-ocr page 1-
\\i<jn&
5.1.40
/.\', <v-
BR..I87
-ocr page 2-
-ocr page 3-
A
/&p,X,$o.
aatsrJrapij toi Qtxm&xm% k\\ Jtomtaai
W E T.
BI.
Hoofdstuk I.    Doel en werkzaamheden (Art. 1)...................3.
*         II.    Van de leden (Art. 2—13).........................3.
n       III.    Van de afdeelingen (Art. 14—24)...................4.
»       IV.    Van de besturen der apdeelingen (Art. 25—31).....6.
•         V.    Van het hoofdbestuur (Art. 32—46).................7.
»       VI.    Van de algemeene vergadering (Art. 47—61)........8.
u     VII.    Van het kunstenaarsfonds (Art. 62 —73)...........10.
o   VIII.    Van het reservefonds (Art. 74—76)................11.
Slotbepalingen (Art. 77/78)......................................11.
REGLEMENTEN.
I.    Van de pbijsuitschrijving................................12.
II.    Van de toelagen voor onderwijs..........................12.
III.    Van de toelagen aan voor de kunst veelbelovenden......13.
IV.    Van de jaarlijksche en algemeene muziekfeesten..........13.
V.    Van eerepremiën aan ten gehoore gebragte werken van
levende componisten.....................................15.
VI. Van de uitgave van muziek...............................15.
VII. Van de bibliotheek........................................16.
1876.
-ocr page 4-
OYEBZI6 T.
1Q. SEPTEMBER 1874.
DOEL EN WERKZAAMHEDEN.
«. Aanmoedigen der Compositie. — Toekennen van Eerepremlën aan voor \'t eerst opgevoerde groo-
tere Werken van Nederlundsche Componisten (alsmede aan de Prijsregters van beoordeelde
CompositlÜn voor uitvoerige lïeoordeelingen.).
b.    Uevorderen van het Muzlek-Onderwijs, Koraalgezang en Volkggezaiig.
c.    Hooger opleiden van voor de Kunst veel belovend en.
(/. Onderst e Li tien van Toonkunstenaars en hunne nugelateue betrekkingen.
e. Houden vnn Muziekfeesten, en Afdeelings-uitvocringen.
/. Toe\'Kennen van Eerepremlën aan, binnen den kriug der Maatschappij uitgevoerde, grootere
Vocaal- en Instrumentaal-Werken van levende inheemsche en ulthcemsche Componisten, bij
elke uitvoering.
-/. Helpen oprigten van Leerstoelen voor Muziekgeschiedenis eu Aesthetiek. — Ondersteunen der
Verecnlging voor Noord-Nederlands Muziekgeschiedenis. — Ondersteunen der Uitgave van
historisch belangrijke Muziekwerken en Geschriften, en van bekroonde Compositlën.
h Verzamelen, voor de Afdeellngszaugvereenigingcn beschikbaar en voor Leden der Maatschappij
toegankelijk stellen eener Bibliotheek van Partituren, Koor- en Orkeststemtnen, enz. enz.,
alsmede der Boekerijen van de "Vereenlging voor Noord-Nederlands Muziekgeschiedenis" en
der "Koraalvereenlging."
LIDMAATSCHAP.
Plaatselijke Afdeelingen (ten minste 25 Leden). Contributie en lutreegeld volgens Afdeelings-
reglement. — Intree voor *t Keseiivefonds (en voor de Wet) f 1.25.
Algemeene Afdeeling (voor alle Plaatsen waar nog geene Afdeeling is en voor de Kunste-
naars die aanspraak op ondersteuning verlangen). Contributie ƒ 6.— \'s Jaar» (welke
geheel gestort wordt in het kunstenaarsfonds). Intreegcld / 1.25.
REGTËN DER LEDEN.
a.    Persoonlijken toegang tot de Algemeene Vergaderingen en den eersten feestavond van de
Muziekfeesten der Maatschappij» en tot de Huishoudelijke Muziekfeesten en Uitvoeringen
van élke harer A/deelingen; met voorbehoud evenwel van het bepaalde bij Art. 23 der Wet.
b.    Kosteloos ontvangen van de geschiedenis en handelingen.
c.    Voor halven koop-prijs kunnen verkrijgen, wat aan Historische of Muzikale Werken door (of
namens) de maatschappij wordt uitgegeven.
REGTEN DER AFDEELINGEN.
a. Kosteloos gebruik der (ƒ 17.000 gekost hebbende) bibliotheek; die ruim 2500 Mu2iek- en
Boekwerken (waarvan 500 Koor- en Orkestwerken In Partituren en Stemmen) bevat.
6. \'t Beschikken over een Crediet, tot het geven van Jaarlijksche of Algemeene Muziekfeesten
6,000 tot ƒ 12.000.-).
e. \'t Erlangen van Subsidiën tot het oprigten van Muziekscholen.
d.    \'t Voordragen van een jeugdig Kunstenaar tot het (na Examen) ontvangen eener Subsidie
tot hoogere opleiding.
*. \'t Verzekeren van Eerepremié\'n aan ten uitvoer gebragte Werken van levende Componisten.
/. Tegemoetkoming van Reiskosten voor een Afgevaardigde ter algemeene vergadering.
KUNSTENAAB8F0ND8.
Kapitaal: ƒ 39,000.—2J pCt.: behalve uit enkele Donatiën, éenlglijk bljeengebragt uit de
Middelen der Maatschappij en de opbrengsten van Muziekuitvoeringen ten bate van dat Fonds.
Toelagen aan Kunstenaars en hunne Weduwen of betrekkingen: sedert 1851 / 22,773.—
(In \'t
afgeloopcn jaar ƒ 2,068.—). Voor 1874/75 is op nieuw als Ultkeerlngskapltaal
beschikbaar / 2,257.50.
De éenlge vercischte voor een Kunstenaar Is, dat hij lid zij van de Algemeene Afdeeling.
JIUZIEKFEESTENFONDS.
Voor Jaarlijksche of Algemeene Muziekfeesten is beschikbaar, f 42,600.— 2& pCt., en een
Saldo van ƒ 1,520.10.
RESERVEFONDS.
Kapitaal: ƒ 67,200 — 2$ pCt. De Rente dient tot bereiking van de Oogmerken der Maat-
schappij, en \'t daardoor stadig doen verminderen der Contributie aan de Algemeene kas:
welke Contributie (voor de Afdeelingen) oorspronkelijk / 4, nu reeds is gedaald tot een
nominaal Fixum, van / 2.25.— en eene feitelijke Storting in Geld, van ƒ 1.65 per Lid.
Bij onverhoopte ontbinding der Maatschappij vloeit dit Konda in het kunstenaarsfondb.
-ocr page 5-
W E T.
EERSTE HOOFDSTUK.
Doel en merkzaamlieden.
Artikel 1.
De Maatschappij tracht de Toonkunst in Nederland te bevorderen, o. a. door:
a.  Aanmoedigen der Compositie. — Toekennen van Eerepremiëu aan voor
\'t eerst opgevoerde grootere Werken van Nederlandsche Componisten
(alsmede aan de Prijsregters van beoordeelde Compositiën voor uit-
voerige Bcoordeelingen.).
b.  Bevorderen van het Muziek-Onderwijs, Koraalgezang en Volksgezang.
c.  Hooger opleiden van voor de Kunst veelbelovenden.
d.  Ondersteunen van Toonkunstenaars en hunne nagelatene betrekkingen.
e.  Houden van Muziekfeesten en Afdeelingsuitvoeringen.
f.  Toekennen van Eerepremiën aan, binnen den kring der Maatschappij
uitgevoerde, grootere vocaal- en instrumentaal\'Werken van leeeiide
inheemsche en uitheemsche Componisten bij el/te uitvoering.
ff. Helpen oprigten van Leerstoelen voor Muziekgeschiedenis en Aesthe-
tiek. — Ondersteunen der Vereeniging voor Noord-Nederlands
Muziekgeschiedenis. — Ondersteunen der Uitgave van historisch belang-
rijke Muziekwerken en Geschriften, en van bekroonde Compositiën.
h. Verzamelen, voor de afdeelingszangvereenigingen beschikbaar en voor
Leden der Maatschappij toegankelijk stellen eener Bibliotheek van
Partituren, Koor- en Orkeststemmen, enz. enz., alsmede der Boeke-
rijen van de "Vereeniging voor Noord-Nederlands Muziekgeschiedenis"
en der "Koraalvereeniging."
TWEEDE HOOFDSTUK.
Van de Leden.
Art. 2.
De Leden der Maatschappij zijn:
a. Donateurs, Donatrices en gewone Leden.
*. Honoraire en Corresponderende Leden.
e. Leden van Verdienste.
Art. 3.
Om donateur, donatrice of gewoon lid te worden, moet men zich doen
inschrijven bij het afdeelingsbestuur, dat gevestigd is in de burgerlijke ge-
meente in welke men zijn wettelijke woonplaats heeft.
Is men aldaar ingeschreven, dan kan men bovendien donateur of donatrice
worden bij zooveele andere afdeelingen als men begeert.
Wie woont in eene Gemeente die zich, volgens Art. 15, alin. 2, met an-
dere Gemeenten vereenigd heeft, moet zich doen inschrijven bij het afdee-
lingsbestuur dier verecnigde Gemeenten.
Bezwaar tegen inschrijving onderwerpt het Bestuur, desverlangd, aan de
beslissing van de Leden der afdeeling.
Art. 4.
Personen, in wier wettelijke woonplaats geenc afdeeling gevestigd is,
moeten, indien ze Donateur, Donatrice of gewone Leden willen worden,
zich doen inschreven, hetzij bij de Algemiene afdeeling (Zie Art. 14), hetzij
bij de naastbij hunne woonplaats gevestigde afdeeling; mits deze niet meer
dan twee uren gaans van hunne woonplaats verwijderd zij.
De uitzondering betrekkelijk het bepaalde in het voorgaand artikel
ten opzigte der laatste 14 dagen vóór elk Muzieltfeest, wordt geregeld door
Art. 10 van Reglement IV.
Art. 5.
Kunstenaars, die aanspraak wenschen te erlangen op het voorregt, om
te eeniger tijd (des noodig) èn persoonlijk èn voor hunne natelaten betrek-
kingen ondersteuning te ontvangen uit het Kunstenaarsfonds — gelijk dit
in Hoofdstuk VIII dezer Wet is omschreven — moeten, \'tzij ze al dan niet
wonen in een plaats waar eene afdeeling gevestigd is, zich als Lid doen
inschrijven bij de Algemeene afdeeling.
Evenwel blijft het Lidmaatschap en Begt, dat men vóór den jare 1874 bij
eenige andere afdeeling verkreeg, des begeerd, gehandhaafd en verzekerd.
Art. 6.
Elke afdeeling kan personen ten harent woonachtig, en die zich jegens
haar verdienstelijk hebben gemaakt, benoemen tot Honoraire Leden.
-ocr page 6-
4
Uitzonderingen ten opzigte der woonplaats onderwerpt de at\'deeling aan
de beslissing des Hoofdbestnurs.
Art. 7.
De Algemeene vergadering der Maatschappij kan, op voordragt van het
Hoofdbestuur, benoemen:
a.  Corresponderende leden: die buitenslands woonachtig, aldaar de oog-
merken der Maatschappij kunnen bevorderen of reeds voorstonden;
b.  Leden van Verdienste: Nederlanders of Vreemdelingen van uitste-
kendo muzikale kennis en gaven, of die in hoogc mate de Maat-
schappij aan zich hebben verpligt.
Akt. 8.
Donateurs, donatrices en gewone leden betalen bij hunne intrede Eén
Gulden voor het Reservefonds der Maatschappij, en 25 cents voor de Wet.
Desbegeercnde ontvangen zij de Catalogus A der Boekerij (geordend over-
zigt van al de Muziek- en Boekwerken) voor 50, en de Catalogus B (getal
der partituren, klavieruittrcksels, zangstemmen en orkestpartijen) voor 25 Cents.
Wijders betalen zij de intreegelden (indien deze geheven worden) en de
jaarlijkschc contributie, bij het huishoudelijk Reglement hunner afdeeling
vastgesteld. Voor donateurs of donatrices is de jaarlijkschc contributie ten
minste een derde hóogcr, dan voor gewone leden.
Honoraire leden, Corresponderende leden en leden van Verdienste beta-
len noch intreegelden noch contributiën.
Art. 9.
Al de in Art. 2 genoemden ontvangen kosteloos een afdruk van de stuk-
ken betrekkelijk de Geschiedenis en Handelingen der Maatschappij; en hebben,
tegen de helft van den handelsprijs, regt op een exemplaar van alle Werken,
op naam der Maatschappij, of met hare ondersteuning, uitgegeven.
Art. 10.
Elk der in Art. 2 genoemden, heeft in den regel persoonlijk regt van toe-
gang tot de Muziekuitvoeringen, welke van wege de Maatschappij en hare
afdcelingen worden gegeven. De tijdelijke beperking van dat regt wordt
bepaald door Art. 23 dezer Wet en door Art. 7 van Reglement IV.
Art. 11.
De donateurs, donatrices en gewone leden hebben stemregt in hunne (of
hare) eigene afdeeling. Honoraire leden hebben enkel adviserende stem.
Art. 12.
Het Lidmaatschap, en elk regt dat er uit voortvloeit, is uitsluitend persoonlijk.
Het moet blijken uit een bewijs op naam, duor het Hoofdbestuur verstrekt,
en door de Bestuurders, die \'t wijders aangaat, ondertcekend; en dat voor
de donateurs, donatrices en gewone leden, elk jaar vernieuwd wordt.
Art 13.
Het Maatschappij-jaar begint 1°. September. Wie de Maatschappij wil ver-
laten, geeft hiervan schriftelijk kennis aan den Secretaris zijner afdeeling,
vóór 1°. Mei van elk Maatschappij-jaar.
Zij die weigeren de contributie te betalen, worden vervallen verklaard van
het lidmaatschap; en kunnen het niet meer aanvaarden, dan na aanzuivering
der verschuldigde contributie.
DERDE HOOFDSTUK.
Van de Afdcelingen.
Abt. 14.
Er is eene Algemeene afdeeling: — 1". ter dienste van hen in wier woon-
plaats geene eigene afdeeling gevestigd is, of die niet bij eenige naburige
afdeeling zijn ingeschreven (Art. 4); — 2°. ten dienste der kunstenaars
vermeld in Art. 5.
Zij wordt beheerd door het Hoofdbestuur, doch heeft gecne zelfstandige
werkzaamheden, en wordt niet ter Algemeene vergadering vertegenwoordigd.
De jaarlijkschc contributie is ƒ6.—. Het gehecle bedrag wordt gestort
in het Kunstenaarsfonds.
Om lid dezer afdeeling te worden wendt men zich, met toezending van een
pottmUtel van ƒ 7.25 (en vervolgens telken jare van ƒ 6.—) en opgave van
naam, woonplaats en (voor zooveel het Kunstenaars geldt) beroep, in vracht-
vrijen brief, tot den Algemeenen Secretaris.
Verlangt men vrachtvrije toezending der uit te geven stukken, dan
is men daarvoor telken male tien cents verschuldigd.
Art. 15.
In elke burgerlijke gemeente die meer dan 10,000 zielen telt, kan slechts
ééne zelfstandige afdeeling worden opgerigt; tenzij de Algemeene vergnde-
ring, bij gemotiveerd besluit, daaromtrent anders beschikke.
-ocr page 7-
s
Gemeenten wier bevolking geen 10,000 zielen telt, kunnen zich met na-
bijliggende Gemeenten van gelijk of minder zielental tot eene gemeen-
sch appel ij k-zelfstandige afdeeling vercenigen. De zetelplaats van het
afdeelingsbestuur is alsdan <le hoofdzetel dier vereenigde Gemeenten, en de
wettelijke woonplaats harer leden.
Zooira ergens eene zelfstandige afdeeling is opgerigt, worden aldaar, be-
halve de kunstenaars vermeld in Art. 5, gcene leden der Algemeene af-
deeling meer ingeschreven. Verkregen regt blijft echter, desbegeerd, vcr-
zekerd.
Art. 16.
Vijfentwintig personen zijn, op de in Art. 15 vermelde wijze, voldoende
tot het oprigten eener zelfstandige afdeeling.
Zij en allen, die in het éérste jaar tot hen toetreden, zijn vrij van het
Intreegeld, ten behoeve van het Reservefonds (Art. 7).
Daalt eene afdeeling, welke na het in werking treden dezer wet opgerigt
is, beneden dat ledental, dan is zij, met het einde van het maatschappij-
jaar, feitelijk ontbonden.
Zoo lang eene afdeeling geen 50 leden telt, ontvangt zij voor haren afge-
vaardigde ter Algemeene vergadering geene tegemoetkoming in reiskosten.
Art. 17.
Van opiïgiing of ontbinding eener afdeeling wordt door haar Bestuur aan
het Hoofdbestuur kennis gegeven.
Zoo lang evenwel vijfentwintig leden de instandhouding eener afdeeling
begeeren, kan deze niet ontbonden worden.
Art. 18.
Bij ontbinding eener afdeeling, behoort haar Archief aan de Maatschappij,
en moet dit aan het Hoofdbestuur worden opgezonden.
In een te dier gelegenheid te houden vergadering van do leden eener zoo-
danige afdeeling, wordt tevens besloten, welke bestomming aan hare Biblio-
theek en verdere eigendommen zul worden gegeven. Geschiedt dit niet, dan
behoort alles aan de Maatschappij, en moet het Hoofdbestuur daarvan in het
bezit gesteld worden.
De leden eener ontbonden afdeeling kunnen zich, zonder betaling van
Intreegeld, doen overschrijven bij de Algemeene aldeeling.
Art. 19.
De afdeelingen noemen zich met den naam der gemeente in welke zij
gevestigd zijn. Voor vereenigde gemeenten wordt bij den naam dier zetel-
plaats gevoegd: "en omstreken."
Art. 20.
Elke afdeeling regelt hare eigene huishouding in overeenstemming mot de
beginselen en bepalingen van de wet der Maatschappij.
Die regeling geschiedt bij huishoudelijk Reglement, of door afzonderlijke
afdeelingsbesluiten: beiden te overwegen en vast te stellen in, tot dat einde
door het afdeelingsbestuur beschrevene, vergaderingen van de donateurs,
donatrices en gewone leden der afdeeling.
Die reglementen, alsmede de besluiten welke de reglementen, in be-
ginsel , uitbreiden, wijzigen of beperken, worden binnen 14 dagen na de
vaststelling toegezonden aan het Hoofdbestuur; dat verpligt is, binnen 14 da-
gen na de ontvangst, van zijne goed- of afkeuring aan de afdeeling kennis
te geven. Langer verwijl van antwoord is goedkeuring.
Afkeuring grondt zich enkel op strijd met de wet der Maatschappij. Er
is van zoodanige afkeuring beroep op de Algemeene vergadering.
Art. 21.
De afdeelingen kunnen (boven de intreegelden, vermeld in Art. 8, alin. 1),
ten bate harer eigene kas, Intreegelden heffen van nicuw-toetredende leden.
Elke afdeeling heft wijders van hare donateurs, donatrices en gewone leden
zoodanige jaarlijksche Contributie, als zij wenschelijk oordeelt.
Van die contributie staat zij, voor elk donateur, donatrice of gewoon lid,
jaarlijks ƒ 2.25 af aan de Algemeene kas der Maatschappij: ten behoeve der
oogmerken aangeduid in deze wet, en door de Algemeene vergadering bij elke
Begrooting nader vast te stellen.
Van die f 2.25 ontvangen da afdeelingen echter (bij het einde van ieder
boekjaar) zooveel terug, als voor die algemeene oogmerken niet noodig bleek.
De teruggave geschiedt in den vorm van een Orediet voor het volgend
boekjaar en alzoo in mindering der alsdan te storten contributie (zie Art.
56 en 57).
Art. 22.
Elke afdeeling stelt zich ten regel: behalve haar\' eigen\', ook don donateurs,
donatrices en gewone leden der overige afdeelingen persoonlijk kosteloo/.eu
toegang to geven tot hare Muziekuitvoeringen.
-ocr page 8-
6
Art. 23.
Elke afdeeling is wijders vrij in het openstellen harer Uitvoeringen, en in
het bepalen der voorwaarden van toegang voor dames, kinderen en niet-leden.
Zij kan zelfs den kosteloozen toegang voor de donateurs, donatrices en
gewone leden tijdelijk beperken of opheffen, mits het een en ander geregeld
worde bij een door de leden der afdeeling wettig vastgesteld reglement of
besluit: goedgekeurd op de wijze als in Art. 20 is bepaald.
Bij besluiten betrekkelijk afdcelings-uitvoeringen moet aan de donateurs,
donatrices en gewone leden van andere afdeelingen gelijk regt verzekerd
blijven, als aan die der afdeeling, welke het besluit vaststelt.
Evenwel blijft het regt tot plaatsbespreken allereerst voorbehouden aan
de Leden der afdeeling die de Uitvoering geeft en bekostigt.
Abt. 24.
De afdeelingen zijn, op de voorwaarden in Reglement VII vermeld, voor
hare eigene Studiën en Uitvoeringen geregtigd tot het gebruik der werken
uit de Bibliotheek der Maatschappij — en mogen die niet aan andere corporatiën
of personen verstrekken, zonder vooraf verkregen goedkeuring der Algemeene
Vergadering.
Evenwel blijft aan het oordeel en de beslissing des Hoofdbestuurs overge-
laten, voor openbare Uitvoeringen ter bevordering van ecnig algemeen of
plaatselijk volksbelang, of aan Corporatiën, welke aan de Maatschappij of aan
hare afdeelingen bij algemeene-, jaarlijkschc- of afdeelings-Muziekfeesten dienst
deden, op aanzoek eener afdeeling en onder verantwoordelijkheid van deze,
het gebruik van Muzikaliën der Maatschappij toe te staan.
VIERDE HOOFDSTUK.
Van de Besturen der Afdeelingen.
Art. 25.
Elk afdeelingsbestuur, door de Leden uit hun midden te kiezen, bestaat
ten minste uit een Voorzitter, een Secretaris en een Penningmeester. Voor
opengevallen plaatsen draagt het Bestuur een dubbeltal kandidaten voor. Bij
het dubbeltal voegt het de namen dergenen, die door tien of meer afdee-
lingsleden, ten minste 8 dagen voor den dag der verkiezing, schriftelijk zijn
aanbevolen.
Art. 26.
De Secretaris houdt eene naamlijst van de leden der afdeeling. Hij tee
kent daarbij aan den dag van aankomst, en van het bedanken der leden,
en de namen van hen, die, volgens Art. 13, alin. 2, van hun lidmaatschap
zijn vervallen.
Art. 27.
Het optreden van een\' nieuwen Secretaris of Bibliothecaris wordt door het
Bestuur der afdeeling aan de overige, en aan het Hoofdbestuur berigt.
Art. 28.
De Penningmeester maakt, uiterlijk ult°. Maart, aan den Algemeenen Pen-
ningmeester over, wat de afdeeling aan de Maatschappij-kas schuldig is.
Zijn er tusschen ultimo Maart en 1 Mei nog leden bij de afdeeling aan-
genomen, dan zendt de Penningmeester het, voor déze leden, verschuldigde,
v«5ór of op 3 Mei aan den algemeenen Penningmeester.
De contributie eindelijk der leden, welke na 1 Mei toetreden, zendt hij
hem uiterlijk 14 dagen vóór den dag der Algemeene vergadering.
Art. 29.
Jaarlijks, vóór of op 3 Mei, zendt het Bestuur van elke afdeeling een
verslag aan het Hoofdbestuur. Dit verslag bevat het getal leden; het getal
iler, voor of bp 1°. Mei, bedankt hebbenden (en alzoo de opgave van het ver-
vwcdelijk
getal leden, met welke de afdeeling het nieuw beginnend jaar in-
treedt); de namen der, volgens Art. 13, vervallen verklaarden; de alphabeti-
scho naamlyst der vóór 1874 tot haar toegetreden contribuerende leden-
kunstcnaars, met de vóórnamen voluit; de namen der honoraire leden; de
namen en waardigheden der tijdelijke Bestuurders; en de opgave der vcr-
kregen muziekwerken.
Bovendien bevat dit verslag een overzigt der Werkzaamheden en eencn staat
van de Inrigtingen; benevens de Punten, over welke de afdeeling begeert,
dat ter Algemeene vergadering zal worden beraadslaagd of beslist; alsmede
opgave der muziekwerken, die zij wenscht, dat voor de Bibliotheek zullen
worden aangekocht.
Art. 30.
Het Bestuur roept, met vermelding der hoofdonderwerpen ter behandeling,
de leden der afdeeling op, tot het beraadslagen en besluiten omtrent:
-ocr page 9-
7
I". de huishoudelijke reglementen of bes-luiten in deze Wet aangeduid;
2". de Voorstellen van wege het Bestuur of de leden der afdeeling aan
de Algemeene vergadering te doen;
3°. de Punten van beschrijving voor de Algemeene vergaderingen.
Art. 31.
Rijst er verschil tusschen leden eener afdeeling en hun Bestuur, over het
wel verstaan der wet, of der huishoudelijke Reglementen, dan beslist de vcr-
gadcring dier afdeeling.
Rijst er verschil tusschen de afdeelingen onderling (en de zaak/eischt spoed)
dan beslist het Hoofdbestuur, behoudens beroep op de eerstvolgende Alge-
mecne vergadering.
VIJFDE HOOFDSTUK.
Van het Hoofdbestuur.
Abt. 32.
De uitvoering der besluiten van de Algemeene vergadering, en der werk-
zaamheden bij de Wet bepaald, is toevertrouwd aan een Hoofdbestuur: be-
staande uit zeven personen, leden der afdeeling Amsterdam, en aldaar woon-
achtig; niet tevens leden van het Bestuur der afdeeling.
Het Hoofdbestuur zetelt te Amsterdam.
Akt. 33.
Het Hoofdbestuur kiest uit zijn midden een Algemeenen Voorzitter, een A1-
gemcenen Secretaris en Bibliothecaris, en een Algemeenen Penningmeester.
Art. 34.
Telken jare treden twee leden van het Hoofdbestuur af, en zijn (met uitzon-
dering van den Secretaris, Bibliothecaris en Penningmeester) niet dan na
verloop van een jaar weder verkiesbaar. Het Hoofdbestuur bepaalt de orde
van aftreding; met dien verstande evenwel, dat de Secretaris, Bibliothecaris
en Penningmeester ten minste elke vijf jaar op nieuw aan de Algemeene
vergadering worden voorgedragen.
Art. 35.
De Algemeene vergadering voorziet in de vacature; tot welk einde het
Hoofdbestuur twee personen voor elke vacature aanbeveelt.
Art. 36.
Elke afdeeling kan, bij het verslag in Art. 29 vermeld, personen voldoende
aan de in Art. 32 bepaalde vereischten, als Hoofdbestuurders aanbevelen. Het
Hoofdbestuur vermeldt dit bij de punten van beschrijving.
Art. 37.
Bij ongezindheid der gekozenen, ontvangen de afdeelingen binnen 14 dagen
eene nieuwe voordragt, en brengen binnen 4 weken hare keuze uit.
Art. 38.
De Algemeene Secretaris, wien jaarlijks bij \'t behandelen der begrooting een
som van minstens f 600 wordt beschikbaar gesteld voor Beambten, Bureau-
cn Verzendingskosten, voegt zich desverkiezende een Adjunct toe, die door
hem, en onder zijne verantwoordelijkheid, belast wordt met alles, wat tot de
administratie en correspondentie betrekking heeft.
Art. 39.
De Algemeene Secretaris voert wijders de correspondentie der Maatschappij,
houdt de notulen der Algemeene vergadering, en legt op die vergadering
Naamlijsten over:
1°. van de contribuerende leden-kunstenaars (met vermelding van het Jaar
waarin zij lid werden),
2°. van hen, die uit het Kunstenaarsfonds Toelagen ontvangen (of later
regt van aanspraak daarop blijven behouden),
3\'. van hen die, volgens Art. 13, van hun lidmaatschap vervallen zijn.
Art. 40.
De Algemeene Secretaris is tevens Algemeene Bibliothecaris; tenzij het
Hoofdbestuur daaromtrent anders bcschikke.
Art. 41.
De Algemeene Penningmeester beheert de Fondsen, Inkomsten en Uitga-
ven der Maatschappij; belegt, met goedkeuring van het Hoofdbestuur, de gel-
den in solide effecten of beleening; of schrijft die, voor zooveel dit door de
wet geëischt wordt, op \'sLands Grootboek in.
Art. 42.
Jaarlijks vóór of op 15 Mei legt hij aan het Hoofdbestuur over:
-ocr page 10-
8
a.    de Rekening en Verantwoording van de geldmiddelen der Maatschappij;
bevattende eenerzijds liare Inkomsten, onder de hoofden gebragt van welke zij
afkomstig zijn — anderzijds hare Uitgaven met de namen der personen , aan
wie de betaling is geschied, het onderwerp der betalingen, alsmede het besluit,
krachtens welk de betaling plaats had;
b.    de Raming en Begrooting der vermoedelijke Inkomsten en Uitgaven
des volgenden jaars; op gelijke wijze gerangschikt.
Art. 43.
Hij voldoet geen Mandaat ten behoeve cener afdeeling, voordat deze de
contributie van het Maatschappij-jaar met hem hebbe verrekend; en doet wij-
ders geene betalingen, dan op visa van het Hoofdbestuur.
Art. 44.
Het Hoofdbestuur verzendt uiterlijk 14 dagen voor de Algemcene verga-
dering de Punten van Beschrijving; en vóór 25 Augustus de Diplomata voor
het volgend Maatschappij-jaar.
Het zorgt, dat vóór 25 Augustus de besluiten der Algemeene Vergadering
welke invloed hebben op de huishoudelijke inrigting der afdeelingen, ter ken-
nisse van deze worden gebragt, en dat op 15 October het Algemeen Verslag,
de Handelingen, en \'t geen wijders tot de werkzaamheden der Maatschappij
betrekking heeft, verzonden zij.
Abt. 45.
Zoodra eene nieuwe afdeeling opgerigt is, meldt het Hoofdbestuur dit aan
de overige afdeelingen.
Akt. 46.
Waar dadelijke beslissing gevorderd wordt, handelt het Hoofdbestuur: en
handhaaft de belangen der Maatschappij, des noodig bij wege van rcgtsvor-
dering, onder verantwoording aan de eerstvolgende Algemeene vergadering.
ZESDE HOOFDSTUK.
Van de Algemeene Vergadering.
Art. 47.
De Algemeene vergadering is, als vertegenwoordiging der Leden, het
hoogst gezag der Maatschappij. Zij neemt besluiten, maakt nieuwe wetsbe-
palingen, verandert de bestaande en heeft het regt van interpretatie der wet.
Art. 48
De jaarlijksche Algemeene vergadering wordt, onder leiding des Hoofdbe-
stuurs, gehouden in Junij, in eene der afdeelingen, welke ten minste Hon-
derd contribuerende leden telt, en zich, met voldoende aanwijzing der ver-
eischte feestlokalen en kern van koor- en instrumentaal-krachten, bereid
verklaart bij die gelegenheid, onder waarborg der Maatschappij voor het be-
drag der Onkosten, een Muziekfeest te geven. (Vergelijk Reglement IV).
Verklaren zich meerdere afdeelingen bereid, dan beslist de Algemeene
vergadering, met volstrekte meerderheid van stemmen, waar de volgende
vergadering zal plaats hebben.
Bij staking van stemmen geldt de regel, dat die afdeelingen de voorkeur
hebben waar, in de laatste drie jiren, de jaarlijksche Algemeene vergadering
niet is geweest.
Hebben alle mededingende afdeelingen de vergadering in dat tijdsverloop
bij zich gehad, dan heeft diegene de voorkeur, van welke zulks het langst
is geleden.
Zijn twee of meer afdeelingen in hetzelfde gunstige geval, dan beslist het lot.
Bovendien kan de vergadering, indien zij niet begeert te kiezen, het lot
laten beslissen tusschen mededingende afdeelingen, die haars inziens gelijke
aannemelijke gelegenheid, plan en programma aanbieden, en gelijk staan in
den tusschentijd dat zij geen feest hebben gevierd.
Verklaart géene der afdeelingen zich bereid, zoo wordt de Algemeene ver-
gadering, doch alsdan zonder gelijktijdig Muziekfeest, gehouden te Amsterdam.
Buitengewone vergaderingen worden steeds te Amsterdam belegd, en
met opgave der te behandelen punton, ten minste eene maand te voren be-
schrevcn.
Art 49.
De vergadering is toegankelijk voor al de leden der Maatschappij.
De voorzitter kan de openbaarheid der vergadering tijdelijk opheffen.
Art. 50.
Iedere afdeeling kan één\' of twee afgevaardigden ter vergadering zenden;
leden der Maatschappij, voorzien van behoorlijke volmagt.
Geen afgevaardigde neemt zitting of stemt voor meer dan eene afdeeling.
-ocr page 11-
9
Art. 51.
Elke afdeeling, die 50 leden of méér telt, ontvangt voor één afgevaardigde
uit haar midden, als tegemoetkoming in reiskosten, 30 cents heen en 30 cents
terug voor elk uur gaans, volgens den gebruikelijken afstandswijzer De
leden des Hoofdbestuurs ontvangen gelijke tegemoetkoming, als de vergadering
elders dan in Amsterdam is.
Dezelfde bepaling geldt voor de gewone bijeenkomsten van Commissieleden,
zoo dikwijls zij te dier zako worden bijeengeroepen.
Art. 52.
Op de Algemeene vergadering wordt bij afdeelingen gestemd. Elke af-
deeling stemt voor het getal leden, waarvan de Algemeene Penningmeester
op of sedert den laatsten der maand Maart, die aan de Algemeene vergade-
ring voorafgaat, de contributie heeft ontvangen. Eene afdeeling beneden 51
leden heeft ééne stem; van 51 tot 100 leden, twee; eene boven 100 drie
stemmen, en verder met opklimming van ééne stem voor elke 100 bene-
den, en voor elke 200 boven 1000 leden Bij staking van stemmen heeft
er eene tweede stemming plaats. Bij herhaalde staking is het voorstel af-
ge wezen.
Art. 53.
Het Hoofdbestuur heeft ter vergadering regt van praeadvies en advies.
Art 54.
Op de Algemeene vergadering doet het Hoofdbestuur verslag van de werk-
zaamhedcn en den toestand der Maatschappij en van hare afdeelingen.
Art. 55.
In en door de Algemeene vergadering worden telkens drie afdeelingen in
Commissie benoemd, tot het, ten volgenden jare, onderzoeken der Rekening-
en Begrooting, in Art. 42 vermeld. Vóór of op 3 Mei van dat jaar berig-
ten de gekozene afdeelingen wien zij afvaardigen.
Vóór of op 20 Mei roept het Hoofdbestuur de Commissie bijeen.
Zij onderzoekt alsdan de Bescheiden; maakt van hare bevinding verslag
op, doet de Voorstellen die zij noodig acht, en stelt haar Rapport in handen
van het Hoofdbestuur, om het te voegen bij de Punten van beschrijving.
Het Hoofdbestuur zendt ten minste twee zijner leden ter Commissie-ver-
gadering tot het verstrekken der gewenschte inlichtingen.
Art. 56.
Op grond van het rapport dezer Commissie, wordt het batig slot der reke-
ning verdeeld in vijf gelijke deelen, waarvan twee vijfden worden afge-
schreven op het Reservefonds, twee vijfden op het fonds der Muziekfeesten,
en één vijfde op het fonds ter ondersteuning van Kunstenaars of hunne na-
gelatene betrekkingen.
Art. 57.
Van de som af te schrijven op het Reservefonds wordt, zooveel als de ver-
gadering zal goedvinden (^mits 4/s niet te bovengaande), aan de afdeelingen
verstrekt als Orediet voor het volgend jaar: ponds-ponds-wijze verdeeld over
het aantal leden, voor welke zij in het verloopen dienstjaar contributie hebben
gestort in de algemeene kas.
Deze bepaling is niet toepasselijk op de Algemeene afdeeling.
Art. 58.
Van alle overige Commissiën door de vergadering te benoemen, of door
deze wet aangewezen, is een lid des Hoofdbestuurs Voorzitter, ten zij de ver-
gadering tot het tegenovergestelde besluite.
De in Commissie vertegenwoordigde afdeelingen stemmen elke met slechts
ééne stem. Het lid des Hoofdbestuurs heeft regt van advies.
Art. 59.
In de Algemeene vergadering geschieden alle gewone besluiten en benoe-
mingen met volstrekte meerderheid.
Tot ontbinding der Maatschappij wordt evenwel niet besloten, dan op eene
daartoe ceniglijk beschreven Algemeene vergadering; en niet dan met alge-
mecne stemmen der vertegenwoordigde afdeelingen.
Art. 60.
Geene dan do beschrevene punten worden ter Algemeene vergadering be-
handeld. Amendementen, die het beginsel of do strekking van eenig beschre-
ven punt aantasten, kunnen niet worden behandeld. Wijders wordon geene
amendementen in beraadslaging gebragt, ten zij door een zesde der aanwezige
stemmen ondersteund.
Art. 61.
Na het afdoen der eigenlijke Voorstellen, kan de vergadering beraadslagen
over beschreven Vraagpunten, betrekkelijk den werkkring en de belangen der
Maatschappij; en daaromtrent öf besluiten nemen, bf daaraan voorstellen ont-
lcenen voor de eerstvolgende Algemeene vergadering.
-ocr page 12-
10
Zy beslist tevens, of ook ui e t-Afgevaardigden aan de beraadslaging over
deze Vraagpunten kunnen deelnemen.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Van het Kvnstenaarifonds.
Art. 62.
De Maatschappij zondert een deel harer inkomsten af voor eene Alge-
meene Instelling tot ondersteuning van inlandsche Toonkunstenaars en hunne
nagelatene betrekkingen.
Art. 63.
De bedoeling dezer instelling is: den kunstenaars in den lande (bij gelijke
contribntiën en gelijke regten als die der overige leden) het gunstig uitzigt te
openen, om voor hen zelven of hunne nagelatene betrekkingen, ingeval van
nood, ondersteuning van wege de Maatschappij te erlangen.
De afdeelingen bevlijtigen zich tot het aanwinnen van Beschermers
en Beschermvrouwen van het Fonds en stellen de regten of voorregten
vast, welke zij aan deze, in \'t bijzonder bij Muziekuitvoeringen ten bate van
het Fonds willen verzekeren.
Art. 64.
De Maatschappij bestemt voor dit Fonds:
1.  Een vijfde gedeelte van het batig slot harer jaarlijksche inkomsten; voor
zooverre die voortvloeijen uit de contributiën der donateurs, donatrices en
gewone leden.
2.  De contributie der leden van de Algemeene afdeeling.
3.  De Schenkingen of Erfmakingen, haar tot dat einde geworden.
4.  De opbrengst van Muziekuitvoeringen, ten bate van dat Fonds door de
afdeelingen gegeven.
5.  De bijdragen der Beschermers en Beschermvrouwen.
Art. 65.
De sommen uit het een en ander voortkomende, worden, bij het einde van
ieder dienstjaar, wat 3 betreft geheel, doch wat 1, 2 en 4 aangaat voor de
helft, tot een onvervreemdbaar Fonds op \'s Lands Grootboek ingeschreven.
De overblijvende helft, benevens de jaarlijksche rente van het verkregen
kapitaal, en het gehcele bedrag der bijdragen van de Beschermers en fie-
schermvrouwen, worden, na aftrekking der administratie-kosten, zoodanig
besteed, dat 75 pCt., als doorloopende Uitkeering, ponds-ponds-wijze, bij
driemaandelijksche termijnen wordt verdeeld; met dien verstande evenwel,
dat de jaarlijksche toelage voor iederen persoon of ieder huisgezin nimmer
de som van Zeven Honderd Gulden overschrijde.
Art. 66.
De overige 25 pCt. blijven ter beschikking van het Hoofdbestuur, ten einde
daarmede, in buitengewone gevallen, dadelijk of tijdelijk te helpen; de ge-
wone toelage te verhoogen; of eenig ander, gelijksoortig, doel te bereiken.
Art. 67.
Het Fonds wordt beheerd door hot Hoofdbestuur, dat daaromtrent verslag en
verantwoording doet aan de Commissie, bedoeld bij Art. 55.
Art. 68.
Geen onderstand wordt verleend dan aan Toonkunstenaars. Wie tevens eenig
ander beroep uitoefent, kan niet als lid-kunstenaar worden ingeschreven, dan
onder goedkeuring der Algemeene vergadering.
De leden-kunstenaars moeten wijders, in den Lande woonachtig, ten
minste 5 jaar contribuerend lid zijn geweest, en dit tot op het oogenblik der
aanvrage zijn gebleven. Is die onderstand tijdelijk, dan wordt de jaarlijk-
sche contributie bij voortduring voldaan, of met de uitkeering verrekend.
Geen onderstand wordt verleend aan nagelaten betrekkingen (weduwen of
minderjarige kinderen van toonkunstenaars) tenzij de echtgenoot, of vader,
aan bovenstaande bepalingen voldeed.
Art. 69.
Aan de inlandsche leden van Verdienste worden de bij dit Hoofdstuk om-
schreven regten toegekend, al zijn zij niet als contribuerende leden ingeschre-
ven, en er nog geenc vijf jaren sedert hunne benoeming verloopen.
Art. 70.
In den regel wordt op elke, door een afdeelingsbestuur op grond van dit
Hoofdstuk ondersteunde, aanvrage, duurzame of tijdelijke onderstand door het
Hoofdbestuur verleend. Rijst, in cenig bijzonder geval, bij het Hoofdbestuur
-ocr page 13-
II
twijfel omtrent de geldigheid der aanvrage, in verband met het doel
dezer stichting en de regten der reeds onderstand ontvangenden, dan roept
het Hoofdbestuur het oordeel en de beslissing in, eener Commissie van Kunste-
naars, jaarlijks door de Algemeene vergadering daartoe aangewezen uit de
leden van Verdienste.
Art. 71.
Indien bij het overlijden eens kunstenaars zijne weduwe of kinderen zich
in zóó gunstige omstandigheden bevinden, dat zij geen onderstand uit het
Fonds behoeven of begeeren, blijft hun regt van aanvrage (bij lateren ongun-
stigen keer dier omstandigheden) onverminderd; ook zonder voortduur van
het lidmaatschap.
Abt. 72.
Wordt ooit de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst ontbonden, zoo
blijft desniettemin het bovenvermelde Fonds bestaan. Omtrent het verder be-
heer wordt alsdan door de laatste Algemeene vergadering, of, is dit onmo-
gelijk, door het laatst zitting hebbende Hoofdbestuur beslist. In dat geval
echter geldt als beginsel, dat, zoo lang er vroegere kunstenaarsleden, welke
nog geene ondersteuning ontvingen, in leven zijn, niet de gchéele interest
jaarlijks wordt uitgekeerd, maar tien pCt. daarvan, tot stijving van het Fonds,
bij de hoofdsom wordt opgelegd (vergelijk Art. 76).
Art. 73.
Zijn, na die ontbinding, alle personen, die te eeniger tijd aanspraak op
onderstand zouden hebben, gestorven, zoo beslist het dan aanwezige Bestuur
van het Fonds omtrent de verdere bestemming: mits overeenkomstig met den
aard der instelling.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
*                      Van het Reiervefondt.
Art. 74.
De hoofdsom van het reservefonds wordt ingeschreven op \'s Lands
Grootboek.
Art. 75.
De rente van het reservefonds dient tot verzekering der instand-blijving
van het organisme der Maatschappij, en tot het bereiken van al zulke oog-
merken , als, op voordragt bij de Punten van beschrijving, door de Algemeene
vergadering, bij de begrooting, worden vastgesteld.
Art. 76.
Bij ontbinding der Maatschappij wordt dit Fonds gestort in het Kunstenaars-
fonds: — \'tgeen alsdan den Titel aanneemt van Vermeoi.en-Stichting.
SLOTBEPALINGEN.
Art. 77.
Deze wet treedt in werking met 1°. September 1875. Met hare invoering
vervallen alle vroegere Wetten en Besluiten.
Abt. 78.
De Algemeene vergadering des jaars 1880 bepaalt, of deze wet, al dan
niet, zal worden herzien.
q. t. J. P. HKIJTK,
HoufdbeêtuurtUr-Algtmtcn-SecretttrU.
-
-ocr page 14-
II ECt LEHEIT BI.
I. Reglement betreffende de Prijsuitschryving.
Art. 1.
De Algemcene vergadering kan historische, theoretische of praktische Prijs-
vragen uitschrijven; en vrije Inzending van muziekwerken of (ter compositie
geschikte) gedichten open stellen.
Zij bepaalt het onderwerp, den eereprijs, den termijn van inzending, liet
openstellen der mededinging uitsluitend voor Nederlandsche, of ook voor
Buitenlandsche kunstenaars en auteurs, en het, al dan niet, aan zich bchou-
den van het regt van eigendom en uitgave.
Verblijft dit laatste den Inzenders, dan geven zij afschrift hunner bekroonde
of met premiën vereerde werken voor het Archief der Maatschappij.
Art. 2.
De inzendingen geschieden uiterlijk op den gestelden termijn, naamloos,
duidelijk en correct, doch door eene andere hand, geschreven (de grootere
compositiën in behoorlijken partituurvorm), voorzien van motto en verzegeld
naambriefje, en vrachtvrij, aan den Algemcenen Secretaris. De Prijswerken
mogen vóór of tijdens de inzending, niet in \'t openbaar of in muziekvereeni-
gingen zijn uitgevoerd.
Bij gebreke van het een of ander, kunnen zij niet mededingen.
Art. 3.
De beoordeeling geschiedt door leden van Verdienste en Corresponderende
leden (of anderen), tot dat oogmerk door het Hoofdbestuur uitgenoodigd. Voor
zooveel de aard der prijsvragen toelaat, geschiedt die beoordeeling buitens*
lands, ten einde de mededinging onbelemmerd te laten voor de leden van
Verdienste en beoordeelaars hier te Lande.
Den Prijsregters, die door uitvoerig gemotiveerde Beoordeelingen
bevorderlijk willen zijn aan de hoogere acstbctisch-kritische ontwikkeling der
Inzenders, wordt voor elke reeks van zoodanige Beoordeelingen eene Eere-
premie aangeboden van Vijf Dukaten.
De Maatschappij is niet verantwoordelijk voor het verloren gaan der stukken.
Art. 4.
Bij bckrooning worden de namen der beoordeelaars, welke vóór hebben ge-
stemd, openbaar gemaakt. De overige blijven geheim.
Art. 5.
Het Hoofdbestuur zorgt, dat de oereprijzen, of premiën tot uitgave, intijds
aan de Componisten tegen bewijs van ontvangst worden ter hand gesteld, en
de namen der bekroonden, of loffelijk vermelden, geplaatst worden ten minste
in die dagbladen, in welke de prijsuitschrijving was aangekondigd.
Art. 6.
Onbekroonde antwoorden worden, op vrachtvrije aanvrage en tegen bewijs
van auteurschap, terugverkregen bij den Algemeenen Secretaris; of, na vijf
jaren, in de Algemeene vergadering vernietigd.
Art. 7.
Het hoofdzakelijke dezer bepalingen wordt bij het Programma vermeld.
II. Reglement betreffende de Toelagen voor Onderwijs.
Art. 1.
De Algemeene vergadering kan aan de afdeelingen toelage geven tot het
oprigten van afdeelings-seholen voor Muziek-onderwijs.
De aanvrage daartoe geschiedt, met behoorlijke toelichting, bij het verslag,
vermeld in Art. 29 der wet.
Art. 2.
De uitkeering geschiedt in twee gelijke helften; ééne bij de opening der
school met ten minste 20 betalende leerlingen; ééne nadat de school twee jaar
bestaan heeft.
Art. 3.
De gesubsidieerde afdeelingen leggen, bij haar jaarverslag, een staat over
van den toestand der School en van de uitkomsten van het Onderwijs.
-ocr page 15-
13
III. Jleglement betreffende de Toelagen aan voor de Kunst
veelbelovenden.
Abt. I.
De Algemeene vergadering kan, bij wijze van crediet, op de begrooting
gelden bestemmen tot hoogere opleiding van jongelieden, wier buitengemeene
aanleg en reeds verworven talent véél voor de kunst belooft.
Art. 2.
Die aanleg en dat talent, alsmede behoorlijke kennis der Nederduitsche-,
en \'t kunnen lezen en verstaan der Hoogduitsche-Taal, moeten blijken uit
een tot dat einde in te stellen examen.
Ieder in Nederland geborene, nog geen 23 jaar oud, kan, door tusschen-
komst eener afdeeling, en nadat deze hem (of haar) een voorloopig examen
heeft doen afnemen, tot het ondergaan van dit eind-examen worden voor-
gedragen.
Art. 3.
Die voordragt, door het schriftelijk oordeel der Examinatoren toegelicht,
wordt aan het Hoofdbestuur ingezonden.
Indien liet Hoofdbestuur, ten gevolge van zoodanige voordragt (of van
meerdere tevens), tot liet doen afnemen van zulk een examen besluit, stelt
het tegelijk het programma van dat examen vast — bepaalt (bij gelijktijdige
voordragt van méér dan éen persoon) in hoeverre dat examen vergelijkender-
wijze zal worden afgenomen — benoemt de beoordeelaars — en brengt het
programma, ten minste twéé Maanden vdor den dag van het examen, ter
kennisse der betrokkenen.
Art. 4.
Het examen wordt gehouden te Amsterdam, ten overstaan van het Hoofd-
bestuur en (desverkiczende) van een Afgevaardigde der afdeeling, welke de
voordragt deed.
Art. 5.
Naar aanleiding van het, door de beoordeelaars op te maken verslag van
de uitkomst, beslist het Hoofdbestuur omtrent het al dan niet verleenen eener
toelage en — zoo ja! — omtrent het bedrag daarvan, binnen de grenzen van
het toegestaan crediet.
Art. 6.
Het Hoofdbestuur beslist, of de bedoelde hoogere opleiding binnen- of
buitenslands zal geschieden.
Art. 7.
Zij die toelage ontvangen, zenden, in de éérste week van elke drie maan-
den, omtrent hunne Studiën en de resultaten daarvan, verslag aan het Hoofd-
bestuur; dat, voor zooveel \'t zulks onvermijdelijk keurt, de toelage met het
einde der drie maanden kan schorsen of intrekken.
IV. ileglement betreffende Jaarlijksehe en Algemeene Muziekfeesten.
Art. 1.
Ter gelegenheid der jaarlijksehe Algemeene vergadering, en ter plaatse
waar deze gehouden wordt, geeft (op de voorwaarden welke in Art. 48 der Wet
zijn vermeld) de aldaar gevestigde afdeeling op kosten en ten bate der Maat-
schappij een tweedaagsch Muziekfeest, met een kunstenaarsconcert op den
derden dag.
Tevens wordt voor binncn- en buitenlandsche Kunstbeoefenaars en Kunst-
vrienden, de gelegenheid opengesteld tot het bespreken van de belangen der
Toonkunst in het algemeen, en der Maatschappij in \'t bijzonder (vergelijk
Art. 61 der Wet).
Het maximum der onkosten voor het een en ander mag f 6,000 niet te
boven gaan. Die som wordt gekweten uit het Muziekfeestenfonds.
Abt. 2.
Behalve deze jaarlijksehe Muziekfeesten, kunnen, bij bijzondere aanleiding
van fecstelijken ofplegtigen aard, algemeene, drie- of méerdaagsche Muziek -
fcesten worden gevierd; — wanneer namelijk de middelen der Maatschappij
zulks toelaten — en de afdeeling welke daartoe aanvrage doet, de tot zulk
een Feest vereischte lokalen en fccstgelegcnheden, en een voldoende kern
van koor- en instrumentaal" krachten aanwijst.
-ocr page 16-
14
Ook de onkosten dezer Feesten worden door de Maatschappij gedragen, en
gekweten uit het Muziekfeestenfonds — en de baten door Haar genoten. Het
maximum dier onkosten mug de, tijdens de aanvrage, in het Muziekfeestenfonds
voorhanden middelen (en in elk geval de som van ƒ 12,000) niet overschrijden.
Am. 3.
De aanvrage tot het houden van een jaarlijksch of algemeen Muziekfeest
(\'t eerstgenoemde in verband met het ontvangen der Algemecne vergadering
des volgenden jaars) wordt, met het Verslag in Art. 29 vermeld, in handen
gesteld van het Hoofdbestuur; ten einde, met praeadvies, geplaatst te worden
op de punten van beschrijving voor de Algemeene vergadering.
Die aanvrage moet vergezeld gaan door:
A.    Een Plan met voldoende aanwijzing van het bepaalde bij Art. 48 der Wet, en een
Programma.
B.    Bene Raming der vermoedelijke onkosten en inkomsten.
C.    Een voorstel omtrent den prijs der toegangkaarten tot de feestvieringen, het kun-
stenaarsconcert en de repetitiën, en der genommerde plaatskaarten en tekstboekjes.
D.    Een voorstel omtrent de voorregten, die men mogt wenschen te verzekeren aan
de Donateurs en Donatrices der Maatschappij, en de Beschermers en rJescherm-
vrouwen van het kunstenaars fonds.
Art. 4.
De Algemeene vergadering beslist omtrent deze punten, of draagt, na ge-
dachtenwissoling, die beslissing op aan het Hoofdbestuur.
Abt. 5.
De verdere regeling van het Feest blijft geheel toevertrouwd aan het be-
trokken afdeelingsbestuur, mits onder aansprakelijkheid der afdeeling voor
de uitgaven, die het toegestaan maximum overschrijden.
Eischcn onvoorziene omstandigheden wijziging van het vastgestelde plan,
dan wendt zich de afdeeling tot het Hoofdbestuur, ter beslissing der zaak.
Art. 6.
De feestuitvoering op den lsten dag is ééniglijk toegankelijk voor
de Donateurs, Donatrices en Leden der Maatschappij; alsmede voor
dames, kinderen beneden 16 jaar en vreemdelingen, dat is buitenslands
wonenden.
Het feestvierend afdeelingsbestuur is echter bevoegd om Autoriteiten of
Personen aan welke de Feestviering bijzondere verpligting heeft, ter bijwo-
ning, ook van den eersten feestdag uit te noodigen.
De volgende feestuitvoeringen zijn, behalve voor de straksgenoemden, ook
toegankelijk voor Heeren Niet-leden.
Alle repetitiën kunnen toegankelijk gesteld worden voor iedereen.
Kaarten voor genommerde plaatsen worden intijds voor de leden en, zooveel
er ruimte over is, voor de verdere toehoorders verkrijgbaar gesteld.
Bijzondere plaatsen worden enkel voorbehouden voor leden van "Verdienste,
Corresponderende leden, het Hoofdbestuur, het Bestuur met de regeling van
het Feest belast, de Bestuurders der afdeelingen, en de genoodigde Auto-
riteiten.
Art. 7.
De toegang tot de 1ste feestuitvoering is voor de Donateurs, Donatrices
en gewone leden kosteloos.
In den regel hebben zij toegang tot de overige feestuitvoeringen voor de
helft van den prijs der kaarten voor Heeren Niet-leden.
Art. 8.
De minima der toegangsprijzen voor de jaarlijksche muziekfeesten, zijn:
1°. Dames en kinderkaarten: voor 2 dagen ƒ4; voor 1 dag ƒ 2.50; voor
het kunstenaarsconcert f \\.
2°. Vreemdelingen kaarten (buitenslands wonenden): voor 2 dagen ƒ5.
3°. Heeren-kaarten (Niet-leden) voor de 2de feestuitvoering J 3; en "(ook
voor Vreemdelingen) voor het kunstenaarsconcert ƒ 1.50.
Art. 9.
De nadere bepalingen hieromtrent, en betrekkelijk den toegang tot de
repetitiën en het kunstenaarsconcert, worden bij elk feest geregeld op de
wijze, die bij Art. 3 en 4 (en de tweede alinea van Art. 5) van dit Keglc-
ment omschreven is.
Art. 10.
Gedurende de laatste 14 dagen vóór het Feest, en op de feestdagen zelve,
kunnen geene nieuwe leden worden aangenomen, dan bij de feestvierende
afdeeling en tegen den prijs door haar voor contributie en intreegelden van
hare leden geheven; bf, zoo deze minder bedraagt, niet dan tegen den prijs
van het lidmaatschap der Algemeene afdeeling (ƒ7.25) ah minimum.
-ocr page 17-
15
Binnen twee maanden na het feest draagt de feestvierende afdeeling de in
de laatste 14 dagen tot haar toegetredenen over aan de afdeelingen tot welke
zij volgens Art. 3, 14 en 15 der Wet behooren.
Art. 11.
De feestvierende afdeeling behoudt voor zich f 1 van de contributie der
leden welke in de laatste 14 dagen voor het feest en op de feestdagen
zelve tot haar toetreden; het verdere bedrag, alsmede de geheele contributie
der leden welke van 1°. Mei af, tot 14 dagen vóór het feest tot eenige
andore afdeeling toetreden, benevens alle overige opbrengsten en baten van
het feest komen ten bate van het Muziekfeesten-fonds.
Indien echter die gezamenlijke opbrengst 3/4 der Uitgaven (binnen de grens
der gewaarborgde som) overtreft, ontvangt de feestvierende afdeeling de helft
van dat overschot.
Art. 12.
Het Bestuur der feestvierende afdeeling zendt aan de afdeelingen, die zich
tot medewerking bereid verklaren, de noodige koorpartijen. De aangekochte
en verstrekte muziek blijft het eigendom der Maatschappij.
Art. 13.
Binnen drie maanden, na afloop van het feest, zendt het afdelingsbestuur
volledige rekening en verantwoording aan het Hoofdbestuur; voorzien van de
noodige bescheiden en toelichtingen.
Het Hoofdbestuur berigt ter eerstvolgende Algemeene vergadering van zgne
bevinding; tevens met advies omtrent het goedkeuren der rekening.
V. Reglement betreffende het toekennen van Eerepremi\'èn aan, ten gehoore
gebragte, Werken van levende Componisten.
Art. 1.
Telkenmale, dat eenig groot Vokaal- of Instrumentaal-Werk van een levend
Nederlandsen of Uitheemsch Toondichter binnen den kring der Maatschappij
ten gehoore wordt gebragt, verzekert de Maatschappij den Componist eene
Eerepremie van ten minste één\' dukaat.
Gelijke Eerepremie kan toegekend worden aan den Componist, van wiens
kleinere Werken er meermalen in \'t zelfde Maatschappij-jaar zijn uitgevoerd.
Is het opgevoerde het werk van een Nederlandsen Componist, dan
kan, de eerste maal dat het in den kring der Maatschappij ten gehoore
wordt gebragt, door het Hoofdbestuur, na beoordceling door deskundigen,
van 5 tot 25 Dukaten aan zoodanig werk worden toegekend, mits de Maat-
schappij daarvan een afschrift of afdruk voor hare Bibliotheek verkrijge.
De afdeelingen welke daarop aanspraak willen maken, zijn verpligt, ten
minsten 14 dagen vóór de éérste uitvoering, daarvan kennis te geven aan
den Algemeenen Secretaris.
Abt. 2.
Zoodra uit het verslag, bij Art. 29 dezer wet vermeld, gebleken is, welke
werken van levende Componisten in \'t verloopen Maatschappij-jaar binnen
den kring der Maatschappij zijn uitgevoerd, brengt het Hoofdbestuur de voor
die Eereprcmiën vereischte som, met de noodige toelichting, op de begroo-
ting des volgenden jaars.
Art. 3.
Na goedkeuring der begrooting door de Algemeene vergadering, doet de
Algemeene Penningmeester, binnen eene maand, de Eerepremiën kosteloos
toekomen aan de Componisten.
VI. Reglement betreffende de uitgave van Muziek.
Art. 1.
Geene Muziekwerken of Geschriften worden door de Maatschappü uitge-
geven, of (door \'t aankoopen van een genoegzaam aantal exemplaren) ter uit-
gave ondersteund, dan op besluit der Algemeene vergadering. De voordragt
daartoe geschiedt bij de Punten van beschrijving.
Art. 2.
Het Hoofdbestuur zorgt voor do uitvoering dezer besluiten, en doet <laarom-
trent ter Algemeene vergadering verslag en verantwoording.
Art. 3.
Elk Muziekwerk op naam der Maatschappij uitgegeven, of waarvan de uit-
gave door haar is ondersteund, wordt aangekondigd in de Handelingen der
-ocr page 18-
16
Maatschappij. De Penningmeesters der afdeelingen kunnen alsdan, door Leden
gevraagde, exemplaren bij den Algemeenen Secretaris bekomen tegen de helft
van den gewonen koopprijs; en verrekenen die met den Algemeenen Penning-
meester, voor 1°. Mei van elk jaar.
VII. Beglement betreffende de Bibliotheek.
Art. 1.
Het Hoofdbestuur zorgt, dat de Bibliotheek ter dienste der afdeelingen in
goeden staat gehouden en uitgebreid worde; en dat langzamerhand worde ver-
zameld en toegankelijk gemaakt, wat er van en over Nederlandsche Kunst en
Kunstgeschiedenis bijeen te brengen is.
Abt. 2.
Zoolang het Hoofdbestuur daaromtrent niet anders beslist, beheert, onder
den titel van Algemeenen Bibliothecaris, de Algemeene Secretaris de Biblio-
theek, en regelt hij de wijze waarop zij toegankelijk wordt gesteld voor
Kunstenaars en Kunstvrienden, en de voorwaarden, waarop Partituren en
Boekwerken door hen in bruikleen kunnen worden verkregen.
Hij kan zich tot dat einde een Adjunct toevoegen, die met de uitvoering
van dit alles is belast, alsmede met het verstrekken en terug ontvangen der
werken, welke de afdeelingen voor hare Studiën en Uitvoeringen verlangen,
of die \'t haar volgens Art 24 is toegestaan, aan anderen in bruikleen te geven.
Art. 3.
De aanvrage in het voorgaand Art. bedoeld, geschiedt bij den Algemeenen
Bibliothecaris en moet, na de toezending der Werken, per omgaanden gevolgd
worden door eene verklaring van ontvangst, door den Secretaris of Bibliothe-
caris der aanvragende afdeeling geteekend. De afdeeling welke zoodanig werk
voor zich of voor anderen ten gebruike ontvangt, is voor alle daaraan toege-
bragte schade aansprakelijk, en zendt het terstond na \'t gebruik, en in elk
geval uiterlijk zes maanden na de ontvangst, aan den Bibliothecaris terug.
De kosten van aanvrage, verzending en (zoo noodig) van herstel komen
ten laste van de betrokken afdeeling.
Art. 4.
Door de Algemeene vergadering wordt jaarlijks bij het behandelen der be-
grooting eene som van minstens f 600 voor beambten en lokaal- en bureau-
kosten ter beschikking van den Algemeenen Bibliothecaris gesteld; en een
crediet verstrekt voor gunstige gelegenheid tot aankoop.
Art. 5.
Elke vijf jaar wordt een nieuwe Catalogus (of de vereischte supplementen)
door het Hoofdbestuur in druk gegeven; en het inmiddels bij geschenk, of door
aankoop verkregene, jaarlijks vermeld bij de Handelingen der Maatschappij.
De Algemeene Catalogi worden aan de afdeelingsbestuurders kosteloos
verstrekt. Voor de donateurs, donatrices en gewone leden is Catalogus A
voor 50 cents, en Catalogus B voor 25 cents bij de afdeelings secretarissen
en aan de Bibliotheek zelve verkrijgbaar.
Art. 6.
De Bibliotheek, in bruikleen geplaatst in het Gebouw der Maatschappij
Felix Meritis te Amsterdam, is aldaar, op Bewijs van den Algemeenen Se-
cretaris, Dinsdags en Donderdags, van IJ tot 4 uur \'s middags toegankelijk.
Alle zendingen, betrekking hebbende tot de Bibliotheek, geschieden regt-
streeks en vrachtvrij aldaar.
a. t. 9. P. IS II.Il;
Boofdbettuurder-Algemcen-Seeretarit en Bibliothecaris.
-