-ocr page 1-
BR..I875.I.3.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
TABELLEN
TEN GEURUIKK VA.N
LANDBEMESTING
Prijscourant van Hulpmestspeciλn,
G. J. KROL & Cie.
-^feS^ca«*:=~--------
ZWOLLE. — W. E. J. TJEENK WILLINK. — 1875.
(GEDEPONEERD.)
-ocr page 4-
-ocr page 5-
TABELLEN
TEN GEBRUIKE VAN
Landbemesting met Hulpmeststoffen.
Goede akkeropbrengsten hangen af van eene goede
voeding (bemesting).
Het bewijs hiervan is, dat men in de akkeropbrengsten
(het graan, het stroo etc.) de voedingsstoffen terug-
vindt, welke in de voeding (bemesting) voorkwamen.
Worden de planten verbrand zoo geven deze eene asch.
Deze asch nu bestaat uit de stoffen welke de planten
uit den bodem hebben opgenomen. De vernietigde (ver-
brandbare) stof stamt hoofdzakelijk van het in de lucht
voorkomende koolzuur af, de landbouwer heeft dus voor-
namehjk op de zamenstelling van de asch te letten.
Nu bevatten 1000 kilogr. van de volgende meest ge-
teelde gewassen in 1000 gewichtsdeelen, aan stikstof,
phosphorzuur, kali of potasch en kalk de volgende hoe-
veelheden. De andere bestanddeelen van de planten zijn
meestal genoegzaam voorhanden en van minder gewicht
voor den landbouwer.
1
-ocr page 6-
2
1000 KILOGRAMMEN.
Water.
Stikstof.
Phosphz.
Kali.
Kalk.
r korrels. .
Tarwe, j kaf. . . .
1 stroo. . .
145.—
143.—
145.—
22.7
8.L
4.3
8.5
3.25
2.—
5.7
6.2
5.1
0.58
3.6
3.—
/ korrels. .
(Jarst. J kaf. . . .
{ stroo. . .
149.7
135.4
136.2
17.8
7.4
5.9
8.3
2.5
1.8
6.—
9.6
9.7
0.6
11.1
4.5
[ zaad . . .
1 stroo. . .
164.5
166.5
139.2
39.19
13.62
12.9
10.45
5.5
4.27
10.3
13.79
10.1
1.3
2.17
24.5
i zaad . . .
Haver. j kaf. . . .
{ stroo. . .
140.—
143.—
141.—
19.2
6.4
4.—
5.8
0.2
1.6
4.2
10.4
9.2
1.—
7.—
3.5
,, f zaad . . .
00 \\ stroo. . .
149.—
154.—
17.6
2.4
8.4
2.2
5.5
7.5
0.5
3.8
C zaad . . .
Koolzaad.! doppen .
1 stroo. . .
100.—
140.—
103.—
36.4
9.7
6.7
15.—
2.8
2.5
7.9.
9.4
4.7
32.4
12.—
Boekweit.! ,
\\ stroo. . .
141.—
160.—
14.4
13.—
4.4
6.1
2.1
24.1
0.3
9.5
., \' 1 zaad . . .
Boonen. i .
1 stroo. . .
141.—
180.—
40.8
16.3
10.7
4.—
12 —
25.9
1.6
13.5
„ loof . . .
768.—
4.3
1.4
0.9
5.—
2.6
0.2
6.2
„ bladeren.
849.—
911.—
2.7
3.25
1.1
6.7
4.—
20.3
0.5
15.—
Mangelwortelen . . .
„ bladeren.
0.96
1.07
6.29
3.79
0.47
2.45
Vlas i zaad • • *
1 stengels .
118.—
140.—
32.—
13.—
4.4
10.4
12.3
2.8
8.—
144.—
13.1
4.4
14.3
8.7
Roodeklaverhooi. . .
160.—
21.3
5.6
19.6
19.4
Tabak geh. plant . .
180.—
7.1
54.1
73.1
., . f bladeren.
KooL i wortelen.
146.—
168.—
7.52
10.6
17.10
10.6
54.1
34.9
-ocr page 7-
3
en bevatten 1000 kilogr. van de volgende mest-
speciλn van de bovenstaande voedingsstoffen volgende
hoeveelheden.
1000 KILOGRAMMEN
bevatten!
Kalk.
Kali.
Phosphz,
Water. Stikstof.
Stalmest \')........
1000 liter mestwater. . .
1000 kg. beendermeel . .
„ „ superphosphaat
„ „ Peruguano . . .
„ „ Bakerguano . .
„ „ Chilisalpeter . .
„ ,, Zwavelz. ammoniak
„ „ Stassfόrter potasclv
zouten.....
750.—
982.—
50.—
160.—
140.—
40.—
20.—
50.—
3.—
0.1
257.—
160.—
187.—
404.—
6.—
5.—
1.—
40.—
125.--
150.-
200.-
313,
210,
220,
434,
16.
2.
152,
Met behulp der tabel, waaruit de zamenstelling der
planten blijkt, zien wij, de tabel, voorkomende in den
Almanak van Dr. Staring, als grondslag onzer bereke-
ningcn aannemende, dat: per Hectare in Nederland door
de akkeropbrengsten aan deze ontnomen wordt, bij de
verbouwing der volgende gewassen:
53.—
21.—
25.—
39.6
22.7
35.9
56.8
23.6
42.3
•109.7
28.2
70.2
83.7
24.2
35.8
53.3
17.3
62.—
48.3
16.3
37.—
Tarwe. . .  .
Rogge. . .  .
Garst. . .  .
Boonen. .  .
Erwten . .  .
Aardappelen
Haver. . .  .
10.—
14.1&
14.8
27.4
50.9
2.48.
11.1
\') 1 oubiek Meter weegt ± 730 kilogr.
-ocr page 8-
4
OP HET ZAND.
Rogge ........
Garst.........
Boekweit.......
Aardappelen.....
Suikerbieten.....
Mangelwortelen . . .
Klaverhooi......
Grashooi.......
Vlas.........
Haver........
Stikstof.
Kali.
Kalk.
Phosphz.
28.3
16.2
24.9
35.4
15.1
23.5
38.1
15.4
43.3
43.—
14.—
50.—
81.—
33.—
120.—
51.8
333.4
127.8
33.6
117.6
72.—
24.2
78.6
10.—
6.3
9.4
33.9
11.4
25.—
10.6
7.9
16.5
2.—
15.—
24.9
116.4
47.8
4.9
7.9
Om den bodem deze voedingsstoffen terug te geven,
zijn vele voorschriften gegeven; berekent men nu hoeveel
plantenvoedsel men heeft uitgevoerd door verkoop van
granen, veevoeder etc. en hoeveel plantenvoedsel men
door stalmest aan de aarde terug heeft gegeven, zoo
dient het verschil door hulpmeststoffen aangevuld te worden.
Om nu goede oogsten te bekomen, moet een overvloed
van voedingsstoffen in den bodem voorhanden zijn, ten
einde iedere wortel der plant voeding ontmoeten en
opnemen kan.
Volgende zamenstellingen van meststoffen zijn door be-
voegde maatschappijen en personen aanbevolen en laten
wij deze hierbij volgen.
The Royal Agricultural Society (de Koninklijke Land-
bouw-Maatschappij) in Engeland, heeft aangewend en
aanbevolen volgende hoeveelheden phosphorzuur, kali etc.
per hectare:
-ocr page 9-
5
KILOGRAMMEN.
OP LIGTE GRONDEN.
Kali.
Phosphorzuur,
37.—
37.-
27.8
9.—
7.—
7.—
9.—
37.—
37.—
75.—
55.5
56.—
56.—
90.—
67.4
55.8
44.8
44.8
55.8
67.4
56.—
74.8
67.4
37.4
Mangelvvortelen....
Aardappelen......
Knollen (Turnips). . .
Tarwe.........
Garst..........
Haver.........
Rogge .........
Boonen en Erwten . .
Kool en koolrabi. . .
Gras..........
Beetwortelen......
Hop..........
OP GEMENGDE
GRONDEN.
Mangelwortelen....
Aardappelen......
Knollen (Turnips). . .
Tarwe.........
Bootien en erwten . .
Gras..........
OP KLEIGRONDEN.
Mangelwortelen ....
Aardappelen......
Knollen (Turnips). . .
Tarwe.........
Boonen en erwten . .
Gras..........
74.8
111.—
48.3
72.7
87.4
94.4
28.—
28.—
18.—
27.8
55.6
92.4
101.5
72.7
87.5
92.4
102 a, 136
9.—
28.—
18.—
-ocr page 10-
6
De stoffen, welke daartoe bij voorkeur gekozen wor-
den zijn:
VOOR LIGTE GRONDEN.
( 370
Mangelwortelen.....{ 247
l 123
| 494
Aardappelen.......{ 247
l 247
I 370
Knollen (Turnips) . . . j 1S3
1 61
f 370
Tarwe..........I 183
l 61
I 296
Garst..........| 146
[ 49
( 296
Haver..........I 146
l 49
f 370
Eogge..........I 183
l 61
( 370
Boonen en Erwten . . . j 247
l 183
f 370
Kool en koolrabi. . . . j 247
123
Kg.  beenderen superphosphaat.
„    potaschzouten \').
„    chilisalpeter.
„    mineraal superphosphaat.
„    potaschzouten.
„    zwavelzure ammoniak.
„    mineraal superphosphaat.
„    potaschzouten.
„    zwavelzure ammoniak.
„    beenderen superphosphaat.
„    chilisalpeter.
„    potaschzouten.
„    beenderen superphosphaat.
„    chilisalpeter.
„    potaschzouten.
„    beenderen superphosphaat.
„    chilisalpeter.
„    potaschzouten.
„    beenderen superphosphaat.
„    chilisalpeter.
„    potaschzouten.
„    mineraal superphosphaat.
„    potaschzouten.
„    zwavelzure ammoniak.
„    beenderen superphosphaat.
„    potaschzouten.
„    chilisalpeter.
\') Onder potaschzouten wordt verstaan, Stassfiirter zouten en wel zwavel»
zure kali.
-ocr page 11-
7
1494 Kg. beenderen superphosphaat.
494 „ potaschzouten.
247 „ chilisalpeter.
Beetwortelen in den herfst 370 a 490 Kg. peru-guano of 180 u
250 Kg. zwavelzure ammoniak.
In het vooijaai
370
370
370
247
610
1 1230
99
53
)3
33
H
superphosphaat.
potaschzouten.
potaschzouten.
superphosphaat.
afval van raapkoeken
wollen lompen.
Hop
OP GEMENGDE GRONDEN.
beenderen superphosphaat.
potaschzouten.
Chilisalpeter.
mineraal superphosphaat.
potaschzouten.
zwavelzure ammoniak.
beenderen superphosphaat.
potaschzouten.
chilisalpeter.
beenderen superphosphaat.
chilisalpeter.
gestoomd beendermeel.
mineraal superphosphaat.
potaschzouten.
zwavelzure ammoniak.
beenderen superphosphaat.
potaschzouten.
chilisalpeter.
Mangelwortelen
Aardappelen
Knollen (Turnips). .
Tarwe........
Garst, rogge, haver
Boonen en erwten .
Gras
-ocr page 12-
8
OP KLEIGRONDEN.
1610  Kg. beenderen superphosphaat.
60    „    potaschzouten.
60    „    chilisalpeter.
!670    „    gestoomd beendermeel.
180    „    potaschzouten.
120    „    chilisalpeter.
Knollen (Turnips). . . . 610    „    beenderen superphosphaat.
Tarwe.......... 617    „    gestoomd beendermeel.
Garst, rogge, haver . . 490    „          „                 „
1610    „    beenderen superphosphaat.
120    „    potaschzouten.
60    „    chilisalpeter.
Gras........... 720 a 960 Kg. gestoomd beenderenmeel.
George Ville, fransch landbouwschcikundige, raadt aan
Voor tarwe, hennip en koolzaad.
400  Kg. superphosphaat.
200 „ kalisalpeter.
250 „ zwavelzure ammoniak.
350 „ gips.
Voor garst, haver, rogge en gras.
200  Kg. superphosphaat.
100 „ kalisalpeter.
125 „ zwavelzure ammoniak.
175 „ gips.
Voor suikerioortelen, hop, icortelen en groente.
400  Kg.  superphosphaat.
200 „    kalisalpeter.
300 „    chilisalpeter.
300 „    gips.
-ocr page 13-
9
Voor aardappelen.
400 Kg. superphospliaat.
300 „ kalisalpeter.
300 „ gips.
Voor rapen (lurnips) en mais.
600 Kg. superphospliaat.
200 „ kalisalpeter.
400 „ gips.
Voor boonen, erwten, lucerne en klaver.
400 Kg. superphospliaat.
200 „ kalisalpeter.
400 „ gips.
Met deze tabellen kan iedereen berekenen wat in den
vorm van stalmest of hulpmeststoffon aan den bodem
teruggegeven moet worden en in geval hij liever verkiest
volgens aanwijzingen van anderen te werk te gaan, zoo
maakt hij gebruik van de twee laatstvermelde tabellen.
Bij het gebruik maken van kunst- of hulpmeststoffen,
brengt men deze door omploegen 6 a 10 duim diep in
den bodem en zaait met de hand of zaaimachine uit.
Om het zaad met de meststoffen uit te zaaien, is niet
raadzaam. Het gebruik van kunstmeststoffen in plaats
van of met aanwending van stalmest, moet echter met
overleg geschieden.
Men zaaie nooit superphospliaat vermengd mot asch
uit, hierdoor gaat het oplosbaar phosphorzuur over in
onoplosbare phosphorzure kalk, en deze kan niet zoo
spoedig opgenomen worden door de planten als het
oplosbaar phosphorzuur.
Men vermengt daarom superphosphaat met drooge aarde
voor het uitzaaien derzelve. De vraag: of men kali-
salpeter (potasch) zal gebruiken of chilisalpeter en Stass-
fόrter zouten, is tot heden onbeslist.
-ocr page 14-
10
Er zijn wel voorstanders voor het gebruiken van
kalisalpeter, doch chilisalpetor en Stassfόrter zouten zijn
goedkooper, waarom de Θngclschen dit aanwenden.
Ammoniakzouten dient men, om weinig verlies te
hebben, in twee koeren over den akker te brengen,
daar het water deze zouten uitwascht en ze zoo te
diep in den bodem brengt, waardoor dit gedeelte voor
de plantcnvoeding gedeeltelijk verloren gaat.
In mineraal suporphosphaat gaat, zooals de Duitschers
het noemen, het oplosbaar phosphorzuur terug, dat wil
zeggen, een gedeelte wordt onoplosbaar, waarom super-
phosphaat van beenderen altijd de voorkeur verdient.
Door het in minoraal suporphosphaat aanwezige ijzer,
wordt na verloop van tijd een gedeelte van het oplos-
baar phosphorzuur onoplosbaar en naar alle waarschijn-
hjkhoid niet moer door de planten opgenomen.
Het geven van wetenschappelijke mededeelingen, zul-
len wij vergemakkelijken door een tabel aan deze bladen
toe te voegen, waarin men de resultaten, door bemes-
ting bekomen, kan invullen, terwijl wij zullen zorgdragen
deze resultaten te publiceeren.
Tot nog toe ontvingen wij slechts zeer algemeenc
mededeelingen, welke niettegenstaande zeer goede resul-
taten met onze meststoffen behaald zijn, voor anderen
wegens bovenvermelde reden weinig waarde hebben.
Door het ingevuld aan ons opzenden der bijgaande tabel,
zijn het de landbouwers zelven welke elkander het min
of meer voordeelige eener doelmatige bemesting aantoonen.
Wij twijfelen niet of ieder, die met den landbouw in
betrekking staat, zal ons hierin gereede medewerking
verleencn. Echter is een eerste vereischte en dit is niet
genoeg aan te bevelen, om toch vooral alle akker-
opbrengsten te wegen of te meten; dit is de eenige
manier om een resultaat van eenige waarde voor anderen
te bekomen.
Hieraan is toegevoegd eene prijscourant, waarbij de
genoteerde stoffen op gehalte verkocht worden.
-ocr page 15-
Anno
Ingezonden door
GESTELDHEID
VAN DEN
BODEM, i)
Voorafgaande
GEWASSEN
EN
BEMESTING. 2)
NAAM
der aangewende
MESTSTOFFEN.
N».
VAN DEN
AKKER.
NAAM
VAN HET
GEWAS. 3)
AFSTAND
ZAAD.
MEST.
KOSTEN
der bemesting
PER
HECTARE.
DATUM
VAN DEN
OOGST.
GEWICHTSOPBRENGST.
AANMERKINGEN. 4)
DER
rijen.
DER
planten.
Hoeveelheid
PER
Hectare.
Datum
VAN
uitzaaiing.
Hoeveelheid.
Prijs
PER
100 Kg.
GRANEN.
WORTELGEWASSEN.
Stroo.
Graan.
Wortel.
Bladeren.
i
1)  Deze kolom moet bevatten do gesteldheid van den bodem, is deze gedraineerd, etc.
2)  Welke bemesting en welke planten de akker in vorige jaren ontvangen en gedragen heeft.
3)  De naam en de variλteit van het gebezigde zaad.
4)  De weerkundige waarnemingen, waarnemingen over den plantengroei, gewicht van het hektoliter geteeld zaad, etc.