-ocr page 1-
^"T^ltc? i|
BR.1675.1.6.
-ocr page 2-
to..i?ff,2I,t.
Spoorweg Leiden-Woerden,
waaTaan de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij na zijne opening, over eene lengte
van 32 kilometers, jaarlijks eene doorloopende zuivere opbrengst waarborgt
van minstens / 4220.— per kilometer.
---------°@#Ï2>°----------
Voor het aanleggen en exploiteeren van dezen spoorweg is, krachtens machtiging des Konings, door
den Minister van Binnenlandsche Zaken bij beschikkingen van den 7dt" April 1873, ll\'l( afd. n° 314,
nader gewijzigd bij beschikking van den 4dc" Junij 1875, 11\'1\'\' .afd. n° 314, concessie verleend aan
de Heeren J. P. de Boedes en Mr. L. A. J. W. Baron Si.oet.
De spoorweg begint aan den Hollandschen Spoorweg, in de nabijheid van diens station Leiden,
en eindigt, de zuidzijde van den Rhijn volgende, aan den Nederlandschen Rhijnspoorweg, in de nabij*
beid van zijn station Woerden.
De eerstgenoemde stad, de grootste fabriek- en landbouwmarktplaats van Zuid-Holland, wordt
daardoor langs den kortsten weg opgenomen in het spoorwegverkeer, dat zich naar de noordelijke en
oostelijke provinciën van ons land en naar Duitschland uitstrekt. De welvarende en rijke streek,
tusschen die stad en Woerden, zal daar te boven rechtstreeks in .aanraking komen met den Hol-
landschen Spoorweg, en daardoor in het spoorwegvervoer gebragt worden met Noord-Holland ter eenre
zijde en ter andere met den Haag, Rotterdam, België, Frankrijk en Engeland.
Eene dichte bevolking van meer dan 100,000 zielen zal voor hare personen, handel- en winkel-
neering, fabrieken, trafieken, landbouw en veeteelt de voordeden genieten, die eene versnelde en meer
goedkoope gemeenschap, dan thans bestaat, oplevert.
De concessionarissen hebben, nadat hun door den Minister van Binnenlandsche Zaken, bij be-
schikking van den 19den Augustus 1872, Lett. I. llde Afd., voorloopige concessie was verleend, het
terrein, waardoor de spoorweg zal gelegd worden, doen opnemen, waterpassen, boren en in kaart
brengen met de profillen en de kunstwerken doen ontwerpen. Voor den bovenbouw en alles, wat tot
een\' goed ingeiïchten spoorweg behoort, is die van Gouda naar den Haag tot voorbeeld genomen.
Voor de stations, halten en inrichtingen voor den handel is doelmatigheid met eenvoudigheid op den
Voorgrond gezet.
De begrooting van de kosten van aanleg voor enkel, doch met grondonteigeningen en funderingen
der kunstwerken voor dubbel spoor, bedraagt ƒ2,800,000.—.
Deze begrooting werd opgemaakt in 1873, toen de bouwmaterialen, waaronder ook de spoor-
stavcii, en <le werkJoonon voel iluunlcr waren dan thans. Zullen geschiedde door .Zngenicurw vrxnroti in
den aanleg van spoorwegen, met de opdracht, om ter voorkoming van misrekening, alles nauwkeurig
na te gaan en zeker te ramen. Voor hetgeen van deze ƒ2,800,000.— tot kosten van aanleg werd be-
stemd, werden vroeger, toen alles nog zooveel duurder was, aanbieding ontvangen van zeer soliede,
zoowel binnen- als buitenlandsche aannemers, om het werk tot dien prijs in volkomen goeden staat
op te leveren. Er kan dus in dit opzicht geen gegronde vrees bestaan voor teleurstelling. Ook bij het
aannemen der som voor onteigening, en die begrepen is onder de ƒ2,800,000.—, werd met de grootste omzich-
tigheid te werk gegaan. Tot maatstaf hebben hierbij gediend de prijzen besteed voor den aanleg van den
spoorweg van Gouda naar \'s Gravenhage, van den Oosterspoorweg voor het gedeelte nabij Amsterdam en
van den Staatsspoorweg nabij Rotterdam. Vergeleken met de prijzen door het Hoogheemraadschap van
Rijnland onlangs betaald, is de raming ook in dit opzicht hoog te noemen.
Het kapitaal wordt intusschen gesteld op ƒ 3,000,000.—. De raming zou dan in het een of ander
opzicht nog voor een betrekkelijk aanzienlijk bedrag kunnen tegenvallen, zonder dat er gevaar ontstond dat meer
-ocr page 3-
2
kapitaal werd gevorderd, dan waarop ten overvloede was gerekend. Met vertrouwen mag men zich zelfs vleien,
dat het geraamde bedrag niet aanstonds in zijn geheel zal blijken benoodigd te zijn. om den weg in
staat van exploitatie te brengen.
Het tracée van het grootst gedeelte van den weg, met stations of halten te Hazerswoude over de
brug van Koudekerk, Alphen, Zwammerdam en Bodegraven, is door den Minister van Binnenlandsche
Zaken goedgekeurd en de onteigeningsstukken zijn daarvan gereed.
De lengte van den weg zal 32 kilometers bedragen. Het ligt voor de hand, dat eene exploitatie
van deze betrekkelijk kleine lijn door eene aansluitende hoofdlijn meer voordeelen aanbiedt, dan onder
eigen beheer en eigen materieel. Mitsdien hebben de concessionarissen eene overeenkomst gesloten met
de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij, waarvan de hoofdbepalingen hierop nederkomen.
Zoodra de spoorweg, overeenkomstig de bepalingen opgenomen en de machtiging tot opening van de
dienst verleend is, wordt hij met al hetgeen daartoe behoort aan gezegde Maatschappij — ter beheer en
exploitatie — overgegeven.
Behoudens het onderhouden van kunstwerken en gebouwen gedurende een jaar en dat der aarde-
werken met het lichten der sporen gedurende twee jaren, is die Maatschappij verplicht den weg met de
daartoe behoorende werken en inrichtingen te onderhouden, en bij het eindigen der overeenkomst in goed
onderhouden toestand aan de eigenaars terug te geven. De kosten van onderhoud worden gebracht ten
laste der exploitatie-rekening. De eigenaars zijn bevoegd, ten hunnen koste, door opname toezicht op
het onderhoud te doen houden.
De Rhijnspoorweg-Maatschappij zal in de geheele exploitatie voorzien met haar eigen rollend materieel
en met hare beambten, opzichters en bedienden, en het verkeer over den weg en het daardoor verkrijgen
van voordeelige geldelijke uitkomsten bevorderen, met gelijke zorg en op gelijke wijze, alsof die weg
deel uitmaakt der aan haar behoorende spoorweglijnen.
De exploitatie-rekening wordt jaarlijks op 30 April gesloten en, binnen 2 maanden daarna, overge-
legd aan de eigenaars, die bevoegd zijn dezelve, ten kantore van de Maatschappij, met de boeken en
bescheiden te doen vergelijken, ten einde zich van de juistheid der boeking en verdeeling te vergewissen.
De rekening wordt getrokken uit de gezamenlijke exploitatie-rekening, door de Maatschappij over alle
door haar geëxploiteerde lijnen (daaronder begrepen de lijn Leiden—Woerden) te houden.
De Rhijnspoorweg-Maatschappij waarborgt den eigenaars, dat, gedurende den loop der overeen-
komst, het batig saldo dier exploitatie-rekening in eenig jaar, aanvangende met het eerste jaar dier
exploitatie, niet minder zal bedragen dan ƒ4220.— per kilometer, de lengte des wegs gerekend op 32
kilometers, en verbindt zich om hetgeen aan dat bedrag van ƒ 135,040.— in eenig jaar mocht ontbreken aan
de eigenaars uit te betalen, als renteloos voorschot op toekomstige winsten.
Van hetgeen het batig saldo, in eenig jaar meer bedraagt dan f 4220.— per kilometer genieten de
eigenaars wijders, voor zooveel noodig echter onder aftrek van evengemeld renteloos voorschot:
Indien dat meerdere ƒ 500 per kilometer niet te boven gaat                  80 percent.
Wanneer dat meerdere beloopt, van ƒ 501 tot f 1000 per kilometer 78 //
1001
//
- 1500
n
il
70
1501
//
2000
n
il
71
2001
«
- 2500
n
il
72
2501
»
- 3000
n
n
0!)
3001
w
- 3500
n
il
07
3501
«
- 4000
il
il
05
4001
//
- 4500
il
ii
0:5
4501
«
- 5000
n
il
CO
5001
*
- 5500
H
ii
58
5501
«
- 6000
II
il
50
6001
«
- 6500
II
il
51
6501
//
- 6999
II
ii
52
7000 i
m i
laarhoven
n
ii
50
-ocr page 4-
3
Indien, gedurende de exploitatie, de uitbreiding van bestaande of het maken van nieuwe werken
noodig of raadzaam wordt geacht, zullen die in gemeen overleg gemaakt worden, door de Rhijnspoorweg-
Maatschappij , die de kosten voorschiet tegen eene rente van 5 ten honderd, ten laste der exploitatie-
rekening te brengen. De terugbetaling van de hoofdsom dier kosten geschiedt op het tijdstip, waarop de
exploitatie door meergenoemde Maatschappij ophoudt, tenzij zulks reeds vroeger mocht hebben plaats gehad.
Ten einde den weg aan te leggen zal opgericht worden eene naamlooze vennootschap,
met een maatschappelijk kapitaal van f 3,000,000.—, verdeeld in 12500 aandeelen, ieder groot
f 240.— of 20 £ sterling. De Statuten dezer op te richten Maatschappij zyn bereids door den
Minister van Binnenlandsche Zaken goedgekeurd.
Velen der ondergeteekenden spraken reeds in den jare 1873 hunne overtuiging uit omtrent de
levensvatbaarheid der onderneming, waarvan het nut door niemand in twijfel kon worden getrokken. Zij
deden zulks toen de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij nog slechts f 3000.— per kilometer had
gewaarborgd; toen er geene zekerheid bestond, dat het voor den aanleg besteedc kapitaal, niet al wat
verder tot uitbreiding en verbetering ook later nog mocht worden aangewend, aan het einde der concessie
door het Rijk in zijn geheel zou worden terugbetaald; toen nog de vrees kon opkomen, dat men bij
niet-volteekening van het maatschappelijk kapitaal, de toevlucht zou moeten nemen tot de uitgifte eener
prioriteits-leening, om het ontbrekende aan te vullen. De onder deze betuiging destijds door hen
opengestelde deelneming bleef intusschen ontoereikende, om met de zaak een aanvang te maken op
zoodanig reëele grondslagen als waarvoor zij zich borg konden stellen, en deze gaven de aanbiedingen welke
zij ontvingen niet.
Hoewel zij de eerste proefneming als mislukt beschouwden, gaven zij den moed niet op, maar
werd door hen naar andere middelen gezocht, beter geschikt om het doel te bereiken. Zij zijn daarin boven
verwachting uitnemend goed geslaagd. De Regering werd overreed, zich ten deze het belang van Leiden
en de geheele Rhijnstreek aan te trekken, en wist de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij te
bewegen, het tot stand komen der lijn Leiden—Woerden te waarborgen, door vooreerst de garantie van
f 3000 per kilometer te brengen op f 4220.—, en ten andere zich te verbinden, om voor het onverhoopt
geval dit nog niet mocht strekken, om derden tot deelneming voor het volle bedrag der f 3,000,000.—
maatschappelijk kapitaal uit te lokken, het restant voor zich te nemen. Deze Maatschappij stelde hierbij
tot voorwaarde, dat de Gemeente Leiden een subsidie zou geven van ƒ 100,000.— ter tegemoetkoming in
het te wachten tekort gedurende de eerste jaren van exploitatie; dat het Rijk de termijnen der concessie
zou gelijk stellen met die harer eigene onderneming, en waarborgen dat bij het einde daarvan het kapitaal
werd teruggegeven dat men had besteed; dat eindelijk de Statuten der nieuwe Maatschappij het sluiten
van contracten a forfait niet zou toelaten dan met toestemming der Rhijnspoorweg-Maatschappij. De
Gemeente Leiden was bereid zich de verlangde opoffering te getroosten, en tegen de overige bedingen
kon te minder bezwaar bestaan, omdat zij geene andere strekking hadden, dan om de soliditeit der
onderneming meer en meer te bevestigen.
Overtuigd als vroeger van hare levensvatbaarheid, durven de ondergeteekenden thans eene nieuwe
gelegenheid tot inschrijving openstellen, en haar tevens aan te bevelen als eene goede geldbelegging van
zeer solieden aard, zoowel wat kapitaal betreft als de renten. Het kapitaal is toch gewaarborgd, want als
de Staat in het jaar 1898 den Rhijnspoorweg overneemt, moet hij, ingevolge art. 52 onzer concessie,
den spoorweg Leiden—Woerden ook overnemen, tegen terugbetaling van het daaraan besteede kapitaal;
terwijl indien die overname niet geschiedt, de overeenkomst met de Rhijnspoorweg-Maatschappij voortduurt
en de waarde des spoorwegs, onder behoud van den door het Rijk verleenden waarborg, steeds grooter wordt,
want met recht mag toch verwacht worden, dat de bruto opbrengst van dezen zoo gunstig gelegen
spoorweg, even als die van anderen, jaarlijks grooter zal worden.
Voor het tot stand komen van den weg is deelneming in het kapitaal thans niet meer noodig.
Het belang der Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij brengt wellicht mede, dat er slechts weinig
-ocr page 5-
4
door derden wordt ingeschreven, om recht te hebben van het restant voor zich te houden. Voor de
locale belanghebbenden moet dit echter juist eene reden zijn om dubbel deel te nemen. Ook elders
wonende kapitalisten wekken de ondergeteekenden met vertrouwen tot deelneming op. Nu toch blijkt dat
hier zonder risico een spoorweg kan worden gebouwd, welke minstens 4J % renten waarborgt, zou het -
inderdaad jammer wezen, dat daarvoor niet in Nederland het benoodigde kapitaal ware te vinden. Mocht
deze onderneming ook op dit punt slagen, dan ware een schoon voorbeeld tot navolging aan anderen gegeven.
Afdrukken van de concessie, zooals deze nader werd gewijzigd, van de mede gewijzigde overeenkomst
met de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij en van de door den Minister van Biunenlandsche
Zaken goedgekeurde Statuten, liggen ter inzage op de Raadhuizen der betrokken Gemeenten, ten bureele
van den Heer J. P. de Bokdes , in de Balistraat n° 86 te \'s Gravenhage, ter Secretarie van de Neder-
landsche Rhijnspoorweg-Maatschappij te Utrecht en ten kantore van haren Direkteur-Thesaurier op het
Rokin te Amsterdam. Op alle deze plaatsen is kosteloos verkrijgbaar het verlangd aantal inschrijvings-
billetten met exemplaren der Statuten.
Ingevolge deze Statuten moeten de stortingen op liet toegewezen bedrag van aandeden geschieden
ter plaatse, waar zulks in de Dagbladen nader zal worden aangekondigd, en wel:
10 °/0 binnen twee maanden nadat de Koninklijke Bewilliging op de statuten zal zijn verleend;
10 °/0 binnen twee maanden na den dag voor de eerste storting bepaald; en de resterende
80 % op zoodanige tijdstippen, als door den Raad van Commissarissen zal worden bepaald, doch in
termijnen van hoogstens 20 % telkens, welke elkander echter niet sneller mogen opvolgen dan met eene
tusschenruimte van drie maanden.
Over de stortingen zal 4$ "/„ rente worden betaald.
Ieder inschrijver heeft ten allen tijde het regt, om liet niet gefourneerd bedrag zijner toegewezen
aandeelen vol te storten, en geniet over het inmiddels niet verplichte deel zijner storting, tot aan den
dag waarop dat deel verplichtbaar wordt, mede eene rente gerekend ad 4* % \'s jaars.
De inschrijving geschiedt tot en met 31 October 1875.
\'sGuaveniiage , 15 September 1875.
Mr. P. L. F. BLUSSE, Lid van de Prov. Staten van Zuid-Holland on Hoogheemraad van Rijnland.
J. P. DE BORDES, Ingenieur, President van het bestuur der Nederl. Zuid-Ooster-Spoorweg-
Maatschappij, te \'s Gravenhage.
Dr. W. C. VAN DEN BRANDELER, Burgemeester van Leiden.
Mr. H. A. BRANDT, Burgemeester van Zoeterwoudc.
Mr. J. BREDIUS, Burgemeester van Waarder.
Jhr. P. VAN CITÏERS, Burgemeester van Bodegraven.
H. DOIJER Jz., Burgemeester van Woerden.
K. N. HENGEVELD, Lid van de Prov. Staten van Zuid-Holland en Notaris, te llazerswoude.
J. HERREWIJN Jz., Lid van de Prov. Staten van Zuid-Holland en Wethouder, te Aarlanderveen.
Mr. W. O. T. VAN OUDHEUSDEN, Advokaat, te \'s Gravenhage.
J. A. DE RIDDER, Burgemeester van Zwammerdam.
Mr. P. DU RIEU, Lid van de Prov. Staten van Zuid-Holland en President van de Kamer van
Koophandel te Leiden.
Mr. L. A. J. W. Baron SLOET, Oud Gouverneur-Generaal van Neêrlandsch Indië, te Arnhem.
T. P. VIRULY, Lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, Wethouder en President van
de Kamer van Koophandel, te Gouda.
Mr. C. VAN DER VLIES, Lid van de Prov. Staten van Zuid-Holland, Burgemeester van llazerswoude.
H. D. TER WEE, Burgemeester van Ocgstgeest.
A. P. ZAALBERG, Burgemeester van Alplteii.
g^- Hccrcn makelaars en commissionnairs in Effecten genieten .\', "/„ over het han toegewezen bedrag.