-ocr page 1-
BR.I873.I.7.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
/PÏ3j> •
te               
DIENST.
»*^-iHi>lf\'S^-«!«
TOESPRAAK,
GEHOUDEN IN HET KAMP BIJ MILLIGEN,
24 Augustus 1873.
DOOI!
Dr. E. LAURILLARD.
AMSTERDAM. — D. B. CENTEN.
1873.
Prijs 20 Cents
-ocr page 4-
-ocr page 5-
DIENST.
TOESPRAAK,
GEHOUDEN IN HET KAMP BIJ MILLIGEN,
24 AUGUSTUS 1873.
DOOR
Dr. E. LATJRILLARD.
------>v^ry^=PJV<*------
AMSTEBDAM. — D. B. CENTEN.
1873.
-ocr page 6-
Voorzang: Psalm 100, verzen 1 en 4.
Nazang: Gezang 2, vers 1.
-ocr page 7-
i^^e^ms*^^*
Terwijl ik hier sta, denk ik aan een man, die, eeuwen ge-
leden, meermalen gepredikt heeft in dezelfde kerk, waarin
wij ons heden bevinden, — ja wel in een heel anderen hoek
en op zeer verren afstand van hier, maar toch in deze zelfde
kerk, dat wil zeggen, in de vrije natuur, die zoo oude, maar
altijd nog zoo schoone kerk, waarvan Godzelf de Bouwheer
is. Ik denk aan Johannes den Dooper, zooals hij daar als
prediker optrad, met de wildernis tot kansel en met den he-
mel tot klankbord. En ik zie tot hem gaan menschen van
verschillenden stand, en ik hoor hen de vraag tot hem rich-
ten : wat zullen wij doen ? en ik verneem de antwoorden, die
hy geeft aan den een en den ander. Maar onder degenen,
die zoo om raad en om licht tot dien woestijn-profeet gin-
gen, merk ik ook soldaten op *). En als ik nu mijn blik
*) Lucas III : 10—14.
-ocr page 8-
6
uit liet verleden naar het heden terugwend en als ik dan
hier om mij heen zie, dan is \'t mij, als wordt thans door
soldaten, — wel van hoogeren en lageren rang, maar sol-
daten toch, — de vraag aan mij gedaan : wat zullen wij
doen ? En dan geef ik daarop dit antwoord : de betrek-
king, waarin gij leeft, wordt dienst genoemd, de taak, die
gij vervult, wordt dienen geheeten; welnu, mannen broe-
ders ! dan zeg ik tot u: wilt gij goed zijn voor den dienst en
wilt gij met eere dienen, zijt dan dienstknechten van Chris-
tus. Dit woord staat geschreven Ef. VI: 6. Op die plaats
wordt aangeduid, dat bepaaldelijk hij, die een dienstknecht
van Christus is, waardig en goed zal dienen, in den bur-
gerlijken zin van dat woord ; ik neem thans de verdediging
op mij van deze stelling, dat bepaaldelijk hij, die dienst-
knecht van Christus is, ook waardig en goed zal dienen,
in de militaire beteekenis des woords.
Wat is noodig om soldaat te zijn? Ik neem dat woord
soldaat in zijn breedsteu omvang en zijn wijdste strekking,
en dan zeg ik: velerlei kundigheden en velerlei vaardighe-
den zijn daartoe noodig. Maar, die kundigheden en vaar-
digheden zijn die reeds alles ? Is het gansche wezen van
den krijgsmansstand samen te vatten, van de eene zijde, onder
geheugenwerk en berekening, teekening en kaart, en, van
de andere zijde, onder schietoefening en lichaamsbeweging,
rit en sprong? Immers neen. Er behoort nog iets anders
toe, iets anders en iets hoogers; er is aan de zaak nog
eene zedelijke zijde; wat het hoofd weet en wat de handen
en de beenen vermogen, dat is zeer zeker van veel gewicht,
maar \'t is lang niet alles ; wij moeten niet enkel naar hoofd
-ocr page 9-
7
en handen en beenen vragen, maar ook, ja vooral, naar het
hart. Op eigenaardige wijze wordt deze waarheid door de
gymnastiekverenigingen van het naburige Duitschland er-
kend, die tot kenmerk en zinneteeken hebben een viervou-
dige F, — R-S — en daar deze verklaring van geven,
dat hare leden behooren te zijn frisch, frisch, fröhlich,
vroolijk, frei, vrij, maar ook fromm, vroom. Ja, zoo is het.
Eigenlijk is ook de ware frischheid en de ware vroolijkheid
en de ware vrijheid afwezig, overal waar de vroomheid ge-
mist wordt. En om u te herinneren, dat die vroomheid
niet alleen den krijgsman als zoodanig niet misstaat, maar
verheft, heb ik u slechts te wijzen op de nobele figuur van
Gustaaf Adolf, den gelauwerden held, die intusschen tot
leuze voerde: soldaten, bidt! goed gebeden is reeds half
gezegevierd! — op — maar, neen! ik moet niet in \'t buiten-
land blijven, — ons Nederland heeft, Goddank! ook zijn be-
wijzen hiervoor. Ik noem u onzen Willem I, die getrouw
blijven kon aan zijne spreuk: rustig als een rots in het mid-
den der baren, — waarom? omdat hij, naar zijn eigen woord,
een bondgenootschap had aangegaan met den Potentaat dei-
potentaten. Ik noem u onzen de Ruyter, in wiens hart, mag
men zeggen, het lam lag neergevlijd nevens den leeuw,in wiens
hart de eenvoudigste vroomheid zich met den krachtigsten
heldenmoed paarde. Ik noem u onzen Willem II, den vader
van onzen geè\'erbiedigden koning, den ridderlijken Willem II,
die den godsdienst een tegengif tegen de vreeze noemde, ook
tegen de vrees voor den dood. — Genoeg, dit zien wij zeer
klaar en dit voelen wij zeer diep: de vroomheid, wel verre
van den held te misstaan of te schaden, zal juist hem baten
-ocr page 10-
8
en tot sieraad hem zijn. Maar wat is nu de ware vroom-
heid? Wat is de vroomheid in haren hoogsten en edeisten
vorm ? Die vraag is beantwoord, als dit woord is geuit: zijt
dienstknechten van Christus.
Ja, mijne broeders! weest dat, en
gij zult in uwen stand goed en waardig uwe plaatsen be-
kleeden.
Een eerste plicht voor den soldaat is gehoorzaamheid. En
dat is een plicht voor den lagere niet alleen, maar ook voor
den hoogere. De troonopvolger van het Britsche Rijk voert
tot schildspreuk de woorden: Ik dien, — en zelfs voor een
zóó hooggeplaatst persoon bevat die spreuk, in betrekking
tot het leger en het zwaard, volle waarheid. Dienen en ge-
hoorzamen, ieder op zijne plaats, ieder in zijnen rang, dat
is de plicht. Dat is tevens \'t geheim van de kracht. Een
leger zonder gehoorzaamheid en tucht is een huis zonder
binten en een vat zonder hoepels. Maar nu, wie zal het best
en het blijmoedigst dien plicht der gehoorzaamheid, dien
dikwijls zoo zwaren plicht der gehoorzaamheid, kunnen be-
trachten? Niemand beter dan de dienstknecht van Christus.
Christus Jezus is de groote Meester, van wien een mensch
die moeilijke, maar noodige kunst in den grond kan leeren,
de moeilijke, maar noodige kunst, om zich zelven te verloo-
chenen, zich zelven te verzaken, eigen zin en lust te slach-
ten en ten offer te brengen, zoo dikwijls dat door een hooger
belang wordt geeischt. Bovendien, Christus Jezus is de hei-
lige Heer, door wiens reinen geest de booze geesten worden
uitgedreven, die der gehoorzaamheid dwars in den weg zou-
den staan, de booze geesten van hoogmoed, eigenwaan, af-
gunst, ongebondenheid, en meer zulke leelijke dingen. Ja,
-ocr page 11-
f)
waarlijk, hoe meer de titel op u past: dienstknechten van
Christus,
des te meer zal regel en orde uwe gemeenschap
beheerschen, en des te minder zal regel en orde het droeve
en stroeve karakter van dwangbevel of strafwet vertoonen,
des te meer zal aan regel en orde zich de opgewektheid en
blijheid verbinden, — losse kamperfoelie langs het regelma-
tige latwerk, vroolijke harmonie onder dea eentonigen maat-
slag, — schoone verbinding van plicht en van lust.
Een soldaat moet zijn een man van eer. Ieder man moet
een man van eer zijn. Maar vooral toch ook een soldaat.
Als het leger uit mannen van eer bestaat, dan verdient het
vertrouwen; maar als het niet uit mannen van eer bestaat,
dan is \'t een gevaarlijke bende, die door de mannen van eer
in de natie liever van daag, dan morgen ontwapend worden
moest. Nog in de jongste tijden heeft, om slechts dit ééne
te noemen, het brandende en bloedende Parijs aan de wereld
vertoond, wat er van geweerdragers zonder eere is te wach-
ten. Maar, daar behoef ik niet veel verder op door te gaan,
want ik weet, dat gij allen dit met mij ééns zijt, dat inzon-
derheid in uwen stand zich \'t gevoel van eer moet doen
gelden, \'t Zou echter de vraag kunnen wezen, of bij dezen
en dien het begrip van gevoel van eer niet nog eens even
herzien en gewijzigd moest worden. Ziet, mannen! ik weet
van uwe zaken niet veel, maar staat mij toe, dat ik toch,
in mijne eenvoudigheid en onwetendheid, mijne meening u
zegge. Een mensch wordt in zijn gevoel van eer geschokt
en gekwetst en beleedigd, als een ander hem zoekt te ver-
nederen. Dat begrijp ik. Wel begrijp ik het fijne nog niet
van de bewering, dat in zulk een geval de eere eischt, dat
-ocr page 12-
10
de beleediger en de beleedigde samen gaan vechten, — maar
dat zal wel aan mij liggen; want, zooals ik u zet, van zulke
dingen heb ik geen verstand. Intusschen, nog eens, dat het
eergevoel van een mensch geschokt en gekwetst en beleedigd
wordt, als een ander hem zoekt te vernederen, dat begrijp
ik volkomen. Maar nu begrijp ik weer niet, dat diezelfde mensch
veelal zich zelven kan vernederen, zonder dat zijn eergevoel
een deuk en een kreuk daarbij krijgt. Nu zeg ik niet, dat
iemand uwer dat doet, zich zelven vernederen, want ik ken u
niet, maar ik wil, in \'t algemeen, dit maar zeggen, dat het ge-
zondste eergevoel zeker dat is, \'twelk in de eerste plaats van
zelfvernedering zich afkeerig betoont. En, ziet gij ? nu is het
ook weer een waarheid, dat hoemeer op een mensch de naam
van dienstknecht van Uhristus past, die mensch des te minder
zich zelf zal verlagen. Want wat is zelf verlaging ? Ja, zelf-
verlaging komt voor in onderscheidene soorten, \'t Is, bij voor-
beeld, die wilde en onstuimige drift, die den dierlijken harts-
tocht los laat, en de rede in boeien zet, en aan \'t vloeken
gaat in plaats van te redeneeren; \'t is ook die lichtzinnige op-
gewondenheid, die uit het drankglas eene tijdelijke krankzin-
nigheid inzwelgt; \'t i3 ook die onreine begeerlijkheid, die de
deugd en de schaamte tot slachtoffers maakt van den lust, —
en zoo verder. Dat is alles zelfverlaging, dat is ... gijlieden
spreekt wel eens van degradatie, maar dat is nu eigenlijk
de ergste degradatie, waartoe iemand vervallen kan. Welnu,
wie is daartegen het best en het zekerst beveiligd: de dienst-
knecht van Chkisits. Dat is de mensch, die in de kracht
zijns Heeren, zich zelven beheerscht, dat is de mensch, in
wien, door den geest zyns Heeren, de zin voor \'t goede
-ocr page 13-
wast, de zin voor \'t lage minder wordt, dat is de mensch
dan ook, die in den hoogsteu zin man van eer is. Solda-
ten ! weest dienstknechten van Christus en gij zult mannen
van eer zijn, en dat zal goed zijn, voor u en voor heel \'t
vaderland.
Een vereischte van een goed soldaat is kracht, lichame-
lijke èn zedelijke kracht. Ja, die beiden. Zedelijke kracht,
maar met een zwakkelijk lichaam, is onvoldoende ; maar niet
minder onvoldoende is kracht van de spieren zonder sterkte
van ziel. Dus, èn het een moet er zijn èn het ander: licha-
melijke en zedelijke kracht. Maar weet gij nu, welke macht
het is, die deze twee krachten ontzenuwt ? Weet gij welke
macht het is, die de pezen zou kunnen doorsnijden te ge-
lijk van uw vleesch en uw geest? Gij weet het, even goed
als ik: dat is de macht der zonde. De zonde maakt alle
banden en bindselen los van ons wezen, de zonde, door tot
slaven van den zinnelijken lust ons te maken, haalt het staal
uit onze spieren en het vuur uit onze ziel. \'k Moet u daar
eens iets van vertellen. Het oude Rome had dappere sol-
daten en was aan triomfeeren gewoon. Maar er daagde eeu
vijand op, die de dappere soldaten van Rome het triomfee-
ren begon te ontwennen. Die vijand was Hannibal met
zijne Karthagers. Drie, vier malen achtereen sloeg Hanni-
bal de legioenen van Rome met verpletterende slagen. Maar
het najaar kwam en de Karthagers betrokken hunne win-
terkwartieren. En daar vonden zij vrouwen en spel en drank,
en — toen het voorjaar gekomen was, waren zij alle kracht
en alle heerlijkheid kwijt, onverwonnen door de wapenen,
maar verwonnen door de zonde, en nu dan ook spoedig
-ocr page 14-
door de wapenen geveld. Voorwaar! zal een leger kracht
hebben, dan moet er deugd, dan moet er reinheid van zeden
in leven. En wanneer zal het zeker en ten volle zoo we
zen? Als de mannen van het leger dienstknechten van
Christus zijn. Waar de Christusgeest heerscht, daar heerscht
de Heilige Geest, daar wordt de zonde bestreden en buiten-
geworpen, en zoo gezonde sterkte en frissen e kracht be-
waard. Bedenkt hierbij, — van kracht gesproken, — dat
een voornaam bestanddeel van de kracht is de moed. Dat
is zóó waar, dat kracht in zwakheid ontaardt, zoodra de
moed ons ontzinkt, terwijl daarentegen zwakheid, als er
moed bij komt, zich kan verheffen tot kracht. Maar wan-
neer vooral zal ik moed hebben? Ik bedoel niet dien on-
besuisden, dollen moed, die de vrucht van eene oogenblik-
kelijke opwinding zijn kan, ik bedoel niet den moed van
een beschonkene, maar den moed van een held, dien kalmen,
waardigen, maar dan ook onvermoeibaren en onverwrikbaren
moed, waaraan ons de reeds aangehaalde spreuk van Willem
van Oranje doet denken, gij weet wel, van die rustige rots in
het midden van die woedende golven. Goed, wanneer vooral
zal zulk een moed mij ten eigendom zijn ? Dan vooral,
als ik den Christus Gods ten eigendom ben. En waarom?
Omdat ik dan in vrede en vriendschap met God sta, omdat
ik dan dus ook de overtuiging heb: de Vader is met mij,
omdat ik dan alzoo den arm der Almacht ter mijner be-
scherming uitgestrekt zie en dientengevolge den wonderstaf
bezit van \'t vertrouwen. In waarheid, er kan veel worden
gedaan met de wapenen, maar door dien wonderstaf van \'t
vertrouwen het meest. Wie dien wonderstaf bezit, — en,
-ocr page 15-
ia
nog eens, dien bezit de dienstknecht van Christus, — die
kent geen nood zonder nut, die kent geen ramp zonder heil,
die kent ook geen toestand en geen plaats zonder God, en
daarom, gelijk eens zeer treffend en juist is gezegd, »die
wandelt in een donderwolk, het hoofd omkranst met zon-
nestralen."
Broeders! ik moet beginnen te eindigen, want ik heb
niet lang tijd; of\' liever, ik heb den tijd wel, maar gij hebt
niet lang tijd *). Nu, ik wensch en bid van God, dat overal,
maar dan ook in ons leger, het getal der dienstknechten
van Christus vermeerderen moge. Dat wensch ik ter liefde
van u zelve; maar dat wensch ik ook ter liefde van den
Vorst, wien gij dient, en wiens huis en wiens naam door
zooveel hooge, heilige en dierbare herinneringen met ons
volk is verbonden; maar dat wensch ik ook ter liefde van
het vaderland, dat gij verdedigen moet. Dat gij verdedigen
moet. . . Kunt gij het ? Daar zijn er, die zeggen: neen ! —
daar zijn er, die glimlachend en schouderophalend zeggen:
och, wij, wat zouden wij? —Ik voor mij, ik vind dat onbe-
haaglijke menschen, ik ontmoet ze niet gaarne, ik zie niet
gaarne een haas in ons wapen geschilderd, in de plaats van een
leeuw. Ik zeg: onze vaderen hebben zoo niet geredeneerd,
zoo flauw en zoo lam, onze vaderen hebben gesproken, als
de nood aan den man kwam : op de vrijheid steunen wij,
de vrijheid verdedigen wij, God met ons! en ze hebben
*) Met hit oog op de verdere dagverdeeling iu het kamp, wordt deu spreker
het verzoek gedaan, de godsdienstoefening binnen een uur te doen afloopeu,
-ocr page 16-
14
groote daden verricht, menigmaal met kleine krachten.
Volk van Nederland, vergeet uwe vaderen niet, vergeet uwe
geschiedenis niet en vergeet uwen God niet, en nog zult
gij vermogend wezen. Soldaten! weest dienstknechten van
Christus, en gij zult machtig zijn. — De geschiedenis noemt
ons den naam van een ridder, aan wien de eeretitel gege-
ven is van ridder zonder vrees of blaam. Maar, niet waar?
zonder blaam te zijn, dat is juist het middel, om zonder
vreeze te zijn en dus krachtig te wezen, en \'t is de dienst-
knecht van Christus alweder, op wien dat zonder blaam,
zonder blaam bij God en menschen, meer en meer toepas-
selijk wordt. Intusschen, één ding hoop ik en bid ik bo-
ven alles, dat de gelegenheid zich niet voor u opdoe, om
in den strijd uwe krachten te toonen, dat God onzen vader-
landschen bodem genadig van de jammeren en gruwelen
van den oorlog verschoone, dat de zegen van den vrede
lang, — o! mocht het immer wezen! — het voorrecht moge
bhjven van Oranje en Nederland! Amen !
-ocr page 17-
-ocr page 18-
c£/cN°-
Bij den Uitgever dezes is verschenen:
ZmiHiiilinlii.
Dr. E. LA.ÜRILLABD.
Aflev. 1—5: HOOGMOED, GRAMSCHAP, GULZIGHEID,
ONKUISCHHEID en GIERIGHEID zien reeds het licht;
aflev. 6 en 7: NIJD en LUIHEID, zijn ter perse.
De prijs van het compleete werk zal bij inhekening f 1,95
kosten. Buiten inteekening wordt de prijs verhoogd.
/
C)
Snelpersdrukkerij. — De Roevcr-Krüber-Bakels. — Amsterdam.              (