-ocr page 1-
ai
ö
/•         W-i.j
trtv* /o395"
i
INWENDIGE ZENDING IN NEERLANDSCMNDIE,
DOOR                                                                           
Mr. W. B. BERGSMA.
Nu de Hollandsche natie geroepen wordt al hare aandacht te*
schenken aan de quaestie, hoe het zedelijk gehalte van ons leger
kan worden verbeterd, opdat het „niet langer de afbeelding zij
van de onterfden en misdeelden in deze wereld" \'), heeft de heer
H. ten Kate te recht een poging gedaan, om belangstelling te
wekken in het lot van die militairen, wier zedelijke verbetering
tot voor korten tijd als iets ondenkbaars Werd beschouwd. In het
artikel „ Onze Kolonialen", geplaatst in de Ge aflevering van de
Bomvsteenen van 1890, heeft hij uit ervaring getuigd, dat hier het
oogensehijnlijk voor goed verlorene kan worden gezocht en gered,
en tevens hoe dat mogelijk is; door een betoon van liefde in daad
en woord, waardoor ook de stugste gemoederen worden geopend,
de meest verharde harten ontboeid, als maar de rechte toon wordt
aangeslagen. Dit bewijst hij met het voorbeeld van dien soldaat,
die voor de tweede maal zich had verbonden aan den Indischen
dienst, na een paar dagen te voren zich spottend te hebben afge-
wend van* den predikant, werd hij op den laatsten dag door het
afscheidswoord van dezen zoo getroffen, dat hij tot hem ging en
verklaarde: „de eerste maal ben ik zonder God naarlndië gegaan,
„doch dat durf ik nu niet meer, zou er voor mij nog genade zijn?"
Een ander, die door de Middernacht-zendelingen Van der Steur
en Veldhuijsen — die geruimen tijd in Harderwijk hebben ver-
toefd — staande was gehouden op het pad der zonde, en sedert
__________
                               v
1) Woorden van Prof. ,1. T. Uuijs in zijne voortreffelijke apologie van het beginsel
der aanhangige legerwet onder den titel Rumo>\' in casa gepubliceerd in de Gids.
UB-ZUID
PKF
446
-ocr page 2-
2
de avonden doorbracht in liet Militair Tehuis aldaar, in plaats van
in kroegen en bordeelen, verklaarde voor een aantal lichtzinnige
makkers, die hem uitlachten: „ik wou, dat ik die heeren een paar
„jaar eerder had ontmoet, dan was ik nooit koloniaal geworden."
Zonder de mannen der Middernacht-zending had de heer Ten Kate
de verkregen resultaten niet bereikt, mogen de genoemde heeren
die nu Harderwijk hebben verlaten, vervangers gevonden hebben,
die dat zoo bij uitnemendheid gezegende werk voortzetten 1). Zij
zouden ook niet zoo onbelemmerd hebben kunnen werken, indien
zij niet den steun van de autoriteiten daarbij hadden ondervonden,
die ook den heer Ten Kate terzijde staan, en door wie ook het bezoek
van het Militair Tehuis wordt bevorderd. In de eerste plaats roemt
de heer Ten Kate de hulp die hij ondervindt van den militairen
Komman dant Hofstede Cr uil, die afdoende maatregelen heeft ge-
nomen om te voorkomen, dat het handgeld in brasserijen wordt
verteerd, althans dat het in Harderwijk geschiedt.
Doch zal het goede werk op die plaats begonnen, vruchten dra-
gen, dan moet goede lectuur aan boord er toe bijdragen, dat de
ontvangen indrukken bewaard blijven. De heer Ten Kate heeft
reeds vele geschriften uitgereikt, behalve de Bijbels die aan de
soldaten meegegeven worden, en sedert zijn artikel verscheen,
ook in het GëilluHtreerd Volksblad van de uitgevers van Sijn & Zoon
te Rotterdam, ontving hij uit het geheele land bewijzen van steun
in boeken en geldelijke bijdragen: moge dat zoo blijven! Maar wat
in Harderwijk wordt verricht moet zich aansluiten aan het werk
der inwendige zending in Indië zelf.
Bij aankomst in Indië moet de soldaat in elk garnizoen de ge-
legenheid vinden door toespraak en betoon van belangstelling in
zijne goede voornemens te worden gesterkt. Hij vindt die gelegen-
heid, wij weten het, te Batavia, waar de zendeling van het Java-
comité, de heer P. B. Haag, sints tal van jaren werkzaam is onder
de militairen, en waar nu ook onlangs een Militair Tehuis is
•1) liet in do vergadering van den gemeenteraad van Harderwijk van 22 Mei j.1.
genomen besluit, waarbij de oude verordening, die de keuring on reglcmenteering
huldigde, is afgeschaft en vervangen door eene nieuwe, die geen ander doel heeft
dan de huizen van ontucht te verbieden, is mede als vrucht van hun werkzaam-
heid te beschouwen.
-ocr page 3-
3
opgericht 1). In hot orgaan van het Java-comité van Januari en
Februari dezes jaars gewaagt de zendeling Haag van een militair,
die, pas uit Holland aangekomen, hem in het Tehuis hoorde
spreken over de gelijkenis van den verloren zoon, en hem daarna
verklaarde, dat hij zoo diep doordrongen was van de liefde Gods,
daar hij, zoon van godvreezende ouders, die gelijkenis geheel op
zich zelven kon toepassen, en dat hij te Harderwijk tot inkeer
was gebracht. Zonder twijfel was hij een dergenen van wie hier-
boven melding is gemaakt, en blijkt uit dit voorbeeld, hoe het in
Harderwijk uitgeworpen zaad in goede aarde was gevallen, en tevens
hoe de heer Haag kon voortzetten wat ds heer Ten Kate had aan-
gevangen. Merkwaardig is de brief van een koloniaal, overgenomen
uit de Javabode, in het voormelde orgaan van Juli en Augustus
1890, die aldus luidt: „De oprichting van Militaire Tehuizen is
„noodig, omdat de soldaat tot dusverre in Indië geen gelegenheid
„had, om op eene waardige wijze ontspanning te zoeken voor
„lichaam en ziel; noodig, omdat ter verhooging van het zedelijk
„peil het eenige middel, een beroep op zijne moraliteit en eigen-
, waarde, ontbrak; noodig, omdat bij de stichting er van
„terecht is ingezien dat het woord van den grooten Leeraar: „Heb
„uw naaste lief als u zelven" het beginsel van onze gedachten en
„daden moet zijn; noodig eindelijk, omdat voor de meesten, die
„als koloniaal naar Indië komen, de overgang van het heerlijke,
„onvergetelijke onderhuis tot het kampement te groot is, dan dat
„bij weinig standvastigheid van karakter eene afwijking van den
„rechten weg niet dikwijls er het gevolg van zou wezen.... Wy
„willen toonen, dat het absoluut onwaar is, dat een koloniaal
„per se een dronkaard moet zijn. Ook onder den soldatenrok klopt
„soms een hart, dat ontvankelijk is voor het schoone, het ware,
„het reine. Is er menigeen, die ginds zijne schepen heeft verbrand,
„en geen andere toevlucht kon zoeken dan Harderwijk, aan den
„anderen kant zijn er voorbeelden te over, welke er op wijzen,
„hoe velen hier zijn gekomen, die manmoedig tegenover harts-
tochten en booze neigingen gestaan en overwonnen hebben."
De heer Ten Kate uitte dus geen ijdelen wensch, toen hij schreef:
I) Bij Indisch Staatsblad 1890 no. 42 is rechtspersoonlijkheid toegekend aan de
Vereeniging: «Afdeeling Batavia van den Nedeiiandschen Militairen-Bond.
UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT
A06000036069882B
3606 9882
-ocr page 4-
4
„er zijn noodig degelyke jonge mannen, die grond geven voor de
„verwachting, dat zij genoog moed en zedelijke kracht bezitten
„om in die onreine omgeving zich zelven met Gods hulp, rein te
„bewaren."
In Indië is aan Militaire Tehuizen veel meer behoefte dan in
in Nederland, omdat de soldaat zijne vrije uren nergens in gezel-
schap met lieden van zijn stand kan doorbrengen, en, als hij niet
nuttig wordt bezig gehouden, alleen uit verveling tot losbandig-
heid vervalt. In een Tehuis is de soldaat ook niet, zooals in de
cantine, steeds onder toezicht.
Ook te Banjermasin is, al in 1888, een Militair Tehuis opgericht
door den predikant J. H. C. Israël, die zich sedert zijne komst
aldaar het lot der militairen van het garnizoen in het bijzonder
heeft aangetrokken \'). In een particulieren brief van 25 September
1890 schrijft hij: „Het Militair Tehuis wordt door pi. m. 20 sol-
daten gedurig bezocht. Heb ik \'s avonds tijd, dan zit ik in hun
„midden, en geef er les in lezen, schrijven, rekenen, taal en
„geschiedenis. Ongeveer een twintigtal zijn, na afgelegd examen,
„korporaal, sergeant en adjudant geworden. Die zijn nu wel ver-
. „plaatst, maar met de meesten sta ik in briefwisseling en blijf dus
„uit de verte herderlijk toezicht houden. Weer anderen hebben,
„na ontslag, burgerlijke betrekkingen gekregen.
„Van dezen en genen ontving ik nu en dan bespaarde centen voor
„christelijke doeleinden, en men ziet het hun aan, hoe gelukkig zij
„zijn, dat wat vroeger aan den drank werd geofferd, nu voor het
„Koninkrijk Gods te mogen besteden. Ook onder de tegenwoordige
„bezoekers van het Tehuis zijn er eenigen die geregeld onderwijs
„van mij ontvangen, waaronder een fourier, die eerlang zijn examen
„als kwartiermeester hoopt te kunnen doen. Hij is een beslist
„Christen, die nog niet lang geleden tot volle blijdschap des geloofs
„is gekomen. In het Tehuis is ook een bibliotheek met christelijke
„lectuur, waarvan soldaten en burgers een ruim gebruik maken.
„Voor eenige maanden kregen de militairen een paar petroleum-
„toestellen present, en nu maken zij zei ven een kop chocolade,
„koffie of thee klaar, en zoo blijven zij uit de cantine."
Wat de cantines betreft, toen onze Regeering de medewerking
1) De heer Israël heeft zich helaas! wegens ziekte met verlof naar Nederland
moeten begeven.
-ocr page 5-
5
van de militaire autoriteiten in Indié\' inriep om in de cantines het
gebruik van sterken drank te beperken, bleek, dat reeds lang
overal regelingen waren getroffen, om onschadelijke dranken zoo
goedkoop mogelijk verkrijgbaar te stellen, ten einde de soldaten
terug te houden van het bezoeken van geheime drankhuizen. Er
is voor gezorgd, dat de cantinehonders geen belang hebben bij
den omzet van jenever en arak, terwijl wijn, bier en andere ver-
verschingen met kleine winst kunnen worden verkocht. Herhaalde-
lijk voorkomende dronkenschap wordt streng gestraft.
Voor hen die, zonder de cantines te bezoeken, zich in de kazernes
buiten de chambrée wenschen te ontspannen, bestaat daartoe ge-
legenheid in de galerijen of\' de zoogenaamde dagverblijven, welke
men bij de nieuwe kampementen aantreft, die tot speel- en lees-
zaal kunnen dienen, en zeer ruim en luchtig zijn gebouwd. Te Kotta-
Radja, waar men, met hulp uit het cantinefonds, bij een paar
kazernen aan bedoelde verblijven meer aantrekkelijkheid heeft
bijgezet door meer of andere meubels en doelmatiger verlichting,
is het gevolg daarvan zoo bevredigend geweest, dat de Regeering
zich thans voorstelt die verbetering op \'sLands kosten ook elders
aan te brengen. Deze bijzonderheden zijn ontleend aan de Koloniale
verslagen, zij bevatten sedert 1889 eene rubriek: Maatregelen en
instellingen in hel belang van het zedelijk en stoffelijk welzijn van den
soldaat l).
Het jongste verslag bevat de mededeeling dat op
last van den Minister door den Gouverneur-Generaal aan de
militaire kommandanten in Indié\' adviezen waren gevraagd met
betrekking tot het zedelijk en godsdienstig leven van den soldaat.
Ook ter bevordering daarvan heeft de Minister Keuchenius den
maatregel geprovoceerd, bedoeld bij het Koninklijk Besluit van
den 28en Mei 1889, n°. 9, ter voorziening in „de godsdienstige be-
„hoeften van minder gegoede leden der christelijke gemeenten en
„van de militairen in de garnizoenen van Nederlandsch-Indië."
Het jongste Koloniaal verslag vermeldt de reden, waarom aan dat
Besluit nog geen uitvoering is gegeven: men stuit op moeielijk-
1) Deze rubriek heette in de vroegere verslagen: Instellingen tot bevordering
van het stoffelijk welzijn van den soldaat,
en bevatte hoofdzakelijk berichten van
den stand der militaire spaarfondsen, die men ook nu onder de nieuwe rubriek
aantreft.
-ocr page 6-
6
heden bij het regelen der bijzondere verhouding, waarin de eventueel
uit te zenden personen zouden staan tot het Bestuur over do
Protestantsche kerken.
Hoe die met alle recht verwachte bezwaren kunnen vermeden
worden, wensch ik een andermaal te bespreken. Het is thans
mijn doel er op te wijzen, dat de aandacht van regeering en natie
gevestigd is en moet blijven op aanwending van doeltreffende
middelen tot verbetering van het zedelijk gehalte van het Indische
leger. Daartoe strekt ook de bij de oprichting van het reservekorps
hier te lande, thans reeds te Zutphen en Nijmegen in garnizoen,
verordende maatregel, dat het handgeld, bij reëngagement voor
Indië, voor het grootste deel als spaarfonds wordt belegd, een maat-
regel, die zeker later op alle engagementen hier te lande en
reëngagementen in Indië facultatief toepasselijk zal worden ver-
klaard. Dit kan ook ten gevolge hebben, dat, zooals de heer
Ten Kate terecht op den voorgrond stelt, „de werving niet meer
„uitsluitend plaats heeft onder het schuim van binnen- en buitenland;
-een goed leger toch heeft behoefte niet alleen aan physieke maar ook
„aan moreele krachten. Er zijn noodig — nu volgen de reeds kier-
„boven aangehaalde woorden —degelijke, energieke jonge mannen,
„die grond geven voor de verwachting, dat zij genoeg moed en
„zedelijke kracht bezitten, om in die onreine omgeving zichzelven
„met Gods hulp rein te bewaren.... Maar wie heeft den moed om
„dergelijke jongelingen op te wekken tot dienstnemingV De aar-
zeling is verklaarbaar; doch behoort er voor den christen toch
„nog niet meer moed toe, om mede de verantwoordelijkheid op zich
„te nemen van hetgeen nu geschiedt ? Ik denk niet alleen aan de
„geestelijke ellende, waarin onze kolonialen zelven leven, meer
„bepaald ook aan den vcrderfelijken invloed dien zij op de inlandsche
„bevolking uitoefenen.... Dat kan den inlanders geene hooge ge-
dachte geven van den godsdienst en de zedelijkheid der Hollanders.
„Ook het zendingswerk wordt er door bemoeielijkt."
Apeldoorn, Mei 1891.