-ocr page 1-
rum »ogs*
BR.1872.1.20.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
1572
HERDACHT IN 1872,
DOOR
JAN VAN NOORDEN.
AMSTERDAM,
H. H. HUISMAN.
1872.
-ocr page 4-
:, I
( ■!,\') ,
-ocr page 5-
15 7 2
HERDACHT IN 1872,
DOOK
JAN VAN NOORDEN.
AMSTERDAM,
H. H. HUISMAN.
1872.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
Er zijn jeugdige menschen, die voor het eerst een
groote voetreis ondernemende, gedurig hunne gedach-
ten, laten gaan over het huis en de geliefde betrek-
kingen, waarvan zij zich al meer en meer verwijderen.
Hoe vei-der zij voortstappen, hoe smachtender die
herinneringen zich aan hun geest opdringen, — ze
zijn even gevoelloos voor de schoone vergezichten,
die zich op hun pad voordoen, als een spoorweg-
mandje voor de lekkere ververschingen, die in zijn
buik verborgen zijn. Vergeefs dat het levenwekkend
zonlicht uit het verheven blauwe koepeldak de hoo-
rnen met goudachtig groen, de bloemen met zondags-
kleêren en het water met beweegbare parelen tooit.
Vergeefs dat de leeuwerik een loflied van Mozart,en
de nachtegaal uit de kleine liefdevolle borst een
minneklacht van Bellini zingt. Vergeefs dat de
bloemen in geuren verhalen, hoe zalig ze zich in de
liefdevolle omhelzing gevoelen. Vergeefs dat de
beek murmelt van geheimenissen, die ze in den schoot
der aarde heeft leeren kennen, en die ze in rijm aan
den wandelaar verhaalt.
De voetreiziger, gebiologeerd door het heimwee,
begint alles wat achter hem ligt met de heerlijkste
kleuren te versieren. De geliefde betrekkingen met
wie hij in dagelijksche kibbelarijen was gewikkeld,
worden in zijn verbeelding engelen, die even als
de geschilderde engelen van Kafaël altijd goedmoedig
van het plafond naar de ongevleugelde toeschouwers
blikken. Het zonlicht, dat in het woonvertrek van
\'t ouderlijk huis door pokdalig, groenachtig glas,
bedekt door een onpoëtisch valgordijn viel, komt hem
veel schooner voor dan het zonlicht dat uit het
blauwe koepeldak op boom, bloem en water valt.
Het knarsen van het verroeste slot der huisdeur en
-ocr page 8-
4
het gekakel der kippen komt hem welluidender voor
dan de leeuwerik, die Mozart — en de nachtegaal
die Bellini het grootkruis van kunstenaar hebben
bezorgd. Ja, de duffe kelderlucht van zijn slaapka-
mer onder den grond komt hem in herinnering
liefelijker voor dan de bloemengeur, die de openbaring
der liefde in het luchtruim verspreidt. Zelfs het ge-
kwakel van den dorpsbarbier over het weer komt
hem verstandiger voor dan het gemurmel der beek,
verhalende van de wonderen die ze in den duisteren
schoot der aarde heeft aanschouwd.
Gaat het zoo ook niet met de herinneringen uit
de vaderlandsche geschiedenis? Met de geschiedenis
die ons reeds op de schoolbank en later door dich-
ters en schrijvers niet het bontkleurig pak der ver-
beelding opgesierd is ingeduimeld, toegezongen en
verhaald. We waren destijds in een toestand — en
een groot deel verkeert er nog in — van den heim-
weeachtigen voetreiziger: blind voor de werkelijk-
heid, alleen troost zoekende in het verleden. En dat
verleden met leugenachtig dekoratief ter aanschou-
wing gebracht, was niets meer of minder dan een
dramatisch voortbrengsel.
Men had zorgvuldig de edele daden van den held
bijeenverzameld, dan door een sterk vergrootglas
bekeken , nog iets van eigen vinding er door ge-
roerd, en het geheel als een fijn gerecht opgedragen.
De menschelijke zwakheden waren als afval in de
vuilnisbak geworpen.
Onze tijd, zoo bij uitstek het tijdvak van scherp-
zinnige kritiek, heeft van die dramatische voortbreng-
selen zoo veel afgetakeld, dat het schoone schip
geschiedenis langzamerhand is gaan gelijken op een
vaartuig, dat weldra tot slooping kan worden verkocht.
Men gebruikt ook de herinneringen uit de vader-
landsche geschiedenis tot partijbelangen, en wij heb-
ben reeds voor de groote Aprilbeweging, die wordt
voorbereid een aardige bokspartij zien plaats grijpen
tusschen de liberalen en ultramontanen; waarbij de
pot verwijt dat de ketel zwart is. De eerste bewim-
pelen de gruweldaden hunner voorvaderen en de
-ocr page 9-
5
laatsten die hunner geloofsgenooten met even veel
ijver als twee konkurenten elkander verwijtingen naar
liet hoofd werpen, ofschoon beide bewust zijn de-
zelfde kunstgrepen te gebruiken. Die strijd is be-
droevend, want ze gelijkt op een cirkeldraf welke
niet voorwaarts voert; maar het volk aftrekt zijne
ware belangen te behartigen.
Maar we zijn toch zoo vrij aan de ultramontanen
de volgende vragen te richten:
Ge hadt eenmaal geheel Europa onder uw geloof
bekeerd; — hoe rijmt het met de groote wet welke
tusschen gevolg en oorzaak bestaat, dat uit die niid-
deneeuwsche eenheid, uit de christelijke opvoedings-
school mannen werden geboren als Lumey en Dirk
Sonoij, Ravaignac en Balthazar Gerardsz? Hoe rijmt
het met die wet tusschen gevolg en oorzaak, dat de
meest onteerende handeling van den mensch: de
oorlog of broedermoord onder uw almachtige regee-
ring niet is kunnen worden uitgeroeid?
We zouden ook aan de liberalen kunnen vragen,
mede op grond van de groote wet tusschen gevolg
en oorzaak: waarom onder hun regeering de schul-
denlast in Europa zoo schrikbarend is toegenomen?
Waarom de oorlog of de broedermoord nimmer op
grooter schaal heeft plaats gehad dan onder hun beleid ?
Die het beheer over het grutten koken heeft, mo-
gen we dien niet verantwoordelijk stellen, wanneer
de grutten zijn aangebrand?
Wanneer ge ons — en we richten dit zoowel aan
\'t adres van liberalen als ultramontanen en anti-
revolutionairen — uit uw werkplaats twee exempla-
ren laat zien, die eenigzints gelijken op Appollo en
Diana en niet op Bismarck en Isabella, dan zullen
we getuigen dat ge goede beeldhouders zijt, — tot
zoolang zullen we de handen zelven moeten roeren,
om ten minste onze nakomelingen te vrijwaren, dat
de menschen meer en meer op karikaturen gaan ge-
lijken.
Er was in geheel Europa een reaktie ontstaan te-
gen de middeneeuwsche geloofswaardeering en voor-
namelijk tegen de misbruiken, die bij de roomsche
-ocr page 10-
6
geestelijkheid waren ingeslopen. De reaktie was met,
godsdienst en staatkunde innig te saam geweven;
want de godsdienst gebruikte de sterke arm der uit-
voerende macht, om de vrije gedachte te smoren; —
de uitvoerende macht gebruikte den godsdienst, om het
koningschap — en de aankleve van dien — als
van goddelijken oorsprong te doen eerbiedigen.
Het was een vennootschap, waarin het kapitaal
. werd vertegenwoordigd door het zwaard, — de ver-
standelijke bekwaamheid door den eeredienst. Het volk
vertegenwoordigde de werklieden, die door deze ven-
nootschap als lastdier wordt gebezigd, om hunne pa-
leizen te bouwen, van prachtige kleederen te voor-
zien en hunne magen het uitgezochtste voedsel aan
te brengen.
Het was onmogelijk zich tegen den eeredienst te
verzetten, zonder tevens den anderen vennoot: den
zwaardvoerder, te bestijden. Van daar die bloedige
oorlogen, welk nu een meer staatkundige, dan we-
der een meer godsdienstige kleur aannamen; maar
als grondoorzaak de bestrijding van de beide ven-
nooten had. Behendige zwaardvoerders, belust op uit-
breiding van eigen macht, vischten in troebel water, —
gelijk op dat oogenblik de Figaro van den Dnitschen
Keizer in het troebele water heeft gevischt en nog
vischt, welke het dogma der onfeilbaarheid van den
Paus heeft doen ontstaan.
Toen na jaren strijd, — nadat er honderd en dui-
zend oprechte vrij heidszonen in fanatieke geest-
drift waren gevallen, — toen eindelijk na zooveel
gruweldaden de menigte naar rust haakte als de
verdwaalde reiziger in een woestijn naar een dronk
water, — toen kwam er een schijnbare vrede tot
stand. Maar de wijsgeer, niet verblind door uiterlijk
verguldsel, en doordringende tot het wezen, moest
bekennen: de namen zijn veranderd: maar de ven-
nootschap zwaard en eeredienst hebben uit het ban-
kroet van de vorige firma een nog florisanter zaak-
opgezocht.
Ons land was een der hevigste brandpunten van
deze reaktie. Schoone, edele gestalten zijn daaruit te
-ocr page 11-
7
voorschijn getreden. Laten wij liet volmondig beken-
nen, het waren krachtige mannen en vrouwen, wier
denkbeelden en gevoelens voor het tijdperk waarin
zij leefden onze bewondering verdienen; — ofschoon
onze denkbeelden en gevoelens niet meer instemmen
met hetgeen ze toen najaagden.
Uit die krachtsontwikkeling zijn later mannen
voortgesproten als Oldebarneveld, de gebroeders de
Witt, Vondel, (\'ats, Hooft, Jan Steen, Rembrandt
en een reeks zeehelden Een ongekende bedrijvigheid
in koophandel en nijverheid plaatste ons klein land
in de rij der groote mogendheden; — maar het was
juist de ophooping van schatten die later oorzaak was
dat die krachtsontwikkeling geheel verslapte, en ons
langzamerhand verre onder het peil deed dalen van
andere volken.
De reaktie tegen het dwangjuk der roomsche kerk
moet natuurlijk ook gericht zijn tegen Filips Koning
van Spanje, die de Nederlanden als erfgoed zijner
voorzaten regeerde. Een hevige strijd welke tachtig
jaren duurde, werd gevoerd tegen de kerk en deu
Vorst, als natuurlijke vennooten, door onze voorou-
ders, die voor het grootste gedeelte de geloofsbelijdenis
van (Jalvijn waren toegedaan.
Die strijd werd aan beide zijden met een wreed-
heid gevoerd, die gruweldaden te voorschijn riep,
welke der menschheid een onuitwisbare smart zullen
blijven; — maar de rechtvaardigheid gebiedt ons te
getuigen, dat de inkwisitie den eersten aanstoot tot
deze gruweldaden heeft gegeven.
Hoeveel martelaars zijn niet door pijnbank, zwaard,
lood, strop en brandstichting, gedood? En dat alles
geschiedde aan beide kanten in naam van een gods-
dienst, die op broederliefde is gegrondvest!!
Ja! aan uw nagedachtenis, edele mannen, edele
vrouwen, wijden we een oprechten, diep gevoelden
traan; — want gij streefdet naar een ideaal, ofschoon
dit ideaal voor ons niet meer is dan een leugenbeeld.
Want ons ideaal is \'t geluk der menschheid te be-
vorderen, — om de schepping met een opgeheven
hoofd, met een gezond lichaam iu al haar volheid te
genieten; — terwijl uw ideaal was: onthouding.
-ocr page 12-
8
naargeestigheid, hel en verdoemenis. Ons ideaal is
de menschen in één en den zelfden broederband te
vereenigen; terwijl uw ideaal was allen te haten en
te vervolgen, die niet juist dachten zooals gij.
Maar ge zijt toch geweest een vagevuur, waardoor
we in de verte een betere harmonische toekomst ge-
waar worden — en daarom, met alle uwe afdwalin-
gen, met alle uwe verkeerdheden moeten we vol-
mondig betuigen: indien uw edele zelfopoffering
niet had plaats gegrepen, zou de maatschappij door
innerlijke verrotting te gronde zijn gegaan. We ge-
voelen dat we niet zouden gedacht en gehandeld
hebben, zooals we thans denken en handelen, wan-
neer ge ons niet waart voorgegaan.
Maar het zij dat we de verkeerdheden onzer room-
sche of protestansche broeders gedurende den tachtig-
jarigen oorlog gadeslaan, we gevoelen toch eerbied voor
die innige overtuiging, welke zoo veel heldendaden,
zooveel opoffering, zooveel krachtsontwikkeling in
het leven riep. We gevoelen ons door hun groot-
heid aangetrokken, terwijl we voor de water- melk-
achtige eigennutters slechts minachting gevoelen. We
koesteren medegevoel voor de eersten, maar voor hen
die telkens vragen: wat is het mode-artikel, dat ons
de meeste winst zal afwerpen? Voor die menschen
gevoelen we dezelfde neiging als muizen voor het
kattengeslacht.
Anderen zullen de inneming van den Briel door
de watergeuzen uitvoerig behandelen; —ik wil alleen
vluchtig de inventaris opsommen van de erfenis,
zooals ze zich op dit oogenblik aan het oog van
den demokraaat vertoont.
Op het staatkundig gebied ontmoeten we drie
groote partijen: de liberalen, de konservatieven en
anti-revolutionairen.
Het is een der geloofsartikelen van den vertegeu-
woordigenden regeeringsvorm, dat er partijen van ver-
schillende richting moeten zijn, die elkander opzweepen
om het goede te doen. Men kan naar mijn oordeel
met even veel recht beweren, dat in een orkest mu-
zikanten moeten zijn, waarvan het eene deel het
-ocr page 13-
9
tempo volgens de metronóme op 92 en liet andere
deel op 120 speelt, ofschoon de komponist 108 heeft
aangegeven. Nu vraag ik: wat een orkest moet op-
leveren, waar zulke halstarrige muzikanten zitting
hebhen? Nu vraag ik: als de konstitutionele regee-
ring gegrondvest is op partijschappen, die elk een
andere duur van maat voorstaan, of we ons hebben
te verwonderen, dat die regeering gelijkt op drie
hoopjes muzikanten welke elk een anderen dansdeun
voordragen? Nu vraag ik: of die regeerende menscheii
kunstenaars kunnen genoemd worden, — zij die zich
niet willen onderwerpen aan orde en regelmaat? Zij
die zich zelven in allerlei bochten wringen, om zich
aan regelmaat en orde te onttrekken, of die geschikt
zijn om wetten te maken?
We beginnen met de liberalen, omdat ze naar
getalsterkte den grootsten hoop uitmaken.
Het liberalisme, is een mode-artikel geworden ge-
lijk de chic/non en hooge hakken bij de dames —
kale hoofden en glacé handschoenen bij de heereii.
Nadat de meest gelezen groote bladen gedurende een
veertigtal jaren dagelijks een lofzang hadden gehouden,
was het groote bekeeringswerk zoo verre gevorderd,
dat het gemakkelijker was iemand te ontmoeten
die de christelijke voorschriften in praktijk bracht
dan iemand die niet verklaarde in hart en nieren
liberaal te zijn.
Wanneer men echter de vrijheid nam de hande-
lingen dier liberalen van nabij gade te slaan — ach,
lieve hemel! dan bleef van die liberaliteit even
weinig over als van een luchtballon waaruit de gaz
is ontsnapt. De liberale machthebber, de liberale
koopman, de liberale fabrikant, de liberale handwerks-
baas zijn, op enkele uitzonderingen na, ten opzichte
hunner onderhoorigen zoo liberaal als een negerkoning
voor zijne slaven; — met die uitzondering, dat een
negerkoning zoo lang hij zijn slaaf het leven gunt
voor goede voeding zorgt, — terwijl de liberale
machthebbers, de liberalen koopman, de liberale
fabrikant, de liberale handwerksbaas met goede
voeding zijner onderhoorigen, zich even weinig af-
-ocr page 14-
10
geeft als een professor in de wijsbegeerte met koord-
dansen.
Wanneer men de vertegenwoordigers betracht,
die door de bovengenoemde liberale kiezers worden
gekozen, dan ontwaart men tusschen kiezers en gek o-
zenen een famieljetrek als tusschen paardenvliegen
en huisvliegen.
Wanneer men die vertegenwoordigers hoort praten
over hervormingen in voortwaartsche richting, dan
zijn ze met die hervormingen ingenomen als een
jeugdig meisje met een nieuw toilet; maar wanneer
het er op aan komt om die hervorming tot stand
te brengen, dan hebben ze daarin op dat oogenblik
even weinig lust als een podegralijder om een galop
te dansen.
Ze gaan gemoedelijk tot aan de brug waarover
men moet stappen om de hervorming te bereiken.
Daar gekomen buigen ze zich over de leuning en
betrachten de kringetjes, die zij doen ontstaan met
steentjes in het water te werpen; — dit noemen zede
zaak grondig onderzoeken. Maar meestal worden ze
door de spiegeling van \'t water zóó blind, dat ze
hervorming en onderzoek vergeten en in mijmerenden
dut geraken.
Vraagt men dan eindelijk vol ongeduld: »Wanneer
zult ge toch eindelijk over die brug stappen; want
we staan van verveling te geeuwen V" Dan ant-
woorden zij, wanneer die vraag in de maand Januari
wordt gedaan: »We wachten tot de doperwtjes rijp
zijn." Is het in de maand Juni, dan is het ant-
woord: »We wachten tot de zuurkool is ingemaakt."
Als dan de goede gemeente ongeduldig wordt en
begint te stampen en te fluiten, dan wordt de schuld
op de schouders der konservatieven geschoven, die
volgens de liberalen elke hervorming tegen houden.
De konservatieve partij is moeilijk te onderschei-
den van hen die zich liberalen noemen; — alleen-
lijk brengen zij, aan het bestuur gekomen, menigmaal
de hervormingen ten uitvoer die de liberalen met de
argumenten doperwtjes en zuurkool zoolang slapende
hebben gehouden. Maar alsdan veranderen de rollen,
want de liberalen schreeuwen moord en brand, dat
-ocr page 15-
II
de behouders de staatskas tot op den bodem zullen
ledigen. — Het zou daarom wel de moeite waard zijn dat
Teylers genootschap de volgende prijsvraag uitschreef:
aan welke kenmerkende eigenschappen kan men eea
liberaal van een konservatief onderscheiden.
De anti-revolutionaire partij telt meer aanhan-
gers buiten, dan binnen de kamers, \'t Is een partij
die op godsdienstig terrein wil terug gaan tot de
Dordsche Synode, en op dat van staatkunde juist
tot de groote revolutie, waarvan thans een wapenfeit
op den eersten April zal worden gevierd.
Mannen van onmiskenbaar talent hebben deze
partij uit de overblijfselen van het protstantsche paus-
dom van vroegere dagen opgebouwd. Zij hebbeu in
hun ijver hetzelfde op het platteland alhier te
weeg gebracht, wat de bisschoppen in Frankrijk heb-
ben daargesteld. Zij hebben een tal volgelingen aan-
gekweekt die blindelings het wachtwoord volgen; —
en tevens allen vooruitgang op het gebied van we-
tenschap *) halstarrig tegenwerken. Of die mannen
van talent niet moeten worden beschouwd als de
meeste brandstoffen te hebben opgehoopt voor om-
wenteling, daarover zal eerst een later tijdvak kun-
nen oordeelen.
Maar dat is stellig de vertegenwoordigende regee-
ringsvorm is gebleeken een onvruchtbare staats-
regeling te zijn. Zij heeft overal zonder ophouden
luide klachten geslaakt over verkwisting bij de uil-
voerende macht, — en overal zijn schuldenlast en
uitgaven schrikbarend toegenomen. Men heeft den
oorlog als de bron der grootste ellende afgemaaid, —
en nimmer zijn Moediger oorlogen gevoerd. Men
heeft lange redevoeringen over godsdienstvrijheid en
verdraagzaamheid gehouden, — en godsdiensthaat en
onverdraagzaamheid zijn op nieuw gaan opvlammen.
De vertegenwoordigende regeeringsvorm, zooals hij
thans is gegrondvest, heeft juist evenmin aan het
doel beantwoord als het voormalig amortisatie-fonds, —
zaliger gedachtenis! — Het amortisatie-fonds is met
*) Men dcnkc slechts aan de verwoestende pokkeu-epidemie,
die zooveel slachtoffers heeft weggeraapt.
-ocr page 16-
12
oneeere ten grave gedaald, — zal de vertegenwoor-
digende regeeringsvorm een fatsoenlijker begravenis
hebben?
Het grootste erfstuk dat we op de lijst der inven-
taris hebben te plaatsen, zal wel de protestantsche
geloofsbelijdenis zijn, zoo als die op de Dordsche
Synode werd vastgesteld. Elders heb ik mij daarover
ongeveer op de volgende wijze uitgelaten:
Ze hebben eerst het poëtische woord doe onfusseld
en gemaakt dat we ons met het kijfachtige, pothuis-
riekend Jij moeten behelpen. Dit was een begin der
handelingen van ïnenschen, die voor den vorm geen
gevoel hadden en zelfs zóó ver gingen, van de schoon-
heid als een lokaas des duivels te beschouwen. Ze
waren met het woord doe begonnen en de glijbaan
der logika gedoogde geen stilstand. In alles is ver-
band, zoowel in het goede als in het kwade. Nadat
ze het woord doe achter slot hadden gebracht, plun-
derden ze kerkgekouwen en waar men eertijds door
beeld- en schilderstuk in heilige verrukking werd
gebracht, stonden de kale muren je aan te gapen en
men werd langzamerhand even koud en steenig als
de kale muren. Toen kwam de beurt aan orgel en
koorgezang en waar men voorheen, gedragen op de
vleugels der toonen u ophief naar het gewelf, werd
uw oorvlies verscheurd door wanluidend kerkgezang.
Maar men stond nog niet stil. Ook de muziek
werd uit het gezellig leven gebannen; — daarna
scherts en lach — en langzamerhand kreeg men een
geslacht van stokvisschen, waaraan men ter nauwer-
nood kon zien, dat ze waren afgestamd van gezonde ,
levenslustige kabeljauwen en schelvisschen.
Al wat zich aan kunst wijdde werd buiten de
omheining van de fatsoenlijke wereld gesloten. Men
weet wat buitensluiting van den paria heeft gemaakt;
— hij wordt melaats naar geest en lichaam; —
ook dit had maar al te veel met onze kunstenaars
plaats. Dat er toen nog enkelen werden gevonden,
rein van hoofd en hart, dat kan men vergelijken bij
eenigen die verschoond blijven gedurende liet heer-
schen van een epedimie.
-ocr page 17-
13
Thans is een scheuring in de protestantsche kerk
gekomen; men heeft orthodoxen die getrouw aan de
Üordsche Synode zijn gebleven,en een moderne richting,
die, evenals de liberalen, in plaats van over de brug te
stappen, aan de leuning blijven staan en kringetjes
in \'t water maken.
Ach! die halfslachtige waarheid, ze heeft al zooveel
knoeiwerk in de wereld gestuurd, dat we ons met de
moderne richting even weinig kunnen vereenigen,
als Cicero met de waarzeggerijen der Romeinsche
priesters. Maar wat mij ten hoogste verwonderd, is,
dat de leeraren van beide richtingen, welke een
wetenschappelijke opvoeding hebben genoten, geen
kennis schijnen te dragen, dat er sedert 1572 drie
eeuwen zijn verloopen, en in dit tijdsverloop op bet
gebied van wetenschap en nijverheid groote ondek-
kingen zijn gedaan.
We voelen ons genoopt hierbij nog een woord toe
te voegen, over het Jezuiëtisme; waarover in de laatste
dagen wederom zooveel is geredekaveld als van gene-
raal Pélissier ten tijde van den Krim-oorlog.
Tk moet altijd lachen wanneer de vrijzinnige or-
ganen daar tegen geharnast en te paard te velde
trekken, gelijk de kruisvaarders om het heilige graf te
veroveren.
Och, lieve beste heeren trekt het harnas uit, — laat
je paard op stal brengen, en onderzoek eens in je bin-
nenkamer of de stelregel van het Jezuiëtisme: het
doel heiligt de middelen
niet in uw handeling wordt
gevolgd als een hond de hand die lever draagt ? On-
derzoek eens in gemoede of één enkele handeling door
u wordt verricht, één enkele stap wordt gedaan, één
enkele pennestreek op het papier gebracht, zonder de
vraag: zal deze handeling, deze stap, deze pennestreek
mij voordeel aanbrengen; al mocht die handeling, die
stap, die pennestreek aan anderen het grootste leed
veroorzaken\'?
Ja — nogmaals ik moet lachen, dat de geharnaste
ruiters niet eens gelijken op Don Quichot. Hij streedt
met een innerlijke overtuiging voor een zot denk-
beeld, — maar gij??
Ziet ge, waarde ridders, waarom dolende demo-
-ocr page 18-
14
kraten dikwijls de hand reiken aan Don Quichotten?
Het is, omdat er toch meer edelheid heerscht voor
een afgedwaald, maar innig geloofd denkbeeld te
strijden, dan voor de advertencie van den kommenijs-
winkelier, die, ofschoon wetende dat zijne wai\'en ver-
valscht zijn, bij kris en kras zweert, dat ze zoo
maagdelijk zijn als een kind van het vrouwelijk ge-
slacht dat gisteren eerst is geboren.
Geloof me, het jezuiëtisnie is een kwaal zoo al-
gemeen verspreid als mazelen en rood vonk. Die ze-
delijke kwaal zal eenmaal verdwijnen, wanneer de
maatschappelijke verhoudingen door rechtvaardigheid en
waarheid geregeld zullen zijn; gelijk mazelen en rood-
vonk zullen verdwijnen, zoodra de gezondheidsregelen
algemeen zullen worden toegepast.
De koophandel, die door dichters, schrijvers en de
groote schuiftrompetten van het liberalisme wordt
uitgestald onder het opschrift: hartader of bronwel
van \'s volks welvaart,
heeft niets meer van die geest-
kracht, welke in de 16de en 17llc eeuw, ons aan het
hoofd plaatste van landontdekking en kolonisatie.
Het laatste vonkje is door de winstgevende beurt-
vaart der handelmaatschappij uitgedoofd.
We hebben echter zooveel van waarheid hooren
voordragen, dat bij nader onderzoek even weinig op
waarheid geleek als snipperkoek op gestoofde schel-
visch. Het is daarom dat we de vrijheid nemen om
dat opschrift: koophandel is de hartader, of debron-
wel van \'s volks welvaart
aan liet gezond verstand te
toetsen.
De oplossing is zeer gemakkelijk. Des koopmans
belang is, dat zijne goederen zoo duur mogelijk worden
afgezet. Het algemeen belang is: deze waren zoo goed-
koop mogelijk te verkrijgen. Wanneer het den koop-
man wel gaat, dan lijden daardoor duizenden, die
van een vast weekgeld, zich hunne behoeften moeten
aanschaffen. Wanneer de koopman verliezen lijdt door
het achteruitgaan der prijzen, dan geniet \'t algemeen
daarvan voordeel. Men ziet dus dat koophandel en
\'t algemeen belang niet gearmd door het leven gaan.
Men /,iet wijders dat in die melodie der dichters,
-ocr page 19-
ir,
schrijvers, en schuiftrompetters een dissonant is, —
in welker oplossing misschien de geheelen sociale
strijdvraag besloten ligt.
Onder het opsommen der inventaris behoort na-
tuurlijk ook de kunstontwikkeling bij de voortbrengers
zoo wel als het kunstgevoel bij het publiek om deze
produkten te genieten. Dat dit kunstgevoel bij het
publiek op de voortbrengselen een even machtigen
invloed uitoefent als de toestrooming van negative —
bij de ontwikkeling van positive elektriciteit, is een
erkende waarheid. Wanneer Molière, Lamartine, Göthe
en Schiller de pen hadden gevoerd bij de Laplanders,
gelooft me, ze zouden kunstwerken van veel lageren
vorm hebben voortgebracht, dan nu zij voor Fran-
schen en Duitschers hebben geschreven.
Reeds bij de vluchtige behandeling van het protes-
tantisme stipten we aan, welk een noodlottigen invloed
die sombere, naargeestige kerkdienst op de toehoor-
ders moet uitoefenen. Maar nog van een anderen
kant deed zich die invloed gevoelen. De leeraren
van dien kerkdienst zooveel vrije tijd ter hunner beschik-
king hebbende, stonden weldra aan het hooofd dei-
letter kunde en der kritiek. En waar ooit het gezegde
van toepassing was: Niemand heeft verstand dan wij
en onze menden,
het was bij het geestelijk kame-
raadschap ; waaraan de vrienden uit de studenten-we-
reld zich konden aansluiten, op voorwaarde in hun
geschrijf de gebefte deftigheid en de gepatenteerde
zedekuude te huldigen. Die het durfde wagen op
dit heilig terrein als leek den voet te zetten, werd
door de gezalfde kritiek even ombarmhartig hehan-
delk als een vlieg die bij ongeluk in een spinneAveb
is geraakt. Dat die geestelijke-letterkundige inkwi-
sitie voor de vrije ontwikkeling der poëtische voort-
brengselen even bevorderlijk was als nachtvorst voor
de vruchtzetting van perzikbloesem, — dat die ge-
befte steenachtige zedekunde voor de kunstzin van
het volk even dienstig was als knoflook om wijn te
kruiden, — daarvan zijn de slotsommen helaas! maar
al te zeer voorhanden.
Na de groote krachtsontwikkeling schoot ook de
-ocr page 20-
16*
letterkunde als krachtige plant opwaarts; — maar
ze hebben die plant gesnoeid, geschoren, opgehouden,
gewitkwast, totdat die plant er even stakerig, schraal,
dor en droog uitzag, als de lindeboompjes voor een
Noord-Hollandsche hofstee. En het publiek had voor
niets meer gevoel dan vooi\'\'t geen door die heeren was
geijkt, of een paspoort van vrijgeleide had ontvangen.
Het zal een eeuwige schandvlek voor ons land
blijven, dat Vondel, de zanger van hemel en hel en
van het schoonste liergezang in alle Europeesche
talen: Waar zoo de liefde viel, — wiens Gijsbrecht
van Amstel nog elk jaar geradbraakt ten tooneele
wordt gevoerd, — dat Vondel met ongedekten hoofde
menschen heeft moeten dienen, die, wanneer zij eenige
kunstzin hadden bezeten, het zich tot eere hadden
moeten rekenen, dat dit genie zich verwaardigde
aan hun feestdisch aantezitten. Shaekspeare kwam
ten hove van Koningin Elizabeth; \'t was toch ook
een protestantsche vorstin.
Ja, Vondel ge zijt een schitterende ster geweest,
maar ge hebt één fout begaan, die ik u nimmer zal
vergeven, — ge hebt gezongen in een taal, die slechts
weinige uwer landgenooten verstaan.
Ja, die gebefte invloed is voor den bloei der letter-
kunde noodlottig geweest, en juist heeft zich eenige
beterschap vertoond, toen er in het kamp der prote-
siantsche geestelijkheid scheuring ontstond.
Ook op de muziek kon die invloed niet uitblijven.
Het is nog geen halve eeuw geleden dat een Neder-
lander zich zelven rangschikte onder een menschenras,
dat even weinig aanleg voor de muziek had als een
mossel voor de schilderkunst.
Langzamerhand heeft zich een wereld van lief-
hebbers gevormd; loopende aan den leiband van
Duitsche muziek-beoordeeling, en van haar overne-
mende die geleerde muggenzifterij, die pedante ver-
kettering van Italiaansche en Fransche toonzetters,
dat schermen met het woord klassiek als de goochelaar
met hokus pohis; — ofschoon de meesten van de
juiste naamduiding van dit woord even weinig begrip
nebben als een vischvrouw van het spektraallicht.
-ocr page 21-
17
Men veinsde zich wars van de welluidende Grieksche
klaarheid van een Mozart; van de naar bloemen-
geur riekende minnekozerij van Rossini; — van de
liefdevolle nachtegaalzang van Bellini; — van de
geestvolle afspiegeling van geparfumeerden adel en
soubretachtige boerinnetjes van Boieldieu. Men
boog — en zulks op bevel der Duitsche kritiek —
alleen de knie voor het dof klinkend — donder na-
bootsend geroffel der pauken, voor het schelklinkend
— laatste ooi\'deel verkondigend bazuingeschal, —
voor de zenuwachtige — koortsverwekkende trillers
der viool, en voor het hoofdpijn veroorzakend gegil
van verdoemde mannen en weeklagende vrouwen, —
voorgesteld door zangers en zangeressen, die hunne
heerlijke stemmiddelen verwoestten tegen dat donde-
rende pauken- en bazuingeschal.
Ook hierin is bij de minderheid een betere rich-
ting te bespeuren; maar de meerderheid volgt nog
even getrouw de Duitsche toongevers als koeien-
koppen de staarten hunner voorgangers. De kunstzin
van het publiek is ook op dit gebied even sterk
ontwikkeld als de groote slagtand bij onze tamme
zwijnen.
De schilderkunst, eenmaal na den grooten strijd
zoo bloeiend, dat al de kabinetten van Europa met
hare voortbrengselen prijken, heeft natuurlijk minder
door de konkurentie der kerkleeraars geleden als de
letterkunde. Maar de beoefenaars, vooral wanneer
hun gang afweek van een ach- en weeklagenden
zwartkijker werden, zooals we vroeger aanstipten,
uit de fatsoenlijke omgeving gebannen. Hun vroolijke
lach, hun geruisen makende scherts, die in het tra-
nendal de deftige huilebalken opschudding te weeg
bracht en de zoete rust stoorde, werden met de
zwartste kleuren afgeschilderd en aan de goede ge-
meenten voorgesteld als ondeugden, die stellig recht-
streeks ter helle voerden. Dat die koude omgeving
voor de poëtische ontwikkeling der schilderkunst
even bevorderlijk was als het vriespunt voor planten-
groei, is ligtelijk te begrijpen. En ook heeft elk tijd-
vak onzer geschiedenis enkele schilders opgeleverd,
die de overlevering hunner groote voorgangers waar-
dig, hebben opgehouden; — want de poëzie is diep
in het menschelijk hart gegraveerd, — ze is gelijk
aan de giftplant, zij kan door koude niet gedood —
slechts voor \'t oogenblik onwerkzaam worden gemaakt.
-ocr page 22-
18
Maar de reflekteerende warmte van erkenning, zoo
noodzakelijk voor den kunstenaar als spijs voor het
dier, ziedaar het groote struikelblok onzer dagen.
Flet meerendeel van kunstliefhebbers ziet van den
hongerigen schilder voor spotprijzen zijn arbeid te
bemachtigen, om er later vier- en vijfhonderd per-
cent winst uit te halen. Andere beoordeelen de waar-
de van een schilderstuk naar de grootte, of naar een
mooie lijst; maar ze hebben van teekening en kleur
even veel verstand als een Hottentot.
Ons tooneel verkeert, na eenig blijk van leven te
hebben vertoond, op dit oogenblik in een erbarme-
lijken toestand.
De direktiën in onze groote steden zijn omgeven
door — en loopen aan den leiband van een kliek
ploerten, die stelselmatig elk oorspronkelijk stuk
weeren, of het moet van \'t gehalte zijn van Flik
en Flok, Asschepoetster of Klein Duimpje. Want
die kliek ploerten is bang dat een oorspronkelijk
stuk Frans kan kwetsen, Jan een onaangename her-
innering bezorgen, en Joost een gewetensknaging ver-
oorzaken.
En het publiek V — Klappende, schreeuwende en
stampende, wanneer in slecht rijm een flauw denk-
beeld in zang — neen in straatlawaai — met paljas-
gebaar wordt voorgedragen; maar koud, wanneer van
tijd tot tijd nog iets wordt voorgedragen dat naar
gevoel zweemt.
Uit dien toestand moet langzamerhand een flikflok-
kig — asschepoetserig — duimpjesachtige tooneelkunst
ontstaan, — en ik geef je de verzekering dat we
die in de naaste toekomst zullen zien verschijnen.
De vergelijking tusschen de opvoering van vertaalde
Fransche stukken en dezelfde opvoering in het
oorspronkelijke doet u van schaamte blozen.
Wilt ge als voorbeeld een kritiek van een ezel-
huurder, waarmede het publiek door een buitenge-
wone opkomst gedurende een tal opvoeringen scheen
in te stemmen?
»\'t Is een allemachtig mooi stuk" sprak hij. »Ja,
\'t is nog mooier als AU Baba; want in AU Baba
komen slechts twee ezels en in Klein Duimpje komen
er drie."
Wanneer er in de naaste toekomst niets dan ezels
op het tooneel verschijnen, dan zal er waarschijnlijk
-ocr page 23-
10
ook wel een gelijk gestemd publiek zich wederkeerig
hebben ontwikkeld.
En toch heeft het volk van Nederland een geniale
begaafdheid, waarin het een virtuositeit heeft verkre-
gen, waarbij de virtuositeit van Vieuxtemps afsteekt
als een zandkorrel bij een rotsgevaarte. Die geniale
begaafdheid bestaat in liefde voor — en tot het
geld. De knaap in plaatse te droomen van vlinders,
boterbloempjes en lanterfanten, droomt van grifjes,
knikkers en postzegels tegen centen te verkwanselen.
De jongeling in plaatse te mijmeren over maanlicht,
blonde en bruine lokken en zalige kusjes, mijmert
hoe lang het nog zal duren, dat een rijke oom of\'
tante het tijdelijke met het eeuwige zal verwisse-
len, — welke jonkvrouwen rijke papa\'s hebben, —
of\' de oude lui bij hot afscheid nemen een goed ge-
vulde gelkkist zullen achterlaten. Voor hem is alles
wat poëzie ademt »goed om lollig den avond te slijten;"
maar om poëzie in het leven te brengen, daarin ziet
hij even weinig nut als een mol nut ziet, dat er
bloemen boven zijn hoofd groeien. Hij gevoelt voor
morgen- en avondrood, voor nachtegaal-gezang en
rozengeur, voor vrouwelijke schoonheid en mannelijke
geestkracht even weinig aantrekking als een recht-
geloovige voor de preêken van dominé Zaalberg.
Maar voor erfenissen, dividenden, rijke misgeboorten,
bankjes en klinkende specie daarvoor gevoelt hij een
begeestering als (\'olumbus voor de ontdekking van
de nieuwe wereld *).
Als man is het geld bij hem een idée-fixe gewor-
den, — en wanneer hij een nieuw scheppings-verhaal
moest maken, zou het eerste en laatste woord daarin
geld zijn. Job vindt hij den ellendigsten kerel ter
wereld, die volgens zijn meening, niet op — maar
onder den mesthoop had moeten liggen; — maar de
schatrijke koning Salomo, daarvoor gevoelt hij een
bewondering als voor de vijf milliarden die Bismarck
heeft weten te bemachtigen.
Hij vraagt nooit of iets goed of poëtisch is, maar
of\' zoo iets 5 a 10 percent zal opbrengen. Zelfs als
hij Adelina Patti hoort zingen: »Rien nepeut changer
mon dme"
dan krijgt hij het land, omdat dit lieer-
lijk lied met rien begint; — hetwelk hem herinnert
*) Onwillekeurig wilde ik schrijven Amerika, maar dadelijk
kwam me do heiligschennis te binnen om Columbus on Amerika
in een volzin te noemen.
-ocr page 24-
20
aan een in \'t water gevallen spekulatie. Het lied:
l\'Or est une chimère in de Robert, daarvoor zou hij
Scribe in het gekkenhuis hebben willen plaatsen,
indien Scribe in zijn levenswandel niet bewezen had,
dat [tusschen woord en daad een hemelsbreed ver-
schil is.
Ziedaar in vluchtige potloodschrappen de inventa-
ris van de erfenis onzer voorvaderen, waarvan weldra
een wapenfeit met pauken en trompetten zal worden
herdacht.
Wellicht doet de opsomming van deze inventaris
een dissonante toon trillen, te midden van den feest-
galm, die met zooveel bedrijvigheid door een aantal
kommissiën wordt aangegeven; — maar hoe pijnlijk
de waarheid moge zijn, zij is het eenigste genees-
middel om ingekankerde maatschappelijke kwalen te
genezen. We hebben de droeve ondervinding, hoe
een opgeschroefde geestdrift langzamerhand onder de
vaderlijke regeering van Willem I ons al dieper en
dieper heeft doen zinken.
Ik heb het tijdperk beleefd van 1830 en als vrij-
williger den Tiendaagschen Veldtocht mede gemaakt.
Ik dweepte destijds zoo met mijne voorvaderen, dat
zelfs de geestdriftige woorden van Helmers me voor-
kwamen nog maar lauw water te zijn, niet in staat
om de voorvaderlijde eieren gaar te koken, om ze
fatsoenlijk aan het nageslacht te kunnen voordienen.
Ik ben getuige geweest van de vaderlandsche geest-
drift, — van de tot schrijens bewogen dweeperij met
het Huis van Oranje, die tranen deed storten zoodra
een vorstelijk lakei zijn linker .laars aantrok, om
Willem I naar het kamp te brengen. Ik ben getuige
geweest dat een zestigjarig onder-adjudant — een
ijzervreter, met een gezicht « la Barbebleu — een
proklamatie van den koning voorlas en onder die
lezing snotterde, hikte en bleef steken als een acht-
tienjarige schoone bij het lezen van een brief haars
verloofden, meldende dat hij plan heeft zich bij de
trappisten te gaan engageeren. Ik ben getuige ge-
weest dat diezelfde Willem I met de gravin d\'Oul-
tremont ging trouwen, en die geestdrift zien verdwijnen
als een gulden, welke Bamberg — zaliger gedachte-
nis — naar den zolder wierp,
Dat noemen nu velen het verliezen van illusiën, —
ik merk het aan als wijze raadgevingen, om alle
menschen-vergoding te laten varen. Het voorwerp
-ocr page 25-
21
daarvan wordt er door bedorven, — en zij die ze
plegen vernederen zich tot slaven.
Het beeld van den voetreiziger, waarmee we deze
vluchtige beschouwing openden, en waarbij het onbe-
hagelijk heimAveeachtig gevoel hem voor de wer-
kelijkheid en de toekomst blind maakte, maar het
geluk alleen in het verleden plaatste, — is dit beeld
ook niet van toepassing op deze feestviering ? — Na
de schildering van den tegenwoordigen toestand zooals
de waarheidszin ons dien heeft doen kennen, en die
natuurlijk is voortgevloeid uit vroegere toestanden,
vragen we: of zoo hier als elders, niet met de vroe-
gere toestanden moet gebroken worden, daar zij voor
het algemeen welzijn even weinig sappige vruchten
hebben opgeleverd als onze uitgestrekte heidevelden V
De geschiedkundige herinneringen zijn goed, even
als boeien en seinpalen, om ons te waarschuwen voor
gevaar. Om die herinneringen te doen dienen als
modeplaat, waarnp onze kleeding moet worden her-
vormd en den onbehagelijken toestand van heden te
wijten, omdat onze zedelijke garderobe meer en meer
begint af te wijken van die onzer voorvaderen, is in
het oog van den demokraat even dwaas als het pa-
radijs te plaatsen in het verleden en niet in de toe-
komst.
En weet ge waarom de demokraat met vaderlands-
liefde, nationalieit en vorsten-vergoding, even weinig
op heeft, als een levenslustige jongen met traktaatjes,
theologische kransjes en zendrlmggenootschappenV
Omdat de demokraat op iedere bladzijde der geschie-
denis heeft gelezen, dat de oabtiurhaten.de vaderlands-
liefde, de tolafsluitende nationaliteit, in de handen
der vorsten werktuigen zijn geweest, om hunne eer-
en heerschzuchtige plannen ten uitvoer te brengen.
Dat de vorsten cie door vaderlandsliefde blind en kol-
derig geworden onderdanen met even weinig mede-
gevoel ter slachtbank voeren als een haai een snees-
haring, die hij naar binnen slokt. Dat elke oorlog
het ideaal van verbroedering, waarvoor edele men-
menschenvrienden alle hunne krachten hadden ten
offer gebracht, weer voor langen tijd in de toekomst
verschoof.
Het is daarom ook dat de demokraat met leede
oogen ziet, dat eenige toongevers een zoogenaamde
weerbaarheid in het leven hebben geroepen, alsof het
niet genoeg was wanneer een groote mogendheid ons
-ocr page 26-
22
aanviel, dat de officieele krijgsmacht werd gedood,
verminkt of krijgsgevangen gemaakt.
Naar mijn meening is het dwaasheid aan onze
verdediging te denken, wanneer een groote mogend-
heid in zijn ondoorgrondelijke wijsheid — onder des
Heeren bescherming — besluit ons te annexeeren.
Wellicht dat een geheele ontwapening op dit oogen-
blik aan de kleinere staten den meesten waarborg tot
zelfbehoud zou opleveren. En mocht het niet helpen
dan zou ten minste de verandering van dekoratie!\',
waartusschen toch hetzelfde naarachtige drama wordt
vertoond, geen menschenlevens en verwoest eigendom
kosten. Wellicht zou ook de inlijving in een grooter
huishouden de drukkende lasten verminderen, wel-
licht zouden we op \'t gebied van kunst, wetenschap
nijverheid een schrede voorwaarts doen.
Ik weet dat deze woorden velen als ketterij in de .
ooren zullen klinken, maar de tijd van opgewonden-
heid is voorbij, we hebben uit vroegere ondervinding
geleerd, en we nemen de vrijheid daarvan gebruik te
maken.
Een groot deel der demokratie heeft geheel er alge-
zien in staatkundige ommekeer heil en troost voor
de menschheid te zoeken. Het gehaspel in onze vo-
rige republiek tuschen patriciërs en het stadhouder-
schap ; — de oproeren die beurtelings door een der
strijdende partijen werden uitgelokt en bezoldigd, maar
waarbij het arme volk immer het lootje moest beta-
len; — een staatskerk waarin de leeraren voor een
dier partijen bijbelteksten opschommelden of wegmof-
felden; — een overwegende invloed van de plutoninnen,
— heeft den demokraat evenveel afschrik ingeboezemd
voor het Hollandsche gemeenebest als voor debloed-
gierige republiek der Thiersianen. Vooral de groote
omwenteling in het laatst der voorgaande eeuw in
Frankrijk, en die welke daarop gevolgd zijn, hebben
hem de vaste overtuiging geschonken, dat zoolang
de groote massa zich niet aan de voogdijschap der
geestelijkheid — alsmede aan die van het kapitaal zal
hebben ontrokken, elke staatkundige omwenteling
even weinig zal baten als de poging uit verroest ijzer
en oud koper een goede machine te vervaardigen.
Hij heeft in zijn eigen levensloop de moedroovende
ondervinding opgedaan, dat een grondwetsherziening
in vrijzinnige richting even goed door behendigen
wordt geëxploiteerd als het algemeen stemrecht. Hij
-ocr page 27-
2\'ó
is daardoor tot de innige overtuiging gekomen: dat
elke maatschappelijke toestand die niet is gegrond-
vest, op liet harmonisch welzijn van allen, niets meer
of minder is dan een kampplaats, waarin de bezitter
zijn schat verdedigt, en de misdeelde alle pogingen
aanwendt, om die schat te bemachtigen. Het spreekt
van zelf dat in zulk een maatschappij een altijd du-
rend antagomisme moet bestaan, waardoor de ware
belangen van kunst, wetenschap en nijverheid de
nadeelige gevolgen ondervinden; — ook op den ze-
delijken toestand heeft dit antagonisme een aller
verderfelijksten invloed.
Ziedaar de oorzaak dat in onze maatschappij recht-
vaardigheid zoo zeldzaam wordt aangetroffen als kloo-
sterachtige begrippen bij een haan. Ziedaar de oorzaak
dat waarheidszin door leugen en list zóó wordt mis-
handeld, dat die waarheidszin er uitziet als een ge-
plukte vink, en leugen en list een zoo\'n wel gedaan
voorkomen hebben als aannemers die feestvieren.
Ziedaar de oorzaak dat, ofschoon de vrijheid op alle
hoeken der straten wordt verkondigd, ze in de wer-
kelijkheid even zeldzaam is, als een pannekoek, die
zich van zelve omkeert, wanneer haar eene zijde gaar is.
Hij heeft daarom een anderen weg ingeslagen en
de taak op zich genomen de talrijkste klasse der
maatschappij stoffelijk en verstandelijk te hervormen,
omdat dit element alleen de bedorven dampkring kan
zuiveren,
Lang heeft de demokratie rondgedoold, om het
groote vraagstuk der sociale hervorming op te lossen.
Men heeft eerstelijk gedacht, dat dit kon geschieden
door bij de bevoorrechte klassen menschlievende ge-
voelens op te wekken, en een der ijverigste woord-
voerders dier richting is wel de geniale romandichter
Eugène Sue geweest. Maar hoe veel goed de ver-
spreiding dezen denkbeelden ook moge gedaan heb-
ben, in toepassing bleken ze te zijn vrome verzuch-
tingen aan den leeuw, om voortaan zich te onthouden
van koeien- en schapenvleesch, en in plaatse daar-
van die beesten behulpzaam te zijn, om grazige weiden
op te zoeken.
Men was zoo gewoon geraakt naar boven te staren
op het regeeringsvaantje, dat men op hetgeen gelijk-
vloers plaats had even weinig acht sloeg als een ooie-
vaar op de vertrekuren van den spoortrein.
Eindelijk werd de juiste formule uitgesproken:
help u zeken en het intelligente volk gaf\' geluid toen
-ocr page 28-
24
de rechte snaar werd aangeslagen. In Engeland werd
de verbruiks-vereeniging, in Duitschland die van krediet,
in Frankrijk die van onderlingen-arbeid in het leven
geroepen.
De schrijver van deze bladen heeft in een reeks
artikelen onder het opschrift: Bouwstoffen voor den
tempel der toekomst
*) deze drie soorten van veree-
nigingen met toevoeging van het uitspanningsoord tot
een geheel samen gekoppeld. Hij gelooft daarin met
helderheid te hebben aangetoond; dat de arbeider
langs dezen weg zich welvaart, wetenschap en kunstzin
kan verschaffen; — zich stoffelijk en zedelijk kan ont-
voogden. Hij heeft wijders uitvoerig ontvoud, dat
deze weg — die elders reeds de vuurproef der toe-
passing glansrijk heeft doorgestaan — alleen voert
om op rustige wijze de groote sociale hervorming te doen
plaats grijpen. Dat onomstootelijk uit deze sociale
hervorming eindelijk de staatkundige ommekeer op
rustige wijze zal plaats vinden.
Ziedaar de reden dat ik vooral den arbeider toe-
roep : Laat u niet medeslepen door partijgangers, die
zoo gaarne het volk willen gebruiken, om de kastanjes
uit het vuur te halen, maar na dit pijnlijke werk de
kastanjes zelven opeten, en alleen de schillen weg werpen.
Ziedaar de reden dat ik het volk den raad geef: —
vestig niet den blik rugwaarts naar 1572: maar houdt
het oog onafgewend op de toekomst geslagen.
Helpt u zelven; — de wegwijzers zijn voor u opge-
steld; slechts eigen krachtsinspanning kan u redden.
Neemt niet, in navolging der behendigen, groote
woorden in uw mond, terwijl uw hart op eigen voor-
deel is gericht.
Maar grift diep in uw hart, en breng ze in toepassing,
de tot nog toe ideale f) zedeles: wat ge wilt dat
\\j\' GESCHIEDE, DOE DIT OOK AAN ANDEREN.
Ik heb gemeend mijn plicht te hebben gedaan, om
een dissonant aan te slaan in de algemeene feest-
galm.
*) In de jaren 187Ü en 71 opgenomen in het dagblad de
Totkomst.
t) Ideaal is volgens mijn opvatting een torenspits, die we op
onze levensreis voor oogen hebben; — wanneer we die toren-
spits hebbon beieikt verschijnt een andere. — Altijd voor-
waarts, — dat is liet groote natuurprobleem. —