ligehamen,
mout geacht worden do statuten van het bestaan
dier kerkgenootschappen uit to maken en voor
dezelve verbindend te zijn, — is de parnas-the-
gaurier eener Israël, hoofdsynngogo, krachtens
art. 110 van dat reglement, bevoegd om van
de bestuurders dor kleinere gomcentcn ressor-
torondo onder do hoofdsynugogo, in regton to
vorderen do betaling der verschuldigde quota.
-ocr page 30-
24
KERKELIJKE GOEDEREN EN REGTEN.
het bezit en beheer der goederen dier bijzon-
derc gemeente wordt opgevorderd.
Herv. kerk 2, Av. 4<iv.
Ilixifit. verbindt.
It. l.-.-l-t .- 21.
Iaraöl. Kerk 7, 11, 19.
26v. :isv. h:iv.
Kerk. bedien. 1R.
Kerk. dienaara 70. 75.
Kerk. good. t5v. (It v.
Kerk. nntvanger 82 v.
Kerkeraad 71v.
Kerkvoogden 44, 52v. 69.
78, Hllv. H5V.
Koning 12.
Kon. besluit 4, II, 12.
KostH, proced. \'J5.
Lastgevlng Iï7.
Lidmaten •\'». 17, 27 v.
Mugtiging 7t.
Magl. tot proced. 70, 85 v.
Notaljclcn 44, 53 v.
Oflieie 71.
Omslagen 20v.
Onderwijs*
Onth. v. overeonk. 16.
Predikant 72v.
I\'nti\'i\'skostrn.
Qualiflcatie 52 v.
Ilegleineutcn 5 v. 22 v.
licgtsged. 69.
llOKls|iersonid. 1 v. 77.
Stemrogt 4ilv.
Strafbeilinff.
VcrlcKonw.\' in regten 78 v.
Voeging en tustclicnk. !)4.
y.f,h-lijkligrh. 1 v.41, 45v.
B5C
/.•Holland \'2."> Janunrij 180i, bev. Dordrecht
23 Februari) 1803.
92.   Het bestuur der Hervormdo kerk is van
tweeledigen aard, geestelijk en sfotlelijk. Do
Btotlelijke belangen <ler gemeente worden be-
heenl en bestuurd door kerkvoogden en nota-
beien. Aan dezen moet derhalve worden gedaan
do dagvaarding togen eene Hervormdo gemeente,
strekkende om eigenaar te worden verklaard
van eene bank in de kerk met toebehooren. en
wel in den persoon of ter woonplaats» van den
voorzitter van kerkvoogden der Hervormdo ge-
nieento of ter plaatse waar die kerkvoogden
gewoon zjjn te vergaderen.
Hoorn 17 Fchruarij 180/).
93. Volgens het bjj Kon. bed. v. 30 December
18\'29, n" 4, gearresteerde huishoudelijk regie-
ment op de zamenstelling en werkzaamheden
dor kerkeraden, behoorendo onder het ressort
van het provinciaal kerkbestuur in Drenthe,
moet de dagvaarding van eene diaconie bestierd
worden bijden predikant, als voorzitter en scriba
van den kerkornad, wanneer de gemeente slechts
door één predikant wordt bediend.
Meppcl Kgr. 5 November 1846. — Meppel
Kgr. "> November 1847.
94.   Wanneer eene kerkgemeente vraagt, als
tusschenkomende partij in een geding to worden
toegelaten, dan moet het daartoe strekkend vcr-
zoekso.hrift geschieden op naam der bestuurders,
en is het niet voldoendo wanneer daarin enkel
de generieke benaming dier gemeente is uit-
gedrukt.
Sncek \'27 Maart 1830.
9.1» Ofschoon de vergunning tot het kosteloos
instellen eener regtsvordering is verleend aan
den kerkeraad eener Hervormdo gemeente, belet
dit geenszins, dat waar het dezelfde vordering
geldt, dio Hervormde gemeente ten name van
diakenen tegen do gedaagden optrede De tegen-
spraak der gedaagden, dat geen regtsband tus-
schon hen en de diaconie zou bestaan, moet
worden verworpen, zoo dit in strijd is met cen
in judicio overgelegd pachtcontraet.
Tiel \'28 Maart 1*0-2.
96.  Indien cen deolsoire eed collectivo is op-
gcdragen aan drie in het proces erkende dia-
kenen eener kerkelijke gemeente, moet door do
weigerachtigheid van één hunner do ecdsafleg-
ging der twee anderen als regtens niet afgelegd
worden beschouwd.
Leeuwarden 30 Junij 1864,
97.   Het reglement van 1800 op het beheer
der kerken en verdere goodrYon en inkomsten,
toebchoorendc aan het kerkgenootschap der
Ncderduitscho Hervormde gemeente te l.eidcn,
schrijft in art. IS, litt. e ocne arbitrage voor, bij
verschil tussehen geheel undcro personen dan
tusschen de leden van tweo gcmocntc-commis-
siën, dio elkanders bestaan betwisten.
Leiden 31 October 1865.
KERKELIJKE GOEDEREN EN REG-
TEN.
I. Wettelijke regeling; eigendommen; actiën.
II. Beheer en beschikking.
I.
t. De strekking van nrt. 14 der Staatsrego-
ling v. 1801 is even nis die van art. \'20 der
Srau!sreg. v. 1708, blijkbaar gcene andere geweest,
dun om de belijders der verschillende leerstelsels,
zoowel in staatsregtelijken zin als naar do bur-
gerljjko wet, onderling volkomen gelijk to stcl-
len, mnar niet om daarbij af te schaffen oudo
kerkelijke regten, in easu een geestcljjk tiend-
regt vóór 1048 door do parochianen aan de pa-
rochio-kerk verschuldigd, en hetwelk alzoo even-
min door die wettelijke bepalingen is afgeschaft,
uls het is vervallen toen de geestelijkheid door
het Munsterseho vicdestruktaat, gelijk vroeger
reeds facto, in het betrokken gedeclto van IJra-
band, waartoe het land van Cuyk behoorde, haar
Staatkundig bestaan had verloren.
a 11. I!. 4 April 1815, Concl. conf. vent. a
N.-I>raband 30 Innunrij 1844.
t. Itjj het 3\' add. urt. der Stautsrog. v. 1798
zijn do kerkelijke goederen niet in eigendom
nan do burgerlijke gemeenten overgedragen of
afgestaan, mnar slechts to harer beschikking
gesteld, om onder do gezindheden, bij gemis
van overeenstemming, naar do voorschriften der
Staatsregeling tusschen do regthebhenden to
worden verdeeld.
Gelderland \'21 September 1804.
3. ISij het afscheiden van Kerk en Staat,
heeft wol in het ontwerp der Staatsregeling van
1700 de bedoeling gelegen, om do gestichten
oan do Christelijke godsdienst gewijd, als eigen-
dommen der burgerlijke gemeenten to vorklaren,
maar dit denkbeeld is bjj do Staatsregeling van
1708 niet aangenomen; integendeel heeft dezo
laatste, uitgaande van het beginsel, dat do Staat
ophield ceno heirsehendc en tiitsluitendo Kerk
te erkennen, den Staatseigendom op ecno bil-
lijko wijze tusschen do kerkgenootschappen
\\vil-
len verdoelen, volgens den mnatstnf en de wjjzo
van uitvoering bjj het 0" add. art. voorgcschre-
vcn. Keno Staatsregeling moet niet altijd in den
al te engen zin van een burgerlijk contrnet wor-
den uitgelegd, (lelijk het onherroopeljjk hnnd-
haven von het bait, in volks* of vrodostraktutcn
meestal als toekenning of bevestiging van eigen-
dom gebezigd wordt, zoo moet ook dat woord
in gemeld art. 6 opgevat worden in do betec-
kenis van eigendom. Ten gevolge van do laatste
Aihnin. on It. tuut/! M,
Arhltera 07.
Armbestuur 15.
Beheer »»v.
Besluit v. rt.Souv. Vorst 11
Bestuurders 19v.
Bewijs Bz. 41 v.
Cassatie Hz. !>.
Dagvaard. Bi. Nv,
Diakenen 90, 93.
Eed 86.
Rrkonning 1.
Km\'fitiPn 52 v. RH.
Oetwae,
f,•"!/.«./;.•»«/ r«v. *1 , 88,
Heerlijke regten 07.
-ocr page 31-
25
KERKELIJKE GOEDEREN EN REGTEN.
kerkgenootschap het bezit van alles, wat het bjj
den aanvang der eeuw bezat.
Gelderland 17 September 1856, bev. Nijme-
Sen 20 November 1855; — cf. Nijmegen 14
lecember 1858.
•• De waarborg bij art. 13 der Staatsrege-
ling van 1801 gegeven, dat ieder kerkgenoot-
schap onherroepelijk bleef in het bezit van
hetgeen met den aanvang dezer eeuw door het-
zelve werd bezeten, sluit volstrekt niet uit de
bevoegdheid van elk kerkgenootschap om bo-
vendien zijn oigendomsregt te- doen gelden op
zoodanige goederen, welke alsnog buiten zijn
bezit waren gebleven, doch waarop het meent,
uit welken hoofdo ook, aanspraak te kunnen
maken.
Hoorn 17 Junij 18G3.
J. Kerken en korkhovon moeten geacht wor-
den te zijn zaken buiten den handel, en als
zoodanig onvatbaar voor beslag.
Deventer 10 December 1856.
8. De kerkhoven, dio vóór de nationalisatie
der kerkelijke goederen oigendom dor kerkelijke
gemeenten waren geweest, moeten heden ten
dage weder beschouwd worden als aan deze in
eigendom teruggekomen, en niet als in eigen-
dom toebchoorende aan den Staat of de bur-
gerlijke gemeenten.
a 11. R. 20 Januarjj 1854, Concl. conf. vern.
Limburg en het hierbij bev. Maastricht 27 Junij
1850.
O. Daar de kerkhoven van oudsher de kork-
gebouwen omringden, is in die omstandigheid
een wettig vermoeden aanwezig om aan te ne-
men, dat eene Hervormde gemeento met het
kerkgebouw ook het eigendommclijk bezit van
het kerkhof heeft verkregen. Dit vermoeden
wordt nog bevestigd doordien dat perceel in
de kadastrale leggers ten name van dio ge-
meente is gesteld.
Nijmegen 17 .(unjj 1862.
10.   Onder don afstand der grooto kerk te
Donekamp, door do Hcrvormdo gemeente aldaar,
ten gevolgo van het besluit van Koning Lode-
wjjk Napoleon van den 14 van Lentemaand 1809,
aan de R. K. gemeento to dier plaatse gedaan,
kan niet geacht worden mede begrepen to zjjn
het kerkhof rondom die kerk gelegen.
Almelo 8 September 1858.
11.   Door do oprigting van eene bijzondere
begraafplaats door de R. K. gemeente, wordt
geenszins opgeheven do bestemming van het
kerkhof gelegen rondom het kerkgebouw der
Hervormde gemeento, en aan deze in eigendom
toebehoorende, om voor zeker gedeelte te die-
nen tot algemeene begraafplaats. Erkenning van
dat regt der burgerlijke gemeente.
Nijmegen 17 Junij 1862.
12.   Do cisch, welko strekt om als eigenaar
van de kerkhoven te worden verklaard en al-
dus het regt en do bevoegdheid te erlangen om
onbeperkt daarover to beschikken, kan niet an-
ders worden toegewezen dan in dier voege go-
wijzigd, dat onverkort blijft do bestemming, aan
een geéleelto van dio gronden gegeven, om te
dienen tot algemeene burgerlijko begraafplaats,
en behoudens hot regt van toezigt, beheer on
politie der burgerlijke gemeento. Dit laatste regt
sluit echter geenszins in de bevoegdheid om het
zinsnede van dat artikel zijn de burgerlijke ge-
meenten niet geworden eigenaren van alle to-
rens, maar alleen van die, welke aan de kerk-
gcbouwen waren gehecht, zoodat die, w\'elko op
de kerken stonden, het eigendom der kerkelijke
gemeente zijn gebleven.
a H. R. 19 Maart 1847, Concl. conf.
4» Het 13\' add. art. der Staatsregeling van
1801 heeft geono verandering te weeg gebragt
in de beginselen omtrent het bezit, het gebruik
of den eigendom der kerken, bjj de Staatsre-
geling van 17i)8 vastgesteld, maar integendeel
bekrachtigd hetgeen toen was, en mitsdien do
bevestiging van het eigendomsrogt daarop bij
de kerkelijke gemeente. Die beide grondwetten
hebben niet slechts het bezit on gebruik der
kerken gerogold, maar ook den eigendom, en
ten onrogte wordt beweerd dat dozo steeds bjj
de burgerlijko gemeento zou zijn gebleven.
o 1LR. 19 Maart 1847, Concl. conf.
5. Terwijl bjj het 6" add. art. der Staatsreg.
van 1708 was vastgesteld, dat allo kcrkgebou-
wen der voormaligo heerschende Kerk, voor
zooverre zij door aanbouw uit de bijzondere kas
der gemeento gecno bijzondere eigendommen va-
ren, werden overgelaten aan de beschikking van
ieder plaatseljjk bewind, om deswego tusschen
alle kerkgenootschappen eenig vergeljjk te tref-
fen, en wel binnen zes maanden na het aannc-
men dier Staatsregeling, is later bij art. 13 der
Staatsregeling van 1801 bepaald, dat ieder kerk-
genootschap onherroepelijk zou bljjven in het
bezit van hetgeen met den aanvang dier eeuw
door hetzelve werd bezeten. Do uitdrukking van
onherroepelijk he:it in art. 13 moet, naar haren
aard en strekking, in verband met eenigo vol-
gende art. en met het besluit van het Uitvoo- •
rend Bewind van den 28 September 1801, nood-
wendig in dien zin worden verstaan, dut do
werking van het C° add. art. der Staatsregeling -
van 1708, bjj de invoering van dio van 1801,
zou_ophouden, on dat het uU possidetis bij het
begin dor eeuw, do eigendomstitel van do ros-
pectievo kerkgenootschappon is geworden. Al
geldt het ook niet een gesticht aan do Christe-
ljjke godsdienst gowjjd, maar een aan ceno kerk
belendend kerkhof, zoo kan daaruit geenszins
worden besloten tot het niet toepasselijke der
aangehaalde bepalingen, eensdeels, wijl de rond-
om de kerken gelegen kerkhoven, volgens hun
oorsprong en bestemming, van ouds onmiskcn-
baar tot de kerken behoord en daarmede een
feheel uitgemaakt hebben, anderdeels, wijl do
epalingcn van do zoo oven vermcldn Staatsre-
gelingen deze ondeelbaarheid bevestigen, ver-
mits daarbij wel de torens, maar niet de kcrk-
hoven worden genoemd, niettegenstaande bjj do
scheiding van Kerk en Staat naauwkeurig is
voorzien in do bestemming en in het toekennen
van don oigendom van alle geestelijke en ker-
kehjkc goedoren, waaronder ook do kerkhoven
ontwijfelbaar moeten worden gerangschikt; hot
is immers geenszins aannemelijk, zoo do kerk-
hoven niet waren beschouwd geworden als be-
hoorende bjj do kerken, waarover werd beschikt,
dat daaromtrent gcone afzonderlijke vorordenin-
gen zouden zijn gemaakt. Art. 13 der Staatsre-
geling van 1801 verzekert daarenboven in hot
algemeen en zonder te onderscheiden, aan ieder
4
KERK. KEOT.
-ocr page 32-
KERKELIJKE GOEDEBEN EN REGTEN.
20
gras van het kerkhof to verkoopen, en het hek
of do omrastcring, door de Hervormde gemeente
opgerigt, to doen wegruimen.
Njjme^en 17 Junij 1862.
IS. Lit de bepaling vnn art. 626 B.W. (dat,
wat op en in den grond van een vast goed
wordt gevonden, als eigendom van den grond
wordt beschouwd) knn geenszins worden beslo-
ten, dat dit ook zou moeten worden toegepast
op alle kerken-zitplaatsen, welke ten dienste der
hoorders in de kerken worden gevonden. Dit klemt
to meer, indien in facto is beslist, dnt de bank in
verschil niet zoodanig met den grond is vereenigd,
dat zij daarmede één ligchaam zou uitmaken.
H. t{. 6 Junij 1851, Concl. conf.
14.   \'Pen aanzien van zitplaatsen in de kcr-
ken der Hervormden door het kerkbestuur tot
algemeen gebruik bestemd, kan het gebruik-
maken van zoodanige plaatsen, hoc lang en on-
gestoord dan ook, geen bezit als eigenaar dnar-
stollen, en geen grond opleveren, om daarop
een bewijs van eigendom te bouwen. — Niette-
min kunnen in die kerken zitplaatsen worden
gevonden, voorzien van uitwendige kenteekenen,
als in gebruik zijnde met de bedoeling om ze
als eigenaar te gebruiken en te bezitten.
b Drenthe 25 Junij 1853, vern. Assen 10 April
1852, waarbij de onverjaarbaarheid in het al-
gemeen en zonder uitzondering was aangeno-
men; — cf. def. arrest b Drenthe 4 Februari)
1854, waarbij werd aangenomen, dat het bezit
als eigenaar niet was bewezen, en tevens be-
slist dat de zitplaatsen, ofschoon in eigendom
toebehoorendc aan de kerkelijke gemeente, ech-
ter moeten worden geacht voor algemeen ge-
bruik te zijn bestemd, zoodnt dit eigendomsregt
niet geeft de bevoegdheid te vorderen, dnt liet ge-
bruik aan zekere personen zal worden ontzegd.
15.   Kerkbanken zijn in den handel; zij zjjn
onroerend, wanneer zij aan het gebouw zijn
vastgehecht, en kunnen alsdan ook het onder-
werp zijn van cene possessoirc nctie.
\'i iel 19 Julij 1851, en het eindv. Ticl 8 De-
comber 1854.
16.  Kerkbanken zjjn gecne zaken buiten den
handel. Van dat denkbeeld uitgaande bestaat er
gecne reden, waarom do eigendom van zulko
bank niet door verjaring zou kunnen verkregen
worden.
llreda 6 September 1870.
IV. Hij dio zitplaatsen in cene kerk heeft
gekocht, heeft daardoor niet verkregen do bank,
maar het regt van zitten op dio plaatsen: zoo
iemand die zitplaatsen heeft verkregen van een
ander dan den eigenaar der kerk, moet hij diens
regt aantoonen.
Utrecht Hof 16 November 1863, na verwijzing
door den 11. R. ingevolge art. 273 v. Rv., vern.
Arnhem 3 April 1862. Hij dit vonnis was nun-
genomen, dat het bestuur van het S\' Catharina
gasthuis, waaraan do eischer zjjn regt op do
zitplaatsen ontleende, bevoegd was geweest over
do eigendommen der zitplaatsen in dc(iasthuis-
kerk to beschikken vóór don verkoop dier kerk
nan do Waalscho gemeente, dio voormeld regt
betwistte; verder dat de AVaalsche gemeente,
ofschoon zij vóór 185!) (in welk jaar do verkoop
had plaats gehad) meer dan honderd jaren voor
hare godsdienstoefeningen van dat gebouw had
gebruik gemaakt, dit slechts aanvankelijk bij
vergunning in eenvoudig gebruik had verkrc-
gen, en daarop verder gedurende dien geruimen
tijd tot 18.7.1 geeno regten hoegenaamd had kun-
nen uitoefenen of zulks werkelijk had gedaan,
en derhalve do door het bestuur van het gast-
huis aan anderen overgedragen of door hetzelve
erkende regten behoorde te eerbiedigen. Omtrent
het regt des eischers op de zitplaatsen overwoog
de Regtbank meer bjjzonder, dat diens erllater
daarvan op wettige wijze eigenaar was gewor-
den: dat zitplaatsen zijn zaken in den handel,
en een regt van gebruik op onroerende gnede-
ren geven. Volgens het arrest schijnt do eischer
geen titel te hebben kunnen bijbrengen, waarbij
hij of zijn auteur van het bestuur vun het S1
Catharina gasthuis de zitplaatsen zoude hebbon
verkregen, terwijl do handelingen van het bo-
stuur evenmin tot cene erkenning van dat regt
konden leiden.
18.   De fabriekgoederen, als bestemd ter voor-
zicning in de eeredienst van een aantal door
zekere banden vereenigde en to zamen eeno
parochie uitmakende geloovigen, behooren niet
aan de algemeenheid dier geloovigen, maar aan
de kerkfabrieken of kerken zelve.
a II. IJ. 23 Januarij 1862, Concl. conf. verw.
do voorz. tegen Limburg 10 September 1860,
waarbij was dot. <i Maastricht 30 Junij 1859.—
Cf. Ilr\'oda 21 April 1S63.
19.   Do goederen door eene kerkfabriek ver-
kregen of bezeten gedurende de vereeniging van
een R. K. kerk met eeno kapel gelegen in een
nnder gehucht van dezelfde gemeente, kunnen
niet geacht worden nan al de parochianen zoo-
danig toe te behooren, dat bij verheffing der
kapel tot succursale, en wanneer deze zoowel
onder wereldlijk als geestelijk opzigt van do
hoofdkerk gescheiden wordt, do verdeeling dier
goederen naar gelang van het getal der paro-
chiiincn of der haardsteden knn gevraagd wor-
den, ten einde in do behoeften van de eeredienst
voor het verbrokkeld grondgebied to voorzien.
Limburg 10 September 1860, bev. a Maas-
tricht 30 Junjj 1859, en waartegen de voorz.
in cassatie is verworpen bij a
ll.lt. 23 Januari)
1862, Concl. conf. — liroda 21 April 1863.
XO. Indien bij octrooi tot bedijking en droog-
making van een meer (het Purmcrmeer) door
do Staten van Holland en Wcst-Friesland is
bepaald, dat de bedijkers zullen laten tot on-
derhoud vnn de kerk en de kerkelijke diensten
den honderdsten bedijkten morgen vnn allo lan-
den onder de dijekagio begrepen, kan de betec-
kenis dezer woorden gecne andere zijn dan dat
in do burgerlijke gemeente, welke men toen
waarschijnlijk meende, dnt uit de bedijkte lan-
den zoude oprijzen, overeenkomstig den gods-
dienstzin vnn dien tjjd (1617), in do allereerste
plaats zoude worden gezorgd voor do godsdien-
stigo behoeften der ingezetenen, en deze mits-
dien zouden worden in do gelegenheid gesteld
alle pligten, daartoe betrekkelijk, to vervullen,
waartoo in do eerste plaats het bestaan eener
kerk, het onderhoud der kerkdienst enz. ver-
eischt wordt. Toekenning van dio eigendommen
aan do Hervormde gemeente van do Purmer.
Hoorn 17 Junij 1863.
SI. Dn geestelijke goederen, speciaal de vica-
-ocr page 33-
•27
KERKELIJKE GOEDEREN EN REGTEN.
door het eisenend kapittel, terwijl de zetel van
den aartsbisschop van Utrecht onvervuld was,
als provisor was aangesteld met een ander,
na wiens overlijden het beheer geheel was over-
gegaan op hom ged. alleen, die ook do fondsen
onder zich hield. Do gedaagde bowoerde allcon
rekcnpligtig te zjjn aan het opperbestuur van
hot kerkgenootschap, d. i. don aartsbisschop of
hot kapittel sodo vacante. Ton oindo do bo-
vocgdheid van het kapittel, dan wel van den
aartsbisschop, tot het vragen der rekening en
verantwoording to kunnen beoordeelen, onder-
zocht de Regtbank, of de school to Amersfoort
was een seminarie dat beheerd wordt, voor wat
betreft het onderwjj9 en de geestelijke belangen,
door den bisschop, welk toezigt wordt uitgeoo-
fend door dezen met twee kanoniken die door
hom worden aangewezen en alleen adviserend
werkzaam zijn, — terwjjl het toezigt op de stof-
felijko belangen door denzelfdcn bisschop wordt
uitgeoefend, bijgestaan door vier adviserende
porsonen, — dan wel of dio school was oon
collogio staande ondor provisoren. Dit laatsto
nam de Regtb. aan, alsmede dat die provisoren
sedert 1725 door het kapittel waren benoemd.
De vordering tot rekening en vorantwoording
werd derhalve toegewezen. — De Subst.-Off. v.
Just. Mr. de Jonge, zonder tusschen seminariën
en collcgiën to onderscheiden, betoogde, dat
het kapittel niet alleen de raad, maar ook de
mede-arbeider van den bisschop was, en dat het
vicariaat met den bisschop optredende, het hoofd-
bestuur der kerk uitmaakt, en de ged. als lost*
hebbor aan het vicariaat rekening en verant-
woording schuldig was, en verpligt tot afgifte dor
fondsen; omtrent welko laatsto vordering do
Regtbank evenwel overwoog, dat vooraf moest
bowezen worden, dat aan hot kapittel uit zich
zolf of door opdragt van do daartoe geregtig-
den, do beschikking dier fondsen toekomt, en
dat zulks niet volgde uit do benoeming dor
provisoren, terwijl er ook geeno sprake zou
kunnen zijn van lastgoving, en dat, al ware last-
geving aan te nemen, de eisch tot afgifte der
fondsen moest gepaard gaan mot de opzegging
daarvan, op grond waarvan dit gedeelte van
den eisch werd afgewezen, met compensatie van
koston.
SS» Keno I lorvormdo gemoonte, dio zokere
goederen, bokend als kosterij en kostorswoning,
sodort onhougoljjko jaren, immers gedurende
moor dan dortig jaron, heeft bozeten, doordien
zij den koster en onderwijzer, aan wien het ge-
net dier goederen werd gegeven, heeft aange-
steld, on bij aanbesteding reparatiën aan die
gobouwen gedaan, moet geacht worden den
eigondom daarvan door verjaring te hebben ver-
kregen. Ten onregto beweert men daartegen dat
het genot dier goederen niet is gegeven aan
den koster als zoodanig, maar aan denzelfden
persoon als onderwjjzer, daar do benaming zelve
dor goederen medebrengt, dat zij zjjn bestemd
voor den koster.
Almelo 11 Junjj 185G. — In hooger beroep is
bjj Overijssel 18 Dooombor 1805, omtrent dit
laatsto punt anders geoordeeld, on in dat ge-
bruik geeno daad van bezit dor kerkelijke go-
meento gevonden; voorts aangenomen, dat zoo
al deze laatste don beweerden eigendom vroc-
riën, zijn bij do hervorming niot als bona va-
cantia aan den Staat vervallen. De regten der
kerk, ofschoon onder andere vormen bestaande,
zijn in zooverre geëerbiedigd geworden, dat de-
zelvo nimmer, wat die goederen betreft, meer
bijzonder in Gelderland, zijn geseculariseerd.
a II. li. 29 Fcbriinrij 1850, Concl. conf. vern.
a (ielderland 29 December 1854. — b II. U. 7
Maart 1850, Concl. conf. — c II. U. 7 Maart
1850, Concl. conf. vern. /) Gelderland 30 Dc-
cember 1851, en hot hierbij bev. Tiel \'20 Hei
1853. — ,1 II. It. 7 Maart 1850, Concl. conf.
SZ. liet klooster van S1 Agatha in het land
van Cuyk is door het traktaat van Munster van
den 30Januarjj 1048 niet gesupprimoerd gewor-
den, maar het is wel uit het wettig bezit zijner
goederen gesteld. Do kloosterhecren moeten,
ofschoon in vorceniging levende, niet als eene
werkelijke corporatie beschouwd worden, maar
louter als particuliero personen.
Itoormond 30 September 1852, Concl. conf.
SS. I (e vindicatie door het Domeinbcstuur van
tot do vicario van DIoomenstein behoorondo goo-
deren, als getreden in do regten van do voor-
nialigo Souvereinon van Kuilenburg en Vinnen.
Aangenomen dat de Staat collator is dier vica-
rie, doch dat niet is bowezen, dat diens prede-
cesseuren, de voormalige Souvereinen van Kui-
lenburg en Vianen, in der tijd ook geweest zijn
de stichters dier vicarie, zoodat deze vicaric
nog steeds eigenaar is der daartoe behoorende
goederen: voorts evenwel, dat de Staat als col-
lator de goederen van den onwettigon houder
kan opvorderen, en hiertoe het Domeinbestuur
bevoegd is.
Amersfoort 22 October 1850; — Cf. Utrecht
Hof 0 Decomber 1858, waarbij do oisch werd
ontzegd, op grond dat de goederen door don
Staat als eigenaar waren opgevorderd on niet
nis collator, en de bewering van geregtigdheid
tot do actio als collator dus geen onderwerp
van onderzoqk mogt uitmaken, en bovendien
dat bestuur niet namens den Staat als collator
het beheer mogt opvorderen.
*4. Het gesticht tot opleiding van geestelij-
ken dor Oude Bisschoppelijke Klerezij te Amers-
foort, is volgens do regelen van het kanoniek
regt geen Hisschoppcljjk Seminario, maar een
zoogenaamd col legio , door provisoron geheel
zelfstandig als een bijzonder zedelijk ligchaam
bestuurd. Hij gebroko van regtstitelB, is als
historisch bowezen aan to nemen, dat de stich-
ters van het collogio aan het kapittel van het
Aartsbisdom Utrecht -hobben opgodragen do be-
noeming der provisoren on het jaarlijks opne-
men der rekening en verantwoording. Het ka-
pittol is niet geregtigd deze verhoudingen to
wijzigen of zich meerdere regten te dien aanzien
aan te matigen.
Rotterdam 8 April 1867; cf. Concl. O.M. —
Het gold in cosu een eisch tot rekening en
verantwoording door hot « vicariaat of aartsbis-
» schoppoljjk kapittel van het Aartsbisdom Utrecht
» bjj do oude klerezij van do Roomsch Katholijken»
ingestold tcgon don bisschop van Dovontor,
provisor van net Seminario of Collegio van Amors-
foort, wegons het in die qualiteit gevoerde beheer
over de fondsen van dat collegio (collegiekos),
op grond dat hij (bisschop van Deventer) in 1858
-ocr page 34-
28                             KERKELIJKE GOEDEREN EN REGTEN.
80.  Het algemeen collegio van toozigt over
het beheer der kerkelijke goederen on fondsen
van de Xederduitsch-Hervormde gemeenten, in-
gesteld bij Kon. besl. van den 9 Februanj 1866
(Sb. n° 10), heeft geen wetgevend, maar een
iouter adviserend en leidend karakter.
Utrecht 1 Junjj 1870, Concl. conf.
81.  Wanneer ingevolge art. 73 van het re-
glement op do administratie der kerkelijke fond-
sen en de kosten van do ceredienst bij do Her-
vormde gemeenten in de provincie Z.-Holland,
vastgesteld bij Kon. besl. v. 12 November 1819,
aan eene Nederduitsch-Hervormde gemeente,
waar do kerkelijke administratie tot op dien tijd
in volledige ordo werd beheerd en uit de ge-
wone inkiunstjn in allo behoeften was voorzien
geworden, vergunning is gegeven om te vragen
het behoud der destijds bij dozelvo plaats heb-
bendo wijze van beheer, dan is daardoor alleen
bepaald, dat do destijds bestaando wijze van
inrigting van het beheer der kerkelijke fondsen
en inkomsten blijft bestaan, en volgt daaruit niet
eene geheele vrijlating van organiserende magt
aan de kerk.
Leiden 31 October 1805.
88. De R. K. geestelijkheid heeft de bevoegd-
heid (in Holland, Zeeland en West-Friesland)
het bestuur der aan do gemeente behoorende
goedoren te regelen, en waar niet blijkt dat de
benoeming van een bestuur is in strijd met de
bestaande reglementaire beschikkingen, moet
het bij de bestaande erkenning door het Staate-
gezag en door de kerkelijke overheid, gehand-
haafd worden in de qualiteit krachtens welke
dat bestuur in regten optreedt.
Hoorn 24 Mei 1848.
33. Do predikant of leeraar van oene Her-
vormde gemeente in Gelderland, die de opkom-
Bten van pastorie* of kerkelijke goederen, als
een gedeelto van zijn tractoment geniet, is daarom
met het oog op art. 10 van het Reglement op
do administratie der kerkelijke fondsen in (lel-
dcrland van 23 Julij 1823, in verband met art.
144, 150, 153 v., 170 en 172 van hot roglement
op het beheer der rivicrpolders in Gelderland,
niet bevoegd om deswege in do polder-vergade-
ringen te verschjjncn en zijne stem uit te bren-
gen. Mij kan evenmin als eigenlijke vrucht-
gebruiker der bedoelde goederen beschouwd
worden.
H. R. 25 April 1845, Concl. conf.
38. Hoezeer do regten en verpligtingen van
den predikant, wien het gebruik is toegokend
van eene pastorie en daarbij behoorenden tuin,
noch in het 15. W., noch b{j do bestaando regle*
menton opzettelijk zijn omsohreven, vloeit och-
ter uit den aard der zaak voort, en kan op al-
gemeene beginselen van regten veilig worden
aangonomen, dat de predikant verpligt is, de
goederen, waarvan hij als voorzegd hot genot
heeft, als een goed huisvader en overeenkom-
stig hunne bestemming te gebruiken. Deze ver-
pligting brengt mede, dat hij die goederen door
zijne daden niet mag versfimmeren, noch de
waarde daarvan verminderen, en dat het regt
om daartegen to waken, onbetwistbaar toekomt
aan hen, die daarover toozigt of beheer uitoe-
fenen en alzoo geregtigd zijn den predikant ten
allen tijde, ook gedurende het genot, tot het
ger heeft gehad of usucapione verkregen, door
net bezit der burgerlijke gemeente do actie tot
revindicatie en tevens die tot schadevergoeding
priescriptiono extinctira zijn verloren gegaan.
26.   Hij een eisch tot ontruiming door een
kerkbestuur tegen een ontslagen koster ingesteld
ten aanzien van de aan dezen ten gebruik ge-
geven goederen, bewijst de benaming van kos-
terij, meest algemeen voor het huis in geschil
gebruikt, eeno verknochtheid met do kerk, zoo-
danig dat daaruit, zoo al geene andere omstan-
digheden bekend waren, moet afgeleid worden
dat hot tot de kcrkeljjko goederen behoort en
onder beheer is van do eisenen.
Arnhem 12 September 1850. — Cf. Almelo 11
Junij 1856,
27.  Revindicatie van verscheidene onroerendo
goederen, dio do eischende kerkvoogden be-
weerden, dat pastorie-goederen der gemeente
Eernewoude waren en aan deze in afzonderlijken
eigendom toebehoorden. Onderzoek der vragen:
1" wie houders zijn der bedoelde onroerende
goederen, 2" of de bedoelde goederen zijn pas-
torie-goedoren der gemeente Kernewoudo en aan
haar in afzonderlijken eigendom toobehooren, en
3° of de eischers, nu geïntimeerden, ten aanzien
van den eigendom of het vruchtgebruik der
door hen gerevindiceerde goederen, de gemeente
Eernewoude vertegenwoordigen. Regtstoestand
der dorpen in Friesland, en die der dorpen Eer-
newoude, Garjjp en Suameer in het bijzonder.
Art. 56 en 355 Rv. Dezo waren vóór do her-
vorming van Staatswogo erkende, geheel op zich
aelve staande universitates. Combinatie dier dor-
pen na de hervorming tot benoeming van een
predikant en onderwjjzcr. Waarschijnlijkheid,
dat do goederen pastorie-goederen waren, doch
nader bewijs omtrent de identiteit bevolen. Ad-
ministratie dier goederen vóór de Staatsresolutio
van 8 April 1584, voorts tot 1795 en 1804.
Ingeval vun vocaturo eener pastorio in Fries-
land, komt ook heden nog aan de kerkvoogden
als vertegenwoordigers der Hervormde floreon-
pligtigen het bezit en behoor dor pastorie-goo-
deren toe; en zjj vertegenwoordigen in dat ge-
val do gemeente, zoowel ten aanzien van den
eigendom als van het gebruik dier goederen.
Friesland 15 Januarij 1851.                          #
II.
88. De gemeente-commissio belast met het
beheer der kerkelijke goederen en fondsen toe-
behoorendo aan do Nederduitsch-Hervormde ge-
meente te Leiden, heeft als zoodanig wettig be-
ttaan.
Leiden 31 Ootobor 1805.
88. De kloosterheeron van S\' Agatha moeten,
ofschoon in vereeniging levende, niet als eene
werkeljjke corporatie uitmakende, maar als par-
tioulieren beschouwd worden, zoodat de aan-
koopen en beleggingen plaats vonden ton be-
hoeve van al de kloosterheeren welke op dien
tijd in het klooster vereenigd waren. Bjj gemis
van bewijs, dat allen hierin hebben ingewilligd,
ia voor onwettig te houden de overdragt van
kapitalen, welke in 1795 alleen door 5 hunner,
den zich noemenden Senior on vier kapitularis-
80ii. is tot stand gobragt.
Roermond 30 September 1852, Concl. conf.
-ocr page 35-
29
STICHTING.
nakomen zjjner verpligtingen te noodzaken. Uit
deze beginsolen volgt, dat het den predikant
niet kan veroorloofd zijn een grooten lindeboom
en twee appelenboomen, die sedert velo jaren
in den tuin dor pastorie staan te groeijen, te
doen vellen en zich dio toe te eigenen, als wor-
dende daardoor eeno daad gepleegd, welke de
waarde van den grond, waarop die boomen
stonden, vermindert, en waartoe uitsluitend de
eigenaar kan geregtigd zijn.
Utrecht 3 November 1858. — Cf. def. vonn.
a Utrecht 4 Mei 1859.
3.1. Het bestuur der Domeinen is geregtigd
het beheer te voeren over do geestelijke goede-
ren van Rossum, en bevoegd van hem, dio zo
zonder rogt of titel, en dus als ncgotiorum ges-
tor, geadministreerd hoeft, te dier zake reke-
ning on verantwoording te vragen.
Tiel 0 April 1852.
36» Do Staat hoeft evenmin het boheer als den
eigendom dor oudo geestelijke vicario-gocderen.
6 II. R. 7 Maart 185C, Concl. conf. — c H.R.
7 Maart 1850, Concl. conf. verniet. b Gelder-
land 29 December 1854, en het hierbij bevest.
Tiel 20 Mei 1853. — d H.R. 7 Maart 1850,
Concl. conf.
37.  Diakenen der Waalscho Gereformeorde
gemeente te Amsterdam behoeven volgens hunne
consistoriale reglementen tot het verkoopen van
diaconiefondsen en tot het af- en overschrijven
van kapitalen op het grootboek, geene andere
magtiging dan die van het dubbel consistorie
dier gemeente.
b H. R. 31 October 1844, Concl. conf.
38.  Naar de Gelrische landt- en stadtsregten
moesten losrenten, verschuldigd aan kerkelijke
instellingen of kloosters, voor onroerendo goe-
deren worden gehouden, welke niet dan in ge-
val van volstrekte noodzakelijkheid of uit andere
wettige oorzaken, met inachtneming der voor-
geschreven regelen, voornameijjk met inwilliging
van ton minste do helft der leden van do vor-
eeniging on van do hoogere autoriteit mogen
worden verkocht of verpand. Onwettigheid vun
overdrukten van kapitalen door het klooster
van S\' Agatha, zelfs al moesten die zaken als
roerende goederen beschouwd wordon.
Roermond 30 September 1852, Concl. conf.
KERKHOVEN z. begraafplaatsen, gemeente,
godsdienst, kerkelijke uoederen en kluten.
KERKTORENS /.. kerkelijke goederen en
REGTEN, VEIUAR1NU BZ.
PREDIKANT /. heerlijke reuten, kerkelijke
UUEDEHEN EN REUTEN.
STICHTING.
1.  Wat er ook zij van de questie, of private
personen onder het tegenwoordig regt eene
stichting kunnen creëren en met rogtspersoon-
lijkheid bekloeden, in geen geval kan de stich-
ting, bij een testament opgerigt, uit dat testa-
ment zelf voordeel genieten.
\'s Gravenhago Arb. 28 December 1805.
2.  Voor do instelling van eene pia causa is
het een vereisohte dat blijkn welke bepaalde
pia causa do testatour wilde creëren en tot zijn
erfgenaam boatemmen, en dat dezelve niet ge-
maakt zij ten behoevo van eeno geheel onbe-
stemdo niet herkenbare categorie van personen.
Dit is het geval met de instelling eoner stioh-
ting: tot hulp en voordeel van «huisvrienden
:> des geloofg. »
\'sGravenbage Arb. 28 December 1805.
3» Indien iemand heeft gesticht een hofje als
eene op zich zelve staande instelling of gesticht
van weldadigheid, met bepaling dat het regent-
schap van het te bouwen godshuis wordt opge-
dragen aan zekere leden van zijne familie en
aan een ander persoon, als ook aan de nako-
melimjcn
van eerstgemelde, moet het woord
« nakomelingen • geacht worden te zijn gebruikt
in den zin van afstammelingen, zoodat hij die
bij cessie de regten van een dier afstammelingen
heeft verkregen, geen regt heeft op gemeld
regentschap. Hiertegen doet niets af, dat het re-
gentschap volgons de stichting ook wordt opgo-
dragen aan hen, die voormelde afstammelingen
daartoe zullen committeren, nooh dat de admi-
nistrateur van het hofje — van wien in oasu
rekening en verantwoording gevorderd werd —
den eischor als regent erkend heeft.
Z.-Holland 25 November 1872.
4» I-run stichting procederende door personen
dio niet overeenkomstig den stiohtingsbrief als
bestuurders zijn benoomd, moet worden niet-
ontvankolijk verklaard in hare actie. Het is
daarbij zelfs onversohilUg dat het gedaagde ge-
meente-bestuur de eischers in hunne bedoelde
betrekking hoeft erkend, wanneer dat bestuur
geen regt van beschikking heeft over de stioh-
ting, en alzoo door die erkenning geene hoeda-
nigheid hoeft kunnen geven welke de eisohers
niet bezitten.
\'s Hertogenbosch 9 Junij 1858.
5. Hij den Hoenwaard wordon de kenmerken
gevonden van eene op openbaar gezag ingestelde
stichting, en niet die van eene bloote communio
en onverdeeld eigendom, toebehoorende aan de
gezamenlijke scharenbouders. Hieruit vloeit voort,
dat de Hoenwaard, zich in de dagvaarding en
in het geheele rogtsgeding stichting of maat-
schap noemende, daarmede geene hoedanigheid
aanneemt, welke vreemd is aan zijne eigenlijke
w[jze van bestaan.
a Arnhem 24 Maart 1859; — of. Arnhem 8
November 1858.
Actie 32.
Uezit 3v. 14v. 25.
Collegic 24.
Magtiging 37 v.
Natiouanlverkl. 1 v. 21 v.
Neg. gestio 35.
Dijk- en pold.best. 33.
Domein 23, 35.
Eigendom 2v. 18 v.
Execut. beslag 7.
Florccnpligt. 27.
Ontruiming 20.
Pastorie-góéd. 27.
Predikant 34.
Rek. en vcrantw. 35.
Rente 38.
Gem. gronden.
Godsdienst 1 V.
Hervormde gem. 28, 3J\'
Kerkbanken 13 v.
Kerkbest. en kerk. gem.
Kerken 4, 7.
Kerkhoven 5, 7 v.
Kerktorens 3.
Klooster 22, 20.
Kosterij 25 v.
Lastgeving 24.
Revindicatie 12.
Scheid, en deel. 10.
Secularisatie tv. 21 v.
Seminarie 24.
Staat 35 v.
Verand. v. cisch 23.
Verjaring Bz. 14, 1U, 25.
Vicarién. 21, 23. 36.
Vonnis bn verst. Bz.
Zaken 7, 15 v.
Zitplaatsen 13v.
KERKELIJKE OMSLAG E. KERKBESTUREN
EN KERKELIJKE GEMEENTEN.
KERKEN /.. GODSDIENST, KERKELIJKE GOEDEREN
EN KEUTEN.
KERKGENOOTSCHAP z. godsdienst, kerk-
BESTUREN EN KERK. GEMEENTEN.
-ocr page 36-
STICHTING.
30
•• Door oigchondo bestuurders eener stichting,
in cnsu van St. Maarterm gasthuis to \'g llerto-
genbosch, wier hoedanigheid wordt betwist, kan
niet worden beweerd, dat zij in het bezit dier
betrekking zijnde, als zoodanig moeten worden
erkond. Bestuurders zijn niet anders dan nogo-
tiorum gestores: de negotiorum gestio is ochtor
geeno zaak, maar alleen eene daad, en alzoo
niet vatbaar voor bezit.
\'s Hertogonbosch 9 Junij 1858.
V. liet reglement tot administratie van den
Hoen waard, goarr, don 15 April 1802, is niet
do vrucht van het gemeen overleg van do ge-
interesseerden in den lloenwaard, en do perso-
nen die het hebben gccollationneerd en getee-
kend, waren niet daartoe door do gezamenlijke
geïnteresseerden gemagtigd. Alzoo kan niet wor-
den toegewezen eeno actie tot schadevergoeding,
op grond van eeno onrogtmatigo daad, bestaando
in do niet-naleving der voorwaarden, waaraan
het bij voorschreven reglement vastgestelde regt
van veedrijving is onderworpen.
a Arnhem 24 Maart 1859.
8« Wanneer een geding van den aanvang af
is ingesteld door regenten van zeker gesticht,
met uitdrukking van derzelver namen in do
akte van dagvaarding, en het geding met be-
houd dierzelfdo namen door regenten is voort-
gezet, niettegenstaande de intusschen opgekomen
aanmerkelijke verandering in het personeel van
regenten, dan kan toch nimmer mot regt do
niet-ontvankclijkheid van het beroep in cassatie,
dat later door regenten op gelijke wijze is in-
gesteld, op grond van die verandering van het
personeel worden beweerd.
6 H. R. 23 Mei 1856, Concl. oonf.
Actio 4v.                             Spel en weddingsch.
Cassatio Bz. 8.                     Studiebeurzen.
Dagvaard Bz. 4v.                 Testament 1 v.
Hoenwaard f>, 7.                   Uitlegging 2v.
Neg. gestio 6.
VICARIEN Z. COMPETENTIE BZ., DOMEIN, KETI-
KEI.I.IKE GOEDEREN, RKKENINO EN VERANTWOURDIMI.
Wij achten hel doelmatig om in dit kerkelijk
gedeelte te laten volgen de achterstaande belang-
rijke beslissingen.
ARRONDISSKMENTS REGTBAXK TE
MAASTRICHT.
Hurgerlljkc kamer*
Zitting van den 14 November 1872.
Voorzitter, Mr. A. Goudon.
Wanneer in 1457 , onder den last cencr Vrij-
dagsche II. mis, bij wege van fundatie of
beneficium simplex aan een bepaald altaar
eener parochiekerk zijn geschonken
10 bu)i-
den land, met bepaling, dat de geheele op-
brengst van die fundatiegoederen zal wor-
* den genoten door den rector altaris, zijn
dan de goederen dier fundatie, meer be-
paald in hel departement der Roer, onder
de Fransche wetgeving met het Staatsdomein
vereemgd geworden?
— Ja.
Zijn die goederen nader bij arrétcs van 7 Thcrm.
XI en
28 Frim. XII aan de kerkfabrieken
teruggegeven, onder oen last, volgens het
decreet van
22 Fruct. XIII, om aan de
pastoors, desservanten en vicarissen, volgwis
het reglement van het diocees, te betalen de
missen, lijkdiensten en andere kerkelijke
diensten, waartoe de fundatiên volgens ha-
ren titel aanleiding garen?
— Ja.
Is in dien toestand eenige verandering gebragt
door het decreet op tic kerkfabrieken van
30
Dec. 1X09.\' — Neen.
Is de geestelijke, die de aan zoodanige funda-
tiën verbonden kerkelijke diensten volbrengt,
ingevolge die wetgeving geregtigd tot de in-
komsten van de aan de fundatiên vcrbon-
den goederen, of wordt ilaartoe een diocesaan
reglement vereischt ook orercenkomstig het
advies run den Franschen Staatsraad van
*/,i Frim. XlVt
In laatstgemelden zin.
Bestaat zoodanig reglement voor het bisdom Roer-
mond en wei in cap. XX der
« Acta et Sta-
tuta St/nndi Dincesanae Ruraemundcnsis
»
van den 19 Sept. 1807, en is daarbij liet
volle bedrag der fundatiên aan den paptoor
toegekendf
— Ja.
J. II. Smeets pastoor te Holtum, gemeente Bom,
eischor, prokureur Mr. J. II. Th. Miciieels,
tegen
de Kerkfabriek van Holtum, gedaagde, prokureur
Mr. J. M. E. v\\n Oppen.
Do officier van Justitie Mr. van Scnaeck heeft
in dezo de navolgende conclusie genomen:
Edel Achtbare Heeren, President en Regters!
De vordering, door den pastoor te Holtum, ge-
meente liorn, tegen de Kerkfabriek aldaar in-
gestold, strekt tot betaling der som van f 1002.35,
onder zekere in de dagvaarding omschrevene
kortingen, wolko som, voortspruitende uit de
opbrengst van aoht hoctaren, of tien bunders
oudo maat, landerijen, aan den eischer zou ver-
schuldigd zijn voor de door hem, sedert zijne
op 1 April 18C9 plaats gehad hebbende optre-
ding als pastoor to Holtum, icdoren Vrijdag
gelezeno misson, waaraan als remuneratie de
opbrengst der bovenbedoelde landorjjen bij de
na te melden fundatie zou zijn verbonden, tcr-
wijl de gedaagdo Kerkfabriek (bij het hieronder
to noemen, door den minister van Finantiën
goedgekeurd besluit van den Raad van Prefeo-
tuur te Aken) in het bezit dier landerijen zou
zijn gestold, ondor de uitdrukkolijke vorpligting
om derzelver opbrengst, ten bovenbedoeld eind,
aan den pastoor uit te keeren.
nmtrent het feit, dat de missen, waarvan de
rede, door den eischer zijn gelezen, is tusschen
partjjen geen geschil; doch daar do Kerkfabriek
hot bestaan der fundatio, waarop do vordering
is gegrond, ontkend heeft, zoo zijn door don
eischer, ton bewijze daarvan, in het geding go-
bragt drio extracten uit het archief van het
Bisdom van Roermond, houdende afschrift;
1°. van do acto van stichting, tot stand geko-
mon in 1457 en luidendo als volgt: «In nomine
»sanctae et individuao Trinitatis. Ego 1\'hilippus
• llonricus Rentinck de Wolfrath sub parochia de
» Holtum. notum csse volo omnibus hoc scriptum
»intuentibus quod nos de assensu et voluntate
» expressa Dominao Meohtildis uxoris nostrae ca-
» rissimae, ob salutom et remedium animarum
»noetrarum et nostrorum paren turn et pure prop*
-ocr page 37-
STICHTING.                                                      31
De wetgeving, die hier te pas komt, is de
Fransche, geljjk zij, tijdens de Fransohe heer-
schappij, van toepassing was in hot departement
der Koer, waartoo lloltum behoorde, in welk
departement, oven als die «de la Sarre, du
» Rhin et Mosello» en «du Mont-Tonnorre,» te
zinnen uitmakende «les quatro départements de
»la rivo gauche du Rhin, » do Fransche wetten
en verordeningen niet dan na speciale publicatie
golden, zoo als bepaald werd bij art. 3 van hot
decreet van 18 "Ventóse jaar IX (Ruil. des lois
n° 74, 569), terwijl, eerst te rekenen van den
I   Vendómiaire jaar XI, do 1\'ransoho constitutie
in dio departementen is ingevoerd en diensvol-
gens al do na dat tijdstip in Frankrijk geptibli-
ceerdo wetten en verordeningen ook aldaar van
kracht waren, gelijk volgt uit het decreet van
II  MosBidor jaar X (Ruil. des loten0199,1791).
Bij art. 1 van het arrêté van 20 Prairial jaar
X (Ruil. des lois n° 198, 1746), ook gepubli-
ceerd in het Rulletin n° 89 van het «recueil
» des règlemonts et arrêtcscmanésducommis8airc-
»général du gouvernement, dans les quatro
»nouveaux départements de la rive gauche du
«Rhin»), werd bopaald als volgt: «Les ordres
«monastiques, les congregations régulières, les
»titres et établissements ecclésiastiques autres
»que los évêchós, les cures. les chapitres cathé-
»draux, et les séminaires établis ou u établir
» conformémont u la loi du 18 (ierminal dernier,
»simt supprimés dans les quatro départements
»de la Sarro, do la Roer, du Rhin-et-Moselle
»et du Mont-Tonnerre,» terwijl art. 2 van dat
arrêté inhield: «Tous les biens, de quelque
» espèco qu\'ils soient, appartenant tant aux
»ordres, congregations, titres et établissements
«supprimés, qu\'aux évêchés, cures, chapitres
»cathédraux et séminaires dont la loi du 18
»Germinal dernier ordonne ou permet l\'établis-
»si\'inent, sont mis sous la umin do la nation.»
liet wettelijk gevolg van dat arrêté was ver-
beurdverklaring en voeging der daarbij bedoelde
goederen bij de eigendommen van den Staat.
Hot bleof niot onuitgevoerd, hot bleef niet
eeno doodo letter, zoo als voor don eischer is
beweerd: hot werd ter dego ten uitvoer gelegd,
gelijk blijkt uit een «arrêté du commissairo gé-
«néral du gouvernement concernant la regio dos
»domaincs nationaux des quatro départements
» do la rivo gauche du Rhin;» gepubliceerd in
hot bulletin n° 100 der laatstgemeldo verzame-
ling, waarin to lezen is, dat do bovenbedoelde
gocdoren «sont maintcnant réunis nu domaino
nnational, en exécution do 1\'arrêté des consuls
»du 20 Prairial dornicr et quo les lois do l\'in-
»térieur de la Républiquo qui régissont les biens
nproeédant do parcils établissements, doivent
»leur être appliquées.»
Wolk gevolg had hot arrêté van 20 Prairial
jaar X op do onderwerpeljjke fundatie, welke,
gelijk uit den stichtingsbrief blijkt, een lienoli-
eium («benefice simple») daarstelde ten voor-
dcelo van den geestelijke, die de wekelijksche
Vrjjdagscho missen aan het altaar van St. Jan
Raptist in de kerk van lloltum bediende, aan
welk altaar te dien einde tien bunders land
werden geschonken? Dit gevolg vindon wjj in
het voormeld besluit van don Raad van Prefec-
tuur te Aken van den 20 Mei 1807, uit welk
»ter Hen in, Ecclesiae parochiali do Holtum ad
»altare Sr. Joannis Raptistao coiitradedimus et
» deportavimus dccem buonaria, situ in «gris do
•\' I lolt In:in . de Snateren et Rugten, ut rector
»praedicti altaris sacordotio initiatus, eosdem
»lïuctus libere et quiete et cum omni integri-
»tate percipiat, cum onere unius Missao cele-
» brandae in perpetuum Bingulis diebus Venerte
» ad praedictiim altare Sancti .loannis Daptistae
»in Ecclesia noBtra parochiali do llolthum. In
» eu jiis rei testimonium » enz.;
2°. van een besluit van den Raad van Prefec-
tuur te Aken van 20 .Mei 4807, waarbij de
eigendom der in de acte van stichting bedoelde
goedoren aan de Kerkfabriek te lloltum opder-
zolver reclames wordt toegekend, met last om
de bedoolingen der stichters op te volgen; en
3°. van eeno decisie van den minister van
Finantiën van 17 Jan. 1812, houdende goedkeu-
ring van voormeld besluit.
De gedaagdesse wil de overgelegde afschriften
niet als bewijzen erkennen, op grond, dat de
kracht van schriftelijk bowijs in do oorspronko-
lijke acte is gelegen ; dat uit die afschriften niet
blijkt, dat zij in eenig verband tot do ooinpron-
keljjke stukken staan, en dat zij derhalve alle
authenticiteit missen.
De bedoelde bescheiden zijn afschriften van
afschriften, onder welke door den bisschop te
Roermond is gesteld de verklaring, dat derzel-
ver inhoud officieel te zjjner kennis is gekomen,
zonder vermelding evenwel, hoe zulks is geschied.
Al kon nu, wat ik zeer betwijfel, die bisschop-
pelijke verklaring geacht worden gelijk te staan
met de vermelding « voor eensluidend afschrift,»
dan nog zouden de overgelegde afschriften, mijns
inziens, nimmer als bewijzen kunnen beschouwd
worden, omdat do bisschop do bevoegde autori*
teit niet is om zulko afschriften uit to geven.
Nu beweert wel de pleiter voor den eisoher,
dat de biBBchop krachtons het decreet vun 30
Deo. 1809 «concernant los fabriqueB dea églises »
(Rulletin des Lois n° 303, 5777, Dalloz, voce
Culte, blz. 702), bevoegd zou zijn tot de door
hem betreffende do bedoeldo stukken gedano
verklaring; doch ik heb to vergeefs in net de-
creet naar dio pretcnselijko bevoegdheid gezocht,
en hob daarin niet alleen geeno enkele bepaling
gevonden, waarop dio bevoegdheid zou zijn ge-
grond, maar integendeel daarin gelezen de artt.
54—57, blijkens welko stukken als do overge-
legde deel maken van het archief der kerkfa-
brieken, hetgeen voorzeker voor do beweerdo
bevoegdheid van don bisschop niet pleit.
Wjj moeton dus dio afschriften, als alle nu-
thenticiteit missendo, tor zijde stollen en, bij
mangel aan andoro bewijzen, do vordering als
onbewezen on dus als ongegrond beschouwen.
Evenwol zal ik, voor het geval de liogtbank
de overgolegdo bescheiden nis bowijs van des
eisohers feitelijke poBJta mogt aannemen, ook
uit dat standpunt do vordering beoordeelcn en
nagaan of zij, gelijk do eischer beweert, moet
toegowezon worden, dan wel of zij, zoo als do
gcdaagdesBe volhoudt, voor zoodanige toewijzing
niet vatbaar is, op grond, dat de toepasselijke
wetgeving den eischer goen regt op de opbrengBt
der bedoelde goederon, krachtens do fundatie
toekent.
-ocr page 38-
32                                                      STICHTING.
van 22 Fruetidor jaar XIII (Dalloz, 1. o., blz.
697), heeft zich, gelijk wederom blijkt uit het
bovengenoemd besluit van den Raad van Pre-
fectuur te Aken, de Kerkfabriek van Holtum
tot dat collegie gewend om, krachtens dat de-
creet, teruggave («restitution») der fundatie-
goederen te bekomen, met i remboursement»
van derzelver inkomsten, door den oud-titularis
van het altaar van St. Johannes-liaptista te
Holtum genoten sedert 7 Thermidor jaar XI,
zijnde de dagteekening van het hierboven eerst-
gemeld restitutie-besluit.
De Raad van Préfectuur nam daarop in over-
weging, dat de gereclameerde goederen waren
i dans Ie cas d\'ètro rendus a la fabrique d\'après
»Ia loi du 28 Frimairo an XII et au tres lois y
rcliitives. en besloot, dat de Kerkfabriek
• est maintenue dans la propriété des dits dix
» bonniers, a charge aux marguilliers de suivre
»les intentions des fondateurs. i
Die handhaving in den eigendom is zeker bjj
vergissing in het besluit ingeslopen, want hand-
liaving kon niet de gevolgtrekking zijn van de
gedane vraag om restitutie, waarover beschikt
werd, van de overweging, waarop de beschik-
king werd gegrond, en van het insgelijks bij
vergissing in het besluit als wet genoemd arrété
van 28 (of 25) Frimairo jaar XII, hetwelk, oven
als andere daarmede in verband staande wetto-
lijke verordeningen, op handhaving in den eigen-
dom geenszins doelt.
Do copjjelijk overgelegde decisie van den mi-
nister van Finantiën van 17 Jan. 1812. hou-
dende goedkeuring van gemeld besluit, bezigt
dan ook do meer eigenaardige uitdrukking van
«attribution a la fabrique do 1\'église succursale
n de Holtum de dix bonniers de torre. •
De goederen der oudo fundatie zijn alzoo in
eigendom aan de Kerkfabriek toegekend. Zij
zijn dus, sedert zestig jaren, ingevolge wettelijke
bepalingen en verklaring der bevoegde autoriteit,
Kerkfabriek-goederen geworden; als zoodanig
moeten wij zo thans nog erkennen, even als
wij ook als in jure en facto vaststaande moeten
aannemen dat diezelfde goederen, ingevolge het
arrété van 20 Prairial jaar X, waren verbeurd
vorklaard geworden.
Welke nu is do beteekenis der woorden:
" sont rendus a leur dostination» en t seront
«rendus ü leur première dostination» voorko-
mende in do arrëtés van 7 Thermidor jaar XI
en van 25 of 28 Frimairo jaar XII ?
Wilde de Franscho Regering, toen zij die
arrêtés nam, do fundatiën herstellen volgens
den voormaligen stand van zaken en alsof zij
nimmer waren verbeurd verklaard geweest, of
wilde die Regering slechts het voorname doel
dier stichtingen, namelijk het doen van god*
vruchtigo diensten, eerbiedigen, met afwijking
van het daarbij bepaalde ten aanzien van de
remuneratie der met die diensten belaste gees-
teljjken.\'
Wij hebben om die vraag te beantwoorden,
den besten uitlegger, dien men vinden kan:
namelijk het gezag zelf, dat de restitutie* be-
sluiton tot stand bragt.
Dat gezag bepaalde bjj art. 1 van het decreet
van 22 Fruetidor jaar XIII, dat de indeboven*
gemelde restitutie* besluiten bedoelde goederen
stuk, door den eischer zei ven overgelegd, dui-
delijk blijkt, dat het arrété van 20 l\'rairial jaar
X in bet Roer-departement zoo weinig eene doode
letter is geweest, dat het zijne wettelijke kracht
heeft doen gelden zelfs op goederen, die, zoo
als de onderwerpolijko, in het feitelijk bezit van
het domein niet geweest waren.
Het blijkt immers uit dat Stuk, dat de bo-
doelde fundatiegoederen niet geBcquestrocrd zijn
geweest; dat zij verheeld waren geworden (i celés»);
dat de titularis, die daarvan het genot had («ti-
• tulaire du benefice»), de verklaring, bjj het
arrété van 20 l\'rairial jaar X (art. 4) gevorderd,
niet had gedaan, en dat dezo, ten govolge van
dat arrété, de hoedanigheid van titularis had
verloren; op welke gronden de Itaad van I \'refec-
tuur over die goederen ten voordeele der Kerk-
fabriek te Holtum beschikt, zooals wij later
zullen zien.
Daaruit volgt, mijns inziens, ondubbelzinnig,
dat door het arrété van l\'rairial het beneficium
werd opgeheven, en dat de daaraan verbondene
goederen, ofschoon niet in het feitelijk bezit
van den Staat, als verbeurd verklaard werden
beschouwd, met dat gevolg, dat de Raad van
Prefectuur over derzelver eigendom kon be-
schikken, welke beschikking later, en wel op
17 Jan. 1812, door den minister van Finantiën
is goedgekeurd, gelijk blijkt uit het ook door
den eischer overgelegd stuk.
De toestand van het Roer-departement, door
het arrété van l\'rairial daargesteld, duurde niet
lang, daar op 7 Thermidor jaar XI een arrété
verscheen (te vinden in Huil. des lois n" 303,
303(5, en Dalloz, voce Culte, blz. OOG), hou-
dende in art. 1: «les biens des fabriques non
«aliénés, ainsi que les rentes, dont olies jouis-
nsaient, et dont lc transfert na pas été fait,
» sont rendus a leur dostination,» welko bcpa-
ling, volgens een arrété van 25 of 28 Frimairo
jaar XII (Dalloz, 1. c., blz. (5U6, Daniels, lland-
buch der für die Künigliche l\'reussische Rhein-
provinzen vorkiindigten Gesetzo u. s. w. aus der
Zeit der Fremdhorrschaft, blz. 490, n» 279, en
Recueil des actes de la préfeoture de la Roer,
jaar XII, blz. 21G5, uitgestrekt werd op «les
»différents biens, rentes et fondations chargés
»de messt\'s anniversaires et services roligieux
» faisant partie des re vernis des égliseB.»
Door dit arrété, hetwelk verder ging dan dat
van Thermidor, werden aan do Kerkfabrieken
toegekend al de kerkelijke goederen ad pios
usus, en daaronder ook die, zoo als blijkens den
stichtingsbrief do onderwerpolijko, waarvan do
gecsteljjkcn, met de vervulling van gefundeerde
kerkelijke diensten bolast, het genot hadden,
on dio alzoo ten voordeele dier geestelijken een
beneficium of i benefice simple » daarstelden.
üfschoon de kerk het genot dier haar toobo-
hoorendo goederen niet had, werden derzelver
opbrengsten toch als kerkelijke inkomsten bo-
sohouwd, gelijk is beslist bjj een arrest van het
Hof van cassatie van België van 4 Maftrt 1841
(Jurisprudence du XIX1"» siècle , 1841 , 1»
partie, blz. 259, welke jurisprudentie, volgens
eene op die bladzijde voorkomende nota, do
gevestigde van dat Hof schijnt te zijn).
Nadat deze restitutie-besluiten waren genomen
on aangevuld door het na te melden decreet
-ocr page 39-
STICHTING.                                                       33
en inkomsten «seront administrés et porrus par
»les administrateurs des dites fabriques...; ils
• payeront aux rum, desservants ou vicaires,
uselon Ie reglement du diocese, les mossos, obits
» et autres serviceB auxquels les diteg fondations
• donnent lieu, oonformoment au titre.»
Deze bepaling, ofschoon eene afwjjking van
den Toormaligen toestand ten aanzien van de
remuneratie der geestelijken, mijns inziens zeer
duideljjk inhoudende, was nog niet voldoende
om allen twijfel op te heflen: daarom wenden
zich de «marguilliers» of kerkmeesters der
hoofdkerk te Aken, hoofdplaats van hot Roer-
departement en zetel van den bisschop, waar-
onder Moltum toen ressorteerde, met eenige vra-
gen dienaangaande tot den Keizer.
Die vragen werden beantwoord bij een «avis
»du Conseil d\'Ktat» van 21 Frimaire jaar XIV
(Dalloz, 1. o., blz. 698), waarover ik het vol-
gende opgeteekend vind in hot voormeld arrest
van het Belgische Mof van cassatie van 4 Maart
1841: «Considérant, quant ïl 1\'avis précité du
» 21 Frimaire an XIV, place par 1\'approbation
\')do 1\'Empereur sur la nu" me ligne et revêtu
»de la mcme autorité qu\'un décret impérial,
o que s\'il n\'i\'tuit devonu obligatoire par la con-
«naissance réelle qui en a étó donnéo i\\ ceux
ii qu"il concerne, il pourra au moins ötre consi-
» dóré comme un document propre ïl faire con-
«naitro exactement 1\'esprit dans lequel 1\'arrêté
»du 28 Frimaire (an XII) n étó concu.»
De Regtbank kan voorts over de kracht en
het gezag der adviezen van den Raad van State
tijdens de regering van. Napoléon I vergelijken
Dalloz, voce Conseil d\'Ktat, § 9 en 11 in fine.
Uit gemeld advies blijkt ten duidelijkste: 1\'
dat het Gouvernement, bij de restitutie-besluiten,
slechts de hoofdvoorwaarde, namelijk het doen
van godvruchtige diensten, heeft willen herstel-
len, en 2° dat de met die diensten belaste gees-
teljjken niet, gelijk voorheen, de geheele in-
komsten der fundatie mogen genieten, maar dat
zjj, pel ijk bepaald wordt bij het decreet van 22
Fructidor jaar XIII, door de administrateurs
der Kerkfabrieken, volgens het reglement van
het bisdom, voor de door hen gedane diensten
zullen betaald worden.
Welke reden had de Franscho Regering om
de fundatiën slechts ten aanzien van het hoofd-
doel te herstellen, en van derzelver bepalingen
betrekkeljjk do belooning der geestelijkheid af
te wjjken, met verwijzing te dien aanzion naar
de bisschoppelijke reglementen? — Dit wordt
ook in het avis du oonseil d\'Ktat opgegeven:
men wilde alzoo voorkomen de herstelling van
«les bénéfices simples, ce qui serait contraire ü
»1\'esprit de la loi du 18 Germinal an X.»
Duidelijker antwoorden dan in het advies wor-
den gegeven zijn ondenkbaar. Ik vind mij ge-
drongen aan de Regtbank mede te deelen, wat
Tielemans in zijn Répertoire, deel VII, voce
«fondation , » blz. 382, over die antwoorden
zegt: «Ces réponses n\'exigent pas de commen-
•i tuiro. Elles résument tout 1\'esprit de la loi
»avcc uno lucidité et uno précision quisatisfera
xles moins clairvoyants; olies sont la confirma-
ntion Ia plus explicite do ce que nous avons
dit précédemmont, sur Ie droit de fondation
»en genéral.»
Het betoog, waarop Tielemans doelt, is te
vinden op het voormeld woord, tit. II, chap.
lil, geot. 1, § 1, waarnaar ik ook zal verwijzen
en alwaar uitvoerig wordt aangetoond, dat de
wet van 12 Julij — 24 Aug. 1790 (art. 20) al
de bénélices eoclésiastiqueg,» en dus ook de
« bénéfices simples i of « curiaux • hoeft afge-
schaft, en dat noch het concordaat, noch de
wet van 18 Oerminal jaar X (Buil. des lois n°
172, 1344, Dalloz, 1. c, blz. 685, speciaal niet
in art. 15 van do eorstgemelde en in art. 73
van de laatstgemelde dier verordeningen, de
bedoelde « bénéfices • weder hebben ingevoerd.
Ik zal daar slechts bijvoegen of liever herin-
neren, dat die « bénéfices,» ten gevolge van
het voormeld art. 1 van hot arrêté van 20 Prai-
rial jaar X, ook in de vier departementen van
den linker-oever van den Rjjn zijn vervallen,
zonder ooit aldaar te zijn hersteld.
Welke zijn nu de gevolgen der op zulke au-
thontieke wijze geïnterpreteerde restitutie-beslui-
ten \' Geene andero dan dat: 1° de «bénéfices
» simples • afgeschaft zjjn goblovon; 2° de fun-
datiën alleen ten aanzien der daarbij bepaalde
godvruchtige diensten zjjn hersteld; 3° de Kerk-
fabrieken den vollen eigendom hebben verkre-
gen van de haar toegekende fundatie-goederen,
die als zoodanig eigenlijk niet meer konden
aangemerkt worden, en 4\'1 de ten gevolge dier
fundatiën diensten praesterende geestelijken daar-
ov\'er op geene andere dan de bij de regleraen-
ten der bisdommen vastgestolde remuneratie aan-
spraak kunnen maken.
De Regtbank kan hierover vergelijken het
voor do gedaagdesse aangehaald werk van Carl
de Syo, «dos die Kirchenfabriken betreffend De-
cret von 30 Dec. 1809,» hl. 59. 65, 78 en volg.
Ik zal imiiiiwelijks hierbij moeten voegen, dat
de voorwaarde: «e charge aux marguilliers de
nsuivro les intentions des fondateurs,» bij de
toekenning dezer goederen, luidens het besluit
van den Raad van Prefectuur, aan do Kerkfa-
briek opgelegd, in denzelfden zin moet uitgelegd
worden als hierboven aan de woorden der re-
stitutie-besluiten «rendus il leur destination» is
gegeven. — De Raad van Prefectuur moet im-
mers geacht worden do wettelijke verordeningen
naar derzelver geest en gelijk zij door hetGou-
vernement begrepen werden, te hebben toege-
past; anders zou de goedkeuring van den mi-
nister van Finantiën op het door dien Raad
genomen besluit wel nimmer zijn verkregen.
Men kan dus daaruit afleiden, dat de aan de
Kerkfabriek gedane toekenning van eigendom
niet is verleond dan onder de bopalingen, die
het Gouvernement bij soortgelijke toekenningen
voorschreef, welko geene andere zjjn dan de in
het decreet van 22 Fructidor jaar XIII en in
het avis du conseil d\'Ktat van 21 Frimaire jaar
XIV bedoelde.
Tot verder betoog, dat do ondorworpeljjko
goederen als eigendom der Kerkfabriek moeten
erkend worden, beroep ik mij op art. 36, n° 1
en 3, van het Keizerlijk decreet van 30 Deo.
1809, « concornant les fabriques des églises,»
houdende bepaling, dat de inkomsten dier fa-
brieken worden zamengesteld: < 1" du produit
»des biens et rentes restituées aux fabriques,
«des biens des confréries et génóralement de
5 M*i
KERK. REOT.
-ocr page 40-
34                                                      STICHTING.
moeten beschouwd worden; dat derhalve de ei-
scber op do opbrengst dier goederen, ter zake
van door hem gedano kerkelijke diensten ,
geenerlei regt kan doen gelden , en dat do
Kerkfabriek tot niets anders jegens hem ver-
bonden zou kunnen zijn dan tot betaling der
door hem gelezone Vrijdagsoho missen volgens
het reglement van het liisdom.
Luidons het voor den eischer gehouden plei-
dooi zou voor do thans onder het liisdom Koor-
mond ressorterendo parochie Holtum, dio vroeger
tot het liisdom Aken en later tot dut van Luik
behoord heeft, nog steeds geldig zijn liet regie-
ment voor het laatstgemcld liisdom, dd. 28 Nov.
1800, van hetwelk artikel of £ 8 luidt als volgt:
« quant aux unniversaires, si leur fondation dé-
»termine un honorairo excédant celui fixé sous
\'i Ie titro cidessu», honoraires des messes (daarbij
»vastgesteld op één frank) et que les revenus
i de la dite fondation Boient Bullisants pour
»1\'acquit du dit honoraire, les curés ou desser-
» vants pourront en exiger Ie paiement.»
Ik zal hierover het volgende opmerken:
1° Noch bij de dagvaarding, die den regts-
ingang daarstclt en waarnaar het goding beoor-
deeld moet worden, noch bij do conclusiën wordt
van zoodanig bisschoppelijk reglement, als waarop
het pleidooi alleen doelt, gerept. Bij de dag-
vaanling wordt de vordering kennelijk gegrond
op de fundatie en de (ten gevolge van het door
den minister van Finantiën goedgekeurd besluit
van den Rand vnn Prefectuur te Aken) plaats
gehad hebbende stelling der quaestieuse goode-
ren in het bezit der Kerkfabriek mot last (Bteeds
volgens do dagvaarding) om do opbrengst dier
goederen aan den pastoor uit te keeren. Remu-
neratio krachtens bisschoppelijk reglement stelt
eon geheel ander fundnmentum peteudi daar,
dat tot grond der vordering bij de dagvaarding
niot wordt aangevoerd en dat dorhalve, als
zijnde buiten het geding, aan de beoordeeling
der Regtbank niet is onderworpen.
Men vergelijke te dezen aanzien een arrest
van den Hoogen Raad van 20Jumj 18i5(Regtspr.,
dl. XXII, § 8).
2° Aangenomen dat het bedoeld reglement
een punt van ondorzook mag uitmaken, dat het
nog in het bisdom Roermond vigeort en (wat
ik zeer betwijfel) dat do quaestieuse wekeljjksche
missen onder de anniversaires, waarvan het re-
glomont gewaagt, zouden kunnen begrepen wor-
den, zoodat de bisschop zou moeten geacht
worden de bij do oude fundatiën vastgestolde
remunoratio wodor te hebben ingevoerd, —
zoo geloof ik, dat de ingeroepene reglements-
bepaling do toewijzing der vordering nimmer
zal kunnen ten gevolge hebben, dewijl op die
bepaling in regten niet mag gelet worden, daar
zij do bij de confisoatio en restitutie-verordcnin-
gen afgesehafte en niet herstelde « bénétices sim-
» pies i, in strijd met die verordeningen, kenne-
lijk weder invoert en dus eeno strekking heeft,
die het Fransch Gouvernement, dat die herstel-
ling niet gedoogde, aan de bisschoppelijke re-
glementen zeker niet zal hebben willen toe-
kennen.
Het i.s immers niot aannemelijk, dat de Fransehe
Regering, die, juist om de herstelling dier • bé-
néfieea te beletten, de remuneratie der gees-
»ceux qui auraiont ótó affectés aux fabriques
»par nos divers déorets.» en «3" du produit
i dos bions et rentes célés au domaine. dont
»nous les avons au\'orisécs ou dont nous lesau-
»toriserions a se m-ttre en possossion.»
Onder de sub n" 1 van voormeld artikel be-
doelde decreten dio goederen aan de Kerkfa-
brieken hobbon toegekend, bolioort ongetwijfeld
dat van \'25 of \'28 Fri\'iiairo ja»r XII, krachtens
welke de toekenning van den eigendom der
quaostiouso goedoren aan do gedaagdosso hooft
plaats gehad.
Dit wordt zoo begrepen bij het boven annge*
haald arrest van het liolgisch Hof van oagsatio
van i .Maart 1841, on door Dalloz, 1. c., § 537.
Volgens het 1\'(" lid derhalve van art. 30 van
het decreet van 30 Doo. 1809 behooren do
quaestieuse goedoron aan de gedaagdo Korkfa-
briek. terwijl het 3* lid van dat artikil tot do-
zelfdo uitkomst leidt, daar die goederen aan
het domein zijn verhoold geworden (célés), ge-
lijk blijkt uit het besluit van den Raad van
Prefectuur van 20 Mei 1807. en do Kerkfabriek
door het (louvernement is gemagtigd om dio
goedoren in bezit te nemen, zooals volgt uit de
decisie van den minister van Finantiën van 17
Jan. 181-2.
üver de «bions et rentes célés i kan men
vergelijken Dalloz. 1. c., § 500, en Affre. traitó
de 1\'administratiou temporolie dos paroisses. blz.
395 on volg.
Daartegen kan niets afdoon het voor den eischer
aangehaald art. 20 van hetzelfde decreet van
30 Dec. 1809, luidende: «les murguilliors sont
«chargés do veiller a ce que toutcs fomlations
soient filèlement acquittées etexecutéjssuivant
»l\'intcntion des fondateurs, sans que los «ommos
» puissont êtro employees il d\'autros chargos. •
Men kan immers niet aannemen, dat dit ar-
tikel aan do fundatie-diensten doendo goestelij-
ken toruggooft, en dus aan de Kerkfabrieken
ontneemt de inkomsten van voormaligo fundatie-
goederen, dio art. 30, n\'" 1 en 3, als eigendom
dier zedelijke ligchamun orkent, in ovcroonstom-
ming met de rcstitutio-besluiton.
Zoodanig volslagen strijd tusschen twee bepa-
lingcn van hetzelfde doercet kan, mijns inziens,
niet denkbaar zijn, terwijl ook niet aangenomen
mag worden, dat een decreet als dat van 1809,
hetwelk louter van administratieven aard is,
oen eigendom, bij wettoljjko verordeningen dui-
delijk toegekend, u\'s het ware ter sluiks aan
de Kerkfabrieken zou hebben ontnomen.
Hoe moet dus art. \'20 uitgelegd worden .\'
Op geeno andero wijze dan\'de Syo opgeeft,
wanneer hij in zijn bovcnaangehaald werk dit
artikel behandelt en doet uitkomon, dat daarin
sleohts van niouwo fundatiën do rode kan zijn,
van welke nieuwe fundatiën krachtons art. 15
van het concordaat en art. 73 dor wet van 18
üerminal jaar X tot stand gekomen, de inkom-
sten niet kunnen vallen onder hot beroik van
art. 30, n 1 on 3 (dat alleen op oude funda-
tiën doelt) en dus zonder bezwaar door art. 20
gerogold worden.
Indien mijne beschouwingen door de Regtbank
worden beaamd, zal daaruit volgen, dat do go-
daagdesso als eigenaresse der quaestieuse vroe-
gur fundatie-, thans Kerkfabrieksgoedereo zal
-ocr page 41-
STICHTING.                                                      35
ielijken voor gedane fundatie-diensten, luidens
het decreet van 22 Fructidor jaar XIII, bij de
bedoelde reglementen wilde geregeld bobben,
aan do bisschoppen den weg tevens zou hobben
geopend om de « bém\'fiees» door dio reglemon-
ton weder in te voeren. Dit is te minder aan-
ncmolijk, daar men alzoo do bisschoppen zou
hobben toegelaten om te beschikken over de
inkomsten van goederen, dio opgehouden had-
den fundatie-goederen to zijn, en dio aan do
Kerkfabrieken in vollen eigendom waren over-
gegaan.
Do Regtbank kan, als met mijne zienswijze
overeenstemmende, vergelijken een arrest van
het Hof van Keulen, aangehaald door do Syo,
op blz. 59 en 00.
Op dio gronden heb ik de eer te concluderen
tot ontzegging der vordering, met veroordeeling
van den eischer in do kosten.
De Regtbank enz.
Gehoord de conclusiën van partjjon, bij slot-
som luidende:
I.  die van den eischer van den 21 Maart 1872:
het der Regtbank moge behagen bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande ver-
zet of hoogcr beroep, do ged. to voroordeelen
om, tegen quitantie, aan den eischer te voldoen
de som /\'1002.35, onder aftrek van: 1" 5 pet.
voor administratie.kosten, 2° 1 pet. voor het
diocees, en met bepaling, dat de betaalde grond*
belasting mede zal kunnen worden gekort, zjjndo
do opbrengst van 10 bunders oude maat of 8
hectaren landerijen, gefundeerd voor do Vrij-
dagscho II. misse, door den eischer gocolobreerd
ovor do negon laatste maanden van 1809 en do
gcheelo jaren 1870 en 1871, en do god. te ver-
oordeelen in do kosten, met reserve van het
overige;
II.  dio van de ged. van den II April 1872:
dat de Regtbank den eischer in zijno vorde-
ring moge niet-ontvankclijk en ongegrond ver-
klaren, immers hem dezelvo ontzeggon, en hem
moge verwijzen in do kosten van het geding:
III.  die van de ged. van den 10 Mei 1872:
zoo verklaart de ondorgeteekende procureur
der god., zoowel op de reeds bijgobragto als op
de hiervoren ontwikkelde gronden, bjj do vroe-
gcr genomen conclusio to volharden cum ox-
pensis;
IV.  dio van don oisohorvnn den 19 Sept. 1872:
dat het der Regtbank moge behagen aan den
eischer to verlcenen acto, dat hij de actis cau-
sae mankt do navolgende stukken: I \' eene
missive aan den eerwaarden beer J. II. Smeets
(eischer in deze) toegezonden door /.. Exe. den
heer minister van Justitie dd. 23 Aug. 1872,
2\'1\' afdeeling, C, n° 104; 2° gezegelde en door
den hoer secretaris-generaal van het Departe-
ment van Justitie geauthentiseerdo afschriften:
o van den door do Kerkfabriek van lloltum in
dep jare 1817 ingezonden staat van goederen,
behoorendo tot de fundatio eener wokolijksehe
mis aan het St.-Jans-altaar in do kerk van
Holtum; l> van de beslissingen van den Raad
van préfecture van do Roer, gedagteekend 20
Mei 1807, en van den Franschen minister van
Finantiën van den 17 Jan. 1812, waarvan voor-
noemde Kerkfabriek, bij de inzending van den
staat, sub n bedoeld, afschriften heeft overge-
legd; 3° gezegeldo en door den heer griffier
dor Stoten van Limburg geauthentiseerde af-
sehriften: <i van het Kon. besluit van den 23
Ürt. 1819, n° 82, waarbij voornoemde Kerkfa-
briok in het bezit dier goederen is bevestigd,
en van den staat der goederen, tot dat besluit
behoorende, zooverre de Kerkfabriek van Holtum
betreft, en 6 von cono acto, in minuut verleden
voor den to Geleon residerenden notaris Russol
den 11 Sept. 1872, behoorlijk geregistreerd,
houdende gecollationncerde afschriften van drie
acten uit het archief van de Kerkfabriek van
Holtum;
V.  die van do ged. van den 19 Sept. 1872:
zoo verklaart de ondergeteekende procureur
bjj do vroegere conclusiën to persisteren cum
exnensis;
VI.  die van den ged. van den 5 Oct. 1872:
zoo verklaart do ondorgeteekendo procureur
bij de reeds genomen conclusiën to volharden
cum cxpcnBis;
VII.  die van den eischer van den 5 Oct. 1872:
het der Regtbank raogo behagen hem zijne
vorige conclusiën too te wijzen cum expensis;
Gehoord de pleidooijen:
Overwegende, wat de daadzaken en de ge-
voerde procedure betreft, dat de eischer, daur-
toe gemagtigd bij beschikking van den voor-
zitter dezer Regtbank van den 15 Maart 1872,
do gedaagde Kerkfabriek bjj cxploit van den
deurwaarder van Kngelshovcn te Maastricht
van den 18 dier maand ten fine zijner in het
hoofd dezes onder I overgeschrovono conclusie
hoeft godagvaard om op den 21 dierzolfde maand
voor dozo Regtbank to verschijnen; dat op dien
dag, bij vonnis dezer Regtbank, waarbij de uit-
spraak over do kosten is voorbehouden, de zaak
is verklaard to zijn spoed vereischend ; dat de oi-
scher zijne vordering bjj de dagvaarding en zijno
zoo evcngemclde conclusie daarop grondt: dat
do ged.. zonder acht te geven op de rcglemen-
taire bepalingen in gebreke blijft zelfs de wettig
verschuldigde remuneratiën voor 11. diensten te
voldoen aan den eischer, die onmagtig is, orde,
regelmaat en naloving der verpligtingen van de
Kerkfabriek van Holtum te verkrijgen; dat liij
eischer, bij een cxploit van den 11 April 1871,
behoorlijk geregistreerd, do gnd. voor deze Regt-
bank hooft gedagvaard, ten lino van gezegde
naloving. doch bjj vonnis van 18 Jan. 1872 dio
dagvaarding heeft hooren nietig verklaren, waarbij
de eischer zich heeft moeten noilerleggen, naar-
dien hij geeno andcro elementen in toto ver-
meende to mogen in het geding brengen dan
de vooruitge8tclde; dat, in afwachting eener
regeling, die noodwendig van hooger hand zal
moeten volgen, do eischer is zonder inkomsten
en zich derhalve genoodzaakt voelt, minstens
een post van do hem toekomende gelden, zon-
der benadeel ing van eenige andere regten, af-
zondcrljjk to vorderen; dat door hem eischer
sedert 1 April 1809 in functiën is getreden als
pastoor en hjj heeft gelezen de gefundeerde
Vrjjdagsche 11. mixso, waaraan verbonden is als
remuneratie de opbrengst van 8 hectaren of 10
bunders oude maat landerijen, welke alleen in
het bezit der ged. zijn gesteld onder de uit-
drukkelijke verpligting om de opbrengst aan den
-ocr page 42-
STICHTING.
36
schreven op een zegelblad van 50 oents, aan
deszelfs einde bevattende de woorden: «De bo-
venstaande inhoud van de twee betrekkelijke
aften is ons officieel ter kennis gekomen, Roer-
mond, don 6 Mei 1872. De bisschop van Roer-
mond, J. A. Paredis,» bevattende boven deze
verklaring onder letter A een afschrift, luidende
woordelijk als volgt: «In nomino sanctan nt in-
»dividuae Trinitatis, Ego Philippus Henrious
»Bentinck de Wolfrath, sub paroohia de Hol-
nthum, notum esse volo omnibus hoc soriptum
»intuentibus, quod nos de assensu et voluntata
«expressa Dominae Meohtildis uxoris nostrae
»carissimae, ob salutem et remedium animarum
nostrarum et nostrorum parentum et pure
xpropter Deum, Ecclesiae parochiali de Holthum
i ad altare Sti. Joannis Daptistae contradedimus
»et deportavimus decem buonaria sita in agris
i de Holthum, de Susteren et Bugten, ut Rector
i praedicti altaris sacerdotio initiatus, eosdem
i fructus libere et quiete et oum omni integri-
tute percipiat, oum onere unius Missae celo-
i brandae in perpetuum singulis diebus veneris
»ad praedictum altare Sti. Joannis Baptistae in
i Ecclesia Nostra parochiali de Holthum ; in
»cujus rei testimonium Nos pro nobis et nomine
»uxoris Nostrae praediotae sigillo tradimus si-
«gellatus anno Domini MCCCCLVH, in vigilia
i Beati Gregorii I\'apae et Dootoris.
• Lambert Cupers,
» L. S.
                              » Seoret.
»In dorso erat notatum decem buonaria ter-
»rae ad altare Sti. Joannis Bapt. in Holthum
» ü. L. S.» — en onder letter B afschrift van
een afschrift van een arrOté van den prefect
van het departement der Roer Tan den 30 Mei
1807, waarin is overgeschreven het voormeld
arrêté van den Raad van prefectuur van dat
departement van den 20 Mei van datzelfde
jaar; het ander, bevattende onder letter C af-
schrift van een afschrift van eene decisie van
den minister van Finantiën van den 17 Jan.
1812, waaronder staan do woorden: «Deboven-
i staande inhoud van deze acte is ons officieel
i ter kennis gekomen. Roermond den 5 Mei 1872.
»De bisschop van Itoormond, J. A. Paredis;»
dat daarna door de god. tot staving harer in
het hoofd dezes onder III overgeschrevene con-
clusio is aangovoerd: dat do kracht van een
schriftelijk bewjjs in de oorspronkelijke acte is
golegon; dat uit de afschriften, welke do eischer
aun de gedaagdo Kerkfabriek van de door hem
ingeroepen titels en bescheiden hoeft mcdege-
deeld, niet blijkt, dat zij in eenig verband staan
tot de oorspronkelijke stukken; dat die afsohrif-
ten derhalvo alle authenticiteit, mitsdien alle
wetteljjke kracht van bewijs missen, en de prac-
ti/.ijns der gedaagde Kerkfabriek niet zijn ge-
magtigd de juistheid van derzelver inhoud te
erkennen; dat de ged. derhalve bij de reeds
voorgedragen verwering blijft volharden; dat
evenwel daarenboven, en al kon de Regtbank
in weerwil van de tegenspraak der ged. de fei-
teljjke posita des eischers voor bewezen houden,
dan nog volgens de toepasselijke wetgeving voor
den eischer uit de beweerde oude fundatie thans
geen het minste regt zou kunnen geput worden
op de opbrengsten der bedoelde goederen;
dat, bij vonnis dezer Regtbank van den 99
eischer uit te keeren; dat de ged. daartoe wei-
gert over to gaan; dat die opbrengst bedraagt,
zonder aftrek van lasten, over de negen laatste
maanden van 1869
                                ƒ257.75
do twaalf maanden van 1870                 - 372.30
en de twaalf maanden van 1871            - 372.30
Zamen /1002.35
dat hij eischer gereed is daarvan te laten
aftrekken 5 pet. voor de administratie-kosten,
1 pet. voor het diocees on de grondbelasting,
„ doch aanspraak heeft op oogenblikkelijke uitbe-
taling van het zuivere restant;
dat do eischer, bij procureurs-acte van don
9   April 1872, bij acte van voormelden deur-
waarder van Kngelshoven van dienzelfden dag
aan de ged. beteekend, aan deze heeft doen
aanzeggen, dat hij eischer zich beroept op de
stukken van het archief, en dat hij als waar-
heid stelt: dat de quaestieuse opbrengsten der
10  oudo bunders of 8 hectaren aan do gedaagde
Kerkfabriek uit do Bequostratio van do Eransche
Republiek zijn teruggekomen krachtens een ar-
reté du conseil de préfecture de la Hoer dd. 20
Mei 1807 , goedgekeurd bij ministerii:lo decisie
dd. 17 Jan. 1812; aan dezelvo daarbij tevens
heeft doen botoekenen afschrift van die twee
bescheiden en heeft doen sommeren om derzel-
ver inhoud, sauf schrijffouten conform aan het
arohief te controlereu, met aanzegging, dat in
casu bij gemis van erkentenis zal worden ge-
concludeerd tot statering; dat in antwoord
daarop de ged., bij procureurs-acte van den 11
April 1872, bij acte van voormelden deurwaar-
dor van Engelshoven van dicnzelfden dag aan
den eischer beteekend, aan dezen heeft doen
aanzeggen, dat zij ged. in dat geding geene
andere dan originele bewijsstukken of authen-
tieke afschriften zal toelaten of erkennon;
dat tot staving der daarna door do ged. ge-
nomene, in het hoofd dezes onder II ovorgesohre-
vene, conclusie is aangevoerd: dat de vordering
dos eischers voornamelijk steunt op de fundatie
van eene Yrjjdagscho II. misse, waaraan te zjj-
nen behoeve de opbrengst van 8 hectaren lan-
derjjen zoude verbonden zijn ; dat de gedaagde
Kerkfabriek die grondslagen van den ingesteldon
eisch betwist; dat noch die fundatie zelvo noch
haar aard door den ei-icher worden aangetoond
en evenmin do goederen worden opgegeven,
waarvan do opbrengsten worden govorderd; dat
een en ander tot gegrondverklaring van de in-
gestelde vordering wordt vereischt, en bij gemis
daarvan die actio moot wordon ontzegd; dat de
eischer steeds in gebreko blijft de bewijsstukken
te produceren, welko hij verklaard hoeft voor-
nemens te zijn aan de gedaagde Kerkfabriek
mede te deelen, zoodat tot tijd en wjjle het
verdere antwoord dor gedaagdo fabriek moet
worden voorbehouden;
dat op vordering des eischers hem bij vonnis
dezer Regtbank van den 12 April 1872, waarbij
de uitspraak ovor de kosten is voorbehouden,
statering van hot geding is verleend voor den
tijd van vier weken; dat daarna door den eischer
in het geding zijn gebragt en kopijeljjk aan de
gedaagdo medegedeold twee stukken, beiden
aan het hoofd dragende do woorden : « Extract
uit het arohief van het bisdom,» het een go- I
-ocr page 43-
STICHTING.
37
Junij 1872, waarbij de uitspraak over de kosten
ia voorbehouden, is bevolen, dat door den ei-
soher zullen worden overgelegd 6f de oorspron-
kehjke stukken zelve, waarvan hij zich bedient,
f>f afschriften, daarvan gemaakt door tot de
uitgifte daarvan bevoegde ambtenaren; dat daarop
de eischer, bij procureurs-acte van den 7 Sept.
1872, bij acte van den meergemelden deurwaar-
der van Engelshoven van dienzelfden dag aan
de ged. heeft doen beteekenen afschrift van de
navolgende stukken:
1° eene missive aan hem eischer, gezonden
door den minister van Justitie , van den 23
Aug. 1872;
2° gezegelde en door den secretaris-generaal
van net departement van Justitie geauthenti-
seerde afsohriften:
a van den door de Kerkfabriek van Holt hum
in het jaar 1817 ingezonden en 17 Dec. van
dat jaar gedagteekenden staat van goederen,
behoorende tot do fundatie eener wekelijksche
mis aan het S\'. Jans-altaar in de kerk van Holtum;
o van de voormelde decisie van den Raad
van Prefectuur van het departement van de
Roer van den 20 Mei 1807 en van de voormelde
decisie van den Franschen minister van Finan-
tié\'n van den 17 Jan. 1812, waarvan de gedaagde
Kerkfabriek, bij <!o inzending van den Staat,
hiervoor sub a genoemd, afschriften had ovcr-
gelegd, en
3° gezegelde en door den griffier der Staten
van Limburg geauthentiseerde afschriften :
a van het Koninklijk besluit van den 23 Oct.
1819, n° 82, waarbij de gedaugde Kerkfabriek
in het bezit der goederen is bevestigd, en
b van den Staat der goederen, tot dat besluit
behoorende, voor zooverre de parochio-kerk van
Holtum betreft; dat de eischer, bij procureurs-
acte van den 18 Sept. 1872, bij acte van den
meergemelden deurwaarder van Engelshoven van
dienzelfden dag, aan de ged. heeft doen be-
teekenen afsohrift van eene acte, in minuut
verleden voor den te Geleon residerenden no-
taris Russel, den 14 Sept. 1872, houdende ge-
eollationneerde afschriften van drie noten uit
het archief van de gedaagde Kerkfabriek, in
welke notariële acte wordt gerelateerd, dat voor
den voornoemden notaris en getuigen is ver-
schonen de eischer; dat deze to kennen gnf,
dat hij door hem notaris verlangde afschrift te
doen nemen van eenige in het archief der Kerk-
fabriek van Holtum berustende stukken; dat de
eischer vervolgens hem notaris en getuigen ge-
leid heeft in een benedenvertrek der pastorij te
Holtum, uitzigt hebbende op den moestuin; dat
in dat vertrek zich bevond eono kist van wit
hout, die, naar des eischers opgaaf, de archieven
der gedaagde Kerkfabriek bevatte; dat de eischer
die kist opende, er eenige stukken uitnam, die
aan hem notaris werden overhandigd; dat die
stukken waren: A een giftbrief van Philippus
Henrious Bentinok de Wolfrath, van MCCCCLVII,
in orastino beati Gregorii papae et doctoris (1. s.)
Lambert Kupere secret.; D een door den seore-
taris-generaal der Prefectuur Körfgen afgegeven
afschrift van voormeld arrêté van den pref et van
het departement van de Roer van den 30 Mei
1807, waarin is overgeschreven het meergemeld
arrêté van den Raad van Prefectuur van dat
departement van den 20 Mei 1807, en C een
door den secretaris der Prefectuur Körfgen af-
gegeven afschrift van voormelde decisie van
den Franschen minister van Finantiën van den
7 Jan. 1812; dat die stukken waren van den
inhoud, zoo als deze door hem notaris in die
acte is vermeld; dat, nadat afschrift was ge-
nomen en met de oorspronkelijke stukken ver-
geleken , deze laatsten door hem notaris aan
den eischer zijn teruggegeven en door dezen we-
derom in de kist gelegd zijn; en eindelijk, dat al
hetin die acte vermeldo mede in tegenwoordigheid
der voorbedoelde getuigen heeft plaats gehad ;
dat daarna door partijen zijn genomen hunne
in het hoofd dezeB onder IV, V, VI en Vil ver-
molde oonclusiën, waarbij zij hebben doen gelden:
do eischer: dat, ter voldoening aan het von-
nis dezer Regtbank van den •!\'.) Junij 1872, door
den eischer zijn bijgebragt de stukken, in de
procureurs-acten dd. 7 en 14 Sept. jl. vermeld;
(lat, wat betreft het arrêté van don Raad van
Prefectuur van Aken en de decisie van den
Franschen minister van Finantiën, deze admini-
stratieve acteu op geeno andere wijze te beko-
men zijn dan uit handen van oenen wettigen
depoBitaris van dezelve; dat immers door de
Kerkfabriek van Holtum de erkentenis van deze
acte, gezonden aan den Koning, is gedeponeerd
in het archief van het departement van Justitie,
en de secretaris-genoraal bevoegd is daarvan
authentieke afschriften te geven; dat ook de in-
houd van do stichtings-acte in margine van de
belaste landerijen in den beteekenden staat sub
n" 2, litt. a, door do Kerkfabriek is erkend,
en daarvan een authentieke copio is gemaakt
en door den voornoemden secretaris\'generaal is
uitgegeven; dat, zoo het te betreuren is, dat
een Kerkfabriek hot van zich kan verkrijgen
acton, bij haar zelven berustende, niet te er-
kennen, en te weigeren, zelfs na \'sregters be-
vel, dezelve te produceren, desniettemin de eischer
niet mogt zijn verstoken van zijn regt om bewijs
van deze gemcenschappeljjko titels ter tafel te
brengen; dat do notaris Russel heeft gemaakt
eene copio collationnéo van de stukken, wier
bijbrenging is bevolen, en do gedaagde Kerk-
fabriek zich wel heeft gewacht bij hare con-
clusiën de echtheid van dezelve in twijfel te
trekken, daar zij zich alleen beroopt op eene
informaliteit van kasT-opening, welke zij zioh
zelve te wijten heeft;
de ged.: dat zij voor alsnog geen belang heeft
hare bedenkingen togen de waarde der bij pro-
cureurs-acte van don 7 Sept. 1872 beteekende
afschriften te doeu gelden, vermits het hoofd-
punt in geschil, do fundatie zelve, mot geen
enkel dier producten wordt gestaafd; dat zij
derhalve zioh te dien aanzien alle regten voor-
behoudt ;
dat het evenwel daarenboven opmerking ver-
dient , dat in den staat der goederen, behoo-
rende bij het Kon. besluit van 23 Oct. 1819, en
in dat besluit zelf, met geen enkel woord van
eenigen last, op die goederen klevende, wordt
gewaagd, en dat in die beide producten de goe-
deren der beweerde fundatie met de overige
eigendommen der kerk volkomen zijn geljjkge*
steld; dat zij, bij gemis van het noodzakelijk
bewijs der beweerde regten van den eischer, in
-ocr page 44-
38                                                       STICHTING.
allen deole bij de roods genomen conclusie vol-
hardt:
dat door do bjj procureurs-acte van den 18 Sept.
1872 betcekende, door den notaris Hussel to
Gcleen op den 14 bovorens verlcdeno acte niet
is voldaan aan bet vonnis van den\'20 Junij 1872;
dat toch de waardo vnn cvengemelde acte ten
aanzien van hare bewijskracht is gedefinieerd
bjj art. 10u7 B. \\\\\\. en de eischer zich dus reeds
uit dien hoofde tegen do gedaagde Kerkfabriek
op die acte niet mag beroopen: dat overigens
dio acte, zelfs indien de Kerkfabriek daarin als
partij voorkwam, ten hoogste zou bewijzen wat
daarin staat vermeld, mitsdien dat do eischer
eenige Btukken of bladen papier heeft gonomon
uit eene kist welke hij zeide het archief der
Kerkfabriek to bevatten; on dat op dio bladen
papier to lezen stond wat do notaris in zijno
acte heeft overgenomen: dat evenwel tencersto,
in weerwil van al het vertrouwen, dat do waar-
dighcid vnn den eischer ook aan het gedangdo
Iiestuur mag inboezemen, do wet zelve verbiedt
to gelooven, dat do besproken aan den notaris
vertoondo stukken dcolmakcn van het archief
der kerk, of dat do kist waaruit zij genomen
•werden, dat archief bovatte, art. 50, 54 en 57
van het Keizerljjk decreet van 1800; dat do
notaris bij do opgemaakte acto dan ook in geenen
deele constateert, dat do verklaring van den
comparant dienaangaande geheel of gedeeltelijk
conform do waarheid is: dat uit dien hoofde de
waarde der originelen, waarvan afschriften zijn
genomen, geenszins wordt erkend en tcregt wordt
betwist, als berustende uitsluitend op de gezog-
den van den eischer zelven; dat de gonomen
afschriften dus geene andere of meerdere waardo
hebben dan de mondelingo opgavon dos cisohors,
en hetgeon de notaris als afschriften heeft op-
genomen volkomen geljjk staat met de loutere
verklaringen des eischers, waaruit de notaris
don beweerden inhoud dor bij te brongen stuk-
ken zou hebben opgenomen; dat alzoo de toe-
passing van den regel, dat do kracht van een
schriftelijk bewijs in do oorspronkelijke acto is
gelegon, allo waarde hoegenaamd aan het bc-
sproken product des eischers ontneemt; dat in
de tweede plaats, zoo mon wil aannomon, dat
do quaestieuse kist workeljjk hot archief der
Kerkfabriek bevat, dan nog in geenen deele
blijkt, dat ook do stukken, waarvan do notaris
afschriften heeft genomen, doelmaken van dat
archief; dat toch de waarborgen, welke de wet
bij artt. 50 en 57 van het decreet op do Kork-
fabricken voor do bewaarplaatsen voor zoodanig
archiof heeft voorgeschreven, door den eischer
zelven zijn geschonden . en deze derhalvo hot
bestaan van diezelfde waarborgen geenszins te
zijnen voordoelo mag inroepen; dat overigons
de acte van den notaris Russel zolvo bewijst,
dat de eischer met hetzelfde gemak stukken in
het zoogenaamd archief heeft gelegd, nis waar-
mede hij dezelve daaruit had genomen; dat
ten slotte het gedaagde Kerkbestuur zeer goed
weet, dat zich in hot archief geen origineel,
noch zelfs een authentiek afschrift der quacs-
tieuse fundatie bovindt, en daarom bepaald wordt
ontkend, dat de notaris Russel de bjjgebragte
afschriften heeft genomen van een stuk, dat in
regten eenige waarde heeft; dat de eischer al-
zoo niet heeft voldaan aan het voormelde bevel
dezer Regtbank en de fundatio niet is bewezen;
dat overigens uit do andore bjjgebragte stukken
blijkt, dat de opbrengsten der goederen van
8\'. Jans-aitaar niet Han den pastoor van lioltum,
maar aan de Kerkfabriek toekomen;
Wat hot regt betreft:
O. met betrokking tot de bewijskracht der
na het vonnis van den 20 Junij 1872 bjj do
procureurs acto van den 7 Sept. 1872 aan do
ged. boteokendo stukken. dat het in dio pro-
oureurs-acte onder 1* vermeld stuk is de oor-
sproukelijke brief van don minister van Justitie
aan den eischer van den 23 Aug. 1872;
O., dat het in die procureurs-acte onder 2"
bij A vermeld stuk is het door den secretaris
genoraal bij het Departement van Justitie voor
eensluidend geteekend afschrift van cenon, blij-
kens voormelden brief van den minister vanJus-
titio, zich in do archieven der ! voormalige
directie voor de zaken van do Roomsch-Katho-
Iijke Eeredienst bovindenden staat, getiteld:
i Staat aanduidende de goederen van hot Kerk-
»fabriek van do gemeente (parochie succursale)
"d\'llolthum, • opgemaakt op den 17 Dec. 1817
door de gedaagde Kerkfabriek zelve, alzoo het
afschrift van een oorspronkelijk stuk, afkomstig
van do ged.;
O., dat do in die procureurs-acte onder 2\' bij
B vermelde stukkon zijn door dienzelfden se-
cretaris-gencraal voor eensluidend getcekende
afschriften van, blijkens voormelden brief van
den minister van Justitie, zich mede in de ar-
chiovon dor voormalige directie voor de zaken
van do Roomsch-Katholijke Eeredienst bevin-
dende, door do gedaagde Kerkfabriek zclvo bij
do inzending van voormelden Staat overgelegde
afschriften van meergemeld arrêtó van den Raad
van Préfecturo van het departement van de
Roer van den 20 Mei 1807 on decisie van den
Franschen minister van Finanticn van den 17
Jan. 1812, alzoo afschriften van afschriften;
dat do omstandigheid ochtor, dat die in de ar-
chioven der voormaligo directie voor do zaken
van do Roomsch-Katholijke Eeredienst zich be-
vindende afschriften waarvan de betcekende door
don voormelden Secretaris-generaal zijn gono-
men, zijn afschriften door do gedaagde Kerk-
fabriok zelve gemaakt, deze afschriften doet wor-
don schriftelijke bekentenissen dierzelfdo fabriek
van het bestaan der oorspronkelijko on van de
overeenkomst dier afschriften met dio oorspron-
kelijko; dut die door do gedaagdo Kerkfabriek
gemaakto afschriften, nis schriftelijke bekente-
nissen, zijn oorspronkelijke stukken, en de duur-
van door den Secretaris-generaal afgegovene
afschriften doen zijn afschriften van oorspron-
kelijko stukken;
".. dnt, bij Kon. besluit van don 29 Oct.
1870, houdende intrekking dor Kon. besluiten
van 20 Juljj 1868 (Sb. n<" 115 en 116), en na-
dere regeling van do wijze van behandeling der
zaken betreffende de onderscheidene eeredien-
sten (Sb. n° 173), do uitvoering en toepassing
van de bepalingen van het CJ< hoofdstuk der
Grondwet (met uitzondering van art. 168) en
die van de wet van 10 Sept. 1853 (Sb. n° 102),
benevens van de bepalingen van artt. 947 en
1717 B. W. ten aanzien van kerken, godsdienstige
-ocr page 45-
STICHTING.
39
estichtcn en kerkelijke instellingen van welda-
igheid, worden opgedragen aan den minister
van Justitie; dat een Secretaris-generaal van een
ministerieel departement bevoegd isom afschrir-
ten to maken van in liet archief van het depar-
tement zieh bevindende stukken, en dat mits-
dien de in de procureurs-acte van den 7 Sept.
1872, onder 2" bij a en b, vermelde stukken
zijn afschriften, gemaakt door cenen bevoegden
ambtenaar;
O., dat, blijkens meergemeld, bij die procu-
reurs-acte onder 2\' bij b boteekend arrêté van
den Raad van Préfectuur van den 20 Mei 1807:
1\' de gedaagde Kerkfabriek bij don Raad
heeft teruggevorderd 10 bunders bouwland, ge-
legen onder de gemeenten Susteren, Iluchten en
Holtum , die gesticht en gelaten waren aan
het altaar van S\'. Jan Baptist in het kerkambt
(officie) van Holtum voor eeno wekeljjksche, al-
daar des Vrijdags te bedienen mis: dat zij daar-
bij hebben verklaard, dat die gronden niet wa-
ren onder sequestratie van het domein, maar
dat do heer Broekhoven do registers en titels
der stichting heeft, en dat de pastoor van Hol-
tum at testeert, dat hjj de gezegdo mis bij op-
dragt van den beneficier Broekhoven heeft be-
diend; 2" de ged. bij eene herhaalde terugvordering
dier gronden, tot de dotatie van gezegd altaar
dienende, hebben overgelegd onder anderen: a
kopij der oorspronkelijke fundatie der voormelde
10 bunders, gelogen in do velden van Holtum,
Susteren en Buchten, gedaan door l\'hilippo
Honry Bentinck do Wolfrath, van hot jaar 1457,
daags vóór S\'. Gregorius-dag; b kopjj van een
register van 1722, houdende specificatie der
vaste goederen (biens fonds), toebehoorendo aan
het altaar van 5*. Jan Baptist, to Holtum; en e
een extract uit de kadasters der gemeenten
Holtum, Susteren en Buchten, waarin die vaste
goederen worden gespecificeerd onderde rubriek:
« L\'autel de S\'. Jean i\\ Holthum;»
3\' de Raad van Préfectuur van oordeel isgo-
weest, dat do voormeldo kopjjen van do oor-
spronkelijke fundatio van 1457 en van hot re-
gister van 1722 oen voldoend karakter van
authenticiteit bezaten :
4\' do hiervoor gemelde stichting in dat arrêté
bij herhaling een benefice, eene fundatie en eeno
fundatie voor het altaar van 8*. Jnn Baptist van
do kerk van Holtum wordt genoemd; 5* de hier-
voor reeds vermelde en door de ged. bij hunne
destjjds gedano terugvordering als beneficier der
toruggovorderdo goederen guqualificoerdo hoor
Broekhoven herhaaldelijk in dat arrêté wordt
genoemd «ancien titulairo du susdit autel, titu-
>laire du dit benefice» en «ancien beneficier;»
6* diezelfde heer van Broekhoven, ten gevolgo
van do door het arrêté van den 20 Prairialjaar
X, waarbij onder anderen in het departement
van de Roer, van welk departement alstoen
Holtum deel maakte, de geesteljjko goederen
zijn vorbeurd verklaard en met het staatsdomein
vereenigd, zijne qualiteit van titularis had ver*
loren en tot teruggaaf dor sedert onwettig ge-
noten vruchten gehouden was;
7* de Raad van Préfectuur van oordeel isge-
weest, dat de teruggevorderde goederen in het
geval waren van naar de wet van den 28 Fri-
maire jaar XII en andere daartoe betrekkelijke
wetten to moeten teruggegeven worden aan de
nu ged., toen die goederen terugvorderende
korkfabriek;
8" dio Baud van Préfectuur de succursale kerk
van Holtum heeft gemainteneerd in den eigen-
dom der teruggevorderde tien bunders, onder
gchoudenhoid om de intentiën van den fondateur
na to leven;
O., dat dit arrêté van den Raad van Préfec-
tuur is goedgekeurd door do bij voormelde pro-
cureursacto van 7 Sopt. 1872 beteekende daarbij
modo ondor 2° bjj b vermelde decisie van den
Franschen minister van Finantiën van don 17
Jan. 1812;
O., dat de ged. zelve in don bij procureurs-
acte van 7 Sept. 1872 beteekenden daarbjj on-
der 2° bjj a vermelden en 17 Dec. 1817 gedag-
teekenden staat specifiek vermelde 14 perceelen
akkerland ter gezamenlijke grootte van 8 hec-
taren, 01 aren, 35 centiaren, waarvan 2 gele-
gen onder Susteren, 3 onder Holtum en 9 on-
der Buchten, en naast dio vermelding door haar
in do kolom van aanmerkingen is gesteld het
volgende:
« De hiertegen staande landerijen zijn geweest
»bénéficio-goederen van S1. Jans Autaar dezer
«kerke, in de door het kerkelijk bestuur reclai*
i meert en de acn deise kerk accordeert par un
»arrêté do conseil de préfecture en date du 20
»Mai 1807 et approuvé par lo ministrede finance
»en dato du 17 Janvier 1812 pour uno messe
» hebdomadaire;»
O., dat door dit oen en ander het bewijs is
geleverd, dat in 1457 door Philip Hendrik Ben-
tinck van Wolfrath in do kerk van Holtum ten
behoeve vun het altaar van St. Jan Baptist is
gesticht eeno fundatio tot het wekelijks op Vrij-
dag bedienen eener mis ; dat hij daarvoor aan
het altaar heeft gegeven 10 bunders bouwland,
gelegen onder Susteron, Buchten en Holtum,
en zulks met het doel en den wil,.dat al de
opbrengsten dier landerijen als een benoficium
zouden genoten worden door den dat altaar be-
dienenden gcesteljjke, en dat do door hom aan
dat altaar gogevcno bouwlanden zijn do 14per-
ceelcn akkerland, gelegen onder Susteren, Hol-
tuin en Buchten, opgenoemd in voormelden op
17 Dec. 1817 gedagtcokenden en door do ge-
daagde Kerkfabriek opgemaakten staat;
O., dat dat beneficium is opgeheven, en de
daaraan verbondono goedoren met het staatsdo-
mein zijn vereenigd bjj voormeld arrêté van den
20 Pruirial jaar X;
O., dat de bij datzolfdo arrêté met het staats-
domein voroenigdo goederen der Kerkfabrieken
bij arrêté van 7 \'I\'hormidor jaar XI zijn terug-
gegeven aan hunne bestemming, en dat bij ar-
rêté van den 28 Frimaire jaar XII is verklaard,
dat onder de bepaling van dat van 7 Thermi-
dor ook zjjn begrepen de fundatiën, waaraan
kerkelijke diensten verbonden waren, en dat
deze als zoodanig aan hunne eerste bestemming
zouden worden teruggegeven;
()., dat bjj decreet van den 22 Fructidorjaar
XIII is bepaald, dat de door do voormelde ar-
rêtég van 7 Thermidor jaar XI en 28 Frimaire
jaar XII aan de Kerkfabrieken teruggegevene
goederen en inkomsten, onverschillig of zij al
of niet met fundatiën bezwaard waren, zouden
-ocr page 46-
STICHTING.
40
gestichte Vnjdagsohe mis; dat door de ged.
evenzoo ook niet is betwist, dat de opbrengst
der aan die fundatie verbonden goederen ia ge-
weest, zoo als deze wordt opgegeven bij de dag-
vaarding en de in het hoofd dezes onder 1° ver-
melde conclusio van den eischer;
O., dat alzoo de vordering is gegrond en be-
hoort toegewezen te worden, met uitzondering
van do uitvoerbaar-verklaring bij voorraad, daar
voor do in voorgaande overweging vervatte pun-
ten geen bewijs bjj geschrift of voorafgaande
vcroordeeling is bijgebragt;
O., dat do ged. behoort te worden voroor-
deeld in de kosten met uitzondering evenwel
van die, welke het gevolg zijn van het door
don oischer bjjbrengen van geen bewijs opleveren-
de bescheiden en van het laat bijbrengen van
zijne bewjjsstukken; dat die kosten zijn die, ge-
vallen op en sedert do procureurs-acte van den
9 April 1872 tot en inbegrepen die, gevallen
op het vonnis van den 29 Junjj daaropvolgende
en deszelfs uitspraak, alsmede die, gevallen op
de acte van den notaris Hussel van den 14
Sopt. 1872 en de procureurs-acte van den 18
dier maand, en dat do eischer in die kosten
behoort te worden veroordeeld;
Regt doende enz.
Gocfe acte waarvan acto is gevraagd;
Veroordeelt de gedaagde Kerkfabriek om aan
den eischer te betalen de som van f 1002.35,
onder aftrek van 5 pet. voor administratie-kosten,
van 1 pet. voor het Diocees, en zulks met bo-
paling, dat mede zal kunnen worden gekort de
betaalde grondbelasting;
Ontzegt den eischer zijne vordering tot uit-
voerbaar-verklaring van dit vonnis bjj voorraad;
Verwijst de gedaagde Kerkfabriek in de kos-
ten van het geding, met uitzondering van die
op en sedert de procurours-acte van den 9 April
1872 tot on inbegrepen die, gevallen op net
vonnis van den 29 .lunij daaropvolgende en <les-
zclfs uitspraak, alsmede die gevallen op de
acto van den notaris Russel van den 14Septem-
bor 1872 en de procureurs-acte van den 18 dier
maand, en verwijst den eischer in die uitge-
zonderdo kosten.
                   \' ,
(Gepleit voor den eischer Mr. Eom. van Win-
TKit.-iiovKN en Mr. M. Swart, voor de gedaagde
Kerkfabriek Mr. Ij q. van Oppen en Mr. L.
van Oppen).
worden geadministreerd en ontvangen door de
administrateurs dier fabrieken, en dat deze aan
de pastoors, desscrvanten en vicarissen volgens
het reglement van het Diocees zouden betalen
do missen, lijkdicnston en andere kerkelijke
diensten., waartoe dio fundatiën volgens haren
titel aanleiding gaven, en dat daarin geene ver-
andering is gobragt door het decreet op de
Kerkfabrieken van den 30 Deo. 1800;
O., dat bij meergemeld arrêté van den Raad
van Prefectuur van 90 Mei 1807 de aan de
voormelde fundatie verbonden goederen zijn te-
ruggegeven, niet echter als beneficium nan den
§ astoor, maar als kerkegoed aan do ged., on-
er gehoudenheid om\' do intentiën van den fun-
dateur na te leven; dat die teruggave is bevestigd
door de meergemelde decisio van den P\'ranschen
minister van Finantiën van den 17 Jan. 1812,
en dat do ged. bij het bij meergemelde procu-
reurs-acte van den 7 Sept. 187*2 beteekend on
daarin onder 3° bij a vermeld, ten gevolge van
dat van den 19 Aug. 1817 (Sb. n° *9) genomen
Kon. besluit van den 23 Oct. 1819, in verband
met den in dat besluit vermelden en bij laatst-
gemelde procureurs-acte mede beteekenden, daar-
ïn mede onder 3" vermelden staat, finaal is
bevestigd in het bezit van diezelfde goederen ;
()., dat in de zoo even gemelde bepaling van
het decreet van den 22 Fructidor jaar XIII
volgt, dat de geestelijke, die de aan eene fun-
datie verbondene kerkelijke diensten volbrengt,
door dat volbrengen dier diensten alleen niet
reeds geregtigd is tot do aan de fundatie ver-
bonden inkomsten, maar dat, om hem daarop
voor het geheel of voor een gedeelte te doen
boregtigd worden, wordt vereisoht een diocesaan
reglement gelijk dit ook wordt erkend in een
advies van den FrRnschen Staatsraad van den
\'-\'/ai Frimaire jaar XIV;
O. nu, dat zulk diocesaan reglement voor het
bisdom Roermond, waartoe parochie Iloltum be-
hoort. aanwezig is in caputXX van de in druk
bestaande Acta et Statuta Synodi Dioecesanae
Ruraemundensis van don 19 Sept. 18C7, en dat
daarbij het vol bedrag der fundatiën aan den
paBtoor wordt toegekend; (1)
O., dat door de ged. niet is betwist, dat de
eischer sedert den 1 April 1H<>9 in functie is
getreden als pastoor der kerk te Iloltum, on
heeft gelezen de bij meerbedoelde fundatie van
Philip Hendrik Bentinck van Wolfrath in 1457
(1) Het aangehaalde Caput XX heeft tot opschrift: «Do sacroBanctac Missae sacriflcio » en luidt, na eenige voor-
schriften van zuiver litnrginlon aard, als volgt:
Do honorario Mnumriiin, ijuae a Sacellanis et Asslstentihus eelehiari solunt, servabitur, ilonec alitcr statuatur,
praxis auctorilate ecclesiaslica vel legitima consuetudino introilucta.
Caveat quisque BC ultra taxam tegitime inductam, cum laesione justitine ctiam conimutativae, plus exigat, neque
ex fraudulenla quailnm liheralitati?, minori accepto stipefKllo, missas eclebrandi onus in se suscipiat.
Dum offeruntur eleëinosynnc uianuales pro cclchrnndis missis, quihus, ad intentionem dantls, intra modicum
tempus satisllcri nequit, otrerctitem ca do re ndinoiierl volumus; siquiilrm ox dsereto S. C. C. ca tantum lego ac-
ccplari possunt, «si tnmen tribuens elciniosvnaiii pro aliaruiu inissarum celcbratione, id sciat et consentiat, ut
» illae tune demum celebrentur cum suscontis óncribus salisfnctum fuerit. >
Cupientcs, quantum in Nobisest, fundationum accuratac ndimnlelioni prospicere, neifwando pia fldelium vota
frnudentur, districte prohibemus ne pecuuiae vel nlia DODO moliilin quac pro Missls in perpetuum aut Inngum
tempus celebrandis offoruntur, in usiiin ecclesiae vel presbyterii aut in alium pium usum , fundalionis flni con-
trunuin prqpria auctorilate impendantur. Ne vero ex erronea piae dispositionis inscriptinne aliquod oriatur detri-
mentum, piorum lecatorum instrumenta ita conscribantur. ut bona non Parocho vel alteri sacerdoti attribuantur
sed Parochiali scu loei ecclesiae. Piae dispositiones, quae Parocho legatae fiicrunt, inteiligi debent non personae
sed qualitati relictae.
1\'iii Pastor, de jure, propria bonorum pnstoralium administrationo non gaudet, haec ecclesiae fabricae tribuitur,
ita tarnen ut reditus Pastori jure competentes, vel stipendia a fundatonbus asstgnata aut a Nobis constituta ipst
solvi debeant.
Fundationum pecuniae et pretium bonorum mobilium adhibeantur ut bona immohilia fructifcra vel census hy-
potheca assecurati «cquirantur. Quod »i fleri nequeat, cetq. -" Ruraemundae, typis Wclsrhianis p. 76 et 76.
-ocr page 47-
41
STICHTING.
van den staat van goederen, ter uitvoering van
hot Kon besluit van 19 Aug. 1817, vastgesteld
bij besluit van 23 Oct. 1819, als teruggegeven
aan de Kerkfabriek van Holtum. zonder eenigen
last hoegenaamd ; en conoludeert, dat het Hof
aan het appellorond Bestuur zijne reeds geno-
mene conclusiën mogo toowijzen, eutn expensis;
die van den geapp., genomen ter teregtzitting
van den 17 Maart 1873: zoo verklaart de on-
dergeteekendo procureur van den geapp. te
persisteren hij zijne reeds genomene conclusiën,
cnm e.cpensis;
Gehoord de gohoudene pleidooijen;
Gehoord hut Openb. Min., bij monde van den
proc.-gon., concluderende: dat hot den Hove
bohage, aan den oorspronkeljjken eisoher, thans
geapp., het bowijs op te loggen, dat de hier-
hoven aangehaalde, door hom ingeroepen en
door den eersten regter toegepaste verordenin-
gen, namelijk het decreet van 22 Fruotidor jaar
XIII, benovens hot advies van den Franschen
Staatsraad, godagteokend 2 en 21 of 22 Frimaire
jaar XIV, kracht van wet hebben; kosten voor-
beliouden ;
Mot opzigt tot de .daadzaken :
Overnemende de daartoe betrekkelijke over-
wegingen van den oersten regter; on vorder
Overwegende, dat do Arrond.-Regtbank te
Maastricht bij vonnis van don 14 Nov. 1872
acte heeft gegeven, waarvan ncto was gevraagd;
de gedaagde Kerkfabriek hoeft veroordeeld om
aan den eischer te betalen do som van ƒ1002.35,
onder aftrok van 5 pet. voor administratiekosten,
van 1 pet. voor het diocees, on zulks met be-
paling, dat mode zal kunnen worden gekort
de betaaldo grondbelasting; aan den eisoher
heeft ontzegd zijno vordoring tot uitvoerbaar-
verklaring bij voorraad van dat vonnis; de ge-
daagde Kerkfabriek heeft verwezen in de kosten
van het geding, met uitzondering van die, op
on sedert do procureurs-acto van don 9 April
1872 tot en inbegrepen die, gevallen op net
vonnis, den 29 .lunjj daaropvolgendo uitgespro-
ken, alsmedo die, gevallen op do acte van don
notaris Russel van den 14 Sept. 1872 en do
procureurs acte van den 18 dier maand, en don
eisoher in do voormelde uitgezonderde kosten
hooft verwezen;
dat do gedaagde Kerkfabriek zich tegen dit
vonnis in hooger beroep heeft voorzien, en
daarna door partijen zijn genomen do aan hot
hoofd dezes overgeschreven conclusiën;
O., dat do appellante bij do inleidende dag-
vaarding door den geapp. voor de Arrond.-
Regtbank to Maastricht is opgeroepen, ten einde
zich te hooren vereordeelen om, tegen quitantie,
aan don eisoher te voldoen do somma van /\' 1002.35,
onder don in ovengemeld vonnis aangewezen af-
trek, zijnde do govorderdo som do opbrengst
van 10\' bunders oudo maat of 8 hectaren lan-
derijon, gefundeerd voor do Vrijdagscho misse,
door den oischer gecelebreerd, over de nogon
laatste maanden van 1809 en do geheele jaren
1870 en 1871, met veroordoeling van do ged.
in de kosten;
dat do appellante bij haro in hooger beroep
genomeno conolusiën goene bozwaron heeft in-
gebragt tegen do beslissing van den eersten
regter aangaande het bestaan der in het vonnis
0
In strijd met het voorafgaand vonnis en de
daartoe betrekkelijke conelusio hoeft het Prov.
Goregtshof in Limburg, op het hooger beroep
van do gedaagde kerkfabriek, gewezen het na-
volgende urrest:
Zitting van den 30 Jan ij 1873.
Voorzitter, Mr. R. .1. K. Capitaine.
Jlij het vaststellen in het decreet van 22 Fructi\'
dor XIII van algenieene regels betreffende
ile administratie van alle de met kerkelijke
diensten belaste goederen
, bij\' de vroegere
arrités van
7 Thermidor XI en 25 Frimaire
XII aan de Kerkfabrieken teruggegeven , is
het de bedoeling van den wetgever geweest ,
dat, wanneer alle of een bepaald aange*
wezen gedeelte, der inkomsten van gefun-
deerde goeilcren of renten
, volgens den
stichtingsbrie f, moeten dienen tot liet leien
van bepaalde missen, dan ook alle inkom-
sten of lot bepaald gedeelte derzelve, over-
eenkomstig ilen wil van den stichter
(con-
formément au titre), moeten uitgekeerd
worden aan den geestelijke, die de missen
:al gelezen hebben; en. dat , wanneer het
geldt goederen, of renten , aan cene kerk
gegeven , onder de voorwaarde, dat nïissen
zullen gelezen worden, zonder dat dn daar-
voor te betalen som in den stichtingsbrief
bepaald zij, alsdan liet bedrag der voor het
lezen dier missen uit te keeren som door
het diocesaan reglement zoude bepaald ivor-
den, en naar dat reglement
(spion lo rè-
glement du diocese) aan den geestelijke ,
door wien die missen gelezen zijn
, betaald
worden.
Het Hof enz.,
Gehoord de conclusiën der partijen, bij slot-
Boni luidende:
die der appellante, genomen tor teregtzitting
van den 24 Febr. 1873: dat het Mof mogo vor-
nietigen het vonnis, door do Arrond.-Regtbank
to Maastricht tusschen partjjen gewezen den 14
Nov. 1872, voor zooverre daarvan is geappelleerd;
en, doende wat do eerste regters hadden be-
hooren to doen, den eischer on gcapp. in zijne
vordering mogo verklaren niet-ontvankeljjk en
ongegrond, in allen gevalle hem dezelve ont-
zoggtn, mot verwijzing van den geapp. in de
kosten, zoowel van eerste instantio (voor zoo-
verre dezo niet reeds ton zijnen laste zijn ge-
stold) als van hooger beroep ;
die van den geapp., genomen ter torogtzitting
van den 3 Maart 1873: dat het den llovo mogo
behagen, met vernietiging van het appel, te
bevestigen hot vonnis, tusschen partjjen op den
14 Nov. 1872 door do Arrond.-Rcgtbank to Maas-
tricht gewezen, en te bevelen, dat hetzelve naar
vorm on inhoud zal worden ten uitvoer gelegd,
met vcroordeeling van do appellante in do kos-
ten van het hooger beroep;
die dor appellante . genomen ter toregtzitting
van den 10 Maart 1873 : zoo verklaart do on-
dergeteekondo procureur der eisohende Korkfa-
briek de ac.tis causae temaken: 1°eenorekening,
door den ontvangor der Kerkfabriek van Holtum
afgelegd en door den Kerkeraad onderteekond
den 25 Febr. 1823; 2° een authentiek afschrift
KERK. REDT.
-ocr page 48-
42 .
STICHTING.
ii quo overgeschrevene fundatie, waarbij in 1457
door Philippus Ilcnricus Bentinck de Wolfrath
aan de pnrochialo kerk van Iloltum zijn ver-
maakt 10 bunders of 8 hectaren landerijen, on-
der beding, dut de gchcelo opbrengst derzelve
zoudo uitgekeerd worden aan den rector van
het St. .Iiiiis-ultiiur, in do kerk van Iloltum, ge-
meente liorn, met last allo Vrijdagen eeno mis
te lezen aan ovcngemeld altaar;
dat do gemoente liorn, waaronder do kerk
van Iloltum behoort, in 1807 heeft deelgemaakt
van het departement van do Roer; dat de Kerk-
fabriek der parochiale kerk van Iloltum, go-
meentc liorn, bij bosluit van den Raad van
prefectuur van het departement van do Roer
van den 30 Mei 1807 , goedgokeurd door den
Fransehen miuister van Finantiën den 7 Jan.
1812, in het bezit van evengemeldo goederen
is bevestigd, onder verpligting den wil van den
stichter na te komen; en dat do geapp. gcdu-
rende do negen laatsto maanden van 180\'J en
gedurende do jaren 1870 en 1871 allo Yrjjdagen
van het jaar aan het S\' Jans-altaar in du kerk
van Iloltum, gemeente liorn, de mis heeft gelezen;
dat do appellante heeft toegegeven, dat zij
wel verpligt is de Vrjjdagscho mis, door den
geapp. gelezen, te betalen volgens het diocesaan
reglement, maar dezo geeno regten kan doen
gelden op do opbrengsten van de aangeduide
onroerende goederen; en, daar de geapp. bij
zijne inleidendo dagvaarding heeft gevorderd
niet de betaling der door hem gelezene wcke-
lijksclio Vrjjdagscho mis, maar do opbrengst dor
ten deze bedoelde onrocrendo goederen , dezo
oisch hem niet kan toegowezen worden, en do
appellante dezo huro beworiug hoeft gegrond
op een decreet van den 22 Fructidor jaar XIII,
iu verband met do arrêti\'s van den 7 Thermidor
jaar XI en 25 Frimaire jaar XII , alsmede op
een advies van den Fronschen Staatsraad van
den 21 Frimaire jaar XIV (1);
dat de geupp. van zijnen kant heeft volgehou-
den, dat do geheelo opbrengst der tot do fun-
datie, waarvan ten dezo do rcdo, behoorendo
goederen hem toekomt, op grond dat hjj, daar-
too door don bisschop aangewezen, wekelijks do
gefundeerde Vrijdagsche mis, aan het S\' .Ians-
altaar in do kerk van Iloltum, gedurendo do
door hem opgegevcno tijdsruimte heeft gelezen;
en tot staving van dit gevoelen zien heeft be-
roepon op hetzelfde evenfromeld decreet van
den 22 Iructidor jaar XIII en de arrêtéa van
den 7 Thermidor jaar XI en 25 Frimaire jaar
XII, alsmede op art. 2G van het decreet van
den 30 Dec. 1809 (2); en
dat het Openb. Min., om reden het decreet
(1) De hier vermelde vetten luiden als volgt:
Arrèlè relatif aa.r biens des fabriques, dn 7 Therm. an XI (20 Juillet i£03).
Art. 1. Les biens des fabriques non aliéncs, ainsi que les rentes dont elles jouissaient, et dont Ie Iransfert n\'a
pas ét.\' fait, sont rendus h leur destination.
Art. 2. Les biens de fabriques des églises suppriinées seront réunis a ceux des églises conscrvccs et duns Par»
rondissement desquellcs ils se trouvent.
Art. 3. Ces biens seront ndministrés dans la forum particuliere aux biens communaux par trois marguillier8i|UO
nommera Ie préfet. sur une listo doublé présentée par Ie maire uu curc desservant.
Art. 4 Le curé ou desservant aura voix cousultative.
Art. 5. Les inurgiiilliers nomineront parnii eux uu caissicr. Les comptes seront rendus en la mème forme i|UO
ceux des dépenses communale*.
Rapport approavè le 25 Frimaire an XII (16 üee. 1803), — qui deelde:
In que les différent! biens, rentes et fondations, charges do messes, anuiversaires et services religioux, faisant
partie des revenus des églises, sont compris dans les dispositions de 1\'arrèté du 7 Thermidor an XI;
2o. qu\'en cettc qualité, ils seront rendus a leur première destination, anx tenues de rarrèté précité.
Üécret da 22 Fract. an Xtii (\'.* Sept, 1805), — relalit h rudministi-atinn des biens chargés de fondations pour
services religieux , ii la percoplion des revenus do ces biens et u (\'acquit des fondations.
Art. 1. Les biens et revenus rendus aux fabriques par les déerets et décisinns des 7 Tlierin. an XI (20 Sept. 1803)
et 25 Kriui. an XII (17 IJéc. 1H03), soit (|u\'ils suient ou non chargés de fondulions pour messes, obils ou autres
services religieux, seront ndministrés et pareus par les administrateurs desdites fabriques, nominés conforméuient
a l\'arrêté du 7 TnenB. an XI; ils payeronl aux eurés, desservan(s ou vicaires. selou (o reglement du diocese, les
messes, obils el autres services niixqucls lesdltes fondations donnent lien, conforméinent au titro.
Avis du canseil d\'iltat da 2 Frim. an XIVt appruuvê par I\'Ëmpertw te 21 Frimaire , — relatif a 1\'exéculion
des conditions iWa anciennes tbndaUona.
Le conseil d\'K.tat qui. d\'aprós Ie renvoi da Sa .Majesté, a enlcndu Ie rapport de la Reetion do la législation sur
celui du miolstre des cultes, couccrnanl diverses quostions qui lui onl été proposées par les uiargiiilliers de la
cathédralo d\'Aix-la-Chapollc, sur 1\'exécution de la decisinn de Sa Majesté du 25 Frim. au XII, qui éteud (es dis-
posiiions de i\'arrêté du 7 Therin an XI aux fondations pour messes, uuiiiversuires, ohits etc;
Kst d\'avis sur la première qaestion, savoir: cLes anciens titulaires des fondations peuient-ils prétendre en
acquitter les charges, do préférence a tout aulro ecelésinslique? i — Uue le gouvernement\', en ré\'ab.\'issunt les fon-
dations dont los biens et rentes subsistent encore, n\'a enteudii rétalilir que la conditiou principale, celle d\'ncquit-
ter les charges en priores et services religieux que In fomlutaiir a prescrites, et non les coudilious accessoires, et
surtout celle de 1\'attribution exclusivo n tel ou tel prètre d\'exëcuter ce service religieux: que si l\'ou aduiettait
cettu altribution oxcluslve, co serail rétublir des béuellccs simples . cu qui serail contraire a I esprit do la lui du
18 llerminal an X ;
Sur la deiuuiéine qaesliun, savoir: «Le prètro qui aequitto les charges d\'uno fondation doit-il jouir du revenu
entier comme par le passé\'.\'» — ijuo celle qiicstiou est résoluu par 1\'anvté de Sa Majeslé du 22 Fiuctidor dornicr,
3ui ordonno que les biens et revenus des fondations des fabriques seront administrés par les administrateurs des-
ites fabriques, qui pavent aux curés, desservnnts ou vicaires, selon les règloinonts du diocese, les messes, obits,
ou autres services auxquels lesdites fondations donnent lieu;
Sur la truiftième r/ncsrton, savoir: « Le droit que le foudutcur a réserve a certaines ramilles i|\'ncf|uittcr les fon-
dations est-il malntanuY • — /Jue, par lei meines nii.tifs de l\'avis sur la première qucstiou, ce droit no peut pas
etre maintcnu, attendu qu\'H établirait finvilége et que lo gouvernement n\'a rétabll que l\'objet principal des fon-
dations:
Sur la quatrième qitestioii, savoir: « \\ qui appartieut le droit de nommer lo sujet qui aequittera les charges de
la fondation\'.\'. — Quo l\'évéque iloit designer, parnii les prètres habitués ilans les églises oii ces fondations sont
établies, celui qui duit les acquitter,
(2) üit artikel is van den navulgenden inhoud: Les margulllicrs sont ehaigés do veillcr a cc quo toutcs fondn-
tions soicnMldèteiucnl acquittées et exécutées suivant 1\'intention des londateurs, sans que les sommes puisseut
etre employees ., d\'autres charges enz.
Waartegen do Kerkfabriek, ten betoogo, <lat ten aanzien van do iiilkcoringdcr gcheele ophrengston der stichtings-
gocdereu do oudu gesecutariseordo en gerestituoerdo fondation daaronder niet zijn begrepen, zich Voornamelijk
heeft beroepen op art. 30 van dat decreet, luidende: Les revemn^do cliaque fahru|ue se foriuent: 1". du prodiiit
des biens et routes restitués aux fabriquos, des bions des confréries et généralement de ceux qui auraient étó
-ocr page 49-
43
STICHTING.
van den 22 Fruotidor jaar XIII, waarop boido
partijen zich beroepen, en het advies van den
rranschen Staatsraad van don 21 Frimairo jaar
XIV, door de appcllanto aangehaald, in het
Bulletin des luis niot voorkomen, do verbindende
kracht derzelven heeft butwjjfeld, on vervolgons
geconcludeerd, zoo als aan het hoofd dezes staat
vermeld;
Met opzigt tot het regt:
Annnemende, ten aan/.icn van het bestaan der
fundatie, de goederen, daartoe behoorondo, en
het lezen der gofundeerde missen door den
geapp., do daartoe betrekkelijke overwegingen
van den eersten rogter; en vorder
O., dat, volgens een kracht van wet hebbend
advies van den Fransohcn Staatsraad van den
12 Prairial jaar XIII, don 25 Prairial duarop-
volgende door den Keizer goodgokeurd, opgeno-
men in het Bulletin de» luis van hetzelfdo jaar
XIII, n" 812, de Keiz. dekreten, in hot Bulletin
dus luis
niet voorkomende, verbindende kracht
hebben van den dag, dat daarvan aan de belang-
hebbenden is kennis gegovon door afkondiging,
afffixiën, notificatie of beteekcning of toezending,
gedaan of bevolen door de met de uitvoering
derzelven belaste openbare ambtenaren;
O., dat partijen het daarover oens zijn, dat de
gemeente Hom, waaronder de kerk van Holtum
behoort, in den jare 1806 deel maakte van hot
Roer departement;
O., dat, bij oene circulaire van den prefect
van het Itoor-departement van don 10 April 1800,
aan de maires van het departement gerigt, en
te vinden in de Verzameling der prefectuur\'
akten run het Roer-departement,
jaar XIV en
1806, pag. 4\'di, door dion prefect aan genoomdo
maires is toogezonden het Keiz. decreet van den
22 Fructidor jaar XIII, waarop beide partijen
zich beroepen, met last om hetzelvo ter stipte
nakoming aan do bestuurders der kerkfabrieken
mede te deelen;
O., dat dit decreet van den 22 Fructidor jaar
XIII derhalve voor de kerkfabriek van Holtum
is verbindend;
O., dat, volgens den, bij de wet 26 en 23
Dig. de LegUna reeds aangenomen regtsregel,
tot regt verstand eener wet, zoowel vroegere
als latere wetten, geljjksoortigo onderwerpen
behandelende, dienen in aanmerking te komon;
O., nu, dat bij art. 1 van het arrêté van den
7 Thermidor jaar XI, betrekkelijk fabriekgoe-
deren, is bepaald: dat de onvervreemde fabriek-
goederen on renten, waarvan do kerkfabrieken
vroeger het genot hadden, aan hunne bestem-
ming zijn teruggegoven (sont rendus a leur dettU
tiation);
O., dat bij het arrêté Tan den 25 Frimairo
jaar XII is bepaald: dat de goederen, renten»
en fundatiën, belast met jaarlijksche missen en
kerkelijke diensten, welke vroeger deel maakten
van de inkomsten der kerken, begrepen zjjn in
het arrêté van don 7 Thermidor jaar XI en,
volgens dat arrêté, aan hunne eerste bestemming
zullen teruggegeven worden {seront rendus <*
leur première destination);
O. derhalve, dat volgens deze twee arrêtés
(het decreet van den 22 Fructidor jaar XIII
voorafgaande) de goederen, waarvan in deze
zaak do rede, aan hunne eerste bestemming
moesten teruggegeven worden, en dezo bestem-
ming, volgens den wil van den stichter, in den
fnndaticbrief uitgedrukt, is, van allo inkomsten
derzelvc te laten genieten door den geestelijke,
die, ingevolge het door den Keizer goedgekeurde
advies van don Franschen Staatsraad van den
21  Frimairo jaar XIV, door den bisschop aan-
getvczen werd tot het lezen der bij die fundatie
voorgesehreveno Yrjjdagscho mis in de kerk
van lloltum:
O., dat het niet to veronderstellen is, dat de
wetgever bjj het nemen van maatregelen ter
uitvoering der meergemelde arrêtés van den 7
Thermidor jaar XI on van den 25 Frimairo
jaar XII, namelijk bij het regelen der adminis-
tratie der teruggegevene goederen, zooals dit
bij het decreet van den 22 Fructidor jaar XIII
heeft plaats gehad, van het bij dio twee arrêté*
vastgestelde zoude hebben willen afwijken, zonder
niet tevons in laatstgemold decreet eene uitdruk-
keljjko bepaling dienaangaande op te nemen;
O., dat, bij hot nemen van het evengemeld
decreet van 22 Fructidor jaar XIII, het de
bedoeling van den wetgever niet is geweest
dergelijke afwijking tot stand te brengen, verder
daaruit blijkt, dat bij art. 26 van het dooreet
van den 30 December 1809 (welk decreet der-
halve van latore dagtoekening is dan dat van
22 Fructidor jaar X1U) do wotgever heeft voorgo-
schreven, dat do kerkmeesters belast zijn te
zorgen, dat allo de fundatiën getrouwelijk over-
eenkomstig des stichters wil gekweten en uitge-
voerd {acquUtèet et exécutéei} zouden worden,
zonder dat de daartoe bestemde sommen ter
voorziening in andere lasten zouden kunnen
besteed worden (sans que les soumies puissent
itre entploifceë a d\'uutres charges);
O., dat men als algemeen beginsol moet aan-
nemon, dat eene Iiegering haro ambtenaren,
welke zij met de uitvoering harcr besluiten bo-
last, met do strekking en het doel dier bes)ui-
ten niet zal onbekend laten; on dat, voor het
goval deze ambtenaren eenon maatregel strijdig
met dio strekking en dat dool mogten nemen,
do Regering dezen maatregel niet zal goedkeuren;
O., nu, dat de met de uitvoering der arrêtés
van den 7 Thermidor jaar XI en 25 Frimairo
jaar XII belaste Raad der prefectuur van het
Koer-departement, bij besluit van den 20 Mei
1807, door den minister van Finantiën don 17
Januarij 1812 goedgekeurd, de Kerkfabriek dor
succursale kerk van lloltum heeft bevestigd in
het bezit der goederen, tot do ten deze bedoelde
fundatie behoorende, met last aan de kerk-
meesters om den wil des stichters na te komen,
welke ongetwjjfold is goweest, dat allo inkomsten
dier goederen tot het lezen der gefundoerde
Vrjjdagsche mis zouden worden besteed;
\'\'.. dat de Franscbo Staatsraad bjj deszelfs
door den Keizer goedgekeurd advies van den
21 Frimairo jaar XIV, in zjjn antwoord, pegeven
affecten nux fabriques par Nos divors décrets; 2"\'. du produit des biens, rentes et fondations qu\'elles ont été ou
pourront ètre par Nous autorisées a acceptor; 3°. du produit des biens et rentes celés au domainc, dont Nous lc*
avons autorisics on dont Nous les autoriserlons a se mettre en possession; 4". du produit enz.
-ocr page 50-
44                                                      STICHTING.
titre, » zoo worden uitgelegd, dat de geeste-
lijke, krachtens den stichtingsbrief, Mast
met tic lezing ilier missen , wel bevoegd is
voor die diensten vergoeding te vorderen
overeenkomstig de reglementen , maar
niet
om de uitbetaling te eischen van de algc-
heele opbrengst der aan de stichting verban*
den goedeeen , gedurende den tijil, dat hij
de kerkelijke diensten heeft rerrigl\'
— Ja.
Zijn tlus door eene tegenovergestelde beslissing
art.
1 pan het Keizerlijk decreet vun 22
Fructidor au XIII en de venier in het
eastatiemiddel aangehaalde Frontene decre-
ten en adviezen geschonden en verkeerd
toegepast •>
— Ja.
Adv.-gen. Smits heeft in deze genomen de
volgende conclusie :
Edel Hoog Achtbare Meeren, President en
Radenl
Het staat thans in cassatie vast: dat in
1475 door I\'hilippus llenricus Bentinck de
Wolfrath aan do paroohiale kerk te Iloltum
zijn vermaakt 10 bunders of 8 hectaren lande-
rijen. onder beding, dat de geheele opbrengst
daarvan zou uitgekeerd worden aan den rector
vun het St. Jans-altaar in die kerk, met last
alle Vrijdagen eene mis te lezen aan evengcmeld
altaar; dat bedoelde landerijen zijn gekomen in
handen van de eisohcresse, de Kerkfabriek van
Iloltum, en dat de tegenwoordige verweerder,
pastoor der parochiale kerk te Iloltum, door
bet bevoegd geestelijk gezag daartoe aangewezen,
de negen laatste maanden van 18G9 en de ge-
hoole jaren 1870 en 1871 de bedoelde Vrjjdagsche
missen heeft gecelebreerd.
Nu beweert de verweerder in oassatio, dat
hem als remuneratie daarvoor verschuldigd is,
onder aftrek van eenige kleine posten, de geheele
opbrengst van die landerijen , welke alleen in
het bezit van de eischeresse in cassatie zouden
gestold zijn onder uitdrukkelijke verpligting om
do opbrengst aan hem uit te keuren; terwijl de
Kerkfabriek vermeent, dat de verweerder geen
regt heeft op do geheele opbrengst dier lande-
rijen, en bij alleen voor de gelezen en te lezen
missen betaling kon vorderen volgens de taxe
vaneen diocesaan reglement, daar, nadat de
fundatie door de Fransche secularisatie\'wetten
was opgeheven, de fundatiegoederen zijn gewor-
den Staatsdomein, en bij latere Fransclie wetten,
alloen onder bovengemelde voorwaarden, zijn
gegeven aan de Kerkfabriek, en niet aan den
pastoor, noch aan St. Jans-altaar.
Do vordering van den tcgenwoordigen ver-
weerder, tot uitbetaling van de geheele opbrengst
dor goederen, gedurende den tijd, dat hij de
kerkelijke diensten had verrigt, werd toegewezen,
zoowel bij hot vonnis der Itegtbank te Maastricht
als bij het beklaagde arrest van het Hof in
Limburg, echter, zoo als wij later zien zullen,
op geheel verschillende gronden.
Tegen het arrest van het Hof is gerigt een
cassatie-middel, luidende: schending en ver-
keerde toopassing van de artt. 1, 2, 7, 11 en 20
van het arróté des consuls van 20 Prairial X,
art. 1 van dat van 7 Thermidor XI, het dito
arróté of de decisio van 25 28 Frimaire XII
(den 18 Nivóse daaraanvolgende gezonden aan
den prefeet van het departement van de Roer),
op de twoedo daarbij gestelde vraag, op welk
antwoord de appellante zich heeft beroepen,
niets anders heeft gedaan dan eenvoudig te
verwijzen naar het bepaalde bjj het decreet van
den 22 Kructidor jaar XIII:
(>., dat uit al het voorafgaande volgt, dat
men het daarvoor dient te houden, dat, bij het
vaststellen in het decreet van den 22 Kructidor
jaar XIII van algemeene regels betretiende de
administratie van alle de met kerkelijke diensten
belaste goederen, bij de vroegere arrêtés van
den 7 Thermidor jaar XI en 25 Frimaire jaar
XII aan de kerkfabrieken teruggegoven, het de
bedoeling van den wetgever is geweest, dat,
wanneer alle of een bepaald aangewezen gedeelte
der inkomsten van gefundeerde goederen of
renten volgens den stiebtingxbrief moeten dienen
tot het lezen van bepaalde missen, dan ook alle
inkomsten of het bepaald aangewezen gedeelte
derzelven, overeenkomstig den wil van den
stichter (confortuénient au titre), moeten uitge-
keerd worden aan den geestelijke, die de missen
zal gelezen hebben; en dat, wanneer het geldt
goederen of renten, aan eene kerk gegeven,
onderde voorwaarde, dat missen zullen gelezen
worden, zonder dat de daarvoor te betalen som
in den stichtingsbrief bepaald zij, alsdan het
bedrag der voor het lezen dier missen uit te
koeren som door het diocesaan reglement zoude
bepaald worden, en naar dit reglement (selon Ie
reglement du diocese)
aan den geestelijke, door
wien die missen gelezen zijn, betaald worden :
O., dat in casu het de wil van den stichter
is geweest, dat alle inkomsten der door hem
vermaakte goederen, tot hot lezen ecner weke-
Ijjkscho Vnjdagsche mis aan St. Jans-altaar in
de kerk te Iloltum, zouden genoten worden
door den geestelijke, die deze missen zou geje-
zen hebben;
Doet te niet het ingesteld hooger beroep:
Bevestigt het vonnis, den 14 November 1872
door de Arrond.-Regtbnnk te Maastricht tusschen
partyen gewezen; en
Verwijd do appellante in de kosten van het
hooger beroep.
(Gepleit voor de kerkfabriek Mr L. van Oppen,
en voor den geapp. Mrs I\'. B. H. M. Swaht en
E. VAN WlNTKHSllOVEN.)
HOOGE HAAD DKR NEDERLANDEN.
Op het door de kerkfabriek ingestelde beroep
in cassatie werd dit arrest vernietigd bij het
navolgende arrest:
Zitting van tien 28 November 1873.
Voorzitter, Mr. F. DE Greve.
Fundatie. — Lezing van missen. — Herstel*
i.1ngs-decreten. — decreet van 22
Fructidor XIIId\' jaar.
Moet het deereet van 22 Fructidor XJ7J-- jaar,
volgens hetwelk «les hiens et revenus renilus
aux fabrigucs scront administrês et poreus
par les administrateurs des dites fabrigues,
giii patent avx etirês, desservants on vicaires,
selon Ie reglement du dioci-sc, les messes,
obits ou autres services, auxquels let ditcs
fondations dotment lieu, eonfortnémmnt au
-ocr page 51-
STICHTING.
45
art. 1 van het Keiz. deoreet Tan 22 Fructidor
XIII, het V", 2\'le en 3J" lid van het avis du
Conseil d\'Etat, goedgekeurd door den Frunschcu
Keizer op den 21 Frimaire XIV, artt. 20 en 3G
van het Keiz. decreet van 30 December 1809,
in verband zoowel met het Kon. besluit van 0
Juljj 1822 (Sb. n" lx), met het arrêté du Direc-
toire exécutif van 17 Ventóso VI, en met het
avis du Conseil d\'Ktat, goedgekeurd door den
Franse hen Keizer op den 9 December 1810, als
met de artt. 5, 11, 09 en 74 der artieles orga-
niques de la convention du 20 Messirior IX,
vervat in de wet van 18 Germinal X , door de
thans eischendc Kerkfabriek te veroordeelen tot
iets meer of iets anders dan het tariefmatig
remunereren van gepresteerde kerkelijke diensten.
Ter beoordeeling van het geschil, dat hier
bestaat, moet nagegaan worden, wat er met do
kerkelijke en geestelijke goederen in het alge-
meen, en bovenbedoeld fundatiegoed in het bjj-
zonder, is geschied, tijdens de Franscho wetten
en reglementen daar invloed op gehad hebben.
Ten gevolge van den vrede van Luneville op
9 Februari) 1801 was do Rjjn de grens van
Frankrijk geworden.
De gemeente Bom, waaronder de kerk van
lloltum behoorde, maakte dien ten gevolge deel
uit van hot F\'ranscho departement van de Roer.
Bij art. 2 van Ik* arrêté van 20 Prairial an
X (9 .lunij 1802), te vinden in het«Recueil des
règlementa et arrêtés émanés du Gouvernement
dans les quatre nouveaux département» do la
rive gauche du Rhin.» VII, n° 89, p. 34, en bij
Dalloz, liep., voce Culte, p. 095, worden in do
vier departementen van de Saar, Roer, Rjjn en
Moezel en Mont-Tc nnerre (Donneraberg) al de
kerkelijke en geestelijke goederen, zonder eenig
onderscheid, «mis bous la main de la nation.
Die goederen werden verbeurd verklaard en
gevoegd bij de eigendommen van den Staat.
Voor geheel Frankrijk was dit reeds geschied
bij do wet van 13—14 Brumaire an II (3—4
November 1793), bil Dalloz, 1. 1., p. 080.
Daardoor is ook het beneficium, in 1475 gc-
aticht, opgeheven, en zijn de daaraan verbondeno
goederen met het Staatsdomein vereenigd.
Lang duurde deze toestand voor de nieuwe
departementen niet; want reeds bij arrêté van 7
Thermidor an XI (20 Julij 1*03), te vinden
llulLn\' 3030, RoNimsNEAU, \'VI, 398, FOHTUVN, 11,
271, Dalloz, 1. 1., p. 090, welk arrêté een gevolg
was van het oonoordaat, door den eersten Consul
met den Paus gesloten, en de daaruit voortgo-
sprotene wet van 18 (terminal an X (8 April
1802), relatif a 1\'organisation des cultes, » Jiull.
n° 172, Ronüuxxeau, VI, p. 370, Fohtuy.n, II,
183, Dallo/., J. 1., p. 085, — werd bepaald, dat
de niet vervreemde fabi iekgoederen en do renten,
waarvan de kerkfabrieken het genot hadden
gehad, aan hunno bestemming werden terug*
egeven (« sont rendus a leur destination»), en
at zjj zouden worden beheerd door drie kerk-
meesters (« marguilliers >). op de wijze als ge-
meentegoederen, en bij het goedgekeurde rap-
port of het decreet van 25 I\'rim. van hetzelfde
jaar XII (« Recueil des actes de la Préfecture
du département de la Roer.» an XII, p. 210,
Dalloz, 1.1., p. 690), werd dezo bepaling uitge-
breid tot de «différents biens, rentes et fondations,
chargés de messes, anniversaires et services reli-
gieux faisant partie des revenus des églises.»
In die hoedanigheid van inkomsten der kerk
zouden zij aan hunne eerste bestemming worden
teruggegeven (• seront rendus a leur première
destination aux termes do 1 "arrêté précité»), dus
aan de kerkfabriek.
Wat beteekent nu dio teruggave aan de vroe-
gere bcstorauiing.\' wat hooft do wetgever met
die woorden bedoeld ?
Het Hof van Limburg houdt zich met die
vraag niet bezig. Het neemt deze restitutie-
decreten (en dat teregt) tot grondslag van zijne
redenering, maar vat die in den algemeenst
mogeljjken zin op, en tracht vervolgens de ove-
rige hier te pas komende wettige verordeningen
met dio opvatting in overeenstemming te brengen.
Blijkens de achtste overweging in jure rede-
neert hot Hof aldus: de goederen worden aan
hunne eerste bestemming teruggegeven; die be-
stemming is do wil van den stichter, in den fun-
datiebrief uitgedrukt, en die wil is in ca*u: alle
inkomsten der goederen te laten genieten —
men zou nu als consequento redenering meenen
to mogen verwachten - door don rector van
St. Jans-altaar — maar leost intogondoel — door
den geestelijke, die, ingovolge het door den
Keizer goedgekeurde advies van den Franschen
Staatsraad van den 21 Frimaire jaar XIV, door
den bisschop aangewezen werd tot het lezen
der bij die fundatie voorgeschrevene Vrydagscho
mis in de kerk van Holtum.
Het Hof schijnt dus in de restitutie-decreten
eeno gchcelo herstelling te zien van de fundatie
in den voormaligen stand van zaken, ofschoon
dan toch, zoo als ik reeds opmerkte, die herstel-
ling , volgens de eigen meening van het Hof,
nog slechts gedeeltelijk zou zijn geweest.
De wil van den stichter der fundatie was
complex. Men heeft er op gedrukt, dat de be-
slissing omtrent dien wil in het arrest zou zijn
facti. Welnu, ik noem dio aan. Die wil zou zijn,
dat door oen geostelijke de opbrengst der lande-
rijen zou genoton worden; maar volgens dezelfde
feiteljjke beslissing, dut voor het genot van die
opbrengst eene Vrijdagsche mis in do kerk van
Holtum zou gelezen worden. Ik zou er zelfs
bijvoegen, dat do geestelijke, die dit genot moest
hebben, was do pastoor van St. .lans altaar.
Maar de vraag is: heeft men door do resti-
tutiedeoreten al die vorschilleudo voorwaarden
van de stiohting willen herstellen.\' Gedeeltelijk
antwoordt het Hof reeds ontkennend. Ik voeg
er als mijne moening bij, dat de wetgever vol-
strekt niet bedoeld heeft het beneficium qua tale
te herstellen, maar slechts om aan de intentie
van den stichter omtrent bet doen der missen
uitvoering te doen geven.
Het goedgekeurd advies van den Franschen
Staatsraad van 21 Frimaire an XIV (12 Dec.
1805), te vinden in het i Recueil des actes de
l\'réf. dans Ie dép. de Ia Roer», p. 325, en bij
Dalloz, 1. 1., 098, is hieromtrent beslissend.
Dit advies werd gegeven op vragen, gedaan
door de kerkmeesters te Aken, juist omtrent
het verstand der decreten van 7 Thermidor an
XI en 25 Frimaire an XII. Op de eerste vraag
wordt geantwoord: dat hot gouvernement, de
fundaties herstellende, waarvan de goederen en
-ocr page 52-
46                                                            STICHTING.
renten nog bestaan: n\'a entendu rótablir qno
la condition principale, celle d\'acquitter les
charges en priores et services religicux que lo
fondateur a prescrites, — et non les conditions
accessoires,\'\' en als reden daarvoor wordt opgo-
geven, dat anders do «bénéfiecs simples» zouden
hersteld worden, hetgeen in strijd zoude zijn
met den geest van do wet van 18 Germ. an X (\').
Met het teruggeven van de goederen aan
hunne eerste bestemming heeft dus do wetgever,
blijkens zjjne authentieke interpretatie van do
decreten van do jaren XI en XII, niet bedoeld.
dat allo voorwaarden van den stichter zouden
vervuld worden, speciaal niet, zooals het Hof
meende, dat in do eerste plaats zoude vervuld
worden de voorwaarde omtrent de remuneratio
van de verlangde diensten; maar slechts dat
zoude vervuld worden de hoofdvoorwaarde,
waaronder de goederen geschonken waren, en
welke hoofdvoorwaarde volgens don wetgovcr
bestaat in het kwijten dor lasten in gebeden on
godsdienstige verrigtingen, die do stichter heeft
voorgeschreven. Ik eerbiedig de feitelijke beslis-
sing omtrent al het overige, wat de stichter
heeft gewenscht. Met hot oog op do wet heb ik
niets anders in aanmerking te nemen als hier-
boven is vermeld.
Wat do onderwerpelijke fundatio betreft,
daarvan is dus niets door de restitutie-decreten
hersteld, als dat do Vrijdagscho mis aan hot
St. Jans- altaar moet gelezen worden.
Maar nu rijst de vraag : hoe moeten de kerke-
lijke diensten, die door het herstel van do hoofd-
voorwaarde der fundatiën mooten vervuld worden,
worden geremunereerd?
Daarop antwoordt het decreet van 22 Fructi-
dor an XIII (9 Sept. 1805), te vinden in het
«Recueil des actes de la Préf. du dép. de la
Roer,., an XIV, p. 43|, Dai.i.oz, 1.1., p. 697,
waarvan art. 1 bepaalt, dat do goederen en
opbrengsten, die aan de fabrieken zijn teruggo-
geven door de decreten en decisiën van 7 Tner-
midor an XI en 25 Frimaire an XII, hetzjj zjj
al of niet zjjn bezwaard met missen, lijkdionsten
of andere godsdienstige verrigtingen, beheerd
en ontvangen zullen worden door de administra-
teurs van do fabrieken, die overeenkomstig hot
arrêté van 7 Thermidor an XI benoemd zijn;
op welke bepaling volgt: «ils payeront aux curós,
desservants ou vicaireB, selon ie reglement du
diocese, les messes, obits et autres services aux-
quels les dites fondations donnent lieu a»ifor-
mèmeni
au titro.»
De beteekenis van die woorden is voor mij
allerduidelijkst; zij laten geen twijfel over.
Zeer juist wordt die, geloof ik, weêrgegovon
in het vonnis van de Regtbank te Maastricht,
die, zoo als ik reeds opmerkte, in hare oplos-
sing van de quostio zeer van het Hof verschilt.
In de elfde overweging van het vonnis lezen
wij, dat volgens het decreet van 22 Fructidor
jaar XIII is bepaald, dat de administrateurs der
fabrieken aan de pastoors, desservanten en vica-
rissen, volgens het reglement van het diocoes,
zouden betalen de missen, lijkdienston en ver-
dero kerkolijko diensten, waartoe dio fundatiën,
volgens haren titel, aanleiding geven.
Kvenzoo wordt de wetsbopuling begrepen door
het Appellations-Hof te Keulen, bij Urthoil van
13 December 1849 (Archiv für das Civil- und
Criminal Hecht <lrr Rlutinprovinxen ,
deel 45,
blz. 78): door Tiki.emans, Jii\'p., voce fondation,
VII, 21\' hoofdst., 8* titel, 1"\'sectie, § 1, endoor
DE Svo, « het de kerkfabrieken betreffende dc-
crect van MO December 1809,» op art. 20, p. 58,
op art 29. p. 05, en op art. 30, p. 82.
En deze uitlegging is ook die van het tegon-
woordigo Gouvernement van België. Iiij missive
toch van den Belgischen minister van Justitie
van 10 December 1870 wordt afgekeurd cone
beslissing van diens ambtsvoorganger Itara, dat
in het algemeen de honoraria, door stichters
van fundatiën toegekend aan geestelijken voor
het verrigtcn van kerkelijke diensten, niet raogten
overschrijden de taxo, door het diocesaal regie-
ment vastgesteld, zich grondendo op het decreet
van 7 Thermidor XI on de decisie van 25 Fri-
mairo XII, en deolt de minister als zijne meening
mede, dat: e ces dispositions sont expressémont
limitóes aux fondations antrrieures au concordat
(wet 10 Germ. an X), dont les biens, après avoir
(\'•ti\' nationalisés, avaient étó rendus aux fabriquei, i
zoo als de onderwerpelijke fundatie; en voorts
dat do bepalingen van die decreten niet toepas-
solijk zijn op fundatiën, na dien tijd gesticht.
Zie Mémorial lhlrjc, XV (Vil), p. 10.
Het Hof, uitgaande van de reeds door mij
bestreden stelling, dat do restitutie-decreten van
7 Thermidor XI en 25 Frimaire XII niet alleen
willen, dat de dienston zullen gepraesteerd, maar
ook de remuneratio zal genoten worden, zoo als
do oorspronkelijke stichtingBbrief dat voorschreef,
geeft cene andore uitlegging aan de bepaling,
en wel deze, in de voorlaatste overweging in
fine, dat. wanneer alle of een bepaald aango-
wezon gedeelte der inkomsten vnn gefundeerde
goederen of renten volgens den stiohtingsbrief
moeton dienon tot het lezen van bepaalde mis-
son, dan ook alle inkomsten of het bepaald
aangowezen gedeelte dcrzelvo. overeenkomstig
den wil van den stichter («conformément au
titre»), moeten uitgekeerd worden aan don goesto-
lijke, die de missen zal gelezen hebben; en dat,
wanneer het geldt goederen of renten, aan oene
kerk gegeven onder voorwaarde, dat do missen
zullen gelezen worden, zondor dat de daarvoor
to betalen som in don stiohtingsbrief bepaald
zij, alsdan het bedrag der voor dio missen uit-
to keeren som door het diocesaan reglement
zoude bepaald worden, en naar dit reglement
(selon Ie reglement du diocese) aan den geeste-
lijke, door wien de missen gelezen zjjn, betaald
worden.
Het heeft mijne aandacht getroffen, dat het
Hof in die overweging alleen zegt, dat het er
voor dient gehouden te worden, dat het bij het
(1) Dnt rlc stichting, die het hier betreft, een «benefice simple» Is, is in de goheclc procedure tot nu too buiten
kijf geweest. Men zie do dingtalen en vooral do hoogst belangrijke concfnsie van den ofllrier van justitie te Maastricht
in het Weekbl no 3634. Nu de geëerde spreker voor den verweerder daaromtrent twijlel beeft mecnen te moeten
opperen, verwijs ik omtrent de «beneficia simplicla», in tegenstelling van de. cbeneflcia curata,» naar van Espen,
Jus Eccles., Por» II. tit \'20, «14 (2d« deel, bli. 395), Waltlu, KirchenrccM, §9 212 en 279, Kokeii, Vicariegoe-
tferen,
bl. 14, noot 4.
-ocr page 53-
STICHTING.
47
vaststellen van het decreet van 22 Fructidor XTTI
do bedoeling van den wetgever is geweest, hct-
gecn verder in dio overweging wordt vermeld
en hetgeen ik hierboven opgaf; want inderdaad,
hoe men art. 1 van het decreet ook leest en
herleest, do onderscheiding, die het Hof wil dat
do wetgever heeft bedoeld, zal men er op geo-
nerlei wijze in uitgedrukt vinden.
Vergunt mij do bopaling nog eens na to gaan.
«Ils payoront selon Ie reglement du diocese,»
een reglement, waarvan het opmaken was bovo-
len bij art. CO van de « ui tic!. * organiques. i
behoorende bij de wet van 18 Gerrainal an X.
Dit is dus do wijzo, het bodrag der betaling.
En het voorwerp der botaling is: les messes ,
obitg et autres services auxqucls les ditos fonda-
tions donnent lieu, conformement au titro.» In
het Recueil van de Prefectuur van hot Roer-
departement staat zelfs geen komma vóór « con-
formement». Do «condition principale" moet
overeenkomstig den titel vervuld worden. Indien
het do wil van den stichter is geweest, dat do
missen gelezen worden, dan zullen dio niet al-
leen gelezen worden, maar ook juist zoovele
als de stichter heeft gewild, niet meer en niet
minder; en daarvoor zal aan den gcestcljjke
betaald worden naar do taxo, vastgesteld bij
het diocesaan reglement, liij iedero andero uit-
legging verkracht men do woorden van do bepa-
ling. Hecds om haro plaatsing goheel achteraan
kan do uitdrukking: «conformement au titro»
slechts behooren bij de: « messes etc. auxquels
les fondations donnent lieu. i en onmogelijk bij:
« ils payeront. » Sloeg dut « conformement au
titre » op het betalen, dan zou het moeten staan
waar nu staat: «selon lo reglement du diocese,»
welk laatsto dan vrij overvloedig zou werden.
Minstens zou « conformement au titro i dadelijk
op « solon lo reglement» moeten volgen en daar-
medo vcreenigd moeten zijn, hetzij door het
voegwoord et of on. Wanneer er stond: « ils
payeront selon Ie reglement du diocese ou con-
formément au titre les messes » enz., dan zou er
aan ecno onderscheiding, in deu geest als het
Hof dio maakt, to denken zijn, ofschoon dan
de wils-uitdrukking van den wetgever voorzeker
niet door helderheid zou uitmunten.
üo woorden van de bepaling zijn dus in lijn-
regten strijd mot do uitlegging van het Ilof.
Maar er is meer. Ook hier geeft het reeds
aangchaaldo goedgekcurdo « avis du Conseil
d\'Etat» van 21 Frim. XIV zoo noodig meerder
licht.
Do tweedo vraag, door do kerkfabriek to
Aken gedaan, was deze: « Lo prêtro qui uc-
quitto les charges d\'uno fondation, doit il jouir
du revenu entier, comme par lo prfssé.\'» Juist
de vraag, dio het hier geldt. Het Hof zegt, dat
bij het antwoord op de vraag do Staatsraad niets
anders heeft gedaan dun eenvoudig to verwijzen
naar het bcpanldo bjj het decreet van 22 Fruct.
an XIII. In zeker opzigt is dit waar; en om een
ontkennend antwoord to govcn, behoefde men
m. i. bjj do duidoljjko woorden niet meer te
doen. Maar toch geeft do Staatsraad een» para-
phrasis van do bepaling van het decreet van
Fructidor, dio opmerkeljjk is. t Cetto question,»
is het antwoord,«est résoluo par 1\'arrêtó do Sa
Majestó du 22 Fruct. dernier, qui ordonno que
les biens et rovenus des fondations des fabriquos
scront ndministrés par les administrateurs des
dites fabriques, qui pavent aux ourés, defsor-
vants ou vieaires, selon les règlcments du dio-
cèse, les messes, obits, ou autres services aux-
quels les dites fondations donnent lieu. i
Hier geen sprako van het « conformement au
titre. i Fm waarom niet? Omdat het de vraag
niet was: welko missen, ljjkdiensten of andere
verrigtingen moet do priester doen? het ant-
woord zou dan geweest zijn : dio « auxquels les
fondations donnent lieu, conformement au titre; >
maar wat moet den priester betaald worden,
moet hij de geheelo opbrengst bobben der fun-
datie! Antwoord: neen, hij zal betaald worden
voor zijno diensten: « selon lo reglement du
diocese, o
De vraag, hoo het Hof is gekomen aan de
beweerde bedoeling van den wetgever, dio vol-
strekt niet door de woorden van de wet wordt
uitgedrukt, maar daardoor wordt weersproken,
dio bepaald in strijd is met do authentieke in-
terpretatio, aan dio wet gegeven, wordt m. i.
opgelost door do lezing van een artikel, door
een ongenoemden schrijver geplaatst in den Ué-
morial Beige, droit public de l\'iylisc,
XV (VII),
p. 10. Daar vindt men op blz. 25 ecno geheel
geljjke uitlegging van het decreet van 22 Fruct.
XIII als in het arrest. De bedoeling van den
wetgever zou volgens dat stuk blijken uit eon
tot nu too onbekend rapport, dat. door don mi-
nistor van Eeredienst, I\'ortalis, zou zijn uitge-
bragt bjj de wording van het decreet van XIII.
Er wordt daar verhaald, dat do minister van
Itinncnlandscho Zaken, Champigny, n&ar aan-
leiding van een verschil van gevoelen over het
beheer der goederen van zekere oudo fundatie
en do uitkeering, die, naar aanleiding van do
fundatie, aan do geestelijkheid moest gedaan
worden, aan den Keizer als zijne meening zoudo
hebben medegedeeld : \\° dat do kerkfabrieken
do administratie zouden hebben, omdat dio vroe-
gero fundatiën waren vernietigd door do wet,
dio er nationaal eigendom van had gemaakt, en
dat do Staot do goederen, tot do vroegero fun-
datiën behoorende, had afgestaan aan do kerken,
om to voorzien in do kosten van do oeredienst,
niet aan do priesters: 2° dat do kerkmeesters
zooveel mogeljjk do intenties der stichters van
fundaties moesten doen opvolgen, wat betreft
het doen plaats bobben der godsdienstige vor-
rigtingen, waartoo de fundaties aanleiding ga-
ven, maar dat de priesters voor die verrigtingen
slechts zouden ontvangen do rctributiën, bun
toegestuan bij het diocesaan reglement, en niot
do geheelo opbrengst der fundatie, omdat anders
do priesters alleen de voordeden zouden genie-
ten van do restitutie-decreten, hetgeen onnoodig
word geoordeeld, daar do Keizer de tractemen-
ten der gocstoljjkhoid had vastgesteld, en daar-
entegen do fabrieken geeno middelen zouden
overhouden om to voorzien in do kosten der
eeredienst, — en tevens zou voorgesteld hebben
om do zaak naar den Staatsraad to verzenden;
dat dio verzending plaats had en daarop een
project-decreet werd voorgesteld in den zin van
den minister; dat I\'ortalis, in wiens handen dit
ontwerp word gesteld, het eerste gedeelte, na-
melijk het voeren van het beheer door do fa-
-ocr page 54-
48                                                     STICHTING.
Maar vooral moet ik hier met nadruk weder
opmerkzaam maken op het advies van den Staats-
rnad van 21 Frimairo XIV\'. Het rapport van
Portalis zou gedaan zijn aan den Staatsraad; en
er zou dien ten gevolge eene ingrijpende prin-
cipiëlc verandering zijn gemaakt in oen decreet,
door dien Staatsraad ontworpen. Drie maanden
na de uitvaardiging van het decreet is de Staats-
raad geroepen het decreet te interpreteren. De
opmerkingen van Portalis kondon toen toch nog
niet zijn vergeten. Het advies wordt gegeven,
blijkens den aanhef, ten gevolge van een rapport
van den minister van Eeredienst. « Lo conseil
d\'Etat, qui a entendu Ie rapport de la section
de législation sur celui du ministre des Culten. »
Dio minister van Eeredienst was dezelfde Por-
talis, die het rapport zou uitgebragt hebben;
want het advies is van Dec. 1805, en Portalis
is in 1807 ovcrloden en vervangen door Bigot
de Prt\'amenou (zie Thiers, Hint. du Consulat
et dr Venipire,
Hrux. 1849, VIII, 76).
Voorzeker zou die minister, indien de ziens-
wijze, die hij gezegd wordt to hebben gehad,
door den wetgevor was gedeeld, opmerkzaam
hebben gemaakt op de veranderdo strekking,
dio het decreet, ten gevolg© van zijn rapport,
had verkregen. En dat advies is in lijnregten
strijd met hetgeen de wetgever, zoo als men
beweert, overeenkomstig het rapport van Por-
talin, zoude hebben willen voorschrijven.
Ho overige bezwaren tegen de tot nu toe al-
gemeene uitlegging van de bepaling van het
decreet vnn 22 l\'Vuctidor XIII zijn, naar mijn
gevoelen, van weinig belang.
In do eersto plaats komt hierbij in aanmerking
het decreet van HO December 1809 (Buil. 303,
Tiondonneau, II, 341, Fortuyn, III, 66, Dalloz,
1. I.. 702) concernant les fabriques.
Men maakt een wapen uit art. 2(5, bepalende:
« Les marguilliers sont chargés do veilier a ce
quo toutes fondations soient fidelement acquit-
tées etexéutéessuivantrintention des fondateurs,
sans que les sommes puissent étre employees a
d\'autrcs charges. »
Voorzeker is dit de pligt van do kerkmeesters.
Men vergoto echter niet, dat, ingevolgo art. 15
van het concordaat, opgenomen in de wet van
18 ("terminal X , nieuwo fundaties konden ge-
maakt worden, hetgeen bij art. 20 der wet van
12 Juljj —24 Augustus 1790 was verboden, en
dien ten gevolge bij art. 7.\'i van de articles or-
ganiques in dezelfde wet nadero bepalingen om-
trent do nieuwo fundaties in het leven waren
geroepen.
Op die nieuwe fundaties, na de rcstitutie-do-
creten gecreëerd, kunnen alleen zien do woorden:
« sans quo les sommes puissent ëtro employees
a d\'autres charges. » Niet op eeno verdwenen
fundatie, als waarvan thnns sprake is, waarvan
do goederen nationaal eigendom zijn geweest,
welk eigendom later aan de kerkfabrieken is
teruggegeven of liever gegeven, onder do go-
houdenheid alleen om de condition principale,
het verrigten der kerkeljjke plegtigheden, vroo-
ger aan dio goederen verbonden, to bezoldigen,
zoodat inderdaad niet do vroegere fundatiegoe-
deren, maar alleen do kerkfabrieken met dien
last als met eene personele verpligting zijn bo-
zwaard.
brieken, goedkeurde; dat hij echter yan oordeel i
«as, dat het billijker zoude zijn, dat do op-
brengsten van fundatiën, opgerigt om missen te
lezen of gebeden te doon, zonder eenigen an-
deren last, werden gegeven aan do priesters,
die deze verrigtingen hadden gedaan, maar
dat, wanneer men een fonds of eene rento had
gegeven van een bepaald voorwerp. en men
er de voorwaarde had bijgevoegd: om zekere
godsdienstige verrigtingen to doen, dio verrig-
tingen zouden betaald worden naar de overeen-
gekomen of gebruikcljjkc taxe in het diocees:
en dat hjj ten slotto van zijn rapport de vraag
zou hebben gedaan : « Xe sufh\'rait-il donc pas
de déférer 1\'administration des biens provenant
des fondations d\'obits etc. aux administrateurs
des fabriques a Ia charge par oux do les fairo
exécuter en conformité des titres? »
Nu behoef ik er niet opmerkzaam op Ie maken,
dat er geenerlei rcgterlijk bewijs bestaat, dat
ooit dergelijk rapport is uitgebragt: dat het
stuk, door den geachten spreker voor den ver-
weorder overgelegd, om de werkelijkheid van
dusdanig rapport te staven, afkomstig van den
tegenwoordigen secretaris van den Kranschen
Staatsraad, waarvan het archief, volgens do ge-
leidende missive, geheel is afgebrand, niet het
minste kenteeken van authenticiteit bevat. Trou-
wens over de waarde van dergelijke nieuwe
productie zou de Hooge Raad toch niet mogen
oordeelen. Maar ik wil als vaststaande, als vol-
komen waar aannemen, dat het rapport van
Portalis letterlijk luidt als is opgegeven. Maar
dan eerst zou dit rapport van eenigen invloed
kunnen zijn, wanneer bleek, dat het bij den
wetgever ingang had gevonden. En nu lees ik
wel in het artikel van den UènoriaX Ri\'lqc: « Les
idees de I\'ortalis furent goutées par 1\'Kmpereur
et lo projet de décret fut moclifié dans ce sens; .>
maar ik vraag: waaruit blijkt dat .\' Niot het
minste bewijs wordt er voor bijgohragt.
En nu wil ik ganrne injjne gronden opgeven,
waarom ik eerder van oordeel zou zijn, dat het
gevoelen, dat aan Portalis wordt toegeschreven,
niet is gevolgd, maar do meening van Cham-
pigny hoeft gezegevierd : eeno meening, geheel
overeenkomstig do rigting, dio do wctgover zich
naar mjjno beschouwing bij de nieuwe organisatie
der eeredienst had gekozen. Po fundaties en
beneficeB toch waren totaal vernietigd door art.
20 der wet van 12 Julij—24 Aug. 1790 (Dalloz,
L L, p. 667) en de wet van 13 —11 llriimairo
an II. Dat men dio als zoodanig niet wéér in
het leven heeft willen roepen, hetgeen toch
werkelijk het geval zou geweest zijn, door het
beweerde denkbeeld van Portalis te volgen,
bljjkt m. i. voldoende uit do art. 5, 11, 69 en
7i der wet van 18 Germinal an X.
In de eersto plaats moet ik nu weder wijzen
op de woorden van het decreet van XIII ; zij
drukken in do versto verte niet uit wat Portalis
zou gewenscht hebben. De woorden : « confor-
mément au titre » mogen na zijn rapport aan
het ontwerp zijn toegevoegd, do wjjzo, waarop
dit geschied is, kan alleen strekken om nader
te bepalen, hoe men do oondition principalo,
het verrigten der kerkeljjke diensten, wilde gn-
kweten hebben, volstrekt niet om eenigen in-
vloed te hebben op de wijze van remunenttie.
-ocr page 55-
STICHTING.                                                             49
Dit blijkt uit art. 36 van dezelfde wet, waarbij
onder de inkomsten van de fabriek worden ge-
rangschikt : • Ie produit des biens et rentes
restitués aux fabriques, des biens des confréVies,
et géncralement de ceux ijui auraient t\'té affecté»
aux fabriques par Nos divers déerets.» dus ook
door de decreten van 7 Thermidor XI en 25
Primaire XII. Zie verder de Svo ,1.1., op art.
26, bl. 57, en Dalloz, 1. 1., § 537, die deze
meening deelen.
Eene tweede tegenwerping tegen mijne op-
vatting der restitutio-besluiten bouwt men op de
wijzo, waarop do goederen der onderwerpelijko
fundatie aan do kerkfabriek van Holtum zijn
toegekend.
Dit geschiedde door den Raad van prefectuur
van het Roer-departement bij besluit van \'20 Mei
1807, goedgekeurd door den minister van Fi-
nantiën den 17 Januarij 1812.
Die toekenning had plaats naar aanleiding der
restitutie-decreten en ter uitvoering van deze;
maar de Raad van prefectuur, die haur deed,
kon do strekking dier decreten niet veranderen.
Volgens de veertiende ovorweging van het arrest
geschiedde de toekenning of bevestiging in het
bezit, met last aan de kerkmeesters om den
wil des stichters na te komen. Maar dat is niets
anders dan, met andere woorden, het i rendro
a leur destination » van de decreten; en vroeger
zagen wij, dat daardoor alleen bedoeld werd,
dat do condition principale, het doen der ker-
kelijko plegtighcden, zou hersteld worden, en
dus kan van den wil des stichters hier niets
anders in aanmerking komen dan het lezen der
missen, zoodat bjj dat besluit aan de kerkmees-
ters alleen wordt opgelegd om do Vrijdagscho
missen aan St. .lans-altaar te celebreren. De uit-
legging van het Hof is dus in strijd met de
woorden der wet, met de authentieke interpre-
tatie, daaraan gegeven, met den geeBt der wet-
geving en vindt nergens steun.
Het cassatio-middel komt mij gegrond voor;
maar do vraag is: wat moet er bij vernietiging
van het arrest van hot Hof geschieden?
De Regtbank oordeelde, volgens de twaalfde
overweging van bet vonnis (m. i. juister dan
het Hof), dat do goederen zijn teruggegeven,
niet als beneficium van den pastoor, maar als
kerkegoed aan de kerk-fabriek; dat do pastoor
moet betaald worden volgens het reglement van
het diocees, en dat daarin geone verandering is
gebragt door het decreet op do kerkfabrieken
van 30 December 1809. Toch wees do Rogt-
bank do vordering van den toenmaligen eischer
(verweorder in cassatie) toe, vermeenende, dat
zulk een diocesaan reglement voor het bisdom
Roermond aanwezig is in caput XX van de
Acta et Btatuta Synodi Diocesanae-Ruraemun-
densis van 19 September 1867, en dat daarbij
het vol bedrag der fundatiën aan den pastoor
wordt toegekend.
Men had zioh op die aota et statuta niet be-
roepen; en de Regtbank heeft die uit oigen be-
weging tot grondslag van hare beslissing go-
legd.
De appellante, tegenwoordige eischeresse,
heeft zich bij hare dingtalen in hooger beroep
beklaagd èn over de wijze, waarop die acta et
statuta in het geding waren gebragt, èn vooral
ovor de gevolgtrekkingen, daaruit gemaakt.
Dij hot arrest van het Hof wordt echter met
geen enkel woord van die acta et statuta mei-
ding gemaakt.
In dezen stand van zaken geloof ik niet, dat
de Hoogo Raad reeds ten principale regt zal
kunnen doen.
Is toch mijne opvatting van de restitutie-de-
creten juist, dan had het Hof de zienswijze van
de Regtbank in zooverre moeten volgen en in
zooverre het vonnis bevestigen, dat do pastoor
moet betaald worden overeenkomstig het regie-
ment van het diocees, en niet de remuneratie
kan vorderen, bij denstiebtingsbriefaangewezen.
Maar dan had het Hof ook verder moeten
oordeelen over do vraag, of de Regtbank juist
besliste, dat dusdanig diocesaan reglement be-
staat, en of dien ten gevolge teregt aan den
oorspronkelijken eiseber zijne vordering is toe-
gewezen , met de daaraan verbondene belangrijke
vragen: 1°. of dio acta et statuta bevatten het
bedoelde reglement du diocese, dat het tarief
der kerkelijke verrigtingen moet bepalen; 2°. of
in die acta et statuta staat to lezen, wat de
Regtbank vermeent; 3°. of, wanneer het er in
staat, het reglement de geheelo opbrengst van
vroegere fundatiegoedcren aan den geestelijke
mogt toekennen en zoo facto beneficiën, die
door do wet zijn afgeschaft en vervallen, weder
in het leven roepen; 4°. of do Regtbank mogt
toewijzen betaling ten gevolgo van een diocesaan
reglement, terwijl govorderd was uitkeering van
de opbrengst van zekcro goedoren, die, met
dien last besmet, door den wetgever onder de
administratie van de fabriek zouden gesteld zijn.
Voor zooverre dit niet reeds kan, omdat zjj
facti zijn, mag m. i. de Hooge Raad dio vragen
niet beantwoorden, omdat het Hof die onop-
gelost heeft gelaten; en toch moeten zij, naar
mijne meening, in den tegenwoordigen stand
der zaak beantwoord worden.
Ik heb daarom de eer te concluderen totver*
nietiging van het beklaagdo arrest en torugwjj-
zing der zaak naar het Prov. Geregtshof in
Limburg, ten einde, met in-acht noming van de
uitspraak van den Hoogen Raad, de zaak ver-
der te behandelen en te beslissen: met veroor-
deeling van den verweerder in de kosten, in
cassatie gevallen.
De Hoogo Raad enz.,
Overwegende, dat als éénig middel van eassa-
tio is voorgesteld:
schending en verkeerde toepassing van do
art. 1, 2, 7, 11 en 20 van het arrêté des con-
suls vun 20 Prairial Xde jaar, art. 1 van dat
van 7 Thermidor Xlde jaar, het arrêté of decisie
des consuls van den 25 of 28 Frimairo Xllde
jaar (den 18 Nivêso daaraanvolgende gezonden
aan den prefect van het Departement van de
Roer), art. 1 van hetKeizerljjk decreet vanden
22 Fructidor XHIdo jaar, het 1 sto, 2de on 3de
lid van het avis du Conseil d\'Ktat, goedgekeurd
door den Franschen Koizer den 21 Primaire
XlVde jaar, de art. 26 en 36 van het Keizerlijk
decreet van den 30 December 1809, in verband
zoowel met het Kon. besluit van den 6 Julij
1822 (Sb. n" 18), met het arrêté du Directoire
exécutif van den 17 Ventöse Vide jaar on met
7
KXHK. REOT.
-ocr page 56-
60                                                       STICHTING.
het avis du Consoil d\'État, goedgekeurd door
den Franschcn Keizer den 9 December 1810,
nis mot dn artt 5, 11, C9 en 74 des articlcs
organiqut* do la convontion du 20 Mcssidor
IXue jaar, vervat in do wet van den IS Gcr-
ininal Xde jaar, door do thans eischende kerk-
fabriek te veroordeelen tot iets meer of iets
anders dan het tnriefmutig remuDoreren van
gepraesteerde kerkelijke diensten ;
O. te dien aanzien, dat, volgens het beklaagde
.irrest, foitelijk vaststaat, dat het is geweest do
wil van den stichter der onderwerpehjko funda-
lie, dat allo inkomsten der door hem vermaakte
goederen, tot het lezen eener wekeljjkscho Yrij-
«lagsohe mis aan het Sin: .lans-altaar in du kerk
ie Holtum, zouden worden genoten door den
dexe missen lezenden geestelijke;
O. voorts, dat het is buiten geschil, dat do
aan deze stichting verbonden goederen, na
krachtens de Franscho daartoe betrekkelijke
wetten to zijn geseculariseerd en mitsdien ver-
eenigd met het publiek domein, later zijn terug-
gegeven aan hun,., oorspronkelijke bestemming
en weder gestel\' onder het beheer der kcrk-
fabrieken; doch ,. .t . schen partijen is in go-
schil, of die hors Hing is geweest zoo volledig,
dat geheel ie teruggekeerd du oorspronkelijke,
krachtens de stichting gedurende vorsoheidene
eeuwen plaats gehad bobbende toestand, en
mitsdien aan den daarbij betrokken geestelijke
als van ouds behooren to worden uitgekeerd
allo inkomsten der aan do stichting vorbonden
goederen, dan wel of dio herstelling is geweest
beperkt, en wel in dier voege, dat slechts is
hersteld de stichting, voor zoover betreft den
daarbij opgelegden last tot het vertikten der
kerkelijke diensten, geenszins voor zooveel aan-
gaat het genot van allo vruchten dor aa.i haar
verbonden goedoron, met dien verstande, dat
die diensten al-nu door du kerkfabrieken slechts
louden moeten worden vergoed volgenB het
daarvoor gesteld kei keiijk tarief;
O., dat, in strijd n..)t do beslissing dns eer-
iten regters, in hoogor beroep bij het beklaagde
arrest is aangenomen volledig herstel; en wel
hoofdzakelijk op do door het Hof in Limburg
gegeven uitlegging van het decreet van den 22
rructidor Xllldo jaar, volgons hetwelk «les
biens ot roveuus ren:us aux fabriques seront
administrég ot per^us par les administrateurs des-
ditos fabriques, qui paient aux ourés, desservans
ou vicairos selonlo reglement du diocese les mes-
ses, obits ou autres services auxquels les ditos
fondations donnent lieu, conformómont au titre; »
O., dat dezo uitlogging berust op oen door
bet Hof oangenomon verschil van voldoening
der kerkelijke diensten; en wol óf i. or uitkee-
ring Tan al de inkomsten dier goederen voer het
Seval eener dit riodebrengende bei.aling van
en stichtingsbriof; óf wel, bjj gemis daarvan,
door vergoeding ovoroenkomstig het daartoe be-
trekkolijk diocesaal reglement;
O., dat echter dezo onderscheiding is in
strijd: 1°. met do aangehaalde woorden van het
decreet, waarin slechts voorkomt eene wijze van
betaling dier kerkdiensten, namelijk »ielon Ie
reglement du diocese i, en 2\'. meer bepaald
met het verband der woorden van het decreet
\' oonformément an titre » ;
O. ioeh, dat het Hof is gekomen tot eene
goheel verkeerde uitlegging daarvan door de
onjuiste (spraakkundig onmogelijke) afscheiding
dier woorden van de daaraan voorafgaande en
daaraan regMrceks verbonden uitdrukking:
" auxquels les ditos fondations donnent lieu »; —
en zulks door hunne gowrongen zamenvoeging
met do vroeger voorafgaande «qui paient aux
curés etc. selon lo reglement du aiocèso les
messes, obits ou autres Bervices; i eene zamen-
voeging, daarom onaannemelijk, omdat juist bij
gezegd decreet als regel van betaling der daarbij
bedoelde korkdiensien is aangenomen « Ie règle-
ment du diocese •; en mitsdien daarvoor niot
tevens kan golden eenander rigtsnoer, betaling
volgens den titel;
O., dat de onjuistheid der door het Hof
aangenomen uitlegging almede wordt boveBtigd
door het, bjj Keizerlijk decreet van 21 Frimaire
XlVdo jaar, bekrachtigd avis du Conscil d\'Etat
van 2 Frimaire bevorens; dat immers daarbij
wordt aangenomen volkomen dezelfde opvatting
van hot decreet van 22 Fruttidor Xillde jaar,
op grond: «que Ie Gouvernement n\'a entendu
retablir que la condition principale, celle d\'ac-
quitter les charges et services religieux et non
les oonditions accessoires;» — en dat ook door
het Hof geheel ten onregte is ontkend de kracht
van het beroep op het bedoeld decreet, zulks
door de onjuiste vo "/stelling van deszelfs strek-
king, als zoude het namelijk slechts hebben
verwezen naar het voorafgaande decreet van
den 23 Fructidor Xillde jaar;
O., dat daarentegen het Hof, tot staving zjj-
ner uitlegging van "\'»ergenoemd staatsstuk, zich
ten onregto bero. op een later Keizerlpk
decreet, dat van d i 30 December 180!», naar-
dien het Fronsch gouvernement daarbij niet is
teruggekomen op de vorige, boven aangehaalde
decreten, maar alleen heeft gelast, dat alle
fundatiën zullen worden voldaan en uitgevoerd
overeenkomstig den wil des stichters en ver-
boden het uit de daarvoor bestemde gelden
voldoen van conige andere lasten;
O. immers, dat de niet-toepasselijkheid daar-
van op de onderwerpeljjko stichting volgt uit
haren inhoud en strekking; daar toch haar
hoofduoel niet is het bevoordeclen van een
geestelijke, maar het verrigten van bepaalde
kerkdiensten, terwijl deze, ook bjj eene be-
perkte uitlegging van het decreet, volkomen
worden uitgevoerd;
O., dat derhalvo het éénig aangevoerde mid-
del van cassatie is gegrond; dat echter, vermits
het Hof in Limburg f ten gevolge van zijne, in
strijd met die des oorsten regters, aangenomen
beschouwingen aangaande do strekking der
meergenoemde Fransche verordeningen) niet
heeft onderzocht de vraag, of in allen gevalle
de ingesteldo vordering al of niet behoort te
worden toegewezen, hetzij krachtens hei dioce-
saal kerkelijk reglement, hetzij op andere gron-
den, de Hoogo Raad is verhinderd ten princi-
pale regt te spreken;
Vernietigt het beklaagde, tiisschen partijen
in hooger beroep gewezen arrest van het Prov.
Geregtshof in Limburg van den 30 Junjj 1879;
Wijst de zaak terug naar dat Hof, ten einde
baar, met inaoht-neming van dit arrest van den
-ocr page 57-
STICHTING.                                                       51
dat het I of, met vernietiging van het vonnis
a guo, den eischcr en geapp. ni"t-ontvankeljjk
zal verklar 1 in zijne vordering, speciaal voor
zooverro die thans mogt worden ontleend aan
de bovengemelde Acta et statuta, of ook op
grond daarvan eenige mindero uitkeering vol-
gens eeriig tarief mogt worden gevorderd, im-
mers don eisoher en geapp. in zijno vordering
zal verklaren ongegrond en hem die in allen
gevalle ontzeggen, met verwijzing in de koeten
van beide instantiën;
4". dio van don geapp., genomen ter teregt-
zitting van don 5 Fobruarjj 1874:
dat \'iet den Hovo mogo behagen aan den go-
app. acte \'e goven, dat bj in het geding brengt:
1°. 1 • Acta et statuta Synodi diocesanae
Ruraemund\'-nsis. anni 1867;
2°. de officiële verklaring van Monseigneur
.1. A. I\'aredis. bisschop van Roermond, dd. 24
Decomler 1873 bovengenoemd;
3*. het reglement van Monseigneur J. K. Zaepffel,
bisschop van Luik, goedgekeurd bij decreten
van Keizer Napoléon I, dd. 13 Thermidor an
XIII en 22 Iirumaire an XIV; aan den geapp.
verder acto te geven, dat hij ten uitdrukkeljjk-
ste betwist do bevoegdheid van de regterljjke
magt om te beoordeelen, of do revenuen van
deze stichting, goljjk dezelve door den bisschop
zjjn bepaald, bij het diocesaan reglement al
dan niet door den kerkvoogd te hoog zijn ge-
stcld ;
en eindelijk des gcappellecrden ten prinoipale,
in deze instantie van hooger beroep, genomeno
oor.oluriiën too te wijzen, 011 expenil»;
5». die der appellante, x\' ,,nen ter teregt-
zitting van den 12 .lanuaii] I\' .1:
zoo verklaart de ondergeteekende procurour
der Kerkfabriek bij do reeds genomene concla*
siën in allen deelo to volharden, cum expensis;
(iehoord de gehoudene ploidooijen ;
Gehoord het Openb. Min., bij monde van den
Proo.-Gen., conoluderende: dat het den Hove
behagen moge het ingesteld appel to niet to
doen en het vonnis, waartegen beroep, te be-
veetigen, met veroordeeling der appellerende
partij in do kosten, door het hooger beroep
veroorzaakt:
Met opzigt tot de daadzaken:
Overwegende, dat partijen het daarover eens
zijn, dat in 1457 Philippus Henricus Hentinekde
Wolfrath eene beschikking heeft gemaakt, lui-
dendo woordelijk als volgt: «In nomine sanetao
et individuae Trinitatis, Ego Philippus Henrious
Bentinck, sub parochia Holthum, notum esse volo
omnibus hoo scriptum intunetibus, quod nos de
conBensu et voluntato expressa Dominae Meoh-
tildis uxoris nostrae carfcsimae, ob salutom et re-
medium animarum noHtrariini et nostrorumparen-
tum et pure propter Deuin, Keclesiao parochiali
de Holthum ad altare Saneti Johannis Baptistae
contradedimus et deportavimus decem buonaria
terrao sitne in agris de Holthum, Snateren et
Ruchton, ut Rector praedicti altaris, sacerdotio
initiatus, eosdem fructus libere et quiete et cum
omni integritate percipiat cum onere unius mis-
sae celebrandae in perpetuum singulis diebus
veneris, ad praediotum altare Saneti Johannis
Baptistae in Ëcolesia Nostra parochiali de Hol-
thuni. In oujus rei testimonium, sos pro nobii
Rongen Raad. verder tu behandelen en to bo-
slissen;
Veroordeelt den verweerder in de kosten, in
cassatie gevallen.
((iepleit Mrs. .1. Kappeune vani>eCoppei.i.o en
II. M. VmblaNdkr Hein voor do eiacheresHO, on
Mr. W. WlNTOENS voor den verweorder).
Na de ulzoo uitgesproken terugwijzing, werd
de zaak voor het Hof op nieuw bij conc.usiën
en pleidoojjon toegelicht, en wees
HET PROV. GEREGTSHOF IN LIMBURG,
Zitting van 16 Maart 1871,
Voorzitter, Mr. E Capitaine,
in strjjd met do conclusie van den Heer Pro-
kureur-Generaal, het navolgend arrest, hoofd»
zakelijk beslissende :
Noch in de Acta et statuut synodi diocetanae
Ruraemundensis van
18t>7, speciaal in ca-
put XX, noch in het \'• uvsaun reglement
can den Lnikschen lih op /aepffel, noch
in eenige ander» wettige Ifpaling voedt de
geheele opbrengst der fundatie goederen als
honoraris toegekend non den geestelijke, die
de kerkelijke diensten vervult van eene vóór
de Fransche secularisatie^ wetten , onder toe-
kenning dier inkomsten
, opgerigte en bij de
latere restitutie-wetten weder in het leven
geroepen stichting.
De Kerkfabriek van Holtuin, gomoento Horn,
appollanto, procureur Mr. Ëoo. van Oppen,
tegen
J. II. SmeetH, pastoor van Holtum, geappelleerde,
prokureur Mr. Tu. Miciiehs.
Het Hof onz.,
(iuhoord do conclusiën der partyen, bij slot-
Bom luidendo:
l". die der appellanto, gonomeu ter teregtzit-
ting van den 24 Kebruarij 1873:
dat het Hof moge vernietigen hot vonnis,
door de Arrond.-ltegtbank \'o Maastricht tus-
schon partijen gewezen den 1 i November 1872,
voor zooverro danrvmi is geappelleerd; on, doende
wat de cursto rogtois hadden buhoorun to doen,
den eischcr en geapp. in zijne vordering moge
verklaren niet-ontvankeijjk en ongegrond, in
allen gevalle hem dezelve ontzeggen, met ver-
wijzing van den gcapp. in de kosten, zoowol
van eerste instantie (voor zooverre deze niet
reeds ten zijnen laste zijn gesteld) als van hoo-
ger beroep:
2°. die van den geapp.. genomen ter teregt-
zitting van den -> Maart 1873:
het den Hove moge behagen, met vernietiging
van het appel, te bevestigen het vonnis, tus-
schen partyen op den 14 November 1872 door
de Arrond.- Regtbaok te Maastricht gewezen, en
te bevelon, dat hetzelve naar vorm en inhoud
zal worden ten uitvoer gelegd, met veroordeo-
ling van do appellante in de kosten van het
honger beroep.;
3». die der appellante, genomen ter teregtzit-
ting van dbn 23 December 1873:
-ocr page 58-
STICHTING.
52
dut do eischer do bedoelde missen, gedurende
den t jjd, in de dagvaarding vermeld, aan St.
Jans altaar in de parochiale kerk van lloltum
gelezen heeft, noch dat de aan de fundatie
vorbondene goederen , gedurende dion tijd , de
gevorderde som hebben opgebragt, — bjj von-
nis van den 14 November 1872, aan den eischer
zijne hoofdvordering heeft toegewezen, met ont-
zegging van don oisch tot uitvoerbaarvcrklaring
bij voorraad van dat vonnis en verwijzing der
beide partijen in een daarbij gespecificeerd ge-
deelte dor kosten;
dat do god. zich tegen deze uitspraak in
hoogor beroep voorzien hebbende, dit Hof, bjj
arrest van den .°,0 Junij 1873, meergemeld von-
nis heeft bevestigd, op grond dat de geheele
opbrengst der, krachtens de Fransche decreten
van den 7 Thermtdor jaar XI, 25 of 28 Frimairo
jaar XII, aan de Kerkfabriek der parochiale
kerk van lloltum teruggegevene goederen der
meergemelde stichting van Philippus llcnrikus
Mentinck de Wolfrath, volgens het F\'ransche
decreet van den 22 Fructidor jaar XIII, aan
den daarbij betrokken geestelijke, als van ouds,
behoort to worden uitgekeerd;
dat, na voorziening in cassatie tegen deze
uitspraak, de lloogo Ilaad der Nederlanden, bij
arrest van don 28 November 187;i, evengemeld
gevoelen van dit Hof heeft verklaard in strijd
mot do wet, zich met do beschouwingen van
den eersten regter aangaande de strekking der
voormelde Fransche wetten heeft vcrecnigd en,
vermits dit Hof niet heeft onderzocht de vraag,
of in allen gevalle de ingestelde vordering al
of niet behoort te worden toegewezen, hetzij
krachtens het diocesaal kerkelijk reglement,
hetzij op andere gronden, de Hoogo Raad ver-
hinderd is ten principale regt te spreken, —
heeft vernietigd het beklaagde, tusschen partjjen
in hooger beroep gewezen, arrest van het Frov.
Geregtshof in Limburg van den 30 Junij 1873,
de zaak naar dat Hof heeft teruggewezen, ten
einde haar, met inacht-neming van dat arrest
van don Hoogcn Raad, verder te behandelen
en te beslissen, met veroordeeling van den ver-
weerder in do kosten, in cassatie gevallen;
dat daarna door partijen voor dit Hof zijn
genomen de drie laatsto dor aan het hoofd de-
zes overgeschrevene conelusiën, en voor de ap-
pellanto tot staving derzclvo is aangevoerd,
dat do door de Arrond.-Regtbank in het vonnis
a quo toegepaste Acta en statuta Synodi diooe-
sanae Ruraemundensis, niet is een reglement
in den zin van het decreet van Fructidor jaar
XIII; dat noch in het caput XX, noch in het
geheel boekdeel dier acta te vinden is de bepa-
ling van hetgeen den eischer toekomt: en, al
was in bcdoeldo Acta en statuta een tarief van
kerkelijke diensten te vinden, in etuu, opgrond
van den stichtingsbricf, de geheele opbrengst
der fundatiegoederen wordt gevorderd, en op
dien eisch in geen geval kunnen worden toe-
gowezon honoraria, verschuldigd op grond van
een diocesaal tarief;
dat de geapp. tot bevestiging van hot vonnis
a quo heeft ingebragt, dat de parochiale kerk
van lloltum. alvorens tot het bisdom Roermond
te behooren, van het bisdom Luik heeft deel
gemaakt; dat in een diocesaal reglement Tan
et nomine uxoris noslrno praodictao, sigillo
tradimus sigillatus anno Domini MCCCCLVII in
vigilia beati «irettnrii i\'apae et Itootorisn;
dat de Kerkfabriek van lloltum. gemeente
liorn, bij besluit van den prefect vnn hot l>c-
partement van de Roer van den 30 Mei 1807,
goedgekeurd door den Franschcn minister van
Finantiën van den 7 .lanuarij 1812, in het bezit
der evenbedoeldo 10 bunders onroerende goode-
ren is bevestigd, onder verpligting den wil van
den stichter na te komen;
O., dat de geapp., oorspronkelijk eischer, op
grond, dat hij, sedert hij den 1 April 1869 in
functiën is getreden, als pastoor heeft gelezen
de gefundeerde Yrijdagscho mis, waaraan ver-
bonden zijn als remuneratio de opbrengsten van
8 hectaren of 10 bunders oude maat, landerijen,
welke alleen in het bezit der ged., thans ap-
pellante, zijn gestold onder de uitdrukkelijke
verpligting die opbrengst aan den eischer uit te
keeren: dat do ged. weigert daartoo over to
gaan: dat die opbrengst bedraagt, zonder aftrek
van lasten, voor do negen laatste maanden van
1869 f 257.75, de twaalf maanden van 1870
f 372.30 en de twaalf maanden van 1871 ƒ372.30,
te zamen de som van / 1002.35; dat de eischer
gereed is daarvan te laten aftrekken 5 ten hon-
derd administratiekosten en 1 ton honderd voor
het diocees en do grondbelasting, doch aan-
spraak heeft op oogenblikkolijke uitbetaling van
het zuiver restant, — bij e.xploit van den deur-
waarder S. van Engelshoven, dd. 18 .Maart 1872,
de appellante, oorspronkelijk ged., voor de Ar-
rond.-Regtbank te Maastricht heeft gedagvaard,
ten einde zich, bij vonnis, uitvoerbaar bij voor-
raad, niettegenstaande verzet of hooger beroep,
te hooren vcroordeelen om, tegen quittantie,
aan den eischer te voldoen de somma van
ƒ1002.35, onder aftrek van: 1°. 5 pet. voor
administratiekosten, 2°. 1 pet. voor het diocees,
en met bepaling, dat de betaalde grondbelas-
ting mede zal kunnen worden gekort, zijnde
de opbrengst van 10 bunders oude maat of 8
hectaren landerijen, gofundeerd voor do Vnj-
dagsche heilige mis, door den eischer geee-
lebreerd over de negen laatste maanden van
1869 en de geheelo jaron 1870 en 1871, met
veroordeeling van do god. in do kosten, met
reserve van het overige;
dat de ged. het regt van den eischer op do
door hem govorderde opbrengsten van 10 bun-
dors land heeft betwist:
dat de Arrond.-Regtbank te Maastricht, onder
anderen, op grond dat, volgens het decreet van
den 22 Fructidor jaar XIII, do geesteljjke, die
de aan eeno fundatie verbondeno kerkelijke
diensten volbrengt, door dat volbrengen dier
diensten alleen niet reeds gcregtigd is tot de
aan do fundatie verbondeno inkomsten; mnar
dat, om hom daarop voor het geheel of voor
een gedeelte te doen beregtigd worden, wordt
vereischt een diocesaan reglement: dat zulk
diocesaan reglement voor hot bisdom Roermond,
waartoe de parochie lloltum behoort, aanwezig
is in het caput 20 van de in druk bestaande
Acta en statuta Synodi diocesanae Ruraemun-
densis van 19 September 1867; dat daarbij het
volle bedrag der fundatie aan den pastoor wordt
toegekend: dat door de ged. niet wordt betwist,
-ocr page 59-
STICHTING.
53
den bisschop van T.uik, Zaopffcl, goedgekeurd
door den Keizer der Franschen den \'22 liru-
mairo jaar XIV, to lezen staat, onder het op-
schrift:
«Honoraire» den messes, n°. 8. Quant aux
anniversaires, si leur fondation détermino un
honoraire excédant celui fixé sous lo titro ci-
dessus, honoraires des messes, et que les re-
venus de la dite fondation soient sullisants pour
1\'acquit du dit honoraire, les curés ou desser*
vants pourront en oxigor lo paiement. Si par
contro les revenus do la fondation M trouvent
insufftsants pour payer Ia taxefixée au dittitre,
honoraires des messes, on aura recours a I au-
toritó compétento pour obtenir une justo réduc-
tion du nombro des messes porti\' par la dite
fondation»;
dat des geappel loerden voorgangers, zoowel
tijdens de parorhio van Holtum van het bisdom
Luik deel maakte, als sedert dezelvo tot het
bisdom Roermond is overgegaan, steeds het
volle bedrag der revenuen der fundatio van
St. lans-altaar hebben genoten, en dat zijn regt
daartoe nog is erkend bij ceno officiëlo vcrkla-
ringvan den bisschop van Roermond van den
21 December 1873, geregistreerd to Maastricht
den 30 December daaraanvolgende:
Met opzigt tot hot regt:
O., dat, met inachtneming van hot arrest
van den Iloogcn Raad der Nederlanden vanden
28 N\'ovember 1873, dit Hof te onderzoeken
heeft, of de ingestelde vordering den eischer,
thans geapp., al of niet behoort te wordon too-
gewozen, hetzjj krachtens hot diocesaal kerke-
lijk reglement, hetzjj op andere gronden .\'
O., dat uit de hierboven vcrmeldo dagvaar-
ding, in verband met de motieven, waarop de
eisen is gegrond, blijkt, dat door den eischer,
thans geapp., krachtens den stiehtingsbriof, wordt
gevorderd do gehoelo opbrengst der bedoelde
fundatiegooderon, na aftrek van 5 pet. voor
administratiekosten on I pet. voor het diocees
en belasting;
O., dat, luidens den inhoud van don stich-
tingsbrief, hierboven ovorgeschreven, do funda-
tie, waarvan ten deze do rede, niet is de stich-
ting van annivorsaires, dat is van jaargetijden
of kerkelijke diensten, welke, op den dag van
het overljjdon, ten vorigen of vrocgoren jare,
wordon gecelebreerd, maar te houden is voor
de fundatie van missen of kerkelijke dionstcn,
welke gedurende het geheelo jaar, op eenen
bepaalden dag van elke weok, voor do ziele-
rust van overledenen moeten gelezen worden:
O., dat noch in het door den eersten regtcr
op de onderhavige zaak toegepaste caput XX
der Acta en statuta Synodi diocesanae Rurae-
roundonsis, noch in oen ander gedeelte dior
Acta on statuta eene bepaling te vindon is,
waarbij aan den •••• ïpp. het volle bedrag van
de opbrengst der meergemelde goederen als
honoraria voor het lozon der ten dezo bedoelde
missen wordt toegekend:
O., dat de regtvnardiging van dit regt ook
niet te vinden is in hot door den geapp. aan-
gehaalde diocesaan reglement van den Luik-
schen bisschop Zaepffel, noch in eenigo andere
door dezelfde partij overgelegde of aangewezene
wettige bepaling;
O., dat uit het voorafgaande volgt, dat de
in casu door den geapp. ingestelde eisch moet
worden afgewezen;
Verleent acte, waarvan acte is gevraagd:
Doet te niet het vonnis, waarvan appel;
En, op nieuw regt doende,
Untzegt aan den geapp., oorspronkelijk eischer,
zijne liij inleidende dagvaarding ingestelde vor-
dcring, en veroordeelt hem in de koston van
eerste instantie, voor zooverre deze niet bjj het
vonnis " 7110 ten zijnen laste zijn gesteld, als-
mede in die van hooger beroep.
(Gepleit voor de Kerkfabriek Mr. L. van
Oppen, en voor don geappelleerde Mr. En», van
WlXTERSIIOVEN.)
Tegen dat arrest voorzag zich do goappol-
1 eerde, primitieve eischer, in cassatie; maar die
voorziening werd overeenkomstig de conclusie
van het 0. M. verworpen bjj het navolgend ar-
rest waarmode do hier medegedeelde procedure
een einde nam.
HOOGE RAAD DER NEDERLANDEN.
Hnrgerlljkc kamer»
Zitting van den 4 December 1874.
Voorzitter, Mr. F. de Greve.
Decreet van 22 Fructidor jaar Xni. — Ker-
kelijke reglementen. — art. 1 en 14
der wet van 10 september 1853,
Sb. n° 102. — Motivering.
Kan in cassatie worden beweerd schending of
verkeerde toepassing van kerkelijke regle-
metlten of reglementaire In-palingen van
een zedelijk ligchaam
? — Neen.
Volgt uit de qualificatw van het decreet van 22
Fructidor jaar XIII als wettelijke verorde-
ning, dat de daarbij vermelde kerkoljjke
reglementen, alléén uit hoofde dier vermeU
ding,
ook als zoodanig zouden zijn te 6e-
schouwen t — Neen.
.Stuit de bewering, alsof het Hof het regt van
den bisschop om in zuiver kerkelijke aan-
gelegenheden te beslissen zou hebben betwist,
af op den feitelijken grondslag?
— Ja.
J. II. Smeets, eischer, procureur Mr. C, J.
Franjois,
tegen
de Kerkfabriek van Holtum, gemeente Born,
vcrweerderesse, procureur Mr. M. Eysseli..
De Adv.-gen. Smits heeft in deze zaak de rol-
gende conclusie genomen:
Edel Hoog Achtbare Heeren, President en
Raden! Bjj uw arrest van den 28 November
1873 (hiervoren op blz. 49 medegedeeld) werd
verstaan, dat de teruggave der fundatiën aan
hare oorspronkelijke bestemming bjj decreet van
22 Fructidor jaar XIII niet is geweest onbe-
perkt, maar dat daarbij slechts zijn hersteld
de stichtingen, wat betreft de te verrigten kor-
kohjke diensten, niet wat betreft het genot der
-ocr page 60-
54
STICHTING.
Maar men beweert do schending en verkeerde
toepassing van het decreet in verband met twee
kerkelijke reglementen. Ik moet verklaren, dat
ik ook in dio reglementen niet kan lezen, wat
do eischer daarin vindt. .Maar ik geloof niet bij
de uitlegging van die reglomenten hier te mo-
gen stilstaan. Het eerste dier reglementen is
voor het bisdom Luik van 28 November 1806.
Men heeft op do schending daarvan bij pleidooi
niet langer aangedrongen, en inderdaad nog
om vele andero redenen, behalve dio tevens op
het andere reglement toepasselijk zijn, is het
beroop daarop in cassatie te vergeefs. De voor-
noemde reden is dezelfde, die betreft het beroep
op de Acla et Statuta synodi Ruraemundensis
van 19 September 1867. \' Dit reglement is een
uitvloeisel van art. 1 dor wet op do kerkgenoot*
schappen van 10 September 1853 (Sb. n" 102),
dat aitn alle kerkgenootschappen de volkomen
vrijheid verzekert, alles wat hunne godsdienst
en do uitoefening daarvan in hunnen eigen boe-
zem betreft, te regelen. Maar men kan in cas-
safic de schending of verkeerde toepassing van
dergtlijko reglementen evenmin beweren als van
de reglementen van de Hervormde kerk (zie
o. a de arresten van den Hoogen Raad van 17
November 1818 on 25 Januarjj 1850, v. D. Honert,
Gent, Zak., VIII, 192. en X, 22, Ned. Rcgtspr.,
XXXII, 45, en XXXIV, 323), nog minder zelfs
dan van een dienstreglement voor eene spoor-
wegdienst, dat zelfs is opgemaakt krachtens
een bevel, bjj de wet gegeven, en dat is goed-
gekeurd door het Staatsgezag (zie arrest van
20 September 1805, ». D. Honeht, Strttfregt, van
dat jaar, bl. 3.\'5, Ned. Reqtspr., LXXX, 335).
Dergelijke verordeningen zjjn niet aan te nier-
ken als wet of wettelijke verordening, van de
openbare magt uitgegaan, die bij art. 99 R. O.
alléén bedoeld worden. De jttdex facii alléén
mag dio onderzooken en interpreteren. Dit is
hier geschied, en de Hooge Raad moet in die
uitlegging berusten.
Voorts wordt schonding boweerd van art. 1
dor wet vun 10 September 1853, waarvan ik
i den inhoud reods modedeelde. Maar het arrest
heeft volstrekt het regt niet ontzegd om een
reglemont te maken, als waarop men zich be-
riep, on alleen uitgemaakt, dat in dat reglement
niet stond, wat men er in las. Het beweren
van schending of verkeordo toepassing van dat
artikel zon alleen dan kunnen te pas komen,
wanneer het Hof had beslist, dat het er wel in
stond, en dan den eisoh had toegewezen of
ontzegd, omdat dan do gewigtige vraag zou te
benle komen, of do zoogenaamde restitutie-
decreten toelaten de geheelo opbrengst der go-
seculuriseerde en later aan kerkfabriek gege-
vene goederen ecner gewezen fundatie aan den
priester too te kennen , en of het is: regelen
van godsdienst en de uitoefening daarvan in
eigen boezem, indien een kerkelijk reglement
dit toch deed.
Art. 14 van gemelde wet kan evenmin zjjn
geschonden of verkeerd toegepast, want de wet
van 18 Germinal jaar X, die daarbij wordt af-
geschaft, is niet als nog bestaande aangenomen.
Er is van die wet evenmin sprake in het arrest
als daarin eene zweem te vinden is van beoor-
deeling der innerlijke waarde of billijkheid van
inkomsten van de aan de stichting verbonden
soederen, en dat de kerkdiensten volgens dat
decreet moeten betaald worden selon Ie ró-
glcment du diocese.»
liet arrest van het Hof in Limburg, waarbij
alleen op grond van voormeld decreet aan den
eischer waren toegewezen alle inkomsten van
do aan zekero stichting verbondont goederen,
werd dien ten gevolge vernietigd er do zaak
naar gezegd Hof teruggewezen, tei eindo te
onderzoeken, of in allen gevallo do ingestelde
vordering al dan niet behoort te worden toegc-
wezen. hetzij krachtens het diocesaal kerkelijk
reglement, netzjj op andere gronden.
Dien ten gevolgo is de zaait weder bij het Hof
in Limburg voorgebragt, en is bij het thans
beklaagde arrest van dat Hof uitgemaakt, dat
noch in het door den eersten regter op de on-
derhavigo zaak toegepaste caput XX der Acta
et statuta synodi diocesanae Ituraemundensis,
noch in een ander gedeelte dier Acta et statu ta
eene bepaling te vinden is, waarbij aan den
geapp., thans eischer, het volle bedrag van do
opbrengst der meergemelde goederen, als hono-
raria voor het lezen der ten deze be\'oelde mis-
sen, wordt toegekend, en dat do rogtvaurdiging
van dit regt ook niet te vindon is in het door
den geapp. aangehaalde diocesaan reglement
van den Luiksenen bisschop /nepHel. noch in
eenige andero door dezelfdo partij aangewezene
wettige bepaling, en dienvolgens do eisch afgc-
wezen.
Tegen dit arrest is als cassatie-middel voor-
gesteld: schending en verkeordo toepassing van
het decreet van 22 Fructidor jaar XIII, in ver-
band met de Detcrminatio Oblationum seu jura
stolae, vastgesteld bjj Ordinatio generalis van
28 November 1800 van hot bisdom van Luik,
waaronder destijds de kerk van Holtum ressor-
teerde, alsmode inzonderheid met do Praescripta
circa honorarium missarum, fundationes et bona
pastoralia, voorkomende in de Acta et Statuta
synodi diocesanae Huraemundensis van den 19
September 1807, caput XX: de sacrosancto mis-
sae sacrificio, en met de art. 1 en 14 der wet
van den 10 September 1853 (Sb. n" 102), en
even daardoor mede schonding on verkeerde
toepassing van de art. I en 14 van genoomdo
wet van 10 September 1853 (Sb. n° 102), als-
mede art. 11 Alg. Dep., on in suhsuiium art.
150 der Grondwet, art. 20 II. O., art. 59 H. R.
Wat was do vraag, dio volgens het arrest
van den Hoogen Raad te beantwoorden was?
Do Hoogo Raad had beslist, dat do eischer
slechts aanspraak had op do betaling van zijno
kerkelijke diensten overeenkomstig het diocesaal
reglement. Kn nu moest do vraug boantwoord
worden, of een diocesaal kerkelijk reglement
aan den eischer toelegdo wat hjj vorderde, na-
meljjk de geheelo opbrengst der goederen, vroe-
ger vóór de secularisatie aan de onderwerpolijke
stichting verbonden. Het antwoord, daarop door
het Hof gegeven, is ontkennend. Daardoor kan
onmogelijk hot decreet van 22 Fructidor jaar
XIII op zich zelf geschonden zjjn, daar dit,
volgens de uitlegging van den Hoogen Raad
(m. i. deéénigo mogeljjke) bepaalt, dat do ker-
kclijko diensten volgens het diocesaal reglement
sullen geromunereerd worden.
-ocr page 61-
8TI0HTINO.
55
ven goederen als honoraria voor het lezen der
ten deze bedoelde missen wordt toegekend; en
dat, wat er ook zij van het al of niet juiste
dezer nitlcgging, daarop echter in cassatie niet
kan worden teruggekomen:
O. immers, dat wel bij het aangehaalde de-
crect is voorgesohreven, dat do daurbij bodoelde
kerkelijke diensten zullen worden betaald i selou
Ie reglement du diocese • : dat dit echter bij
het beklaagde arrest niet is ontkond, maar de
I ontzegging van den cisch daarbij alloen is ge-
grond op du uitlegging dier reglementen;
O., dat, ofschoon bet vooropgestelde decreet
moet worden beschouwd als eene wettelijke
verordening, daaruit echter niet volgt, dat de
daarbij vermelde kerkelijko reglementen, alleen
uit hoofde dier vermelding, insgeljjks als zoo-
danig zijn to beschouwen; dat zjj integendeel
zijn aan te merken als reglementaire bepalingen
van een zedelijk ligchaam: en dat bij gevolg,
al ware do bestreden uitlegging onjuist, dit
niet zoude kunnen leiden tot cassatie van het
beklaagde arrest;
O., wat betreft de beweerde schending der
art. 1 en 14 der wet van den 10 September
1853 (Sb. n" 102), dat deze daarop berust, dat
bot Hof, in strjjd met het daarbjj aan den bis-
schop van Roermond toegekend regt ora zijne
eigene reglementen uit te loggen, de beslissing
van dien bisschop in eene zuiver kerkelijke
zaak als onwettig zoude hebbon beschouwd;
dut echter bij hot boklaugdc arrest niet is bo-
twist zoodanig regt van den bisschop, maar
alleen is beslist, dat de regtvanrdiging der vor-
dering niet is te vinden in de door den eischer
in cassatio aangehaalde bisschoppelijke reglo-
menten;
()., voor wat aangaat de subsidiaire bewering,
de schending van art. 156 der Grondwet, art.
20 R. U. en art. 59 It. R.; dat dezo daarop be-
rust, dat hot Hof, zonder oenigo daarvoor uit-
gedrukto beweegrodonen, zoudo hebben beslist,
dat do door den bisschop bepaalde inkomsten
to hoog zouden zijn gesteld; dat echter daarbjj
niet voorkomt zoodanige beslissing, maar alleen
dat do ingestelde vorderiog niet wordt ge regt
vaardigd door do ingeroepon korkelijke rogle-
monten;
O., dat alzoo het éénig aangevoerde middel
van casse* is ongegrond;
Verwerpt het beroep en veroordeelt den eischer
in de kosten.
(Gepleit voor den eischer Mr. \\\\\'. Wixtoexs,
en voor de verwoerderesse Mr. M. B. Vi.ielander
Hein.)
eene wet, zelfs niet Tan een kerkelijk regie-
ment, zoodat de strekking der aanhaling van
art. 11 Algom. Dep. in het middel niet duide-
lijk is.
In subsidium wordt de schending voorgesteld
der art. 156 Grondwet, 20 R. O. en 5<J B. 1!.
Blijkens do memorie zou dat gedeelte van het
middel moeten strekken, voor het geval, dat
de Hooge llaad mogt meenen, dat niet is ge-
motiveerd het punt betredende de beoordee-
ling, of de revenuen van dn stichting, gelijk
die door den bisschop zijn bepuuld, bij het
diocesaan reglement al dun niet te hoog zjjn
gesteld. Maar er is geen quaestie in het gehccle
arrest van een tarief van den bisschop en van
het daarbjj te hoog stellen van honoraria. Kr
wordt daarin enkel verklaard, dat in liet kor-
keljjk reglement geene bepaling to vinden is,
waarbij bet bedrag van de opbrengst der be-
doeldo fundatie-goederen als honoraria voor het
lezen der ten deze bedoelde missen wordt ge-
Htold. Wat niet is beslist behoeft ook niet ge-
motiveerd te zijn.
Ik vermeen dus, dat geene der aangevoerde
wettelijke bepalingen zijn geschonden of ver-
keerd toegepast, en heb derhalve de eer te
ooneluderon tot vorwerping der voorziening, met
veroordeeling van don eisoher in de kosten.
De Hooge liaad enz.,
Ovenvegende, dat als éénig middel van cas-
satie is voorgesteld:
Schending en verkeerde toepasging vun het
dooreet van den 22 Fructidor jaar XIII, in ver-
band met de Determinatio Ublationum seu jura
stolae, vastgesteld bij Ordinatio generalis vun
den 28 November 1806 van het bisdom van
Luik, wuaronder destijds de kerk van Mol tuin
ressorteerde, alsmede inzonderheid met de Prac-
scripta circa honorarium missarum, fundationes
et bona pastoralia, voorkomende in de Acta et
statuta synodi diocesanao RuraemundenBis vau
den 19 Soptember 1867, caput XX: do sacro-
sancto missao sacrificio, en met do art. I en 14
der wet van den 10 September 1853 (Sb. n" 102),
alsmede art. 11 Alg. Dop., en subsidiair met
art. 156 der (i rond wet, art. 20 U. O. on art. 50
B. R.; en zulks, in do eersto plaats, op grond,
dat de aangobaaldo kerkelijke reglementen het
volle bedrag der fundatie aan den pastoor heb-
ben toegekend;
O. dienaanguando, dat bij het beklaagde ar-
rest is beslist, dat in beide aangehaalde kerke-
lijke reglementen niet is te vinden eene bepaling,
waarbij aan den toen geapp., thans eischer in
cassatie, het volle bedrag der aldaar omsohre*
-ocr page 62-
LIJST DER WOORDEN
OPGEKOMEN IN DE NEDEHEANDSCHE PAS1CRIS1E.
(Onder de cursief gedrukte woorden zijn geene beslissingen opgenomen; lij dienen alleen ter
verwijiing naar andere woorden.)
KERKELIJK EEGT.
Begraafplaatsen.
Kerkbesturen en kerkelijke ge-
Kerktoretis.
Begrafenis.
meentcn.
Kerkeljjke goederen en regten.
Predikant.
Domein.
Kerkelijke omslag.
Kerken.
Stichting.
Godsdienst.
Kerkgenootschap.
Godshuizen.
Kerkhoven.
Vicarièn.
-ocr page 63-
ïï
ÏFF Iinr«"UiTTF I
ÜEIIOORENDE
BIJ HET GEDEELTE KERKELIJK KEGT.
JunlJ.                                                                    É83J.
1  Leek en Znidhorn Kgr. B. N. 1, 316.
November»
2  \'sGravenhage H. O. B.N. 1, 388.
FobrunrlJ.                                                           1838.
16  Groningen In a.           B N. 1, 316.
April.
17  Groningen In a.           B.N. 1, 316.
.f ui IJ.
26  a Amsterdam In a. B.N. 3,21.
December.
28  Holland Cr. Bb.          E. N. 3,21.
naart.                                                           183t.
27  Sneek                         B.B. 6,1844, 625. — Bz. 10, Bv. 2, 310.
April.
10  \'s Hertogenbosch          B. 4, § 69, p. 427. — T. v. B. 2,1848, 240.
11  \'sGravenhage Kgr. W. 17.
FobrunrlJ.                                                          1840.
11 a H. E.                      W. 78, (73). — Ez. 15, Sv. 1,377.
15  Overijssel                    W. 101. — Bz. 25, Sr. 8,68.
naart.
17  e H. B.                     W. 83; (75,80).
24 d H. E.                     v.d.H. G.Z. 1, 153. — W. 85, (81). — E. 4, § 46, p. 204. —
Bz. 9, Bv. 1, 101.
JoniJ.
13 Gelderland                  B. 7, § 31, p. 179. — E.N. 2,348.
September.
21 Zeeland
                       W. 140. — Bz. 25, Sr. 8, 73.
FfhruarlJ.                                                           18 tl.
16  Leeuwarden                W. 276. — E.B. 4,1842,481. — E. 8, § 37, p. 183. — Ez. 5,
B.W. 5,128.
23 Amsterdam
                 B.N. 3,21.
naart*
11 Amsterdam Kgr. I v.d.H. G.Z. 2, 67. — W. 180. — B.N. 3, 21. — W.B.A. 36.
JunlJ.
18  Amsterdam                 v.d.H. G.Z. 2, 67. — W. 205, (203,204). — W.B.A. 40, (36, 37,
38,39). =29 Junü 1811.
29  Amsterdam                 E. 8, § 32, p. 158. — B.N. 3,114, (97,113). —118 Junü 1841.
KERK. REOT.                                                                                                                                                                      1
-ocr page 64-
CHRONOLOGISCHE LIJST.
W. 633.
v.d.H. G.Z. 2,07. — W.256. - R. 8, § 78, p. 358. - B.N. 3,
173.— W.B. A.40. - Themis 3,1841,142.
v.d.H. Sr. 6, 224. — W. 277. — R. 11, § 75, p. 322. — Bz. 28,
Sr. 11, 45.
iets.
R.B. 4,1812,481. —Bz 5, B.W.5,128.
W. 332.
W. 274.
v.d.H. Sr. 7,208. - W. 329a. — E. 12, § 11, p. 33. — Bz. 10,
Sv. 2, 355.
W. 307. — E.B. 4,1842, 724. - E. 11, § 30, p. 112. - Bz. 5,
B.W. 5, 121.
W. 419.
v.d.H. Sr. 8,79. —W. 329.
W. 327, (328). - E.B. 4, 1842, G91. - E 15, § 62, p. 241.
IMS.
W. 403, (37b). — E.B. 4,1842, 691. — B. 15, §62, p. 241. —
Bz. 12, Bv. 4, 233. — E N. 4, 256. = 2 Mei 1845.
W. 443. — Ez. 25, Sr. 8, 72. — B.N. 4, 52.
W. 468. — E. 17, § 33, p. 139. — Bz. 5, B. W. 5,123.
MM.
E.B. 6,18ii, 193.
VV. 512.— B.B. 6,1844,380.
W.481.-E. B. 6,1844,249.
B.B. 7,1845,224.
W. 490. = 8 Maart 1844.
E.B. 6,1844, 312. = 16 Felruorjj 1844.
W. 491. — E. B. 6,1814,312.
W. 492.
B.B. 0,1844, 782
E. B. 6,1844,592.
W.52I.-E.N. 4,164.
W.1006.-W.B.A. 24.
E.B. 0,18 4 i, 684. = Amsterdam Kgr. II... (3).
W.737.-E.B.7,1845,700.
Oelobrr.
13  Almelo
December»
7 a H. E.
7   6 n. K.
JnnusrIJ.
12 & Friesland
28 Utrecht
Haart»
3  \'s Graven dage Kgr.
April.
5 d H. E.
Junlj.
1  Z.-IIolland
19 Winschoten
28 b H. E.
Juilj.
b \'sHertogenbosch
nel.
a N.-Brabanl
Aii£Ui(uh.
15 Assen
December.
12 Groningen Ilof
.In mm rij.
4 II. B.
19  Zutphon Kgr.
30 N.-Braband
FebruarlJ.
14  Amsterdam Kgr V
10 ïiel
naart.
8  Tiel
April.
3  Gelderland
10  Z.-Holland
nel.
1 Botterdani
JunIJ.
26 Utrecht
JullJ.
11  Amsterdam Kgr. I
20  Goes Kgr.
Augagtuit.
19 Amsterdam Kgr. II
22 Assen Kgr.
-ocr page 65-
n
CHRONOLOGISCHE LIJST.
1841.
W. G61.
R.B. 6,1814,684.
v.d.H. B.R. 6, 74. — W. 563, (562). — R.B. 7,1845,175. —
R. 18, § 52, p. 233. — Rz. 1, B. W. 1,115.
W. 551. = b 31 October 1844.
v.d.H. G.Z. 3,33. — B. 18, § 53, p. 243. — Bz. 5, B.W. 5,112.
= 30 October 184 i.
R.B.6,1844,684.
W. 564.
v.d.H. Sr. 13,31. — W. 5886. — R. 19, § 60, p. 253. — Bz. 9,
Rv. 1,108.
1845.
W. 586. = 9 Januarjj 1845.
R. B. 7,1845, 367. => 7 Januarjj 1845.
R B. 7,1845, 699. = c 11 Februarij 1845.
v.d.U. G.Z. 3, mppL 6. — W. 613a. — B. 19, § 81, p. 348. =
a 10 Pebruarjj 1843.
W. 607. - R. ET. 7,1845,413. — R. 24, § C8, p. 311.
R. B. 7,1845,481. = Nijmegen Kgr.... (1).
v.d.H. G. Z. 3,126. — W. 6141». — B. 20, § 446, p. 198.
W.633.
W. 737. —R.B. 7,1845,828.
v.d.H. G.Z. 3, 149. — W. 617. — B. 20, § 54, p. 257. — Bz. 2,
B.W.2,344.
B.N. 4,256. = 2 Mei 1843.
W.635.
R.B.8,1846,303.
v.d.H. G.Z. 3,337. — B. 22, § 60, p. 280. = 7 November 1845.
W. 661. = 6 November 1845.
v.d.H. G.Z. 3,374. — B. 23, § 21, p. 114.
1848.
v.d.H. G.Z. 4, 1. — W. 674. — B.B. 8,1816,120. — R.22,
§ 69, p. 329. — Rz. 5, B.W. 5,184.
W. 726. — R.B. 2,1852,31. — P. W. 1854,2,249.
W. 732.
v.d.U. G.Z.4,123. — W. 694. — B. 22,§ 76, p. 386. — Rz.2,
B.W.2,321.
September*
9 Overjjssel
30 Amsterdam Egr. II
October.
25 6 H. R.
30  H. R.
31  6 H. R.
November*
7 Amsterdam
December*
4  Woubruggo Kgr.
17 a H. R.
Jmiiinrlj.
7 Zutphen
9 Zutphen
FebruarlJ*
10  a H. R.
11   e H. R.
Blaart*
3  N.-Holland
5  Njjmegen Kgr.
April.
4  o H. R.
7 Overijssel
14 b Assen
25  H. R.
Met.
2 N.-Braband
A u (Hindi*.
12  Zwolle Egr.
26  Amsterdam Kgr. V
November*
6  H. R.
7  H. R.
December*
23 H. R.
Janu»rlJ.
2  II. R.
Febmiirlj.
25  liel
Hf aart*
26  Amsterdam
April.
a II. R.
-ocr page 66-
4                                         CHRONOLOGISCHE LIJST.
Hel.                                                             ISIG.
29  b H. B.                      v.d.H. G.Z. 4,315. — W. 737. — B.B. 8,1846,601. — B. 23,
§ 79, p. 386. — Bz. 5, B. W. 5,193.
Augustus.
20 \'sGravenhage Kgr. W. 734.
September»
24 Amsterdam                 W. 821.
26 Leiden                        W. 765.
November»
5 Meppel Kgr.                W. 943. — B. B. 10,1848,497.
24 c H. B.                      v.d.H. G.Z. 5,169. — W. 841. — B. 26,§ 15, p.45.
December*
8  Nieuweramstel Kgr. R. B. 9,1847,32.
24 b H. R.                     v.d.H. G.Z. 5, 251. — W. 794. — B.B. 9, 1847, 28, 305. —
B.25,§72,p.331.
.TInnrt.                                                                  lSaf.
10 a II. B.                      v. d. H. G. Z. 6,1. — W. 798. — B. 25, § 84, p. 423.
April.
9  a H. B.                      v.d.H. G.Z. 6,127. — W. 831. — E. 27, § 26, p. 101.
Mei.
4  a H. B.                      v.d.H. G. Z. 6,156. — W. 821. — E. 27, § 44, p. 179.
JTobIJ.
22 Utrecht Hof                W. 821.
Augustus.
5  Zutphen                      W. 859. — B. B. 9,1847,585. — B. 36, § 68, p. 295.
Oelober.
7  Schagen Kgr.              W.863.
8  \'sHertogenbosch          W. 2015.
November.
5 Meppel Kgr.               W. 943.
December.
10 Loenen Egr.               W. 885.
April.                                                                   lol*.
20 Assen Kgr.                 W. 1042.
Hiel.
8 Maastricht Kgr.           W. 926.
24  Hoorn                         W. 975.
Nevember.
17 o H. E.                     v.d.H. G.Z. 8,192. — W. 1025. — B. 32, gil, p. 45.
FebrunrlJ.                                                           18*9.
12 Leiden                        W. 992.
Maart.
30  \'sHertogenbosch          W. 1305.
JunlJ.
15 cl H. E.                      v.d. H. G.Z. 9,126. — W. 1035. — B.B. 11,1849,225. — E. 33,
§8,p.29.
30 Goes Kgr.
                   W. 1155.
September.
25  Amsterdam Kgr. I W. 1057. — E.B. 1,1851,300.
December»
10 Limburg                     W. 1087. — B. B. 12,1850,485.
-ocr page 67-
5
CHBONOLOGISCHE LUST.
jHiinnrlJ.                                                             1880»
25 d H. R.                      v.d.H. G.Z. 10, 22. — W. 1098. — E. 34, § 77, p. 323. —
W.B.A. 70.
naart»
19 d H. E.                      y.d.H. G.Z. 10,153. — W. 1331. — E. 35, § 26, p. 118.
April.
12 a Amersfoort              W. 1280.
JnnlJ.
27 Maastricht
                   W. 1155.
9 Maastricht Kgr.           W. 1180.
September»
3 Breda
                         W. H69.
12  Arnhem                      W. 1169. — E. B. 2,1852,403.
November*
19 (IH.R,                      v.d.H. G.Z. 10, 392. — W. 1322. — E. 37, § 12, p. 54.
December.
6 Utrecht Hof
                W. 1280.
.InnonrlJ.                                                             1881.
15  Friesland                     W. 1201.
16  Assen Kgr.                 W. 1197. — W. B. A. 89.
30  b Alkmaar                  B.B. 1,1851,455.
VebrnarlJ.
13  Assen Kgr.                 W. 1256. — E.B.3,1853,191.
19 Botterdam
                   W. 1228.
Maart.
18 N.-Braband                 W. 1306. — E. 37, § 77, p. 372.
Janlj.
6H.B.                         v.d.H. B.E. 13,123. — W. 1247. — E. 39, § 22, p. 99.
September.
25 Appingadam                W. 2118.
Oetober.
8  Utrecht                       W. 1300. — B.B. 2,1852,117.
31  b H. E.                      v.d.H. B.E. 13,223. — W. 1280. — E. 40, § 24, p. 99.
November.
18  N.-Braband                 E. 40, § 81, p. 368.
December.
30 a Zeeland                   E. B. 2,1852,676.
30 Njjmegen                    W. 1299.
Blaart.                                                    1858.
2 Amsterdam                 W. 1331. — B.B. 2,1852, 330. — Bz. 25, Sr. 8,80. — A. E. 2,287.
5 \'s Gravenhage              W. 1314. — P. W. 1852,1,142. — T. v. E. 7,1853, 5.
April.
9  ïiel                            W. 2470. — T. v.B. 11,1857,26.
19  Assen                          W. 1461. — B.B. 3,1853,511. — P.W. 1853,2,273. —T.v.B. 9,
1855, 81.
JunlJ.
8 c H. E.
                      v.d.H. Sr. 1852,1,255. — W. 1402c. — E. 42, § 18, p. 71. —
Bz.23, Sr. 6, 84.
15 N.-Braband
                 W. 1448.
30 a Gelderland               W. 1375. — E.B. 2,1852,586.
-ocr page 68-
CHRONOLOGISCHE LIJST.
G
18SS.
.%1lgllM|llH.
26 \'s Gravenhago Kgr.
September»
2 \'sGravenhage Kgr.
30 Roermond
December»
13  Oostburg Kgr.
14  e H. R.
JnnunrlJ.
12  Gelderland
nel.
13  Utrecht
20  Tiel
JunlJ.
(5 H. R.
25  b Drenthe
•follj.
5  Gelderland
September»
21  Gelderland
VoTOinbpr.
29 N|jmegen
JanuarlJ.
b H. R.
20  a H. E.
VebrnarU»
4 b Drenthe
8 c Gelderland
15  Gelderland
17  a H. R.
April.
26  Gelderland
JunIJ.
10 Breda Kgr.
16  b H. R.
21  Zierikzee Kgr.
27  e H, R.
JhIIJ.
19 Tiel
September»
1 \'s Hertogenbosch
19 Groningen Kgr.
Xovcmber.
24 \'sGravenhage
December.
8 Tiel
18  Woerden Kgr.
W. 1363.
W.1365.
W. 1384, (1380).
R.B. 4,1854,601.
v.d.n. G. Z. 11,366. — W. 146i. — R. 43, § 56, p. 281.
18SS.
W. 1431.— R.B. 3,1853, 313.
W. 1466.
W. 1631. — P.W. 1855, 2, 271. — T. v.R. 10,1856,328.
T. v.R. 12,1858, 3. = b 6 Junij 1856.
W. 1630. — R. B. 5,1855,513. — R. 50, § 87, p. 392. — T.v.R. 9,
1855, 369.
W.1475.- B.B. 4,1854,93.
W. 1477. — B.B. 4,1854,110.
W.1493.
1854.
v.d.H. B.B. 18,27. — W. 1510. — R. 46, § 72, p. 284. — Lutt.
1854,10.
v.d.H. B.R. 18,41. — W. 1508. — R. 46, §86, p. 336. — G.stem
122. — W.B.A. 2426. — Lutt. 185i, 17.
W.1631.- R.B.5,1855,513.
P.W. 1854,2, 248. = 15 Februarij 1854.
W. 1520. — R.B. 4,1854, 252. — c 8 Februarjj 1854.
v.d.H. B.R. 18,187. — W. 1518. — R. 47, § 8, p. 43.
W.1547.
W. 1562.
v.d.H. B. R. 18,452. — W. 1550a.
W. 1597.
v.d.H. G.Z. 12,177. — W. 1667 d — R. 48, § 6, p. 33.
W. 1572. — R. 50, § 89, p. 403. — P.W. 1854,1,34. — T.v.R.
9,1855,80.
W. 1810.
W. 1769.
W. 1608.
W. 1649. — T.v.R. 9,1855,369.
W. 1669.
-ocr page 69-
CHRONOLOGISCHE LIJST.
7
MM*
B.B.4,1854,605.
W. 1614. — E.B. 5,1855,123. — E. 50, § 83, p. 301.
W. 1631.
IMS.
W. 1631. — P. W. 1855,2,269.
W. 1660.
W. 1666.
W. 1686.
v.d.H. G.Z.14,107.
W. 1673.
W. 1692. — E. 53, § 75, p. 354.
W. 1697.
W. 1699, (1694).
W. 1701. — E.B. 7,1857,113. — G.stem 219.
v.d.H. G.Z. 12,323. — W. 1823&. — E. 51, § 45, p. 188.
W. 1714.
W. 1717.
1856.
E.B. 6,1856,287.
v.d.H. G.Z. 13, 229. — W. 1727. — E.B. 6,1856,211. — E. 52,
§41,p. 177. —P.W. 1855, 2,272. —T.v.E. 10,1856, 329.
E.B. 6,1856,230.
E B. 6,1856,237.
B.B.6,1856,244.
v.d.H. Bel. 6, 282. — W. 1748. — E. 52,§66, p. 291. - V.Bel.
1856, 34.
W. 1747.
v.d.H. G.Z. 12, 42t. — W. 1744a, (1729). — E. 53, § 2, p. 5.
v.d.H. G.Z. 12,403. — W. 17446. — E. 53, § 1, p. 1.
W. 1864.
v.d.H. B.B. 20, 366. - W. 1753. — E. 53, § 20, p. 105.
v.d.H. G.Z. 13,311. — W. 1858. - B.B. 6,1856,328. — E. 53,
§ 32, p. 102. = 6 Jumj 1853.
È.B. 7,1857,225.
W. 2786.
E.B. 6,1856, 497.
W. 1780. — Lu\'t.l?56,153.
December»
19  Oostburg Kgr.
29 a Gelderland
29  b Gelderland
Jnnunrlj.
2 Njjmegen
Staart»
30  Zierikzee
Jnnij.
20  Loenen Kgr.
27  b Gelderland
JnlIJ.
28  Almelo
AugOltUS.
9 Brielle
September*
20 Overijssel
Octobcr.
30 Nijmegen
November*
6  Breda
20  Nijmegen
27 h H. E.
Deeember.
18 a N.-Braband
18 b N.-Braband
t\'ebrunrlj.
13 Amsterdam
29  a H. B.
Blaart»
b H. E.
7 c H. E.
d H. E.
April.
a II. E.
23 a \'s Uertogenbosch
25 a H. E.
25 b H. E.
nel.
10 Overijssel
23 b H. E.
Jnnij.
ü b II. E.
10  Heeienveen
11  Almelo
18 Amsterdam Kgr. IV
A\'lglIHtllN.
21 Breda Kgr.
-ocr page 70-
CHRONOLOGISCHE LIJST.
8
September»                                               18S8.
10  b Gelderland               W. 1790.
17 Gelderland                   W. 1789. — E.B. 7,1857,113. — E. 58, § Gi, p. 327. — G.stem
262. — W. B. A. 381. — Lutt. 1856,164.
Oefober.
2  Gorinchem Kgr.           W. 1795. — G.stem 266.
8 Heerenveen
                 E. B. 7,1857, 225.
16  Arnhem                       W. 1805. — E. 55, § 55, p. 272.
17  Woerden Kgr.             W. 1892. — G.stem 315.
22 Amersfoort                  W. 2024. — E. B. 7,1857, 359.
29 a H. E.                      v.d.H. G.Z. 13,336. — W.1864.- E. 54, § 21, p. 83.
November»
11  Leiden                        W. 1813.
17  Boxmeer Kgr.             W. 1861. — G.stem 299.
December*
10 Deventer                     W. 1865. — E.B. 7,1857, 519. — Themis 6,1859,96.
JnnunrlJ.                                                             1837.
13  N.-Braband                 W. 1967. — E. 58, § 63, p. 322. — P. W. 1858,1, 89. — T. v. E.
29 Appingadam
                W. 2053.                                                               13,1859,51.
naart*
20  H. E.                          v.d.H. B. E. 21,217. — W. 1838. — E. 55, § 46, p. 227.
21  Appingadam Kgr.       W. 1844.
24 c H. E.                      v.d.H. Sr. 1857,110. — W. 1975. — E. 55, § 49, p. 245.
April.
3  H. E.                         v.d.H.G.Z.14,79. — W.1840.- E. 55, §55, p. 265.
7  Winschoten Kgr.         W. 1852.
21  Winschoten Kgr.         W. 1889. — G.stem 314.
22   f H. E.                      v.d.H. G.Z. 14, 138. — W. 1977c. — E.B. 7, 1857, 225. —
E. 55, § 64, p. 315. — G.stem 359. — HE.... (27).
JanIJ*
10 c H. E.                      v.d.H.G.Z.14,199. -W. 1932a. — E.56, §28, p. 128.
Augimtua*
3 Sommelsdijk Kgr.        W. 1890.
Meptember*
14  Goes                           W. 1953.
18  Brielle                         W. 1906.
November*
3 Nijmegen                    W. 1960.
17 H. E.                          v.d.H. Sr. 1857, 397. — W. 2002. — E. 57, § 24, p. 121.
December*
24 Maastricht                   W. 1945, (1976).
JanonrIJ.                                                              1838.
8  Zierikzee                     W. 2050.
nel.
14 b H. E.                      v.d.H. G. Z. 15,100. — W. 1961. — E. 59, § 25, p. 133.
19  a \'s Hertogenbosch      W. 1972. — O. stem 357.
20  Arnhem                      W. 2014. — 29 Mei 1858.
29 Arnhem                      E. B. 8,1858,503. = 20 Mei 1853.
JaalJ.
9  \'s Hertogenbosch          W. 2014.
-ocr page 71-
CHBONOLOGISCHE LIJST.                                                 9
1838.
W. 2090.
W. 2019. — E.B. 9,1859,2G9. — B. ü4, § 84, p. 40 i.
W.2100.
W. 2160. — B.B. 10,1860, 222.
W.202i.
W. 2055. — B. B. 9,1859,113. — B. 62, § 78, p. 330.
«838.
v.d.II. O.Z. lü, 1. — W. 2023. — E. 01, § 2, p. 5.
W. 2031.
W. 2167. — E. B. 10,1860,223.
W. 2100.
v.d.H. Sr. 1859,253. — W. 20Ü86. — E. 02, § 31, p. 148.
W.2105.
W. 2095.
v.d. H. Sr. 1859,354. — W. 20i3a. — B. 62, § 58, p. 282.
RB. II, 1881,29.
W. 2131.
1880.
W. 2209. — ï.v.B. 15,1861, 6.
W. 2532. — B.B. 12,1862,179.
W. 2234. — G. stem 486.
W. 2168.
v.d.H. B.E. 24, 203. — W. 2179. — E. 65, § 9, p. 01.
vd.H. B.E 24, 264. — W. 2185. — E. 65, § 23, p. 144. —
G.stem 461.
W. 2206.
v.d.H. G.Z. 17,167.
W. 2303. —G.stem 520.
W. 2305.
v.d.H. G.Z. 17, 300. — W. 22456. — B. 66, § 43, p. 311. —
G.stem 485.
1881.
W. 2256.
W. 2280. — E.B. 12,1862,300.
September.
7  Zierikzeo
8  Almelo
XoTombcr.
3  Utrecht
8 Arnhem
Kpconibfr.
C Utrecht Hof
14  Nijmegen
JnnnnrlJ.
a H. E.
20 Qorinchem Kgr.
.ISnnrt.
24 a Arnhem
JU el.
4 a Utrecht
24 b H. B.
J»ij.
24 \'s Hertogenbosch
80 a Maastricht
jiiiij.
16  a H. B.
September.
20 a Zeeland
Octobcr.
17  a Limburg
JnmiarlJ.
20 \'s Hertogenbosch
rebrunrlj.
2 Groningen
.Tlnnrl.
20 Heerenveen
20 Dordrecht Kgr.
jimij.
15  o II. E.
29 b H. E.
September.
10 Limburg
18  b H. E.
19  b Alphen Kgr.
19 c Alphen Kgr.
Oeeember.
19 e H. E.
JnnnnrlJ.
2 Botterdam
Ft-brunrlj.
28 Arnhem
KERK. BEOT.
-ocr page 72-
CHRONOLOGISCHE LLJ3T.
1861.
W. 2285.
W. 228P. — B.B. 11,1861, 637.
W. 2288.
10
April.
22  Limburg
23  Leiden
25  Sliedrecht Kgr.
JuniJ.
5 b Loenen Kgr.
JmiiinriJ.
2:t a H. B.
27  Breda
Haart.
26  Loonen Kgr.
28  Tiel
April.
3 Arnhem
Md.
2Ü Z.-IIolIand
JunlJ.
16  b Z-Holland
17  Nijmegen
JallJ.
17 Gouda Kgr.
JnnunrlJ.
21 c Amsterdam
KfbrnnrlJ.
23  Dordrecht
Staart.
3 b H. K.
April.
21  Breda
22  Amersfoort
JunlJ.
1 Utrecht Hof
17 Hoorn
26 c II. E.
Augtixtu*.
25 b IL E.
Xmciiilirr.
16 Utrecht Hof
JnnunrlJ.
25 Z.-Holland
April.
14 Drenthe
nel.
30 b Groningen Hof
JunlJ.
24  lirielle
30 Leeuwardon
30 Roermond
Augaiitu*.
23  b IL IL
September.
3 Amersfoort
21 Gelderland
W. 2292.
18CZ.
v.d.H. B.B. 26,200. — W. 23 i9. — IL 70, § 15, p. 104.
W. 2358.
W. 2383.
W. 2401.
W. 2366. — B.B. 14,1864, 267.
W. 2395.
W. 2403. — G.stem 576. — W.B.A. 694.
W. 2404.
W. 2394.
IMS.
W. 2484. — E. B. 15,1865, 364.
W. 2562. — E.B. 14,1864,556.
v.d. H. Sr. 1863, 62. — W. 24636. — E. 73, § 38, p. 251.
W. 2515.
W. 2503.
W.2503.-EB. 15,1865,144.
W.2519.
v.d.H. B.B. 27, 436. - W. 2499. - E. 74, § 37, p. 215.
v.d H. Sr. 1863, 257. — W. 2515. — E. 74, § 51, p. 320.
W. 2562. — E.B. 14,1864, 267.
MM.
W. 2502. — R.B. 14,1864,556.
W. 2599. — E.B. 16,1866, 467.
E.B. 15,1865, 294.
E.B. 14,1864,861.
W. 2623.
W. 2772. — G.stem 755.
v.d.H. G.Z. 21,143. — W. 2616a. - E. 77, § 43, p. 342.
W. 2629.
W. 2697. — B.B. 15,1865, 512. — G.stem 717. — W.B.A. 840.
-ocr page 73-
11
CHRONOLOGISCHE LIJST.
December»
UM.
12 Overjjssel
W. 3342. — G. stem 1038.
Jannnrlj.
MMh
26 Maastricht
W. 2663.
Maart*
9 Arnhem
W. 2759. — R. B. 15,1865, £41.
April.
12 a H. R.
v.d.H. Sr. 1865,194. — W. 2698. — R.B. 16,1866, 25. — R. 79,
§ 55, p. 460.
Jllllij.
27 Z.-Holland
W. 2704.
Oetober.
31 Leiden
W. 2770.
December.
18 Overjjssel
W. 2786.
23 o Drenthe
W. 2774.
28 \'sGravenhage Arb.
W. 2754. — B.cnW. 1860,18, 77.
IMS.
8 Limburg
W. 2772.
t\'cbruarij.
16 \'sOravenhage
W. 2772.
W aart.
8 c Noordwyk Kgr.
W. 2845. — W.B.A. 913.
15 Eoermond
W.2838.
April.
25 Alphen Kgr.
W. 2815. - R.B. 10,1866, 673.
JonlJ.
28 a Appingadam
R.B. 17,1867,88.
November.
12 Limburg
v.d.H. B.R. 32, 288. — W. 2885, 2948. — W.B. A. 913.
VebmarlJ.
M0f.
1 Tiel
W. 2879.
12 Gorinchem
W. 2874.
Staart.
11 6 H. R.
W.2883.
April.
8 Rotterdam
W. 2941.
29 Z.-HoUand
W.2900.
September.
7 Z.-Holland
W. 2936.
oetober.
29 Lemmer Kgr.
W. 3001. — W.B.A. 993. — G.stem 875.
November.
26 b Amsterdam
W. 2987.
Haart.
MM.
13 a H. R.
v.d.H. B.B. 32, 250. — B.B. 19, 1869, 1. — B. 88, § 31,
p. 267.
Febrnarlj.
18M.
17 Hoorn
W. 3126.
April.
27 Groningen Hof
W. 3117. — R. B. 19,1869,571.
-ocr page 74-
CHBONOLOGISCHE LIJST.
12
JunIJ.                                                                   186».
24  Sommelsdjjk Kgr. W. 3127.
28  Limburg                     W.3134.
JnnunrIJ.                                                              18JO.
20  Alkmaar                     W. 3237.
22 Leiden W. 3180.
Fj\'hriinrlJ.
25  H. E.                         v.d.H. B.E. 34,288. — W. 3190. — B. 94, § 25, p. 190.
Maart»
29  Groningen Hof           W.3212.
nel.
13  6 H. B.                      v.d.H. B.B.31,453. — W.3214.-B.B.20,1870, 728.— B. 95,
§ ö, p. 40. — G.stem 978.
JonIJ.
1 Utrecht                       W. 3270, (3269). — B. B. 20,1870,664.
17 Tiel                            W. 3284.
29  Utrecht                      B.B. 20,1870,692.
September*
6 Breda                         W. 3291. — P.W. 1870,2,302. — B.W.v.N. 127.
9 Goes                           W. 3403. — B. B. 22,1872,213.
December.
21  a Utrecht                   W. 3318, (3336). — B.B. 21,1871,470.
FebruarlJ.                                                           1871.
22  a Dokkum Kgr.         W. 3383.
22 b Dokkum Kgr. W. 3396.
Haart.
8 Wageningen Kgr. W. 3321.
Mei.
3 Gelderland                  W. 3334. — B. B. 21,1871, 637.
10 Gorinchem                  W. 3377. — G. stem 1047.
JaalJ.
6 Amsterdam                 W. 3392. = 6 Junjj 1873.
27 Zeeland                      W. 3367. — B. B. 22,1872,757.
27  Woerden Kgr.             W. 3346.
JullJ.
17 c n. B.                     v.d.H. G.Z. 25, 508. — W. 3361 b. — G.stem 1042. — W.B.A.
1184.
Anguütaa.
14  Heerenveen Kgr. W. 3450.
December.
5  Doetinchem Kgr.         W. 3489.
Mei.                                                        I89S.
28  Hoogeveen Kgr.          W. 3461. — B. B. 1,1873,118.
November.
25 Z.-Holland                  W. 3536.
JunIJ.                                                           18».
6  Amsterdam                 B. B. 1,1873,199. = 6 Junjj 1871.
30  Limburg                     W. 3621. — M. v. H. 15,182.
-ocr page 75-
UITSPRAKEN ZONDER DAGTE E KENING OPGEGEVEN.
Alphen Kgr.
1 (...1858).
W. 1990.
Amaterdam Kgr. II*
3
B.N. 4,184. — 19 Augustus 1844.
Breda Kgr.
2
W. 1669.
3
W. 2054. — G.stem 396.
Ilordreelil.
6
W. 2017.
Dordrecht Kgr.
4
W. 2017.
Hooge Raad.
27
G. stem 601. f 22 April 1857.
Nijmegen Kgr.
1
W. 593. =»5 Maart 1845.
Zlerlkzee.
3
W. 1597.
Zwolle.
4
W. 2241. —0. stem 490.
-ocr page 76-
LIJST VAN VEBBETEBINGEN.
Domein 4 en 5 — II. K. 29 Februarjj 1856 moet zijn a.
-ocr page 77-
LUST DER VERKORTINGEN VAN DE OPGENOMEN VERZAMELINGEN,
MET OPHELDERING VAN DE AANHALING DIER WERKEN.
A.B. 2,30.
A.V. 5, § 1, p. 1.
O.stem 200.
v.d.H.
» Bel. 5, 1.
>     B.R. 0, 1.
>     G.Z. 3, 1.
» J.enV. 4, 1.
» Sr. 7, 1.
» » 1848, 1, 25.
» Z.R.S. 2, 1.
J.C. 4, 1861, 86.
K.v.H. 258.
Lutt. 1852, 189.
M.v.H. 8, 210.
N.N. 8, 1869, 280.
O.cnM. 8, 1852, 210.
» 14, If, 4 (1862), 170,
P.W. 1850, 2, 160.
B. 10, § 1, p 1.
B.B. 10, 1848, 21.
> 10, 1860, 21.
B.enW. 1853, 8, 287.
E.N. 4, 1.
E. W.v.N. 100.
Bz. 8, KL. 2, 1.
Amstordamsche Begtspraak, deel 2, blz. 30.
Algemeene verzameling van Decisie\'n, Arresten enz. in Eogistratic-
zaken enz., deel 5, § 1, blz. 1.
Gemeentestem. Weekblad aan de belangen van de Gemeenten in
Nederland gewijd, \'s Gravonhage, n° 200.
Verzameling van arresten van van den Hoxert.
Afdeeling Belastingen, deel 5, blz. 1.
» Burgerlijk Eegt en Regtsvordering, doel 6, blz. 1.
» Gemengde zaken, deel 3, blz. 1.
» Jagt en Visscherjj, deel 4, blz. 1.
j> Strafregt en Strafvordering, deel 7, blz 1.
»
             » »           b             jaarg. 1848, deel 1, blz. 25.
j> Zegel, Eegistratie en Successie, deel 2, blz. 1.
Juridische Correspondent, deel 4, jaargang 1861, bl. 86.
Mr. F. Kuijper van Harpen, verzameling van gewijsden in zaken
van Zeo-Assurantie sedert 1838, blz. 258.
Luttenderg\'s Chronologischo verzameling van wetten on beslui-
ten, thans uitgegeven door L. N. Schuurman, jaargang 1852
blz. 18«J.
Magazjjn van Handelsregt, door Mrs. A. de Vries en J. A. Molster,
deel 8, blz. 210.
Notariële Nieuwsbode, deel 8, jaargang 1869, blz. 280.
Opmerkingen en Mededeelingen van Mrs. A.Oudeuan en G. Diephuis
deel 8, jaargang 1852, blz. 210.
Opmerkingen en Mededeelingen van Mrs. A. Oudeman en G. Diephuis
deel 14, 2» reeks, deel 4 (jaar 1862), blz. 170.
Periodiek Woordenboek der Registratie, jaargang 1850, deel 2
blz. 160.                                                                               \'
Nederlandsche Begtspraak door Mr. A. Brocx en J. Coiiex Stuart,
thans vervolgd door Mr. de Gijselaar , deel 10, § 1, blz. 1.
Begtsgoleeid Bijblad, behoorende tot de Ned. Jaarboeken voor
Regtsgeleerdheid en Wetgeving, deel 10, jaargang 1848, blz. 21.
Begtsgelecrd Bjjblad, behoorende tot do Nieuwe Bjjdragcn voor
Regtsgeleerdheid en Wetgeving, deel 10, jaargang 1860, blz. 21.
Eegt en Wet, Tijdschrift voor het Notaris-ambt, jaargung 1853
deel 8, bl. 287.
Het Begt in Nederland, uitgegeven door Mr. C. H. Perk en
Mr. M. H. \'sJacob, deel 4, blz. 1.
Eegtslrandig Weekblad voor hot Notaris-ambt, nummer 100.
De Eegtzaal, bearbeid door Mr. J. B. Vos, onder toezigt van
Mr. J. E. Goudsmit, deel 8, Koophandel boek 2, blz. 1.
-ocr page 78-
II
Themis 5, 1844, 1.
T.v.N.R. 3, 60.
T.v.R. 11, 1857, 1.
V. 8, 2° gd. 1.
V. Bel.
V.enO. 1, 1854, 1.
W. 3375.
W.B.A. 100.
W.v.N.R. 48.
Themis. Regtskundig tijdschrift, door Mrs. Dav. H. Levyssoiin,
A. DE Pisto, enz., deel 5, jaargang 1844, blz. 1.
Tijdschrift voor het Nederlandsch Eegt, onder redactie van
Mr. A. Oudeman en Mr. G. Diepiiuis, deel 3, blz. 60.
Tijdschrift voor de Registratie, het Notaris-ambt, het Hypotheek-
wezen en do regten van Zegel en Successie, elfde jaargang,
1857, blz. 1.
Verzameling van decisie\'n, arresten enz., in registratie-zaken enz,
deel 8, tweede gedeelte, blz. 1.
Verzameling der wetten, besluiten enz., betreffende de dir. bel.
en de in- en uitgaande regten en accjjnsen.
De Juridische Vraagal en Opmcrker, deel 1, jaargang 1854, blz. 1.
Weekblad van het Kegt, n° 3375.
Weekblad voor Burgerlijke Administratie. Arnhem, n° 100.
Weekblad voor Notaris-ambt en Registratie, onder redactie van
J. P. Spbenger van Eijk, te \'s üravenhago, n° 48.
Waar eenig nummer, bv. van het Weekblad van het Eegt, of eenige bladzijde, twee
of meer uitspraken van dezelfde dagteekening bevat, is ter onderscheiding bij do cijfers
eeno volgletter gevoegd; vermits echter eeno tweede beslissing van denzelfden dag en
van hetzelfde collegie soms eerst gedurende de bewerking verschijnt, wordt aan dio
tweede beslissing de eerste volgletter a gegeven.
Waar de namen van provinciën en van steden dezelfde zijn, beduidt de naam
alleen, zonder eenige bijvoeging, de vonnissen van Arr.-Regtbanken. De bjjvoegingen :
H. G., Hof, R. v. J., Kgi., Kgd., Arb., lna., Kit., beteekeneri dat do beslissingen zijn
gewezen door het (voormalig) Hoog Geregtshof, het Prov. Geregtshof, den Raad van
Justitie, door het Kantongeregt, in Kort geding, door Arbiters, in lslen aanlep, door
den Krijgsraad. H. Ger. N. I. beteekent Hoog Geregtshof van Ned. Indië; H. Mil. Ger.
betcekent Hoog Militair Geregtshof.
De gewijsden welke zonder opgave van dagteekening zijn uitgegeven, zijn afgedrukt
in alphabetische volgorde van de Regterljjke collegiün dio ze gewezen hebben; bijaldien
deze beslissingen in eenige verzameling ook onder hare dagteekening zijn opgegeven, is
daarheen verwezen, even als ook over en weder verwijzingen bestaan tusschen do uit-
spraken, dio ondor verschillende dagteekeningen voorkomen.
r
71