-ocr page 1-
-ocr page 2-
AlH
-ocr page 3-
GEDACHTEN
KMPIRICUS
U\\EK
-"
V        \'
NEDERLAND\'S ROEM
157a
E.N
NEDERLANDSCII FEESTVIERING
1873.
Stoomdruk v\\n J. VAN BOEKHOVEN — Utbecht.
-ocr page 4-
V
-ocr page 5-
GEDACHTEN
VAN
EMPIRICUS
OVER
NEDERLAND\'S ROEM
1573
EN
Stoomdruk van J. VAN BOEKHOVEN — Utrecht.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
Zeer terecht is de algemeene geestdrift in Nederland
ontstoken, nu het de herinnering geldt van een derde
eeuwfeest, en wel den dag, waarop de kluisters
verbroken zijn die Neerland\'s vrijheid en Oranje\'s
gezag knelden.
Ligt het niet in den aard van den Nederlander
om de herinnering aan groote en merkwaardige
gebeurtenissen door het oprichten van standbeelden
en het stichten van monumenten te vereenigen; —
hij gevoelt daarom niet minder de waarde der
vaderen trouw, der burgerdeugd en van den helden-
moed aan zijn geboortegrond en vooral aan zijne
vrijheid bewezen.
De dag van 1 April voor Oranje zoowel als voor
elk Nederlander een onvergetelijke gedenkdag, is
die, waarop de bond tusschen hen voor altijd be-
vestigd werd; — en dus geen wonder, dat beide
de handen inéénslaan, om op eene der natie waar-
dige wijze, dien dag te herdenken en te vieren.
Het denkbeeld algemeen toegejuicht is waardig
den algemeenen bijval, verdient eene ruime onder-
-ocr page 8-
4
steuning, en mag hoogst gelukkig genoemd worden
voor hen, wier lot tot heden niet bedacht was; —
het bijeenbrengen van een fonds tot ondersteuning
van oude en gebrekkige zeelieden, van verdienste-
lijke mannen, die door ouderdom verzwakt of door
lichaamsgebreken belet worden verder aan de actieve
dienst deel te nemen.
Het heeft den Koning behaagt daaraan H.D.
sympathie te hechten, en als blijk daarvan, dat
denkbeeld door eene ruime bijdrage te ondersteunen,
waardoor ieder Nederlander in staat gesteld wordt
van het zijne eene kleine gift te kunnen afzonderen,
om in navolging van Oranje\'s Vorst, het zijne bij
te dragen. Het «Concordia res parvse crescunt».
zij de leus der natie, om door algemeene giften
het trotsche denkbeeld des te schitterende te doen
uitblinken.
Is er nu eenmaal een fonds aanwezig, dan is
er éénheid van gevoelen noodig, om op eene waar-
dige wijze daarvan gebruik te maken ter bevestiging
van het edele doel. Om daaraan te voldoen bestaan
er twee wegen, op wier wegwijzers te lezen staat;
«.naar oude gewoonte toevluchtsoorden, dan wel
Hervorming».
Het woord «hervorming» is voor velen eene onbe-
duidende uitdrukking, welke dikwerf met een
-ocr page 9-
5
schouderophalen of glimlach op den achtergrond
geschoven wordt, als weinig meer beteekenende
dan eene verandering, doch zelden tot eene ver-
betering leidende. — Voor hun evenwel, wien dat
woord minder onaangenaam klinkt, en die daar-
mede niet den spot drijven, is het van groote be-
teekenis en van genoegzame waarde om tot een
grondig onderzoek der zaak te besluiten; — en geen
wonder, wanneer men slechts de waarheid wil
erkennen, dat in het «heelal» alles door hervor-
ming ontstaan, en evenzoo aan hervorming onder-
worpen is.
De wereld hervormt zich en in dezelve de maat-
schappij en de mensch: Het is de weg welke tot
verbetering leidt, zoo als dit in de natuur aan-
schouwelijk gesteld wordt; doch welke door den
mensch niet altijd bewandeld wordt, zoodat het
aan gebrek van hervorming-lust moet toegeschreven
worden, wanneer bij alle verbeteringen, waarin
kennis en wetenschap zulken krachtigen rol ver-
vuld hebben, de mensch niet naar evenredigheid
in beschaving en verbetering\' en in bedwang zijner
hartstochtelijke verkeerdheden is vooruitgegaan. —
Hij alléén staat stil, en wordt, zelfs in de omgeving
waarin hij vroeger een werkdadig deel nam, doch
welke door gestadige hervorming is vooruitgegaan
-ocr page 10-
6
«.vreemdeling» en eindelijk zonder het te willen noch
te weten, gaat hij achteruil.
Bij de beschouwing der toevluchtsoorden zoo in
Nederland als elders, moet men aannemen, dat
zonder twijfel de stichters dier inrichtingen met
het beste doel bezield waren, en dat ook in den
tijd hunner stichting, het algemeen nut en de
noodzakelijkheid, zoodanigen maatregel vorderden,
en het ook niet te loochenen valt, dat menigeen
door het weldadige dier inrichtingen voor den
bedelstand is bewaard gebleven.
Maar wanneer het getij verloopt, moeten de
baken verplaatst worden, en moet men nu de vraag
opperen, «kunnen zulke gestichten in de behoeften
voorzien der menschen in wier belang ze ingesteld
worden ?» De meerdere verkregen menschenkennis
heeft de overtuiging bevestigd, dat allen zonder
onderscheid aangeboren neigingen bezitten, waarvan
ze niet ligt afstand doen, en waaronder vooral be-
hooren gehechtheid aan den geboortegrond, — aan
het ouderlijk huisgezin, — aan de omgeving waarin
de kindsheid doorgebracht, — de jongelingschap
aangevangen — en de loopbaan ingetreden is —
waaraan, zonder dat geboorte, rang of stand daarin
eenig verschil teweeg brengen, herinneringen ver-
bonden en bijgebleven zijn, welk in eiken toestand,
-ocr page 11-
7
en in welke omstandigheden ook de man gebracht
wordt, nimmer vergeten worden; zij blijven als
één ster boven den gelief koosden plek schitteren,
waarnaar zij blijven uitzien, om ze éénmaal te
kunnen terugvinden.
Onverschillig of zij den oceaan bevaren, — aan
de gevaren van den oorlog ontkomen, — dan wel
in afgelegen gewesten hun geluk beproefd hebben,
hun ideaal is en blijft, eenmaal in de omgeving
terug te komen, waar zij dat alles genoten hebben.
In zijn «te huis» lossen alle wenschen zich op
even als zijne droomen , — hoe armoedig en onher-
bergzaam hij ze ook verlaten heeft, het denkbeeld
dat aan ellende een einde is, vervult ook zijn hoofd,
en welgemoed verbeidt hij het oogenblik, dat hij
van zijne vermoeienissen zijne doorgestane gevaren
herdenken mag in zijn «te huis».
Nu wenscht de maatschappij, in wier dienst hij
voor haar alles veil gehad en de grootste gevaren
getrotseerd heeft — ja, waarin hij zijne gezondheid
verloren heeft, dikwerf met gemis van een of meer
zijner ledematen, in zijnen toestand te voorzien;
hem eenen gelukkigen ouden dag te verzekeren,
en hem tevens te vrijwaren van de onteerende
verplichting om door aalmoezen in zijne dagelijksche
behoeften te moeten voorzien! Tot dat einde worden
-ocr page 12-
8
prachtvolle gebouwen tot een toevluchtsoord onder
eene schijnschoone benaming voor hun opgericht, —
waarin ruime slaapvertrekken — eetzalen — uit-
spanning-vertrekken met alle de aankleve van dien
voorhanden zijn; — onder het toezicht van direc-
teuren, kommandanten, opzieners, kamerdienaars,
enz., in één woord, waarin alles in de beste orde
en met zooveel comfort mogelijk ingericht is, zoo
dat er alleen slechts gewacht wordt op den aan-
staanden bewoner.
Deze verschijnt eindelijk, en vindt hij den aan-
vang alles even schoon en prachtig, het overtreft de
stoutste voorstelling, welke hij zich van zulk een
gesticht heeft kunnen vormen, — zijn bedstede
is goed voorzien — zijn kleeding is fraai, — zijn
voedsel zeer goed — zijn uitspanningsverblijf aller
aangenaamst — zijn sigaar of pijp tabak smaakt
overheerlijk, kortom — hij gevoelt zich bij den
aanvang van zijn verblijf aldaar allergelukkigst.
Hij vindt er kameraden met wien hij zijne ge-
dachten wisselen — zijne heldendaden verhalen
— zijn doorgestane gevaren mededeelen kan — en
in wier doorgaans gelijkluidende of soms afwij-
kende verhalen hij zich, en zij eveneens zich kunnen
verheugen. Maar nu vangt het onverbiddelijke
oogenblik aan, waaraan ieder mensch is onder-
-ocr page 13-
9
worpen, dat der gewoonte; — ook zij raken aan
alles gewoon en hunne illusiën nemen allengs af
en verdwijnen eindelijk. Geene nieuwigheden doen
zich meer aan hem voor, ook hunne medemakkers
worden door dezelfde kwaal aangetast, — de schoone
tint van het bestaande vangt aan langzaam te ver-
flauwen , — alles bekomt zijne natuurlijke uitdruk-
king terug — ja, weldra vertoont zich alles een-
vormig — ééntoonig — en vervelend.
De één deelt het den andere mede en een ieder
begint van zijn «te huis-» te spreken. — Nu wor-
den alle de bijna vergeten en gesmoorde herinne-
ringen weder wakker, — de verlangst naar het
«te huist> vindt weder ingang, — en het langer
verblijf in dat vermeende en hen als zoodanig
aangerekend wordende paradijs wordt een «heh.
Wanneer nu dienzelfden man aangeboden werd,
een sober bestaan in zijne vroegere omgeving te
kunnen genieten; — wanneer hij zich naar ver-
kiezing eene plaats tot zijn verblijf konde uitzoeken,
wanneer hij zich nog in den echt konde begeven;
—  zoude het dan te verwonderen zijn als door hem
het laatste verkozen werd?
Een treffend voorbeeld levert hiervan het bewijs;
—   te Greenwich bij Londen werd aan alle ver-
pleegden, man voor man, gevraagd, of zij ver-
-ocr page 14-
10
kozen in het gesticht te blijven, dan wel met
zekeren onderstand het te verlaten en alsdan in
hun eigen onderhoud te voorzien, waarop het laatste,
op drie zeer gebrekkige oude lieden na, verkozen werd.
Zouden de gepensioneerden van hoogeren rang
en stand niet hetzelfde antwoord geven, wanneer
hun een stad of dorp aangewezen werd om hun
pensioen te verteren; — of wanneer zij gedwongen
waren een der Koninklijke paleizen te moeten be-
wonen, gelijk de officieren in de Pruisische armee
de kazernen ?
Waarom dan die menschen niet een beter en
aangenamer bestaan verzekerd ? Mag dan die oude
sleur niet door hervorming veranderd worden?
Mag dan het betere niet de plaats innemen van
het afgesleten en verouderde? «Mag dan»? —
maar, hoe vele vragen zouden er nog niet in dien
zin te doen zijn, zoo er niet antwoorden te ver-
wachten waren, welke wellicht dezen of genen
zoude kunnen hinderen of beleedigen.
Het oude begrip van congregatien, kloosters, gast-
en godshuizen, enz. waaraan overgangen in de
doode hand verbonden zijn, moet verlaten en ver-
vangen worden, door dat van individueële zamen-
werking, individueële verdiensten en individueële
opbrengsten aan den staat.
-ocr page 15-
11
Wordt er nu besloten tot individueële uitkeering
aan belanghebbenden, dan is daaraan nog het voor-
deel verbonden, dat het eenmaal tot stand gebracht
fonds in zijn geheel blijft; — dat er geene uitgaven
voor den aankoop van gronden en de oprichting
van gebouwen gevorderd worden, evenmin als voor
noodzakelijke meubelen en verdere benoodigdheden,
— noch voor jaarlijksch onderhoud — noch voor
bezoldiging van directeuren, opzieners en bedienden,
noch voor afschrijving van hier en daar zoek ge-
raakte dingen en zaken: — en dat dus naarmate
van deze aanzienlijke besparing, de renten van het
geheele fonds tot uitdeeling aan den verpleegde
op ruimere schaal kan gebezigd worden. In een
woord, bij zulk gebruik van het fonds kan er eene
betere kontröle op de uitdeeling gehouden worden,
dan wanneer op de oude wijze het fonds gebezigd
wordt tot oprichting van een zoogenaamd asyl!
Wanneer eenmaal deze weg van hervorming
ingeslagen en goed bevonden is, dan wellicht zal
de wegwijzer kunnen verplaatst worden, en tot
menige andere verbetering aanleiding geven, waar-
over thans nog eene dikke sluier het licht verbiedt
zijne stralen te doen doorschijnen.
Heeft men in Engeland reeds op de onhoudbaarheid
dier verouderde inrichtingen gewezen welnu, laat
-ocr page 16-
12
het dan Nederland weggelegd zijn , als de baker-
mat der indivudeële vrijheid, voor het vaste land
van Europa de vaan der hervorming optesteken,
op het terrein van nationaal volksgeluk.
Zóó zal die herinneringsdag vereeuwigd worden
door een nationaal monument waar aan den tand
des tijds niet knagen kan, doch dat er dan ook
gezorgd worde, dat Neerland\'s volk dien dag met
hartelust feest kunne vieren, onder den kreet van
aLeve het Vaderland, leve Oranje!
fa qiA>