-ocr page 1-
BR.. I87O. I.26.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
rr\\rv\\ oio 3o3
/ti.Aff*.
2zr
DE
VERBETERING VAN HET RIOOLSTELSEL
TE LEIDEN.
OPEN BRIEF
VEREENIGING TOT VERBETERING VAN DE
VOLKSGEZONDHEID TE LEIDEN
GEMEENTERAAD.
TE LEIDEN, IHJ A. W. SIJTHOFF.
1870.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
LEIDEN, Februari 1870.
Tn de maand April van het afgeloopen jaar wendde zich de
Vereeniging tot verbetering van de volksgezondheid lot het Col-
lege van dagelijksch bestuur dezer gemeente om de aandaehi
van het gemeentebestuur op de belangrijke voordeden te ves-
tigen, die de toepassing van het ï.iERNURsehe rioolstelsel, vooral
ook uit een hygiënisch oogpunt, scheen te moeten opleveren.
De Vereeniging was hiertoe geleid door hare overtuiging dat
het tot nog toe hier bestaande, zeer gebrekkige rioolstelsel
een hoogstverderfelijken invloed uitoefent op de gezondheid
der bevolking en daarom dringend eene grondige verbetering
behoeft. Die behoefte was dan ook blijkbaar door het gemeente-
bestuur erkend, daar reeds eenige maanden vroeger door dat
bestuur aan eene commissie van drie deskundigen was opgedragen
om de bestaande plannen van rioleering en waterverversching
in deze gemeente te onderzoeken en van hare bevinding in
deze zaak een rapport uit te brengen. Nu dit rapport sederl
is publiek gemaakt mag onze vereeniging niet in gebreke blij-
ven daarover hare meening te doen kennen, te meer daar zij
door te zwijgen den schiju op zich zou laden met de conclu-
sién van het genoemde rapport in alle opzichten in ie stemmen.
Ook thans wenscht onze vereeniging, getrouw aan haar doel,
deze zóó belangrijke zaak voornamelijk aan de eischen der ge-
zondheidsleer te toetsen; trouwens de gemelde commissie heeft
zich zelve mede op dit standpunt geplaatst, zoodat het voor
ons des te gemakkelijker zijn zal op hel terrein te blijven,
dat ons uit den aard der zaak is aangewezen.
Het is bovendien duidelijk genoeg dat, in eene zaak als
-ocr page 6-
I
deze, het hygiënisch belang voorop moet gesteld worden en
dus elk plan vnn rioleering of waterverversching, waarbij dat
belang niet vóór alles is in het oog gehouden, als volstrekt
verwerpelijk moet gelden, al zou het zich overigens, b. v. uit
een financieel oogpunt, kunnen aanbevelen.
Reeds in onzen vorigen brief hebben wij er op gewezen dat
onder de nadeden van de thans bestaande riolen in de eerste
plaats moei gerekend worden dat zij aanleiding geven tot ver-
vuiling van den grond, waarop de, stad is gebouwd en waaruit
tot nog toe bijna al het drinkwater moet worden verkregen,
dat in de gemeente, wordt gebruikt.
Ook de door het gemeentebestuur benoemde commissie deelt
met ons die overtuiging, zooals blijkt uit § 8 van haar rap-
port, waar wij lezen: „Het grootste gedeelte van den inhoud
der riolen blijft daarin staan, bezinkt en vormt daardoor een
verward net van buizen, waarin alle dierlijke en plantaardige
uitwerpselen, die uit de huizen en van de straten komen, zich
verzamelen, gisten en schadelijke gassen ontwikkelen, welke
door de leidingen in de huizen dringen of door openingen op
den publieken \\\\\\"^ ontsnappen."
Tot zoover de commissie. Ofschoon het ons niet recht dui-
delijk werd hoe de inhoud der riolen een verward net van
buizen kan vormen en evenmin wat men onder „ plantaardige
uitwerpselen\'" te verstaan hebbe, kunnen wij ons overigens met
het in deze § aangevoerde volkomen vereenigen. Maar, al mo-
gen ook de aangehaalde woorden niets dan waarheid be-
vatten: zij geven toch, naar onze meening niet de geheele
waarheid terug, daar er van het zoo even reeds door ons
aangestipte punt, de verontreiniging van den bodem, en door
dezen van het drinkwater, niet gesproken wordt. Of nu de
vermenging van het drinkwater met rottende stollen, dan wel
of de uitwasemingen, die van de riolen in onze woningen drin-
gen en daar de lucht bederven, het meeste nadeel aan de
gezondheid toebrengen, kunnen wij gerust daar laten: beiden
zijn zeker schadelijk en zooveel staat dus vast dat ons doel
-ocr page 7-
5
met elk nieuw rioolstelsel moet zijn, beide deze uadeeleu op
te heffen of althans zooveel mogelijk te beperken.
liet nadeel, dat door de riolen aan het drinkwater wordt
toegebracht, zou ongetwijfeld door den aanvoer van zuiver
drinkwater, b. v. duinwater, kunnen worden opgeheven: maar,
zonder nog in twijfel te willen trekken of\' daarmede wel de
geheelc bevolking, (en vooral het meest behoeftige en
minst gezonde gedeelte) zou worden gebaat, dan zou nog
altijd de behoefte aan een beter rioolstelsel zich doen gevoelen
daar zonder dat het kwaad zou blijven bestaan, dat in het be-
derf der lucht gelegen is. Bij dit laatste hebbeu wij drieërlei
wijzen te onderscheiden, op welke de uitwasemingen der riool-
stoffen zich in de lucht, die wij inademen, kunnen versprei-
den: 1° van uit de privaten; 2° door den grond en wel vooral
van uit dat gedeelte der riolen, dat onder de huizen ligt, en
3° uit de grachten. Ueze laatste wijze van opneming van scha-
delijke uitwasemingen komt echter voornamelijk slechts in den
zomer voor; haar invloed strekt zich bovendien niet licht ver-
der uit dan tot de onmiddellijke nabijheid der grachten en de
toestand der lucht wordt bij een ruimeren toevoer van versch
water, bij het waaien van een frisschen wind of het dalen
der temperatuur dikwijls in korten tijd weder dragelijk.
Gaan wij nu het plan der door het gemeentebestuur aange-
stelde commissie na, dan treft het ons terstond dat hierbij
stilzwijgend als principe schijnt aangenomen dat het bijna
nergens anders op aankomt dan om het stinken
der grachten te beletten, of dat althans, wanneer dat
doel slechts bereikt is, men al liet overige wel of\' aan het
goedvinden der huiseigenaars (zie § 1(17 van het rapport), of
aan de particuliere industrie (zie § 54) zal kunnen overlaten!
In de hoofdzaak toch komt het door de commissie voorge-
stelde plan hierop neder:
1° dat men een aantal grachten, die thans als niet veel beter
dan open riolen te beschouwen zijn, zal dempen en door ge-
slotene riolen zal vervangen;
-ocr page 8-
6
2° dat men ook langs ie overblijvende grachten riolen zal
aanleggen, waarin de uit de huizen komende spruiten haren
inhoud zullen ontlasten. Nadal dan de rioolinhoud, op de
plaats waar al deze nieuwe riolen in ééne hoofdhuis te zameu
komen, met het zoogenaamde suvEKxsche mengsel zal zijn ge-
desinfecteerd, moet hij in een ten westen van de stad aan te
leggen bassin worden opgepompt, waarin de vaste stollen, die
door het bijgevoegde mengsel uit de massa zijn nedergeslagen,
kunnen bezinken, terwijl daarna het vloeibare gedeelte van den
rioolinhoud beneden de stad, in de onmiddellijke nabijheid der
daar bestaande zwem- en badinrichting, in den Rijn zal wor-
den ontlast. Het bezinksel, dat als meststof zijne waarde door
het desinfecteeren geheel heeft verloren, moet telkens met
schuiten of karren worden weggevoerd, waarheen zegt de com-
rnissie niet. Bovendien schijnt het vertrouwen der commissie
in het desinfectcerend vermogen van het door haar aanbevolen
suvEUN\'schc mengsel alles behalve onbeperkt te zijn daar zij,
de keuze besprekende der plaats, waar het gedesinfecteerde
rioolwater uit het bassin zal moeten wegvloeien, o. a. zegt dat
zij het loozen van rioolwater op den singel niet kan of mag
aanbevelen.
Aangenomen echter, dat op de voorgestelde wijze het stinken der
grachten geheel zou voorkomen worden : wij hebbeu reeds aange-
toond dat hierin zeker niet het eenige en hoogst-
waar schijnlijk zelfs niet het voornaamste kwaad
gelegen is, dat uit het thans bestaande rioolstel-
sel voortspruit. Wij moeten dus nog nagaan hoe, volgens
het plan der commissie, de verontreiniging van den grond onder
de woningen en het bederf van de lucht binnenshuis zou wor-
den tegengegaan. Het weinige, dat wij daarover in het rapport
der commissie vinden, is in § 107, waar wij lezen: „De tot
aan de huisgevels van gemeentewege gelegde buisriolen kun-
n e n vervolgens, onder toezicht van gemeente-ambtenaren, door
de particulieren binnenshuis worden in verbinding gebracht
met een stankvrijen put, waarop de afvoerbuizen van de goot-
-ocr page 9-
7
steeueu, privaten, enz. uitkomea"; en in § 85: „de onder-
vinding heeft geleerd dat de oude riolen van zoo verschillende
constructie, te groote afmeting, ver uiteeuloopende diepte-aan-
leg en in den regel van zoo slechte zamenstelling zijn, dat het
aanhechten daarvan in den staat waarin zij zich bevinden niet
denkbaar is." Juist daar derhalve, waar de slechte riolen het
meest kunnen schaden, wordt hunne verbetering door de com-
inissie aan het goedvinden der particulieren overgelaten! Aan-
genomen nu alweder dat de eigenaars van alle huizen, wier
riolen thans rechtstreeks in de grachten uitloopen, wanneer de aan-
sluiting dezer riolen aan de nieuwe straatriolen „niet denkbaar
is", door den nood gedrongen besluiten in hunne woningen
nieuwe riolen aan te leggen, zal dit eveneens gebeuren in de
tallooze straten en stegen, waar niet de huisriolen maar alleen
het hoofdriool met de nieuwe, langs de grachten aan te leg-
geu riolen in verbinding moet worden gebracht ?
Het is duidelijk genoeg dat hier alles bij het oude zal blij-
ven en dat dus bij de toepassing van liet plan der commissie
aan eene alge me en e verbetering van den bestaanden toestand
niet te denken valt.
Over de andere bezwaren, die tegen het bedoelde ontwerp
kunnen worden in het midden gebracht zullen wij lüer niet
verder uitweiden, te meer daar een alleszins bevoegd beoor-
deelaar, de Heer maas gkestekanus, civiel ingenieur en
hoofdopzichter van Rijnland, ons de vrijheid gegeven heeft
zijne opmerkingen over het genoemde rapport, als Bijlage bij
dezen brief te voegen; onder verwijzing naar dit stuk, vooral
ook wat de technische bijzonderheden van het hier besproken
plan betreft, willen wij alleen nog op een paar nnanciëele puu-
ten opmerkzaam maken, die onze aandacht in het rapport heb-
ben getrokken.
Vooreerst trof het ons dat er bij de berekening der jaar-
lijksche kosten nergens gewag gemaakt wordt van interessen
noch van aflossing van het voor den aanleg van het werk be-
noodigde kapitaal van /\'464,674.—.
-ocr page 10-
8
Ten andere is het ons een raadsel hoe de aanschaffing der
voor het desinfectceren benoodigde stoffen, die toch, volgens de
ontwerpers van het plan zelve, op /\'0.G6 \'sjaars per inwoner
te staan komen, op de raming der onkosten, met verwijzing op
den vooruitgang in de chemische wetenschap, alleen „pro me-
morie" staan uitgetrokken. Wanneer toch de berekening der
commissie juist is, dan zou alléén voor die stoffen, bij eene
bevolking van 40,000 zielen, eene jaarlijksche uitgaaf van
ƒ26,400.— worden vereischt. Men moet dus wel een bij-
zonder goeden dunk hebben van den vooruitgang in de che-
raische wetenschap, als men meent dat de benoodigde stoffen
die thans nog met / 26,400.— moeten betaald worden, weldra
geheel kosteloos zullen te verkrijgen ziju!
Wij behoeven na het aangevoerde dus wel niet te verzeke-
ren dat het voorstel der 1111. conrad, van dek waeyen,
pietekszen en van niftrik ons voorkomt, noch uit een hy-
giè\'nisch noch uit een financieel oogpunt, aanbeveling te verdie-
nen. Immers het bestrijdt bijna uitsluitend het geringere kwaad
(het stinken der grachten,) en laat het veel ergere nadeel
(her bederven van den grond, van het putwater en van de lucht
in de woningen,) onverminderd voortbestaan. Bovendien ont-
neemt het aan stollen, die voor den landbouw eene zeer groote
waarde hebben, mits zij op geschikte wijze worden verza-
meld, die waarde ten eenenmale, en om dit doel te bereiken
zou aan de gemeentekas eene jaarlijksche uitgaaf van ruim
f 30,000 moeten worden opgelegd: zelfs wanneer wij geen e
interessen of aflossing van het aanleg-kapitaal in rekening
brengen: doen wij dit, dan moet de straks genoemde som nog
bijkans worden verdubbeld.
En toch is er één punt, waarover wij het volkomen met
het plan der commissie eens kunnen zijn en dus geneigd zou-
den wezen haar voorstel te ondersteunen. Wij bedoelen het
dempen van een aantal grachten: want hoewel wij, zooals uit
het bovenstaande gebleken is, het stinken der grachten niet als
het grootste nadeel beschouwen dat uit de gebrekkigheid
-ocr page 11-
o
van het thans bestaande, rioolstelsel voortvloeit, rekenen wij
daarom toch dit nadeel niet gering. Ook zal het, aangeno-
rnen dat er door de riolen weinig of geen vuil meer in de
grachten werd gevoerd, wel altijd tot de onbereikbare dingen
blijven behooren om (althans in de geringe buurten) het wer-
pen van vuilnis in de grachten te beletten.
Het is dan ook met groot genoegen dat wij in het afgeloo-
pen Jaar het voorstel van het dagelijksch Bestuur hebben begroet
tot denrping van een dier walgelijke modderpoelen, waar het bijna
geheel aan toevoer van versch water ontbreekt, namelijk het
gedeelte der Binnenvestgracht, dat zich van de gewezen Koe-
poort tot de Zijdgracht uitstrekt en waarin, behalve de riolen
en privaten van de huizen der Hoefstraat (eene buurt welke
door de vele cholera- en typhus-gevallen, die er werden opge-
merkt, eene treurige bekendheid verkreeg) ook die van de
Sint Jakobsgracht, met het R. C. Wees- en Armhuis, van de
Garemnarkt en van de Raamsteeg uitmonden.
Zal echter het dempen eener gracht, waarin vele riolen uit-
loopen, voor de bewoners der nabijgelegene huizen een noemens-
waardig voordeel opleveren, dan is het niet genoeg om iii plaats
van het open riool (dat men wel gracht gelieft te noemen)
een gesloten riool aan te leggen, dat alle stollen opne-
men moet, welke vroeger die gracht tot een modderpoel en den
omtrek tot eene der ongezondste buurten der stad maakten;
zoowel uit hetgeen wij hierboven reeds bespraken als uit de
„Opmerkingen" van den Heer maas geesteuanus blijkt dui-
delijk genoeg dat er nog aan andere eischen moet worden vol-
daan, zal men niet enkel in plaats van het écne kwaad (de
ongezonde uitwasemingen der gracht) het andere niet minder
erge (het doortrekken van den bodem met rioolvuil) zien in
de plaats treden. Zoo lang men ten minste behalve regen- en
zoogenaamd „ménage-"water ook de faecale stoffen door dezelfde
gemetselde riolen blijft afvoeren en er niet in geslaagd is die
riolen volkomen waterdicht te houden, zoolang zal ook het
dempen eener gracht slechts het vrij twijfelachtige nut ople-
-ocr page 12-
III
veren waarvan wij zoo even spraken. Neen, waarlijk, ook hier
kunnen geene halve maatregelen baten! Wil men werkelijk
nut aanbrengen dan moet er in de allereerste plaats gezorgd
worden, dat althans de stoffen, die stellig het meeste toebren-
gen tot het bederven van twee onzer voornaamste levensbe-
hoeften: lacht en water, uit de nabijheid der woningen worden
verwijderd vóór dat zij hare schadelijke uitwerking hebben doen
ondervinden. Geen der tot nog toe bekend gemaakte rioolstel-
sels komt ons voor zóó volkomen aan dit doel te beantwoorden
als het zoogenaamde UEUxmt\'schc stelsel, waarvan wij de hy-
giënische voordeden reeds vroeger hebben geschetst. Daar
echter dit stelsel tot nog toe in ons land nergens is toege-
past, en bij de toepassing ook het finnnciëele punt niet uit het
oog mag worden verloren, heeft de lieer de hruyn kops,
civiel ingeneur te Breda, zich op ons verzoek belast met het
opmaken eener zoo nauwkeurig mogelijke begrooting voor de
toepassing van het genoemde stelsel voor die buurt, uit welke
de riolen in het te dempen gedeelte der Binnenvestgracbt uit-
loopen.
De arbeid van den Heer de buuyn kops, die als tweede
Bijlage bij dit schrijven is gevoegd en door een kaartje ge-
noegzaam is verduidelijkt, maakt het onnoodig hier nog veel
bij te voegen. Nog een paar opmerkingen slechts meenen wij
niet te mogen achterhouden. Eene juiste begrooting der ver-
moedelijke kosten van de aanwending van dit zoowel als van
elk ander rioolstelsel kan natuurlijk slechts door nauwkeurige
opmeting op de plaats zelve worden verkregen: op deze wijze
is dan ook het cijfer bepaald voor de kosten van de toepassing
van het i.iERNinische stelsel in de genoemde buurt, liet was
echter wenschclijk eene — zij het ook approximatieve — bere-
kening te kunnen leveren ook voor de overige deelen der stad.
Daartoe moesten de kosten van aanleg, zooals die in de op-
genonien buurt waren gevonden, worden gesplitst in zoodanige,
waarvan het cijfer regelmatig per inwoner, of per privaat, zich
gelijk bleef, en andere, die moesten rijzen of dalen in de om-
-ocr page 13-
11
gekeerde reden van de dichtheid van bevolking, terwijl nu
ouk de opgenomen buurt, zoowel wat dit laatste punt als wat
haar inwonertal betreft, achtereenvolgens vergeleken moest wor-
den met de overige deelen der stad. Het bleek daarbij spoedig
genoeg dat de kosten van aanleg (per inwoner berekend) in
de verschillende wijken der stad een vrij groot verschil zouden
opleveren, maiir tevens dat zij over het algemeen juist
in die buurten het geringste waren, waar de ver-
betering van de hygiënische voorwaarden voor
de bewoners het meest dringend noodzakelijk
moest worden geacht, met name dus voor de armste
buurten \'). Daar nu het UEKNURSche stelsel de goede eigen-
schap heeft dat men de toepassing aanvankelijk reeds in eene
enkele buurt kan beproeven om die later, naarmate de omstan-
digheden het weuschelijk doen achteu, ook tot andere buurten
uit te breiden, biedt zich hierdoor als van zelf de gelegen-
heid aan om een aanvang te maken met die buurten, waar
verbetering het meest noodig is.
Wat den verkoop der te verzamelen stollen betreft, hoewel
hierbij (zoo als dit ook de lieer de biuiyn kovs in zijne me-
moric van toelichting erkent) uit den aard der zaak vooraf
geeue volstrekt nauwkeurige berekeningen te maken zijn door
\') Do dichtheid dor bevolking bleek hot grootst te zijn in Wijk II: voor ieder
bewoner komt daar gemiddeld niet moor dan 16.4 m\', daarop volgt Wijk VIII
met 17,1 m5 |ier inwoner, vervolgens de Wijken VI mot 23 in2, V mot 21.2 m*.
I met 23,1 m2, III mot 27,3 m\' en VII mot 29,f> mJ per inwoner: in Wijk IV
eindelijk komen [33,3 mJ voor eiken inwoner. De kosten van aanlog verschillen
daarnaar tiissrhen f 12.19 (in Wijk II) en /18.65 (in Wijk IV) per in-
woner. Wordt nu Wijk IV, waar de hygiënische verhoudingen zeker wel hot
gunstigste zijn, vooiioopig buiten de berekening gelaten, dan zijn de kosten van
aanlog voor de zeven overige wijkon sleehts f 15,07 por inwoner. Laten wij
ook Wijk VK er huilen, dan houden wij voor de overige zes wijkou een gemid-
deld cijfer van / 1-1,23 per inwoner. Daar deze wijken te zauien omstreeks
                           
30,000 inwoners bevatten, komt dan voor dat gedeelte der stad de aanlog der
07782210
«erken ouder den grond op ƒ 427.500, of, met al de benoodigde toestellen op
./\' 403.000 te staan.
-ocr page 14-
12
het gemis van volkomen vergelijkbare gegevens, kunnen wij
toch niet nalaten op een feit te wijzen dat aan het verkrijgen
ook van eene bevredigende liuancié\'ele uitkomst eene hooge
mate van waarschijnlijkheid geeft.
Wij bedoelen de te Groningen (bij eene, althans hygiënisch,
hoogst gebrekkige wijze van inzamelen) verkregen resultaten.
Reeds sedert eene lange reeks van jaren worden daar de meeste
faecale stollen van gemeentewege verzameld en, met het straat-
vuil en haardasch vermengd, op gezette tijden verkocht. Deze
verkoop heeft in de laatste 20 jaren, waarvan wij de cijfers
konden raadplegen, al meer en meer opgebracht. De verkregen
prijzen bedroegen meestal f 60 ii f 70 soms f 80, in één jaar
zelfs f\\)\\ per scheepsvracht van 17.700 kilo, terwijl het totaal
der (bruto) opbrengst in het afgeloopen jaar tot / 80,139.75
klom. De stedelijke ambtenaar, die met het toezicht over de
verzameling en den verkoop dezer stollen is belast, verzekerde
nog niet lang geleden: „ De vraag blijft steeds grooter dan de
aanbieding, ja, indien de hoeveelheid die jaarlijks wordt ver-
kregen kon worden vertienvoudigd, ook dan nog zou al deze
mest gereeden aftrek vinden."
In het Rapport eener Commissie uit den geneeskundigen
Raad van Noord-1 Iolland (in welke Commissie, behalve genees-
kundigen, echter ook eenige met den landbouw in die streken
van nabij bekende personen zitting hadden) lezen wij o. a. het
volgende:
„ Het moest eigenlijk overtollig zijn om over de hooge waarde
van de versche faecalién als meststof, hetzij bij dadelijke aan-
wending, hetzij tot het vormen van mengmest, ook maar één
enkel woord te zeggen. Maar nog altijd zijn er landbouwers,
en wie weet wie al meer, welke die stoffen verwarren met
„ouden beer," die men dikwijls voor het halen te duur heeft.
Zorgt men er voor dat niet door gisting en uitspoeling of
uitdrooging de beste bestanddeelen verloren gaan, dan is er
geen afval te vinden, waarin zooveel plantenvoedsel zit.
Mocht men toch eindelijk eens verstandig gaan handelen,
-ocr page 15-
13
en die stoffen op de meest volkomene wijze en met den meesten
spoed verzamelen! Het rioolstelsel van mernuk is er
voor het tegenwoordige het beste middel toe."
Ten slotte nog de opmerking dat het zoogenaamde i.ier-
NURsche landbouwstelsel, waarbij het geheele jaar door
de verzamelde faecale stoffen rechtstreeks naar de akkers zou-
den worden vervoerd om daar onmiddellijk te worden onder-
geploegd — een stelsel dat, al mocht het ook overigens bruik-
baar zijn, veel te veel van den ouden sleur afwijkt, om spoe-
dig bij onze landlieden ingang te vinden, — volstrekt niet
beschouwd, moet worden als onafscheidelijk aan het i.iEUNintsche
verzamelingsstelsel verbonden te zijn. Verkoopbaar zijn de ver-
zamelde stoffen zeker; op welke wijze zij voor den verkooper
het meeste voordeel zullen kunnen opleveren moet later de
ondervinding leeren.
Wij eindigen met den wensch dat de stad Leiden, door het
te nemen besluit van haar gemeentebestuur alle andere ge-
meenten van ons land moge vóórgaan in het ten uitvoer bren-
gen van een voor het algemeen welzijn zóó gewichtigen maat-
regel : — een maatregel waardoor, naar wij vertrouwen, einde-
lijk voor goed een einde zon gemaakt worden aan een toestand,
die hoe langer hoe ondragelijker wordt en die reeds veel te
lang de gezondheid en het leven van duizenden onzer mede-
burgers heeft in gevaar gebracht!
Namens ile Verecniging lol verbetering van de
Volksgezondheid Ie Leiden,
J. A. BOOGAARD, Voorzitter.
T. ZAAIJER, Secretaris.
Aan
den Raad der gemeente Leiden.
-ocr page 16-
-ocr page 17-
Bijlage I.
OPMERKINGEN naar aanleiding van het
plan voor een rioolstelsel, opgemaakt
door J. F. W. CONRAD, \\V. C. VAN DER
WAEYEN HETERSZEN <>n J. G. VAN NIF-
TRIK, door P. MAAS GEESTERANUS, Civ.
Ing., Hoofdopzichter van Rijnland.
Zooals bekend is werd in 1867 door het Leidsche Gemeente-
bestuur aan eene Commissie, bestaande uit de HH. j. f. w. con-
RAD, W. C. VAN DER WAEYEN PIETERSZEN eil J. G. VAN NIFTRIK,
opgedragen de bestaande plannen van rioleering der stad Leiden
te onderzoeken en daarover hun gevoelen mede te deelen. Het
door genoemde Heeren in het afgeloopen jaar over deze zaak
uitgebrachte en voor het publiek verkrijgbaar gestelde Rapport
bevat, behalve eene kritiek der vroegere door den lieer bei-
jerinck en den Gemeente-Architect gemaakte projecten, ook
een nieuw plan van rioleering der stad. Dit plan komt mij
echter voor weinig te beantwoorden aan de eischen van den
tegenwoordigen tijd. Ik zoek er te vergeefs naar die beginselen,
welke men thans meer algemeen voor de ware houdt en het is
daarom dat ik het waag te waarschuwen tegen de nadcelen, die
de gevolgen zullen zijn van de uitvoering van dit plan. Ik
veroorloof mij derhalve de volgende opmerkingen naar aanlei-
ding van en met verwijzing naar het genoemde rapport.
Het eerste Hoofdstuk bevat algemeene beschouwingen over
den gebrckkigen gezondheidstoestand van steden en de midde-
len tot verbetering en, hoewel men zich alleen tot het eerste
bepaalt, kan ik mij met het daarin aangevoerde zeer goed ver-
eenigen.
-ocr page 18-
16
Hetzelfde geldt voor den inhoud van het tweede Hoofdstuk,
bevattende de beoordeelint; der aan de Commissie voorgelegde
plannen, in het bijzonder van het plan van den Heer beijkeincK.
Terecht besluit mijns inziens de Commissie in § 2!>, dat
zij zich niet kan bepalen tot het aantoonen der gebreken der
verschillende plannen, maar dat van haar verwacht wordt de
mededeeling harcr denkbeelden over de wijze, waarop eene af-
doende verbetering uit een hygiënisch oogpunt zal worden
verkregen.
Ik geloof echter te kunnen bewijzen, dat hetgeen door haar
wordt voorgesteld, bovenal uit een hygiënisch oogpunt, niet
aan het oogmerk zal voldoen.
In § 31 namelijk wordt aangevoerd, „dat als eene hoofd-
voorwaarde voor de verbetering van den gezondheidstoestand
der steden in het algemeen is vastgesteld: onmiddellijke
afvoer van alle vuil."
Dit denkbeeld, hoe goed ook op zich
zelf\', kan alléén dan worden verwezenlijkt wanneer men vooraf
nauwkeurig heeft overwogen wat er van de stoften worden
moet, die men aldus heeft verwijderd, en nadat bovendien zal
zijn nagegaan tot welke tinanciëele uitkomsten men hierbij zal
geraken. Zoo heeft b. v. te Londen, waar een dergelijk stelsel
als het door de commissie bedoelde in den ruimsten zin werd
toegepast, de uitslag zeer slecht aan de verwachting beantwoord.
Men eischt dan ook thans dat, bij den onmiddellijken afvoer
van alle vuil, de menschelijke uitwerpselen afzonderlijk zullen
worden gehouden en alle vuilnis tot nuttig gebruik zal worden
aangewend.
Op den nadeeligen invloed dezer stollen wordt in § 31 ge-
wezen; — dat men er reeds in geslaagd is, ze afzonderlijk af
te voeren, is aan de Commissie zeker ook bekend.
In § 32 wordt vermeld, dat de gezamenlijke afvoer nergens
gunstige tinanciëele uitkomsten heeft gegeven, maar de reden
waarom wordt niet opgegeven; zij bestaat hierin dat de men-
schelijke uitwerpselen met water verdund en in vermenging
met ander vuil opgevangen, de waarde verliezen, die zij als
-ocr page 19-
17
meststof bezitten, maar die, werden ze onvermengd verzameld,
verwezenlijkt zoude worden.
In § 33 stapt de Commissie luchtig heen over de mogelijk-
heid van het maken van uitvoerbare bepalingen tegen liet uit-
loozen van fabriekwater, dat een aanzienlijk gedeelte van het
rioolvuil van Leiden» uitmaakt, in de grachten. Ik houd mij
overtuigd dat het fabriekwater, dewijl het betrekkelijk weinig
schadelijke organische bestanddeelen bevat, door eenvoudige mid-
delen gedesinfecteerd zou kunnen worden en dan veilig in de
grachten zou kunnen blijven uitloopen. Onder eenig toezicht
zouden zoodanige bepalingen zeer goed kunnen uitgevoerd wor-
den, even goed als dit elders plaats heeft.
Nabij het slot van § 38 wordt de noodzakelijkheid van den
afvoer van faecaliën, die volgens van dek vaauw niettegen-
staande de verbodsbepalingen, sinds lang op de riolen en grach-
ten worden gebracht, aangewezen. Die noodzakelijkheid wordt
door mij ook ingezien mits de afvoer afzonderlijk geschiede.
§ 34 en § 35 bevatten eenige onjuiste beschouwingen over
het gebruik der meststoffen, die in de gemeente worden voort-
gebracht; oningewijden mogen zich hierdoor laten misleiden,
het is genoeg bekend wat elders geschiedt.
Om in de woorden der Commissie te spreken: er is veel,
zeer veel geschreven, maar uitgevoerd is er ook, en de
resultaten daarvan zijn van dien aard, dat de voorstanders vnn
gezamenlijken afvoer van alle vuil den meest gegronden twijfel
mogen koesteren of men ooit meer tot de uitvoering hunner
plannen zal geraken, nu de ondervinding geleerd heeft, dat
deze niet dan groote uitgaven vorderen, zoowel van aanleg als
van onderhoud, terwijl de afzonderlijke afvoer der mensche-
lijke uitwerpselen, mits onder zekere omstandigheden, een ruime
bron van inkomsten uitmaakt.
In Praag ontvangt men thans op de plaats, waar ze verza-
meld worden, een bedrag van ƒ4.80 voor de faecale stollen per
jaar door een persoon voortgebracht en de waarde, die zij daar
hebben, bezitten zij hier ongetwijfeld ook. Door hunne afzon-
-ocr page 20-
18
derlijke verzameling en onmiddelijken afvoer wordt er op de
meest volkomene wijze voldaan aan de hygiënische belangen,
waarvan de Commissie zich de behartiging zoo zeer ten taak
stelt.
Het voorbeeld van Manchester, in § 3(5 aangevoerd, zou
alleen waarde hebben wanneer hierbij werd opgegeven waarin
het naar het oordeel der Commissie „ meest volledige stelsel
van opzameling van vuil" aldaar bestaat.
Het moet bevreemding wekken dat wetenschappelijke man-
nen wanneer zij zich, zooals in § 37, op een zuiver hygiënisch
standpunt plaatsen, beweren dat liet verschil tusschen de werke-
lijke en theoretische waarde dezer stoffen oneindig groot is, ter-
wijl hunne voorstelling tot staving daarvan in het slot van
§ 37, dat er zich nog geene maatschappij heeft gevormd, die
zich de exploitatie van de opbrengst der stoffen ten doel stelt,
allen grond mist. Te Praag bestaat namelijk eene maatschappij
van dien aard, die behalve de toestellen voor den dagelijkschen
afvoer der faecaliën, ook nog die voor den afvoer van ander
vuil, kosteloos in de huizen aanlegt en in de opbrengst der
meststoffen aanzienlijke winsten geniet.
De uitspraak, in § 38 vervat, is dus geheel in strijd met
de waarheid en daardoor vervalt ook het schrikbeeld van § 39
dat er voor een dubbel stelsel zoo groote kosten zouden ge-
vorderd worden, dat men zou eindigen met niets te doen. Het
is echter niet minder waar, dat hooge begrootingen niet altijd
van de uitvoering van werken afschrikken, zooals blijkt uit
den aanleg van vele publieke werken hier te lande, voor de ont-
werpers waarvan zuinigheid een onbekend woord schijnt te zijn.
Het is bovendien wel degelijk over een te brengen met de
roeping van een gemeentebestuur, te trachten uit de werken
ten behoeve eener bevolking aangelegd, de middelen te vinden
om er de kosten geheel of gedeeltelijk van te bestrijden. Zulke
gevallen komen zelfs veelvuldig voor: te Groningen wordt een
stelsel van afvoer van faecale stollen, hoewel primitief in den vorm,
met winst gedreven. Ue gemeente \'sGravenhage exploiteert een
-ocr page 21-
10
koffijhuis, logement en badinrichting, en is zelfs voornemens
eene gasfabriek te stichten welke laatste industrie ook door
vele andere gemeentebesturen met voordeel wordt gedreven.
Het exploiteeren van een rioolstelsel, vooral met het oog op de
dringende behoefte die er in onze meeste steden aan bestaat, en
in aanmerking nemende de aanzienlijke kosten, die voor de daar-
stelling, hetzij dan van een enkel of dubbel stelsel, gevorderd
worden, maken dat men de kans om er inkomsten van te ver-
krijgen niet behoort te verwaarloozen, maar de voorstanders van
den gezamenlijken afvoer van alle vuil, zoo als dit in het plan
der commissie wordt voorgesteld, zijn met zulke berekeningen
niet gediend, uanr hun stelsel nooit eenig geldelijk voordeel kan
opleveren.
Bij het opsommen van de voordeelen aan het stelsel der
commissie verbonden, komt er een voor, dat voor zeer ver-
schillenden uitleg vatbaar is. Het betreft het verlagen van het
peil van het grondwater.
Prof. pettenkofer heeft bewezen dat, wanneer epidemische
ziekten in steden heerschen, de hevigheid daarvan toe- of af-
neeint, naarmate het grondwater in den bodem daalt of rijst,
met andere woorden dat bij zware regens, wanneer het water
in den bodem stijgt, de ziekten in hevigheid verminderen, en
dat bij langdurige droogte het tegenovergestelde plaats heeft.
In Malta, dat op eene rots is gebouwd, die zoo poreus is
dat zij 33°/0 aan water kan bevatten, heeft men dit herhaal-
delijk opgemerkt.
Het is daarom, vooral in ons vochtig land, wcnschelijk in
het belang der openbare gezondheid, dat het waterpeil zoo re-
gelmatig mogelijk worde gehouden, ten einde de gevolgen te
voorkomen van de werking van den atmosfeer op den droog-
gelegden bodem.
Volgens § 46 mag men zich misschien toch nog vleien met
eeuig voordeelig resultaat, daar de Heer dumas, die de ouderzoe-
kingen te Parijs bestuurt, naar aanleiding van den uitdrukkelij-
ken last des Keizers dat alle meststoffen aan den landbouw moeten
-ocr page 22-
20
verstrekt worden, zou hebben verklaard dat men met de berei-
king van het doel om meststoffen uit het rioolvuil te bereiden
op den goeden we? was en eene goede oplossing kon verwachten:
dat men dit echter uit het provenu van een spoelstelsel zou kun-
nen verkrijcren is niet aan te nemen. Liebig heeft vroeger op
de schatten gewezen, die in de riolen begraven werden; hij
meende echter niet dat ze er eerst in zoek gemaakt en dan
met veel moeite en kosten weder te voorschijn gebracht moes-
ten worden en Prof. way vergelijkt dit streven met het zoe-
ken naar een korrel goud, die men vooraf in zijn bezit gehad
en later in tonnen quarts verborgen heeft.
In Praag heeft men de oplossing van dit probleem reeds sedert
eenigen tijd, maar langs een meer natuurlijken weg verkregen,
die niet zonder invloed zal blijven en weldra overal zal gevolgd
moeten worden.
Ik kan mij dus alleen vereenigen met de laatste periode van
den slotzin van § 47, dat door den aanleg van het voorgestelde
stelsel de grachten zuiverder zullen worden, dewijl de riolen
er niet meer op zullen loozen, maar dat de stad veel gezonder
zou worden na de uitvoering van dit plan, betwijfel ik met grond.
De nadeelen, die men bij het Londensche stelsel heeft ondervon-
den, kunnen ook hier niet uitblijven, daar dit plan volgens
dezelfde beginselen is ontworpen; zelfs de hellingen zijn dezelfde.
De gassen, waarvan de vorming wordt bespoedigd door de ver-
snelde ontbinding ten gevolge van de vermetiging met water,
stijgen langs de kruin der riolen op en vinden hunnen weg
langs de spruiten, die boven in de riolen uitmonden, door alle
stankafsluiters heen in de woningen ; zelfs de best verwarmde en
geventileerde huizen ondervinden hier den last van. In Amsterdam
verheugt men zich op een punt waar de demping eener gracht
heeft plaats gehad, en waar een nieuw riool is aangelegd, dat de
verf niet meer aanslaat, maar men denkt er niet aan, dat de gas-
sen veroorzaakt door de ontbinding der stoffen, die even als
vroeger niet worden afgevoerd, zich een toegang verschaffen in
de huizen en dat de gevolgen zich ongetwijfeld zullen openbaren.
-ocr page 23-
21
Het eenige middel dat men in Londen tot. verbetering van
dien toestand heeft gemeend te moeten beproeven, bestond in
het ventileren der riolen, dat is het afvoeren der gassen, waar
zij minder schadelijk zouden zijn en de huizen niet meer zou-
den kunnen binnendringen.
De Ingenieur bazai.gette, die de Londensche hoofd-afvoer-
riolen heeft ontworpen en aangelegd, geeft 4 methodes op om
de uitstrooming van de schadelijke gassen uit de riolen tegen
te gaan.
1°. Door ventilator-roosters met kool gevuld.
2°. Door brandende vuren met schoorsteenen.
3°. Door ventilatiebuizen. die langs en boven de huizen uit-
stekeu.
4°. Door het rioolvuil aanzienlijk te verdunnen.
Van zorgvuldige proeven genomen met de eerste drie metho-
des, wordt door hem verslag gegeven en de slechte uitkomsten
vermeld; de vierde, waarvan het a priori reeds betwijfeld mag
worden of zij tot een bevredigend resultaat zou kunnen leiden
daar, zoo als wij gezien hebben, de rotting der rioolstoffen door
bijvoeging van water wordt bespoedigd, is bovendien in hare
toepassing te Londen onmogelijk omdat de kosten van du aan-
zienlijke hoeveelheid water, die vereischt wordt, te hootr zouden
zijn: deze hoeveelheid bedraagt thans in gewicht 125 maal het
gewicht der excreta, bazat-gette wilde het op het dubbele
brengen. Dit bezwaar zou men hier o_pk ondervinden, daar de
behoefte aan doorspoeling het meest bestaat bij de spuitriolen,
waarin zich de stollen liet eerst verzamelen en waarin men,
behalve door het gieten van water in de privaten, door liet-
gebruik van „ waterclosets"\' wil trachten te voorzien. Boven-
dien is er des zomers niet altijd overvloed vau water in de
grachten tot het doorspoelen der straatriolen. Men bedenke
ook dat, wanneer er te Katwijk niet gespuid wordt, (en dit kan
juist bij lagen stand van liet grachtwater het minst geschieden),
een groot deel van het spoelwater weder naar de stad zou te-
rugvioeien. Bovendien zouden de riolen zoowel als de desin-
-ocr page 24-
22
fecteerbassins veel ruimer en dus kostbaarder moeten worden
om eene zooveel grootere massa te kunnen bergen.
De Hoofd-Ingenieur haywood is niet minder duidelijk op
dit punt. Een verhoor voor eene Commissie uit het Parlement
leidde tot het antwoord op de deswege tot hem gerichtte vraag:
dat hij er geen raad voor wist, dat de eenige manier om te
beletten dat de stank zich een toegang tot de huizen verschafte,
was om hem in de straten te doen ontsnappen.
De Ingenieur latham, die het rioolstelsel met bevloeiing
te Croydon heeft aangelegd, zegt in zijne openingsrede aan de
Society of Engiueers op 20 Januari 1868: „ Er is een onder-
werp in verband met den aanleg van riolen, dat van zoo groot
belang is dat het niet onvermeld moet blijven, ik bedoel de
ventilatie. Men schijnt er bij de vroegere rioleeiïngeu niet aan
gedacht te hebben dat een zekere hoeveelheid vloeistof in de
riolen komende, een gelijk volumen onzuivere lucht er uitdrijft.
Men kan er zeker van zijn, dat schadelijke gassen zich ont-
wikkelen in ieder riolennet, zoodra faecale stofi\'en of andere in
ontbinding verkeerende voorwerpen er in worden gebracht, zoo-
lang tot bevloeiing heeft plaats gehad of het rioolvuil in zee
is gestroomd. Het veranderend niveau bij het stroomen van de
vloeistof in de riolen, geeft deze gassen in een ongeventileerd
stelsel zoodanige spanning, dat ze zich door iederen stankafslui-
ter heen den toegang tot de huizen zullen banen."
Niet minder nadeelig werkt het vernielend vermogen van
het met faecale stofi\'en gemengde rioolvuil op het metselwerk,
zoowel op den kalkmortel als op het cement. Hierdoor dringen
de vloeistoffen in den bodem, dien zij vervuilen, waardoor
weder schadelijke gasontwikkelingen ontstaan.
In München, waar eene scheikundige Commissie bestaande
uit FEICHTINGER, KANKE, FRANK eil PETTENKOFER, deil grond
in de omgeving van een in 1858 gebouwd rioolstelsel onder-
zocht, waarover herhaalde klachten waren gerezen, werd het
volgende op gemerkt nadat men den grond ter zijde en onder
het uit harde klinkers iii cement gemetselde riool had weg-
-ocr page 25-
28
gegraven en een stnwdeur, die daarin aangebracht was om
te kunnen spuien, had dicht gezet tot dat de vloeistof er
over heen stortte. De buitenwand van het riool was nat en
er deden zich fijne straaltjes voer, waarvan er een in 14 mi-
nuten | liter leverde.
Bij een riool, bestaande uit beton van hydraulische cement,
spoten er geene straaltjes uit maar was de grond onder het
riool doornat en stonk.
Vervolgens werd een der hoofdriolen onderzocht, welks wan-
den eene dikte hadden van 60 centimeters en uit harde klin-
kers in cement bestonden; hier waren ook geene straaltjes,
maar het riool was van buiten nat en het zand stonk even als
bij het vorige.
Dit resultaat, zegt Prof. pettenkofer, de rapporteur der
Commissie, zal niemand verwonderen die zich ooit te voren
met dergelijk onderzoek heeft bezig gehouden. Waterdichte rio-
len bestaan alleen in de verbeelding van hen, die hydraulische
mortel en ondoordringbaarheid voor water als eén woord be-
schouwen. Ik heb, laat hij volgen, de riolen onderzocht die
eerst voor korten tijd te Frankfort a/M. gebouwd zijn door
iaNDT-EY, den verdienstelijken bouwmeester van de llamburgsche
riolen en ik heb bevonden, dat liet metselwerk overal water door-
liet, hoewel het van de beste constructie is. Deze riolen liggen
beneden het peil van het grondwater, en ik zag, hoewel er
geen toevoer van rioolwater uit de zijkanalen plaats had, een
stroompje helder water er door heen vloeien, dat overal door
de goed gevoegde muren was heengedrongen. Deze poreusheid
is waargenomen bij de beste riolen van Hamburg en Altona,
daar het gebleken is, dat het grondwater op alle plaatsen, waar
de riolen lager zijn aangelegd, overal lager peil heeft verkre-
gen, en dat zij dus dezelfde uitwerking hebben als draineer*
buizen op drooggelegd land.
Vreemd is het dat de Commissie in § 41 daarvan een ver-
dienste maakt, daar de poreusheid der riolen ook het vuile
water, dit zij bevatten, in den bodem zal doen dringen, terwijl
-ocr page 26-
24
de slappe grond, waarin zij moeten worden aangelegd, het ont-
zetten en lekworden zeer zal bevorderen.
Met betrekking tot de bezwaren, die geopperd zijn omtrent
de invoering van een stelsel voor afzonderlijken afvoer in de
oude gedeelten der steden, wensch ik\' nog te doen opmerken,
dat de Commissie in § 85 zegt: „ de ondervinding toch heeft
geleerd, dat de oude riolen van zoo verschillende constructie,
te groote afmeting, ver uiteenloopende diepte-aanleg en in den
regel van zoo slechte zamenstelling zijn, dat het aanhechten
daarvan in den staat waarin zij zich bevinden niet denkbaar
is," en in § 107 : ,, De tot aan de huisgevels van gemeentewege
gelegde buisriolen kunnen vervolgens, onder toezicht van de
Gemeente-ambtenaren, door de particulieren binnenshuis worden
in verbinding gebracht met een stankvrije put, waarop de afvoer-
buizen van de gootsteeneu, privaten enz. uitkomen."\'
Wil men werkelijk verbetering in den toestand brengen,
voor zoo ver men denkt die door de uitvoering van het
plan der commissie te kunnen verkrijgen, en dus alle stotfen
in de riolen brengen, die tot nog toe daardoor werden afge-
voerd, dan moeten er ongetwijfeld van uit alle huizen nieuwe
leidingen naar de riolen worden gemaakt.
Men kan echter zoodanigen algemeenen maatregel niet laten
afhangen van den goeden wil der inwoners, maar zou, als men
hen niet kan dwingen dit voor eigen rekenintr te doen, ook
deze werken op kosten der gemeente moeten uitvoeren.
Er bestaat hier dus hetzelfde bezwaar dat men tegen den
aanleg van een stelsel van afzonderlijken afvoer heeft te berde
gebracht: het komt mij echter voor dat men bij den aanleg
van een stelsel, waarbij de riolen tot afvoer van huis- en he-
melwater in de meeste gevallen onveranderd kunnen blijven
bestaan, of, daar waar zij vernieuwd moeten worden, veel ge-
ringer afmetingen kunnen hebben dan bij het voorgestelde
plan, men des te minder bezwaren zal te overwinnen hebben,
omdat de aanleg van het stelsel tot afzonderlijken afvoer van
faecaliën niet slechts het uitzicht opent op gunstige financié\'ele
-ocr page 27-
25
uitkomsten, maar op andere niet minder gewichtige voordeelen
in betrekking tot de verbetering der gezondheid.
Ik hoop dus dat al het voor en tegen door het gemeente-
bestuur zal overwogen worden, maar dat Leidens burgerij be-
waard zal blijven voor de uitvoering van een plan als het
door de commissie voorgestelde: een plan dat, mogt het wor-
den uitgevoerd, onophoudelijke aanvallen zou doen op de ge-
zondheid zoowel als op de beurs der burgerij, en daardoor eene
ramp zoude zijn, nauwelijks minder dan die, welke Leiden in
het begin dezer eeuw heeft getroffen.
-ocr page 28-
Bijlage II.
BEGROOTING VAN KOSTEN van het Plan
tot Rioleering volgens het stelsel lieristr
van de Raamsteeg, St. Jacobsgracht, Ga-
renmarkt en Kijthoek te Leiden.
KOSTEN DER TE LEVEREN MATERIALEN.
1°. Twee reservoirs van gegoten ijzer van 1.10 m.
diameter en 2.70 m. hoogte van een doorgaande wand-
dikte van 15 mm. met de straatkast, pijpen en bajo-
uetsluitingen, compleet a f 325.— (A en B) . . f 650.—
7 Hoofdkranen met straatkasten, compleet a ƒ80.— „ 560.—
2°. Hoofdhuizen ter gezamenlijke lengte van 470 m.
buis van 0.127 m. binnen-middellijn a ± 35 kilo
per 1 m. met inbegrip der losse moffen en hulpstuk-
ken, als S buizen, vereenigingstukken met de traag-
heidskleppen a f 3.— per m. (A1-4 en B1_s) . . „ 1410.—
3°. a. Nevenbuizen, verzamelbuizen en zijtakken
ter gezamenlijke lengte van 1219 m. met inbegrip der
bochten, broek- en ~ pijpen en verdere hulpstukken
van dezelfde afmetingen en tegen denzelfden prijs
als de buizen sub 2° a f 3.— per m. (genummerd) „ 3657.—
b.   158 stuks geëmailleerde trechters a f 10.— „ 1580.—
c.   2                                      urinoirs a f 10.— „ 20.—
d.  luchtpijpen van getrokken pijp van 0.05 m. bin-
nen-middellijn ter gezamenlijke lengte van 591 m.
a f 1.10 per m............„ 650.10
Transportere . . f 8527.10
-ocr page 29-
27
Transport . .  / 8527.10
4°. 27 Traagheidskleppen a f 40.— per stuk  „ 1080.—
op de punten van aansluiting der nevenbuizen op
de hoofdhuizen.
Totaal bedrag der te leveren materialen  f 9607.10
KOSTEN VAN DAARSTELLING.
5°. a. Voor het leggen der buizen ter gemiddelde
diepte van 1 m. beneden de straat, het graven
der sleuven, het dichten der moffen, het weder aan-
vullen der sleuven en opnieuw bestraten / 1.15 per m.
Voor Hoofdhuizen . . .         470 m.
„ Nevenbuizen in open terrein 654 m.
Samen 1124 m. a f 1.15 f
b.  Voor het leggen der buizen binnen de wonin-
gen, het dichten der moffen, het aanbrengen der
trechters, het doorbreken en inmetselen van mu-
ren, en het opnemen en weder leggen van vloeren
voor 565,5 m. buis appr. a f 2.50 per m.
           . „
c.  Voor het aanbrengen der luchtpijpen voor
591 m. a f 0.20 per m.........„
d.  Voor het onderheien van 2 reservoirs, het
plaatsen en luchtdicht opleveren van deze en het
aanbrengen en stellen der hoofdkranen . . . . „
1292.60
1413.75
118.20
200.—
3024.55
Totaal bedrag der daarstellingskosten f
RECAPITULATIE.
Bedrag der te leveren materialen.....  f    9607.10
Bedrag der daarstellingskosten......      8024.55
Onvoorziens 10<>/0..........      1368.85
Totaal bedrag . .  f  14000.—
-ocr page 30-
2S
Kosten van de geheele inrichting in huizen en
straten . ,............f   14000.-
Aankoop van een luchtpomp-locomobiel met een
pneumatische tender van 2 m3. inhoud met de bij-
behoorende slangen..........„    5500.—
Ingenieur\'s arbeid, toezicht, enz......\'„    2500.—
Totaal generaal . . f  22000.—
LiERNUR. DE BRUYN KOPS & C"
Breda, 8 Januari 1870.
-ocr page 31-
Bijlage III.
MEMORIE VAN TOELICHTING, behoo-
rende bij liet Plan tot Rioleering, vol-
gens het stelsel liernur, van de
Raamsteeg, St. Jacobsgracht, Garen-
markt en kijfhoek te Leiden.
Ingevolge de geprojecteerde demping van de Binnen Vest-
gracht, ter lengte van den Kijfhoek, werd het noodzakelijk om
te voorzien in den afvoer van al de riolen die in tien tegen-
woordigen toestand op genoemde Vestgracht loozen. Hiertoe
wordt in het bijgaande Plan voorgesteld:
1°. Het daarstellen van eeu ijzeren buizen-net met twee
ijzeren reservoirs, voor den afzonderlijken afvoer der excre-
menten, en
2°. het behouden der bestaande riolen tot afvoer van keuken-,
wasch- en hemelwater; die riolen aan te sluiten aan een hoofd-
riool ; \'t welk in het midden van de te dempen gracht moet
gelegd worden, en dat zal uitloozen \'t zij in den Puitensingel,
\'t zij in den zinkbeerput van de gedempte Koepoortsgracht.
Voor dit sub 2n voorgestelde hoofdriool tot den afvoer van
huis- en hemelwater stellen wij voor te bezigen buizen van
gebakken ijzeraarde van 0.30 in. middellijn, met spruiten van
0.125 m. middellijn, die door om- en aanmetseling met de be-
staande riolen en spruiten verbonden worden. Ue kosten voor
dit hoofdriool met spruiten en stankvrije zinkputjes, waaruit
het bezinksel van organische en andere stoften telkens door
uitechepping moet verwijderd worden, begrooten wij op ±
/1500.
-ocr page 32-
30
Het sub 1° vermelde ijzeren buizen-net voor den afvoer der
excrementen bestaat uit hoofdhuizen, nevenbuizen en tak- of
verzamelbuizen, alle van een binnen-middellijn van 0.127 m. De
verbinding der tak- of verzamelbuizen aan de nevenbuizen ge-
schiedt door S bochten van 0.60 m. tot 1.— m. hoogte; en die
der nevenbuizen aan de hoofdhuis door middel van zoogenaamde
traagheidskleppen, zijnde verticaal, loshangende, goedsluitende
ijzeren kleppen, die met een wicht van 12 kilogr. tegen den mond
der buis aandrukken. Deze kleppen kunnen alleen in de richting
van de hoofdhuis openstaan, en wel tengevolge van een ver-
schil van luchtspanning in de lioofd- en nevenbuis; doch sluiten
onmiddellijk door haar eigen gewicht, zoodra eene gelijke lucht-
spanning in beide buizen hersteld is.
Alle privaat-trechters nu die tot een en dezelfde nevenbuis
behooren, loozen in de tak- of verzamelbuis; en daar deze
buis de noodige helling heeft naar de nevenbuis toe, zoo zul-
len de excreta gedurende het etmaal, dat er tusschen iedere
ruiming verloopt, tijd en gelegenheid hebben om in de S bocht
bij elkander te vloeien, zoodat deze S bocht als een collectieve
syphon voor alle deze privaten dienst doet.
Van af deze S bocht wordt de nevenbuis gelegd met hellin-
gen van 1 op 10, afgewisseld door S bochten van 0.80 m. a, 1 m.
hoogte telkens 8 m. «\\ 10 m. afstands, tot aan de traagheidsklep.
De hoofdhuis wordt gelegd met eene helling van 1 op 75
naar het reservoir toe, alwaar zij met eene groote S bocht aan
haar hoofdkraan aansluit. Door het telkens openen en sluiten
dezer hoofdkraan, gedurende het luchtledig pompen van den
tender en het reservoir, zullen dus de excreta uit de verzamel-
buis in de nevenbuis en van daar in de hoofdhuis en het reservoir
gezogen worden.
Indien al het geval zich voordeed, dat een verzamelbuis met
alle zich daarop bevindende privaten gedurende een geheel
etmaal ongebruikt bleef, dan geeft zulks geenerlei stoornis in
de goede werking van de overige nevenbuizen; daar door de
snelle luchtverplaatsing in de hoofdhuis het gedeeltelijke va-
-ocr page 33-
ai
cuum zich tegelijkertijd voor alle traagheidskleppen doet ge-
yoelen. Alle traagheidskleppen slaan dus tegelijkertijd open,
doordien de zich achter de klep bevindende lucht de ver-
minderde luchtspanning in de hoofdhuis zal trachten te her-
stellen. In het geval nu van ledige neven- en takbuizen treedt
natuurlijk de vrije buitenlucht door de klep in de hoofdhuis;
doch in het geval van gevulde takbuizen, zal de verminderde
spanning in de nevenbuis het opzuigen der excreta uit de tak-
buis tengevolge hebben. Door een herhaald openen en sluiten
der hoofdkraan, zullen op gelijke wijze de excreta uit elke
S bocht in eene volgende gezogen worden, totdat zij zich door
de klep zelve in de hoofdhuis uitstorten, vanwaar zij door de
onstuimige luchtverplaatsingen in het reservoir zullen gedre-
vcn worden. Dat deze geheele bewerking voor iedere hoofd-
buis in enkele minuten afloojrt, blijkt uit de verkregen resul-
taten te Praag; doch zulks is bovendien gemakkelijk af te
leiden uit het feit dat de zeer krachtig werkende luchtpomp
in staat is om binnen 20 seconden een vacuüm van 60 cm. en
in 90 seconden een vacuüm van 71 cm. daar te stellen in een
besloten ruimte van 2 cub. meters, terwijl een volkomen
vacuüm 76 cm. telt. Een vacuüm van 50 a 60 cm. is voldoende
om de goede werking te verzekeren. De opslurping der excreta
uit het reservoir in den tender geschiedt weder in een zeer
kort tijdsverloop (naauwelijks ééne minuut) en wel door het
luchtledig maken van den tender alleen, en het daarna openen
der kraan in de slang, die het reservoir met den tender ver-
bindt.
Schoon de bij deze stukken gevoegde berekening als voor-
loopig moet beschouwd worden, kan toch nu wel een overzigt
verkregen worden van de te verwachten resultaten uit een
financieel oogpunt.
1 °. Het getal inwoners, dat door de twee groepen A en B zal
bediend worden, bedraagt 1180 terwijl de kosten van onder-
aardschen aanleg met de benoodigde privaat-trechters znllen
beloopen / 14000.— alzoo per inwoner ± ƒ11.87 of stelle
-ocr page 34-
32
/"12.— De kosten voor de toestellen, die nog verder worden
vereischt, bestaan vooreerst in den luchtpomp-loconiobiel en
minstens één tender, welke beide voor /5500.— kunnen aan-
geschaft worden. Diezelfde locomobiel met 4 tenders en eene
overvullingsmachine, ten einde den inhoud der tenders in de
vaten voor de verzending reukeloos over te tappen, zijn voldoende
voor een zielental van 15.000 u 20.000; en zouden met in-
begrip van een gebouwtje ongeveer f 15,000.— kosten. In het
ongunstigste geval zouden dus deze toestellen eene uitgave van
f\\.— per inwoner vorderen.
Tn het algemeen zal men echter moeten aannemen dut bij toe-
passing van het stelsel op de geheele stad eene uitgave zal
gevorderd worden van gemiddeld f 15.40 per inwoner voor den
aanleg onder den grond; of f 16.40 per inwoner voor dien aan-
leg plus de gevorderde toestellen voor de exploitatie.
2°. Hoewel in het onderhavige geval van exploitatie van
een kleinen kring van ± 1200 inwoners, de opbrengst te veel
gedrukt wordt door de noodzakelijke aanschaffing van toestel-
leu, die grootendeels voor een 12 h 15 voudig zielental vol-
doende zouden zijn: zoo zal toch de opbrengst hoogstwaar-
schijnlijk ruim genoeg zijn, zoo al niet om reeds bij den aau-
vang rente en aflossing van het kapitaal te dekken, dan toch
om de exploitatiekosten goed te maken; zooals blijkt uit de
onderstaande berekening. Het vereischte kapitaal kan geschat
worden als volgt:
kosten van den aanleg onder den grond volgeus
begrooting............f 14000.—
kosten van stoommachine en tender.....„ 5500.—
Ingenieur\'s-arbeid, toezicht en onvoorziens. . . „ 2500.—
Totaal . . ""ƒ22000.
De jaarlijksche exploitatiekosten zullen bedragen als volgt:
Een machinist, \'s morgens om de rui-
ining te bewerkstelligen, later den
-ocr page 35-
88
tender in de vaten over te tappen,
en in \'t algemeen als opzichter , . f 600.—
2 span paarden, gehuurd ad f 0.50 per
span per dag 1 uur per dag), en
waarvan de voerlieden behulpzaam zijn
in het bevestigen der slangen, openen
en sluiten der kranen enz. . . . „ 365.—
brandstof, olie, kleine uitgaven en re-
paratie..........„ 265.—
f 1230.
J lierbij nog gevoegd:
rente van kapitaal f 22000 ad 5 °;0f 1100.—
aflossing van „
            „ ad 1 °/0 . „ 220.—
afschrijving op machinerie f 5500
ad 10°/0.........„ 550.—
---------------- /"1870.-
Totaal der jaarlijksche uitgaven         . f 3100.—
De hoeveelheid faecale stoften, die ten koste dier jaarlijksche
som \'s jaars verzameld zullen worden bedraagt 342735 kilogr.
of in ronde cijfers 343.000 kilogr. zoodat de opzamelkos-
ten per 100 kilogr. \\\\%% =s/"0.90 zullen bedragen. Wat den
prijs betreft, die voor de aldus verzamelde stoften zou kunnen
bedongen worden, deze laat zich natuurlijk thans nog niet anders
dan bij benadering bepalen. De prijs, dien men thans in deze
streken voor den inhoud der zoogenaamde „ beerputten" ge-
woon is te betalen, welke stof als mest eene veel geringere
waarde heeft daar zij door gisting hare meest werkzame be-
standdeelen voor een groot deel heeft verloren: — deze prijs
(f 0,30 per 100 kilo\'s) kan onmogelijk als maatstaf gebezigd
worden, maar kan hoogstens als uitgangspunt ter bepaling van
het minimum dienen dat deze stoften zouden moeten opbren-
gen. Hoewel een zekere maatstaf alleen dan zou kunnen ver-
kregen worden wanneer het i.iEKNimsche stelsel ergens in ons
-ocr page 36-
34
eigen land een tijdlang in werking geweest ware, meenen wij
echter veilig als waarschijnlijke opbrengst het dubbele van
het zoo even genoemde minimum, dus ƒ0,60 te mogen aanne-
men. Er valt toch niet aan te twijfelen dat — hetzij de versche
faecale stollen onvermengd, of, zoonis te Groningen, vermengd
met asch en straatvuil ten verkoop worden aangeboden, — bij
het bekend worden van hare goede eigenschappen als mest-
stof, er althans hier wel geene geringere prijzen dan elders
zullen worden bedongen. Omtrent de financiëele resultaten der
toepassing van het UEENURsche stelsel in het buitenland
voegen wij hier alléén nog hel volgende bij.
De prijs, die thans te Praag betaald wordt, en waarvoor in an
dere steden als Briinn, Olinütz, Prerau enz. de groote grondbezit-
ters gretig contracteerden, bedraagt 66| Oostenrijksche kreuzer
per centner van 50 kilo\'s, gelijk aan / 1.46 per 100 kilogr.
Tegen dezen verkoojmrijs gerekend zoude er voor de Ge-
meen te een netto winst overschieten van ƒ0.56 per 100 kilogr.
Reeds tegen een" verkoopprijs van ƒ 0.90 per 100 kilo\'s wor-
den niet alleen alle exploitatiekosten gedekt, doch boven-
dien rente en aflossing van kapitaal bekostigd, en een reserve-
fonds gesticht tot vernieuwing der machinerie, terwijl na de
aflossing van het kapitaal, de daarvoor en voor rente uitge-
trokken som der Gemeente als bate toevloeit.
Hoe meerder uitbreiding aan het stelsel wordt gegeven door
het daarstellen van nieuwe in zichzelf coinpleete afvoergroepen,
des te minder zullen de exploitatiekosten per 100 kilogr. be-
dragen en des te grooter zijn de winsten voor de gemeente.
Ware het stelsel voor geheel Leiden toegepast op eene be-
volking van 40.000 zielen, dan zoude de jaarlijksche rekening
ongeveer als volgt staan:
aanlegkapitaal ad ƒ15.40 per inwoner ...    ƒ 610,000.—
machinerie ƒ1 per inwoner.......    „ 40,000.—
onvoorzien............    „ 4,000.—
Totaal . .T   ƒ 660,000.—
-ocr page 37-
35
De jaarlijksche exploitatiekosten zouden bedragen:
rente en aflossing ad 6«;0 voor ƒ660,000 . . ƒ 39,600.—
afschrijving machinerie ƒ 40,000 ad 10 °/0 . . „ 4,000.—
43,600.—
2 machinisten ad ƒ600         . , .
2 hulp-machinisten ad / 500 .
16 paarden ad ƒ300 "sjaars onderhoud
4 voerlieden ad ƒ400.....
2 stalknechts ad ƒ300 . . . .
1 opzichter.....              .
4 knechts voor overvullen ad ƒ300
brandstof, olie en reparatiekosten .
bureau-kosten, onvoorziens enz. .
ƒ 1200.—
„ 1000.—
„ 4800.—
„ 1600,—
„ 600.—
„ 1500.—
„ 1200.—
w 4000.—
„ 1500.—
---------------• » 17.400.--
Totaal . . ƒ 61,000 —
De jaarlijks te verkrijgen hoeveelheid excreta zal bedragen
40.000 >< 300 = 12.000.000 kilogr. welke ad ƒ0.60 per 100
kilogr. reeds ƒ 72,000.— of meer, dan de jaarlijksche exploi-
tatiekosten zouden dekken, zoodat er voorzien wordt in de
rente en aflossing van het kapitaal en in het stichten van een
reservefonds tot vernieuwing der machinerieën, terwijl er na
de aflossing van het kapitaal eene aanzienlijke winst der ge-
meente toevlceit.
Het is echter te voorzien dat de verkoopprijs binnen korte
aren hooger stijgen zal, zoo door de meer en meer gevoelde
behoefte aan goede meststofl\'en voor den landbouw, ais door
de verbeterde en goedkoopere communicatiemiddelen, die thans
nog ver afgelegen streken, die slechts op meststoffen wachten
om ontgonnen te worden, voor dit product toegankelijk zullen
maken.
Dit is een korte schets der financiëele voordeelen, die ge-
paard kunnen gaan met de uitvoering van een werk, dat bo-
vendien op de meest volledige wijze aan het hoofddoel waarom
-ocr page 38-
8fi
het werd tot stand gebracht, de verbetering namelijk van den
algemeenen gezondheidstoestand zal blijken te beantwoorden.
Door de toepassing van geen ander stelsel toch kan evenzeer
de zuivering zoowel van den grond als van het water in de
grachten en van de lucht in de huizen tot stand gebracht wor-
den; en dat hierdoor de algeroeene gezondheidstoestand in hooge
mate inoet worden gebaat en zoo ook nog een aantal van
indirecte voordeden moet worden verkregen is aan imen re-
delijken twijfel onderhevig.
I.IKRMR, ÜE BRUYN KOPS & Co
Brkda, 8 Januari 1870.
-ocr page 39-
m
IFLJkï
j
tot RIO OLE RING volgens liel stelsel LIERJVUR
van de Raamsteetf, S» Jacol^s-graclit, Garen-markt en Kijflioek
T 15
L E I 1) E N.
V E S T • G R ;l C II T
Wi\'klnrin
> •
//i/iu/i f/rf in /te/ stelrel :/)\'// tejrepm.
ffmizrm r/ir /f"/ in /ir/ s/e/.sei zijn begi>ep*ti .
noof\'rfbutzen .
.\\fin\'ii -/ut ir r/t .
l\'ri\'zutiirl rit /ti/biiixrii .
/\'fint/rit r>p /irltff/rti - l\'rfe/iritillti.
/\'flIHt/flt f\'ll /lot\'fll - IKVt/trlHtlf/.
/i-iltl/rti f/t /fitff/r/l rit - hoorn l>rit/iritinri .
CD
&~~~i-m
Schaal
•r
inr
ivo .1/.
M. *>
!/"
:u>
i.
-TS
Sr
c^-r-»-*~* -~r
C4&V
V
.\' /t^\\
o o           o
® ® s>
PVM Trap impr
\'\'.\'endel ,,;;.v