-ocr page 1-
y                  BR..I872.E.8.
-ocr page 2-
UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT
A06000033405261B
3340 5261
-ocr page 3-
%;Uf^2^
DE
Bloed-Bruiloft te Parijs.
LEERREDE
NAAK AANLEIDING VAN
Openbaring IS : S4a,
L. SCHOUTEN H**,
Herder en Leeraar te Hardertoijk.
Uitgesproken op Zondagmiddag\' 25 A.ug. 1872,
bij gelegenheid van den 300sten verjaardag
van de Parijssche Bloed-Bruiloft.
(Uitgegeven tot een weldadig doel.)
HABDhRWIJK ,
H. k. BERENDS,
18 72.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
DE
Bloed-Bruiloft te Parijs.
LEERREDE
NAAK AANLEIDING VAN
Openbaring 18 : Q4&,
DOOK
L. SCHOUTEN Hm,
Herder en Leeraar ie Harderwijk.
Uitgesproken op Zondagmiddag 25 A.ug. 1872,
bij gelegenheid van den 300ten verjaardag
van de Parijssche Bloed-Brüiloft.
(Uitgegeven tot een weldadig doel.)
HARDERWIJK,
II. A. BERENDS,
18 72.
-ocr page 6-
Bij \'t uitgeven dezer leerrede, mij dringend afgevraagd, heb
ik alleen dit weinige te zeggen, dat ik mij voor \'t historisch
gedeelte, dat over \'t lijden onzer geloofsgenooten in Frankrijk
handelt, behalve van grootere werken, óók heb bediend van „Jehova
Nissi," en van „de Standaard" N"
123 Zaturdag 24 Augus-
lus
1872, waaruit enkele zinsneden door mij zijn overgenomen.
Moge de lezing dezer leerrede, onder des Heeren zegen, nog
eenige vrucht dragen voor \'t waarachtig Protestantisme, en bovenal
strekken tot verheerlijking van dien God, rondom Wiens troon,
óók voor Zijn kinderen, zoo menigmaal wolken en donkerheid zijn l
Harderwijk, 27 Aug. 1872.                             L. S. Hzn.
-ocr page 7-
voorgezongen: Avoncizang : 1, C.
vooegelezen: Openb. 18, 19.
gezongen: Psalm 65 : 1, 2.
Gezang 171 : 3, 4.
Psalm 105 : 4.
Psalm 94 : 11.
-ocr page 8-
Zeer waarde Hoorders!
\'t Is voor \'t verslagen en ootmoedig zondaarshart eene
onuitsprekelijk groote vertroosting, een waarachtige
balsem, dat Gods dierbaar Woord, van \'t begin tot
\'t einde, overvloeit van verklaringen en betuigingen,
dat de Heere God een genadig en vergevend God
is. En wij behoeven deze waarheid slechts even aan te
roeren, om aanstonds den Bijbel-kundige onder u eene
reeks van getuigenissen te binnen te brengen, of voor
den geest te roepen, waardoor zij krachtig wordt ge-
staafd. En wordt zij gestaafd door een legio gezegden
in de H. Schrift, die èn van Godswege, èn door God
zelven zijn gedaan, — hoe allerkrachtigst wordt
die vertroostende waarheid dat God een genadig en
vergevend God is, niet gehandhaafd door \'t bloedig
offer van Gods eigen Zoon op Golgotha! Ja, wie begun-
stigd met zooveel roerende nïts prak en aangaande Gods
ontfermende gezindheid jegens berouwhebbende zondaren,
nogthans nog zou kunnen aarzelen om aan die uit-
spraken geloof te hechten, en nog twijfelend zou kunnen
vragen: (/maar zou de Heere waarlijk mijne zonden
willen vergeven, mijne schuld, zoo ontzaggelijk groot,
willen uitwisschen? o! waar hij gewezen wordt op
\'t geen die God gedaan heeft, toen Hij Zijn éénigen,
Zijn geliefden Zoon ter kruis straf overgaf, daar zou
alle verdere twijfel, alle verder ongeloof, niet alleen
groote zonde zijn, maar verfoeijelijke beleediging
van den God der waarheid. Zalig nogthans eerst in
waarheid die mensch, die zondaar, die niet alleen geen
verstandigen twijfel koestert aan die heerlijke waar-
heid, maar die van haar ook in zijne ziele de overtuiging
-ocr page 9-
fi
mag omdragen, en \'t weten mag op goede gronden dat
de Heere ook zijne zonden vergeven, ook zijne schuld
uitgedelgd heeft, ook hem een genadig en vergevend
God is! Die mensch zal clan ook met de zaligste blijd-
schap, en in dankbaarheid des harten, de taal van Micha
tot de zijne maken: //Wie is een God gelijk Gij, Die
de. ongeregtigheid vergeeft, en de overtreding van het
overblijfsel Zijner erfenis voorbij gaat? Hij houdt Zijnen
toorn niet in eeuwigheid: want Hij heeft lust aan
goedertierenheid." Micha 7 : IS. Maar de Heere God
doet nog meer dan vergeven! En ook d i t wordt als
eene waarheid van de dierbaarste vertroosting door Zijn
volk ondervonden. Hij gedenkt ook niet meer aan
hunne zonden! Want zóó spreekt Hij zelf bij Jesaja:
«Ik, Ik ben het, die uwe overtredingen uitdelg om
Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet."
Jes. 43 : 25. Wie kan de diepte van ontferming
peilen, die daarin ligt opgesloten? O! dat een zwaar
beleedigd en gehoond God zóó nederbuigend genadig
kan zijn, dat Hij niet alleen onze zonden vergeven,
maar ook vergeten wil, wij zouden \'t niet gelooven
kunnen, als Zijn heilig en onfeilbaar Woord zulks niet
verklaarde, als de ondervinding van allen, die Hem
als Vader in Christus mogen kennen, daarop niet \'t
zegel drukte.
Maar dan kan \'t ook niet anders of zij, die met die
ondervinding zijn begenadigd, en die alzoo hebben mogen
leeren smaken dat de Heere zeer barmhartig is en een
ontfermer, zullen ook van hunne zijde jegen hunne
schuldenaren barmhartig zijn. Wien ;,veel vergeven
is, die heeft ook veel lief." Luc. 7 : 47. En ten
eenenmale is \'t in strijd met waarachtige genadebe-
vinding dat de mensch, die \'t betuigen mag: God heeft
mij vergeven, en Hij gedenkt mijner zonden niet! niet
alleen niet zou kwijtschelden wat zijn naaste
hem misdeed, maar ook niet zou willen vergeten
wat leeds hem door zijn medemensen is aangedaan.
Mogen anderen, die nieenen barmhartig te zijn, de
taal voeren: ,/Vergeven wil ik \'t wel, maar vergeten
niet", — niet alzoo, niet alzoo de mensch wiens
-ocr page 10-
7
zonden waarlijk door den hoogen God zijn vergeven
en vergeten! Maar i s dit zoo, en hebbe een iegelijk
die \'t belijdt een kind Gods te zijn, ook daaraan zich te be-
proeven, of hij niet alleen van harte gezind is zijnen
naaste te vergeven, en zijn schuld te vergeten, maar
óók of die gezindheid door hem in beoefening wordt
gebragt, — eene andere vraag is \'t, of de Christen
ook geroepen is den sluijer der vergetelheid te wer-
pen over die misdaden en gruwelen, die aan \'s Heeren
kerk, in vroegere eeuwen, door hare bitterste vijan-
den zijn gepleegd. Eene andere vraag is\'t, of de
Christen, gelijk hij wordt geroepen om lijden, dat hem
personeel is aangedaan, te vergeten, zóó ook moet
en mag vergeten \'t lijden aan zijne medemenschen,
aan zijne geloofsgenooten aangedaan door eene God
en hun vijandige wereld. En dan aarzelen wij geen
enkel oogenblik om \'t als onze besliste en op Gods
Woord gegrondde meening uit te spreken, dat zulk een
vergeten geensints mag plaats hebben, al zijn er ook
eeuwen over dat lijden heengegaan. De vervolgingen,
de smarten, de doodsbenauwdheden, de folteringen waar-
onder duizende bloed-getuigen, om der waarheid wille,
gezucht, geweend hebben, — de martelingen, die hun
den dood hebben aangedaan, — de helsche vijandschap
die hen als schapen ter slagtbank heeft gevoerd, mogen
niet worden vergeten, maar moeten in blijvende
gedachtenis worden gehouden, of wij zouden ons schuldig
maken aan jammerlijke en zondige verzaking vanden
duren pligt der liefde, die wij hun moeten bewijzen,
en aan \'t bewaren van de geheugenis van hun lijden en
strijden. Daarom willen wij dan ook, zonder dat eenig-
sints ons doel is om uwe hartstogten gaande te maken
tot vijandschap jegens onze Roomsche medemenschen,
dit uur onzer zamenkomst wijden aan de herinnering van
\'t geen gisteren vóór 300 jaren, en op de volgende
dagen, in Frankrijks hoofdstad, en elders in dat land,
geschied is aan tienduizendtallen onzer Hervormde ge-
loofsgenooten. Smeeken wij vooraf dat de Heere die
herdenking om Zijns Naams en Zijns Zoons wille believe
te zegenen.
-ocr page 11-
s
GEBED,
TEKST: Openbaring 18 : 24a.
;/En in dezelve is gevonden het bloed der
profeten en der heiligen."
Toen de geliefde jonger des Heeren Jezus deze woorden
op zijn eenzaam Patmos te boek stelde, was \'t woord des
Heeren reeds in vervulling begonnen te treden: ;/alsdan
zullen zij u overleveren in verdrukking, en zullen u
dooden, en gij zult gehaat worden van alle volken, om
Mijns Naams wil." Matth. 24 : 9; en wat Hij elders
zegt: „indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u
vervolgen." Joh. 15 : 20. Johannes zelf strekte mede
daarvan ten bewijze, want \'t was om den wille des
Evangeliums, om den wille van den Naam des
Heeren Jezus, dat Rome\'s keizer Domitianus hem in
ballingschap naar Patmos had gezonden. Was des Heilands
gemeente in den eersten tijd van haar bestaan alleen
door de Joden vervolgd geworden, — sedert \'t den
Romeinen was gebleken dat de Christenen geensints
eene secte der Joden uitmaakten, wier godsdienst zij
duldden, maar eene bijzondere leer en godsdienst aan-
kleefden, die door de Joden werd verfoeid en vervolgd,
was ook van den kant der Romeinen de vijandschap
losgebarsten tegen Christus kudde. En overbekend is \'t
hoe de gemeente te Rome op \'t allerbarbaarst en bloedigst
reeds had geleden onder de regeering van den gruwelijken
Nero. Doch hoe nameloos wreed ook die Nero tegen
de Christenen woedde, \'t was nog slechts een beginsel
der smarten. Wel hadden zij onder de kortstondige
regeering van de vijf volgende keizers betrekkelijk rust,
maar toen ook brak, onder genoemden Domitianus, de
tweede reeks van gruwelijke vervolgingen los, om
door latere, voornamelijk onder Marcus Aurelius Anto-
ninus, Septimius Severus, Decius en Diocletianus, nu
eens met minder, dan met meer tijgerachtige wreedheid,
-ocr page 12-
o
te worden opgevolgd. En toen nu Johannes op \'t eiland
zijner ballingschap verkeerde, behaagde \'t den Heiland
om hem, onder meer gezigten en openbaringen, ook \'t
toekomstig strijden en lijden te vertoonen, waartoe de
kerk zou worden geroepen met name onder die keizers,
die wij u daar opnoemden. Ja, zij zou \'t zwaar en
bang hebben, de Christus-gemeente, als de magt der
helle, vertegenwoordigd door \'t heidensch Rome, haar
met al \'t vuur en den hartstogt der bitterste vijandschap
zou gaan bekampen, om, ware \'t mogelijk, haar te ver-
delgen van den aardbodem. Maar Hij, die gezeten
is aan Zijns Vaders regterhand, en \'t wereld-roer in
handen heeft, had \'t troostrijk woord gesproken: //de
poorten der hel zullen Mijne gemeente niet overweldigen."
En \'t woord van den kerkvader Tertullianus werd ver-
vuld: ,/het bloed der martelaren is \'t zaad der kerke."
Al dat woeden en blazen van dreiging en moord, al dat
stormen zou den boom des Christendoms slechts te
dieper en te vaster in de aarde doen wortelen. En
op \'s Heeren tijd zouden Zijne vijanden ook Zijn geduchte
wraak ondervinden. Ook dit laatste werd aan Johannes
in gezigten vertoond. Dat trotsche, dat overmoedige,
dat misdadige en schuldige Rome zou vallen, en haar
val zou groot zijn! Die val van \'t heidensch Rome,
dat in \'t Openbaringsboek onder den naam van \'t ,/groote
Baby Ion" voorkomt, zoo mede onder dien van ,/de
groote hoer, die daar zit op vele wateren", Openb. 17 :.1,
en van de „vrouw", die op //zeven bergen zit," —
Openb. 17 : 9, die val, zeg ik, werd mede zeer uit-
voerig aan Johannes vertoond, en door hem in ons
tekstkapittel beschreven. En lezen wij nu in onzen tekst,
z/en in dezelve is gevonden het bloed der profeten en
der heiligen" dan hebben wij daarbij aan \'t heidensch
Rome te denken, als binnen welke, en van waar
uit, \'t geheele Romeinsche rijk door, de allergruwzaamste
vervolgingen tegen \'t Christendom zouden woeden, en
ook gewoed hebben, maar dat ook, voornamelijk tot
straf daarvoor, door den Heere op \'t allergeduchtst zou
worden geoordeeld.
Doch wij mogen, hoe hoogst belangrijk zulks ook zou
-ocr page 13-
10
zijn, niet verder in deze doordringen. De tijd roept
ons om over te gaan tot zulk een gebruik maken van
onzen tekst, als ik mij voor deze ure heb voorgesteld.
Welaan, zien wij dan:
I. hoe ons tekstwoord ook op Parijs in \'t bijzonder,
gelijk ook op Frankrijk in \'t algemeen, van toe-
passing is.
II. waarvan \'t vergoten bloed van onze vroegere Pro-
testantsche geloofsgenooten getuigt, en
III. waartoe dat bloed ons roept.
I. //In dezelve is gevonden het bloed der profeten en
der heiligen." Wèl zijn deze woorden met name van
\'theidensch Rome gesproken en geschreven, maar met
\'t volste regt kunnen zij ook worden toegepast helaas!
op eene ontelbare menigte van steden en plaatsen en
landen, wier bodem mede doorweekt is geworden van
\'t bloed der martelaren, die om \'t getuigenis van den
Heere Jezus den jammerlijksten dood hebben ondergaan.
Een letterlijk onafzienbaar veld zouden wij hier ter
beschouwing kunnen intreden. En die beschouwing zou
des te droeviger zijn, omdat wij van geen heidensch
Rome meer zouden kunnen gewagen, maar omdat wij
zouden zien dat \'t heirleger van de allerbloedigste ver-
volgingen, waarvan de geschiedenis der kerk sedert de
opkomst van \'t Pausdom melding maakt, uitgegaan is
van die kerk, die zich den titel van //alleen zaligmakende,"
of ook wel //heilige Apostolisch Roomsch-Katholieke kerk"
aanmatigt. Deze toch heeft, al de eeuwen van hare ramp-
zalige heerschappij door, op de allergruwelijkste wijze
gewoed tegen allen, in alle landen waar haar magt
vertakkingen had, en waar de regeerders met haar hoe-
reerden, tegen allen die \'t durfden wagen hare gemeen-
schap te verlaten, om alleen naar \'t reine licht des
Evangeliums te wandelen, en God te dienen naar de
uitspraken van Zijn heilig Woord, dat door Rome daad-
werkelijk van kracht beroofd en verworpen was, en voor
menschelijke inzettingen en leeringen had moeten
zwichten. Maar Gel. wij mogen ons op dat onafzienbaar
veld niet begeven. Ook ons dierbaar vaderland, gelijk
-ocr page 14-
11
Engeland, Schotland, Ierland, Spanje, Italië, de valleijen
der Waldenzen, die gerookt hebben van \'t bloed van
honderd duizend e martelaren om Christus wil, moeten
wij ditmaal laten rusten. Slechts op P a r ij s, slechts op
Frankrijk hebben wij ditmaal\'t oog te vestigen. Daartoe
toch roept ons deze dag, ot liever, daartoe roepen ons
de dagen van gisteren, heden, en de eerstvolgende,
\'t Zijn toch de dagen die ons den zoogenaamden, en
teregt zoogenaamden Parijsschen bloed-bruiloft voorden
geest roepen. En gisteren, den 24en Augustus, den dag
die in de R. Kerk gewijd is aan den H. Bartholomeus,
is \'t juist 300 jaren geleden, dat dat vreeselijk en hemel-
tergend bloed-bad in Parijs is aangerigt, dat vervolgens
zich ook verder, in schier alle steden en vlekken en
dorpen van Frankrijk heeft uitgebreid, en waardoor min-
stens 50,000, zegge vijftig duizend Protestanten, in
koelen bloede, en met satanische wreedheid, door hunne
Roomsche medeburgers — want mede-Christenen kunnen
wij ze niet noemen — binnen enkele dagen zijn om
\'t leven gebragt! Laat mij u, in groote trekken, die
allerjammerlijkste geschiedenis voor den geest roepen, en
gij zult \'t zien hoe ons tekstwoord ook in Parijs, in
Frankrijk, is vervuld geworden, toen ook is vervuld
geworden. Want van \'t gruwzaam lijden onzer geloofs-
genooten in de jaren van later dagteekening, onder de
regeering van de goddelooze koningen Lodewijk XIV en
Lodewijk XV spreken wij niet.
Reeds zeer vroeg maakte, onder den Goddelijken zegen,
de Kerkhervorming ook in Frankrijk grooten opgang en
vordering, en veel gemeenten werden aldaar gesticht voor-
namelijk door leerlingen van den grooten kerkhervormer
Calvijn, en van zijn ambtgenoot Theodorus Beza. Maar
even spoedig werden de Hugenooten, zooals men in
Frankrijk de Protestanten noemde, geweldig vervolgd.
Maar dit belette niet dat zeer velen, waaronder een
tal van aanzienlijken en edelen, overtuigd van de dwaal-
leer der R. Kerk, en van de waarheid der Hervormde
leer, de zaak der Hervorming omhelsden. Daardoor ont-
stonden in de hoogste kringen twee partijen, waarvan de
eene, onder leiding der hertogen van Guise, de Roomsche
-ocr page 15-
12
kerk-leer met alle magt voorstond; terwijl de andere,
met de Bourbons, den Prins van Conclé, en den admi-
raal Gaspard de Coligny aan \'t hoofd, manmoedig streed
voor de zaak der Hervormden. Na vreeselijke burger-
oorlogen, hieruit ontstaan, werd eindelijk, in 1570, de
vrede te St. Germain gesloten, en aan de Protestanten
vrijheid van godsdienst toegestaan door geheel Frankrijk,
uitgezonderd te Parijs, en in nog vier andere steden.
O! wat zullen onze zwaar vervolgde geloofsgenooten
den Heere God vurig voor die uitkomst hebben gedankt!
Maar slechts van korten duur zou hunne vreugde zijn!
In \'t //hemeltergend helsch Parijs" zoo als een groot en
geloovig dichter die wereldstad noemt, bad de satan,
die van den beginne af aan altijd tegen Gods volk ge-
bruld heeft, zijn troon, zijn vuige dienaren. En de
gruwelijkste van die allen, de snoodste dier handlan-
gers, was eene vrouw, eene vrouw, wier naam wij niet
anders dan met afgrijzen kunnen noemen. \'t Was
Catharina de Medicis, de moeder van den toenmali-
gen zwakken en ligtzinnigen jeugdigen koning Karel IX,
een tweede Izcbel! Zij smeedde \'t waarlijk helsche plan
om al de Hugenooten in Frankrijk uit te roeien, en wik-
kelde daartoe haar zoon geheel en al in haar garen. En,
om te beter in haar misdadig opzet te slagen, had zij er,
onder den huichelachtigen schijn van welwillendheid en
vriendschap jegens hen, voor gezorgd, dat schier alle
edelen en voornaamsten onder de Protestanten ten hove
werden uitgenoodigd, bij gelegenheid dat haar dochter
Margaretha in \'t huwelijk zou treden met Hendrik van
Navarre, den lateren koning Hendrik IV. Daarin had
zij gehandeld naar den raad van den gruwelijken Al va,
die bij de 19,000 onzer voorvaderen als schapen ter slagt-
bank heeft doen voeren. En toen die list haar was ge-
lukt, en de aanzienlijkste Hugenooten te Parijs waren
vereenigd, werd dan ook \'t huwelijk harer dochter den
18en Aug. 1572 voltrokken, en door schitterende feesten
opgevolgd. Zoo naderde de nacht van 23 op 24 Augustus,
die zwarte en afgrijselijke nacht die door \'t helsche moord -
gespan was vastgesteld om daarin met den moord der
Protestanten aan te vangen! Onze geloofsgenooten, geen
-ocr page 16-
L3
kwaad meer vermoedend, omdat zij door \'t hof zoo vrien-
delijk waren ontvangen, en meenden dat \'t gesloten
huwelijk tusschen hun Protestantschen vorst en eene
Roomsche prinses een onderpand was van een duurzamen
vrede, hadden zich ter ruste beoeven. Helaas! welk
een ontwaken zou op die rust volgen. Te middernacht
aarzelt nog koning Karel om gevolg te geven aan \'t dui-
velsch beraamde plan. Er is nog een flaauwe stem, die
binnen in hem tegen \'t voorgenomen bloedbad getuigt.
Maar \'t was dan ook slechts eene flaauwe stem. Want
zoodra bemerkt zijne ontaardde en goddelooze moeder die
aarzeling niet, of zij weet die stem bij haren zoon te
smoren. En nu is dan ook \'t droevig lot van duizende
door haar gehaatte Protestanten beslist! De bloedklok
eener kerk nabij \'t koninklijk paleis gelegen begint te
kleppen. Dat teeken wordt door al de torens der groote
stad, van \'t groote Parijssche Babylon, die hoer met schar-
laken bekleed, opgevolgd. Hevig verschrikt springen de
meeste Protestanten op van hunne legersteden, niet wetende
wat dat middernachtelijk klokgeklep te beduiden heeft. Zij
zien de straten door den rooden gloed van toortsen ver-
licht. Zij hooren hoe gewapende benden optrekken onder
den kreet: sla dood! sla dood! leve de Guisen! Dood
aan de Hugenooten!" Schrik en ontzetting maken
zich van hen meester. Zij zien \'t, maar te laat, dat zij
gevallen zijn in den strik, die men hun heeft gespan-
nen. Menigten verlaten hunne huizen, en zoeken zich
door de vlugt te redden. Maar alle uitgangen van de
stad zijn bezet, alle straten door ijzeren ketenen afgesloten!
Reeds is de vrome admiraal de Coligny, met de meesten
zijner huisgenooten, gevallen voor \'t moordend staal. Nu
doortrekken troepen van beulen, ziedende van moord-
lust, en met ontblootte zwaarden, door de stad. Alle
vlugtenden, zonder onderscheid van rang, ouderdom en
geslacht, worden medoogenloos ter neer geveld, zelfs
op de daken achterhaald, en neergesmakt op de straten.
Niemand volstrekt wordt door de bloedhonden ontzien,
en \'t bloed van tallooze onnoozele kinderkens stroomt,
evenzeer als \'t bloed van hunne moeders, en van stok-
oude grijsaards, door de straten. Ja, zóó verwoed is de
-ocr page 17-
14
vijandschap van Rome\'s handlangers, dat zelfs Pro-
testantsche kinderen door kinderen worden vermoord.
En dat moorden, dat bloedvergieten duurt alleen in Parijs
acht dagen lang, en van daaruit door geheel Frankrijk
zes weken lang? De rivier de Seine, die midden door
Parijs loopt, wordt rood geverwd van \'t bloed, dat uit
de straten met geheele beeken naar haar heen vloeit,
\'t Is \'t bloed van ongeveer 0000 martelaren! Wie beeft,
wie siddert niet als hij gedenkt aan al die namelooze
angsten, folteringen, wanhoopskreeten, die de lucht deden
weergalmen? Wie ijst niet als hij aan die slachting ge-
denkt, waarmede die nacht van St. Bartholomeus werd
ingewijd, waarmede de gevierde bruiloft, die bloed-brui-
loft! werd besloten? Ja waarlijk, toen was ook in Parijs
\'t woord van onzen tekst waar: ,/in dezelve werd gevon-
den het bloed der profeten en der heiligen." God weet
hoe veel Zijner lieve kinderen in Christus onder al die
vermoorden werden gevonden! En wat van Parijs geldt,
dat geldt ook van geheel Frankrijk. Want naar eene
matige berekening zijn toen, gelijk wij reeds zeiden,
0 0,000 onzer Protestantsche geloofsgenooten op de jam-
merlijkste wijze omgebragt! En dat binnen enkele
weken! Ontzettende, afschuwelijke zaak, die in ijsselijk-
heid haar weerga niet heeft in de geschiedenis, en die
de vroegere vijandschap van \'t heidensche Rome jegens
Christus gemeente verre beneden zich laat. En toch
kon de toenmalige Paus, Gregorius XIII van blijdschap
over dat bloedbad de kanonnen van zijn kasteel doen lossen,
en in de St. Lodewijkskerk een „Te Deum" een ,/wij loven
U, o! God," aanheffen! Maar de Heere in den Hemel,
die God, die der bloedschulden gedenkt, heeft dien gruwel
aanschouwd en gehoord, en den moord, aan zoo
velen van Zijn volk gepleegd, als de God der wraken
gewroken!
II. In \'t tweede deel onzer rede zouden wij zien waar-
van \'t vergoten bloed van onze vroegere Pro-
testantsche geloofsgenooten getuigt.
Dat bloed getuigt van een gansche reeks van gruwe-
len, die van zulk een snood en aard zijn, dat letterlijk
-ocr page 18-
15
geen tong, hoe wèl bespraakt, geen pen, hoe wèl
versneden, die kan uitspreken of beschrijven, \'t Was
alsof de overste zelf der duivelen zijn satanischen geest
geheel en al had uitgestort in de harten van die Iioom-
sche beulen, die onze dierbare geloofsgenooten zoo aller-
wreedaardigst hebben vermoord. En wanneer wij de
beschrijving dier waarlijk helsche gruweldaden lezen,
zoo als ze zelfs door Roomsche schrijvers zijn geboekt,
dan worden we tot den uitroep gedrongen: heilig en
regtvaardig God in den Hemel, hoe hebt Gij dat alles
kunnen gedoogen! En als wij niet wisten dat er eens een
dag van wrake zal aanbreken, een dag van regtvaar-
dige vergelding, waarop met „vlammend vuur" zal
wrake worden gedaan over alle werkers der ongeregtig-
heid, waarlijk M. H. \'t zou bezwaarlijk zijn nog te
blijven vasthouden aan \'t geloof dat een regtvaardig en
heilig God regeert. Want de St. Bartholomeus-nacht is
de zwartste van alle nachten, na dien nacht waarin
Judas uitging tot verraad van den Zaligmaker, die ooit
over \'t aardrijk haar somber floers hebben getrokken.
En geen zondag is ooit aan den hemel aangebroken,
zoolang de zon en de maan aan \'t firmament hebben ge-
schenen, als die ij ss el ijk e en afgrijselijke zondag van
24 Augustus 1572. Neen! wij mogen dien nacht, dien
dag, die dagen niet vergeten, al zijn er nu reeds drie
eeuwen over dat tijgeren-werk — wat zeg ik? —
over dien oneindig beestachtiger dan tijgeren-bloed-
dorst voorbijgegaan. Want als vergetelheid, of ook
maar als eenige flaauwere voorstelling dier eeuwig
gevloekte gruwelen bij ons mogelijk ware, waarlijk,
wij zouden \'t waardig zijn dat ook tegen ons de zielen
van zooveel Gods-getuigen van onder \'t altaar om wraak
riepen naar den hoogen Hemel. Wee den Protestant
die hier laauw en flaauw kan wezen! Wee den Pro-
testant, wiens hart niet trilt en klopt, wiens bloed
niet in zijn aderen bruischt, bij \'t gedenken aan al
dat kostelijk bloed dat door de straten van \'t I\'ransche
Babylon heelt gevloeid. Wee, nog eens, den Protestant,
die \'t met drooge oogen kan lezen of aanhooren wat
afgrijselijkheden met al dat moorden zijn gepaard
-ocr page 19-
16
gegaan. Want zijne gedachtenis verdient uitgedelgd
te worden uit de rollen van \'t Protestantisme, ja, uit
de rollen van de menscheid zelve. Wat ook met
den mantel der liefde moge bedekt worden, en moet
bedekt worden, — waarvoor ook de sluijer der ver-
getelheid moge gespreid worden, en moet gespreid
worden, nooit, nooit in der eeuwigheid mag dat wor-
den gedaan waar er sprake is van dat nameloos lijden
aan zoo nameloos velen van onze geloofsgenooten aan-
gedaan. M ij aangaande, ik zou vreezen dat hunne bleeke
en bloedige schimmen mij des nachts zouden komen ver-
schrikken, wanneer ik hun lijden kon vergeten, kon mis-
kennen! Want hun bloed getuigt van meer nog dan
gewone moordlust, die zich aan hen gekoeld heeft;
neen, niet gekoeld, want die moordlust werd na
ieder slagt-offer, dat hij velde, in plaats van gekoeld,
hoe langer zoo meer aangehitst, hoe langer zoo meer
aangeblazen, door den Beël-zebul, die in de moorde-
naren was gevaren. Hoe meer bloed zij zagen stroomen,
hoe meer zij naar bloed werden belust. Onze arme
geloofsgenooten, die met twee, drie steken van een helle-
baard of van een ponjaard werden doorstoken, en wier
doodstrijd met een enkelen raauwen gil was geëindigd,
waren nog gelukkig te noemen in vergelijking met
zooveel anderen, wien hun beulen een langen dood-
strijd aandeden, om zich des te langer in hunne fol-
terende smarten en angsten te kunnen verlustigen. Want
hoe ging \'t veelvuldig toe in die 400 huizen van Pro-
testanten, die toen, alleen in Parijs, zijn geplunderd
en uitgemoord? Man en vrouw werden, onder dolzinnig
geschreeuw en helsch gevloek, opgejaagd van hun bed,
geheel naakt uitgeschud, en, terwijl zij hun kinderen
voor hun oogen zagen doorstoken worden, ook zei ven
met \'t moordend staal door \'t lijf gestoken. Zoo werden
ze, half dood, terwijl \'t bloed met stroomen uit hunne
wonden gudste, uit \'t venster gesmeten, of van de trap-
pen afgeworpen. Dan greep men ze bij de haren, sleepte
ze door \'t slijk, trapte ze in \'t aangezigt, om ze eindelijk
wanneer ze dan nog teekenen van leven gaven, maar
ze niet meer door steunen en kermen hunne moordenaars
-ocr page 20-
17
konden verlustigen, met een kolfslag of met een dolk
af te maken. Ja, zóó ver ging de duivelsche, de erger
nog dan duivelsche boosheid, dat men menige maagd,
nog bij het reutelen van den doodsnik, op de beestach-
tigste wijze onteerde. Aan andere slagtoöers werden eerst
handen, voeten, neuzen, ooren en verdere ligchaams-
deelen afgesneden, eer men hun den doodsteek gaf.
Grijsaards werden de hersens tegen de steenen stnk ge-
slagen. Ja , de geschiedenis dier dagen vermeldt zelfs —■
en onze mond kan \'t bijna niet nazeggen — //men heeft
daar ook gezien een klein kind van omtrent twee jaren
dat, uitgedragen wordende van een van de moorders,
speelde uit onnoozelheid aan zijnen baard, hem troetelende
en lagchte hem wel vriendelijk aan, maar in plaats van
dat hij met dit onnoozel schaapke wel compassie had
behooren te krijgen, heeft deze barbarische en ver-
duivelde mensch dit kind met een ponjaard door den
buik gestoken en heeft het alzoo in de rivier gewor-
pen, dat het water te dier plaatse rood is geverwd
van het jonge bloed." Maar genoeg, genoeg, mijne
mede-Protestanten, om u te doen zien dat \'t kostelijk
bloed van zoo veel duizend vermoorde broeders en
zusters getuigt van meer dan tijgeren-wreedheid. Wij
willen niet verder gaan met de beschrijving van den
gruwelijksten gruwel der ongeregtigheid, wiens vloek
niet wordt uitgedelgd in der eeuwigheid, en reeds in
dit leven nog over zoo menigen moordenaar is ge
komen. Daarvan levert ook bewijs \'t vroege sterfbed
van Koning Karel zelven, die \'t bevel tot den moord
had gegeven, en die reeds binnen twee jaren na de
bloedbruiloft voor Gods rechterstoel werd gedaagd; daar
hij den 30en Mei 1574 stierf. Op zijn doodbed werd hij
belegerd door onbestemde en sombere schrikken. Hij
meende gekerm te hooren in de lucht. Des nachts
sprong hij uit den slaap met schrik op, en gilde \'t uit:
,/ik ben verloren, ik zie \'t wel!" Een geheel vreemde
ziekte, maar eene ziekte waarin de vergelden de hand
van den God der wraken zigtbaar was, had hem aan-
getast: het bloed stroomde hem uit alle poriën.
Getuigt alzoo, gelijk wij gezien hebben, het vergoten
-ocr page 21-
18
bloed van onze vroegere Protestantsche geloofsgenooten
van meer dan tijgeren-wreedheid, — \'t getuigt mede van
welk een helse hen oorsprong die leer der Roomsche
kerk is, die \'t voorschrijft dat men de ./ketters" moet
dooden. Thomas Aquinas, die onder \'t getal der Roomsche
heiligen is opgenomen, schrijft in zijn werk: //Summa
Theoiogiae" genoemd, dat ;/de ketters niet alleen door
den banvloek buiten de kerk, maar ook door den dood
buiten de wereld moeten worden gesloten." En met
dien zoogenaamden heilige stemmen zoo veel andere
Roomsche schrijvers in, stemt in de onafzienbare
reeks van moorden, die al de eeuwen door, op last der.
Roomsche inquisitie, hebben plaats gehad, en waardoor
ook op Rome\'s kerk, in de volste beteekenis des
woorcis, de naam van toepassing is, die in de Openbaring
aan \'t Heidensch Rome is gegeven: „het groote Baby-
Ion, de moeder der hoererijen en der gruwelen der
aarde." Openb. 17 : 5. Want ware de leer dier kerk
anders geweest, had Rome \'t heilig Woord van
God niet verworpen, om menschelijke inzettingen
daarvoor in de plaats te stellen, nimmer ware in
naam van de Godsdienst, en, — zóó durfde men in
stekeblindheid nog spreken, — ,/ter meerdere eere Gods"
die gruwel gepleegd geworden, waarvan ook de Parijssche
bloed-bruiloft getuigt op zoo allervreeselijkste wijze. En
dan spreken wij nog niet van zoo veel andere helsche
snoodheden, van verbreking van duur gezworen belof-
ten en eeden, van helsche veinzerij en huichelarij, als
bij die bloed-bruiloft in \'t spel zijn geweest, — beloften
en eeden, veinzerij en huichelarij op den bodem van
de plaats der verdoemenis uitgebroeid, en te kwader
ure door onze onergdenkende geloofsgenooten voor goede
munt aangenomen! Waarlijk, \'t bloed onzer mede-
Protestanten getuigt van zuike afgrijselijkheden hunner
vijanden, dat God in den Hemel alleen al de zwaarte
en zwartheid dier afgrijselijkheden heeft kunnen be-
rekenen, on in \'t gedenkboek Zijner alwetendheid heeft
kunnen schrijven, op de weegschaal van Zijn heilig ge-
rigt heeft kunnen leggen. O! wat zal die dag, die
groote dag, die dag der wraken aan "t licht brengen.
-ocr page 22-
19
Hoe zal ook dan nog \'t vergoten bloed van Gods gunst-
genooten getuigen tegen die moorders, die \'t hebben
doen stroomen, tegen die monnikenen prelaten,tegen
die zoogenaamde stedehouders van Christus, die door
plegtige ommegangen en missen, door \'t doen vervaar-
digen van gedenkpenningen en schilderijen, hunne
blijdschap hebben uitgedrukt over dien moord, aan de
arme Hugenooten gepleegd! Hoe zal ook dan nog hun
vergoten bloed getuigen tegen dien Koning en Zijn
wellustig hof, tegen die Isébel en de medegenooten
van haar hoerdom, tegen die Hertogen en Graven,
wier handen van onschuldig bloed hebben gerookt, en
die gestorven zijn in hunne zonden! Maar óók, hoe
zal dan in dien dag der dagen dat bloed getuigen vóór
zoo velen die ook, gelijk \'t godzalig eerste slagtoffer
van dien bangen nacht, de admiraal deColigny, bereid
waren voor den dood en de eeuwigheid, en met hem
konden zeggen tot hunne moordenaars: /, gij kunt mij \'t
leven niet ontnemen." Ja, \'t zal getuigen, gelijk \'t ge-
tuigd heeft, van hunne liefde tot de waarheid, van hun
afkeer van den leugen, van hun opregt geloof in den
Heiland, van hun getrouwheid aan Hem tot in den dood!
\'t Zal getuigen van \'t 1 ij d e n dat zij om den Naam des
Heeren hebben uitgestaan, van de folteringen, die
zij om Zijnent-wil hebben verduurd. En dan zal \'t ook
blijken dat ,/hun bloed, hun tranen en hun lijden dier-
baar zijn geweest in \'s Heeren oog." Ps. 72. En iedere
bloeddruppel zal dan schitteren als een kostelijke robijn
aan de eeuwige glorie-kroon van hun martelaars-schap.
III. Waartoe roept ons dat bloed van onze
vroegere Protestantsche geloofsgenooten, dat wij op dezen
dag herdenken? Beantwoorden wij deze vraag in de
laatste plaats.
Zou \'t ons roepen tot w r a a k o e f e n i n g jegens onze
Roomsche medeburgers, onder wie er zeker nog velen
worden gevonden die, evenzeer als menig Roomschgezinde
van vóór drie eeuwen, onder anderen ook priesters
zei ven van de R. kerk, den beschouwden moord groote-
lijks afkeuren? Dat niet, M. H., dat \'t minst van
-ocr page 23-
20
alles! Gode alleen komt de wrake toe, gelijk de
H. Schrift getuigt; en zal Hij \'t bloed onzer geloofsge-
nooten niet wreken aan hen, die er gansch onschuldig
aan zijn, veel minder mogen wij er aan denken om
aan een tegenwoordig geslacht betaald te zetten wat een
vroeger geslacht heeft misdreven. Alle wraak, alle
vijandschap tegen de Roomschen als zoodanig zij en blij ve
dus verre van een iegelijk onzer. En veeleer hebben
wij allen dit te bedenken, dat wij ook tegenover hen
de les van Gods Woord hebben te beoefenen: ,/hebt uwen
naaste lief als u zei ven." Maar ook dit moet ik u op
\'t gemoed drukken, en daartoe roept ons ook \'t vergoten
bloed van zooveel duizende geloofsgenooten: we est
tegenover Rome steeds op uwe hoede! waakt mede-
Protestanten, en bidt! Want de leer der Roomsche
kerk, ook aangaande de zoogenaamde ketters, is onver-
anderd dezelfde gebleven, neen, veeleer is in de laatste
jaren \'t getal harer dwaal-leeringen, met name in betrek-
king tot Maria en tot den Paus, nog vermeerderd.
En de wijd geopende klove tusschen Protestantisme en
Romanisme is daardoor nog wijder, nog onoverkomelijker
geworden. En waar de leer der It. kerk dezelfde is
gebleven, en die kerk, vertegenwoordigd door hare Pausen
en conciliën, nog no oit van schaamte heeft gebloosd
over \'t geen vroeger uit haar naam, en naar hare leer
is geschied; nog nooit de bloedbaden, onder de Prote-
stanten aangerigt, heeft veroordeeld; veel minder
aan \'t door haar verdrukte Protestantisme vergeving
voor hare euveldaden heeft gevraagd, — waar \'talzoo
niet aan verbetering en bekeering dier kerk ligt,
dat hare praktijken in de laatste honderd jaren niet
meer zoo bloedig zijn, daar mag ook van geen de
minste toenadering van onze zijde tot de R. kerk
sprake wezen. Want wij kunnen \'t u niet genoeg aan-
zeggen dat zij, als kerk, en vooral de Ultramonta-
nen en Jesuïten in haar midden, even vijandig is
tegen \'t Protestantisme, ah vóór drie eeuwen. Nog
evenzeer is \'t haar toeleg om onze Hervormde gods-
dienst van den aardbodem te verbannen, die door haar
gehaat wordt met een doodelijken haat. En als \'t haar
-ocr page 24-
21
mogelijk was, als zij de handen vrij had, zij zou er
niet voor terugschrikken, maar er nog evenzeer als
vroeger, een Gode-welbehagelijk werk in vinden, om
haar handen in \'t Geuzen-bloed te wasschen. Wat de
geest is die, óók in ons dierbaar Vaderland, Rome\'s
slaven bezielt, dat is in den laatsten tijd, dat is ook
nog op den le° April dezes jaars, op verscheidene plaat-
sen onzes Vaderlands gebleken. Roomsche schrijvers
durven opentlijk Prins Willem van Oranje en zijn
broeders in hun geschriften smadelijk door \'t slijk sleuren.
En de goddelooze overmoed van veel Roomschen is op
onderscheidene plaatsen onzes lands, waar zij de overhand
hebben, zoo groot geweest op genoemden len April, dat
zij den Protestanten \'t oranje van de borst hebben ge-
scheurd, hen hebben mishandeld, en opentlijk hebben
durven roepen, en dat in een Protestantsch land,
met een Protestantschen koning: „Oranje in de
goot!" Waar Rome\'s handlangers \'t kunnen, daar dringen
zij, door magt van geld, waarvan vooral de kassen der
Jesuïten overvloeijen, de Protestanten uit den weg,
om zoo van lieverlede wederom de overhand te verkrij-
gen, \'t „Verdeel en heersch" staat in hunne leuze,
en daarom zoeken zij, waar zij kunnen, verdeeling
onder \'t Protestantisme te weeg te brengen, om \'t zoo te
verzwakken, en te kunnen heerschen. Dat op onze
staatsscholen, in de gewone uren van onderwijs, de
dierbare Bijbel een verboden boek is geworden, en de
geschiedenis onzes Vaderlands moet worden voorgedragen
zonder dat \'t mag worden geleerd aan \'t Hervormde
kind dat ons Vaderland door de Hervorming groot
en vrij is geworden, en wat\'t dus aan die Hervorming
heeft te danken, ook dat is een vrucht van den allengs
grooter en grooter geworden invloed van Rome onder
ons. En terwijl nu uit andere landen de Jesuïten worden
v e rdrev e n uit welbegrepen en wijze staatkunde, vinden
diezelfde lieden met hun helsche zedeleer, en hunne listige
geslepenheid, in ons land vrijen toegang en inwoning.
En die Jesuïten vooral zijn \'t, die als een kanker zijn
te schuwen, en die tegenwoordig in de R. kerk de
bovendrijvende partij uitmaken, en alles in haar, van
-ocr page 25-
22
den Paus af, tot den minsten priester, en alle huisge-
zinnen zoeken te beheerschen.
Daarom, M. H. denkt, o! denkt aan \'t vergoten bloed
van zooveel duizenden. Dat bloed roept u toe, dat
bloed bezweert u: waakt tegen over Rome! Geen
naauwe verbindtenissen, geen huwelijken met hare aan-
klevers! Uwe geloofsgenooten, zoo veel \'t in uw
vermogen is, voorgestaan, al moet \'t u geldelijke opof-
feringen kosten. Dat leert niet alleen ons wél begrepen
eigenbelang, iraar dat leert ook de H. Schrift I die
\'t uitdrukkelijk zegt: //doet wel aan alle menschen, maar
voornamelijk aan de huisgenooten des geloofs."
Ziet met geen onverschillig oog Rome\'s toenemenden
wasdom in ons vaderland aan, maar ziet dien aan met
angst, want de tijden zijn voor ons vaderland waarlijk
angstverwekkend. En als \'t met Rome zóó voortgaat in
ons land als in de laatste jaren, God weet wat lot onzen
kinderen of kleinkinderen zal zijn beschoren! En juicht
\'t reeds over ons jammerlijk verscheurd Protestantisme,
o! hoeveel te meer moeten dan allen, die op den grond-
slag van \'t Hervomd geloof staan, al loopen over onder-
deelen in de leer hunne gevoelens min of meer uit een,
toch er naar staan om één te zijn in hun waken en
in hun strijden tegen de heillooze magt van \'t bijge-
loof, en van eene hiërarchie, die over alles, zelfs over
onze gewetens, heerschen wil.
Roept alzoo \'t vergoten bloed van onze geloofsgenooten
ons tot waakzaamheid tegen over Rome, \'t roept ons
niet minder tot beschaamdheid des aangezigts
en des harten, en tot schuldbelijdenis voorden
hoogen God. Ja M. H. dat doet \'t ook. Schaam-
rood moeten wij worden, wij moeten onze oogen niet
durven opheffen naar den Hemel, van wege onze jam-
merlijke verbastering, van wege onze laauwheid en
flaauwheid, van wege onze onverschoonlijke onver-
schilligheid en ondankbaarheid, waarmede wij de
hooge zegeningen van \'(.Protestantisme in de laatste tientallen
vanjaren hebben vergolden, en waardoor wij ze ook voor een
groot deel, en voor goed, gelijk er maar al te veel vrees
voor bestaat, hebben verloren. Want Rome heeft op haar
-ocr page 26-
2:5
standpunt gelijk, dat zij, door \'t weeren van Gods woord van
de scholen, en door \'t verminken van \'s lands historie,
\'t Protestantsche kind onbekend wil doen blijven met de
grootheid en de heldendaden der Hervorming, en met
den waren weg der behoudenis. Maar wij M. H. wij
Protestanten, wij hadden behooren te waken dat zulk
een schande nooit over \'t Protestantsche Nederland was
gekomen. Wij hadden \'t dierbaar kleinood, door onze
Vaderen ook voor stroomen bloeds en jaren lijdens ge-
kocht, moeten waardeeren, maar ach! ach! wij hebben
\'t niet gedaan, en de kroon onzes hoofds is afgevallen,
en ligt in \'t slijk. En benevens die groote zonde is
ook onze kerk voor \'t grootste deel in jammerlijk en
God-onteerend ongeloof verzonken, en de Hervormde,
de heerlijke Hervormde leer, bij de meesten onzer zoo-
genaamde geloofsgenooten onbekend of gehaat. Dat
alles, ja waarlijk, moet Rome krachtig in de hand wer-
ken. En dan doen nog zoovelen mede om op allerlei
wijze een afgod te maken van den onlangs gestorven
Thorbecke, aan wiens toedoen voornamelijk wij een on-
goddelijke schoolwet, en de toelating wederom van Bis-
schoppen, sedert 1853 hebben te danken. O! verre-
gaande verblindheid en zonde. Is dat geen hoonen
van \'t bloed onzer vermoorde geloofsgenooten? Moet dat
bloed ons niet in \'t aangezigt vliegen, en ons toeroepen;
ontrouwen! ontrouwen! die gij zijt, valt voor God
in \'t stof, en belijdt Hem uwe snoode zonden? Ja, daar-
toe roept ons dat bloed, geloofsgenooten. O! laat ons
dan ook naar die stemme luisteren! Laat ons dan ook
schaamrood onze schuld voor den hoogen God belij-
den, op dat de Heere zich wende van de hittigheid Zijns
toorns, die anders over ons, wanneer de mate Zijner
lankmoedigheid ten boorde vol is, zal losbarsten. Want
waar \'t licht, door Zijne genade opgegaan, niet wordt
op prijs gesteld, daar wordt \'t eindelijk, in Zijne regt-
matige verbolgenheid, door Hem weggenomen van
den kandelaar, en de schuldigen overgegeven aan
den geest der duisternis en der dwaling. Maar ook,
voegt dan bij die schuldbelijdenis, ja óók de bede om
vergeving in \'t albetalend offerbloed van den Heere
-ocr page 27-
24
Christus, maar tevens de bede om bekeering van die
flaauwheid, traagheid en onverschilligheid, die aan den
hart-ader van \'t Protestantisme knaagt, en ook in deze
gemeente helaas! zoo veelvuldig wordt gevonden. Heeren
en vrouwen zendt dan ook uwe dienstbaren, vaders en
moeders zendt dan ook uwe kinderen getrouw, niet
nu en dan, maar getrouw naar kerk en katechisatie.
Och! zijt geen oorzaken dat welligt eenmaal — God
verhoede \'t, maar \'t k a n zijn! — hun bloed op u w
hoofd neerkome, of dat zij op een andere wijze eene
prooi van Rome zouden worden. Leest ook getrouw,
en met de bede om \'t licht des H. Geestes, in uwe huis-
gezinnen den Bijbel* Komt ook getrouw, met lusten
liefde, tot Zijne voorhoven, waar nog zijn woordu mag
worden verkondigd, en wekt hen, die in dezen duren
pligt nalatig of traag en lusteloos zijn, op door uw woord
en voorbeeld! Doet niet mede met hen, die al spreken
zij ook schoone woorden, met de daad nogthans onze
Hervormde Kerk helpen afbreken. En de God der waar-
heid en der genade zij in erbarming met hen, met u,
met mij, met onze doodelijk kranke, maar toch nog
niet gestorven Hervormde kerk, de kerk van zoo veel
martelaren, bloed en tranen, om Zijns lieven Zoons, en
Zijns grooten Naams wille.
AMEN.