-ocr page 1-
BR..I872.ÏÏ.H.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
tm-M,ljr
3.0*73.
X=*x*ljs 8 Cents.
ZQ-o. X.
ZAMENSPRAAK
tusschen eenige vrienden in ledige uien, over verschillende onderwerpen.
Verschijnt des Zaturdags. — Prijs per N°. 3 cents. — Franco per post 4 cents. — Enkele num-
mers S cents. — Advertentiën 5 cents per regel. — Ingezonden stukken en Advertentiën
gelieve men franco aan den Uitgever dezes te zenden.
wat men op dien dag wil doen, houdt mij ten goedo,
als ik maar eens vraag, ik heb de overtniging, dat
men door vragen wijs wordt.
Willem.
Maar vriend! — leest gij dan de dagbladen
niet? . . . Men wil dien dag doorbrengen, met
allerhande nuttige volksvermaken. Ons geheel Ne-
derland zal Nationaal feestvieren. Men zal too-
neelvoorstellingen, concerten, bals en diners geven;
en voor de mindere volksklasse, zal men gooche-
laars laten werken, mastklimmen, zakloopen, wed-
rennen , optogten, en nog veel meer. Ik zie
verlangend dien dag te gemoet, dan zullen wij
nog eens regt vermaak en vreugde hebben, op
ongedwongen wijs; want, het is een\'dag, die voor
elk Nederlander gewigtig is, en van harte hoop ik,
dat onze vreugde door niets gestoord mag worden.
Hendrik.
Onze vriend Willem, heeft gesproken van volks-
feesten , maar heeft nog vergeten te zeggen, dat
men voornemens is, in den Briel een Asyl op te
rigten, voor Nederlandsche zeelieden, die verminkt
of ongelukkig zijn, hetwelk ik eene zeer goede
zaak noem.
Pieter.
Maar zouden al de Nederlanders hier wel met inge-
nomen zijn? ik heb niets gehoord van feesten,
voor die partij in ons land, die zich Conservatief
1 April 1872.
Pieler.
Wel vrienden! — Wat dnnkt u van 1 April
a. s. ? Wij zijn zoo vertrouwelijk bij elkaar; kom,
laat ons eens spreken over dien dag, waaraan wij
allen zooveel te danken hebben, n. 1. aan hetgeen
voor 300 jaar, op dien dag is voorgevallen.
Hendrik.
Dat vind ik zeer goed, die dag is mij vaak in
de gedachte, te meer nog omdat de dagbladen
ons dagelijks opwekken, om hem niet als an-
deren te doen voorbijgaan, mij dunkt, wij mogen
dien dag wel eens feestelijk herdenken.
Klaas.
Jn, vrienden! met regt hebben wij reden, zoo
de Heer ons dien dag doet beleven, hem feestelijk
te herdenken. Er is in 1572 iets voorgevallen,
\'t welk zoo lang onze geschiedenis zal bestaan,
eene voorname plaats daajin zal bekleeden.
Hendrik.
Ik deel uw gevoelen, en daarom juich ik
van harte toe, de maatregelen, die nu -al genomen
worden, om dien dag regt feestelijk te vieren.
Pieter.
Hoe wil men dan dien dag doorbrengen? welke
feesten wil men geven ? Ik ben niet op de hoogte,
-ocr page 4-
2
noemen, zouden die wel met zulke feesten ingeno-
men zijn, of er deel aannemen?
Willem.
Dat zullen zij wel niet, zij willen overal de Gods-
dienst bij slepen, die Conservatieve luitjes. Zij
zouden zeer gaarne zien, dat alles op Godsdiens-
tigen leest gesohoeidt werd, maar ik voor mij hoop,
dat de Godsdienst hier geheel buiten \'t spel blijft.
Hendrik.
Ik ben het niet geheel met u eens; volgens mijn
inzien moet men de godsdienst niet geheel uit het
oog verliezen , maar haar als onzen eersten en groot-
sten pligt, nimmer verzuimen.
P ie ter.
Gij zoudt dan, als ik u goed begrijp, het feest
op godsdienstig gebied willen vieren, en de ver-
maken door Willem genoemd afkeuren. Ei lieve!
zeg mij eens hoe zoudt gij willen feest vieren?
Zeg u gevoelen, wij kunnen altijd nog al over-
eenstemmen.
Hendrik.
Ik heb alreeds gezegd, dat men in den Briel
een Asyl wil oprigten, waar ik zeer voor ben,
en ook wat aan zal geven. Het feest echter geheel
op godsdienstig gebied te vieren, dat zou ik juist
ook niet willen.
Willem.
Ik hoop niet dat onze natie zoo vroom zal zijn,
er eenen godsdienstigen tint aan te geven, want
ach! wat is vroomheid? — men wordt door vrome
menschen, somtijds nog meer bedrogen, dan door
goddeloozen.
Hendrik.
Vriend! gij zijt dunkt mij te partijdig, men moet,
zoo wat midden door zeilen, en ieder in zijn waarde
laten.
JPieter.
Gij schijnt beide niet homogeen te zijn, maar kom
HeDdrik! zeg ook eens uw gevoelen, gij kunt nog
al met ieder uit den weg.
Hendrik.
Welaan! omdat gij er zoo op aandringt zal ik
openhartig mijn gevoelen mededeelen, ik vlei mij
dat velen het met mij eens zullen zijn, want ik
geef God, en de wereld elk wat; wij lezen in den
Bijbel, houdt zoo veel mogelijk vrede met alle men-
schen. Luister goed , en ik zal mijn gedachten om-
trent het feest zeggen. Het is juist, die dag eenen
feestdag, algemeen gaat men dan ter kerk; wij
moeten dan niet alleen naar de kerk gaan, om de
opstanding van Jezus te vieren, maar ook met een
dankbaar, goed hart, God danken voor het gebeurde
op 1 April 1572. Het komt schoon bij elkaar. Aan
de opstanding van Jezus, hebben wij onze inwen-
dige verlossing te danken, en aan de heldendaden
der wakkeren Watergeuzen onze uitwendige verlos-
sing. Wij kunnen dan verheugd met vrolijken zin
aanheffen dat gezang, waarin voorkomt: Adams
dankbre zonen. Na afloop der Godsdienst oefening,
kunnen wij over het een en ander nog eens ernstig
nadenken, en dan des namiddags en des avonds,
eenige onschuldige vermaken bijwonen, zoo als een
tooneelvoorstelling, en opera, dat verfijnt en ver-
edeld ons kunstgevoel. Op deze wijze zou ik den
dag willen doorbrengen, en ik geloof dat het velen,
met mij eens zullen zijn.
Pieter.
Vriend Hendrik! ik doe hulde aan uw feest-orga-
nisatie, gij toond ook nu alweer een\' goeden denker
te zijn; maar ik heb nog een vraag, houdt mij ten
goeden. Denkt gij dat de predikanten er over
zullen spreken? — want, als zij over de opstanding
uitwijden, kan men toch moeijelijk denken aan de
voorregten, die wij te danken hebben, aan de Wa-
tergeuzen.
-ocr page 5-
8
Hendrik.
Straks hoop ik die vraag te beantwoorden, laat
nu onze vriend Willem eens spreken, ik geloof dat
hij zeer gaarne het woord had.
Willem.
Juist vriend! gij hebt het goed geraden, ik wil
zeer gaarne op uw voorstel terug komen.
Pieter.
Maar zijt gij dan niet homogeen met vriend Hen-
drik? wat hebt gij hier nog op tegen?
Willem.
Laat vriend Klaas, eerst maar eens spreken, die
heeft nog hijna niets gezegd.
Pieter.
Kom vriend Klaas! zeg mij ook eens uw gedachte,
wat denkt gij zou het beste zijn?
Klaas.
Laat mij nog maar eens luisteren, ik geef eerst
het woord aan uwen vriend Willem, ik hoop mijn
gevoelen ook nog wel eens te zeggen.
Willem.
Vriend Hendrik! gedeeltelijk stem ik met uw
voorstel in. Geheel ben ik er niet meê eens. De
Godsdienst, zij maakt niets dan dweepers en krank-
zinnigen. Gij moet blijven bij de onschuldige ver-
maken, die gehate Godsdienst; zij bederft alles.
Hendrik.
Gij oordeeld te hard; zoo blijft gij niet met ieder
goede vrienden; gij moet het zóó maken, dat nie-
mand uw haat.
Willem.
Dat is niets, er zijn er genoeg van mijn kleur;
ik \'kan mij niet vereenigen met uw stelsel, n. 1.
Godsdienst en onschuldige vermaken. Men moet
zoogenaamd God dienen, of de wereld, een mid-
delweg bestaat hier niet.
Pieter.
Maar, vriend Willem! nu begrijp ik er niets meer
van, ik dacht gij zoudt homogeen zijn met vriend
Hendrik, waarom zijt gij er tegen?
Willem.
Om verschillende redenen, die ik nu niet kan
beantwoordden, de tijd gebied ons te eindigen, in
de volgende week hoop ik mij hieromtrent nader
te verklaren. Maar ik wil vriend Hendrik eene
vraag doen , waar hij eens over moet denken, tegen
onze tweede bijeenkomst. Hij heeft gezegd, wij
gaan Nationaal ter kerk, omdat de Christenheid
dien dag de opstanding van Jezus herdenkt, en het
feest van 1 April is een Nationaal feest. Hoe moet
de jood dan feest vieren, zij vieren in de synagoge
toch geen opstanding van Jezus ? en, — zij genieten
toch ook de voorregten van het gebeurde in 1572.
Hendrik.
In de volgende week hoop ik uw te antwoorden.
Ik wil uw echter ook een vraag doen ; wat zou
de Maatschappij zijn, indien men algemeen de
godsdienst verwiep?
Pieter.
Vrienden! ik zou nog wel eens iets van vriend
Klaas willen hooren. Kom, Klaas zegt gij eens in
\'l kort uw gedachten.
Klaas,
Ik kan hier in \'t kort niet op antwoorden, om
rede de tijd van onzen bijeenkomst verstreken is.
In de volgende week, zoo de Heer wil en wij
leven,, hoop ik mijn gevoelen ook eens mede te
Dit wil ik echter wel zeggen, dat ik met geen
der gedane voorstellen homogeen ben, met uit-
zondering van het op te rigten Asyl. Ik wil echter
ook een .vraag aan uw allen doen, om de volgende
-ocr page 6-
4
week uw antwoord hierop te hooren. Aan wien
hebben wij de bevrijding van ons Dierbaar Neder-
land te danken, aan God? of aan den mensch?
Pieter.
Ik heb bij onzen tweeden zamenkomst stof genoeg
om te vragen, en hoop in de volgende week breed-
voerig uwe antwoorden te hooren, en welligt verzin
ik nog meer vragen: ik denk maar; met vragen
wordt men wijs.
GEDACHTEN IN EENZAAMHEID.
Genot vol oogenblik. Liefelijke stilte die door
niets verbroken wordt dan door het rusteloos
kloppen mijner polslag. Zalig is het voor het gemoed
alleen te zijn. Hier woond (iod. Doch hier bevind
zich ook mijn hart. Ach! was dat booze zondige
hart, buiten deze liefelijke eenzaamheid gebleven.
Wie gaf mij dit genot vol oogenblik? Wie is
het die mij uit het rumoer der mij omgevende
woelende menigte, deze liefelijke eenzaamheid ge-
- gegeven heeft? Het is de Gever van alle goede
gaven. God! is het, die ook mijn hart! mijn
zondig hart tot bedaren kan brengen, als het niet
tegenstaande mijn eenzaamheid mij als ingedachten
heenvoerd, te midden eener woelende menigte.
Laat ik nu echter niet klagen , over dat bedorven
hart, want ongemerkt zou daardoor mijn zalige
eenzaamheid vergiftigd worden. O neen, laat ik
veeleer mijnen God in Christus danken, die mij
onwaardige deze liefelijke eenzaamheid, gegeven
heeft. Heb ik zoo veel goede werken gedaan,
dat ik met regt dit kon verwachten ? Neen , in-
tegendeel. Dagelijks struikel ik in velen. Nog zaliger
word mij hierdoor deze dus onverdiende liefelijke
eenzaamheid. Mijn Heiland, die door bloeddruppelen
te zweeten mij als een gevolg hiervan , deze wel
daad doet genieten, was ook een maal omgeven
door eene door niets gestoorde stilte, toen Hij in
den hof tot Zijnen Vader bad. Doch wat was die
stilte? Een sombere, doodsche eenzaamheid, die
eenen naderenden storm voorafging. Die eenzaamheid
was niet zalig ? Hij die ze genoot, maar ook
den storm zou moeten doorstaan was heilig. Hij
was daar zonder een schuldig bedorven hart. En
ik ? Ik de schuldige, geniet thans eene verhevene
stilte. Mijn God ! geef dat het geene stilte is, die
eenen naderenden storm voorafgaat; want zou ik ook
zoo zijn , als Uwen Grooten Zoon, te midden
hevige stormen, en woedende orkanen ? Ik n
mij weldra in eene woedende menigte bege
Gebieder van storm en stilte! woon in mijn h
Ach, was ik altijd gesteld als Uwen Zoon,
bad terwijl Hij de dreigende storm zag nadei
Vader niet mijn\' wil, maar de Uwe geschiedei
Als straks de stormen om mij loeijen ,
Leg Heer mijn hart dan toch aan boeijen ;
Maak mij eens willend met Uw wil,
Dan ben ik altijd vreedzaam stil.
Zoo de Heer wil, hoopt de schrijver dezes el
week, een zamenspraak des zaturdags in het 1
te geven. Waarde en Geachte Lezers\' en L
ressen! steun zijne zwakke pogingen ter uitbreid
van Gods Koningrijk, door (indien het geschrev
in Uwen smaak valt), bij uwen boekhandelaar 1
op in te tcekenen. De prijs is zeer gering, v
ieder betaalbaar. Een gedeelte der opbrengst
dienen voor het een of andere Christelijk di
nader in deze zamenspraken bekend te mal
Gedenk den schrijver in uwe gebeden, opdat (
hem wijsheid mag geven, zóó werkzaam te z
als het meest kan dienen ter uitbreiding van
Heeren Koningrijk. Geen partijdigheid ms
volgens onzen Bijbel hoopt schrijver dezes z
zamenspraken in te rigten. Christus is mijn ba
want door genade mag ik zeggen , Zijn eigene
te zijn.
Be Schrijver.
ADVEfiTENTIEN. ~~
Bij den Uitgever dezes is heden van de ]
gekomen:
FEESTBUNDELTJE
TER HERINNERING AAN DEN
EERSTEN APRIL 157
DOOR
; " fc BEVERSLUIS, HNz.
Prijs 5 Cents.
.Gedrukt en uitgegeven bij P. A. GEURTS,
Mugterstraat te Nijmegen.