-ocr page 1-
ö^Hc?
ty\\*h \\
BR..18/2L.I.36.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
Jk /</>/£32;j/
$0Jwr
y),*"
EEN CENTRALE SPAARBANK VOOR NEDERLAND.
Het spaarbankwezen in ons vaderland heeft op verre na dien
graad van ontwikkeling niet bereikt waarvoor het vatbaar ia. In
1865, 48 jaren na de oprichting der eerste spaarbank, waren
niet meer dan 182 gemeenten in \'t bezit van zoodanige instel-
ling (*). Het aantal spaarbanken was toen sedert 1860 met 40
toegenomen, voorzeker een aanzienlijke vermeerdering in vergelij-
king met vorige tijdperken. Het laat zich voorzien dat Mr. G. A.
Fokker bij de bewerking van het vijfjarig overzicht der Neder-
landsche Spaarbanken 1865—1870 op een toename van dat aantal
zal kunnen wijzen (f), maar niets geeft grond om te vermoeden
dat die cijfers van een aan de behoefte geevenredigde uitbreiding
van \'t spaarbankwezen zullen getuigen. De Maatschappij tot Nut
van \'t Algemeen,
aan wier krachtigen invloed de meeste spaar-
banken haar ontstaan hebben te danken, is nog zoozeer van het
onvoldoende in den tegenwoordigen toestand overtuigd, dat de
Algemeene Vergadering van 1871 het Hoofdbestuur gemachtigd heeft
een commissie van desbevoegden uit te noodigen tot het instellen
van „een onderzoek naar de tegenwoordige gesteldheid van ons
spaarbankwezen en naar de meest gewenschte regelen voor de
toekomst" (§).
Niet alleen is een groot aantal gemeenten van deze heilzame
inrichtingen tot bevordering van spaarzaamheid verstoken, ook
daar waar goed ingerichte spaarbanken in werking zijn, voldoen
deze niet op verre na aan de eischen die men daarvoor thans
mag stellen. Terwijl voor den kleinen burger en den arbeidenden
stand de gelegenheid tot verkwisting ten allen tijde open staat,
(*) Staatk. en Haathuishoudk. Jaarboekje 1869 bl. 342 v.v.
(f) Het aautal spaarbanken van de Maatschappij tot Nut van \'t Algemeen be-
droeg volgeus de Jaarboeken der Maatschappij over 1804/05 : 137, over 1869/70 : 158.
(f) Handelingen van de Algemeene Vergadering 1871 bl. 18,
-ocr page 4-
2
bieden de meeste spaarbanken slechts eenmaal, enkele twee malen
\'s weeks, en clan nog maar gedurende enkele uren de gelegenheid
aan om de tot besparing bestemde penningen voor de verzoeking
van het oogenblik in veiligheid te brengen (*). De spaarbank
moet meer binnen het bereik van het volk worden gebracht;
hiernaar moet men streven dat de gelegenheid om spaarpenningen
op veilige en gemakkelijke wijze te beleggen overal in het Rijk
en ten allen tijde aanwezig zij.
De tegenwoordige inrichting van \'t bestuur onzer spaarbanken
staat aan de verwezenlijking van dit doel in den weg. Zoolang
dat bestuur wordt gevoerd door onbezoldigde personen, kan men
geene eenigzins belangrijke vermeerdering der gelegenheid tot
inbreng en terugbetaling verwachten. Het is niet raadzaam de
moeilijke en soms ondankbare taak der bestuurders te verzwaren.
Men zou gevaar loopen geene geschikte personen tot vervulling
van dien eervollen maar tijdroovenden lastpost bereid te vinden,
wanneer meer dan thans van hunnen vrijwilligen arbeid gevorderd
werd. Het plan lot uitbreiding van de spaarbank te Rotterdam door
Mr. M. Mees in 1866 ontworpen (f), volgens hetwelk 6 kantoren
tot inbreng en terugbetaling alle werkdagen gedurende 8 uren
zouden geopend zijn, had daarom tot grondslag: beperking van
de taak der bestuurders tot toezicht en controle, opdracht der
werkzaamheden aan bezoldigde beambten. In groote steden kan
zoodanige regeling uitvoerbaar zijn, voor algemeene toepassing is
zij niet vatbaar.
Naar een oplossing van het vraagstuk hoe de spaarbank overal
en ten allen tijde binnen het bereik van het volk kan worden
gebracht behoeft thans niet langer te worden gezocht. Zij is in
Engeland gevonden en door den minister G-ladstone in toepassing
gebracht. Sedert 1861 is daar het stelsel van postspaarhanken in
werking en de uitkomsten hebben de hoog gespannen verwachting
overtroffen. Nederland kan met het voorbeeld en de ervaring der
naburen zijn voordeel doen. Het Engelsche stelsel werd sedert
lang bij ons geprezen en bewonderd, de tijd is gekomen om daar-
van over te nemen wat voor onze toestanden bruikbaar is. Aan
een uiteenzetting der inrichting van \'t Eugelsche post-spaarbank-
(*) üe spaarbank te Amsterdam maakt daarop een gunstige uitzondering; iedereu
avond stelt zij van 6 tot 8 ureu de gelegenheid tot iubreng open.
(t) Economist 18(17 bl. 167—176.
-ocr page 5-
3
stelsel zal ik mij niet wagen, nadat dit voor eenige jaren door
Mr. W. R. Boer (*) en nog onlangs door Mr. L. de Hartog (f)
met uitnemende helderheid is geschied. Men mag die inrichting
in de hoofdtrekken althans veilig als bekend veronderstellen.
Volgens het Engelsche stelsel is de staatszorg voor het spaar-
bankwezen tweeledig:
lo de Staat belast zich door middel der postkantoren met het
ontvangen en uitbetalen van spaarpenningen;
2o de Staat stelt zich voor de teruggave der ingebrachte gelden
op eerste aanvrage ten alle tijde aansprakelijk en verbindt
zich tot het vergoeden eener vaste rente.
Deze twee deelen van \'t Engelsche stelsel behooren wel te
worden onderscheiden, ingenomenheid met het eerste sluit geene
onvoorwaardelijke goedkeuring van het tweede deel in zich.
Dat de Staat zich met het ontvangen en uitbetalen der spaar-
penningen belast is alleszins te verdedigen. De werking der vrije
krachten in de maatschappij kan niet tot stand brengen, wat in
dit opzicht de Staat vermag. De ervaring heeft het bewezen.
Alleen de postspaarbank maakte het mogelijk, dat overal in \'t
Vereenigd Kouingrijk dagelijks gedurende 8 uren gelegenheid
tot het inbrengen en terugontvangen bestaat. De regeling waardoor
de belanghebbenden, de rekeninghouders, de handelingen der
ambtenaren controleeren is oorzaak dat de geldelijke verantwoor-
delijkheid van den Staat voor deze kassiersverrichtingen betrek-
kelijk gering is. Het groote volksbelang door de postspaarbank
zoo krachtig bevorderd, weegt tegen het bedrag van die verant-
woordelijkheid ruimschoots op. Een goede inrichting van \'t beheer
kan voorkomen dat de dienst der posterijen door de spaarbank-
werkzaamheden schade lijdt. De meerdere werkzaamheden lossen
zich ten slotte op in een verhooging der kosten van\'t post wezen.
In \'t algemeen belang kan de Staat zich die kosten getroosten;
dat die kosten echter niet onvermijdelijk ten laste der schatkist
behoeven te worden gebracht zal hieronder worden aangewezen.
Geheel afgescheiden van de kassierswerkzaamheden van den
Staat op \'t gebied van \'t spaarbankwezen blijft de vraag, of het
raadzaam is, dat de Staat zich met de belegging en de rente-
vergoeding der ingebragte gelden belast, en zich voor de terug-
gave bij opvraging ten allen tijde aansprakelijk stelt. Ik geloof
(*) Economist, 1868 bl. 645-653.
(t) Gids 1870 IV bl. 246-278.
-ocr page 6-
4
dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord. ïegon de
opdracht van \'t beheer der spaarbankgelden aan den Staat zijn
ernstige bezwaren in te brengen. De bezwaren betreffen zoowel
de rentevergoeding als de teruggave der ingebrachte gelden. De
Staat kan die gelden moeilijk op andere wijze dan in staatsschuld
beleggen. In tijden van welvaart en politieke rust, wanneer de
besparingen rijkelijk toevloeien, zal aanhoudende vraag naar staats-
schuld voor de rijksspaarbank den koers onnatuurlijk opdrijven en
tot een peil kunnen opvoeren, waarop de inkoopprijs te hoog
wordt om uit de rente der staatsschuld de aan de rekeninghou-
ders der rijksspaarbank verschuldigde rente te betalen. In zoodanig
geval zou het tekort uit de schatkist moeten worden aangevuld,
en de rente-uitkeering gedeeltelijk voor rekening der belasting-
schuldigen komen. In zoodanige omstandigheden wordt verlaging
der rente gebiedend gevorderd om den onnatuurlijken toestand te
doen ophouden. (*) Het impopulaire van die verlaging bij de
smalle gemeente zou een zwakke regeering van het tijdig toepassen
van den maatregel kunnen terughouden, en voor den strijd der
politieke partijen zou een oneerlijk wapen te meer worden gesmeed.
De opvordering der ingebrachte gelden kan den Staat in nog
grooter moeilijkheden wikkelen. Met het beheer der rijksspaar-
bank neemt de Staat een fiuancieele aansprakelijkheid op zich
van onbekend bedrag. Het saldo der rekeninghouders vormt een
vlottende staatsschuld van de gevaarlijkste soort, omdat de Staat
geene perken aan de vermeerdering van die schuld kan stellen.
Want iedere maatregel tot beperking zou het inbrengen van
spaarpenningen belemmeren en daarmede het beginsel zelf der
rijksspaarbank aantasten. De grootste opvragingen van de vlottende
schuld zullen plaats hebben in tijden van politieke spanning.
Zulke tijden verplichten den Staat meestal tot buitengewone uit-
gaven , en de voorhanden middelen zijn voor de bestrijding daarvan
vaak niet toereikend; de opvraging van spaarbankgelden zal de
moeilijkheden van het oogenblik aanmerkelijk vermeerderen.
Zijn de spaarbankgelden in staatsschuld belegd, dan doet het
te gelde maken van die schuld om aan belangrijke opvraging te
voldoen den reeds dalenden koers der effecten nog aanmerkelijk
zinken. Behalve het verlies dat de Regeering lijdt door het reali-
seeren van staatsschuld ver beneden den inkoopprijs, wekt zij door
(*) De Economist 1870 bl. 397 bevat ecu opgave van het verlies dut de
Britsche schatkist langs dien weg heeft geledeu.
-ocr page 7-
5
deze verkoopen zelve mede tot verzwaring der voorwaarden waarop
zij zich de voor het oogenblik gevorderde buitengewone middelen
moet verschaffen. Al blijft de Eegeering bij machte de crisis
zegevierend te weerstaan, dan toch zal de stipte nakoming harer
verplichtingen niet zonder groote opofferingen mogelijk zijn.
Een afschrikkend voorbeeld van de gevolgen der Staats-garantie
van spaarbankgelden levert de geschiedenis der Fransche spaar-
banken tijdens de omwenteling van 1848. De schatkist was toen
niet bij machte bare verplichtingen na te komen. Immers twee
dagen nadat een proclamatie van \'t Voorloopig Bewind in sier-
lijke bewoordingen had verklaard „que de toutes les propriétés,
„la plus sacrée et la plus inviolable était 1\'épargne du pauvre,
„que les caisses d\'épargne étaient placées sous la garantie de
„la loyauté nationale, et que Ie trésor public tiendrait tous
„ses engagements," verscheen het eerste der lange reeks decreten,
die onder verschillende vormen geene andere strekking hadden
dan die van een dwang-accoord. (*)
De ervaring van de Staatsspaarbank in Frankrijk opgedaan,
heeft Mr. G. A. Fokker niet weerhouden om , bij eenvoudig
amendement op de postwet, een poging te doen om met de in-
voering van postspaarbanken de belegging der saldo\'s in staats-
schuld voor te schrijven en \'t beheer daarvan aan den Minister
van Financien op te dragen, \'t Mag bevreemding wekken dat
bij de behandeling van dit amendement (f), behalve de Minister
van Bosse, alleen de heeren Van Voorthuysen en Cremers hunne
stem tegen de aan den Staat op te leggen aansprakelijkheid
verhieven.
Voorstanders der Staatsspaarbank beroepen zich op Groot-
Brittannie, daar heeft de aansprakelijkheid aan de schatkist
opgelegd nog geene ernstige bezwaren opgeleverd. Voor maat-
regelen waarbij de flnancieele kracht van den Staat betrokken
is, kan zoodanig beroep slechts gelden bij gelijksoortigheid van
toestanden. Is ons Staatscrediet met dat van het Britsche Rijk
te vergelijken? Meer waarschuwend dan aanprijzend zegt Mr. S.
Vissering. (§) „Wel moeten Eegeering en volk beide een krach-
(*) Zie \'t artikel: Vaisse d\'épargne van L. Leclercq in den Diciionnaire de
VEconomie politique,
eu Aug. Visschers, Nouvelle étude sur lei caisses d\'épargne.
Bruielles 1861 p. 39.
(f) Zie de discnssien over dit amendement: Bijblad 1869/70. Tweede Kamer
bl. 1734a—17464.
(§) Handboek van praktische Staathuishoudkunde, Arast. 1867 II bl. 239.
-ocr page 8-
6
„tige overtuiging hebben, dat het crediet van den Staat op
„stevige grondslagen gevestigd is, waar raen niet aarzelt hem
„zulke verbindtenissen op te leggen."
Bij de hervorming onzer Staatsinstellingen hebben wij veel
van België overgenomen. Het zou kunnen gebeuren dat ook de
Belgische spaarbankinrichting ons als voorbeeld ter navolging
werd aangeprezen. Die inrichting sedert 1865 in werking be-
rust op den grondslag der Staats-garantie, maar tot matiging
der gevaren, die uit deze garantie voor \'t Staatscrediet mochten
voortvloeien, heeft de Regeering voor opvraging van sommen
boven do 200 francs de termijnen van terugbetaling zoo ruim
gesteld, dat men veeleer aan een depositobank dan aan een
spaarbank zou denken. Dadelijke opeischbaarheid van \'t saldo
der rekening is een hoofdbeginsel van \'t spaarbankwezen.
Wordt die opeischbaarheid niet grootendeels illusoir, indien de
Staatsspaarbank voor de teruggave van 500 francs een uitstel
van 14 dagen neemt, en bet een half jaar duurt voor dat men
3000 francs kan terugbekomen ? Met het oog op de belangen der
schatkist is die zeer voorzichtige maatregel niet te misprijzen,
maar \'t is geen aanbeveling voor \'t stelsel van Staatsspaarbanken,
wanneer de toepassing daarvan de miskenning van een zoo
gewichtig beginsel als de opeischbaarheid grootendeels ten ge-
volge moet hebben.
In België bestaat bovendien een nauwe betrekking tusschen
de Staatsspaarbank en de Banque Nationale. Het onderscheid op
enkele punten tusschen den werkkring der Banque Nationale en
dien der Nederlandsche Bank maakt het twijfelachtig of de rol,
die de Banque Nationale in \'t Belgische spaarbankwezen vervult,
bij ons aan de Nederlandsche Bank kan worden opgedragen.
Het laat zich niet verwachten dat het stelsel der Staatsspaar-
bank hier te lande vele voorstellers zal tellen, indieu namelijk
de zaak aan een gezet onderzoek wordt onderworpen, en niet
ter loops bij amendement besproken. Onze Begeering is te voor-
zichtig dan dat zij lichtvaardig de financiën van den Staat zou
bezwaren met de garantie eener opeischbare schuld van onbepaald
bedrag. Zoodanige garantie zou zijn a leap in the dark van de
gevaarlijkste soort, en het staatscrediet aan gevoelige schokken
blootstellen. Toch zou het in hooge mate wenschelijk zijn, indien
de Staat, binnen de grenzen door wijze voorzichtigheid nauwkeurig
afgebakend, zijne medewerking aan het vestigen en instandhouden
-ocr page 9-
7
eener voor de geheele natie bereikbare spaarbaukinrichting kon
verleenen. De ontwikkeling van het denkbeeld door den minister
van Bosse bij de behandeling van het amendement Fokker aan-
gegeven schijnt een voor onze behoeften bruikbare oplossing van
het vraagstuk aan te geven.
Toen Mr. G. A. Fokker de invoering van het stelsel der staats-
spaarbank als aanhangsel der postwet beproefde, verklaarde de
minister zich bereid „tot medewerking om de postkantoren in de
„zaak der spaarbanken te betrekken zoodra zich een algemeen
„bestuur zou hebben gevormd dat het spaarbankwezen over de
„geheele uitgestrektheid van het rijk zou hebben aanvaard." (*) Van
hoedanigen aard de minister zich dit algemeen bestuur voorstelde
werd niet nader aangeduid, maar dat het instellen van een al-
gemeen bestuur
volgens \'s ministers denkbeelden niet tot de Staats-
spaarbank zou voeren, mag men hieruit afleiden, dat hij „de
„vraag of de Staat den waarborg en het geheele beheer van de
„spaarbanken op zich zou moeten nemen " in hoffelijke parlemen-
taire termen onmiddelijk ter zijde stelde.
Uit deze beknopte aanwijzingen blijkt, dat volgens de inzichten
van den minister van Bosse, de inrichting van een algemeen bestuur
voor het spaarbankwezen aan de invoering der postspaarbanken
moest voorafgaan. De inrichting van zoodanig algemeen bestuur zou
de kern van het aan te nemen stelsel moeten vormen, de post-
kantoren zouden in dat stelsel „niet anders zijn dan de trechters
„waardoor het publiek in verband wordt gesteld met de hoofd-
„administratie van het spaarbankwezen." (f)
De thans bestaande spaarbanken zijn de vrucht der toewijding
van bijzondere personen aan de belangen der lagere klassen. Bij
de oprichting dezer instellingen werd het bestuur gekozen uit de
vroedste ingezetenen der gemeente, de namen der bestuurders
moesten voor de rekeninghouders ten waarborg strekken voor een
nauwgezet en eerlijk beheer. Vacatures in die besturen werden
feitelijk bij coöptatie aangevuld, en de zorg voor den goeden naam
der inrichting bracht mede dat men keurig was bij het doen eener
keuze. Op deze wijze samengesteld hebbeu onze spaarbanken langer
dan een halve eeuw ten nutte der plaats harer vestiging gewerkt,
en hierop mogen wij onze Britsche naburen zegevierend wijzen,
dat, ofschoon er nimmer eenig regeringstoezicht over de spaar-
(*) Bijblad 1869/70. Bijlagen bl. 1707a.
(f) Bijblad 1869(70. Tweede Kamer bl. 1739*.
-ocr page 10-
K
banken is uitgeoefend, geen enkele rekeninghouder ooit schade
heeft geleden door kwade trouw van eenig bestuurslid.
De bestuursinrichting voor locale behoefte berekend is onvol-
doende voor een spaarbank bestemd om in de behoeften van het
geheele Rijk te voorzien. "Werd van de bestuurders der meeste
locale spaarbanken gewoonlijk slechts 2 a 3 uren \'s weeks gevor-
derd , zoo zullen de personen die aan \'t hoofd worden gesteld der
voor \'t geheele Rijk bestemde instelling welke wij de Centrale
Spaarbank
zullen noemen, zich geheel en uitsluitend aan die zeer
omvangrijke taak moeten wijden. Kan men veronderstellen dat
binnen den localen kring het karakter der bestuurders voldoende
bekend is om bij de rekeninghouders het crediet der bank te
vestigen; bij de Centrale Spaarbank zal \'t publiek den waarborg
voor een richtig beheer door Regeeringstoezicht en volledige publi-
citeit versterkt willen zien.
l)e Centrale Spaarbank moet worden gevestigd bij de "Wet. De
minister van Bosse zeide in de Kamer: „eer men tot de organi-
satie van die hoofdadministratie zal komen, geloof ik dat meer
„noodig zal wezen dan een algemeene maatregel van inwendig
„bestuur." (*) En terecht, want hoewel de Staat volstrekt vrij moet
blijven van alle financieele verantwoordelijkheid voor de han-
delingen der Spaarbank, zoo zou het met den geest onzer
Staatsinstellingen strijden, wanneer een publieke inrichting be-
stemd om op zoo uitgebreide schaal te werken eenvoudig bij
Koninklijk Besluit werd opgericht. Zelfs al wilde men over dit
bezwaar heen stappen, dan zou toch de tusschenkomst des
wetgevers vereischt worden, zoowel om den dienst der posterijen
voor de Spaarbank beschikbaar te stellen, als om aan de nieuwe
instelling een crediet te openen tot dekking der kosten in den
eersten tijd. Deze wet zal echter om goed te wezen kort moeten
zijn, en zooveel mogelijk aan \'t beleid der Regeering ter regeling
bij Kon. Besluit moeten overlaten. Eén bepaling zal in die wet
niet mogen ontbreken, namelijk de uitdrukkelijke verklaring,
dat de Staat niet aansprakelijk is voor de teruggave der gelden
bij de Centrale Spaarbank gestort.
Als plaats van vestiging der Centrale Spaarbank is uit den
aard der zaak Amsterdam aangewezen. Het Bestuur kan uit 3 of
5 personen bestaan, door den Koning te benoemen. Volgena
(*) Bijblad 1869/70. Tweede Kamer bl. 17074.
-ocr page 11-
9
rooster treedt jaarlijks één der bestuurders af; de aftredende is
herbenoembaar. De bezoldiging van ieder bestuurslid zal, den
omvang der werkzaamheden in aanmerking genomen, op niet min-
der dan ƒ4000 kunnen gesteld worden. De regeling van den
inwendigen dienst, de aanstelling, de schorsing en \'t ontslag der
beambten en de bepaling hunner bezoldiging blijve uitsluitend
aan \'t Bestuur voorbehouden.
Naast het Bestuur zou een Raad van Toezicht wenschelijk zijn.
Zonder zich te mengen in den inwendigen dienst zal die Baad
toezicht houden op de handelingen van het Bestuur, op ongezette
tijden de kas verifieeren en gehoord moeten worden over het
beleggen van beschikbare gelden en het te gelde maken van be-
legde kapitalen. Deze Baad zou uit 8 a 10 leden kunnen bestaan.
Het toekennen aan dien Baad van een vaste toelage als presentie-
geld onder zijne leden te verdeelen, zou het geregeld bijwonen
der vergaderingen bevorderen.
Het ontvangen en terugbetalen van alle spaarpenningen ge-
schiedt door tusschenkomst van de postkantoren en hulpkantoren
der brievenposterij. De ingebrachte gelden worden door die kan-
toren aan de Centrale Spaarbank overgemaakt en langs denzelfden
weg wordt aan de opvordering van rekeninghouders voldaan.
Voor de inrichting van dezen dienst volge men het voorbeeld
van Engeland en België, mutatis mutandis. In de veronderstelling
dat de Centrale Spaarbank niet rechtstreeks, maar alleen door
tusschenkomst der postkantoren, met het publiek in aanraking
zal komen, zal ook te Amsterdam de weg naar de spaarbank
door het postkantoor loopen, ten ware dat de aan het postkantoor
uit te keeren vergoeding [waarover nader], meer zou bedragen
dan noodig is om het ontvangen en terugbetalen door beambten
der Spaarbank te laten verrichten.
Geen moeilijker vraagstuk in \'t beheer eener spaarbank dan
dat der geldbelegging. De regel dat over depots op korten termijn
slechts een lage rente kan worden vergoed, werd in de eerste
tijden van ons spaarbankwezen vaak over \'t hoofd gezien, de
zucht om hooge rente aan de rekeninghouders uit te keeren, deed
menig spaarbankbestuur uitsluitend belegging in staatsschuld
kiezen. De treurige ervaring in de revolutiejaren 1830 en 1848
opgedaan heeft op vele plaatsen van de belegging in effecten af-
geschrikt. Zonder de staatsfondsen geheel uit te sluiten worden
thans bij voorkeur hypotheken, pandbrieven van hypotheek-
-ocr page 12-
10
banket) (*), beleening en prolongatie als de middelen gekozen
om de toevertrouwde kapitalen vruchtdragend te maken. Voor de
centrale zou ik geene andere belegging verlangen. Het bezwaar
tegen hypotheken, ontleend aan de moeilijkheid om ze in tijden
van crisis te realiseeren, geldt voor de Centrale Spaarbank in min-
dere mate dan voor de locale spaarbanken. Deze instellingen
worden door den beperkten omvang harer operatien veel eerder dan
de Centrale Spaarbank in de noodzakelijkheid gebracht om de
hypotheken aan te spreken. De Centrale Spaarbank zal veilig
eenige millioenen in hypotheken kunnen plaatsen, zonder ooit
hare debiteuren door exploiten van opzegging te verontrusten.
De positie der Spaarbank als geldschieter op hypotheek zal daar-
door gunstig worden, en op de voorwaarden van den debiteur te
bedingen zal dit terugwerken.
In de keuze der aan te koopen effecten zou de Centrale
Spaarbank door geen regeeringsvoorschril\'ten moeten beperkt wor-
den; dit belangrijk deel van \'t beheer blijve geheel aan \'t beleid
van \'t Bestuur en van den Raad van Toezicht toevertrouwd. Neder-
landsche staatsfondsen, obligatien van provinciën, gemeenten en
waterschappen zullen vermoedelijk wel een ruime plaats in de
effecten-portefeuille der Centrale Spaarbank blijven innemen , maar
buitenlandsche fondsen en spoorwegwaarden kunnen evenzeer voor
geldbelegging in aanmerking komen. Nederland bezit niet het
monopolie der soliditeit. De goede traditien, die het beleggen van
spaarbankgelden tot dusverre hebben beheerscht, zullen ook op
de Centrale Spaarbank van invloed blijven.
In den vorigen jaargang van dit tijdschrift (f) vindt men een
overzicht van de werking der Belgische Caisse géiérale d\'épargne
en een uiteenzetting van het daar gevolgde stelsel van geldbeleg-
ging. De Belgische Staatsspaarbank onderscheidt tusschen definitieve
en voorloopige belegging. Tot de laatstgenoemde behoort het dis-
conteeren van handelspapier Deze operatie heeft veel wat zich
aanbeveelt, vooral op grond van het spoedig weder beschikbaar
komen der aldus geplaatste kapitalen. Toch zou het disconteeren
voor de Centrale Spaarbank niet wenschelijk zijn, omdat bij ons
de voorwaarden ontbreken waaronder die operatie in België plaats
heeft.
(*) Pandbrieven zijn door Mr. G. A. Fokker voor belegging van spaarbank
gelden krachtig aanbevolen. Economist 1862 bl. 325—330.
(f) Economist 1871 bl. 990—1007.
-ocr page 13-
11
In België bestaat een nauwe betrekking tusschen de Staats-
spaarbank [Caisse générale <Pépargne\\ en de Banque Nationale. Die
betrekking berust op art. 11 der Belgische bankwet van 5 Mei
1850 (*), waarbij de Regeering zich voorbehield de hulp en mede-
werking der Banque Nationale ten behoeve der eventueel op te
richten Staatsspaarbank in ruime mate in te roepen. In de toe-
passing heeft dit artikel onder anderen hiertoe geleid, dat de
Banque Nationale feitelijk als agent der Caisse Générale de discon-
teeringen voor die instelling bezorgt. Bovendien garandeert de
Banque Nationale de betaling ten vervaldage van \'t papier der
Caisse Générale tegen genot van een fractie der disconto-rente.
De belangen der Caisse Générale worden door de Banque Na-
tionale en bon père de familie behartigd. Veiliger operatien dan
deze disconteeringen, onder garantie der Banque Nationale, zijn
bijkans niet denkbaar en de Caisse Générale handelt in \'t wel-
begrepen belang harer yeiligheid door aan deze soort van geld-
belegging de grootst mogelijke uitbreiding te geven.
Bij ons daarentegen is de toestand eenigszins anders. Een voor-
behoud, gelijk aan dat van art. 11 der Belgische Bankwet, wordt
in de Nederlandsche Bankwet (Staatsblad 1863 n0 148) niet aan-
getroffen. De Regeering mist derhalve de bevoegdheid dergelijke
verplichtingen aan de Ned. Bank op te leggen, en zonder mede-
werking van de Ned. Bank zelve is ook de Wetgever daartoe niet
bij machte. Of de Ned. Bank bereid zou worden bevonden tot
het vestigen van zoodanige nauwe betrekking mede te werken,
is meer dan twijfelachtig. Het zou niet slechts met hare traditien,
maar ook met de ware beginselen van het bankwezen strijden,
indien zij de voor een circulatiebank onschatbare vrijheid van be-
weging ook maar eenigszins bemoeilijkte, door het op zich nemen
van verbiudtenissen, gelijk de Banque Nationale ten aanzien der
Caisse Générale doet. De solidariteit, die uit dergelijke betrek-
kingen tusschen de Ceutrale Spaarbank en de Ned. Bank moet
ontstaan, zou voor deze in tijd van crisis de moeilijkheden ver-
meerderen en haar bovendien aan verliezen blootstellen.
Ook afgescheiden van liet garandeeren der spaarbaukportefeuille
zou het bezorgen door de Ned. Bank der disconto\'s voor de Cen-
trale Spaarbank in de praktijk veel bezwaar hebben. Welk papier
daarvoor te kiezen ? Zou men kunnen vergen dat de Ned. Bank
(*) S\'il est institué une caisse d\'épargne, Ie gouvernement se reserve Ie droit
d\'en faire opérer Ie service par la Banque.
-ocr page 14-
12
alleen de puike puike wissels van de lste qualiteit aan de Cen-
trale Spaarbank zou toewijzen, en het papier van minder hoog
gehalte voor eigen rekening houden. Neemt \'daarentegen de Ned.
Bank voor de Centrale Spaarbank papier gelijk bij haar in \'t al-
gemeen voorkomt, dan zouden, wanneer een eenigszins aanzienlijk
bedrag onbetaald bleef, de recriminatien stellig niet uitblijven.
Ook bestaat er tusschen de operatien der Banque Nationale
en die der Ned. Bank eenig verschil, dat in deze aangelegenheid
niet over \'t hoofd is te zien.
De Banque Nationale disconteert veel papier betaalbaar in
het buitenland en vult grootendeels daarmede de portefeuille der
Caisse Générale (*) üe Ned. Bank echter bepaalt hare discon-
teering tot papier in Nederland betaalbaar, het terrein harer
disconto-operatien is daardoor in zeker opzicht beperkter. Daar-
entegen zijn bij art. 9 (f) van de Statuten der Banque Nationale
van 10 Mei 1850 voor de disconteering van papier met slechts
twee handteekeningen eenige beperkingen gesteld. Ook dit papier
neemt de Banque Nationale ten behoeve van de Caisse Générale. (§)
Voor de Ned. Bank bestaat een dergelijke beperking niet, zij
heeft voor \'t disconteeren van handelspapier, mits met twee of
meer solidair verbondenen en geen langer looptijd dan de ge-
bruiken des handels medebrengen, geene andere grenzen dan
die zij \'t raadzaam acht zich zelve te stellen. De nevenstroom
waarvan de schrijver in de Economist (**) het bestaan veronderstelt
is niet aanwezig en indien de Ned. Bank zich vrijwillig met het
(*) Op 21 Juli 1870 bezat de Caisse Génerale aan papier in \'t buitenland be-
taalbaar voor niet minder dan 13,372,316,59 francs. Zie \'t verslag der Banque
Nationale over 1870 bl. 13.
(t) Dit artikel luidt als volgt: « Sauf 1\'exception établie pour les bons du Tre\'sor
»par Ie § 4me de 1\'art. 8 de la loi, ne seront escomptés que les effets de com-
«merce ü ordre, timbrés, ayant nne cause réelle, écheant au plus lard dan» les
»cent jours, et garantis par trois signatures solvables.
\'i Pourronl cependant être admis les effets a deux signatures, si quatre direc-
» teurs et Ie gouverneur y consentent.
" La même majorité est requise pour 1\'achat d\'effets sur 1\'étranger.
" Pourra aussi tenir lieu de troisième signature nn gage en warrants ou en
»marchandises, sufHsant pour répondre de la totalité de la créance.»
(§) -\' Les placements provisoires sont composés, en grande partie d\'effets pris en
«escompte et principalement de ces effets que la Banque Nationale ne peut
«admettre dans son portefeuille, parce qu\'ils ne sont pas strictement statutaires.»
(Verslag der Caisse Générale).
(**) 1870 bl. 1030 noot.
-ocr page 15-
ia
disconteeren voor rekening der Centrale Spaarbank belastte, zou
zij zich steeds tegenover hare eigene belangen gesteld zien. (*)
Is het otn de opgegeven redenen niet waarschijnlijk, dat de
Ned. Bank met de disconteeringen voor de Centrale Spaarbank
zal worden belast, dan blijft nog de vraag over of die instelling
niet zelve hare belangen op dit terrein zou kunnen behartigen.
Ik geloof niet dat dit raadzaam zou zijn. Het vormen eener
portefeuille van deugdelijk papier eischt bekendheid niet alleen
van den loop des handels maar ook van den toestand der han-
delaars. Om die bekendheid te verkrijgen en te onderhouden
moet men de bewegingen op \'t gebied van den handel met
aandacht volgen en steeds op de hoogte blijven van den toestand
der kooplieden. Voor \'t Bestuur der Centrale Spaarbank is die
taak van te grooten omvang, ook moetende werkzaamheden van
dat Bestuur meer een administratief dan een commercieel karakter
dragen; het moet alleen op breeder schaal verrichten, wat de
thans bestaande spaarbankbesturen in beperkter kring doen.
De disconto-werkzaaniheden zouden de reeds zeer omvangrijke
administratie van \'t Bestuur nog aanmerkelijk uitbreiden. In de
eerste tijden althans van \'t bestaan der nieuwe instelling zou
zoodanige uitbreiding niet zijn aan te raden; mocht wellicht
later daarvan de wenschelijkheid en noodzakelijkheid blijken, dan
kan naar gelang van omstandigheden de bevoegdheid daartoe door
de Regeering verleend worden.
Geld schieten op onderpand van courante effecten in den
vorm van beleening en prolongatie zal tot de meest aanbevelens-
waardige operatien der Centrale Spaarbank behooren. De operatie
is veilig en eenvoudig in haren aard, en heeft met de discon-
teeriugen dit gemeen, dat de op deze wijze belegde kapitalen
telkens weder beschikbaar worden. De Centrale Spaarbank zou
wel doen door den in fraudem legis dubbelzinnig ingerichten vorm
van de ter beurze gebruikelijke beleening- en prolongatie-contracten
te vervangen door een pandcontract. De Regeering kan dit aan-
moedigen door aan het vroeger door haar opgevat plan tot
(*) » Bieu qu\'elle soit autorisée a faire la plupart des opérations qui sont spé-
«cialemeut <lu domaine de la Banqne Nationale, la Caisse d\'épargue ne lui fait
ii pas coucurrence. On pourrait dire, au contraire, qu\'elle lui facilite sa tdche
ii en ouvrant une voie parallèle dans laquelle irouvent leur placement cerlaines
ii valeurs dont Ie caraclère commercial n\'esl pas élabli el que la Banque écarté
«de son portefeuille, nonobstant la solvabilité inconteslable des signaiaires et
«des endosseurs.i
(Verslag der Caisse Générale).
-ocr page 16-
14
herziening der wetgeving op het pandrecht uitvoering te geven. (*)
Reeds de intrekking van de tijdroovende formaliteit der registratie
van pandcontracten [art. 1197 B. ~W.] zou aan het tot stand
komen van zuivere ondubbelzinnige rechtsbetrekkingen in den
geldhandel bevorderlijk zijn. Sedert de Regeering krachtens de
haar bij art. 29 der bij Staatsblad 1824, no. 36 verleende be-
voegdheid het registratie-rec//i op pandcontracten bij Besluit van
24 Febr. 1864, no 59 heeft afgeschaft (f) bestaat het practisch
nut der registratie-formaliteit alleen in de controle op de vol-
doening van \'t evenredig zegelrecht (Staatsblad 1843, n<>. 47,
art. 21, 4°). Bij publieke instellingen zoo als de Ned. Bank en
de Centrale Spaarbank kan men de zekerheid van \'t voldoen der
zegelbelasting langs korteren weg waarborgen. Van de ter beurze
gesloten beleeningen en prolongatien wordt dit recht in den
regel toch niet voldaan. Mogt de betaling van \'t zegelrecht bij
de geldnemers bezwaar ontmoeten, dan zou de Centrale Spaarbank
die geheel of gedeeltelijk voor hare rekening kunnen nemen, en
beschouwen als een premie voor de grootere rechtsveiligheid die
\'t pandcontract voor heeft boven den prolongatie-stijl der beurs.
Al zijn betrekkingen gelijk de Banque Nationale met de Caisse
Générale onderhoudt tusschen de Ned. Bank en de Centrale
Spaarbank in \'t belang van beider zelfstandigheid niet raadzaam
en is het tot stand komen daarvan ook niet waarschijnlijk, zoo
kan toch de Nederlandsche Bank binnen den kring harer bevoegd-
heid aan die instelling zeer gewichtige diensten bewijzen, zonder
dat daartoe de tusschenkomst van Wetgever of Regering gevor-
derd wordt. Zoo zou de Ned. Bank zich als kassier kunnen be-
lasten met de bewaring van de dagelijksche kas der Centrale
Spaarbank en aan die instelling een rekening-courant kunnen
openen. De Centrale Spaarbank zou daardoor van de zorg en
den omslag aan de materieele behandeling van kas verbonden,
tegen een zeer matige provisie bevrijd worden.
Als veilige bewaarplaats voor de effecten en andere waarden
der Centrale Spaarbank is de Ned. Bank als van zelve aangewezen.
(*) Verslag der Kamer van Koophandel Ie Amsterdam 1868 bl. 158; 1869
bl. 144, Mr. F. R. Coninck Liefsting: Een. legislative misgreep in het pandrecht,
en de gevolgen daarvan voor den geldhandel
, in Themi9 1870.
(f) Vóór de uitvaardiging van dit Besluit genoot de Nederlandsche Bank vrij-
stelling van \'t registratierecht (Staatsblad 1814 no. 40 art. 27, en no. 64.)
-ocr page 17-
15
De thans voor de bewaarnemmg gestelde voorwaarden (*) zijn niet
ingericht met het oog op de behoeften van bewaargevers in wier
depot telkens mutatien moeten plaats hebben, maar Diets belet
de Directie der Bank voor dergelijke bewaargevingen , voor zooveel
noodig, bijzondere regelen te stellen. Deze bijzondere regelen
zouden niet behoeven af te wijken van de beginselen waarop de
bewaarneming bij de Ned. Bank berust; (f) alle denkbeeld van
administratie over de bezittingen der Centrale Spaarbank of toe-
zicht daarop van de zijde der Bank blijve buitengesloten. (§)
Ook als credietinstelling kan de Ned. Bank voor de Centrale
Spaarbank van groot nut zijn, door op de effecten der Spaarbank
beleening te sluiten, wanneer de kas niet toereikende is om in
tijden van groote opvraging aan de eisehen der rekeninghouders
te voldoen, en het realiseeren van effecten met verlies zou gepaard
gaan. Alle andere betrekkingen tusschen de Ned. Bank en de
Centrale Spaarbank, dan uit de bovengenoemde operatien recht-
streeks voortvloeien zijn af te keuren. Beide instellingen moeten
volstrekt onafhankelijk van elkaar werkzaam zijn, en het crediet
der Ned. Bank mag zelfs niet langs omwegen ten behoeve der
Centrale Spaarbank worden geëxploiteerd.
Het voorstel van Mr. L. De Hartog om de bij de Bank te
deponeeren effecten der Spaarbank niet aan \'t Bestuur af te
geven „dan wanneer aan de Directie der Bank blijkt dat de op-
„vorderingen der spaarders dit noodzakelijk maken" is derhalve
niet aannemelijk, evenmin als zijn verlangen dat één van de
Directeuren der Bank belast worde om met bestuur de wekelijksche
balans der Spaarbank op te maken. (**)
Sedert de laatste jaren begint in de praktijk van \'t spaarbank-
wezen het ook door Mr. Fokker (ff) met kracht voorgestaan be-
(*) Staatscourant 1 Juni 1869, 5 Januari 1870.
(t) Art. 19 der voor de Bewaarneming gestelde voorwaarden luidt als volgt:
" De rechten en verplichtingen der Bank en van den bewaargever worden overigens
«geregeld uaar de bepalingen voorkomende iu de Ie en 2e afdeeling van den
»12n titel van het 3e boek van het Burgerlijk Wetboek."
(§) Ten einde de verantwoordelijkheid voor de waarden der Centrale Spaarbank
niet uitsluitend op \'t Bestuur te laten rusten, zou de bepaling wenschelijk zijn
dat bij het deponeeren van waarden bij de Bank en het terugnemen daarvan een
bij loting aan te wijzen lid van den Raad van Toezicht zou moeten tegenwoordig
wezen.
(**) Gids 1870 IV bl. 376.
(ft) Birt Spa>irbankweze>i in Europa. Middelburg 1853, bl. 110.
-ocr page 18-
ginsel veld te winnen „dat de Spaarbank een tijdelijke bewaar-
„plaats, geen kantoor van geldbelegging behoort te zijn." Door
schade geleerd hebben de besturen van onderscheidene spaarban-
ken met goed gevolg den rentestand lager gesteld; op de stor-
tingen door de kleine burgerij heeft de renteverlaging geen na-
deeligen invloed gehad, en de groote rekeninghouders voor wie
de spaarbanken niet bestemd zijn, die door opvordering in tijd
van crisis niet weinig de moeilijkheden vermeerderen, zijn daardoor
geweerd. Ook bij de Centrale Spaarbank moet dit beginsel op den
voorgrond staan. De rentestand door de locale spaarbanken een-
maal vastgesteld is tamelijk vast, en ondergaat behoudens geheel
huitengewone omstandigheden zelden wijziging. Voor de Centrale
Spaarbank wier saldo te eeniger tijd ƒ 20 millioen kan bedragen
is het aannemen van een nagenoeg onveranderlijken rentestand
stellig niet aan te bevelen; \'t zou meer overeenkomstig den
natuurlijken loop der dingen zijn, indien zij bij \'t bepalen van
den rentestand op de beweging der geldmarkt acht gaf. De
Centrale Spaarbank zou de beweging van den rentestand der
Ned. Bank kunnen volgen, even als de Amsterdamsche Crediet-
Vereeniging over \'t algemeen die beweging volgt bij \'t bepalen
der rente over hare deposito\'s. Hooger dan een half percent
beneden het wissel-disconto der Ned. Bank zou de rente der
Spaarbank niet moeten worden gesteld. Gedurende de jongst
verloopeu 7 jaren was het wissel-disconto gemiddeld ruim 4 pCt.,
de gemiddelde spaarbankrente zou naar dien maatstaf gemiddeld
3i pCt. hebben bedragen, een rentestand die bij zeer vele
locale spaarbanken als normaal is aangenomen.
Een nagenoeg onveranderlijke rentestand kan voor een in-
richting als de Centrale Spaarbank die op groote schaal werkt,
en bij goed beheer een groot crediet in \'t land zal verkrijgen,
eigenaardige bezwaren opleveren. Die rentestand zal in tijden
van geldruimte te hoog zijn en kapitalen naar de spaarbank doen
vloeien, die daar niet t\'huis behooren en waarvan de rente-
vergoeding wellicht met opoffering zou gepaard gaan. Zoodra er
spanning ontstaat en de algemeene rentestand rijst zullen die
kapitalen worden opgevraagd en dikwijls niet zonder verlies kunnen
worden teruggegeven. Wel heeft men op vele plaatsen door allerlei
beperkende bepalingen het toevloeien van de hier bedoelde kapi-
talen trachten tegen te gaan, maar de ervaring heeft geleerd
dat die bepalingen op onderscheidene wijzen worden ontdoken;
de Centrale Spaarbank zal meer nog dan de locale instellingen
-ocr page 19-
17
aan dergelijke ontduikingen zijn blootgesteld. Is de rentestand
i pCt. beneden wissel-disconto, dan is bij geldruimte de verzoe-
king om de Centrale Spaarbank voor geldbelegging te misbruiken
niet groot. Rijst do rente met de koersen der Ned. Bank, dan
kan de rekeninghouder der Centrale Spaarbank soms 6 a Gï pCt.
genfeten; in zoodanige tijden zal de hoogere rente voor velen
een beweegreden zijn om de saldo\'s niet op te vragen. De invloed
eener financieele crisis doet zich niet altijd onmiddelijk gevoelen
in die klassen der burgerij waartoe do rekeninghouders der spaar-
bank behooren; (*) het verhoogd rentegenot zal voor velen.een
prikkel zijn om hunne stortingen te vermeerderen en daardoor
medewerken om de moeilijkheden te verlichten, waarmede de in-
stolling alsdan te worstelen heeft.
Het verschil tusschen de rente die de Centrale Spaarbank van
hare belegde kapitalen geniet en de rente die zij aan de reke-
ninghouders uitkeert worde aangewend tot bestrijding van de
kosten der instelling. Daartoe behooren niet alleen de bezoldi-
gingen van \'t Bestuur en de beambten, de toelage aan den Raad
van Toezicht, de locaal- en bureaubehoeften, maar ook de kosten
die de dienst der postkantoren als kantoren van inbreng en terug-
betaling vordert. De belooning aan \'t personeel der posterijen toe
te kennen zal niet bestaan in een vaste toelage, maar geregeld
worden naar den dubbelen maatstaf van \'t aantal en van \'t bedrag
der stortingen en opvragingen. Door zoodanige regeling wordt
bet belang van do beambten der posterijen aan den bloei der
spaarbank verbonden, en kunnen zooveel mogelijk kwade prak-
tijken gekeerd worden. De verdeeling van die belooning onder \'t
personeel van ieder kantoor blijve aan de Regeering overgelaten.
In plaatsen waar de werkzaamheden der postspaarbank afzon-
derlijk daarmede belaste beambten vorderen, zal de belooning
voor de bezoldiging van die beambten voldoende zijn.
De Centrale Spaarbank moet hare kosten dekken, zij moet zijn
een instelling van publiek belang en niet van publieke liefdadig-
(*) Beperkingen aan de terugbetaling gesteld voeden het wantrouwen en doen
de opvragingen toenemen. Toch ziet men uit de mededeelingen betreffende di?
Parijsche Spaarbank in
1870 en 1871 (Economist, 1870 bl. 1126-1129) dat
zelfs, ondanks de beperkende maatregelen tijdens den oorlog genomen in den tijd,
van f> maanden niet meer dan een zevende deel opgevraagd werd van hetgeen had
opgevraagd kunnen worden. Zelfs tijdens den opstand der Commune-mameu hebben
te Parijs de stortingen niet opgehouden.
-ocr page 20-
18
heid. De medewerking van den Staat behoeft niet verder te reiken
dan noodig ia om de instelling te vestigen en op den richtigen
gang harer operatien toezicht te houden. Want daar de reke-
ninghouders, de rechtstreeks belanghebbenden, de geschiktheid
missen om voor hunne belangen te waken, is \'t eigenaardig dat
do Staat daarvoor optrede. De Staatszorg moet echter niet ten
laste der schatkist komen. Er is geen redelijke grond aanwezig
waarom de spaarpenningen van een deel der burgerij ten koste
van de geheele burgerij moeten worden beheerd.
In den aanvang echter zal de Centrale Spaarbank de recht-
streeksche ondersteuning van den Staat niet kunnen ontberen.
Bij de wet tot vestiging der Spaarbank verleent de wetgever aan
de Begeering een crediet tot bestrijding der kosten van oprichting
en van beheer gedurende den eersten tijd. Dit crediet behoeft
slechts een voorschot te zijn, en vormt een rentelooze schuld ten
laste der Centrale Spaarbank, die tot de aflossing verplicht is,
zoodra het versehil tusschen ontvangen en uit te keeren rente
haar daartoe in staat stelt. En men mag vertrouwen dat het Staats-
voorschot reeds na zeer enkele jaren zal kunnen terugbetaald worden.
Wat er na afbetaling van alle onkosten overblijft worde tot
Reservefonds aangelegd. Wil men de Centrale Spaarbank tot een
krachtige instelling maken, dan zal men aan de verzoeking moeten
weerstand bieden om, op \'t voorbeeld der Belgische Caisse G-énérale,
dit fonds periodiek als premie onder de rekeninghouders te
verdeelen. (*)
Bij de discussie over \'t amendement Fokker werd door sommige
Kamerleden (f) de vrees geuit, dat met de postspaarbank een
(§) Economist 1871 bl. 994, A. F. "Willink. De Spaarbanken in Nederland.
Amst. 1872 bl. 22.\' De Belgische minister Frère-Orban zeide bij de beraadslaging
over de periodieke verdeeling van \'t reservefonds: »Le but qu\'on se propose
i\' d\'atteindre c\'est de faire en sorte qu\'on maintienne les depots a la caisse
« d\'épargne, qu\'on ne les retire pas facilement. Il fant autant que possiblc sauve-
,, garder ces épargnes, souvent acquises au prix de bien grandes privations. Pour
«assurer ce resultat, il fant un appat. Cct appat consiste a offrir un accroissement
"éveutuel d\'intérêt, un benefice plus considérablc.» Bij slot van rekening komt
dit »appat\'\' langs een omweg ten laste der schatkist, immers wanneer tengevolge
van de vijfjarige prijsuitdeeling aan vlijtige spaarders het reservefonds nagenoeg
op niets is teruggebracht, is \'t gevaar voor de schatkist zooveel grooter om tot
het gestand doen der garantie te worden aangesproken. Se socialistische strekking
dezer bepalingen is niet te miskennen.
(*) W. A. Viruly Verbrugge, Jhr. Mr. J. W. H. Kutgers vau Kosenburg.
-ocr page 21-
19
sterke concurrentie zou worden geopend ten nadeele der bestaande
particuliere spaarbanken. Die vrees deelen wij niet, integendeel
\'t is te hopen dat de concurrentie sterk genoeg zal zijn om ge-
leidelijk de meeste, zoo niet alle locale spaarbanken in de Centrale
Spaarbank op te lossen. Van concurrentie is de gewone beteekenis
kan hier geene sprake zijn. De Centrale Spaarbank beoogt het
behalen van winst evenmin als de locale spaarbanken; het doel
der spaarbanken is en mag geen ander zijn, dan het aanbieden
eener veilige en voordeelige bewaarplaats voor de spaarpenningen
der kleine burgerij. De instelling die dit doel op de beste wijze
bereikt verdient de voorkeur. Men mag niet veronderstellen, dat
de bestuurders der locale spaarbanken zich vijandig zullen betoo-
nen aan een instelling, die wel hun arbeid overbodig maakt,
maar het doel van dien arbeid beter verwezenlijkt, of dat zij uit
een misplaatst particulairisme het tot stand komen eener krachtige
eenheid zouden tegenwerken.
De locale spaarbanken kunnen naast de Centrale Spaarbank
blijven bestaan, het is echter te verwachten dat, naarmate het
gemak dat de postspaarbank aanbiedt meer en meer bekend
wordt, de rekeninghouders der locale spaarbanken allengs naar
de nieuwe instelling zullen overgaan. Spaarbankbesturen met
beperkten werkkring zullen spoedig inzien, dat het oplossen hunner
Bank in de Centrale Spaarbank in \'t algemeen belang wenschelijk
is. De wetgever kan het stand komen van zoodanige samensmel-
ting bevorderen door, gedurende een ruim gestelden termijn, vrij-
stelling te verleenen van de kosten vallende op het overschrijven
ter name der Centrale Spaarbank van de Grootboekkapitalen en
hypothecaire schuldvorderingen, die het eigendom der locale
spaarbanken zijn. Het laat zich voorzien dat binnen enkele jaren,
de groote meerderheid der locale spaarbanken zich met de Centrale
instelling zal hebben vereenigd. Het bezit van reservefondsen
zal bij sommige spaarbanken hun tot stand komen der fusie be-
moeilijken, maar bij een eenigszins onbevooroordeelde beschouwing
van \'t vraagstuk, is ook dit punt voor een bevredigende oplossing
vatbaar.
Aan de eischen eener gepaste publiciteit zal de Centrale Spaar-
bank in ruime mate moeten voldoen. Voor de wekelijksche opgaven
zal \'t voldoende zijn den stand van \'t saldo benevens het bedrag
der stortingen en der opvragingen sedert de vorige opgave te
vermelden. Bij \'t einde van ieder boekjaar zal \'t bestuur een
-ocr page 22-
20
uitvoerig verslag van den loop der operatien uitgeven en daarbij
een gedetailleerde opgave voegen van do bezittingen der instelling.
Bij gedrukte geldmarkt en lage beursprijzen zouden tegen \'t
bekend worden van zoodanige opsjaven wellicht bedenkingen zijn
in te brengen, immers \'t zou kunnen blijken dat het bedrag der
saldo\'s grooter was dan de beurswaardo van de bezittingen der
spaarbank, maar men mag vertrouwen dat de eerlijke blootleg-
ging van een tijdelijk ongunstigen toestand, het crediet der
Spaarbank minder zal benadeelen dan een stelsel van geheim-
houding, dat de achtordocht voedt van \'t onwetend publiek en een
ruim veld opent voor de schandelijke manoeuvres van gewoten-
looze speculanten.
Uniformiteit in de jaarlijksche opgaven, de levensvoorwaarde
der vergelijkende statistiek, zou door de stichting der Centrale
Spaarbank beter dan door ecnig ander middel bereikt worden.
De kleine spaarbanken, die voor de bewerking der algemeene
statistiek de meeste hinderpalen in den weg leggen, zouden het
eerst zich met de centrale instelling vereenigen; de groote spaar-
banken, die \'t langst aan de aantrekkingskracht van die instelling
kunnen weerstand bieden, zullen wellicht den vorm harer opgaven
met dien der Centrale Spaarbank in overeenstemming brengen.
De bearbeiding der spaarbank-statistiek, thans een verdrietig en
ondankbaar werk, zou alsdan allerbelangrijkste gegevens voor de
kennis van den toestand der volksklasse in de onderscheidene
deelen des Eijks kunnen opleveren.
Het doel dezer bladzijden is geenszins om de inrichting en den
werkkring eener Centrale Spaarbank voor Nederland in de bij-
zonderheden volledig te beschrijven, maar alleen om in enkele
hoofdtrekken de grondslagen aan to wijzen waarop zoodanige
instelling kan worden gevestigd. Moge het geschrevene op eenigerlei
wijze bijdragen tot een bevredigende oplossing der Spaarbank-
quaestie.
Utrecht, Febr. 1872.                                         J. F. B. Baebt.