-ocr page 1-
„v»w 1/05*2.\' BFL.1877.H-
\'.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
000$
•Vi \'•:> \' r,
\'7\'/). iVfiV*
MP1TI
BELAST MET HET ONDERZOEK DER
OORZAKEN VAN DEN BRAND
IN DE
WILLEMSKAZERNE.
Stoom-Snelpersciruk van de Firm» L. B. BOSCH & ZOON\'.
-ocr page 4-
«J. G. van TEBVEEN & Zoon$
©            BOEKHANDELAREN,            $
K Owrf« Gracht Bezembritg, 7\\
]}
Wyk G. UTRECHT.
         M°. 10- ji
-ocr page 5-
RAPPORT
betrekkelijk den brand in de Willemskazerne.
Toen in het voorjaar van 1877 een felle brand de stad
onzer inwoning teisterde , werd die ramp door velen voor
een deel toegeschreven , aan de gebrekkige inrichting onzer
brandweer, en werd door onderscheidene burgers aan de
Baad oen adres gericht, waarin de gebreken der brand-
weer uiteengezet, en cenigc voorstellen tot hare verbetering
werden gedaan. Dat adres werd in handen gesteld van
Burgemeester en Wethouders, ter fine van onderzoek en
advies, maar was het resultaat daarvan nog niet bekend,
toen in den nacht van 18/19 October 11. , opnieuw in de
grutterij van den heer Pompo, in de Wittevrouwenstraat
een brand uitbrak , die zelf spoedig genoegzaam geblu\'scht,
oversloeg naar de Willemskazerne, en binnen weinige
uren schier dat gansche gebouw, met al zijn kostbare*
inhoud, vernielde. Onder den indruk dier ramp werd
het oordeel over onze brandweer nog ongunstiger; in
verschillende dagbladen, werd aan hare nalatigheid de
oorzaak daarvan toegeschreven; sommige toeschouwers
van allerlei stand en rang beaamden dit oordeel, waarvan
do slotsom was, dat men in onze stad ingeval van brand
— en wien kan die niet treffen ? — aan „de heidenen"
was overgeleverd.
Bij gelegenheid der begrooting kwam dit ongeval ook
-ocr page 6-
2
in den Raad ter sprake; ook hier was het algemeene
oordeel niet gunstig, doch gaf de een de schuld aan
dezen, de ander aan genen. Vooral in casu bestond er
aanleiding tot groot verschil van gevoelen, doordien het
hier gold een gebouw bewoond door 600 militairen,
die als behoorlij k gedisciplineerd, bij uitstek geschikt
schenen om een brand in hun eigen gebouw zoo niet te
voorkomen, dan toch te stuiten, en daardoor als van
zelf de vraag rees: indien er nalatigheid is geweest, aan
welke zijde, aan de burger-brandweer of aan de zijde der
militairen ?
In dien stand der zaak deed de eerst-ondergeteekende,
die zelf geen getuige van den brand is geweest, maar
daarom niet minder doordrongen is van het belang der
zaak en van den plicht van het bestuur cencr stad, om
zich niet onverschillig te betoonen tegenover zulke luide
gerezen klachten in de vergadering van 27 October 11.,
het voorstel, „dat door den Raad eene Commissie worde
benoemd, ten einde zoo spoedig mogelijk een onderzoek
in te stellen naar de oorzaken van den brand in de Wil-
lemskazerne," dat met bijna algemeene stemmen werd
aangenomen, ten gevolge waarvan do ondergeteekenden
tot leden dier Commissie werden benoemd.
Ten einde een ieder in de gelegenheid te stellen zijne
bezwaren tegen do brandweer in te brengen of bizon-
dorheden daaromtrent mede te deelen, is de Commissie
begonnen met door middel van het Stedelijk Dagblad oen
ieder uit te noodigen, die daaromtrent mcdodeelingen had
te doen, tot haar te komen. Aan die uitnoodiging is
slechts door weinigen gevolg gegeven; daarentegen heb-
ben allen op één enkele uitzondering na, aan het schrif-
teljjk verzoek der Commissie om haar te komen "lichten
voldaan, waarvoor zij bij dezen haar oprechten dank be-
tuigt. Door die inlichtingen van meer dan honderd per-
-ocr page 7-
I
3
sonen van allerlei rang en stand, burgers en militairen,
mocht het der Commissie, bijgestaan door haar ijverigen
en bekwamen Secretaris, gelukken, althans eenigzins
achter de waarheid te komen. De Commissie weet nu
echter bij ondervinding hoe moeiehjk het is een juist
oordeel te vellen over den loop van een brand en de
daartegen genomen maatregelen, waarbij dikwijls te veel
uit het oog verloren wordt het groote onderscheid tus-
schen hem, die kalm den brand aanschouwt en daar later
over nadenkt, en de leden der brandweer, die altijd door
den brand overvallen — gewoonlijk uit hun slaap gewekt —
plotseling geroepen worden tot het op staanden voet nemen
van allerlei doortastende maatregelen.
De Commissie heeft persoonlijk de plaats des onheus
naauwkeurig opgenomen. Daaruit is gebleken, dat in
den aan de grutterjj grenzenden muur der kazerne, on-
derscheidnne ramen zijn, waarvan n°. 37, 38 en 39 zijnde
die van een slaapzaal der 5e kompagnio Mineurs , door het
dak en de muur der grutterij geheel aan het oog waren
onttrokken; dat die ramen ongeveer 2,70 meters waren boven
den vloer der 1. verdieping van de kazerne en met den bo-
venkant van het kozijn ongeveer 0,75 meters onder den
vloer der 2. verdieping: dat het kozijn van het raam
n°. 37 nagenoeg geheel, dat van n". 38 grootcndeels ver-
brand is, terwijl de overige ramen, naarmate zij meer
oostelijk liggen minder van het vuur geleden hebben en
in het raam n°. 41 de raamroeden zelfs nog gedeeltelijk
bestaan; dat de aan de grutterij grenzende muur der
kazerne kennelijke teekenen droeg van aan een hevigén
vuurgloed te zijn blootgesteld geweest; dat daaraan zijn
bevonden twee duidelijk waar te nemen zwarte strooken,
de eerste loopende van de boog boven de plaats waar in
de grutterij de eest heeft gestaan en westelijk blijvende
van het raam n" 37, de tweede meer oostelijk ongeveer
-ocr page 8-
4
evenwijdig van de eerste naar hbt midden van het raam
n°. 38; dat tusschen die stroken geen rookaanslag was
te bespeuren, doch de muur veel meer dan eenig ander
gedeelte daarvan van het vuur had geleden; dat de hard-
stcenen onderdorpel van het raam n". 37 over de gehecle
lengto aan de buitenzijde is verkalkt, de hardsteenen
onderdorpel van het raam n°. 38 eveneens aan de buiten-
zijde over ongeveer de helft der lengte en wel aan de
westzijde.
De Commissie zal alsnu een zooveel mogelijk getrouw
verhaal geven van den brand, zooals haar dat is ge-
bleken uit de verklaringen van getuigen, die in sub-
stantio daarbij zullen worden gevoegd, welk verhaal als
van zelf aanleiding zal geven, de daartegen genomen
maatregelen na te gaan, en tot het geven van cenige
wenken van algemeenen aard, terwijl zij eindelijk als
resultaat voor haar onderzoek, ten aanzien van dezen
brand, haar oordeel zal uitspreken over de handelingen
der brandweer, en de vrijheid zal nemen aan den Raad
voor te stellen zich daarmede te vereenigen.
No. 27.           In don nacht van 18 October 11. ongeveer te 3 ure,
werd een bewoner dor Wittevrouwen straat door zijne
meid gewekt; opstaande, ontdekte hij dat de westwaarts
van hem gelegen grutterij in brand stond en ook reeds
No. 27 : «Toen ik dien nacht te 3 ure opkwam, door mijn
meid gewekt, stond de grutterij reeds in brand en brandde ook
reeds de lijst mijner keuken, die daaraan onmiddelijk grenst; alles
was toen nog doodstil en ben ik dadelijk de politie aan de Wit-
tevrouwenbrng gaan waarschuwen, hebben wij P. gewekt en is
toen spoedig spuit 13 gekomen en aan liet werk gegaan."
-ocr page 9-
5
do lijst zijner daaraan onmiddclijk grenzende keuken No. 6, 7,
brandde, terwijl rondom hem alles nog doodstil was. Aan- 13> 31> 40
stonds is hij gegaan naar het nabijgelegen bureau van
politie, is do daar aanwezige agent onmiddelijk mot hem
mede gegaan, hebben zij don eigenaar van het brandende
perceel gewekt en zijn hun twee nachtwachts gevolgd,
No. 6: «Ik had dien nacht de wacht aan de Wittevrouwenbar-
rière met de agenten 3e kl. B. en V; even 3 uur kwam II. mij
zeggen, dat hij meende, dat er brand was in de naburigegrutterij
van P.; ik ben onmiddelijk met H. naar zijne woning gegaan op
2 huizen afstands van P. en zag ik uit zijne woonkamer, uitziende
op de grutterij een klein vlammetje; met hem heb ik bij P. waar
alles\' nog in rust was. gebeld en de menschen gewaarschuwd —
en ben toen daar in huis gegaan en gebleven tot ruim een kwartier
daarna toen de spuit n°. 5 is aangekomen."
No. 7: //Vi over 3 ure is H. komen zeggen dat er brand was;
v. B. is toen onmiddelijk met dezen heengegaan, en zijn wij hem
zeer spoedig gevolgd, hebben wij te samen bij den grutter aangu-
beld, de paarden uit den stal gehaald en toen wij daarna de deur
der grutterij openden, sloegen ons de vlammen tegen; ik ben
toen alarm gaan slaan."
No. 8: «Zich vcreenigende met de voorgaande verklaring."
No. 13: «Ik was dien nacht kommandant aan het hoofd-burean
van politie. Te 3.20 a 3.25 ure ben ik door den agent van po-
litie 3e klasse B. gewaarschuwd geworden , dat er brand was."
No. 31: //Ik ben eerst te 6 ure bij den brand gekomen, door-
dien de wekker verzuimd heeft mij te waarschuwen en daarom
ook is ontslagen."
No. 40: //Ik ben dien nacht niet gewekt, doch toen ik te
V;>4 ure bij den brand kwam stond de grutterij reeds in vlam
en was spuit n°. 13 reeds aan het werk als ook de waakspuit,
die echter geen voldoend water had. Ik ben aanstonds met n°. 6
aan \'t werk gegaan , had voldoend water en heb van uit den tuin
achter de woning van B. de grutterij bespoten."
-ocr page 10-
ü
No. 28, 29, die, na eerst de paarden uit den stal van het brandende
56, 9, 10,11, perceel te hebben gered, in de stad alarm zijn gaan
\' " \' \' \' slaan. Ofschoon niet allen even tijdig zijn gewekt was
No. 28: «Om 3 ure werd ik gewekt en opgestaan zijnde, zag
ik toen reeds in de grutterij niets dan vuur en rook."
No. 29: «Ik ben wakker geworden door het rumoer bij de
buren , hetgeen te even 3 uur was en zag toen dat in de grutterij
de eest aan liet branden was."
No. 55: «Ik ben dien nacht gewekt door mijne vrouw en zag
opstaande, uit mijnen tuin , dat de grutterij in den brand stond,
\'t was toen ruim 3 ure."
                  .
No. 9 : //Ik was dien nacht op ronde achter St Heter en hoorde
ruim Vi 0V(;r 3 ure door een agent 3c klasse alarm slaan en heb
ik de HH. Ram, lioer en den Commissaris des Konings gaan
waarschuwen."
No. 10: //Ik hoorde dien nacht op ronde, zijnde Vt over
3 ure , op de hoogte der gasfabriek , dat er alarm geslagen werd."
No. 11: «Ik hoorde dien nacht l/l over 3 ure aan de Bregitte-
straat zijnde, alarm slaan."
No. 14: //Ik hoorde tusschen 3.15 a, 3.20 ure in de Minne-
broederstraat alarm slaan."
No. 20: //Te 3 ure ongeveer hoorde ik brandalarm."
No. 3: «Na vijf minuten vóór half vier ure gewekt en kort
daarna ook door een wekker, lid der brandwacht gewaarschuwd
Ie zijn, ben ik onmiddelijk naar den brand gegaan, zag daar
waakspuit en de spuiten n°. 8 en 13 behoorlijk in werking."
No. 5: Te 33/t ure gewekt, heb ik mij begeven naar de stoom-
spuit n°. 1 op het Jacobiekerkhof, vond aldaar alles in orde en
heb mij onmiddelijk met dien spuit naar den brand begeven al-
waar ik te ongeveer 4 ure was , de stoomspuit n°. 2 is een kwar-
tier daarna gekomen."
No. 35: «Te 4 ure ongeveer werd ik geroepen on op mijne
vraag waar de brand was, werd mij geantwoord //buiten Wiüe-
vrouwen," doch het is reeds gedaan."
-ocr page 11-
7
de brandweer spoedig ter plaatse aanwezig, de spuiten No. 30, 51,
n°. 18, 6 en 3 aangerukt, weldra gevolgd door n". 7 en 60> 7> 12>15>
5, en ofschoon ook de watcraanvoer in don beginne bij \'
gebrek aan voldoend personeel te wenschen overliet was
No. 30. //Terwijl ik daar ook aan \'t werk ging, heb ik den
opperbrandmeester geruiinen tijd bij mij zien staan, doch heb zijn
geluid niet gehoord; in \'t algemeen heb ik meermalen bij brand
opgemerkt, dat iedere spuit op zijn eigen hand werkt, zonder dat
er een algemeen commando gevoerd wordt. De aanvoer van water
voor mijn spuit werd hoe langer hoe minder en stelde ik daarom
aan den commandeur der spuit n°. 7 voor, zijn aanjager in de
waterbak van mijn spuit te leggen, doch daaraan werd geen gehoor
gegeven, zoodat ik bij gebrek aan water moest ophouden met
werken. Dat de aanvoer van water zoo gebrekkig is , schrijf ik
daaraan toe , dat het personeel van geen der spuiten volledig is;
zoo is het van mijn spuit (de waakspuit) op papier 37 en in .
werkelijkheid slechts p. m. 18".
No. 51. «Toen ik des nachts omtrent te 4 ure bij den brand
kwam, klaagde iemand der brandweer dat zijn spuit geen vol-
doend water gaf."
No. 60. //Toen ik bij den brand kwam, was mijn spuit juist
aangekomen, wel een kwartier heb ik staan wachten, vóór ik order
kreeg om te gaan werken."
No. 7: «Spuit r.°. 13 was toen reeds (Vt vóór 4 ure) werkzaam
maar zijn de stoomspuiten eerst later in werking gekomen."
No. 12: «Ik ben dien nacht te y24 ul\'u bij de woning van
1\'. gekomen, de spuit van buiten Wittevrouwen was toen reeds
werkzaam."
No. 15: //Toen ik kwam (te Vü^ uur) waren er reeds een paar
spuiten aan het werk (6 en 13); n°. 3 was er wel, doch de
manschappen niet present. Te ruim 4 uur kwam de stoomspuit."
No. 30: //Toen ik omstreeks te i/34 ure bij den brand kwam
vond ik de waakspuit en spuit n°. 13 daar reeds aan het werk."
No. 48: //Ik zag toen (Vs4 uur) spuit n° 6 , die echter geen
-ocr page 12-
8
No. 26, 47, toch de brandweer te \',\',4 uur (en dus \',\'4 uur nadat met
76, 72, 75,2, jjgj alarmeeren was begonnen) ijverig bezig met de blus-
sching van den brand in de grutterij en gaven de
voldoend aantal pompers had en heb ik toen mede helpen pompen
tot dat er meer personeel bij kwam."
No. 26: «Te 4,10 ure kwam ik bij den brand en zag de stoom-
spuit en twee andere spuiten in volle werking."
No. 47 : //Ik heb bij den brand reeds in \'t begin opgemerkt,
dat de stoomspuit, die naar ik gis tegen 4 ure daar gekomen is,
wel een kwartier noodig had eer ze in werking kwam."
No. 76: //Ik kwam , 10 mim. vóór 4 ure bij den brand en
zag ik een stoomspuit bij de brug staan, waarvan een slang
lag in den gang tusschen het hoofd- en zuider bijgebouw."
No. 7 2: //Ik werd dien nacht door het rumoer wakker en ging
onmiddellijk naar de Schalkwijksteeg, waar mijn spuit (n°. 2) reeds
vertrokken was en bij den brand gekomen, was de 2c komm. H.
reeds bezig de slangen uit te leggen, en heeft het niet veel langer
dan 10 min. geduurd dat zij water gaf; al wat daar mede in
strijd verteld wordt verklaar ik voor onwaar. Zelfs gaat het met
mijn stoomspuit nog gaauwer dan met n°. 1 , ter zake van betere
konstructie."
No. 7 5: «Nadat ik dien nacht geroepen was ben ik aanstonds
naar mijn spuit (stoomspuit u". 2) in de Schalkwijksteeg gegaan.
Ik was daar als gewoonlijk de eerste, doch kwamen er spoedig
2 helpers, die ik naar Takken en Wouters gezonden heb, om
den sleutel en de paarden te halen, hetgeen echter nog al aan-
hicld, zoodat ik eerst over een half uur daarna bij den brand
kwam. \'t Zal wel 20 min. geduurd hebben alvorens mijn spuit
water gaf, waarvan de pijpen eerst neergelegd waren in den gang
tusschen het hoofd- en zuider bijgebouw."
No. 2: //Bij aankomst zag ik een groote drukte en de geheele
grutterij van P. in brand staan, de spuit n°. 13 en de stoom-
spuit n°. 1 Wciren toen reeds in werking."
No. 20: //Ik zag twee spuiten werken die echter beide slecht
-ocr page 13-
9
spuiten 13 en 6 toen reeds goed water, al ging ook alles No. 26.
bij gebreke van een algemeen commando niet zoo gere-
geld mogelijk. Niet zoo snel ging het met de stoomspui-
ten, tegen 4 uur was n°. 1 aanwezig, n°. 2 iets later,
doordien het halen van sleutel en paarden niet naar
wensch van de hand ging; volgens één getuige duurde
het wel een uur vóórdat de 1. stoomspuit water gaf, doch
is dit door anderen tegengesproken, zoodat men wel kan
aannemen, dat stoomspuit n°. 1 te 4,10 a 4,15 en n°. 2
tusschen 4,10 en 4,30 water heeft gegeven.
Intusschen was men te ruim 4 ure den brand gcnoeg- No. 12
water gaven, hoewel het personeel der brandweer zich ordelijk
gedroeg. De stoomspuit is niet vóór 4 ure gekomen en heeft het
wel een uur geduurd voordat ze behoorlijk water gaf."
No. 26: //Over de brandweer heb ik niet te klagen, zooals
meest altijd gedroeg het personeel zich in den beginne ordelijk
en ijverig, wanneer echter de brand zooals nu heel lang duurt
wordt dit allengs minder; over aanvoer van water bij de gewone
spuiten wordt altijd geklaagd \'t geen ik daaraan wijd, dat dit aan
de zakkendragers is toevertrouwd, voor zoover een voldoend aantal
waterdragers bij iedere spuit ontbreekt en wordt het hoe langer
hoe moeijelijker dat aantal steeds behoorlijk compleet te hebben.
Deze opmerking is hoofdzakelijk toepasselijk op het personeel der
spuiten binnen de stad. Wanneer er brand ontstaat is slechts
één persoon , de wekker van de waakspuit belast om de leden der
brandweer en haar bestuur, ten getale van 18 te wekken, ook de
politie doet dit wel, doch niet geregeld."
No. 12. «Reeds zag ik een menigte menschen naar huis gaan,
in het denkbeeld dat men den brand reeds meester was, toen ik
de daklijst der kazerne, zij de Eidderschapstr., in vlam zag staan ,
en is er toen op nieuw alarm geslagen".
No. 32. //Toen ik tegen 4 ure bij den brand kwam, stond
de grutterij reeds geheel in vlam en scheen die spoedig genoeg-
-ocr page 14-
10
No. 49, 50, zaam moester geworden, ging met de grooto massa men-
61,62,63,64, schcn reeds één spuit terug en was voor al de belendende
\' \' \' \' gebouwen, die dan ook alle zijn behouden gebleven, be-
zaam uitgebluscht, altans de massa menschen ging weer terug en
ging ik ook van daar terug."
No. 49. wIk was na den brand bij P. reeds naar huis gegaan,
daar deze zoo goed als gedaan was."
No. 50. «Nadat ik eenige oogenblikken in de nabijheid van
den brand was geweest en meende dat die reeds genoegzaam ge-
bluscht was, ben ik weer naar huis gegaan en hoorde kort daarop
weer alarm."
No. 61. //In de ltiddcrschapstr. gekomen, vernamen wij dat
de brand gebluscht was".
No. 62. «Ik had dien nacht brandpiket en ben omstreeks 1/4
vóór 4 ure bij den brand gekomen, doch was die toen reeds ge-
noegzaam afgeloopeu en zag ik ook vele menschen teruggaan,
doch de spuiten bleven".
No. 63. //Toen ik dien nacht in de slop stond, was er een
oogenblik dat de brand zoo goed als gebluscht was, zoodat het
stikdonker werd."
No. 64. Een kwartier uurs daarna (Vt voor 4 uur) vermin-
derde de rook en zag ik reeds enkele spuiten inrukken."
No. 91. «Ik hoorde dat de brand bij P. gebluscht was."
No. 2. //ïusschen de beide branden heeft er geen slaking,
althans niet op mijne orders, van den dienst plaats gehad, doch
heb ik wel gehoord, dat, naar ik meen spuit n°. 1, is ingerukt,
doch onmiddellijk uit zijn eigen teruggekeerd."
No. 15 : Reeds waren wij den brand genoegzaam meester toen
ik hoorde zeggen dat er brand in de kazerne was en zag ik dat
de daklijst der kazerne boven de gruttcrij brandde."
No. 25: //Eenige oogenblikken daarna werd de kap der grutterij
neergehaald en was die brand reeds uitgaande."
No. 30: //Men was den brand der gruttcrij reeds genoegzaam
meester en begonnen de vlammen reeds zeer te verminderen."
-ocr page 15-
11
hoorlijk gezorgd, waarover de belendende eigenaars hunne No. 39, 40,
tevredenheid hebben betuigd. Aan gevaar voor de kazerne 15> l9> 20> 21>
29, 35, 55, 78
3.
No. 39; «Ik koude reeds de vlam der brandende grutter-ij niet
meer zien en dacht ik dat de brand genoegzaam bedwongen was.
No. 40: Ongeveer 4 uur dacht ik dat wij den brand meester
waren."
No. 15. //Ik heb aanstonds de noodige maatregelen genomen
om den hooizolder boven den stal aldaar en ook de daken van
de perceelen van W. H. en de G., \'t geen dan ook is gelukt,
te behoeden."
No. 19. «Ter beveiliging van mijn dak heb ik 13. om brand-
zeilen gevraagd, doch zijn mij die eerst door tusschenkomst van
den heer v. d. Jagt geworden."
No. 20. //Ik ben bij W. ingegaan, bij wien even na mijne
komst brandzeilen werden ingebracht."
No. 21. //Even voor hem ben ik bij den brand gekomen en
vond aldaar onze hoogste brandladders van 50 sporten en brand-
zeilen, die onmiddellijk op de daken der belendende perceelen
zijn gelegd."
JNo. 29. «Ik voor mij kan niet anders zeggen, als dat ik
goede assistentie van de brandweer ondervonden."
No. 35. //Ik voor mij heb voornamelijk zorg gedragen voor
<le belendende gebouwen en heb daartoe ook de noodige assis-
tentie van de brandweer ontvangen, zoodat dan ook de nabijgele-
gen gebouwen aan de Wittcvrouwenstraat zijn behouden gebleven."
No. 55. Ik moet zeggen dat de brandweer zich bij dien brand
ridderlijk heeft gedragen, terwijl ook ik door het leggen van
brandzeilen als anderzins goed geholpen ben."
No. 7 8: //De get. verklaart goede diensten van de brandweer
te hebben genoten en van die zijde steeds alles in behoorlijke
orde gezien te hebben."
No. 3: «Ik meende dat de kazerne buiten direct gevaar was,
even als ook de houten daklijst ditarvan , omdat die daklijst m. i.
te hoog was om door den brand bereikt te worden en omdat ik
-ocr page 16-
12
No. 15, 22, was niet gedacht, daar men meende , dat dat gebouw te
25, 68.
         hoog was om door de vlammen der grutterij bereikt te
worden.
No. ïoo, 102, Toen op datzelfde oogenblik de kap der grutterij in-
103.
            stortte en daardoor de belendende muur der kazerne meer
zichtbaar werd ontdekten sommigen dat reeds ramen in dien
meende dat de kazerne nog op cenigen afstand, vermoedelijk 3
meters , van den brand verwijderd was."
No. 15: wik meende dat de kazernemuur nog wel 2 meters
van de grutterij verwijderd stond en was ik niet bekend met de
toen on- maar later zichtbare slaapzaal."
No. 22: «\'t Scheen mij toe dat men dien brand (der grutterij)
spoedig meester zou zijn en de kazerne volstrekt geen gevaar had."
No, 25: «Er was naar mijn oordcel geen gevaar voor de ka-
zemc ofschoon wel de wind daar heen was."
No. 68: «Toen ik dien morgen bij den brand kwam was die
nog niet hevig en dacht niemand nog aan gevaar voor de kazerne."
No. 100: «Aanstonds zag ik, \'t was 4 ure, dat de daklijst
der kazerne achter de grutterij, ter lengte van ongeveer een meter
brandde; toen de kap der grutterij instortte, werden twee ramen
der kazerne op de Ie verdieping zichtbaar, die ook brandden, cu
zal het ongeveer Va uur na mijne komst geweest zijn, dat ik
merkte dat de bebording van het dak brandde, eii onmiddelijk•
daarna de vlammen er door heen sloegen."
No. 102 : «Terwijl ik bij H. op het plat zat zag ik aan de
daklijst der kazerne eenige kleine vlammetjes, en toen de kap der
grutterij instortte zag ik uit twee ramen der kazerne, uitziende
op de grutterij en die vóór dat oogenblik niet zichtbaar waren,
van binnen uit naar builen dikke rookwolken komen en kort daarna
het geheele gebouw in brand staan."
No. 103: «Terwijl ik in den tuin bij den heer B. stond, zag
ik door 2 zolderramen der kazerne , dat binnen daar reeds brand
was ontstaan, terwijl iets daarna, de daklijst aan de daar aanwezige
consoles in vlam geraakte."
-ocr page 17-
18
muur der kazerne brandden; anderen dat daaruit van No.5,14,
binnen naar buiten dikke rookwolken stegen, terwijl tegelijk 19> 20> 25>
of eenigen tijd daarna men de kroonlijst der kazerne boven
No. 5 : //Bij mijne aankomst lag de kap van de grutterij reeds
voor den grond en Ziig ik de vlammen reeds door 2 ramen der
kazerne , daaraan onmiddelijk grenzende, doordringen , terwijl ik
eerst een half uur daarna de daar boven aanwezige daklijst in
brand zag staan."
No. 14: //Omstreeks 4 ure op de plaats staande bij B., zag ik
het houtwerk van een raam onder de zolderverdieping der kazerne
aan de zijde der grutterrij brandende."
No. 16: //Nadat de brand bij P. nagenoeg ten einde was zag
ik een der ramen van het magazijn onder de kroonlijst der kazcree
in brand, naar mijne meening te 4.15 a 420."
No. 19: //Op mijn fabriek staande zag ik dat een raam vlak
onder de daklijst der kazerne begon te branden."
No. 20: //In die fabriek (v. W.) staande zag ik vuur vallen
in een der onderste ramen van de kazerne aan de zijde der grut-
terij; eerst later heb ik langs en onder de goot der kazerne vlam-
metjes zich zien verspreiden."
No. 25: //Op een plaatsje van een der nevengebouwen zag ik
dat een lichtraam der kazerne brandde, en zag ik ook eenig vuur
aan de daklijst."
No. 26: //Onmiddelijk na het instorten der grutterij zag ik
dat een lichtraam tusschen de consoles der daklijst en de daklijst
zelve in brand stond en heeft men toen ook onmiddelijk pogingen
in het werk gesteld om met de stoomspuit dien brand te bedwin-
gen doch men kon die hoogte niet bereiken."
No. 55: //\'t Eerst wat ik van den brand in de kazerne gezien
heb is een vonk in het Ie raam der eerste verdieping tegenover
den trap in den Z. W. hoek der kazerne en werd die vonk lang-
zamerhand een kool. Ik wees een spuitgast op die vonk, doch
zeide die, dat hij er niet bij kon, maar heeft hij niet zonder
levensgevaar een ladder beklommen om zoodoende de brandende
-ocr page 18-
14
No. 57, 58, de grutterij vlam zag vatten; \'tgeon echter aanvankelijk
t, C2, 67. van wcinig beteekenis scheen en slechts zeer langzaam
punten te bereiken; daarna aag ik ook de lijst, der kazerne vlam
vatten en duurde het niet lans of l";t geheele dak stond in vlam."
No. 57: //Terwijl ik daar (tuin van den heer B.) bezig was ,
zag ik het raam op de Ie verdieping tegenover den trap in den
Z. W. hoek der kazerne en het daar naast liggende raam naar de
zijde van de Wittevrou wen poort vlam vatten en spoedig daarna ge-
hecl in brand staan, en zag ik dat daar de kazerne reeds van
binnen in brand stond, vóór dat daarna de daklijst vuur vatte.
Ik heb toen nog getracht op een ladder staande op die ramen te
spuiten, doch kon er niet bijkomen, ben vervolgens door den
tuin van den heer B. en het hek over gegaan en geklommen op
een afdak boven een privaat der kazerne en heb ik ook van daar
nog gespoten op de daklijst van het Z.W. bijgebouw en die uit-
gespoten."
No. 58: «In den tuin van den heer B. heb ik een raam der
kazerne het eerste westelijk van den schild muur aan de kozijnen
zien branden , terwijl niet lang daarna de daklijst aan die zijde
op 2 plaatsen vlam vatte."
No. 59: //Op het dak bij II. zag ik 4 ure de kap der grutterij
instorten , waardoor 2 ramen tegenover, de dakgoot der kazerne
zichtbaar werden , die geheel uitgebrand waren , maar nog vlamden."
No. (52: //Tk heb gestaan vóór het huis van den slachter v. E.
en heb vandaar hef, eerst, de kozijnen van een raam op de 2e ver-
dieping der kazerne , vlak boven P. vlam zien vatten , sloeg van
daar de vlam naar de zolderverdieping en vandaar naar de kroon-
lijst en zag ik spoedig daarna , dat het dak der kazerne in brand
stond en zag ik patronen opvliegen."
No. 67: //Van af een plat dak] heb ik gezien, dat het
derde raam in de 2e verdieping, gerekend van af het Z. W. bij-
bebouw in vlam is geraakt, en de vlam ook vandaar naar binnen
is geslagen, terwijl ik bijna tegelijk de daklijst op 2 plaatsen in
dien omtrek vlam zag vatten."
-ocr page 19-
15
toenamen, niet ongeljjk aan eeno gasilluminatie Door de No. 87, 96,
brandweer werden pogingen in \'t werk gesteld om dat begin "> 64> 76- 40-
van brand, zooals het zich voordeed, te blusschen; doch
No. 87: «Toen ik beneden kwam, zag ik van de zijde van de
Wittevrouwenstraat de ramen der zolderverdieping en de daaronder
gelegene, branden, nog vóór dat het dak brandde."
No. 96: «Ik heb duidelijk gezien en weet dit dus zeker dat
eerst de ramen der 2. verdieping der kazerne, uitziende op de
grutterij, zijn gaan branden, daarna de daarboven gelegene ramen
der zolderverdieping en eindelijk de daklijst, waarna in een oogen-
blik het gansehe gebouw in brand stond."
No. 99. «Ik ben nog tot aan den nok van het dak geklom-
men van het zuider bijgebouw, en zoude ik daar de brandende
daklijst wel hebben bereikt, doch zeer kort daarna hoorde ik reeds
de pannen van het dak vallen en de vlammen door het dak
slaan."
No. 64. Ik zag dat de kroonlijst achter de grutterij begon te
branden en tegelijkertijd uit de daaronder gelegen ramen, waarvan
de ruiten reeds gesprongen waren, dikke rookwolken kwamen en
zag tevens de kozijnen branden, kort daarna een paar meter boven
de kroonlijst zich in het dak een gat ontwikkelen, waaruit eerst
rook en daarna de vlammen sloegen, en stond spoedig daarna de
geheele kazerne in brand."
No. 7 6. «Van uit een bovenkamer bij den heer v. A., zag
ik 4 uur, dat de lijst der kazerne en een raam van de 2. ver-
dieping onder de lijst on ter hoogte van den brand bij P. vlam
gevat had."
No. 40. //Te ruim 4 uur dacht ik wij den brand meester wa-
ren, maar zag toen tevens van de daklijst der kazerne, vlak boven
de grutterij, ter lengte van j£ i/2 meter, eenige vlammetjes als
van eene gasilluminatie, doch Van weinig beteekenis, doch schier
tegelijk in de daaronder gelegen ramen der Ie verdieping, onge-
veer boven de rustkamer, dat daar de kazerne van binnen in brand
stond. Zeer kort daarna zag ik dalzelfde in de daarboven gelegen
-ocr page 20-
16
No. 88,7,47, zonder dat in overleg met de militaire macht een geregeld
15i 4; 12- plan was gemaakt. Van uit den gang tusschen het Hoofd-
en Zuiderbjjgebouw trachte men met de stoomspuit n\'. 2 de
brandende lijst te bereiken. Met stoompuit n°. 1 trachtte men
die uit de kloosterpoort te blusschen, terwijl ook nog door
ramen der 2e verdieping, terwijl /.eer kort daarna de vlam door
het dak sloeg. Ik heb nog met een straalpijp in die ramen ge-
spotcn, doch was de brand reeds te hevig."
No. 88. //Ik zag nog niets aan de kazerne, doch toen ik,
na mij eenige oogenblikken te hebben verwijderd, aldaar terug
kwam, zag ik reeds den brand binnen de kazerne, door een der
drie kleine romen op de Ie verdieping, achter het perceel van
den heer P. en tevens de daklijst branden."
No. 7. //Omstreeks Vi vóór 4 uur bij den brand teruggekomen,
stond de grutterij in lichtelaaije vlam, doch zag ik van de kazerne
niets dan eenige rook door de pannen heenkomen; eerst een
kwartier daarna heb ik de daklijst in brand zien slaan."
No. 47. //Toen ik op het Lucasbolwerk stond, heb ik voor
\'t eerst uit het dak der kazerne van onder de pannen eerst één
en vervolgens meer vlammetjes zien ontstaan, terwijl zeer kort
daarna , misschien 3 a 4 minuten, het dak op verschillende plaat-
sen geheel in brand stond, terwijl eerst daarna ook de kroonlijst
in vlam is geraakt."
No. 65. Van uit de Kielsteeg heb ik langzamerhand een vuur-
regen uit de grutterij zien opgaan, die langzamerhand (er was
nog al veel wind) hooger kwam en eindelijk de daklijst bereikte ,
terwijl ook spoedig daarna uit het dak vlammen als fakkels op-
stegen."
No. 4: //Ik zag al spoedig vóór de grutterij aan de Witte-
vrouwenslrant staande, dat de goot der kazerne min of meer
brandde en was er toen nog geen stoomspuit in werking."
No. 12: //Reeds zag ik eene menigte mensehen naar buis gaan
in het denkbeeld dat men den brand meester was, toen ik de
daklijst der kazerne, zijde Ridderschapstraat in vlam zag staan."
-ocr page 21-
17
verschillende handspuiteu en beide militaire spuiten daartoe No. 15. 22,
pogingen werden aangewend, doch alles vruchteloos. Een 28,29, 30,36,
lid der brandweer deed een hoofdofficier roepen en 2 militaire \'
opzichters waarschuwen; een ander beklom met een pijpgast
No. 15: «Te ruim 4 uur kwam de stoomspuit. Reeds waren
wij den brand genoegzaam meester toen ik hoorde zeggen er brand
in de kazerne was en zag ik dat daklijst der kazerne boven de
grutterij brandde."
No. 22: //Toen ik weer beneden kwam zag ik dat de vlammen
hooger gingen en langs den muur de kroonlijst der kazerne be-
reikten en die langzamerhand vuurvatte."
No. 28: «Omstreeks een uur daarna (3 uur) zag ik een klein
vonkje• in een der consoles van de daklijst der kazerne, \'t geen
langzamerhand toenam."
No. 29: «Eenigen tijd daarna zag ik dat de daklijst der ka-
zerne begon te gloeijen , en, nadat de grutterij was ingestort
zag ik dat het kozijn van een raam der kazerne , het derde van
boven , brandende was."
No. 30: «Onder de goot der kazerne zag ik een vlammetje
ontstaan."
No. 36: «Spoedig zag ik aan de daklijst der kazerne aan den
kant naar den Singel een klein vlammetje, dat zich slechts lang-
zaain uitbreidde en kan het een half uur daarna geweest zijn,
dat ik reeds het dak der kazerne over een uitgestrektheid van een
paar meters in den brand zag staan, en was er toen aan het red-
den der kazerne niet meer te denken."
No. 39: «Boven aan de lijst der kazerne, juist boven de grut-
tcrij, zag ik een klein vonkje, dat langzamerhand een kooltje werd,
vervolgens een vlam en duurde het niet veel meer dan vijf minuten
dat de vlam over de lijst heen, onder de pannen doorsloeg."
No. 42: «Terwijl ik te 1/4 vóór 4 ure in de achterkamer
bij P. uitziende op de grutterij. stond, zag ik van de daklijst der
kazerne, vlak vóór mij een klein vlammetje ontstaan van een
halven meter."
2
-ocr page 22-
18
No. 51, 61, en bijgestaan door militairen niet zonder levensgevaar met
63, 71,78,92, <je siang dcr stoompuit het dak van het Z.O. bijgebouw,
doch dreven hen de geweldige hitte terug; sommigen be-
No. 51: //Ik zap; aan de daklijst der kazerne cenige kleine
vlammen ontstaan, die echter in mijn oog van zoo weinig betee-
kenis waren, dat ik mij voorstelde spoedig weer naar huis te
kunnen gaan."
No. 61: «Langs de Wittevrouwenstraat terug gaande, merkte
ik op dat de kroonlijst der kazerne begon te branden, en weldra
ook door het dak zich vlammen vertoonden, zoodat ik voor mij,
aanstonds den indruk kreeg, dat de geheele kazerne zou afbranden."
No. 63: //Niet lang daarna heb ik een glimmende punt aan
de daklijst gezien, die een kwartier later reeds zóó was toegenomen ,
dat weldra het geheele dak in brand stond."
No. 71: «Weg gaande zag ik aan de daklijst der kazerne eenige
vlammetjes, en toen ik aanstonds teruggekeerd was, zag ik de
lijst aan het branden."
No. 7 8 : //Ik zag de lijst der kazerne op 2 verschillende plaatsen
vuur vatten, (Lat langzaam toenam, zonder dat aan de daaronder
gelegen ramen iets te bespeuren was. Spuitgasten hebben nog
getracht met hun spuit die daklijst te bereiken, doch het gelukte
hun niet. Eindelijk zag ik dat de beide brandende punten dei-
daklijst zich vereenigden, waarop spoedig de brand zich aan het
dak mededeelde."
No. 92: //Ik reken dat ik er Vs uur zal geweest zijn, toen
ik voor het eerst aan den Z.VV. hoek der daklijst vuur zag, doch
van geen groote beteekenis, terwijl na verloop van een kwartier
het geheele gebouw in brand stond."
No. 101: //Van daar (het dak van den heer de Gr.) zag ik
aan de daklijst der kazerne een vlammetje ontstaan , naar \'t mij
voorkwam sloeg die van binnen naar buiten uit, terwijl in een
kort oogenblik daarna het geheele gebouw in brand stond."
No. 17 : //Niet lang nadat ik daar gekomen was heb ik opge-
merkt dat uit de gmllerij vermoedelijk brandende boekweitdoppen
-ocr page 23-
19
gaven zich zonder op het gevaar te letten op de daken No. 25, 32,
aan den Z.W. hoek der kazere; weer anderen gingen de 41> **> 49> 51>
ao i7Q ai
kazerne in, ten einde zoo mogeljjk van hinnen het dak \' \' \'
ïuiar boven vloden en de goot van de kazerne bereikten, ten ge-
volge waarvan ik kleine vlammen zag ontstaan , die zicli lang-
zaam uitbreidden en eindelijk door een raam naar binnen sloegen."
No. 25: //Ik heb gezien dat de stoomspuit getracht heeft de
daklijst te bereiken doch vruchteloos."
No. 32: //Ik heb 2 stoomspuiten bij den brand in werking
gezien , doch konden die op verre na niet het dak der kazerne
bereiken."
No. 41: «Beide stoomspuiten waren toen reeds bezig om den
brand der daklijst zoo mogelijk te blusschen , doch konden die
lijst niet bereiken."
No. 45: //In plaats van op de ramen spoot de stoomspuit op
de penanten en kon die niet hooger komen dan tot aan de Ie
verdieping."
No. 49: //Vruchteloos trachtte men met de stoomspuit het dak
te bereiken."
No. 51: //Ik heb niet gemerkt dat er eenige pogingen zijn aan-
gewend, om den brand der dakgoot in \'t begin te stuiten, zooals
ik meen, dat men met de stoomspuit gemakkelijk had kunnen
doen, immers later heb ik gezien dat men met de stoomspuit
over de daklijst heen heeft gespoten."
No. 63: //De beide stoomspuiten stonden naast elkander op de
Wittevrouwcnbrug; één daarvan kon geen vuur maken en de
ander trachtte de daklijst te bereiken, doch kwam slechts hal-
verwege de kazerne."
No. 78: //Drie spuitgasten hebben nog getracht met hun spuit
de daklijst te bereiken, doch het gelukte hun niet."
No. 91: «Ik heb opgemerkt dat de spuiten de daklijst niet
hebben kunnen bereiken , toen de kroonlijst begon te branden."
No. 38: //Ik ben het gevaar dat de kazerne liep inziende, in-
gevolge mijne instructie, den overste v. Teijlingen gaan roepen,
2*
-ocr page 24-
20
No.3,69,21. te bereiken, doch na met veel moeite op de zolderverdieping
te zijn gekomen dreef hun de geweldige rook en het ge-
roep : „de kazerne is in brand" terug, en duurde het
ben naar de poort der kazerne in de Ridderschapstraat gegaan,
heb diiar een soldaat gevraagd om 2 militaire opzichters te
waarschuwen en hoorde ik nagenoeg op hetzelfde oogcnblik in de
nabijheid roepen: «er is brand in de kazerne" en zag ik op de
Wittevrouwenstraat gekomen toen ook zelf aan de daklijst aan de
Wïttevrouwenbrug een klein lichtje onder de daklijst aan een con-
sole der kazerne als van een drie cents kaars, dat. zich zeer lang-
zaara verspreidde gelijk een gasilluminatie, en duurde het slechts
10 minuten toen ik de vlam onder de pannen door het dak
zag uitslaan. Ik heb gezien dat men getracht heeft met de stoom-
spuit den brand aan de daklijst te blusschen , soms gelukte dit, doch
ging dit met te weinig kracht om de vlam voor goed te blusschen,
zoodat een oogenblik daarna dit vlammetje weer zichtbaar werd."
No. 3 : «Bij het bespeuren van den brand aan de lijst der
kazerne ben ik in overleg met de brandmeesters in de kazerne
gegaan , heb daar den weg gevraagd aan een kapitein , en ben
toen naar boven gegaan, heb daar een luitenant ontmoet en ben
met beide heeren weer moeten vertrekken uithoofde de damp.
Zonder met genoemde heeren iets te hebben besproken heb\' ik mij
ijlings van daar verwijderd."
No. 69: «Ik heb nog getracht met eenige emmers water, die
altijd op het magazijn aanwezig zijn den brand te blusschen in
mijn magazijn voor de veldartillerie, gelegen op de zolderverdie-
ping aan de zijde der brandende grutterij, waarvan ik alleen den
sleutel heb, doch hielp dit niet meer en is toen daarna nog bij
mij gekomen iemand van de brandweer wiens naam ik heb op-
geschreven."
No. 21: Ik ging, omdat ik de daklijst der kazerne zag smeulen ,
deze binnen , ongeveer 1/4 over 4 ure. Op de binnenplaats vond
ik eenige hoofdofficieren die ik verzocht mij den naasten weg te
wijzen om bij de daklijst te komen en werd mij gezegd , dat ik
-ocr page 25-
21
dan ook slechts kort of do vlammen sloegen door het dak No. 75.
en viel er aan blusschen van het hoofdgebouw niet meer
8 afdeelingen hoog de trappen op moest en begaf ik mij aan-
stonds op weg. Onder weg zag ik wel militairen bezig met
goederen af te dragen , maar niemand die even als ik , zich om
de daklijst bekommerde; toen ik eindelijk de zolderverdieping be-
reikt had ontmoette ik één officier, dien ik ook weer vroeg hoe
bij de lijst te komen; deze deed voor mij \'een deur open zeggende:
//dat is de deur van het magazijn en op zijde daarvan is het
gedeelte brandende lijst." Ik kon daar echter niet blijven van
wege de geweldige rook, waarom die officier de deur ook weder
dicht deed; genoemde officier vroeg bij die gelegenheid tevens
naar mijn naam en kwaliteit. Op den zolder waren mineurs
bezig met goederen weg te dragen ; één van hen vroeg ik nog-
maals mij den weg naar de brandende lijst te wijzen , doch
antwoordde mij die dat daar geen gelegenheid was , aangezien het
dak was afgeschoten. Ik vroeg hem nog om gereedschap , toen
ik op eens beneden hoorde roepen : «de kazerne is in brand" en
naar beneden den trap afgaande was de rook, die naar boven sloeg,
zoo dik dat ik niet zonder moeite den weg naar beneden vond.
Toen ik beneden kwam zag ik al spoedig de vlam uit het dak
der kazerne slaan."
No. 75: //Al aanstonds zag ik aan de daklijst der kazerne op
de hoogte van den gang tusschen het hoofd- en zuider bijgebouw
een vlammetje ontstaan, waarop ik den opperbrandmeester opmerk -
zaam maakte. Ik ben toen het plein opgegaan, om te zien hoe
er bij te komen en toen ik van daar weer in den gang terug
kwam, zag ik reeds dat de daklijst en ook de daar onder zijnde
ramen van 2 verdiepingen der kazerne in brand stonden; ik ben
toen met een slang op een plat boven de Ie verdieping van het
zuider bijgebouw gegaaa, doeh dat kon ons niet houden en ben
toen van daar met militairen en een pijpgast op het dak geklom-
men van het zuider bijgebouw; terwijl mijn slang door touwen
van de militairen aan de ladder verbonden werd, zoodoende alleen
-ocr page 26-
22
No. 95. te denken, maar moest men meer bedacht zijn op de
nevengebouwen die behouden zijn gebleven.
Zie hier in korte trekken don loop van den brand be-
zien van de zijde der brandweer. Wenden wij ons nu tot
de bewoners der kazerne, bestaande uit ongeveer 600
man, zijnde mineurs, vesting-artilleristcn en infanteristen.
No. 86, 44. Een sergeant der infanterie, die dien nacht de wacht
had, ontdekte circa J over 3 uur bij het doen eener ronde
was het mogelijk die zware slang naar boven te brengen. Toen
wij echter daar boven kwamen, zagen wij dat liet te laat was,
doordien in eens de brand schrikbarend was toegenomen en wij
op eigen levensbehoud bedacht, naar beneden moesten gaan. Toen
ik weer beneden kwam stond de kazerne in lichte laaie vlam."
No. 95. «Toen ik • 4 uur bij den brand kwam, brandde
reeds de lijst der kazerne; ik ben onmiddellijk met mijn spuit
gaan werken in een gang, tusschen het hoofd- en zuiderbijgebouw,
en het dak van laatstgenoemd gebouw beklommen en van daar
heb ik getracht de brandende lijst boven de grutterij te bespuiten
doch gelukte dit niet."
No. 86: ;/Ik had dien nacht de wacht in de kazerne; circa i/4
over 3 ure deed ik de ronde; op de binnenplaats zag ik een
kleine rookwolk; meer rook ontdekte ik bij de privaten der mi-
neurs , ook brandlucht. Ik ben even de kazerne uitgeloopen naar de
Wittevrouwcnstraat, en zag toen achter het huis van P. veel rook
opstijgen; op straat was het toen nog zeer stil. Ik heb onniiddclijk
den adj.-onderoff. laten roepen, alsmede den overste en verdere
officieren, er is toen spoedig alarm geblazen en zijn de troepen
gewapend naar beneden gekomen."
No. 44. //Toen ik dien nacht ongeveer ten half vier uur met
den heer G. in de kazerne kwam, was er juist alarm geslagen en
traden de manschappen aan; door de kazerne gaande zag ik dat
het dak van een privaat, belendende aan het brandende perceel,
brandde; ik heb het doen afhakken en gezien dat eene spuit der
brandweer van uit het binnenplein der kazerne daarhenen geleid werd.
-ocr page 27-
23
op de binnenplaats der kazerne, en bij de privaten der No. 73, 74,
mineurs in den Z.w. hoek brandlucht; hij gaat even de 80> 81-
straat op en ziet om den hoek der Wittevrouwenstraat
gekomen, waar het nog stil is, rook uit de gruttcrij van
P. stijgen, en overtuigd dat daar brand is, roept hij inge-
No. 73. «Ik woon hoek Kapelstraat; circa 3 uur werd ik ge-
wekt door een mineur, wien ik hoorde roepen dat er brand was
in de kazerne; ik ben aanstonds opgestaan en door een poort van
het zuiderbijgebouw der kazerne binnengegaan en zag ik van daar
de grutterij in brand staan. In de kazerne komende hoorde ik
reeds manschappen bezig met het wegdragen van goederen, en
spoedde ik mij naar mijn magazijn, naast de wapenkamer der
infanterie, op den beganen grond, waarvan 3 ramen uitzien op de
bedoelde grutterij , die door den brand verlicht waren, doch, als
zijnde niet onmiddellijk aan het brandende perceel, niet gevaarlijk."
No. 74. //Ik werd dien nacht gewekt door den kominandant
der politiewacht; opstaande keek ik op de pendule en zag, ik weet
het dus zeker, dat het 1/4 4 uur was. Ik ben toen over de plaats
gegaan en zag toen in den gang van den ZW. hoek der binnen-
plaats licht komen van het privaat der mineurs, welk privaat on-
middelijk grenst aan de brandende grutterij ; ik ben onmiddelijk
naar dien hoek gegaan en daar de grutterij in brand ziende staan,
heb ik circa 5 minuten na ys 4 alarmsignaal laten blazen, met
kommando //klaarmaken"; het was toen nog doodstil in de kazerne.
Binnen een goed kwartier was de troep op de binnenplaats aan-
getreden om af te marcheeren naar het Wolvenplein, de wapens
daar neer te leggen en ongewapend terug te koeren."
No. 80. //Omstreeks 3 uur hoorden wij dien nacht alarm
slaan, kleedden wij ons spoedig aan en gingen naar beneden."
No. 81. //ïusschen 3 en Vs 4 ure werd ik dien nacht door
een sergeant van de wacht gewekt, met het bericht, dat er brand
vlak achter de kazerne was ontstaan ; ingevolge de reglementen
heb ik onmiddelijk de noodige orders gegeven; daarna kwamen
er eenige officieren en werd de order gegeven voor de 2. comp.
-ocr page 28-
24
85, volge zijne instructies den adj."Onderofficier van zijn wapen,
die alarm doet blazen, de officieren roepen en de troepen
op de binnenplaats doet aantreden. Evenzoo doen de
sergeanten der vesting-artillerie en van de mineurs, die
dien nacht de wacht hadden,zoodat, toen omstreeks J4 uur
om naar het Lucasbolwerk te gaan, de 3. conip. de wapenkamer
te ontruimen en de 1. en 5. comp. de slaapzalen te ontruimen."
No. 84. «Ik stond dien nacht van 2 tot 4 ur» op post in
de Ridderschapstraat bij de kazerne; te 2 ure was ik «it de wacht
gekomen, zijnde de hoekkainer rechts en had ik toen nog niets
gemerkt of geroken. Circa Va 4 ure boorde ik een nachtwacht
brand roepen en verkeerd slaan en ofschoon ik niets zag, heb ik
aanstonds de wacht gewaarschuwd."
No. 85. «Ik had dien nacht de wacht en ging ik naar het
onderofficiersprivaat, grenzende nabij de grutterij, waar ik een
sterke brandlucht ontdekte, ik ging onmiddelijk weer naar de
wacht, vertelde dit daar en ben met een sergeant der mineurs er
nogmaals heen gegaan en heb toen onmiddelijk den adjudant-
onderofficier laten roepen , ben even daarna naar de Wittevrouwen-
straat geloopen en zag ik daar toen van achteren van een der
daar staande huizen vonken opstijgen; het was er toen nog dood
stil en alle huizen gesloten. Ik ben toen onmiddelijk weer naar
de kazerne gegaan, werd daar alarm geblazen en heb last gegeven
tot het naar buiten brengen der brandspuiten.
No. 86. //Toen ik te 4 ure bij den brand kwam, stond de
grutterij te branden; men was bezig met onze spuiten, doch aangezien
2 er van nagenoeg onbruikbaar zijn, heb ik die laten inrukken;
de derde heeft echter gewerkt bij het Zuider bijgebouw, waarbij de
sergeant B. zich flink gedragen heeft. Ik ben naar boven gegaan
en ben door een dakraam in het magazijn der vesting-artillerie
het dak der kazerne beklommen in de dakgoot van den z. o. vleugel,
tot aan den nok van het dak. Ik ziig dat het gehcele dak nat
was, zoodat, ofschoon er veel vonken over en op het dak vlogen,
deze in \'t geheel geen schade aanrichtten. Ik ben misschien wel 12
-ocr page 29-
25
onderscheiden officieren waren toegesneld zij de reglementen n0. 88, 91,
behoorlijk vonden opgevolgd. De beide bruikbare spuiten 97.
werden onmiddelijk in werking gesteld in den gang tusschen
min. blijven zitten, bepaald met het doel om het dak Ie surveilleeren,
en zoude ik met den heer de L., die bij mij was, brandzeilen gaan
leggen, toen op eens de wind scheen te draaien en een kolossale
rookwolk naar ons toekwam en ons noodzaakte door hetzelfde dak-
raam weer terug te gaan, en begon het toeu op het magazijn te
rooken, en toen ik beneden kwam zag ik aan de zijde van de
Wittevrouweustraat de ramen der zolderverdieping en de daaronder
gelegene branden, nog vóór dat bet dak brandde."
No. 88. «Ik was dien nacht officier van het brandpiket bij
de artillerie. Omstreeks Vi 4 kwam ik bij het brandende perceel,
ben aanstonds de kazerne ingegaan en waren daar reeds onze man-
schappen bezig onze spuiten naar buiten te halen ; twee daarvan
zijn slechts in geval van brand bruikbaar; ik ben onmiddelijk
met die spuiten in den gang tusschen het hoofd- en zuiderbijge-
bouw gaan staan en heb van daar zoowel op de grutten] als op
den muur der kazerne doen spuiten ; in het brandspuithuisje lig-
gen ook brandzeilen, doch is daarvan, zoover ik weet, geen ge-
bruik gemaakt."
No. 91. Toen ik omstreeks i/3 4 uur bij den brand kwam en
in de kazerne arriveerde, stonden mijne troepen reeds gereed om
naar de verschillende apartementen te gaan; ik merkte toen nog
geen rook hoegenaamd en hoorde ik in tegendeel reeds dat de
brand bij P. gebluscht was; kort daarna echter bemerkte ik dat
het Westel. privaatgebouw aan het branden was en daarheen gaande
zag ik het dak daarvan branden en was men daar bezig te spuiten."
No. 97 : //Bij afwezigheid van officieren ben ik voor mijn wapen
de eerstaanwezende in de kazerne: in geval van brand luidt mijne
instructie, dat ik onmiddelijk de officieren moet laten waarschuwen,
alarm blazen en de spuiten naar buiten doen halen en in gereed*
heid laten brengen. Ik heb al de voorschriften zoo gaauw mogelijk
opgevolgd. We hebben 2 stel spuiten waarvan slechts één stel
-ocr page 30-
26
No. 105. het Hoofd- en Zuider bijgebouw en werd daarmede ge-
spoten zoowel op do grutterij als op den muur der kazerne;
deugdelijk en bruikbaar is. Ik heb onmiddelijk laten pompen en onze
spuiten geplaatst tusschen het hoofd- en zuider bijgebouw , met
het doel om van daar de kazerne te bewaren. Ook heb ik nog
de manschappen met een brandladder boven het privaat der mi-
neurs, van daar de brandende lijst doen bespuiten en heb ik mij
daarna voornamelijk bepaald met bewaring van het Z. bijgebouw,
\'t geen mij gelukt is.
No. 105: //Te Vs 4 ure werd ik gewekt en zag toen op mijn
horloge dat het juist Vs 4 was; ik kwam te Vé vóór 4 ure in
de kazerne, daar wachtte mij aan de poort mijn onderadjudant,
die mij rekenschap gaf van hetgeen hij gedaan had en ik goed-
keurde; toen verzocht ik hem mij de plaats te wijzen waar de
brand was, en in den gang in den Z. W. hoek der binnenplaats
komende zag ik daaraan het privaat der mineurs dat de boel in
brand stond. Achter tegen het gebouw was er een violente massa
vuur. De wapenkamer van mijn depot is de helft van zaal 12
(de kleine Westel. helft). Daar binnen komende moest men door
de hevige rook eerst de glazen stuk slaan om lucht te krijgen.
Ik verzocht, dat men een spuit van de brandweer op het binnen
plein zoude doen aanrukken, en is die ook spoedig gekomen; ik dacht
toen nog niet aan een brand boven in liet gebouw. De (Jom-
mandcur dier spuit heeft daar flink doen werken, zoodat \'t mij
gelukt is de daar aanwezige wapenen te redden. Kort daarop
merkte ik op dat het zoo licht werd, en bemerkte ik dat aan de
nokbalk tegenover het laatste derde gedeelte van het magazijn der
veldartillerie zich vlammen vertoonden, die soms uitgingen en
zich daarna weer op nieuw vertoonden. Toen ik vervolgens naar
buiten ging zag ik ook dat de gevellijst aaii de Zuidzijde vlam
had gevat. Ik ben toen met den onderadj. en een kwartiermeestcr
naar onze magazijnen gegaan. Op onze werkkamer gekomen zag
ik in het daaraan greinende magazijn der artillerie vlammen maar
geen rook. Ik liet al het laken van daar naar de keurkamer
-ocr page 31-
27
de verschillende zalen werden zoo spoedig mogelijk ont-
ruimd, doch was men slechts even met de ontruiming der
magazijnen op de zolderverdieping aangevangen , toen reeds
een langer verblijf daar onmogelijk werd, en ook hun niets
anders overig bleef dan zich ijlings uit de kazerne te ver-
wijderen. Twee officieren hebben nog het dak der kazerne
door een dakraam beklommen, ten einde dat mot brand-
zeilen te beleggen, doch scheen hun dat in \'t eerst onnoodig
brengen. Ik ging zelf naar beneden om ruimte te maken en riep
dat men zoude beginnen met het laken naar beneden te werpen,
doch had men nauwelijks eenige stukken naar beneden gegooid
toen de offic. en verdere manschappen naar beneden kwamen
rennen, zeggende dat ze boven het niet konden uithouden door
de hevige rook en zag ik spoedig daarna de gehcele lijst in brand
vliegen.
No. 106: //Toen ik dien nacht in de kazerne kwam bevond
ik , dat mijn adj.-offic. reeds al de noodige orders in geval van
brand gegeven had , zoo dat ik niet anders dan zijne activiteit
kon prijzen."
No. 70: //In de kazerne komende heb ik brandzcilen gevraagd
uit het magazijn van materieel der vesting-artillerie, en ben zelf
aanstonds gegaan naar mijn magazijn (vesting-artillerie) waarvan
ik alleen de sleutels heb. Mijn magazijn is gelegen op de zolder-
verdieping, noordelijke helft van den vleugel aan de grachtzijde,
welke vleugel gedekt wordt door een dubbel dak , waar tusschen
een zakgoot. Ik ben dadelijk bedacht geweest om het dak der
kazerne aan het bedreigde punt tegen gevaar te beveiligen door
het leggen van brandzeilen; terwijl ik op het magazijn 160
emmers water had om die zeilen nat te houden en was mijn
voornemen om daartoe nog verder water te laten aanvoeren.
Met eenige vesting-artilleristen ben ik aanstonds door een dak-
raam in de zakgoot geklommen, doch toen ik gevorderd was
tot de zijde der Wit te vrouwenstraat, kon ik het door de rook
daar niet langer uithouden. Aau het dak zelf was toen nog niets
-ocr page 32-
28
doordien het dak vochtig was en de daarop vallende vonken
daardoor geen kwaad deden, doch later toen de wind
scheen te koeren werden zij ook door de rook van daar
gedreven en op de zolderverdieping teruggekomen, vonden
zij die reeds gevuld met rook. ^an andere maatregelen
tot behoud der kazerne door militairen genomen is der
Commissie niet gebleken.
Naar aanleiding van deze korte uiteenzetting der feiten
zooals die uit de verklaringen der gehoorde getuigen zijn
gebleken, doen zich onderscheidene vragen ter beantwoor-
ding op, als:
I. "Waar moet de brand in de kazerne geacht worden
te zijn ontstaan?
II. Waardoor is die zoo verbazend snel toegenomen ?
III.    Was die hetzij van burger- hetzij van militaire
zijde niet te voorkomen of te stuiten ?
IV.     Wat valt naar aanleiding van dezen brand om-
trent de handelingen en inrichting der brandweer
in \'t algemeen en omtrent het gebruik der stoom-
spuiten in \'t bizonder aan te merken ?
te bespeuren. Hij mijne komst in het magazijn bespeurde ik nog
geen rook en toen ik ongeveer 6 min. daarna weer door hetzelfde
dakraam in mijn magazijn kwam, was daar zoo veel rook, dat ik
het niet kon uithouden. Ik heb toen de ramen laten openzetten
en nog zooveel mogelijk goederen gered, totdat ik uit de binnen-
ramen zag, dat de brand door het dak van het magazijn der
veld-artillerie sloeg. Nog steeds op mijn magazijn zijnde, hoorde
ik een knetterend geluid en dacht ik dat het kwam van de stoom-
spuil, doch zag weldra dat het niet zoo was en dat het dak boven
mij in brand stond, waarop ik mij naar beneden heb moeten
begeven."
-ocr page 33-
29
De vraag, hoe de brand in de grutterij is ontstaan, No. 28,4,48,
gaan wij stilzwijgend voorbij; dat blijft, gelijk bij zoo32
menigen brand, een raadsel. Wellicht is die reeds lang
vóór de ontdekking ontstaan; in geen geval is die te wij-
ten aan de brandweer, en, ofschoon door een enkele de
meening is uit- doch door anderen tegengesproken, dat
die brand met behulp van extincteurs sneller had kunnen
zijn gcbluscht, mag men echter aannemen, wanneer men
bedenkt, dat die brand eerst te ruim 3 uur is ontdekt,
dat \'/. na 3 uur alarm is gemaakt en die te 4 uur zoo
goed als gebluscht was, dat de brandweer daar niet zon-
der gunstig gevolg is werkzaam geweest.
Omtrent punt I loopen de gevoelens zeer uiteen en
dienen wij daarom eenigzins uitvoeriger bij de vorschil-
lende niet altijd overeenstemmende verklaringen der ge-
tuigen stil te staan. Gedeeltelijk is dat verschil te ver-
klaren 3oor de plaats van waar- en het oogenblik waarop
men den brand gadesloeg, waarbij vooral het tijdstip, dat
de kap der grutterij instortte in aanmerking komt. Zoo
zag de 2. get. in de kloosterpoort staande de lijst der
kazerne smeulen; de 4. get. al spoedig in de Wittevr.
No. 28. «In den avond vóór den brand tusschen 11 en l/j 12
ure bon ik nog in de grutterij geweest, zooals altijd zonder licht,
en • heb toen niets gemerkt of geroken van brandlucht. Na dat
uur en tot het uitbreken van den brand is er niemand meer bin-
nen geweest."
No. 4. //Ik vermoed dat de brand in de grutterij reeds ten               »
2 uur was begonnen, doch kan die best tot aan het uitbreken
van den brand (8i/4) gesmeuld hebben."
No. 48. «Ook met een extinctcur was men, geloof ik, den
brand der kazerne eerder meester geweest."
No. 32. //Ik geloof niet dat men met extincteurs den oorspron-
kclijkcn brand had kunnen bedwingen."
-ocr page 34-
30
straat, dat de goot der kazerne min of meer brandde;
vermoedelijk iets later zag do 12. get. dat de daklijst, zijde
Ridderschapstraat, in vlam stond. De 15. get. zag staande
in do slop, dat de daklijst boven de grutterjj brandde ;
de 22. get. zag, dat de vlammen der grutterjj langs den
muur de kroonlijst bereikten en die langzamerhand vuur
vatte; de 38. get. verklaart, dat hij in de Wittevr. str.
aan de daklijst naar de Wittevr. brug een klein lichtje
onder de daklijst aan een console als van een 3 cents
kaars zag, dat zich zeer langzaam verspreidde gelijk een
gasilluminatie; de 39. get. zag uit den zolder zijner wo-
ning in de Ridderschapstr. waar hij de vlam der grut-
terij eerst niet meer zien kon aan do lijst der kazerne
een klein vonkje; de 42. get. zag uit de achterkamer bij
P. aan de daklijst een klein vlammetje ontstaan ; de 51.
get. zag van den zolder van het huis des heeren de Gr.
aan de daklijst eenige kleine vlammen ontstaan, die ech-
ter z. i. van zeer weinig beteekenis waren; de 61. get.
keerde reeds van den brand terug, toen hij langs de
Wittevr. straat gaande zag dat de kroonlijst begon te
branden en weldra zich ook door het dak vlammen ver-
toonden ; de 86. get. heeft de daklijst der kazerne vlak
boven de privaten in brand zien gaan, doch ging dit,
volgens hem, langzaam.
Sommige get. hebben tegelijk brand bespeurd zoowel
aan de daklijst als aan en ook binnen de daaronder ge-
legen ramen der kazerne uitziende op de grutterjj als:
de 4. get., die verklaart van uit den tuin achter de wo-
ning van den heer B. aan de daklijst der kazerne vlak
boven de grutterjj eenige vlammetjes van weinig betee-
kenis te hebben opgemerkt, doch schier tegelijk, dat in
de daaronder gelegen ramen der 1. verdieping, ongeveer
boven de rustkamer, de kazerne van binnen reeds in
brand stond; de 64. get. zag dat do kroonljjst achter de
-ocr page 35-
31
grutterij begon te branden en tegebjkertjjd uit de daar-
onder gelegen ramen dikke rookwolken kwamen; de 99.
get. zag, staande in de goot van het zuiderbijgebouw dat
de daklijst nog slechts aan één punt brandde maar tevens
zag hij door 2 ramen op de 1. verdieping boven de kloos-
terpoort, dat het gansche gebouw daar reeds in brand
stond. De 93. get. verklaart, dat hij circa ^5 uur uit een
gang der kazerne zag, dat het dak der grutterij was in-
gestort en een der daarachter gelegen ramen op de 1.
verdieping brandde en tevens dat de daklijst der kazerne
op diezelfde hoogte vuur had gevat, toen nog ter grootte
van den bodem eener pet.
Sommigen hebben eerst vuur aan de ramen en daarna
aan de lijst bespeurd, als de 55. get., die het eerst een
vonk zag in het 1 raam der 1. verdieping tegenover den
trap van den Z.W. hoek der kazerne ; de 59. get. ver-
klaarde verder, dat hij bezig zijnde uit den tuin van den
heer B. op de grutterij te spuiten, eerst een raam der
kazerne op de 1. verdieping tegenover den trap in den
Z.W. hoek en het daarnaast liggende raam naar de
zijde van de Wittevrouwcnpoort vlam zag vatten, en
spoedig daarna geheel in brand staan, en ontdekte, dat
daar de kazerne van binnen reeds in brand stond
vóór dat daarna de daklijst vuur vatte, even zoo ver-
klaart de 58. get. De 62. get. zag, staande vóór het
liet huis van den slachter v. S., eerst de kozijnen van
een raam op de 2. verdieping der kazerne, vlak boven P.
vlam vatten, die van daar naar de zolderverdieping o ver-
sloeg , en de kroonlijst en het dak bereikte. De 69. get.
stond op een plat dak achter het huis zijns vaders, het
derde huis van do Ridderschapstraat, en zag van daar,
dat het 3. raam in de 2. verdieping gerekend van af het
Z. W. bijgebouw in vlam is geraakt en de vlam van
daar naar binnen is geslagen. De 89. get. verklaart aan
-ocr page 36-
82
do zijde van de Witte vrouwestraat de ramen der zolder-
verdieping en de daaronder gelegene ramen te hebben
zien branden nog vóór dat het dak brandde. De 96. get.
verklaart duidelijk te hebben gezien en dus zeker te weten,
dat eerst de ramen der 2. verdieping der kazerne , uit-
ziende op de grutterij, zijn gaan branden, daarna de
daarboven gelegen zolderverdieping en eindeljjk de dak-
lijst; dat hij van zijn standplaats de ramen dor 1. ver-
dieping niet konde zien. De 103. get. verklaart uit den
tuin van den hoer C. door 2 zolderramen der kazerne te
hebben gezien, dat binnen daar reeds brand was ontstaan
en eerst daarna de lijst aan de daar aanwezige consoles
in brand geraakte. Met deze verklaringen moeielijk te
rijmen is die van den 78. get., die uit een naburig bo-
venvertrek de lijst der kazerne op 2 plaatsen zag vuur
vatten zonder dat aan de daaronder gelegen ramen der
kazerne iets te bespeuren was.
Merkwaardig zijn vooral de verklaringen van die ge-
tuigen , die het instorten der kap van de grutterij heb-
ben gezien, als van den 59. get., die verklaart omstreeks
4 ure van het dak van den heer H. de kap der grutterij
te hebben zien instorten, waardoor 2 ramen der kazerne
tegenover de dakgoot zichtbaar worden , die geheel uit-
gobrand waren maar nog vlamden. Hetzelfde verklaarde
de 100. get. alsook de 102. get., die op dat oogenblik
hebben gezien, dat uit 2 ramen der kazerne, uitziende
op de grutterij, en die vóór dat oogenblik niet zichtbaar
waren, van binnon uit naar buiten dikke rookwolken
kwamen. Voegt men hierbjj nog de verklaringen der 49.,
52., 53., 82., 65. en 75. get., die van het Lukasbolwerk,
het Wolvenplein of de Rietsteeg een vuurregen uit de
brandende grutterij in de richting naar het dak dor ka-
zerne hebbon zien opstijgen , dan begrjjpt men, welk een
verschil van gevoelen er omtrent dit punt moet bestaan.
-ocr page 37-
33
Aan een op zich zelf staanden brand der kazerne valt niet No. 28, 27,
te denken, ofschoon het wel vreemd is, dat reeds 10 min.29» 30> 36
over half 4 ure, zooals de 98. get. verklaarde op zjjn
horologie te hebben gezien, van de binnenplaats der ka-
zerne deze get. vlam heeft gezien in den zuidelijken vleu-
gel aan de westzijde in kamer n°. 12, beganen grond ter
hoogte van de zoldering, doch pleit alles er voor om aan
te nemen, dat de brand der grutterij zich aan de kazerne
heeft medegedeeld. Zooals reeds is vermeld, is in de
kazerne door de militairen het eerst, en toen nog nau-
weljjks de brand bij.P. was ontdekt, brand bespeurd in
hot privaat der mineurs in den Z. W. hoek, doch is die
spoedig gebluscht.
Diegenen nu, die de belendende ramen der kazerne
zoowel van binnen als van buiten hebben zien branden
No. 26. //Ik voor mij meen dat de brand niet aan het dak,
maar beneden in de kazerne is ontstaan."
No. 27. Ik houd liet voor zeer waarschijnlijk, dat door die
ramen de brand zich aan de kazerne heeft medegedeeld."
No. 29. «Ik vermoed dat de brand der kazerne door genoemde
ramen is ontstaan."
No. 30. «Wanneer ik in aanmerking neem hoe snel de vlam
uit het dak sloeg, moet ik veronderstellen, dat de brand niet in
do goot, maar meer beneden in de kazerne is ontstaan. Voor mij
is dat genoegzaam zeker geworden, nu ik achterna twee ramen in
den zijgevel der kazerne heb gezien, die onmiddelijk grenzen aan
het verbrande perceel."
No. 36. //Ik kan niet aannemen dat de zoo snel verspreide
brand, alleen aan de daklijst is begonnen, ook daarom niet, om--
dat reeds vóórdat, het dak brandde, ik de militairen in allerijl
en zonder kommando, de kazerne heb zien uitvluchten, waartoe
geen reden zou hebben bestaan, indien toen niet reeds binnen
de kazerne brand of rook was ontstaan, die dan ook zeer gemak-
kelijk door die beide ramen kon zijn binnengedrongen."
3
-ocr page 38-
34
, 70, vóór of te gelijk met de lijst, zijn overtuigd, dat de brand
door die ramen in de kazerne is doorgedrongen; anderen,
voornamelijk militairen, zijn van meening, dat do brand
zich door die ramen niet heeft medegedeeld , daar zij in
do daartoe behoorende slaapzaal zijnde, alleen de vlammen
der grntterij daarlangs hebben zien flikkeren, hetgeen
echter, zooals gebleken is, door anderen ten stelligste is
tegengesproken, en meenden zij dat de vlammen der grut-
terij langs de muur der kazerne de daklijst en van daar
No. 40. /Jk kan dus met zekerheid verklaren (op grond van
het vroeger door hem medegedeelde) dat de zoo snel toegenomen
brand der kazerne niet van buiten aan de daklijst maar van bin-
ncn is- ontstaan, een grond daarvoor is te meer, dat ik onmiddellijk
nadat ik, als gezegd, van plaats ben veranderd, de schoorsteen
der kazerne, ongeveer op den hoek der Ridderschapstraat, sterk
zag rooken, en apocdig daarna vallen."
No. 70. //Wanneer ik de ongelooflijk snelle toeneming van den
brand in mijn mngiizijn bedenk, dan kan ik daarvan geen andere
uitlegging geven, den dat de brand in een benedcnlokaal onop-
gemerkt is ontstaan en aldaar heeft voortgewoekerd, en dus daar-
door het gansche gebouw zoo spoedig geheel in brand is geraakt."
No. 87. //Ik stel mij voor dat de aan de grutterij grenzende
ramen in brand zijn geraakt door de vlammen der grutterij en
van daar die vlammen van buiten naar het dak zijn opgeklommen."
No. 44: //Belendende aan de grutterij is op den beganen grond
de wapenzaal der infanterie en daar naast het tuiginagazijn en
telegraaf der mineurs. Op de 1. verdieping sliep de 5e en op de
2. verdieping de 3e comp., terwijl daar boven magazijnen ge-
legen zijn ; die beide slaapzalen zien met ramen uit op het bran-
dende perceel en waren dus zeer zeker sterk blootgesteld. Toen
ik aldaar naar den brand ging zien , was daar zelfs nog geen
rook aanwezig en waren de manschappen bezig hun goed te pak-
ken. Toen ik ongeveer een kwartier daarna weer op die zaal
kwam, belette de rook mij daar te blijven en was er toen ook
-ocr page 39-
85
de magazijnen op de zolderverdieping hebben bereikt; No. 46, 77,
deskundigen, die met den aard dier daklijst bekend zijn, 91.
niemand meer. Er zijn geen bizondere maatregelen genomen om
de meergemelde ramen te beveiligen ; daar hingen petroleum
lampen."
No. 45: //Tusschen i/34 en 4 ure kwam ik in de kazerne in
de slaapzaal mijne compagnie (de 5.) op de 1. verdieping en
waren daar de manschappen bezig ; voor een der ramen, \'t meest
aan de zijde van de ridderschapstraat zag ik gloed. Wij achten
het niet mogelijk iets aan bewust raam te doen."
No. 77: //Toen ik omstreeks even vóór 4 ure in de kazerne
kwam vond ik de mineurs daar reeds op de binnenplaats aangc-
treden en ben ik onmiddelijk gegaan naar de slaapzaal mijner
compagnie (de 5.) op de 1. verdieping, grenzende aan de bran-
dende grutterij; ik zag toen aan de daar iii aanwezige ramen ,
uitziende op de grutterij , wel eenige flikkering , doch niet sterk
ook doordien die ramen zoo bestoven waren. Ik achtte het
eigenlijk geheel onnoodig om de zaal te doen ontruimen, daar
ik ook in \'t geheel geen rook bemerkte, doch heb ik om alle
zekerheid het bevel daartoe gegeven. Ik ben later nog meer dan
eens in die slaapzaal geweest, doch heb daar in \'t geheel geen
rook bespeurd, maar bemerkte wel dat de gloed aan de ramen
toenam, vooral in het hoekraam naast den westel. gevel van de
grutterij. Ik kan niet gelooven, dat de brand der grutterij in
voornoemde slaapzaal door de ramen zou zijn binnen gedrongen ,
te meer niet doordien na den brand nog te zien was, dat de
balken op de linksche helft nog verkoold in den muur staken ,
en dus niet geheel verbrand waren en dat de spijlen van dié ramen
aldaar nog op hunne plaats aanwezig waren."
No. 91: //Ik ontving het verzoek oin op de slaapzaal der 5.
comp. te komen en zag ik daar, dat langs het meest westelijke
raam de vlammen speelden , rook bemerkte ik aldaar toen nog
niet; voor alle zekerheid hebben wij last gegeven, om de zaal te
doen ontruimen van alle mogelijke brandbare voorwerpen."
-ocr page 40-
36
No. 22, 37, hielden dit voor onmogelijk; sommigen van hen, die een
r\'-                vuurregeu uit de grutterij in de richting naar het dak
der kazerne hebben zien opgaan, schrijven ook daaraan
het begin van brand toe, terwijl eindelijk door enkelen
de meening is uitgesproken, dat de brand zich door de
No. 22. «Ik ben overtuigd dat de brand aan de daklijst is
begonnen en zich van daar over het dak naar beneden heeft
verspreid."
No. 37. «Ik kan niet aannemen dat de brand in de kazerne
door de daklijst is ontstaan. Immers, de muurplnat is 15 duim
dik en daarop ligt zink, naar ik hoor van n". 16, en heeft dat
heel wat hitte noodig om te smelten, zoodat zoo snel het vuur
zich niet aan het dak heeft kunnen mcedeelen. Het is dan ook
opmerkelijk dat reeds lang nadat het geheelc dak nagenoeg ver-
brand was, nog een gedeelte der kroonlijst brandde, en daarvan
nog een klein gedeelte aanwezig is. Ook geloof ik niet dat de
balken, die van de grutterij door den muur der kazerne steken,
den brand zullen hebben kunnen verspreiden, en ligt het dus voor
de hand, dat de brand door de ramen van de 2e verdieping der
kazerne, bclcnd nabij het brandende perceel, zal zijn doorgedrongen.
Eenmaal daarin gedrongen zonder cenige belemmering is het niet
vreemd, dat de brand zich van \'daar zeer spoedig door het ge-
heele gebouw heeft verspreid. Vooral wanneer men bedenkt, dat
in de slaapzalen houten galerijen zijn, bezet met kribben, waarin
stroozakken liggen op twee étages. Nog merk ik op dat de muur
der kazerne, ter hoogte waar de balken zich bevinden, die bij P.
in de grutterij steken, minstens 77 duim dik is, en derhalve de
bovengenoemde balken naar mijne meening niet hebben kunnen
doorbranden."
No. 35. Het komt mij geheel onverklaarbaar voor, dat de
brand in de daklijst zou zijn ontstaan en van daar zoo spoedig
zich verspreid; ik kan niet anders aannemen, dan dat de brand
door twee ramen op de 2e verdieping der kazerne, uitziende op
het brandende perceel, naar binnen is gedrongen."
-ocr page 41-
37
balken, die van de kazerne in de grutterij staken , zou
hebben medegedeeld, hetgeen echter door anderen we-
derom is tegengesproken.
Bij zulk een verschil van meening schijnt wel een ze-
kere beslissing onmogelijk; onaannemelijk acht het de
Commissie dat door het vlamvatten der daklijst alleen, de
brand zich zoo snel in de kazerne zou hebben verspreid;
de zware constructie van die lijst en de trage voortgang
van dien brand, zooals die in den beginne door vorschil-
lende getuigen is waargenomen , maken dat ondenkbaar.
Buitendien is door een getuige verklaard, dat hij bij tijds
bij den brand gekomen, zich in allerijl heeft begeven naar
zjjn magazijn (van de veld-artillerie) gelegen op de zol-
derverdieping aan de zijde van de brandende grutterij;
. dat, toen hij er binnenkwam, hem aanstonds veel rook
No. 24: //Ik heb persoonlijk geconstateerd, dat tusschen de
kazerne en de grutterij een gemeenschappelijke muur bestaat, dat
de balken der kazerne en bijzonder van de wapenzaal tot buiten
den muur van de kazerne uitstaken tot in- en beneden de balkenrij
van de grutterij en overdekt waren met eene slede waarop de be-
melscling was aangebracht. Ik meen dat er geen twijfel kan bestaan
dat de brand door de balkeu tot de kazerne is overgebracht."
No. 31: //Ik ben overtuigd dat de brand in de kazerne is
ontstaan in een beneclcnlokaal, grenzende aan de grutterij. In de
grutterij vlak boven de eest komen uit 5 a 7 balken, bestemd
tot het dragen der balken waarop gedeeltelijk de muur der Wil-
lemskazerne draagt."
No. 69: //Ik snelde naar mijn magazijn van de veldartillerie
gelegen op de zolderverdieping aan de zijde van de brandende
grutterij. Toen ik er binnen kwam, kwam mij aanstonds veel
rook tegen en toen ik na eenige mineurs gehaald te hebben daar
weer kwam, sloegen de vlammen reeds door de ramen. Ik heb
op het magazijn zijnde niet gemerkt, dat het daar onmiddelijk
boven gelegen dak brandde."
-ocr page 42-
38
No. 18,105. tegenkwam , en dat, toen hy na eenige mineurs gehaald
te hebben daar weer terug kwam ,de vlammen reeds door
de ramen sloegen, doch hij zelfs bij zijn vertrek niet ge-
merkt heeft, dat het boven hem gelegen dak brandde.
Een andere getuige , die het dak der kazerne aan don
Z. O. vleugel beklommen heeft en op de zolderverdieping
teruggekomen , daar rook bespeurde, zag beneden geko-
men aan de zijde van de Wittevrouwenstraat de ramen
der zolderverdieping en de daaronder gelegene branden ,
nog vóór dat het dak brandde. Deze verklaringen bevcs-
tigen ten sterkste, dat er reeds brand was in de kazerne
vóór dat de vlammen het dak hadden bereikt.
Ook de door sommige getuigen waargenomen vuurregen
kan den brand niet hebben veroorzaakt, vooral daar het
dak, zooals door één getuige is waargenomen, zeer
vochtig was. Evenmin is het waarschijnlijk, dat de hou-
ten balken, die door den muur der kazerne in de grut-
terij staken, zoo snel hebben kunnen doorbranden, dat
daardoor de brand in de kazerne zou kunnen zijn over-
gebracht. Wel is bij de plaatsopneming gebleken, dat
van die negen balken drie geheel en drie zoo ver verbrand
zijn, dat men het daglicht door de gaten kan zien, doch
men vergete niet, dat die gedurende geruimen tijd ook
aan do binnenzijde aan een geweldige hitte zijn blootge-
steld geweest. Door 2 getuigen is verklaard dat reeds
zeer spoedig een der zalen op den beganen grond, (de
No. 18: «Ik spoedde mij naar de wapenzaal, grenzende op den
beganen grond aan het brandende perceel, en vond ik die reeds
geheel gsvuld met rook ; die rook kwam door een houten deur,
die toegang gaf tot privaten , welke privaten op de plaats stonden,
grenzende nabij het brandende perceel."
No. 105: «Wij kwamen in den gang in den Z. W. hoek der
binnenplaats en zag ik daar aan het privaat der mineurs, dat de
-ocr page 43-
39
wapenzaal) gevuld was met rook; zij meenden dat die
rook kwam van de daarnaast gelogen privaten, waar het
eerst in de kazerne een begin van brand is ontdekt; bij
de plaatsopneming is echter gebleken, dat die privaten
in den Z.W. hoek der kazerne niet veel gebrand heb-
ben , aan één deur de verf zelf niet gebladerd was en
de daksparren boven die privaten nagenoeg nog gaaf
waren, zoodat het niet aannemelijk is, dat aan de zijde
der privaten veel rook in de daarmede correspondeerendc
wapenzaal der infanterie kan zijn doorgedrongen, maar dat
eerder is toe te schrijven aan het smeulen der doorstekende
balken. Voorts is bij de plaatsopneming waargenomen,
dat de vloerplanken der 1. verdieping, voor zoover
nog aanwezig, boven het tuigenmagazijn der mineurs
(n\\ 48, 49, 50) aan de bovenzijde niet — en de vloer
in dat tuigenmagazijn alleen voor een deel aan de boven-
zijdo verkoold is, waaruit moet worden afgeleid, dat de
brand niet op de verdieping gelijk vloers maar op de eerste
verdieping of daarboven moet zijn ontstaan.
Daarentegen staat het vast, dat de zuidelijke muur
der kazerne onmiddelijk grensde aan de grutterij; dat in
die muur onderscheidene ramen zijn, daarop uitziende,
en dat van sommige dier ramen de hardsteenen dorpels
zelfs geheel of gedeeltelijk zijn verkalkt, terwijl de meer
oostelijk gelegen ramen minder van het vuur hebben ge-
leden , en het op zich zelf reeds ondenkbaar is, dat de
brand zich niet spoedig aan en door die ramen zou heb-
ben medegedeeld. Ofschoon nu de tegenstrijdigheid niet
kan worden opgelost, hoe men in écn dier zalen gedu-
boel in brand stond , achter tegen het gebouw was er een violente
massa vuur; binnen de wapenkamer van mijn dépöt komende,
moest men door de hevige rook eerst de glazen stuk slaan om
lucht te krijgen." .
-ocr page 44-
40
No 80, 38. rende den brand der gruttcrij kan hebben vertoefd zonder
daar zelfs rook te bemerken, terwijl anderen die ramen
terstond bij het nedervallen der kap van de gruttcrij
brandende hebben gezien, en een mineur onmiddelijk,
nadat hij op het alarmslaan was opgestaan voorbij die
slaapzaal komende die toen reeds gevuld zag met rook,
dat later van de ramen dier zaal er een gesprongen was,
het hoekraam, en dat daardoor de rook naar binnen
drong, waardoor die zoo gevuld werd met rook, dat
al hadden ook de vlammen door dat raam geslagen men
het toch niet had kunnen zien, de Commissie op grond
van al het voorgaande zich met het gevoelen van hen
vereenigt die meencn , dat de brand door die ramen is
binnengedrongen, daar ongestoord heeft voortgewoekerd
en zich naar boven heeft verspreid, of zich vereenigd met
de inmiddels ook reeds hooger in brand geraakte ver-
trekken.
Ten aanzien van punt II wijst de Commissie in de
eerste plaats op de ondoelmatige inrichting der kazerne,
No. 80. «Wegens gebrek aan ruimte sliep ik met nog 40
mineurs in de telegrafiekainer, naast de slaapzaal mijner com-
pagnie (de 5e). Omstreeks 3 ure hoorden wij dien nacht alarm
slaan, kleedden wij ons spoedig aan, en gingen naar beneden.
Voorbij de slaapzaal komende, alwaar de deur open stond, zag ik
die toen reeds gevuld met rook. Op onze kamer zijn 4 ramen
uitziende op de grutterij en waren er 2 van open, die ik gesloten
heb. Ik zag ook toen eerst de vlammen der brandende grutterij
tegen die ramen slaan; aanstonds zijn wij met het.bergen van
onze goederen begonnen, en terwijl ik daarmede bezig was, zag ik
dat van de ramen der slaapzaal er één gesprongen was, het hoek-
raam, en dat daardoor de rook naar binnen drong, zoodat die
zaal zoo gevuld werd met rook, dat ook al hadden de vlammen
door dit raam geslagen, men het toch niet had kunnen zien."
No. 38: Als aannemer van het onderhoud der kazerne beu ik
-ocr page 45-
41
op do plaatsing der magazijnen op de zolderverdieping, No, 69,
op de in geval van brand nadeeligc omstandigheid, dat de 73- 97-
sleutels der magazijnen van de vcld- en vestingartillerie
berustende zjjn bij niet in de kazerne wonende officieren,
en dat in de magazijnen nergens een seperatiemuur maar
slechts houten beschotten waren, doch vloeit de beant-
woording van deze vraag verder samen met die van punt
III waartoe zij nu overgaat.
Naar het oordeel der Comm. had het hoofd der brand-
weer, toen hij ter plaatse aangekomen de gruttcrij in
brand zag staan, onmiddelijk maatregelen moeten beramen
tot afwending van het gevaar niet slechts voor de bclen-
dende huizen van partikulieren, maar ook voor de kazerne.,
te meer daar de wind voor dat gebouw niet gunstig was.
in \'t bizondcr inut haar inwendigen toestand bekend en weet dus , dat
op de zolderverdieping magazijnen zijn , waar een groote voorraad
laken- en linnengoederen op houten schragen aanwezig was. Wat
echter den voortgang van den brand zeer kan bevorderd hebben
is, dat er in de magazijnen nergens een separatiemuur maar slechts
houten beschotten waren."
No. 69: //Van mijn magazijn gelegen op de zolderverdieping
van de zijde van de brandende grutterij heb ik alleen den sleutel."
No. 70: //Van mijn magazijn gelegen op de zolderverdieping,
noordelijke helft heb ik alleen den sleutel."
No. 73: «Door den Majoor Croinhout is indertijd een dubbel
stel sleutels van al de magazijnen der mineurs aangeschaft en één
stel in bewaring gesteld van den adj.-onderoffic. van dienst."
No. 97 : //Ook al had ik brandzeilen gehad, zou ik ze nog niet
hebben kunnen bereiken, daar de geheele zolderverdieping ma-
gozijnen bevat, die afgesloten zijn en waarvan de sleutels in het
bezit zijn der respeelive officieren van de administratie en is het
mij niet bekend , dat daarvan een dubbel stel bestaat, waarvan
er een in de kazerne verzegeld aanwezig zou ziju."
-ocr page 46-
42
Ofschoon toch volgens opgaven van het meteorologisch instituut
alhier don 19. Oct. 1.1. tusschen 3 en 6 uur des morgens
de wind met geringe drukking "W.N.W. was, hebben
de meeste getuigen opgemerkt, dat de wind Zuidwest
was, zoodat de vlammen der grutterij in de richting wer-
den gedreven naar de kazerne; hetgeen vermoedelijk aan
de groote zuiging der lucht door den brand is toe te
schrijven. Van eeno plotselinge windvorandering, waarvan
door één get. is melding gemaakt, is niet gebleken.
No. 87.          Verder had die ambtenaar dadelijk in overleg moeten
treden mot do militaire chefs, en voor het beleggen van
het dak met brandzeilen, het nat houden daarvan en
verdere maatregelen de hulp van de talrijke manschappen
kunnen inroepen.
No. 15.          Tot zijne verontschuldiging moge echter dienen dat de
gevaarlijkste punten hem even als allen brandmeesters onbe-
kend waren, en zij door geen der militairen daarop zijn
opmerkzaam gemaakt, en dat, wat het inwendige der kazerne
aangaat, hij, bij de vele andere huizen die beveiligd moes-
ten worden en zijn, niet zonder grond heeft kunnen
mecnen, dat de zorg voor de kazerne veilig aan hare be-
woners konde worden overgelaten. Bovendien is gebleken
No. 87: //Zeker is het dat het plotseling wenden van den wind,
waardoor de kazerne eerst in gevaar kwam, eene omstandigheid
is waar niemand op heeft gerekend, en die alzoo in de eerste
plaats als de oorzaak van den brand der kazerne moet worden
aangemerkt.
No. 15: «Ik vond den brand der daklijst op zich zelf minder
gevaarlijk , om dat die alleen van buiten gevaar voor brand koude
geven , doch heb ik nog met de stoomspuiten de daaronder ge-
legen ramen doen stuk spuiten; ook meende ik, dat de kazerne-
muur nog wel 2 meters van de grutterij verwijderd stond en was
ik niet bekend met de toen on- maar nu zichtbaren slaapzaal."
-ocr page 47-
43
dat sommige militairen zelve even als de gehoorde des- No. 3,22,26,
kundigcn den brand der grutterij niet gevaarlijk voor de 30> 46> 68> 88-
kazerne achtten; dat het scheen alsof tusschen de kazerne en
de grutterij een open gang was en dus het gevaar niet zoo
dreigend als later is gebleken te zijn, en dat later ccnigc
leden der brandweer alle pogingen hebben aangewend om
daar binnen nog van dienst te zijn.
De Comm. zal zich niet vermoten een oordcel uit te
spreken over de wijze van handelen der militaire macht,
evenmin over de in geval van brand bestaande reglementen,
die naar men verzekert, behoorlijk zijn opgevolgd, evenmin
over den toestand harer brandbluschmiddelen, bestaande uit 27
No. 3: «Ik meende dar die kazerne buiten direct gevaar was
evenals ook de houten daklijst daarvan, omdat die daklijst m. i.
te Loog was om door den brand bereikt te worden en omdat ik
meende dat de kazerne nog op eenigen afstand, vermoedelijk 3
meters van den brand verwijderd was." .
No. 22: //\'t Scheen mij toe dat men den brand der kazerne
spoedig meester zou zijn en de kazerne volstrekt geen gevaar had."
No. 25: ffEr was in den beginne naar mijn oordeel geen ge-
vaar voor de kazerne ofschoon wel de wind daarheen was."
No. 30: //Indien ik die ramen in den zijgevel gekend had zou
ik bijtijds die lokalen van binnen uit de kazerne hebben bespoten
en \'t is mij onverklaarbaar dat dit door de militairen zelve niet
is gedaan."
No. 46: «Terwijl ik op de 2e verdieping werkzaam was keek
ik tusschen beide uit de ramen, de eerste keer scheen mij de
brand ten opzichte der kazerne volstrekt niet gevaarlijk."
No. 68: «Toen ik dien morgen circa half 4 uur bij den brand
kwam was die nog niet hevig en dacht niemand nog aan gevaar
voor de kazerne."
No. 88. «Twee van onze spuiten zijn slechts in geval van
brand beschikbaar."
.
-ocr page 48-
•14
No. 85, 97, bruikbare spuiten doch kan zij niet nalaten te wjjzen
2, 3,35, 2,8. op het gevoelen door 2 officieren uitgesproken : 1. dat
deze brand wellicht aanleiding zal geven tot beramen
van betere maatregelen in geval van brand. 2. dat z. i.
de brand der kazerne had kunnen worden voorkomen, in-
dien tijdig, dat is onmiddelijk na het ontdekken van den
brand in de grutterij, men al de vensters en ramen belen-
dende aan het brandende perceel, ten getale van 55, door
manschappen had doen bezetten, ze door het aanbrengen
van natte dekens had vochtig gehouden, en zoodoende
beveiligd tegen het indringen van den brand, liever dan
zoo spoedig mogelijk gedeeltelijk met de goederen het
gebouw te verlaten, zelfs met achterlating van openc
ramen en patronen, welk gevoelen ook gedeeld wordt
door de gehoorde deskundigen.
Ten aanzien van punt II is gebleken: dat de wijze
waarop de brand ruchtbaar werd gemaakt onvoldoende is
goregeld, en vooral het wekken van de leden der brand-
weer aan meerdere personen moet worden opgedragen;
No. 85. //Ik weet wel dat onze spuiten lorren zijn; de zuig-
buizen deugen niet, waardoor ze niet willen trekken."
No. 97. //We hebben 2 stel spuiten, waarvan slechts één stel
deugdelijk en bruikbaar is."
No. 2: //Na den brand is mij ook gebleken, dat de brand-
blusckmiddelen in de kazerne slecht in orde waren."
No. 3 : //In de kazerne heb ik 3 brandspuiten gezien , waarvan
er één niet werkte en één niet voorzien was van pompstukken."
No. 35: «Ik heb verder opgemerkt dat 2 militaire brandspuiten
onbruikbaar zijn bevonden."
No. 2: //Omstreeks Va 4 ure in den morgen heb ik een knal
gehoord, hetwelk het gevolg was van het springen van patronen."
No. 8: //Daarstaande zag ik dat twee ramen der kazerne aan
de Zuidzijde openstonden en daar vonken invlogen, waarop ik
een sergeant-majoor der vestiiigartiilerie opmerkzaam heb gemaakt."
-ocr page 49-
45
dat dit zoo snel mogelijk ga is toch een eerste vereischte, No 65, fi9,
en kon daarin ook met behulp der politie gemakkelijk 95, 2, 3.
worden voorzien ; dat tusschen de verschillende leden van
de brandweer geen voldoende eenheid bestaat, ook daar-
a"an toe te schrijven, dat er geen krachtig opperbestuur is
Gaarne brengt de Comm. een woord van dank toe aan
den tegenwoordigen opperbrandmeester voor den onver-
moeiden ijver, waarmede hij op zijn hoogen leeftijd en
No. 65: //Toen later de geheele kazerne in den brand stond
zag ik uit de woning van Ballanché, waar ik mij bevond, pa-
tronen als vuurpijlen in de lucht springen."
No. 68: //Aan de onder de daklijst gelegen ramen heb ik geen
vuur gezien doch wel soldaten daarvoor zien staan kijken, een
dier ramen stond open, hetgeen ik hun nog heb toegeroepen, waarop
het dan ook is dicht gedaan."
No. 95: //Daarna, toen het geheele gebouw reeds in brand
stond, ben ik de kazerne ingegaan, en gekomen in de wapenkamer
der mineurs (nn. 40) naast een gang waar ik een gesloten deur
vond, waar ik op een koperen plaat las, //vuurwerkerij." Ik
verzocht een officier die voor mij te ontsluiten; hij zeide mij
echter daarvan geen sleutel te hebben, en heb ik daarom de deur
met een hamer geopend, en vond ik daar behalve verschillende
gereedschappen een vrij aanzienlijke hoeveelheid wijnpatronen die
ik heb ingepakt en aan militairen overgegeven."
No. 2: //Ik blijf er bij, indien ik de inwendige kazerne ge-
kend had vooral de aangrenzende slaapzaal met de beide ramen,
zou ik den kazerne brand vermoedelijk hebben kunnen voorkomen
of althans gestuit, dan toch zou men op de binnenplaats met
ladders en spuiten die zaal hebben kunnen behouden."
No 3: //Indien ik dien toestand gekend had, dan geloof ik
zouden wij door die ramen dicht te maken en vochtig te houden,
wanneer ons daartoe in de kazerne de gelegenheid verschaft en
de behulpzame hand geboden was geworden den brand wellicht
hebben kunnen voorkomen."
-ocr page 50-
No. 37, 89, tégen genot van zulk een karige belooning bij dezen
9-
               langdurigen brand is werkzaam geweest, en, zoo als reeds
gebleken is, niet zonder vrucht. Voor de allergewichtig-
tigsto betrekking van opperbrandmeester wenscht echter
de Comm. iemand in de volle kracht van den manneljj-
ken leeftijd, die èn daardoor èn door zjjne geheele per-
soonlijkheid gezag weet uit te oefenen, over het talrijke
onder zijne bevelen staande personeel, die aanstonds met
zijne brandmeesters en verdere autoriteiten een geregeld
plan beraamt, zoodat een ieder weet en aan het hoofd-
kwartier kan vernemen wat hem te doen staat, en ook
andere belanghebbenden daar ten allen tijde inlichtingen
kunnen verkrijgen, en men niet te veel volgens eigen in-
zicht te werk ga. Ook een meer geregelde en veelvuldi-
gere oefening van het personeel in \'t bizonder der stoomspui-
ten schijnt dringend noodzakelijk. Vooral op het gebruik van
laatstgenoemde spuiten zijn vele aanmerkingen gemaakt,
No. 37 : »Ik geloof, dat indien ik in de kazerne geweest was
en had kunnen beschikken over zulk een talrijk personeel ik den
brand der kazerne zou hebben kunnen stuiten."
No. 89 : //Toen ik er bij kwam was mijn eerste denkbeeld,
niet zoozeer om de goederen dan wel het gebouw en daardoor
meteen de goederen te redden, te meer, daar er 55 deuren en
ramen der kazerne belendende zijn aan het brandende perceel, zooals
ik later heb kunnen nagaan. Mijn eerste denkbeeld was dus om
al die deuren en ramen door manschappen te doen bezetten, en
ze door vochtig gehoudene dekens tegen het indringen van den
brand te beveiligen. Ik geloof wel, dat, indien die mmtregel ,
waartoe het bij mijne komst, naar ik meen, te buit was, tijdig
had kunnen genomen worden, de brand der kazerne had kunnen
worden voorkomen."
No.\' 30 : //Terwijl ik aan het werk ging heb ik den opperbrand-
meester geruimen tijd bij mij zien staan, doch* heb zijn geluid
-ocr page 51-
47
ais: de late komst, het zeer lang duren voor dat zij water No. 6,19,26,
gaven, de verkeerde plaats vanwaar zij gewerkt hebben 31-
en de geringe drukking waarmede is gewerkt.
De Commissie heeft omtrent dit punt vele inlichtingen ver-
kregen ook van deskundigen en in \'t bizonder van den man,
wiens gezag in zake brandspuiten zeker door niemand zal
worden betwist, die zelfs lid en adviseur is dor Commissie
voor het brandwezen, en die ons heeft verklaard, dat de
maximum drukking waarmede met de stoomspuit in deze
gemeente kan worden gewerkt door den hoofd-ingenieur
niet gehoord. In \'t algemeen heb ik meermalen bij brand opge-
merkt, dat iedere spuit op zijn eigen hand werkt, zonder dat er
een algemeen commando gevoerd wordt."
No. 5 : //Ik heb zelf de beide stoomspuiten in werking gebracht,
eerst op de Wittevrouwcnbrug en later n°. 2 overgebracht naar
de noordzijde van de kazerne ter bewaring van het daarneven
staande gebouw. De stoomspuit n°. 1 is toen gebruikt voor het
stuiten van den verderen brand in de hiervoren genoemde ramen ,
doch zooals gebleken is, zonder vrucht."
No. 19 : //Ik heb een pijpgast van een der stoomspuiten voor-
gesteld op mijn dak te gaan, van waar men, naar ik meen, de
kazerne had kunnen bespuiten, doch antwoordde mij deze hij dat
niet doen konde."
No. 26: //Met de stoomspuit heeft men met zooveel kracht
mogelijk gewerkt, zelfs met 100 pond stoom, zoodat er nog 2
slangen zijn gesprongen."
No. 31: //Den volgenden morgen heb ik de stoomspuit willen
voorzien van een broekstuk, doch werd dit verboden, op grond
dat er geen dunne \'slangen voorhanden waren, en heb ik het tegen-
bewijs daarvan direct bewezen door de aanwezigheid van militaire
slangen, die daarop pasten. Ik neem aan om het broekstuk op
de stoomspuit te zetten met de 2 dunne slangen en de straalpijpen
en in den tijd van 10 minuten door middel van een ladder van
oven door de ramen in de l. verdieping te spuiten.
-ocr page 52-
48
No. 32, 39, voor het stoom wezen is "bepaald op 100 Eng. ponden even
?> r\'°           als te Amsterdam, niettegenstaande dat door hem daartegen
bezwaar is gemaakt; dat het mogelijk is, dat de stoom-
spuiten iets meer nabij de kazerne hadden kunnen zijn
geplaatst, doch dat het voordeel, dat men daarmede ver-
No. 32: //Ik heb 2 stoomspuiten bij den brand in werking
gezien , doch konden die op verre niet het dak der kazerne bereiken.
Verschillende omstandigheden kunnen hiertoe hebben mede gewerkt.
Vooreerst de plaats waar de spuiten stonden , namelijk eerst op de
Wittevrouwenbrug en dus op vrij verren afstand van het brandende
gedeelte der kazerne, ten 2e de drukking waarmede men werkte ; en
begrijp ik niet, indien die door den Ingenieur voor het stoomwezen
op 100 pond is bepaald, daartegen geene bezwaren zijn ingebracht,
Wanneer men goede en soliede brandladders heeft en een goed
personeel, geloof ik niet, dat het onmogelijk is, op zulk een ladder
met de stoomspuit te werken. Ook had men hooger kunnen
komen indien men twee spuiten op eene persslang had laten
werken."
No. 33. //Wat mij is opgevallen is, dat het 10 min. duurde
alvorens de stoomspuit in de richting, staande voor de cellulaire
gevangenis, koude stoppen , om aan den pijpvoerdcr de gelegenheid
te geven de persslang te verlengen, terwijl men ook naar mijn
oordcel op te grooten afstand van de ramen spoot."
No. 48. //Ik heb geasissteerd bij de stoomspuit; ik ried aan
de slang te brengen door het huis van W. en van diens dak de
grutterij te bespuiten, doch werd mijn raad niet opgevolgd en de
slang gelegd door de slop."
No. 50. //Ik heb mij toen, circa 5 uur, geërgerd over de
m. i. weinig doelmatige maatregelen der brandweer. Ik heb na-
melijk opgemerkt dat de beide stoomspuiten, ik meen ten minste
dat die het waren, slechts gewerkt hebben op 2 middenramen
van een nevengebouw, van af den brand, terwijl eerst tegen 7 uur
\'s morgens eene dier spuiten naar de andere zijde is geplaatst,
de schutting aan den kant der cellulaire gevangenis is omgegooid
-ocr page 53-
40
krijgt in verhouding lang zoo groot niet is als men wel No. 63
meent, dat hetzelfde geldt hij het beklimmen van ladders 75\' S6-
daargelaten do groote moeielijkheid en den geruimon tijd ,
dien zulks vereischt, omdat men de berekening moet ma-
ken niet van de plaats, waar men do spuit stelt, maar van
de oppervlakte en nabijheid van hot water tot daar waar
het wordt opgevoerd ; dat men ook moest letten op al de
andere gebouwen die in gevaar konden komen, waarom
en toen eerst aldaar is gewerkt. Ook dunkt me dat even goed
als later, toen ik gezien heb dat men met eene gewone slang,
staande op een dak van het nevengebonw, ter hoogte van het
dak der kazerne heeft gespoten, men dat ook vroeger had kun-
nen doen."
No. 63. //De beide stoomspuiten stonden naast elkander op
de Wittevrouwenbrug, een daarvan kon geen vuur maken en de
ander trachtte de daklijst te bereiken, doch kwam slechts ter hal-
verhoogte van de kazerne."
No. 72. //Beide spuiten stonden bij de Wittevrouwenbrug en
bleef ik eerst bij de zuigbuizen, doch mijn materieel naziende, zag
ik een slang liggen in een poort der kazerne en tevens dat inan-
nen van mijn spuit (stoomspuit n". 2) aldaar een ladder beklommen,
die echter, terwijl ik daar stond, achterover in stukken viel. Mijn
spuit is vervolgens verplaatst naar het Wolvenplein."
No, 75. //Voor een snelleren gang van zaken zou het gunstig
werken, indien ieder helper der spuiten een sleutel had, om de
pijpen los en vast te schroeven. Dien nacht heb ik slechts 2
sleutels gezien, en moesten er eigenlijk 4 zijn "
No. 36. Men heeft met opzet de stoomspuit geplaatst in de
Diendersteeg en niet aan de zijde van de Singelgracht, omdat
men aan die zijde het water tegen den wind zou hebben moeten
inbrengen; hetzelfde zou geschied zijn, indien men de stoomspuit
had geplaatst tegenover den gang tusschen het zuider-bijgebouw
en de kazerne, om door dien gang in de brand in de grutterij
te spuiten."
4
-ocr page 54-
50
hij dat alles in aanmerking genomen, de plaats bij de
brug niet ondoelmatig acht. Wat den tijd betreft is geble-
ken, dat altans de eerste stoomspuit ongeveer 4 uur, dus
3 kwartier nadat brandalarm was gemaakt, op het ter-
rein aanwezig was en binnen een kwartier daarna water
gaf. Het valt niet te ontkennon, dat het eerste iets vroeger
had kunnen zijn, daarentegen vordert het stoommaken
ook bij do boste staande bemanning toch altijd ongeveer
10 a 12 minuten. Dat alloen op do nevengebouwon zou
zijn gespoten is onjuist; voortdurend is op do kroonlijst,
in de gruttcrij en in do ramen dor kazerne gespoten ; dat
men niet in den beginne doch wel later met de stoom-
spuit do kroonlijst heeft kunnen bereiken, moot daaraan
worden toegeschreven, dat men in den beginne door
do groote hitte der brandende grutterjj genoodzaakt was
zich op grooteren afstand te houden dan later; zooals
gebleken is heeft men nog getracht, hoe moeielijk ook,
met de slang der stoomspuit ladders te beklimmen. Ein-
deljjk kan over het gebruik van broekstukken verschillend
worden gedacht; zeker is het, dat het altijd oonigen tijd
vordert en bij zulk een hevigen brand elk tijdverlies zeer
nadeelig kan zijn.
Eindelijk zjjn er klachten gerezen over dronkenschap
en wanorde bij de meer ondergeschikte leden der brand-
17, 26. weer. De Commissie betreurt ten zeerste, dat de brand-
wcer bij het vele goede, dat zij dien nacht in het belang
van vele burgers heeft verricht, zooals dat door dezen
No. 17: /\'Ik moet zeggen, dat over \'t algemeen het personeel
«Ier brandweer goed heeft gewerkt.
No. 26: «Over de brandweer heb ik niet te klagen. Zooals
meest altijd, gedroeg het personeel zich in den beginne ordelijk
en ijverig; wanneer echter de brand, zooals nu, heel lang duurt,
wordt dit allengs minder."
-ocr page 55-
51
aan ons is erkend, niet de kroon op haar werk heeft No. 93, 96,
gezet door ten einde toe in dezelfde orde en met dezelfde 20> 29> *
ingetogenheid te blijven werken waarmede zij in den be-
ginno is werkzaam geweest; zjj betreurt dat ook hier
weer de vreesselijke volksduivel ton laatste zegevierend
bij een deel der ondergeschikten zijn scepter heeft ge.
zwaaid, maar zij constateert, dat daartegenover ook vele
gunstige uitzonderingen zijn, dat dat alles slechts geldt
van den tijd, nadat do brand zich van de kazerne had
moester gemaakt, on dat dan toch ook tóen nog zóó is
gewerkt, dat de bijgebouwen der kazerne en de belon-
dende huizon tin de Ridderschapstraat behouden zijn gebleven.
Zooals echter door oen getuige terecht is opgemerkt
had de politie beter op do handhaving behooren toe te
zien van art. 9,4° der verordening op do politie der
tapperijen en logementen, waarbij „aan de tappers ver-
boden is sterkendrank te verstrekken bij brand aan de
wacht- of dienstdoende schutters en militairen, aan de
ondergeschikten bjj den dienst van het brand wezen , tenzjj
met verlof van hunne superieuren."
No. 93: «Ik ben reeds lange jaren lid der Commissie voor het
brandwezen en heb in die functie al menigen brand bijgewoond
en moet ik zeggen, dat ik, in vergelijk met vroegere, bij dezen
brand, de brandweer al /.eer geregeld heb zien werken."
No. 96. //Ik had goed water en beste jongens bij de spuit."
No. 20 : //Het personeel der brandweer gedroeg zich ordelijk."
No. 29: //Ik voor mij kan niet anders zeggen, alsdat ik goede
assistentie van de brandweer heb ondervonden, terwijl ik ook heb
opgemerkt, dat de spuiten o. a. spuit n". 7 goed wtiter gaf."
No. 35: «Ik voor mij heb voornamelijk zorg gedragen voor de
belendende gebouwen en heb daartoe al de noodige assistentie van
de brandweer ontvangen, zoodat dan ook de nabijgelegene gebou-
wen aan de Wittevrouwenstraat zijn behouden gebleven."
-ocr page 56-
52
De commissie heeft zich niet tot taak gesteld in een beoor-
deeling te treden van de ingediende voorstellen tot reorgani-
satie der brandweer, slechts ééne enkele opmerking wil zjj naar
aanleiding van het door haar ingestelde onderzoek niet terug-
houden. Zij erkent gaarne, dat een geheel staande brand •
weer gelijk te Amsterdam de beste waarborgen tegen gevaar
oplevert, doch ziet zjj daarin voor deze gemeente groot
bezwaar èn om de zeer belangrijke kosten, èn om het
onmogelijke om zulk een talrijk personeel in eeno gemeente
No. 33: «Ik kan niet anders zeggeu, dan dat naar mijn oordeel,
de brandweer zicli bij dezen brand goed heeft gehouden."
No. 37: //Ofschoon ik in \'t algemeen het voor nuttig en wen-
schelijk houdt, dat onze brand verbeterd wordt, geloof ik echter
niez, dat men in dit geval haar veel ten laste kan leggen.
No. 55: //Ik moet zeggen, dat de brandweer zich bij dien brand
ridderlijk heeft gedragen, terwijl ook ik door het leggsn nis anders-
zins goed geholpen ben."
No. 07: //Ik kan niet anders zeggen, dan dat mijn vader, wat
hem aangaat, van de brandweer goede hulp heeft ondervonden."
No. 78: De getuige verklaart verder goede diensten van de
brandweer ondervonden en van die zijde steeds alles in behoorlijke
orde gezien te hebben."
No. 79: //Door bemiddeling van den heer T. v. A. heb ik 2
slangen op mijn dak gekregen die goed gewerkt hebben, zoodat
ik slechts zeer geringe brandschade heb bekomen."
No. 105: Ik verzocht dat een spuit der drandweer op het bin-
nenplein zoude doen aanrukken, en die is ook spoedig gekomen.
De commandeur dier spuit heeft daar (wapenzaal) flink doen werken,
zoodat \'t mij gelukt is de daar aanwezige wapen te redden."
No. 43: //Ik wensch nog hierbij te voegen dat des morgens
omstreeks y3 6 ure het personeel der spuit, die toen op het Wolve-
plein was opgesteld , zoodanig beschonken was, dat ik ze door
eene militaire wacht bij elkaar heb moeten drijven en dat ik drie
artillerieschutters ter zake van hevige dronkenschap persoonlijk
van mijn terrein heb verwijderd.\'
-ocr page 57-
53
als de onze altijd voldoende bezigheid te verschaffen, No. 62,104,
hetgeen naar zij vreest een verlammcnden invloed zou 21> 2-
uitoefenen. Bij do goede diensten, die de brandweer bij
dozen brand bewezen heeft meent zij, dat daarin reeds
groote verbetering zou worden gebracht, indien , behalve
de benoeming en betere bezoldiging van een nieuwen op-
perbrandmeestor een goede waakspuit 1. klasse als in
Amsterdam, met dubbel persooneel en bespanning voor
nacht- en dagdienst werde aangesteld, de beste der be-
staande spuiten tot reserve waakspuit bestemd en bediend
door het rustend gedeelte van het waakpersoneel.
Verder acht de Commissie het niet wenschelijk eenc
der stoomspuiten te bestemmen tot waakspuit, omdat het
onmogelijk is, dat die met den vereischten spoed water
No. 62: //Omstreeks 5 ure heb ik als officier van het brand-
piket er veel last van gehad, dat, niettegenstaande het verbod
bij politieverordening, zoowel schutters als brandweer, onophoude-
lijk in de kroegen af en toe zich ophielden en zoodoende beschon-
ken werden."
No. 104: «Later in den morgen omstreeks i/28 heb ik wel
opgemerkt, dat er bij den brand weer velen beschonken waren on
de bediening der spuiten daardoor vrij ongeregeld ging; zulks was
het geval met 2 aanjagers bij de Plompetorai staande.
No. 21: //In \'t algemeen is bij eiken brand hier ter stede de
eerste aanvoer van water gebrekkig en is dit daaraan te wijten ,
dat dit toevertrouwd is aan het^ Zakkendragersgild, dat tevens als
waterdragers dienst doet, waarom ik reeds 3 jaren geleden in eene
vergadering van kommandeurs heb voorgesteld daartoe liever een
korps waterdragers aan te stellen tegen het uitloven eener premie."
No. 2: \'t Is mij wel bekend, dat, ofschoon het voorschrift
bestaat, dat een brandspuitgast bij zijn aftreden de aan hem toe-
vertrouwde penning moet terug geven, dit dikwijls achterwege
blijft v en ten gevolge daarvan dikwijls onbevoegde of afgedankte
spuitgasten zich nog met die penning bij den brand vertoonen ;
\'t is mij echter niet gebleken, dat dit ook bij dezen brand het
geval is geweest."
-ocr page 58-
54
geeft, en omdat, waar hare dienst kan gemist worden ,
dit wenschelijk is wegens de groote waterschade, die zij
aanricht. Wel wenscht de Commissie eeue stoomspuit te
stationeeren bij de waakspuit en daaraan toe te voegen
een stal en woning voor den machinist, maar geen per-
soneel, behalve machinist en voerman, terwijl eindelijk
de middelen ter bevordering van liet alarm bij brand ook
door do invoering van cene telegraphischc verbinding
tusschen de politic-bureaux kunnen verbeterd, voor de
aanvoer van water maatregelen kunnen genomen en meer
in \'t oog springende onderschcidingsteckenen worden uit-
gcreikt.
Aan het einde van hare taak gekomen, kan de Com-
missie de verzekering geven, dat het door haar ingestelde
onderzoek haar de overtuiging heeft geschonken, dat de
brand der Willemskazerne niet in de eerste plaats is te
wijten aan nalatigheid der Utrechtsche brandweer, hoopt
en vertrouwt zij , dat die overtuiging door ieder, die met
onpartijdigcn blik dit verslag leest, zal worden gedeeld,
en heeft zij eindelijk eenparig en met volle overtuiging
de eer aan den Raad voor te stellen, dat do Raad uit-
spreke: „dat aan het personeel der Utrechtsche brandweer,
in aanmerking genomen hare tegenwoordige organisatie,
lof toekomt voor de wijze, waarop zij zich bij den brand
in den nacht van 18 op 19 October 11. heeft gedragen.
De Commissie voornoemd:
F.  A. R. A. VAN ITTERSUM,
Voorzitter en Rapporteur.
G.   WITTE VEEN.
J. J. UYTWERF STERLING.
J. P. HAVELAAR.
A. C. J. VAN EELDE.
-ocr page 59-
Op heden den twaalfden November 1877 hebben de
ondergeteckonden, te zamen vormende do Commissie, bo-
noemd door den Raad dor gemeente Utrecht in zijne vor-
gadering van den 27 October 1877, tot instelling van een
onderzoek naar de oorzaken van den jongstcn brand in
de Willemskazerne, bijgestaan door de heeren C. Ver-
meijs, architect, directeur der Gemeente-werken; J. N.
Breebaart, inspecteur over het bouwen, en D. G-. Mulder,
commies-chef ter Stedelijk secretarie, aan de Commissie
voornoemd als secretaris toegevoegd, zich begeven naar
het terrein der afgebrande Willems-kazemo, teneinde al-
daar een onderzoek in loco in stellen, en hebben zij van
hunne bevindingen opgemaakt het navolgende
PROCES VERBAAL.
Het ijzeren hek, dat bij de Wittovrouwenbrug de ter-
reinen der kazerne scheidt van de openbare straat, door-
gaande, hebben de ondergetcekenden zich over het voor-
plein der kazerne, door den hoofdtoegang in den zuid-
oostelijkcn hoek, naar het binnenplein begeven. De kazerne
bleek geheel uitgebrand te zijn, slechts in enkele lokalen,
en meer in het bijzonder in die met de nummers 12",
6, 29 en 26, gemerkt, trof men nog gedeeltelijk ver-
kooide balken tusschen de muren aan. De zolderverdie-
ping was reeds grootendeels afgebroken en in alle localen
werden nog groote hoeveelheden overblijfselen van hout-
-ocr page 60-
50
werk en kribbeu aangetroffen. Zicli van do binnenplaats
in de zaal N°. 12\'* begevende, bevonden zij dat de vroe-
ger bestaande afscheiding tusschen die zaal en de naast-
bijzijnde zaal 12\' geheel verdwenen is; dat sommige bal-
ken in laatstgenoemde zaal, hoewel gedeeltelijk verkoold,
nog van muur tot muur lagen; dat een klein gedeelte
van den vloer der daarboven liggende zaal nog op do
balklaag rustte en dat de planken van dien vloer aan de
bovenzijde niet verkoold zijn, terwijl daarop nog eenig
onverbrand stroo aanwezig was; dat onder het gedeelte
van den vloer der lc verdieping hierboven vermeld, ook
de vloer der verdieping gelijkvloers nog aanwezig is ; dat
in lokaal 12\'\' sommige verkoolde balken door de militairen
zijn afgebroken, doch dat enkele balken, die door den
buitenmuur naar de zijde van de Wittevrouwenstraat wa-
ren heengestoken, geheel verbrand zijn, zoodat de gaten,
waardoor zij gestoken waren, open zijn; dat het kozijn
van het raam N". 37 nagenoeg geheel, dat van het raam
N*. 88 grootendecls verbrand is, terwijl de overige ramen
naarmate zij meer oostelijk liggen, minder van het vuur
geleden hebben, en in het raam N". 41 de raamroeden
zelfs nog gedeeltelijk bestaan; dat boven twee ramen der
2e verdieping sporen van rook aan do binnenzijde aan-
wezig zijn en dat een balk, in den westelijken muur ge-
metscld, bijna geheel verkoold is. De genoemde zalen
hebben te zamen ecne lengte van ongeveer 23 meters en
eene breedte van ongeveer 11 meters, terwijl de hoogte
van den vloer tot de zoldering gemeten ongeveer 5 meters is
geweest. Do ramen 37, 38 en 39 zien uit op de vcr-
brande grutterij sectie A 1862, zij waren ongeveer 2,70
meters boven den vloer der Ie verdieping van de kazerne
en met den bovenkant van het kozijn ongeveer 0,75 me-
ter onder den vloer der 2e verdieping.
Zij hebben zich daarna begeven naar de kamers 10 en
-ocr page 61-
57
9 en bevonden dat in laatstgenoemd vertrek nog eenig
houtwerk was, dat nauwelijks eenige sporen van brand
droeg en niet verkoold was, en zich alstoen begeven heb-
bende in den gang naast de localon 9 en 10, constateer-
den zij dat de deur, waardoor toegang verkregen werd
tot do privaten, wol door hot vuur geleden hooft maar
niet verbrand is. Door genoemde deur in het gebouw
der privaten getreden, bevonden zij, dat slechts enkele
daksparren gebrand hebben; allen waren nog aanwezig,
sommige waren zelfs niet zwart geworden; de daarin
uitkomende deuren naar de zijde van de Ridderschapstraat
hebben door den brand niet geleden, de verw daarvan was
zelfs bijna niet gebladerd. De deur uit het gebouwtje der
privaten, toegang gevende naar locaal 12\'\', is verbrand.
In lokaal N". 6 werden door hen geene bijzonderheden
waargenomen en alleen geconstateerd, dat dat locaal, even-
als alle andere nagenoeg geheel is uitgebrand.
De ondergetoekenden hebben zich vervolgens begeven
in den gang tusschen het hoofdgebouw en het Zuid Ooste-
lijk bijgebouw, welke gang gedeeltelijk overdekt is door
een plat ter hoogte van 10,40 meters en welk plat onge-
veer 17 meters verwijderd is van de kloosterpoort. Het
bijgebouw heeft eene hoogte van ongeveer 12 meters, ge-
meten van den beganon grond tot den bovenkant der
kroonlijst, die ongeveer 5 meters onder de kroonlijst aan
het hoofdgebouw ligt. De muur, waardoor die gang of
open plaats afgescheiden is van de Kloosterpoort, heeft
eene hoogte van ruim 7 motors. Tusschen dien gang of
open plaats en de grutterij bevinden zich privaten, de
muur tusschen deze privaten en de Kloosterpoort heeft
eveneens eene hoogte van ruim 7 meters boven den be-
ganen grond. Zij hebben alstoen geconstateerd, dat het
oostelijk en het westelijk bijgebouw nagenoeg niets van
den brand geleden hebben.
-ocr page 62-
58
Vervolgens door de Wittevrouwenstraat gaande hebben
de ondergeteekenden zich begeven in de Kloosterpoort,
die ecne breedte heeft van ongeveer 3J meter en was
nog veel gedeeltelijk verbrand hout en hooi uit de
grutterij in de daarnaast gelegen paardenstal aanwezig.
In de grutterij gegaan zijnde bleek deze geheel te zijn
uitgebrand; de daarnaast gelegen stal hoewel die veel
geleden heeft, is echter gedeeltelijk behouden geble-
ven; op den zolder boven den stal was nog gedeeltelijk
verbrand hooi voorhanden. De aan de grutterij grenzende
muur der kazerne droeg kennelijke teekens van aan een
hevigen vuurgloed te zijn blootgesteld geweest. Twee
duidelijk waar te nemen zwarte strooken werden aan den
muur geconstateerd; de eerste loopendc van den boog
boven de plaats waar in de grutterij de eest heeft gestaan
en westelijk , blijvende van het raam N". 37, de tweede
meer oostelijk, ongeveer evenwijdig aan de eerste, naar het
midden van het raam N°. 38. Tusschen die strooken
was geen roökaanslag te bespeuren, doch had de muur
veel meer dan cenig ander gedeelte daarvan van het vuur
geleden. De hardsteenen onderdorpol van het raam
N\'. 37 is over de geheele lengte aan de buitenzijde ver-
kalkt, de hardsteenen onderdorpel van het raam N\\ 38
was, eveneens van de buitenzijde, over ongeveer de helft
der lengte verkalkt en wel aan de West-zijde. Verder
bleek den ondergeteekenden, dat de separatie-muur tus-
schen de kazerne en de grutterij aan het westelijk ge-
deelte eene mindere dikte heeft over eene lengte van
ongeveer 6 meters; dat daarover ter hoogte van ongeveer
7^ meter een boog is geslagen, zóó dat de hooger gelegen
muurvlakcn dezelfde dikte hebben als de overige gedeelten
van den zuidelijcn vleugel. Door de ruimte onder dien
boog is, evenwijdig aan en gedeeltelijk in den separatie-
muur, een lattij geplaatst, die bijna geheel verbrand is.
-ocr page 63-
59
Ter hoogte van ongeveer 5 meters boven den beganen
grond en in de ruimte onder den vermelden boog, bcvin-
den zich 9 balkgaten; die geheel door den separatiemuur
heengaan. Een daarvan ligt ongeveer in het verlengde
van den westelijken gevel der gruttenj, Yan de balken,
die door genoemden muur van do kazerne door den muur
tot in de grutterij hebben gestoken, zijn er 3 geheel ver-
brand, zoodat de balkgaten open en ongevuld zijn, 3 an-
dere zijn gedeeltelijk verbrand, zoodat men daardoor wel
van de grutterij in de kazerne kan zien, doch in de gaten
nog verkoolde gedeelten der balken aanwezig zijn. In de
3 overige gaten zijn de balkstukken, ofschoon verkoold,
toch nog aanwezig. Aan de oostzijde van den boog boven
vermeld, was in het muurwerk eene verticale scheur evcn-
wijdig aan het muurvlak zichtbaar. Verder is nog door
de ondergeteekenden geconstateerd, dat de oostelijke gevel-
muur der grutterij eene hoogte heeft van ongeveer 7 me-
ters; dat de dakgoot tusschen de grutterij en de kazerne
heeft gelegen op ongeveer 7 meters boven den beganen
grond; dat de bovenkant van de hardstecnen ondcrdorpcls
der ramen N°. 37, 38 en 38 ligt op ongeveer 1,20 meter
boven de zakgoot; dat op de hoogte dier onderdorpels
het dak der grutterij ongeveer 0,80 meter verwijderd was
van het buiten vlak van den zuidelijken gevel der kazerne;
dat die ramen eene hoogte hebben tusschen den bovcn-
regel van het kozijn en den hardsteenen onderdorpel van
ongeveer 1,20 mrter en eene licht wijdte van ongeveer
1,40 meter; dat de nok van het dak der grutterij lag
op ongeveer 11,20 meters boven den beganen grond, de
onderkant der kroonlijst van de kazerne op ongeveer
17,25 meters, de bovenkant daarvan op ongeveer 18 me-
ters boven den beganen grond, en dat de hoogte van den
bovenkant der onderdorpels van de ramen der kazerne
liggen op ongeveer de navolgende hoogte boven den be-
-ocr page 64-
60
ganen groud: verdieping geljjkvlocrs, de vierkante ramen
2,75 meters, de langwerpige ramen 1,50 meters; eerste
verdieping, de vierkante ramen 8,25 meters, de langwer-
pige ramen 6,50 meters; tweede verdieping, de vierkante
ramen 13,15 meters, de langwerpige ramen 11,50 meters;
zolderverdieping, 16 meters.
Van al hetwelk door de ondergeteekenden is opgemaakt
dit proces-verbaal, ten dage, maand, en jare voormeld.
F.  A. E. A. VAN ITTERSUM.
G.  WITTEVEEN.
J. J. UYTWERF STERLING.
• J. P. HAVELAAR.
A. C. J. VAN EELDE.
»
-ocr page 65-
Bij dit Rapport behooren de navolgende Bijlagen, welke
ter Secretarie ter inzage voor de leden van den Raad
zijn nedergelegd:
Bijlage a Verklaringen van getuigen.
h b Rapport aan Burgemeester en "Wethouders
van den opper- en eersten brandmeester.
c Rapport aan Burgemeester en Wethouders
van den Wijkmeester van wijk H.
d Missive aan Burgemeester en Wethouders
van den Generaal-Majoor bevelhebber.
,, e Missive van den Luitenant-Kolonel Comman-
dant in het 8e Genie-commandement.
f Missive van den heer Cramer v. Baumgarten.
g Windopgave van het K. N. Meteorologisch
Instituut.
„ /* Drie rekeningen sub litters a , b, c.