-ocr page 1-
BR.1874.1.19
-ocr page 2-
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
A06000031577905B
3157 790 5
-ocr page 3-
AMSTEBDAM,H.M.BREMER. ^W"8*
Ex/026 26Ex.fó.62.
50Ex.flO.00. IOOEx.fl7.50. 25QEx.f4(U0O.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
WILLEM III.
EEN VERHAAL VAN
DEN WATERSNOOD IN GELDERLAND
tenjaro 1SG1.
FEESTGESCHENK VOOR KINDEREN BIJ GELEGENHEID VAN
HET KRONINGSFEEST OP 12 MEI 1874.
F. VEBGERS.
AMSTERDAM,
H. M. B E E M E E.
1874
-ocr page 6-
*
Sneljiersdruk aan Wed. J. Tak #• Zoon.
-ocr page 7-
FEESTVIEREN.
Wie uwer zou niet gaarne feest vieren ? Elk viert
gaarne feest. Ook gij. Laat vader of moeder maar
eens jarig zijn, of er wat anders te doen wezen, wat
zijt gij dan niet vroolijk. Nu, men mag ook feest
vieren, als het ten minste gaat, zooals het behoort.
Weldra krijgt gij een feest. Mij dunkt, gij raadt
haast, welk; want zeker hebt gij er al dikwijls over
hooren spreken. Ja, het feest van 12 Mei 1874 zal
een blijde dag voor geheel Nederland zijn, als God
geeft, dat wij met onzen dierbaren Koning dien dag
beleven mogen. Dan toch zal het vijf-en-twintig jaar
geleden zijn, dat Willem III onze Koning werd. Het
is of ik u in school en in huis al vaderlandsche lie-
deren hoor zingen, \'t Is net of ik in mijne ooren
reeds hoor:
i
-ocr page 8-
4
„Da Koning lcev\' ! Do Koning leev\'!
Zoo klinken stem en snaren;
Dat God hem vreugde en voorspoed gecv\',
En menig tiental jaren.
Gezegend zij zoo\'n vorst als hij,
Dat zingen en dat bidden wij."
Ja, wel hebben wij reden om verheugd en dank-
baar te zijn jegens God, die ons zoolang een beminden
vorst uit het Huis van Oranje-Nassau spaarde, en zouden
wij niet wenschen, dat de Heer nog vele jaren tot
\'s Konings levensdagen toevoegt ? Voorzeker. "Wij willen
God bidden, dat Hij den Koning nog lang, nog zeer
lang spare\' tot vreugde van zijn Huis, tot zegen voor
Nederland.
En zouden wij dat Huis van Oranje niet liefheb-
ben ? Gewis. Wat heeft de Heer ons niet in en door
dat Huis van Oranje gezegend. Gij kent toch het
versje zeker:
^ Wilhelmus \'van Nassouwen,
Leev\' eeuwig in ons lied;
Op God was zijn vertrouwen;
Vergeet het Neêrland niet.
Hij maakte ons vrij van Spanje,
Van mutserd en schavot;
Het stamhuis van Oranje
Eer\' nooit een ander God!"
-ocr page 9-
5
Zoo is het. Die prins Willem heeft al wat voor
ons land gedaan. Dat weet gij zeker reeds uit uwe va-
derlandsche geschiedenis. Daarom willen wij verder
over hem ook niet spreken. En dan zijn zoon Maurits en
Erederik Hendrik en Willem III en vooral niet te
vergeten \'s Konings vader Willem II. Wat heeft die
niet voor ons gedaan toen het land in grooten nood
zat, toen die Napoleon van Elba gevlucht was en ons
weder tot zijn slaven wilde maken. //Neen," zei \'s
Konings vader, die onze Koning Willem II ge-
geweest is, //dat zal niet gebeuren; voor de vrijheid
van Nederland heb ik mijn bloed over." En dat heeft
hij bij Waterloo getoond. En wat heeft onze Koning
Willem III gedaan ? Ook hij heeft zijn leven over
gehad voor zijn volk. Dit zult ge misschien nog niet
weten. Welnu, leest dan maar wat dit boekske u zegt,
en gij zult het weten. Dan wed ik, dat ge op 12 Mei
1874 nog eens zoo vroolijk zingt:
yWien Neêrlandsoh bloed door d\' adren vloeit,
Van vreemde smetten vrij,
Wiens hart voor land en Koning gloeit,
Verheft" den zang als wij.
Hij steli\' met ons verheugd van zin,
Met onbeklemde borst,
Het Godgcvallig feestlied in,
Voor Vaderland en Vorst.
-ocr page 10-
6
Bescherm, o God, bewaar den grond,
Waarop onz\' adem gaat,
De plok waar onze wieg op stond,
Waar eens ons graf op staat.
Wij smeeken van Uw Vaderhand,
Met diepgeroerde horst:
Behoud voor \'t lieve Vaderland,
Voor Vaderland en Vorst."
WAT EEN WATERVLOED IS.
Watervloed, \'t is een ijselijke gebeurtenis. Alleen
het woord doet ons rillen, ofschoon hij in ons land
niet vreemd is. Hoeveel watervloeden zijn er wel niet
in Nederland geweest. Ons land toch, dat zoo laag
aan de zee gelegen is en door zoovele rivieren doorsne-
den wordt, is dikwerf in gevaar overstroomd te wor-
den. Wij huiveren er van, als de stormen uit het
Noord-Westen zich doen hooren. Hoe menigmaal is
het dan niet gebeurd, dat de golven der Noordzee onze
kusten teisterden en diep landwaarts indrongen. Hoe
menigmaal is het gezien, dat de rivieren buiten
hare oevers traden, wanneer een groote toevloed van
sneeuwwater van boven kwam en de wateren met ge-
-ocr page 11-
7
weid werden voortgejaagd, terwijl de zeegolven die wa-
teren met niet minder geweld terugdrongen. Dan
moest dat rivierwater wel buiten hare oevers komen
en de nabij gelegen landen onder water zetten.
Verschrikkelijk is het, wanneer een dijkbreuk plaats
heeft. Gij weet het immers dat onze voorouders het
dijken maken van de Eomeinen geleerd hebben? "Voor
dien tijd woonden zij op hoogten, om van het water
bevrijd te blijven. Ja, de menschelijke kunst heeft al
veel gedaan, om het water te keeren en te loozen.
Beziet maar eens die zee- en rivierdijken, die menigte
zijlen, sluizen, kribben en molens. Dat dit alles ver-
bazend veel geld gekost heeft en het onderhoud daar-
van veel geld vordert, kunt gij wel denken. Maar hebt
gij wel eens die waterkeeringen gezien, die door geen
menschenkunst gevormd zijn? Zoo niet, gaat dan naar
onze zeekusten en beziet de geheele reeks van duinen,
die door Gods hand zelve zijn neergezet. Zouden er
wel beter dijken kunnen bestaan ? Voorzeker niet.
Wat helpen ook de dijken, door de kunst gemaakt,
wanneer de Heer zijne stormwinden loslaat. Dan zien
wij het werk van jaren arbeids in een oogenblik tijds
geheel verwoest. Hoe akelig is het dan! Dan ziet
men zich zoo goed mogelijk te redden, door naar hoo-
gere streken te vluchten, en mee te voeren wat men
-ocr page 12-
8
in de haast grijpen kan. Anderen vlieden naar zol-
ders, of op de daken der woningen, of op kerken, of ook
wel iii de toppen der boomen om aldus den dood in
het water te ontgaan. En ach! Hoe dikwerf vleit
men zich met eene ijdele hoop, wanneer het water
gedurig aanwast en men duidelijk voor oogen ziet, dat
men zoo aanstonds in het water zijn graf zal vinden
en men slechts een oogenblik zijn leven gerekt heeft.
Bang is dan de doodstrijd. Niet zelden is het gebeurd
dat menscheiï op hun bed door het water verrast wer-
den, om met hun geheele huis naar zee gesleept en
in de diepte verzwolgen te worden. Ja, in zulk een
schrikkelijken watervloed ziet men menschen, vee, hui-
zen, boomen, hooischelven en wat al niet door den
brullenden storm in het water voortgezweept worden,
om in de diepte te verzinken of uit elkander te slaan.
Yisschersvaartuigeu of andere schepen van hunne an-
kers losgerukt, moesten zich aan de genade der golven
overgeven, om straks uit elkander te spatten. Akelig
is het, wanneer het land eene zee gelijk geworden is,
wanneer de torenspitsen van kerken of de takken der
hooge boomen zich slechts even boven den vloed laten
zien. Maar nog akeliger is dat jammergeschrei van
moeders met hare zuigelingen in den arm, of van
mannen, die om hunne vrouwen, van vrouwen die om
-ocr page 13-
9
hare mannen, van ouders die om hunne kinderen, van
kinderen die om hunne ouders roepen. Dat gegil, ver-
mengd met het gehuil der dieren, het is hartverscheu-
rend. Dan klimt de bede tot God omhoog:
j/Help God! de nood is hoog gerezen,
De vloed groeit immer aan,
Behoed ons, wij vergaan!
Och ! wil ons toch genadig wezen,
Gij, redder uit gevaren,
Gij kunt alleen bewaren.
Ontfermer! zie ons biddend knielen
Voor uw\' genadetroon,
Aanschouw ons in uw\' Zoon;
Ach! zou de vloed ons land vernielen,
De vrucht des velds doen sterven,
En haav\' en vee verderven?
Beveilig onze vastigheden,
Schraag die door uwe hand,
Houd dijk en dnm in stand!
Bestraf, o Hoorder der gebeden!
\'t Geweld van wind en stroomen,
Een wenk zal die betoomen.
WO nu aan vcrleeguen denken,
Hulpe schenken,
-ocr page 14-
10
Waar men nog geen uitkomst ziet,
Leer ook daar uw redding wachten:
Donkre nachten
Worden licht, ah Gij \'t gebiedt."
Zulk een watervloed kan dikwijls zeer onverwacht
komen. Het is wel gebeurd, dat een gezelschap, waar
het zeer vroolijk en lang niet braaf toeging, eensklaps
door het water werd overvallen eu in den vloed bedol-
ven. Later vond men hunne lijken met de wanhoop
op het aangezicht. Akelig is het zoo te sterven, niet
waar? Laat ons dan immer denken aan het woord
des Heeren: # Waakt dan, want gij weet niet, in welk
uur uw Heer komen zal. Zijt bereid, want in welk
uur gij het niet meent, zal de Zoon des menschen komen."
Watersnood, stormen, ziekten, oorlog het zijn alle
roepstemmen des Heeren, die ons zeggen: //Keert u
tot Mij, opdat gij behouden wordt." Al hebben wij
in langen tijd niet van zulke onheilen gehoord, wij
staan er immers dagelijks bloot voor? Hoort maar
wat de Heer Jezus van zijn tijd zegt: //Zij aten, zij
dronken, zij namen ten huwelijk, zij werden ten huwe-
lijk gegeven, tot den dag, op welken Noach in de
ark ging, en de zondvloed kwam en verdierf hen al-
len. Desgelijks ook, gelijk het geschiedde in de dagen
van Lothj zij aten, zij dronken, zij kochten, zij ver-
-ocr page 15-
11
kochten, zij plantten, zij bouwden; maar op welken
dag Lot van Sodom uitging, regende het vuur en
sulfer van den hemel en verdierf hen allen.
Van tijd tot tijd hebben er vele overstroomingen
in ons land plaats gehad. Die alle te beschrijven,
zullen wij niet; wij willen ons alleen bepalen bij die,
welke nu 13 jaar geleden is. Ik bedoel den water vloed
in het begin van 1861.
NOODKREET.
Niet zonder reden werd men bezorgd, toen op den
jjden Januari van genoemd jaar een bericht uit Hete-
ren kwam : //Het ijs heeft zich alhier tot eene verba-
zende hoogte vast gezet, eene hoogte als zeldzaam be-
leefd is. Wij zien eene plotseling invallende dooi met
angst te gemoet." Een ander bericht zeide: <eTusschen
Westervoort en Zutfen bestaat eene ijsverstopping."
Niet lang duurde het ook, of de verschrikkelijke tijding
liet zich hooren: //De Waaldijk bij Brakel, ook tusschen
Nieuwaal en Zuilichem is doorgebroken. Niet alleen
de gemeente Brakel ook Poederoieu is overstroomd.
De doorbraak in den Waaldijk bij Nieuwaal in de
-ocr page 16-
12
Bommelerwaard heeft eene lengte van 100 ellen en ia
op den afstand van 700 ellen eene tweede dijkbreuk
bij Zuilichem aanwezig. De straatweg van Bommel naar
\'s Hertogenbosch langs Hedel is ondergeloopen." Spoedig
vernam men den nood in een aantal dorpen. Naar
alle zijden vluchtte men heen om zich het leven te
bergen. Verneemt maar eens hoe het er te Brakel en
te Poederoien uitzag. Volgens menschengeheugenis had
aldaar geen gevaar van overstrooming bestaan, maar
nu in den vroegen morgen — het was half vier ure —
van den 5deD Januari bezweek de dijk in een der
meest bevolkte en minst gegoede deelen der gemeente.
Zeventien woonhuizen, bewoond door vijfentwintig
huisgezinnen, werden in een oogenblik door den vloed
verzwolgen, zes huizen, die in de nabijheid stonden,
door het aankruiend ijs geheel verbrijzeld, waarvan
sommige midden op den dijk geworpen werden.
De bewoners moesten in allerijl de vlucht nemen.
Alles moesten zij achterlaten, niets hebben zij kunnen
redden. Slechts met hunne kleederen aan het lijf ont-
kwamen zij ter naauwernood den dood. Het water,
dat, voor den doorbraak, reeds 4 palmen hoog tegen
de kisting stond, begon, gepaard met eenige beweging
in het. ijs, plotseling en nog sterker te wassen, zoodat
bijna op alle plaatsen de kisting hoog overliep, en
-ocr page 17-
13
deze door de kracht van het water en het aankomend
ijs in een oogwenk van den dijk wegdreef.
Alle andere huizen stonden tot aan den zolder in
het water, zoodat alleen de daken zichtbaar waren
Het vee, voor zooverre het niet verdronk, is door zwem -
men achter schuiten naar den dijk gevoerd, en stond
daar, aan lijnen vast gebonden, te verstijven van koude.
Er was geen plekje droog, behalve hier en daar een
gedeelte van den dijk, waar het water aan beide kan-
ten bijna even hoog tegen aan stond. De bewoners
der weggespoelde of verbrijzelde huizen zaten in den
groolsten nood en aan alles gebrek hebbende met den
hongerdood in het gezicht, bij elkander op zolders
geborgen.
Vernemen wij uu, wat iemand uit dien tijd uit
Zalt-Bommel schreef: //Nadat wij met groote zorg de
geheele voorgaande week de ongeloofelijk wassende en
met ijsschollen bedekte rivier hadden gadegeslagen en
ieder oogenblik een doorbraak te gemoet zagen, had
die Zaterdag plaats te Brakel en Zoridagsnachts te Zui-
lichem.
Het was \'s nachts te 12 ure dat die vreese-
lijke tijding aankwam. Akelig is het gezicht van de
hooge rivier, staande hier vlak tegen de stadsmuren
en aan den overkant tegen de kruin van den dijk,
met groote schollen drijvende, en van uur tot uur was-
-ocr page 18-
14
sende. De Maandag kwam maar met nieuwe zorgen.
De doorbraak had wel eene daling in de rivier gege-
ven, maar het akelige gezicht van die onafmeetbare
ijsvlakte aan weerszijden van den dijk is niet te be-
schrijven. De rivier rees op nieuw, de nacht werd al
banger, maar de morgen wekte tot nieuwe en nog
grooter zorgen. Van oogenblik tot oogenblik toch steeg
de rivier, alle poorten werden gekist, het water steeg
tot boven den stadsdijk, aan alle poorten was tegelijk
gevaar. Van den eenen kant naar den anderen werd
om hulp geroepen. Het was akelig om te zien en te
hooren. Alle man sjouwde met mest en planken. Ieder
droeg met al wat zij konden. Elk was bezig om te
helpen stoppen. De doodelijke angst, daar de rivier
bleef wassen en het gevaar telkens klom, is niet te be-
schrijven. Sedert van morgen zit de rivier nu vast en
het oogenblikkelijk gevaar is afgeweerd, maar het kan
telkens terugkeeren. Er zitten in de rivier beneden
geweldige ijsdammen. Die houden het water tegen,
dat zich nu door de doorbraken te Brakel, Zuilichem
en Alem een uitweg in de Bommelerwaard en in
Noord-Brabant heeft gebaand. Maar zoo lang die
daar zit, komt bij de minste was van water het volle
gevaar terug. De rivier slaapt nu als een geduchte
vijand voor onze poorten, maar zij kan ieder oogenblik
-ocr page 19-
15
ontwaken en ons overvallen eer wij het weten. Het
water, hoezeer gevallen, staat nog tot onze poorten en
de angst is vreeselijk hoe alles zal afloopen. De Bom-
melerwaard heeft al zooveel verslonden dat er bijna
niet meer in kan. Bij den predikant te Zuilichem zijn
90, bij dien van Hurwenen 68 menschen in huis. Over
het ijs gaat het met sleden vol brood en andere zaken
telkens naar buiten en de menschen van de dorpen, die er
maar eenigzins af kunnen komen vluchten met hoo-
pen naar deze stad. Alle stadslocalen zitten vol en de
dokter vreest voor ziekten, want de menschen zijn vuil
en zitten opgepropt op elkander.
God beware deze stad, want breekt het water hier-
door, dan verdrinkt meer dan twee derde der bevolking
van de Bommelerwaard."
Maar Brakel Poederoien en Zuilichem Maren de eenige
plaatsen niet, uit welke noodkreten opstegen. Buiten
die, deelden nog zooveel andere plaatsen in het onheil
door den doorbraak van den Waaldijk. Ook liossum
was op den 7den Januari door deu opstuwenden vloed
overstroomd. In den nacht was het water al meer en
„ meer gestegen, en toen de morgen dadr was, waren al-
leen de woningen, aan de dijken gelegen, bevrijd ge-
-ocr page 20-
16
bleven. Ouk daar was de nood hoog geklommen. T)e
dijken werden bedreigd; het ijs lag op de kruin. Men
wist niet, waar men het eerst hulp zou bieden. Uit
hoeveel woningen toch werd angstig geschreeuwd: //hulp!
hulp!" En er werd hulp geboden. Edele menschen
waren het, die met gevaar van eigen leven, anderen
trachtten te redden. En gelukkig ook, geen menschen-
levens zijn hier te betreuren geweest, maar het vee,
de have, \'t was verloren gegaan, verzwolgen door
den vloed.
Ach, het moet een droevig gezicht voor de arme
menschen geweest zijn, toen zij hunne gering bespaarde
voedingsmiddelen daar zagen heendrijven en dat in
een barren winter, waar hun eenigste toevluchtsoord
eene koude, kale dijk was, zonder dak, zouder beschut-
ting voor den snerpenden wind, ook zonder voedsel en
zonder verwarmende kleederen.
Niet anders zag het er te Hurwenen, te Driel en te
Aalst uit. Te Hurwenen, eene bevolking van 600
zielen, bestond de gemeente grootendeels uit behoeftige
arbeiders met talryke huisgezinnen. De voorraad aard-
appelen, het voornaamste voedingsmiddel dier menschen,
ging geheel verloren. Ook daar moest men vluchten
en op eenige zolders en bovcntrekken aan den dijk,
alsmede in de kerk en in de school lijfsbehoud
-ocr page 21-
17
zoeken. Niet minder 300 menschen moesten dagelijks
verzorgd worden van eten en andere benoodigdheden.
Lezen wij nu ook eens, wat ons in die dagen uit
Driel gemeld werd. //Eene verschrikkelijke tot die
hoogte nimmer gekende ramp heeft de gemeente Driel
in de Bommelerwaard getroffen. Reeds gedurende
geruimen tijd door den buitengewoon hoogen water-
stand en de overgroote massa ijs bedreigd, brak
in den nacht van 6 op 7 Januari de Waaldijk bij
Zuilichem door. Hierdoor is de geheele gemeente over-
stroomd. Nagenoeg veertig huizen en de hervormde
kerk moeten alle inwoners van de gemeente, ten getale
van 8000, onder welke 2000 behoeftige, huisvesten.
Het niet verdronkene vee staat in dit gure jaargetijde
aan den dijk, waarbij dag en nacht moet gewaakt wor-
den. Er heerscht algemeen gebrek voor menschen en
vee. Ware niet door de liefdadige hulp uit andere
plaatsen de eerste ellende eenigzins gelenigd, dan
zouden de gevolgen niet te berekenen zijn geweest. In-
tusschen blijft de nood zeer groot en zij zal later niet
verminderen, daar alle huizen in het ijs beklemd zitten,
en waarschijnlijk vele daardoor zullen bezwijken, want
alle voorraad is door water en ijs bedorven, waardoor vele
ingezetenen, die tot hiertoe behoorlijkin hunne behoeften
konden voorzien, tot den bedelstaf zullen wordengebrachl."
-ocr page 22-
18
Ook te Aalst was de toestand hartverscheurend. In
een oogenblik tijds werden vele huizen door het water
verzwolgen. Andere woningen, welke staande gebleven
waren, werden door eene daaropgekomen ijskorst, totaal
onzichtbaar. //Naar den dijk," gilde men, u\'t is ons
eenrgste toevluchtsoord." Maar die dijk was niet meer
dan een gewaande veiligheidsplaats om het leven voor
menschen en dieren te bewaren. Door het steeds was-
sende Waalwater was die dijk ongenaakbaar. Waar
nu levensbehoud gezocht? Een schip, \'t was het
eenige redmiddel. En gelukkig, dat zich dit in de
nabijheid van de ramp bevond, anders hadden allen
moeten verdrinken.
Te Huisseling, Beursen Dennenburg en Herwijnen
zag het er al niet veel beter uit.
Te Alem in Noord-Brabant was mede nood. Bij
dien geduchten watervloed verloren verscheidene huis-
gezinnen alles wat zij tot hun levensonderhoud bezaten.
Buitendijks, op de steenfabriek wonende, ter plaatse
van den Overlaat, waar bij hoogen vloed Maas en Waal
ineenstroomen, waren die menschen in de eerste plaats
op de vreeselij kste wijze aan het geweld der wateren
en ijsschotsen prijs gegeven. Met moeite redden zij
het leven en bange nachten brachten zij onder den
blooten hemel boven op een steenoven door.
-ocr page 23-
19
Onze reis roept ons nu naar Gameren. De dag van
den 6<ien Januari was voor de menschen in die plaats
ook een vreeselijke dag. Van alle kanten toch zagen
zij zich van gevaar omringd. De uren werden geteld,
hoc lang het nog dag zou zijn, omdat men den avond
en den nacht met angst te gemoet zag. De nacht
was ook vreeselijk. c/Ach, dat het reeds dag ware,"
zuchtte menigeen en — de dag kwam, maar om ge-
tuige te zijn van een namelooze ellende. Alles wat
vlijt en spaarzaamheid verzameld had, was reeds voor
den dag onder ijs en water bedolven. Men meende,
men had have en vee reeds in veiligheid gebracht,
doch weldra moesten de hoogste plaatsen van het dorp,
de kerk en de school, weder ontruimd worden, \'t Was
op nieuw vluchten. Veel vee verdronk. Weldra bleef
niet anders dan de dijk en de op den dijk gebouwde
woningen het eenige toevluchtsoord. Natuurlijk, niet
allen konden hier onder dak komen. De woningen
van den predikant en van den onderwijzer waren in
alle vertrekken opgepropt van menschen en goederen.
Wat zeggen evenwel eenige woningen voor een bevol-
king van 1000 zielen? Spoedig volgde een algemeene
vlucht naar Bommel. Dat moet ijselijk geweest zijn
in het barre van den winter, menschen te zien vluch.
ten onder welke ouden van dagen en moeders met
-ocr page 24-
20
hare zuigelingen op den arm, beroofd van alles, alleen
overgehouden, wat zij met zich konden voeren.
Akelig was het noodgeschrei dier mensehen. Op die
vlucht vond er menigeen lafenis en verkwikking bij
den geneesheer van het dorp, die zoo gelukkig was
een slede met brood uit Bommel te hebben gekregen,
zoodat hij de arme vluchtelingen op een boterham,
een warme kop koffie en een gloeienden kachel kon ont-
halen. Wel 15 huisgezinnen bleef hij herbergen, ter-
wijl hij zijn zolder voor schapen en geiten als stal
inrichtte. Toch bleef er nog altijd veel vee aan den
dijk staan, want het was toch niet mogelijk, dat alles
zoo spoedig een schuilplaats kon vinden.
Onder de vluchtelingen, die bij den predikant ver-
zorgd werden, bevond zich ook een man van zestig
jaren, wiens linkerbeen bij het redden van zijn goed
verbrijzeld werd. Deze ongelukkige man moest voor
den alles verzwelgenden vloed viermaal van den een op
den anderen vluchten, tot hij ten laatste in een klein
schuitje bij den predikant aanlandde. Doch weldra
was hij ook hier niet meer veilig, daar het water de
onderste vertrekken van de hoogstaande pastorie binnen-
drong en de ongelukkige in den nacht op een plank
de trappen op naar boven moest vervoerd worden.
Een ander man kwam in den vloed om, een we-
-ocr page 25-
21
duwe met een kindje van veertien dagen achter-
latende.
Die arme menschen, wat hebben zij niet doorge-
staan.
Het gebeurt dikwijls, dat de menschen, wanneer er
iets gebeurt is, de dingen overdrijven en ze veel erger
maken dan zij zijn. Dat dit hier echter het geval
niet is, zien wij in hetgeen ooggetuigen ons vertellen.
Wat zeggen zij ons? Naardien de kerk te Brakel
nog diep onder water staat, is op dezen dag (15Jan-
nuari) onder den blooten hemel op den met ijs be-
vloerden grond godsdienstoefening gehouden. De toe-
stand alhier is allertreurigst. Verreweg liet grootste
gedeelte der huizen buitendijks is zeer vernield of zeer
beschadigd, slechts enkele huizen zijn bewoonbaar. Van
de huizen welke binnendijks staan, zijn de kleinste vol
met water, tot zelfs boven de zolderingen, derhalve on-
bewoonbaar. De groote huizen en schuren zijn over het
bewoonbaar gedeelte opgevuld met menschen. Op een
zoldering bevinden zich 110 personen. Op een andere
60. Twintig personen en meer worden bijna in elk
nog bewoonbaar huis bij elkander gevonden; 123 on-
lukkigen uit die gemeente zijn te Gorinchem opge*
nomen.
Te Zuilichem is de toestand niet minder ongeluk*
-ocr page 26-
22
kig. Dezelfde verwoesting ah te Brakel is hier door
ijs en water aangericht. Binuendijks zijn de huizen
meer dan opgepropt met menschen. Het getal perso-
nen in de meeste woningen aangetroffen, klom van 20
tot 70. Alleen bij den predikant zijn nog 94 men-
schen gehuisvest. Dit getal bedroeg den vorigen dag
meer dan 100. Aan voedsel, en kleeding was een
nijpend gebrek; 83 personen zijn naar Gorinchem ge-
zonden om aldaar verpleegd te worden.
Te Aalst, de laagst gelegene gemeente van de
Bommelerwaard, alwaar tijdens den watervloed slechts
één huis voor het geheel bewoonbaar was gebleven,
vonden wij een vrij groot aantal der bewoners in de
pastorie gehuisvest.
In de gemeente Poederoien vonden wij een groot
aantal van hen, wier huizen overstroomd waren, op-
genomen in het schoolgebouw en in het heerenhuis
van den heer Veruly van Poederoien.
Op het oogenblik worden te Gorinchem in twee ge-
meentegebouwen 250 personen verpleegd, terwijl bo-
vendien dagelijks levensmiddelen en brandstoffen naar
de overstroomde gemeenten gezonden worden.
-ocr page 27-
23
EEN NIEUWE ANGSTKREET.
Wij zien uit dit alles dat de toestand in de Bom-
melerwaard allertreurigst was. Maar alle gevaar was
nog niet geweken. Uit verscheidene plaatsen kwam
een angstgeschrei: //gevaar! Andermaal gevaar voor
nieuwe dijkbreuken !" Zso schreef men o. a. uit Huissen,
om van andere plaatsen niette spreken. //Opden30stcn
Januari heeft eene afschuiving van den dijk boven
Huissen plaats gehad omstreeks 500 el boven den
paal van Huissen in de nabijheid van het meer. Met
inspanning van alle krachten is gedurende den nacht
doorgewerkt, om de schade door het plaatsen van steek-
planken, palen en grond te herstellen, met dat gevolg,
dat den volgenden dag het gevaar geweken en de dijk
weder geheel bevestigd was. Ook een gedeelte der
noodkeering op den dijk onder Huissen was doorge-
broken, doch gisteren morgen ook weder geheel in orde."
Zoo gelukkig was men niet overal. Niet lang duurde
het, of een nieuw onheil werd vernumen. Het was
het treurige bericht, dat in den Zuider-Waaldijk
te Leeuwen, in het land tusschen Maas en Waal
een dijkbreuk gevallen was. \'t Was in den nacht
van 1 Februari. Die doorbraak had plaats bij
-ocr page 28-
24
het zoogenoemde Hemeltje en had eene lengte van
300 ellen, waardoor water en ijs het land tusschen
Maas en Waal overstroomden. Niet alleen dat een
dertien-tal huizen door den vloed verslonden werden,
maar men vreesde ook voor het verlies van menschen-
levens, want 36 personen werden vermist. Die vrees
was gegrond. Van de 86 menschen waren tfO omge-
komen. Vindt gij het volgende niet akelig? Op den
7 Februari gingen eenige personen met vaartuigen uit,
om zooveel mogelijk voorwerpen te bergen, welke bij
de doorbraak te Leeuwen verloren waren. Tusschen
die plaats en Puiffelik vonden zij tusschen het ijs, op
een dak van een weggedreven huis, een kind Johanna
van Beek genaamd, oud 8 jaren, welks ouders en al
de verdere huisgenooten verdronken waren, en welk
kind, ofschoon het in geen zeven dagen voedsel had
genoten, niet alleen nog in leven maar gezond was.
Al dien tijd had het kind zich met stukjes ijs moeten
laven.
Bij de dijkbreuk te Leeuwen is het vloedwater met
de medegevoerde stukken ijs ter hoogte van vijf ellen
in den lager liggenden polder gestort, en is eene reeks
huizen, op een afstand van 100 ellen van den dijk
gelegen, in een zeer kortentijd vernield en weggespoeld
terwijl aan geene redding te denken viel.
-ocr page 29-
25
Door die verschrikkelijke ramp van de doorbraak
jn den Waaldijk bij Leeuwen, werden meer dan 25 dor-
pen in de distrikten Maas en Waal en het rijk van
Nijmegen overstroomd, de meeste tot eeue vroeger
niet gekende hoogte; een groot aantal huizen moest
door de bewoners worden verlaten, de meeste menschen
hebben alle levensmiddelen en huisraad, zelfs hunne
kleedingstukken verloren; vele vluchtten in hunne
radeloosheid op daken van huizen, boomen ofijsschol-
len om zoo hun leven te redden. Wij kunnen ons
voorstellen hoe duizenden in angst verkeerden en reik-
halzend naar verlossing uitzagen. De akeligste be-
richten kwamen ook uit de dorpen Weurt, Beunin-
gen, Loenen, Dreumel, Altforst, Maasbommel, Appel-
tere en andere.
Die eerste Februari van 1861 zal dus niet licht
uit het geheugen van die menschen gaan.
Op den volgenden dag schreef men uit Tiel: jrWij
hadden ons gevleid, dat de dooi het ijs aanmerkelijk
zou hebben verzwakt, maar het is gebleken, dat het
nog sterk genoeg is, om daar waar het aandringt, nog
veel schade te veroorzaken. Vooral is dit ondervonden
op den Tolhuiswal, waar een geheel stuk muur in één
oogwenk is omgeworpen.
Wat zullen die menschen, toen alle gevaar voorbij
2
-
-ocr page 30-
26
was den Heer gedankt hebben. Het is ons alsof
hun danklied hooren :
Dat nu elk d\' Algoedheid prijze,
\'t Loflied rijze !
Zingen wij nu God ter eer,
Looft Hem, die, en wind, en baren,
Deed bedaren,
Knielt voor Hem aanbiddend neer.
Door der stormen loeiend woeden,
Storten vloeden,
Hoog gestegen, plotseling neer;
Wij, door d\' ongetemde golven,
Schier bedolven,
Zagen nergens uitkomst meer.
Maar gij Heer! woudt U ontfermen,
Op ons kermen;
Op ons roepen, wij vergaan!
Toondet Gij Uw alvermogen:
Opgetogen
Zien wij onze redding aan.
IJlings woudt Gij uitkomst schenken;
Op uw wenken,
Toonde \'t al gehoorzaamheid :
Gij geboodt, de winden zwegen,
Ja, zij zwegen,
Voor die stem der majesteit.
-ocr page 31-
27
Nu, nu juichen 0117,0 harten,
Vrij van smarten;
Heer! wat zijt Gij goed en groot !
Gij, door eimlloos niedcdoogen,
Straks bewogen,
Schenkt ons leven uit den doorl.
WAT ER ALZOO GEDAAN WERD.
Wat werd er voor de ongelukkigen in hun toestand
gedaan? Wat er gedaan werd? Ontzachelijk veel.
De nood was groot en de behoeften niet minder, maar
ook buitengewoon veel deed men, om het lijden te
verzachten en in de behoeften te voorzien. Een en
ander moet gij ook hiervan weten. Het zal u aan-
sporen om, als de nood het vordert, ook tot hulp van
uwe medemenschen gereed te zijn.
Nauwelijks had men te Loevestein bericht bekomen
van het bezwijken van den dijk te Brakel, of de veer-
man Wilhelm, met de bakenmeesters van Andel en
de Graaf, de schipper W. Krull en J. M. van Aken,
begaven zich derwaarts, om zoo mogelijk menseben te
redden, die door den vloed overvallen waren. Het was
een gevaarlijke tocht van wel drie uren, maar deze
2*
-ocr page 32-
28
edele menschen ontzagen geen gevaar, om ben, die in
gevaar waren, bij het leven te behouden. Zij hadden dan
ook het geluk vijf vrouwen, onder welke eene van 90
jaren, benevens 7 kinderen op het droge te brengen.
In verschillende plaatsen van ons land werden gif-
ten ingezameld voor de noodlijdenden, die hier en daar
waren opgenomen en liefderijk verzorgd werden. Brood
en andere voedingsmiddelen werden hun in de ruimte
toegezonden. Het is aandoenlijk hoe de Nederlandsche
liefdadigheid zich opmaakte om in aller nood te voor-
zien. Kisten vol met kleedingstukken, beddegoed en
al wat dien armen lieden maar van dienst kon wezen,
werden aangevoerd. Duizenden guldens werden door de
liefdadigheid bijeengebracht en ten nutte dier menschen
besteed. Maar niet alleen in ons land, ook uit andere
landen werd veel geld gezonden, want overal was het
medelijden groot. Schrijvers en dichters gaven hunne
pen, om met de opbrengst van bun arbeid de onge*
lukkigen te helpen. Hier hield men eene loterij, daar
bedacht men weder iets iets anders, al maar om geld
te krijgen. Bij de giften waren soms aardige versjes
gevoegd. Omdat ik weet dat gij nog al van versjes
houdt, wil ik u er.wel eenige opgeven, misschien leert
gij ze wel van buiten.
Eea som van ƒ 30 werd ingezonden, met dit versje :
-ocr page 33-
29
,/Voorloopig d\' opbrengst van \'t gedicht,
Dat — voor mij kostloos — kwam in \'t licht;
Maar toch nog menig exemplaar,
Ligt bij den Heer Van Munster klaar,
Wanneet die eens zijn weggehaald,
Wordt u dit later uitbetaald."
Dat ook kinderen niet achterbleven, zult gij iu
sommige versjes wel ontdekken, b. v. in:
i/T)e Heer, die in ons binnenst ziet,
Verwerpt de kleine giften, niet,
Ook gij zult deze niet versmaan
Al biedt een kinderhart ze U aan."
En dit getiteld //Aan de Nederlandscbe kinderen."
math. 20: 14.
ifOók de noodkreet werd gehoord,
In de stichting te Montfoort!
(Menschenmin gaf door haar streven
Mij daar alles, een nieuw leven)
Nederlandscbe kindren, ziet,
Goud of zilver heb ik niet
Voor die overstroomde armen,
En mijn hart voelt toch erbarmen
Met hun lot — komt! helpt mij dan,
Licht toch redden we één er van!
-ocr page 34-
30
Ik dan en mijn ipeelgenooten
Zullen \'t Handwerk doen verlote»,
Pat wij maken!___ \'t zij hoe \'t zij, —
Komt — steekt ook een handje bij :
Zonder nieten zal het wezen,
Helpt mij wonden te genezen.
<l\'Opbrengst, \'t zij dan klein of groot,
Offren we aan den toutersnood.
Komt! helpt de armen zoo gerieven
En zendt duizend franco brieven,
\'t Lot kost vijftig centen, gaat!
Ziet hoe \'t met den spaarpot staat.
Dient je S.
Verpleegde in het protestanUch opvoeding!\'
geslicht te Montfoort."
Aardig niet waar P
Ik heb nog meer versjes voor U. \'t Volgende is
van verpleegden in de Ommerscbans, die ƒ 21.395 bij
elkaar brachten.
^Ziedaar bedrukte landgenooten!
Zoo treurvol uit uw stand verstoeten,
Een gift, hoe karig die ook schijn;
Het Nieuwsblad moog aan Neêrland toonen,
Dat t\' Ommerscbans verpleegden wonen
Die arm, maar medelijdend zijn.
L. J. P.... S."
-ocr page 35-
31
Van een vischhandelaar te \'s Hage werden 39 fus-
ten en 5 manden, bevattende ansjovis, haring, brood
en schotsche ale gezonden onder het motto:
//Herhaalde gift komt nooit te spa,
T)o- Koning is weer voorgegaan
Ik volg van ver zijn voorbeeld na
En roep den Hoogen Hemel aan
\'t Moog Willem III gezegend gaan."
Ja, de Koning.... maar neen, straks spreken wij
van Z. M.
Aan het Postkantoor te Leerdam werd f 2.— ge-
zonden met het versje:
//Aan broedereu, die thans in nood,
Verkeeren door den Watersnood,
Wordt deze gift gegeven.
Hij, die niet wacht, maar zich nu haast,
Het weldoen op den voorgrond plaatst,
Zal wis tevreden leven.
\'t Verzuimen van dien plicht, zoo edel, zoo verheven,
Zal later naberouw aan ieder sterv\'ling geven."
De kostmeisjes der school van Mej. A. van Raan
te Hengelo, zonden f 63.10, met de volgende dicht-
regelen :
-ocr page 36-
82
//Door leiding van de lieve kinderen,
Ontsproot dit edel doel.
Een loterij voor d\' overstrooming
Uit liefde en dankgevoel,
In zegening zij dit Instituut,
Door dit doelmatig streven,
Van watervlocd bevrijd
In Hengelo\'s schoone dreven."
Van de leerlingen der school van den Heer J. van
der Baan te Zaamslag kwam f 12,80 met het volgende
versje :
// Si  iet, toen meester ons verhaalde,
  1 den druk, die op u daalde,
pt  chtten wij het onzen plicht,
31  et het oog op God gericht,
ig,  choon gering, iets bij te dragen,
C"  aat o God, Uw welbehagen,
^  chtcrvolgcn wat onz\' hand,
ft eeft voor \'t lijdend Gelderland."
,
Maar door al onze versjes zouden wij haast nog
een edele daad vergeten en dat zou toch niet zeer
dankbaar jegens die menscheu zijn.
Zoodra ten gevolge van de doorbraak te Leeuwen
het vloedwater met een onweerstaanbaar geweld naar
de zijde van de Maas stroomde, en zoovele menschen,
-ocr page 37-
33
welke daardoor in hunne woningen werden overvallen
en in levensgevaar gebracht, hebbeu drie jeugdige
schippers, Dauiel Grasman, Johannes van Soest en
Hendrik van den Hurk zich in eene ijsboot gewor-
pen. Met groot gevaar en bezwaar zijn zij over het
ijs gekomen, hebben het vloedwater bereikt en het
overstroomde land doorkruist, om te beproeven of er
nog menschen te redden waren. Zij hebben zich in
de eerste plaats naar Leeuwen begeven, alwaar hunne
hulp en bijstand zeer op prijs is gesteld. Den vol-
genden dag zijn zij gedurig door water en ijs werk-
zaam geweest, en heeft het hun met Aart en Dries
van Soest mogen gelukken, om 100 menschen en 50
stuks vee zooveel mogelijk in veiligheid te brengen.
EN WAT HEEFT DE KONING AL
NIET GEDAAN.
Waaneer wij in de laatste plaats over onzen be-
minden Koning spreken, is dit, opdat gij vooral uwe
aandacht zult bepalen op alles wat Z. M. gedaan
heeft. Verbazend veel heeft de Koning gedaan.
Om in de eerste behoeften te voorzien, zond de
Koning al dadelijk f 1000, welke som later door nog
veel meer geld gevolgd is. Ook gaf Z. M. bevel dat
2**
-ocr page 38-
34
alle militaire broodbakkerijen brood zouden bakken
om de noodlijdenden van voedsel te voorzien. Bij de
Armen-Inrichting deed Z. M. groote aankoopen doen
van kleedingstukken om de armen te dekken. Als
een blijk zijner belangstelling stelde de Koning de
zoogenaamde Gothische zaal in het paleis beschikbaar
voor eene loterij van kunst en smaak, welke ten voor--
deele der overstroomden \'gehouden zou worden. Ook
deed de Koning eene oproeping tot het houden eener
algemeene collecte door het geheele Rijk en vertrouwde
hij, dat het Nederlandsche volk volkomen bereid zou
zijn, om krachtdadige hulp te verkenen.
Nu, aan \'s Konings roepstem is"gehoor gegeven. De
collecte op Z. M. verjaardag gehouden, bracht in on-
derscheidene plaatsen duizenden guldens op, buiten
hetgeen reeds gegeven was en nog gegeven werd.
Ook in deze zaak ging de Koning voor. Niet min-
ïninder dan f 40000 buiten zooveel reeds door hem ge-
schonken, gaf hij ook nu. Veel had de koninklijke familie
reeds vooraf laten gaan, en nu bij de algemeene collecte
schonk de koningin / 3000, prins en prinses Hendrik
2000, prins en prinses Prederik 10,000, de koningin
van Zweden 3000, de koningin-moeder 5000, de prins
van Oranje 5000, mevrouw Dauairière, gravin van
Nassau, 500 gulden.
Maar het was de Koning niet genoeg die arme
-ocr page 39-
35
menschen met geld en goed bij te staan, hij wilde
nog meer doen en hij deed het.
Nauwelijks had Z. M. van het onheil te Brakel
gehoord, of hij zond twee zijner adjudanten naar Gel-
derland, om den stand van zaken aldaar op te nemen
en hem te berichten, met het voornemen, indien deze
berichten ongunstiger mochten worden, zich terstond
naar de gevaarvolle plaatsen te begeven. Lang wacht»
te de koning hiermede niet. Op den 24 Januari be-
gaf Z. M. zich met zijn broeder prins Hendrik op
reis om de ongelukkigen bij te staan. Z. M. is het
eerst naar Gorinchem en omstreken gegaan en begaf
zich onmiddellijk naar de gebouwen, in welke de vluch-
telingen werden verpleegd. De Koning heeft te voet
de Waterpoort bezocht; de bastions, op welke H. D.
veldtenten waren opgeslagen, en de andere punten der
plaats, om met eigen oogen te zien, of men bij eene
mogelijke overstrooming van de Ablasserwaard goede
maatregelen genomen had. Z. M. betuigde zijne te-
vredenheid over alles wat hij zag, waarna hij met zijn
broeder den tocht naar de in Gelderland door den
vvatervloed geteisterde streken voortzette.
Op den 25sten bezocht Z. M. Hurwenen; den vol-
genden dag Neder-Hemert; op Zondag den 27ste1"
Bruchem en Kerkwijk; op den volgenden dag Eossem
en Driel. Met een schietschouw begaf de Vorst zich
-ocr page 40-
36
van Zalt-Bommel naar Hedel en vandaar verder naar
\'s Hertogenbosch. De Koning, die zooveel deel nam
in het ongelukkig lot van zooveel duizenden menschen,
begaf zich dadelijk naar de plaatsen waar die hulp-
behoevenden werden gehuisvest en verpleegd, overal
zijne tevredenheid betuigende, over alles wat men al
gedaan had en nog deed om het lot der beklagens-
waardigen te verzachten. Na een dag alhier vertoefd
te hebben, begaf Z. M. zich naar het land van Heus-
den en Altona, daarna naar Gestel enDungen om
ook hier alles in oogenschouw te nemen.
Z. M. was ook voornemens de Lek bij Kuilenburg
over te trekken, doch dit wilde niet gelukken, waarop
hij naar Vianen en vandaar over het ijs op de Lek
naar Vreeswijk ging. Gelukkig werd de Vorst door
God bij het leven bewaard, want een half uur daarna
geraakte het ijs voor Vreeswijk in hevige beweging;
het was dus een overtocht, die groote gevaren had
kunnen geven.
Van Vreeswijk vertrok de Koning naar Utrecht en
vandaar per spoortrein naar Arnhem, en daar Z. M. zag,
dat dien dag, — het was de 1ste Februari — de
overtocht van den Rijn groot bezwaar opleverde, reisde
de Koning naar het Loo. Niet echter om hier te blij-
ven, want twee dagen later begaf Z. M. zich met den
prins van Oranje en prins Hendrik weder van het Loo
-ocr page 41-
87
over Arnhem en Utrecht naar Vreeswijk inet oogmerk
om aldaar de Lek te passeeren en dan den verderen
tocht naar Tiel voort te zetten. Dit ging echter niet.
De overtocht te Vreeswijk kon niet geschieden, maar
aan het veer bij Beusichem aarzelden de vorstelijke
personen niet om in roeibooten te stappen, om zoo
den tocht naar Tiel te doen en alzoo in de nabijheid
van het laatstelijk overstroomde land zich te bevinden
en de bedreigde punten te bezoeken.
Behoef ik u nog te zeggen, dat de koning en zijne
hooge reisgenooten overal met de grootste geestdrift en
toejuiching ontvangen werden? Hij, die gekomen was
om te troosten, te helpen, de hand tot redding uit te
steken, die zich zelven waagde, was ook zulk een
hulde waardig. Het doet ons goed, te zien, dat die
menschen nog immer dankbaar zijn voor alles, wat de
Koning voor hen gedaan heeft. In de laatste dagen
toch lazen wij in een der dagbladen, dat zich te Leeu-
wen eene Commissie gevormd heeft, om ter eere van
Z. M. een monument op te richten tegenover de plaats
waar in 186] de dijk aldaar bezweek, welk gedenk-
teeken op \'s konings feest van 12 Mei 1874 onthuld
zal worden.
Hartelijk was ook de ontvangt toen Z. M. met de
beide prinsen in den Haag terugkeerde. Men stelde er
prijs op, om Z. M. recht feestelijk te ontvangen. Het
-ocr page 42-
38
Stationsgebouw was versierd en laugs den weg vandaar
naar het koninklijk paleis waren alom vlaggen uitge-
stoken. Z. M. werd aan de station door H. D. com-
missaris in de provincie, den heer v. d. Heim, ont-
vangen en door den heer Withuys, aan het hoofd van
een eerewacht te voet, verwelkomd. Z. M. heeft zich,
onder het geleide van eene eerewacht te paard, onder
bevel van den heer van Rechteren, en onder een luid
vreugdegej uich der menigte, naar zijn paleis begeven.
Aan de station waren ook de burgemeester der re-
sidentie, eene commissie uit den gemeenteraad, de hoofd-
officieren der Schutterij, en van het garnizoen aanwe-
zig, ten einde Z. M. te begroeten. De koning heeft
den weg van de station naar het paleis in een open
met zes paarden bespannen rijtuig afgelegd, en van
de overgroote menigte, die langs den weg was ge-
schaard, de meest ondubbelzinuige blijken van dank-
baarheid voor de, zelfs met levensgevaar betoonde hulp-
vaardigheid, genoten. De vensters der woningen waren
met belangstellende aanschouwers bezet, en menige
vreemdeling, welke de tehuiskomst onzes Konings zag,
kon ook zien met welken band Oranje aan zijn volk
en het volk aan Oranje gehecht is.
Op het paleis gekomen heeft Z. M. zich met de
prinsen, terwijl H. M. zich met. prins Alexander
voor een der ramen bevond, op het balcon vertoond,
-ocr page 43-
39
waar hij, onder de vernieuwde vreugdekreten der me-
nigte, met zichtbare aandoening zijn zoon en broeder
de hand drukte.
Wij moeten hierbij ook niet vergeten te zeggen, dat
bij den optocht naar \'t paleis Z. M. door zeven hon-
derd werklieden van de fabriek der heeren Enthoven
met vaandels in verschillende kleuren en met \'s konings
naam-cijfer is vergezeld geworden.
De Koning gaf zijn verlangen te kennen, dat op
den 17den Februari het geheele volk met hem
en zijn Huis, zich in den gebede verheffen zou tot
den Koning der Koningen, om leniging af te sraee-
ken van de rampspoeden door de jongste overstroomin-
gen veroorzaakt en hulp te zoeken bij den Heer des
Heelals, tot genadige afwering van nieuwe rampen, en
de Heer heeft die gebeden verhoord.
Twee dagen later (19 Pebr.) was het \'s Konings
verjaardag, doch om den nood des lands verlangde
Z. M. dat op dien dag de gewone militaire feesten in
de kazernen niet zouden gehouden worden.
Bij gelegenheid van dien verjaardag heeft de Heer
J. H. van Lennep te Zeist de volgende dichtregelen
vervaardigd.
-ocr page 44-
40
GOD ZEGENE DEN KONING.
God zegene den Koning thans
Met zuidewind en zonneglans,
Bij aller vreugdbetooning:
En zwevend wuift hem vlag bij vlag
De bee voor zijn geboortedag;
//God zegene den Koning!"
God zegene den Koning, — ja,
Zoo dreunt een Bomm\'lerwaard ons na,
Om Vorstenhulpbetooning:
Geen Maas en Waal verstikt die beê,
Want volle dijken roepen mee:
//God zegene den Koning!"
God zegene den Koning : Güd
Verleene hem een koningslot
Vol rijke gunstbetooning:
Dan danken wij, en bidden weer
//Bevestig Hem Uw gunsten, Heer,
God zegene den Koning!"
Zoo willen wij allen ook op 12 Mei 1874 bidd
GOD ZEGENE DEN KONING EN ZIJN HUIS.
-ocr page 45-
BESLUIT.
En als nu de 12\'lc Mei zal gekomen zijn, dan zullen de
vlaggen vroolijk wapperen, dan zullen.... met één
woord dan zal er door het geheele land blijdschap
zijn. En zou het dan mogelijk wezen, dat wij dien
dag kunnen laten voorbijgaan, zonder te denken aan
al de zegeningen van God, die wij onder het bestuur
der geliefde Oranje-Vorsten genieten mochten? Dan
moeten wij wel denken aan een prins Willem I, aan
een Lodewijk en een Adolf van Nassau, die hun
bloed voor onze vrijheid gestort hebben. Hoe ellen-
dig zag het er toen niet uit, toen wij door Spaansche
tirannie verdrukt werden. Maar Willem van Oranje
kwam, want
Toen alles scheen verloren,
En wij in Eome\'s hand,
Wou God het kermen hooren
Van \'t bloedend vaderland.
-ocr page 46-
42
Wilhelmus van Nassouwen
Kwam deelen in ons lot,
Zijn moed en zijn vertrouwen
Ontving de Prins van God.
En zouden wij dan de zonen van dien onvergete-
lijken Willem van Oranje, Maurits en Prederik Hen-
drik, kunnen vergeten, die groote helden, die door
hunne vele overwinningen de macht van Spanje fnuik-
ten, en zij in Gods hand het middel waren, om ons
van vreemde overheersching vrij te maken, zoodat de
hoogmoedige Spaansche koning ons ootmoedig om
vrede moest verzoeken? Dan denken wij ook aan
het lied:
Gij, God der legerscharen,
Gij maaktet Neêrland groot,
Gij bracht het uit gevaren,
Uit lijfs- en ziele nood.
Wat ons ook moge dreigen,
Uw maeht is niet geknot,
Blijf, Heere, blijf ons eigen,
En blijf Oranjes God !
Nu vallen onze gedachten op een anderen niet
minder merkwaardigen Oranje-telg. Het is de Stad-
houder Willem III. En aan Willem III te denken,
-ocr page 47-
43
brengt ons het rampspoedige jaar 1672 voor dea
geest. Aan wien had naast God Nederland in dat
jaar zijn behoud te danken, in dat jaar toen machtige
vijanden ons van alle zijden besprongen ? Aan niemand
anders dan aan Willem III. Elk, door schrik ver-
lamd, dacht aan geen tegenstand, omdat men het
eene onmogelijkheid meende, de kracht van \'s vijands
wapenen tegen te houden. Wat was in zulk een toe-
stand het vooruitzicht? Dat wij een prooi zouden
geworden zijn van het verslindende dier, dat zich
Lodewijk XIV koning van Frankrijk noemde. Maar
daar laat Willem III zich zien. Had hij naar den
vijand willen luisteren, hij zou eer, aanzien en groot-
heid bekomen hebben, maar verre van dat alles, wilde
hij, als zijn voorzaat Willem I, al zijne persoonlijke
belangen opofferen en zich aan het vaderland wijdent
En dat heeft hij gedaan. Hij wist den moed te doen
herleven, de geestdrift op te wekken. Hij dwong den
vijand het land te ruimen, hij • was onze redder.
Evenals Willem I zocht ook Willem III zijn steun
en hulp alleen bij God. Daarom, in zijn vertrouwen
op den Heer, kon hij ook als Willem I zeggen:
Mijn schilt en mijn betrouwen
Zijt ghy (o, God, mijn Heer)
Op U soo wil ick bouwen,
-ocr page 48-
44
Verlaat mij nimmermeer,
Opdat ick vroom mach blijven,
Uw dienaar \'t aller tijt,
De tiranny verdrijven,
Die menich hart doorsnijt.
Onze gedachten dwalen nog verder en wij roepen
ons den Stadhouder Willem V voor onze verbeelding.
Maar nu ook wordt onze ziel droevig in ons, want
wij zien dien vorst, die alles voor Nederland zijn
wilde, verguisd, gesmaad, gehoond. Een geest van
waanzin had ons volk overvallen j een zoogenaamde
vrijheidskoorts woelde door de aderen. Een vuur van
tweedracht ontstak en maakte plaats voor de vroegere
eendracht. Men verlangde naar de Franschen, want
die lieve Franschen zij zouden ons zoo gelukkig ma-
ken. En — de Franschen kwamen, maar Villem V
verliet het land. En het volk liet hem gaan. De
vorst, wiens voorouders zooveel voor het land gedaan
hadden, werd verstooten, en dwaas, als men was, de
Franschen werden met gejuich ingehaald. Maar die
edele redders kwamen om ons ongelukkig, ons tot
hunne slaven te maken. Maar:
Zij zouden het niet hebben,
Ons oude Nederland 1
-ocr page 49-
45
Het bleef bij alle ellenden,
Gods en der vaadren pand!
Zij zouden het niet hebben,
De goden van den tijd!
Niet om hun erf te wezen,
Heeft God het ons bevrijd !
Met al hun schoone woorden,
Met al hun woest geschreeuw,
Zij zouden ons niet hebben,
De goden dezer eeuw !
Ten zij het woord des Zwijgers,
Moedwillig were verzaakt:
u\'k Heb met den Heer der Heeren,
Hen vast verbond gemaakt.\'\'
Met welk een vreugde werd niet \'s Konings groot-
vader Willem I ingehaald, toen de Fransche bedwel-
ming voorbij was, en wij onder Napoleon zulk een
nameloos lijden ondervonden hadden. Toen was Oranje
en Nederland weder één en zoo moet het blijven.
Heeft, om dat verbond te bezegelen, niet \'s Konings
vader zijn bloed te Waterloo doen vloeien? Aanval-
len van vijanden hebben onzen beminden Willem III
niet naar het oorlogsveld geroepen, om onze vrijheid
te beschermen. Moest dit zoo zijn, geen oogenblik
zou de Koning aarzelen het zwaard te trekken,
-ocr page 50-
46
maar wij hopen, dat dit niet noodig zal zijn. Doch
ook buiten dat, heeft de Vorst niet getoond, dat ook
hij alles voor Nederland zijn wil ? Eenmaal heeft
de Koning deze schoone woorden gesproken : c/Oranje
kan nooit te veel tot heil van Nederland doen." En
dat heeft hij getoond in den watervloed en zoo me-
nigwerf anders. Geen offer was hem ooit te zwaar.
Hoe gaarne ook vertoont zich de Vorst midden
onder zijn volk, wanneer het feest viert om aan de
roemrijke dagen, aan de veelvuldige verlossingen, van
ouds te gedenken. Laten wij Alkmaar slechts tot
voorbeeld nemen en wij hebben reeds bewijs genoeg,
dat de Vorst hiermede zeggen wil: wDe geschiedenis
van Nederland is de geschiedenis van Oranje."
Eu wanneer ons dat alles door de gedachte gaat,
zouden wij dan op 12 Mei 1874 niet vroolijk zijn,
en God danken? Gewis. Dan willen wij zeggen:
//Nederland kan nooit te veel voor Oranje doen, want
de geschiedenis van Oranje is de geschiedenis van Ne-
derland." Dan willen wij onze vaderlancteche liederen
uit volle borst aanheffen. Onze liefde voor God, voor
Oranje, voor Nederland, zal er door aanwakkeren.
Welna, zingt dan uwe vaderlandsche liedjes. Ook
deze, die gij wel in de school zult geleerd hebben.
-ocr page 51-
47
En wanneer gij zoo Ier eere des Konings zingt zult
gij zeker hierbij onze geliefde Koningin niet vergeten.
AAN DEN KONING.
Onze Koning Willem leve !
Spaar, o God, zijn leven lang !
Dat hem roem en heil omzweve !
Dat hij ieders liefde ontvang!
Wijsheid zij hem mild gegeven,
Kracht van boven stuur zijn hand,
Die den scepter houdt geheven
Tot geluk van \'t Vaderland.
Vrede en voorspoed smaak zijn harte,
Een versprei hij om zich heen !
Al zijn vreugde en al zijn smarte
Smelt\' met die zijns volks in één!
Mogen duizend jubelzangen
Hem gewijd zijn, Hem ter eer!
Moog hij \'s Hemels kroon ontvangen,
Legt hij eens deze aardsche neer!
Oranje en Nederland
Zijn immer nauw verwant
In vreugd en smart
Die band zij onze kracht,
Die eendracht onze macht,
Die leuze nooit veracht
Door \'t Hollandsch hart.
-ocr page 52-
48
God! zegen onzen Vorst,
Die \'t staatsjuk moedig torscht
Tot heil van \'t land.
Blijv\' Uw onfeilbre raad
Zijn steun en toeverlaat,
Opdat hij zeker gaat.
Aan Uwe hand.