-ocr page 1-
fy\\)nrs »oqS2
BK.IQJ2.E.5.
>
-ocr page 2-
-ocr page 3-
ïtyt. 16*11,1£ ^
sf.
BRIEF van mr G^W. JVkkjkdk , hoogleeraar
te Utrecht, aan de heeren prof. P. P. M.
Ai.bkrdingk Thijm te Leuven en mr. J.
Vuylsteke te Gent, nnopens de bewerking
«van eenen historischen Atlas der Nederlanden,
"voor schoolgebruik geschikt en voorzien , als
r opheldering, van de onpartijdige aanhaling
"der voornaamste feiten, gebeurtenissen en
"staatsinstellingen, zonder zich nochtans met
nwaardeering of beoordeling er van in te la-
i\'ten ;"
met de daarover gehouden discussiën ,
op het XITde Nederlandsch taal en letter-
kundig congres , te Middelburg, in de Alge-
meene vergadering van Woensdag 4 Sep-
tember 1872.
// Ik heb drie jaren geleden, mijne benoeming tot lid der com-
missie lot de bewerking van eenen historiscben atlas der Neder-
landen , met ingenomenheid aanvaard. Eenige maanden later,
is ook tusschen ons aanvankelijk over het onderwerp van ge-
dachten gewisseld : sedert heeft het herhaald uitstel van het con-
gres, mij de zaak uit het oog doen verliezen. Maar nu in de
jongst verloopen dagen, de taak weder ter hand genomen heb-
bende , ben ik , na rijp nadenken , tot het volgend besluit ge-
komen.
// Moet de atlas dienen tot schoolgebruik (lager of middelbaar)
en kan de opheldering zich bepalen tot de onpartijdige aanha-
ling der voornaamste feiten, gebeurtenissen en staatsinstellingen ,
zoo schijnt de bewerking zeer wel in een kort tijdsbestek, door
een bekwaam man, met hulp van een goeden leiddraad, tot
stand te kunnen komen; terwijl dan juist het doel van den voor-
A06000023755154B
-<?■/-£ _ /fCt^,.^-                              ........... ..........Hlllllllllllllllll
2375 515 4
-ocr page 4-
2
steller zou worden bereikt: het al nauwer en nauwer toehalen
der banden tusschen Zuid- en Noord-Nederland.
\'/Die leiddraad is, naar ik meen , in de fraaie schets van Snet,-
laert , de reeds vier malen gedrukte en bij het onderwijs veel
gebruikte Geschiedenis dei- Nederlandsche letterkunde, voorhanden.
Looft het congres een prijs uit voor een historischen atlas ter aan-
vulling en opheldering van dat werk , door Snei.t.aert met het
bepaald oogmerk ondernomen , // om onder de Nederlanders het
gevoel van zelfstandigheid en van zelf kracht te versterken"
zoo
zoude, in de eerstvolgende algemeene vergadering, de prijs hoogst
waarschijnlijk al toegekend kunnen worden, tot voordeel ja der
wetenschap , maar gewis nog veel meer van de broederlijke ver-
eeniging met Holland en België, en van het besef van ons
gemeenschappelijk onuitroeibaar volksbestaan, in onmiskenbaar
nationale trekken uitgedrukt. Snei/laert , om hier niet van
den atlas van mr. G. Mees Az. te gewagen, heeft niet meer dan
zes tijdvakken. Wij zouden, geloof ik, niet veel meer noodig
hebben , indien de eischen niet klimmen tot die der strenge we-
tenschap en van hooger onderwijs, en als wij ons van de ge-
dachte van een toch niet te bereiken ideaal willen losmaken.
\'/ Slaan wij daarentegen het Handboek op der middel-N eder-
landsche geographie
, door den rijks-archivaris mr L. Pu. C.
van den Bkrgh naar de bronnen bewerkt (Leiden 1852), en
verlangen wij , dat de historische atlas in dien geest en met zulke
degelijkheid worde bearbeid, terwijl de kaarten en synchronisti-
sche tabellen tot in allerlei bijzonderheden zouden moeten afdalen,
zoo ziet — zou men durven gissen — niemand onzer het einde
der grenzelooze taak. Geen uitgever zou die aandurven , of een
tal van mede-arbeiders, met veel moeite en niet zonder veel
geld en subsidiën te vereenigeu , zouden het onvruchtbaar werk
hebben te torsenen. Zoo ontwierp Bakhuizen van den Brink
in grootsche trekken, de schets van eene ideale geschiedenis van
den Nederlandschen Waterstaat; zoo hebben anderen (de onder-
geteekende was in 1845 en 1846 een der mede-rapporteurs) de
eischen van eene Nederlandsche rechtsgeschiedenis , (nog altijd te
t
-ocr page 5-
3
leveren) , gepoogd uiteen te zetten; nog anderen die van eene
even onbereikbare statistiek. Om maar niet te spreken van het
ontwerp van wijlen mr. I. da Costa , betreffende de samenstelling
van een Antiquarisch geographisch woordenboek van de gesamen-
lijke provinciën
, steden, dorpen, plaatsen, rivieren , meeren enz.
van de Nederlanden
, (30 Juni 1845) over hetwelk eerst den
30 Januari 1848 bij het Utrechtsch genootschap door de hee-
ren prof. de Wat, , Royaakds , Karsten , Vermeulen , van
Mari.e en mij insgelijks verslag is uitgebracht.
// Die ervaring is even leerrijk als waarschuwend; zij staafde de
oude waarheid, »qui trop embrasse, mal étreint" Al hadden wij
het vrij gebruik der verzameling van kaarten, door Bodel-Nyen-
huis nagelaten, van het begin af, het populaire uit het oog ver-
liezende , en met het streven naar eene hoogere bestemming van
den historisch en atlas, zouden wij op de grootste bezwaren stoo-
ten. Bestaan er al dan niet kaarten uit de middeleeuwen ? Van
den Beugh (bl. 17) betwist de echtheid van het kaartje, Utrecht
in de 7" eeuw voorstellende, en van vier kaarten van Zeeland,
waarvan eene uit den tijd van Wii.i.ehrokd ; de andere zou-
den dagteekenen van de jaren 1230, 1274 en 1288. Wat
voor die tijden ligt, is derhalve nog veel meer aan gissingen
onderhevig. Terecht schijnt dezelfde geleerde (bl. 121) éene
drieledige verdeeling van Nederland, eene kerkrechtelijke, eene
staatsrechtelijke en eene burgerlijke of geographische, de eigen-
lijk nationale, uit den boezem des volks voortgesproten, op
den voorgrond te plaatsen; deze laatste 1°. in volkeren of lan-
den [nationes
of palriae) ; 2°. elk land in gouwen (pagi) , en
3°. elke gouw in kleine gouwen en in marken. Indien de histo-
rische atlas
met al de wetenschappelijke zorgvuldigheid en critiek,
door van den Bergh aan zijne middel-Ne der landsche geogra-
phie
besteed, zou bewerkt moeten worden, die nergens onbewe-
zen stellingen of meeningen van latere geschiedvorscliers, maar
enkel bewijzen uit charters, landwetten, levensbeschrijvingen der
heiligen en uit de oudste kronijken aanneemt, is het te ontgin-
nen veld niet te overzien. Vergelijkt slechts de Chronologische op-
-ocr page 6-
4
gaaf der landschappen, wateren en plaatsen, voor het eerst in
de
I2e en 14e eeuw vermeld, met den ouden naam (Aanhangsel
bl. 233 volgg.). En toch, zoo ergens, zal men bij een boek
voor schoolgebruik, bebooren uit te gaan van zekere data, van
onwraakbare feiten.
// Hoe weinig nu met zekerheid , zelfs op zuiver geographisch ge-
bied, met opzicht tot voorname deelen van ons land kan beweerd
worden , zal bijv. uit het Register van den advocaat van Hol-
land, mr. Aakt van der Goes , kunnen blijken. Daar is
herhaaldelijk, van 1529 af tot 1541 , sprake van eene op
\'s lands kosten te vervaardigen « Carte van den Lande van IIol-
lant
, daerinne stellende die Duynen , Meeren, Veenen ende an-
dere ten perfectste men mach
, tollen palen van den Lande toe,
daer Hollant ende Waterlant anne paalt f\' vervolgens nog afzon-
derlijk , van eene kaart van den Lande van Putten enz. Er
bestaat eene kaart van Duessicthuis, Zeeland in de middeleeu-
wen voorstellende; maar volgens van den Beugh (bl. 223)
ontbreken daar een drietal eilanden enz., en, wat Utrecht betreft,
worden de nasporingen van den heer van Asch van Wijck er
vinnig gehekeld en op geringen prijs gesteld. Noord-Brabant
of het Taxandrië van mr. W. C. Ackeksdijck komt er beter af
(bl. 11) ; maar met opzicht tot andere gewesten, zal de bewerker
van den Atlas, indien hij zich niet gemakshalve aan zijn voor-
ganger mr. G. Mees Az. houden mag, nog allerlei onbesliste
punten hebben te vereffenen.
// De geschiedenis van onze watervloeden zal ongetwijfeld geoor-
deeld worden tot de voornaamste gebeurtenissen te bebooren,
en toch ziet men al de moeielijkbeden van dit onderzoek door
wijlen mijn vriend mr. J. Hoiia Siccajia, in zijne uitnemende
Verhandeling met aanteekeningen verrijkt (1839 , 1848) , Neér-
lands grond en beschaving in verband beschouwd,
met stalen vlijt
en veel scherpzinnigheid aangewezen. Hij had zich ook van de
verhandelingen van Belpaire en van d\'Omalius d\'Hali.oï
bediend. Hij vermeldt er de Hollandsche dijkwerkers, in 1181
door Ei.ouis III naar Vlaanderen gezonden (bl. 34, op het ge-
-ocr page 7-
5
zag van Bilderdyk). Niet minder dan 35 vloeden worden in
de XlIIe eeuw door Muyt aangestipt (Siccama , bl. 43). De
vorming van den Dollart, van de Zuiderzee, van den Bies-
bosch, de wijzigingen in den loop der Schelde kunnen toch
niet vergeten worden.
\'/ Wil men de kerkrechtelijke verdeeling in acht hebben geno-
men , éene enkele algemeene kaart, zou, naar ik meen, kun-
nen volstaan; die van de onder Philips II ingevoerde bisdom-
men , hoe kortstondig dan ook in het Noorden, bewerkt op de
wijze als die voor Antwerpen in 1856 door de Commission
Royale d\'Histoire,
te Brussel (de Ram) uitgegeven (Dioecesis
episcopatus Antverpiensis). Want wilde men alle détails in de
verschillende tijdperken, en ook van de verhouding tot buiten-
landsche kerkvoogden of abdijen, nauwkeurig vermeld hebben,
ware dat al weder onbereikbaar. Van den Beug u\'s Gedenkstuk-
ken tot opheldering der Nederlandsche geschiedenis, uil de Archiven
te Rijssel opgezameld,
(Leiden 1842 , 3 deelen), beginnen met
eene opgave der Geldersche bezittingen (elfde eeuw) van de abdij
van St. Vedastus te Atrecht (Arras) ; het tweede stuk behelst
den verkoop van goederen van den Abt van St. Amand in Fries-
land (12e eeuw); moeten deze of gene bijzonderheden al dan
niet worden vermeld ? Gelijkelijk met het staatsrechtelijke of
leenverband, het beurtelings over en weder, in pandschap ge-
ven en houden, hoe Gelder, Zutphen en Kessel door Rein oud
aan zijn schoonvader Guy van Vlaanderen, in het laatst der
13e eeuw verpand werden , enz. Of de graaf van Hoorn we-
gens Altena aan den hertog van Kleef, dan wel aan Philips II
hulde verschuldigd was, (Adk. van dek Goes , Register, 30,
31 Maart, 1 April 1559); is dit al dan niet uit te drukken?
In welken doolhof begeeft men zich dan ? En toch is dit
alles gansch niet onverschillig, evenmin als toen de stad Ant-
werpen voor de burgers van Groningen partij trok tegen keizer
Maximiliaan (a°. 1509). Van denBergh, Correspondance de
Marguerite d\'Aulriche avec ses amis sur les affaires des Pays-Bas,
(Gedenkstukken,
II, 168). De conflicten van jurisdictie, de
-ocr page 8-
6
verhouding tusschen Nijmegen en Aken, het verzet van die
van Leiden tegen de rechtspraak der Universiteit te Leuven ,
(van der Goks, Register, 16—19 September 1559), met het
beroep op het privilegie de non evocando zijn , met tallooze andere
van gelijken aard, gedenkwaardige feiten. Maar men geraakt
langs dien weg op eene onmetelijke zee. Aan het Muntwezen
kan men niet denken, of men herinnert zich de ponden Vlaams
in Zeeland en Holland. De geestverwantschap in de beginse-
len van hetgeen van Mieris het Heemrecht noemde , de in-
richting van Dijk- en Polderbesturen mogen bij den atlas ook niet
uit het oog worden verloren. Hoeveel bevat tot dat einde
Warnkönig\'s Flandriche Staats- und Rechlsgeschichte !
//Gedurende het bestaan van het koningrijk der Nederlanden
hebben, wat meer bepaald de staatsinstellingen betreft, Raep-
saet, Histoire des États-Généraux et Provinciaux, Analyse his-
torique et critique
, J. D. Meijkr , Esprit, origine et progrès des
Institutions judiciaires,
(4e deel) en de archivaris de Jonge in
zijne bekroonde Verhandeling over den oorsprong, den voortgang
en de koedanig/ieid van den invloed des derden staats in de
staatsvergaderingen, gedurende het hertogelijk en grafelijk be-
wind in Braband, Vlaanderen , Holland en Zeeland,
— de pun-
ten van overeenstemming of van verschil tusschen het Zuiden en
het Noorden, zoo grondig als de toenmalige onbekendheid met
de sedert opgedolven archivale bescheiden toeliet, in het licht
gesteld. Moet van dien voortgang, van die ontwikkeling of van
het verval der parlementaire bevoegdheid, hetzij dan rechtens of
feitelijk gezagbetoon, periodiek in den Atlas naauwkeurige aan-
teekening worden gehouden ? Alweder geen gering bezwaar, hoe-
veel naderhand in de Actes des États-Généraux, in \'t bijzonder
door Gachard, sedert ook door Theod. Juste opgehelderd zij.
//Zeker zal men geographisch niet wel kunnen nalaten , de ge-
westen chronologisch te vermelden , die achtervolgens deel van
de landen van herwaarts over [pays de pardeca) hebben uitge-
maakt. In 1509 (van den Bergh , Gedenkstukken, II, 156
vers.) komen in het besluit der stateu-generaal, houdende be-
-ocr page 9-
7
williging van Beden aan Maximiliaan , alleen voor \'/les États
des pays de Brabant, Haynau , Hollande, Zeeland e, Namur,
Lille et Valenciennes" gezamentlijk en //ceulx de Flandres" af-
zonderlijk genoemd; geen andere. Natuurlijk dus moeten de
later verkregen of met geweld aangehechte landschappen worden
aangestipt, terwijl andere integendeel van de lijst te schrap-
pen zijn. Wat de rechterlijke instellingen aangaat, men klaagde
onder Karet, V, dat zijn procureur-generaal //Hollant ge-
//nouch na den stile van Vlaenderen wilde reguleeren ," terwijl
men colleges vond, die de bedenkelijke leer voorstonden dat
//alle de landen van den keyser herwerts over één e provincie"
uitmaakten. (Aart van der Goes , Register , 1528 en 1531,
en wat ik daaruit, in 1839, in de verhandeling over den hoo-
gen raad van Holland, Zeeland en "Westfriesland heb ontleend
(§ 1, Oorsprong).
//Alles wèl beschouwd en overwogen, meen ik, — van het ge-
wicht der zaak doordrongen, dat de eenheid van Nederland tegen-
over vreemde Staten , door middel van den bedoelden Historischen
Atlas
, in de algemeene overtuiging in Holland en België meer
en meer worde verlevendigd en versterkt, — aan mijne geëerde
medeleden te moeten voorstellen, de eischen niet te hoog op te
voeren. Is in hunne beschouwing, een andere leiddraad voor
schoolgebruik , boven de schets van Snellaert verkieslijk? Ik
zal het gaarne vernemen. Die geschiedenis der letterkunde, nevens
welke de Bibliotheek der Nederlandsche Geschiedschrijvers door
mr. S. de Wind goede diensten zou kunnen doen, is in eene zeer
ruime beteekenis genomen van algemeene verlichting en beschaving.
//Door een katholiek geschreven , getuigt het boek van groote
welwillendheid jegens Noord-Nederland, waar het geldt de her-
vorming
en den opstand tegen Spanje, de verhuizing van
duizende Vlamingen en Walen en de vestiging dier uitgeweke-
nen in Holland, of de pogingen, sedert 1568 aangewend om
Noord en Zuid vereenigd te houden of te hereenigen , (b. v. in
1632 en 1795). Willen wij nut stichten , zonder, op het voor-
beeld van het Nederlandsch woordenboek, gevaar te loopen al te
-ocr page 10-
8
zeer het geduld op de proef te stellen , zoo bezitten wij in den
arbeid van ons onvergetelijk medelid Sneli.aekï , dunkt mij ,
een legger, die ons zoo veel spoediger \'net doel kan doen treffen.
//Verlangen wij de innige verbroedering van België en Holland,
er is geene eenheid denkbaar zonder verdraagzaamheid, en deze
straalt in Snellaekt\'s geschrift op de loffelijkste wijs door.
Aan zijne hand kan het niet moeilijk vallen , in eenige kaarten
en synchronistische tabellen de hoofdpunten en trekken van ons
gemeenschappelijk staatswezen, van den Nederlandschen volks-
aard samen te vatten. Onze gemeenschappelijke vrijheden en
hare wakkere voorstanders, de handhavers der bezworen hand-
vesten , die advocaten , pensionarissen, burgemeesteren en sche-
penen , onze vroedschappen , gilden en ambachten waren te Gent
en te Brugge, te Brussel en te Antwerpen , te Middelburg en
te Dordrecht , te Haarlem en te Amsterdam , te Deventer en te
Groningen , te Kampen en te Nijmegen , te Leeuwarden en te
Sneek door denzelfden burgermoed bezield. Deze en andere
merkteekenen der Nederlandsche vrijheid, van geslacht tot geslacht
erfelijk, onder wier lommer de nijverheid en handel in de beide
afdeelingen voorheen, gelijk thans in de twee onafhankelijke
rijken, zoo ongemeen hebben gebloeid, in de verschillende tijd-
vakken van den Historischen Atlas uitgedrukt, kunnen , naar
mijne overtuiging, en geheel in den zin van onze taal- en let-
terkundige congressen, ontegenzeggelijk het hunne bijdragen , om
de Nederlandsche nationaliteit door vriend en vijand te doen
eeren , en zelfs door de mannen des gewelds in onze dagen te
doen ontzien. Ik waag het, deze beschouwingen aan het beter
oordeel mijner geachte medeleden te onderwerpen."
De heer prof. P. P. M. At.beudingk Thijm (van Leuven). //Mag
ik slechts deze opmerking maken, dat prof. Vueede bovenbedoeld
stuk minder heeft laten drukken , als een rapport, dat een gevolg
is geweest van onze samenkomst, dan wel als eene uiting zijner
meening.
De heer mr. J. Vuyi.steke en ik meenen , zoowel als
de schrijver van bedoeld stuk zelf, dat, hetgeen prof. Vkeede
-ocr page 11-
9
heeft medegedeeld , niet geheel en al nis volledig rapport moet
aangemerkt worden. "Vindt gij , mijnheer de voorzitter , hetnoo-
dig de toevoegselen die er nog aan ontbreken, om het volle-
dig te maken , aan te geven , dan zullen wij het doen. Wilt
gij het aan ons overlaten, om de zaak naar onzen zin stilzwij-
gend voort te zetten , dan is het ook wel. Ik weet niet of
prof. "Vueede in de vergadering is, anders zou het in de eerste
plaats wenschelijk zijn, dat hij zelf de verkregen uitkomst aan
de vergadering vollediger mededeelde."
De voorzitter, //[s het eene eindbeslissing?"
De lieer prof. Ai.berdingk Thijm. »Ja; het laatste wat be-
handeld werd, is een brief van den heer mr. Vuyi.steke ge-
schreven , half in zijn , half in mijn naam, aan prof. Vreedk.
Hij maakt daarin bekend, dat er eenige onderdeden bij te voe-
gen zouden zijn. Er wordt daarin onder anderen gesproken van
eene enkele kaart, die de kerkelijke verdeeling van de Neder-
landen in de middeleeuwen aangeeft; terwijl door den heer mr.
Vuyi.sïeke en mij is aangenomen, dat, daar de kerkelijke
verdeeling van grooten invloed op het staatkundig leven is ge-
weest , de atlas met nog twee andere kaarten van die soort,
verschillende tijdperken voorstellende, moest vermeerderd worden.
//Hierbij wil ik nog mededeelen , dat eene kaart van de kerkelijke
verdeeling zich bevindt in een werk, door mij geschreven en ge-
titeld: Kar el de Groote, waarin van de vroegere kerkelijke ver-
deeling blijkt en waaruit men tevens kan zien , dat die verdeeling
van grooten invloed moet zijn geweest op de provinciale verdee-
ling zoowel van Noord- als van Zuid-Nederland"
De heer mr. M. I1. Lantsheer. //Ik wensch te vragen:
welke is de conclusie van het rapport ? Ik zie wel een brief van
prof. Vreede , die thans aangevuld is met rnededeelingen van
prof. AiiBERDiNGK ïhijm , maar eene bepaalde conclusie wordt
aan ons niet voorgesteld."
-ocr page 12-
10
De heer prof. Alberdinok Thijm "De conclusie vindt
inen in den brief van prof. Vueede. Zij is deze: dat men voor
de samenstelling van dergelijken atlas niet beter kan doen, dan
tot grondslag te nemen liet werk van dr. Snei.laekt : Geschie-
denis der Nederlandsche letterkunde,
ten einde den teekenaar
der kaarten aan zekere banden te leggen en niet aan hem over
te laten, daarin zooveel of zoo weinig op te nemen, als hij
goedvindt. Prof. Vkeede is van het beginsel uitgegaan , —
waarbij wij ons hebben aangesloten , — dat men de uitvoering
mogelijk moest maken. Daarvoor is bekrimping noodig en moet
men zich bepalen tot enkele tijdperken, die door den heer mr.
Vuyi.steke in een brief zijn aangewezen. Omtrent die tijdperken
is tusschen ons nog niets vastgesteld , maar toch meen ik mede-
deeling te moeten doen van hetgeen de heer mr. Vuylsteke dien-
aangaande in bedoelden brief, als zijn gevoelen, heeft ontwikkeld.
Hij meent, dat de atlas aldus te verdeelen is: "1°. Het
llomeinsche en Frankische tijdvak. Het rijk van Kakel den
Giioote en daarmede samenhangend, in eene bijkaart, de ontbin-
ding van Kakei/s rijk. Lotharingen. Voiming der hertogdommen
en graafschappen , landen, gouwen , marken (zooveui mogelijk).
2°. Het tijdvak der groote volkswoelingen. Floris V. Ver-
bondeu. Eduakd III.
//3°. De Bourgondiërs. Opvolgentlijk: verbinding van al
de\' Nederlanden (omstandig aangetoond).
\'/4°. De tachtigjarige oorlog. Scheuring der Nederlanden.
(De verschillende phases van dien opstand omstandig aangetoond).
"5°. De veroveringen van Frankrijk in Zuid-Nederland, tot
en met de algeheele opslorping van Zuid- en Noord- in het
Fransche keizerrijk.
//6°. Het koningrijk der Nederlanden en de omwenteling
van 1830. (De kerkelijke toestand , in groote trekken, voor
ieder tijdvak aan te duiden).""
De voorzitter. //Ik geloof, dat wij niet den ten aanzien van
conclusiën van verslagen steeds gevolgden regel, moeten uit het
-ocr page 13-
t
11
oog verliezen. Die conclusiën behooren, na daarover gevoerd
debat, aanleiding te geven tot eene beslissing, en nu komt het
mij voor, dat de zaak, die ons thans bezig houdt, niet voldoende
is voorbereid en daaromtrent geene bepaalde conclusie is voor-
gedragen.
//Ik stel daarom aan de vergadering voor, deze zaak tot eene
volgende vergadering, of een volgend congres, als aanhangig
gebleven te beschouwen."
De heer prof. Vkeede. \'/Mijnheer de voorzitter, ik meen
dat de denkbeelden omtrent deze zaak, al zij liet dan ook in
een brief, en niet in den vorm van een eigenlijk rapport, vol-
doende ontwikkeld zijn, om nu eene beslissing te kunnen
nemen. De zaak schijnt mij van groot gewicht, en ik zou het
daarom betreuren , indien zij thans wierd verschoven; waardoor
wij voorloopig weder verstoken zouden zijn , van het tot stand
komen van een Historischen Atlas. Het is genoegzaam gebleken,
dat tusschen de twee andere leden der commissie, prof. Ai.bekdingk
ïhijm en de heer mr. Vuylsteke en mij , op essentiëele punten
geen verschil bestaat Met de gegeven wenken en met behulp van
de inderdaau voortreffelijke schets van Snet/laebt, zal het voor
een bekwaam man , die van het wenschelijke der zaak doordron-
gen is, niet zoo moeielijk vallen , eene populaire geschiedenis
door een zeker getal kaarten (mits niet te menigvuldig), aan-
schouwelijk voorgesteld, te bewerken. Daardoor zal weder een
nieuwe stap gedaan zijn , om den band tusschen Zuid- en Noord-
Nederland te versterken, en ik geloof ook dat de kinderen langs
dien weg, door het dagelijksch gebruik van zoodanig leerboek,
beter de overtuiging zullen krijgen, dat wij werkelijk, als van
ouds , bijna nog heden en onafscheidelijk zijn de landen van
herwaarts over, wanneer dat in een geografisch tafereel wordt
uitgedrukt. Wat wij verlangen, is , dunkt mij , geformuleerd in
dien brief.
//De redactie laat wellicht iets te wenschen over, maar er is
onder onze bekwame secretarissen niet een enkele , of\' hij zal, na
-ocr page 14-
-
12
al het aangevoerde, zeer gemakkelijk deze conclusie kunnen
improviseeren.
«Hel/ij mij dus vergund , eenvoudig voor te stellen : dat de
vergadering — ik weet niet in hoever er vroeger rede is geweest,
in den loop van het debat, tot het uitsclirijven van prijsvragen
of medailles , — dat nde vergadering besluite de noodzakelijk-
i/heid
, dat zoodanige alias tot stand home; dat daarbij de wensch
nworde geuit, dat tot leiddraad gebruik worde gemaakt van het
"boek van
SnetJjAEBT." Wordt eerlang die arbeid ondernomen,
en , tengevolge van onze aansporing en opwekking , de atlas door
eene kundige hand bewerkt, dan is het doel bereikt; wij heb-
ben nu slechts te kiezen tusschen dit uitzicht en een onbepaald
uitstel.
."
De vergadering besluit, zonder verdere beraadslaging, over-
eenkomstig het voorstel van den heer prof. Yreede.
(Overgedrukt uit do Handelingen van bovengenoemd oong