-ocr page 1-
-ocr page 2-
^$<§r >nm lo8co
\\
-ocr page 3-
pk ^
WILLIAM CHALMERS BlTRNS.
L E Z I N Gr,
GEHOUDEN DOOK
D». A.. VOOEHOEVB,
den 28 Maart 1884, in de Marnixzaal te Utrecht.
Er is onder de heidensche volken zeker wel geen volk,
dat in den laatsten tijd zooveel van zich heeft doen spreken
als het Ghineesche volk. Om van de Chineesche thee,
het lakwerk en het porselein niet te spreken, is het vol-
doende u te herinneren aan den uitgebreiden handel die,
sedert de openstelling eerst van vijf Chineesche havens en
daarna van het geheele land, op China gedreven wordt.
Dé door Engeland in 1858 afgedwongen toestemming van
den keizer van China om den opium te mogen invoeren
heelt onder alle weidenkenden verontwaardiging gewekt.
Duizende Chineezen worden de slachtoffers van het gebruik
van opium; welsprekend is het Ghineesche spreekwoord:
ude opiumschuiver timmert zijn eigen doodkist."
Maar er is meer, dat de aandacht op China vestigt. Vele
Chineezen hebben in den laatsten tijd de grenzen van hun
vaderland overschreden, zoowel gedwongen als vrijwillig.
Daartoe gedwongen waren zij, die tot diepe armoede
„„„..«n,». ~r ..:. j- nu.-... ^ maatschappij verworpen,
UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT
IIIÉl 1 Ir I 11 ;
A06000034250914B
-ocr page 4-
f
2
zich aan de Portugeezen verkochten. Deze koelies werden
op het eilandje Macdo ingescheept, vandaar voornamelijk
naar Cuba, Chili en de kusten van Peru gebracht om
na zwaren arbeid een vroegtijdigen dood te vinden. Wel
heeft Portugal op aandrang van de Chineesche regeering
besloten na 27 Maart 1874 allen uitvoer van koelies te doen
ophouden, maar van de handhaving van dit besluit schijnt
nog niet veel te komen.
Van veel belang is de vrijwillige landverhuizing der
Ghineezen. Zij vestigen zich voor korteren of langeren
tijd overal waar uitzicht bestaat om geld te verdienen.
Onze Oost-Indiën kunnen er het bewijs voor leveren. In
den winter van 18-48 op \'49 trokken voor het eerst Chi-
neezen naar Californië om een greep te doen naar het
goud, waarvan ook zij hadden gehoord. Het bleek hun
echter weldra, dat zij op een andere wijze dan de goud
zoekers goud konden maken. Er was in Sun Francisco
gebrek aan bedienden, aan koks, aan hotels, aan wassche-
rijen. De Chineezen boden zich aan, en richtten hotels
op. Zij dienden voortreffelijk; zij eischten een geringe be-
taling; zij konden ontberingen uitstaan en zich behelpen
zooals niemand dat kon. In één woord: er was slechts
ééne stem over de bruikbaarheid van den Chinees. Is het
wonder, dat honderde en duizende zonen van het hemelsche
rijk, aangelokt door de groote verdiensten, zich naar Cali-
forniê
spoedden ? Nu begon de stemming van de Ameri-
kanen te veranderen. De broodnijd werd opgewekt. Men
beschimpte de Ghineezen op allerlei wijze, zij werden terug-
gestooten en gevoelden zich slechts in hun stadswijk veilig.
De leden der christelijke kerk ontfermden zich eerst niet
over deze heidenen. Afgodstempels en speelhuizen, opium-
kitten en bordeelen verrezen bij menigte. Niet minder dan
f 5000 werd door de Ghineezen te San Francisco maande-
hjks besteed om de politie om te koopen, opdat hunne
speelhuizen niet gesloten zouden worden. De gruwelen
-ocr page 5-
van het heidendom geschiedden onder de oogen van de
christenen. De Chineezen-vraag in Noord-Amerika houdt
daar de gemoederen evenzeer bezig, als de Joden-vraag
het in Rusland en Duitschland doet.
Overal waar de Chinees zich vestigt brengt hij zijn hei-
denschen godsdienst en zijne heidensche gebruiken mede.
De stroom van de landverhuizing uit China wordt ai
breeder en breeder. In de Nederlandsche en Engelsche
bezittingen, in Amerika zoowel als in Australië verrijzen
de afgodstempels. Het is geen wonder dat sommigen dit
verschijnsel gevaarlijk voor het Christendom achten, en
meenen dat het christendom ook uit zelfverweer China met
kracht moet bearbeiden.
De christelijke zending heeft zich later het lot van de land-
verhuizers, die zich naar alle zijden verspreidden, aange-
trokken. Voor den arbeid in Californië moet vooral de
naam van den zendeling 0. Gibson worden genoemd. In
onze Oost ontbreekt het evenmin aan arbeid onder de daèr
wonende Chineezen. De zendelingen weten er zelfs meer
goeds van te vertellen dan van den arbeid onder de Mo-
hamedanen. In het »Gedenkschrift van den arbeid der
«Nederlandsche Zendingsvereeniging", bij gelegenheid van
haar 25 jarig bestaan uitgegeven, wordt gezegd, dat de
zendingsscholen ten behoeve van de kinderen der Soenda-
neezen opgericht, voornamelijk door de Chineesche jeugd
bevolkt worden. »Het kon wel zijn, dat terwijl wij zoo
»vurig bidden om toegang voor het Evangelie tot de Soen-
sdaneezen, de Heer dien toegang wil verleenen door de
j Chineezen."
Door arbeiders in de zendingszaak, ook van andere Ver-
eenigingen, is meermalen de opmerking gemaakt, dat een
in waarheid tot Jezus Christus bekeerd Chinees een uit-
nèmend zendeling is. Wat zou het niet heerlijk zijn, in-
dien China voor Christus gewonnen werd, in de eerste
plaats voor den Chinees zelven, maar dan ook voor de
-ocr page 6-
heidensche en Mohamedaansche volkeren onder welke zij
zich verspreiden! In de plaals van heidensche tempels en
verderfaanbrengende opiumkitten, zouden Christelijke bede-
huizen en scholen verrijzen, overal waar zij kwamen.
Of het Gods doel is een bekeerd China te gebruiken
voor de prediking van het Evangelie Zijns Zoons onder de
Mohamedanen, en misschien ook onder de heidenen, is
een vraag, die zich niet laat beantwoorden. Eén ding
weten wij De Heiland heeft gezegd: «Predikt het Evangelie
allen creaturen." Uit gehoorzaamheid aan dat bevel zijn
de zendelingen ook naar China getrokken De belangrijke
zendingsarbeid onder de 400 millioen zielen van dit groote
volk heeft de opmerkzaamheid en de belangstelling van de
Christenen tot zich getrokken. De bezielde toespraken van
Dr. Gülzlaff, zendeling\' onder de Chineezen, gedurende zijn
kort verblijf in Europa, ook in ons vaderland gehouden,
hebben groote verwachtingen voor de Chineesche zending
gewekt. Al bleek zijne verwachting\' te hoog gespannen en
zijne zendings-melhode niet in alle deelen aanbevelens-
waardig, toch is de liefde voor China\'s millioenen nog niet
geweken uit het hart van velen.
Het Chineesche volk is in de hoogste mate een opmer-
kingswaardig volk. Zijne geschiedenis loopt terug tot in
de grijze oudheid. Westelijk-Aiiê werd ingenomen door
wereldrijken, die verdwenen; op hunne puinhopen verrezen
nieuwe rijken, maar China bleef onveranderd. Zijn taal
is dezelfde van vóór eeuwen; zijn zeden wijzigden zich
niet. Binnendringende barbaren en Joden en Nestoriaansche
Christenen werden in het volksleven opgenomen. Zij ver-
anderden China niet, maar China veranderde hen.
Voor de christelijke zending onder dit volk vraag ik uw
aandacht. Op een van de christelijke zendelingen onder
hetzelve werkzaam wensch ik u wijzen en wel op W i 11 i-
am Chalmers Burns, een reizend Evangelieprediker in
China.
-ocr page 7-
Bij de beschouwing van den Evangelie-arbeid in China
is het in ons voordeel met een reizend zendeling te mogen
medegaan. Wij kunnen dan op meer dan ééne plaats ver-
toeven, en van tijd tot tijd onzen blik naar rechts en
links wenden.
William Burns zag het levenslicht op den l\'t<m April
van het jaar 1815 in de vriendelijke pastorij van het dorp
Dun in Schotland. Zijn vader was daar predikant, die
met grooten ijver en getrouwe plichtsbetrachting de hem
toevertrouwde gemeente tot haren Heer en Heiland wenschte
te leiden. Zijne kinderen hadden hem lief en koesterden
eerbied voor hem. Hij was een eerwaardige, rustige ver-
schijning, die iets patriarchaals over zich had. Zonder
veel woorden, door den geest die van hem uitging, be-
stuurde hij zijn gezin; ieder huisgenoot gevoelde, dat vader
de leidsman was. Van zijne gebeden behielden zijne kin-
deren een indruk, niet het minst van die, welke zij hem
in het middernachtelijk uur hoorden opzenden, als zij een
enkele maal wakker lagen.
De vrouw van Ds. Burns was een uitnemende moeder
voor hare kinderen. Op hare schouders kwam voorn&me-
lijk de opvoeding neer, en zij was er voor berekend. Zij
was de zonneschijn in huis, die warmte en vroolijkheid
verspreidde. Zelden was zij meer in haar schik dan
wanneer zij herbergzaamheid aan velen kon bewijzen; zij
wist in geval van nood geïmproviseerde bedden tot goede
nachtlegers te maken. Op haar schoot gezeten hoorden
de kinderen het eerst van den Heer Jezus, aan Wien zij
hen in vertrouwen opdroeg. Van deze kloeke moeder
schreef later een broeder van William: »moeder was er
»als voor geschapen het te huis aangenaam en den plicht
»tot lust te maken."
In dit warme tehuis bracht William zijne eerste levens-
jaren door. Hij was een jongen vol levenslust, in wieneen
diep gevoel sluimerde. De verwisseling van de gemeente
-ocr page 8-
Dun met die van Küsijlh bij Glasgow door zijn vader,
maakte geen noemenswaardige verandering in de omstan-
digheden, waaronder William groot werd. Van meer invloed
op zijn volgend leven was zijn vertrek naar Aberdeen,
waar hij Latijn en Grieksch leerde onder de voortreffelijke
leiding van den rector. Reeds toen openbaarde zich zijne
bijzondere gave voor talen, welke hem bij zijn arbeid onder
de Chineezen zoozeer te pas zou komen. Met grooten lusl
voor de studie in de rechtsgeleerdheid bezield, vooral ook
om langs dien weg een geëerd en aanzienlijk man te
worden, kwam hij in 1831 te huis. Zijne ouders enzus-
ters waren niet weinig teleurgesteld, want zij hadden zoo
gaarne een dominé uit hem zien groeien. Niemand drong
er echter bij hem op aan, omdat hij toen blijkbaar nog
niets wilde weten van de zaligheid, die in Jezus Christus
is. Hij kreeg verlof om in Edinburgh voor de rechten
te gaan studeeren.
Zijne ouders zagen den geliefden zoon met weemoed
vertrekken, vreezende dat hij te midden van de verleiding
niet zou blijven staan. Hun gebed volgde hem. Hoe
verwonderd waren zij, toen hij, kort na zijn vertrek,
op zekeren dag plotseling voor hen stond en verklaarde,
dat hij niets liever wenschte dan een prediker van het
Evangelie te worden, want hij had den Heiland voor zijne
ziel gevonden. Over deze gebeurtenis in zijn leven heeft
hij een heilig stilzwijgen bewaard; op veel lateren leeftijd
teekende hij er het een en ander van in zijn dagboek op.
Vol blijdschap in het hart toog hij naar Aberdeen om
daar met zijn theologische studieën een aanvang te
maken. Het licht van de zon der gerechtigheid bleef
echter niet altijd even helder in zijne ziel schijnen. De
bewustheid van \'s Heeren nabijheid maakte dikwijls plaats
voor een diep gevoel van zonde en schuld. Hij spaarde
zich zelf in geenen deele. »Ik heb mij vandaag voor-
»gedaan als een bekeerde, en ik voelde mij ver van God;
-ocr page 9-
7
»ik ben een huichelaar", zoo schreef hij in zijn dagboek.
Zijn meerdere ernst en toewijding aan zijn studie waren
echter toen reeds voor allen openbaar.
In Glasgow, waar hij zijne studieën volbracht, genoot
hij menigen zegen op de samenkomsten van de studenten»
zendings-vereeniging. De bespreking en overdenking van
het leven van mannen, die door hun geloofsmoed krachtige
getuigen van het Evangelie van Jezus Christus waren, deed
in zijne ziel meer en meer de begeerte toenemen om ook
in dien heiligen strijd mede te strijden.
Het was in het jaar 1839, dat William Burns op 24
jarigen leeftijd tot de Evangeliebediening werd toegelaten.
Na veel gebed besloot hij zich bij het Schotsche zendings-
comité aan te bieden voor den arbeid onder de heidenen.
Wel werd zijn aanbod aangenomen, maar er kwam iets
lusschenbeide, waardoor hij verhinderd werd naar het hem
aangewezen arbeidsveld in Wesl-lndiè te vertrekken. De
Heer had een anderen weg voor hem. De welbekende
prediker Mac Cheijne zou een reis naar Palaestina onder-
nemen, en noodigde Burns uit om zijne plaats in de ge-
meente te Dundee in te nemen, totdat hij zou terugge-
keerd zijn. Burns meende tot dien werkkring te moeten
ingaan. Men had weinig verwachting van den jeugdigen
tengeren man, die in de plaats van den machtigen predi-
ker was opgetreden. Reeds dat eerste optreden maakte
echter een diepen indruk. Onder de eenvoudige heldere
verklaring van Gods Woord raakte menig gemoed in be-
weging; men gevoelde, dat deze jonge man de nabijheid
des Heeren kende.
Gedurende een vijftal jaren predikte Burns het Evangelie
in zijn vaderland. Hij was echter niet aan ééne gemeente
verbonden, maar kon toen reeds een reizend prediker
genoemd worden. Zijne prediking was zeer ernstig, richtte
zich tot de gewetens der hoorders en drong op een be-
sliste en algeheele overgave aan den Heiland aan. De
-ocr page 10-
verdorvenheid van den mensch en de groote genade Gods
plaatste hij in zijne toespraken zoo scherp mogelijk tegen-
over elkander. Hij verwachtte voor de gemeente een ver-
nieuwde uitstorting van den H. Geest en riep den Heer
daartoe ernstig aan. In de gemeente te Dundee ontstond
een opwekking; de godsdienstoefeningen werden veelvuldig
gehouden en getrouw bezocht, gewoonlijk gevolgd door
een samenkomst met hen, die over het heil hunner zielen
bekommerd waren. Mac Cheijne verklaarde later van deze
opwekking, dat zij veel vrucht had nagelalen, ofschoon
het kaf onder het koorn ook hier niet ontbrak, en hij
dankte God dat Burns tijdens zijne afwezigheid in zijne
gemeente gearbeid had.
Overal waar Burns optrad stroomde de schare naar de
bedehuizen, en hing aan de lippen van den jeugdigen
prediker. Liefst werkte hij in vereeniging met de
herders en leeraars van de gemeenten waar hij optrad.
Hij maakte zoozeer den indruk van voor de eer zijns
Meesters te arbeiden met verloochening van zich zelven,
dat zijne medebroeders hem gaarne voor kor teren of lan-
geren tijd hunne kansels afstonden. Hij was de man,
die de gave had ontvangen slapenden wakker te schudden
en op de grootheid hunner zonde te wijzen. Anderen
moesten na zijn vertrek uit een gemeente de ontstane be-
weging leiden, wilde zij in het juiste spoor blijven. Zijn
wijze van prediken wordt gekenmerkt door dit gezegde:
»Ik zou van harte wenschen, vóór ik sterf rondom de
•wereld te reizen om ieder schepsel, al ware het ook
«slechts eenmaal, eene noodiging des Heeren in het oor
»te roepen." Hij was meer de profeet die de last brengt,
dan de herder die dagelijks op zijn kudde acht geeft. Hij
gaf wat hij ontvangen had en waarvan zijn gemoed op
dat oogenblik vol was, maar zweeg als hij van de waar-
heid door hem gepredikt geen gevoel had. Na een van
zijne toespraken schrijft hij aan iemand: sik moest mij
-ocr page 11-
»tot de verklaring van de leer der Schrift bepalen en kreeg
»geen vrijheid om de gewetens te wekken en de genisten
»op te schrikken." Eenmaal liet hij een samenkomst uit-
eengaan met deze woorden: sik bespeur dat wij moeten
»aflaten op menschelijke werktuigen te vertrouwen, zal
»de zegen nederdalen."
Burns bepaalde zich niet tot de prediking\' binnen de
kerkgebouwen. Toen het bekend was, dat op 13 Maart
1842 de eerste pleiziertrein op Zondag van Edinburgh
naar Glasgow zou loopen, predikte hij eiken Zondag bij
het vertrek en de aankomst van den trein op het perron
van het station voor de ooren van duizenden. Te Dublin
sprak hij op de markt tot de dicht aangedrongen schare.
Toen de bigotte Ieren de stoel waarop hij stond onder
hem wegrukten en hem met vuilnis wierpen, smeekte hij
dat zij om de zaligheid van hunne ziel hem mochten
aanhooren. Hij bleef onder de meest verwarrende om-
standigheden dezelfde: kalm, geduldig, moedig.
Burns werkzaamheid is voor velen tot een blijvenden
zegen geweest. Er waren er onder de opgewekten die
terugvielen, zeer zeker, maar zijn arbeid was onmisken-
baar een werk Gods, dat uit de vruchten openbaar werd.
Zijn reis naar Canada, waarheen hij geroepen werd,
en zijn arbeid aldaar gedurende twee jaren, moeten wij
met stilzwijgen voorbijgaan, om niet te uitvoerig te wor-
den. Bij zijn terugkomst uil Canada vroeg hij zich af:
»mag ik nog tot den Zendingsarbeid ingaan?" Na ernstige
zelfbeproeving biedt hij zich bij het zendings-comité van
de vrije kerk aan. Maar er was geen station vacant, en
geld om een nieuw te stichten was er evenmin. Toen
ter tijd zocht het Engelsch Presbyteriaansche Zendings-
Genootschap een zendeling voor China. Burns was bereid
om daarheen te gaan. Bij zijn afvaardiging tot zendeling
heerschte er diepe ontroering in de gemeente. De geliefde
en bezielde prediker zou zijn leven aan de uitbreiding van
-ocr page 12-
het Godsrijk onder de heidenen besteden. Hij dankte God
voor de hem verleende genade om te worden uitgezonden,
en scheepte zich op den 9den Juni 1847 in voor China.
Wij willen dezen Evangeliebode vooruit reizen naar
China, om, vóór hij voet aan wal zet, te vernemen in
welken toestand de Christelijke zending aldaar zich toen
ter tijd bevond.
Het was in het jaar 1807 toen het Londensche Zen-
dings-Genootschap voor het eerst een zendeling naar China
zond. Aan hem waren de Jesuïten voorafgegaan, die sedert
1552 onder zeer afwisselende omstandigheden, nu eens
met meer dan eens met minder goed gevolg, onder de
bescherming der Portugeezen aldaar hadden gearbeid.
Dr. Morrisson was de eerste Protestantsche zendeling. De
Engelsch-Oostindische Compagnie maakte niet alleen bezwaar
den doctor passage op een harer schepen te verleenen,
maar zelfs om hem in Kanton tóe te laten, waar de vreem-
delingen zich op zeer vernederende voorwaarden op een
aangewezen plekje gronds mochten nederzetten. Langs een
omweg over Amerika bereikte Dr. Morrisson China, en
huurde zich op het aan de Portugeezen toebehoorende
eiland Makdo een huisje. Hij had in last de taal te leeren,
een woordenboek samen te stellen en, zoo mogelijk, den
bijbel te vertalen. Wel waren de zendelingen der Jesuïten
de taal machtig, maar zij hadden geen hulpmiddelen om
de taal te leeren achtergelaten; zij hadden wel eenige ge-
schriften in de Chineesche taal opgesteld, maar den bijbel
niet vertaald. Morrisson moest van voren af aan beginnen.
In zijn kamertje opgesloten, \'s avonds met een barricade
van boeken voor zijn lamp, opdat het schijnsel van het
licht niet naar buiten zou doordringen, uitgesloten door
-ocr page 13-
allen, arbeidde hij een jaar lang met bewonderingswaar-
dige inspanning voort. Zijne benoeming tot vertaler bij
de Engelsche factorij op Macdo schonk hem wat meer
vrijheid van beweging. Na een tijdsverloop van 13 jaar
had hij een woordenboek uit 6 deelen bestaande samen-
gesteld , en de vertaling van den bijbel volbracht, een reuzen-
arbeid, die aan de christelijke zending in China ten goede zou
komen. Hoewel hij het hoofddoel van zijne zending naar China
nooit uit het oog verloor, bracht hij toch ook het Evan-
gelie rechtstreeks aan den Chinees, door des nachts kleine
gezelschappen van Chineezen rondom zich te verzamelen.
Toen Morrissen in 1834 overleed kon hij zijne kleine in
Kanton (waarheen hij verhuisd was) verzamelde gemeente
van Chineezen aan een inlandschen prediker toevertrouwen.
Zelfs in dit korte overzicht van de geschiedenis der Pro-
testantsche zending in China mogen de namen van Milne
en Medhurst niet ontbreken, mannen, die vooral van buiten
af een gezegenden invloed op de zending in China uit-
oefenden. De aandacht van de Christenen in Europa was
door den arbeid van de eerste zendboden op China ge-
vestigd, en klom tot hartelijke deelneming door den in-
vloed van Dr. Karl Gützlaff.
Deze rijkbegaafde man had eerst te Batavia, waarheen
hij door het Ned. Zendelings-Genootschap was gezonden,
en daarna in Siam gearbeid. Het was zijn vurigste wensch
om den Chinees in zijn eigen land het Evangelie des kruises
te brengen. Hij kwam daar in 1831 aan. China was
nog geheel gesloten voor de Europeanen, met uitzondering
van een hoek gronds te Kanton. Gützlaff waagde zich op
het schip van een smokkelhandelaar, dat opium in onbe-
waakte bochten van het kustland invoerde. Voorzien van
zijne bijbels en tractaten, bovenal vervuld met een bran-
dende liefde voor de uitbreiding van het Godsrijk onder
de Chineezen, liet hij zich hier en daar afzetten om aan
de verwonderde menigte het Evangelie te prediken en bijbels
-ocr page 14-
uit te deelen. Menigmaal verkeerde hij in doodsgevaar,
maar zijn liefde tot den Chinees deden hem alle bezwaren
trotseeren. Gützlaff hield zich vast overtuigd, dat Gods
tijd voor de toebrenging van China was aangebroken; hij
had het volk lief met al de warmte van zijn liefhebbend
hart. Hij meende stellig, dat China door Ghineezen moest
bekeerd worden. Hij vormde gedoopte Ghineezen tot in-
landsche helpers en predikers, zond hen, ruim van boeken
en reisgeld voorzien, naar de provincies waarin zij te huis
behoorden, en zag hen terugkeeren met Chineezen, die
ook den doop voor zich begeerden. In het jaar 1844
stichtte hij op het eiland Hongkong de oChineesche ver-
seeniging tot bekeering van China". In 1849 verliet
Gützlaff zijn aangenomen vaderland voor een tijd om een
reis door Europa te maken. Hij wist, overal waar hij
sprak, de christenen op te wekken tot het steunen van de
Chineesche zending, en gaf den stoot tot de oprichting van
vereenigingen, die zich het lot van den Chinees zouden
aantrekken. Slechts eenige maanden na zijn terugkeer,
ontsliep hij in zijn Heer en Heiland onder het volk, dat
hij zoo liefhad.
Er is over de wijze van arbeiden van Dr. Gützlaff zeer
verschillend geoordeeld. Men heeft haar luide geprezen en
krachtig veroordeeld. De waarheid is, dat zijn vurige be-
geerte om China aan den voet van Golgotha\'s kruis te
leiden niet altijd samenging met de aanwending van de
beste middelen, en dat zijn brandende ijver niet van over-
haasting was .vrij te pleiten. Er zijn omtrent het werk
van de inlandsche helpers, die door hem geordend zijn,
dingen aan het licht gekomen die het bewijs leveren, dat
Gützlaff zich door velen van hen heeft laten misleiden. Zij
werden uitgezonden als predikers van een Evangelie, dat
zij nog nauwelijks kenden. Dit mag echter niet van allen
gezegd worden. Er waren onder de door Gützlaff opge-
leide inlandsche predikers, mannen, die den Heer liefhadden
-ocr page 15-
en standvastig zijn gebleven, ook na den dood van hun
leermeester. Zonder overdrijving mag gezegd worden, dat
Gützlaffs\' arbeid zeer veel heeft bijgedragen om belangstelling
en liefde voor de Chineesche zending te wekken. Door
zijn invloed werden andere zendelingen opgewekt om hunne
schreden naar China te richten, zoodat nog tijdens zijn
leven een getal van 50 Evangelieboden den rijken Christus
voor arme zondaren aan de zonen van het hemelsche rijk
verkondigden. God alleen weet, voor hoe menigen Chinees
het rijk des hemels, waarin onze Heer door degezaligden
aangebeden wordt, is geopend, die daar den vurigen
Christus-prediker noemen als de Andreas, die hen tot
Jezus leidde.
Een vijftigtal zendelingen waren in 1845 in China
aanwezig. Gützlaffs getuigenis had er zeer zeker veel toe
bijgedragen om de aandacht van de zendingsgenootschap-
pen op dat millioenen land te vestigen. Er waren echter
ook nog andere dingen gebeurd, die tot deze belangstel-
ling hadden bijgedragen. Daartoe moet vooral gerekend
worden de oorlog die Engeland in 1842 met China
voerde. Een verdoovingsmiddel, algemeen bekend onder
den naam van opium, werd in het Chineesche Rijk, even-
als in Europa, alleen als arlsenijmiddel gebruikt. Voor
het overige was de invoer van opium binnen China streng
verboden, omdat de Chn. regeering overtuigd was dat
zijn gebruik verderf over hel volk bracht. Het was en
is den Chinees evenmin geoorloofd opium te verbouwen.
Maar wat was het geval? De Engelsche kroon liet in
Oosl-Indiè veel opium bereiden, waartoe zij het recht
aan zich behield en waardoor schatten gouds in de Engel-
sche schatkist vloeiden. De Engelsche handel wilde den
Chinees ook zegenen met dit ziel- en lichaam verwoes-
tende product! Wel was de invoer niet toegestaan door
den keizer van China, maar onder protectie van het
machtige Engeland werd de smokkelhandel op ruime
-ocr page 16-
.
14
schaal gedreven. De vertoogen van de Chineesche Regee-
ring waren vruchteloos, en toen de Chineesche beambten
op last van hooger hand den binnengesmokkelden opium
vernietigden, verklaarde Engeland aan China den oorlog.
China moest het onderspit delven, en het goedkeuren dat
bij het verdrag van Nanking in 1842 bepaald werd, dat
de havens van Honkong, Amog, Tulscheu, Ningpo en
Schanghai voor den handel en de vreemdelingen werden
opengesteld.
De Christenen in Engeland en in het overig Europa
waren diep verontwaardigd. Heidenen weerden uit alle macht
den gruwelijken opium, Christenen drongen dit vergif den
heiden op met de wapenen in de hand! Was het wonder,
dat de belijders van den naam van Jezus Christus voor de
eer huns Meesters wilden opkomen door den heiden een
tegengift aan te bieden in het Evangelie der zaligheid?
»China is open," zoo klonk de blijmare door Europa;
»wij zullen ons opmaken en aan het arme heidenvolk
>toonen dat de Christenen nog wat anders dan opium
jhebben te geven." Het was wel wat voorbarig om China
voor geopend te verklaren, dit zou eerst later geschieden,
maar er was voor de mogelijkheid van den zendingsarbeid
toch veel gewonnen door de openstelling van het genoemde
vijftal havensteden met hare naaste omgeving voor den
vreemdeling. En wat nog meer bepaald de zendelingen
aangaat, zoo was er voor hen toch ook verandering ten
goede merkbaar. Vóór 1842 werden zij niet als Evan-
gelieverkondigers toegelaten, slechts in hunne betrekking
van arts of leeraar van wetenschappen op de aangewezen
plaats. Na 1842 werden de zendelingen ook in hunne
hoedanigheid van Evangelieverkondigers geduld in de
voor den handel geopende zeehavens, terwijl hunbescher-
ming van het leven werd toegezegd.
-ocr page 17-
15
Dit zeer beknopte overzicht van hetgeen in China was
geschied, en voor den Chinees was gedaan moge voldoende
zijn om ons op de hoogte te brengen van den toestand,
waarin de Christelijke zending zich bevond, toen William
Burns in China aanlandde. Op den 13den November 1847
zette hij voet aan wal op het eiland Hongkong. In 1841
was dit eiland in Engelsche handen overgegaan, die daar
de stad Victoria als uit den grond hadden doen verrijzen.
Het eertijds zoo ongezonde eiland was tot een van de
gezondste plaatsen geworden, en bood niet alleen schoone
havens aan, maar was ook de aangewezen plaats waarde
zendelingen na hun aankomst uit Europa den eersten
tijd konden vertoeven. Burns vond er arbeiders van
onderscheidene zendingsgenootschappen, die zich óf voor-
bereidden om straks verder op te gaan óf om op het
eiland te blijven werken. Op de reis van Europa naar
China had hij zich ingespannen om de Chineesche taal
machtig te worden, maar was in die kennis nog niet
ver gevorderd. Zijn eerste werk was derhalve na zijn
aankomst om zich in de taal te oefenen. Dat dit een zeer
moeilijk werk bleef, ook na den arbeid van Dr. Morris-
son, zal ons duidelijk worden, indien wij ons herinneren
dat de Chineesche taal niet minder dan 44.000 lettertee-
kens heeft; de kennis van 6000 is voldoende om zich
voor het dagelijksch leven verstaanbaar te maken. Een
enkel woord kan op acht verschillende wijzen worden
uitgesproken, en heeft voor iedere uitspraak een onder-
scheidene beteekenis. Burns liet zich hierdoor niet af-
schrikken. Met bewonderenswaardigen ijver en taai ge-
duld wijdde hij zich aan de studie. Hij bezocht geregeld
de Christelijke godsdienstoefeningen, die in de Chineesche
taal werden gehouden om zijn gehoor te oefenen; hij gaf
aan een Chineeschen knecht, die Christen was geworden,
les in het Engelsch om van hem het Chineesch te leeren;
hij las en dacht in de taal van het volk, en dikwijls
-ocr page 18-
hoorde men hem in de eenzaamheid zijn gebed tot God
in gebroken Chineesch opzenden. In December van het
jaar zijner aankomst vroeg en kreeg hij verlof om twee
4
Ghineezen, die de voltrekking van een over hen uitge-
sproken doodvonnis wachtten, in hunne gevangenis te
bezoeken. Het was hem tot groote vreugde dat deze
menschen alle moeite deden om het in gebroken Chineesch
verkondigde Evangelie te verstaan. Na eenige maanden
opende hij een school met behulp van een Christen-
Chinees, welke school tot een zestiental leerlingen
aangroeide.
Maar Burns was de man niet om op ééne plaats lang
te blijven, vooral niet indien daar het Evangelie reeds
werd verkondigd. Zijn oog richtte zich op de dichlbe-
woonde kustlanden tegenover Hongkong. Wel behoorden
de dorpen van het kustland niet tot de voor den vreem-
deling geopende plaatsen, maar hij wilde toch aankloppen
of de Heer wellicht hier of daar een deur zou openen
voor het Evangelie. Gedurende veertien maanden pre-
dikte hij den Heiland van zondaren op het vaste land.
Hij was gekleed als een Chinees, droeg den staart, en
volgde de gewoonte van zijn aangenomen vaderland, voor
zoover die niet in strijd was met de voorschriften van
het Evangelie. Boven alle verwachting goed was de ont-
vangst, die hij onder de menigte genoot. Aan groote be-
zwaren en moeilijkheden ontbrak het in geenen deele,
maar zij deden hem niet aarzelen voort te gaan. Meer
dan eenmaal had hij het te kwaad met de rondtrekkende
dievenbenden, zoo menigvuldig in het hemelsche rijk, die
op de onbeschaamdste wijze een door hen vastgestelden
hoofdelijken omslag inden, indien de bewoners het ge-
eischte niet vrijwillig afstonden. Er liepen geruchten van
de groote rijkdommen van de vreemdelingen. Geen wonder,
dat de dieven onzen zendeling hunne opwachting kwamen
maken. Toen hel echter al spoedig bleek dat d e z e vreem-
-ocr page 19-
\'m fes
47
deling ten minste niets had, verminderden hunne nach-
telijke bezoeken. Somtijds werd Burns door een van de
hoorders naar het Evangelie ten eten gevraagd en hem
een slaapplaats aangewezen in een vertrek, waar meer-
deren te zamen waren. Somtijds moest hij zich zelf een
nachtleger bereiden onder den blooten hemel. Gevoelde
hij zich naar geest en lichaam uitgeput, dan trok hij zich
naar Hongkong terug om daar in de gemeenschap met de
broeders versterkt te worden, en zoo versterkt zijn arbeid
onder de kustbevolking voort te zetten. Wij moeten met
hem medegaan naar een van de dorpen, om zijn wijze
van werken te leeren kennen. Zoodra hij in een dorp
was aangekomen zocht hij een open plek, plaatste zich
in de schaduw van een boom, en begon met luide stem
in zijn Ghineeschen bijbel te lezen. Spoedig kwam een
nieuwsgierige menigte samen; hij predikte haar het Evan-
gelie, beantwoordde de vragen die tot hem gericht wer-
den, en bleef dan korteren of langeren tijd in zulk een
plaats. Zelden verzuimde hij tractaten uit te deelen.
Deze tractaatverspreiding is in China mogelijk, omdat
een groot deel van het volk de kunst van lezen verstaat.
De knaap bezoekt de volksschool van zijn 6de of 7de levens-
jaar af, en ontvangt daar van door de Regeering aange-
stelde onderwijzers les in het lezen en schrijven; de regelen
van wellevendheid worden hem daar ingeprent, en nooit
zal de knaap vergeten bij den aanvang van het onderwijs
zich te buigen voor het altaar van Gonfucius, dat in elke
school aanwezig is. Het openbaar onderwijs is er dus
niet godsdienstloos; men is er dus niet neutraal, zooals
men het in sommige Christen -landen op school tracht te
zijn. Voor de Christelijke zending is het van veel belang t
dat het volk over het algemeen kan lezen. De geschiedenis
van Gützlaffs arbeid heeft echter duidelijk bewezen, dat
verspreiding van den bijbel en van Christelijke geschriften
tot grof misverstand aanleiding geeft, indien zij niet ge-
-ocr page 20-
paard gaat. met de levende prediking van Gods Woord.
Philippus moet ook op den Chineeschen wagen plaats
nemen om de Schrift te verklaren. Burns predikte het
Evangelie met dien gloed en die overtuiging, welke hem
zoo bijzonder eigen waren; hij beschouwde zich door den
Heer geroepen om de behoefte aan den Heiland van zon-
daren te wekken door op de armoede van den mensch
buiten Christus en den rijkdom in Christus te wijzen.
Was die behoefte in meer of mindere mate gewekt, dan
deelde hij gaarne bijbels en geschriften uit tot nader
onderzoek. Hij erkende volmondig, dat zijn arbeid niet
op zich zelf mocht blijven staan, maar achtte hetnoodig,
dat anderen hem zouden volgen om het geplante nat te
maken, of ook om het voorrecht te smaken te maaien
wat hij gezaaid had.
Nadat Burns eenige maanden rust had genomen te
Hongkong door aldaar in het zendings-hospitaal aan lijden-
den het Evangelie te brengen, nam hij op nieuw de staf
in de hand voor een zendingsreis. Hij richtte wederom
zijn schreden naar het vaste land tegenover Hongkong
maar wenschte nu verder de richting naar het Westen in
te slaan. Hij ontving daar den indruk, dat het volk
minder toegankelijk was voor het Evangelie dan aan de
kust. Vermoedelijk heeft tot dien indruk niet weinig
medegewerkt de onzekerheid, waarin hij verkeerde of hij
wel naar \'s Heeren wil had gehandeld door deze reis te
ondernemen. Wel was er gelegenheid in overvloed om
het Evangelie te brengen, en greep hij die gelegenheid
ook gretig aan, maar het gemis van de verzekerheid van
zich in Gods weg te bevinden, beroofde hem van de blij-
moedige kalmte, die hem anders zoo eigen was. Vóór en
n& Burns hebben de arbeiders in het koninkrijk Gods
steeds ondervonden, dat de kracht tot den arbeid verkre-
gen wordt in het door Gods Geest, op het gebed, in het
hart gewekte bewustzijn dat zij Godes zaak voorstaan, en
-ocr page 21-
Zijn weg volgen. Onze Evangelist wachtte op een aanwij-
zing van Zijn zender. Op zekeren nacht wakker gehouden
door de onzekerheid waarin hij verkeerde, zag hij plotseling
twee vermomde gestalten voor zich staan met getrokken
zwaarden. Burns zeide tot deze menschen: «Gebruikt geen
»geweld, mijne vrienden, gij zult mijne geheele bezitting
«hebben." Hij werd van alles beroofd met uitzondering
van een tasch, waarin zijne papieren waren, en waarin
zich ook eenige lappen bevonden, die hij aaneenreeg om
ten minste eenige kleeding te hebben. Het was hem nu
duidelijk dat hij terug moest gaan. Vóór Hongkong ge-
naderd, bleef hij in de boot, totdat men hem kleeding-
stukken had gebracht, waarin hij zich aan zijne vrienden
kon vertoonen.
De Engelsch-Presbyteriaansche kerk oordeelde het toen
ter tijd noodig een tweeden zendeling naar China af te
vaardigen. Dr. Young landde op Hongkong, en zou in
vereeniging met Burns den Evangelisatie-arbeid voortzetten.
De beide mannen kozen voor hun gemeenschappelijken
arbeid de sterk bevolkte stad Kanton. Wel scheen er nog
meer voor een nederzetting op het eiland Amoy te pleiten,
maar Burns meende dat de overweging dat hij met het
dialect van Kanton vertrouwd was, den doorslag moest
geven. Goed, de beide mannen vestigden zich in Kanton;
zij predikten het Evangelie; zij verspreidden hunne ge-
schriften; zij spanden zich krachtig in, maar de bodem
bleek daar zóo hart te zijn, dat het uitgestrooide zaad
op de oppervlakte bleef liggen. Niet dan na groote moeite
hadden de zendelingen zich een woning gehuurd. De
Chineezen, nieuwsgierig naar de boodschap van deze vreem-
delingen, kwamen naar hen luisteren, maar bleven na
de eerste maal gewoonlijk weg. De aardschgezindheid, de
trots, en de kwaaddenkendheid van Kantons inwoners
waren voor hen groote hinderpalen om het koninkrijk
Gods binnen te gaan, geestelijk van aard als het is, een-
-ocr page 22-
voud en oprechtheid aan zijne onderdaden tot eischen
stellende. Dr. Young verliet Kanton en ging naar Amoy.
Burns kon nog niet tot dit besluit komen, ook niet op
de herhaalde noodigingen van zijn vriend om naar Amoy
over te komen, waar de boodschap des Evangelies zooveel
meer ingang vond. Te midden van allerlei ontmoedigende
ervaringen bleef Burns voortarbeiden. Kanton was een
post van zooveel gewicht, die niet mocht verlaten worden
of de Heer moest het zeer duidelijk aanwijzen, Hij zou
wachten, totdat de Heer sprak, hij zou intusschen doen
wat zijne hand vond om te doen, en hij deed dit met
een blijmoedigheid en opgewektheid, die een heerlijk ge-
tuigenis van zijn geloof aflegden. Stelt u den in Schol-
land
en Engeland zoo geliefden prediker voor, daar op-
tredend voor een schare die zich rondom hem verdrong,
hier voor een zeer klein aantal heidenen; daar op de han-
den gedragen, en hier voor een «vreemden duivel" geschol-
den; daar predikende voor een schare die heilbegeerig
hare handen tot den Heiland ophief, hier voor een handje
vol meestal uit nieuwsgierigheid saamgekomen menschen.
Het was de liefde van Christus, die hem drong, en daarom
zag hij niet aan wat voor oogen was.
Gedurende zijn arbeid in Kanton schreef hij naar zijn
ouderlijk huis, dat zij zich niet te zeer moesten verwon-
deren over de weinig beteekende berichten, die zij uit
Kanton ontvingen in vergelijking met die uit Amoy »De
«oorzaak schuilt ten deele bij mij," zoo schrijft hij »ten
»deele in de moeilijkheden van dit gewichtige arbeidsveld.
»Toen ik op den voorgaanden Dinsdag de verzameling van
»60 personen aanschouwde, die naar de toespraak van
»een bekeerden Chinees luisterden, vroeg ik mij zelven
»af: Hoe zou ik deze kostbare zielen kunnen verlaten,
torn welke zich zoo weinigen bekommeren? Ik kan hun
sdien weg des levens op verstaanbare wijze aanduiden,
»en zoolang God mij hier een plek gronds geeft om op te
-ocr page 23-
«wonen zal ik blijven, de uitkomst getroost in Zijne hand
alatende. Broeders! bidt voor ons, opdat het Woord des
»IIeeren zijn loop hebbe en Hij geprezen worde."
De plek gronds waarop hij kon wonen werd hem niet
lang daarna ontnomen. Zijn woning werd hem opgezegd;
niettegenstaande alle moeite en inspanning hon hij geen
andere huren. Nu was ook zijn besluit genomen. Hij
zag daarin den wil des Heeren om naar elders te vertrek-
ken; blijmoedig volgde hij Zijne wenken, en scheepte
zich in naar Amoy. Eerst de eeuwigheid zal openbaren
hoe vele vruchten, later door andere zendelingen in Kan-
Ion
geoogst, gesproten zijn uit het zaad door Burns
uitgestrooid!
Vervuld van moed en van de zekerheid van Gods weg
te gaan, begaf Burns zich in den zomer van 1851 naar
het eiland Amoy, een van de voor de vreemdelingen open-
geslelde plaatsen. Het schoone eiland ligt bij de meest
rotsachtige Zuid-Oostkust van China. Het is ongeveer
4 uren lang en 1 uur breed, en wordt door een slechts
smal kanaal van het vaste land gescheiden. Op deze kleine
oppervlakte, gedeeltelijk uit heuvels bestaande, wonen niet
minder dan 400.000 menschen, van welke een derde deel
in de stad Amoy, en het overige f deel verspreid over
136 dorpen De bevolking is voor het meerendeel zeer
arm; de wijdvertakte handel schijnt niet veel winst op
te leveren, om welke reden jaarlijks vele Amoijers naar
Borneo, Siam, Batavia en andere plaatsen trekken in
de verwachting daar een grooter of kleiner vermogen te
verzamelen, om dan naar het vaderland weder te keeren.
De bewoners van Amoy worden geprezen om vele goede
eigenschappen. De gruwelen van het heidendom, door
den Apostel Paulus in Bom. I genoemd, heerschen echter
ook daar in ruime mate, en de 600 openbare plaatsen
voor opium-gebruik bestemd vinden een voldoend aantal
vaste gasten om met winst aangehouden te kunnen wor-
-ocr page 24-
den. Zooals in het overige China wordt ook hier de
meisjesmoord op groote schaal gepleegd als de meest
gewone zaak, omdat de Chinees bij de geboorte van een
meisje zich afvraagt of het de moeite waard is het kind
op te voeden. Veler ontkennend antwoord doet hun be-
sluiten bij den aanvang van het leven een einde aan dat
leven te maken.
Kort na het verdrag van Nanking hadden zich zende-
lingen op Amoy gevestigd. Burns sloot zich broederlijk
bij hen aan, en zag met blijdschap, dat er eenige gegronde
verwachting voor de toekomst van deze eilanders bestond.
Hij moest beginnen zich het voor hem nieuwe dialect van
de Ghineesche taal eigen te maken, en slaagde daarin
onverwacht spoedig. Wij mogen niet nalaten hier te ver-
melden , dat Burns met prediken niet zoolang kon wachten,
totdat hij het taaieigen voldoende machtig was; hij pre-
dikte in hel Engelsch voor zijne medearbeiders. Het ver-
moeden is niet gewaagd, dat zijne bezielde en bezielende
getuigenis van de liefde Gods in Christus Jezus mede een
middel in Gods hand is geweest tot getrouwen arbeid en
vuriger gebed van de daar aanwezige zendelingen. »0p
»den vorigen Zondag", zoo schrijft Burns in die dagen
aan zijne moeder, »heb ik gepreekt over de woorden:
» Dewijl de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden i
»zoo zal de liefde van velen verkoelen (Matth. 24: 12).
»Ik heb daarbij ondervonden, hoezeer die woorden op
»den toestand van mijn hart van toepassing zijn. Hoe
«verslappend werkt toch de dagelijksche aanraking met
»het heidendom, wanneer de Heer ons door Zijn Geest
jniet dagelijks versterkt en verkwikt." Welnu, de Heer
liet de hand van den dienaar die om Zijnentwille veel
verlaten had niet los. Burns werd bijzonder gesterkt en
was tot zegen zoowel voor zijne medebroeders als voor
de heidenen van Amoy. In het najaar van 1853 ontstond
er verandering in de stemming van de eilanders; de zen-
-ocr page 25-
23
dingskapellen werden door zeer velen bezocht; er werd
heilbegeerig naar den weg der zaligheid gevraagd; velen
meldden zich aan voor het doop onderricht en nieuwe
gemeenten ontstonden. «Het is duidelijk", zoó schreef
een der zendelingen, »dat Gods tijd voor deze ongeluk-
»kigen gekomen is."
Men heeft gezegd, dal de staatkundige gebeurtenissen
welke in dezen tijd op Amoy plaats hadden in Gods hand
het middel waren tot deze opwekking. Een afdeeling
van een groote partij, die tegen het over China heer-
schende keizershuis in verzet kwam, landde ook op Amoy
met het doel om het eiland voor zich te nemen. De
binnenlandsche oorlog, bekend geworden onder den naam
van Thai-phing-opstand teisterde China meer dan 10 jaren.
Het viel den opstandelingen niet moeielijk Amoy in den
zomer van 1853 in te nemen, maar de wraak van de
keizerlijke troepen, vooral nadat deze de eerste maal te-
ruggeslagen werden , was verschrikkelijk. Onbeschrijfelijk
waren de folteringen, die de gevangenen vóór hun dood
moesten doorstaan. De bemanning van een daar aanwezig
Engelsch oorlogschip en de zendelingen kwamen tusschen-
beide, met het gevolg dat er een einde aan de wreedheden
werd gemaakt. De gewonden en verminkten, zoowel van
de keizerlijke troepen als van de opstandelingen, werden
in het zendings-hospitaal opgenomen en daar met de grootste
liefde verpleegd, zoodat de heiden door deze werken der
barmhartigheid getroffen wilde luisteren naar de woorden
van den Meester en Zender der barmhartigen. Is het
wonder, dat Burns aan de krankbedden van de lijders
nederzat om balsem te gieten in de wonden der ziel?
Onder dezulken was juist zijne plaats. Toen de kogels
op Amoy\'s straten neervielen, toen het hulpgeschrei der
gewonden en verminkten omhoog rees, drong de schare
naar de zendings-kapellen om het woord des levens te
vernemen. Wie zal alle Gods middelen en wegen, die won-
-ocr page 26-
derbaar en heerlijk zijn, kunnen opsporen en aanwijzen ?
De Thai-phing-opstand is één van de middelen in Gods
hand geweest om de zielsbehoefte van deze heidenen te doen
ontwaken, maar wij overdrijven zeer zeker niet, indien
wij hier ook gedenken aan den arbeid van William Burns
op Amuy, in vereeniging met zijne medebroeders in de
heilige bediening der zending.
Het is opmerkelijk, dat Burns, juist toen de opwekking
in vollen gang was, er aan dacht om van Amoy uit
tochten te gaan maken op het tegenoverliggende vaste
land. Hij was nog dezelfde als in Schotland. Meende hij,
dat zijn arbeid niet bepaald meer noodig was, dan liet
hij dien aan de broeders over, en hij trok verder met
het zwaard van Gods Woord in de hand. Daar komt
een inlandsche helper tot hem met het voorstel om het
Evangelie in de talrijke dorpen van het vaste land te
gaan prediken. Burns antwoordt, dat zij gedurende een
week den Heer ernstig moeten vragen of zij mogen af-
reizen en zoo ja, waarheen dan; aan het einde van die
week zouden B. en de inlandsche helper weder bij elkander
komen om te vernemen welke de meening des Geestes
was. Juist in die week komt er een heiden uit Pe-tschui-ya,
op Amoy om handel te drijven. Hij bezoekt de verga-
deringen in Burns huis, wordt getroffen door het Evangelie
en roept uit: »0ch, dat de leeraars in mijn dorp kwamen
en daar het Evangelie verkondigden." Burns besluit is
genomen; met twee inlandsche helpers begeeft hij zich
naar het op 7 uur afstands gelegen Pe-tschui-ya,
een plaats bij geen van de zendelingen, zelfs niet bij
name, bekend. De Heer had gesproken, het gebed was
verhoord.
In Pe-tschui-ya aangekomen huurde Burns een woning,
van welke een gedeelte tot een zaal voor samenkomsten
werd ingericht. Over het algemeen ontving de bevolking
den vreemdeling vriendelijk, men luisterde naar zijne pre-
-ocr page 27-
diking en kwam terug om hem nogmaals Ie hooren.
"Velen zochten naar vrede, dien zij niet bij hunne afgoden
konden vinden. Het vertrouwen in de goden was vooral
geschokt doordat hunne voorspelling van de overwinning
der opstandelingen niet was vervuld; de inwoners van
het dorp hadden zich op grond daarvan bij de opstande-
lingen aangesloten en de uitkomst had bewezen dat de
goden er niets van wisten. Op marktdagen was er een
schoone gelegenheid om het Evangelie aan de talrijke
marktbezoekers te prediken, die van de dingen door hen
gehoord in hunne dorpen vertelden. De begeerte om het
woord des levens te hooren werd steeds grooter. Bij het
einde van een toespraak, dikwijls in de open lucht ge-
houden , vroeg men den zendeling nog voort te gaan, of
men kwam tot zijn huis om nader onderricht van hem
te ontvangen. Het geschiedde meermalen dat Burns en
zijne helpers dag noch nacht rust hadden. Er waren er,
die den dienst der afgoden geheel vaarwel zeiden en de
beelden aan de vlammen prijs gaven.
Na eenige maanden van ingespannen arbeid meende
Burns, dat de tijd gekomen was om hen, die met op-
rechtheid naar de vergeving der zonden in Jezus Christus
zochten door den doop in de gemeente op te nemen. Dit
wilde hij zelf niet doen, maar noodigde daartoe de broe-
ders van Amoy uit, die na een ernstig onderzoek som-
migen in de Christelijke gemeente konden opnemen. Burns
wenschte in zijn zendelings-loopbaan ni^t anders te ver-
richten dan de dienst van een Evangelist naar het voor-
beeld van den grooten heiden-apostel Paulus. Het stichten
van gemeenten liet hij aan anderen over. Hem was het
alleen te (Joen om het Evangelie te prediken tot een ge-
tuigenis. De kleine gemeente groeide langzamerhand aan,
en vele van hare leden toonden vervolging en smaad,
die zij van de heiden-Chineezen hadden te verduren, om
Christus wille te kunnen dragen. Het is verkwikkend de
-ocr page 28-
getuigenissen van de eerste liefde tot Jezus Christus te
vernemen uit den mond van heidenen. Toen eenmaal de
vader van een gezin op punt stond naar Amoy te gaan
om zich daar te laten doopen, vroeg zijn zoontje meê te
mogen gaan om ook gedoopt te worden. Toen de vader
hem dit sterk afried met de opmerking dat hij, die nog
zoo jong was, zoo gemakkelijk ontrouw kon worden,
antwoordde de knaap: »Jezus heeft beloofd, de lammeren
sin zijne armen te dragen; aangezien ik maar een kleine
«jongen ben, zal het Hem immers te gemakkelijker vallen
»mij te dragen." Op een van zijn uitstapjes in den om-
trek van Pe-lschui-ya kwam Burns in een dorp waar
velen zich verzameld hadden rondom een man, die hen
voorlas uit een bijbel, dien hij van een marktreis had
medegenomen. In de geheele omgeving was de zendeling
Burns een welkomme bode, dien men niet anders kende
dan bij den naam: »man des boeks."
Het is van veel waarde Burns zelf over dezen genadetijd
te hooren, te meer daar hij zóó nuchter en sober in zijne
mededeelingen aangaande de vruchten op zijn arbeid was,
dat anderen ze moesten aanvullen om tot een juiste voor-
stelling te kunnen komen. Hij schrijft: »wat ik hier zie,
»herinnert mij aan de vroegere genadewerken te huis.
«Zoo ver als mijne persoonlijke waarnemingen reiken, heb
sik in China nog geene zoo veelbeloovende teekenen van
»de komst van het Godsrijk gezien. Wat wij hier zien,
»is een krachtige oproeping tot gebed voor dit volk dat
»in duisternis zit, evenals tot onverdroten arbeid onder
shen en tot aanbiddenden dank aan onzen getrouwen
«God en Heer. Voor mij is Zijne goedheid zoo groot en
«aanhoudend, dat terwijl mijne Schotsche vrienden mij
«misschien als een arme verbanneling beschouwen, ik mij
»hier zoo tehuis gevoel, als ik het hier op aarde maar
»kan wenschen."
Spoedig zouden zijne Schotsche vrienden hem van aange-
-ocr page 29-
zicht tot aangezicht zien. Burns moest voor eenigen tijd
China verlaten en zijn arbeidsveld aan de broeders over-
dragen, om den zielskranken Dr. Young, die door den
dood zijner vrouw diep was geschokt, naar het vaderland
te geleiden. In de bedehuizen van Engeland en Schotland
stroomde de menigte samen als hij optrad, om hel aange-
zicht te zien en de stem te hooren van den geliefden
prediker. Hij was gedurende de zes jaren van zijn afwe-
zigheid oud geworden, zeide men. In zijn omgang was
hij zachter dan voorheen. In zijn prediking trad de
liefelijkheid van het Evangelie meer op den voorgrond dan
voorheen. Johannes de Dooper was minder geworden in
hem, Christus was in hem gewassen. Het behoeft niet
gezegd te worden, dat de belangen van het arme Chinee-
sche volk der gemeente op het hart werden gebonden.
Zijn hart behoorde aan China; in China wenschte hij
te sterven.
Naar China keerde hij dan ook zoo spoedig mogelijk
terug. Hij zette er den aangevangen arbeid voort op
zijne eigenaardige wijze. Bij de mededeeling van dien
arbeid moet ik mij tot het meest belangrijke bepalen.
Van Burns reis naar Nanking om in deze, door de op-
standelingen ingenomen stad, de aanhangers van denTai-
phin-opstand beter te leeren kennen, zij dus alleen ge-
meld, dat de Chineesche ambtenaren zijn tocht daarheen
zoozeer bemoeilijkten, dat hij van zijn plan moest afzien.
Toch bleef hij eenigen tijd in de omgeving van Nanking door
in de Noordelijke stad Schang-hai het Evangelie te prediken;
hij was daar meestal in zijn boot gehuisvest en roeide
langs de talrijke kanalen, naar onderscheidene plaatsen
van het binnenland. Ik moet mij het genot ontzeggen
u van de werkzaamheden in en om deze stad het een
en ander mede te deelen. Wij volgen onzen reiziger-
prediker naar de stad Schwatau in de provincie Kanton,
waar hij een tweetal jaren van 1856—58 vertoefde om
-ocr page 30-
28
daar, en van daar uit het Evangelie der zaligheid aan de
heidenen te brengen. De zendeling Taijlor en twee inland-
sche predikers waren hem behulpzaam.
De uitgebreide stad Schwalau met haar honderddui-
zende inwoners, met haar uitgebreiden handel en haar
groote bedrijvigheid was nog niet voor den vreemdeling
opengesteld. Het was dus gewaagd zich daarheen te be-
geven, maar geheel in overeenstemming met Burns be-
geerte om het Evangelie daar te brengen, waar het nog
niet gepredikt was. De bodem bleek er bijzonder hard
te zijn. De stofvergoding vervulde het hart van de Chi-
neezen; de daar heerschende uitwendige beschaving was
een vernis waarmee ontzettende gruwelen bedekt werden;
de zedeloosheid had er een verbazende uitgebreidheid aange-
nomen. Burns en Ta ylor waren verheugd een huis te
kunnen huren voor hun doel zeer geschikt. Zij strekten
hunne liefdevolle bemoeienissen vooral uit tot de laagste
klassen der maatschappij, onder welke zij dagelijks ver-
keerden. Hier en daar werd er eenige verandering waarge-
nomen, vooral ook in de omliggende plaatsen, waarheen
zij zich dikwijls begaven. Aan Burns zwaren arbeid in
dit gedeelte van China werd echter plotseling een einde
gemaakt. Op zekeren dag in de stad Tschau-tschau-foe
predikende, werd hij op last van den gouverneur van de
provincie Kanton gevangen genomen met zijne beide in-
landsche helpers, (de zendeling Taylor was toen juist
afwezig) en naar den engelschen consul te Kanton opge-
zonden. Als gevangen man werd hij in een boot getrans-
porteerd, en moest daarin 31 dagen lang, krank naar
het lichaam, maar gezond naar de ziel doorbrengen,
voor dat men aan de plaats van ontscheping gena-
derd was.
Het is niet van belang ontbloot om het officieele stuk
mede te deelen, waarin de gouverneur van Kanton de
oorzaken van Burns gevangenneming opgeeft en de aan-
-ocr page 31-
29
klacht tegen hem ingebracht. Het doet ons het oordeel
kennen van de officieele Chineesche ambtenaarswereld over
het Christendom en zijne belijders. Men kan zich maar
niet voorstellen, dat zooveel wordt opgeofferd eenig en
alleen ten goede van den medemensch. Het stuk luidt aldus:
De Commissaris Ueh aan den Consul Parkes.
De Opper-Commissaris Ueh, keizerlijk gouverneur van de
beide Kwang provincies, doet de volgende mededeeling aan
den heer Parkes, consul van hare Britsche Majesteit in
Kanton.
Voor mij ligt een bericht van den hoogsten burger-
lijken ambtenaar van het district Hai-yang ïn Tshautschau-
foe
van den volgenden inhoud:
Aangezien het de plicht van uw dienaar is, in vereeniging
met de militaire autoriteiten van deze stad, over hare vei-
ligheid te waken, zoo bemerkten wij bij de uitoefening
van ons beroep plotseling in een op de rivier liggende
boot drie personen, wier verschijning iets ongewoons had.
Wij vonden in hun boot zeven deelen vreemde boeken en
drie pakken tractaten, die wij dadelijk in beslag namen.
Overigens hadden zij niets bij zich. Deze mannen hadden
geschoren hoofden, droegen hun haar in een staart ge-
vlochten, en waren Chineesch gekleed. Het gelaat van
den een had echter iets vreemds; ook de klemtoon bij het
spreken en de wijze van uitdrukken geleek niet geheel op
die der Chineezen. Wij namen hem zorgvuldig in het ver-
hoor, waarbij hij opgaf, dat zijn werkelijke naam Pin-wei-lin
(William Burns) was; dat hij een Engelschman was van
42 jaar oud; en dat hij als een dienaar van de leer van
Jezus zich sedert eenigen tijd had beziggehouden om zijne
naasten tot goede daden op te wekken. In 1847 zou hij
zijn vaderland hebben verlaten en naar China gereisd zijn.
Eerst moet hij twee jaar in Victoria gewoond hebben,
daarop meer dan één jaar in de nederzettingen der vreem-
delingen te Kanton. Later zou hij Schang-hai, Amoy
-ocr page 32-
en andere plaatsen bezocht hebben en daar meerdere jaren
gewoond hebben; overal, waar hij kwam, zou hij de
Ghineesche taal geleerd hebben en in haar zijne vermaningen
tot het volk gericht hebben en de boeken van Jezus ver-
klaard, doch zonder van iemand ook slechts de geringste
betaling daarvoor aan te nemen. In 1854. scheepte hij
zich op Amoy in om een bezoek aan zijn vaderland te
brengen, en in Maart 1855 sloot hij zich bij een van zijne
landslieden aan, die voor handelszaken naar Schanghai
ging. Ik verliet, zoo verklaart Burns, Schanghai en zeilde
naar Swalau met het doel om eenige boeken te verkoopen.
Daar ben ik met de twee Chineezen, die met mij gaan,
gevangen genomen. Wij hebben geene andere bedoelingen
dan de u medegedeelde.
Dit is de opgave van den zendeling W. Burns, die samen
met zijne zeven banden vreemde boeken en zijn drie pakken
tractaten aan een officier is overgeleverd en in bewaring
gesteld.
Nadat ik, de keizerlijke commissaris, het bovenstaande
onderzocht had, moet ik opmerken, dat de stad Tschau-
Ischau-foe
niet tot de plaatsen behoort die voor den vreemden
handel zijn geopend en daarom nooit door vreemden be-
zocht wordt. Ik kan het daarom niet dan als hoogst on-
gepast beschouwen dat W. Burns (voorondersteld dat hij
werkelijk een Engelschman is) zijn kleeding veranderde,
zijn hoofd schoor, de Chineesche dracht aannam en op
zulk een onregelmatige wijze in het binnenland doordrong.
En ofschoon hij bij zijn verhoor stellig beweerde dat zijn
eenig doel en werk was godsdienstige zaken te onderwijzen
en boeken uit te deelen, zoo mag toch met recht worden
gevraagd: Waarom verliet W. Burns Schanghai en waarom
kwam hij naar Tschau-tschau-foe juist in een tijd, waarin
Kiang-non en andere provincies het schouwtooneel van vijan-
delijkheden zijn ? Kan iemand, die de taal van China spreekt,
werkelijk een Engelschman zijn? Geeft hij zich misschien
-ocr page 33-
niet voor zulk een uit, om hier of daar onheil te
stichten ?
Ik heb bevel gegeven, hem den consul van genoemde
natie over te leveren, opdat hij de waarheid in deze
opspore; met welk doel ik de bovengenoemde bijzonder-
heden den consul mededeel.
William Burns, zeven banden nieuwe boeken en drie
pakken tractaten vergezellen deze declaratie.
Burns heeft het later als een genadige leiding Gods
erkend, dat hij toen, en niet eenige maanden later, ge-
vangen werd genomen. De commissaris Yeh was immer?
dezelfde, die kort daarop bloedige vervolgingen in de
provincie Kanton uitlokte tegen de vreemdelingen in het
algemeen en tegen de Christen-Chineezen in het bijzonder.
Ware Burns in handen van dezen man gebleven, dan zou
hij zijne belijdenis met den dood hebben moeten bekoopen.
Zijne beide helpers waren gevangen achtergebleven, en
hadden vele mishandelingen te verduren. Zoodra Burns
dan ook verlof kon bekomen om weder naar Schwatau
te vertrekken, begaf hij zich derwaarts, en smaakte de
vreugde zijne helpers op zijn voorspraak in vrijheid ge-
steld te zien. De arbeid van onzen zendeling-prediker
liep in Schwatau niet lang na zijn terugkeer ten einde.
Hij had er het zaad des Evangelies onder tranen gezaaid,
aanvankelijk eenige werking mogen bespeuren, maar had
zich toen ook teruggetrokken om naar elders te gaan.
De zendeling Smith heeft later deze woestijn bloeiende
gezien, en gemaaid wat Burns gezaaid had. Met blijd-
schap mocht hij van den goeden gang van zaken getuige
zijn, toen hij twee jaar daarna nog eenmaal in Schwatau
terugkwam, en daar aanschouwde, wat hij bijeen tweede
bezoek op Amoy ook mocht zien, dat het koninkrijk Gods
heerlijk toenam.
In de verhouding van China tot het buitenland greep
in dezen tijd een verandering plaats, die van groote be*
-ocr page 34-
teekenis was voor den zendingsarbeid. De gouverneur van
de provincie Kanton, Yeh, van wien reeds is gesproken,
zette een prijs op het hoofd van vreemdelingen en ver-
volgde de Christenen. Eerst meenden de vreemdelingen,
dat de gouverneur op eigen verantwoording handelde;
toen echter duidelijk werd, dat het keizerlijk hof te
Peking achter hem stond, kwam Engelsche krijgsmacht
tusschen beide. De Engelsche troepen veroverden Kanton,
en namen daarna Tienlstin in, de voorhaven van Peking.
Uit vrees voor het binnendringen van de vreemde krijgs-
macht in de residentie des rijks, werd het verdrag van
Tientstin door de Chineesche Regering gesloten. Het land
werd nu in zijn geheel opengesteld voor de vreemdelingen,
en helaas ook voor hun opium. De belijders van Jezus
Christus werden nu opgeroepen met verdubbelden ijver
voor de toebrenging van China te arbeiden. In Art. 8
van het verslag van Tientstin werd het volgende be-
paald: »De christelijke godsdienst, zooals hij door Pro-
iitestanten en Roomsch-Katholieken beleden wordt, prent
»de uitoefening der deugd in, en leert den menschen zóó
ïte handelen als zij wenschen behandeld te worden. Wie
ïdenzelven leert of belijdt, kan zonder onderscheid
»op de bescherming der overheid aanspraak maken; ook
»mag niemand, die zijn* beroep vredig uitoefent en de
s wetten niet overtreedt, vervolgd of bemoeilijkt worden."
Nu kon eerst naar waarheid worden gezegd, dat China
open was. Van een pas voorzien, geteekend door den
consul van zijn land, mocht de zendeling het keizerrijk
doorreizen, prediken, en zich op de door hem gekozen
plaatsen vestigen. In den loop van het jaar 1861 be-
trokken de gezanten van de vreemde mogendheden voor
het eerst hunne posten aan het keizerlijk hof van Peking,
al werden zij daar dan ook niet zonder protest toe-
gelaten.
Het verwondert ons niet te vernemen dat Burns van
-ocr page 35-
33
de voorrechten bij het verdrag van Tientstin gebruik
maakte om het Evangelie in de hoofdstad des rijks te
brengen. Hij wilde op aanraden van zijne broeders-zen-
delingen ook een poging wagen, om door middel van den
Engelschen gezant te Peking voor de Protestantsche be-
keerlingen uit de Chineezen zoodanige gunstige bepalingen
te verkrijgen, als de Roomsch-Katholieke zendelingen reeds
hadden verkregen door den Franschen gezant bij het
keizerlijk hof. Het mocht hem niet geheel en al gelukken
zijn wensch te verkrijgen. Toch bleef hij in Peking,
waar hij gedurende de eerste maanden van zijn verblijf
zich met het nieuwe dialect eigen maakte. Het viertal
jaren (1863—67) in Peking doorgebracht kenmerkte zich
door een gezegenden, rustig voortgezetten arbeid zoowel
in de stad, als in hare omgeving. In vergelijking met de
vroegere jaren waren deze betrekkelijk kalmer voor den
man, die reeds niet verre meer was van het land der
eeuwige rust. In zijne hoogst eenvoudige uit twee kamers
bestaande woning vertaalde hij geestelijke liederen, bene-
vens het boek der Psalmen in het dialect van Peking,
en kon niet nalaten zijn lievelingsboek »de Pelgrimsreis
van Bunyan" over te zetten. Van zeer liefelijken aard
was de samenwerking met de zendelingen van andere ver-
eenigingen in die stad. Zijn hoofdarbeid bleet be-
staan in de prediking van het Evangelie. Ja, toen hij
vernam, hoe noodig het was dat zich in de Noordelijke
havenstad Niu-tschwang een zendeling vestigde, was hij
aanstonds bereid daarheen te reizen. Hij hoopte van daar
uit de landen ten Noorden van China gelegen te kunnen
bereiken, of ten minste daarheen inlandsche predikers te
kunnen zenden. Maar de Heer had het anders over zijn
dienstknecht besloten. Slechts twee maanden na zijn
aankomst in Niu-Tschwang werd hij zóó krank, dat hij
nauwelijks zijn kamer, en later zijn bed niet meer kon
verlaten. Aan zijn getrouwen helper Wang droeg hij op
-ocr page 36-
in de gemeente te blijven na zijn dood, totdat er een
andere zendeling zou zijn gekomen. Aan allen die hem
bezochten bond hij de belangen van het Chineesche volk
op het hart. ilk ben," zoo verklaarde hij op zijn sterf-
bed «zeer gelukkig." »Ik vrees den dood niet. Na den
«dood wacht mij de onuitsprekelijke zaligheid. Mijn arbeid
»was gering, maar ik ben niet met mijn weten aan Gods
«geboden ongehoorzaam geweest." Zoo ontsliep op den
4d<m April William Ghalmers Burns, de getrouwe dienst-
knecht van Jezus Christus, in het midden van het volk,
dat hij met zijn gansche ziel had bemind.
De naam van den man, wiens leven en arbeid ik heb
trachten te schetsen, is zeer zeker minder bekend dan
van menig ander zendeling. Hij was niet zoozeer een
beroemd, maar wel een groot man; groot in zelfverloo-
chening en opofferende liefde. Hij heeft zijn naam niet
verbonden aan een of ander groot werk dat door hem is
tot stand gebracht of aan gemeenten door hem gesticht.
Op de vraag: »wat heeft William Burns gedaan?" moet het
antwoord luiden: «hij heeft zich zelven den Heer ten
«dienste gesteld, en van Zijn liefde tot zondaren getuigd
«aan zoovelen als hij slechts kon bereiken." Burns arbeid
kon niet alleen staan; broeders moesten hem volgen om
de gewekte en aanvankelijk bevredigde behoefte der ziel
te leiden, en meer en meer te bevredigen. Het woord
in de kracht zijns Gods gesproken deed slapenden op-
schrikken; anderen moesten achter hem staan om te be-
letten, dat de slaap de oogleden weder sloot. Het zou
zeker niet goed zijn, indien al de zendelingen arbeidden
op de wijze van Burns, maar wel is het wenschelijk en
noodig dat er onder de zendelingen zoodanige mannen
-ocr page 37-
35
zijn. Het meest gewenscht is, dat ieder arbeidt op de
wijze die Hij als de van den Heer aangewezen heeft leeren
kennen, en dat deed Baros. Burns was een Evangelist in
den vollen zin des woords. Dat zijn arbeid van blijvenden
invloed is geweest op het Chineesche volk is nog in 1879
op de Evangelische Alliantie te Bazel door Prol\'. Christlieb
getuigd, toen hij verklaarde: «Van een William Burns
»spreken de Ghineezen heden nog meer dan van vele
«anderen, omdat hij in zijn eigen persoon een levend
«bewijs van het Christendom was."
De bespreking\' van Burns\' arbeid heeft ons in de gele-
genheid gesteld een enkele bladzijde open te slaan van de
geschiedenis van het China dezer eeuw. Het eeuwen lang
gesloten land heeft zich geopend. Het Evangelie heeft
zich een weg gebaand tot de millioenen, die in duister-
nis en schaduw des doods zaten. Er is nog slechts een
begin gemaakt met den arbeid der Protestantsche zending,
maar reeds dat begin doet groote dingen voor de toekomst
verwachten. De velden zijn wit om te oogsten. Waar
zijn de arbeiders ? In onze eeuw beginnen zich de poorten
der wereld te openen, al hooger en hooger, opdat de
Koning der eere inga. De tegenstellingen tusschen geloof
en ongeloof, tusschen liefde en onverschilligheid worden
met den dag scherper. Laat het oog niet alleen voor het
ongeloof en de onverschilligheid geopend zijn; het gezicht
daarop zou den moed kunnen benemen. Er openbaart zich bij
de volgelingen van Jezus Christus geloof in de liefde werk-
zaam; er zijn heidenen, die vragen naar een rust, die zij te
vergeefs bij hunne godsdiensten zoeken; er is een levende
Heiland, de Heer der gemeente, die met haar zal zijn
al de dagen tot aan de voleinding der wereld.
«Wat zal het" — met dit woord van Burns eindigen
wij — «wat zal het zijn als eenmaal de vele millioenen
«van deze verre heidenen de stem van den Zoon Gods
«vernemen. Worde ons de genade geschonken om door
-ocr page 38-
36
-
sgebed en arbeid mede te helpen, opdat deze dag spoedig
»kome! Dierbare Vader in den hemel, ja, niet waar,
ïGij wilt allen wel van mij groeten, die naar mij vragen;
»Gij wilt hen wel opwekken altijd vuriger te smeeken,
»dal China\'s deuren zich voor den Koning der eere
»openen moge!"
>
I
j
WW:
• •