-ocr page 1-
(t\\*r\\ö\\ÖCk£<y
BR.lÖ72.1I.ia
-ocr page 2-
-ocr page 3-
W7ZU/Z
JtëlO.
\'Stt-
liüent fes %wx&! (lepe de deugen!)
sGeus" en »Paap" zijn scheldwoorden, die thans meer
dan drie honderd jaren oud zijn. De eerste werd den Her-
vormden , de laatste den Roomsch-Katholieken naar het hoofd
geworpen. Door »Paap" verstond men eerst alleen de gees-
telijken van Rome, en in de oude Hollandsche letterkunde
had dit woord volstrekt niet de beteekenis van een scheld-
naam. Later is het dit geworden, het werd toen op alle
Katholieken toegepast. In zeker opzicht ging het er meê als
met den naam Jood. In het Nieuwe Testament worden on-
der het woord «Joden" altijd de oversten des Israëlitischen
volks bedoeld, die tot Juda\'s stam behoorden, terwijl tevens
alle kinderen van Juda recht hadden op dien naam. Maar
als men thans met een zeker gebaar iemand een ■» Jood" noemt,
heeft die benaming niets vereerends; integendeel al wat iemand
ontsiert. Van den zotskap Tijl Uilenspiegel wordt verhaald,
dat hij gewoon was te zeggen: >Ieder heeft een hekel aan
mij, maar ik maak het er naar." Een goede verstaan-
der heeft aan een half woord genoeg. — De handelingen der
Joden maakten hen alles behalve beminnelijk, en de daden
der Roomsche geestelijkheid waren evenmin geschikt om eer-
bied en achting voor hen in te boezemen. En daar hun vol-
gelingen hen in alles de hand boven het hoofd hielden, van
niet een hunner gruwelen terugdeinsden (de goeden niet te
na gesproken, dit spreekt van zelf) zoo werden zij geheel
met hun leidslieden vereenzelvigd, en moesten ook in de
algemeene verachting van andersdenkenden deelen. Zoo werd
»Paap" van eernaam scheldnaam.
Geheel anders is het met den naam Geus. Deze begon
met een scheldnaam te zijn. Zooals bekend is, bij het aan-
bieden van het verzoekschrift der drie honderd edelente
Brussel aan het hof der landvoogdesse, werd hun dat woord,
dat schooier of bedelaar beteekent, door den trotschaard
Barlemont naar het hoofd geworpen. Zij aanvaardden dien
naam dadelijk als eene welkome leuze ter onderlinge vereeni-
ging. Het was toch al te bespottelijk, die groote schare
sfétex--
Prys 2 Ct»., gesorteerd 60 Ex. ƒ 0.80; 100 Ex. ƒ1.20; 1000 Ex. ƒ10-
-JOA©
-ocr page 4-
2
Edelen, waarvan verreweg de meesten een enormen rijkdom
bezaten, zoo op eenmaal voor bedelaars uit te maken.
Voor zulk een scbooier nam ieder den hoed af, en kei-
zer Kar el had zelfs niet geaarzeld hen met alle onder-
scheiding te behandelen. Dadelijk werd de geuzenpenning als
een medaille geslagen en aan een zijden lint om den hals
gedragen, terwijl de trouw aan den koning, wien toen nog
niemand voornemens was de gehoorzaamheid op te zeggen,
uit het opschrift bleek: »fidele au roi jusqu\'a la besace/\'
(getrouw aan den koning tot aan den bedelzak).
Wat ze niet waren konden ze worden. Eu Oranje, de
ons zoo dierbare Oranje, was er niet verre van af, toen hij
al zijne kostbaarheden, tot zelfs zijn tafelzilver toe ten
offer bracht, om met de opbrengst daarvan een leger tegen
Alva in het leven te roepen. Het spotlied der vijanden:
«Wilhelmus van Nassauwen, de ellebogen door de mouwen,
het haar hangt door zijn hoed," bevatte in zeker opzicht
waarheid. Er zijn nog brieven van den edelen Willem te
lezen, waarin hij zijne vrienden bericht, in welken slechten
staat zijne kleedingstukken verkeerden.
Wie onder de Nederlandsche Edelen of aanzienlijke burgers
hun hoofd door Alva\'s beulen verloren, behoefden de be-
zittingen niet meer, die onmiddellijk werden verbeurd ver-
klaard, maar hun kinderen en nagelaten betrekkingen waren
met dat al aan den bedelstaf gebracht.
Als wij eens wisten en verhalen konden de levensgeschie-
denis van elk der vrijbuiters of piraten, die de zee hadden
gekozen, omdat het land hun geen schuilplaats meer aanbood,
dan zouden wij het duidelijk zien, hoe juist de naam
schooier op hen paste.
Maar \'t waren eerlijke bedelaars. Meent niet, dat ze te
lui waren om te werken, voor den krijgsmansstand te laf-
hartig, en tot ieder ander beroep of handwerk ten eenen-
male ondeugende. Neen, zij waren tot alles in staat; alleen
die moet ge er van uitzonderen, die den rechterarm niet
meer gebruiken konden, omdat Alva hem had laten af hou-
wen, die doof waren geworden, omdat hij hen neus en ooren
afsnijden liet, enz....
Zij waren door hun koning, den landsvader, of beter ge-
zegd , door zijn bloedhond op last van den monarch, zoo be-
roofd en beiwd geraakt, en hadden nauwelijks het naakte
lijf er afgebracht. Voorwaar, deze lieden, het is meer ge-
zegd, hadden meer of minder dan menschen moeten ge-
weest zijn om bij dit alles dof en onaandoenlijk te blijven,
of met een gebed voor hun beulen op de lippen te sterven.
En toch waren er onder de Geuzen, die dit deden, enwa-
-ocr page 5-
i
3
ren er, »die voor hun vijanden baden en zegenden, die hen
vervloekten." Van Alva hadden zij dit echter geenszins ge-
leerd en evenmin van de Roomsche geestelijkheid, die alle
folteringen uitdacht, welke slechts met mogelijkheid in een
menschelijk of dierlijk brein konden opkomen, om hen tot
den koesterenden moederschoot van Rome terug t\'e
voeren. Het »dwingt ze om in te komen, dat in die ge-
lijkenis van het bruiloftsmaal en de onwillige gasten uit Jezus
mond gekomen was, werd als verontschuldiging, ja, als drang-
reden gebruikt tot het bedrijven van gruwelen, waarover de
wereld verbaasd stond. De dienaren des woords, eenvoudige
lieden, mandemakers, timmerlui, marskramers enz. moesten
zich op allerlei wijzen versteken, en konden slechts in hoeken
en gaten, op zolders en in kelders en boerenschuren het
voedsel uitdeelen, dat alleen den honger der ziele stilt, het
tegengift mengen, dat zooveel marteling en mishandeling met
geduld leerde verdragen, het Evangelieverkondigen van den
Man der smarte, die voor zijn moordenaars bad!
Reeds meer dan genoeg om ze te kennen en te begrijpen
tevens, die Geuzen van voor driehonderd jaar, met al hun
hartstochten en gebreken, met al hun moed en standvastig-
heid , met al hun vroomheid en priesterhaat. \'t Is waar: het
waren onreine handen, die den sluier verscheurden, welke
onze vrijheid verborg. Maar wie had ze onrein gemaakt en
ze als rondgewenteld in het slijk? Toch waren zij zelve ver-
antwoordelijk voor hun daden, en men zou zich vergissen als
men al wat Geus was met de woeste Watergeuzen gelijk
stelde. Ook zelfs onze vijanden merkten dit onderscheid op,
daar zij "van » Geuzen/\' »Watergeuzen" en »Wilde"- of
Boschgeuzen" spraken.
»Vivent les Gueux!" was de uitroep, die bij iederen aan-
val den Spanjaard liet hooren, met wie hij te doen had.
» Vivent les Gueux!" was de overwinningskreet, waarmede
de onderdrukten hun blijdschap te kennen gaven over eene
behaalde zegepraal.
» Vivent les Gueux I" was de stervensroep, waarmede tal van
stervende vrijheidsmannen op het slagveld nedervielen en
afscheid namen van een leven, dat, hoe genotvol het ook
had kunnen zijn, door Alva hun ten vloek geworden was.
»Vivent les Gueux!" was de grondtoon van menig ootmoe-
dig en geloovig gebed, dat tot den Almachtige werd opge-
zonden door hen, die aan zijn troon eerst recht bedelaars
waren, en zich daar niet schaamden op gebogen knieën af
te smeeken, wat schilden, bogen noch dolken ooit vermoch-
ten te geven.
En wat zullen wy nu na driehonderd jaar?
-ocr page 6-
4
Zullen wij ons die leuze onzer vaderen schamen? Zullen
wij een naam verachten, die bij hen in zoo groote eere stond?
Zullen wij op die wijze onze afkomst verloochenen, en hen die
goed en bloed voor onze vrijheid ten offer brachten? Zullen
wij.... maar waartoe meer gevraagd ?
Laat ons kinderen onzer vaderen zijn en ons hunner niet
schamen. De naam Geus sta bij ons in groote eere. Alleen,
(hiervoor behoede ons God!) het zij geen wraakkreet!
Het zij ons eene dierbare historische herinnering, die een
traan doet opwellen in het oog, en de borst sneller doet
kloppen voor Vorst en Vaderland; maar geen partijleus, die
partijhaat voedt en partijveten herinnert.
Willen wij ons wreken, als echte Geuzen, als bedelaars
voor den genadetroon Gods, dan een keer meer de knieën
gebogen en in deze dagen voor Spanje gebeden, »dat
op die klacht de hemel scheure en zich de Heere ontdek."
Voor Rome geworsteld, dat over het arme, misleide volk
het heldere licht des Woords Gods schijne en het
opsta uit eene duisternis, waarin het drie eeuwen langer
bleef, dan onze Hervormde vaderen, en wij, hunne Hervormde
kinderen. Opdat ook Rome Gereformeerd worde, en wij ons
met al haar kinderen buigen voor hetzelfde altaar, waarop
eenmaal het volmaakte offer werd gebracht. Dat geve de
God van alle genade, die hoort naar het gebed.
Zoo gaat het Christus uitverkoornen,
Zoo groeit de lelie onder doornen;
De roos op scherpe doornenhagen;
Zoo trekt men zegen uit de plagen.
Geen akkers worden zoo gezegend
Als Christus kerk van bloed beregend...
Deez\' roode druppels zijn robijnen,
Die boven licht, hier donker schijnen.
Dit zijn de rechte livereien,
Om d\' allervroomste t\' onderscheien.
Vondel.
Bij H. DE HOOGH & C°. wordt mede uitgegeven:
SPANJE EN ORANJE,
OP NEÊRLAND8 WORSTELING EN BEVRIJDING,
in 8 afleveringen a 17Va Cents per aflevering.