-ocr page 1-
MW JC&85
BFL1869.I.31.
-ocr page 2-
UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT
A06000033257944B
3325 7944
-ocr page 3-
(Jhr.ll^llll
/
-ocr page 4-
-ocr page 5-
\\
LEVENSS&UETS
VAN\'
Jhr. Mr. A. G. A. BIDDER VAN MPPABD,
DO OU                                      É
Mr. B. J. L. DE GEER.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
Onze hoogeschool verloor op den 1 April 1869 een
belangstellend en ijverig verzorger, die eenmaal haar
kweekeling, voortdurend aan de instelling gehecht
bleef waar hij zijne vorming had ontvangen, en later
geroepen hare belangen voor te staan, die taak met
naauwgezetheid en lust heeft vervuld.
Jhr. Mr. A. G. A. Ridder van rappard werd te
Utrecht geboren, den 5 Mei 1799, waar zijn vader,
de laatste Proost van het kapittel van St. Marie, zich
gevestigd had en onder de meest geachte en aanzien-
lijke ingezetenen behoorde. Van jongs af tot de be-
oefening der wetenschappen bestemd, genoot hij eene
zorgvuldige opvoeding, en kwam reeds vroeg op het
gymnasium, om daar door de beoefening der oude talen
zich tot de hoogeschool voor te bereiden. Door
aanleg en ijver toonde hij spoedig wat men van
hem te wachten had, en kwam op de hoogeschool op
een leeftijd, waarop velen nog pas hunne voorbereiding
hebben aangevangen. Naauwelijks echter had hij zijne
-ocr page 8-
•i
studiën begonnen, of de terugkomst van napoleon
uit Elba, riep hem met zooveel anderen in edelen
geestdrift voor het herboren vaderland, onder de
wapenen. Hij sloot zich aan de Utrechtsche studenten
aan, die zich ter verdediging des lands hadden aan-
geboden. Weldra kon hij zich weder ongestoord op
zijne oefeningen toeleggen, toen het gevaar door de
overwinning in Waterlo\'s velden was geweken. Toen
wijdde hij zich met vernieuwden ijver aan de beoefening
van geschiedenis en letterkunde, van regtsgeleerdheid
en staatswetenschappen. In 4824 gepromoveerd, begaf
hij zich naar \'s Gravenhage, waar zijn oudere broeder,
aan wien hij zeer gehecht was en bleef, reeds eene
betrekking bij het departement van oorlog bekleedde.
Sints dien tijd woonden de beide broeders, met uit-
zondering eener korte tusschenpoos, voortdurend te
zamen, en terwijl de oudere broeder, toen reeds ge-
huwd, zijn huisgezin zag uitbreiden en vermeerderen,
zijne echtgenoote zag sterven, zijne zonen en dochteren
het ouderlijk huis zag verlaten om zich te vestigen,
bleef de jongere broeder met hem deel en in huisse-
lijke vreugde en huisselijk lijden, en de ouderdom
vond hen beiden nog als in hun jeugd te zamen;
het was alsof de dood zelf den band niet kon breken
die beiden aan elkander verbond, want de jongere
broeder heeft zich nooit van de smart over het verlies
des ouderen hersteld. Zelf ongehuwd, genoot van
Rappahd onder alle zijne moeijelijke en drukke bezig-
heden in des broeders huis al het genoegen van een
-ocr page 9-
ü
liuisselijk verkeer en van een gezelligen omgang, dat
hij vaak door zijne schrandere opmerkingen ^of zijnen
luimigen scherts, wist te verhoogen.
Kort na, zijne vestiging te \'s Hage werd hij commies
bij de administratie van het onderwijs, en begon zoo
zijn loopbaan bij het onderwijs, bij hetwelk hij dien ook
zou eindigen. Toen nu in 1828 eene staatscommissie
werd ingesteld, om het hooger onderwijs op nieuw
te regelen, werd hij tot secretaris dier commissie
benoemd, en van de uitgebreide werkzaamheid enden
moeyelijken taak, die hem daardoor was opgedragen,
heeft h\'y\' zich uitnemend gekweten. Het was toch niet
gemakkelijk de zoo uiteenloopende meeningen en wen-
schen te vereenigen, de talrijke verschillende nota\'s
en rapporten te bewerken, en het eindverslag op te
stellen, dat de slotsom van de beraadslagingen moest
bevatten. Dit eindrapport, door van rappard opge-
steld, en den 15 Jun\'y\' 1828 den Koning aangeboden,
is door de verwerping der wet van 11 Nov. 18-28
en de kort daarop gevolgde omwenteling buiten
gevolg gebleven, maar de stukken dier commissie
blijven altijd voor de kennis van dien tijd en van de
toen gekoesterde , wenschen en tegen de bestaande
regeling geopperde bezwaren, vooral in de toenmalige
zuidelijke Provintiën, belangrijk. Onder hen, die
de oprigting van het collegium Philosophicum te
Leuven, en de door den Koning en zijne raadslieden
gevolgde gedragslijn goedkeurden, behoorde met de
meeste Noord Nederlandsche staatslieden, ook van
-ocr page 10-
f)
rappard. Men miskende de kracht van den weder-
stand, die van verschillende zijden de regering onder-
vond, en hoopte eigen overtuiging der wederpartij te
kunnen opleggen, trouwens men meende ter goeder
trouw, dat langs dien weg het wezenlijk geluk van het
jeugdige koningrijk, en de band, die de verschillende
gedeelten vereenigen moest, het best bevestigd zouden
worden. Anders was de uitkomst, en weldra brak
een strijd uit, die voor beide gedeelten des rijks de
treurigste gevolgen had, en bewees dat men zich
misrekend had en te weinig de godsdienstige en na-
tionale overtuigingen had geëerbiedigd, te veel op de
kracht van het landsvaderlijk bestuur had gebouwd.
"Wie zich nog het jaar 1830 herinnert, spreekt ons
van den geestdrift, die toen allen bezielde in het aan
den Koning getrouw gebleven Nederland, en zoo velen
naar de wapenen deed grijpen om den vaderlandschen
grond te verdedigen. Bij de Haagsche schutterij hadt
gij toen ook van rappard als sergeant titulair kun-
nen vinden, die in den tiendaagschen veldtogt, terwijl
het leger voor Leuven lag, tot auditeur-militair bij
den krijgsraad der eerste divisie werd benoemd. Na
zijne terugkomst te \'sGravenhage in het volgend jaar
4831, tot referendaris bij het departement van bin-
nenlandsche zaken aangesteld en aan het hoofd der
afdeeling onderwijs, kunsten en wetenschappen ge-
plaatst, wist hij het vertrouwen en de achting van
allen te winnen, die met hem in aanraking kwamen,
dooi voorkomende minzaamheid en hulpvaardigheid,
-ocr page 11-
7
en deed wat in dien tijd mogelijk was tot bevorde-
ring der hem opgedragen belangen. Op nieuw werd
hij dan ook weder met het secretariaat belast der bij
besluit van 45 Junij 4836 benoemde staats-commissie
voor het hooger onderwijs, die de waarlijk niet aan-
gename taak had, om te onderzoeken, hoe het best op
dit onderwijs zou kunnen bezuinigd worden. De be-
sluiten van 43 October 4836, waarbij de uitschrijving
der prijsvragen, de uitgaaf der annalen en de subsi-
dien werden ingekort, waren de vrucht dier commissie,
en van rappard heeft zeker zelf met velen de nood-
zakelijkheid dier maatregelen betreurd. Hoezeer hij
echter meer en meer het vertrouwen des Konings won,
bewees zijne in 4838 gevolgde aanstelling tot Griffier
der staats-secretarie, en in 4 839 tot secretaris van den
raad der Ministers voor de uitvoering van het tractaat
met België, en de in de grondwet te maken wijzigingen >
op dit oogenblik voorzeker hoogst gewigtige en moeijelijke
betrekkingen, waarbij evenveel vlugheid en schrander
beleid als kennis van zaken en voorzigtige kieschheid
gevorderd werd. Het gold de beëindiging van een
toestand van volharding, wiens noodlottige gevolgen
men meer en meer erkende, maar niet kon ontwijken,
hoogstens moest trachten te leenigen en te matigen,
om tot een beteren toestand te geraken.
Intusschen deed de Koning op den 7 October 4840
afstand van de regering, en willem ii, de edele en
ridderlijke vorst, volgde hem op. Ook hij gaf weldra
het bewijs van het vertrouwen en de vriendschap,
-ocr page 12-
8
die hij voor van rappard koesterde, door hem met
1 Januarij 1841 tot Directeur van het kabinet des
Konings en secretaris van den raad der Ministers te
benoemen. Hierdoor was hij gedurig met den persoon
des Konings in aanraking en nam aan alle staatszaken
een werkzaam aandeel, terwijl h\'y\' door beleid, ijver,
schranderheid een naauwgezetheid de achting van
ieder verkreeg, die met hem te spreken of te handelen
had, al was het soms geen ligte taak, bij de zeer
uiteenloopende belangen die hem waren toevertrouwd
en de zeer verschillende personen met wie h\'y te han-
delen had, altijd den juisten weg te vinden en den
geschiktsten toon te treffen.
Zijn helder verstand, zijne natuurijke schranderheid,
zijn kennis van menschen en zaken, zijn scherpe en
juiste blik kwamen hem hierbij voortreffelijk te stade,
en het was eene welverdiende hulde, toen hij in 1&46
tot staatsraad in buitengewonen dienst bevorderd werd.
Na den dood van Koning willem ii behield van
rappard hetzelfde vertrouwen bij zijn opvolger
willem m, toen deze den 21 Maart 1849 de regering
had aanvaard. Door dezen werd h\'y\' met het begin van
1854 tot Minister der Hervormde en andere eerediensten,
behalve de Roomsch-Catholieke, benoemd. Zoo nam hij
in het ministerie van hall, van reenen, pahud,
donker-curtius plaats, hetwelk in 1853 aan het Mi-
nisterie thorbecke was opgevolgd. B\'y de regeling
der nalatenschap van Koning willem ii werd hij
mede geraadpleegd, bewees vele gewigtige diensten en
-ocr page 13-
9
trad als vertegenwoordiger der hooge erfgenamen op
bij de acten van overdragt van het kroondomein, (Besluit
van 4 Januarij 1857 Staatsbl. n°. 1.) Toen reeds was
hij tijdelijk belast met het beheer der binnenlandsche
zaken, nadat de Heer simons uit het ministerie van
der rrugghen getreden was, en met 19 Januarij
1857 aanvaardde van rappard de leiding van dat
departement, die hij tot 12 Maart 1858 voerde, tot
hij bij het aftreden van dat Ministerie zijne plaats
voor van tets moest ruimen, en met de benoeming
tot Minister van Staat in het rustige, ambtelooze leven
terugkeerde, nadat hij meer dan het vierde eener eeuw
in dienst van den Staat, en langen tijd in de hoogste
en belangrijkste betrekkingen had doorgebragt, en het
vaderland had gediend in moeijelijke omstandigheden,
bij zeer verschillende gelegenheden. De benoeming
tot President-Curator der Utrechtsche hoogescliool, in
de plaats van den overleden van ewijck , noopte van
rappard om zich toen met zijn broeder te Utrecht te
vestigen, aan welke stad trouwens niet alleen herin-
neringen van vroeger de broeders verbonden, maar
waar ook beiden geliefde betrekkingen gevestigd vonden.
Daar wijdde van rappard zich geheel aan de be-
langen der hoogeschool, en wie ooit in haar belang
tot hem kwam, kon overtuigd zijn een open oog en
eene levendige belangstelling bij hem te vinden, voor
alles wat haar bloei bevorderen en vermeerderen kon.
Hij beschouwde het als een heilige pligt alles ten
haren behoeve te doen wat hij vermogt, en de liefde
-ocr page 14-
10
voor de instelling, waarbij hij als jongeling zijne vorming
had ontvangen, deed hem voortdurend naauwlettend
toezien en levendig belangstellen in alles wat bij haar
voorviel, en in allen die tot haar in betrekking ston-
den. Hij achtte de wetenschap hoog en bevorderde
daarom gaarn en volijverig alles wat hare beoefening
kon bevorderen, en al heeft hij zelf in zijn werkzaam
en bedrijvig leven, weinig gelegenheid gevonden om
als schrijver op te treden, de door hem nagelaten
bibliotheek getuigt er van, hoe hij staatsregt en
staatswetenschappen, letterkunde en kunst bleef be-
oefenen , ook onder al de beslommeringen der openbare
betrekkingen. Wie in de laatste, rustige jaren zijns
levens hem van naderbij heeft gekend, weet hoe hij
toen met nieuwen lust en ijver die beoefening weder
ter hand nam, met een open oog en onbevangen zin
kennis nemende van alles wat op dit gebied opmer-
kenswaardig verscheen. De dood zijns broeders was
een zware slag voor den eenzaam overblijvende, zijne
gezondheid had er door geleden, zijn geest werd er
door gedrukt, en niet lang heeft hij dien slag over-
leefd. Toch hadden alle die hem kenden, allen die hem
in zijne betrekking tot de hoogeschool zoo hoog hadden
leeren waardeeren, zoo zeer gewenscht den edelen, ijve-
rigen vriendelijken en belangstellenden man nog te be-
houden. Hij was zoo voorkomend, zoo welwillend, zoo
aangenaam in den omgang, dat hij ieder aan zich ver-
bond, zoo eenvoudig, dat hij ieder tot zich trok, zoo
schrander, zoo verstandig, zoo luimig zelfs dat men hein
-ocr page 15-
11
altijd gaarne ontmoette en hoorde. Wars van hulde-
betoon en praal, wilde hij zelfs niet, dat aanzijn graf
iets zou worden gesproken, en voorzeker hij behoefde
dit niet. In zijn leven had hij genoeg gedaan om
zijn naam in dankbare herinnering te doen blijven
bij allen, die het vaderland liefhebben, en bij allen, die
in Utrechts hoogeschool belang stellen. Zijn leven
was de lofspraak die hij alleen wilde, de herinnering
die hij zich zelf had gesticht.