-ocr page 1-
^3^§@^r
Een met bepselloes everleoper
tot de tegenpartij.
WAARSCHUWEND TIJDWOORD
ÏEGEN
DEN VOLKEN- EN GODSDIENSTHAAT,
UITGESPROKEN
OP DEN pEDENKDAG DER ^ERVORplING IN «871 r
in de groote Kerk te M a a « s l u is,
DOOR
P. J. R LAAN,
Predikant aldaar.
»Wat gij niet wilt, dat u geschied\',
I)i>c dat ook aan een ander niet!"
Een oud zelden vergelen en zelden
in praktijk gebracht rijmpjen.
MAASSLUIS,
J. VAX SER ENDT.
-ocr page 2-
tO£?pL
yy\\rv)
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
i£ó<?t KkTZ:
den vol ken- en go ds die nstlia.it.
Immers bemint Hij de Tolken ! Al zijne
heiligen zijn in uwe hand; zij zullen
in hel midden lusschen uwe voelen
gezet worden ; een ieder zal onlfangen
van uwe woorden.
        Dut. 33 : 3.
M. H. //Vooruit!" is het wachtwoord van onzen
tijd ! Een jaar is voorbijgegaan, sedert wij in dit bede-
huis vergaderd waren om te spreken en te hooren over
dat gewichtige woord des zaligmakers: //Ik ben niet geko-
men om den vrede te brengen op aarde, maar hel zwaard."
Het is wederom hervormingsdag en weder acht ik mij
geroepen om een woord des tijds tot u te spreken. Hoe
geheel anders zijn echter de omstandigheden, waaronder
wij thands bijeenzijn, nu het vrede heet; in 1870 waren
hoofden en harten vervuld van de jammeren des reuzen-
stfijds en de handen waren opgepropt met pluksel om
wonden te verzachten, de voeten waren bereid om naar
de Lazareths zich te begeven, de pennen gescherpt om
Pruissen te schelden of Frankrijk te laken; en waarin
men ook verschilde, of men den zegen des oorlogs verhief
of de schande des krijgs verachtte, men stemde te samen
-ocr page 6-
2
overeen in medelijden met het lot dat vele ongelukkigen
boven het hoofd hing en men vroeg elkander dagelijks:
Wat zal het morgen weer zijn? Hoeveel bloed moet er
nog stroomen ?
«rVo o r n i t" is de leus van de negentiende eeuw; Amerika
met zijn jeugdig bloed en mannelijke veerkracht roept het
eerst, het staat vooraan op de baan der beschaving en op
den weg, waarop men dagelijks nieuwe dingen hoort en
ziet, om niet als voorheen het oude te bewaren en te
overleggen in het hart; maar wat gisteren was reeds
morgen te verseten en om met locomotief, telegraaf en
stroom van nieuwsbladen voortgestuwd te worden naar
de toekomst.
//Vooruit" is het bevelwoord van deze eeuw en alles
moet volgen, gewillig of ongewillig; ook het oude Europa
moet meê, als een struin pelende grijsaard, wiens jeugdige
verbeelding en kracht op nieuw worden te voorschijn
geroepen door die jonge nieuwe wereld; het moet al
zijne laatste krachten inspannen en voorwaarts gaan op
dezelfde baan.
De oorlog is voorbij, voorbijgegaan met de snelheid
van onze eeuw, de vrede hersteld; het is nog geen jaar
geleden en toch, hoe wonderlijk het schijne, het is zoo;
zoo snel zijn wij voortgejaagd op onze spoorbaan, dat de
oorlog zoo goed als vergeten is en hoe vreesselijk, hoe
dreigend, hoe bloedig hij was, hoezeer hij het bijna eenige
onderwerp van gesprak uitmaakte, hij behoort tot de
snelle negentiende eeuw; het is als was er geen oorlog
geweest, als waren geer.e duizende dooden gevallen; die er
lang over zou willen spreken, zou ouderwetsch heeten; zelfs
de geschiedboeken daarover worden naauwelijks gelezen;
immers men gunt zich geen tijd; //vooruit!" is de leus.
Wat is er in het afgeloopcn jaar veel veranderd en
-ocr page 7-
3
geschied; wat staat er no/ veel voor de deur; hoe geheel
arvlers zijn de toestanden en is de gedachtenkring gewor-
den, waarin wij ons thands bevinden? VVie had weinige
jaren geleden zulk een toenemend versnelden gang van
gebeurtenissen kunnen vei:noedf>n? Vreemd klonk reeds
in aller oor de vrijmaking der slaven in de vrije Ovcr-
zeesche Staten on het ontstaan van een klein maar krachtig
werkend Liberia in liet duistere Afrika; wie echter had
gedroomd dat 1871 getuige zijn zou van één eenig Duilsch
keizerrijk, van een door Duitschland onthroond en door
de twisten tusscheu roode en blaauwe republikeinen, tus-
schcn konings- en kcizersgezinden ontzenuwd Frankrijk,
van een half vermoord Parijs, van een onfiilbaren onfeil-
baar van wereldlijke macht beroofden Paus, van eene
reactie onder oud- bijna dood verklaarde Catholieken,
van een eenig Italië en een zich herstellend Spanje, beiden
met een vroeger onverdraagzaam Oostenrijk voor het
Evangelie geopend ?
Ziet, deze dingen zijn van den Heere geschied en
wonderlijk in onze oogen.
Deze dingen zijn de gezegende vruchten van een droe-
vigen oorlog, door God gewild, ten goede bestierd en
daarom gezegend, wie er ook tegen protesteere; dit zijn
de teedere en kostbare planten voor \'s Heeren hof bewaard,
geworteld in een door bloed vruchtbaar gemaakten bodem
en gekoesterd door den zonnegloed der verdrukking; deze
planten zouden niet bestaan, indien de oorlogen de volken
niet beroerd en den drukkenden staatkundigen dampkring
niet gezuiverd hadden als door een geweldig maar gezegend
onweder, onder het bliksemend flikkeren van het doodend
staal en het knallen der donderkanonnen; integendeel
zonder den oorlog waren deze vruchten in onzuivere lucht
gestikt en in stede daarvan, had God het niet verhoed,
-ocr page 8-
4
zouden millioenen bij milüoenen geslacht zijn uit vofkcn-
nijd, Godsdiensthaat en arbeiderswrok.
En thands? het heet vrede, het schijnt kalm, ja als na
«en onweder zoo dood stil, dat. men soms niets hoort als
gebeurde er niets jgelijk in de natunr als dan geen windjen
blaast, zelfs geen blaadjen wiegelt op de lucht; bedrog!
al te maal bedrog! Wat vrede, Jehu\'s van onzen tijd!
zoolang de rassenhaat, maar tijdelijk machteloos, niet blijft
onderdrukt; maar tijdelijk gesmoord, tijd en wraak zoekt
1*11 woelt in een listig Rusland, eene Slavonische bevolking
van Oostenrijk, een trotsch, wuft, met wrok overkropt
Frankrijk P Wat vrede, zoolang Jesu\'itismé, Ultramon-
tanisme, Puseïsrne nog bestaan en den moed niet opgeven
om bloed te zien, al zijn zij voorbarig geweest en daarom
verslagen? Wat vrede, zoolang de arbeidersklasse, in
plaats leergeld te ontfangen in Parijs, omgekeerd dol en
listig wordt en aricli overal vertakt en overal indringt om,
door den telegraaf en de snelheid des tijds geholpen, op
het rechte tijdstip en overal te gelijkertijd, ware het moge-
lijk, alles te verbranden en gelijkheid in stand en geld
met geweld te voorschijn te roepen?
Wat baat één onweder, hoe hevig ook, als de lucht
zwoel en drukkend blijft er. het evenwicht in de elemen-
ten niet geheel is hersteld?
En daarom het kan op den duur geen vrede, blijven,
al wordt de vrede tijdelijk gerekt; de oorlog moet, waar
dan ook, op nieuw losbranden, zoolang de nawerking nog
niet krachtiger wordt gevoeld.
Wat mij aangaat, ik wensch geene hopelooze pogingen te
doen om den stroom des tijds in staatkunde, maatschappij
en kerk te stuiten; ik wensch niet eenzelvig in een schelp
te kruipen om al wat oud is te bewonderen en het nieuwe
te verachten. Geen zelfstandig ontwikkeld Christen, die
-ocr page 9-
5
Jezus\' bc Je verstaat: u Vader! Ik wil niet dat Gij ze uit
de wertld wegneemt, maar bewaart van den boe-ze*\'\'
noemt het menschenvrees , behaagzucht, modezucht, als
men mcdegaat met zijn tijd, den grooten stroom volgt in
het geloof, omdat men weet dat God ze stiert; en daarom
laat ik mij op dien stroom mede afdrijven op de trouw
en de genade Gods; doch omgekeerd, omdat ik in liet geloof
medega, waar een ander uit blindheid volgt, daarom houdt ik
ook mijn beginsel vast, waar een ander beginselloos, mode-
z:ek is en a 11 e e n aan het nieuwe hangt en ik blijf ook bij
het oude, al moet ik het eens loslaten, om het als tijdelijk werk
Gods te waarde ren op het gevaar af van ouderwetsch teheeten.
Zoo ben ik dan ook niet één haarbreed veranderd in mijne
gevoelens omtrent den oorlog, dien ik ten vorigen jare
droevig, smartelijk noemde, doch een noodzakelijk kwaad
naar Gods raad, in overeenstemming met Gods deugdenr
natuurlijk, noodzakelijk en van veelzijdig nut. In tegen-
deel ik ben in mijn gevoelen versterkt, ziende op de
gevaren, waaraan het protestantisme ontkomen is en de
vruchten, die het thands plukt en nog meer zal plukken,
ais er nog eens zoo\'n onweder losbrandt.
Ik stond verleden jnar met dat gevoelen niet geheel
alleen in den lande , ik had enkele mannen van naam
op mijne zijde; doch wel bijna alleen en hevig was de
tegenspraak tegen deze schijnbaar oorlogzuchtige richting,
beiden in dagbladen en geschriften.
Van waar die tegenspraak? Waren de bewijsredenen
der tegenpartij geheel van grond ontbloot? dat zij verre;
men was slechts bekrompen in zijne meeningen, men bezag
de toestanden zeer juist, maar van ééne zijde en die
eenzijdigheid, niet onjuistheid, was en is de fout van de
mannen des Vredes in onzen tijd.
Daar staan wij nu als twee polen over elkaar; de ee»
-ocr page 10-
ff
oorlogzuchtig, lhfdelocs in schijn, du ander teêrhartigv
en lief van buiten; laat ons nu zien dat twee uitersten
elkander raken, dat ik mij spiegelen wil aan de fout der
eenzijdigheid, dat ik mijn beginsel kan vasthouden en
evenwel tot mijn tegenpartij kan overloopen niet als een
verrader, maar als een bestraffend vriend om ook op haa r
standpunt mij te plaatsen en aan te toonen dat ik den
oorlog wil houden voor een noodzakelijk kwaad, maar
dat ik ook omgekeerd de liefde en broederschap bemin,
dat daarom de oorlog, hoe noodzakelijk ook, kwaad blijft,
zoodat het verschil tusschen deze twee polen eenvoudig
ophoudt zoodra zij elkander raken, met andere woorden
gezegd, zoodra de tegenover elkander staande ïneeuingen
tot een geheel gevormd worden en het blijkbaar wordt
dat liefde tot allen het beginsel Gods, het einddoel Zijner
werken en de roeping des Christens is, terwijl alleen de
bekrompenheid van meeningen en de list, heerschzucht,
wraak en bloeddorst van anderen, de bereiking van dit
einddoel zonder oorlogen eenvoudig onmogelijk maken.
Let wel M. Ii.! Wat wij thands gaan doen; wij nemen
van het vroeger gesprokene niets terug, wij blij\\en bij
de leus: //Leve de oorlog tegen het rijk der duisternis!
bidt God om \'s Geestcs kruid en lood en schiet dan al
de duivels dood!" Maar daar het vrede heet, steken wij
de witte vlag uit, wij vragen toegang als vrienden bij
onze vijanden, wij loopen zonder verraad van een enkele
partij tot hun over en wij zoeken elkander te begrijpen
en uit twee verschillende melodiën één schoone harmonie
te vormen.
Wij zullen dan nu op dit Hervormingsfeest eens een echte
Hervorming beproeven en n naar aanleiding van onzen tekst
waarschuwen tegen volken haat en godsdienst haat
om de slotsom op te maken van onze meening.
-ocr page 11-
\'t
Weg met de Vredebondcn! Kome nogthnnds de VredeT
maar alleen door u, o God des Vredes en der Liefde! AMEN.
I.
//finmers bemint Hij de volken!" Zoo luidt liet liefelijk,
aantrekkelijk woord van dien God, die al.\'e volken gescha-
pen heeft, die al zijne schepselen bemint, die een alkeer
heeft van het Particularisme of den volkenhaot, een
heerlijk woord dat men liet minst bij Mozes zoeken zou,
die het bevel gaf de Kanaariieten uit te roeien en dat
toch zoo natuurlijk is in den mond eens mans, zacht-
moedig meer dan alle menschen op den aardbodem. Neen
daar is geen aanneming des peisoons bij God, al heeft Hij
tijdelijk zijne keurbende, zijne eeistelingen, die volgens
die orde, waarmede Hij met het kleine begint om het
langzaam uit te breiden, tijdelijk bevoorrecht worden
boven de anderen; Hij bemint de volkeu, allen zonder
onderscheid en de dag breekt aan, dat de uitbreiding der
\'iefdearmen Gods h:\\re volkomenheid erlangen zal, dat
het deksel van alle oogen zal worden afgeworpen, dat
Hij allen in liefde omvatten zal, eeue ontelbare schare
van allerlei natiën, volken, talen en tongen.
Of zou die leer in strijd zijn met de Schriften des
Ouden Testament?, met wet en Profeten? Juist het
tegendeel M. II. Wij vinden in de oude boekrollen der
Joodsche schrijvers vele getuigenissen en daden Gods
opgeteekend, die ons aanwijzen met hoe teedere liefde
Hij het oog op alle volken gevestigd hield.
God belooft aan Japhet, den stamvader van het halve
heidendom, dat hij in Sems tenten wonen, dat zijn nageslaoht
in de zegeningen der openbaring deelen zal. God verwart
de spraken der volken bij Bubels toren, opdat zij niet
op één plek door overbevolking sterven of door nijd ea
-ocr page 12-
8
heerschzucht elkander verdelgen zullen. Schitterende ge-
lcovigen, die of alleen door hun Godsvrucht of ook door
hunne wonderen en als proeven eener in het oog loopende
voorzienigheid de aandacht der heidenen trekken moesten
en hun ten zegen zijn, liet God in het midden der volken
wonen en teekenen verrichten om uit liefde Zijn naam
alom bekend te maken. Job en Abraham, Jacob en Jozef,
Salomo en] Daniël waren bij de heidenen van nabij bekend}
Mozes naam werd ook door heidenen met eerbied en achting
genoemd.
ii Vervloekt zij de menscb", zoo moest men roepen op
den berg Ebal, //die het recht van den vreemdeling
buigt", en al het volk moest zeggen: //Amen!" en Mozes
gaf het wetten als regel van gedrag tegenover de volken.
Heerlijk zijn ook de beloften den heidenen toegezegd
onder den ouden dag. Hoe liefelijk is de profetie van
David aan het slot van Psalm 22, als hij bij zijn harp
zingt: //Alle einden der aarde zullen het gedenken en
zich tot den Jehovah bekeeren, en alle geslachten der
heidenen zullen voor uw aangezicht aanbidden; want het
Koninkrijk is des Heeren en Hij heerscht onder de volken."
In Psalm 72, het lied voor Salomo, heet het: zrAlle
heidenen zullen den Messias welgelukzalig roemen. De
gantsche aarde worde met zijne heerlijkheid vervuld."
Vooral Jesaia is in dezen de Profeet des Nieuwen Ver-
bonds; vele en schoon zijn zijne dichterlijke toespelingen
op het toekomstig geluk der heidenen; om maar een
doorslaand bewijs te noemen: in Hoofdstuk 66 noemt hij
het de hoogste weldaad Gods aan Israël bewezen, dat al
de Heidenen diens geestelijke kinderen zullen zijn en hij
noemt ze herhaaldelijk de broeders zijns volks.
Het zou ons weinig moeite kosten bij vele andere
profeten dergelijke profetiën te vinden; maar het reeds
-ocr page 13-
I
t>
gezegde zij voldoende, om u te ben-ijzen hoe goed de
Heere God over de heidenen dacht, Zijne beloften en
bemoeiingen met de heidenen worden zelfs lieferijker en
teederder, naarmate de komst Tan Christus nadert, volgens
die orde, naar welke God langzaam de zaken uitbreidt;
zoo moest de tempel te Jerusalem voorzien worden van
een Voorhof voor de heidenen, hetgeen bij den tabernakel
niet het geval was en vinden wij in Rachab de overspe-
lige, ïtuth de Moabitische bewijzen dat God ook heidenen
begenadigde, Naaman de Syriër en de weduwe van Sarphat
geven ons, naar Jezus getuigenis, zelfs het teeken van
eene zichtbare uitverkiezing van sommige heidenen boven
de Israëlieten. Nog sterker spreekt de bekeering van
het reusachtig Nineveh op de prediking van Jona, in
dagen toen Israël der verharding werd prijs gegeven, als
een bewijs van de onpartijdige liefde Gods.
Wat zegt gij vooral M. H van dat bestuur, dat Israël
70 jaren in ballingschap drijft, opdat overal Joden zouden
wonen om in alle oorden Gods naam bekend te maken,
terwijl een Nebukadnezar, een Darius, een Cyrus bewijzen,
dat dit alles niet ijdel was; Cyrus de reuzenvorst wordt,
zelfs zalig gesproken in Jesaia 45 en tevens protest
aangeteekend door den profeet tegen diegenen, die daarom
Gods vrijmacht zouden willen lasteren.
Wanneer wij eindelijk de geschied boeken der wereld
buiten den Bijbel opslaan, dan zie» wij niet alleen dat
voor Christus geboorte het heidendom reeds zichtbaar den
invloed van Israël ondervond iu Aegypte, Arabië, Persië
én andere oorden; maar ook de geschiedenis zelve van
alle volken der aarde van de vroegste dagen af draagt
voor die geoefende onderzoekers, die op meer dan feiten
letteD, de kennelijke bewijzen van een liefdevolle voorzienig-
heid Gods.
-ocr page 14-
*
10
Is er nu ecne kennelijke opklimming in de werken
Gods, d-m spreekt het van zelf, dat het Nieuwe Testament
nog meer bewijzen van Gods liefde tot al de volken
leveren moet.
Jezus Christus is in dezen kennelijk het evenbeeld van
dien hernelschen Vader, die met het kleine begon, om
allen te redden, die eerst schijnbaar uitsloot om daarna
te krachtiger in te sluiten; want Jezus spreekt als de
God van den ouden dag en leert niet anders dan Mozes,
diens Vriend; in schijn bekrompen doet Hij als Mozes,
die zich tot één volk bepaalde, maar alle volken lief had;
Hij komt alleen voor de verloren schapen van het huis
Israëls, maar Hij beveelt zijne Apostelen allen volken
het Evangelie te brengen. Hij werpt ook de heidenen
nooit uit, die tot Hem komen, de Syro-phenicische is er
het bewiJ3 van; zelfs kiest hij een hcidensch hoofdman
uit om in diens hart een geloof te werken, dat Hij in
Israël niet vond en Hij bevoorrecht een lichtzinnige Sama-
ritaansche vrouw met de wetenschap, dat Hij de Messias
was, die Hij verborg voor zijn volk. Hij getuigt dat Hij
schapen heeft, die van den Joodschen stal niet zijn en
Hij waarschuwt in de gelijkenis van den barmhartigcn
Samaritaan tegen volkenhaat en die trotschheid, die alleen
den broeder //naaste" noemt. Hij toont aan, dat de
heidenen, die ter elfder ure binnenkomen hetzelfde loon
ontfangen van den Jood, die den gantschen dag gear-
beid heeft.
Op die baan der algemeene menschenliefde stuwt God
door zijn Geest ook Jezus Apostelen voort; zij moesten
alle talen spieken om alle volken te winnen; Petrus
zag de onreine dieren zich tot spijze aangewezen,
opdat Hij tot de heidenen zou gaan, Paulus, tot Apostel
der heidenen geroepen, getuigt: //Zou God geen God
-ocr page 15-
*
11
»1er heidenen zijn?" Johannes omvat in zijne liefde alle
volken.
En de geschiedenis van wereld en kerk in de Middel-
eeuwen en den nieuwen tijd bewijst in toenemende mate
hoe het geloof en de invloed des Evangelie\'s meer en
meer het deel van alle volken worden moeten.
Reeds de Apostelen predikten met grooten zegen tot
Spanje, China en Indic toe; het weleer geheel heidensch
Europa werd in de eerste eeuwen voor het Christendom
gewonnen en door het Christendom beschaafd; in onze
eeuw breidt de Evangelie-leer door duizende Zendelingen
zich uit over alle werelddeelen, zoodat de tijd nabij is
dat alle menschen den naam van Jezus bij name kennen,
om niet te spreken van de zegenende vruchten, die de
eeuwigheid openbaren zal. Zelfs die volken, die het
Christendom thands nog niet hebben aangenomen, onder-
vinden reeds kennelijk den invloed der Christelijke bescha-
ving; den spoorweg en de telegraaf, de drukpers en de
kunsten vindt men bijna overal en ofschoon de oorlog
nog niet wijkt en de volkenhaat nog blijft, het aantal
neemt met reuzenschreden toe onder alle volken, zelfs,
hoe vroemd het klinkt! onder Brahminen en Chinezen,
onder Turken en Indianen, die naar verbroedering, naar
eenheid onder alle volken smachten. En omgekeerd, de
beide rassen, die door de Christenen het meest gehaat wor-
den, namentlijk de Joden en het geslacht van Cham vinden
meer dan ooit geopende harten en een toegenegen oor.
Wel is waar, wij hebben weinig op met Vredebonden;
wij houden het internationaal verkeer voor den kanker
der natiën, omdat da.irdoor de burgerstand weg valt en
men vergeet dat God de scheidsmuur der talen heeft
gesteld en gewild, maar omgekeerd, in datgene vat wij
afkeuren, zien wij toch Gods raadsbestuur en ik voor
-ocr page 16-
*
12
mij zegen het bestaan vau de afkeuringwaardige inter-
nationale betrekkingen, omdat zij, hoewel niet dan na
veel bloedstoiting, leiden moeten tot de algemeene leus:
Weg met het particularisme, weg met deu volkenhaat!
Zijt gij nog niet overtuigd ? Wie geeft u het recht een
Jood uw innigste liefde te weigeren, gij die aan de Joden
uw Godsvereering dank weet, gij die weten kunt, dat de
meeste energie, de sterkste geestkracht, het meeste genie,
als het maar niet verdorven wordt in het materialisme,
bij de Joden schuilt en dat God de volken straft, die
de Joden haten?
Hoe dolzinnig is de redeneering van sommigen, die
maar al te veel invloed hebben en durven beweren, dat
een Papoe of Kaffer te dierlijk zijn en te dom om uit
denzelfden mensch afkomstig te zijn, die de stamvader is
van het Kaukasische ras, maar die tegelijkertijd zich niet
schamen in ernst te bewijzen dat een aap hun grootvader
is en een baviaan hunne nicht?
Maar de geschiedenis zelve loochenstratt die dwazen.
In Amerika zijn de slavenhouders en de vijanden der
emancipatie heerlijk beschaamd door het bewijs, dat in
Neger, Indiaan en Mulat dezelfde geestvermogens als in
Europeauen schuilen en nog onlangs heeft een Kaffer uit het
land der Bassoeto\'s in Parijs en een Nu bier in Zwitserland
eene welsprekendheid en zeggingskracht geopenbaard, die
menig onnoozel Europeaan tot jaloerschheid mag wekken.
Ach! M. H.! Weest niet langer als de Pharizeën
van Jezus dagen, die de Samaritanen verachtten en
de heidenen honden noemden; spiegelt u aan den vol-
kenhaat der Slavoonschc Bussen en der dwcepzieke
Frauschen; haat niet langer eene Franschman, omdat
hij lichtzinnig, een Eugelschman omdat hij hooghar-
tig, een Duitscher omdat hij een kruiper, een Italiaan
-ocr page 17-
18
omdat hij bedriegelijk heet, koppige, bekrompen Hol-
landers !
Ziet den balk in uw eigen oog; alle volken, ook wij,
hebben hunne gebreken, omdat alle zondaars zijn, maar
ook allen hebben hunne maatschappelijke deugden, aie wij
beminnen en leeren moeten; oordeelt niet, opdat gij niet
veroordeeld wordt en leert de les der liefde: //Gelijk gij
wilt dat u de menschen doen, doet hun desgelijks."
Zijn hier geene tegenwerpingen te maken P Was er
bij God geene aanneming des persoons, als Hij onder den
ouden dag en zelfs nog talloos vele heidenen hunne eigen
wegen laat wandelen, aan Jacob en Israël naar Psalm
147 allen zijne wetten en geheimen meedeelt en zelfs dat
volk streng beveelt de Kanaanieten uit te roeien? Wij
andwoorden in geenen deele; reeds hebl>ui wij gezegd,
dat Israël het uitgangspunt was voor alle volken zonder
uitsluiting, met langzame opklimming en uitbreiding; wij
voegen er nog bij dat de hemelfche Vader eerst streng,
daarna zacht tegenover zijne kinderen is; wij gelooven
dat God tooncn wil aan het mensclidom hoe dwaas en
zondig het is zonder zijne tusschenkomst uit kracht der
tegenstelling tusschen Joden en heidenen, opdat het zich
doodloope in de ellende en voor verlossing vatbaar
worde, als het verloren is; wij beroepen ons op Petrus,
die van omgekomenen in den Zondvloed zegt — en wij
voegen er bij: van vele andere gedoodden. //Zij zijn ver-
dorven naar het vleesch, opdat de Geesl behouden worde".
Neen, Mozes leert niet andprs dan Jezus, men begreep
Mozes maar verkeerd, zoolang de vormen heerschten,
gelijk nog onder het vormelijke Christendom het geval is.
En wat de toepassing der doodstraf betreft, God was
onpartijdig; de ongehoorzame Israëliet moest even goed
sterven als de trotsche Kanaiiuiet.
-ocr page 18-
14
Ook geloof ik niet dat doodslaan ligt in Gods bedoeling,
nl leidde Hij Israël vlcescheÜjk, zoodat Hij ze wetten
gaf met zijne heiligheid schijnbaar strijdig. Als God zegt:
//Slaat dood!\'\', dan is dat geestelijk en niet yleeschehjk, en
dan beteekent dat: //Doodt ze met de redenen uws monds,
bekeert ze dus!" Nu kan God misverstand in zijn volk
dragen en op hun laag en kinderlijk standpunt tijdelijk
goedkeuren en zegenen en zelfs ongehoorzaamheid daarin
straffen, maar het beginsel Gods is liefde: Hij stelde een
teeken der veiligheid aan den doodslager Kaïn; Jezus
ectuigt: //steek uw zwaard in de schede;" en wederom : //die
u zal dooden, zal zich maar verbeelden, dat Hij God een
dienst doet", maar het is zoo niet; de doodstraf, bij Israël
in gebruik en bij ons bijna afgeschaft, achten wij gelijk
den oorlog waar Gods raad en een tijdelijk noodzakelijk
kwaad om der zonden wil; doch dan ook een kwaad,
onbestaanbaar met de liefde Gods, die niemand doodt en
de genade van Jezus, die niemand verderft, maar voor
zijne vijanden bad en een moordenaar medeuam naar het
Paradijs.
Uit dit oogpunt is het verklaarbaar, dat God tijdelijk
dit heilgeheim zijner liefde tot schuldigen, gedurende de
bedeeling des vlcesches in den ouden dag, niet bekend
maakte aan liet vleeschelijk Israël, gelijk Hij ook nog
het vormelijk Christendom in zijne dwaling laat; hieruit
is het te begiij[:en hoe God aan Josua, David, Keizer
Wilhelm de overwinning schenkt en den rechter zegent,
die een rechtvaardig doodvonnis uitspreekt, maar het
wezen Gods is lii fde en vormt Hij een wereld van Geesten
naar zijn beeld in stoffelijke vormen des vleesches, dan
.«preekt het ook van zelf, dat de toestand van zaken juist
omgekeerd, dat wil zeggen: liefdevol, Geestelijk is in de
bcdeelmg des Gecslcs of des Nieuwen ïestaments, als
-ocr page 19-
15
Tiet vleesch , de schors geiijk bij de noot weg valt, de kern
openbaar wordt en er maar één nieuw en toch oud gebod
overblijft: //Hebt alle menschen lief, gelijk God ze allen
bemint."
Het Christendom of Geestelijk Israël wordt Geestelijk
geleid, mag niemand dooden naar het vleesch, doch wordt
geroepen om allen te dooden, dat is te bekeeren met de
redenen des monds; daarom is het ook uit aile volken
en daarom ook voor alle volken.
II.
Gelijk pr alzoo geen Particularisme of volkenhaat mag
bestaan, zoo verwerpen wij ook het exclusivisme of den
Godsdiensthaat.
Gij heidenen! Wat baat gij allen, die uw bijgeloof niet
liefhebben? Gij Arabieren! wat veracht gij allen, die
Mohammed niet eeren? Gij Katholieken! wat doet gij,
dat geen volger van Jansenins in gewijde aarde rusten
mag of dat peper en zout goed zijn voor een gevilden en
gekorven Geus? Gij Protestanten ! wat verdoemt gij andere
gezindheden met uw meer dan 250 richtingen en secten in
eigen boezem ? Gij Joden! wat spuwt gij tegen de heidenen ?
Gij Afgescheidenen! waarom zingt gij: //Eert geen uit-
landsch God, wacht u voor nw\' zielen ?" daar gij op u
zelve niet past? Die God, die aller vleesch haat, maar
alle volken bemint, haat ook aller Godsdienst, daar Jezus
niet gediend wil worden, omdat Hij zelf dient, maar
heeft allen lief, waarin zijne kinderlijke vreeze woont,
al hebben zij ook de grootste dwalingen; uit alle talen
of volken kiest Hij ze uit, maar ook uit alle tongen of
belijdenissen, die de voorloopers zijn in de kennis van
zijne zalige liefde en genadeleer.
Allen die zondaars zijn, zijn geheiligd in Christus,
-ocr page 20-
16
den Zaligmaker v^n zondaren en de hcmeJsche Vader is
de God van alle heiligen i n Hem, dus van al die zon-
daren; daarom zegt Mozes in onzen tekst: wal zijne
heiligen, ziende op alle volken en belijdenissen, zijn in
uwe hai.d." Daarom moest Petrus slachten en eten en
daarom slachte en ete een ieder Christen zijn naaste, zijn
evenmensen in geestelijker, zin, dat is hij overtuige hem
en ete van de vrucht.
Alle Godsdiensten en belijdenissen hebben hare gebre-
ken, velei: zeer groote en talrijke gebreken, maar ook
niet ééue Godsdienst op aarde is zoo gebrekkig, zelfs der
heidenen, dat er niet nog iets goeds uit te leeren zou
zijn, zij hebben allen ook hunne goede zijde, hunne leer-
zame zijde voor het onpartijdig en zachtzinnig oog; o
Protestanten ! noemt niet ééne Godsdienst een poppenkast,
waar de uwe de grootste is, ziet uw balk zoo zwaar en
groot niet voorbij, denkt dat er geen heiligmaking is
buiten de wet der liefde en wat gij wilt dat anderen van
u denken, denkt dat van hen. Ook hierin leert Mozes niet
anders dan Jezus en Paulus en Luther hadden te wandelen op
hetzelfde spoor. Protestanten! protesteert op den Hervor-
mingsdag tegen alle gewetensdwang en Godsdiensthaat.
Toen in den ouden dag vleesch en vorm heerschten,
begreep men Mozes niet recht en Mozes zelf was niet
alwetend, zoo ook zoolang het Protestantisme door vormen
en uitsluitingsgeest beheerscht wordt, begrijpt het zijne
roeping, begrijpt het Jezus niet en als Paulus en Luther
op dezen kansel stonden, zouden zij u toeroepen: *Deze
dingen zijn waarachtig en getrouw, wij hebben het in
den hemel der heerlijkheid alzoo gezien."
Want Paulus was ook niet alwetend, al wist hij veel en
Luther en Calvin hebben maar een beginsel neergelegd,
dat voor uitbreiding valbaar is. Mozes en Jezus leer zijn
-ocr page 21-
17
universeel, dat wil zeggen: voor allen; die Let vatte»
kan, vatte het! zalig die hoort, wat de Geest tot de Ge-
meente zegt! En daarom M. H. Hervorming in de Her-
vorming ; ziedaar de leus van het Evangelie, ziedaar uwe
roeping, o Protestant!
Ook hier werpen wij tegen : Bekeert God niet kennelijk
alleen het geestelijk Israëi, dat wil zeggen: de geloovige
kern van het Christendom, in tegenstelling met al die
tijdgeloovigen, Pharizeën en ongeloovigen onder de Christe-
nen en Joden, Mohammedanen en heidenen daar buiten ,
die God hun eigen wegen wandelen laat? Wij and woor-
den hierop: Tijdelijk ja, doch het zal zoo niet blijven;
vooreerst was het voor Christus geboorte ook zoo, toen
God al de voorrechten der genade aan de Joden schonk
zonder de heidenen daarom buiten te sluiten; ten andere
zien wij reeds een merkelijke uitbreiding der liefde Gods:
eerst bepaalde zich God tot één volk Israël, thands
bepaalt Hij zich tot een geestelijk Israël onder alle
volken; eindelijk breidt Hij zijne liefde nog verder uit
en Hij zaligt werkelijk alle volken, ook de verdorvenen
naar het vleesch, zooals Petrus zeat.
Daarom zegt Jezus, dat tollenaren en zondaren,\' ook
heidenen den Pharizeën voorgaan in het Koninkrijk Gods;
dus dat deze achter blijven, maar toch nog volgen zullen.
Nog sterker drukt Jezus zich uit als Hij tot dit boos ge-
slacht zegt: //wee u, gij adderen kroost! wie heeft u aan-
gewezen de helsche verdoemenis te ontvlieden?" hoewel Hij
terstond zich haast de bedekte belofte er bij te voegen: //Gij
zult bekeerd worden; want gij zult eens zeggen: „Gezegend
is Hij die komt in den naam des Heeren!" Tot zoo lang
moest hun huis woest zijn, gelijk ook dat der heidenen; tot
zoo lang heeft het geestelijk Israël of volk Gods den voor-
rang; maar toch, Jezus waarschuwt zijne discipelen ernstig.
-ocr page 22-
is
niemand op aarde hun Vader of Meester te noemen, daar
(uxl alleen hun "Vader, Christus alleen hun Meester is en
ootmoed den kinderen : Zijne schapen past. Wel waren zij
de eerstelingen in liet. Koninkrijk der hemellingen, maar
Jezus zegt ook : //Vele laalsten zullen de eersten, vele eer-
sten de laatsten zijn !" Bovendien ook de Pharizeën en
Joden, wie niemand aangewezen had de hel te ontvlieden,
hadden hunne eerstelingen, toen na den Pinksterdag ook
oversten der Joden in Jezus geloofden en Paulus zegt:
//Indien hunne verharding de aanneming der volken is, dan
zal der Joden bekeering niets minder ten gevolge hebben,
dan de zaligheid van allen"; daarom wil Hij niet, dat de
ingeente takken des olijfbooms tegen de eigen takken roe-
men zullen en Hij zelf verwerpt allen roem en voorrang,
als hij zegt: //Wij zijn geene heerseliappijvoerders over uw
geloof, maar medewerkers van uwe blijdschap." Wel is er
verscheidenheid in de werken Gods, de eeue plant of bloem
heerlijker, geuriger dan de andere, maar allen zijn goed,
zoo is er ook wel verschil in mate van c;eloof en liefde, ge-
loofs- en liefde welken, in karakters en talenten, irr grootte
der vaten, maar hoewel de een blinken zal als de zon, de
ander als de maan, de ander als de starren, die wederom
verschillen in glans, allen zullen toch hetzelfde genadeloon,
denzelfden Heiland in eigendom outfangen, eene ontelbare
schare, die niemand tellen kan.
Misschien vraagt een nadenkend hoorder: „Zouden deze
dingen alzoo zijn, waartoe diende het dan dat er van oude
dagen af een Israël was, dat de dienst des Heeren bewaar-
de en een geestelijk Israël, dat tijdelijk begenadigd is ?"
Wij and woorden: eenvoudig daarom, omdat waar de
Engelen Gods gelijktijdig geschapen zijn, de mensch moet
voortplanten en eeuwen lang leven in de stof om eene ontel-
bare schare te worden: daar nu de zonde allen overwel-
-ocr page 23-
19
digd en verdorven heeft, zou niet alben het menschdorrr
verteerd moeten worden uit kracht der heiligheid Gods,
indien er geene uitverkoren kurken waren, waarop de we-
reld dreef, maar ook het menschdom zou in oorlog en
nijd zich zelven uitroeien, indien er geene geloovigen, in-
dien er geene Christenen waren, die. beginselen van zede-
lijkheid en ingetogenheid onder allen, zelfs de hardr.ekkig-
sten verspreidden, zoodat daardoor het menschdom nog
eenigzints in toom gehouden wordt, omdat ook de onge-
loovigste en bijgeloovigste den invloed en beschaving van
het Christendom onmerkbaar ondervindt, terwijl wij het
beslaan van rechtbanken, die de orde bewaren, aan Joden-
en Christendom hebben dank te weten. Verlangt gij bewijzen?
ik zal ze u geven:
De Papoes, Nieuw-Zeelanders, voor zoover zij nog men-
schen eten, de roode Indianen, die honderd milioenen
gioot in gttal zijn geweest, zijn langzamerhand bijna uit-
gestorven door de zonde; de Chinezen vermoorden van de
20 kinderen die geboren worden 19; in Indie moeten de
vrouwen verbrand worden met de overleden mannen; in Hin-
dostan is een geslacht van Thugs of verworgers, dat ter eere
van den Satan, dien zij vereereu, onder het beeld van een
wraakgodin, het geheele menschdom niet list wil vermoor-
den, om den boozen geest te vriend te houden, hetgeen
gelukken zou, indien er geene rechtbanken waren.
De Franschen wilden verleden jaar het geheele Germaau-
sche ras, 50 milioen zielen groot, uitroeien; de Kussen
wenschen heimelijk alle niet Russische rassen uit te roeien;
de Ultramontanen willen alle Protestanten vermoorden; de
Cooimuuemannen, Fenians en Internationalen willen alle
groote steden en eigendommen verbranden; nu vraag ik r-
wat zou er van het menschdom worden, als er geen Chris-
tendom, geene beschaving, geen rechtbank was, als Duitsch-
-ocr page 24-
i.\'0
land tic: overwinning niet had behaald? een rijk tegen ziel*
y.cif verdeeld kan niet bestaan; ik voor mij stel vast, dat
als de wereld-brand en het einde der dagen komt, het
menschdom op die wijze zich zelven zal hebben uitgeroeid;
alleen de geloovigen honden het tegen door hun invloed;
en juist omdat God thands een naoogst, dat is een kaatsten
oogst houdt, juist om iat de Antichrist komt, die het Chris-
tendom en alle Godsdienst afzweert, daarom geloof ik dat
de verdelging des menschdotns door zich zelven naar den
vleesehe niet meer ver af is, zoodra Gods tijd er maar is;
maar ik geloof er bij, dat het, verdorven, naar het vleesch,
behouden zal worden naar den geest in Christus.
III.
Laat ons nu tot de slotsom komen.
God haat de zonde en daarom aller vleesch en Gods-
dienst, maar Hij bemint alle volken en belijders van ver-
schillende Godsdiensten; God scheidt lijdelijk de volken
en Godsdiensten door toelating van spraakverwarring,
misverstand, oorlog en doodstraf als noodzakelijk kwaad,
om ze ieder afzonderlijk bij wijze van klassen en soorten
op te voeden en de algemeene uitroeiing des mensehdoms
te verhinderen, maar slechts tijdelijk leeft het menschdom
in het vleesch en in de stof, eens leeft het in de wereld
der Geesten, dan is er geen verschil meer tusschen volken
en Godsdiensten, dan bestaat er geen spraakverwarring,
misverstand, oorlog of doodstraf.
Hier heeft God liet menschdom bedektelijk lief en maar
weinigen zien dat, daarboven zullen allen het zien; al die
verschillende volken, Godsdiensten, persoonlijkheden kun-
nen wij vergelijken bij verschillende zelfstandig loopende
stroomen, die ieder hun eigen slijk en water hebben, het
slijk verliezen, maar het water behouden en aanvoeren
-ocr page 25-
21
in de groote reinigende zoute Oceaan: in God, door wien
zij geschapen, uit wien zij zijn. Zij mogen niet in elkan-
der vloeien, zoolang zij niet aan dien Oceaan zijn gekomen;
?n daarom al verlangen wij naar algemeene vrede en
verbroedering, wij protesteeren tegen ontijdige internatio-
nale betrekkingen en handelsverkeer , ontijdig loochenen
van den door God gewilden scheidsmuur van talen en
en rassen en iirodsdiensten, ontijdige conferenties, concilien
en alliantien, ontijdig stuiten van oorlog en doodstraf,
zoolang de gevaren tot menschen-verdelging door Hst niet
geweken zijn ; maar omgekeerd: wij prediken in naam van
Jezus Christus: Christelijke liefde, vrijheid, gelijkheid en
broederschap tussschen volken en belijdenissen , al ver-
werpen wij het misgewas der commune van Parijs; en wij
zegenen Gods raad, als wij in het, zij het dan ook zondig
en misschien ontijdig, bestaan van internationalen en allian-
tien de schoone beginselen van die liefelijke toekomst in
de wereld der Geesten aanschouwen. Zoo moet de bede
van Jezus vervuld worden: //Vader! Ik wil dat zij allen
één zijn in ons, volmaakt in één."
Ziedaar de slotsom, die wij opmaken, als wij op Gods liefde
tot alle volken en belijders van alle Godsdiensten letten;
laat ons nu zien tot welk een slotsom wij moeten komen,
als wij het oog slaan op den stamboom der geloovigen,
dien wij aanschouwen in het nageslacht van Seth, Noach
en Abraham en in het daaruit voortgesproten Geestelijk
Israël of geloovige Christendom, dat het menschdom in
toom houdt en zich onder alle volken en Godsdiensten
vertakt en uitbreidt, ab een zich dagelijks uitbreidend
beginsel der reddende genadeliefde Gods; wij hebben hier
ééne doorloopende hoofdstroom, met verschillende kanalen
zijwaarts uit onder de volken: Adam, Henoch, Noach,
Abraham, Mozes, David, Jezus, Paalus, Waldensen en
-ocr page 26-
52
Moraviërs, Luthcr en onze Protestantsche geloovigen.
Ziedaar, bij deze hoofdpersonen in de kerkgeschiedenis,
onze verschillende stations, als wij dien stroom afvaren;
welk em onlzachelijk voorrecht was het rui voor het vroegere
Israël om van Jehovah de heerlijke belofte te ontfangen :
//A.1 mijne heiligen of geheiligde zondaren in Christus,
uit alle volken, die ik liefheb, zijn in uwe hand om ze
1c zegenen met uwe \'weldaden door de openbaring; zij
zull°n midden tusschen nwe voeten gezet worden, niet
opdat gij hun dwingeland znlt zijn, maar opdat zij u
als hun leidsman tot God mogen beschouwen; zij zullen
allen ontfangen van uwe zaligmakende woorden; want
niet alleen zal Ik door wonderen mijn naam onder de
volken bekend maken, maar Christus zal ook uit uwe
lendenen voorlkomen, wiens woorden onder alle volken
gepredikt zullen worden." Welk een voorrecht voor Israël,
als het niet door volkenhaat daarvan misbrnik maakte,
gelijk de Pharizeën van Jezns dagen en van onzen tijd.
Welk een eer ook voor het Protestantisme en voorrecht
tevens, als het zijne roeping en de kracht dier belofte, die
ook nu geldt, begrijpt; alle volken in liefde in zijne hand,
tusschen de voeten te hebben, ze allen te doen deelen
in den zegen der woorden van Mozes, van Jezus, van
Luther.
Is het niet T.! als wordt gij in de verbeelding
verplaatst in het visioen van Joannes op Patmos en
is het u niet, als zaagt gij den beminnelijken zalig-
maker wandelen tusschen de lichtende kandelaren zijner
dierbare Gemeente, Joden en Protestanten om Hem ge-
schaard en al de anderen niet uitgesloten, maar in liefde
besloten in hunne zegenende hand, geknield tusschen
hunne voeten om God te aanbidden en te bekennen:
//Jezus heeft u lief!" om gretig te ontfangen van hunne
-ocr page 27-
23
woorden des levens, gelijk weleer eene Maria van Bethanicn
naar haren meester luisterde.
Hoe moet het weleer een Jona, nadat zijn wrevel gestild
was, een Daniël, aan een heidensch hof tot Vorst en Profeet
verheven, te moede zijn geweest, als hun aandacht op deze
belofte viel en op de eere en het voorrecht hun geschon-
ken om fiods woorden mee te deelen aan de volken.
Wat moet het _ eweest zijn voor de Apostelen de heidenen
in hunne hand en tusschen hunne voeten te hebben, gretig
om hunne schoone prediking te ontfangen.
Eti hoe liefelijk is nog de ure, waarin ieder Evangelie-
dienaar den zegen des Evangelie\'s en der Hervorming
verkondigen mag. Ja dit is de voorproef van die zalige
eeuwigheid, als het alles één, één in liefde, één luisterend
oor zal zijn, als Jezus den mond zal open doen om ons te
doen ontfangen van de woorden des Vaders, die Hij ons
te zeggen heeft. AMEN.