-ocr page 1-
Tummr"\'\'\'\'
\'M.
VAYV\\ iOS6)ty
^z&-
m Tulictiiiii
1849
f
!
BEVATTENDE EENE NADERE OMSCHRIJVING
ONTWERP
TOT INDIJKING
VAN HET
WIERINGERMEER.
\'4U**
L
f. e.d,
Opgemaakt door de commissie uit de waterschappen,
tot verdere voorbereiding dier indijking,
EN
belioorende bij het rekwest, ingediend aan Z. M. den Koning,
in dato 3 October 1877, tot liet bekomen van concessie
tot iiidijking en droogntuking van genoemde water-
vlakte, ter grootte van 20.000 Hectaren.
AMSTERDAM,
LOMAN, KIRBERGER & VAN RESTEREN
1877.
%^K^
-ocr page 2-
% l
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
A06000030845865B
3084 586 5
-ocr page 3-
OQa^
BiWWheek
Geov/etenschappen
Princetontoan6
}584 CB Utrecht
ie van ToBlichtino
BEYATTENDE EENE NADERE OMSCHRIJVING
ONTWERP
TOT INDIJKING
VAX HF.T
WIERINGERMEER.
Opgemaakt door de commissie uit de waterschappen,
tot verdere voorbereiding dier indijking,
behooreiide bij het rekwest, ingediend aan Z. M. den Koning,
in dato 3 October 1877, tot het bekomen van concessie
tot indijking en droogmaking van genoemde water-
vlakte, ter grootte van 20.000 Hectaren
AMSTERDAM,
LOMAN, KIRBERGER & VAN RESTEREN.
1877.
Bibliotheek
Ge •wetenschappen
P>;^tonlaanS
*:v44CB Utrecht
-ocr page 4-
-ocr page 5-
MEMORIE VAN TOELICHTING,
bevattende eene nadere omschrijving
van het ontwerp tot indijking van
het Wieringermeer.
Opgemaakt door de commissie uit
de waterschappen, tot verdere
voorbereiding dier indijking, en behoo-
rende bij het rekwest, ingediend aan
Z. M. den Koning, in dato 3 October
1877, tot het bekomen van concessie
ter indijking en droogmaking van
genoemde watervlakte, ter grootte
van 20.000 Hectaren.
§ 1. Het bij deze memorie gevoegde gedrukte
ontwerp, met de daarbij behoorende kaarten en
profillen, blijft den grondslag uitmaken van de
wijze, waarop wordt voorgesteld het Wieringer-
meer in te dijken en in te polderen.
In deze memorie zullen achtereenvolgens alle
de in het ontwerp behandelde onderdeelen, nader
beschouwd en toegelicht worden, en tevens alle
zoodanige wijzigingen worden voorgesteld, als het
officieele onderzoek, en de veranderde tijdsomstan-
digheden, wenschelijk doen zijn.
-ocr page 6-
4
§ 2. Ontstaan van het ontwerp.
Bij hetgeen omtrent het ontstaan van het ont-
werp is gemeld, meenen de ondergeteekenden
alleen te moeten voegen:
1°. dat hoezeer reeds in 1S74 aan hen de op-
dracht was verstrekt, om onder de, op blz. 6 van
het gedrukte ontwerp, vermelde voorwaarden,
concessie te vragen, zij tot heden hebben gemeend,
dat de omstandigheden van politieken en finan-
tieelen aard niet toelieten, om met gunstig gevolg
aan het publiek, deelneming in eene zoo belang-
rijke onderneming te vragen.
De steeds toenemende waardevermeerdering van
landeigendom evenwel, gepaard aan de zich meer
en meer openbarende zucht naar landbezit, zelfs
in nieuw ingedijkte polders; de overweging dat
groote kapitalen beschikbaar zijn en dat daar-
voor plaatsing wordt gezocht, in werkelijk soliede
ondernemingen; dat alles doet bij de aanvra-
gers de verwachting ontstaan, dat de gevorderde
deelneming zal tι verkrijgen zijn, zoodra de con-
cessie verleend, het ontwerp behoorlijk omschre-
ven en vastgesteld is, en de noodig geoordeeld
wordende subsidiλn uit \\sRijks- en Provinciale
fondsen verleend zullen zijn.
Het rekwest tot bekoming van concessie, aan
-ocr page 7-
5
Z. M. den Koning ingediend, wordt als bijlage A.
bij deze memorie gevoegd.
2°. Dat er bij de aanvragers geen redenen be-
staan, om het ontwerp van 1874 niet te blijven
beschouwen als den grondslag der onderhandelin-
gen, die over de uitvoering dezer onderneming
gevoerd zullen moeten worden.
Uit de verder hieronder behandelde onderwer-
pen zal zulks duidelijk kunnen blijken.
§ 3. Beschrijving van het ontwerp.
De beschrijving van het ontwerp, voorkomende
op bl. 7 tot 19 van de brochure in 1874, be-
schouwt:
1°. De grenzen der omdijking.
2°. De uitwateringssluizen die binnengedijkt
worden.
3°. De toegangen die binnengedijkt worden.
4°. De werken ten behoeve der achtergelegen
waterschappen.
5°. De bedijkingswerken:
Richting der zeedijken; Westelijke afsluitdijk,
Wieringen-Anna Paulowna polder. Oostelijke af-
sluitdijk, Wieringen-Medemblik.
6". De bemaling.
7°. De verkaveling.
-ocr page 8-
fi
Wat alle deze aangelegenheden aangaat, meenen
de aanvragers niet beter te kunnen doen, dan te
verwijzen naar het rapport, uitgebracht den
3dcn ]\\iej 1875, door den Hoofd-Ingenieur van den
Waterstaat in Noord-Holland, aan Gedeputeerde
Staten van dat gewest.
Dat rapport, aan de aanvragers op hun verzoek
op ofiicieele wijze medegedeeld, is opgemaakt naar
aanleiding van een rekwest, door hen gericht aan
de Staten van Noord-Holland, om ondersteuning
uit de Provinciale fondsen.
Ook van dat Rekwest en van het daarop ont-
vangen antwoord, wordt als bijlagen B en C een
afschrift bij deze memorie gevoegd.
Uit het breedvoerige en belangrijke rapport
van den Hoofd-Ingenieur, hier bijgevoegd als
bijlage D, blijkt, voor zooveel het technische
gedeelte betreft:
Vooreerst, dat tegen het ontwerp in algemeenen
zin geene bedenkingen bestaan, belangrijk genoeg
om de uitvoering te ontraden.
Ten tiveede, dat tegen de wijze waarop is voor-
gesteld de bedijkingen te maken, geene bezwaren
bestaan.
Ten derde, dat de bezwaren door de Kamers van
Koophandel en Fabrieken te Amsterdam en te
den Helder, tegen het ontwerp ingebracht, in de
vrees dat daardoor gevaar voor instandhouding
-ocr page 9-
7
van de diepte in de haven van het Nieuwe Diep
zou kunnen ontstaan, door den Hoofd-Ingenieur
niet worden gedeeld.
Ten vierde, dat de aan het Wieringermeer gren-
zende waterschapsbesturen, door Gedeputeerde
Staten van Noord-Holland uitgenoodigd zijnde om
op te geven, of er, en zoo ja, welke bezwaren bij
hen bestaan, tegen de wijze waarop in het ont-
werp is voorgesteld, om te voorzien in de soms
door de indijking verstoorde belangen van water-
loozing en scheepvaart, aan die uitnoodiging door
allen is voldaan en wel door:
a.  Dijkgraaf en Heemraden van den polder Waard-
Nieuwland te Wieringen.
b.   Het Dijksbestuur van Wieringen.
c.   Burgemeester en Wethouders van Wieringen.
d.  Dijkgraaf en Heemraden van den Anna Paulowna
polder.
e.   Het polderbestuur van den Wieringerwaard.
f.   Dijkgraaf en Heemraden van den Polder Waard
en Groet.
g.   Den Dijkgraaf van het ambacht van West-
Friesland, genaamd de Schager en Niedorper
Koggen.
h. Dijkgraaf en Heemraden van Drechterland.
j. Burgemeester en Wethouders van Medemblik.
k. Dijkgraaf en Heemraden van het Ambacht van
Westfriesland, genaamd Geestmer Ambacht.
-ocr page 10-
8
/. Dijkgraaf en Heemraden van het Ambacht de
Vier Noorder Koggen.
Door den Hoofdingenieur zijn al de aanmerkingen,
door genoemde Besturen tegen het ontwerp gemaakt,
behandeld, en de oplossing daarvan voorgesteld op
eene wijze, waartegen van de zijde der uitvoerders
geene bezwaren kunnen bestaan, en die alleen aan-
leiding kunnen geven tot eenige vermeerdering der
kosten, waarop thans bij het herzien der begrooting
is gerekend.
De slotsom van het rapport is clan ook:
\'„In hoofdzaak kan met de voorgestelde werken,
„in het belang der afwateringen scheepvaart, ge-
\'„noegen worden genomen; doch daarin zullen de
„ wijzigingen gebracht moeten worden, die, na over-
„leg met de verschillende belanghebbende besturen,
„onder goedkeuring van het collegie van Gredepu-
„ teerde Staten en van de Regeering, blijken noodig
„te zijn.
De aanvragers meenen dan ook zich hierbij te
kunnen bepalen en verder te moeten afwachten,
wat gevorderd zal worden, bij het voeren der ver-
eischte onderhandelingen.
-ocr page 11-
9
§ 4. Begrooting der kosten.
In het ontwerp van 1874, is eene globale be-
grooting der kosten opgegeven, bedragende te
zamen f 23.500.000.—
Aangezien het aan de aanvragers is voorgekomen,
zoo wel dat het tot juiste beoordeeling van het
geheel, noodig is die begrooting meer in onder-
deelen aan het oordeel der Regeering te onder-
werpen, als dat het wenschelijk is, die begrooting
te herzien en aan te vullen, als ook om daarin
zoodanige verhooging te brengen, als in overeen-
stemming is te achten met de tegenwoordige prij-
zen van arbeidsloonen en materialen, zoo wordt
hierbij als bijlage E gevoegd, eene gespecificeerde be-
grooting der voor deze onderneming gevorderde kos-
ten, te zamen bedragende, zonder renteberekening,
eene som van ƒ 20.777.927.
De laatste begrooting is dus met een bedrag
van ƒ 3.277.927 verhoogd, zijnde op de verschillende
onderdeelen als volgt:
Begrooting 1874. Begrooting 1877
A. Werken ten behoeve der ach-
terliggende landen, tervoorzie-
ning in de verstoorde belangen
van uitwateringenscheepvaart ƒ1.300.000 ƒ1.668.571
Transp. . . ƒ1.300.000 ƒ1.668.571
-ocr page 12-
10
Begrooting 1S74. Begrooting 1877.
Per Transp. . . f 1.800.000 f 1.668.571
B.  Kosten der bedijkingen. . „ 10.000.000 ; 11.066.300
C.  Kosten van de benoodigde
stoomwerktuigen en daarbij
behoorende gebouwen en
werkplaatsen......; 1.200.000 „ 1.384.000
D. Kosten van droogmaking en
drooghouding......; 1.000.000 „ 1.158.436
E.   Kosten der verkaveling,
aanleg van kunstwegen, enz. „ 3.000.000 „ 3.500.620
F. Onderhoud der werken, kos-
ten van personeel, reis-. ver-
blijf- en bureaukosten en on-
voorziene uitgaven . . . 1.000.000 „ 2.000.000
Te zamen ƒ17.500.000 ƒ20.777.927
§ 5. Beschouwingen omtrent de verzochte bijdrage
uit \'s Kijks kas en de te verwachten uitkom-
sten der onderneming, zoo voor de deelne-
mers in de negotiatie, als voor het Rijk.
Thans genaderd zijnde tot het belangrijkste deel
dezer memorie, hopen de aanvragers er in te zullen
slagen, om kort en duidelijk voor te dragen, waarom
zij meenen, eene zoo belangrijke bijdrage uit \'s Rijks
kas te mogen vragen; welke de uitkomsten kun-
-ocr page 13-
11
nen zijn van tle voorgestelde onderneming, zoo voor
de deelnemers in de negotiatie, als voor het Rijk.
1°. Bijdrage Tan het Rijk.
Het totaal der begrooting wijst thans eene som
van f 20.777.927 aan. De kosten zijn echter ruim
gerekend en er is niets gesteld voor inkomsten,
die in den loop van 10 jaren zijn te wachten, van
huur van dijken en wegen en van eenige het eerst
bovenkomende en goed gelegen landen, grenzende
aan de bestaande bedijkingen.
Hoeveel uitzicht er nu ook moge bestaan dat de
door deze onderneming verkregen gronden, bij ver-
koop na 10 jaren, meer zullen opbrengen dan zij
hebben gekost, zoo is niet te verwachten, dat het
publiek bereid zal zijn, eene som van omstreeks
f 21.000.000 beschikbaar te stellen, indien niet op
voldoende renten, gedurende de uitvoering van
het werk kan worden gerekend.
De aanvragers om concessie meenen echter, dat
er in de tegenwoordige omstandigheden wel kans
bestaat om die som bijeengebracht te zien, mits:
1°. Eene behoorlijk geconstitueerde Maatschappij
tot Indijking daartoe optrede.
2°. De concessie verleend zij onder zulke voor-
waarden, dat men verzekerd kan zijn van de volle-
dige uitvoering van het thans opgemaakte ontwerp,
-ocr page 14-
12
en mits die uitvoering plaats hebbe onder Rijks
toezicht.
3°. Dat men volkomen verzekerd zij, dat gedu-
rende 10 jaren, van de ter leen verstrekte sommen,
eene jaarlijksche rente van 5 % zal worden vol-
daan. Na verloop van die 10 jaren houdt de rente-
betaling op, en zal de geheele polder in eens of bij
gedeelten, in het openbaar, ten behoeve der aandeel-
houders verkocht worden, op bij de statuten der
Maatschappij te regelen wijze.
In het geheel zou eene som van /\' 6.000.000,
uit \'s Rijks kas daartoe noodig zijn, en zulks in
jaarlijksche termijnen, naar gelang der vordering
van het werk, zoo als daarvan bij de begrooting
een overzicht is gegeven en nader behoort te wor-
den geregeld.
2°. Uitkomsten voor de deelnemers in de negotiatie.
In het jaar 1870 verscheen het eerste rapport
omtrent de mogelijkheid eener indijking van het
Wieringermeer in het licht. Het was opgemaakt
door eene commissie, bijgestaan door mannen, aan
wier kunde en ondervinding op dit gebied niet is
getwijfeld.
Die commissie gaf aan het slot van het rapport,
een overzicht van de verwachte uitkomsten der
-ocr page 15-
13
onderneming. Thans zijn ruim 7 jaren verloopιn,
waarin het ontwerp tot indijking van het Wierin-
germeer, steeds bij deze commissie een punt van
overweging heeft uitgemaakt; waarin de plan-
nen zijn besproken, onderzocht en gewijzigd; waarin
de begrootingen nagegaan, en eindelijk opge-
maakt zijn, zoo als nu in deze memorie is uit-
eengezet.
En thans is de slotsom: dat deze commissie,
zoo geheel met den toestand bekend, en lange
jaren van ondervinding achter zich hebbende,
niets beter weet te doen, dan te herhalen wat
toen in Mei 1870, door de eerste commissie is
gezegd.
Zij doet dat met des te meer vertrouwen:
Omdat, gedurende al dien tijd, haar niets ter
oore is gekomen, dat eenigen twijfel verraadt om-
trent de juistheid van het destijds gedane onder-
zoek, naar de hoedanigheid der gronden.
Omdat na het ingestelde onderzoek, en de her-
haalde wijzigingen, geen twijfel kan bestaan aan
de doelmatigheid en sterkte der voorgestelde
werken.
Omdat de nu opgemaakte begrooting der kos-
ten zoo is verhoogd, dat ieder die met dergelijke
werken bekend is, haar als ruim gesteld zal be-
schouwen; iets wat echter een noodzakelijk ver-
eischte is om misrekeningen te voorkomen, bij eene
-ocr page 16-
II
onderneming van zoo grooten omvang, en waarbjj
zoo zeer met de natuur zal zijn te kampen.
In het rapport van Mei 1870 wordt omtrent
de te verwachten uitkomsten gezegd:
1°. Dat de in te dijken gronden van zoodanig
gehalte zijn, dat zij, voor verre weg het grootste
gedeelte, eene hooge waarde zullen verkrijgen.
2°. Dat er niet alleen geen vrees behoeft te be-
staan, dat de werken ter bedijking van het Wie-
ringermeer, nadeel zullen toebrengen aan andere
thans bestaande toestanden; maar dat, indien
de voorgestelde kanalen, wegen, schutsluizen en
stoommachines zullen zijn gemaakt, alle achterlig-
gende landen grootelijks daardoor zullen worden
gebaat.
3°. Dat geene bezwaren van teclmischen aard
aan de uitvoering der indijkingswerken verbonden
zijn; maar dat de geprojecteerde droogmaking.
dank zij de in de laatste jaren verkregen onder-
vinding op dit gebied, en de vele ons thans ten
dienste staande hulpmiddelen, zeer goed en zonder
dat belangrijke rampen of misrekeningen te vreezen
zijn, kan uitgevoerd worden.
i°. Dat alzoo voor eene som van ƒ17.150.000
(thans in 1877 zonder de renten gerekend op
/\'20.777.927) kan worden verkregen eene opper-
vlakte van 19500 Hectaren vruchtbaar land, voor-
zien van eene uitmuntende, krachtige en tegen
-ocr page 17-
IS
alle omstandigheden gewaarborgde bedijking; van
zeer krachtige bemalingsmiddelen; van eene doel-
matige verkaveling op groote schaal; van hoofd-
vaarten met beweegbare bruggen; van sluizen die
den toegang verleenen tot den nieuwen polder;
van 182400 Meters grintwegen, en eene baan,
waarop zonder veel kosten, een, den geheelen pol-
der ten bate komenden, spoorweg kan worden
aangelegd; en welke landen eindelijk, gedurende
een tijdsverloop van circa 5 jaren, aan de volle-
dige werking van lucht en regen blootgesteld ge-
weest zijn.
Rekent men dat na aftrek van dijken, wegen
en vaarten, 18000 Hectaren belastbaar land zul-
len overblijven, dan zal iedere Hectare in den
hierboven omschreven toestand gebracht land, kos~
ten omstreeks ƒ950. (thans volgens de laatste
begrooting f 1150).
Het komt aan de commissie als onbetwistbaar
voor, dat de drooggemaakte Wieringermeerpolder
rijkelijk alle kosten zal vergoeden, die gevorderd
waren, om hem in het aanzijn te brengen; en
hoezeer misrekeningen steeds mogelijk zijn, meent
zij die hier niet te kunnen verwachten.
Ten einde een overzicht te geven van de
waarde, die tegenwoordig aan de landerijen, ge-
legen in de gemeenten grenzende aan het Wie-
ringermeer wordt gehecht, is als Bijlage F hierbij
-ocr page 18-
16
een staat gevoegd, aanwijzende de opbrengst van
eenige veilingen in de laatste jaren gebonden.
3°. Uitkomsten voor het Rijk.
Het zal aan de aanvragers wel niet ten kwade
worden geduid, indien zij zich onthouden van eene
opsomming der voordeelen, die voor het algemeen,
uit eene aanwinst van 20000 Hectaren vruchtbaar
land kunnen voortvloeien, om daardoor aan te
toonen, hoezeer eene belangrijke bijdrage uit \'s Rijks
kas daartoe gewettigd is.
Eene aaneenschakeling van feiten zou hier on-
middelijk te leveren zijn; maar ieder die over de
inwilliging der gedane vraag zal hebben te oor-
deelen, mag wel geacht worden volkomen daar-
mede bekend te zijn.
Het zij hun echter vergund hier te herhalen, wat
reeds in 1861 door Jonkhr. Gevers van Endegeest,
in het 82° hoofdstuk van zijn werk over de droog-
making van het Haarlemmermeer, voor zoo verre
die ook in later tijden van toepassing zullen zijn
op de droogmaking van het Wieringermeer, is ge-
meld als Uitkomsten voor het Rijk.
Die zoo eenvoudige als ware en belangrijke woor-
-ocr page 19-
17
den, zijn ook in andere opzichten wel waard nog
eens in het geheugen teruggebracht te worden:
„De onderneming, (de droogmaking van het
„Haarlemmermeer",) leest men in genoemd werk,
„heeft aan de schatkist na aftrek der baten, eene
„uitgaaf berokkend van ƒ4.412.115. Moge het
„volgende ten betoog strekken, dat die uitgaaf aan
„het Rijk ruime vergoeding zal afwerpen.
„Reeds in 1859 gaven de Rijksbelastingen, met
„de opcenten, in de nieuwe gemeente Haarlem-
„ niermeer, aan de schatkist eene som van ƒ36.602,
„in het vervolg voor deze bloeiende Gemeente ge-
„raamd op..........f 45.000
„Over 18 jaren betalen de eerst ver-
„kochte, en over 20 jaren al de landen,
„de grondlasten van onbebouwde eigen-
„dommen, jaarlijks te stellen op. . . „ 90.000
„Is het waar, dat de grondbezittingen
„gemiddeld om de twintig jaren van
„eigenaar verwisselen, dan geniet reeds
„nu het Rijk aan rechten van eigendoms-
„overgang ongeveer.......„ 25.000
Te zamen een jaarlijksche som van f 160.000
„die echter alleen het tastbaar inkomen uitmaakt."
„Memand zal de zijdelingsche, met geen juistheid
„te schatten voordeelen ontkennen, die met een op-
„merkzaam oog een zoo uitgestrekten polder, in
„eene zoo aanzienlijke gemeente, in de plaats van
-ocr page 20-
IS
„water aanschouwt; die de omliggende dorpen, vroe-
„ger uithoeken, nu langs wegen als kolfbanen, met
„de beschaafde wereld verbonden, in de algemeene
„bedrijvigheid ziet deelen; die alzoo in en rondom
„de droogmaking, allerwege nieuw leven, nieuw
„vertier, nieuwe bouwingen, tallooze verkoopingen
„of verhuringen, en de volle nijverheid van een
„ uitgestrekten landbouw aanschouwt. Daar vatten
„ambachten en neringen post; daar betalen no-
„ taiοssen en koopers en verkoopers hunne zegels;
„daar voldoen de VerscJmeren en Amersfoordten
„de inkomende rechten van hunne menigte land-
„ bouwwerktuigen uit den vreemde; daar zijn dui-
„ zenden aan de winnende hand, die allen ongemerkt
„de opbrengst der accijnsmiddelen vemieerderen en
„te zamen den nationalen rijkdom verhoogen.
„Zoo heeft het Rijk een wingewest veroverd, na
„een vreedzamen strijd, zonder tranen of bloed,
„waar wetenschap en genie als veldheeren en de
„nijvere polderjongens als soldaten zijn opge-
„ treden.
„Het vaderland heeft, tegen de bezwaren der na-
„tuur en tegen de bezivaren der\'menschen volhardend,
„eene der grootste ondernemingen van onzen tijd vol-
bracht, tot eer en roem van zijnen naam.
En zoo kome dan op nieuw de Staat te hulp aan
hen, die thans in het Wieringermeer den strijd tegen
-ocr page 21-
19
de zee weder willen ondernemen, en eer de negen-
tiende eeuw ten einde is, vindt Nederland een nieuwe
parel aan zjjn kroon gehecht.
De Commissie uit de Waterschappen
in het hoofd dezes vermeld:
J. C. DE LEEUW.
K. BREEBAART."
J. BREEBAART, Kz.
A. J. KAAN.
D. TOOL.
S. F. SIEUWERTS.
J. L. T. GRONEMAN.
Alkmaar, 3 October 1877.
-ocr page 22-
-ocr page 23-
BIJLAGE A.
Aan
Zijne Majesteit den Koning.
(reven met verschuldigden eerbied te keniien, de Onder-
geteekendeu, uitmakende de commissie uit de waterschappen:
den Anna Paulowna-Polder, den Polder Waard en Groet
en den Polder Waard-Nieuwland op Wieringen, ingesteld
ter voorbereiding eener indijking van het Wieringermeer
in Noord-Holland, ter grootte van 20.000 Hectaren.
Dat zij van deze belangrijke indijking een ontwerp heb-
ben opgemaakt, hetwelk zij met eene daarbij behoorende
memorie van toelichting, de eer hebben hiernevens aan Uwe
Majesteit aan te bieden;
Dat zij aan Uwe Majesteit eerbiedig verzoeken, hun de
concessie voor de indijking en droogmaking aan het Wie-
ringerraeer, overeenkomstig dat ontwerp te verleenen, met
eene garantie van renten tegen 5 ten honderd \'s jaars, gedu-
rende het tijdvak van den aanvang van het werk, totdat met
den verkoop der drooggemaakte gronden geregeld kan
-ocr page 24-
22
worden voortgegaan, uiterlijk voor tien jaren en tot een
gezamenlijk bedrag van niet meer dan 6.000.000 gulden,
\'t Welk doende enz.
De Commissie voornoemd,
J. C. DE LEEUW, Dijkgraaf\'vanden Anna 1\'aulowna
polder.
K. BREEBAART, Dijkgraaf van den polder Waard
en Groet.
J. BREEBAART Kas., Dijkgraaf van den polder
Waard-Nieuwland op Wieringen.
A. J. KAAN, Heemraad van den Anna Paulotcna polder.
S. F. SIEUWERTS, Hoofd-Ingeland van den polder
Waard en Groet.
D. TOOL, Hoofd-Ingeland van den polder Waard-
Nieuwland.
J. L. T. GRONEMAN, Hoofd-Ingeland van den Anna
Fauloiona polder.
(!jet-){
Alkmaar, o October 1877.
-ocr page 25-
BIJLAGE 11.
Aan
de Provinciale Staten van
Noord-Holland.
MIJNE HEEREN!
Namens de besturen van de Waterschappen: de Anna
Paulowna Polder, de Polder Waard en Groet
en de Polder
Waard-Nieuwland op Wieringen,
en daartoe behoorlijk ge-
machtigd, hebben de ondergeteekenden de eer, zich bij deze
tot Uwe vergadering te wenden, ten einde Uwe hulp in te
roepen tot de uitvoering van een belangrijk werk, waar-
door het geheele llijk gebaat en de Provincie Noord-Hol-
land aanzienlijk vergroot zou worden, maar waarvoor par-
ticuliere krachten te kort schieten en Uwe medewerking
onontbeerlijk is.
Het is namelijk van algemeene bekendheid, dat zich in
het jaar 1869 eene commissie heeft gevormd, met het doel
om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid eener
indijking van de watervlakte, thans genaamd het Wierin-
germeer,
ter grootte van omstreeks 20,000 H. A.
Deze commissie deelde, den 13\'1en April 1870, den uitslag
van haar onderzoek mede, aan de het Wieringermeer be-
-ocr page 26-
24
grenzende Waterschaps-Besturen, die gezamenlijk de kosten,
voor dat onderzoek gevorderd, hebben gedragen. — Zij
deed dat in een gedrukt rapport, dat algemeen verkrijg-
baar werd gesteld en waaruit bleek:
1°. Dat de in te dijken gronden van zoodanige gehalte
zijn, dat zij voor verreweg het grootste gedeelte eene hooge
waarde kunnen verkrijgen.
2°. Dat er niet alleen geen vrees behoeft te zijn, dat de
werken ter bedijking van het Wieringerineer nadeel zullen
toebrengen aan andere thans bestaande toestanden, maar
dat, indien de voorgestelde kanalen, wegen, schutsluizen en
stoommachines gemaakt zullen zijn, alle achterliggende
landen daardoor grootelijks zullen worden gebaat.
3°. Dat geene bezwaren van technischen aard, aan de
uitvoering der indijkingswerken verbonden zijn; maar dat
de geprojecteerde droogmaking, dank zij de in de laatste
jaren verkregen ondervinding op dit gebied, en de vele
ons thans ten dienste staande hulpmiddelen, zeer goed, en
zonder dat belangrijke rampen of misrekeningen te vreezen
zijn, kan worden uitgevoerd.
4°. Dat voor eene som van ƒ 17,500,000 kan worden
verkregen, eene oppervlakte van 19500 H.A. vruchtbaar
land, voorzien van eene uitmuntende, krachtige en tegen
alle bekende omstandigheden gewaarborgde bedijking; van
zeer krachtige bemalingsmiddelen; van eene doelmatige
verkaveling op groote schaal; van hoofdvaarten met be-
weegbare bruggen; van sluizen, die den toegang verleenen
tot den nieuwen polder; van 182,000 meters grintwegen,
en eene baan, waarop zonder veel kosten, een den geheelen
Polder ten bate komende spoorweg kan worden aangelegd;
en welke landen eindelijk, vσσr den verkoop, gedurende
-ocr page 27-
25
een tijdsverloop van circa vijf jaren, aan de volledige wer-
king van lucht en regen blootgesteld geweest zijn. — Des-
tijds werd gerekend, dat na aftrek van dijken, wegen en
vaarten, 18000 H.A. belastbaar land overblijvende, iedere
H.A. in den boven omschreven toestand gebracht land,
omstreeks / 950 zou moeten kosten.
Na het uitbrengen van dit rapport, is door de commis-
sie met de meeste inspanning getracht, de algemeene aan-
dacht op dit onderwerp te vestigen; maar tot haar leed-
wezen mocht het nog niet gelukken, personen of vereeui-
gingen te vinden, krachtig genoeg, om zich met hoop op
goeden uitslag, aan het hoofd te stellen van eene Maat-
schappij tot indijking van het Wieringermeer.
Drie aanvragen om concessie voor deze indijking, waar-
van die, gedaan door den Heer J. G. Jόger te Amsterdam
de prioriteit had, hebben aanleiding gegeven tot hetinstel-
len van een nauwkeurig onderzoek van Rijkswege. •— Het
is daaruit gebleken, dat tegen het gemaakte ontwerp geene
andere dan geldelijke bezwaren bestaan; dat geene bijzon-
dere moeielijkheden gedurende de uitvoering te vreezen
zijn; dat de Regeering bereid is tot krachtige ondersteu-
ning; maar ook, dat, wil men deze indijking op de bij het
Rapport voorgestelde soliede wijze uitvoeren, daarvoor om-
streeks 23 millioen gulden gevorderd zullen worden.
Langdurig is overwogen wat alsnu zou kunnen worden
gedaan, om deze belangrijke onderneming in het leven te
roepen; en aangezien thans de overtuiging voldoende ge-
vestigd is, dat deze indijking niet kan geschieden zonder
de krachtige hulp van allen die daarbij behing hebben, en
dus voornamelijk van het Rijk en van de Provincie Noord-
Holland: aangezien die hulp vermoedelijk in geen geval
-ocr page 28-
26
aan particuliere personen zal worden verleend, dan nadat
deze zich belangrijke opofferingen zullen getroost hebben,
voor het maken van plannen en voor de voorbereidende
werkzaamheden, — zoodat bij het zeer onzekere van het
verkrijgen van die hulp, geen concessionaris bereid zal zijn
hier op te treden, — is eindelijk door de Besturen der
Waterschappen, in wier naam dit adres tot Uwe vergade-
ring wordt gericht, besloten om zich te vereenigen, en te
trachten het meer en meer rijpende denkbeeld, om de hier
bedoelde groote watervlakte in land te herscheppen, te ver-
wezenlijken.
Ten dien einde is door de in het hoofd dezes genoemde
Besturen, uit hun midden eene commissie benoemd, die in
last heeft zich tot de Regeering te wenden, met het ver-
zoek dat die\' Besturen, thans, nu andere aanvragen om
concessie vervallen zijn, gezamenlijk mogen worden be-
schouwd als aanvragers om concessie tot indijking van het
Wieringermeer; en zulks enkel met het doel om die con-
cessie, tegen teruggave der gemaakte kosten, ter beschik-
king te stellen van eene Maatschappij tot indijking, die met
goedkeuring van het Gouvernement, hier te lande zal
worden opgericht.
Door die commissie zullen de noodige subsidiθ\'n, zoo van
het rijk als van de Provincie Noord-Holland worden ge-
vraagd, en alle pogingen worden aangewend, om eene
Maatschappij tot indijking mogelijk te maken.
Zoodra die maatschappij wettiglijk is gevestigd, is de
commissie tot voorbereiding ontbonden, en vervallen voor
haar alle verdere bemoeiingen.
De besturen in wier naam de ondergeteekenden als ge-
committeerden thans optreden, werden krachtig aangemoe-
digd tot het nemen van dit besluit, door eene verklaring
-ocr page 29-
27
van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandscue
Zaken, die bij missive van \'6 April 1874 heeft te kennen
gegeven:
»De droogmaking van het Wieringermeer is mijns in-
»ziens in het publiek belang wenschelijk. Mochten de aan
»te wenden pogingen, om de noodige deelneming voor deze
»zaak te vinden, slagen, dan ben ik, indien de aanvrage
»van den Heer Jόger komt te vervallen, gaarne bereid
»nadere voorstellen in overweging te nemen, en voor zoo-
»veel mogeljjk het tot stand komen der droogmaking te
»helpen bevorderen.
»Omtrent ondersteuning van Rijkswege, kan natuurlijk
»nog geene bepaalde toezegging worden gedaan; wanneer
»het blijkt, dat de krachten der rechtstreeks belangheb-
»benden te kort schieten, en de Provincie met hulpbetoon
»voorgaat, dan is echter van wege het belang der zaak,
»ook voor Rijkssubsidie alle grond."
De ondergeteekenden hebben alzoo bereids met hunne
werkzaamheden een begin gemaakt. In de eerste plaats
wenschten zij zich te vergewissen of alle vroegere aanvra-
gen om concessie vervallen waren, en zij zou mogen reke-
nen op voortdurenden steun der Regeering. Zij hadden
het genoegen op hunne vraag daaromtrent het volgende
antwoord te bekomen:
\'s Gravenhage, 18 September 1874.
»Op het verzoek van den Heer J. G. JaGEE te Amster-
»dam, om verlenging van den hem gestelden en op 6 Sep-
»tember 1.1. verstreken termijn, voor de inlevering van een
«uitgewerkt plan voor de droogmaking van het Wieringer-
»meer, is heden door mij afwijzend beschikt. Zijne aan-
»vrage kan mitsdien als vervallen worden beschouwd. Ik
-ocr page 30-
28
»ben alsnu bereid, de eventueel door U te doene voorstel-
»len in overweging te nemen, en wil gaarne, voor zoo
veel in οnijn vermogen is, het tot stand komen dezer nut-
»tige onderneming helpen bevorderen."
De Minister van Binnenlandsche Zaken:
(gei.) HEEMSKERK.
Inmiddels werd opgemaakt eene omschrijving van het
ontwerp, geheel gegrond op het vroeger uitgebrachte rap-
port, maar gewijzigd naar de thans bestaande toestanden
en verschillende opnemingen, die sedert 1870 zijn gedaan.
De ondergeteekenden hebben de eer een exemplaar van dit
ontwerp, met bijbehoorende kaarten, aan de leden Uwer
Vergadering aan te bieden.
De Commissie heeft vervolgens breedvoerig overwogen,
wat thans verder gedaan moet worden; maar haarsinziens
wordt het welslagen van alle verdere pogingen geheel be-
beerscht door de beantwoording der vraag, of de Staten
van Noord-Holland bereid zullen worden bevonden tot zoo-
danige krachtige hulp, dat met goed gevolg daarop kan
worden voortgebouwd, in de verwachting dat verder van
Rijkswege de onderneming mogelijk gemaakt zal worden.
Het is, Mijne Heeren, om tot de beantwoording dier
vraag te geraken, dat de ondergeteekenden thans de eer
hebben zich tot Uwe vergadering te wenden, met verzoek,
dat door de Staten van Noord-Holland moge worden be-
sloten:
dat bijaldien binnen den tijd van tivee jaren, na dag-
teιkening van het te nemen besluit, de definitieve con-
cessie ter indijking van het Wieringermeer verleend zal
zijn, en eene Maatschappij tot indijking is opgetreden,
i
-ocr page 31-
29
zoodanig, dat tot genoegen der Staten, het tot stand
komen der onderneming verzekerd kan geacht worden,
aan die Maatschappij, onder gelijke voorwaarden als
aan een Rijkssubsidie zullen verbonden zijn, eenprovin-
ciaal subsidie ten bedrage van Eιn millioen Gulden zal
worden verleend, te verstrekken in
10 jaarlijksclte ter-
mijnen, ieder van f
100,000.—
Of indien het aan Uwe vergadering voorkwam, dat nog
niet kon worden beslist, omtrent het bedrag van het te ver-
leenen subsidie, moge worden verklaard:
dat indien nader werkelijk kan worden aangetoond, dat
eene Maatschappij zal ivorden opgericht, zoodanig dat
lol genoegen der Staten, het tot sta>ul komen der indtj-
king verzekerd kan geacht ivorden, gerekend zal kunnen
worden op zoodanige krachtige ondersteuning van de
Provincie, als overeenkomstig is te achten met het
belangrijke der onderneming.
De Commissie meent zich bij deze eenvoudige vermel-
ding van haar verzoek te mogen bepalen.
In de vergadering der Staten van Noord-Holland, van
eene Provincie, waar schier iedere voetstap ons herinnert
aan hetgeen geschied is om dit land aan de wateren te
ontweldigen, is het wel geheel overbodig te gewagen van
het belang van indijkingen, vooral van een zoo omvang-
rijke, als waarvan thans sprake is. Dat eene indijking van
het Wieringermeer de hulp der Provincie waardig is, daar-
omtrent zal, zooals de Commissie vertrouwt, wel geen twij-
fel bestaan, indien Uwe vergadering een onderzoek zal ge-
lieven te doen instellen. Dat zonder die hulp, op de thans
-ocr page 32-
30
verzochte wijze, alle verdere pogingen vruchteloos zouden
zijn, ook daarvan zal de omvang der onderneming en de
groote taak, die eene op te richten Maatschappij wacht, wel
de volledige overtuiging geven.
Het zij echter den ondergeteekenden vergund, om betref\'-
fende het verlangde bedrag der subsidie op te merken:
1°. Dat, indien er immer kans zal bestaan om genoeg-
zame deelneming tot de oprichting eener Maatschappij tot
indijking te vinden, de kosten niet hooger dan op omstreeks
ƒ1000 per H.A. mogen komen, zooals de eerste bereke-
ning was.
2°. Dat aangezien het bedrag der kosten thans in het
geheel op ƒ23,500,000 wordt gerekend, omstreeks ƒ5,000,000
als subsidie wordt gevorderd, om ongeveer aan het sub. 1
genoemde vereischte te kunnen voldoen.
3°. Dat, indien een dergelijk bedrag zou kunnen worden
verkregen, deze sommen, hoe belangrijk ook, ongeveer in
evenredigheid staan tot hetgeen door de Provincie Noord-
Holland en het Rijk werd bijgedragen voor de indijking
van het Haarlemmermeer. De commissie acht zich geluk-
kig, oin in plaats van op omstandige berekeningen en
redeneeringen, op het voorbeeld van deze ons voorgegaan
zijnde grootsche onderneming te kunnen wijzen, ten be-
tooge hoe de verstrekte bijdragen werkelijk ten algemeenen
nutte aangewend zijn en vruchten kunnen dragen.
Moge ook eenmaal van het Wieringermeer als van het
Haarlemmermeer worden gezegd: »is dit niet een der
schoonste werken waarop een land trotsch mag zijn, en
eene der heerlijkste zegepralen van de hedendaagsche nij-
verheidV" *) Moge de Provincie Noord-Holland daardoor
*) dk Laveleye. De Landbouwkunst in de Nederlanden.
-ocr page 33-
81
aanzienlijk vergroot worden, en thans, door uwe medewef*
king, op de nu nog maar afgebakende grondslagen, de
eerste hoeksteen van het gebouw worden gelegd.
De Commissie uit de Waterschappen, tot voorbereiding
der indijking van het Wieringermeer.
3. C. DE LEEUW, Dykgraaf van den Anna Paulowna
Polder,
Voorzitter.
K. BREEBAART, Dijkgraaf van den Waard- en Groet-
polder.
3. BREEBAART Kzn., Dijkgraaf van den Polder Waard-
όet.) {
Nieuwland op Wοeringen.
A. J. KAAN, Heemraad van den Anna Paulowna Polder.
D. TOOL, Hoofd-Ingeland van den Polder Waard-Nieuwland.
S. F. SIEUWERTS, Hoofd-Ingeland van den Polder Waard
en Groet.
3.
L. T. GRONEMAN, Hoofd-Ingeland van den Anna
Paulowna Polder, Secretaris.
Schagen, den 24 September 1874.
-ocr page 34-
BIJLAGE C.
Uittreksel uit het register der besluiten van
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.
Woensdag 14 Julij 1875.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;
Gelezen een uittreksel uit het register der besluiten van
de Staten dezer provincie, van 9 Julij 1875 N°. XII, hou-
dende beschikking op het adres der commissie tot voorbe-
reiding eener indijking van het Wieringermeer, betreffende
het erlangen van subsidie voor die indijking;
Brengen ter kennis van de commissie tot voorbereiding
eener indijking van het Wieringermeer, dat de provincie
bereid is, aan den eventueelen concessionaris voor de indijking
van \'t Wieringermeer, een provinciaal subsidie te verleenen
van ƒ750.000, uit te betalen in ιιn termijn, nadat de indij-
king, overeenkomstig de daarvoor te geven concessie, zal
zijn voltooid en de nieuwe polder in exploitatie zal zijn
gebragt, mits zulks voor l Januarij 1891 hebbe plaats gehad
en met het werk uiterlijk in 1879 een aanvang zij gemaakt.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
(aet 1 ROΛIX\' Voorzitter.
I H. JACOBI, Griffier.
-ocr page 35-
BIJLAGE D.
PROVINCIAAL BESTUUR
VAN NOORDHOLLAND.
\'2e Af deeling.
Nu. 168/10787.
Haarlem, 6 December 1875.
Ter voldoening aan het verzoek, gedaan bij uwe missive
aan Heeren Gedeputeerde Staten van 30 November j.L,
heb ik de eer u hierbij een afschrift toe te zenden van het
rapport, door den hoofdingenieur van den Waterstaat in
dato 3 Mei j.1. N°. 697 ~, uitgebragt omtrent het door U
ingediend ontwerp voor de indijking van het Wieringermeer.
De Voorzitter van Gedeputeerde
Staten van Noordholland,
(get.)
ROΛLL.
Aan
de Commissie tot voorbereiding
eener indijking van het
Wieringermeer.
3
-ocr page 36-
AFSCHRIFT.
WATERSTAAT.
N°. 697 |
Berigt op brief dd. 22 Januarij
1875 2e afdeeUng N°. 168187.
Betreffende de indijking van het                     Haarlem, 3 Mei 1875.
WIERINGERMEER.
1 pak hylagen terug en X nieuwe.
Met neven vermelden brief, ontving ik van UHoogEdel
Gestrenge om berigt en raad, het hierbij teruggaand adres
van de commissie tot voorbereiding der indijking van het
Wieringermeer, aan de Provinciale Staten van Noordholland,
gedagteekend uit Schagen den 24 September 1874.
De commissie, bestaande nit leden van de besturen der
waterschappen Anna Paulowna, Waard en Groet en Waard
Nieuwland, verzoekt namens en op last van die besturen,
gezamenlijk te worden beschouwd als aanvragers om con-
cessie, tot indijking van het Wieringermeer, met het doel
de concessie tegen teruggave der gemaakte kosten, ter
beschikking te stellen van eene Maatschappij tot indijking,
die met goedkeuring van het Gouvernement hier te lande
zal worden opgerigt.
Zij voegt bij haar adres het ontwerp der indijking en
droogmaking, en verzoekt om zijne uitvoering mogelijk te
maken, dat:
»bijaldien binnen den tjjd van twee jaren, na dagtee-
»keniug van het te nemen besluit, de definitive concessie
»ter indijking van het Wieringermeer verleend zal zijn, en
»eene Maatschappij tot indijking is opgetreden, zoodanig
Aan
Den Heer Voorzitter van Gedeputeerde
Staten in de Provincie Noordholland.
-ocr page 37-
35
»dat tot genoegen der Staten, het tot stand komen der
«onderneming verzekerd kan geacht worden, aan die Maat-
»schappij onder gelijke voorwaarden als aan een Rijks-
»subsidie zullen verbonden zijn, een provinciaal subsidie
»ten bedrage van een millioen gulden, zal worden verleend,
»te verstrekken in 10 jaarlijksche termijnen, ieder van
»ƒ 100.000."
Mogt er bezwaar bestaan tegen de beslissing omtrent het
bedrag van liet subsidie, dan verzoeken adressanten eene
verklaring:
»dat indien nader werkelijk kan worden aangetoond, dat
»eene Maatschappij zal worden opgerigt, zoodanig dat tot
«genoegen der Staten, het tot stand komen der indijking
«verzekerd kan geacht worden, gerekend zal kunnen wor-
»den op zoodanige krachtige ondersteuning van de Provincie.
»als overeenkomstig is te achten met het belangrijke der
«onderneming."
De bedenkingen der bij de uitvoering van dit werk be-
trokken besturen, werden mij tevens door UHoogEdel Ge-
strenge toegezonden, benevens twee brieven van Zijne Excel-
lentie den Minister van Binnenlandsche Zaken dd. 19 Novem-
ber 1874 N°. 23 en 15 Januarij 1875 Nu. 30 afdeeling 3
Waterstaat, met bezwaarschriften der Kamers van Koop-
handel te Helder en te Amsterdam tegen de uitvoering van
het ontwerp.
Ik zal in de eerste plaats het bedijkingsontwerp in alge-
meenen zin en daarna de door de geraadpleegde besturen
geopperde denkbeelden, omtrent de bezwaren tegen dat ont-
werp behandelen.
Tot grondslag van het door de commissie uit de water-
schappen opgemaakt ontwerp, strekte het rapport dercom-
inissie tot onderzoek, naar de mogelijkheid van de indijking
-ocr page 38-
36
van het Wieringerineer, uitgebragt 15 April 1870. Naar
aanleiding van eene in 1871 door den Heer J. G. Jager ge-
vraagde en aan hem verleende concessie tot uitvoering van
dit werk, is het door laatstgenoemde commissie ontworpen
plan, door mijn ambtsvoorganger onderzocht, en trad de
Concessionaris in onderhandeling met eenige aannemers over
de uitvoering der werken.
De toen gerezen bedenkingen tegen, en de wenschelijk
geachte wijzigingen in het ontwerp van 1870, zijn bij het
vaststellen van het thans ingezonden ontwerp in aanmer-
king genomen.
Intusschen hebben eenige belanghebbende besturen nog
bezwaren tegen sommige onderdeelen van het algemeen ont-
werp, doch hoewel later zal blijken, dat met die bezwaren
rekenschap moet gehouden worden, zijn zij van betrekkelijk
ondergeschikt belang, en kan het ontwerp, zooals op blz. 7
gezegd wordt, den grondslag uitmaken der onderhandelingen,
die tot uitvoering dezer groote zaak gevoerd moeten wor-
den met het Rijk, de Provincie en de belanghebbende
Waterschaps- en Gemeentebesturen.
Het indijken, droogmaken en drooghouden, gedurende
minstens 4 jaren en verkavelen van 18000 hectaren belastbaar
land, met inbegrip der kosten, vereischt tot den aanleg van
kunstwegen in den nieuwen polder, en der werken, vereischt
in het belang der scheepvaart en der afwatering van de
achtergelegen landen, is geraamd op ƒ 2^.500.000, onder
welk bedrag eene som van ƒ G.000.000 voor renteverlies
gedurende de uitvoering is begreiien.
De raming is met de vereischte naauwkeurigheid en zorg
opgemaakt, en naar mijne meening zal, indien geene buiten*
gewone omstandigheden plaats grijpen, het voorgenomen
werk voor die som kunnen uitgevoerd worden.
-ocr page 39-
37
De ingedijkte en voor den landbouw geschikt gemaakte
Hectare land, /.al alzoo kosten ongeveer ƒ 1300.
Uit het proces verbaal, der op 12 Mei 18(39 gehouden
Vergadering tot onderzoek van het gehalte der in te dijken
gronden, beoordeeld uit 103 gedane boringen, blijkt dat
in het vak van den landbouw deskundigen, eene zeer gun-
stige getuigenis omtrent 7/„ gedeelte van de oppervlakte
dezer gronden afleggen.
Dat proces verbaal is als bijlage A, met de kaart bij het
ontwerp gevoegd.
Dat de aanwinst van zoodanigen polder, van zeer groot
belang is voor de provincie Noord-Holland, voor het Rijk
en voor de ontwikkeling van den landbouw, behoeft geen
betoog, voor de bewoners der Nederlandsche gewesten, waar
sedert drie eeuwen, de in vruchtbare akkers veranderde
waterplassen, eene welvaart verspreiden, die in een naauw
verband staat met de belangen der provinciale- en rijks-
middelen.
Hoewel de nabij de ontworpen bedijking gelegen Anna
Paulowna polder, aan zijne bedijkers welligt niet de voor-
deelen heeft verschaft, die daarvan verwacht werden, zoo
is de aanwinst van die 5180 Hectaren land, in elk geval,
zoowel voor de provincie Noord-Holland, als voor het Rijk,
van het grootste belang, vooral in de toekomst.
Werd het Wieringermeer uitsluitend door particuliere
nijverheid bedijkt en drooggemaakt, zoo valt het niet te
betwijfelen, of, al mag het gehalte der gronden aan de ver-
wachting beantwoorden, zoodanige onderneming slechts gel-
delijk verlies voor de deelnemers zoude ten gevolge hebben.
Het verzoek om subsidie, strekt dan ook tot dekkinsr van
dat verlies, en uit dat oogpunt beschouwd, komt mij het door
adressanten gewenscht cijfer niet overdreven voor.
-ocr page 40-
.\'(8
Ik meen dun ook de voorwaardelijke inwilliging van het
eerste, of, wanneer er bezwaar bestaat reeds nu daartoe te
besluiten, van het tweede verzoek te mogen aanbevelen,
overtuigd dat de betrekkelijk geringe bijdrage, in de toe-
komst, de nationale rijkdom vermeerdert, de provinciale be-
langen bevordert, en aan den landbouw eene nieuwe bron
van welvaart opent.
Tegen het ontwerp in algemeenen zin. bestaan naar mijne
meening, die door den betrokken Arrondissement-Ingenieur
gedeeld wordt, geene bedenkingen, die belangrijk genoeg
zijn om de uitvoering te ontraden.
Voor de belangen der scheepvaart en afwatering is gezorgd,
behoudens hetgeen zal volgen, bij en na de behandeling der
door de geraadpleegde besturen, geopperde bedenkingen.
Het zal echter noodig zijn, den afsluitdijk Wieringen—
Medemblik, over zijne geheele lengte, tot de hoogte van
4.50 M. boven A.P. op te trekken, in verband met de hoogte
der bestaande dijken, die ongeveer in gelijke rigting loopen.
Na de ondervinding, die in 1871 bij de afdamming van
het Sloe is opgedaan, met ιιn rijzendam, zal die van het
Amsteldiep en den aanleg van den oostelijken afsluitdijk
Wieringen—Medemblik, naar mijne meening, geene onover-
komelijke bezwaren ontmoeten.
Ook de uitgevoerde bedijking en droogmakerijwerken in
het Y en het Wijkermeer, hebben aangetoond, dat de aanleg
van boezemkanalen en kaden, de verkaveling enz. op meer
spoedige en minder kostbare wijze kan geschieden, dan bij
vorige droogmakerijen plaats had.
De gestelde tijd tot uitvoering van het geheele werk op
tien jaren, schijnt mij, wanneer zich althans geene bezwa-
rende omstandigheden opdoen, voldoende toe.
Overgaande tot de behandeling der door de geraadpleegde
-ocr page 41-
39
besturen geopperde bedenkingen, zal ik in de eerste plaats
behandelen, die, voorkomende in de adressen der Kamers
van Koophandel en Fabrieken te Helder en te Amsterdam
aau zijne Excellentie den Minister van Binnenlaudsche Zaken.
De kamers vreezen, dat door de afsluiting van het Anistel-
diep, een ongunstige invloed zal worden uitgeoefend op
de haven het Nieuwediep, omdat het door die haven stroo-
mende vloed en eb water, naar en van het Amsteldiep, tus-
schen Wieringen en den vasten wal stroomt.
Bovendien achten zij die afsluiting nadeelig voor de be-
langen der scheepvaart, niet alleen wegens het gemis van
een waterweg, maar ook wegens het verlies der uitmun-
tende reede in de zoogenaamde Sloot en op de vlakte be-
zuiden Wieringen.
Toen in 1870 het ontwerp tot indijking van het Wierin-
germeer is beoordeeld, heeft de Ingenieur Wellan een uit-
voerig onderzoek ingesteld, naar den invloed die deze indij-
king zoude uitoefenen, op de diepte en op het profil van
de haven het Nieuwediep.
Eene opneming had daartoe plaats, en eene teekening
van het terrein werd vervaardigd, tot beoordeeling van het
vraagstuk.
De toestand is thans nog aan dien van 1870 gelijk, en
onder bijvoeging der bedoelde teekening, laat ik volgen
hetgeen de Ingenieur Wellan in December 1870 betref-
fende deze zaak schreef:
»Uit de gedane opneming blijkt, dat de geul, welke van
»uit de Zuiderzee, tusschen den Zuid-Westhoek van het
»eiland Wieringen en den vasten wal van Noordholland
»loopt, — het Amsteldiep, — zich niet richt naar de haven
»het Nieuwediep, maar zich noord-oost waar ts ombuigt, en
»dat zelfs geen enkele kreek of nevengeul zich van dien
-ocr page 42-
40
«hoofdstroom verwijdert, om in noord-westelijke richting
»naar het Nieuwediep te stroomen.
»Deze toestand wordt geheel bevestigd door de hydro-
»graphische kaart van de Zuiderzee, waaruit blijkt, dat het
»Amsteldiep, zich uitsluitend noord-oostwaarts om het
»Balgzand heen wendt, om zich verder met den Texelstroom
»en het Marsdiep te vereenigen.
»De stroom, welke bij ebbe door de haven het Nieuwe-
»diep trekt, is alzoo geen eigenlijk deel of zijtak van den
«hoofdstroom van het Amsteldiep (die natuurlijk de grootste
»diepte heeft en dat diep blijft bestaan) maar een zijdeling-
«schen aftrek, van den zich bij den vloed gevuld hebbende
«kom, tusschen den keerdam, den vasten wal vau Noordhol-
sland en het eiland Wieringen, een aftrek, veroorzaakt door
»het verhang, geboren uit de, in het Marsdiep aan den mond
»van de haven het Nieuwediep, reeds vroeger ingevallen
«en verder gevorderde ebbe, dan die, welke door het Amstel-
«diep noord-oostwaarts om het Balgzand moet trekken.
«Lichte voorwerpen, nabij en westwaarts van de geul van
«het Amsteldiep, in het water geworpen, wanneer de ebbe
«in vollengang is, trekken dan ook — (in de nabijheid van
»den keerdam een enkele maal weifelende") — ten oosten
«om den keerdam heen en niet door het Nieuwediep; een
«bewijs alzoo, dat de hoofdstroom (het Amsteldiep) krachtig
»noord-oostwaarts trekt en den zijdelingschen aftrek naar
»het Nieuwediep, dien betrekkelijk zwak is.
»De zanden tusschen het Amsteldiep en het Nieuwediep,
«liggen bijna allen 8 a 9 decimeters onder A. P. waaruit
»volgt, dat de zijdelingsche afstrooming naar het Nieuwe*
»diep, kan doorgaan tot bijna gewoon laag water (0.94 -f-
»A. P.) doch dat bij lager afloopende ebben, weinig of
»niet door de haven kan worden afgevoerd.
-ocr page 43-
II
«φe zanden loopen dus οuet nagenoeg laagwater droog.
«Bovenstaande omstandigheden, leidden mij tot de ge volg-
strekking, dat eene afsluiting van het Amsteldiep, in de
«richting van de van Ewijksluis naar Wieringen, geen over-
« wegenden nadeeligen invloed kan uitoefenen, op de diep-
«houding van de haven het Nieuwediep.
«Het eenige gevolg dier afsluiting kan zijn, dat het Am-
»steldiep, ten noorden dier afsluiting, en wellicht ook de
«geheele vlakte tusschen dien stroomgeul en den vasten
«wal van Noordholland, verondiept, waardoor de kom waar-
«uit het water bij ebbe door het Nieuwediep moet worden
«getrokken, in capaciteit verminderen zal, of wel, dat de eb
«minder lang en krachtig in die richting werken kan.
«Eene voortzetting van het verhoogde gedeelte van den
«keerdam, dat thans over de Westelijkste 1200 M. 0.30 M.
«boven V. Z. ligt, terwijl de overige 2160 M. slechts ter
«hoogte van V. Z. ligt, zou, wanneer blijken mocht, dat
«zich een nadeelige invloed op de diepte der haven deed
«gevoelen, daarin kunnen te gemoet komen.
«Ten opzichte van den toestand der zeehaven, diene, dat
«blijkens de jaarlijksehe peilingen, de diepte en de capa-
«citeit, sedert het jaar 1830 langzaam voortuitgaande zijn."
Ik deel het gevoelen van den Ingenieur en kan tot sta-
ving zijner meening aanvoeren, dat voor zoover is na te
gaan, nimmer, evenmin als thans het geval is, eene geul
of kreek, door het Balgzand bestond, die het Amstel- met
het Nieuwediep in gemeenschap bracht.
Ik heb daartoe geraadpleegd de kaarten:
Van L. J. Aukigarius in 1583,
Van A. Haijen,
            in 1585.
Van A. Anοhoniss in 1(309, waarop een Ontwerp
-ocr page 44-
12
voorkomt tot bedijking der gronden, die thans den
Anna Paulowna polder uitmaken.
Van A. Metius in 1618.
Van het Koegras in 1620, waarop het ontwerp tot
bedijking van den Le Maire polder bewesten het
Nieuwediep, voorkomt.
Van J. M. Pot, omstreeks 1630 waarop voorkomteen
ontwerp tot bedijking van het Balgzand en tot
aanleg van forten, erven, en eene aanhechting van
Wieringen aan den vasten wal.
Van P. Goos, in 1657.
Van het Hoogheemraadschap der uitwaterende sluizen
in Kennemerland en West-Friesland in 1670.
Van J. Tiiuon in 1750.
en verder de in deze eeuw uitgegeven hydographische kaar-
ten, waaronder de in 1844 uitgegeven kaart der Zuiderzee,
met het ontwerp tot bedijking van den Anna Paulowna
polder. De denkbeelden der kamers van Koophandel te
\\msterdam en Helder zijn dus niet juist, omtrent den loop
der getijen door het Nieuwediep en rond Wieringen.
Wat betreft het gemis der reede bezuiden Wieringen, en
van het vaarwater het Amsteldiep, voor de schepen die de
Zuiderzee bevaren, zoo komen mij die bezwaren niet be-
langrijk genoeg voor, om van de uitvoering van het be-
dijkingsontwerp af te zien. De reede bezuiden Wieringen,
is ongetwijfeld nuttig voor de scheepvaart, doch na de be-
dijking, zal men achter den oostelijken afsluitdijk, eene
reede vinden, die bij de meest heerschende winden ook
genoegzame veiligheid zal aanbieden, terwijl verder de
haven te Medemblik en de te maken haven, aan den Oever
op Wieringen, veel zullen bijdragen, om de scheepvaart
van Enkhuizen enz. langs de noordzijde van Wieringen
-ocr page 45-
43
naar het Nieuwediep, veiliger te maken dan die thans is.
Het vaarwater van het Nieuwediep, langs de noordzijde
van Wieringen, zal door de afsluiting van het Wieringer-
meer, ongetwijfeld verandering ondergaan, doch die kan
niet anders dan gunstig voor de scheepvaart zijn, dewijl
de meer krachtige stroom, die er zal gaan, eene geul van
beter richtingen, en van meer vermogen zal doen ontstaan,
dan de thans aldaar aanwezige. De bedenkingen van de
verder geraadpleegde bestureu, zal ik thans behandelen en
ten einde hunne beoordeeling gemakkelijk te maken, er de
vereischte toelichting naast vermelden.
BEDENKINGEN.
TOELICHTINGEN.
a. Dijkgraaf Heem-
raden en Hoofd-Inge-
landen van den Polder
Waard-Nieuwland te
Wieringen.
Brief van 29 Dec. 1875.
N°. 39.
Geene.
b. Dijksbestuur van
Wieringen.
Urief van 5 Januari 1875.
N». 1.
Voor eene behoor- Langs de zuidoost kust van \\Vie-
lijke waterloozing van ringen en langs den polder Waard-
het oude land moet Nieuwland, is een kanaal ontworpen
gezorgd worden.
         i met eene kapitale schut- en nitwate-
ringsluis aan den Oever. Dat kanaal
wordt voor de afwatering van Wie-
-ocr page 46-
M
ringen en van den polder Waard
Nieuwland dienstbaar gemaakt.
In de concessie moet den conces-
I sionaris de verplichting worden opge-
- legd, om voor den aanvang der wer-
j ken met de belanghebbende polder- en
\' gemeentebesturen, onder goedkeuring
van Gedeputeerde Staten van Noord-
Holland, de vereischte overeenkom-
sten te sluiten, tot voorziening en
regeling van de belangen der ge-
stoorde afwateringen en de middelen
van gemeenschap te water en te
lande,
c. Burgemeester en
Wethouders van Wie-
ringen.
Brief van 9 Januari 1875.
N». 1090.
Geene.
d. Dijkgraaf en
Heemraden van den
Anna Paulowna pol-
der.
                              j
Brief van 10 Januari 1875.
Heeft geene bezwa- Ter voorziening in de uitwatering
ren tegen de wijze van den Anna Paulowna polder en
waarop in de belan-j den Wieringerwaard, wier sluizen
gen van waterloozing worden binnengedijkt, is ontworpen
en scheepvaart is een kanaal, van de duikersluis van
voorzien, doch ver- den Wieringerwaard, door den Anna
langt:
                           Paulowna polder (de richting van het
-ocr page 47-
45
dat gedurende denit-
voering van het werk,
in de waterloozing en
de scheepvaart, geene
stoornis zal plaats heb-
ben, en dat de even-
tueele indijkers, zich
verbinden,om ten hun-
nen koste het gedeelte
van den Balgdijk, ge-
legen tusschen den
Koegraszeedijk eu den
te maken afsluitdijk
naar Wieringeu, te
verzwaren en te ver-
hoogen, zoodanig als
later met gemeen-
schappelijk overleg
voldoende zal bevon-
den worden.
»Razende Zwim") volgende tot in de
van Ewijcksvaart bij Veerburg, breed
20 M., diep 2 M., onder het maal-
pijl van Schermerboezem, eu een kanaal
van de van Ewijcksluis, gedeeltelijk
langs de zuidoostkust en verder door
Wieringen, naar den Oever, waar eene
kapitale schut- en uitwateringsluis zal
gebouwd worden, alsmede zoodanige
havenwerken, dat ten allen tijde ge-
legenheid zal zijn voor het binnen
vallen van schepen.
Laatstgenoemd kanaal zal 14000 M.
lang, op den waterspiegel 30 M. breed,
en 2.50 M. onder AP. diep worden
Schernierboezeni gemeen
en met
liggen.
Gedurende de constructie van dat
kanaal, wanneer de waterloozing eD
de scheepvaart door de van Ewijck-
sluis gestremd zullen zijn, wordt voor-
gesteld, om daarin te voorzien door
het bestaande kanaal, binnen langs
den Balgdijk, daartoe in te richten.
Het water zou gedurende het
overgangs tijdperk, langs dat kanaal
op het Noordhollandsch kanaal, door
e. Polderbestuur van
den Wieringer waard.
Brief van "> Januari 1875-
N°. 383.
Geene.
-ocr page 48-
46
eene te maken sluis bij de Kooi, afgevoerd en verder te
Nieuwediep geloosd worden.
Op de bij het ontwerp behoorende situatie-teekening, is
verkeerdelijk de Molenvaart, loopende van Veerburg naar
Westeinde, als tijdelijk afvoer en scheepvaart kanaal aan-
gegeven; dit heeft zijn oorsprong in de omstandigheid, dat
bij het tweede ontwerp, gevoegd is de kaart, behoorende
bij het in 1870 opgemaakt rapport der commissie voor de
mogelijkheid eener indijking van het Wieringermeer.
Het gevolg dezer werken zal zijn, dat de uitwatering
van den Wieringerwaard, groot ongeveer 1860 hectaten,
die thans door de duikersluis N°. 2, aan den oostdijk van
den Anna Paulowna polder op de Zuiderzee loost, op de
uitwatering van Schermerboezein zal plaats hebben, beliou-
dens het recht van dien Waard, om, wanneer het Schermer-
boezempeil de hoogte van 30 cM. onder A. P. bereikt, op
den bestaanden voorboezem te malen, en dat water dan
te lossen op den nieuwen Wieringerraeerpolder.
Ik vermeen dat de betrokken belangen der scheepvaart
en uitwatering, door de voorgestelde werken, gedurende de
uitvoering van het werk, op voldoende wijze zijn gewaar-
borgd, doch den concessionaris zal de verplichting moeten
opgelegd worden, dat de tijdelijke sluis moet kunnen schut-
ten de schepen, die de van Ewijcksluis doorvaren;
dat het tijdelijk scheepvaartkanaal de afmeting verkrijgt,
zσσ dat daarop geene te groote stroomsnelheid ontstaat, en
twee schepen van voormelde afmeting, elkander kunnen
voorbij varen; en dat hij met al de belanghebbende bestu-
ren, waaronder ook dat der uitwaterende sluizen in Ken-
nemerland en West-Friesland behoort, de bij letter b. be-
doelde overeenkomsten moet sluiten, terwijl hij met het
Kijk nader moet in overleg treden, betreffende de tijdelijke
-ocr page 49-
47
uitwateriug op, en de scheepvaart naar het Noordhollandsch
kanaal.
Na de sluiting van het Amsteldiep, zal bij W. en N. W.
stormen en bij hevige O. en N. O. winden, ongetwijfeld
het door het Marsdiep naar binnen gejaagde water, hooger
tegen den Balgdijk opstuiven, dan thans, nu het water een
uitweg vindt door het Amsteldiep.
De Balgdijk ligt ongeveer 3.40 M. boven A. P., en eene
verhooging van de kruin tot 4 M. boven dat peil, zoo-
als in het ontwerp voorkomt, of tot zoodanige meerdere
hoogte als zal blijken noodig te zijn, komt mij noodzake-
lijk voor.
In de met den Anna Paulowna polder te sluiten over-
eenkomst kan deze zaak geregeld worden.
Verhooging van de kruin van den Koegras Zeedijk, is
in verband met de richting van dien dijk, niet noodzakelijk.
TOELICHTINGEN.
BEDENKINGEN.
Dijkgraaf en Heem- De kleine aanmerkingen waarvan
raden van den polder i in den brief sprake is, kunnen over-
Waard en Groet.
wogen worden bij de met dat bestuur
te sluiten overeenkomst.
Brief van 2 Jaouarij 1875.
N°. 132.
Geene.
Behoudens kleine aan-
merkingen die later
mogten blijken noodig
te zijn.
Dijkgraaf van het
Ambacht van West-
-ocr page 50-
48
Friesland, genaamd de
Schager- en Niedorper
Koggen.
Brief van 4 Januarij 1875.
Geιne.
Dijkgraaf en Heem-
raden van Drechter-
land.
Brief van 7 Januarij 1875,
Xu. 156.
Geene.
Burgemeester en
Wethouders van Me-
demblik.
Brief van 18 Januarij 1875,
Geene.
Dijkgraaf en Heem-
raden van het Ambacht
van West-Friesland,
genaamd Geestmer-
Ambacht.
Brief van 18 Januarij 1875
Geene bezwaren, mits
het te Aartswoud, in
het belang van Raaks-
maatsboezem te stich-
ten stoomgemaal, zon-
der belangrijke kosten
voor en ten genoege
Terwijl volgens het in 1870 ge-
maakte algemeen ontwerp tot bedijking
van het Wiermgermeer, het voornemen
bestond om het water van Raakmaats-
boezem, dat thans door de Geestmer-
ambachtsluis te Aartswoud, het kanaal
langs de binnenzijde van den zeedijk
-ocr page 51-
49
van het bestuur worde
opgerigt, en deinrig-
ting van dat teMedem-
blik, in het belang der
doorhet nieuwe uit wa-
teringskanaal lozende
polders, benevens
laatstgemeld kanaal
naar behooren worde
geregeld.
van den Groetpolder en de uitwate-
ringsluis te Kolhorn in zee wordt ge-
loosd, vrij te doen uitloopen in het
ringkanaal, dat van Kolhorn langs
Aartswoud naar Medemblik zou wor-
den gemaakt, wil men thans Raaks-
maats boezem van dat ringkanaal door
eene kade bij Aartswoud afsluiten. De
kaden langs dat ringkanaal zijn vroe-
ger ontworpen op eene hoogte van
0.20 M. boven A. P., thans op de hoogte
van 1 M. boven A. P. voor het te
Medemblik te bouwen stoomgemaal
werd vroeger een vermogen van 100,
thans van 150 paardenkracht gesteld.
Volgens het tegenwoordige plan, zou
dat gemaal in werking komen als het
water op het ringkanaal gerezen is
tot A. P.
Het water van Geestmerambacht
zal wel even als vroeger te Aarts-
woud op het ringkanaal komen en
vandaar naar Medemblik moeten loo-
pen, doch terwijl het vroeger vrij op
het ringkanaal zou kunnen afloopen,
zou het thans daarop moeten worden
gebragt door opraaling, welke opma-
ling men blijkens het bovenaan op
blz. 11 van het tegenwoordig ontwerp
vermelde, aan Geestmerambacht schijnt
te willen overlaten.
Blijkens den neven vermelden brief
Dijkgraaf en Heem-
-ocr page 52-
r,o
van het Bestuur van dit Ambacht,
bestaat er thans bij dit collegie geen
plan tot stichting van een stoomge-
maal te Aartswoud.
Ik acht het dan ook billijk, dat
de kosten daarvoor grootendeels komen
ten laste der bedijkers, omdat de
waterstand op het ringkanaal aan-
merkelijk hooger zal zijn dan die
waarop Raaksniaatsboezem thans al-
daar loost.
Om de uitwatering van de ver-
schillende, op het Kolhornerdiep lozen-
de landen, zooals de polder Waard
en Groet, de landen behoorende onder
de Strijkmolens van de Schager- en
Niedorperkoggen, als ook die loozende
op Raaksmaatsboezem niet te bena-
deelen, zal het peil van het ringkanaal
te Kolhorn niet hooger mogen zijn,
dan de gemiddelde ebbestand te Kol-
horn, die is 43 cM. onder A. P., ter-
wijl vandaar tot Medemblik nog op
eenig verval moet worden gerekend,
een waterstand in het ringkanaal van
40 cM. A. P., zooals het Bestuur dei-
Vier Noorder Koggen verlangt is dus
niet overdreven.
Wel geeft het op het tegenwoordig
ontwerp gehoorde Ambachtsbestuur
van de Schager- en Niedorper Koggen
raden van het Ani-
bacht de vier Noorder
Koggen.
Brief van 9 Januarlj 1875,
VO       :,
Heeft bezwaar tegen
het verlies van de vrije
uitwatering en tegen
het te graven ringka-
naal door het water-
schap, waardoor het
eenen geineenschap-
pelijken binnenboezem
en waterloozing ver-
krijgt niet Kaaksmaat,
den polder Waard en
Groet en de Schager-
en Niedorper Koggen.
Het bestuur geeft
de voorkeur aan het
verkrijgen van een af-
wateringkanaal, dσσr
den ontworpen bin-
nenboezeni van het
Wieringermeer, langs
de West-Frieschen
zeedijk tot de Nolle-
sluis, doch als de ge-
meenschappelijke uit-
lozing onvermijdelijk
is, dan verlangt het:
-ocr page 53-
51
in zijn hierneven vermelden brief van
4 Januarij 1875 te kennen, geene
bezwaren tegen het ontwerp te heb-
ben, doch ik acht het noodig daarop
ook de Besturen van de Strijkmolens
van de Schager- en Niedorper Koggen
te hooren, die nog meer onmiddelijk
bij de zaak betrokken zijn.
Het op blz. 11 van het tegenwoordig
ontwerp bedoelde nader overeen te
komen peil voor het ringkanaal, waarbij
het stoomgemaal te Medemblik buiten
werking zou worden gesteld, zal in
verband met het hiervoren genoemde
peil moeten bepaald worden, tenzij
ook de uitloozing van de overige lan-
den, die hun water op het ringkanaal
zullen brengen, door versterking der
bemalingsmiddelen werd verbeterd, in
welk geval niet alleen Raaksmaats-
boezem een stoomgemaal zou moeten
verkrijgen, maar ook de landen, be-
hoorende onder de Strijkmolens van
de Schager- en Niedorper Koggen,
de polders Waard en Groet en de
Vier Noorderkoggen.
Het polderbestuur van Waard en
Groet, heeft geen bezwaar tegen het
ontwerp, vermoedelijk omdat bedoeld
peil nader bij overeenkomst zou wor-
den vastgesteld. Het verdient echter
opheldering, waarom dit bestuur voor-
1°. dat het water in
het ringkanaal voor
rekening van de nieu-
we indijking worde
gehouden, ten minste
op 40 cM. onder A. P.
2°. dat tot het sub 1
beschreven einde, te
Medemblik eenstoom-
gemaal worde gesticht,
van een grooter ver-
mogen dan 150 paar-
denkrachten, en van
eene voldoende capa-
citeit.
3°. dat de rigting
van het ringkanaal
binnen Medemblik,
zoodanig worde ge-
nomen, dat de com-
municatie te water tus-
schen Medemblik en
het overige deel van
het waterschap, blijve
bestaan.
4°. dat vσσr den aan-
vang der werkzaam-
heden, concessionaris-
sen met het bestuur
-ocr page 54-
52
sluiten, eene contrac.
tuele regeling tot vast-
stelling:
a.  Van de werken,
die binnen het water-
schap zullen behooren
te worden gemaakt,
tot herstelling van
eommunicatiemidde-
len en wegen.
b.  Van het beheer,
het toezigt en het on-
derhoud, van de sluis
en het stoornsremaal
o
te Medemblik, en van
de kaden en de oevers
van het ringkanaal.
c.  Van het behoud
en het onderhoud van
de Geestnier-Am-
bachtsluis te Aarts-
woud.
d.  Van het blijvend
gezag van het water-
schap over en \'t ge-
heel vrije gebruik van
het ringkanaal, voor
zooverre dit binnen
zijne grenzen zal wor-
den daargesteld.
e.    Van de onbe-
perkte bemalingof de
loopig genoegen neemt met de be-
paling, dat zoodra het water op het
ringkanaal tot A. P zal zijn ge-
stegen, met het stoomgemaal met
volle kracht zal moeten worden ge-
werkt enz.
Wanneer het ringkanaal het bier-
voren opgegeven peil verkrijgt, en er
voor eene krachtige afmaling te Me-
demblik gezorgd wordt, is de afdam-
ming en afmaling van Raaksmaats-
boezem te Aartswoud zeer waarschijn-
lijk overbodig, de aanleg van een keer-
sluis aldaar is dan voldoende.
De vaststelling van het peil kan
later in overleg met de belaii<οheb-
bende Polderbesturengeschieden, doch
er zal om de hiervoren ontwikkelde
redenen, door concessionarissen gere-
kend moeten worden op den aanleg
van een krachtiger stoomgemaal te
Medemblik, dan thans ontworpen is.
Tegen het maken der noodige wer-
ken om den ontworpen binnenboezem
door het Wieringernieer te doen strek-
ken tot afwatering voor de Vier Noor-
derkoggeu, bestaan belangrijke bezwa-
ren, het bestuur heeft daarop dan ook
niet aangedrongen, en de voorwaarden
gesteld voor de regeling der gemeen-
schappelijke uitlozing. In hoofdzaak
-ocr page 55-
53
zijn die voorwaarden niet overdreven.
Eene bepaling als hiervoren naast let-
ter b, is omschreven zal de belang-
hebbende besturen in de gelegenheid
stellen hunne billijke eischen te doen
uitvoeren.
Bij het onderzoek van het ontwerp,
hebben zich bij de betrokken Inge-
nieurs en bij mij nog de navolgende
bedenkingen opgedaan:
1°. Het ontworpen verbindingka-
naal, tusschen den Wieringerwaard en
de Van Ewijcksvaart, is voor den ge-
regelden afvoer van het water, dat die
Waard kan leveren, voldoende, doch
het zal in gemeenschap moeten gebragt
worden met den bestaanden voorboe-
zem, of althans met de kolk, waarin
het bovengemaal van den Wieringer-
v/aard uitstort. De boezemkade van
het kanaal, of de sloot langs den
Noordwest en Noorddijk van den
Waard, waarin het polderwater door
het benedengemaal wordt gebragt, ligt
slechts 61 cM. onder A. P.
vaststelling van een
maalpeil.
/. Van de wijze van
uitvoering «Ier bedoel-
de werken, zoowel tot
behoud der communi-
catie als ter vermijding
van elke stremming of
belemmering in debe-
maling en uitlozing
van het waterschap
gedurende de uitvoe-
ring.
2. Het kanaal langs de zuidoostzijde en verder door Wierin-
gen, heeft voldoende capaciteit, doch het moet even diep zijn
als de slagdorpel der Van Ewijcksluis, die ligt 3 M. onder A. P.
Ook voor de scheepvaartbelangen is die meerdere diepte
-ocr page 56-
54
van 50 cM. beneden de ontworpen diepte van 2.50 M. A. P.
wenschelijk.
Bij maximum afvoer van water, wordt bij de diepte van
3 M. onder A. P. de snelheid 20 cM. in de seconde, zoodat het
kanaal ook dan voor de scheepvaart nog bruikbaar blijft.
Het zal echter welligt wenschelijk zijn, de Van Ewijcksluis
te verruimen of er eene sluis naast te bouwen, om ook
deze sluis bij dergelijken afvoer, voor de scheepvaart bruik-
baar te houden. De capaciteit dezer sluis beneden het maal-
peil van schermerboezem, is slechts 24 M2.
3°. Nadat eene behoorlijke opneming en peiling van het
geheele in te dijken terrein zal hebben plaats gehad, zal
het welligt wenschelijk zijn, in de verkaveling, de rigting
der boezemkanalen en de plaatsen der benedengemalen, eenige
wijziging te brengen; de totaal berekende stoomkracht is
echter voldoende.
Wanneer dus, zoo als ik in den aanhef van dit rapport
meldde, het aangeboden ontwerp tot bedijking van het
Wieringermeer, den grondslag kan uitmaken der te voeren
onderhandelingen, zoo is het ontwerp zelf nog geenzins
voor onvoorwaardelijke goedkeuring vatbaar.
In hoofdzaak kan met de voorgestelde werken in het
belang der afwatering en scheepvaart, worden genoegen ge-
nomen, doch daarin zullen de wijzigingen moeten gebragt
worden, die na overleg met de verschillende belanghebbende
besturen, onder goedkeuring van het Collegie van gedepu-
teerde Staten en van de Regeering, blijken noodig te zijn.
De Hoofdingenieur van den Waterstaat in Noordholland.
(Get.) CONRAD.
Voor eensluidend afschrift:
De Griffier der Staten van Noordholland,
(get)
H. JACOBI.
-ocr page 57-
BIJLAGE E.
Begrooting der kosten, benoodigd voor de in-
dijkmg, droogmaking en inpoldering van het
Wieringermeer, groot
20.000 Hectaren.
Opgemaakt in Augustus 1877.
Deze begrooting is in de volgende onderdeelen gesplitst, als:
§ A. Werken ten behoeve van de achtergelegen landen,
tot regeling hunner belangen van uitwatering en
scheepvaart.
§ B. Kosten der bedijking.
§ C. Kosten van de benoodigde stoomwerktuigen en ge-
bouwen.
§ D. Kosten van droogmaking en drooghouding.
§ E. Kosten der verkaveling.
§ F. Kosten van beheer, onderhoud en onvoorzien.
§ G. Verzameling der kosten.
-ocr page 58-
56
§ A. Werken ten behoeve van de achtergelegen landen,
tot regeling hunner belangen van uitwatering
en scheepvaart.
Voor het verdiepen van het Kol-
hornerdiep, maken van eene doorgra-
ving bij de schutsluis aldaar; verdie-
pen van den boezem van Geestmer-
ambacht ; maken van het kanaal met
paden en jaagpad, tusschen de Geest-
merambacht sluis en den straatweg
te Aartswoud, en voorts langs de
Nollesluis, de kolk van Dussen, de
kolk te Koppershorn, de οwiskerbrug,
de loopbrug te Opperdoes tot aan de
Westerhaven te Medemblik, is aan
grondwerken en voorziening der
boorden, gerekend op eene som van / 25(3.281
Voor kosten van onteigening van
land en gebouwen......» 157.665
Voor bruggen en andere kunstw. » 85.750
Voor aanleg van wιgen ...» 11.375
Voor het maken vanjeene schut- en
uitwaterende sluis te Medemblik, met
de ontgravingen, remmingen, meer-
palen, enz.........» 197.500
Voor het maken van een stoomge-
maal te Medemblik van 200 paarden-
kracht..........» 200.000
Voor het maken van een kanaal
Transportere ƒ 908.571
-ocr page 59-
57
Per transport/ 908.571
langs de zuid- en zuidoostzijde van
Wieringen, diep 3 M. onder volzee
met de onteigeningen.....» 310.000
Voor de doordaniniing van het
Amsteldiep.........» 50.000
Voor de uitwateringf en schutsluis
te den Oever........» 150.000
Voor het maken van verschillende
werken ten behoeve van den Wierin-
gerwaard en den Anna Paulo wna-
polder..........» 250.000
Te zamen voor § A . . . . /1.669.568
§ B. Kosten der bedijking.
Noordelijke zeedijk. Anna Paulownafwlder.
Wieringen.
Voor het eerste gedeelte lang 1500 M.
aansluitende op 500 M. bewesten de
Van Ewijckssluis, is per strekkende M.
aan grondwerk noodig met onge-
veer de helft voor slink, 200 M3.
ad / 0.60 per M3. . . / 120.—
steenglooijing per str. M
aan puin . .
perkoenpalen .
krammat . .
diverse kosten
75.—
12.—
1.25
1.50
3.50
is per str. M. dijk
/ 213.25
maakt over 1500 M......ƒ 319.875
Transporteren 319.875
-ocr page 60-
58
Per transport ƒ 319.875
Voor hettweedegedeeltelang 1400M.
door het Amsteldiep, over eene gemid*
delde diepte van 6 M. onder A. P. is
met de helft voor slink en verlies, tot
aan A. P. noodig per strekkende M.
ongeveer 500 M3. is in het geheel
700.000 M3. ad ƒ 0.70 per M3. . » 490.000
Voor rijswerk 100.000 M3. a f 3.— » 300.000
Voor het opwerken van den dijk
boven A. P. met steenglooijing en op-
berming ƒ 200 per str. M. is over
1400 M..........» 280.000
Totaal voor den Noordelijken zee-
dijk, Anna Paulownapolder, Wie-
ringen ..............ƒ 1.389.875
Oostelijke zeedijk. Wieringen.
Medemblik.
Voor dezen dijk, lang 18.500 M.
is benoodigd aan grond beneden A. P,
per str. M......148 M3.
aan grond boven A. P. 72.50 »
de helft voor verl. en slink 110.50 »
Te zamen 331 M3.
maakt over 18.500 M. 6.123.500 M3.
a ƒ 0.75 per M3. is......ƒ 4.592.Φ25
Transportere ƒ 4.592.625 ƒ 1.389.875
-ocr page 61-
59
Per transport ƒ 4.592.625 f 1.389.875
Voor steenglooijing p. M. / 60.—
Aan puin.....» 15.—
Arbeidsloon van zetten » 5.—
krammat.....» 1.—
perkoenpalen . . . . » 1.80
rijs voor opberming. . » 10.—
steenenberm.....» 12.—
puinstorting buitenzijde,
rijs en puin.....» 40.—
tijdelijk beslagvverk en
diversen......» 25.—
te zamen / 169.80
is over de geheele lengte van
18.500 M.........»3.14L.300
Voor een rijzendam over de ge-
heele lengte van 18.500 M. 30 M3.
a ƒ 3.50 per Ms.......» 1.942.500
» 9 676.425
Te zamen voor de bedijkingen.....ƒ 11.066.300
§ C. Kosten aan de benoodigde stoomwerktuigen en
daarbij behoorende gebouwen.!
Voor het aanschaffen der stoom-
werktuigen, ter gezamenlijke capaci-
teit van 960 paardenkrachten, met de
daarbij behoorende gebouwen en
bergplaatsen, wordt gerekend op
/1400 per paardenkracht, maakt . ƒ 1.344,000 »
Kosten van tijdelijke fundeeringen
van 4 werktuigen, gedurende de
droogmaling........» 40.000 »
Te zamen voor de stoomwerktuigen . . ƒ 1.384.000
-ocr page 62-
fiO
§ U. Kosten van droogmaking on drooghouding.
De polder bevat binnen debedij-
king 19.500 Hectaren. De hoogte
van opmaling zal zijn 4 M. Door
at\'tapping door de sluizen wordt gere-
kend op eene verlaging van 0.25 M.
En zullen dus:
195.000.000 X 3.75 = 731.250.000
M3. uitgemalen moeten worden.
Voor waterlast van regen en kwel,
behalve de verdamping, wordt ge-
rekend per jaar op 0.50 M.
Stelt men dus de paardenkracht
gelijk aan het vermogen om per
minuut 4.5 M3. 1 M. hoog op te
malen en 20 werkdagen per maand,
dan is de tijd van droogmaking
___________73i.-ru.ooo x «__________
!MiOX4-"\'X12XiOX24X|iO-(1-\'J 1)000000X0.50) =
2.65 jaar of 2 jaar 237 dagen.
Stelle 2 jaar en 8 maanden of
32 maanden van 20 werkdagen.
Het gebruik van steenkolen op 3
kilogr. per paardenkr. in het uur,
en de hectoliter steenkolen gesteld
op 75 kilogr. wordt het aantal hec-
toliters, noodig voor de uitmaling:
-ocr page 63-
61
32x20x24x960x3= 589.824 Hectol.
75
Nog 6 jaren zal
de polder worden
drooggehouden.
Wanneer daarvoor
wordt gesteld 600
werkdagen of
600_x 24 x 960 x 3 = 554.581 »
75---------------
Te zamen 1,144.405 Heet. a
0.80 per hectoliter is.....ƒ 915.524
Smeermiddelen, hennep, vlas en
onderhoud, 10% der brandstoffen. > 91.552
Voor ieder stoomtuig een
machinist ad \'sjaars ... ƒ 1000
drie stokers ad ƒ 400 \'sjaars » 1200
ƒ2200
Dus voor 8 stoomtuigen ƒ 17600
is voor 8 jaar en 8 maanden . . . / 151.360
Totaal § D. "             ""/ 1.158.436
§ E. Kosten der Verkaveling.
De hoofdvaart, lang geheel 29.000 M.
diep 2.50 M. onder zomerpeil, breed
op het maaiveld 22.50 M., heeft
een inhoud van 62 M3 per M. is
1.798.000 M3 a / 0.40 per M3, te
bezigen voor den aanleg van weder-
zijdsche wegen en de spoorwegbaan. / 719.200
Dijkskanaal, inhoud 60 M3, lang
18.500 M. is 1.110.000 M8, ad __________
Transporteren 719.20cT
-ocr page 64-
62
Per transport f 719.200
ƒ 0.35 per M3, te bezigen voor den
aanleg van een binnenberui langs
den oostelijken afsluitdijk. ...» 388.500
Molenslooten, te zamen 240.000 M.
breed 7 M., diep 2 M., onder het
zomerpeil, inhoud 10 M\' ad ƒ 2
per M., met het slechten der uit-
komende gronden......> 480.000
Wegslooten, te zaοnen 288.400 M.
ad / 0.30 per M. met het slechten
der gronden........» 80.520
Kavelslooten, tezamen 1.400.000
M. a ƒ 0.40 per M. met het slech-
ten der gronden.......» 560.000
(οreppelen van 18000 hectaren op
10 M. afstand onderling te zamen
16.200.000 M. a ƒ0.03 per M. met
het slechten van den grond . . .» 486.000
Bermslooten, 32000 M. ad / 0.40
per M...........» 12.800
12 draaibruggen over de hoofd vaart» 144.000
2 sluizen ter toegang naar de
hoofdvaart, een bij Wieringen en een
bij den Westfrieschen zeedijk . 150.000
Begriuten van 182.400 M. weg
ad/1.50 per M.......» 273.600
Voor bruggen en duikers . . . » 150.000
Aanbouw van een polderhuis in
het Hoofddorp en eenige werken
aldaar en in de overige buurten.» 50.000
Te zamen 8 E. .
         /3.50Φ.620
-ocr page 65-
63
§ F. Onderhoud der werken, kos-
teu van personeel, reis-, verblijf en
bureaukosten en onvoorzien. . .
§ 6. Verzameling.
ƒ 2000.000
§ A.
/\' 1.668.571
§B.
» 11.066.300
§c.
» 1.384.000
§D.
» 1.158.436
§E.
» 3.500.620
§P-
der
de
Totaal .
iigd
gedi
» 2.000.000
f 20.777.927
Berekening
5 % over
sommen, benoo
gestorte gelden
ter uitkeoring van
irendo 10 jaren.
TE VERWER-                                 VERSCHENEN I TOTAAL DER
! TOTAAL DER I
\\KKN.
PER JAAR.
1
1.000.000
2
2.000.000
3
3.000.000
4
3.000.000
5
3.000.000
6
3.000.000
7
2.000.000
8
1.000.000
9
1.000.000
10
1.000.000
RENTEN. i VERSCHENEN\'
VERW. SOMMEN.!
PER JAAR. RENTEN.
50.000
50.000
150.000
200.000
300.000
500.000
450.000
950.000
600.000
1.550.000
750.000
2.300.000
850.000
3.250.000
900.000
4.050.000
950.000
5.000.000
1.000.000
6.000.000
1.000.000
3.000.000
6.000.000
9.000.000
12.000.000
15.000.000
17.000.000
18.000.000
19.000.000
20.000.000
Hierbij is gerekend op de bijdrage ad ƒ 750.000 toegezegd
door de Provincie Noord-Holland, die in liet laatste of
10e jaar beschikbaar komt en waardoor de totale som der
begrooting wordt aangevuld.
-ocr page 66-
f*
\'Al!
BIJLAGE P.
Opgave van den opbrengst van ecnige lande-
rijen, gelegen in het Ambacht de Vier
Noorder Koggen, in het noordelijk deel van
Noord-Holland en, in den polder Waard,
en Groet, alle onmiddellijk grenzende aan
het Wieringermeer, in publieke veiling
verkoeld in de jaren 18?\'6 en 1877.
De prijzen zijn opgegeven zonder de verkoopkosten.
GROOTTE
GEMEENTE.
IN
HECTAREN.
KOOPPRIJS.
AANMERKINGEN.
Abbekerk en
Hierbij is begrepen een huis,
Lambertsehaag.
C.54.40
f28.280.—
loods en erf.
Hoog- en Aarts-
woud.
6.79.10
21.121.14
ld.
1.75
5.930.—
ld.
4.G9.90
15.142.88
ld.
4 80.50
26.021.90
Hierbij is begrepen een huis en
tuin, afzonderlijk waard ƒ4126.
Midwoud.
17,87.45
81.903—
Hieronder was begrepen 2 hui-
zen en toebehooren, te zamen
waard ƒ 6500.
ld.
0.34.40
23.154.84
Nibbixwoud.
5.39.90
20.512.79
Opmeer.
20.70
65.143—
Hierbij een huis, waard ƒ 4040.
Twisk.
9.71.45
47.378.61
Als voren, waard/4000.
Wervershoof.
14.80.41
63.461.—
»\' » » ƒ3270.
Wognum.
12.08.20
39.366 84
ld.
8.48.50
25.921.07
» » » ƒ2200.
ld.
15.17.90
46.708.63
» » » ƒ4070.
Zijbecarspel.
10.89.00
51.387.—
Hierbij loods en boomgaard,
waard ƒ7000.
Medemblik.
4.39 80
22.495.—
ld.
3.81.13
15.470.—
Polder Waarden
Groet, gemeente
Winkel.
119.70.30
182.906.—
De hier onder volgende landen
9
40.1053
71.857—
zijn nog bezwaard met een pol-
»
40.65.00
72.497—
derschnld van ƒ847 perlleetare.
»
20.13.90
27.535—
•
20.35.
28.429—
V
40.76.60
78.840—
>
18.85.80
47.184.—
9
40.10
120.000—