-ocr page 1-
/yMm O|ooe3
BR.I872.I. .
-ocr page 2-
-ocr page 3-
1 fflffi \'f SI
OP
DE VERRASSING VAN DEN BRIEL
,                      DOOR
DE WATERGEUZEN,
AAN KINDEREN VERTELD
DOOR
G. L A S E U R,
HOOFDONDERWIJZER TE BARNEVEID.
BARNEVEIJ),
P. ANDRE^ MENGER.
;
                        1872.
Prijs 12J/j Ct. — 50 ex. ƒ5,50. — 100 ex. ƒ10,00.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
1 APRIL 1572,
OF
DE VERRASSING VAN DEN BRIEL
DOOR
DE WATERGEUZEN,
AAN KINDEREN VERTELD
DOOR
Q. L A S E U R,
P.-ANBBSZE MENGER.
1872.
-ocr page 6-
Doch schoon geen goud of ccrekrooncn
De deugd der Vaadren kan belooncn,
Men toone een hart, hun wcldaan waard!
Dat Ecrezuilen, Gloricgraven,
De erkcntnis onzer ziel in allen opzicht staven,
En d\'ecrbied voor hun Heldenaart!
W. Bildebduk.
Gedrukt bij G. W. BOONSTRA, te Bamcvcld.
-ocr page 7-
Lieve Kinderen!
Bange dagen hebben onze voorouders beleefd, dagen
van dwang en onderdrukking, zoowel in het godsdienstige
als in het maatschappelijke. Gij allen herinnert u met
mij, hoe ons voorgeslacht
80 jaren lang met het machtige
Spanje moest strijden, eer het bij een eervollen vrede zijne
godsdienstige en staatkundige vrijheden verzekerd zag.
Gaat het u, als mij, dan slaat gij gaarne zoo menige blad-
zijde uit ons roemrijk verleden op, welke ons wijst op be-
langrijke gebeurtenissen, die ook nu nog haren heilrijken
invloed op ons uitoefenen, en waarvan wij thans de geze-
gende vruchten plukken. Met een dankbaar en getroffen
hart zien wij, zal het wel met ons zijn, bij de herlezing
dier bladzijden, op tot den Algoede, die ook in de lotge-
vallen van onzen geboortegrond, getoond heeft dat Hij uit
de duisternis het licht weet te voorschijn te roepen, en dat
hij na het zuur het zoet schenkt.
Komt, slaan ivij met elkander eene belangrijke bladzijde
op uit het gedenkboek van den 80-jarigen oorlog, en wel
die, ivaarop de inneming van den Briel door de Water-
geuzen, op
1 April 1572, beschreven wordt; eene gebeurte-
nis, vielke als de dageraad van JVeêrlands verlossing mag
beschouwd worden.
» O," zegt gij, »de inneming van den
Briel hebben wij reeds dikwijls met meester op school be-
-ocr page 8-
handeld, en wij zouden die thans nog wel kunnen ver-
tellen" Ik geloof u graag; maar het is mijn doel, om u in
dit boekje iets meer daarvan mede te deelen, dan u tot nu
toe daarover bekend is; te meer daar weldra in vele plaat-
sen van ons vaderland de herdenking van dit gewichtige
feit, feestelijk zal gevierd worden. Op
1 April aanstaande
■is het juist
300 jaren geleden, dat den Sriel de zijde van
onzen onvergetelijken prins Willem van Oranje koos, en
ik hoop, dat ge, bij het lezen van dit boekje, de overtuiging
ztdt opdoen, dat ge er nog wel wat in gevonden hebt, dat
uwe aandacht umardig is, en dat ge tot hiertoe niet hebt
geweten.
-ocr page 9-
Prins Willem van Oranje.
Wie uwer kent niet den edelen prins Willem van
Oranje, den grondlegger van het gebouw der Nederland-
sche vrijheid! Opgevoed aan het hof van den machti-
gen Karel V, en door dien vorst zelven in de geheimen
der staatkunde ingewijd, was hij door God bestemd, om
na zulk eene gewichtige leerschool doorloopen te heb-
ben, aan de spits te treden van het onderdrukte volk,
en den bloedigen worstelstrijd aan te vangen tegen het
toen zoo machtige Spanje, tegen de keurbenden van Fi-
lips, aangevoerd door den bekwamen hertog van Alva,
een der beroemdste veldheeren uit zijnen tijd. Veel heeft
Willem van Oranje voor de zaak der vrijheid gedaan;
rijkdom, eer en aanzien, ja zelfs zijn leven heeft hij daar-
voor veil gehad.
Een en ander wil ik u, in eenige korte trekken aan—
toonen. Daar komt Alva de gestrenge uitvoerder van
zijns meesters bevelen, in ons land, en duizenden bij"
duizenden, bevreesd voor zijne geduchte straffen, vluch-
ten het land uit, het zij naar Engeland, het zij naar
Duitschland of Frankrijk. Onder deze vluchtelingen
bevindt zich ook de scherpziende prins van Oranje, die
zich naar zijne geboortestad Dillenburg in Nassau be-
gaf, vergezeld van verscheidene honderden van zijne
vrienden en dienaren. Alvorens hij vertrok had hij nog
eene samenkomst met zijnen vriend, den graaf van Eg-
mont, die hem trachtte over te halen om te blijven. »Het
zal u uwe goederen kosten, Oranje, als gij uw voornemen
ten uitvoer brengt," voegde Egmont hem toe. »En u
het leven," was het antwoord van den prins, »als gij uw
voornemen niet verandert. Mij zal het in iedere droefe-
nis ten minste tot troost verstrekken, dat ik het vader-
-ocr page 10-
6
land en mijne vrienden, in het uur des gevaars, met raad
en daad heb willen steunen; gij zult vrienden en vader-
land met u in één verderf storten." Nog blijft Oranje
aanhouden, dat Egmont vertrekken zal, eer het te laat
is. »Gij zult mij nimmer overhalen," voegt de laatste
hem toe, »om de dingen in zulk een somber licht te be-
schouwen. De koning is goedertieren en rechtvaardig,
ik heb aanspraak op zijne dankbaarheid verworven, en
ik. mag niet vergeten, wat ik mij zelven schuldig ben."
»Welnu," riep Oranje weemoedig uit, »waag het dan
op deze koninklijke dankbaarheid! Maar mij zegt een
treurig voorgevoel — en geve de Hemel, dat ik .mij be-
driege! — dat gij de brug zult zijn, waarover de Span-
jaarden in het land komen, en die zij zullen af breken,,
als zij er over zijn." Dit gezegd hebbende, drukte hij
hem vurig in zijne armen, hield zijne oogen lang, als
ware het voor het geheele overige leven, op hem geves-
tigd; hij stortte tranen, zij zagen elkander nooit weder.
Slechts weinige maanden later, en de voorspelling
van den prins van Oranje werd vervuld, en wel op eene
vreeselijke wijze. Op den 22cn Augustus 1507 deed Al va
zijne intrede in Brussel, en nu was het zijn eerste werk
om zich van de meest verdachte edelen meester te ma-
ken, ten einde het volk van zijne beste aanvoerders te
berooven. Onder den schijn van vriendschap wist hij
Egmont en zijnen vriend, den graaf van Hoorne, aan
zijn hof te lokken; daar werden beide mannen, zonder
dat zij iets van elkander wisten, bijna gelijktijdig ge-
vangen genomen. Toen men den graaf van Egmont
zijnen degen afeischte, zeide hij: »dit staal heeft de ztwk
des konings reeds verscheidene malen, niet zonder ge-
luk, verdedigd." — De kardinaal van Granvelle de ge-
vangenneming dezer beide mannen vernomen hebbende,
alsmede dat de prins van Oranje ontkomen was, zeide:
»als men den Zwijger niet heeft, is er nog niets ge-
ronnen."
Nadat Alva zich van Egmont en Hoorne had mees-
-ocr page 11-
7
ter gemaakt, stelde hij een gerechtshof in, aan hetwelk
hij den naam van »den Raad der beroerten" gaf, doch
dat door het volk »den Bloedraad" werd genoemd, we-
gens de wreede vonnissen, die het uitsprak. Voor dien
raad werden allen gedaagd, die zich aan den Beelden-
storm of andere onlusten hadden schuldig gemaakt.
Wie niet verscheen, diens goederen werden verbeurd
verklaard, en hij zelf uit het land verbannen. Die even-
wel aan die oproeping gehoor gaf, was reddeloos ver-
loren. Vele rijke en aanzienlijke kooplieden, die over
een vermogen van zestig tot honderdduizend gulden te
beschikken hadden, werden vaak als gemeene misdadi-
gers, aan den staart van een paard gebonden, naar de
gerechtsplaats gesleept, terwijl in Valenciennes op één
dag 55 menschen onthoofd werden. Alle gevangenis-
sen , waarvan Alva er verscheidene reeds dadelijk bij
zijne aankomst had laten bouwen, waren volgepropt
met ongelukkigen; hangen, onthoofden, vierendeelen
en verbranden waren aan de orde van den dag. Ook de
prins van Oranje, zijn broeder graaf Lodewijk en andere
gevluchte edelen, werden voor den Bloedraad gedaagd,
en toen zij niet verschenen, hunne goederen verbeurd
verklaard; \'s prinsen oudste zoon, de graaf van Buren,
die toen aan de Hoogesehool te Leuven studeerde, werd
vervolgens, op last van Alva, naar Spanje gevoerd, waar
hij 20 jaren gevangen bleef. Het doodvonnis van de gra-
ven van Egmont en Hoorne was reeds bij voorraad ge-
teekend. Op den derden Juni 1568 werden beide man-
nen, tot loon voor de gewichtige diensten, die zij den
Spaanschen koning bewezen hadden, onthoofd, nadat
op den lcn dezer maand achttien edelen hetzelfde von-
nis ondergaan hadden. Was heb wonder, dat de haat
tegen Alva en tegen de Spanjaarden bij den dag toe-
nam, en menigeen met reikhalzend verlangen naar
hulp en redding uitzag?
-ocr page 12-
De pogingen van den prins van Oranje, om
de Spanjaarden te verdrijven, mislukt.
Wij zagen reeds, dat de prins van Oranje nog bij tijds
liet land verliet, en zich naar zijne geboortestad begaf,
ten eindo daar op middelen bedacht te zijn, om het ver-
drukte Nederlandsche volk te hulp te komen, of zoo
mogelijk te redden. Zijne goederen waren verbeurd ver-
klaard, hij zelf verbannen, en daarenboven zijn oudste
zoon gewelddadig naar Spanje gevoerd; het volk was
door schrik getroffen; nergens zag men uitkomst meer,
toen de prins weder op het tooneel trad.
Al mogen er zijn, die \'s prinsen goede bedoelingen
miskennen, en in een hatelijk daglicht trachten te stel-
len, het hart van elk rechtgeaard Nederlander trilt van
eerbied en bewondering bij het noemen van zijn naam.
Wat al zorgen en moeielijkheden heeft hij zich niet
voor de zaak der vrijheid getroost, aan hoevele gevaren
heeft hij zich niet blootgesteld om het volk, te midden
van hetwelk hij opgevoed was, van dwang en overheer-
sching te bevrijden! Welke ongeveinsde godsvrucht
straalt er niet door in zijne brieven, de gedenkteekenen
van zijn lijden en strijden, van zijn onwankelbaar ver-
trouwen op God, te midden van zijne vele beproe-
vingen !
Gerugsteund door zijn broeder, graaf Lodewijk van
Nassau, een edelman van den rechten stempel en met
den prins de zaak der verdrukte Nederlanders van harte
toegedaan, verkocht hij zijne juweelen en kostbaarhe-
den, en bracht met het daarvoor ontvangen geld een le-
ger op de been, waarmede hij do redding van het land
wilde beproeven. Doch hoe jammerlijk zag hij zich in
zijne onderneming teleurgesteld! Wegens geldgebrek
-ocr page 13-
\'.I
was hij genoodzaakt zijn leger aftedanken. Zijn broeder,
graaf Lodewijk. behaalde wel in den beginne bij Heili-
gerlee eene overwinning, maar werd later door Alva bij
Jemgum geheel verslagen. Zijne vrienden, de Duitsche
vorsten, hadden hem aan zijn lot overgelaten, zijn
vriend, keizer Maximiliaan II, verklaarde zich tegen
hem, zoodat het scheen of alle dingen hem tegen waren,
en evenwel verloor hij den moed en het vertrouwen op
God niet, en dat vertrouwen werd niet beschaamd ge-
maakt. Juist waar men dit het minst verwachtte, kwam
er in den donkeren nacht van jammer en ellende een
lichtstraal van hoop, waardoor de ternedergeslagen
moed der Nederlanders verlevendigd werd, ik bedoel de
inneming van den Briel door de Watergeuzen. Eer wij
deze gewichtige gebeurtenis bespreken, willen wij u nog
het een en ander over die Watergeuzen mededeelen, dat
u zeker niet onwelkom zal zijn.
-ocr page 14-
De Watergeuzen.
Zooals wij zagen, waren de plannen van den prins,
tot redding van het land, jammerlijk mislukt; evenwel
zou die redding komen ten spijt van alle menschelijke
berekeningen; want de Voorzienigheid had daartoe eeni-
ge mannen bestemd, die de prins van Oranje zeker het
minst geschikt achtte, om hem in zijne gewichtige on-
derneming bij te staan. Het is u zeker niet onbekend,
waaraan de naam Geuzen zijn oorsprong verschuldigd
is. Toen de verbondene edelen in 1566 een smeekschrift
aan de Landvoogdes Margaretha van Parma te Brussel
overhandigden, gaf een der edelen, Barlaimont genee-
ten, hun den spotnaam van gueux, dat bedelaars betee-
kent. De edelen rekenden het zich tot een eernaam,
terwijl voortaan allen, die tot de Hervorming overgin-
gen, met dien naam bestempeld werden. Watergeuzen
werden die vluchtelingen genoemd, die op zee in kleine
schepen rondzwierven, en op dat element, waarop de
Nederlander steeds te huis behoorde, den Spanjaarden
zooveel mogelijk afbreuk toebrachten. Denkt evenwel
niet, dat de Watergeuzen allen Nederlanders waren, o
neen, er bevonden zich onder hen ook Franschen, En-
gelschen, Schotten, Deenen en Walen, die zich uit be-
geerte naar wraak of buit bij hen gevoegd hadden. Ook
onder hunne aanvoerders waren vreemdelingen, zooals:
Lumey, granf van der Marck, een Luikenaar, van wien
wij later zullen spreken. Het waren ook allen geene
geoefende krijgslieden; naast dezen waren er velen, die
hun beroep of hun kantoor, ja zelfs den ploeg hadden
verlaten om voor de dierbare zaak van godsdienst en
vrijheid te strijden. Allen waren ballingen, die, be-
schuldigd van de zaak der Hervorming omhelsd, aan
-ocr page 15-
11
den Beeldenstorm deelgenomen of tegen den Spaanschen
koning gestreden te hebben, het land verlaten hadden,
om aan het doodvonnis, dat Alva over hen geveld had,
te ontkomen. Velen onder hen hadden hunne dierbaar-
ste betrekkingen aan de galg of op den brandstapel zien
ter dood brengen, en dorstten naar de bloedigste wraak.
Anderen weder waren slechts tegen hunnen zin in de
woeste verrichtingen des oorlogs gewikkeld, en betreur-
den niets zoo zeer als tot eigen levensbehoud in de
gelederen van zulke woeste mannen te moeten strij-
den, mannen, die vaak aan hunne eigene opperhoofden
de gehoorzaamheid ontzeiden, hunne vrienden zelfs niet
ontzagen, en niet de minste krijgstucht in acht namen.
Het was hun oorspronkelijk plan niet om zich van het
land meester te maken; want wat zouden zij vermocht
hebben tegen de geoefende soldaten van Spanjes ko-
ning, aangevoerd door zulk een bekwamen veldheer, als
Alva was! Om in hun eigen levensonderhoud te voor-
zien, gingen zij hier of daar aan wal, plunderden ker-
ken en kloosters, doodden nu en dan de priesters en be-
dreven vaak allerlei gewelddadigheden. Zulke daden
zijn zeker hoogelijk af te keuren; doch er valt wel het
een en ander tot hunne verschooning in te brengen;
vooral als wij nagaan, dat zij in een tijd leefden, waarin
verdraagzaamheid in het godsdienstige nog bijna onbe-
kend waren; alleen een prins Willem van Oranje en
zijn vriend Marnix van St. Aldegonde waren in dit op-
zicht hunnen tijd ver vooruit. Was het wonder, dat de
Watergeuzen met wraakzucht bezield waren tegen de
moordenaars van hunne bloedverwanten en de vervol-
gers van de voorstanders der Hervorming? En daaren-
boven sprak de koning van Spanje het doodvonnis uit
over hen, die zich aan het vernielen van steenen of hou-
ten beelden en altaren hadden schuldig gemaakt, hoe-
veel te strafwaardiger was het om menschen, die den
naam van christenen dragen, jaren achtereen te ver-
volgen, te mishandelen en te dooden, alleen omdat zij
-ocr page 16-
12
de kerk van Rome verlieten, en God, naar de inspraak
van hun geweten, wilden dienen!
Om al de krijgsverrichtingen der Watergeuzen te
behandelen, ons kort bestek laat zulks niet toe: slechts
enkele willen wij er van aanstippen.
Op hunne kleine schepen zwierven zij rond, vooral op
de kusten van Friesland en Noord-Holland, drongen
dikwijls landwaarts in en deden het vooral de kerken en
kloosters misgelden, waar zij de sieraden en gewijde
vaten medevoerden, terwijl de monniken en nonnen
naar Terschelling en Ameland werden gebracht, en niet
dan na betaling van eenig losgeld op vrije voeten wer-
den gesteld. Zoo vinden wij de Watergeuzen reeds met
hunne schepen aan den mond van de Eems, toen Lo-
dewijk van Nassau een inval in Groningen deed, en na
zijne nederlaag bij Jemgum, wisten zij de verstrooide
overblijfsels van zijn leger op hunne schepen te redden.
Evenwel deden zij door hunne gewelddadigheden de
goede zaak nadeel, getuige het volgende: de Watergeu-
zen hadden vrijheid om de havens van Engeland en
Frankrijk binnen te loopen, om daar hunne prijzen te
gelde te maken en de schade aan hunne schepen te her-
stellen. In September 15G9 door een hevigen storm ge-
noodzaakt zijnde het Vlie binnen te zeilen, maakten zij
zich van honderd schepen meester, die uit de Oostzee
kwamen. Door deze handelwijze overtraden zij de last-
brieven, hun door den prins van Oranje gegeven, waarin
hun uitdrukkelijk gelast werd geene andere dan vijan-
delijke schepen aan te tasten. — Weldra bedekten al-
lerwege van het Oost-Friesche strand af tot nagenoeg
aan Spanje toe de schepen der koene vrijbuiters de zee,
en hunne bandeloosheid, welke hunne bevelvoerders
niet vermochten te beteugelen, nam hand overhand toe.
Zoo hadden zij zich het ongenoegen des konings van
Frankrijk op den hals gehaald, door eenige schepen tot
zelfs in de Fransche havens te vervolgen. De prins, wel
voorziende, dut de goede zaak hierdoor benadeeld werd,
-ocr page 17-
13
stelde den heer de Lumbres, een kloek en vastberaden
man, tot hun aanvoerder aan, met den stelligen last om
orde en tucht onder de schepelingen te herstellen, en
alle volk te weren, dat te kwader naam hekend stond.
Van toen af kwamen de zaken der Watergeuzen op een
geregelder voet, en door den prins hiertoe aangemoe-
digd, trachtten zij zich van eenige zeeplaatsen meester
te maken, zooals Enkhuizen, Vlissingen, Dordrecht,
Rotterdam en den Briel. Al deze aanslagen mislukten
evenwel; onder anderen werd de aanslag op Enkhuizen
door den zoo verschrikkelijken watervloed, 1 Novem-
ber 1570, verijdeld. Deze vloed, bekend onderden
naam van den Allerheiligenvloed, daar hij juist op dien
feestdag plaats had, is een der ontzettendste overstroo-
mingen , die ons land ooit geteisterd hebben; vooral
Oost- en West-Friesland leden er geducht van. Wel
twintig duizend menschen kwamen er bij om het leven.
Te midden van deze rampen kunnen wij niet nalaten
het edele gedrag van Gaspar de Robles, Alva\'s stadhou-
der over Friesland, te vermelden. Door zijne pogingen
en die der Spaansche troepen uit Groningen werden
vele ongelukkigen, die van honger en koude zouden
omgekomen zijn, gered; daarenboven wist hij te be-
werken, dat het zwaar geteisterde Friesland één jaar
van belasting werd vrijgesteld.
Ofschoon de vloot der Watergeuzen weinig door de-
zen storm leed, mocht het haar niet gelukken zich van
Enkhuizen meester te maken. Zich hiervoor schadeloos
willende stellen door het vermeesteren van Texel, ge-
raakten hunne schepen zoodanig in het ijs bekneld, dat
zij ter nauwernood aan het gevaar ontsnapten, en alzoo
ook deze onderneming moesten opgeven. Echter verlo-
ren de Watergeuzen den moed niet; met duizenden in
den lande hielden zij verstandhouding, die gaarne van
het hunne bijdroegen tot redding van het veege vader-
land, en liever het zwaarste zouden geleden hebben, dan
hunne bevrijders aan don gchaten Alva te verraden.
-ocr page 18-
11
Deze haat nam nog zooveel te meer toe, toen Alva
door het invoeren van den tienden penning zich ook
diegenen tot vijanden maakte, die tot nu toe den
Spaanschen koning getrouw gehleven waren.
Zoo brak het jaar 1571 aan. De Watergeuzen hielden
\'zich nog steeds op de kusten van Noord-Holland en
Friesland op, en bezetten het Vlie. Zoo maakten zij
zich op de volgende wijze van Monnikendam meester.
Op deu avond van 2 Maart stapten zij dicht bij de stad
aan wal. Tusschen 9 en 10 uren, toen ieder in de stad
zich reeds ter ruste had gelegd, hoorde men een geklop
aan de Noorderpoort; er stonden namelijk twee mannen
buiten, die voorgaven burgers te zijn, die wat lang
onderweg geweest zijnde, thans verzochten binnen ge-
laten te worden. De poortiersweduwe niet het minste
kwaad vermoeden koesterende, opent de poort; maar,
o schrik! de twee gewaande burgevs worden op deu
voet gevolgd door wel 300 gewapende mannen. Het
zijn Watergeuzen, die zich weldra door de stad versprei-
den, het stadhuis en de voornaamste gebouwen bezet-
ten, en verhinderen dat de alarmklok geluid wordt.
Nu worden eenige huizen van Spaanschgezinde bur-
gers geplunderd, onder anderen ook de woning van den
baljuw van Waterland, Wolfert Michielsz., die zich iu
een varkenshok schuil hield, en zoo zijn leven redde.
Na verder de kerk opengebroken, en er al het zilver-
werk en de kostbaarheden uit geroofd te hebben, gin-
gen zij in het holle van den nacht weder scheep.
Voor het eerst treffen wij omstreeks dezen tijd twee
aanvoerders onder de Watergeuzen aan, die een gewich-
tigen rol hebben gespeeld bij de inneming van den Briel,
wij bedoelen den Brielenaar Willem Bloys van Tres-
long en Willem van der Marck, graaf van Lumey, een
Luiksch edelman. De eerste behoorde onder de 83 in-
woners van den Briel en Heenvliet, die op last van Alva
uit het land verbannen waren. Met hart en ziel de zaak
der vrijheid toegedaan zijnde, nam bij dienst bij het Ie-
-ocr page 19-
15
ger van Lodewijk van Nassau, hielp do overwinning bij
Heiligerlee mede bevechten, en ontkwam met groot
levensgevaar uit den ongelukkigen strijd bij Jemgimi.
Nu beproefde hij zijn geluk ter zee, en welk gewich-
tig aandeel hij aan de verovering van den Briel nam ,
zullen wij spoedig zien. Vele en belangrijke diensten
heeft hij na dien tijd nog aan het vaderland bewezen en
werd zelfs in 1573 tot Admiraal van Holland benoemd.
In deze betrekking voerde hij de vloot aan, welke in
1585 uitgezonden werd, om Antwerpen, dat door Par-
ma was belegerd, te ontzetten; doch zijne pogingen
mislukten, en hij werd van zijne ambten en waardig-
heden ontslagen. In zijne eer hersteld zijnde, bracht
hij het overige zijns levens ambteloos door, en stierf
in 1594, den roem nalatende, dat hij een man was van
grooten en standvastigen moed, wel gestreng, waar het
de krijgstucht gold, maar vrij van die wreedheden,
waaraan zich verscheidene zijner medeaanvoerders had-
den schuldig gemaakt.
Wat Lumey betreft, hij was een der bitterste vijan-
den van Alva en de Spanjaarden. Verwantschapt met
Hendrik van Brederode en den graaf van Egmont, had
hij het verbond der edelen mede onderteekend. Zijne
Verbittering tegen Spanje steeg evenwel tot het hoogste
toppunt, toen Alva de graven van Egmont en Hoorne
had laten onthoofden. Men zegt, dat hij een eed deed om
haar noch baard te scheren, vóór hij den dood zijner
beide vrienden gewroken had. Na de inneming van den
Briel werd hij door den prins van Oranje tot zijn stad-
houder aangesteld, en bewees door de inneming van
Dordrecht en Rotterdam geene geringe diensten aan de
zaak der vrijheid. Dat hij een dapper man was, toonde
hij, toen hij door den prins werd afgezonden om de
Spanjaarden het beleg van Haarlem te doen opbreken.
Door de Spanjaarden onverhoeds overvallen zijnde, eer
hij den tijd had om zijne wapenrusting aan te gorden
of zyne troepen in slagorde te scharen, werden zij al
-ocr page 20-
16
spoedig teruggedreven; door de meesten verlaten, houdt
de onverschrokken Lumey moedig stand, niettegen-
staande zijne weinige getrouwen rondom hem sneuve-
len. Nadat zijn paard onder hem doodgeschoten was,
besteeg hij in allerijl een ander, en had zoo het geluk
aan de handen der Spanjaarden te ontsnappen. Jammer
was het evenwel, dat hij door het bedrijven van verschei-
dene wreedheden, zijnen goeden naam bevlekt heeft.
Om u met al de aanvoerders der Watergeuzen bekend
te maken, dit zou ons te ver buiten ons bestek doen
gaan; het zij ons genoeg om u nog iets mede te deelen
aangaande een man, wiens naam u zeker niet onbekend
is, namelijk Jakob Simonszoon de Rijk. Deze man wordt
door onzen geschiedschrijver Hooft en op zijn voetspoor
ook door andere geschiedschrijvers, als de hoofdoorzaak
van de inneming van den Biïel aangemerkt, terwijl ook
andere bevelhebbers wel degelijk dien stap hebben aan-
geraden. Hij was de zoon van een rijk Amsterdamsen
korenkooper, enwerd in 1568 uit zijne geboortestad
verbannen. Naar Dantzig gegaan zijnde, bleef hij zich
aan den handel toewijden, ondersteunde den prins van
Oranje met geld, ja rustte zelfs een schip uit, waarmede
hij zich bij de vloot der Watergeuzen voegde. Even als
zoovele andere vaderlandslievende mannen het zeeroo-
ven moede zijnde, begaf hij zich na de inneming van
den Briel naar Engeland, waar hij 500 man aanwierf.
Nu nam hij een werkzaam aandeel aan het verdrijven
der Spanjaarden van het eiland Walcheren. Aan het
hoofd van zijne dappere soldaten, dien menden naam
van het Bloedvendel gaf, omdat zij den Spanjaarden,
die in hunne handen vielen, geen kwartier gaven, ver-
richtte hij vele dappere daden, en werd in de plaats van
Sebastiaan de Lange, die zich met vier vijandelijke sche-
pen in de lucht deec1 vliegen, tot Admiraal van Vere
benoemd. Zeer moedig gedroeg hij zich bij de inneming
van Zierikzee, doch viel ongelukkig bij een aanslag op
het eiland Tholen in de handen der Spanjaarden. Te
-ocr page 21-
17
l>end zuchtte hij 7 maanden in een akeligen kerker, en
men bedreigde hem met den dood, indien hij niet in
den dienst van Spanje trad. Gelukkig werd hij echter
op voorspraak van den dapperen en edelen Spaanschcn
bevelhebber Mondragon in vrijheid gesteld. Deze na-
melijk had Middelburg aan den prins van Oranje over-
gegeven, en plechtig beloofd om de invrijheidstelling
van de Rijk, St. Aldegonde en nog drie anderen te he-
iwerken, of zoo zijne pogingen mislukten, weder in
•zijne gevangenschap terug te keeren. De edele Span-
jaard verkreeg dan ook, ofschoon met veel moeite, dat
.de Rijk en de andere Nederlanders werden losgelaten.
-ocr page 22-
De inneming van den Briel door de
Watergeuzen.
1 April 15-7 3.
Na zooveel dagen van hevige worsteling en bangen
strijd zou eindelijk de morgen der vrijheid voor het Ne-
derlandsche volk aanbreken. Hoe dikwijls waren de
pogingen van den prins van Oranje, om aan het hoofd
van een talrijk leger de Spaansche benden te verdrijven,
niet mislukt; terwijl het aan een handvol moedige vrij-
buiters gelukken zou een vast punt te veroveren, van
waar men den Spanjaard de gevoeligste slagen zou toe-
brengen.
Terwijl de verbittering tegen Alva hand over hand
toenam, en hij door de invoering van den tienden pen-
ning, de verarmde ingezetenen nog meer van zich ver-
vreemde, groeide de macht der Watergeuzen voortdu-
rend aan. Nog steeds hielden zij met hunne ranke
vaartuigen de kusten van ons land bezet, of doorkruis-
ten zij de Noordzee en het Kanaal bij Dover. Zoo ge-
beurde het dat Bloys van Treslong, het Vlie uitzeilende,
met oogmerk om naar Texel te stevenen, door de inval-
lende vorst genoodzaakt werd den koers naar het eiland
Wieringen te zetten, waar zijn schip zoodanig tus-
schen het ijs bekneld geraakte, dat zijne manschap-
pen iederen dag hunne levensmiddelen over het ijs op
Wieringen gingen halen. Eens gedroegen de Water-
geuzen zich aldaar zoo moedwillig, dat de Wieringers
woedend op hen aanvielen, en 17 van hen doodden.
Treslong was niet in staat den dood der zijnen te
wreken wegens zijne geringe macht, die hem boven-
dien spoedig te stade zou komen bij een aanval, die er
-ocr page 23-
19
op zijn schip gedaan werd. Jan Simonsz. Rol, een Ne-
derlander in Spaanschen dienst, kwam hem met eene
groote overmacht op zijn schip belegeren. Do Water-
geuzen verdedigden zich met de uiterste hardnekkig-
heid, en dreven hunne vijanden na een hevig gevecht
terug; daarenboven gelukte het hun het schip uit het
ijs los te hakken, en weer de ruime zee te kiezen. Zij
stevenden nu naar Engeland, maar vonden tot hunne
smart alle havens van dat land voor hen gesloten: de
Engelsche koningin Elisabeth in geen oorlog met den
Spaanschen koning willende gewikkeld worden, gaf
het bevel, dat de Watergeuzen onmiddellijk uit hare
havens zouden vertrekken, en dat niemand harer on-
derdanen hen van vleesch, brood en bier zoude voor-
zien. Zoo werd hun een langer verblijf ten eenen male
onmogelijk gemaakt. Waarnu heen? Zweden en Dene-
marken sloten ook de havens voor hen; in Einden wer-
den zij niet meer toegelaten, en op Frankrijk konden
zij ook niet meer rekenen. Terwijl Treslong Engeland
voor zich gesloten zag, lag er in de haven van Dover
eene vloot van 24 schepen van verschillende grootte,
onder aanvoering van den ons reeds bekenden graaf
van der Marek. Deze schepen hadden zoo onverwachts
het bevel gekregen om te vertrekken, dat zij zich niet
eens van genoegzame levensmiddelen hadden kunnen
voorzien. Bij deze vloot voegde zich nu Treslong met
zijn schip.
Zij besloten nu eene landing te doen op de kusten van
Noord-Holland, en stevenden dien ten gevolge naar
Enkhuizen, omdat dit eene rijke zeehaven was niet al-
leen, maar dewijl er zich vele geheime aanhangers van
den prins van Oranje in bevonden; zoo luidt het ver-
haal van den beroemden geschiedschrijver Motley.
Andere geschiedschrijvers berichten ons dat zij, na
langdurige beraadslagingen, het besluit namen, om
naardeSondte zeilen, zich van de korenschcpcn, die
uit de Oostzee kwamen, meester te maken, (want het
-ocr page 24-
20
ontbrak hun aan levensmiddelen) — vervolgens naar
Texel te zeilen, aldaar de vloot van Alva aan te tasten,
en vervolgens een aanval op Enkhuizen te beproeven.
Met dit bericht kunnen wij ons het best verecnigen;
zij waren als het ware uit elk land verbannen, de nood
drong hen eene haven te zoeken. Hun tocht was in
den beginne zeer voorspoedig; op 30 Maart, het was
juist Palmzondag, ontmoetten zij eenige Spaansche
koopvaardijschepen, waarmede zij in een hevig gevecht
geraakten. Het gelukte hun zich van een dier schepen
meester temaken, waarin zij een rijken buit aan levens-
middelen en twee kisten met geld vonden. Een tweede
schip viel hun eveneens in handen; beide schepen wer-
den aanstonds van manschappen en krijgsvoorraad
voorzien. Steeds noordwaarts zeilende, waren de Wa-
tergeuzen reeds op de hoogte van Egmond gekomen,
toen zij door tegenwind belet werden verder te zeilen,
en nu het besluit namen om de rivier de Maas binnen
te loopen, den Briel voorbij te varen, en zich meester
te maken van eenige koopvaardijschepen, die vorder op
de Maas lagen. Dat de Watergeuzen alleen door tegen-
wind besloten terug te keercn, is niet denkbaar; veeleer
is hun terugtocht toe te schrijven aan gebrek aan
mondbehoeften; want op de beide schepen van Branden
van van Haren, die de voorhoede uitmaakten, was niets
meer overgebleven dan een stuk kaas, dat van Haren
broederlijk met zijn strijdmakker deelde. Ook op het
schip van Treslong openbaarde zich hetzelfde gebrek,
en wanneer wij de omstandigheden goed nagaan, is het-
heel wel mogelijk geweest, dat hij den eersten stoot ge-
geven heeft tot de inneming van den Briel. Hij toch was
een Briellenaar van geboorte; zijn vader bekleedde er
verscheidene jaren de betrekking van Baljuw, en het
laat zich licht deuken, dat hij met verscheidene inwo-
ners in verstandhouding stond.
Zoo zeilen de Watergeuzen do Maas op, en zetten de
koopvaardijschepen na: doch het gelukt dezen om naar
-ocr page 25-
21
Rotterdam te ontsnappen. Ondertusschen was de wind
opgestoken, en woei hevig uit het N.-Westen, zoodat
het hun onmogelijk werd om zeewaarts te stevenen. Het
eenigste redmiddel dat hun overblijft, is zich van den
Briel meester te maken; en op Dinsdag, 1 April, \'s na-
middags te twee ure laten de Watergeuzen het anker
voor deze stad vallen. Waarschijnlijk was het hun be-
kend, dat den Briel van bezetting ontbloot was; Alva
toch had de bezettingen uit den Briel en andere zee-
plaatsen genomen, en die in Utrecht samengetrokken,
zonder er aan te denken, dat de prins van Oranje en
ook de Watergeuzen er vele vrienden en aanhangers
telden. Wie ziet niet in dezen samenloop van omstan-
digheden den vinger des Almachtigen, die zich van
een handvol vluchtelingen bediende om den weg tot
vrijheid voor het Nederlandsche volk te banen! Nau-
welijks waren de Watergeuzen in de nabijheid der stad
gekomen, of de schrik maakt zich van de regeering
meester, en zij laat de poorten sluiten. Nu bevond zich
onder de aanhangers van den prins Jan Pietersz. Kop-
pestok; deze man was veerman op Rozenburg, en
voer juist met eene schuit vol passagiers van Maassluis.
Op het zien dier schepen vragen de laatsten aan den
veerman, welke schepen dat waren. »Wel," antwoordt
Koppestok, »het zijn de schepen der Watergeuzen."
De verschrikte passagiers laten zich nu ijlings naar
Maassluis brengen, en Koppestok begeeft zich aan
boord van Treslong, die hem aanstonds aan den bevel-
hebber Lumey voorstelt als den man, van wien zij zich
geschikt bedienen kunnen om den Briel in handen te
krijgen. Daar er geen tijd is om een brief te schrijven,
geeft Treslong hem zijn zegelring mede om daarmede
zich naar den Baad der stad te begeven, en er op aan
te dringen, dat deze ecnige gevolmachtigden zal zenden
om over de overgave van de stad aan den prins van
Oranje, Lumey en Treslong te onderhandelen. Voor
den Raad verschenen zijnde, opent de onverschrokken
-ocr page 26-
11
veerman hun zijn last, en voegt er bij, dat zij niets te
vreezen hadden, want dat de Watergeuzen gekomen
waren om hen van de Spaansche dwingelandij en van
den gehaten tienden penning te verlossen. Op de vraag
van een der regeeringsleden, hoe sterk het aantal Wa-
tergeuzen wel was, gaf hij onbeschaamd ten antwoord:
»wel 5000," ofschoon hun aantal op zijn hoogst 300
bedroeg. De regeering was besluiteloos, daar zij be-
ducht was zoowel voor de wraak van Alva als voor de
woede der Watergeuzen. Intusschen verstoutten zich
twee raadsleden om met Koppestok mede te gaan, en
voor Lumey te verschijnen, die reeds aan wal gestapt
was en hun den eisch deed om binnen twee uren de stad
aan hem over te geven. De schepelingen ongeduldig
wordende, begaven zich ook aan land, en trokken met
vliegende vaandels op den Briel aan. Op dit gezicht
sloeg schrik en angst de Briellenaren om het hart, en
velen vluchtten de Zuiderpoort uit, terwijl Lumey\'s
soldaten de Noorderpoort naderden. Doch hier werden
de vluchtenden gestuit door Treslong, die met eene
bende Watergeuzen van dezen kant op de stad aan-
trok, en even als Lumey, eenigen hoewel niet noemens-
waardigen tegenstand van de zijde der burgerij onder-
vond. Onderwijl had Roobol, een ander aanvoerder,
eenige brandstoffen voor de Noorderpoort bijeen ge-
bracht, en die in brand gestoken ; toen dit nog niet
spoedig genoeg in zijn werk ging, werd de poort met een
mast opengeloopen. De Zuiderpoort werd hierop door
do Briellenaren zelven geopend, en zoo trokken de Wa-
tergeuzen, des avonds tusschen 8 en 9 ure, de stad zege-
vierende binnen. Het is opmerkelijk dat niet één dei-
burgers bij deze gelegenheid het leven verloor, of door
de Watergeuzen gedood werd, want men had de stad
stormenderhand ingenomen. De namen van verschei-
dene dier dappere schepelingen zijn der vergetelheid
ontrukt; wij willen ze thans opnoemen: Focke Abels,
Jan Abels, Jakob Antonisz., Hendrik de Backer, Nico-
-ocr page 27-
23
laas Bernard, Jonkhr. Willem Bloys van Treslong, Ge-
leyn Bouwensz., Marinus Brand, Lancelot van Brede-
rode, Bruin, Jonkhr. Jacob Cabeljau, Willem de Cloyer,
Michiel Crooy, Frederik van Dorp, Willem van Dorp,
Dirk Duivel, Arend van Duivenvoorde, Johan van Dui-
venvoorde, Jonkhr. Albrecht van Egmond van Mere-
steiri, Jonkhr. Barthold Enthes van Mentheda, Cornc-
lis Louisz. van Everdingen, Jelmer Gabbes, Jakob de
Geest, Lodewijk van Gend, Douwe Glins, de Goede,
Guillaume de Gravé, Claas Gijsbertsz., Adam van Ha-
ren, Jacques Hennebert, Claas Hermansz., Gautier
Hertin, Duco Hettinga, Homme Hettinga, Salomon
van der Hoeve, Nicolaas Holbeek, Willem van Imbize,
Frederik van Inthiema, Jonkhr. Dirk van der Laan,
Hendrik Thomasz. Laers, Willem Lievensz., Cornelis
Louisz., Jan Kat, Willem van der Marck, heer van Lu-
mey, Jakob Martens, Maarten Merens, Johan Omal,
Hans Onversaagd, Rengers, Cornelis Geerlofsz. Roobol,
Eloy Rudam, Nicolaas Ruichaver, Jakob SimonSz de
Rijk, Antonis van Rijnen, Jacques Schoone.val, Jan
Simonsz., Wijbe Sjoerdsz., Jan Klaasz. Spiegel, Gillis
Steltman, Jan Sijvertsz., Hendrik Thomasz., Antonis
van Utenhove Antonisz., Sinion Vierijn, Ellert Vlier-
kop, Dirk Wor en Adriaan van Zwieten. —
Thans waren de Watergeuzen meester van de stad, en
geen der Briellenaren had eenig letsel bekomen, waar-
schijnlijk hadden zij dit wel aan hun vroegeren stadge-
noot Treslong te danken. Nauwelijks was evenwel -de
eerste nacht verstreken, of de Watergeuzen verspreid-
den zich door de stad en begaven zich aan het plunde-
ren van de kerken en kloosters. De altaren en beelden
werden vernield, men nam de zilveren vaten weg, ja,
vele overwinnaars tooiden zich met de kleedingstukken,
die zij aan de monniken ontroofd hadden, niet alleen
uit spotternij, maar ook uit armoede, want velen wa-
ren zoo arm, dat zij nauwelijks van de noodigste klee-
deren voorzien waren. Daarenboven moeten wij beden-
-ocr page 28-
24
keu, dat er vele vreemdelingen onder de Watergeuzen
waren, vooral de Luikerwalen onder Lumey, die steeds
de eersten in het plunderen waren. Dat de Watergeu-
zen later hunne handen bevlekten met het bloed van
eenige priesters, is hoogelijk af te keuren; bedenken wij
evenwel, dat het niensehen waren, uit huis en haard
verdreven, en die de priesters als de voornaamste be-
werkers van hunne ongelukken beschouwden, dan kan
men gemakkelijk begrijpen, dat wraakzucht hunne
harten vervulde.
Nadat Lumey het bevel gegeven had, den gemaakten
buit in de schepen te bergen, nam hij het besluit om
de stad als onhoudbaar te verlaten. Het was toch zijn
eenigste doel om den dood van Egrnont en Hoorne te
wreken. Doch zoo dachten véle andere aanvoerders er
niet over; zij wilden het veroverde voor het vaderland
behouden, en wij moeten er tot eer van Lumey bijvoe-
gen, dat hij zich door hen liet gezeggen. De meeste
schrijvers komen daarin overeen, dat het Treslong was,
die den raad gaf om den Briel in naam van den prins
van Oranje bezet te houden. Nog anderen schaarden
zich aan zijne zijde, zooals: Jakob Simonsz. de Rijk,
Dirk Duivel, Enthes en anderen. Nu werden alle maat-
regelen genomen om de stad in staat van tegenweer te
stellen, en verbond men zich plechtig om tot dit einde
alle krachten in te spannen. De vervallen wallen wer-
den weder opgebouwd, het geschut er op geplaatst, ter-
wijl mannen, vrouwen en kinderen ijverig in de weer
waren om de behulpzame hand te bieden. Voorts zond
men een schip naar Engeland om aan de daar aanwezige
krijgsmakkers het bericht der vermeestering van den
Briel te brengen en hunne medewerking te verzoeken.
De tijding van dit in zijne gevolgen zoo belangrijke
feit verspreidde zich met bliksemsnelheid door het ge-
heele land. Al va, die juist voornemens was om de weer-
barstige slagers en winkeliers to Brussel, die zich tegen
het betalen van den tienden penning verzetten, gestreng
-ocr page 29-
25
te straffen, stelde dit voornemen uit, om maatregelen
te nemen, tot herovering van den Briel. Behalve het
spotrijrapje:
Op den eersten April
Verloor Alva den Bril,
werd er eene spotprent gemaakt, den graaf van der
Marck voorstellende, die den hertog den bril van den
neus steelt, terwijl deze laatste zijne gewone uitdrukking
bezigt, wanneer men hem eene zaak van groot belang
komt berichten: »No es nada, no es nada," — »Hetis
niets, het is niets!"
De Watergeuzen zouden weldra ondervinden, dat zij
geen vergeefsch werk gedaan hadden met de stad te
versterken. Alva verloor geen oogenblik om het verlies
te herstellen. De graaf van Bossu, die als stadhouder
over Holland en Zeeland regeerde, nadat de prins van
Oranje deze waardigheid had nedergelegd, kreeg het
bevel om den Briel, zoo mogelijk, weer in te nemen.
Bossu bracht aanstonds eenige troepen uit Utrecht op
de been, van welke een gedeelte nog kort geleden uit
den Briel naar deze stad waren verplaatst geworden,
en die nu aldaar de verregaandste ongeregeldheden had-
den gepleegd, omdat zij geene soldij ontvangen hadden.
In allerijl trokken de Spanjaarden op Schiedam en
Maassluis, en werden van daar met eenige schepen naar
het eiland Voorne overgevoerd. Te Heenvliet ontscheept
zijnde, liet Bossu op aanraden van den schout van
Vlaardingen, clie het in het geheim met den prins van
Oranje hield, zijne schepen ongewapend achter, en trok
op den Briel aan.
De voorhoede der Spanjaarden had nauwelijks de
rondom de stad gelegene boomgaarden bereikt, of zij
werd begroet met een hagelbui van kogels, welke de
Watergeuzen, die zich aldaar verschanst hadden, hun
toezonden. Terzelfdertyd begaf zich Treslong met
eenigen zijner dapperen naar de achtergelatene schepen
der Spanjaarden, en stak die in brand. Verbeeld u hun.
-ocr page 30-
26
schrik, die nog vermeerderd werd door het gezicht hun-
ner brandende schepen, terwijl het water den polder,
waar zij zich bevonden, van alle kanten binnen-
stroomde. Rochus Meeuwisz., Stadstimmerman van
den Briel, een kloek en ondernemend man, brandende
van vaderlandsliefde, had namelijk het besluit genomen
om het sluisje van den Nieuwlandschen polder, waar
de strijd plaats had, open te hakken. Met een\'bijl ge-
wapend, zwemt hij er heen, hakt niet zonder levens-
gevaar de sluisdeuren open, en komt al zwemmende
behouden in de stad terug. De Spanjaarden zoeken den
dijk te bereiken, die naar de Zuidpoort voert, en trach-
ten zich daarvan meester te maken; doch zij worden bij
hunne komst zoo onzacht met het geschut op de wal-
len begroet, dat zij hun heil in de vlucht moeten zoe-
ken. Verscheidenen verdronken; anderen bereikten al
zwemmende ae nog overgeblevene schepen of vonden
den dood in de moerassen. Twee kapiteins en zestien
soldaten vielen den verbitterden Geuzen in handen, en
werden zonder genade aan een molen opgehangen. Het
getal der gesneuvelden van de Watergeuzen is onbekend.
Op den avond vóór Paschen, 5 April, weergalmde de
stad van de vreugdekreten der Watergeuzen; geen won-
der waarlijk, voor de tweede maal hadden zij de over-
winning behaald. De dappere Treslong, die zooveel had
bijgedragen tot de verovering der stad niet alleen, maar
om ook den aanval der Spanjaarden af te slaan, werd
tot bevelhebber van den Briel benoemd, en op den twee-
den Paaschdag legden de inwoners, die grootendeels
teruggekeerd waren, in handen van Lumey den eed van
getrouwheid aan den prins van Oranje af.
»Zoo waren dan," zegt zeker geschiedschrijver, »de
eerstelingen der vrijheid gewonnen en verdedigd." De
Watergeuzen hadden het gezien dat zij, met vereende
krachten en onbezweken trouw, meer konden dan koop-
vaarders plunderen, een vruchteloos werk voorwaar!
Onbedreven krijgslieden luidden de Spaansche soldaten,
-ocr page 31-
■11
de besten van Europa, doen vlieden: zij hadden daden
gedaan, die den moed aanvuurden, hunne handen sterk-
ten en de zielen met machtig vertrouwen vervulden, om
pal te staan voor de zaak van Godsdienst en Vaderland.
-ocr page 32-
Gevolgen der verovering van den Briel.
Hoe trouweloos de Spanjaarden handelden, zien wij
uit hetgeen te Rotterdam voorviel. Bossu, die zijne
poging om den Briel te heroveren, zag mislukken, trok
nu op Rotterdam aan, ten einde te beletten, dat de Wa-
tergeuzen zich ook van deze stad zouden meester ma-
ken. De inwoners, ofschoon koningsgezind, hadden op
de nadering der Spanjaarden, de poorten der stad ge-
sloten, uit vrees voor hunne uitspattingen. Na lang-
durige onderhandelingen bracht Bossu het zoover, dat
men hem toeliet met kleine afdeelingen van 25, ande-
ren zeggen 50 man, en met uitgedoofde lonten, door te
trekken. Nauwelijks is Rossu binnen do stad, of hij
verbreekt zijn gegeven woord, en laat meer manschap-
pen, dan bepaald was, volgen. Een smid, Zwart Jan
genaamd, die deze trouweloosheid ontdekte, riep met
eene forsche stem: »Sta! er zijn er meer dan het getal".
»Hct is niet zoo, burger!" hernam Bossu, »er zijn er
niet meer dan vijf en twintig," maar Zwart Jan liet zich
niet bedriegen en riep luid: »Sluit de poort, mannen!
er zijn er meer dan het getal, ik heb ze geteld!"
Hierop wil hij met zijn hellebaard het eerste gelid
tegenhouden; doch op hetzelfde oogenblik wordt hij
door Bossu doodgestoken. Zijne soldaten volgen zijn
voorbeeld; zij snellen door de straten en dooden elk, die
hun den geringsten tegenstand biedt. Binnen weinige
minuten werden er meer dan vier honderd burgers ge-
dood , en wel 3 maanden lang stonden de overigen,
zelfs vrouwen en maagden, aan de mishandelingen der
brooddronken Spanjaarden bloot. De inneming van
Rotterdam is bekend wegens dezelfde misdaden, die de
Spanjaarden later bij elke overwinning, die zij behaal-
-ocr page 33-
29
don, pleegden; getuige de inneming van Zutfen, Naar-
den\\en 1 laarleni!
Vlissingen Avas de eerste stad, die na den Briel liet
Spaansche juk afschudde. Johan van Kuik, een vurig
aanhanger van den prins van Oranje, bracht aldaar op
den zesden April het bericht der inneming van den
Briel, en spoorde do vrijheidslievende burgers aan de
Spaansche bezetting ter stad uit te drijven. Met geest-
drift werd zijn voorstel omhelsd, en het gelukte den
moedigen burgers de stad voor den prins te verzekeren.
Vere volgde weldra het voorbeeld van Vlissingen, en
beido steden kregen spoedig eene bezetting van Wa-
tergeuzen, gereed om eiken aanval der Spanjaarden
moedig af te slaan. Enkkuizen was de eerste stad in
Noord-Holland, die het voorbeeld der Zeeuwschc steden
volgde; de burgers zei ven, even als die van Vlissingen,
schudden het dwangjuk af, waarop Hoorn en andere
steden volgden. Maar deed Alva dan gcene pogingen
om dit alles te beletten? Daartoe was hij niet in staat:
graaf Lodewijk van Nassau had zich namelijk bij ver-
rassing van liergen, in Henegouwen, meester gemaakt;
dit was eene der gewichtigste vestingen in de Zuidelijke
Nederlanden. Hierbij kwam dat de prins van Oranje
met een aanzienlijk leger in aantocht was, om op nieuw
een aanval in do Zuidelijke Nederlanden te doen. Zoo
was Alva genoodzaakt om zijne benden in het Zuiden
te gebruiken, en welke pogingen hij later ook aanwendde,
nimmer heeft het hem mogen gelukken om de Holland-
sche steden, met uitzondering evenwel van Haarlem, —
te bemachtigen.
Na de inneming van den Briel verspreidden de Wa-
tergeuzen zich door ons land, namen dienst in het leger
van den prins, of keerden tot hunne vroegere bezighe-
den terug. Wy danken de Goddelijke Voorzienigheid,
die uit zulke geringe beginselen zooveel groots, name-
lijk do verlossing van onzen dierbaren geboortegrond,
deed voortkomen. Het past ons dus om Hem onzen in-
-ocr page 34-
30
nigsten dank toe te brengen bij de herinnering eener
gebeurtenis, welke den weg heeft gebaand tot die vrij-
heid, waarvan wij, het nageslacht, nog de gezegende
vruchten mogen genieten. Verheugen wij ons daarom
met elkander, dat wij in een vrij en onafhankelijk land
wonen, dat wij tot een volk behooren, dat »Eendracht
maakt macht" tot kernspreuk voert. Zoeken wij die
eendracht ook onder elkander aan te kweeken door
ware liefde en eensgezindheid, en toonen wij zoo steeds
prijs te stellen op die voorrechten, welke onze voorou-
ders ten koste van goed en bloed hebben verworven,
namelijk vrijheid zoowel in het maatschappelijke als in
het godsdienstige. Moge dat vertrouwen op God, dat
nimmer beschaamd maakt, en dat den onvergetelijken
prins Willem van Oranje bezielde, zelfs bij de grootste
tegenspoeden, ook in ons wonen! Wij vinden dat ver-
trouwen zoo heerlijk en schoon uitgedrukt in een lied
uit die tijden, dat door Marnix van St. Aldegonde is
vervaardigd, ik bedoel het Wilhelmus van Nassouwe,
dat ik niet ongepast rekende, u ten slotte in zijn geheel
mede te deelen. Dit lijdenslied van den grooten Zwij-
ger, — en wij zeggen het Dr. Jan ten Brink na — werd
de overwinningshymne van het zegevierende volk! De
Geuzen zongen het op den 1 April 1572 te Brielle, te.
Enkhuizen werd het met vliegende oranje-vendelen en
slaande trom voor den Zwijger aangeheven en, door de-
zen zelven tot marschlicd uitverkoren, klonk het bij
Nieuwpoort, bij \'s-Hertogcnbosch, bij Maastricht, dooi-
den gansenen Vrijheids-oorlog heen. Zoo schalde het
weder in dagen van nood en beproeving, in 1672, in
1748, in 1813 — telkens als een Oranje zich stelde aan
de spits van het Nederlandsche volk: zelfs in 1863
was het nog steeds het schoonste van al de aangeheven
feestliederen!
-ocr page 35-
-ocr page 36-
i^fe3£=»fc3e3»£3e^ifc3É2N
BIJ DEN UITGEVER DEZES IS VERSCHENEN:
QUATRE-BRAS EN WATERLOO, of de gebeurtenissen van
16 en 18 Juni 1805, voor kinderen verhaald, door G. Lasevr,
Hoofdonderwijzer te Barncveld. Tweede druk. Prijs 12]/2 Cts.
■<"■.
HET ZINGENDE VOGELTJE. Verzameling van Zangstukjes
I?
voor de laagste klassen der Vólkssekool, door G. Lammeks,
Hoofdonderwijzer. Prijs 17V2 Cts.
KINDERTONEN. Idem voor de hoogste klasse, door den-
ii zelfden. Prijs 20 Cts.
U ■ BEKNOPTE AARDRIJKSKUNDE VAN NEDERLAND, voor-
è? afgegaan door eciiigc algcmecnc aardrijkskundige opgaven en ge-
ij volgd door een kort plaatselijk overzicht van Europa, ten gebruike
iji, der lagere scholen; door C. J. Rvi\'OEKS, Hoofdonderwijzer te
JP Barncveld. Vierde verbeterde drnk. Prij9 25 Cts.
ff AARDRIJKSKUNDE VAN NEDERLAND, voor ccrstbegiu-■
va nendeu, benevens een btknopt overzicht van Europa. Door dcn-
U zelfden schrijver. Tweede drnk. Prijs 5 Cts.
fj NEDERLANDSCHE TAALKUNDj, ten gebruike der lagere
>\'i scholen. Door denzelfden schrijver. Prijs-10 Cts.
jjj OEFENING IN HET STELLEN VAN BRIEVEN, door W.
ft Plokker, Stadsonderwij«cr te Brielle. Zesde verbeterde druk
n Prijs 30 Cts.
                  N
PRAKTISCH REKENBOEKJE. Hoofdregelen in oubenoemdf
U en benoemde geheelc getallen, door S. Bison , Hoofdonderwijzer
te Cillaarshoilt. Prijs 121/3 Cts. (Bestemd om als inleiding te
dienen tot de rtkenbockjes van Boescr.)
(ff
EERSTE LEESBOEKJE, volgens de leerwijze van Prinsen.
Tweede druk. Prijs 5 Cts.
il!
ae^ J&*^^^ix*^r«^=?Mr^^vx"^3g té. \'&fm