-ocr page 1-
*
yv)yr> /�^�j
;
mm
"
\' �
REDE
\' -f... ■
OVER
*
M
il
Christiaan Huyghens
ir
GEHOUDEN
bij de Opening van den Natuurkundigen Cursus
i
-
VAN HET
BATAAFSCH GENOOTSCHAP,
t
\' i
7 November 1884,
.,
!
i
1
DOOR
D, J. L. HOORWEG,                  f
I
Ccetot van net S&«oot»cft<M>.
. �- ■
-
II
? -
\' .
Niet in den Handel.
S*
w
■>■■-\'
-. -
-ocr page 2-
■■..-\'                                                                         ;.
x . . .
UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK
UTRECHT
A06000032132221B
I II I I I II III I
IIIINII III I..............._
3213 222 1
-ocr page 3-
REDE
OVER
Christiaan Huyghens,
GEHOUDEN
bij de Opening van den Natuurkundigen Cursus
VAN HET
BATAAFSCH GENOOTSCHAP,
7 November 1884,
DOOR
D\'. J. L. HOORWEG,
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
Niet in den Handel.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
Het vorige jaar, bij den aanvang van den cursus had
ik de eer U bezig te houden met de aantrekkelijke figuur
van den grooten Faraday, den man die van zeer nederige
afkomst en in den aanvang zelfs met armoed kampend,
door eigen kracht alleen zich wist te verheffen tot hooge-
priester der wetenschap.
Ik stel mij voor heden avond op eene gansch andere
persoon te wijzen, die echter niet minder onze aandacht
verdient.
Wij zoeken nu niet in de mindere wijken van Londen
of beklimmen het dakkamertje van een courantenjongen:
een rijk en aanzienlijk edelman, in weelde opgevoed, zien
wij zich afkeeren van de genietingen der groote wereld
en zich met alle krachten wijden aan de wetenschap.
Merkwaardig schouwspel, die geest zich aan den ver-
slappenden invloed der weelde ontwringende om zich de
kroon der onsterfelijkheid te verwinnen!
Wie zal zeggen wat meer inspanning vereischt zich uit
eenen armoedigen, onwetenden kring op te werken door
kracht van arbeid of wel de gouden ketenen der verleiding,
-ocr page 6-
4
der weelde te verbreken en zich aan strenge studie te
wijden ?
In alle geval blijkt hier overtuigend dat waar eenmaal
de wetenschap de harten der menschen ontgloeit, geene
belemmeringen van geboorte, stand of omgeving voldoende
zijn om te weerhouden.
Het genie baant zich een weg naar hooger, zoowel door
den ruwen troep der handwerkslieden als door den statigen
kring der edelen.
Zoo hebben wij naast den nederigen Faraday den adel-
lijken Huyghens.
Christiaan Huyghens was de tweede zoon van Constan-
tijn Huyghens, heer van Zuylichem, Zelhem en Mon-
nikendam, die achtereenvolgens geheimschrijver was van
drie prinsen van Oranje, nl. Frederik Hendrik, Willem II
en Willem IH.
Deze Constantijn Huyghens is dezelfde, die als dichter
zoo hoog staat aangeschreven in de geschiedenis der Neder-
landsche letteren, Jonckbloet en Jorissen prijzen om strijd
den dichter der »Korenbloemen", den stichter van de
Haagsche Zeestraat, den man van Hofwijck, zooals hij alge-
meen genoemd werd, in tegenstelling van den man van
Zorgvliet, Jacob Cats.
Wie kent niet de puntdichten van Constantijn Huyghens
bv. van het paard dat vergaat omdat het niet v�r gaat enz.
Vele daarvan zijn eene kwelling voor de examen doende
onderwijzers, die de geheimen van den zinbouw moeten
ontsluieren.
Wie kent ook niet het flinke zeemanslied, waarmede hij
-ocr page 7-
5
bij den dood van Prins Maurits het volk op Frederik
Hendrik wees als de waardige opvolger van dien held:
Mouringh was te koy ekropen,
En den eindeloosen slaep
Had sijn wacker oog beslopen,
En hem, Leeuw, gomaeckt tot Schaep:
Eee�rs en Matroosen riepen,
Och! de groote Schipper, och!
Wat sou \'t schaen, of wy all sliepen,
Waeckte schipper Mouringh noch!
Schipper Mouringh, maer je leghter,
Maer je leghter platt evelt,
Stout verweerer, trots bevechter,
Bey te zeewaert en te vold.
Kijck, de takels en de touwen,
En de vlaggen en het schutt
Staen en pruylen in den rouw, en
Altemalen in den dutt.
Dutten? sprak, moy Heintgje, dutten?
Stilte, Maets, een toontje min:
Dutten? wacht, dat most ick schutten,
Ben ick angders dien ick bin:
\'kHebb te langh om Noord en Zuyen
By den baes te Koer estaen,
\'kHebb te veul gesnor van buyen
Over deuse muts zien gaen.
-ocr page 8-
6
\'k Selt. hun lichtelick soo klaeren,
Dat ick vlaggen, schut en touw,
En de maets, die met me vaeren,
Vryen sel van dutt en rouw.
�Weeran," riepen de Matroosen,
�\'t Is een man oft Mouringh waer,"
En de Ree�rs die hem koosen,
�Weeran, \'t is de jonge vaer."
Heintgje peurde strack ean \'t stuer, en
Haelde \'t ancker uyt den grond,
\'t Scheepje ginck door \'t Zee-sop schueren,
Offer Mouringh noch an stond.
De vriend van Hooft en Vondel, was Constantijn Huyghens
een gevierde bezoeker van het Muiderslot waar Anna
Roemers dichtte en Tesselschade zong. Op Constantijn
Huyghens maakte Vondel het volgende vers, toen zijne ge-
liefde vrouw Susanna van Baerle hem ontviel:
Is Zuylichem een stercke zuyl,
Hij wanckel niet, noch wroet den kuil
Van \'t graf waarin zijn Egae leyt
En slaept en wacht op d\'Eeuwigheyd,
Niet open, noch versteur Gods acker,
En roep zijn lijckrou telkens wacker.
Wat moeyt gij \'t onverbidbaar hol?
Uw schoone bloem is in haer bol
Gekropen om weer op te staen
Daar haar geen hagelsteenen slaen
Noch al te heete straelen roosten
Gij kunt u met d\'Afzetsels troosten.
-ocr page 9-
7
d\'Afzetsels daer haer siel in leeft,
Haer geest en sedigheyd in sweeft,
De niensch, die, na het oogh vergaet
Herleeft, onsterflijk, in zijn saet,
Al schijnt de serck \'tgesicht te hind\'ren,
Men siet de moeder in haer kind\'ren.
Der kind\'ren wackore ooghen sijn
De spiegels en het kristallijn,
Waer in der oud\'ren gelaet
En schijn en aanschijn voor ons staet.
\'t Sijn onversierde schilderijen,
En verwen, die het hart verblven.
Die kinderen waren dan ook voortaan de troost en het
geluk van den eenzamen vader; hij hoopte dat zij eens
zoo beroemd zouden worden dat men den vader er door
vergat.
Welnu, die wensch is vervuld, want Constantijn Huyghens
is slechts aan onze landgenooten bekend, maar de naam
van Christiaan Huyghens schittert met gulden letters in
de geschiedenis der wetenschap.
Constantijn Huyghens behoorde door afkomst en positie
tot de aanzienlijksten in Holland. Hij verkeerde met alle
hooggeplaatste personen en bewoog zich in de voornaamste
kringen. Ook was hij een ijverig beoefenaar van alle
schoone kunsten: met vele muziekinstrumenten was hij
bekend, hij schilderde niet onverdienstelijk, maakte latijnsche
en zelfs grieksche verzen, hield veel van de wiskunde,
kortom het scheen dat alle kunsten en wetenschappen voor
hem geene moeielijkheden opleverden.
-ocr page 10-
8
In dien aanzienlijken kring, maar ook onder het oog
van zulk eenen vader groeide nu Christiaan Huyghens op.
In de latijnsche voorrede van zijne werken, door \'s Grave-
sande heet het: »Vix natus annos novem ipso patro duce,
»in musicis, arithmeticis, geographicis miros et vix
>credibiles progressus fecit, latinis et graecis litteris inte-
»rim animum applicans." Hetgeen men aldus kan ver-
talen:
Nauwelijks 9 jaren oud zijnde, maakte hij onder de
leiding van zijn eigen vader, in de muziek, de rekenkunde,
de geographie verwonderlijke en bijna ongeloofelijke vorde-
ringen, terwijl hij tusschentijds zich ook op de Latijnsche
en Grieksche talen toelegde.
Op zijn vijftiende jaar begon hij de studie der wiskunde
onder leiding van Stanpioen.
Een jaar later ging hij met zijnen ouderen broeder naar
Leiden om in de rechten te studeeren, maar ook zette hij daar
onder professor Schoten zijne studi�n in de wiskunde voort.
Toen reeds trok hij de aandacht, en Descartes, die Galilei
bespotte en Fermat verguisde, prees de helderheid van
geest en het doordringend verstand van den tweeden zoon
van den heer van Zuylichem.
Spoedig verwisselde Huyghens Leiden voor Breda, waar
Frederik Hendrik een nieuw atheneum had opgericht,
waarvan Constantijn een der curatoren was. Weder was
het de wiskunde die hem hier van zijne rechtsgeleerde
studi�n afleidde.
Toch schijnt zijn vader bepaald op de voortzetting dier
studie te hebben aangedrongen, want zes jaren later in
-ocr page 11-
9
1655 zien wij hem naar de protestantsche academie van
Angers reizen en daar na eenigen tijd den titel van doctor
in de rechten verwerven.
Reeds vroeger had hij den graaf van Nassau op eene
politieke reis naar Holstein en Denemarken vergezeld, dus
scheen er nu niets in den weg te staan om zijne diploma-
tieke loopbaan te heginnen. Maar daarvan kwam niets.
Wiskundige onderzoekingen van allerlei aard, het slijpen
van lenzen voor kijkers, mechanische vraagstukken namen
geheel zijn tijd in beslag en al spoedig wijdde hij zich ge-
heel en onverdeeld aan de wetenschap.
»Anno 1657 primus mortalium tempus exactissime
»mensuravit, pendulum dum Horologiis applicavit" heet het
in zijne latijnsche levensbeschrijving, hetgeen beteekent:
»In het jaar 1657 mat hij het eerst van alle sterve-
lingen op juiste wijze den tijd, daar hij aan de uurwerken
»den slinger aanbracht." Deze uitvinding verschafte hem
een grooten naam door geheel Europa.
Toen hij dus in 1660 in Parijs kwam, namen vele ge-
leerden hem in hunnen kring op. Evenzoo later in Londen,
waar hij aan de leden van de Royal Society zijne wijze
van glasslijpen toonde en omgekeerd met de luchtpomp
kennis maakte, welk werktuig hem nog vreemd was en
dat hij mede nam naar Holland.
Dit bezoek aan Londen was hem zoo goed bevallen dat
hij in 1663, nu in gezelschap van zijnen vader, weder naar
Engeland overstak, waar hij zelfs de eer genoot van opge-
nomen te worden onder de leden van de reeds genoemde
Royal Society.
-ocr page 12-
10
Deze vereeniging was pas opgericht door Karel II van
Engeland en deed door zijne leden, Robert Boyle, Halley,
Bradley en anderen zooveel van zich hooren door geheel
Europa, dat Lodewijk XIV op dien roem naijvrig werd
en daarom te Parijs eene dergelijke inrichting in \'t leven
riep.
Zoo ontstond de nu vermaarde en alom bekende »Aca-
d�mie des Sciences."
Welnu, zoo hoog stond toen Ohristiaan Huyghens als
geleerde aangeschreven, dat hij door Colbert naar Parijs
geroepen werd om daar als een der eerste leden van dat
genootschap en onder de schoonste voorwaarden werkzaam
te zijn tot bevordering der wetenschap.
Huyghens nam die vereerende uitnoodiging aan en leefde
van 1666 tot 1681 in de Koninklijke Bibliotheek van de
hoofdstad van Frankrijk.
Daar wijdde hij zich onafgebroken aan ernstige studie
en wetenschappelijke proefnemingen, met Romer en Cassini
den roem der Fransche Academie naar alle kanten ver-
spreidende.
Twee malen moesten in dien tijd zijne broeders hem
wegens ernstige ziekte naar huis halen om op vaderlandschen
grond te herstellen.
Eindelijk, hetzij zijn gestel niet aan het Parijsche leven
kon gewennen, hetzij het hem verdroot gunsten van eenen
vorst te genieten, die zijne geloofsgenooten vervolgde, in
1681 legde hij in Frankrijk al zijne betrekkingen neder,
nam voor goed van dat land afscheid om zijne overige
dagen in Holland te slijten.
-ocr page 13-
11
Nog eens stak hij, n.1. in 1689, naar Engeland over om
den grooten Newton de hand te drukken maar spoedig
keerde hij weder naar zijn buiten bij den Haag terug.
Daar overviel hem midden onder allerlei werkzaamheden
weder dezelfde kwaal die hem te Parijs gekweld had,
dezelfde kwaal ook die later Faraday zou doen lijden, n.1.
verdwijning der verstandelijke vermogens.
De ziekte nam hand over hand toe en na eene kort-
durende ongesteldheid gaf hij in Juni 1695 den geest. Hij
stierf te midden zijner bloedverwanten, die hem met eerbie-
dige liefde verpleegd hadden en zijnen dood beweenden.
Huyghens is nooit getrouwd geweest. Hij had aan zijne
broeders en verdere familie genoeg. Vooral zijn broeder
Constantijn, zijn helper in het glazenslijpen, was hem recht
dierbaar.
Vriend van de eenzaamheid, zag men hem slechts zelden
in de hooge kringen waartoe zijn stand hem toegang
verleende.
Maar kwam hij eene enkele maal er toe het schitterende
hof van Lodewijk XIV te bezoeken, dan kon men in zijne
houding en manieren dien edelen eenvoud, die gemakkelijk-
heid van vormen opmerken, die den man van geboorte
kenmerken. Hij had niets van die gedwongenheid en on-
handigheid, die aan vele geleerden eigen is.
De superioriteit van het genie en de glans van beroemd-
heid vereenigden zich bij Christiaan Huyghens met de
voordeelen van geboorte en rang. Daarom werd hij aan
het hof van Versailles ge�erd en bewonderd en genoot
hij door geheel Europa een buitengewoon aanzien.
-ocr page 14-
12
En dat is geene geringe verklaring als men bedenkt
in welken tijd en in welke omgeving hij leefde.
In het land der blinden is ��noog koning, maar in de
gouden eeuw van Lodewijk XIV, aan het glansrijke hof van
den »roi soleil" tot zulk een hoogen trap van aanzien te
stijgen zegt buitengewoon veel.
Van den tijd van Lodewijk XIV zegt Voltaire het volgende:
»Alle tijden hebben helden en staatslieden voortgebracht,
»alle volken hebben omwentelingen ondergaan, alle geschie-
»denis is bijna gelijk, zoo men alleen feiten in\'t geheugen
» houdt.
»Maar ieder die denkt en, wat zeldzamer is, smaak heeft,
»telt slechts 4 eeuwen in de geschiedenis der wereld.
»De eerste hiervan is die van Philippus en Alexander of
»die van Pericles, Demosthenes, Aristoteles, Plato,Thidias;
»de tweede eeuw is die van Cesar en Augustus of wel die
»van Cicero, Virgilius, Horatius, Ovidius. De derde is die
»der Medicis of wel die van Tasso, Dante, Michel Angelo,
» Kaphael.
»De vierde eindelijk is die van Lodewijk XIV en is mis-
»schien diegene welke het meest de volmaaktheid nadert.
»Verrijkt door de ontdekkingen der drie andere heeft deze
»eeuw meer gedaan dan de drie andere samen. De zuivere
»wijsbegeerte is pas in dezen tijd goed bekend geworden en
»men kan met waarheid zeggen dat van de laatste levens-
baren van Richelieu tot aan den dood van Lodewijk XVI
»er in de kunsten, de gemoederen, de zeden eene algemeene
»omwenteling heeft plaats gegrepen, die tot eeuwigen roem
»van Frankrijk moet strekken."
-ocr page 15-
13
En dan dat hof van Versailles tijdens den grooten
Lodewijk!
Al wat de uitgezochtste weelde kon voortbrengen, wat
de fijnste smaak kon uitdenken was daar bijeengebracht.
Door de trotsche zalen in het prachtige paleis beweegt zich
eene menigte van historisch beroemde personen. Daar is
Colbert de machtige minister, Louvois de onstuimige oor-
logsman, Turenne de groote held, Madame de Maintenon
de vrome favorite, Madame, de geestige en bevallige zuster
van Karel II van Engeland, enz. enz.
Welk een tijd toen Moli�re voor \'t eerst zijn Tartuffe
opvoerde en toen men den grooten Cond� tranen zag
storten bij de volgende woorden van Augustus uit de Cinna
van Corneille:
Je suis ma�tre de moi comme de 1\'univers:
Je Ie suis, je veux 1\'�tre. O si�cle, o mcinoire,
Couservez a jamais ma derni�re victoire!
Je triomphe aujourd\'lmi du plus juste courroux
De qui Ie souvenir puisse aller jusqu\' �i vous.
Soyons amis, Cinna, c\'est moi qui \'t en coiivie:
Welk een tijd toen la Rochefoucauld na een gesprek
met Pascal in het Theater ging van Corneille, toen Racine
zijne tragedies en Lulli zijne symphonien deed hooren, toen
Boileau zijne Epitres en la Fontaine zijne fabelen schreef!
Midden tusschen die verheven geesten bewoog zich
Huyghens, niet als hun mindere, maar met het zelfver-
trouwen van het genie, ge�erd bij iedereen en bewonderd
door velen.
-ocr page 16-
14
En niet alleen dat in Frankrijk de bloeitijd der letteren
en der kunsten was aangebroken, ook in andere landen
leefden zeldzaam groote mannen.
In Engeland bv. had men Locke, Swift en Lord Bacon
benevens Halley, Boyle en Bradley, niet te vergeten de
grootste van allen, nl. Newton, van wien Pope zong:
Nature and Nature\'s laws lay hid in night:
God said, �Let Newton be and all was light!"
In Duitschland leefden de sterrekundigen Hevelius en
Mercator, benevens Leibnitz, een machtig genie, de waar-
dige mededinger van Newton.
In Itali� werkte Galilei, wiens naam alleen een wereld
in zich sluit.
In Holland leefde Vossius en schitterde de groote
Boerhave.
Welnu: Newton noemt Huyghens,»Summum Hugenium,
Huyghens den voortreffelijken, een voorbeeld voor allen."
Leibnitz prijst zich gelukkig door Huyghens te zijn op-
gemerkt en ziet tot hem op met kinderlijken eerbied en
toewijding.
Pascal schrijft, naar aanleiding van een toegezonden werk:
»ik verzeker U, Mijnheer, dat ik daarover ten hoogste ver-
»rast en verheugd ben, want ik dacht niet eens dat mijn
»naam tot u was doorgedrongen en ik zou mijne eerzucht
»beperkt hebben met door U te zijn opgemerkt. Echter
»wil men mij doen gelooven dat ik zelfs eene plaats heb
»onder uwe vrienden. Ik durf het niet gelooven en heb
»niets hooger te wenschen."
-ocr page 17-
15
Denys Papin, de ongelukkige uitvinder der stoomwerktuigen
roept herhaaldelijk de protectie van Hnyghens in.
Bernouilli stelt als model van stijl en methode een
gedeelte van eene verhandeling van Huyghens als inleiding
tot zijne eigene verhandeling over de waarschijnlijkheids-
rekening. Cassini is de eerste die Huyghens gelukwenscht
met zijne ontdekking van een der satellieten van Saturnus.
In de taal der geleerden ontvangt Huyghens uit alle
deelen van Europa betuigingen van hoogachting, o. a. ook
van Prins Leopold, Kardinaal de Medicis, den stichter van
de Florentijnsche Academia del Cimento.
Zoo stond dus Huygens op duizelingwekkende hoogte.
Of hij daarbij gelukkig was ?
Nergens vind ik aanwijzingen omtrent zijn meer intiem
leven.
Vreemd mag het schijnen dat hij zijn vader, die zooveel
liefde en zorg aan hem besteedde, zoo weinig zag en den
ouden man eenzaam zijne dagen liet slijten.
Vreemder nog is het, dat hij, de zoon van den Secretaris
van Willem III, aan het hof van diens grootsten vijand
vertoefde.
De opdracht van zijn werk: »de Horologio oscillatorio"
aan den machtigen koning is gedagteekend van 1673,
het jaar waarin de Franschen geheel Holland bijna bezet
hadden en slechts de diplomatie van Willem III het land
van geheelen ondergang redde. Eerst in 1681 wordt het
hem te Parijs te eng en zegt hij voor goed de Fransche
hoofdstad vaarwel.
De eenige verklaring die men voor dat alles geeft, is: dat
-ocr page 18-
16
de wetenschap zoo geheel zijn geest had ingenomen, dat er
geene gedachten voor andere zaken overbleven.
Ik zou liever zeggen: men kan dergelijke genie�n niet
naar den gewonen maatstaf beoordeelen.
Wie weet van welk geheel ander oogpunt zulk een man
de wereldgebeurtenissen bekijkt.
Bij hunne zevenmijlsgedachten komen wij hinkend
achteraan.
Is ten slotte een juiste meter van den tijd voor de
menschheid in \'t groote geheel niet meer van waarde dan de
vrijheid van Nederland?
Maar wij kunnen ons hier niet weerhouden de woorden
van Byron te gedenken, waarin hij de mannen, die zich
zoo ver boven hunne tijdgenooten verheffen, vergelijkt met
den reiziger die hooge bergen beklimt:
//Though high above the sun of glory glow,
«And far beneath the earth and ocean spread,
nRomid him are icy rocks, and loudly blow
/rContending tempests on his naked head,
«And thus reward the toils which to those summits led.
Wij bewonderen Huyghens maar benijden hem niet.
Hoewel zijn levenspad liep naar de onsterfelijkheid, eenzaam
was het en koud en vreugdeloos!
Ons lust het, meer mensch te zijn!
Dit neemt niet weg dat zijn roem wel verdiend was en
dat wij hem niet dankbaar genoeg kunnen zijn voor de
vele en gewichtige werken, waarmede hij de wetenschap
heeft verrijkt.
-ocr page 19-
17
Deze werken zullen wij nu meer in bijzonderheden
nagaan. Zij zijn door de zorg van den Hoogleeraar
\'s Gravesande voor den druk gereed gemaakt en vereenigd
in 4 quartijnen, nl. 2 deelen genaamd Opera varia (1724)
en 2 dergelijke getiteld Opera reliqua (1728)
De eerste van Huyghens\' werken waren van wiskun-
digen aard en hadden betrekking op het gewichtige vraag-
stuk van de quadratuur van den cirkel en der hyperbool.
Dit onderzoek geschiedde naar aanleiding van een toen
opgang makend boek van Pater Gregorius van St. Vincent,
waarin deze beweerde de langgezochte quadratuur gevonden
te hebben.
Hieromtrent zegt Montucla in zijn Histoire des niath�-
matiques: Een ander bestijder van Gregorius was de
beroemde Huyghens, toen nog zeer jong, die het werk
aanviel in een geschrift, dat een model van netheid en
juistheid kan genoemd worden.
Kort daarop gaf Huyghens zijne nieuwe ontdekkingen over
de grootte van den cirkel en verder tal van verhandelingen
over vraagstukken, die toen ter tijde door de bekwaamste
wiskundigen als moeielijk werden beschouwd.
Als verpoozing van de strenge wiskundige studie, ver-
diepte hij zich in de breking van het licht door lenzen,
gaf nieuwe constructies voor den loop der lichtstralen en
berekende den juisten vorm en stand der lenzen voor telescoop
en microscoop.
Zijne constructies zijn dikwijls eenvoudiger en eleganter
dan vele die tegenwoordig worden gebruikt.
Deze studie bracht Huyghens natuurlijk op het denkbeeld
-ocr page 20-
18
om zelf volgens deze zuivere berekeningen kijkers te
fabriceeren, die de oudere van Galilei ver in de schaduw
zouden stellen.
Zoo zette hij zich, geholpen door zijnen ouderen broeder,
aan het slijpen van glazen, met eigen bedachte werktuigen,
die beschreven zijn in zijne »Cornmentatio de formandis
vitris." Het resultaat van al dit werk was een telescoop
van 10 voet, die uitstekend scherpe beelden gaf en waar-
mede hij in 1655 den eersten satelliet van Saturnus ontdekte.
Deze geheele wetenschappelijke verpoozing van Huyghens
getuigt van zijn genie.
Eerst streng theoretisch onderzoek naar de voordeeligste
conditien van slagen, clan praktisch uitvoeren van de ge-
vondene constructi�n en dadelijk daarop het instrument naar
den hemel richten om er eene ontdekking mede te doen,
toen ter tijde van veel belang.
In den geest van dien tijd zond Huyghens sommigen
sterrekundigen een latijnsch raadsel, uit letters bestaande,
die omgezet zijnde den volgenden zin opleverden:
»Saturno luna sua circumducitur diebus sexdecim horas
»quatuor." d. i.:
»Saturnus is vergezeld van eene maan, die om hem heen
»loopt in 16 dagen en 4 uur."
Denzelfden zin graveerde hij op het objectief van den kijker
en toevalligerwijze werd nu eenige jaren geleden ditzelfde
objectief door Prof. Harting onder eene oude collectie
glazen gevonden. Het is nu weer gemonteerd en wordt
bewaard in het Physisch Kabinet van de Utiechtsche
Universiteit.
-ocr page 21-
19
Na dit uitstapje op physisch en astronomisch gebied,
schreef Huyghens in 1656 de geleerde verhandeling over
de hazardspelen, dezelfde van wie ik mededeelde dat Ber-
nouilli ze niet genoeg kon bewonderen.
Merkwaardig is het volgende jaar 1657, niet alleen voor
Huyghens maar voor de geheele wereld, want toen vond
hij de slingeruurwerken uit.
Om de hooge beteekenis van deze uitvinding in te zien,
dient men zich te herinneren dat zonder nauwkeurige
uurwerken de sterrekunde niet die reusachtige vorderingen
had kunnen maken, waarin wij ons nu verheugen, dat
zonder deze de zeelieden hunnen weg niet zouden kunnen
vinden over den grooten oceaan, en dat zij zelfs in \'t
dagelijksch leven bij gebruik van spoorweg en telegraaf
onmisbaar geworden zijn.
Welnu, eerst na de uitvinding van Huyghens konden
de uurwerken worden wat zij heden ten dage zijn.
De vroegere regeling der uurwerken, door middel van
de zoogenaamde onrust, was in beginsel foutief, had dus
geene toekomst, want wat hier tot regeling van het uur-
werk dient, wordt door het instrument zelf in beweging
gebracht. Geen onafhankelijke kracht grijpt in de raderen
in, om de beweging tot regelmaat te dwingen.
* Geen wonder dat men allerwege pogingen gedaan heeft,
de eer van deze gewichtige uitvinding aan Huyghens te
ontnemen.
Om te beginnen, Galilei had het eerst de wetten van
de slingerbeweging gevonden, Galilei moest dus ook het
eerst den slinger op de uurwerken hebben toegepast. In
-ocr page 22-
20
eene lofrede op Galilei, die algemeen bekend is, wordt ook
ronduit gezegd: »Wij bezitten brieven van en aan Galilei,
»die ontwijfelbaar bewijzen, dat Galilei waarlijk de uurwer-
»ken van slingers heeft voorzien. Deodati gaf in 1637
»aan den vader van den beroemden Huyghens bericht en
» beschrijving van de slingeruurwerken, door Galilei gemaakt
»en Becker voegt er bij dat er ook een model naar Holland
»is gezonden. Dit alles is genoegzaam om Huyghens en
»anderen te beantwoorden, die deze groote ontdekking niet
»aan Itali� willen toekennen."
Nu is het volkomen waar dat Deodati aan Constantijn
Huyghens geschreven heeft over oruoli of uurwerken van
Galilei, zelfs hebben de Staten van Holland met Galilei onder-
handeld over toezending van zoodanig werktuig, maar de
onderhandeling is afgebroken, omdat bleek dat Galilei onder
het woord oruolo niet verstond een slingeruunverh maar
een lossen metalen slinger, waarvan men ��n voor ��n de
slingeringen nauwkeurig tellen moest en dien men van tijd tot
tijd een klein stootje moest geven om aan den gang te
blijven. En voor zulk een werktuig hadden de Staten van
Holland geen geld over, al stelt Galilei nog voor om aan
den slinger eene stift te bevestigen, die bij het schommelen
een zeer licht radje tand voor tand doet voortgaan, zoodat
het tellen der schommelingen vervallen zou.
Zelfs het uurwerk later door Galilei bedacht en door
zijnen zoon geschetst is zonder drijvend gewicht, zoodat de
slinger niet het uurwerk regelt maar zelf de raderen drijft.
Dan is de oude onrust nog beter!
Eene andere bedenking tegen de prioriteit van Huyghens\'
-ocr page 23-
21
uitvinding is het verhaal van Trefler, horlogemaker van den
Groothertog van Toskane, nl. dat hij, Trefler, op bevel
van den Groothertog en in den geest van diens mathematicus
Galilei, het eerste slingeruurwerk te Florence heeft gemaakt
en daarvan een exemplaar naar Holland gezonden heeft.
Het is een feit dat er door Trefler een uurwerk is ver-
vaardigd maar Frisi, de vurige bewonderaar van Galilei,
schrijft dat hij zelf eene teekening er van gezien heeft en dat
uit de aanwezigheid van de eigenaardige cycloidale boogjes
van Huyghens blijkt, dat Trefler eenvoudig het uurwerk
van Huyghens heeft nagemaakt.
Zoo is het meer gegaan. Een horlogemaker vernam van
de uitvinding van Huyghens, knutselde deze zoo goed
mogelijk na en gaf dan het instrument voor een van
eigene vinding uit. Of wel men nam uit een oud uurwerk
de onrust weg en zette er den slinger van Huyghens voor
in de plaats. Het oude jaartal op het uurwerk werd dan
later eene reclame voor prioriteit.
Al die bedenkingen zijn door den Hoogleeraar van Swin-
den in een degelijk stuk ��n voor ��n uit den weg ge-
ruimd, zoodat aan dezen geleerde den roem toekomt,
Huyghens aanspraken voor goed te hebben gegrondvest.
In het klassieke werk: »de Horologio oscillatorio"
bewonderen wij weder denzelfden genialen weg, waarop ik
bij de ontdekking van de maan van Saturnus wees.
Eerst wordt het vraagstuk van den slinger op theore-
tische wijze van alle kanten bekeken, waarbij geen hinder-
paal in staat is hem tegen te houden: geheel nieuwe
wiskundige waarheden weet hij op te sporen en gansch
-ocr page 24-
22
onbekende vormen van kromme lijnen te construeeren, alles
met het doel voor oogen, de toepassing van den slinger op
de uurwerken zoo volkomen mogelijk te maken.
Wanneer hij bv. opmerkt dat bij eenen gewonen slinger
groote schommelingen iets langer duren dan kleine, zoekt
hij langs mathematischen weg den vorm van de lijn langs
welke de slinger zou moeten gaan opdat alle schomme-
lingen, groote en kleine, in denzelfden tijd volbracht worden
en evenzoo vindt hij langs denzelfden moeielijken weg het
middel om den slinger te dwingen in die lijn te bewegen.
En wanneer al dat theoretisch reuzenwerk is voltooid,
dan weet hij naar de gegevens het uurwerk praktisch op
te bouwen met eene genialiteit, die weder de eerste doet
vergeten.
Nu is het uurwerk gereed, maar Huyghens\' werk nog
niet. Hij rust niet voor hij in een keurig bewerkt stuk:
»De usu horologii" uitvoerig de middelen heeft aange-
geven en door uitgewerkte voorbeelden toegelicht, om
van het uurwerk partij te trekken ter bepaling van de
lengte op zee.
En toen al spoedig bleek dat op een schommelend schip
de gewone slingeruurwerken groote onregelmatigheden
in de beweging vertoonden, wist hij het drijvend gewicht
en den regelenden slinger beiden door spiraal veeren te ver-
vangen, die minder den invloed van schokken gevoelden.
Zoo zijn wij dus ook aan Huyghens onze tegenwoordige
horlogies of zakuurwerken verschuldigd.
Nog druk in de weer met de verbetering van uurwerken
en geplaagd met allerlei onaangename briefwisselingen en
-ocr page 25-
23
processen met horlogiemakers die zijne aanspraken niet
wilden erkennen, vond Huyghens in 1659 nog tijd zijne
groote ontdekking van den ring van Saturnus te publiceeren
die zooveel opgang in de sterrekundige wereld maakte.
Aan het einde van zijne verhandeling over den wachter
van Saturnus had Huyghens een tweede letterraadsel gesteld,
waarvan de geleerden de oplossing eerst nu vernamen. Die
letters omgezet zijnde leveren den zin:
»Annulo cingitur, tenui, plano, nusquatn cohaerente, ad
eclipticam inclinato", d. i.
»Hij (Saturnus) is omgeven door een dunnen platten
»ring, die er nergens mede samenhangt en eene helling op
»de ecliptica heeft."
Dus reeds in 1655 heeft Huyghens den ring van Saturnus
ontdekt.
Om die ontdekking naar waarde te schatten, moet men
zich in den tijd waarvan sprake is, verplaatsen. Galilei
had in 1610 Saturnus door zijnen kijker beschouwd en
waargenomen dat terzijde daarvan zich twee lichaampjes
bevonden, die hoewel niet er aan verbonden, er ��n geheel
mede schenen uit temaken. In 1612 waren die lichaampjes
echter verdwenen: Saturnus was even rond als Jupiter.
Maar ziet, later waren dezelfde lichaampjes weder zicht-
baar. Hoe dit te verklaren?
Scheiner, Hevelius, Gassendi observeerden en teekenden en
maakten hypothesen, maar zonder succes.
Nu kwam Huyghens aantoonen dat de zaak zeer een-
voudig was, dat al die vreemde vormen moesten toegeschreven
worden aan een lossen platten ring, die door zijnen schuinen
-ocr page 26-
24
stand allerlei gedaanten aannam. Huyghens was zelfs
in staat te voorspellen wanneer de ring weder voor het oog
zou verdwijnen en had het geluk die voorspelling bewaar-
heid te vinden (1671).
In dezelfde verhandeling: >:de Systema Satumium," vindt
men nog vele andere sterrekundige waarnemingen vermeld,
o. a. omtrent de vlekken op de planeet Mars, waarvan
Kaiser gebruik gemaakt heeft om den omloopstijd van de
planeet nauwkeurig te bepalen en verder nog omtrent de
nevelvlek van Orion, het eerste lichaam van dien aard,
dat ooit herkend werd.
Men kan deze sterrekundige waarnemingen van Huyghens
weder beschouwen als een dier verpoozingen van zijn genie,
die, hoewel te zwaar voor de krachten van een gewoon
mensch, bij hem alleen dienden, om voor strengere inspan-
ning voor te bereiden.
Er was toen in de werktuigkunde een probleem waarvan
de moeielijkheid slechts door de belangrijkheid werd over-
troffen, een vraagstuk waaraan de groote Galilei te vergeefs
zijne krachten had beproefd en dat door �escartes geheel
verkeerd was opgelost.
Het was het vraagstuk van de botsing der lichamen.
De Engelsche Royal Society, het belang der zaak in-
ziende, noodigde hare leden uit, dat vraagstuk aan een
nader onderzoek te onderwerpen.
Drie leden slaagden in de oplossing, maar de eerepalm
bleef weder voor Huyghens weggelegd, daar zijne oplos-
sing die der anderen verre in volledigheid en beteekenis
overtrof. (1(569)
-ocr page 27-
25
Alleen in zijne verhandeling vindt men de gewichtige
stelling bewezen, dat bij de botsing van twee veerkrachtige
lichamen de som der producten van massa en kwadraat-
snelheid v��r en na den schok steeds gelijk is.
Deze producten van de massa met de tweede macht der
snelheid, verkregen later den naam van »levende kracht,"
nog later die van actueele of bewegingsenergie, arbeidsver-
mogen van beweging. Zonder den naam te noemen, legt
Huygkens hier den grond voor de alles beheerschende wet
van het behoud van arbeidsvermogen.
Niet ten onrechte noemt Lagrange Huyghens den
grondlegger van die groote wet, want reeds in diens
»de Horologio oscillatorio," vindt men eene stelling tot
beginsel verheven, die daarmede in het nauwste verband
staat, nl. dat het zwaartepunt van een systeem bij de
schommeling nooit hooger kan opklimmen dan de plaats
van waar het afkomt.
Waarlijk, Montucla heeft gelijk als hij zegt: »Zoo wij
»(jralilei en Newton uitzonderen, is er in de 17e eeuw
»niemand aan wien de werktuigkunde grooter verplichting
»heeft dan aan Huyghens."
Intusschen was Huyghens naar Parijs beroepen, zoodat
het groote werk: »de Horologio oscillatorio," daar het
eerst het licht zag en ook zijn eerste meer volkomen
slingeruurwerk door hem aan Lodewijk XIV werd aan-
geboden.
In Parijs hield hij zich toen ter tijde ook met natuur-
kundige proeven bezig, o.a. met eene machine die door
explosie van kruit in beweging geraakte.
-ocr page 28-
20
Dit is de eerste poging (zoo wij de Grieken uitsluiten)
om eene machine te maken die noch door trekdieren, noch
door water, noch door wind gedreven werd. Hoewel
nog zeer gebrekkig van uitvoering, vindt men hier het-
zelfde beginsel waarop de tegenwoordige gasmotoren zijn
gegrond.
Denys Papin was toen ter tijde Huyghens\' assistent voor
natuurkundige zaken en zooals deze zelf verklaart, brachten
deze proeven hem op het denkbeeld om in plaats van kruit
stoom aan te wenden. Men kan derhalve met grond
beweren, dat Huyghens ook de indirecte aanleiding tot
het uitvinden van het stoomwerktuig geweest is. Hem
komt de verdienste toe, het eerst van allen een kunstmatigen
motor te hebben bedacht.
Het was ook in Parijs dat Huyghens zijne beroemde
verhandeling schreef: »de vi centrifuga," d. i. over de
middelpuntvliedende kracht, eene verhandeling, zooals
D�hring verklaart, die eerst moest gekend zijn, wilde het
Newton mogelijk worden zijne grootsche wetten van de
gravitatie te ontdekken.
D�hring vraagt waarom niet reeds de geniale Kepler
die hoofdwet der natuur ontdekt heeft, en het antwoord
is: omdat eerst een menschenleeftijd na Kepler\'s dood,
Huyghens de wetten der kromlijnige beweging vond.
Men moet het vierkant van de snelheid, gedeeld door
den straal, reeds als een vorm van de maat voor de centrale
kracht kennen, om uit de wetten van Kepler die van Newton
te kunnen afleiden.
Dit is het wat sommigen heeft doen zeggen: nog slechts
-ocr page 29-
27
een stap en Huyghens had v��r Newton de wet van Newton
gevonden. Dit stond ook Delambre voor den geest toen
hij zeide:
»Huyghens est immortcl par ses idees sur les forces
» centrales, par sa pendule et son ressort spiral."
Hier worden Huyghens\' denkbeelden over de centrale
krachten in de allereerste plaats genoemd!
In alle theoretische werken van Huyghens vinden wij
sporen van de denkbeelden van Descartes, een man die
door zijne wijddragende gedachten op alle geleerden van
dien tijd eenen enormen invloed heeft uitgeoefend.
In geen echter is die invloed duidelijker dan in Huyghens\'
geschrift over de oorzaak der zwaartekracht, waarvan wij
op de eerste bladzijde dezen regel lezen:
»Gravitatio enim, cum sit nisus quidam inclinatiove
»ad motum, debet verisimiliter oriri ab aliquo motu," d. i.
want de zwaartekracht, die bestaat in eene zekere neiging
tot beweging, moet allerwaarschijnlijkst in eene of andere
beweging haren oorsprong vinden".
Dit is geheel in overeenstemming met de uitspraak van
Descartes: vorm of uitgebreidheid der licbamen kan de
oorzaak niet zijn, dus moet het beweging wezen. Dit is
ook in overeenstemming met de nieuwste bespiegelingen
van Helmholtz, Thomson en Maxwell, die alle krachten op
bewegingen willen terugbrengen. De »Wirbelbewegung" van
Helmholtz is de herleving van de wervelbeweging van Des-
cartes; wat Huyghens met die beweging trachtte te doen
met betrekking tot de zwaartekracht, zoeken de moderne
geleerden te bewerken voor de elasticiteit en de cohesie.
-ocr page 30-
28
Zoo werkten dus Descartes en Huyghens in eene richting,
die in den tegenwoordigen tijd door de grootste geleerden
als de eenige goede wordt aangewezen.
De theorie van Huyghens geeft eene gereede verklaring
van de meeste verschijnselen. Maar voor punten binnen
de oppervlakte der aarde geeft zij onjuiste uitkomsten.
Daarenboven werd zij geheel vergeten, daar kort er op
Newton alle verschijnselen van den val en van de beweging der
hemellichamen op ��ne algemeene wet terugbracht.
Toch zal men vroeg of laat weder in den geest van
Huyghens de questie moeten opvatten, want Newton geeft
wel een helder inzicht in en algemeener blik op de ver-
schijnselen, maar onthoudt zich van iedere verklaring.
Wanneer men zegt: de oorzaak van het vallen is eene
kracht die van massa op massa werkt, dan doet men gelijk
die man in een van Moli�re\'s stukken, die op de vraag:
»waarom doet opium slapen," antwoordt: »omdat daarin
zit eene slaapverwekkende kracht."
Ook in een ander opzicht is deze verhandeling van
Huyghens merkwaardig. Het eerst van allen wordt daarin
gezegd: dat de aarde afgeplat is aan de polen.
Gedurende de laatste jaren van zijn verblijf in Frank-
rijk heeft Huyghens nog een werk verricht, dat alleen reeds
in staat zou geweest zijn, zijnen naam te vereeuwigen.
Toen nl. (in 1678) grondvestte hij in zijn »Tractatus
de lumine" de bekende trillingstheorie van het licht, die
voor altijd aan zijnen naam is verbonden.
Daar wij juist dezen cursus ons met het licht zullen
bezig houden, zal er gelegenheid te over zijn om met die
-ocr page 31-
29
theorie nader kennis te maken. Ik onthoud mij dus nu
van nadere omschrijving.
Genoeg zij het hier op te merken dat deze theorie vele
jaren lang evenzoo vergeten was als die omtrent de zwaarte-
kracht. Eerst moesten Young en Fresnel optreden om haar
door verdere ontwikkeling algemeen ingang te doen
vinden.
Een enkel genie was voor de theorie van het licht niet
voldoende: daartoe moesten meerdere samenwerken. En
zoo zal het ook wel met de theorie der zwaartekracht
gaan, die nog meer moeielijkheden aanbiedt.
Het »tractatus de lumine," is eerst in druk verschenen
in 1690, toen Huyghens reeds voor goed Parijs had
vaarwel gezegd. Hij woonde toen stil op Hofwijck bij
den Haag, blijkbaar met de gedachte vervuld: de tijd van
inspanning en opstijgen is voorbij, nu geldt het met waar-
digheid eene welverdiende rust te genieten.
En dat hij dit werkelijk met waardigheid deed, blijkt
uit zijne liefhebberij voor het slijpen van lenzen van groote
brandpuntsafstand, uit de samenstelling van het eerste
planetarium, dat ooit bedacht werd, uit zijne Cosmotheoros,
eerst na zijnen dood uitgegeven, waarin hij speculeert over
het leven op de planeten en hare manen, uit het oplossen
van allerlei vraagstukken, waartoe toen ter tijde de verschil-
lende geleerden elkander uitdaagden en ook uit zijne uit-
gebreide correspondentie met allerlei geleerden, vooral met
Leibnitz over diens nieuwe wijze van rekenen.
Tegen deze nieuwe methode had hij in \'t begin veel
bezwaar maar later erkende hij volmondig de groote voor-
-ocr page 32-
30
deelen die het gebruik der Differentiaal-rekening kan aan-
bieden.
Hij zag dus nog het begin van een nieuw tijdperk in
de ontwikkeling der mathematische wetenschappen, een
tijdperk van ongekende bloei en reusachtige vorderingen,
dat beginnende met Leibnitz en Bernouilli, zich voortzette
onder d\'Alembert, Lagrange en Hamilton om in den tegen-
woordigen tijd onder Thomson en Helmholtz het glanspunt
te bereiken.
Toen hij dus in 1695 het moede hoofd ter neder lag,
kon hij niet alleen voor zichzelven maar ook voor de
wetenschap de schoonste toekomst droomen.
Wie weet of bij het scheiden zijn geest niet voorzag hoe
La Place zijne waarschijnlijkheidsrekening en Gauss zijn
dioptrica zou volmaken, hoe zijne uurwerken langzamerhand
eenen verwonderlijken graad van nauwkeurigheid zouden be-
reiken, hoe Fresnel en Cauchy zijne lichttheorie zouden
doen zegevieren, hoe uit zijn beginsel van de levende kracht
eene alles beheerschende natuurwet zou ontstaan, hoe uit
zijne eerste machine door Watt en Stephenson iets zou ge-
maakt worden, dat in den toestand der maatschappij eenen
geheelen omkeer zou teweegbrengen, in ��n woord, hoe
al zijn werken en denken in vruchtbare aarde was gevallen
en niet tien, maar twintig en honderdvoudige vrucht zou
voortbrengen.
Ook hoe hij zou bewonderd worden door het late
nageslacht, dat, al die vruchten ziende, zijne enorme ver-
diensten al duizelende leert beseffen.
Niet Holland alleen mag op Huyghens roem dragen.
-ocr page 33-
81
Zijn trotsche geest verwierp het gevoel van nationaliteit
om voor de menschheid te leven.
De geheele menschheid eischt hem op, om hem te kroonen
in naam der wetenschap
Mocht er ooit (wat te wenschen is) een standbeeld voor
hem worden opgericht in zijne geboortestad, dan zal geen
van de talrijke vreemdelingen, die des zomers de residentie
bezoeken, inlichtingen behoeven te vragen. Ieder zal eerbie-
dig het hoofd buigen als hij den naam leest van
CHRISTIAAN HUYGHENS.