-ocr page 1-
>..... *c
*
"$ \'^7
-//$>\'/
. " \'V:\'- *"" \'""
^
\' \' \' \' \'
\'.:::•;• •
J-iiii
••
s 11,111111
I
Ï0$0ii!f$iif:0i?tï
i»l
i-;ii
:.::;;
i\'/gi:
X*X"QOC
jmnnefmjj
S:
;;;<*
\'i;?\'
|
ff
m
iJtüi
.
450-JARIG BESTAAN
BOEKDRUKKUNST
p
li:::\': - •
«BW
SS
3 3 Ju lij 1873.
-\'!
:\'
;
:
1
ïtttouofxxxxx:
>&»8«8#
:         • •
V .
.:*x \'
i &*Sgv Hdb.
oude drukken
.; £ .._,. .....                          il|i ilf?;
f» \'f
Ut $l§                               Jüé
r©_
A/» - C6>.rr-*t
U.B.U.
-ocr page 2-
I* mm - - • m . m
-
•\'
•-% . . . .                                                                       \'.
/ \' •                                                         . . \' - "
. .." >-v
» - _ • •\' -v •               \' N -
\' .                                           • \' ;V • - "
• . \'. \'
^
.
; £ 3          ;
• ;
.. • . --; . -- . -. . ....
• \' *               ...                           .
-. . i -
«jij \'-\'
• \'I
i\'"~4< >
!
. \' fis \\ * .-,-
i- . -
-
\' , .                                          \' \' .•\' \' \'
• ?"/
iü 1 liïf
11 I il : I I \'•
\'
. • •
-ocr page 3-
:-\'/..
-
>
I .
\'• \'",          : \'
\'•
i .
! ; •
}.
.
\'
:?#
I- A
\'• \' /
y ,-"\\
• >
f *-}j
-ocr page 4-
-ocr page 5-
HERINNERING AAN HET 45O-JARIG BESTA A.N
DER BOEKDRUKKUNST.
«*£W5<
-ocr page 6-
-ocr page 7-
HERINNERING
AAN HEÏ
mi
DER
«BKBKUKRUNST.
Gevierd door de Boekverkoopers-Vereeniging: „Ons Doel"
TE AMSTERDAM,
op Woensdag 23 Julij 1873.
AMSTERDAM,
B. ETSENDRATH.
-ocr page 8-
Gedrukt Wj De Itüevei-Króber-Tlakels. — Amsterdam.
-ocr page 9-
VOORWOORD.
Op algemeen verlangen van de leden en op aandrang
van genoodigden, die aan de Feestviering van
23 Julij II.
deelnamen, worden deze bladen aan de vergetelheid ontrukt.
Zij verspreiden geen nieuw licht over Coster\'s uitvinding,
zij kunnen geen aanspraak maken op buitengewone ta-
lentvolle woorden; maar zij zijn de tolk, dat niet allen
in Nederland, na de viering nu
50 jaren geleden, zoo
onverschillig, zoo ondankbaar willen zijn, om de eer
onzer vaderen door vreemdelingen ons te laten ontrooven.
En moge Gütenberg de kunst op groote schaal en meer
volmaakt aan het Duitsche volk Iiebben geschonken : de eer
der uitvinding blijven wij toekennen aan Haarlems bur-
ger,
Laurens Janszoon Coster. Zoo lang liet tegendeel
niet door bewijzen is gestaafd, en dit slechts opvatting
blijft van dezen of genen belangzoeker, die, om zijne wijs-
-ocr page 10-
VI
heid te doen hukten en andersdenkenden te believen,
weinig steekhoudende bewijzen in het midden weet te bren-
gen, zoolang blijven wij ons hechten aan de overleveringen,
door waardige mannen ons nagelaten.
Moge dit vele navolgers vinden! Moge de Vereeni-
ging
»Ons Doel" hierdoor hare pogingen zien onder-
steunen, dan gewis is hare feestviering niet ijdel geweest.
Het Bestuur der Boekverkoopers-Vereeniging
„ONS DOEL":
D. G. KkÖBER Jr,
Amsterdam,                                          President.
September 1873.                   D. AlXART,
Secretaris.
Joh. Visser,
Penningmeester.
-ocr page 11-
De Boekverkoopers-Vereeniging •> Ons Doel" hield
den 23stcn Julij 1873, hare Vijfde Algeraeene Ver-
gadering, in het lokaal »de Koningskroon" (Plan-
taadje). Zij koos dien dag voor hare Vergadering,
ten einde na afloop daarvan feestelijk te kunnen
vieren, het 450-jarig bestaan der Boekdrukkunst.
Zij achtte het zich een pligt, dien dag te gedenken;
en mogt het feest door geene aristocratie schitteren,
het deed dit door menschheid en door verbroedering,
leder vakgenoot toch stond het dien avond vrij,
als gast te komen en aan de te behandelen pun-
tcn deel te nemen. Behalve de in het»Nieuwsblad
voor den Boekhandel" en in »De Kolporteur", ge-
plaatste ad verten tien, op die Vergadering betrek-
-ocr page 12-
8
king hebbende, werd ook nog aan vele Confraters
eene uitnoodiging gezonden (zie bijlage A).
Des avonds ten zes ure reeds hielden velen zich
in den tuin onderhoudend bezig, en de drukkende
warmte in aanmerking nemende, was het een waar
genot, daar in de open lucht zich vrijelijk eenige
oogenblikken te kunnen bewegen, totdat de Voor-
zitter de Vergadering zou openen. Menige ernsti-
ge en luimige kwinkslag werd daar ten beste ge-
geven.
Met elke omnibus kwamen er nieuwe bezoekers.
Inmiddels werd het tijd de werkzaamheden aante-
vangen. Men werd dan ook verzocht, de vergader-
zaal binnen te treden, en de Voorzitter opende,
met eenige woorden (zie bijlage B), ten ruim zeven
ure de Vergadering.
De Vergaderzaal binnentredende, werd men al
aanstonds goed gestemd door eene sierlijke trophée,
die door groepering van vlaggen en het aanbren-
gen van eenige attributen, zelfs zeer doelmatig mogt
genoemd worden. Het eerst viel de blik op eene
guirlande, waarop de woorden : » Ons Doel, 23 Julij
1873". Eene daarboven geplaatste zon, hare koes-
terende stralen verspreidende, gaf als zinnebeeld
liet belangrijke van Coster\'s vinding te kennen;
-ocr page 13-
9
iets lager stond op een piëdestal het beeld van
Coster, zooals het ten jare 1722 in steen werd
uitgehouwen, met een lauwerkrans om de slapen;
daarachter Haarlem\'s wapen, met de spreuk: » vicit
vim virtus" 5 iets meer naar voren zag men Coster\'s
familiewapen, en meer kleine bijzonderheden. Het
bedoelde beeld, in het jaar 1856 vervangen door
een van metaal gegoten, prijkt nog in den Hortus
Botanicus, op het Prinsenhof te Haarlem.
Verder pronkte de zaal met producten, die waar-
lijk den naam van kunststukken verdienen. Vooral
is daarvan noemenswaardig de Ledenlijst der Ver-
eeniging, vervaardigd door haar Eerelid, den heer
P. J. Otten. De voorstelling is de volgende: in het
middenvak Clio (Muze der Geschiedenis), pein-
zend zittende op een heuvel, de geschiedrol in de
hand houdende, waarop zij alles aanteekent wat
ter wereld belangrijks voorvalt; naast haar eene
lantaarn, welke hare flikkerende straaltjes op een
boek schiet, dat aan hare voeten ligt, en de ver-
lichting te kennen geeft, door Coster\'s vinding
ontstaan.
Boven het hoofd der Muze is eene lichtster, ter-
wijl boven in den dampkring, tusschen zwarte,
donkere wolken de wereldbol drijft; — \'t is alles
-ocr page 14-
10
duister, maar Clio heeft reeds met haar stift aan-
geteekend, dat door de Boekdrukkunst het duister
zal wijken. Het geheel is door het juist opgevatte
denkbeeld van den vervaardiger, iets dat inderdaad
treft. Geen wonder dan ook, dat eenderieden, bij
de schenking dier prachtvolle ledenlijst, in Junij 1869,
eenigc dichtregelen vervaardigde (zie bijlage C).
Wij achten onnoodig, hier ter plaatse te herha-
len, hetgeen ter vergadering gesproken is; evenmin
zullen wij hier mededeeling doen van de besluiten,
welke er genomen zijn. Slechts dit zij hier aange-
stipt, dat de uitvinding der Boekdrukkunst met
warmte werd besproken en allen hiermede instem»
den, dat zoolang Van der Linde geen geloofwaar-
diger bewijzen leverde voor zijn betoog, als zou
Coster de uitvinder niet zijn, dat de aanwezigen
alsdan aan niemand dan aan Coster de uitvinding
zouden blijven toekennen. Men wilde evenwel niet
betwisten, dat ook Duitschland roem, grooten roem
in deze uitvinding heeft verworven, doordien ver-
nuftige mannen zich daaraan hebben gewijd, ter-
wijl de grootere bevolking en andere hulpmiddelen
-ocr page 15-
11
haar bloei en vooruitgang ongetwijfeld hebben bc-
vorderd.
Het was inmiddels tien uur geworden, zoodat
de Voorzitter het tijd achtte de verdere debatten
te verdagen en met de feestviering, het eigenlijke
doel der bijeenkomst, een aanvang te maken; hij sloot
alzoo de Vergadering, na nog eenige woorden tot de
feestvierenden gesproken te hebben (zie bijlage D).
De feestcommissie trad nu in hare regten. Zij
opende dus de feestviering bij monde van een
harer leden, met eene toespraak (zie bijlage E), en
verzocht daarna de feestgenooten zich naar de boven-
zaal te willen begeven. Naauwelijks daar gekomen
zijnde, hoorde men krachtige muziek, waardoor men
teregt begreep dat het feest een aanvang had ge-
nomen. Na geruimen tijd door hare liefelijke toonen
het gehoor gestreeld te hebben, werd het daar ge-
plaatste tooneel geopend en een expresselijk voor
dien avond, door een der leden vervaardigd pro-
duct, door drie leden (de feestcommissie), op uil-
nemende wijze voorgedragen (zie bijlage F).
Herhaalde en welverdiende bijvalsbetuigingen vie-
len de uitvoerders ten deel; er scheen aan het
applaus geen einde te kunnen komen, toen op een
oogenblik, als door tooverslag, het achterdoek ge-
-ocr page 16-
12
opend werd. Nu zag men het beeld van Coster
in levensgrootte prijken, omgeven door heerlijk
frissche bloemen en meer dan vijftig helderbran-
dende lichtballons, allen door engelen gedragen.
Fanfares en bravo\'s klonken door de ruime zaal;
een ieder toch kon niet genoeg zijne verrassing in
woorden uiten: in één woord, men was verrukt.
Na zich nog eenige oogenblikken in het genot
van de muziek vergast te hebben, was weldra
de tijd daar, dat de Commissie de feestgenooten
verzocht, zich weder naar de benedenzaal te willen
begeven, waar het feestmaal in gereedheid was
gebragt.
De aanblik der keurig aangeregte tafel, op wier
midden eene groote moscovische taart, waarop eene
kolossale A prijkte, omgeven door toepasselijke
inscriptiën, had voor allen zeker veel uitlokkends.
Nadat de feestcommissie de tafel met eenige dicht-
regelen (zie bijlage G) geopend had, vroeg zij of
een der gasten ook het woord verlangde. De Secre-
taris nam deze gelegenheid te baat en beklom het
gestoelte (zie bijlage H).
Bij elk couvert lag een fraai gedrukt Souvenir,
aangeboden door den Voorzitter; ook daarmede had
de feestcommissie gewoekerd. Op de voorzijde van
-ocr page 17-
13
het enveloppe was ieders naam geplaatst, en tevens
een achtregelig versje, hetwelk door allen werd
aangeheven. Daarna lieten de bedienden een keur
van geregten rondgaan.
Nadat men eenigen tijd gezeten was, werd door
een der leden een feestzang voorgedragen (zie bij-
lage 1).
Telkens werd de feestvreugde verhoogd door het
aanheffen van verschillende toepasselijke liederen,
aan wier typographische uitvoering groote zorg
was besteed, en waarvan vooral dat, in den vorm
van een achthoek vermelding verdient (zie bijla-
ge J) en menige goed gekruide toast of luimige
voordragt. In één woord, de dageraad begon aan
te breken, alvorens men er aan gedacht had. —
In de beste stemming en met het bewustzijn,
waardig feest te hebben gevierd, keerde men in
den ochtendstond huiswaarts.
Dat dit feest bij allen die er aan deelnamen,
steeds eene aangename herinnering zal achterlaten,
valt niet te betwijfelen.
-ocr page 18-
-ocr page 19-
B IJ L A G E N.
-ocr page 20-
-ocr page 21-
/
Bijlage A.
BOEKVERKOOPERS-VEREENIGING // ONS DOEL."
VIJFDE JAARLIJK» ALGEMEEKE VERGADERING,
(Vier-honderd-vijftig-jarig Jubilé der Boekdrukkunst.)
Bestuurderen en Leden van bovengenoemde Vereeniging
noodigen UEd. beleefdelijk uit, tot bjjwoning der ALGE-
MEENE VEEG ADERING, op Woensdag den 23"°n Julij a. s.,
des avonds ten zes ure, in het Lokaal DE KONINGSKROON,
Plantaadje.
Mogt UEd. iets in het belang van den Boekhandel, Boek-
drukkerij, Lithographie of aanverwante Vakken te bespre-
ken hebben, zoo wordt UEd. daartoe de gelegenheid aange-
boden.
Tevens zij UEd. in herinnering gebragt, dat deze Vergade-
ring zal worden dienstbaar gemaakt tot herinnerings-stond
aan het vier-honderd-vijftig-jarig jubilé der Boekdrukkunst in
ons vaderland. Vereenigt U dus met ons om een pligt
te vervullen, die op ons rust. Laat toch de vreemdeling,
de min-ijverige vreemdeling, zich niet verheugen in onze
2
-ocr page 22-
18
traagheid. Doet toch niet te niet, hetgeen door waardige
mannen, vóór 50 jaren, met zooveel ijver en waardigheid
is verdedigd; scharen wij ons onder hunne Danier, houden
wij vast aan het beginsel, het geldt de eer onzer vaderen,
de eer van ons vaderland.
Na minzame groete
D. G. KRÖBER Jr„ president.
1). ALIiART, SECRETARIS.
JOH. VISSER, PENNINGMEESTER.
Amsterdam, 17 Julij 1873.
PUNTEN TER BEHANDELING:
1°. Vcreischt het Boekbinders vak verbetering? Welke middelen
kannen daarvoor worden aangewend?...
2°. Beantwoordt het Algemeen Adresboek voor den Boekhandel aan
zijne roeping?
3\'. Waarom wordt door den handel in het algemeen, het 450-jarig
Jubilé der Boekdrukkunst niet herdacht?
-ocr page 23-
Bijlage B.
Medebestuur deren, Leden en Genoodigden!
Allen heet ik U welkom op deze onze Vijfde Alge-
meene Vergadering. De reden waarom onze Vergaderzaal
in feestdos is gehuld, kunt ge zeker allen gissen, —
het is tevens op heden dat na afloop onzer werkzaam-
heden, onze Vereeniging feestelijk zal herdenken de
vóór 450 jaren door Laurens Janszoon Coster, te
Haarlem uitgevonden Boekdrukkunst. — Thans echter
onze werkzaamheden aan de orde zijnde, zoo breng ik
in de eerste plaats een woord van dank aan mijne
medebestuurderen, die in het afgeloopen jaar mij zoo
krachtig hebben ter zijde gestaan en getoond hebben
hunne roeping zoo goed te begrijpen. Ook de leden
zij dank gebragt voor de goede verstandhouding on-
derling, gedurende de leiding onzer Vergaderingen.
Dat allen steeds lust mogen blijven gevoelen, waardige
Leden onzer Vereeniging te zijn, niets zal mij aau-
genamer wezen!
Ik wensch van harte dat deze Vergadering vrucht-
baar zij. Onze Vereeniging die steeds het goede, het
regtvaardige toejuicht en wil, zal het ook op heden
aangenaam wezen, indien een uwer hier tegenwoordig,
eenig punt ten nutte van den Boekhandel of aanver-
wante vakken wenscht te bespreken. Wel zijn door
ons eenige punten ter behandeling voorgesteld, doch
welgevallig zal het ons zijn, zoo ook een onzer gasten
vooraf over het een of ander het woord verlangt. Er
2*
-ocr page 24-
20
zijn toch genoeg zaken, die door wrijving van gedachten
misschien verbeterd zouden kunnen worden. Onder U
ziju er zeker mannen, die door jaren-lange onder-
vinding leemten in dit of dat ontdekt hebben.
Welaan dus, openhartig, onbeschroomd, zonder aan-
zien des persoons, uw gevoelen kenbaar gemaakt. Het
is u toch allen bekend dat de leus onzer Vereeniging
is: in elk beoefenaar van den Boekhandel of aanver-
wante vakken, hetzij min of meer gefortuneerd, een
broeder te zien, mits hij eerlijk en van goeden levens-
wandel zij. — Wij zien dus gaarne het woord vragen
en zullen met alle kracht en kunde die in ons is, de
discussiën leiden en aan de debatten deelnemen. De
Secretaris zal een kort verslag geven van de han-
delingen onzer Vereeniging. Dat na afloop van deze
Vergadering velen zich mogen opgewekt gevoelen, om
lid onzer Vereeniging te worden, zal ons welgevallig
wezen. Behalve door bespreking van zaken, ken-
merken onze Vergaderingen zich steeds door onder-
linge vriendschap en gezellig bijeenzijn. Is soms een
harer leden, door zanienloop van ongunstige omstan-
digheden in moeijelijkheden gewikkeld (hetgeen God-
dank! de laatste jaren niet is voorgekomen), dan is
ook hare roeping: zoodanig lid allen mogelijken bij-
stand te verleenen.
Voorwaar, haar doel is dus schoon! Dat het haar
door vele krachten gegeven zij, dat doel meer en meer
nabij te komen, is mijne welgemeende bede.
En hiermede verklaar ik de Vijfde Algemeene Ver-
eadering voor geopend.
B                                                      D. O. K. Jr.
-ocr page 25-
Bijlage V.
BIJ DE ONTHULLING
DEK
LEDENLIJST.
24 Junij 1869.
\'t Is geen beleefdheid, die ons noopt tot eerbetooning,
Wanneer op de aard genie en kunstzin vruchten kweekt,
Zóó, dat de pligt ons zegt: de eisch is Uier bekrooning,
Omdat uit het produkt vernuft en geestkracht spreekt.
Beleefdheid niet alleen, maar tevens andre pligten
Zijn \'t, die mij op dit uur doen spreken voor „Ons Doe),"
En \'k mag alzoo bij pligt, een schoone taak verrigten,
Naar de inspraak van den geest, dus \'t geen wat ik gevoel;
En was mijn wilskracht hier de drijfveer van \'t vermogen,
\'k Zou, Otten! dan \'t genie dat in uw schets doorstraalt,
Bij haar onthulling, hier op deze plaats verhoogen,
En schonk U d\' eerlaurier, op \'t kunstenspoor behaald.
Maar voor dien krans mijn lied, en moogt gij \'t mij vergeven
Wanneer ik al te flaauw uw zinnebeelden maal!
-ocr page 26-
22
Dat grootsche, wat \'t bestek voor mij bezielt met leven,
Door liclitgloed dien gij wensent, die ieder mensch bestraalt.
Mijn taal, zij is te zwak om \'t meesterwerk te kroonen,
Maar toch dit lied aan u, als hulde, dank en lof,
Waarin ik tracht in \'t kort de waarde \'U aan te toonen,
Van \'t geen uw brein ons schiep, in uwe rijke stof!
De wereldbol waarop wij wonen,
Die daaglijks omdraait om zijn as,
Hebt gij ons drijvend willen toonen,
Alsof het slechts een zeepbel was. —
Maar neen, dit kon uw doel niet wezen,
Daar hij op pool of aspunt rust;
Er ligt voor ons meer in te lezen
Als men zijn wording is bewust.
Wiens wording? vraagt ge ligt, mijn vrinden,
Der aarde, of wel wat er op leeft,
Met al de schakels die verbinden,
Wat d\' almagt Gods bevestigd heeft?
Der aarde met haar elementen,
En zeeën, bergen en woestijn,
Paleizen, hutten, tempels, tenten,
En alles wat van dienst kan zijn? —
Der aarde? — Ja, maar ook uzelrai,
En al hetgeen dat zij bevat,
Tot verre boven stergewelven,
En alles wat dat al omvat;
Die scheppingskracht, dat groot vermogen,
Dat door ontwikk\'len doet ontstaan;
\'t Is ontoeschouwend voor onze oogen,
\'t Is bloeijen, leven en vergaan.
Die Almagt, voor ons stervelingen
Zoo liefdrijk als het wezen moet,
-ocr page 27-
23
Heeft ons in zeer veel door doen dringen
Wat hier tot nut kan zijn en goed.
Genieën die Hij heeft geschapen,
Begaafd met wilskracht en verstand,
Bezielde \'t geen dat lag te slapen,
Nog was in duisternis en band.
Zoo gingen vele eeuwen henen,
Waarin geen licht voor \'t menschdom blonk,
. En die met andren weer verdwenen,
Wier gloed geen enkle lichtstraal schonk.
Maar eindlijk moest de morgen dagen,
Waar Otten\'s geest gewis op doelt;
Het uur had voor den mensch geslagen
Dat licht schonk, dat door \'t duister woelt,
En eens dat duister zal verdelgen,
Zoodat de lichtgloed triumfeert,
En al het duistre zal verzwelgen,
Dat de aard te lang heeft overheerd!
Het was de Boekdrukkunst, mijn broeders!
Die ons gewis geen toeval gaf,
En die het kroost des Albehoeders
Kreeg tot een fakkel, als een staf
Om zijne wegen zoo te kiezen,
Doordien die kunst verlichting spreidt,
Dat niemand zou uit \'t oog verliezen,
Waarheen dat licht als baken leidt.
Gij Clio, Muze met uw schriften,
Gij schreeft het op in uwe rol,
Als iets, wat men ook ooit mag ziften,
Het nuttigst op de wereldbol! —
Schiet uwe stralen op de boeken,
-ocr page 28-
24
Die heil verspreiden voor den uiensch,
En doe een ieder \'t ware zoeken!
Dit, goede vrienden! is mijn wensch;
En dat „Ons Doel," gesteund door krachten,
Wier streven edel is en groot
De schoonste toekomst staat te wachten,
Zoo als nog nooit een kring genoot.
Moge altoos deez\' lijst dan prijken
Ter eer van Otten en „Ons Doel,"
En niets in pligten ons doen wijken,
Die kwetsend zijn voor \'t eergevoel.
Dat zoo „Ons Doel" een reeks van jaren
Besta, tot nut der maatschappij,
En roem en glorie moog vergaren,
Door heil aan Amstelstroom en Y!
V. D. B.
-ocr page 29-
Bijlage D.
Feestgenooten!
De Boekverkoopers-Vereeniging \'/ Ons Doel" viert
feest. — Zoo er één feest is, waardig door haar ge-
vierd te worden, dan is het zeker dit feest: het her-
denken aan de vóór 450 jaren door Laurens Jansz.
Coster te Haarlem uitgevonden Boekdrukkunst. — Om
uit te Meiden over den lof, over de gevolgen welke zij
voor beschaving en verlichting gehad heeft, om op te
sommen hoe veel, ja zeer veel de menschheid, dus
allen, aan hare vinding verschuldigd zijn, acht ik hier
overbodig; ieder onzer, ieder denkend wezen is daarvan
ten volle bewust. De ontwikkeling en beschaving is
aan haar alles verpligt. Tn \'t kort: hare vinding kan
door de volgende Bijbelsche woorden worden uitgedrukt:
«God zeide: er zij licht, en \'t werd licht.\'"
-ocr page 30-
20
En de uitvinder van de Boekdrukkunst was onze land-
genoot Laurens Janszoon Coster, geboren te Haarlem.
Hoewel voor een paar jaren door Van der Linden, zon-
der voldoende bewijzen, als uitvinder verloochend, zoo
brengen wij toch gaarne op heden de verdiende hulde
aan onzen voorzaat Laurens Janszoon Coster. Hij, die hem
als uitvinder durft loochenen, dus ook mannen als Buch-
ler, Geel, Kruseman, Metman, Noordziek, Schinkel en
De Vries, voor onwaarheid-verkondigers in deze houdt, is
den naam van Nederlander onwaardig; — hij, die altijd
dwarskijker wil wezen en altijd het schoone en goede
van zijn eigen geboorteland veracht en miskent, is den
naam van Nederlander onwaardig; — hij, die geschie-
denissen wil verdraaijen en anders voorstellen dan zijne
voorouders naar waarheid deden, is ook in staat het
Boek der boeken, Gods woord, te miskennen, en is den
naam van mensch onwaardig. — Doch ter zake.
Deze kleine schare volgelingen van Coster, teekeut
door deze feestviering protest aan tegen de valsche on-
derstelling, als zou Coster de Boekdrukkunst niet
hebben uitgevonden. Of is het denkbaar, dat zoovele
geleerde mannen, gedurende 450 jaren, van geslacht
tot geslacht zouden gedwaald hebben ? Immers neen!
-ocr page 31-
27
want welk belang zouden zij er bij gehad hebben !
Zoo men thans Coster als uitvinder moet loochenen, dan
ware het gewis beter er geene Algemeene Geschiedenis
meer op na te houden, want na verloop van vele jaren
komt deze of gene candidaat-naammaker voor den dag
en loochent eveneens het met zooveel zorg geschrevene. —
Het strekt inderdaad vele Nederlandsche beoefenaren der
Boekdrukkunst niet tot eer, dat zij Coster\'s vinding zoo
slecht verdedigen en onverschilligheid toonen op dezen
plegtigen gedenkdag. — Lof zij daarentegen gebragt
aan eenige kunstbroeders te Haarlem, die dit feest den
lOden dezer herdachten !
Het feestelijk aanzien dat deze zaal op heden biedt,
de ontrolde driekleur, de vele genoegelijke gelaatstrekken
welke ik aanschouw, zie! dit alles strekt ten bewijze,
dat allen, hier vereend, met mij instemmen in de ver-
klaring dat Laurens Janszoon Coster de Boekdruk-
kunst te Haarlem heeft uitgevonden, en dat dus aan
hem de eer der vinding toekomt.
Laat ons nu genoegelijk te zamen zijn; laat de feest-
beker lustig rondgaan, en laten wij ons gelukkig achten
geboren te zijn op Nederlandschen grond, de bakermat
van verlichting en vrijheid, en hem, die dien grond
-ocr page 32-
28
belastert of verguist, als onzen vijand beschouwen, en
steeds als op lieden toonen, dat Eendragt maakt Magt.
En hiermede draag ik de geheele leiding der feestviering
met alle vertrouwen aan de daarvoor benoemde commis-
sie op. —
D. G. K. Jr.
-ocr page 33-
Bijlage E.
«co^oo»
Welkom, welkom, vrienden! welkom, allen hier
vereend, om feest te vieren en het heil te herdenken,
door Ooster vóór 450 jaren ons geschonken. Het doet
mij werkelijk goed op uw aller gelaat de uitdrukking
te zien, dat gij het zoo volkomen, zoo van harte met
mij eens zijt, om Coster, nog na zoo vele jaren,
die regtmatige hulde te brengen, welke hem waarach-
tig toekomt! Wel is waar, ben ik eenigzins weemoe-
dig gestemd dat onze kring alleen feest viert en
er in ons geliefdkoosd Nederland zoo niets van ver-
nomen is of wordt! Hoe laauw en flaauw voor Ne-
derlanders! voor mannen, die zooveel aan Coster te
danken hebben! Doch helaas! de negentiende eeuw,
die zich kenmerkt door vooruitgang, weelde, verlich-
ting, stoom, spoed, ontkenning en miskenning, ont-
kent en miskent ook zoo vaak ware verdiensten en
huldigt daarentegen dikwerf leugens, wandaden, wuft-
heid en onregt.
-ocr page 34-
30
Hoe weinig wordt thans Coster geëerd! Hem toch
komt ook eene plaats toe in de geschiedrollen, nevens
andere groote mannen, wier namen aan de vergetelheid
ontrukt worden.
De eerste eeuw na zijn dood, het tijdvak der
kerkhervorming, was voor een plegtig eeuwfeest ter
zijner eere niets gunstig; de tweede eeuw gaf hem
alleen een gedicht, getiteld: »Lauwercrans voor Coster"
door Scriverius en eene afbeelding in zijne voormalige
woning; de derde eeuw gaf hem in 1722 een stand-
beeld, geplaatst wordende in den Hortus Medicus; —
vier jaren later, dus in 1726 werd door den deken en
vinders van het Boekdrukkers» en Boekverkoopers-Gilde
een werkje, getiteld: Laurierkrans om het hoofd van
Laurens Coster,
in het licht gegeven en medailles ge-
slagen ; — ook schreef toen Seiz een werk, getiteld :
Het derde jubeljaar der uitgevondene Boekdrukkunst,
enz., een boek dat goud waard is om zijn belangrijken
inhoud en nasporingen in Costers voordeel; tevens be-
zong Kortebrant: De lof der Drukkunst.
Weinig scheelde het of het vierde eeuwgetijde zou
pok zoo onopgemerkt voorbij gaan. — Doch neen!
waren drie eeuwen stil, bedaard en zonder luidruch-
tige viering voorbijgesneld, — zoo zou het jaar 1823
met onuitwischbaro gouden letteren in de geschied-
rollen opgeteekend blijven, omdat het nageslacht
alstoen ruimschoots Coster die hulde bewezen heeft,
welke hem alléén toekomt. Men leze slechts het
boek: Gedenkschriften van het vierde eeuwfeest van de
-ocr page 35-
31
Boekdrukkunst door L. J. Coster, bijeenverzameld door
Vincent Loosjes. Niet alleen Haarlem, maar geheel
Nederland was toen feestvierende; de grootste geleer-
den \'en dichters van dien tijd, als Van der Palm, Tollens,
Warnsinck en anderen waren vol vuur; Flora, zoowel
als de muzen der Muziek, Poësie en Welsprekendheid
wedijverden om den luister van het feest te verhoogen
en er toch een ieder deelgenoot van te maken. In den
statigen Haarlemmerhout werd een gedenksteen tot
Costers eere opgerigt. Ook het jaar 1856 getuigt nog
van de levendigste belangstelling van Nederland voor
Coster, door hem een nieuw prachtig standbeeld te
wyden.
En helaas! hoe treurig ziet het er dit jaar uit, aan-
gaande de feestviering. 450 jaren is toch ook een
jubeltijd; en hoe luttel, hoe onbeduidend is de ver-
eering zijner nagedachtenis..... Maar neen! alle vreugd,
alle dankbaarheid is nog niet van de aarde wegge-
vaagd; het is de Boekverkoopers-Vereeniging »O n s
Doel" voorbehouden, dit jubelfeest te vieren, en mag
het niet luidruchtig zijn, dan toch wel broederlijk en
in vriendschappelijke harmonie!
Welaan dan, geachte Bestuurderen! gaat voort met
uwe rustelooze, onvermoeide pogingen om den Boek-
handel en aanverwante vakken, te trachten te verbe-
teren en te veredelen. En gij, waarde medeleden!
ondersteunt hen in hunne gewigtige bezigheden door
eene krachtige medewerking. Ook ik zal doen wat ik
kan. Laat ons niet verflaauwen, hoeveel wij ook te
-ocr page 36-
32
kampen hebben met ben die buiten onzen kring zijn.
en door dit feest zal de grootste eeretempel gesticht
worden. Als wij elkander verstaan en begrijpen, dan
zullen onze pogingen niet onbeloond blijven en op
den duur meer en zeker schooner vruchten afwerpen
ilan wij konden vermoeden, ten spijt van laster en
tegenwerking, doch tot genot en vooruitgang van
onzen kring.
En nu, feestgenooten! eindig ik. Moge vrede en
vriendschap heden in ons midden zijn, dan zal deze
avond een der schoonste van ons leven wezen, en
voortdurend eene aangename herinnering in ons
levendig houden. Ontvang, geachte vrienden! deze
weinige en eenvoudige woorden, als eene inleiding
tot opening van dit feest.
J. H. H.
-ocr page 37-
Bijlage F.
•»(>
Verleflen, Coster en Toekomst
3
-ocr page 38-
PERSONEN:
Het Verleden, (een grijsaard).
Laubeks Jakszoon Costee, (in zijne bekende kleederdragt).
De Toekomst, (kleeding van dezen tijd).
-ocr page 39-
Het looneel verbeeldt een groot en statig bosch, dal Haarlem,s
aloude en beroemde Hout ons voor den geest brengt. Coster
is bezig in de schors van een\' beukenboom te snijden.
Het uitgesnedene valt op den grond, wordt door hem in
ten zakdoek gewikkeld en op de bank, welke bij den boom.
staat, nedergelegd.
Coster, alleen.
Geliefdkoosd oord, dat mij het hart kan streden,
Waarheen ik mij na de arbeid spoed;
Daar mij uw groen in ruim genot doet deelen,
En mijnen geest — door hoogren invloed — voedt.
Op dezen grond, in schaduw en in lommer
Van \'t groot en statig beukenwoud,
— Treft mij al eens des levens leed en kommer —
\'k Vergeet ze ras in Haarlems Hout;
Hier met mijn kleinen, en hun dan te leeren
Het hart te vormen voor iets goeds,
Te doen al \'t geen dat zij van mij begeeren,
\'t Is ter vereedling des gemoeds!
\'t Is steeds mijn lust en zal het altoos blijven,
Want \'t kleinkroost is mijn grootste schat;
\'k Zal voor die kindren nutte boekjes schrijven,
Waarin mijn lessen zijn vervat ; —
Ja, \'t is mijn pligt....
Kleine pauze,
liet warme weder schijnt invloed op hem uit te oefenen.
Mij dunkt, .het zoele weder
Maakt loomrig,..... en maakt dat ik gaap.....
3*
-ocr page 40-
36
Kom.... zet ik mij.... daar in de schaduw neder....
Ligt.... dat ik wel.... een poosje slaap....
Versterkt door rust.... naar huis mij kan begeven,
Zoo frisch, als was ik pas ontwaakt.
Hij zet zich neder.
o Heerlijk prachtig woud! o aangename dreven!
Wat heb ik vaak hier \'t zoet gesmaakt!
Te sluimren op deez\' bank, beproeven wij \'t nog even,
Want.... \'t ligchaam vraagt.... naar rust... \'k Ben moe...
\'t Is... of \'k een engel... daar... als genius... zie zweven...
Bescherm mij!.... druk.... mijne oogen.... toe!
De muziek doet zich zacht en wegsmeltend hcoren.
Het Verleden, dat reeds in het verschiet eenige oogenhlikken
op Cosler stond te staren, treedt naar den voorgrond, ziet
op alles wat het omgeeft, en zegt in verrukking:
Hoe indrukwekkend is het alles om mij henen,
De stilte die er heerscht: zij boeit;
Die beuk daar, door de lieve zon beschenen,
\'t Is of een zeegning uit haar vloeit,
\'t Is of een stralengloed, een glansrijke verlichting
Eomt uit zijn schors, — die van heel de aard
Het duister vagen wil; en al wat is verdichting
Vervolgen zal met vuur en zwaard!
Coster beschouwende.
Geniet en rust. — Het toeval bragt u heden
Op deze plaats, en ganschlijk onbewust
Van \'t nut, hebt gij de letter A gesneden,
Die schittren zal tot aan de verste kust!
Gij sneedt een le\'ier, die door eeuwen heen zal stralen,
-ocr page 41-
:57
Wier gloed geen vuigheid dooven zal,
Maar spreken moet tot elk, in alle talen,
En list en heerschzucht brengt ten val;
Ja, list èn vuigheid èn een God verneêren,
Door liefdloosheid, verzuim van pligt,
En zelf zijn dienst door handelen te onteeren;
Tot wering daarvoor rees dat licht!
Op den beuk wijlende.
Met zelfvoldoening.
Wat heil, door deAlmagt aan het aardrijk thans geschonken!
Naar Coster ziende.
Waarvoor gij, Coster! waart bestemd
Door Hem, die\'t harte — moet het wezen — kanontvonken
Tot \'t goede! — Zelfs de woeste tijger temt
Waar \'t noodig is. Dank, Schepper! nuttig is \'t op heden,
De dweepzucht en de gloriezucht kreeg kracht;
Uw lessen, Jezus! zag ik in het niet vertreden,
Men maakte misbruik van Gods magt. —
Ik weet het, want ik ben dat vèr verleden,
Toen hartstogt, voor geen rede nog bestand,
\'t Gebod des Heeren vaak dorst overtreden,
De mensch zich-zelven werd te schand.
Toen Mozes, als een eerste volksverlichter
In \'t strijdperk trad, op pligt hun wees,
En, werd hij soms, naar menigeen — verdichterl
Het was een licht toch, toen \'t verrees;
Hij wilde \'t goed, dit zeggen zijn geboden. —
Na eenige oogenblikken peinzens.
Ook veel, zegt ons der wijzen leer,
En \'t heden zelfs, wie hunne taal vergoden! —
Zij brongen nóg die wijzen eer!
-ocr page 42-
38
Met eerbied.
U, Mozes, Thales, Solon en Plutarchus,
U, Sophokles, Diogenes. Myson,
Gij, Pittakus, Bras en Periander,
Gij allen waart voor de aarde een zon!
Met nadruk.
En ziet, de driestheid deed dien gloed verduistren;
De mensch, hij wilde een godheid zijn,
En moest alzoo het licht, \'t waarachtig licht ontluistren,
En dat alleen door valschen schijn !
Die invloed moest hem hier tot eene godheid maken,
Hem heersenen doen op aard\' en in het hemelrijk,
Elk weigren, die zijn wet — hoe strijdig — mogt verzaken.
Zóó wierp men Gods bevel in \'t slijk.
Zijne ontroering doet hem onwillekeurig op Coster zien, en ont-
dekkende dat hij zich beweegt, zegt hij:
Maar hij ontwaakt.... Laat ik zorgvuldig zwijgen.
Begeeft zich naar den achtergrond en zorgt door
Coster niet gezien ie worden.
Coster, geheel ontwaakt, neemt zijn zakdoek op en ontdekt
daarin den afdruk van de letter
A.
Wat afdruk heeft die A in mijnen doek gemaakt!
Coster staat geheel als in gedachten verdiept, en op eens daar-
uit ontwakende, zegt hij vol vuur:
Ik voel tot heil een zucht mij in den boezem stijgen,
Die \'s huichlaars fijnste plannen staakt.
-ocr page 43-
39
\'k Ga heen,.... \'k zal denken.... zal probeeren;
En mag ik slagen in mijn doel,
Dan zal het licht op aarde eens triumfeeren,
Dan heerscht Gods geest, geen menschhjk dwaas gevoel •
Wil vertrekken.
Het Verleden, hem te gemoet tredende.
Blijf hier! — Geïnspireerd door Hem, den Heer der Heer en,
Ging \'k uwe taal zelfs in verrukking na,
Want zij was goed, en wat ge moogt begeeren,
Geloof mij, Coster! \'t volgt weldra.
Een mensch slechts, maar bezielt met zuivre zeden,
Zal God U helpen waar \'t moet zijn,
En als beschermer zal Hij u ter zijde treden,
Tot wering van het doodsvenijn,
Dat slaven maakt van menschen, ter onteering
Van Hem, in wien wij allen zijn,
Dat bukken doet voor trotschen; Gods regeering
Belagchlijk maakt, als was \'t een gaas gordijn
Waarachter voor zijn oog, in kleuren was te aanschouwen,
Al wat nu niet te ontraadslen is;
Kortom, uw vinding aan de toekomst te vertrouwen,
Geeft eenmaal licht voor duisternis.
Coster.
Zou God in Zijn besluit mij hebben uitverkoren,
Om licht te ontsteken op \'t altaar,
Waar menschheid offren moet en \'t zuiver licht moet gloren
Ten doodstraf van den logenaar?
Het Verleden.
Ja, Coster! — Wat we op aarde ook zien gebeuren,
Doordien er boven ons een hooger magt bestaat,
-ocr page 44-
40
Kan \'t niet zijn plannen als doorschijnend gaas verscheuren,
Hij blijft een bolwerk tegen \'t kwaad.
o Toekomst, toekomst! Schenk hem uwe gaven!
Op Coster wijzende.
En blijf hem immer trouw ter zij,
Maak met hem onder broeders, vrijen van de slaven,
Bescherm hun, in het arm kleedij.
o Toekomst, toekomst! Schenk uw hulp, verhoor.deez\' bede,
Slicht in \'t vervolg een rijk voor ons,
Dat bloeit door vriendschap, rust en vrede;
Maak \'t levenspad ons als van dons,
Met bloemen, schoon en aangenaam van geuren,
Waaraan geen doornen zijn verwant,
En die ons boeijen door de fraaiste kleuren!
Leidt, leidt ons zóó door Nederland!
De Toekomst, die reeds op het aanroepen ü opgekomen, en
den laatsten regel heeft gehoord.
"Wat vraag! — Neen, door de wereld zal \'k U leiden,
Wat invloed ook nog \'t duister heeft,
Het zal zich zelven hier, geloof me, een vangnet spreiden,
Omdat er eene Godheid leeft
Die nooit door \'s menschen daden is te ontsieren,
En die, hoe trotsch de stervling moge zijn,
Hem hier wel soms als Godheid feest laat vieren,
Maar later nederstort in eene rampwoestijn,
Waaruit geen snoode list of laagheid hem kan redden.
Span uw vermogen in! ja, Coster! ja, het moet!
Als Clairvoyant — ik durf het met U wedden —
De ontdekking die gij deedt, verspreidt éénmaal een gloed
Langs de aarde, die den vrek maakt tot een vriend der armen,
Die zeedljjkheid ons leert en tot vereedling brengt,
-ocr page 45-
41
Die \'t stugste en strengste hart zal voeren tot erbarmen,
Waarvoor het oog een traan als dankbeê plengt.
Mag nog op aarde een stoutheid existeeren,
Dat zich de mensen tot Godheid soms verheft,
Éénmaal zal zich die hoogmoed zien verneóren,
Wanneer haar \'s Heeren straffe treft,
En hem in eenen afgrondspoel zal werpen,
Waaruit hij nimmer weer verrijst,
Hoe of hij als kyeen ook zijn gebit mag scherpen,
Zich van het zweet zijns broedren spijst.
En is na eeuwen \'t pleit nog niet voldongen,
Het zaad daarvoor, het is gestrooid!
Eens wordt \'t Halleluja uit reine borst gezongen,
En \'t afgodsbeeld omver gegooid,
Dat, schoon maar mensch, een godheid zich laat noemen,
En oordeel velt, zijn evennaasten drukt,
Hem zalig spreekt of liefdloos kan verdoemen,
Hem in den afgrond stort, of hem daaraan ontrukt.....
Het Veeleden, de Toekomst in de rede vallende.
Genoeg. — Het licht, dit uur door Costers hand ontstoken,
\'t Brenge eens zijn gloed hier en alom,
En worde eens iedre band van hiërarchie verbroken,
En make de aarde alzoo voor onsteen heiligdom!
Costeb.
Mag eens die glans en gloed heel \'t wereldrond beschijnen
Die ge in uw reden vlecht, dan* daagt een morgenstond
Zoo schoon zij wezen kan.
De Toekomst.
Ja, \'t duister zal verdwjjnen.
Die \'t wèl meent, vormt daartoe een broederlijk verbond
-ocr page 46-
12
Met ons, en tracht wat laagheid is te weren;
Hij werke met „Ons Doel" mee aan veredeling,
En blijft d\'aristocraat en trotschaard steeds braveeren,
Wanneer hij mindren smaadt, beschouwt als banneling,
Mishandelt zelfs......
Het Verleden.
o Zwijg! de onmenschlijkheid zal wijken;
Hoe lang dit duurt, wij weten \'t niet;
Maar éénmaal moet die ijz\'ren arm bezwijken,
Al is \'t dan ook in \'t ver verschiet.
De Toekomst.
Er mogt een lichtstraal heden voor ons gloren,
En d\'Almagt koos hier Coster voor;
Want weet, de Boekdrukkunst is uit dien straal geboren(
Een straal meer glansrijk dan Auroor.
Costee.
Bestemde mij de Heer, de Algoede Vader,,
Dat ik een middel zijn moest in Zijn hand,
\'k Ontsluiten moest de vruchtbre levensader
Die \'t menschdom losrukt van den band
Der domme slaafschheid? — Ik zal werken
En naar vooruitgang trachten.
Het Verleden.
Ga!
\'t Geloof in God zal u versterken,
Uw arbeid schenkt zijn vrucht weldra.
Spaar, Toekomst! spaar zijn roem en glorie!
En roept men soms op vreemden grond
Ook voor hetzelfde feit: VictorieI
o Toekomst! houdt dan niet den mond,
En laat u nimmer \'t regt betwisten!
-ocr page 47-
43
De Toekomst.
Geen, die ooit Oosters vinding rooft;
Geen snood gedrag, geen lage listen,
Ontnemen ons dat kost\'lijk ooft. —
Genoeg, wij gaan. — Keer weer tot uw verleden,
Ik ga met Coster meê, en wat ook om ons woel,
En \'t lot op doornen ons ook moge voort doen treden j
Wij zullen werkzaam zijn voor \'t regt en voor „Ons Doel!"
S. J. T. v. d. B.
-ocr page 48-
Bijlage G.
Welkom! is het woord tot allen,
Die met ons hier zamen zijn;
Doe met ons uw liedren schallen,
Drink met ons uw heker wijn;
Breng in toast of andere wijze,
Hulde aan regt en billijkheid;
\'t Zij men lake, \'t zij men prijze,
Dat het slechts voor waarheid pleit.
Zoo Bestuurderen als Leden,
Ja, een ieder hier present,
Kruide \'t feest met aardigheden,
Geev\' het gloed door zijn talent!
In muziek én zang én woorden,
Strale door een rein gevoel,
Dan zijn onze zielsakkoorden,
Wis vereerend voor Ons Doel,
Dat aan Coster hulde bragt,
Als een dankbaar nageslacht!
-ocr page 49-
Bijlage II.
Vijftig jaren zijn heengevloden, toen in Haarlems
grijze wallen een jubelend en jolend feest werd ge-
vierd, dat zijne wedergade zelden heeft gekend; en
toch, weinigen uwer kunnen zich daarvan een flaauw
denkbeeld vormen, of zelfs in het geheel niet herinne-
ren. Moeten wij dan ten grave worden gebragt, zon-
der onzen leestelijkcn dank aan den uitvinder te mo-
gen stamelen? Is dit alleen voor volgende geslachten
weggelegd ? Wij, die van kindsbeen af met eerbied den
uitvinder van de edelste der kunsten leerden waardee-
ren! Neen! de Vereeniging »Ons Doel" schenkt
ons heden het voorregt het 450-jarig jubilé te her-
denken en onze hulde te biên aan den waardigen, den
onvcrgetelijken burger van Haarlem, den grijzen
Laurens Janszoon Coster.
Wij dauken die Vereeniging hiervoor en willen dit
doen, door eene kleine schets te laten volgen, wat
onwaardeerbaar nut door de Boekdrukkunst is ver-
spreid ; zij zal ons in herinnering brengen, dat hare
uitvinding is geweest eene goddelgke, edele openbaring
van den Schepper en onderhouder aller dingen. Mogt
-ocr page 50-
4(5
zij ons tevens tot dankbaarheid stemmen, voor het
vele goede dat wij genieten!
De beschaving van den menschelijken geest, de3zelfs
ontwikkeling, vorming en verrijking, het hangt alles»
alles af van de onderlinge mededeeling der gedachten
en gevoelens. Hierom gaf ons de liefdevolle Schepper
het weldadig spraakvermogen. Ontneem het aan den
mensch, en er is niets dat hem boven den staat der
dierlijkheid verheft ; er is geen band der gezelligheid
meer, zelfs der huiselijke zamenwoning; en er moge
een redelijk vermogen in hem sluimeren, het wordt
nimmer uit die sluimering opgewekt. Hoe verder dus
de mededeeling der begrippen en gewaarwordingen,
waarvan de spraak het werktuig is, zich uitstrekt, des
te grooter wordt de omvang der beschaving, der re-
delijkheid. Maar wat wij spreken, wordt slechts door
weinigen gehoord, die ons omgeven, en wat wij be-
langrijks spreken, dikwerf niet gehoord door hen, voor
wie het gesprokene meest heilzaam en noodzakelijk
zou geweest zijn. Bovendien, de spraak is slechts stem
en klank; zij vervliegt en laat geen sporen na; de
onoplettendheid hecht er zich niet aan, uit het on-
trouwe geheugen wordt zij uitgewischt, en is — ver-
loren!
Al vroeg dus werd de kunst uitgevonden, om tot
het oog zoowel als tot het oor te spreken. Het raoeije-
lijkste van alle vraagstukken werd opgelost: de klan-
keu der stem door zigtbare en blijvende teekenen te
vertegenwoordigen : het letterschrift werd, ontdekt. Van
-ocr page 51-
47
toen af dagteekende het tijdperk eener nieuwe beseha-
ving. Welke gedachten in den geest van groote man-
nen, welke gevoelens in hun hart oprezen, wat ken-
nis en onderrigt van hunne lippen vloeide, het behoefde
niet meer der vergetelheid te worden prijs gegeven;
perkament en papier werden er de bewaarplaatsen
van; dagelijks vermenigvuldigde die schat, en werd
vergroot en verrijkt, van het eene tot het andere ge-
slacht overgeplant. Wie tot denzelven toegang had,
mogt zijn dorst naar wetenschap lesschen, en deelde
weder van het zijne aan anderen mede. Maar helaas!
voor weinigen stond die toegang open. De afschriften,
zoo veel tijd èn arbeid èn geduld vereischende, waren
schaarsch, en niet dan tot duren prijs te bekomen.
Waar slordigheid zich overhaastte, om ze verkrijgbaar-
der te maken, werden zij onleesbaar en door de grofste
feilen verdonkerd. Zou ooit het licht der kennis alle
standen der maatschappij bestralen, en, niet langer
binnen de muren van weinige geleerden besloten, ook
doordringen tot die talrijke en nuttige menschenklasse»
die trotschheid en bijgeloof, heersch- en dweepzucht,
in de boegen der onkunde en domheid gekluisterd
hield; zou ooit een vrije omloop van gedachten,
gevoelens en kundigheden ruwe vernuften slijpen,
verholen talenten aan den dag brengen, en de vrij-
moedige stem der waarheid, onder nederige daken en
in prachtige gewelven doen weergalmen; er werd eene
nieuwe kunst vereischt, die de loome pen, het schaarsch
en kostbaar handschrift verving, en door duizendvou-
-ocr page 52-
48
dige vermenigvuldiging van \'t geen voorheen, door
weinige bevoorregten, ter naauwernood was te beko-
men, de deur der kennis en der zelfonderrigting, wijd
open zettende voor allen!....
Daar trad de Boekdrukkunst te voorschijn, en ver-
vulde den verborgen wensch der vrienden van waar-
heid en deugd, en ging welhaast aller wenschen te
boven. Zij schudde het juk der geheimhouding af,
en liet zich binnen den omtrek harer eerste werk-
plaatsen niet langer bepalen. Verspreid over de be-
schaafdste deelen van Europa, vergenoegde zij zich
niet met de behoeften van het kinderlijk onderwijs,
of der huiselijke godsdienstigheid te bevredigen. Zij
nam hooger vlugt, en stond de pas ontwaakte drift
naar ware geleerdheid en onvervalschten smaak kracht-
dadig ten dienste. Al wat de oudheid heerlijks en
uitmuntends had voortgebragt, werd uit verholen
schuilhoeken voor het licht gedaagd, de heilige Boeken
der openbaring verschenen in derzelver oorspronkelijke
talen; de fakkel der wijsheid en der godsdienstkennis
werd tevens ontstoken en alle wetenschappen baadden
zich in eenen nieuwen hemelgloed!
Ook hier bepaalde zich hare heilvolle werking niet.
Een tak van nijverheid en koophandel geworden,
wist zij elks behoeften te gerjjven en den prijs harer
voortbrengselen aan het vermogen der weetgierigheid
te evenredigen.
Werktuigkunde leende haar de hand om hare schep-
ping te vereenvoudigen en te voltooijen. De beweeg»
-ocr page 53-
40
bare letter, uit den vasten drukvorm geboren, werd
voorts de grondstof van een nieuwen vasten vorm, om
voor weinig verkrijgbaar te maken, wat voorheen tegen
goud werd opgewogen. Zoo werd zij eene schrift" en
letterspraak, wier geluid ontelbare keeren herhaald en
teruggekaatst, tot in de afgelegenste hoeken doordrong,
en over zeeën en gebergten heenklinkende, alom werd
gehoord en verstaan; eene stem der gedachten, door
niets te smoren; \'t zij ze zachtelijk fluisterende, door
de eenzame overpeinzing met wellust werd opgevan»
gen, \'t zij ze rollende als de steen des donders, hart
en oor met ontzetting vervulde. Door haar zagen rede
en deugd eene nieuwe regtbank opgerigt, waarvoor
zij hare zaak bepleiten konden; de ontzagchelijke
regtbank van het publiek, de laatste toevlugt der be-
lasterde onschuld, der verdrukte braafheid, der miskende,
der verdonkerde, der geloochende waarheid! Een vier-
schaar, vreeselijk voor de vijanden van licht en regt;
wier vonnissen schrik jagen in het hart van hen, die
nimmer beefden voor vuur of staal, waarvoor zij zelfs
sidderen, die het eeuwige gerigt bespotten!
Daaraan dacht uwe Hollandsche eenvoudigheid niet,
Laurens Janszoon Costerl toen gij in den Hout van
Haarlem beukenschors tot letters sneedt! Maar zoo
groot echter was de kunst, waarvan toen het denk-
beeld in u geboren werd, en tot zoo groote einden
was zij door den liefderijken Vader aller menschen
verordend!
Door den liefderijken Vader aller menschen?... Maar
4
-ocr page 54-
50
hoevelen zijn er dan niet, die de nadeelen dezer kunst
breed uitmeten ? Die de onheilen door de vrije, onbe-
dwingbare drukpers aangerigt, zoo groot, baar in-
vloed zoo gevaarlijk achten, dat zij twijfelen of hare
uitvinding wel een geschenk van den God aller din-
gen mag genoemd worden ? of zij niet, tenzij men
haar krachtdadig beteugele, onder de kwalen en gees-
sels der maatschappij mag geteld worden?..., De beek,
dus zeggen zij, die onze akkers weldadig besproeijen
moest, is een stortvloed geworden, die het gewas over-
stelpt, huizen, vee, menschen, ja alles in hare woede
medesleept en verdelgt! De sneeuw, die onze velden
bedekken en koesteren moest tegen de harde ruwe
vorst, is eene vervaarlijke klomp geworden, die den
vreedzamen landman en bergbewoner jammerlijk onder
zich begraaft.
Onzinnigen! wat wilt ge dan? De bron stoppen,
waaruit verkwikking en vruchtbaarheid met milde
stroomen toevloeijcn, opdat zij geene verwoestingen
meer aanrigten zullen, die, bij het heil door haar te-
weeg gebragt, als een droppel in den oceaan verzwol-
gen worden ?
Kleingeestigen ! wat wilt ge dan ? Zijt gij Neder-
landers ? Wenscht dan, dat Europa\'s rivieren niet meer
in uw vaderland haren uitgang hebben; wenscht de
vernietiging van uw koophandel, om niet nu en dan
voor overstroomingen te vreezen! Of wilt ge de bron
slechts vloeijen laten, waarheen het u gelust, in kleine
troebele slingerbeekjes, zonder breedte, zonder diepte,
-ocr page 55-
51
door uwe bekrompenheid uitgegraven? Wilt gij haar
beletten, dat zij een bergstroom wordt, die van de
rotsen nedervalt ? Gij verhinderen, dat de sneeuwklotnp
zich van de Alpen losrukt, en donderend ploft in het
dal? Gij, met uwe magtelooze handen, het groote
werk der schepping vernietigen ? den grooten Schepper
der natuur trotseeren?....
Meent niet dat het minder vermetelheid is, den
vrijen loop der uitdrukking van gedachten en gevoe-
lens, dan dien der opgezwollen vloeden te willen strem»
men ? Meent niet, dat zij eigenlijk minder met alle
tengels en breidels, dan deze met dijken en sluizen
den spot dryven, wanneer het opgeperste water zich
ten laatste een eigen en vreeselijken doorgang baant!
Maar waartoe langer verbloemde taal gesproken?....
Aan wien heeft God de.magt verleend, om voor an-
deren te denken? te bepalen wat ieder nuttig is te
weten of niet te weten ? de vrije onderzoeking des
verstands aan banden te leggen? de rede, het godde-
lijkste dat in ons is, te beperken, te omschrijven, en
door die overtuiging niets door te laten, dan hetgeen
door u, onwijs en nietig schepsel! met een vrijbrief
is voorzien ?....
Die magt heeft God aan geen sterveling verleend,
en wie ze zich aanmatigen zou, de naam dien hij daar>
voor ontvangen moest, zou ziju lieiVgschennis! Of zou
de zucht voor waarheid, godsdienst en volksgeluk, die
misdaad tot eene deugd, die heiligschennis tot een
pligt kunnen maken ? Waarheid en godsdienst staan
4*
-ocr page 56-
52
onder bescherming van hooger, en dus booger dan
aardscbe magt, en hoe ook aangerand, dat eeuwig rijk
zal niet omvergeworpen kunnen worden! Volksgeluk
kent geen grooter vijand dan volksve blinding. En
ongelukkig zij, wie waarheid, godsdienst en volks-
geluk slechts ten dekmantel strekken van bekrompen
inzigten of lage bedoelingen; de wraak der gehoonde
deugd en redelijkheid volgt hen op de hielen!
Ontveinzen wjj niet, wat al onheilen het misbruik
der vrije pers heeft aangerigt. Betreuren wij het, zoo
dikwijls zij door onwaardigen tot een werktuig der
boosheid wordt vernederd, om \'t geen heilig is, ten
doel der spotzucht te stellen, de driften te ontvlam-
men, de zeden te verwoesten, den laster en de eerroof
ten dienste te staan, en door pijlen, uit het duister
geschoten, diepe, vaak ongeneeslijke wonden toe te
brengen!
Betreuren wij het, maar laat ons het dulden, gelijk
wij al het kwade dulden moeten, waarin door ver-
keerdheid der menschen het goede helaas ontaardt;
en naarmate het beter en edeler is, te dieper en jam-
merljjk ontaarden kan!
Op den vruchtbaarsten akker schiet het onkruid het
weligst op; wee de roekelooze hand die om het uit
te wieden, de nijpende halmen knenst; die de vrucht
knakt en vertrapt en baldadig uitrukt!
Maar dubbel wee over hem, die het edele graan voor
cene schadelijke gifplant verklaart en het onkruid
wassen laat, om hetgeen waarachtig voedsel is, te ver-
-ocr page 57-
53
nielen! Spreekt en getuigt het, gij allen, wie gij ook
zjjn moogt, in welk een nare nacht van barbaarschheid
wij zouden gezonken zijn, indien óf kerkelijke óf wereld-
lijke magt verbood in het licht te verschijnen, wat
sommigen mishaagt. Uit het kwade wordt vaak het
goede geboren, en wanneer wij op onze Vereeniging
een blik slaan, zou het niet jammer en te betreuren
zijn, zoo zij hare gedachten, door de pers vereeuwigd,
moest smoren, omdat hare leus is: eerlijkheid, voor allen
regt,
terwijl men soms de grootste onregtvaardigheid
wil, uitsluiting van den minder gefortuneerden, van
den eenvoudigen broeder!
Dat geen vooroordeel onze oogen sluite voor al het
goede uit de vrije mededeeling der gedachten, eeuwen
lang en dagelijks op nieuw geboren; zoo zullen wij
het weinige kwade, door een verborgen Albestuur
zoo vaak in goed verkeerd, ons ligtelijk getroosten.
En indien wij, in sommige schandschriften, die de
deugd honen, die de eer aanranden, verstand en hart
op den doolweg zoeken te brengen, de vruchten, niet
der edele pers,
maar van der menschen verdorvenheid
beweenen, wij kunnen daarbij onze blikken laten wei-
den over die van geestverlichtende, zielverheffende,
hartveredelende voortbrengselen van Oosters onwaar-
deerbare kunst, waaraan het in onzen leeftijd, even-
min als in vroegere eeuwen, ontbreekt, en ons oog
kan met welgevallen rusten op de in onzen tijd waar-
digo uitgaven, die Oosters uitvinding tot sieraad ver-
strekken.
-ocr page 58-
54
Laat ons dan den Gever aller goeds danken en den
blik ten hemel heffen voor de gunst, in Costers vond
ter nedergelegd, en blijven wij zegenen de nagedachte-
nis van Haarlems burger, den eenvoudigen man, maar
tevens het sieraad van alle kunsten, den uitvinder
Laurens Janszoon Coster.
Gelukkig het land, waar de vrije drukpers aan geen
banden van menschelijke willekeur is gelegd; waar de
wet geen gevoelens maar misdrijven beteugelt; waar
staatkundige of godsdienstige gewetensdwang gelijkelijk
balling zijn! Daar alleen zit waarheid en waarheid
alleen op den troon; daar alleen wordt godsdienst in
het hart gehuldigd en geëerbiedigd ; daar alleen woont
waarachtig volksgeluk. Getuigt dit, o Nederland! zoo
dikwijls de veilige schuilplaats der verdrukte onschuld ;
in andere landen ten bloede toe vervolgd, vond zij
hier bescherming, een herbergzame schoot, waarin zij
werd opgenomen en gekoesterd. Van hier uit mogt
zij hare gedachten door middel der pers aan anderen
mededeelen!
Gelukkig, driemaal gelukkig, dierbaar Vaderland!
waar de vrijheid van schrijven, van denken en spre-
ken door de grondwet is gewaarborgd! Gelukkig, dier-
baar Nederland ! aloude zetel van godsdienst en volks-
geluk, aloude zetel van burgerdeugd, van vrijheid in
spreken, denken en handelen! Gij alleen zijt waardig
de wieg en bakermat te zijn van den edelen uitvinder
der Boekdrukkunst Laukens Janszoon Coster !
-ocr page 59-
55
Mijne schets is geleverd, maar van hier gaan mag ik
niet, alvorens door mij de getuigenis is afgelegd
door een onzer dichters geuit, in de weinige regelen
die hier volgen zullen:
\'t Was geen vond van lager geest,
Tot hoe hoog de geest moog zweven;
\'t Is een adem Gods geweest,
Dat alom bezielend leven :
Menschlijk, wat van menschen koomt,
\'t Godlijke is uit God gestroomd.
\'t Is een zegen, hem ontweld,
Coster, dien gij uit mogt gieten;
Die, zoover hij sproeit en snelt,
Lauwren voor u op doet schieten;         :
Lauwren, waar geen traan op vloeit,
Maar de dank der volken gloeit.
Alle tongen, alle talen,
Wereldkooren, heemlenheer,
Zingt den God des lichts ter eer,
Die den glans deed nederdalen;
Al wat ademt, paart uw stem:
Dankt, aanbidt en huldigt Hüm !
D. A.
-ocr page 60-
-ocr page 61-
Bijlage I.
FEESTZANG.
-ocr page 62-
-ocr page 63-
»«»CC\'
Het is een Jubelfeest dat wij op heden vieren.
En \'t harte bleef bij ons niet voor dien feestdag koel;
Daarom is \'t, dat wij hem uit zuivre geestdrift sieren,
Want Oosters kunst en naam vereert men in «Ons Doel".
Men wil die kunst doen bloeijen,
Brengt daartoe alles bij,
Dat haar in kracht doet groeijen,
In \'s werelds maatschappij!
Maar vrienden, tot » Ons Doel" wil ik mij thans bepalen,
En wel hoofdzaaklijk tot \'t Bestuur,
Dat vljjtig werkzaam blijft om eens te zegepralen,
Daarvoor bezield met \'t edelst vuur!
Een stipje zijn wij maar, en naauwlijks op te merken
Voor hun, die wroeten in het goud,
En werklijk drukkers zijn, maar waarvoor andren werken,
Die men als slaven slechts beschouwt.
-ocr page 64-
ÜO
Aristocraat! ik noem u het verachtlykst wezen;
Gij wikt en weegt, en gij begunstigt en sluit uit.
Acht boven velen u, als waart ge een uitgelezen,
Ofschoon ge vaak niets meer dan eene nul beduidt.
Gij zyt een onkruid, dat in het maatschaplijk leven,
De zuivre liefde en trouw, de vriendschapsplant verstikt;
En dat moest uitgeroeid, de vlammen prijs gegeven,
Want waardig zyt gij \'t niet, dat iemand op u blikt.
Ga voort op uwen weg, wanneer \'t u kan behagen:
Maar zoo gij wederkeert, \'t bewustzyu dat u wacht
Zal ver van streelend zijn, een worm zal dan u knagen,
Terwijl men u waardeert, verheft, vereert en acht.
Wat eischt de Godsdienstleer van"het verheven Wezen?
Zij moet geen masker zijn, waarmee men zich maskeert;
Zij leert ons, wanneer wij Gods eigen woorden lezen,
Steeds al datgeen te doen, wat Hij van ons begeert,
Tc doen aan andren wat wij wenschen voor ons zclvcn;
Wees een Samaritaan, dan is uw handlcn goed,
Eerbiedig Hem daarbij die leeft op stargewelven,
Dan klopt het hart verheugd, bij een gerust gemoed.
Genoeg. — Tot u terug, die thans »Ons Doel" besturen;
Torscht \'t moeijelijkc dat ons drukt!
Blijft, wat ons tegenkant, met goeden moed verduren,
Opdat frij éénmaal bloemen plukt.
-ocr page 65-
01
Gij, Praesis! houdt nog lang voor ons het roer in handen;
Wat elders intrigeer, houdt stand, beschaam hun trots!
En blijf kaptein op \'t schip, dan zullen wij niet stranden,
Gij wederstaat het golfgeklots!
En zij, die als Bestuur, u verder hier omringen,
Zij blijven, waardig als zij zijn
En even trouw met u, naar de eerlaurieren dingen,
\'t Zij onze zon hier tane of schijn.
Ja, de Commissie moet alreeds u hartlijk danken,
Voor de energie die gij voor Coster hebt,
Gij wilt zijn naam niet hebben onder ijdle klanken,
Daar \'k weet dat gij genoegen schept,
Wanneer ge hoort: De lichtstraal die mogt gloren,
Ontkiemde eenmaal in Nederland!
De Boekdrukkunst uit Coster, daar geboren,
Is \'t baken tot aan \'t verste strand!
En nu tot u, op wien wij mogen roemen, —
Gij sijt het, Otten, waardig Eerclid!
Uw werk z\\j voor //Ons Doel" de fraaiste bloemen
Die het tot op dit oogenblik bezit.
De lijst, die gij //Ons Doel" ter eere, hebt geschonken,
Zij moog bestaan, veel langer dan gij leeft,
En is uw stoflijk deel in \'t graf ter neer gezonken,
Dat dan uw geest ons nog omzweeft!
-ocr page 66-
02
Tot u ook hier een woord, die ik begroet als Leden,
Ook u, Introducées! werkt met Bestuurdren meê!
Veracht met hun, die regt en menschlijkheid vertreden,
En kromt en bukt u nooit gedwee!
Gij weet het toch, er zijn bijzondere parvenuën;
Eertijds een slof misschien en thans een laars of schoen,
En door Eortuin nu, spreken die individuen,
Van schuim, van stand, van rang en van fatsoen. *)
Uun stand viert nu geen feest, maar wij, hoewel de mind\'ren,
Wij kregen wat en zijn er innig dankbaar voor,
En daarom doet \'t ons leed van die ondankbre kind\'ren,
Wijl men zijn pligt uit \'t oog verloor.
Dank u, Bestuur! daar gij door \'t pligtbetrachten,
Een lauwer voor uw toekomst won,
Waarom wij u met eerbied blijven achten,
Al zien we ook soms dat onze zon
Door invloed en er wolken voor te schuiven
Verduistren moet. — Eens keert het lot;
En zij, die nu als overwinnaars wuiven,
Hun wacht een zeedlijk moordschavot,
Hen brengt men naar geen kerkerkot
Die wezens — wanend zich een God!
**) Verschoon de wel cenigzints triviale uitdrukking, omdat men het helaas
zoo dikwerf bewaarhei.! ziet.
-ocr page 67-
03
Waarheen? — Illusies zwijg! — \'k Ben zelf, dat \'s kort en bondig,
Geen heilig boontje want, ik ben — ik ben ook zondig
En \'k steek er dus een speldje bij en hoop alsdat het u behaagt
Te helpen, — daar \'t een vriend u vraagt. —
\'k Vraag medewerking op dit feest,
Opdat \'t ter glorie is geweest
Als m\' eens in later dagen leest,
//Ons Doel" dat vierde Oosters feest.
Komt, viert dan feest, Bestuur en Leden!
Een elk beziele het idéé:
Onze aarde wordt door rust en vree
Eens voor den mensch een bloemrijk Eden,
Waar geene scherpe doornen zijn,
Waar alle distien zijn vertreden,
Daar God alleen wordt aangebeden,
Geen mensch meer knielt voor valschen schijn.
En de Commissie nu, — nog slechts één enkel woord:
Dank zij \'t Bestuur, Introducés en Leden
Zij smeekt, ga voort op \'t pad dat wij betreden,
Waak trouw, en als gij dieven hoort,
Zorg, dat wat gij eenvoudig hebt verkregen,
Maar voor het gansche menschdom was ten zegen,
Gij het behoedt; — den roover üer verjaagt,
Dit is \'t, wat de Commissie aan u vraagt.
-ocr page 68-
04
En hopend, nog tot nut met u te discoureeren
Eu mooglijk veel van u, ja zeer veel goeds te loeren,
Zoo dankt zij u, dat gij hier tot ons kwaamt,
En in ons werk genoegen naamt. —
Gij zijt ons lief! — Weest voor uw evenmenschen •
Wat gij voor U in alles zoude wenschen,
En neem hier van «Ons Doel" de nutte leering meê,
Verguis uw broeder nooit, en tracht naar rust en vree!
v: d. B.
-ocr page 69-
Bijlage J.
FEESTLIEDEREN.
5
-ocr page 70-
-ocr page 71-
TER HERINNERING
AAN HET
DER
0EKDRÜK-KUN8T.
Herdacht op do Jaarlijkschc Algemeene Vergadering der
Boekverkoopers-Veroeniging:
ONS I> O E L.
üi A8K3.
0 3
-a«-
Wijze: Henris Drinklied.
Niet op OOSTERS feest te zingen,
Daarop niet gedeclameerd,
Daarbij geen herinneringen,
Daarbij niet zjjn naam vereerd?
\'t Waar een blaam
En de Faam
Zou, als ondank \'t feit verachten
Tot de verste nageslachten,
Daar toch hier, op Neörlands grond
LAURENS OOSTERS wieg eens stond.
5*
-ocr page 72-
08
Bij de aloude stad aan \'t Sparen,
Toefde hij in Haarlems woud
Vóór vier honderd vijftig jaren;
Sneed in schors van Beukenhout
Daar een A,
Die weldra
Zich aan de aarde zou vertoonen,
OOSTERS vinding zou bekroonen,
En een licht zou doen ontstaan,
Dat hier nimmer zou vergaan.
Dat des Scheppers magt zou staven:
Dus — den dwazen sterveling
Zou vereedlen en beschaven,
Vormen tot volmaakter kring.
Godes gunst
Schiep die kunst.
COSTER! — gij waart uitverkoren
Om die lichttoorts te doen gloren,
Gij, gij moest een redder zijn
In de duistre rampwoestijn!
Is nog \'t zwarte niet geweken,
Dat aan God Zijn magt ontneemt;
Gaan wij nog door woeste streken,
Zijn wij nog van \'t schoon vervreemd
Dat den mensch
Naar de grens
Van zijn levensweg moet leiden?
Éénmaal zal ons \'t licht bereiden
Dat wij iedre boosheid zien,
En haar weerstand kunnen biön.
-ocr page 73-
Gil
Is \'t belanglooslieid, mijn Broeders!
Is het onverschilligheid,
Kroost diens grooten Albehoeders,
Dat gij niet voor COSTER pleit?
Wat ook woel\',
In » Ons Doel"
Zal geen koelheid hem verdringen;
Neen, wij zullen hem bezingen:
Wijl men voor den Gever knielt,
Met den reinsten dank bezield.
COSTER! eeuwen zullen sterven,
Maar de fakkel Uwer kunst
Zal nooit zijnen invloed derven,
Nooit dooft hem der dwazen gunst,
\'t Licht! — het schijn
En verdwijn
Nimmer weder van deze aarde;
Maar, — ontneme aan elk zijn waarde,
Die zich eene Godheid waant,
Maar gelijk een nacotlicht taant.
Wat ook vreemdelingen trachten,
De inboorling, hier bijstand biedt;
Hulp van ons kan hij niet wachten;
OOSTERS naam galmt in om lied.
In »Ons Doel"
Nimmer koel
Wordt die naam nooit prijs gegeven;
Tot aan \'t eindperk van ons leven,
Noemen wij — gelijk de Faam —
Steeds met eerbied COSTERS naam!
De Feestcommissie.
Amsterdam,
23 Julij 1873.
-ocr page 74-
l^fc^slö j u n j 18 ff
Wijze : Al is ons printje nog zoo klein.
Geleên vier honderd vijftig jaar, hoezee!
Kwam Costeb met het drukken klaar, hoezee!
De Hemel schonk nooit grooter gunst:
Dan Boekdrukkunst, der kunsten kunst.
Hoezee! hoezee! hoezee!
Het kind leest reeds van stam tot stam, hoezee!
Hoe Adam van den appel nam, hoezee!
De domste knecht en ook de meid
Weet dat Berlijn in Pruisen leit!
Hoezee! hoezee! hoezee!
De wetenschap kost schier geen duit, hoezee!
Sinds Costee vond de Drukkunst uit, hoezee!
Eenmaal nog spreekt \'t negotiewijf,
Ja, zeker nog een taal vier, vijf.
Hoezee! hoezee! hoezee!
In een paar dagen weet heel de aard, hoezee!
Hoe of toch prins Von Bismarck vaart, hoezee!
Of dat president Mac-Mahon
Het te Parijs niet houden kon?
Hoezee! hoezee! hoezee!
-ocr page 75-
71
Eén man drukt reeds op éénen dag, hoezee!
Wat men nooit van een schrijver zag, hoezee!
Al schreef hij vlijtig vijftig jaar;
Wel neen: de schrijver kwam niet klaar!
Hoezee! hoezee! hoezee !
De Boekdrukkunst, die Coster vond, hoezee!
In Haarlem, dus op Neêrlands grond, hoezee!
Geev haar beoefnaars ruim bestaan,
Opdat de persen zweeten gaan!
Hoezee! hoezee! hoezee!
Wijze : Iö vivat.
Juicht, vakgenooten! Neêrland, juich !
Verheft uw stem thans luid;
\'t Is vier en halve eeuw geleên,
Toen de eerste letter wierd gesneên;
En Laurens Coster was die held:
Hij vond de Drukkunst uit.
D. G. K. Jb.
-ocr page 76-
lm tot God. (bh.)
gen Vader, zyt
onzon levensweg,
op ons b\\j overleg,
moed en kracht, (bil)
üaajfop noodig /.ijn.
i jids nap j[az fl nooj 03
\'oBBjsaq f?ow opj«« do joiq ï«m.
.\'HM apaoS\'), ojp fl joj;
(\'«{) \'pjoom naa na ua
En
Bestuur
Bluft werkz
Bluft steunp
En
Voor \'t
u tot slot: (bis.)
(ïoudt U aan plicht,
uu met een rein gevoel,
aren van Ons Boel,
rijd altijd {hts.)
;en gg hebt gesticht.
-ocr page 77-
lm tot God. (bh.)
gen Vader, zyt
onzon levensweg,
op ons b\\j overleg,
moed en kracht, (bil)
üaajfop noodig /.ijn.
i jids nap j[az fl nooj 03
\'oBBjsaq f?ow opj«« do joiq ï«m.
.\'HM apaoS\'), ojp fl joj;
(\'«{) \'pjoom naa na ua
En
Bestuur
Bluft werkz
Bluft steunp
En
Voor \'t
u tot slot: (bis.)
(ïoudt U aan plicht,
uu met een rein gevoel,
aren van Ons Boel,
rijd altijd {hts.)
;en gg hebt gesticht.
-ocr page 78-
si angina ai^i9
AVijze : Etn leerschool is iel menschelijk leven.
Aan GOSTER nog een lied te wijden,
Dit achten wij uit rein gevoel
Cm iedren vijand te bestrijden,
De taak en roeping van Ons Doel.
Zijn naam elk in herinring brengen,
Bij \'t vieren van dit jubelfeest,
En hem daarbij een dronk te plengen,
Waarin men dankerkentnis leest.
Vier honderd vijftig jaar geleden,
Ontkiemde een licht door zijne hand,
Dat leiden moest tot deugd en zeden,
En ter beoefning van \'t verstand;
\'t Werd als een weldaad ons gezonden,
Het zou aan \'t gansche wereldrond
Eenmaal Gods zuivre leer verkonden,
Zoo die van eeuwen hér bestond!
Zijn beeldtenis werd uitgehouwen,
Die nog in Haarlems veste prijkt,
En dus op grond ons doet vertrouwen,
Dat daaruit Zijne vinding blijkt,
\'t Is \'t standbeeld, dat wij hier versieren,
\'t Herinnert ons aan d\' ouden tijd;
En \'t hoofd omkransd met eerlaurieren,
Zij raken nooit hun luister kwijt.
-ocr page 79-
75
Laat Griekenland zijn wijzen noemen,
Zing Latium uw Flaccus lof;
Wij blijven COSTERS vinding roemen,
Die ons bezielt met danken-stof;
Zij is de bron die heil zal geven,
Zoo \'t menschdoni naar vereedling tracht
En waardoor eens ons na dit leven,
Een leven in meer reinheid wacht!
Hoe dwaas! na eeuwen te probeeren,
Dien roem te rooven van deez grond,
En COSTERS naam alzoo te onteeren,
Die daarvoor lang geboekstaafd stond,
\'t Beeld spreekt, — in steen ons uitgehouwen,
Dat nog in Haarlems veste prijkt,
En dus op grond ons doet vertrouwen,
Dat daaruit Zjjne vinding blijkt!
De Feestcommissie.
-ocr page 80-
„Ons Doel", 23 Jutij 1873.
SLOTZAiNGK
Wijze : Wien Neêrlandsch bloed enz.
Stelt thans tot slot den juichtoon in
Met een verrukten geest;
Dan sluiten wij, vereend van zin,
Dit plegtig COSTERS-FEEST;
Dat het altijd een waarborg zij
Der meening van deez kring;
Dan zingen en dan juichen wij
Steeds in vereeniging. (bis.)
Ja, waarde leden van ONS DOEL!
Het feest door ons gevierd,
Verbindt ons; zij geen onzer koel,
Dat Eendragt ons steeds siert.
Dat ons die Eendragt heilig zij,
En onze vriendschap voed!
Dan zingen en dan juichen wij
Ook bij den afscheidsgroet, (éit.)
Die Afscheidsgroet zij ons altijd,
Herinring aan dit feest,
Dat aller harten heeft verblijd
Met opgeruirnden geest;
Dat ieder steeds zijn waarde voel,
Als lid van dezen kring!
En medewerke tot ONS DOEL!
\'t Doel der Vereeniging. (bis.)
De Feestcommissie.
-ocr page 81-
AANTEBKEKINGEK
-ocr page 82-
-ocr page 83-
Wij achten het niet ondienstig, ook deze aanteekeningen te
laten volgen en daardoor het houden van ons feest te regtvaar-
digen, ten einde zooveel mogelijk aan te toonen, dat de uitvinding
der Boekdrukkunst op onzen grond — in overtuigenden geest —
geboren is. Eene dwaasheid zou men het kunnen noemen, wanneer
alle aanwezige bescheiden ons niet hadden versterkt in dat gevoelen,
waardoor de uitvinding door Coster als feit is geconstateerd. Wij
voor ons meenen het eene onomstootelijke waarheid.
Zooals de oude oorkonden ons mededeelen, werd Laurens Jansz.
Coster omstreeks het jaar 1370, uit eene aanzienlijke burgerklasse
te Haarlem, geboren; hij bekleedde meermalen de ambten van
thesaurier, schepen en vroedschap. Het jaartal zijner geboorte
wordt door vreemde naburen meest verschillend, doch niet grondig
bewezen, opgegeven; doch zoo men in aanmerking neemt, dat zij
Coster\'s toevallige ontdekking trachten te loochenen, dan dienen
wel zulke argumenten aangevoerd te worden, om het spoor bijster
te maken, of ten minste twijfel te doen ontstaan.
Moeijelijk is het te bewijzen en aan te toonen, dat Coster zich
producten uit den vreemde zou hebben toegeëigend en dat hij daar
werkzaam zou zijn geweest; nog moeijelijker, dat hij die door
hun zou hebben verkregen, welke bij Güttenberg of anderen werk-
zaam geweest zijnde, later naar elders waren vertrokken.
Het eenvoudige, het in vele opzigten gebrekkige, waarin Coster\'s
nuttige, toevallige ontdekking, jaren bleef, vooral door vele tus-
schenkomende omstandigheden, nemen alle vermoedens weg, als
zou die uitvinding door ons aan anderen zijn ontnomen.
-ocr page 84-
80
Coster was in 1423 drie-en-vijftig jaren oud, hetgeen ook zeer
goed uitkomt:, als hebbende hij toen jonge kleinkinderen. Van dat
jaar dagteekent dan ook zijne vinding, waarvan in 1823 op pleg-
tige wijze het Vierde eeuwfeest werd gevierd en later in 1856
een nieuw metaal standbeeld ter zijner eere, te Haarlem werd
onthuld, waardoor zijnen naam voor het nageslacht onsterfelijk is
gemaakt.
Op beide tijden was er eene algemeene tentoonstelling van voort-
brengselen der pers, aan die feestvieringen verbonden, op welke
men alle eerstelingen der boekdrukkunst, die voor den vernielenden
tand des tijds waren gespaard gebleven, zag bijeengebragt.
Wij willen nog even een terugblik slaan op Coster en betrok-
ken personen, en zullen daarna eene korte omschrijving geven
van het belangrijkste, door Coster gedrukt; wij achten dit ver-
pligtend, ten einde de waarheid zijner vinding nog meer te staven.
Het bleek, dat met de houten letters de vinding onvolmaakt
was en men er weinig mede kon uitrigten; doch steeds zoekende,
bragt hij verbetering in letters en inkt.
Om het ongerief eenigzins te verhelpen en stevigheid aan zijne
letters te verleenen, beproefde hij geheele vormen uit hout te
snijden en deed dat op de wijze der kaartdrukkers, vergezeld van
min of meer uitgebreide bijschriften, zooals: de openbaring van,
Jolmnnes, de Bijbel der armen, de Kunst van sterven, het Hooglied
Salomons,
enz.
Daar er telkens voor andere boeken, andere vormen moesten
gemaakt worden en daarvoor veel tijd werd gevorderd, zocht hij
daarin verbetering te brengen en na vele ijverige pogingen, goot
hij eindelyk letters van metaal, welke tot woorden bij elkander
konden gevoegd worden; hij drukte daarmede, behalve een aantal
schoolboekjes, de Bonaten, de Disticha van Cato, enz. en een ander
uitgebreider werk: Spieghel onzer behoudenisse; dit laatste twee-
malen in het Ncdcrduitsch en tweemalen in het Latijn. Waar-
schijnlijk hebben meerdere producten van zijne pers bestaan, doch
die vermist zijn geraakt, tijdens de rampen welke de stad Haarlem
-ocr page 85-
81
hebben geteisterd, als: Hocksclic en Kabcljauschc twisten; oproer
van het kaas- en broodvolk, in 1492; en de belegering en inname
dier stad door de Spanjaarden, in 1572.
Dat door uitbreiding zijner zaken hulp noodig was, lijdt geene
tegenspraak en hij moest zich dan ook zelfs van vreemden be-
dienen, die zoodoende tevens de hulpmiddelen der kunst konden
leeren. Hoewel hun zelfs bij eede stilzwijgendheid was opgelegd,
kon dit Coster evenwel niet vrijwaren, om toch misleid te worden.
Hiervan zegt ons de geschiedenis, dat in den kersnacht van het
jaar 1439, een persoon zich van den voornaamsten voorraad van
matrijzen, letters, stempels, enz. meester maakte en daarmede
naar Mentz vertrok. Daar maakte hij er zijn broeder, Johannes
Guttenberg, mede bekend; daarbij kwam Johannes Paust, door
wiens hulp en ondersteuning eene drukkerij werd opgerigt, alwaar
omstreeks het jaar 1453, een bijbel in de latijnsche taal, werd
gedrukt en uitgegeven.
Paust ging kort daarna van hun af en associeerde zich met
Petrus Schoeffer, een schrander jongeling, door wien de vinding
aanmerkelijk werd verbeterd en waarvan bewijs werd geleverd,
toen in 1457 een Psalmboek, door hun gedrukt, in het licht ver-
scheen, hetwelk nog heden ten dage de bewondering van een elk
tot zich trekt.
Na de belegering en inname der stad Mentz, in 1462, begaven
zich de knechts dier drukkerij naar elders en werd de Boekdruk-
kunst alom verspreid.
Coster stierf in het jaar 1439, in den ouderdom van bijna 70
jaren. Bij zijn dood was de tweede druk van de Nederduitsche
en Latijnsche Spieghel der behoudenisse afgedrukt, doch nog niet
in het licht verschenen.
Waarschijnlijk zijn bij den diefstal ook eenige afgedrukte bladen
van genoemd werk, meegenomen of vernietigd, daar zij ontbraken
en dus het werk niet compleet was. Evenwel besloten zijne erfge-
namen tot het bijdrukken der ontbrekende bladen, en namen daar-
voor de nog op de drukkerij voorhanden zijnde houtsncêvormen,
benevens cene oude afgesleten lettersoort, waarvan men zich, bij
-ocr page 86-
82
gebrek aan iets anders, wel moest bedienen. Het is dan ook aan
al de overgebleven exemplaren van die tweede uitgave duidelijk
aan de ingclaschte bladen te zien.
Ligt dus hierin niet het bewijs van ontvreemding? Men behoefde
toch niet uit aardigheid het werk te verminken, daar toen geen
reden kon bestaan, om Guttenberg als dief te brandmerken.
Toen kon men toch in de verste verte niet denken, dat Guttenberg
later de kroon der uitvinding aan Coster zou betwisten!
Het is voor ons een stempel, die voor echtheid getuigt, en wij
achten ons daarmede bevredigd, hoe anderen ook knagen aan den
roem van onzen landgenoot, aan de eer van ons Nederland! Met
graagte erkennen wij, dat te Mcntz door kennis en rijker hulp-
middelen, de Boekdrukkunst spoediger tot volmaking kwam dan
hier te lande; zij trok daarom ook meer aandacht en verwierf
betere gunsten dan ten onzent. Wij brengen dus welgemeende
hulde en dank, zonder aanzien des persoons, aan allen die hebben
medegewerkt tot veredeling en volmaking dier kunst. De meeste
uitvindingen toch worden later gezuiverd van de gebreken en
leemten, die de ondervinding ons gebiedt te verbeteren. Ook dit
was het deel der Boekdrukkunst, welke nu tot eene hoogte is
geklommen, die Coster en Guttenberg, zoo zy het konden aan-
schouwen, zou doen duizelen.
Ten slotte zij nog gezegd, dat op de drukkerij van Coster, na
diens dood werd voortgezet, nieuwe letters gegoten en nog eenige
boekjes werden uitgegeven. De vooruitgang, door meer krachten,
die men van elders vernam, deed hun echter in 1470, de werk-
zaamheden staken j de nog aanwezige letters werden tot wijnkannen
versmolten, die tot den tijd der Spaansche beroerten, in Haarlem
aanwezig waren. De houten drukvormen zijn aan drukkers in onze
Noordelijke provinciön, overgedaan; onder die, de Spieghel der l/e-
howknisse,
aan Jan Veldenaar, te Utrecht en te Kuilenburg van
1480 lot 1483; en die van de Kunst van sterven en de Bijbel der
armen,
kwamen in het bezit van Pieter van Os, te Zwolle, in 148\'.
Nu rest nog de beschrijving te geven der boeken, welke met
houtsncêvormcn of met losse gegoten letters, gedrukt zijn.
-ocr page 87-
83
No. 1. DE OPENBARING VAN JOHANNES.
Bestaande uit 48 prenten, met onderwerpen uit //de Openbaring
van Johannes". De bijschriften ter opheldering, zijn allen in de
Latijnsche taal. Onder de oudste voortbrengselen van soortgelijken
aaid, neemt dit boek door zijne eenvoudige bewerking, een eerste
plaats in. Dit exemplaar is volledig en behoort aan de stad Haarlem.
No. 2. BIJBEL DER ABMEN.
Bevattende 40 prenten, voorstellende tafereelen uit het oude en
nieuwe Testament, met uitvoerige bijschriften. De bewerking, zoo
der figuren als der letters, toont eenige vordering in de kunst. Dit
exemplaar behoort aan Jhr. W. Rendorp, te Amsterdam.
No 3. DE KUNST VAN STERVEN.
Bevattende 11 prenten en 13 bladen lettcrdruk, waarvan de
voorrede 2 bladen beslaat, de overigen strekken ter uitlegging van
de figuren, allen zinspelende op de aantijgingen des Satans, op
een kranke. De betere uitvoering der prenten, de bijvoeging van
eene geheele bladzijde lettcrdruk, toont meer bedrevenheid aan.
Een exemplaar bezit de stad Haarlem; ook heeft Jhr. W. Ren-
dorp, te Amsterdam, een afzonderlijk blad in plano.
No. 4. HOOGLIED SAL0M0NS.
Bevattende 16 bladen, elk van twee onder elkander staande
prenten, voorstellingen uit het //Hooglied". Teckening en gravure
duiden vordering aan in de kunst. Boven de eerste prent staat,
op éénen regel: Dit is de voorzienigheid van Maria de moeder Gods,
en is geheeten in het latijn: Caniiee.
De Hollandschc woorden en
Hollandsche wapens, welke in sommige prenten voorkomen, wijzen
duidelijk het vaderland van dit boek aan. Een exemplaar is in het
bezit van Jhr. W. Rendorp, te Amsterdam; de stad Haarlem bc-
zit een exemplaar, waaraan 0 prenten ontbreken.
No. 5. HOUTEN DRUKVORM VAN EEN IATIJNSCH
GEBEDENBOEKJE.
Men kan uit denzelvcn de wijze van graveren van letters, in
-ocr page 88-
84
houten vormen, ontwaren. Deze drukvorm bezit de Heer Jacobus
Koning, te Amsterdam.
No. 6. VIER STUKS HOUTSNEÊ-PEENTJES.
Drie daarvan zijn met Nederduitsche om- of bijschriften. Deze
zijn vervaardigd in de vijftiende eeuw, en zijn het eigendom van
laatstgenoemden Heer.
No. 7. ABECE DARIUM.
Dit eerwaardig overblijfsel uit de eerste kindschheid der Druk-
kunst, gedrukt met losse gegoten letters, beslaat slechts 8 blad-
zijden, in zeer klein formaat. De Heer Johannes Enschedé, te
Haarlem, vond in 1751 dit exemplaar in den band van een ge-
schreven gebedenboekje. Het bevat, behalve de letters van het
Alfabet, het Ave Maria, het Pater Noster, het Symbolum der
Apostelen, nog twee andere gebeden. —- Waarschijnlijk is dit een
der stukjes welke Coster, volgens Junius, voor zijne kleinkinderen
vervaardigde. Het exemplaar berust in de rijke bibliotheek van
de Heeren Enschedé, te Haarlem.
No 8. DONATÜS.
Het ontdekken van onderscheidene stukken of fragmenten van
dit taalkundig schoolboekje, voorheen in Nederland in algemeen
gebruik, en waarvan tot heden geen volledig exemplaar is ontdekt,
is voor de geschiedenis der Boekdrukkunst van zeer veel belang.
Eene kronijk, ten jare 1499 te Keulen uitgegeven, verhaalde: dat
de Donaten, in Holland gedrukt, aan die van Mentz aanleiding
tot het uitvinden, of wel verbeteren en volmaken der kunst had-
den gegeven, en hen tot voorbeeld hadden gestrekt. Seriverius, bij
wiens leven nog geen blad van den Donatus was ontdekt, rekende
de zaak van Haarlem zoo volkomen voldongen, wanneer het ge-
tuigenis van Ulricli Zeil in genoemde kronijk, door het vinden van
ecnig overblijfsel van het genoemde boekje, bevestigd werd, dat
liij daarvan zong:
Zoo ik het wist te vinden
\'k Ontzag de rei ze niet, naar \'t uiterste der Inden;
\'k Verdroeg lydzamp.lijk, het heetste van de zon.
Zoo ik Donate\'s boek, tot mijnen wil, daar vond.
-ocr page 89-
85
Alle nasporingcn, hoe zorgvuldig en ijverig ook bewerkstelligd,
bleven langen tijd vruchteloos; eindelijk ontdekte de lieer Enschedé
in 1740 een fragment daarvan, hetwelk hij aan de stad Haarlem
vereerde. Na dien tijd werden nog vele fragmenten van dit boekje
gevonden. Het bleek toen, dat ze allen gedrukt waren met losse
gegoten letters, en dus zeer geschikt waren, om aan die van Mentz
tot voorbeeld te dienen en dat alzoo het getuigenis, in de zoo
even aangehaalde Keulsche Kronijk, op waarheid was gegrond en
alzoo de aanspraak van Nederland, op de eer der uitvinding van
de Boekdrukkunst, reeds in 1499 door een Duitscher, een kwce-
keling van de Mentz\'sche drukkerij, was erkend.
Zeven verschillende fragmenten van dezen «Donatus", zoo aan
de stad Haarlem als aan de Heeren Enschedé behoorende, zijn
ons bekend, onder welke een van 4 bladzijden, dienende tot schut-
bladen van een renteboekje van kerkmecsleren van de Groote
Kerk, van den jare 1474, ingenaaid blijkens eene daarin voorko-
mende aanteekening, door Cornelis den Boekbinder.
No. 9. ACHT STR00KEN VAN DEN DONATUS.
Deze zijn gevonden in den band van een kerkenboek, gebonden
door Cornelis den Boekbinder.
No. 10. SPIEGHEL ONZER BEHOUDENIS. Eerste druk.
Onder al de eerste voortbrengselen der Boekdrukkunst, is dit
boek bij landgenoot en vreemdeling, het meest vermaard. Door
den betwister toch wordt het erkend, als tot Coster\'s drukwerk te
behooren. Het is het eerste volledige of uitgebreidste, met losse
letters gedrukte boek, dat van zijne pers in het licht kwam.
Het bevat (52 aan éénc zijde bedrukte bladen, waarvan de vier
eersten, voorrede en inhoud der kapittelen uitmaken, terwijl op de
overige 58 bladen twee figuren, in één en denzelfdcn vorm gesneden,
en de voornaamste geschiedenissen uit gewijde en ongewijde schrij •
vers voorstellende, gevonden worden; daaronder is de uitlegging
in twee kolommen, met losse gegoten letters gedrukt.
Deze uitgave, waarvan een exemplaar op het stadhuis, en een
in de stads-bibliotheek te Haarlem, berust, is van cenc onschat-
bare waarde.
-ocr page 90-
86
No. 11. HETZELFDE WERK. Tweede druk.
Met ccno nieuwe en aanmerkelijk verbeterde letter gedrukt. De
verdeeling en inrigting zijn even als de eerste druk. Het fraaiste
en volledigste van al de bekende exemplaren, behoort tot de boek-
vcrzameling van de Heeren Enschedé, te Haarlem.
No. 12. HETZELFDE WERK, in het Latijn. Eerste druk.
De voorrede beslaat 5 bladzijden, en alzoo een meer dan de
Hollandsche. De letter is even als die van den tweeden druk der
Nederduitsche. Het exemplaar is eigendom van de stad Haarlem.
No. 13. HETZELFDE WERK. Tweede druk.
De verdeeling is gelijk aan het voorgaande. Het exemplaar is
behoorende aan Jhr. W. Rendorp.
Aan al de voorhanden zijnde exemplaren van No. 11 en 13 is
het merkbaar, dat bij den drukker, tijdens de vervaardiging der
boeken, diefstal heeft plaats gehad, om reden ook van beide wer-
ken afgedrukte bladen zijn zoek geraakt.
Wij eindigen met eenige regelen van den onstcrfclijkcn dichter
TOLLENS:
\'t Was geen vond van lager geest,
Tot hoe hoog de geest moog\' zweven;
\'t Is een adem Gods geweest,
Dat alom bezielend leven:
Mensohlijk, wat van menschen koomt,
\'t Goddelijke is uit God gestroomd.
-ocr page 91-
87
\'t Is een straal, uit hem gevallen,
Haarlem, die gewijde vonk, ;
Die den luister aan uw wallen
En liet licht der wereld schonk:
Die uw stedekroon doet prijken
Boven kracht van koningrijken.
\'t Is een zegen, hem ontweld,
Coster, dien gij uit mogt gieten;
Die, zoo ver hij sproeit en snelt,
Lauwren voor u op doet schieten;
Lauwrcn, waar geen traan op vloeit,
Maar de dank der volken gloeit.
-ocr page 92-
\'
aijli:
ï£ \';gj, »%;4i
m
.. *±j£s&-a£*ö^
♦ \'*• * *
4» t /#/
* * 3 *
m
$!0M$<;
:f$ï ftiw/# W-\'-::-!$/i IÊ/- !: \'-ï; -0fi:--!l^ii
m-mm
:
Ë
/«//;
..
xxxx
ml
:
;
\':#.^
.
^^««^«a^ia^w^xx^xxK^Ki
$8?
GidtuVl Vt\'j
i
•M,:
/\'^ i^iri^i-\'i^i
; j:::|j DE KOKVKIt-KlIÜUKR-BAKEM
••***: \';
"#
/$.;•\'#//\'#/:
Üf S II
iJW:-:0i,\' •.#/: i/sjfï0
\'« \' . , \'«/,/
.....Hü........\'":
\'ÊÊ
"
$£ JÉf
1
• -
M
..... ..... ..... • ,
,\'VVV,\'v\'/ ,-VVV