-ocr page 1-
rAm Itóóz^
BFL.187Ö.I.8.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
ADRES
AAN DE
ALGEMEENE SYNODE
DER
NEDERLANDSCHE HERVORMDE KERK
OVER DE
f ettelijke reielii van tot tetoer tor
KERKELIJKE GOEDEREN EN FONDSEN
DOOR
L. OVERMAN,
Lid van het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland en
Predikant te Spijkeniste.
BRIELLE. — J. J. HOFSTEDE. —
-ocr page 4-
. i \'1 I *
-ocr page 5-
ADEES
AAN DE
ALGEMEENE SYNODE.
-ocr page 6-
Snelpersdrukkerij van J. J. HOFSTEDE te Brielle.
-ocr page 7-
r
ADRES
AAN DE
ALGEMEENE SYNODE
DER
NEDERLANDSCÜE HERVORMDE KERK
OVER DE
lettelüta replim van liet tater der
KERKELIJKE GOEDEREN EN FONDSEN
DOOR
TL,. O^EVRMATST,
Lid van het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland en
Predikant te Spijkenisse.
BRIELLE. — J. J. HOPRTEDE. — 1878.
-ocr page 8-
-ocr page 9-
SPIJKENISSE, Juni 1878.
Aan
de Algemeene Synode der Ned. Hervormde Kerk.
Mijne lieeren !
Dat het beheer der kerkelijke goederen en fondsen
in de Ned. Hervormde Kerk nog altijd in treurigen
toestand verkeert, tot heden alle wettelijke regeling mist
en dagelijks meer om verandering en verbetering roept,
daarvan is zeker in de eerste plaats de Synode overtuigd.
Het is daarom, dat de ondergeteekende de vrijheid
neemt voor deze gewichtige zaak de aandacht van uwe
Hooge Vergadering te vragen en aan Haar oordeel een
voorstel te ontwerpen, dat, naar zijne bescheidene mee-
ning, tot eene gewenschte oplossing van het moeilijk
vraagstuk kan leiden.
Het zal voorzeker niet noodig zijn de urgentie der
regeling van het beheer te betoogen In het jaar 1874
(Svnod. Handel, bl. 104 v. v.) bracht eene Commissie te
dezer zake bij monde van den Hoogleer. Doedes een rap-
poit uit, waarin o. a. gezegd wordt: „Zien wij de zaak
der regeling van het beheer thans bij ons ter tafel ge-
bracht, zij verschijnt daar nagenoeg in denzelfden staat,
als waarin zij het vorige jaar bij de Synode ter tafel
kwam. Niets wezenlijks is veranderd, dan alleen dit,
dat de verwarring, waaraan een einde moet gemaakt wor-
den, alweder toegenomen is en de noodzakelijkheid om
handen aan het werk te slaan, alweder meer dringend
geworden is; zoodat de zaak, die ten vorige jare ge-
acht kon worden met luide stem om afdoening te roe-
-ocr page 10-
6
pen, thans zonder overdrijving gezegd mag worden met
nog luider stem om afdoening te schreeuwen. ... Er
is zooveel gerapporteerd, gerefereerd, gedelibereerd en
gediscussieerd ever de regeling van het beheer der ker-
kelijke goederen, dat wij met het thans gegeven over-
zicht meenen te kunnen volstaan, om dan nu ook te
adviseeren tot eene afdoende kloeke daad: de voorloopige
vaststelling van een Reglement, zonder alweder aan een
Synodale Commissie op te dragen, het met hareconside»
ratiën en haar advies bij de Synode des Volgenden jaars
ter tafel te brengen. Mijne Heeren, het is meer
dan tijd, dat er tot de verzending van een voorloopig
vastgesteld Reglement aan de daartoe aangewezen Colle-
giën worde overgegaan. Er is overvloedige aanleiding
om te wijzen op het waarschuwend woord: „Deliberante
Senatu perit Saguntum."
Deze Commissie diende dan een
ontwerp van Reglement in, dat met eenige wijzigingen,
door de Synode voorloopig werd aangenomen. Op de
Synode van 1875 (Synod. Handel, bl. 153 v. v.) kwamen
de consideratiën en adviezen der Provinciale Ker.sbestu-
ren en Classicale Vergaderingen ter tafel, die voor het
meerendeel ongunstig luidden, terwijl ook de Provinciale
Colleges van Toezicht, het algemeen College van Toe-
zicht en de meeste Kerkelijke administratiën, waarvan
consideraties waren ingezonden, zich tegen de nieuwe
organisatie van het beheer verklaarden. De Synode heeft
daarop gemeend het voorloopig aangenomen Reglement
te moeten intrekken en besloten het Algemeen College
uit te noodigen tot de benoeming van 5 leden, om met
even zoovele leden der Synode eene vereenigde Commissie
uit te maken, om beiden, het College en de Synode
van advies te dienen, hoe tot eene algemeen verbindende
regeling te genaken. Op de Synode des volgenden jaars
(Synode-Handel bl. 103 v. v.) werd mededeeling gedaan
van het advies dezer vereenigde Commissie, dat zich
in deze woorden laat samentrekken: De Commissie
durft niet aanraden nieuwe pogingen te doen, om bjj
-ocr page 11-
7
eene zuivere, algemeen geldende kerkelijke verordening,
het beheer der kerkelijke goederen bij de gemeenten te
regelen of een toezicht daarop in te stellen, maar ann-
nemelijk komt het haar voor, dat de Synode, onder
verw\'jzing van den onzekeren toestand, waarin dat be-
heer verkeert, en naar de omstandigheden, die daartoe
aanleiding hebben gegeven, beproeve of de Hooge Regee-
ring is te bewegen aan de Kerk de behulpzame hand
te bieden. Acht de Synode dit ongeraden, of blijft het
zonder gevolg, zij spreke dan openlijk het beginsel uit
van de autonomie der gemeenten in zake het beheer van
hare goederen, dat bij het Algemeen Reglement van
20 Juni 1870 ten grondslag ligt, steune door haren in-
vloed de organisatie, die daarbij is ingevoerd en make
gebruik van de bereidwilligheid van het Algemeen Col-
lege om ter bevordering van het belang der Kerk in
overleg te treden."
Na uitvoerige beraadslaging besloot daarop de Synode
de Regeering om eene wet te verzoeken, opdat, door
aanwijzing van het wetgevend gezag in zake van het
beheer, eene vaste, voor de geheele kerk geldige, rechts-
grond voor de regeling van en het toezicht op de ker-
kelijke administratiën verkregen worde. \\an den Mi-
nister van Justitie werd een adres in dien geest ver-
zon !en. Het antwoord van den Minister (Bijlage v. d.
Synod. Handel. 1877 bl. 135) bevatte de vermelding
van het bezwaar, „dat de Kerkgenootschappen in casu
van lieverlede met gewone zedelijke lichamen gelijk waren
gesteld, en deswege de bevoegdheid der Wetgevende
macht om zich alsnog in de zaak van het beheer te
mengen, zon moeten worden betwijfeld" , en behelsde
de verklaring, dat ,/de vraag of in den tegenwoordi-
gen stand van zaken, de rechtsgrond , waarop de re-
geling van het beheer der kerkelijke goederen en fondsen
in de gemeenten kan gebouwd worden, bij de wet kan
en moet worden aangewezen en daardoor op do vrijheid
van inrichting en beheer, welke de wet van 1853 heeft
-ocr page 12-
8
verzekerd ten aanzien van het Nederlandsch Hervormd
Kerkgenootschap, moet worden teruggekomen , ontken-
nend moet beantwoord worden." Als grond voor die
meening voerde de Minister aan , ,/dat de Staat dan
reeds aanstonds zou teruggaan tot vóór 1853, mis-
schien tot vóór 1848, door op kerkelijk terrein
tredende, bij de wet en alzoo in het hoogste res-
sort uitspraak te doen en wellicht alzoo te beslissen
over den eigendom der kerkelijke goederen en fondsen
van één kerkgenootschap. Wilde die wet in de uitvoe-
ring niet falen, zij zoude eene poenale sanctie moeten
bepalen tegen degenen, die van de nu eens verleende
vrijheid van inrichting en bestuur gebruik makende,
zich aan de over het beheer der kerkelijke goederen en
fondsen naar aanleiding dier wet te maken kerkelijke
bepalingen niet zouden onderwerpen". Ofschoon dus de
Minister beslist weigerde zulk eene wet te ontwerpen
gaf hij evenwel de verzekering, dat „mocht de Synode
hem nog eenige punten willen aangeven, tot welker
uitvoering, zonder aan de verleende vrijheid te kort te
doen , van Regeeringswege zou kunnen worden mede-
gewerkt , ten einde eene regeling van dat beheer te
bevorderen, hij die gaarne vernemen en met al den
ernst overwegen zou, welke dat gewichtig belang in zoo
hooge mate verdient." Over deze missive van den
Minister werd rapport uitgebracht door eene Commissie
(zie Synod. Handel 1877 , bl. 53 v. v.), die concludeerde
tot het voorstellen aan den Minister van eene zooge-
naamde gelegenheidswet ter nadere omschrijving van
de bestemming der kerkelijke goederen , van welk rap-
port een afschrift werd gezonden aan den Minister van
Justitie met het verzoek om aan het daarin met een-
parigheid goedgekeurd advies gevolg te geven. De
Synode des vorigen jaars besloot het antwoord van den
Minisier af te wachten en zoo dat op het tijdstip der
najaarsvergadering van de Synodale Commissie nog niet
mocht zijn ingekomen , daarop aan te dringen , en in
-ocr page 13-
9
ieder geval pogingen te blijven aanwenden, opdat de
Regeering er toe kome in zake het beheer der kerke-
lijke goederen te doen wat van hare bevoegdheid is en
door het belang der Kerk geëischt wordt.
Inmiddels was een nieuw Kabinet opgetreden en de
Heer van Lynden van Sandenburg als Minister van
Justitie vervangen door den Heer Mr. H. J. Smidt,
en welk antwoord deze op het adres der Synode heeft
gegeven, zal aan Uwe Hooge Vergadering door de
Synodale Commissie medegedeeld zijn. Uit de beraad"
slaging evenwel over de Staatsbegrooting 21 December
1877 in de Eerste Kamer gevoerd , blijkt (Bijblad, vel
21 en 22), dat de Minister wel heeft te kennen ge-
geven te zullen overwegen, of eene wet op de zooge-
naamde stichtingen ontworpen kan worden, maar er even-
min als zijn ambtsvoorganger aan denkt het beheer der
kerkelijke goederen en fondsen in de Nederlandsche
Hervormde Kerk te regelen of door eene speciale wet
de bestemming er van aan te wijzen.
De stand der quaestie is op dit oogenblik aldus ,
dat de Synode van de Hooge Regeering tusschenkomst
verlangt tot regeling van het beheer der kerkelijke
goederen , terwijl de Regeering zich daartoe onbevoegd
blijft verklaren. Intusschen blijft de toestand van het
beheer zooals hij was en rijst met aandrang de vraag:
kan en mag die zoo voortduren ? Bij de beantwoording
van deze vraag is het voorzeker gemakkelijker te zeg-
gen wat niet raadzaam schijnt, dan aan te wijzen wat
wèl gedaan moet worden. Uit het historisch overzicht
der pogingen , die aangewend zijn, om tot eene voldoende
regeling van het beheer te geraken, schijnt te moeten
worden afgeleid:
lo. dat het niet raadzaam is voor de Synode langer
aan te dringen bij de Hooge Regeering ter verkrijging
va,n eene zoogenaamde gelegenheidswet. Na de duide-
lijke en ondubbelzinnige verklaringen van twee opvol-
gende Ministers, kan wel geen twijfel bestaan, of alle
-ocr page 14-
10
aanzoeken daaromtrent zullen worden afgewezen op grond
dat de Staat onbevoegd is. Het laat zich niet verwach-
ten, dat hierin verandering komen zal.
2o. dat het geen aanbeveling verdient , als de Synode
zich ten doel stelt het beheer in alle bizonderheden te
willen regelen , gelijk zij dat in het jaar 1874 bij af-
zonderlijk Reglement heeft gedaan. De consideratiën
en adviezen van de Provinciale Kerkbesturen , van de
Classicale Vergaderingen , van de Provinciale Colleges
en het Algemeen College van Toezicht deden genoeg-
zaam zien , welk een ongunstig onthaal die regeling in
de Kerk had gevonden. Het Bestuur der Kerk heeft
nooit veel invloed op het Beheer geoefend en is daar-
van altijd gescheiden geweest. En ofschoon , nu de
Staat de regeling van het beheer aan de Kerk heeft
overgelaten , de Synode , op grond van art. 65 al. 2
van het Algemeen Reglement, volkomen bevoegd moet
geacht worden bepalingen voor te stellen ten aanzien
van het beheer , zoo mag toch niet over het hoofd
gezien worden , dat indien een afzonderlijk Reglement
op het beheer langs wettigen weg tot stand kwam , dit
dan zou zijn ontworpen , voorloopig aangenomen en vast-
gesteld door den overwegenden invloed der Predikanten,
die tot heden zoo goed als buiten het beheer stonden.
Deze omstandigheid vooral schijnt voldoende den weer-
zin tegen bedoelde regeling bij de Kerkelijke administra-
tie te verklaren.
\'óo. dat het niet geraden is voor de Synode over het
hoofd te zien hetgeen omtrent zedelijke lichamen in het
Burgerlijk Wetboek, 3de boek, lOden titel is bepaald,
nu volgens het gevoelen der Regeering en naar ver-
schillende uitspraken der Rechterlijke macht de Neder-
landsche Hervormde Kerk ook als een zedelijk lichaam
beschouwd moet worden.
Intusschen blijft de vraag op beantwoording wach-
ten wat wèl zou gedaan kunnen worden , om tot eene
bevredigende oplossing van de beheersquaestin te gera-
-ocr page 15-
11
ken. Naar het schijnt, ligt nu , na al wat voorafge»
gaan is, de weg voor de Synode afgebakend.
Zij besluite namelijk zoodanige veranderingen te bren-
gen in het Algemeen Reglement, als waardoor aan het
beheer der kerkelijke goederen en fondsen in de Ned.
Hervormde Kerk een wettige grondslag kan gegeven wor-
den; zij roepe eene Algemeene Commissie van Beheer
in het leven als een zelfstandig lichaam , niet onderge-
schikt aan
, maar onafhankelijk van de Synode ; zij make
van Hare bevoegdheid gebruik, haar bij Art.
65 al. 2
van het Algemeen Reglement, bij Art
1 van dl Wet
tot regeling van het toezicht op de onderscheidene Kerk-
genootschappen, en bij Art.
1697 van het Burgerlijk
Wetboek verleend , niet om in alle bizonderheden , gelijk
in het jaar
1874 , het beheer te regelen , maar om eene
wettige
, algemeen geldende regeling mogelijk te maken !
zij spreke
, naar het verlangen van het Algemeen College
van Toezicht , in het Algemeen Reglement
, „openlijk het
beginsel uit van de autonomie der gemeenten in zake het
beheer harer goederen;" zij late aan de Algemeene Com-
missie van Beheer over het ontwerpen van grondbepalin-
gen omtrent de bestemming der kerkelijke goederen en
fondsen , de waarborgen tegen misbruiken , het verband
tusschen Bestuur en Beheer, de bevoegdheid, werkzaam-
heden
, duur van zitting der leden van de Provinciale
Commissie van Beheer en der Algemeene Commissie van
Beheer
, om die , na eerstgenoemde Commissies gehoord
te hebben
, aan de goedkeuring der stemgerechtigde mans-
lidmaten te onderwerpen, opdat zij, zoo de meerderheid
der uitgebrachte stemmen er zich vóór verklaart, als
vastgesteld worden beschouwd.
Ten einde deze regeling mogelijk te maken, worde
in het Algemeen Reglement deze overgangsbepaling op-
genomen: „Totdat hierin door de stemming van de
stemgerechtigde manslidmaten verandering zal zijn ge-
bracht, blijven, bij het in werking treden dezer bepa-
Jingen, de Kerkvoogden en Notabelen in iedere gemeente
-ocr page 16-
12
hunne betrekking bekleeden, en treden op als Provinciale
Commissies van Beheer en als Algemeene Commissie
van Beheer de alsdan fungeerende Provinciale Colleges
van Toezicht en het Algemeen College van Toezicht.\'
Eindelijk worde een voorschrift gegeven in de
overgangsbepalingen voor het geval, dat Kerkvoogden
weigeren mochten de stemgerechtigde manslidmaten op
te roepen tot het in werking brengen dezer organisatie.
Het zij den ondergeteekende vergund aan Uwe
Hooge Vergadering eenige weinige Artikelen voor te
dragen, op deze beginselen gegrond:
Art. 65 al. 2 van het Algemeen Reglement vervalt
en in plaats daarvan worde gelezen
Abt. 66.
De administratie der bijzondere Kerk-, Pastorie-,
Custorie- en andere Gemeentefondsen en goederen jvordt
in de Nederlandsche Hervormde Kerk gevoerd, onder
toezicht van Provinciale Commissies van Beheer en van
eene Algemeene Commissie van Beheer, door Kerk-
voogden en Notabelen in iedere gemeente, gekozen door
de, volgens dit Reglement, stemgerechtigde manslid-
maten.
Art. 67.
De leden der Provinciale Commissies van Beheer en
der Algemeene Commissie van Beheer worden gekozen
uit Kerkvoogden of uit degenen, die Kerkvoogden ge-
weest zijn in eene Hervormde Gemeente.
Art. 68.
Het beheer wordt gevoerd in iedere gemeente naar
een plaatselijk reglement, waarvan het ontwerp door de
thans bestaande Colleges van Kerkvoogden en Notabelen
voorgesteld en door de stemgereehigde manslidmaten
vastgesteld wordt. Geen plaatselijk reglement mag in
-ocr page 17-
13
strijd zijn met de grondbepalingen omtrent het Beheer,
die kracht van wet hebben bekomen.
Art. 69.
Grondbepalingen omtrent de bestemming der kerke-
lijke goederen en fondsen, de waarborgen tegen mis-
bruiken , het verband tusschen Bestuur en Beheer , de
bevoegdheid , werkzaamheden , duur van zitting der le-
den van de Provinciale Commissies van Beheer en der
Algemeene Commissie van Beheer worden door laatst-
genoemde Commissie , na de Provinciale Commissies
gehoord te hebbeu , ontworpen en aan de goedkeuring
der manslidmaten onderworpen.
Zij worden als aangenomen beschouwd, als de
meerderheid der stemgerechtigde manslidmaten , die hunne
stem uitgebracht hebben , er zich vóór verklaard heeft.
Abt. 70.
Iedere gemeente is vrij in de regeling van het be-
heer harer kerkelijke goederen en foi.dsen, maar tot
het doen en ter visie leggen van hare jaarlijksche re-
kening aan daartoe opgeroepen manslidmaten verplicht.
Art. 71.
Bezwaren tegen deze rekening en alle overige ge-
schillen over het Beheer worden in eersten aanleg door
de Provinciale Commissie van Beheer en in laatste
instantie door de Algemeene Commissie van Beheer
beslist.
Overgangsbepalingen.
Art. 72.
Tot hierin door de stemming der manslidmaten veran-
dering zal zijn gebracht, blijven bij het in werking tre-
den dezer bepalingen , de Kerkvoogden en Notabelen in
iedere gemeente hunne betrekking bekleeden , en treden
öp ala Provinciale Commissies van Beheer en als A1-
-ocr page 18-
14
gemeene Commissie van Beheer de als dan fungeerende
Provinciale Colleg -s van Toezicht en het Algemeen Col-
lege van Toezicht.
Art. 73.
Blijven Kerkvoogden eener gemeente in gebreke de
manslidmaten opteroepen tot het inwerking brengen dezer
organisatie, langer dan 3 maanden nadat zij daartoe
door de Algemeene Commissie van Beheer uitgenoodigd
zijn, dan worden de manslidmaten tot dit doel opge-
roepen door den Kerkeraad of door eene Commissie uit
zijn midden.
Art. 74.
In gemeenten , waar geen Kerkvoogden en Notabelen
zijn , zal de verkiezing van Notabelen plaats hebben 3
maanden nadat de grondbepalingen omtrent het beheer ,
in Art. 6y bedoeld , in werking zullen getreden zijn.
Deze verkiezing geschiedt onder leiding van het Col-
lege , thans met het beheer belast, of bij gebreke of
weigering daarvan , door eene Coaimissie van drie leden
uit den Kerkeraad.
De gekozen Notabelen vereenigen zich binnen veertien
dagen na hunne benoeming tot het verkiezen van Kerk-
voog^en.
Ofschoon dit voorstel, zooals het daar ligt , zeer zeker
zijne bezwaren heeft en de ontwerper er van zich de
moeilijkheden niet ontveinst, die het veroorzaken kan ,
zoo meent hij toch , dat het , zoo noodig gewijzigd en
verbeterd , den weg opent, om tot eene bevredigende op-
lossing der moeilijke beheersquaestie te geraken. Het
sluit zich bij hetgeen rechtens bestaat aan ; bedoelt ver-
eeniging met het Algemeen College van Toezicht, aan
welke organisatie zich meer dan öüü gemeenten der Ned.
Hervormde Kerk hebben aangesloten ; geeft aan de A1-
gemeene Commissie van Beheer de noodige zelfstandigheid
en rechtsmacht; maakt een wettige regeling van het beheer
zoo gemakkelijk en geleidelijk mogelijk ; doet in geen
-ocr page 19-
15
enkel opzicht te kort aan de autonomie der gemeenten ,
die zoogenaamd vrij beheer hebben gekozen , omdat de
door de Algemeene Commissie van Beheer te ontwerpen
grondbepalingen aan de goedkeuring der manslidmaten
onderworpen worden en mankt een einde aan de onze-
kerheid der slembevregdheid in zaken van beheer.
Wat geschieden moet , wanneer het Algemeen College
van Toezicht weigeren mocht op te treden als Algemeene
Commissie van Beheer, daaromtrent is in de overgangs-
bepalingen geen voorschrift gegeven , omdat uwe Hooge
Vergadering, mocht het denkbeeld in dit voorstel vervat ,
ingang vinden, over de verandering in het Algemeen
Reglement tegelijk met de consideraties der Provinciale
Kerkbesturen en der Classicale Vergaderingen , zeker ook
wel het advies inwinnen zal van het Algemeen College
van Toezicht, en deze veranderingen ongetwijfeld niet
definitief zullen worden vastgesteld , als niet de zekerheid
verkregen is van medewerking der Provinciale Colleges
van Toezicht en van het Algemeen College van Toezicht.
Ten slotte veroorlooft de ondergeteekende zich de op-
merking, dat in verband met dit voorstel, Art. 13 van
het Algemeen Reglement aldus zou kunnen uitgebreid
worden , dat achter het woord :„ Besturen , " de woorden
gevoegd werden: „en de Colleges en Commissies van
Beheer."
En hiermede onderwerpt de ondergeteekende zijn adres
aan de wijsheid van Uwe Hooge Vergadering met den
wensch, dat het Haar moge gegeven worden eene af-
doende regeling van het beheer der kerkelijke goederen
mogelijk te maken, terwijl hij de eer heeft Haar te ver-
zoeken de betuiging zijner Hoogachting te willen aan-
nemen en hij zich van Haar noemt
den gehoorzamen dienaar
L. OVERMAN.