-ocr page 1-
^/n »oq7
\'ÖR.1873.I.14
-ocr page 2-
-ocr page 3-
\'P
I», ,
fy
/»*-.\'•. t/ytf&t/iv
t/\'tfi.. «^ «,.r
>/. W^. IV
/
-ocr page 4-
-ocr page 5-
ZEHDIBGSLIEDEREft
EBMELO 18^3.
HET VAGEHLAH0-
Waar vindt toch de ziel eens haar vaderland weer?
Wie dekt haar met vleug\'len beschermend en teer?
Ach! biedt nu de wereld geen vrijplaats meer aan,
Waar zonde niet woont en men veilig kan gaan?
Neen, neen! neen, neen! hier is zij niet,
Toch glanst zij hier boven, in \'t heerlijkst verschiet!
Verhef dan van d\' aarde het oog naar Gods troon;
Mijn ziel! o, wat glanst daar uw vaderland schoon,
Jerusalem boven met straten van goud,
De stad voor de Bruid als haar rustplaats gebouwd.
Ja, ja! ja, ja! Daar is \'t geen schijn!
Slechts daar, o mijn ziel! kan uw vaderland zijn!
-ocr page 6-
2
Hoc zalig de rust die die lichtstad ons biedt!
Dood, zonden en smarten die kent men daar niet,
Het ruischen der harpen, de lieflijkste klank,
Verwelkomt de ziel daar in lof en in dank.
Rust, rust! rust, rust! hemelsche rust!
Aan \'t harte van Jezus, gij zijt al mijn lust!
N«. 2.
JEZUS ONS PASCHA-
Mijn leven is een hand slechts breed,
Waarom zou ik dan treuren?
Haast haalt mij Jesus uit al \'t leed.
Dat hier nog mag gebeuren.
Hoe ook de vijand mikt,
\'t Is Jesus die beschikt:
Hij is de Vorst der Eer;
Haast komt Hij tot ons weer,
En brengt ons in Zijn vreugde.
N\'. 3.
JESÏÏS DE ERBARMER.
Mij is erbarming wedervaren,
Door mij verbeurd in schuld verneerd.
Mijns Heilands gunst deed mij \'t ervaren,
Hoewel mijn hart \'t niet had begeerd;
Nn weet ik dat en ben verblijd,
En roem in Gods Barmhartigheid.
-ocr page 7-
8
\'k Verdiende niet dan vloek en toorn;
Toch wil mij God genadig zijn,
Met God verzoend en weergeboren,
Maakt Hij door \'t Bloed Zijns Zoons mij rein
Van waar mij dit? Hoe \'t is geschied?
Erbarming is \'t en anders niet.
Zoo mag ik mij in God beroemen;
\'k Belijd dat, als een mensch \'t mij vraagt,
Ik kan het slechts erbarming noemen,
Waarvan geheel mijn hart gewaagt;
Ik buig mij neer en ben verblijd
En roem in Gods Barmhartigheid.
Dat laat ik mij door niemand rooven,
Daarin beroem ik mij alleen;
In Gods erbarmen wil \'k gelooven,
Daar pleit ik op in mijn gebeên;
Op dat erbarmen duld ik nood,
En daarop hoop ik in den dood.
O God die rijk zijt in erbarmen,
Neem uw erbarmen nooit van mij,
En maak in deez\' woestijn, mij armen,
Door Jesus en zijn Toekomst blij;
Dan ben ik eeuwig recht verheugd
In God barmhartig is mijn vreugd.
Van God barmhartig wil ik leerea
Op Jesus\' school Barmhartigheid,
Die moet ons leven ook verteeren,
En daarom Hem dit jjïj? gewijd;
O Heer! Neem ook dit offer aan,
Gij hebt dit alles toch gedaan.
-ocr page 8-
4
N». 4.
JESXJS DE GOÊL.
Jesus! zoo te minnen!
Die mijn banden slaakt!
Heiland! die van binnen,
Mij zoo zalig maakt!
Gij op aard gezonden,
Gods en \'s Menschen Zoon,
Gij hebt mij gebonden
Aan des Vaders troon.
Telg des Ongezienen,
Bron van vreugd en rust!
Leer mij u te dienen,
Naar uw hartelust,
Jesus! o al bonden,
Duizend keetnen mij;
Gij maakt van der zonden
Slavendienst mij vrij.
N». 5.
2IBV8, ÏÏEÏÏ ISEOi 0ÏÏIRL&1B.
Wuze: Gez. 123.
O Hoofd vol bloed en wonden,
O Handen eens doorboord;
-ocr page 9-
5
O Hart dat voor de zonden
Leed smarten ongehoord!
Heer Jesus, Trouwe Heiland!
Leer mij Uw dood verstaan,
Geef mij Uws Geestes bijstand
Om in Uw weg te gaan.
Gij Heer! hebt eens geleden,
En ik had straf verdiend,
Gij hebt voor mij gebeden,
Gij zijt mijn ware vriend;
Doe mij Uw woord gelooven:
»Ik zal steeds met u zijn."
Laat nooit in mij verdooven
\'t Herdenken van Uw pijn.
Leer mij mijn kruis te dragen
In \'t volgen van Uw paan,
Bewaar mij voor het klagen
Als \'k moet door lijden gaan.
Als ik van hier zal scheiden,
Om steeds bij U te zijn,
Leer mij gerust verbeiden
Uw hulp in stervenspijn.
-ocr page 10-
6
JESüS, HET BROOD BES LEVENS.
BIJ DE BEDIENING VAN HET AVONDMAAL.
Wijze: Psalm LXV1II.
Heft psalmen aan, zingt onder \'t kruis,
Terwijl gij in des Heeren huis,
Den kelk des Hcils moogt drinken;
En in Gods liefdes-Oceaan,
Wiens stroomen zacht en lieflijk gaan,
Nu veilig weg kunt zinken;
Heft vrolijk aan met hart en mond,
Zingt, onder \'t kruis, van \'t Heilverbond,
Het voegt ons God te loven.
Zingt, dat Zijn goedertierenheid
Geduurt tot in der Eeuwigheid,
Het alles gaat te boven.
Voorzeker, deze goedheid gaat,
Al onze schuld en zonden-kwaad,
Al onze zwarigheden
Zeer ver te boven; — ja, gewis,
Zijn goedheid, die oneindig is,
Dempt d\' ongerechtigheden.
De Heere is terstond gereed,
Al onze zonden (zijn z\' ons leed),
Gewillig te vergeven;
Vergeven lot in eeuwigheid,
Om Jesus, die voor zondaars pleit,
En schenkt het eeuwig leven.
Komt, zingt dan, van het aardsch\' ontward,
De slaafsche vrees en zorg van \'t hart,
-ocr page 11-
7
God geeft in uw handen,
Den kelk des heils, zoo vol van troost
Voor Zions wankelmoedig kroost,
In onbezaaide landen.
De weg door deze rampwoestijn,
Zou voor u al te lange zijn,
Gij zoudt van dorst verstikken;
Laat Gods gene uw ziele dan,
Met Hemelwijn, met Hemelman\'
Versterken en verkwikken.
Denkt dat gij \'t zoete niet alleen,
Maar smarten en ook tegenheên,
Van Jesus hebt te wachten;
Doch zeker, geen meer kruis zult gij,
Ooit hebben dan u.dienstig zij,
Neen, Hij schenkt kruis naar krachten;
Al zien wij dan ook tegenspoed,
En zwarigheden te gemoet,
Wij moeten ons verlusten;
In zijne goedheid, die Hij biedt
Aan elk die wil, geheel om niet,
En op dien Rotssteen rusten.
O ja, wij moesten \'t aller tijd,
Wat lot ons hier ook is bereid,
Die goedheid meerder loven;
En zingen in dit tranendal,
O Heer! Uw goedheid gaat het al,
Oneindig ver te boven.
Laat onze huizen meer en meer,
Weergalmen van Gods lof en eer,
-ocr page 12-
8
Zijn grooten Naam verkonden:
Zoo loven wij hem onder \'t kruis
En bannen uit ons liart en huis,
Den duivel en de zonden.
N\'. 7.
JESUS, DE HEILFONTEIN.
Eenige stemmen.
Mijn Heiland heeft Zijn Bloed geplengd
Der aard len hcilfontcin,
En zondaars, met dat Bloed besprengd,
Zijn in Hem vrij en rein.
Koor.
Dies juicht mijn hart, dies klinkt mijn lied;
Mijn koning sliert\' voor mij,
Mijn Jesus maakt mij door Zijn Bloed,
Van zonden rein en vrij.
Eenige stemmen.
Heeft niet dat Bloed op Golgolha
Den moordenaar gered!
Zoo delgt in mij ook (iods gena,
Tof d\' allerlaatste smet.
Koor.
Dies juicht mijn hart, dies klinkt mijn lied enz.
-ocr page 13-
9
Eenige stemmen.
O heilig Lam! uw kostbaar Bloed
Behoudt zijn waarde en kracht,
Tot ge eenmaal \'t laatst onrein gemoed
Tot reinheid hebt gebracht.
Koor.
Dies juicht mijn hart, dies klinkt mijn lied enz.
Eenige stemmen.
Dan zingen wij met voller loon
De wondren van uw kruis,
Als Gij, Gods eengebóren Zoon,
Uns leidt in \'t Vaderhuis.
Koor.
Dies juicht mijn hart, dies klinkt mijn lied enz.
Eenige stemmen.
Mijn hart gelooft, ik weet, o Heer!
Ook ik zal daar u zien;
Mij zondaar, zult ge een plaats der eer,
Een gouden harp mij bièn.
Koor.
Dies juicht mijn hart, dies klinkt mijn lied enz.
Eenige stemmen.
En jublend met de ontelbre schaar,
-ocr page 14-
10
Die dankzegt aan uw voet,
Prijst eeuwig aller stem en snaar
Uw zondendelgend Bloed.
Koor.
Dies juic\'it mijn hart, dies klinkt mijn lied enz.
N". 8.
JESÜS, DE BLIKKENDE MORGENSTER.
Wijze: Gez. 178.
Hoe blinkt die morgenster in pracht.
Die ons genade en waarheid bracht
Het rijske uit Jesse\'s tronken!
Gij, Davids Zoon, uit Jacobs stam,
Mijn Koning, Bruidegom en Lam,
Gij maakt mij vréugde-dronken.
Lieflijk, vriendlijk,
Schoon en heerlijk, zeer begeerlijk,
Rijk in \'t geven, hoog in Majesteit verheven.
Gij zijt mijn Paarl en waarde Kroon,
Gij Godes en Maria\'s Zoon,
Een hooggcboorne Koning;
Mijn hart U als een Lelie groet;
Wat smaakt Uw Euangelie zoet!
\'t Is louter melk en honig.
-ocr page 15-
11
Mijn Bloem, mijn Roem!
Hosianna! Hemelsch Manna,
Dat wij eten; uwer mag ik nooit vergeten.
Laat diep toch in mijn hart en brein,
Gij schoone Jaspis en Robijn,
Uw liefdevlammen branden!
En schep mij vreugd door dat ik blijf
Een lid van uw verkoren lijf,
Steeds rein van hart en handen.
Zie nu, naar U»
Aangebeden, Roos uit Eden,
Strekt mijn harte, gansch zich uit in vreugd en smarte.
Mij daalt van God een vreugdelicht
Wanneer Uw Godd\'lijk aangezicht
Mij vriend\'lijk aan mag blikken.
O Jesus, Heer, mijn dierbaarst Goed!
Uw Woord, Uw Geest, Uw vleesch en Bloed
Doen niets dan mij verkwikken.
Geef Heer, dat \'k meer,
In Uwe armen; mij moog warmen
Aan Genade; Heer! Uw woord koom\' mij te slade.
Gij hebt, o Vader! groot in kracht,
In eeuwge liefde aan mij gedacht,
In Christus mij verkoren;
Zich zelven gaf Uw Zoon aan mij,
Ik ben Zijn bruid, mijn schat is Hij;
Dat kan mijn hart bekoren.
Halle-lujah!
Hemelsch leven , wil Hij geven ,
En daarboven zal mijn hart Hem eeuwig loven!
-ocr page 16-
12
Looft nu den Heer met blijde snaar
Der cither, dank\'bre Christenschaar!
Looft met muziek den Heere!
O dat ik Hem, mijn Bruidegom,
Zoo wonderschoon, steeds nader kom,
Meer lieve, diene en eere!
Zingt nu, springt nu,
Jubileert nu, triomfeert nu,
Dankt den Heere! maakt toch groot dien Vorst der Eere.
Wat ben ik nu toch hart\'lijk blij,
Mijn schat, \'t begin en \'t einde is Hij;
Hoe voel \'k Zijn liefdebanden!
Hij zal mij, Zijnen Naam ten prijs,
Ras halen in Zijn paradijs;
Dies klap ik in de handen.
Amen, Amen!
Kom gij schoone, Vreugdekroone,
Toef niet lange. Ik verwacht U met verlangen.
N\\ 9.
JESUS, DE VOOKBEELDIGE.
Ik wensch te zijn als Jesus
Zoo needrig en zoo goed,
Zijn woorden waren vriendlijk,
Zijn stem was hemelsch zoet.
-ocr page 17-
13
Ik wenscht\' dat ik als Jesus
De gaaf van bidden had,
Die eenzaam op de bergen
Tol Zijnen Vader bad.
Ik wensch te zijn als Jesus,
Als mij een vijand haat;
Hij bad voor Zijn vervolgers
En deed hun goed voor kwaad.
Ik wensch te zijn als Jesus
Zoo vol van werkzaamheid,
Dat men van mij mocht zeggen:
Tot alles goeds bereid.
Helaas, \'k ben niet als Jesus!
Dat ziet elkeen aan mij:
Och Heiland! wil mij helpen
En maak mij zoo als Gij.
N°. 10.
of JE58 UB) o jjyjjfl ffiiaiittöJS&aiiSftiSiBau»
O, wanneer, o, wanneer,
Zal ik zijn bij mijnen Heer!
Vrijgekocht door Zijn erbarmen,
Wensch ik eeuwig Hem te omarmen
En te zingen tot zijn eer.
-ocr page 18-
14
Heerlijk licht, heerlijk licht,
Voor welks gloed de nevel zwicht!
Wanneer zal ik daarheen komen
Dat ik eens met alle vromen
Zie Gods vriend\'lijk aangezicht!
O, hoe schoon, o, hoe schoon,
Klinkt der Englen harpentoon !
Had ik vleug\'len, \'k vloog nog heden
Over berg en dal naar Eden,
Aan de voeten van Gods Zoon.
Hoe zal \'t zijn, hoe zal \'t zijn
Als in Salem ik verschijn;
In die stad met gouden troonen:
Heer, mijn God! bij II te wonen,
Wat zal dat een vreugde zijn!
Paradijs, Paradijs!
Uwe vrucht is hemelspijs,
Onder uwc levensboomen
Zal \'t niet zijn, als of wij droomen,
Breng ons, Heer! in \'t paradijs.
N\\ 11.
JESTJ8, DE MIDDELAAR.
Ja \'t is waar, ja \'t is waar,
Jcsus is de Middelaar!
-ocr page 19-
15
Hij heeft zelf mijn weg gemelen,
Hij wil van mijn zaken weten,
Heb ik nood, zoo is Hij daar.
Ja \'t is waar, ja \'t is waar,
Jesus is de Middelaar!
Hij heeft mijne schuld berekend,
Zelf ook voor voldaan geteekend,
Wie verklaagt, vindt Hem ook daar.
Ja \'t is waar, ja \'t is waar,
Jesus is de Middelaar!
Hij heeft mijnen last gewogen
Alles heeft Hij voor Zijne oogen,
Zucht mijn ziel, zoo is Hij daar.
Ja \'t is waar, ja \'t is waar,
Jesusis de Middelaar!
\'t Werk gemaakt om te volmaken,
Doet al \'t ijdel stukwerk staken,
Aan het eind staat Jezus daar.
Ja \'t is waar, ja \'t is waar,
Jesus is de Middelaar!
Eens doet Hij den dog ook komen,
Dal hij met alle vromen,
Brengt voor \'t Godlijk JIoog-AItaar. ,
Ja \'t is waar, ja \'t is waar,
Jesus is de Middelaar!
Nog een weinig, en onze oogen,
Zien Hem dalen uit den Hoogen,
En met Hem stelt hij ons daar.
-ocr page 20-
16
Ja \'t is waar, ja \'t is waar,
Jesus is de Middelaar!
Daarom wil ik Hem hier eeren,
Zijne vrees in \'t hart vermeêren,
Wie Hem vreest zie ik dan daar.
Ja \'t is waar, ja \'t is waar,
Jesus is de Middelaar!
Hier wil ik Hem daarom minnen,
Heel mijn hart en al mijn zinnen,
Loven Hem als Middelaar!
N°. 12.
a.
Nooit viel mijn Heiland \'t Kruis te zwaar,
Hij leed en droeg het «wonderbaar";
Hij wilde voor ons lijden.
Vergun ook mij, mijn God en Heer!
Dat ik altijd ter Uwer Eer,
Mijn Heiland mag belijden.
b.
Voor U mag slechts mij \'t harte slaan
Want Gij hebt aan het kruis voldaan,
-ocr page 21-
17
Voor mijne vele en vuile zonden,
Gij hebl mij van den dood bevrijd,
Dies zij mijn leven U gewijd,
Fn wien ik alles heb gevonden.
O! welk een gunst geniet ik nu,
Daarom leef ik geheel voor IJ.
e.
Ja mijn Heiland moest eens sterven
Jesus, Gods en menschen Zoon,
Deed ons Heil van Boven erven ,
Nam toen zitting in Gods Troon.
Smaak dat Heil, mijn ziele! nu;
Jesus leed daarom, voor U.
Wat zal ik Hem daarvoor geven?
Hem ter Eere, dankbaar leven.
d.
O! welk een vreugd in God te leven
Wat is dat Liefdeleven zoet.
O! welk een Heil zich God te geven,
Zijn vrede heiligt ons gemoed.
Wat is dat Liefdeleven zoet!
Het is de Vrucht van \'s Heilands Bloed.
N". 13.
mnmf m Konma
a.
Waar Jesus woont daar zegent Hij
En die gevangen is wordt vrij,
-ocr page 22-
18
Vermoeiden rusten op Zijn staf,
En Hij wischt alle tranen af.
Waar Jesus komt, daar brengt Hij vree,
Hij brengt ook alle heilgoed meê:
Kom Heere Jesus! ook tot mij,
Woon in mijn hart en maak mij vrij!
Kom, Heer! dien onze ziel bemint,
In Wien ons harte alles vindt;
Kom, liefdevolle Bruidegom!
Uw Bruid verlangt naar U, ai kom!
b.
U geldt de zaak, Uw roem, Uw eer,
De zaak waarvoor wij staan.
En juist omdat ze Uw zaak is, Heer!
Kan zij niet ondergaan.
Toch weten wij het tarwegraan,
Kan niet gerijpt in \'t zonlicht staan
Ten zij het eerst gestorven zij,
Van de eerste dorre windsels vrij,
Door sterven vrij,
Van de eerste windsels vrij.
Gij zelf, Heer Jesus, Vorst en Hoofd,
Wont door het Kruis de Kroon
En voert een ieder die gelooft,
Langs d\' eigen weg ten Troon.
Welaan! ons ook een deel bereid
Aan lijden en aan Heerlijkheid,
Geleid ons door der graven schoot,
Naar \'t eeuwig zalig morgenrood,
Naar \'t morgenrood,
Naar \'t eeuwig morgenrood.
-ocr page 23-
19
e.
O Geest van de eerste Christentijden!
Ontwaak gij in de Christ\'nen weer;
Sterk Gij ons hart om trouw te strijden
Voor \'t rijk van Jesus onzen Heer;
Van volk tot volk van oord tot oord,
Doorklinke \'t Euangeliewoord.
N». 14.
LOFZANG.
Heilig, heilig zijt gij Heer!
Groot oneindig in vermogen
Aard en Hemel geeft u eer\'
God en Vader vol meèdoogen,
Eer en Heerlijkheid en Macht
Worde U eeuwig toegebracht.
Ook wij staam\'len uil het slof,
Van de voetbank Uwer voeten,
Onzen dank en onzen lof,
Waar w\' eerbiedig U begroeten ;
Wij verhoogen Uwen naam
Met der Engelen Hall el saam.
Vader! U zij lof alom,
Ook U, Zoon van God! gegeven,
Maak ons hart ten eigendom,
Waar ge o Heil\'ge Geest! wilt leven;
Uwe kerk, waar ook vergaard
Looft in Hemel en op aard.
-ocr page 24-
20
Ja, zij looft U, groote Zoon!
Die vrijwillig onze zonden
Op U naamt, en smaad en hoon
Aan liet Kruis hebt ondervonden;
Gij hebt door Uw liefd\' en macht,
Schuldvcrzoening aangebracht.
Jesus, Keer der heerlijkheid!
Hoor genadig onze beden;
Maak ons voor Uw komst bereid,
Waar g\' als Rechter op zult treden;
Zie ons met erbarming aan,
Mocli niet één verloren gaan.
Breid het Godsrijk uit, o Heer,
Vestig het in alle landen,
Dat Uw roem, Uw Naam, Uw eer!
Klinkc ook van de verste stranden;
Dat ons loflied al den dag,
Eeuwiglijk u roemen mag.
N°. 15.
a.
Ich bin dein! — Sprich du darauf ein Amen!
Trooster Jesu! du bist mcin;
Driickc deinen sussen Jesus Namen,
Urcnncnd in mcin Herz hincin
-ocr page 25-
21
Mit Dir alles Ihun und alles lassen,
In Dir leben und in Dir crblasscn
Das sei bis zur lctslen stund,
Unser Wandel, unscr Bund.
b.
Stille mein Wille, dein Jesus hilft Siegen,
Trage geduldig das Leiden, die Nolh;
Gott ist\'s der Alles zum besten will fügen
Der dir getreu bleibt in Schmcrzen und Tod.
Stille, mein Wille! dein Jesus wird niacben,
Glücklichen Ausgang bedenklichcr Sachen.
c.
Die wir uns alhier beisammen fmden,
Schlagen unsre Ilünde ein,
Uns auf deine Marter zu verbinden
Dir auf ewig treu zu sein,
Und zum Zeicben, dass dies Lobgctöne
Deinem Herzen aangcnchm und schone,
Sage Amen, und sogleich:
sFriede, Friede sei mit euch."
d.
Wachet af! ruft uns die Stimme
Der wachter sehr hoch auf der Zinne;
Wach auf, du Stad Jerusalem;
Mitternacht heisst diese Stunde;
Sie rufen uns mit frohem Munde
Wo seid ilir klugen Jungfrauen?
-ocr page 26-
22
Wohlauf! der Braut\'gam kommt;
Sleht auf, die Lampen nehmt.
Hallelujah
Macht euch bereit
Zu der Hochzeit;
Ihr musset Ihm entgcgen gelui.
e.
Harre meine Seele,
Harre des Herrn!
Alles ihm befehle,
Hilft Er doch so gern!
Solo.
Sei unverzagt!
Bald der Morgen tagt,
Und ein neuer Frühling
Folgt dem Winter nach!
In allen Stürmcn,
In aller Noth,
Werd Er dich beschirmen,
Der treue Gott.
Harre meine Seele,
Harre des Herrn!
Alles ihm befehle
Hilft Er doch so gern!
Wenn Alles bricht
Gott verlaszl uns nicht;
Gröszer als die Helfer
Is die Noth ja nicht.
-ocr page 27-
23
Ewige Treue
Retter in Notli,
Rett\' ach unsre Seole
Die treuer Golt.
Ja, Amen! trouwe Vader ja,
Wij maken staat op uw gena,
Ons hart, o God! die alles ziet,
Veroordeelt ons in \'t naadren niet;
Het zegt, daar Ge op ons bidden let,
Geloovig, Amen! op \'t gebed.
-ocr page 28-
INHOUD.
Bladz.
Het Vaderland.........- . . . .      1
Jesus, ons Pascha.............      2
Jesus, de Erbarmcr............      2
Jesus, de Goël..............      4
Jesus, het heilig Offerlam..........      4
Jesus, het brood des Levens..........      6
Jesus, de Heilfontein.......,....      8
Jesus, de blinkende Morgenster.........    10
Jesus, de Voorbeeldige............    12
Jesus, de Flaatsbereider...........    13
Jesus, de Middelaar............    14
Jesus, de Gekruisigde..........• .    16
Jesus, de Koning........, ....    17
Lofzang................    19
Amen.................    20