-ocr page 1-
rrMmiogèo
BR.18/4.I.aO
-ocr page 2-
-ocr page 3-
ur9 iU
-ocr page 4-
UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT
A06000033402193B
3340 2193
-ocr page 5-
SCHOLEN, SCHOOL VERBOND, OPENBARE EN
BIJZONDERE SCHOLEN, LEER (SCHOOL) PLICHT.
Vele menschen zijn onbillijk tegenover den tijd waarin zij
leven, omdat zij dien tijd niet met een vorigen, maar met
een zeker ideaal vergelijken. Zoo handelen zij ook ten op-
zichte van het schoolverzuim. Zij hebben slechts oogen voor
\'t gebrekkige van den tegenwoordigen toestand, en vergeten
geheel, dat wij reeds eenige reuzenschreden vooruitgegaan zijn.
Het is toch noch zoo heel lang niet geleden, dat de zorg
voor het trouwe school-bezoek geheel aan ouders en onder-
wijzers werd overgelaten, en niemand er aan dacht om deze
zaak in landsvergaderingen en bijzondere vereenigingen ter
sprake te brengen. De bejaarde onderwijzers in Zeeland we-
ten nog te verhalen, hoe bij hun optreden, des zomers geen
school gehouden werd, omdat de kinderen toch niet kwamen.
Hoorde men voor eenige jaren menigmalen zeggen: „Wij
zijn er wel zonder lezen schrijven te leeren gekomen, onze
kinderen zullen er zonder dat ook wel komen," thans ver-
neemt men meestal eene geheel andere taal, b. v. : „Wij
hebben niets geleerd; dat is toch zoo naar als men geen
boek lezen kan; maar daarvoor zullen we ten minste zor-
-ocr page 6-
2                  SCHOLEN, PCHOOT.VfcliBOND, OPENBARE EN
gen, dat onze kinderen goed lezen en schrijven leeren". Wij
willen alzoo niet ondankbaar wezen, en hetgeen geschied
is voorbijzien. Nochtans zijn wij er ver van verwijderd op die
lauweren te willen rusten; zijn er reuzenschreden gedaan, er
moeten nog grootere gedaan worden, en er is eenige haast
bij dit werk, want ook hier geldt het woord: stilstand is
achteruitgang.
Moge het getal in ons vaderland ook al gering zijn van
die kinderen, die nimmer op de schoolbanken hebben gezeten,
zeer groot is het cijfer dergenen, die door ontrouw school-
bezoek of door te vroeg verlaten der school weinige of geene
vruchten van het onderwijs plukken. En nu ken ik bijna
geen treuriger toestand dan dien van hen die lezen noch schrij-
ven kunnen. Eene zekere stompheid en ruwheid is op hun
gelaat te lezen. Menig middel tot ontwikkeling ontbreekt
hun; omdat zij hunne minderheid tegenover anderen gevoelen,
schuwen zij de plaatsen, waar zij onderwezen zouden worden
en komen zij er, zoo begrijpen zij dikwijls de eenvoudigste
zaken niet.
Niet veel beter is het met hen, die beweren te kunnen
lezen, maar het slecht, gebrekkig verstaan. Hebt gij ooit den
bijbel in zulk een huigezin hooren voorlezen? Alles wordt
op denzelfden toon uitgesproken. Eigennamen worden op de
vreeselijkste wijze geradbraakt. Op geene leesteekens, op geen
klemtoon wordt gelet. Een enkel verkeerd gelezen woord,
maakt een ganschen zin tot onzin, zonder dat de lezer het
merkt. Deze heeft dan ook te veel met de letters te doen,
om nog op den inhoud te kunnen letten. En ware het niet,
dat het kapittel van den bijbel u bekend was, gij zoudt er
geen woord van begrepen hebben. Is het te verwonderen, dat
zoo wel lezer als hoorders blijde zijn, als deze lastige taak
afgeloopen is?
-ocr page 7-
BIJZONDERE SCHOLEN, LEER (SCHOOL) PLICHT.              3
Niet gaarne zou ik echter toegeven, dat het zuiver intel-
lectueele onderwijs, het onderricht in lezen, schrijven en re-
kenen, den mensoh beter maakt. Zij die dit beweren rekenen
wel met de onkunde, niet met de zonde van den mensch. Zij
vergeten dat kennis, een heerlijk wapen in de hand van den
godvreezcnde, den goddelooze zooveel te gevaarlijker maakt.
Ik onderschrijf het woord van Opzoomer dan ook niet:
„Wat gij aan de scholen uitgeeft, spaart gij op de gevange-
nissen uit." Dit wooid moge gelden van die scholen, waar
de godsdienst het leidende element is, het geldt niet van
onze neutrale school, waar het opvoedende element nood-
zakelijk op den achtergrond treden moet.
„Hoe kunt gij nog tegenspreken ?" zoo hoor ik mij vragen.
„Wijzen de cijfers het niet uit, dat het meerendeel der ge-
vangenen lezen noch schrijven kan ? Is het dan niet overtui-
gend bewezen, dat het gemis van onderwijs zeer nadeelig op
den mensch werkt."
Natuurlijk bestrijd ik de cijfers niet, wel het besluit, dat
men er uit trekt; de menschen worden niet slecht, omdat ze
niet ter school gaan, maar omdat de ouders slecht zijn, en
hunne kinderen reeds vroeg dezelfde paden bewandelen, stel-
len beiden geen belang in het onderwijs, en alzoo vullen de
gevangenissen zich met slecht of in het geheel niet onder-
wezen .
Om aan te toon en, hoe schromelijk hier oorzaak en ge-
volg verward worden, gebruik ik het volgende voorbeeld:
$/l 0 van onze gevangenen behooren tot de behoeftige klasse.
Er bestaat dus verband tusschen armoede en misdaad. Wie
zal nu echter zoo dwaas zijn om te zeggen: Geef den men-
schen geld, maak ze rijk, en er zullen minder misdaden ge-
pleegd worden.
Toch ontzeggen wij aan het zuiver intellectueele onderwijs
-ocr page 8-
4 SCHOLEN, SCHOOLVEKBOND, OPENUAUE EN
niet uilen gunstigen invloed. Het kind gewent zich daardoor
aan orde en tucht, en leert zijne aandacht op eene bepaalde
zaak vestigen. Bovendien wij leven in een christelijk land.
De bijbel is onder het bereik van een ieder. Vele goede boe-
ken worden voor het volk geschreven. Door enkel lezen en
schrijven te leeren, ziet het kind zich den sleutel tot meni-
gen schat, die anders voor hem onbereikbaar zou gebleven
zijn, in handen gegeven.
Wie zou dan niet willen medewerken om den kanker van
het schoolverzuim met zijne treurige gevolgen op alle moge-
lijke wijzen tegen te gaan ? Het school-verbond heeft zich
dit tot taak gesteld, en daar het nu bijna vijf jaren bestaat,
komt van zelf de vraag bij ons op, wat het heeft uitgewerkt\'?
Zeker de uitkomsten hebben niet aan de verwachtingen be-
antwoord. Denken wij nog aan de groote menigte, waaronder
zoovele mannen van naam, die in het najaar van 1869 op
de roepstem van de geachte broeders Harting te Utrecht
samen kwam, dan moeten wij ons zeker verwonderen en be-
droeven, dat het aantal afdeelingen bij de oprichting betrek-
kelijk klein was, sedert telkens afnam, en nu niet meer dan
60 bedraagt. Welke zijn de oorzaken viin dit verschijnsel?
Vooreerst merken wij op, dat men een kleinen kring, eenige
weinige gemeenten gemakkelijk met geestdrift voor eene zaak
kan vervullen; maar dat het moeielijk gaat eene geheele natie
tot inspanning van krachten te nopen. Ten tweede is het
weggaan van vele christelijk-nationalen een zware slag voor
den Bond geweest. Ons volk is afkeerig van strijd, en waar
men gaarne voor een practisch doel had medegewerkt, daar
huiverden velen, zich voor eene zaak moeite te geven, die
reeds bij den aanvang zulk een hevigen strijd had uitgelokt.
Ten derde is het school-verbond op een hoogst ongelukkig
tydstip opgericht. Juist toen het Algemeen Reglement aange-
-ocr page 9-
BIJZONDERE SCHOLEN, LEER (SC(IOOl) PLICHT.              5
nomen was, en iedereen verwachtte, dat allerwege afdeelingen
verrijzen zouden, brak de vreeselijke oorlog van het jaar
1870 uit, en leidde de gedachten van de school naar het
slagveld. Nauwelijks was het zwaard in de schede gestoken,
daar brak in vele plaatsen van ons vaderland eenc pokken-
epidemie uit. Het schoolverbond heeft vooral kracht in het
persoonlijk bezoek der leden aan de ouders; was het te ver-
wonderen, dat menigeen uit vrees voor besmetting in die
dagen zijn huisbezoek niet voortzette? Eindelijk was ook
deze hinderpaal geweken; maar nu was de eerste liefde ver-
koeld ; het ijzer was te koud geworden, om het te kunnen
smeden.
Ten vijfde heeft de quaestie „leerplicht" zeer schadelijk op
de ontwikkeling van het schoolverbond gewerkt.
De leerplicht werd geroemd als een maatregel, die op een-
maal het schoolverzuim den nekslag geven, die alle andere
middelen overbodig maken zou en waar het verbond nu niet
zoo spoedig op resultaten wijzen kon, als sommigen zich
hadden voorgesteld, daar werd het geroep „leerplicht" telkens
geweldiger, daar bleef menigeen zitten, die anders ijverig
aan het werk getogen zou zijn. Het is ook gemakkelijker op
den staatsarm te leunen dan zelf aan den arbeid te gaan.
Is het nu echter waar, wat een Inspecteur van het lager
onderwijs, de heer Moens den 1 Mei in de Tweede kamer
gezegd heeft, dat het schoolverbond erkent met zijne zede-
lijke middelen fiasco gemaakt te hebben? Het is er verre
van daan. Wij durven tegen ieder staande te houden, dat
het verbond in de 4 jaren van zijn bestaan uitnemend gewerkt
heeft. Zij die spreken van fiasco maken hebben zeker de uit-
nemende verslagen van onzen ijverigen Secretaris niet ge-
lezen. Het Verbond heeft op menige plaats het schoolverzuim
tot een kleiner percent teruggebracht, dan in landen waar
-ocr page 10-
6 SCHOLEN, SCHOOLVERBOND, OPENBARE EN
reeds sedert jaren leerplicht heerscht; het heeft menige gelijk-
soortige vereeniging in het leven geroepen; het heeft een
kraohtigen stoot gegeven tot het regelen bij de wet van
den arbeid van fabriekskinderen; het heeft de diepte der
wonde doen kennen, menig middel ter genezing aangewezen,
en houdt voortdurend de algemeene aandacht op deze zaak
gevestigd. Ik voor mij hoop bij het zien van deze vruchten
op eene toekomst van het Verbond.
Ue eerst zoo groote maar niet diep gewortelde boom is
door de verschillende stormen van menigen tak beroofd. Zij
konden hem echter niet omverwerpen. Integendeel, zij deden
hem dieper wortelen; straks zullen er, hopen wij, allerwege
nieuwe loten uitspruiten.
Uit zal vooral dan geschieden, gelooven wij, wanneer de
commissie voor het vaststellen van eenige punten die in eene
toet van leerplicht behooren te worden opgenomen,
en het gansche
schoolverbond toonen ernst te maken met de bezwaren van
de voorstanders der bijzondere school, en straks wellicht een
weg vinden, waardoor die bezwaren werkelijk uit den weg
geruimd worden. Dan zullen ook de christelijk-nationalen
zich weder aan het Verbond aansluiten, en kan het nog eens
eene zaak van het geheele volk worden. Tot nu toe heeft
men deze bezwaren, ik geloof gaarne om de moeielijkheid
der zaak, meer ontweken en verschoven, dan ernstig bij de
hand genomen.
De laatste algemeene vergadering van het Verbond heeft
zich in beginsel voor leerplicht verklaard. Sommigen verwach-
ten van deze verklaring een nieuwen bloei voor het Verbond,
omdat men nu weet, waar het heen wil; anderen vreezen
nog grooter kwijning, omdat nu vele tegenstanders van leer-
plicht
zich terugtrekken zullen. Ik beslis niet; de toekomst
zal het spoedig genoeg uitwyzen; liever geef ik eenige denk-
-ocr page 11-
BIJZONDERE SCHOLEN, LEER (SCHOOL) PLICHT.               7
beelden over deze zaak, ook in verband met de bijzondere
school, ten beste.
Eene van de vruchten van het jongste onderzoek omtrent
leerplicht is wel deze: dat deze heroïeque maatregel volstrekt
niet onder de absoluut werkende behoort, en het aanwenden
van zedelijke middelen geenszins overbodig maakt.
In Pruissen en Zwitserland, waar de leerplicht reeds zoo
vele jaren ingevoerd is, bestaat op vele plaatsen een groot
niet gewettigd schoolverzuim, en dit in weerwil van al de
bepalingen, die gemaakt zijn om hem voor het volk minder
hard te maken. Geene invoering van lange vacanties gedu-
rende den druksten tijd, geene schooltijden alleen in de
vroege morgenuren, geene Einclasseschulen hebben sommige
gewesten kunnen nopen hunne kinderen getrouw ter school
te zenden. En ook waar de cijfers gunstig zijn, verdienen
deze niet altijd vertrouwen. In eene Zwitsersche school was
het verzuim grooter dan allerwege in den omtrek. En wat
bleek nu bij onderzoek ? Dat de andere onderwijzers menig
verzuim niet opgaven, om het volk van de lastige vervolgingen
te bevrijden, en alzoo bij de menigte niet te zwart aange-
schreven te staan. Algemeen wordt erkend, dat het doorvoeren
van leerplicht in de groote steden eene onmogelijkheid is, en
dat de gunstige resultaten in menige streek van Pruissen
minder aan onderwijzer en schoolbestuur dan aan de zweep
der geestelijkheid te danken zijn, die in het belang van het
godsdienstonderwijs zorgt, dat de hand aan vervolging en
strafbepalingen gehouden wordt. Deze zweep nu mist men
in ons land bij de neutraliteit van het staatsonderwijs ten
eenenmale.
Is leerplicht alzoo geen absoluut middel, nochthans geloof
ik, dat hij in verband met andere middelen zeer gunstig
kan werken, en ben ik daarom in beginsel er een voorstan-
-ocr page 12-
8 SCHOLEN, SCHOOLVEUUOND, OPENBARE EN
tier van. Het is tooh wel opmerkelijk, dat geen land, waar
leerplicht ingevoerd is, ook maar een oogenblik er aan ge-
dacht heeft den maatregel weer in te trekken. Integendeel
worden telkens wettelijke bepalingen gemaakt, om hem meer
kracht bij te zetten. — Saxen en sommige Zwitsersch e kantons
staan daar als bewijzen, dat leerplicht soms zeer gunstig werken
kan. In Saxen b. v. is het verzuim tot een zeer klein cijfer
gedaald; straffen behoeven zelden uitgesproken te worden,
omdat allen de wet gewillig naleven.
Waarom zou ook ons land straks niet ten bewijze kunnen
strekken, dat leerplicht gunstig werkt?
Wel wijst men ons telkens op het groote verzuim in weer-
wil van leerplicht in andeee landen; maar is het niet waar-
schijnlijk, dat het verzuim in die landen zonder die wet nog
veel aanzienlijker wezen zou; is het niet bijna zeker, dat bij
wegruiming van gegronde bezwaren, in ons land, waar het
volk meer dan in andere landen van de wenschelijkheid van
onderwijs overtuigd is, het cijfer van het verzuim tot een
ongelooflijk klein getal dalen zou ?
Wil men van de kracht van leerplicht overtuigd worden,
men ga naar onze grenzen. Daar ziet gij telkens een aantal
Nederlandsche kinderen de grenzen overtrekken om het Pruis-
sische vee te hoeden. Waar men naar de oorzaak van dit
verschijnsel onderzocht, daar verneemt men allerwege, dat de
Pruissische kinderen de school moeten bezoeken, en daarom
Hollandsche voor dit werk gebruikt worden.
Zijn de bezwaren tegen de invoering van leerplicht niet
zoo overwegend, dat zij van de invoering kunnen terughou-
den? Men wijst op de kostbaarheid van den maatregel. Het
aantal scholen en onderwijzers zal aanzienlijk moeten toene-
men; maar kan voor het onderwijs, mits alle Nederlanders
er gelijkelijk van kunnen genieten, ooit te veel uitgegeven
-ocr page 13-
BIJZONDERE SCHOLEN, LEER (SCHOOL) PLICHT.              9
worden? Hoevele millioenen worden jaarlijks door oorlog en
marine verslonden, en zal men d in bij dit hoofdstuk gie-
rig zijn?
Vele ouders, met groote huisgezinnen bezwaard, kunnen
de verdiensten hunner kinderen niet missen, zegt men in de
tweede plaats. Dit argument, dat voor velen van zeer groote
kracht schijnt te zijn. heeft voor mij al heel weinig waarde,
ik geloof, dat bij het ontbreken van kinderhanden, de arbeid
der volwassenen duurder betaald zal worden, en dus deze winst
tegen het verlies zal opwegen; en al mocht eenig huisgezin
er geldelijke schade bij lijden, welnu, als de kinderen zieke-
lijk waren en niet konden arbeiden, zou men hun eenigen
onderstand verleenen; men doe het ook nu gedurende de
schooljaren: ik heb te goede gedachten van de weldadigheid
der Nederlanders om te kunnen gelooven, dat men een ijve-
rig, maar met een groot huisgezin bezwaard werkman gedu-
rende de weinige jaren dat het kind reeds wat verdienen
kan, en nu op de schoolbanken zitten moet, gebrek zou laten
lijden. Ook kan men in vele gevallen door de regeling van
vacanties en schooltijden de grootste verdiensten der kinderen
aan het huisgezin laten.
Over het al of niet kostelooze van het onderwijs bij leer-
plicht wil ik niet spreken. Ik geloof, dat de beste wijze is
aan het eergevoel van de ouders over te laten of zij voor
het onderwijs hunner kinderen betalen willen, ja dan neen.
Meer gewicht wordt door velen mijner geestverwanten ge-
hecht aan het bezwaar, dat de staat bij invoering van leer-
plicht in de rechten der ouders zou treden. Bij de vraag,
hoever de staat gaan mag, ben ik zeer bevreesd voor Spar-
taansche staatsalmacht, en gevoel ik al de kracht van het
woord: „principiis obsta". Ik geloof echter, dat wij deze
moeielijke vraag hier geheel ter zijde kunnen laten. Waarom
-ocr page 14-
10 SCHOLEN, SCHOOI.VERBOND, OPENBARE EN
bezoeken sommige kinderen in onze dagen de school niet?
Omdat de ouders wellicht in beginsel tegen onderwijs zijn,
en dit voor hunne kinderen schadelijk achten ? O neen, om
allerlei bijredenen blijven de kinderen te huis; hier is het
uit onverschilligheid; daar, om van het kind op eene of
andere wijze nut of voordeel te trekken. Welnu de staat
helpc een handje om sommige nalatige ouders datgene te
verschaffen, wat zij in den grond voor hunne kinderen zeer
wenschelijk achten. Hier zou ik dus de spreuk willen toe-
passen : „Quod semper, ubique, ab omnibus".
Oneindig zwaarder dan het tot nu toe opgenoemde, geldt
voor mij tegen leerplicht, de geheele inrichting van het lagere
onderwijs in ons vaderland. ^Zonder wijziging der wetten acht
ik de invoering van leerplicht de dood voor de christelijke
scholen, en in vele gevallen een aanval op de gewetensvrij-
heid. Nu reeds valt het menige school, die door particulieren
onderhouden moet worden, zwaar de concurrentie met de
staatsschool vol te houden die uit de gemeeutebeurs onder-
houden wordt en dikwijls het troetelkind van het Bestuur
is. Bij invoering van leerplicht, zou het aantal scholen
en het onderwijzend personeel aanzienlijk toenemen. In de
Provincie Utrecht b. v. zouden dan de lagere scholen (bui-
ten die te Utrecht en Amersfoort), naar den maatstaf vn
het kanton Zurich, van 78 tot 373 moeten stijgen. Ieder
begrijpt dat bij zulk eene vermeerdering van lokalen, bij
de natuurlijk zeer hooge bezoldiging van de onderwijzers,
de bijzondere school aan partikuliere krachten overgelaten,
noodzakelijk het onderspit delven moet. Menig christelijk
onderwijzer zal in zwaren strijd ■ gebracht worden, wanneer
hij tusschen zijne beurs en zijn geweten kiezen moet. En
waar de staat dan eindelijk de kinderen dwingt, zijne scholen
binnen te gaan, daar zullen vele ouders genoodzaakt worden
!
-ocr page 15-
BIJZONDERE SCHOLEN, LEEK (SCHOOL) PLICHT.            11
tegen hun geweten te handelen, en hunne kinderen een on-
derwijs te laten bijwonen, dat zij voor de zielen der kinderen
verderfelijk achten.
„Gij moet die gemoedsbezwaren zoo hoog niet stellen"
heeft inen al menigmaal gezegd, „wij hebben immers met de
vaceinewet gezien, hoe er dikwijls veel geschreeuw gemaakt
wordt, dat nochthans weinig te beduiden heeft."
Wat zal ik antwoorden ? Ik heb van den beginne tot die-
genen behoord, die tegen de vaceinewet zooveel bezwaar niet
hadden, en er moeielijk eene aanranding van de gewetens-
vrijheid in zien konden. Bij de vaccine gold het slechts het
lichaam, hier zal het de ziel van het kind gelden. Juist de
dwang zal den tegenstand zooveel grooter maken, en ik zie
op menige plaats betreurenswaardige tooneelen te gemoet.
De Nederlanders zijn een rustig volk, die veel kunnen verdra-
gen ; maar op het punt van godsdienst zijn wij gelukkig
geene Pruissen of Zwitsers, die ons door den staat eene zekere
godsdienst laten opdringen. Bovendien is er bij de vaccine-
wet altijd nog eene veiligheidsklep. Men is niet genoodzaakt
zijne kinderen te laten vaccineren; men kan ze te huis hou-
den. Deze veiligheidsklep zal in zake leerplicht echter geheel
ontbreken.
„Zoudt gij dan uwe kinderen liever te huis houden, en
ze in onwetendheid laten opgroeien dan ze naar eene staats-
school te zenden?" zoo is in de Tweede Kamer gevraagd. Voor-
zeker, zoo antwoord ik, zijn er staatsscholen, waar ik mijne
kinderen, zoo ik ze had, voor niets ter wereld zou heenzen-
den. Wel stem ik toe: liever volstrekt neutraal, dan geen
onderwijs. Maar ik geloof dat het hoogst moeielijk, ja on-
mogelijk is volkomen neutraal onderwijs te geven. Buitendien
ontken ik ten sterkste, dat men zoo de vraag stellen mag.
Als Nederlander heb ik even goed als ieder ander het recht,
-ocr page 16-
12                SCHOLEN, SCIIOOI.VKKUOND, OPENBARE EN
niet alleen, dat mijn geweten geen geweld worde aangedaan,
maar ook dat het onderwijs naar mijne overtuiging zoo vol-
doende mogelijk zij.
Nu voorzie ik echter van eene andere zijde, van mijne
geestverwanten eene tegenwerping. „Indien gij alzoo over de
onderwijswetten denkt, hoe kunt gij dan voor \'t beginsel van
leerplicht zijn ? Zijt gij dan zoo onnoozel om te gelooven,
dat onze liberalen en conservatieven er ooit in zullen toe-
stemmen op dit punt de grondwet, en de wet van 1857 te
veranderen ?" Ik geloof nog altijd, dat het recht eindelijk zege-
viert. Neen van de meerderheid der tegenwoordige Tweede
Kamer, geloof ik niet, dat zij de wetten zou willen veran-
deren ; maar de ervaring leert ons ook, hoe spoedig zich soms
de denkbeelden van een volk wijzigen. Voorts is het niet
te denken, dat deze Tweede Kamer ooit tot invoering van
leerplicht medewerken zal.
Maar waarom zijn zoovelen gekant tegen wijziging dei-
wetten ?
Daar zijn mannen met wie men niet redeneeren kan. Zoo
b. v. de Heer S.kkes, waar hij schrijft: „Al het haspelen
en schreeuwen over gewetensdwang....... het staat vast dat
de staat ten onzent geen gewetensdwang uitoefent." — „Eer-
biedigt dan niet de openbare neutrale school de godsdien-
stige begrippen van allen zonder onderscheid, en behoort niet
het opperen van geinoedsbezwaren ten haren opzichte tot de
niet ontvankelijke klachten te worden gerangschikt." Als de
tegenstander zoo weinig zich op ons standpunt weet te ver-
plaatsen, dan doen wij het beste hem te laten praten.
Daar zijn echter anderen, die wel gevoel van billijkheid
en recht hebben, maar bijzonder aan de openbare school ge-
hecht zijn, omdat zij, zij het dan ook onbewust gevoelen,
dat de openbare school hunne godsdienstige begrippen ver»
-ocr page 17-
BIJZONDERE SCHOLEN, LEEK (SCHOOL) PLICHT.            13
kondigt. Zij zijn vijanden van allo geopenbaarde godsdienst,
zij willen de kinderen alleen zedelijkheid en eenige andere
maatschappelijke deugden inprenten. Het hoogste leerstuk
hunner godsdienst is verdraagzaamheid. Zij gelooven, dat het
nevens elkander zitten op de schoolbanken de kinderen ver-
draagzaam maken zal. Zijn deze niet gemakkelijk te overtui-
gen, ik wanhoop echter niet. Ik geloof, dat zij eindelijk
zullen toegeven, dat het onbillijk is, dat hunne godsdienstige
denkbeelden alleen op algemeene kosten verspreid worden,
en dat de verschillende gezindten, door het bezoeken van
verschillende scholen (getuige Pruissen) eer verdraagzamer dan
onverdraagzamer zullen worden.
Nog anderen zijn wederom tegen het toenemen der bijzon-
dere scholen gekant, omdat zij vreezen dat het gehalte van
het onderwijs er onder lijden zal, en omdat zij meenen, dat
wij zouden wenschen, dat de staat zich even als in Pruissen
en Zwitserland, met het godsdienstonderwijs zal bemoeien.
Tegenover hen kunnen wij, geloof ik, niet beter doen,
dan onze denkbeelden zoo duidelijk mogelijk uiteen te zet-
ten, de voordeelen van zulk eene inrichting aan te toonen,
en eindelijk te vragen: Welke gegronde bezwaren kunt gij
er tegen inbrengen? Welnu hebt gij ze niet, vereenigt u dan
met ons. Wij zullen u straks trouw ter zijde staan om het
lot van den onderwijzer te verbeteren en leerplicht in te
voeren.
Wij wenschen dan, dat het aan ieder vrij zal staan eene
school op te richten, die eene acte als Hoofdonderwijzer ver-
kregen heeft. De staat verleene aan elke sch *ol, eene zekere
subsidie naar gelang van het aantal onderwijzers en liet aan-
tal kinderen.
Ook op normaalscholen worde hetzelfde beginsel toege-
past.
-ocr page 18-
14 SCHOLEN, SCHOOLVERBOND, OPENBARE EN
Van zijne zijde eische de staat, dat de schoolgebouwen vol-
doende zijn, en dat het onderwijs zich boven een zeker peil
verheft. Bij het niet voldoen aan deze eischen heeft hij het
recht de sohool onmiddellijk te sluiten. De staat zorge aller-
wege voor die kinderen, die geene school hebben. Op deze
staatsschool moet het onderwijs zooveel mogelijk volstrekt
neutraal zijn. Alle vakken worden daarom vermeden bij
welke de neutraliteit onmogelijk in het oog gehouden kan
worden.
De ouders der schoolgaande kinderen hebben ten allen
tijde recht van toegang, om zich te overtuigen, dat het onder-
wijs stipt neutraal zij. Waar het aantal kinderen, die geen
eigen school hebben te klein is, om eene school voor hen
te stichten, daar voorzie de staat op andere wijze in hun
onderwijs, b. r. door het plaatsen van een hulponderwijzer,
die in zijne eigene woning de kinderen neutraal onderwijs
geeft.
Aan deze inrichting zijn naar het mij voorkomt geene on-
overkomelijke bezwaren, wel integendeel groote voordeelen
verbonden.
Laten wij beiden overwegen:
lo. Men heeft gezegd, dat het onmogelijk zou wezen een
peil te trekken en het subsidie rechtmatig uit te keeren.
In Engeland schijnt men dit bezwaar niet te gevoelen. Daar
neemt men examen af, en verleent daarop subsidie. Dezer
dagen las ik nog in de Revue des deux mondes van 15 April
1874, een uitstekend opstel van Jümüe de Laveleige over het
onderwijs in Rusland, waarin de volgende opmerkingen voorko-
men : „Il serait bon d\'appliquer en Russie l\'idée si ingénieuse,
récemment mise en pratique en Angleterre, et qui consiste
a proportionner les subsides aux résultats acquis. C\'est Ie
principe de la responsabilité, et du travail aux pièces, ce
-ocr page 19-
BIJZONDERE SCHOLEN, l.KKlt (SCnOOI.) PLICHT.          15
grand ressort de la production industrielle, introduit dans
la doinaine de 1\'éoole. D\'nprès 1\'article 10 du nouveau code
de 1871 Ie directeur d\'une école ouverte au moins 400
fois dans l\'année, soit Ie raatin, soit 1\'après midi peut récla-
iner 6 shillings par enfant fréquentnnt régulièrement les
classes pendant toute l\'année, et en outre pour tout en-
fant soumis\' ii 1\'examen annuel devant les inspecteurs publics
4 shillings, s\'il satisfait pour la lecture, 4 shillings, s\'il
satisfait pour 1\'éeriture et 4 shillings, s\'il satisfait pour Ie
calcul. Total 12 shillings."
2°. Door het sluiten der scholen zullen een aantal kin-
deren plotseling van alle onderwijs verstoken zijn ?
Ziet men het in Groningen tegenwoordig gebeuren, dat een
flinke school van den onderwijzer Westerhof telkens afgebro-
ken, en op eene andere plaats weer opgebouwd wordt, om
alzoo in de nabijheid van het poldervolk te blijven, zou het
dan zoo moeielijk wezen, er in elke provincie een paar hou-
ten gebouwen op na te houden, die tijdelijk in de plotse-
ling opkomende behoeften zouden kunnen voorzien ? Of zijn
tegen deze handelwijze te veel bezwaren, welnu een artikel
zou in de wet opgenomen kunnen worden, dat den staat
het recht geeft, tegen eene zekere vergoeding in het gebouw
der afgekeurde school onderwijs te geven.
3o. Men zal allerlei kluchten over onrechtvaardige afkeu-
ring enz. hooren. Op grond van de ervaring geloof ik het
niet. Nog geen enkelen christelijken onderwijzer heb ik over
onrechtvaardigheid der examinatoren, of van hen, die de school
bezochten, hooren klagen. Indien de examinatoren rijksamb-
tenaren zijn, liefst geene inwoners der provincie, waarin zij
arbeiden, dan geloof ik, dat ook hier recht en billijkheid zul-
len gehandhaafd worden.
4o. £en laatste bezwaar: „de raoeielijkheid om aau te geren
-ocr page 20-
16 SCHOLEN*, SCHOOI.VERBOND, OPENBARE EN
welke kinderen werkelijk schoolgaande zijn" begrijp ik bij
de invoering van leerplicht niet, en kan ik dus ook niet weer-
leggen.
Zijn de bezwaren gemakkelijk uit den weg te ruimen, de
voordeden aan zulk eene inrichting verbonden zijn bijzonder
groot.
1°. Ik hoorde straks de vrees uitspreken, dat het gehalte
van het onderwijs bij meerdere uitbreiding van bijzondere
scholen schade lijden zou. Ik heb, dunkt mij, voldoende aan-
getoond, dat hiervoor bij mijn voorstel geen vrees bestaat.
Maar nu keer ik het wapen tegen hem, die er mij mede
trachtte te wonden. Bij de tegenwoordige inrichting van het
onderwijs kan ieder onderwijs geven, die den rang van hoofd-
onderwijzer heeft. Gij hebt geen recht eene school te sluiten,
hoe gebrekkig het onderwijs ook zij. Met menige school is
het ellendig gesteld. Wilt gij bewijs, raadpleeg den eersten
den besten schoolopziener, dien gij tegenkomt, hij zal u be-
droevende staaltjes mededeelen. Op eene kleine openbare
school in het midden van ons land rekende een onderwijzer
nog voor weinige jaren met duiten en penningen.
Is de toestand niet eenigszins zorgvol, als men let op het
groote aantal bijzondere scholen, dat telkens toeneemt, op
wier onderwijs de staat toch volstrekt geen invloed uitoefe-
nen kan? Vooral bij de Koomsch Cath. scholen is dit punt
volstrekt niet gering te achten. Van vertrouwbare zijde hoorde
ik onlangs het volgende: Iemand had te Genève het onder-
wijs in eene school door paters gegeven, bijgewoond, en zich
over de voortreffelijkheid er van verheugd. Eenigen tijd later
was hij veel oostelijker in het Khöne dal, en trad op eene
plaats, waar de bevolking geheel K. C. was, de school bin-
nen. Hier was het onderwijs bedroevend. Hoe verbaasde hij
zich, toen hij in deze school denzelfden Pater opmerkte, wiens
-ocr page 21-
BIJZONDERE SCHOLEN, LEER (SCHOOL) PLICHT.            17
onderwijs hij in Genève zoo bewonderd had. Is het niet aller-
wege de tactiek van de E. C. het onderwijs zoo uitnemend
mogelijk te maken, waar hunne leerlingen met anderen moe-
ten concurreren, maar er weinig voor te doen, zoodra zij het
heft alleen in handen hebben, omdat het gemakkelijker valt
over domme dan over wel onderwezene menschen te heer-
schen.
Nog eens: Bij mijn voorstel zal het onderwijs verbeteren.
Op de meeste dorpen zullen twee, drie of meer scholen ko-
men. Er zal concurrentie ontstaan Ik ken de nadeelen. Ik
begrijp dat deze concurrentie dikwijls van geen edel gehalte
wezen zal. Maar de nadeelen wegen toch niet tegen de voor-
deelen op. Wij blijven allen menschen en ieder heeft in zijne
betrekking wel eens eene aansporing, eene opwekking noo-
dig. Vraagt het maar weder aan welken schoolopziener gij
wilt, of hij niet gelooft, dat het voor den ijver van menigcn
onderwijzer in zijn district goed zou wezen, indien er eens
eene school naast de zijne verrees. Eindelijk: Er zullen
vele kleine schoollokalen ontstaan. Men zal bij subsidie voor
eiken nieuwen hulponderwijzer, niet langer één meester tegen-
over 90 of 100 kinderen zien overstaan, en het onderwijs
kan bij een en ander slechts winnen.
2°. Een ander voordeel is dit, dat eene groote meerderheid
niet langer aan eene soms zeer kleine minderheid wordt op-
geofferd.
Hoe vele gemeenten zou ik kunnen opnoemen, waar het
meerendeel der protestantsehe bevolking, o zoo gaarne den
bijbel, psalmen, gezangen, bijbelsche geschiedenis op de school
ingevoerd zag. Sommigen hebben wel eens over de oprich-
ting van eene bijzondere school gedacht, maar zijn door de
groote bezwaren en onkosten afgeschrikt. Waarom, zoo vraag
ik, mogen die !>9/l00 der bevolking het onderwijs in hun
-ocr page 22-
18 SCHOLEN, SCHOOLVERBOND, OPENBARE EN
geest niet hebbeu, als het slechts even goed en degelijk ia?
3°. Maar ook de kleine minderheden in vele streken van
ons vaderland, lijden bij den tegen woord igen school-toestand.
Aan het geweten van vele ouders en kinderen wordt ge-
weld aangedaan. De openbare school is op vele plaatsen niet
neutraal. Ik bedoel nu niet dat gemis aan neutraliteit, dat
aan iedere school eigen is, omdat het onmogelijk is, althans
in sommige vakken neutraal onderwijs te geven. Ik meen die
scholen, die zich naar den geest van de meerderheid der be-
volking richten, en een zuiver K.C. of Prot. karakter dragen.
Verleden jaar had de Arnhemsche courant de vriendelijkheid
deze mijne op goede gronden steunende verklaring eene las-
terlijke aantijging te noemen ; wil men nog bewijzen : Op eene
staals-school in Zeeland vond ik een gezang ter eere van
den Verlosser op het boul, en er was eene schoolbibliotheek
met werkjes van Gerdes, de Liefde en anderen.
In N.-Brabant kwam een kind van een Pr. commies te huis
maakte het teeken des kruises, en vroeg aan zijn vader waarom
zij ook niet naar de kerk gingen, waar alle godsdienstige
menschen kwamen. De commies zocht en kreeg spoedige ver-
plaatsing, en antwoordde op de vraag hem gedaan, waarom
hij zich niet beklaagd had : „Ik durf nog al veel, maar dat
durfde ik niet: want de eerste keer zou mijn huis in brand
staan, de tweede keer zou ik van mijn leven niet zeker
zijn."
Op een dorp in Gelderland kwam de schoolopziener \'s mor-
gens te 9 uur de school binnen. Een jongen bad het school -
gebed waarin de uitdrukking voorkwam „Vergeef ons onze
zonden om Jezus wil." De schoolopziener maakte den mees-
ter opmerkzaam, dat dit gebed wel wat al te veel met de
neutraliteit der school in strijd was. „Meent gij dat ? mijn-
heer de schoolopziener," antwoordde de onderwijzer, „ik geloof
-ocr page 23-
BIJZONPEKE SCHOLEN, LEER (SCHOOL) PLICHT.            19
\'t niet. Niemand der kinderen heeft bezwaar tegen dit gebed.
„Jacob kom eens hier;" Jacob een joodje, treedt te voorschijn,
en bidt eveneens: „Vergeef ons onze zonden om Jezus wil."
Is het niet ergerlijk? Hebben wij hier geene tweede geval
Mortara ? Ouders, die op de neutraliteit der staatsschool ver-
trouwende, hun kinderen er heen zenden, dikwijls van \'s mor-
gens vroeg tot \'s avonds laat, hard arbeiden moeten, en
daarom naar het onderwijs hunner kinderen weinig of geen
onderzoek doen, zien hun kinderen denkbeelden ingeprent
met hunne eigene in lijnrechten strijd.
Bij mijn voorstel al wederom, kunnen zulke treurige zaken
niet voorkomen. Het staatsonderwijs kan dan werkelijk neu-
traal zijn.
4°. Algemeen wordt het toegestemd dat het onderwijs, zal
het goed wezen, opvoedende kracht moeten hebben. Welnu
wat zegt de commissie uit de.Tweede Kamer voor een paar jaren
aan den minister: „De opvoedende strekking van \'t openbaar
onderwijs is wegens zijn algemeen karakter, voor \'t groot aan-
tal kinderen, die geene andere gelegenheid voor hunne op-
leiding hebben, onvoldoende, indien de kerkgenootschappen
voor de godsdienstige opleiding niet geregeld en voortdurend
zorgen."
Is het dan niet treurig, dat de bijbel voor zoo vele dui-
zende kinderen op de school een gesloten boek moet blijven,
is het niet treurig, dat het roemrijkste tijdvak uit onze va-
derlandsche geschiedenis op de staatsschool óf voorbijgegaan
ót chroniekraatig behandeld, óf verdraaid wordt. Menig mees-
ter heeft beleden, dat het onmogelijk is op de staatsschool
dit gedeelte goed te behandelen zonder links of rechts aan-
stoot te geven. Menigeen blijft dan bij de Graven, of verhaalt
de kinderen slechts uit den nieuwsten tijd. Op de jaarver-
gadering van het schoolverbond te Zwolle, hoorde ik een mee*-
-ocr page 24-
20                SCHOLEN, SCHOOLVERIiONU, OPENBARE EN
ter verklaren, dat hij blijde was, dat de natuurkunde ook
onder de vakken van onderwijs opgenomen wa3. Bij vele an-
dere vakken gevoelde men zich telkens als in een kooi: bij
dit vak kon men zijne vleugelen zoo vrij uitslaan.
Hoeveel hebben wij bij mijn voorstel al wederom vooruit.
En nu dacht ik nog slechts aan de kinderen, maar ik heb
diep medelijden met zoo menigen nog godvreezenden onder-
wijzer aan de staatsschool. Over hetgeen hem het dierbaarst
is, moet hij voortdurend zwijgen: is het te verwonderen, dat
datgene waarover hij nimmer als met angst spreken kan, ein-
delijk voor hem zelven zijne kracht verliest, dat het meeren-
deel onzer onderwijzers in onze dagen modern wordt.
Ik zou nog over de neutraliteit der normaalscholen spre-
ken kunnen; maar door het noemen van deze feiten zou ik
misschien personen in ongelegenheid kunnen brengen, en dat
doe ik liever niet.
Nog eene enkele zaak ten slotte. Vele schoolopzieners en on-
derwijzers klagen over de groote zuinigheid, ik zou bijna zeg-
gen gierigheid der regeering, waar het onderwijs betreft. Zou
de reden hiervan niet eensdeels hierin gezocht moeten worden,
dat] de rcgeering wel weet, dat alles wat op het onderwijs be-
trekking heeft, eene teedere snaar bij de vertegenwoording
aanroert. Om allen strijd te vermijden wordt al zoo misschien
niet dieper in de landszak gegrepen. Hoe heerlijk zou het
wezen als de onderwijs-quaestie eens tot aller genoegen
van de baan geschoven, als ze tot aller genoegen geschikt was.
Terwijl we nu tot ons leedwezen elke vergroote staats-
uitgave voor het onderwijs wel moeten bestrijden, omdat wij
toch moeielijk tot onzen eigen ondergang kunnen medewer-
ken, zouden wij dan met blijdschap ons voor elke uitgave
voor het onderwijs verklaren; geene zou ons te groot zyn.
Hoe menige school zou allerwege verrijzen, hoe menig on-
-ocr page 25-
HI.rZONDKRR SOHOI.KN, LKKR (SCHOOI-) PLICHT.          21
derwijzer, die uu een karig stuk broods eet, zou dan een
goed, aan zijnen moeielijken arbeid geëvenredigd inkomen ont-
vangen. God geve, dat die dag spoedig aanbreke. \')
Zeis\',                                                       „, „ XT
_ . ,                                                     Th. H. Nahuus.
23 Juni 1874.
\') Het volgende woord van den Hees Kerdijk geeft mij moed:
»Ik stel de algemeene deelname van het onderwijs boven alles: blijkt
het, dat zij niet vereenigbaar is met de bestaande schoolwetgeving,
welnu dan worde deze gewijzigd, maar de leerplichtigheid woidc
ingevoerd."