-ocr page 1-
/o$3
o
yy)/v\\
BR..1870.I.13.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
gn rf n
DE DKIEHONDEKDSTE VEEJAARDAG
VAN
DEN MARTELDOOD
VAN
ARENT DIRKZ. VOS,
Hervormer der Gemeente in de Lier,
(30 MEI 1570.)
MET DIE GEMEENTE HERDACHT
DOOR
C. P. KAAKEBEEN,
HERVORMD PREDIKANT IN DE LIER.
\'s Gbavenhage ,
M. J. VISSER.
1870.
|_______________________„ k
-ocr page 4-
-ocr page 5-
DE DRIEHONDERDSTE VERJAARDAG
DEN MARTELDOOD
VAN
ARENT DIREZ. VOS,
Hervormer der Gemeente in de Lier,
(30 MEI 1570.)
MET DIE GEMEENTE HERDACHT
DOOR
C. P. KAAKEBEEN,
HERVOIiVll PKEDIKANT IN l)K I.IKU.
s Gravenhaqe ,
M. i. VISSER.
1870.
-ocr page 6-
tj e z a n g 151 : 5, 6.
Psalm 6K : 17.
Psalm 16 : 5, 6.
Gezang 50 : -J
-ocr page 7-
Is het eene uitdrukkelijke vermaning der Heilige Schrift
dat de gemeenten van Jezus Christus hare voorgangers
zullen gedenken, en allen die haar het woord der zalig-
heid verkondigd hebben, in het geloof behooren na te vol-
gen , beschouwende de uitkomst hunner wandeling, — dan is
het behartigen daarvan dubbel pligtmatig, wanneer onder
zulke voorgangers mannen geweest zijn, die om hunne uit-
stekende deugden of begaatdheden, boven anderen tot
zegen voor hunne gemeenten strekten. Van dien kant mag
de gemeente Lier met roem spreken over alle hare Leer-
aars, die sinds den tijd der Hervorming de bediening alhier
vervuld hebben, en het als een groot voorregt beschouwen
dat onder die reeks van namen, welke op het bord aan
den wand van dit kerkgebouw, staan aangeteekend, niet eén
voorkomt, waarachter niet « zaliger gedachtenis! » mag ver-
meld worden. Dat getuigenis behoort vooral achter den
naam van den eersten voorganger der gemeente Arent Dirkz
Vos geplaatst te worden. Schitterend is de naam dien hij
heeft verworven, toen onze gezegende kerkhervorming in
haar eerste tijdperk verkeerde en door hem aan deze plaats
is ingevoerd. Zijn verlichte geest, die zich niet langer ver-
eenigen kon met de valsche begrippen van Rome\'s Kerk,
genas deze gemeente van hare dwaze bijgeloovigheden.
-ocr page 8-
4
Toen zij langzamerhand onder zijne leiding tot meerdere
ontwikkeling gebragt was, schroomde de waardige man niet
openlijk de banden te scheuren, waarmede hij als kerkelijk
persoon tot slaafsche gehoorzaamheid gedoemd was geweest.
Hij hield op de mis te bedienen en verklaarde openlijk dat
deze eene verloochening is vau de eenige offerande van
J. C. Tegen de beeldendienst ijverde hij inzonderheid. Van
het beeld van St. Joris, aan wien dit kerkgebouw wel-
eer was toegewijd en die als beschermheilige plagt vereerd
te worden, brak hij in 1566 het zilveren harnas. Moest
die daad niet algemeene opspraak verwekken, en den naam
yan Arent Dirkz. Vos wijd ea zijd als ketter doen brand-
merken? Bij de plegtigheid der Doopsbediening wilde hij
niet meer het Latijn, waar de leek niets van verstond, maar
de moedertaal gebruiken en maakte daarom geene zwarigheid
naar de instelling van den eenigen Heiland die verandering in
te voeren. En vond de man geen tegenstand in de gemeente
zelve, M. H.? Naar de algemeene deelneming te oordeelen,
welke de gemeente heeft getoond bij zijne teregtstelling,
heeft zijne gezuiverde Evangelieprediking gewenschten bijval
hier gevonden. Immers geen bloote nieuwsgierigheid was haar
drijfveer alleen, om in grooten getale naar \'s Hage op te
gaan op dien dag. Innige deelneming in het verlies van
dezen Leeraar sprak in de hartstogtelyjke bewegingen, die
onder het volk zich vertoonden, en die aanleiding gaven
orn de teregtstelling te bespoedigen. Aan de Roomsche Kerk
gelukte het niet na den dood van Vos de afvallige leeken
in haren moederschoot terug te brengen. Het kerkgebouw
waaruit de prediker van het zuivere Evangelie als misdadiger
was verdreven, is in 4572 door bliksemvuur afgebrand. De
gemeente Lier bleef voor verreweg het grootste deel volhar-
den by de gezuiverde leer. De eerste zaden daarvan, door
Arent Dirkz. Vos op den akker uitgestrooid, zijn reeds
-ocr page 9-
5
onder zijne bediening heerlijk gaan rijpen. De moedige en
godvruchtige Herder en Leeraar heeft om zyns werks wil,
in de achting, liefde en \'t vertrouwen der gemeente gedeeld.
Toen de band die beide vereenigde, op de ontzettendste
wijze werd losgescheurd, woonde hier rouw. Zijne gemeente
moest hij verlaten. Zeker heeft zijn schenden van het St.
Jorisbeeld algemeen opspraak gemaakt, en de Roomsche over-
heid had hare maatregelen genomen, hem zoo spoedig mo-
gelijk ten val te brengen. Naar \'s Hage werd hij geroepen.
om voor de regtbank verantwoording van zijn gedrag af te
leggen. Met zekerheid blijkt, dat hij in 1567 of 1568 in
\'s Gravenhage is gevangen genomen, en twee of drie jaren
lang tusschen kerkermuren heeft gezeten. Met dat al bleef
de waardige man in dien treurigen toestand toegankelijk
voor zijne vrienden en gemeenteleden. Het werd hem toege-
staan bezoeken in den kerker te ontvangen. Wij kunnen
nagaan M. H. I hoe aangenaam en hartelijk menige ontmoeting
van dien vromen dienstknecht van J. C. en zijne gemeente-
leden geweest moet zijn, en hoe menig zielroerend gebed
naar den hemel van de gevangenpoort van \'s Hage voor de
gemeente hier zal zijn opgezonden. Dus bleef Arent Dirkz.
Vos als gekerkerde, nog nuttig werkzaam voor zijne verla-
tene gemeente. Dus was de brave herder nog niet dood
voor zijne schapen. Naar het ligchaam gescheiden, leefden
zij nog zamen in onderlinge gemeenschap des Geestes. Zoo
dikwijls het noodig was dat de raad en voorlichting van den
leeraar door zijne verlatene kudde werd ingeroepen, heeft
deze gewis aan zijn oordeel gezag toegekend. Niet alleen
besteedde de begaafde Vos zijnen tijd in den kerker aan
mondeling onderhoud met allen, die hem om onderrigt.
raad en bestuur kwamen vragen, maar wydde dien ook aan
\'t opstellen van brieven en geschriften, waarin hy naar de
behoeften van onderscheidene gemeenten en bijzondere per-
-ocr page 10-
6
sonen, die van de Roomsche kerk zich afkeerden, zijne ge-
voelens hun meedeelde, hun de gronden zijner evangelische
overtuiging blootlegde en tot trouw aan Gods woord aan-
spoorde. Onder die geschriften behoort te worden genoemd, z\\jne
geloofsbelijdenis, waarin drie van zijne medegevangenen, de
pastoors van Monster, IJsselmonde en Schagen, mede de hand
hebben gehad, en later in het licht is gegeven, waarin zij
vele dwaalbegrippen der Roomsche kerk bestreden en met deug-
delijke gronden, uit het Evangelie geput, hebben weersproken.
Dat zijn werkzaam leven, gedurende de twee of drie jaren
zijner gijsseling, grooten invloed heeft gehad op de uitbrei-
ding der gezuiverde godsdienstleer in het algemeen, laat zich
gereedelijk denken M. H.! Alom bekend werd dat Vos en z\\jne
drie medegevangenen, de vraagbaken waren van velen, die
uit Braband, Zeeland en Holland gedurig naar \'sHage toe-
stroomden , om van die vier martelaren des geloofs , woor-
den des eeuwigen levens op te vangen. De regtbank wist voor
het belang harer kerk, daar een eind te maken, en die af-
vallige zonen, zoo spoedig mogelijk uit den weg te ruimen.
Het voorjaar van 4 570 was aangebroken toen de regtbank zocht
Arent Dirkz. Vos , Pastoor van de Lier — Sybrant Jansz. ,
Pastoor van Schagen — Wouter Symonsz. , Pastoor te
Monster en Adriaan Jansz., Pastoor te IJsselmonde, die
nu twee jaren te \'sHage uit hun kerker zaden van onrust
konden uitstrooyen, openlijk te straffen. Hen te verwur-
gen en voorts hunne ligchamen aan de schandpaal te
verbranden, dat scheen den overpriesters van den gekruisten
Heiland wenschelijk toe. Dat vreesselijk vonnis werd op den
12 Mei beslist. Vooreerst zoolang mogelijk hield men dit be-
dekt, uit vreeze voor oproer onder het volk, hetwelk die
mannen in groote eere hield. Een gerucht van dien aard kon
echter niet lang verborgen blijven. Het zal natuurlijk ook in
de gemeente Lier spoedig verbreid zijn, zoodra het te \'s Hage
-ocr page 11-
7
nog onder weinigen bekend was. Welk eene schrik en verbijste-
ring moet het hooren daarvan onder ouden en jongen alhier
hebben verwekt! Mogt niet bij de vreesselijke gebeurtenis
van dien tijd, de oude profetie ook op de gemeente van de
Lier toepasselijk gemaakt worden: «Een stemme isinRama
gehoord, geklag, geween en veel gekerm; Rachel beweende
hare kinderen, en wilde zich niet laten troosten omdat zij
niet meer zijn.» Wat zal er uit menige woning hier eene
kreet van jammer ten hemel zijn opgegaan! Hoe «al de bede
eener diep verslagene gemeente voor den troon des Eeuwigen
zijn uitgestort, om hulp, nabijheid en troost, waarmede de
zeventigjarige Arent Dirkz Vos ondersteund mogt worden.
als het oogenblik daar zou zijn dat zijn leven zou worden
opgeofferd.
\'t Is heden drie honderd jaren geleden dat deze dingen
geschied zijn. De godvruchtige martelaar des geloofs verdient
dat zijn naam hier ter plaatse in eeuwige gedachtenis bljjve!
Met eerbied spreek ik den naam uit van Arent Dirkz. Vos ,
en wensch aan zijne eervolle gedachtenis deze rede te wijden.
waarvan ik tot grondslag gelegd heb de woorden van
ZACHARIAS VI : 14*.
TOT EENE GEDACHTENIS IN DEN TEMPEL DES HEEREN.
Reeds waren verscheidene jaren verloopen, sinds vele
Joden uit hunne Babelsche gevangenschap naar Palestina
waren teruggekeerd. Dat verwoeste land hunner vaderen weer
in orde te brengen was het eerste werk, \'t welk bij hunne
komst werd bij de hand gevat, waarover Zerubbabel het
oppertoezigt hield, gelijk over het herbouwen van den Je-
ruzalemschen tempel. De eerste ijver om al dat vervallene
te herstellen was echter gaan verflaauwen, sinds vijandige
-ocr page 12-
s
naburen den Joden het herbouwen van Hen tempel op aller-
lei wijzen bemoeijelijkten. Een ongunstige invloed had zulks
op den godsdienstzin der natie! Zedeloosheid en andere on-
deugden namen hand over hand toe, sints de tempeldienst
op geen geregelden voet meer werd waargenomen. Die
toestand duurde voort tot in het tweede jaar van koning
Darius, wanneer, zooals het schijnt, op aandrang der pro-
feten Haggaï en Zacharias aangeraden werd, het opgeschorte
werk met vernieuwden moed weer op te vatten. Merkbaar
werd dit ondersteund door vele aanzienlijke Joden, die een-
maal in Babel welgezeten burgers zijnde geworden, geen
gebruik hadden gemaakt van het verlof om naar hun vader-
land weer te keeren, maar desniettemin daarop groote be-
trekking bleven houden. Hiervan gaven zij de sprekende
bewijzen! Een menigte van goud en zilver hadden zij ten
geschenke gegeven aan den tempel te Jeruzalem, en de be-
zorging daarvan opgedragen aan eenige gezanten, die de hun
toevertrouwde schatten moesten bestemmen tot het versieren
van het huis des Heeren. — Hierop doelt het woord van
Jehova in vers 9 tot den profeet gerigt: «Neemt het goud
en zilver van de gevankelijk weggevoerde Joden.» Een gedeelte
daarvan moest dienen tot verfraaijing van den tempel. Van
het andere gedeelte moesten kroonen gemaakt worden, die
ter vereerende gedachtenis aan vier der milddadige zenders
als een tempelschat in het heiligdom zouden bewaard blij-
ven. De kroonen, voor den hoogepriester Josua bestemd,
zouden als een heilig zinnebeeld eene plaats in het heilig-
dom hebben.
Of deze kroonen, die de namen der vier edelmoedige
gevers in het heiligdom des Heeren moesten vereeuwigen,
daarin langer dan drie honderd jaren hare bestemming gehad
hebben, laten wij in het midden. Met meerdere zekerheid
weten wij dat de kroon die in dezen tempel den naam ver-
-ocr page 13-
9
eeuwigt van Arent Dirkz Vos na drie honderd jaren uit hare
plaats nog niet is verlegd. Die sierlijke martelaarskroon werpt
nog haren glans over die reeks van Vaderen welke gedurende
dat tijdverloop de bediening hier hebben vervuld. Ik, die de
zeventiende ben in volgorde, voel mijn eergevoel sterk geprik-
keld bij de gedachte aan het hoofd eener gemeente te staan, wier
eerste voorganger waardig geacht is voor Jezus Christus ge-
vangenis en marteldood te ondergaan. Zijn ■ geest is
mijne aanbeveling in den Hemel, zoo dikwerf ik de belan-
gen der gemeente op het harte draag, want ook zijn hart
klopte eens vol liefde voor hare behoudenis, en omvatte hare
dierbaarste belangen, welke hij tot den brandstapel toe
met de gemoedelijkste herdertrouw bleef behartigen. Zija
rang als martelaar in den Hemel is mijne glorie, want al
ben ik de zeventiende onder hem, eenmaal hoop ik hem in
hooger kring als mijn\' hooggeëerden ambtgenoot te begroe-
ten, die met alle geloofshelden van vorige eeuwen, welke
voor Jezus hun bloed hebben laten stroomen, nu met het
witte kleed des onderscheids gekleed onder de lijftrawanten
behoort van den gekroonden Chiüstus, die het Lam overal vol-
gen waar het heen gaat.
Arent Dirkz. Vos. — De kroon is hij van zijne opvol-
gers , de roem van zijne gemeente. — Zijn marteldood heeft
haren naam onsterfelijk gemaakt! Met zijn verschijnen alhier
is het eerste licht doorgebroken, dat de gezegende Kerkher-
vorming heeft doen opgaan, heeft hij als openlijk Hervormer
zijn arbeid in deze gemeente mogen verrigten! Maar die
jaren hebben jaarhonderde rentewinst voor het Koningrijk
Gods aan deze plaats gegeven. Met het vernietigen van het
St. Jorisbeeld, heeft hij de eerste en voornaamste giftplant
in haren hartader geknakt, die hare loten over dezen Lier-
schen akkergrond wijd en zijd verspreid had. Van toen af
toch is hier op eens de geest des bijgeloofs gestuit, en wel op
-ocr page 14-
10
zulk eene in het oog vallende wijze, dat de R. C. Kerk met
haren alles beheerschenden invloed echter geen kans zag,
om deze afvallig gewordene kudde tot haren moederschoot
terug te brengen. Maar wat beteekenen een luttel tal van
jaren, in vergelijking van dat groote werk, hetwelk hier
Abent Dirkz. Vos is begonnen en tot dien graad van ont-
wikkeling gebragt heeft! Bleek deze gemeente na zijn ver-
scheiden , niet op die hoogte van kennis, geloof en gods-
vrucht te staan, dat zij het woord Gods heeft weten te
bewaren, en sterk genoeg was om de pijlen af te keeren,
die het rijk des duisternis op haar gerigtheeft? Nooit, nooit
zou dit gebeurd zijn, indien niet de heldenmoed van Arent
Dirkz Vos begonnen was, de grondslagen te slechten van
den bijgeloovigen afgodstempel. Ziet! toen dat met Gods
zegen blijkbaar is gekroond, was zijn voorbeeld voor velen
in de gemeente een prikkel tot navolging! Zijn ijver deed
bij velen het ijvervuur ontwaken voor de zaak van licht en
waarheid. Zijne liefde voor Christus en diens gemeente plantte
hij in het harte van velen, en het Evangelie vond hier
spoedig den meesten ingang. Eere dien man, aan wien Gods
geest de gaven van onverschrokken moed, doorzettenden ijver
en heilige liefde voor het vervullen eener zoo moeijelijke
bediening geschonken, en wien Hij daarbij bekrachtigd heeft om
na zijn taak op het getrouwst te hebben volbragt, haar met
zijn bloed te verzegelen. Eere dien man, die van hetde van
Christus zoo doordrongen was, dat hij geen moeite, leed,
gevaar, geen nood, dood of brandstapel zeifs heeft ontzien,
om daarmede getuigenis af te leggen, om alles voor zijnen Heer
te verlaten en zijn ligchaam aan de vlammen op te offeren.
Ja, wel mag zijn dood den naam van eene offerande dragen,
Gode als eene welriekende reuk gebragt, en aan Christus
en zijne gemeenschap gewijd! Eene oflerande, wier rook
een heiligen en liefelijken geur nog verspreidt over het
-ocr page 15-
II
godsdienstig leven dezer Gemeente! Tot eene gedachtenis
in den tempel des Heeren, wordt zijn martelkroon hier
bewaard en beschouwd door eene hem vereerende nako-
melingschap. Bij het eerbiedig vermelden van zijnen naam
denken wij aan den in den Hemel gekroonden Herder en
willen wij zijne gedachtenis in dezen tempel ook aan ons na-
geslacht overdragen.
Verlangt gij, M. H.! omtrent de geschiedenis van dezen
onzen martelaar in zijne laatste levensdagen nader te wor-
den ingelicht, om \'s mans godvruchtig gedrag en uit-
einde u voor te stellen? Reeds is u medegedeeld, dat op
den 12 Mei 1570 de vier genoemde pastoors voor de gees-
telijke regtbank te \'s Hage voor hun overgang van de Room-
sche dwaalleer tot den Christus van het p]vangelie, werden
veroordeeld om eerst gewurgd en daarna verbrand te worden.
Eer zij tot die straf uitgeleverd werden, diende er eene er-
gerlijke plegtigheid aan hen te geschieden. De ontwijding
geschiedde den 27 Mei. Het geheele priestergewaad werd
hun aangedaan, waarin zij, als zij de mis plagten te be-
dienen , gekleed waren. Daarin getooid, werden zij geleid in
de tegenwoordigheid van den bisschop van \'s Hertogenbosch,
die tusschen twee abten stond, allen in hun volle ambts-
gewaad gehuld, met staven in de hand en myters op het
hoofd. Hun werd nu één voor één een lok haar van het
hoofd afgesneden, en met een zilveren mes zachtkens de kruin
geschrapt, gelijk ook de toppen der vingeren, omdat zij
daarmede het ligchaam van Jezus hadden ontheiligd. De
bisschop ontdeed hen daarna tan het misgewaad, waarbij
hij in de Latijnsche taal sprak: «Ik trek u het kleed der
geregtjgheid uit, dat gij willens hebt Jrworpen! Dat bleef
-ocr page 16-
12
door onzen Arent Vos niet onbeantwoord I Zijn vurige
Petrusgeest ontvlamde in hem, en in heilige verontwaardi-
ging voerde hij den bisschop te gemoet: «Ik leg het kleed
der ongeregtigheid af.» Zijn afkeer wenschte hij daarmede
aan den dag te leggen van alle die plegtigheden waarmede
hij eertijds \'s Heilands instelling van het H. Avondmaal mis-
kend en de dwaling der Kerk tegen zijnen Heer had verbreid.
Aan den eisch der plegtigheid, die in diepe stilte behoorde
te geschieden, was dus door het spreken van Arent Vos
te kort gedaan: doch in plaats van te worden afgeschrikt
door het verbod van voort te gaan met spreken, ging hij
onverschrokken voort en den bisschop aanziende, verweet
hij hem: «Gij weet wel beter dat wij geen ketters zijn,
maar de waarheid aan onze zijde hebben!» Als een
scherp tweesnijdend zwaard doorvlijmde dat woord de
ziel van den bisschop. Zigtbaar ontroerde hij er van!
H\\j is op het punt om te zwichten voor de overmagt der
waarheid, zijn conscientie medegetuigende. Maar hij vermant
zich, en zich groot houdende, legde hij de hand op het hart
en met duren eed God aanroepende, verklaarde hij niet beter
te weten dat dan de Roomsche godsdienst de zekerste was
om zalig te worden.» Maar ook op dat zeggen had Arent
Dirkz. Vos zijn antwoord gereed: «Voor dezen — sprak hij
onverschrokken, hebt gij de waarheid geweten, maar die
door kwaadwilligheid verworpen. Gij zult daarvan ten dage
des oordeels rekenschap geven!» En welken indruk maakte
dit op den bisschop? Hij was vreesselijk getroffen door de
vrijmoedigheid, kracht en nadruk waarmede hij was aange-
sproken , zoodat zijne lippen beefden, en hij alle inspanning
noodig had, om zijne regterlijke waardigheid tegenover den
\' \'oordeelde vol te houden. Dat is de magt der waarheid
.e hare regten weet te handhaven, en de schuld aan het
,icht brengt, hoe geheimzinnig ook het masker is, waar-
-ocr page 17-
i
13
achter men haar verbergt. Al is men bisschop of reg-
ter, en, zoo men waant, genoegzaam gedekt door den
invloed, dien men heeft om zijn stand of rang, gewetens-
overtuiging is niet te verkrachten, maar houdt de waar-
heid vast, al zou geheel de wereld haar willen loochenen! De
stem van Vos drong in het oor van den bisschop, als de stem
van den Regter van hemel en aarde. Nu is de ontwijding
geschied!.... Over hen is het vonnis geveld. Zij zullen aan het
wereldlijk geregt worden overgeleverd! Gebruikelijk was dan
dat de bisschop bij het overleveren van ketters in handen van
het geregt dringend verzocht, dat men die ongelukkigen
genadig behandelen zou. Maar ook tegen dit verzoek kwam
Vos met verontwaardiging op, openlijk uitroepende: «Wat
farizeeuwsche schijnheiligheid!» En niet ten on-
regte M. H., want wat was dit1 verzoek om genade
anders dan een spotten met de angsten eens ter dood ver-
oordeelden , een lagchen met het verderf eens onschuldigen,
die naar zijne gevangenis teruggevoerd, na weinige uren
haar verlaten zal om op een schavot te sterven? Den 29
Mei, op een Maandag, tegen den avond, werd den gevan-
genen aangezegd dat zij \'s anderen daags zouden sterven. —
Ontzettende tijding? Zij bogen op het berigt hiervan eer-
biedig hunne knieën en hieven hunne handen met vreugde
naar den hemel. Zij dankten God dat de tijd hunner ontbin-
ding aanstaande was. Zij droegen de belangen der gemeente,
door hen verlaten, aan den Heer der kerke op. Ook onze
Abent Dirkz. Vos nam in hoogere gemeenschap des gees-
tes afscheid van zijne gemeente Lier, vertrouwende dat de
arbeid in haar midden verrigt, door den trouwen Her-
der der schapen mogt worden gezegend, opdat het nage-
slacht de vruchten maaijen mogt van het zaad, dat hij had
uitgestrooid. — En op dat bidden is een zingen gevolgd, een
zingen te middernacht binnen de Gevangenpoort te \'s Hage,
-ocr page 18-
14
waarin de vier opgeschrevenen ten doode hunne gevoelens
van ootmoed, dankbaarheid en vertrouwen hebben uitge-
drukt, en hunne zielen Gode en den Verlosser aanbevolen. •
Gemeente van Lier! Stelt u ook zingende in gemeenschap met
uwen gekroonden vader in Christus, en zingt den 16den
Psalm vs. 5, 6, uit onze berijming. Dat is het lied waar-
mede hij zich sterk heeft gemaakt om den marteldood tegen te
gaan, waarmede hij zijn laatste afscheid aan deze wereld heeft
toegeroepen, waarin hij kracht vond om in de genade van
J. C. als een arm maar behouden zondaar naar de Eeuwig-
heid over te stappen.
Vergis ik mij Toeh. wanneer ik uit den toon zoowel als
uit de eerbiedige houding, waarmede gij dit lied zongt opmaak.
dat gij op het diepst getroffen waart over hetgeen gij u voor-
steldet dat omgegaan is in de ziel van Arent Dirkz. Vos , toen
hij in het gezigt van den dood dat zelfde lied op de lippen heeft
genomen? \'t Is wat grootsch, zulk eene mate van zielskracht
te bezitten, dat men eenen lofzang nog kan aanheffen, als
men weet na weinige uren te zullen sterven, en vooral op
een schavot te sterven! \'t Is wat grootsch , zoo vast in het
geloof te staan, dat op een oogenblik als men zijn aardsche
tabernakel af zal leggen, echter in hooge geestverrukking dus te
zingen:» Zie, daarom is mijn hart alzoo verheugd, mijn tonge
lacht, mijn vleesch rust hier beneven, wetende dat Gij niet wilt
noch meugt, o Heer, in \'t graf laten vergaan mijn leven.»
Wie dat kan doen op eenen tijd, wanneer de toebereid-
selen reeds worden gemaakt voor de openbare teregtstelling
op een schavot, en met ieder oogenblik de komst van den
beul wordt tegemoet gezien. Wie dan nog zingenslust heeft
moet wel zeer gemeenzaam zijn geworden met den dood en
door een volhardend geloof diens verschrikkingen geleerd
-ocr page 19-
16
hebben te overwinnen. Hij moet wel, gelijk Paulus, groote-
lijks verlangen ontbonden te worden en rnet Christus te zijn
en gelijk Johannes in hooge geestesvervoering uitroepen:
Kom, Heere Jezus! ja kom haastig, Heer! Mij dunkt, Toeh.!
dat het gelaat van den zeventigjarigen grijsaard er moet
hebben uitgezien als dat van eeneu Engel, toen hij zingende
in het voorgenot zich baadde van de zaligheid, welke hem
na weinige oogenblikken aan gindsche zijde des grafs wachtte.
Met hijgend verlangen kon hij zijn blik werpen naar het
Vaderhuis daarboven, waar Jezus was henengereisd, om hem
daar plaats te bereiden.
De korte uren, die Arent Dirkz. Vos met zijne mede-
veroordeelden , te leven overschoten, zijn bepaald gewijd aan
het bedenken van de dingen die boven zijn, waar Christus is.
Immers hadden zij van de wereld zich reeds losgemaakt —
aan haar behoorden zij niet toe. — Burgers gevoelden zij
zich reeds van die hoogere wereld, waar de gemeenschap
met J. C. ongestoord tusschen de heiligen onderling genoten
wordt. Om daarin bereids te deelen, besloten zij voor hun
verscheiden nog eens met malkander het H. Avondmaal te
vieren. Verbeeld u, Toeh I dat hartbrekend gezigt.....
In eenen kerker avondmaal te vieren! Ziet vier mannen,
die, op punt van te sterven, zamen den dood van Christus
gedenken, als het rantsoen hunner zonden! De zeventigja-
rige grijsaard is zeker als oudste hierbij voorganger geweest.
In alle zijne woorden hoc t men de taal des geloofs. In al
zijne uitdrukkingen klinkt de toon van den heimwee-kranke
naar den Hemel. In al zijne gebaarden ligt iets verhevens
en bovennatuurlijks. Hier moet iets uit hooger sfeer op
aarde zijn nedergedaald, dat enkel heiligheid ademde, en te
groot was, om langer dan eenige oogenblikken op aarde te
kunnen blijven. Uit den Hemel is het gekomen om onmid-
delijk weer naar den Hemel terug te keeren, want de god«
-ocr page 20-
1ti
(lelijke gloed die over al wat daar gebeurd was verspreid
lag, daalde af van het Avondmaal aan de Bruiloft des Lams.
Toeh! de heiligheid des Heeren vervulde met haren liefelijken
geur den kerker, gedurende dat plegtig oogenblik van avond-
maalsviering. De geest des Heeren drukte op al wat daarbij
geschiedde het getuigenis: «c Ja waarlijk, de Heer is aan deze
plaats!» Alle maatregelen namen zij om bij deze plegtigheid
niet te worden gestoord. Zouden deelnemende vrienden en
bekenden gaarne den veroordeelden hunne laatste afscheids-
groet brengen? De ter dood veroordeelde broeders hadden
de geloovigen verzocht, hen niet meer te bemoeijelijken met
hen aan te spreken, maar hen liever te helpen kampen
met vurige gebeden tot den Heer, om tot den einde toe
standvastig te blijven in hun geloof. "Wanneer wij dan die
vier eerwaardige mannen met dit verlangen aan alles zich
zien onttrekken, wat hunne aandacht van de viering van
den maaltijd des nieuwen Verbonds mogt afleiden, laat ook
ons tot ons hart inkeeren, ten einde daarna met des te
meerdere belangstelling naar de geschiedenis van hunne
laatste oogenblikken te luisteren. Tot eene gedachtenis in
\'s Heeren tempel is van den naam van Arent Dirkz. Vos
eervolle melding geschied. Hervormer der gemeente Lier!
met dien rang hem te betitelen, dat is hij waard en uit
eerbied voor hem ontblooten wij allen het hoofd! Indien
ik met uit te weiden over \'s mans verdiensten, hoogachting
voor zijn persoon en bediening bij u mag hebben verleven-
digd , zou ik de voldoening smaken, mijnen eersten voor-
ganger op zijne regte plaats te hebben gezet. Met dat al
voel ik half werk slechts hiermede gedaan te hebben! De
plaats waar ik sta, is het heiligdom des Heeren, en aan de
gedachtenis, die daarin heden geschiedt, deed ik te kort,
indien ik deze gemeente niet ernstig hare verpligting en dure
verantwoording herinnerd had, betreffende het gebruik dat
-ocr page 21-
17
zij van hare Evangelische zegeningen moet maken. O Hangt
niet hiervan het oordeel af of gij veel dan weinig prijs stelt
op al hetgeen in vorige eeuwen hier gedaan en geleden is in
de zaak van Gods Koningrijk ?
M. "W.! indien er zoo zware hinderpalen zijn te overwin-
nen geweest om het rijk van licht, geregtigheid en waarheid
hier voortgeplant te krijgen, welk een dank betaamt ons dan
niet aan God voor het voorregt dat wij aan zulk een gru-
welijke heerschappij van het tegen het Evangelie leerend en
handelend Rome zijn ontrukt! Maar als Arent Vos en de zijnen
ten bloede toe hebben moeten strijden, gevangenis en martel-
dood moesten ondergaan, kan het dan aan een alwetend God
worden verantwoord, zoo gij omtrent die Evangelische kennis en
heiliging in verregaande onverschilligheid, weinig of niets u
bekreunt, of in hoogmoedige eigenwijsheid, boven het gezag en
de uitspraken van Gods heilig woord u verheft ? Dit valt voor-
waar niet te rijmen met den eerbied en de hoogachting die wij
onzen vaderen toedragen voor hunnen blakenden ijver en liefde
voor de waarheid? Dat is niet overeen te brengen met den geest
van het Evangelie, waarvan het voorgeslacht weleer zoo geheel
van doortrokken was. Ach, hoe treurig staat daar tegenover de
flaauwhartigheid en dubbelzinnigheid, die het tegenwoordig ge-
slacht daaromtrent maar al te veel bezielt! Om maar iets te
noemen : wordt niet onder ons de viering van het H. Avondmaal
met onverschilligheid door velen bijgewoond, met wanbegrippen
bezoedeld, met verkeerde beginselen ontheiligd? Zegt —toen ons
is herinnerd geworden met welk gevoel, met welken ijver, met
welke bedoeling, met welke uitzigten die vier veroordeelden
hun nachtmaal hebben gevierd, moesten wij toen niet be-
schaamd tot ons zelve inkeeren met het verwijt van over het
algemeen voor die plegtigheid te weinig gevoel te hebben?
Moesten velen den indruk daaraan niet al te spoedig
doorgaans verliezen? Beuzelingen houden menigeen daarvan
2
-ocr page 22-
IS
terug! Verontschuldigingen uit de lucht gegrepen, doen er
van verwijderd blijven. Verstrooiingen en afleidingen, die
te vermijden waren geweest, sluiten den zegen buiten, die
daarvan is te verkrijgen! — Ach! de geest dezes tijds brengt
Christus meer op den achtergrond, dien Arent Vos in zijnen
tijd op den voorgrond plaatste. De liefde van Christus dringt
ons! dat was zijne leus — dat zijn heerschend beginsel —
dat zijn maatstaf voor geheel zijnen handel en wandel! Daar-
aan getrouw, weidde hij de kudde des Heeren met voorbeelde-
loozen ijver. Zoo predikte hij het Evangelie met den warmtegloed
van heilige overtuiging — zoo beleed hij dat met onverschrokken
moed voor regtbanken, en bezegelde hij die belijdenis met den
dood. Maar, wat beteekenen in vergelijking daarvan, de moeiten,
opofferingen en ontberingen, die men zich tegenwoordig voor het
Evangelie getroost, welks belijdenis men zich dikwerf schaamt,
of, waarvoor men heden aanneemt wat men morgen weer ver-
werpt, naardat de grillige geest des tijds dat ingeeft of de kring,
waarin men zich beweegt, daartoe mee of tegenwerkt!
M.W! indien de oogen van onzen martelaar eens opengingen
over dit dubbelhartige menschengeslacht, ik vraag u, zou
hij zijne eigene oogen kunnen gelooven, als hij zag, hoe het
heilig Evangelie, dat hem dierbaarder was dan zijn leven.
hier«verworpen, daar verloochend, ginds verduisterd, elders ont-
kend en aan de uitspraken der feilbare rede onderworpen wordt?
M. W. gij die hier schuldig staat, komt tot inkeer, gij, die in
onkunde, ongeloof of bijgeloof, een schat ais het Evangelie is, u
onwaardig hebt gemaakt. Stelt het voortaan hooger op prijs, en
gij allen, die u hebt te verwijten omtrent hetzelve oneerbiedig
of onverschillig u te hebben gedragen, laat het u voortaan wor-
den een alleraannemenswaardig woord, waaruit gij uwen eeni-
gen troost put in leven en in sterven. O mogt bij al hetgeen
heden u tot eene gedachtenis in \'s Heeren tempel vermeld is
geworden, ook dit van uwe verbeterde ziens- en denkwijze
-ocr page 23-
19
aangeteekend staan, dat gij beschaamd over uwe onverschil-
ligheid jegens ons goddelijk Evangelie geworden, nu voor het-
zelve meerdere ingenomenheid opgevat hebt. Mogt gij door den
Wakenden ijver diep worden getroffen, waarmede Arent
Dirkz. Vos er voor geleden en gestreden heeft!
Doch keeren wij tot onze godvruchtige avondmaalvierders
terug. — Nadat die plegtigheid is afgeloopen, gingen zij met
bidden, zingen en overdenken, malkander sterkende in het
geloof, den dag van hun sterven te gemoet. Weldra begon
op den 30 Mei het liefelijk morgenlicht zijne eerste stralen
in den donkeren kerker te werpen, en niet lang duurde het
meer dat zij op het hof werden gebragt, waar de raadshee-
ren waren bij eengezeten! Hunne sententiën werden daar voor-
gelezen, het doodvonnis zal worden uitgevoerd.
De eerste die het schavot betreedt is Arent Dirkz. Vos.
Voor de zaamgepakte menigte die hier stond, heeft de grijs-
aard nog een woord te spreken.
•«Mijne lieve Broeders en Zusters!» sprak hij, «wilt den
Heer hartelijk met mij bidden, dat Hij mij moge vergeven
mijne zonden, daar ik zoo langen tijd in die gruwelijke af-
goderij gebleven ben, en niet vroeger die nagelaten en niet
eerder gedaan heb wat ik nu heb verrigt. Het is mij niet
leed, dat ik dien afgod in mijn kerk heb gebroken. Ook heb
ik altijd naar het gebruik der kerk van Christus bij den doop
der ouders vermaand, en tegen de Mennoniten den kinderdoop
gehandhaafd. Daarop ben ik bereid te sterven, en mijn Heer
en Meester Jezus Christus na te volgen!» Hij keert zich ver-
volgens naar de paal. Op zijne knieën vallende, riep hij zijnen
Heiland aan: «O Heere Jezus Christus, Gij, die als Gij voor
onze zonden zoudt sterven, Uwen geest in de handen Uws he-
melschen Vaders opgaaft, ik bid U door Uw bitter lijden, wil
mij in genade aannemen, en mijnen geest door Uwen geest
sterken, en mijn geest in Uwe handen nemen, amen.» En
-ocr page 24-
20
wat uitwerking had dit gebed op het volk ? Het hoorde dat aan
met ongedekten hoofde en als de stemme van de groote wa-
teren hoorde men van alle kanten éóne klank: «Amen, amen!»
Na dit gebed stond hij op , ging gewillig naar de paal, uitroe-
pende: Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest! o Jezus!
wees mij genadig! Nu werd de strop hem om de hals ge-
Haan. Maar de martelaar bleef met bidden voortgaan. Nog
hoorde men hem zeggen: Onze Vader die in de hemelen zijt!
nog spreekt hij de vier volgende beden van het gebed en
toen hij bad: vergeef ons onze schulden! nokte zijne stem en
zijn geest ging over in \'s Vaders handen. Aeent Dirkz. Vos
ademde in het Hemelsch Paradijs en werd door de Engelen
gedragen in Abrahams schoot.
Sedert drie eeuwen werd zijn asch verstrooid. Vanhetlig-
chaam der verderfelijkheid is niets meer over. Maar het lig-
chaam dat voor de onverderfelijkheid rijpen moet, zal op den
morgen der opstanding heerlijk verrijzen. Ziet, eenen nieuwen
naam dragende, zal hij aan deze gemeente als de eerste bloed-
getuige des Heeren worden voorgesteld. Moge dan deze ge-
meente, door hem eens bediend, blijken zijne kroon en roem
te zijn. Dat zult gij zijn voor uwen Vos en voor zijne na-
volgers, gij allen, in zoover gij in den loop der eeuwen,
zijnen Christus in belijdenis en wandel zult zijn getrouw ge-
bleven. Onder toezigt van den Opperherder der kudde zult
gij tot allengs hoogeren trap van kennis, geloof en gods-
vrucht worden opgevoerd, om den Vader eenmaal voorge-
steld te worden als eene gemeente zonder vlek of rimpel,
die gereinigd is door het bloed des Lams en rijpe vruchten
plukt van de prediking, den wandel en den dood harer
voorgangers voor eene zalige onsterfelijkheid. Amen.
-ocr page 25-
AANTEEKENING.
Het is in onze dagen niet onnoodig te herinneren op welk eene
wijze Rome verlangt te handelen met hen, die zich aan het zui-
vere Evangelie willen houden en met welk een geest van zelfopoffe-
ring en moed niet alleen de beste geestelijken, maar ook de eenvoudige
leeken hunne liefde voor den Heiland hier voor 3 eeuwen hebben
geopenbaard. Nevens de namen der vier pastoors, mogen ook niet
vergeten worden die van een landman. Gors Stevens van Naald-
wijk, en van eenen schoenmaker Claas CorNELISZ van \'s Grave-
sande, die bij hun trouw voor het kleine in hunnen stand, — nog na
drie eeuwen als martelaars en priesters, dooi\' den Heer gekroond,
der gemeente mogen worden voorgesteld.
Te Naaldwijk had de pastoor Vos een huis dat ledig stond, waarin
de pastoor van Monster, Wouter Si.monsz meermalen het woord
Gods verkondigde. In dit dorp vereenigde zich een kring van god-
vruchtigen, die zich op de kennis van den Bijbel, biddende en
psalmen en evangelische gezangen zingende, toelegden en door
bekwame leeraars lieten leiden. Onder hen bevonden zich ook de
twee genoemde mannen. Gons Stevens opende voor de daar zich
vestigende gemeente onder het kruis zijne woning, en toonde zich
door zijn naam en in zijn daden als diaken, als Evangelieverbreider
en martelaar een waardig navolger van Stefanus, een man, vol van
geloof en kracht. Dit blijkt ook uit een paar brieven, nog bewaard.
Een brief was gerigt aan zijne huisvrouw en kinderen:
«Genade en vrede zij Anneken Adriaansz dochter, Mariken Gors-
sen, Lijsbeth, Corssens dochter, Adriaan en Gornelis Gorssen van
God den Vader door Jezus Christus onzen Zaligmaker, Amen.
«Een groete aan u mijn lieve huisvrouw en kinderen. Wilt mal-
kander troosten in het woord des Heeren en voorts, mijne kinderkens.
wilt uw moeder gehoorzaamheid bewijzen, dat is al mijn hartsgron-
delijk begeeren, hebt acht op malkander en op de geboden des
Heeren en zijt vlijtig om die te onderhouden. Dit doende zult gij uw
ouders een vrolijk hart en gemoed doen hebben. Zijt naarstig om
uw werk te doen, zoo zal men u liefhebben. Zijt niet kijfachtig,
klapachtig of ligtvaardig, noch stout of stuursch van spreken, maar
vriendelijk, eerlijk en stil gelijk het den jonge zonen en dochteren
behoort. Bidt den Heere om wijsheid, Hij zal ze u geven. Leert met
een vurïgen ijver lezen en schrijven. Neemt ivw genoegen daar in
-ocr page 26-
•1-2
en bekommert u met lofzangen en geestelijke liedekens. Staat naai-
de eeuwige vreugde, leert den Heer behagen van de jonkheid aan
als godvreezende zonen en dochteren, versierd met ootmoedigheid,
eerlijkheid en vriendelijkheid. Dit doende zult gij God en uw ouders
behagen en zult, y.e daarmede vrolijk van aangezigt maken; daarom,
allerliefsten, dat gij u laat onderwijzen tot de deugd. Zoo zult gij de
stem des Heeren volgen gelijk gedaan hebben van Abels tijden af
tot nog toe velen die geleden hebben. Zij zijn versmaad geweest,
veracht, vervolgd, ja gedood, omdat /.ij de booze wereld met hare
valscbe profeten niet volgen wilden.
Dus bid ik u, mijn lieve kinderen en huisvrouw, dat gij te zamen
God, den Hemelschen Vader voor mij wilt bidden dat ik nog stand-
vastig blijve tot het einde toe. Ik zal wederom voor u allen te zamen
bidden dat God uw holper en bijstander wil wezen in al uw doen.
Hiermede zijt God en den woorde Zijner genade bevolen, die u be-
krachtige met den Heiligen Geest, Amen.)\'
Geschreven den 20 Mei 15G8.
EEN BRIEF AAN DE GEMEENTE VAN NAALDWIJK.
«Genade en vrede zij u, lieve broeders en zusters in den Heere,
van God den Hemelschen Vader, door Jezus Christus, Amen.
Gij zult weten, Matthijs, Jacobz, Jan, Jansz en Pieter Matthijs,
met al de andere broeders en zusters in den Heere, dat ik u al te
zamen wensche liefde en eendragtigheid, en voorts is nog mijn
begeerte dat gij niet Iaat uwe verzamelingen en zamcnkomsten om
eenige vreeze of dreigementen. En hebt toch acht op mijn beminde
huisvrouw en op alle zwakke broeders en zusters, opdat zij door
uwe slappigheid niet dwalen van den weg der waarheid, maar dat
zij altijd mogen toenemen in het Woord des Heeren, en opdat wij
hier namaals al te zamen met Christus Jezus, onzen eenigen Zalig-
maker, mogen verheerlijkt worden in zijn eeuwig rijk, hetwelk hij
bereid heeft allen dengenen die zijn woord hooren en dat trouwelijk
bewaren, waiït zij zullen niet allen ingaan die daar roepen: Heere,
Heere, maar die den wil des Hemelschen Vaders doen. Dus bidde
ik ulieden allen te zamen dat gij toch uwe gebeden ijverig met aan-
dachtigheid tot God wilt storten voor mij en u en voor al degenen
die onze gebeden van doen hebben en te stade mogen komen, opdat
wij volharden in hetgeen wij begonnen hebben, want het gebed des
regtvaardigen vermag veel, zooals Jacobus zegt, dus schrijf ik u
broeders en zusters nu niet meer, dan: het woord Gods wone rij-
kelijk in u allen. Amen.
Aangaande mijn gevangenis daar belove ik mij wel van, mij dunkt
het mij niet toekomt, nademaal dat de christenen niet dan verdruk-
-ocr page 27-
-2:;
king toekomt, maar ik zal in een ander plaatse gelegd worden om-
dat zij niet verdragen konden, zoo mij dunkt, dat ik en de pastoor
van de Lier bij elkander blijven, overmits wij te veel met de Schrift
te doen hebben. Voorts schrijf ik ulieden niet meer dan: ik hoop,
lieve broeders en zusters, dat gij al te zamen nog gezond zijt en
ik ben mede nog wel te pas. Hiermede beveel ik u Gode, den He-
melschen Vader. Amen.»
De man die zoo dacht en schreef werd den dood waardig gekeurd als
een overtreder van de bloedplakkaten van Filips II en Alva. Dat in zijn
huis de Bijbel werd gelezen en God en Christus werden gediend zon-
der vrees, dat daar kinderen gedoopt, werden, dat daar een Evan-
gelieprediker geherbergd werd, was de zonde die in de oogen van
Rome\'s dienstknechten met het zwaard moest worden gestraft. Na
een jaar toevens op de Gevangenpoort, waarin wij hein eerst bij Vos aan-
troffen, werd hij veroordeeld om onthoofd te worden. Vier dagen
voor het kersfeest van 1568 verliet hij de gevangenis en nam hij
afscheid van zijne lotgenooten met het woord: «Allen die den Heer
liefhebben, helpen mij bidden.» Hierop stortte hij zijne ziel in een
vurig gebed uit en beval zijnen geest in zijns Hoeren hand. Nadat
zijn hoofd was afgeslagen, werd zijn ligchaam op een staak gesteld.
Toen dit geschiedde, bleef Glaas Gorkei.isz van \'s Gravesande,
die acht dagen na hem, ook in den vastentijd 1508 was gevangen
gezet, nog in den kerker. Dat hij in de gemeente onder het kruis
het kind, hem geschonken, had laten doopon, werd hein totgroote
misdaad gerekend. Weigerende den naam op te geven van den Evan-
geliedienaar die het kind had gedoopt, werd hij aan de verschrik-
kelijkste pijnigingen aanhoudend blootgesteld. Toch toonde hij bij de
bezoeken die hij van zijne vrouw ontving, zoowel als in de brieven
die hij uit dezen kerker aan haar en aan de hervormde gemeente
te Naaldwijk zond, dat hij, hoe ook wenschende tot vrouwen kind
en dagelijksch beroep als schoenmaker terug te keoren, boven alles
trouw wilde zijn aan zijnen Heer. Het zij mij vergund als proeve van
\'s mans geest een gedeelte aan te halen van zijn testament dat hij
zijne huisvrouw en kind achterliet:
«Nademaal mij de H. Schrift leert dat de ouders hunne kinderen
schatten vergaderen en ook door \'t bidden om de goddelijke zorg-
vuldigheid voor u, mijn beminde huisvrouw, werd ik bewogen u dit
testament achter te laten naar de kennis van des Heeren heilig
woord, om dat te bewaren voor onze eenige en lieve dochter, opdat
zij tot haar verstand komende, weten mag, waarom ik, haar vader,
nu jaar en dag in de gevangenis gelegen heb met groote droefheid
en dikwijls den dood voor oogen ziende, en dat gij haar daarbij ver-
-ocr page 28-
\'24
maant, opdat zij in de vreeze Gods mag opwassen, of zij door de
groote barmhartigheid Gods mogt worden een van de 144,000, die
Johannes zag staan op den herg Sion, die van haar jonkheid aan de
geboden des Heeren gehoorzaam geweest zijn. Nu bid ik u,» schrijft,
hij, «mijne beminde huisvrouw en allen die mijne dochter in be-
waring hebben, dat gij haar leert bidden,\'t welk het noodzakelijkste
is om den Geest van Christus, opdat zij door hem mag roepen:
«Onze Vader!» Voor mijn lieve dochter Anneken,» dus gaat hij voort,
«wil ik ook eene kleine vermaning schrijven, waarbij ik u hartelijk
bid dat gij de leer van Christus gehoorzaam wilt wezen, hoewel gij
\'t om uwe jonkheid nog niet begrijpen kunt.» Hij wekt haar op met
aandoenlijke woorden om hare ouders te eeren, •— de regte leer
van Jezus Christus, waarvoor hij strijdt, met hare moeder te ach-
tervolgen, — te bidden om een opregt geloof, opdat zij den eenigen
levenden, almagtigen God regt moge kennen, «want, mijn allerliefste
kind, als gij dat weet en vast gelooft, wat mag u dan deeren of let-
ten, honger, dorst, koude, hitte, leven of dood?" •— te gehoorzamen aan
de II. Schrift, « dat zij uwe meesteres mag wezen en gij niet de meeste-
teres van haar,» — Jezus Christus te leeren kennen als Voorspraak.
Middelaar en Zaligmaker en zich te voegen bij de ware gemeente. —
Het was 10 April 1509 dat Claas Cornei.isz deze woorden schreef
op de Gevangenpoort. Gedurig bezocht hem zijne vrouw. Toen zij
in wijnmaand bij hem was geweest en zich gereed maakte om hem
wederom te zien, werd haar de tijding gebragt dat hij reeds was
gedood, twee dagen na haar ontmoet te hebben. Ook hij werd ont-
hoofd, zijn ligchaam op een rad en zijn hoofd op een staak ge-
steld. Toen de gemeente van \'s Gravesando inl869hethervormings-
feest vierde, mogt zij den 300sten verjaardag gedenken van den
marteldood van den schoenmaker Claas Cornelisz, die in zijn
schrijven, in zijn leven en in zijn sterven nog blijft wekken tot dat
levende geloof in den Christus, dat in eiken stand God verheerlijkt
en niet slechts in den kleinen kring zegen uitstort over de naaste
betrekkingen, maar ook nog voor later geslacht.
Terwijl ik met de uitgave van deze door mij gehouden rede voldoe
aan het door mijne geliefde gemeente geopperd en met dank door
mij erkend verlangen, verneemt men dat de gedachtenis der vier pas-
toors in de gemeenten, waarin zij werkten en stierven, is gevierd.
Dr. R. Bennink Jansso\'nius, die hierin de Haagsche gemeente
voorging, gaf uit: « De marteldood der vier pastoors te \'s Hage 30 Mei
1570;» (Harderwijk) gelijk W. H. Houel, predikant te Numansdorp:
«Vier pastoors martelaars, te \'s Gravenhage gedood 30 Mei 1570 in
herinnsring gebragt.» (Dordrecht)