-ocr page 1-
BR..I874.1.33.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
<#-• /m.-zy-
%*2 #\'
-ocr page 4-
-ocr page 5-
DE MIDDERNACHTZON. \')
Wie tegen de laatste helft van de Junimaand, het hooge
Noorden bezoekt, komt juist van pas, om de nadering
van een natuurverschijnsel af te wachten, dat telken jare
met zeldzame pracht de woeste natuur boven den pool-
cirkel opluistert. Wij bedoelen de Middernachtzon, die op
den langsten dag des jaars, tooneelen gaat scheppen,
welke de stoutste verbeelding overtreffen.
Wat is toch die Middernachtzon? Merkwaardig is het,
hoe weinig menschen daarop een juist antwoord weten
\') Van verschillende zijden werd mij ingenomenheid betuigd met
my ne bijdrage iu den vorigen jaargang, „eene Noordsche reisvertelling."
Het bleek mij echter meer en meer, dat de beschrijving van de
middernachtzon voor velen duister was gebleven en men hieromtrent
nadere inlichting verlangde.
Daar dit jaarboekje in de letterkundige bijdragen de meest moge-
lijke vrijheid toelaat, geloof ik dat de lezers van het vorig jaar het
niet zullen misprijzen, dat de behandeling vaq dit onderwerp door
de redactie hier is toegelaten. Ik heb bovendien getracht, zoo dui-
delijk en populair mogelijk te zijn, om voor allen verstaanbaar te
wezen. In hoeverre ik hierin geslaagd ben, beoordeele de goedgun-
stige lezer.
-ocr page 6-
2
DE MIDDERNACHTZON.
te geven. Ploe belangstellend en weetgierig wij ons de
lezers van dit jaarboekje ook voorstellen, tocb gelooven
wij geen beleedigend woord uit te spreken, wanneer wij
zeggen: dat maar een zeer klein gedeelte een e volledige
beschrijving van dit merkwaardig verschijnsel zou kunnen
geven, al komt bet jaar op jaar terug en al behoeft men
zijne hersenen niet te pijnigen, bij bet onderzoek.
Het is mij zeer dikwijls voorgekomen, dat ik bemerkte,
hoe men mij niet begreep, als ik over de heerlijkheid van
de middernachtzon sprak. Het schijnen van de zon ten
twaalf ure in den nacht, was toch iets ondenkbaars.
Bij menschen, die naar eene algemeene kennis trachtten,
vond ik deze voorstelling zeer gewoon, dat de midder-
nachtzon van het Noorden was, de eindelooze dag; zoodat
gelijk bij ons gedurende heldere nachten in het laatste
gedeelte van de Juuimaand de avondschemering in de
morgenschemering overgaat, dit in de poolstreken, op de
krachtigste wijs zich openbaarde.
Maar waarlijk, daarvoor behoeft men niet naar het
hooge Noorden te gaan. Ik herinner mij eens in bet laatst
van Juni des avonds ten elf ure een brief gelezen te heb-
ben op de straat to St. Petersburg, in het licht der avond-
schemering en daar is toch geene sprake van de midder-
nachtzon.
De groote en algemeene onbekendheid, met het merk-
waardige van dit natuurverschijnsel, schrijf ik voor een
goed deel toe aan het algemeene stilzwijgen, of de slechts
zeer oppervlakkige mededeelingen, omtrent dit feit. Tal
van werken waarin ik het zeker meende te vinden, moest
ik onvoldaan weer sluiten, slechts ééne uitzondering. On-
langs vond ik: Histoire des Astres par Rarnbosson, Paris
-ocr page 7-
3
DE MIDDERNACHTZON.
Ferrnin. Ditlot. 1874, en daar zag ik (pag. 181, 182) eene
zeer beknopte maar toch onvolledige voorstelling. Uit deze
ervaringen ontleen ik de vrijmoedigheid om mijne opmer-
kingen, uit aanschouwing geboren, hier te plaatsen.
Het zal velen onder mijne lezers zeker gegaan zijn als
mij, dat zij in wijlen Professor F. Kaiser den man hul-
digden, die door zijne voortreffelijke werken, belangstel-
ling en liefde heeft ingeboezemd voor een vak der weten-
schap (de sterrekunde), vroeger door ons als een onbereik-
baar iets, slechts van verre met allen eerbied beschouwd.
Eenige algemeene zaken wist men, eenige begrippen
had men zich eigen gemaakt, men was waarlijk al een
heele baas in eigen oog, als men een dozijn sterrenbeelden
kon noemen en aanwijzen. — Daar verschijnt het classieke
werk van den Leidschen Hoogleeraar en men begrijpt,
dat men niets ter wereld wist, dat het aangeleerde slechts
uit onzamenhangende deelen bestond, maar dat men nu
een leidsman had, die ons bij de hand houdende, tred
voor tred leerde gaan op het onbekende en wonderschoone,
majestueuse gebied.
Eere nog de nagedachtenis van den man, aan wien Neder-
lands zonen en dochteren zoo onbegrijpelijk veel te danken
hebben. Ieder Nederlander, prijs stellende op deze kennis,
dient Kaiser\'s Sterrenhemel (ten minste liet eerste deel)
gelezen te hebben; niet als een roman, maar als een boek.
Wanneer wij nu over de middernachtzon gaan spreken,
veronderstellen wij, dat men eene algemeene voorstelling
van het planeten- of zonnestelsel heeft en dus ook weet,
welke plaats onze aarde daarbij inneemt. Hebben wij daar
1*
-ocr page 8-
4                                     BE MIDDERNACHTZON.
volstrekt geen goed begrip van, zoo kan het natuurver-
schijnsel, waarover wij spreken willen, niet begrepen
worden.
Stellen wij dus, dat men den vorm van ons planeten-
stelsel kent, dan herinneren wij er aan, dat de loopbaan
der aarde om de zon ligt in een plat vlak en dat de
aarde bij de jaarlijksche omwenteling om de zon, altijd
evenwijdig aan zich zelve voortgaat. Steeds derhalve naar
dezelfde punten des hemels gekeerd. Die omwentelings-as is
echter in eenen schuinschen stand geplaatst, met het oog
op de vlakte waarin de aarde zich beweegt. Het is juist
die schuinscJw dand, welke de middernachtzon mogelijk
maakt, gelijk wij zullen zien.
Herinneren wij ons verder, dat de zon op den langsten
dag in de Kreeft staat, dan wordt het duidelijk dat de
tijd gekomen is, waarin de zon hare stralen bijna lood-
recht op de aarde nederschiet, want de aarde heeft zich
nu hst verst van de zon verwijderd. Het verschil in den
afstand van de aarde tot de zon, op den eersten Januari
en den eersten Juli, bedraagt toch niet minder dan 500,000
myriameters.
Daar dus de aarde zich in een plat vlak voortbeweegt,
altijd naar dezelfde punten des hemels gericht is en door
den schuinschen stand van de omwentelings-as op den
langsten dag met het bovenste gedeelte van het Noorde-
lijk halfrond naar de, nu het verst verwijderde, zon ge-
keerd blijft, moet dat noordelijkst gedeelte ook bij de om-
wenteling der aarde om de as, altijd door de zon verlicht
blijven. Dit gedeelte wordt op de kaarten door den pool-
cirkel aangewezen, al wat noordelijker ligt dan de
poolcirkel, dat is boven de 66 graden, kent in dien trjd
-ocr page 9-
5
DE MIDDERNACHTZON.
geen zonsondergang meer, daar schijnt dus ook de zon
te middernacht.
Heeft Prof. Kaiser door zijn beiceegbaar Jiemelpleiti aan
ons, oningewijden, de weldaad bewezen, dat wij zonder
aanwijzing, zelf de verschijnselen aan den hemel kunnen
opsporen en vinden, niet minder heeft hij ons geholpen,
door die eenvoudige proefnemingen, waartoe hij door zijne
heldere verklaring, ons in staat stelt.
Zoo vinden wij in zijn werk ook eeno aanwijzing hoe
men zich de uitwerking van den schuinschen stand der
omwentelings-as der aarde door eeno gemakkelijke proef-
neming verklaarbaar kan maken. Deze proef, komt ons
bij de ontwikkeling van het verschijnsel, uitmuntend te
stade.
Vergunt mg dit kortelijk mede te deelen. Men voorziet
zich van een\' tamelijk grooten kogel, of bal en van een
licht. De kogel moet de aarde, het licht de zon voorstel-
len. Door den kogel steekt men eene stift, om welke hij
zich laat ronddraaijen, die stift moet dus door het mid-
delpunt gaan. Deze pen stelt de omwentelings-as der
aarde voor, de twee uitgangspunten zijn de polen.
Nu neemt men bijv. een stuk krijt en trekt een cirkel
om den kogel juist in het midden, tusschen de twee polen,
dan is deze de aequator. Verder plaatst men de passer
in een der polen, die men als Noordpool bepaalt, en trekt
nu een tweeden cirkel op den kogel, dan wordt onze aan-
dacht op dat gedeelte bepaald. Zetten wij nu het licht op
de tafel, zoodat het gelijk staat met de pool, dan zien
wij, wanneer wij den kogel om de stift ronddraaijen, da.
bij de wenteling der aarde om hare as (in 3 4 uren) di
gansche cirkelvlak afwisselend en geleidelijk wordt verlicht.
-ocr page 10-
e
De middernachtzon.
De tafel stelt de vlakte voor, waarin de aarde zich
beweegt en teekent men daar nu vooraf de loopbaan der
aarde op af en plaatst men het licht in het midden, dan
houdt men den kogel in den schuinschen stand, met
betrekking tot die vlakte, gelijk dit met de aarde het
geval is.
Wanneer nu alles donker is en het licht op de tafel
alléén brandt, merkt men op, als men den kogel evenwij-
dig met zijne as langs de afgeteekende loopbaan beweegt,
dat wij eene klare voorstelling krijgen der afwisseling
van dag en nacht; maar tevens zien wij, dat die tijden
voor dag en nacht zeer gaan verschillen. Hoe meer de
kogel toch het verwijderd gedeelte van zijn loopbaan be-
reikt, hoe langer een punt op onzen, in het Noorden ge-
trokken cirkel, in het licht zal blijven, de dag wordt dan
op elke plaats in het Noordelijk halfrond veel langer dan
de nacht en omgekeerd, in het Zuidelijk halfrond wordt
de nacht steeds langer.
Heeft de kogel nu het punt bereikt, waar wij vau den
langsten dag spreken, dan zien wij dat waar onze woon-
plaats is, de nacht slechts weinige uren duren kan, dat
hoe noordelijker men komt, de schaduwzijde steeds klei-
ner wordt, en dat er op het cirkelvlak geheel in het
Noorden bij de omwenteling der aarde om hare as, geen
schaduw meer komt, alles blijft verlicht en aan de Zuid-
pool blijft alles duister.
Stelt u nu voor, dat iemand op SI Juni het noordelijk
cirkelvlak omwandelde, juist op het punt waar de scha.
duw eindigt, dan zou hij in die 24 uren wel de zon zien
rijzen en dalen, maar haar nooit onder den horizont zien
wegzinken. Mij dunkt dit is voor ieder nu zoo duidelijk
-ocr page 11-
7
DE MIDDERNACHTZON.
als de dag. Op dit punt van den kogel trek ik nu uit
de noordpool een\' kring, deze is de Poolcirkel \').
Zoodra ik dus, waar ook op aarde, den poolcirkel heb
bereikt op 21 Juni, blijft de zon te middernacht boven
den horizont staan en hoe noordelijker ik nu trek, hoe
hooger het punt zal wezen, dat de zon boven den hori-
zont inneemt te middernacht.
De streken grenzende aan den poolcirkel zullen dus
ook een\' altijd durenden dag hebben, in den zin van zeer
heldere nachten, maar de zon kunnen zij des nachts niet
zien. Het is derhalve niet mogelijk om de heerlijkheid
van de middernachtzon te bewonderen, of men moet eerst
den poolcirkel opgezocht hebben.
Vragen wij nu, om de zaak nog geheel duidelijk te
maken, welke loopbaan de zon daar dan krijgt voor het
oog des reizigers, dan geloof ik ook hier de voorstelling
gemakkelijk te kunnen maken.
Denkt u een\' zeer grooten koepel en in een bepaald
punt een werktuig, waardoor men een sterk lichtenden
\') Op alle rciskaarten vau het Noorden is natuurlijk de poolcir-
kel zeer duidelijk aangegeven. De kapitein van de postboot verhaalde
ons, dat hij eens een passagier aan boord had gehad, die telkens aan
deii voorsteven door eeu kijker stond te turen. Op de vraag waar
het oog zoo naar zocht, was het antwoord „wel ik kijk eens of il;
de zwarte streep, den poolcirkel, nog niet zie."
„Nog lang niet er bij," zei de kapitein en toen de passagier in de
rust ging, plakte de kapitein een zwart draadje horizontaal voor het
objectief.
Na verloop van tijd kwam de reiziger weer boven, wendde zich
naar dcu kijker en riep nu uit alle ïnagt: „daar is de poolcirkel!
Hoe duidelijk! Hoe duidelijk! O! Zie eens!" Het luid gelach van het
gezelschap werd de schoone belooning voor zulk een\' ganialen zet.
-ocr page 12-
8                                    DE MIDDERNACHTZON.
kogel (bevestigd aan een koord) door den koepel kan slin-
geren. Laat die kogel nu op het verwijderd punt geplaatst
worden een weinig opgeheven.
Stelt u voor dat het werktuig in beweging wordt ge-
bracht en die lichtende kogel nu in een\' cirkel (waarvan
de as van het werktuig het middelpunt is) voor uw oog
door den koepel wordt bewogen, in schuinsche rigting,
om dan weder te keeren bijna tot het punt waarvan de
kogel uitging, dan hebt gij eene voorstelling van den
indruk door het oog ontvangen, van den dagelijkschen
loop der zon in het hooge Noorden.
Ik meen zoo genoeg gezegd te hebben omtrent de ver-
klaring van dit natuurverschijnsel.
Mogt iemand meenen dat wij nu aan het eind onzer
beschrijving waren en het merkwaardige van de midder-
nachtzon dus alleen daarin bestond, dat men de zonder-
linge ervaring opdeed, dat ook in het holle van den nacht
de zon aan den hemel stond te schitteren, hij zou zich
zeer bedriegen.
Menschen, die tegen de ontberingen cu moeite van eene
reis opzien en zeggen, dat zij zieh zoo vele dingen klaar
verbeelden kunnen, vooral nadat er zoo vele degelijke
werken, ook geïllustreerde, uitkomen, zulke menschen zou-
den ligtelijk aanvoeren, dat hoe bijzonder dit verschijnsel
ook wezen mogt, het toch de moeite van de verre reis
niet beloonen zou.
Wel zeker, laat men zich maar op den langsten dag
verbeelden, des avonds ten 7 ure, dat het middernacht is
-ocr page 13-
9
DE MIDDEENACHTZON.
en vóór zonsondergang naar bed gaan, om even na zons-
opgang weer op te staan, dan is de illusie van een Noord-
schen dag immers volkomen ?
Zoo reist men niet slechts aan het hoekje van den haard,
maar zelfs op zijn bed.
Inderdaad, de heerlijkheid, de majesteit van de mid-
dernachtzon is zóó hartverheffend, dat men het betrearen
moet, hoe weinig mensehen betrekkelijk dit prachtig na-
tuurtafreel aanschouwen.
Vatte ik de pen op, om aan belangstellende landge-
nooten mijne ervaring te beschrijven, het was vooral ook
mijn oogmerk om vele reislustigen als met een kompas-
naald naar het Noorden heen te wijzen. Het is waar, men
zal de geriefelijkheden waardoor bijv. Zwitserland tot een
groote Vaux-Hall gemaakt is, moeten ontbeeren, maar de
krachtgevende Noordsche lucht, zal de schrale kost ver-
goeden en het zeldzaam stoute natuurleven van het Noor-
den, zal geest en hart verheffen en bezielen.
Ik meen de verschijnselen aan de middernachtzon ver-
bonden, niet beter te kunnen beschrijven, dan door een
kort verhaal mijner ervaring te geven. Beschrijven, zei ik
daar, maar ik neem dit woord terug. Geene pen kan be-
schrijven, geen penseel vertolken, wat de nachtelijke Noord-
sche hemel verkondigt. Daarom juist moet men gaan zien.
Maar kan ik het dan niet beschrijven, ik kan toch het
een en ander er van mededeelen.
Te Bergen, het schilderachtig aan de ruime Fjord ge-
legen Bergen, ontvingen wij geene krachtige opwekking
om de verre reis naar het gebied van de middernachtzon
te ondernemen. De eerste voorwaarde toch, was een heldere
hcmfl. Bij eene bewolkte lucht was de reis vergeefs, want
-ocr page 14-
10
DE MIDDERNACHTZON.
dan mogt het boven den poolcirkel iets lichter zijn, dan
daar onder, de zon bleef toch verborgen voor het oog.
Vooral, als men eenige bepaling had in zijn tijd, .was de
togt zeer gewaagd en eene andere reisroute meer aan te
bevelen. Wij hebben één nacht de juistheid dezer op-
merking gestaafd gezien, bij eene zwaar bewolkte lucht
is er niets bijzonders waar te nemen, dan kan men even
goed te Bergen blijven, waar het om dien tijd des nachts
ook licht is.
Maar, wie zich zoo spoedig door gevreesde bezwaren
laat terughouden is de ware reiziger niet, men moet
eenigzins afgaan op zijn gelukkig gesternte en — iets
wagen.
Daar juist de middernachtzon de hoofdzaak was, die ik
steeds bij eene reis naar het hooge Noorden voor den
geest had, liet ik mij geen oogenblik van het plan af-
brengen en was het zaak om alle middelen in het werk
te stellen, om op den langsten dag den poolcirkel te be-
reiken.
Het eerste plan was geweest, om naar Stockholm te
gaan, daar de Bothnische golf in de lengte over te steken
en van Tornea af, den langen weg van Alten te nemen,
door Lap- en Finmarken, om dan met de postboot van
Hammerfest naar Drontheim terug te keeren.
Een mijner vrienden had de goedheid naar een kennis
van hem te Tornea te schrijven, om eenige inlichting te
bekomen over de reis naar Alten en het antwoord was:
„die streek is nu onbereisbaar." Door den zachten winter
van 1872 was toen reeds do sneeuw aan het smelten, zoo-
dat men sleden noch rijtuigen gebruiken kon, en de voet-
reis hoogst gevaarlijk zou wezen.
-ocr page 15-
II
Dl? MIDDERNACHTZON.
Ik deel dit mede, opdat men bij een mogelijk opgevat
reisplan, steeds aan de noodzakelijkheid van tijdige in-
formatie denke.
Van zelf werd dus nu het plan aangegeven om van
Drontheim af de kust te houden en met de uitmuntend
ingerigte postboot, de reis naar het Noorden te onder-
nemen.
Groote voldoening heeft dit veranderd reisplan ons ge-
geven, nimmer hadden wij, bij een togt door het land de
heerlijkheid van de middernachtzon zóó kunnen genieten,
dan nu, waar de stoomboot, langs de woeste kusten, in
de prachtige Fjorden en dan weder in volle zee, de
schoone gelegenheid aanbood om kalm en rustig de ma-
jestueuse natuurtafereelen te beschouwen. Aan de west-
zijde toch, had men door de opene zee een volkomen
panorama en aan de oostzijde, had men, nu eens van
zeer nabij dan in de verte, het oog op de reusachtige
rots- en berg- en gletscher-formatie, waarover het fan-
tastisch licht zijne stralen schoot.
Deze postboot doet de hoofdstations aan, die soms diep
in de Fjorden liggen, waardoor men de eigenaardige for-
matie van het Noorden, die kust gelijk aan eene spons
van rotsen, goed leert kennen. Het ankeren in die Fjorden
(zoo geweldig diep) heeft eene eigenaardige bekoorlijk-
heid. Als alles stil is, ziet men door het zeewater op
groote diepte, als door een\' helderen smaragd. Men kan
vaak alles diep onder de schroef der sloombooten en tot
de kiel der zeilvaartuigcn duidelijk onderscheiden. Allerlei
nationaliteiten waren bovendien aan boord vertegenwoor-
digd, waardoor de togt in menig opzicht zeer in belang-
rijkheid won.
-ocr page 16-
12                                  DE MIDDERNACHTZON.
Daar men voortdurend dag heeft, al ziet men de zon
nog niet te middernacht, kiest men de uren van rust naar
welbehagen en men krimpt ze zooveel mogelijk in, terwijl
de nachtelijke uren bovenal wakende worden doorgebracht.
Geen der reizigers zal zeker den nacht vergeten, vooraf-
gaande aan den langsten dag. Gelijk voortdurend op onze
reis, was ook toen de zee effen en in de stilte van den
nacht, was aller oog naar het Westen gerigt. De zon was
ondergegaan maar om na korten tijd weder op te komen
en prachtig was het spel des lichts aan den horizont.
De kleurschakeeringen der ondergaande zon begonnen lang-
zaam te verbleeken en straks vertoonden zich de nevelen
als mat goud, om bij het rijzen der zon plaats te maken
voor de rozenroode tinten, de vergulde zomen en de glan-
zende stralen als van vuur, waarin de dagvorstiu zich
baadde.
Onafgebroken bleef het oog gevestigd op dit wonderbare
spel des lichts en nog zie ik voor mijne verbeelding dat
schouwspel zoo reiu, zoo rijk, zoo majestueus.
Den volgenden nacht waren wij den poolcirkel gepas-
seerd en allen waren wij in gespannen verwachting, of
wij voor het eerst in ons leven de zon te middernacht
zouden zien.
Nog ten tien ure zeide mij de kapitein dat het zeer
twijfelachtig was, of wij dien nacht ons doel wel zouden
bereiken. De minste nevel toch, na dien schoonen enzon-
nigen dag opstijgende uit zee, zou het onmogelijk maken,
om de zon (die slechts op kleinen afstand boven den hori-
zont zou blijven staan) te kunnen waarnemen. Maar geluk-
kig! De hemel bleef als kristal, de zee was als een spiegel.
liet was\' twaalf uur. Daar stond de zon onbewegelijk
-ocr page 17-
13
DE MIDDERNACHTZON.
voor ons oog, altijd terzelfder hoogte blijvende en zoo
evenwijdig met den horizont, trekkende door het noorden
om dan weer langzaam te rijzen.
Het Ï3 mij niet mogelijk den indruk weer te geven
dien ik ontving. Het ging mij diep door de ziel en
geheel mijn hart was vervuld van het majestueuse dezer
verschijning, het was een nieuw lied der schepping.
Daar stond de zon, maar \'t was de middagzon niet
meer. Wat wij den vorigen nacht opgemerkt hadden,
weid nu in volle werkelijkheid aan de schijf zelve gezien.
De tooverglans der avondtinten was verbleekt, de horizont
had de geele tint aangenomen en de zon stond daar als
een diamant, met een zee van tintelende lichtstroomen
bedekt, maar niet zoo glinsterend, of het oog kon er op
rusten. Gelijk aan de volle maan, maar niet als deze
getuigende dat het licht van elders er op was afgedaald
(en dus verlicht), maar sprekende van eigen heerlijkheid,
als lichtbron voor ons planetenstelsel.
Wondere fantastische gloed! in het uur van middernacht.
Met regt komt zich hier het Noorden als eene nieuwe
wereld voor het oog vertoonen.
Kenmerkend was dan ook de indruk op het bonte
reisgezelschap. Alles had zich op het voorschip gegroupeerd
en stond vol bewondering te zien.
Maar neen! twee Engelschen, die mij al lang geërgerd
hadden, daar zij bij de schoonste partijen uitgestrekt op
de bank een roman lazen, miste ik. Gansch vervuld met
het heerlijk tafereel [ging ik hen opzoeken, opdat zij dit
toch ook mogten zien en ik vond ze in de cabin op het
dek, uitgestrekt op de bank, lezende. Nadat ik hun gezegd
had wat er te zien was, haalden zij dood bedaard het
-ocr page 18-
14                                  DE MIDDERNACHTZON.
horloge uit, zeggende: dat het nog geen twaalf uur was."
En toen ik antwoordde dat de kapitein den juisten tijd
had genoemd en hun horloge zeker niet op het uur van
den poolcirkel gerekend had, was hun uitroep «dat is
waar, daar dachten wij niet aan." Het boek werd toe-
geslagen, de beenen zakten van de bank, zij gingen me?
en zagen \'t — «ali, kight." Toen regts om keer, en naar
beneden en naar de hut — ik vraag: wat ter wereld
hebben zulke lieden boven den poolcirkel te maken ?
Toen de zon het Noorden was doorgegaan en het punt
bereikte, waar zij weder zou gaan rijzen, werd weldra
de zachte rozenroode tint gezien. Het morgenrood begon
te gloren, in de fijnste toonen werden de lichtbundels
verspreid in het ronde en de dagvorstin, die schijnbaar
eene wijle had gerust boven de wateren, zonder er zich
in te dompelen, begon zich weder te kroonen met
den schitterenden wrong, een goud- en vuurgloed ging
haar voor.
Merkwaardig was de uitwerking op het gebergte, vooral
op de gletscherlijnen. De tijdelijke dofheid en matheid
werd vervangen door levende tinten, telkens veranderend
en afwisselend, tot do bergtoppen weer schitterden in
het witte zonlicht.
Toen wij den volgenden nacht na 24 uren stoomens
weer zooveel noordelijker waren en de zon dus hooger
boven den horizont staan bleef, was de kleurenpracht
nog meer fantastisch en nog veel meer dan vroeger wer-
den wij getroffen door de gansch verschillende kleur-
schakeeringen vóór en na middernacht.
Wanneer men eenige nachten het natuurverschijnsel
heeft waargenomen, zou men zich nooit bedriegen als men
-ocr page 19-
DE MIDDERNACHTZON.                                  15
geheel onkundig bleef van den tijd, en van de plaats
door de zon ingenomen, om uit de omgeving op te maken,
of het vóór, of na twaalf uur in den nacht is.
Dit verschil in kleur en tint kan alleen verklaard
worden, uit de veranderingen die de atmospheer in dien
tijd ondergaat, door ons als avond- en morgenlucht
onderscheiden. De straalbreking is verschillend en het
oog neemt dus een groot verschil in kleuren en tinten
waar. Was dit niet het geval, dan zou de natuur zich
ten elf ure juist zoo moeten vertoonen als ten één ure
in den nacht, maar neen! wij zien het, \'t was avond, nu
wordt het morgen.
Hooren wij hoe Marmier (de 1\' Academie francaise
Discours de réception) dit natuurverschijnsel beschrijft:
„Au fond du Nord, il est un phénomène que 1\'on, ne
„peut voir sans admiration, bien qu\'il se renouvelle ré-
„gulièrement chaque année. C\'est en été, quand vient
„1\'heure de la nuit. Le soleil s\'incline graduellement a
„1\'horizon. L\'ombre ne s\'étend pas encore sur la terre.
„Seulement a la surface du ciel il y a une gaze blan-
„che, qui en atténue légtirement la clarté, et dans les
„bois, dans les champs, sur les eaux, il se fait un grand
„silence. La nature s\'assoupit. Puis, soudain voila que
„l\'orient s\'empourpre, que les rayons lumineux reparais-
„sent, et le mouvement renait. C\'est le réveil, c\'est
„1\'aube, c\'est le jour qui recommence, touchant au jour
„qui vient de finir.
                       .
„En me rappelant ce spectacle que j\'aitant de fois
„contemplé, je pense que les pouples ont, dans leur été,
„des phases oü leur force vitale parait s\'engourdir, oiï le
„soleil de leur gloire semble s\'éloigner! Mais patience!
-ocr page 20-
16
DE MIDDERNACHTZON.
„On Ie reverra clans toute sa splendeur, eet eclatant, eet
„immortel Soleil, que nul Océan no peut éteindre, que
„nulle nuit ne peut voiler."
Het was eene verrassende tijding die wij te Bodö ver-
namen, dat de kapitein een telegram had gekregen, om
de Loffoden-eilanden te bezoeken en wel bepaaldelijk om
Stockmarkness aan te doen, waar de jaarmarkt gehouden
werd, door vele Laplanders bezocht.
Prachtig was het bir.nenstoomen vart deze eilandgroe-
pen, ïeregt heeft iemand gezegd, dat het schijnt of al
de dom-kerken der wereld hier zijn zaamgekomen, om
een congres te houden. In de grilligste vormen rijzen de
trotsche rotsgevaarten uit de groene golven op, en ver-
toonen ijzingwekkende spitsen, stoute bogen en kapitee-
len, of reuzen-kolommen en diepe gewelven.
Prachtig was de nacht te Stockmarkness. Daar de boot
pas in den morgen wegvoer, konden wij ons (na een over-
zigt van de curieuse jaarmarkt genomen te hebben) in
de omgeving verlustigen. Alles was grootsch en schil-
derachtig. Bergen, gletschers en Fjorden vormden een
geheel, dat gekleurd door de tinten van de midder-
nachtzon, niet is weder te geven.
Tal van Noorsche scheepjes met die hooge voorstevens,
lagen bij deze gelegenheid in de Fjord, en de bedrijvig-
heid hield geen oogenblik op.
Toen wij weder de stoomboot bereikt hadden en het
oog op de verlichte zjse rustte, onderscheidde men dui-
delijk de voorwerpen in de diepte, glinsterend in den
groenen weerschijn.
Ik dacht aan de Azuren-grot te Capri (baai van Napels),
waar de zilveren gloed met dat prachtig hemelsblaauw
-ocr page 21-
DE MIDDERNACHTZON.                                  17
de voorwerpen in de diepte zoo fantastisch doet schit-
teren. Welk een afstand! de Lofodden en Napels —
maar heerlijkheid in het Noorden, als in het Zuiden,
doch in rijke verscheidenheid, zooals bij al de werken
Gods wordt gezien.
Zoo werd nacht op nacht door den onverstoorbaar
helderen hemel, de volle rijkdom van de middernachtzon
gepredikt. Het gebied van eeuwige sneeuw en ijs, dat
zich hoe verder men in het Noorden komt, des te digter
naar de aarde uitstrekt en waar de reuzengevaarten der
steile rotsen zoo schilderachtig tegen afsteken, wordt too-
verachtig schoon. De hellingen met mos en gras bedekt,
de groene zee, die al de tinten weerkaatst en de
eeuwige zon die als een maestro met al de kleuren
en schakeeringen, al de tonen en tinten, in de
schoonste harmonie werkt, en daarover penseelt, — ver-
rukkelijk tafereel!
Neen! het is niet mogelijk des nachts te slapen in
zulk eene natuur, als men een oog heeft om te zien.
Zelfs de Nooren kunnen dit niet.
Toen wij te Tromsö in den laten voormiddag den heer
H. opzochten, bij wien we eene aanbeveling hadden,
vonden wij hem nog slapende en straks verhaalde hij ons
hoe hij den ganschen nacht met zijne vrienden in de
bergen geweest was om de heerlijkheid van de midder-
nachtzon to bewonderen.
Toen wij later onder zijn geleide van de Laplanders
terugkeerden, dachten wij er niet aan, hoe vermoeijend
de laatste togt ook geweest was, om ons te slapen te
leggen, maar na eenige verfrissching ging het weder naai
de Fjord, waar men een overzigt had van de gansche
-ocr page 22-
18                                  -DE MIDDERNACHTZON.
omgeving, zich badende in den kleurengloed der nach-
telijke zomerzon. Een wonderschoone nacht!
Onuitwischbaar zijn dan ook de indrukken die men
ontvangt door dit eigenaardig zonlicht. Terwijl de
Noordsche natuur onuitsprekelijk somber is, als de be-
wolkte lucht, of de graauwe nevel met looden zwaarte
schijnt te rusten op de rotsgevaarten, gekroond met eeuwig
ijs, tooit het zonlicht alles met kleur en leven gelijk
nergens elders.
"Vreemd is het weder, als men den poolcirkel andermaal
ontmoet en de scheidingslijn weer getrokken wordt, tus-
schen ons en de eeuwige zon. Het wordt een afscheid
van eene geheel eigenaardige wereld, maar die men niet
vaarwel kan zeggen, dan met het innig dankbare gevoel
voor het onuitsprekelijk genot dat zij ons smaken deed.
Aan het eind gekomen gevoel ik levendig dat ik verre
beneden mijn onderwerp ben gebleven, maar ik deed wat
ik vermogt. Het doel van mijn schrijven was vooral
om zoo mogelijk velen een juister denkbeeld te geven
van zulk een merkwaardig verschijnsel, maar niet minder
om menigeen op te wekken, om zich persoonlijk te gaan
overtuigen, hoe de pracht der Noordsche zomernachten
niet juist en volkomen te beschrijven is. Bereik ik ook
dit laatste doel, dan wensch ik den mij onbekenden rei-
zigers even veel genot en voorspoed toe, als ik mogt
ervaren. Dat men nimmer vooraf zeker kan zijn van het
volkomen slagen, zal uit het meegedeelde wel genoegzaam
gebleken zijn, maar is (als eerste voorwaarde) de reis
-ocr page 23-
19
DE MIDDERNACHTZON.
niet te gejaagd, dan zou alles al zeer ongunstig moeten
zamenloopen, wanneer men eiken nacht boven den pool-
cirkel teleurgesteld werd. Kan men ook maar écn nacht
het verschijnsel in al zijne pracht waarnemen, dan reeds
is alle moeite overvloedig beloond en heeft men eene
onvergetelijke ervaring voor geheel het leven opgedaan;
de aanscltomcing van de middernachtzon.
Rotterdam.
W. Th. vah Griethuijsen.