-ocr page 1-
IEUWE pEDENKSTEEN
VOOR
IL
•!
bij gelegenheid der BOSSÜ-FEESTEN
onthuld te HOORN, den 14 OCTOBER 1873.
TOESPRAAK,
mtaw\'al KuwvumX as) v)«mwvuH,<c) aioo.0 <U W»,lu!>/«ooXdHcuM«m)j
DOOR
A. VAN ECK.
H*»4W*—
HOORN,
V. J. FÜR8UK,
187&
-ocr page 2-
ymmn ^3^
-ocr page 3-
-ocr page 4-
f
1
pE Ji
.!! ;uwe Gedenksteen
VOOR
LAIBERT IIILISZ.,
bij gelegenheid der BOSSÜ-FEESTEN
onthuld te HOORN, den 11 OCTOBER 1873.
TOESPRAAK,
DOOR
A. TAN ECK.
HOORN,
V. J. PKRSIJK.
1673.
f\'«« ften Schrijver,
-ocr page 5-
Burgers van Hoorn en wie verder deze plechtig-
heid bijwoont^ geliefde Landgenooten !
\'t Is ons en voorzeker ieder, die zijn land
bemint, goed, dat het nakroost de roemruchtige
daden der voorvaderen erkent en waardeert! Er
ging na het afbreken der Westerpoort eene stem
op uit het volk — en de stem van het volk wordt,
overeenkomstig eene Latijnsche spreuk, zelden ten
onrechte, de stem van God genoemd — er ging
dan eene stem op uit het volk, om, het gedenk-
teeken van Lambert Melisz. te bewaren. Die stem
klonk op eene vergadering der volksvoordrachten.
Het volk, het goede volk van Nederland, daar
vertegenwoordigd door de kleine burgerij van oud-
West-Frieslands hoofdstad, van Hoorn, het wilde
van eigen schamele verdiensten de kosten daarvoor
dragen. De Commissie dier vereeniging, rechtmatig
trotsch op hare lastgeving, van te zijn de voorgang-
ster op de baan der ontwikkeling van dat goede
volk, \'t welk hare zorgen zoo ruimschoots verdient
zij was ingenomen met dien wensch, zij zag daarin
geenszins een streven van zich te willen aanmatigen
wat der overheid toekwam. Wie zou dat er ook in
kunnen zien, die de begrippen van de moderne
maatschappij, den geest van gelijkstelling, die uit
onze milde grondwet spreekt, niet diep vijandig is ? De
Commissie dan bracht de wenschen der burgerij over
-ocr page 6-
aan den heer Burgemeester; zoo werd de plaatse-
lijke regeering er mede bekend en deze meende,
dat zij zich die taak niet uit de handen mocht laten
nemen. Al hadden wij gaarne, overeenkomstig den
wensch der burgerij, deze de zaak zelf tot stand
zien brengen, wij moesten dat besluit eerbiedigen.
En \'t scheen der Commissie voor de volksvoor-
drachten , in volkomen overeenstemming met de
plaatselijke overheid, gepast toe de plechtige ont-
hulling van den nieuwen gedenksteen te doen plaats
hebben in dezen feest vollen tijd. Pas werd herdacht
het ontzet van Alkmaar, waarvan herkomstig is de
beroemde spreuk «van Alkmaar begint de victarie",
het ontEfct v;m Alkmaar, zoo spoedig gevolgd door
den heftige zeeslag, onder den reuk dezer stad ,
met de gevangenneming van Bossu, wiens intocht
in deze plaats U gisteren aanschouwelijk en luister-
rijk is voorgesteld.
Is het heden mijne taak niet over een en ander
breedvoerig te spreken, ik zou mijn hart geweld
moeten aandoen met daarvan geheel te zwijgen.
Gij, bekend met de geschiedenis, gij weet hel
allen, hoe de inneming van den Briel, de toetreding
van zoo vele andere plaatsen in \'t jaar 1573 door
zeer noodlottige gebeurtenissen gevolgd werd, zoo
zelfs, dat men met grond bevreesd was, dat al die
offers van goed en bloed te vergeefs zouden zijn
aangewend, daar de vijand meer en meer veld won.
Maar toen het water, als \'t ware, aan de lippen
was, werd hij gestuit door de standvastigheid en
dapperheid van de inwoners van Kennemerland en
West\'Friesland. Aan hen hebben wij te danken,
dat de dageraad \'er vrijheid op nieuw door de zoo
bewolkte lucht doorbrak, aan hen, dat eindelijk
na een tachtigjarigen strijd bezegeld werd ons onaf-
-ocr page 7-
5
hankelijk en zelfstandig volksbestaan, waarin wij ons
mogen verheugen onder eene dynastie, die geleden
en gestreden heeft voor en met Nederland. De
geschiedenis van ons roemruchtig Vorstenhuis en ons
volk zijn één ; Nederland en Oranje, vastgesnoerd
door zulke innige en heilige banden, kunuen niet
gelukkig zijn en aan hunne bestemming beantwoorden
zonder elkanders bezit. Onder meer, onder veel
meer, (al blijft er helaas te wenschen over, veelal
door eigen schuld) is de dynastie, \'t kan niet te
dikwijls herhaald worden, een waarborg te meer
voor ons voortdurend zelfstandig volksbestaan. Hij
bewijst, al schijnt dat in Nederland ook weinig
gevaarlijk, hij bewijst dus geen dienst ook nan zijn
land en volk, die tracht de liefde en de. eerbied
voor den Koning en het Koningschap te ondermijnen.
Tot offers waren de vaderen bereid, maar \'t was
hun geenszins hetzelfde waarvoor. Hooren wij het
getuigenis van Vitelli, een\' der onderbevelhebbers
van Alva :
• Dat hij van geen natie met meer verwonderinge
• wierd aangedaan, als van die van West-Friesland,
•want daar sij van te voren, als sij maar een
•enkele boot zouden uijtrusten ten dienste van Sijne
•Majesteit, soo klaagden sij seer over haar onver-
•mogenthe\'d en Armoede; maar nu sij Rebel, of
•wederspannig geworden waren, toonden sij haar in
•staat om een Koninklijke Vloot, niet alleen in see
• te brengen, maar ook jaar op jaar te onderhouden".
En zoo is het nog. Al hebben wij een beminde
dynastie, al worden wij bestuurd door landzaten,
al beleven wij een tijd van rust en voorspoed , toch
wordt er geklaagd over de belas igen, welke dan
ook verbazend hoog zijn. Maar kregen wij op nieuw
eens donkere dagen, dagen waarin gewoonlijk de
-ocr page 8-
G
bronnen van bestaan verstopt zijn, men zou onein-
dig meer zien opbrengen, misschien ook wel vrij-
willig , zeker zonder gemor en gepruttel, en bij
feestvieringen, die wel wat dikwijls terugkomen,
schijnt, de dagen van gisteren en heden kunnen het
getuigen, de buidel nog goed voorzien en kent de
West-Fries geen karigheid.
Maar al mocht en al wilde ik niet met de deur
in huis vallen, Lambert Melisz., zal na zijn ver-
moeienden tocht, wel verlangen naar rust; hij was
daarbij sinds den afbraak der Westerpoort nu bijna
2 jaren van een vast verblijf verstoken, dat is ge-
vaarlijk , want hij kan ook geen middelen van bestaan
aanwijzen en zou dus gevaar kunnen loopen, dat de
policie hem een niet gewenscht verblijf aanbood.
Hij heeft ook geen behoefte aan zoodanig verblijf,
want hij moet geen roes uitslapen; hij ging zich,
voor zoover wij weten, nimmer te buiten. Mocht
men dit, ook bij feestvieringen, van ons geheele
volk kunnen zeggen! Maar verlossen wij hem
spoedig uit zijn vreemden toestand en hoort, nu de
nieuwe gedenksteen zooeven door onzen geëerden
burgervader is onthuld, de eenvoudige, niettemin
roerende beschrijving.
Na den voor den vijand zoo ongelukkigen slag
op de Zuiderzee, verloor deze den moed iets verder
te water uitterichten en trachtte hij, die ter zake
van het beleg van Alkmaar, toen kort te voren
opgebroken, nog troepen had in Waterland, West-
Friesland, te land intedringen. Hij versterkte zijne
macht, die bijzonder te Assendelft lag, dus met
verscheidene vendels uit Amsterdam. Dit vergroot
legertje beproefde nu de dorpen van Waterland in-
tenemen, verbrandde een deel van Crommenie en
deed een aanval op Wormer, maar werd daar gestuit;
-ocr page 9-
7
het trok voorts naar Oost- en Westzaan waar een
redelijk garnizoen der onzen lag. Broekhuijzen , de
zwaeer en luitenant van Sonoy , voerde daar \'t bevel
en verbood den huislieden, die op den roep, dat
de vijand kwam, met hunne tilbare have wilden
vluchten, dat op verbeurte van lijf en goed; hij
vereenigde zijne macht, juist of hij voornemens was
zijn plicht te doen en den vijand te keeren. Maar
zoodra hij zijn volk bijeen had, trok hij af en liet
het dorp den vijand in handen.
De militair kan geroepen worden tot handelingen»
welke de bezette streek het grootste nadeel doen,
maar al moge daarbij het hart bloeden, allermeest
waar het landgenooten geldt, ieder zal den man
achten die, ter bevordering van \'t algemeen b elang,
het gevoel doet zwijgen en een moeielijken plicht
mannelijk vervult. Dat was hier niet het geval en
de huislieden waren onnoodig en jammerlijk door
Broekhuijzen misleid geworden. Die arme menschen
dan, die anders zoo goed in staat zouden geweest
zijn hunne tilbare have geheel of grootendeels te
redden, (a) moesten nu in der haast vluchten en
nagenoeg alles achterlaten. Het was een treurig ge-
zicht die tallooze vluchtenden, die hunne goederen
op den rug droegen of op sleden met zich voerden.
De een betreurde een vader of moeder, de ander
een kind of een vriend, geen of hem lag de last
van het oogenblik zwaar en droevig op het hart.
De held van ons verhaal, een huisman van West-
zaan, Lambert Melisz. genaamd, bepaalde zich dan
ook tot het redden zijner moeder. Zij kon niet meer
loopen , de Kronijkschrijvers opperen het vermoeden ,
(a) Het Twijske, een watertje wat ik niet op de kaart van 1373
vind, was afgebiji en bood de gelegenheid aan den vijand op-
tehouden.
-ocr page 10-
8
dat zij misschien daartoe te oud of te dik was, zij
weten het niet, «gissen doet missen" zegt men.
Maar durf ik , onbekend met de indeeling van dien
tijd, niet uitmaken of Westzaan destijds heeft be-
hoord tot Waterland, het is nog een waterachtig
land, het was dat zeker te meer voor drie eeuwen, (a)
ik waag dus ook eene gissing , wij vernemen niets
van \'s mans gade en kroost en toch huwde men ook
toen vroeg in Noord-Holland ; vermoedelijk was de
held van ons verhaal dus nog jong en zijne moeder
waarschijnlijk nog niet zoo hoog bejaard. (b) Is de
gissing nu wel zoo gewaigd dat de vrouw krom en
stijf was, en niet kon loopen , alleen door de rheu-
matiek ? En hoe vond dat vervoer plaats , op eene
berrie.
Was er door de confusie, welke eene over-
haaste vlucht veroorzaakte , niets anders te vinden ,
of was het gelijk met Spanje , dat altijd een slechte
regeering moet hebben , soms ook een vloek, welke
op dit deel van Noord-Holland drukt, van steeds
zoo ten achteren te moeten zijn in zijn middelen van
vervoer ! De berrie werd met behulp van een touw
langs het ijs voortgetrokken en daar het in den ge-
heelen voorwinter open water was geweest, kan het
feit niet vroeger hebbeu plaats gevonden dan in de
2<le helft van Februari 1574, toen eerst is het gaan
vriezen, den 19den Februari waren de binnenwateren
(a)  Men zie daartoe de kaart van !57"> maar even in. De Roemster,
de Purmer, de Schermer, de Wormer, Stermecr, de Wijker-
meer, Broekermcer, en Buikslotermeer ai es water; de Rijp,
Graft en Schermerhorn vormden toen te zamen een eilandje, (des-
tijds en ook thans nog het Schipperseiland genaamd), met eene
ligging overeenkomende met de tegenwoordige van Marken.
(b)  Honig. Geschiedenis van de Z aanlanden bij Weeveuixgh te Haar-
lem , jaartal niet opgegeven, overnemende wat Soeteboom ver-
meldt, zegt «dat de jaren de vrouw den gang benomen hadden";
bewys wordt daarvoor niet bijgebracht, \'t was mogelijk zoo, maar
\'t is niet waarschijnlijk
-ocr page 11-
9
goed begaanbaar , de vijand maakte daarvan gebruik
voor een inval in Waterland, waar hij onderscheidene
dorpen verbrandde. Wij weten dat de aanval plaats
vond op Krommenie den 19>ien, op Westzaan den
20stcn Februari (») en zoo mag men de daad van
Lambert Melisz. mede gerust op dien laatsten dag
stellen. Vlug ging het vervoer met die berrie niet,
de vijand bespeurde het, Lambert Melisz verborg
zich toen in het gors of riet, de moeder werd
ontdekt. Maar al zijn wij gewoon aan alle wreed-
heid van den Spanjaard, die ons zeker niet te zacht
gekleurd wordt door de schrijvers van dien tijd,
hier was de vijand, zoo lezen wij «beschaamd over
zulk een vroome daad en ging hij heen zonder de
vrouw te deeren." Toen kwam de zoon uit zijn
schuilhoek te voorschijn en sleepte weder op nieuw
en dat zoo lang, tot hij zijne moeder te Hooru voor
de Westeipoort bracht.
Wij laten het opgeschroefde oordeel van de schrij-
vers van dien tijd voor hunne rekening; de daad
van onzen huisman werd door hen vergeleken met
de grootste gebeurtenissen, welke de geschiedenis
ja zelfs de mythe vermeldt, \'t Was toen, veelmeer
dan thans eene wederkeerige ophemeling en de juist-
heid der vergelijking liet veel te wenschen over.
Zijn daad, de offers in deu tachtigjarigen krijg
gebracht, het stellen vau het gedenkteeken aan de
Westerpoort door de overheid, alles werd op gelijke
waarde geschat; men hoore het navolgend vers van
Bergius :
•Raad, wiens eer \'t Vaderland meer dienen zal tot baken?
»0f dezes zoons? die dus zijn moeder vrijd uit moord:
oaze Vaderen , die \'t Spaanscho juk verbraken ?
»0f dezes Raads I die dit tot spoor stelt aaa deez\' Poort 1"
(a) Honig, bladz. 151.
-ocr page 12-
10
Daarin zijn wij zeker vooruitgegaan, dat geene
overheid meer met zulk een bespottelijke lofspraak
gediend is. Maar al te hard zullen wij den
heer Bergius , naar wiens verdere zangen wij intus-
schen weinig nieuwsgierig zijn, niet vallen, (a) \'t Is
het ras van dichters en rijmelaars eigen te over-
drijven. Hoort toch , in zijne Hollandsche natie >
Helmers, die na \'t aandoenlijk verhaal van het sneu-
velen van een zevental leden der familie Evertsen ,
den hoorders, op straffe van eene gruwelijke ver-
wensching, een gedwongen reistocht naar Middelburg
oplegt in deze woorden
»0 1 Wie bij dit verhaal zijn borst niet voelt onlgloerjen,
* »Niet naar zijn tombe snelt, daar niet een traan laat vloeijen ,
»D;iar niet, met bloote kruin, het koude marmer kust,
«Waaronder \'t overschot dier martelaren rust;
■Daar God niet knielend dankt met zaamgeklemde handen,
«Verdient des mijnslaafs lot in \'saardrrjks ingewanden !"
Maar ook wij stellen de daad van Lambert Melisz.
geenszins gering. Zeker moet het wel een ontaard
kind zijn , dat niet alles voor zijne ouders , voor
zijne hulpbehoevende ouders bovenal over heeft, maar
\'t is grootheid van ziel, het toont een overgroote
mate van moed aan , die handeling, zoo als zij plaats
vond, te volvoeren. Zonder de verdiensten te willen
verkleinen van den krijgsman, die zijn leven voor
het vaderland waagt, zal deze in den regel wel ver-
keeren in groote opgewondenheid, in een soort van
bedwelmenden roes, terwijl men hier meer moet
denken aan een moed in koelen bloede, met voor-
bedachten rade.
(a) Hübertcs Bergius of van Bergen was predikant te Oostzaandam
van 1637—1658. Proeven van \'s mans kanselwelsprekendheid
schijnen ons niet te zijn overgebleven.
-ocr page 13-
11
De geschiedenis leert ons dat vele afstammelingen
Tan den kloeken huisman in deze plaats tot groote
eer en aanzien zijn gekomen , zij schijnen later naar
elders te zijn getrokken, in de vrorwelijke lijn vindt
men echter nog afstammelingen en daaronder onder-
scheidenen die der wetenschap en der maatschappij
tot eere verstrekken. De bescheidenheid verbiedt
mij het noemen van namen , nu vooral, waar wij
\'t voorrecht hebben één van hen in ons midden te
zien.
L-***,- De vaderen hadden een beroemde spreuk , helaas
/,;echter meer in den mond, dan in het hart, die
, van "Eendracht maakt macht."
•/Ik zal de laatste zijn om verloochening van begin-
selen aanteprijzen maar men kan en men moet, tot
,/ bevordering der eendracht, recht laten wedervaren
yaan tegenstanders. Als zeldzame uitzondering doen
;de kronijkschrijvers dezer gemeente dat ten aanzien
/,van de Spanjaarden in het sparen det moeder. Is
,/lat geen goede wenk om ons voor overdrijving te
/,wachten en zou het niet goed zijn voor ons, nuttig
4 en heilzaam tevens voor liet Vaderland, wanueer wij
^meer zochten naar punten van overeenstemming dan
^van verschil ?
, Is het grootsch voor het Vaderland te sterven, \'tis
^ beter, en er is bij zoo menigen tegenspoed en teleur-
// stelling dikwijls meer moed toe noodig voor het
i, Vaderland te leven
, bestaande krachten te schragen,
# nieuwe in het leven te roepen en zooveel mogelijk ieder
„ individu, en door hen te zamen de maatschappij,
,te doen beantwoorden aan hunne bestemming, te
/brengen tot de hoogste ontwikkeling die bereikbaar is.
\' ^Het tournooi, waarop de volken elkaar thans
\\u kunnen en behooren te ontmoeten , de plaats waar
//■/ij moeten wedijveren , is niet meer het ruwe slag-
-ocr page 14-
\'■,
12
ï der nijverheid. Maar de arbeider
tuigen en hulpmiddelen , die gelijk
er mededingers. Is het prijsselijk,
achteruitgang hebt weten te keeren,
in mindere mate dan die van
\'itgang
, laat ons niet rusten voor
/a<xu uu» nug aiujd onbevredigd, hoogst rechtmatig,
^verlangen voldaan is. Staal en ijzer strekken geluk-
^kig , ondanks vele droevige afwijkingen , niet langer
.meer uitsluitend tot een vloek der maatschappij.
Vereeren wij de berrie van Lambep.t Melisz. maar
laat zijne beeltenis met het onvolmaakte voertuig der
16de eeuw, wat nu is opgenomen in het hotel het
onvolmaakte schip
, laat zijne beeltenis het mogen
waarnemen, dat al mogen wij spoedig deelen in de
zegeningen van onzen tijd, huisselijke aard , ouder-
liefde en kinderdeugd niet in het wereldburgerschap
te gronde gaan. Aanschouwe zijne beeltenis het
dus, dal wij het eigenaardige goede wat onzen land-
aard kenmerkt, behouden en alleen van vreemden
overnemen, wat werkelijk verbetering mag heeteut
Aanschouwe die beeltenis het weldra dat onze afslui-
ting behoort tot het verledene, dat wij ons gelijk
anderen mogen voortspoeden op de wieken van den
stoom, dat wij in het genot worden gesteld van
den ijzeren weg
!
,7-^7 */T>»