-ocr page 1-
\'K?ty\'BR». 18*8.1.28
WtjVY
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
f. ll.s.
RAPPORT
TER ZAKE VAN
HET GODSDIENSTONDEEWIJS.
UITGEBRACHT
IN DE VERGADERING
VAN DE
ALGEMEEN! SYNODE DER NEDERLANDSCHE HERVORMDE KERK,
in 187 8.
UITGEGEVEN TEN BATE VAN DE INZAMELING, DIE EERLANG
TEN BEHOEVE VAN HET GODSDIENSTONDERWIJS
ZAL PLAATS HEBBEN.
Te \'s Gravenhage bij
A. VAN HOOGSTRATEN EN ZOON,
-ocr page 6-
)
s
\\
\\
i
i
i
-ocr page 7-
VOORWOORD.
De Algemeene Synode der Hervormde Kerk besloot in
hare zitting van 24 Augustus jl. dit Rapport niet alleen
aan alle Eerkeraden te zenden, maar ook door den handel
algemeen verkrijgbaar te stellen. Zij vertrouwde dat de kennis-
making met den toestand van het godsdienstonder wijs in
onze Nederlandsche Hervormde Kerk veler belangstelling in
deze gewichtige zaak verhoogen en opwekken zou om met
vereende krachten middelen tot verbetering te beramen.
Dat zij de opbrengst der uitgave wilde voegen bij de
gelden, die ingezameld zullen worden voor het stichten van
lokalen en het aanschaffen van boeken, kaarten en platen,
ten behoeve van het godsdienstonderwijs, verheugt mij zeer
en hartelijk hoop ik dat velen door het koopen van dit
boekske een \'[kleine bijdrage voor dat goede doel zullen
willen geven.
Hoorn, 28 Augustus 1878.
Dr. H. J. E. VAN HOORN.
-ocr page 8-
-ocr page 9-
Mijne Heeren!
De Commissie, die van U de opdracht ontving Verslag
te geven van den toestand van het godsdienstonderwijs,
voor zoover daarnaar onderzoek is gedaan door de aan
Kerkeraden en Predikanten gezonden vragen, heeft de eer
aan die opdracht te voldoen.
Wij moeten beginnen met de vermelding dat, tot ons
leedwezen, vele Kerkeraden en Predikanten nalatig zijn
gebleven in het beantwoorden der gestelde vragen en alzoo
aan de vriendelijke uitnoodiging der Synode niet hebben
voldaan. In sommige kringen heeft de aangewende poging
zeer weinig steun gevonden, o. a. in de dassen Dordrecht,
Utrecht, Sneek, Dokkum, Appingadam, uit welke slechts
een luttel aantal antwoorden inkwam. Gelukkig staat hier
tegenover dat andere kringen zich door groote volledigheid
onderscheiden en kunnen wij, om eenigen met name te
vermelden , berichten dat in de dassen Nijmegen , Bommel,
Kotterdam, Amsterdam, Eindhoven en Maastricht omtrent
bijna alle gemeenten de gewenschte inlichtingen zijn ver-
strekt. De uitkomst is dat van 711 gemeenten de toe-
stand ons is ontsluierd, terwijl wij omtrent 635 anderen
in onzekerheid blijven verkeeren.
Vraagt gij naar de oorzaken van het niet voldoen aan den
wensch der Synode, dan kunnen wij dienaangaande het vol-
gende mededeelen. Uit eenige dassen wordt geschreven: vDe
Synodale maatregel is hier alles behalve populair. Velen zijn
volstrekt niet ingenomen met dit onderzoek," waarbij wij
willen voegen dat sommige Scriba\'s van Classicale Besturen,
die geen goedkeuring hechtten aan het pogen der Synode,
zich ongetwijfeld niet beijverd zullen hebben om de Kerke-
raden en predikanten in hunnen kring tot inzending aan
te sporen. De Kerkeraad van de grootste gemeente, van
Amsterdam, antwoordde dat (/het streven der Synode
-ocr page 10-
2
weinig sympathie vond bij de predikanten dier gemeente,"
waarvan het gevolg is dat alleen Dr. E. Laurillard de
gestelde vragen invulde, en wij dus omtrent den toestand
der hoofdstad in het duister tasten. Anderen waren van
oordeel dat in de Nederlandscue Hervormde Kerk naar de
gesteldheid van het godsdienstonderwijs geen onderzoek
gedaan behoeft te worden, omdat wie beweert dat het
daarmede allertreurigst gesteld is, geen tegenspraak heeft
te duchten. Ook mogen wij niet verzwijgen een bij ons
ingekomen schrijven van den volgenden inhoud : //Wij
waren vroeger steeds geneigd met de Synode mede te
werken, maar de Synode heeft veel gedaan om haren in-
vloed te ondermijnen. Voor eenige jaren vroeg zij opgave
omtrent de catechisatielokalen. Zij werd door ons volledig
verstrekt. Wezenlijk wie behoefte hadden aan betere in-
richtingen en zich gedrukt zagen door den geldelijken nood
der kerkelijke administratie, hoopten dat daaruit iets goeds
zou voortkomen. Doch er is niets gedaan. Later vroeg de
Synode opgaven voor eene nieuwe quotisatie. Tot drie
malen toe is er eene gegeven, die de goedkeuring wegdroeg
van alle predikanten in dezen kring. Het heeft niet gebaat,
eene andere is voor vyf jaren bekrachtigd. Zoo is de wei-
willende gezindheid bij ettelijken in eene ontevreden stem-
ming veranderd en voelen zij zich niet opgewekt dezen
maatregel te steunen, die allicht weder tot niets degelijks
leiden zal."
Ziedaar eenige der redenen, waarom velen terug bleven.
Wij betreuren het maar voegen er terstond bij dat, niet-
tegenstaande velen ons hunnen steun onthielden, belang-
rijke en leerzame uitkomsten van het onderzoek zijn verkregen.
Zooals wij straks herinnerden zijn antwoorden inge-
komen van 711 gemeenten. Deze gemeenten tellen, vol-
gens de bevolkingscijfers, opgegeven in de laatste uitgave
van het predikantenboekje, samen ruim 967.000 zielen,
zoodat wij in staat zijn omtrent den toestand van het
godsdienstonderwijs, in ongeveer de helft van de Neder-
landsche Hervormde Kerk, een overzicht te geven.
-ocr page 11-
3
Vestigen wij allereerst de aandacht op de kinderen, die
in den leeftijd verkeeren tusschen 10 en 17 jaren, dan zullen
wij van de waarheid zeker niet ver verwijderd wezen, als wij
aannemen dat op een bevolking van ruim 960.000 zielen,
ongeveer 133.000 knapen en meisjes gevonden worden
tusschen de 10 en 17 jaren, en nemen wij nu in aanmerking
dat, naar luid van de ingekomen tabellen, 83.067 kin-
deren van dien leeftijd godsdienstonderwijs ontvangen, dan
blijft een verschil van 50.000. Zeker moet van dit groote
cijfer een gedeelte worden afgetrokken, omdat in ettelijke
gemeenten de kinderen niet voor hun 12de jaar tot de
catechisatie worden toegelaten; maar al verminderen wij het
cijfer met tien of twintig duizend, altijd blijft een indrukwek-
kend en somber stemmend getal over, dat het volstrekt ver-
zuim aangeeft, en zonder overdrijving mogen wij beweereu dat
tot de Nederlandsche Hervormde Kerk meer dan 50.000
kinderen van 10 tot 17 jaren behooren, die geheel van
godsdienstonderwijs verstoken zijn.
Wenden wij den blik naar de kinderen beneden de
10 jaren, dan treedt door de ingezonden tabellen aan
het licht dat dezen in geringen getale de catechisatiën
bezoeken. In de 711 gemeenten samen bedraagt dit getal
13.948. Hierbij verdient opmerking dat het cijfer van
zulke kinderen in sommige streken van ons land, in
evenredigheid der hervormde bevolking, veel grooter is dan
in andere oorden. Onder de provinciën, waar de meeste
kinderen beneden de 10 jaren godsdienstonderwijs ontvangen,
staan vooraan Groningen, Noordbrabant en Gelderland,
terwijl daarentegen Drenthe, Zuidholland en Noordholland
zich door een gering aantal onderscheiden. De redenen van
dit verschijnsel liggen voor de hand en worden gevonden
in de Zondagscholen, die door de jeugdige knapen en
meisjes worden bezocht, of in de feiten dat vele pre-
dikanten bezwaar maken jeugdige kinderen op hunne
catechisatiën toe te laten en dat vele schoolgaande kinderen
niet ter catechisatie komen, omdat zij buiten de schooluren
öf van den predikant öf van den onderwijzer in de school»
-ocr page 12-
4
lokalen onderricht ontvangen in de Bijbelsche geschiedenis.
Wat het laatste betreft, wordt ons o. a. medegedeeld, dat op
ééne plaats (1) van wege den Kerkeraad eens per week op de
openbare school godsdienstonderwijs wordt verstrekt; dat
elders een gepensioneerd onderwijzer met vrucht deze taak ver-
vult , en, dat weder op eene andere plaats, de openbare onder-
wijzer na schooltijd les geeft in de Bijbelsche geschiedenis.
Richten wij ten laatste de gedachten naar de leerlingen
boven de 17 jaren, dan blijkt uit de ontvangen inlichtin-
gen dat het getal van dezen, in de genoemde gemeenten,
47.169 bedraagt. Of dit getal groot of klein moet heeten
is uit den aard der zaak moeilijk na te gaan, maar wel
springt in het oog dat het cijfer van hen, die na het 17ae
jaar de catechisatie» bezoeken, in sommige gedeelten van
ons land, naar evenredigheid, veel geringer is dan in andere.
Waar de gewoonte bestaat vroegtijdig en vrij algemeen tot
het lidmaatschap der Kerk toe te treden, zooals in de
meeste gemeenten van Noordholland en Noordbrabant, of
waar men op zekeren leeftijd de catechisatie pleegt te ver-
laten , zonder lidmaat te worden, zooals in Zeeland, is
het cijfer klein; terwijl het daarentegen zeer groot is in
Friesland, Groningen, Overijssel en Drenthe, waar, vooral
op het platteland, de gewoonte heerschende schijnt om eerst
op rijperen leeftijd leden der Kerk te worden. Opmerkelijk
zeker is het, dat in Noord-Holland op eene bevolking van
100.000 zielen slechts 3600 personen, boven de 17 jaren,
godsdienstonderwijs ontvangen , terwijl in Friesland dat cijfer,
op eene bevolking van 97.000 zielen , ruim 6000 bedraagt.
Vatten wij de getalsterkte der leerlingen van verschil-
lenden leeftijd , die geacht worden van het onderwijs gebruik
te maken, samen, dan verkrijgen wij eenaantal van 144.174
voor de vermelde 711 gemeenten; en hebben wij het recht
aan te nemen dat door de leden van deze gemeenten onge-
veer de helft der Nederlandsch-Hervormde bevolking wordt
vertegenwoordigd, dan zullen wij ons niet schromelijk ver-
(1) Wij laten de namen der plaatsen wog, maar zijn in staat
aan belangstellenden die namen te melden.
-ocr page 13-
5
gissen, als wij het cijfer van catechisanten voor de geheele
Nederlandsche Hervormde Kerk op 290.000 begrooten.
Maar laat ons terugkeeren tot de ons verstrekte mede-
deelingen en ons eene wijle bezighouden met de antwoorden
gegeven op de vraag: Hoeveel van uwe catechisanten ver-
zuimden meer dan de helft der catechisatiên?
Eer wij dit
cijfer noemen, moet eene enkele opmerking worden ge-
maakt. Door verscheidene predikanten is bericht, dat zulk
een verzuim bij hen niet voorkomt, \'t zij omdat de leer-
lingen getrouw komen, \'t zij omdat de predikanten de
gewoonte hebben leerlingen, die meer dan vijfmalen weg-
blijven , van de catechisatielijsten te schrappen en dus niet
meer mede te tellen. Ook is het mogelijk dat eenige predi-
kanten bij hen, die meer dan de helft der lesuren ver-
zuimden, de leerlingen hebben gevoegd, die alleen des
winters plegen te komen. Maar ook als dit bij de beoor-
deeling in aanmerking wordt genomen blijft het aantal van
23,734 leerlingen, die meer dan de helft der uren ver-
zuimden, hoogst bedroevend. Zooals het daar staat ver-
tegenwoordigt het ruim 16 pCt. der catechisatie-bevolking,
en vermindert men het meteen aanzienlijk bedrag, om de zoo-
even genoemden redenen, dan blijft toch zeker het treurig feit
over dat ruim 10 pCt. van de ter catechisatiegaanden meer dan
de helft der lessen niet bijwoont. Hoe hoogst bedenkelijk
dit verschijnsel is springt krachtig in het oog, als wij u
herinneren dat dit veelvuldig wegblijven aangetroffen wordt
niet alleen in gemeenten, waar per jaar ruim 40 uren
met iedere groep van leerlingen wordt gecatechiseerd,
maar ook in gemeenten, waar slechts 18 of 20 uren per
jaar onderwijs kan worden gegeven. Zoo geschiedt het dan
dat niet weinigen, die later voor het lidmaatschap onzer
Kerk zich aanmelden, gedurende eenige jaren op zijn
hoogst 12 tot 14 uren per jaar godsdienstonderwijs genoten.
Hierbij mag elke verdere toelichting overbodig worden geacht.
Dit leidt ons als van zelve tot de korte vermelding
van het groote verschil tusschen het aantal uren, gedurende
welke des zomers en des winters catechisatiên plaats heb-
-ocr page 14-
6
ben. Ten vorigen jare is de aandacht hierop breedvoerig ge-
vestigd, waarom wij nu in onze mededeelingen kort kunnen
zijn. De ingekomen berichten melden dat in de genoemde
gemeenten samen, \'s zomers 3588i uren, en \'s winters
6299^ uren onderwijs wordt gegeven. Het ligt voor de
hand dat het verschil het grootst is in de plattelands-
gemeenten, waar velen door allerlei arbeid, of zooals een
der predikanten zich uitdrukt, door den adat om
\'s zomers niet te gaan", van het bijwonen der catechisatiën
worden weerhouden , toch wordt het ook in de steden gevon-
den. In sommige streken is het verschil inderdaad verbazing-
wekkend. Zoo wordt in de provincie Drenthe, in de 33
gemeenten, waarvan opgaven inkwamen, \'s zomers 28, en
\'s winters 260 uren gecatechiseerd ; in de provincie Friesland
zijn deze cijfers 230 en 690 , en in Noordbrabant, waar het
verschil het geringste is, 306 \'s zomers en 414 \'s win-
ters. — Weder moeten wij herinneren, dat de oorzaak
van dit zeer groote verschil niet allereerst bij de predi-
kanten moet worden gezocht. Met den besten wil en den
grootsten ijver kunnen zij niet oproeien tegen den stroom
der gewoonte, die een van hen moedeloos doet uitroepen:
// Op het platteland kan men zich niet aan zomercatechi-
satiën gewennen. In het najaar komen zij in vrij grooten
getale, maar als de maand februari is aangebroken gaan
zij den een na den ander heen."
Maken wij nu de rekening op wat het verzuim betreft,
dan is boven iedere tegenspraak verheven, het feit dat
zoowel het volstrekt als het betrekkelijk verzuim bij het
godsdienstonderwijs een groote rol speelt. Duizende kin-
deren komen niet en duizenden komen zelden. Men wordt
geneigd deswege een groote weeklage aan de heffen en
zeker wordt men gestemd tot de vragen: Van waar deze
dingen ? en Wat i3 er aan te doen ?
Laat ons op beide vragen een antwoord mogen geven.
De oorzaken van verzuim zijn velen. Dat hieronder de
veldarbeid, de arbeid in de fabrieken en de scheepvaart
-ocr page 15-
7
een groote plaats bekleeden, wordt terstond ingezien door
ieder, die eenigszins bekend is met den toestand van ons
volk; maar nog grooter plaats wordt onder de oorzaken
ingenomen door de onverschilligheid. Die verschrikkelijke
kwaal wordt onder allerlei namen vermeld: ,/ gemis aan
belangstelling," // gebrek aan medewerking bij ouders en
bazen," de meening dat men er wel buiten kan," wor-
den telkens als oorzaken genoemd, zoodat dan ook de
tabellen een belangrijke verzameling variaties op het ééne
thema: onverschilligheid bij kinderen en ouders, leveren.
Van enkele predikanten zullen wij de mededeelingen der
oorzaken van verzuim vermelden. Zij luiden aldus:
ff Betweterij der ouders, die hunne kinderen van de
catechisatie houden en van jongelieden, die het reeds
beter weten dan dominé, benevens gehechtheid aan vraag-
boekjes, die verouderd zijn." :ffHet landbouwbedrijf
neemt de grooten en kleinen in beslag, \'t Is een dure
tijd, zeggen de ouders. Als de kinderen acht, negen
jaren oud zijn moeten zij reeds mede naar het veld, om
f 2.50 of / 3.00 per week te verdienen." — //Pseudo-
liberalisme bij den burgerstand, wantrouwen in den geest
van \'t onderricht, inbeslagneming van den tijd voor \'t leeren
op de school zijn hier de voornaamste oorzaken." „De invloed
der zoogenaamde neutrale school." //Kantoordrukten; de
strijd om het leven." //Geringschatting van de catechisatie
zoolang men niet voor de belijdenis leert." Een predikant
uit Overijssel schrijft: //Hadden we in onze provincie
geen bid- en dantö&gm voor het gewas op een afzonder-
lijken dag der week, dan zou ten minste op de meeste
dorpen drie keeren meer gecatechiseerd worden, wat nog
al van belang mog worden gerekend voor hen, die alleen
des winters van het onderwijs gebruik maken. Het zou
dus wenschelijk zijn dat de Synode aan alle gemeenten
in ons Vaderland twee Zondagen, één in het voorjaar
en één in het najaar, als bid- en danki&g voor het
gewas aanbeval." — Een ander meldt: // De groote oor-
zaak is veehoeden in Fruissen. Later blijven deze veehoe-
-ocr page 16-
8
tlers ook \'s winters weg om, 4 of 6 jaren later, onkenbaar
en verwilderd terug te komen. Dan worden de jongens
soldaat en keeren, na 12 maanden dienst, met een vol-
ledige attestatie terug. Zij zeggen dat voor zoo\'n aan-
neming drie gulden voor ieder wordt betaald." — Nog
een ander bericht: //Wat gedurende mijn bijna 50-
jarigen diensttijd voorheen zeldzaam was, is later meer
algemeen geworden en daartoe heeft, naar mijn bescheiden
oordeel, veel meegewerkt de meer en meer veranderde toe-
stand der Hervormde Kerk en het daardoor ontstaan van
wantrouwen, eerst gezaaid door de afgescheidenen en af-
scheidingsgezinden, later ontwikkeld door het toenemen
der partijschappen. Voeg hierbij de bekrompenheid en het
gebrek aan den geest des onderscheids bij vele eenvoudi-
gen, verleid door eerzuchtigen. Door dat wantrouwen is
meer en meer oplossing van gemeenteleven ontstaan en
worden de banden tusschen leeraar en gemeente losser ge-
maakt. De geest des tijds, gevoed door de Hoogere Be-
sturen , bevordert de verwarring en de onverschilligheid.
Kinderen hooren thuis door hunne ouders de predikanten
beoordeelen en veroordeelen, en zij blijven weg. Wanneer
ik van wettiging van dien tijdgeest door de Besturen spreek,
heb ik het oog op de verandering in art. 88 al. % van het
Eeglement op het godsdienstonderwijs, omtrent het laten
aannemen in andere gemeenten, en op die in art. 14 al. 1,
laatste gedeelte, van het Reglement voor de Kerkeraden, om-
trent het laten doopen in andere gemeenten; beiden in werking
getreden in maart 1866. Dit ten minste is zeker, dat sedert
dien tijd mijn catechisatiewerk veel geleden heeft."
Zoo wordt van allerlei kanten over verzuim geklaagd
en blijkt dat wij hier te doen hebben met een vijand,
die ons allerwegen bestookt en het onderwijs veelzins
van invloed berooft. Gelukkig kunnen wij er terstond
bijvoegen dat op niet weinige plaatsen deze vijand met
kracht en volharding wordt bekampt en althans eenig
terrein verliest. Dit blijkt uit het volgende. Eén predikant
meldt: //De kinderen komen geregeld wan de meester
-ocr page 17-
9
zendt ze mij van de school. Alleen als er geen school is
komen zij ongeregeld. De ouderen komen ook allen,
sedert de Zondagscatechisatie de namiddaggodsdienstoefening,
waaraan niemand meer deel nam, vervangt. Te 2 uren
geef ik onderwijs aan meisjes en vrouwen en te 6 uren aan
jongens en mannen, die vroeger om veld- en fabrieksar-
beid verzuimden te komen." Van elders wordt ons mede-
gedeeld: //Het houden van absentielijsten werkt gunstig;"
ff sedert wij belooningen voor getrouw bezoek uitreiken is
de opkomst veel beter;" v het zenden van bericht aan de
ouders, wier kinderen niet tegenwoordig waren, vermindert
het verzuim;" u nadat wij een goed lokaal hebben, platen
en kaarten gebruiken en het onderwijs daardoor aanlok-
kender is geworden, heb ik veel minder over wegblijven
te klagen." De vijand wordt dus bekampt, en niet zon-
der gevolg. Toch wenschen wij eigen oogen open te houden
en die van anderen te ontsluiten voor dit kwaad, dat het
godsdienstonderwijs in menigen kring met onvruchtbaarheid
slaat, en met alle kracht op te roepen tot het beramen van
middelen, waarmede wij dezen vijand zóó kunnen bestrijden,
dat hij voor ons wijkt. Wie een maatregel weet te noemen om,
aan predikanten op het platteland, leerlingeu te verzekeren,
wanneer zij meer dan 16 of 18 malen in een jaar met
hen wenschen te catechiseerenj om de duizenden, die van
alle godsdienstonderwijs verstoken rondloopen, te dwingen
in te gaan, en de tienduizenden, die telkens verzuimen,
van die kwaal te genezen, in één woord wie ons den
tooverstaf biedt, waarmede wij belangstelling in het gods-
dienstonderwijs kunnen wekken, hij zal ons driewerf wei-
kom en der Vaderlandsche Kerk ten zegen zijn.
Ons blijft over met een enkel woord te spreken over
de aanneming tot lidmaten. Wij vinden daartoe aanleiding
in de berichten voorkomende op sommige tabellen, in een
ons gezonden schrijven en ook in de stukken , die betreffende
het aannemen van militairen, in de Synodale vergadering
zijn ter spraak gebracht. Het bedoelde schrijven luidt als
volgt: //De gemeente B. werd indertijd zeer belemmerd in de
*
-ocr page 18-
Hl
behartiging van het godsdienstonderwijs door de gemeente O.
Jongelieden uit B. verzuimden voortdurend de catechisatiën,
want zij wisten wel dat zij, na een paar maanden leerens,
bij den predikant van O. werden aangenomen. De kerke-
lijke wet liet niet toe er iets tegen te doen. Zoo komen
in mijn gemeente lieden wonen , die eerst stelselmatig de
leering verzuimden en die thans, nu zij gehuwd zijn,
trachten zoo spoedig mogelijk klaar te komen"..... In
de berichten lezen wij: //Jonge menschen, die voor zoover
ik kan nagaan, zeer gebrekkig en zeer schaars onderricht
werden, vragen een bewijs van zedelijk gedrag, begeven
zich om verschil van richting, naar eene nabij gelegen
gemeente, en de predikant catechiseert eens of tweemalen
met hen, waaropzij tot lidmaten worden aangenomen"; of:
,/Eenige maanden brengen de jonge menschen, die in hunne
woonplaats minachting voor de catechisatie aan den dag
legden, in de gamizoensplaatsen door, waar zij belijdenis
doen en tot lidmaten en aanstaande stemgerechtigden worden
verheven"; of: //Men wil lidmaat worden, dat is fatsoen-
lijk, geeft ook meer aanspraak op bedeeling, maakt, zoo-
als sommigen zeggen, tot een christeninensch, maar is van
meening dat catechisatieloopen, na de schooljaren en vóór
den aannemingstijd, onnoodig is en acht dus het godsdienst-
onderwijs gering zoo lang men niet voor de belijdenis
leert." Één predikant schrijft: //Maak, wat ik u bid, den
omvang van het godsdientsonderwijs veel kleiner voor de
cenvoudigen. De eischen bij de aanneming zijn kennis van
de christelijke geloofs- en zedeleer, van de Bijbelsche en
kerkelijke geschiedenis en zeer velen moeten worden toege-
laten, die het niet veel verder hebben gebracht dan de
kennis van eenige bijbelsche personen, van de 10 geboden,
het Onze Vader, of de gelijkenis van den verloren zoon.
Waar blijft dan de schoone eisch?"
Meer kunnen wij over deze zaak niet mededeelen, maar
het aangevoerde zal wel voldoende zijn om de meening
te staven dot het niet overbodig is de aandacht te vesti-
gen op de aanneming tot lidmaten en wat daarmede samen*
-ocr page 19-
11
hangt. In de laatste jaren zijn de belijdenisvragen sterk
op den voorgrond getreden, en is men in de woningen
en op de straten gaan spreken over de belijdeniskwestie.
Het is te wenschen dat de aandacht daarvan gedeeltelijk
afgewenden meer gericht worde op de, naar veler oordeel,
veel belangrijker vragen: wat moet er gedaan worden om
het gemoed der kinderen te vormen ? wat moet er geschieden
om alle jeugdigen van jaren in onze Nederlandsche Hervormde
Kerk te doen genieten van het licht en den zegen van
goed ingericht godsdienstonderwijs? welke weg moet wor-
den ingeslagen om te verhoeden dat tot onze Kerk toe-
treden honderden, wier onwetendheid en wier toetreden, om
allerlei bijredenen, de Kerk slechts tot schade kunnen zijn?
Al wat uwe Commissie tot hiertoe mededeelde is in
hoofdzaken toelichting en bevestiging van hetgeen door de
ten vorigen jare bij de Synode ingekomen antwoorden,
werd aan het licht gebracht. Het tweejarig onderzoek, al
werd het door velen niet gewaardeerd en door sommigen
tegengewerkt, heeft veel kunnen leeren. De overtuiging is
er door gevestigd dat het catechisatieverzuim onrustbarend
is; dat de gelegenheden om onderwijs te ontvangen in ettelijke
streken des lands, om allerlei redenen, schaarsch zijn; en
dat de toestand van het godsdienstonderwijs in de Neder-
landsche Hervormde Kerk van dien aard is, dat het de
ernstige overweging en de oprechte belangstelling verdient
van allen, die van goeden wille zijn.
Een tweede gedeelte van ons verslag zal zich bezig hou-
den met de behandeling van nieuwe zaken. Zooals gij u
herinneren zult is, over het jaar 1877, ook onderzoek gedaan
naar de leermiddelen, benevens de bekostiging daarvan,
en naar den invloed, dien bijzondere, diakonie- en zondag-
scholen
op het godsdienstonderwijs uitoefenen. "Welke de
uitkomsten zijn van dat onderzoek gaan wij u mededeelen.
Eerst over de leermiddelen, die wij gemakshalve in drie
afdeelingen zullen splitsen.
-ocr page 20-
12
Vooreerst de catechisatielokalen. Uit Millhigen, u reeds
bekend, wordt geschreven: //op deze plaats is hoegenaamd
niets, noch lokaal, noch boeken, noch eenig fonds om er in te
voorzien. De catechisatiëu worden gehouden in een kamer van
een protestantschen steenbaas; in hetzelfde vertrek hebben
ook, eens in de maand, godsdienstige samenkomsten plaats.
De bewuste kamer is echter zeer ongeschikt omdat zij onmid-
delijk grenst aan bewoonde vertrekken en omdat de woning
afgelegen is". Van andere plaatsten melden de predikanten:
z/Ik hoop dat dit onderzoek ten gevolge zal hebben dat
men ons helpt." //Ik verwacht veel vrucht van geschikte
lokalen, kaarten, platen enz. Maar ach! de kerk te B.
is arm en de gemeente kan zoo goed als niets doen!" —
z/Ik kan geen aanteekening houden in een tochtige kerk,
die ons altijd nog als plaats voor het geven van gods-
dienstonderwijs dient." — //Hier is geen geschikte gelegen-
heid om te catechiseeren." — //Wij gebruiken de kerk, waar
het in den winter zeer koud is, en de jongelieden on-
gaarne komen, zoodat ik sommigen in mijn woning ont-
vang". — //Ik moet mijne catechisatiëu houden op het
raadhuis. Ons ontbreekt een bruikbaar lokaal." — //Als
het schoolgebouw niet ten gebruike werd afgestaan, zou ik
in de kerk moeten catechiseeren." —In het kort: Op niet
weinige plaatsen ziet het er met de lokalen, waar onder-
wijs gegeven wordt, slecht uit. Dat de kerkgebouwen veel
worden gebruikt en toch in den regel zeer ongeschikt
zijn, zal wel geen breed betoog behoeven, evenmin dat
het zeer gewenscht is godsdienstonderwijs te geven in lo-
kalen, die wat licht en lucht, reinheid en aangenaamheid
betreft, eenigszins kunnen wedijveren met de plaatsen,
waar het maatschappelijk onderwijs wordt verstrekt, opdat
de jeugd niet afgestooten maar aangetrokken worde. Ver-
blijdend is het dat in vele gemeenten de noodzakelijkheid
hiervan wordt ingezien, en daar dan ook flinke en naar
den eisch des tijds ingerichte lokalen verrijzen.
Wat van de lokalen gezegd is, is niet zelden ook van toe-
passing op de boeken en lijbels. Op ettelijke plaatsen zijn zij of
-ocr page 21-
13
zoo goed als niet bf in zeer gebrekkigen toestand aanwezig.
De vrijgevigheid van het Bijbelgenootschap is niet bij
machte te voorzien in de behoeften van hen, die zelven
geen Bijbel of Nieuw Testament kunnen aanschaffen, en
die dus in de christelijke geloofs- en zedenleer onderricht
moeten worden, zonder dat zij een Nieuw-Testament op de
catechisatie kunnen medebrengen. Karakteristiek, maar tevens
droevig welsprekend zijn de klachten te lezen in de tabellen:
,/om leermiddelen bekommert zich hier niemand j geen
sterveling, die er aan denkt." — //Ons ontbreekt een-
voudig alles." — //Het noodigste is niet voorhanden en er
is geen fonds en er zijn geen gegoeden, die kunnen be-
talen." — //Als het Bijbelgenootschap niet een weinig ter
hulp kwam hadden wij niets." — Welke de vruchten van
het onderwijs moeten zijn bij leerlingen, die zelven nooit
de evangeliën lazen en geen boeken bezitten om zich thuis
voor het onderwijs voor te bereiden, laten wij aan uwe
beoordeeling over.
Vragen wij ten laatste naar de kaarten en platen, die
in onze dagen, bij de hooge waardeering van het aanschouwe-
lijk onderwijs, meer en meer onmisbaar worden, dan krijgen
wij ten antwoord, dat op de meeste plaatsen daarvan niets
gevonden wordt. Overal, waar in de kerken gecatechiseerd
wordt, ontbreken zij uit den aard der zaak, maar ook
elders worden zij gemist. De antwoorden luiden: //Wij doen
het zonder deze." //De kerkvoogden weigeren er voor te
betalen, omdat zij het nut er niet van inzien." //De kerke-
lijke administratie, ofschoon vermogend, weigert zoowel
een doelmatig lokaal, als boeken, kaarten en platen." //De
predikant tracht uit zijn eigen voorraad in die behoefte
eenigszins te voorzien."
Maar genoeg hiervan. Tot nog toe maakten wij alleen
gewag van de schaduwzijden, doch wij kunnen ook van
verblijdende lichtzijden gewagen. Er zijn vele gemeenten,
waar de overtuiging veld wint dat het godsdienst-onder-
wijs zijn eischen en behoeften heeft, waarin voorzien
moet worden. Is zeer dikwijls het antwoord dat boeken.
-ocr page 22-
14
platen en kaarten bekostigd moeten worden door ieerlingen
en predikanten of door de gaven, die in de catechisatiebus
worden ingezameld, daartegenover staat, dat uit niet weinige
antwoorden blijkt dat de Diakoniën in de behoeften der
armen aan boeken en Bijbels voorzien en Kerkvoogden en
Vereenigingen datgene verstrekken, wat aan het gezegend
werken van het onderwijs bevorderlijk kan zijn. Te Brielle
geven Kerkvoogden jaarlijks aan ieder der predikanten ƒ10
voor dat doel; te Abbekerk werd door hen f 50 voor de
inrichtingen wordt ƒ 25 \'sjaars voor onderhoud geschonken;
te Helmond en Spijkenisse wordt op de begrooting jaar-
lijks f 10 voor catechisatiebehoeften uitgetrokken; te
Garnwerd geven Kerkvoogden ƒ20 \'s jaars om belooningen
uit te reiken aan de trouwste leerlingen en te Terwispel
geven zij daarvoor vervolgbundels op de gezangen.
Elders zooals te Waal en Koog, te Westzaan enz. zijn eatechi-
satie-bibliotheken
gesticht door de kerkelijke-adrainistratie; te
Zaandam is een Vrouwen-vereeniging werkzaam om het gods-
dienst-onderwijs met het noodige te steunen en de kinderen tot
getrouw bezoek aan te sporen; op sommige plaatsen spannen
Jongelings-vereenigingen voor dit oogmerk hare krachten in
en dragen gemeenteleden vrijwillig bij opdat het aan boeken
en kaarten niet ontbreke; op andere wordt uit een fonds
voor uit- en inwendige zending het noodige verstrekt of
kan uit het Imminkfonds (Zeddam) het vereischte worden
bekostigd. Ja, sommige predikanten mogen den juichtoon
doen hooren : ,/Hier is alles wat noodig is aanwezig." //Niet
te vergeefs wordt de hulp der Kerkvoogden ingeroepen."
//Zij voorzien op zeer ruime wijze in alle behoeften." ffHier
is een lokaal geheel ingericht naar den eisch des tijds."
Deze lichtzijden te mogen vermelden is uwer Commissie
bijzonder aangenaam, omdat zij daarin niet alleen een waar-
deering van het godsdienst-onderwijs, als noodzakelijk bestand-
deel van de opvoeding, ziet, maar tevens grond vindt voor de
hoop dat meer en meer de belangstelling in dat onderwijs zal toe-
nemen. Mocht zij slechts kunnen zeggen dat in de meeste ge-
meenten de zorg voor de leermiddelen op eene of andere wijze
-ocr page 23-
15
wordt ter harte genomen, maar dat kan zij tot haar leedwezen
niet. De gunstige toestand blijft uitzondering, terwijl een
hoogst gebrekkige toestand, helaas! regel is, en waar die ge-
brekkige toestand gevonden wordt, en het godsdienstonderwijs
met blijkbare geringschatting wordt behandeld, och, daar
kan de liefde er voor in de harten der kinderen moeilijk
worden gekweekt, daar zal geen ingenomenheid in de borst
der ouders woning maken, en het laatst maar het ergst,
daar zal de predikant gevaar loopen dat hij, omdat hem
schier alles ontbreekt, wat het onderwijs aangenaam en
aantrekkelijk kan maken, zijn ijver inboet. Daar dreigt
het woord van kracht te worden: Als het zout smakeloos
geworden is, waarmede zal het worden gezouten.
Ons blijft nog te spreken over den invloed door Bijzon~
dere scholen, Biahoniescholen
en Zondagscholen uitge-
oefend op het godsdienstonderwijs. In de bij ons inge-
komen tabellen is spraak van 79 bijzondere scholen en,
zooals uit de aanteekeningen blijken kan en zich van te
voren reeds laat vermoeden, is de vrucht van de meesten
dat de kinderen, die daar ter school gaan en onderricht
in Bijbelsche geschiedenis ontvangen, op de catechisatien
toonen meer bekend te zijn met bijbelsche verhalen en
personen, dan de kinderen, die er niet gaan. Daar echter
uit andere mededeelingen blijkt dat zich hetzelfde ver-
schijnsel voordoet, als de openbare onderwijzer of een
ander, buiten de schooluren, les geeft in Bijbelsche ge-
schiedenis en koraalgezang, is het moeilijk, bij de sober-
heid der berichten, eenig juist oordeel te vellen over
den invloed, dien de bijzondere scholen op het gods-
dienstonderwijs oefenen. Een paar berichten mogen hier
nog een plaats vinden. Het eene luidt: Van de kinderen,
die de bijzondere school bezoeken, moet getuigd worden
dat zij oneindig veel meer van de Bijbelsche geschiedenis
weten, dan de kinderen, die gebruik maken van de
openbare school, maar ;de laatsten zijn veel bedrevener
in het lezen dan de eerstgenoemden."j en het andere
meldt: Hier zijn twee bijzondere scholen voor meer uitgebreid
-ocr page 24-
16
lager onderwijs, waar de Bijbelsche geschiedenis in goeden geest
wordt behandeld; zóó wordt het godsdienstonderwijs gesteund."
Daar wij van slechts 8 diaconiescholen melding vinden
gemaakt, achten wij ons ontslagen van de taak daarover
afzonderlijk te spreken.
Veel talrijker en vollediger zijn de berichten betreffende de
zondagscholen. Van niet minder dan 245 dergelijke inrich-
tingen wordt in de antwoorden gesproken, en overzien wij
het oordeel, dat over den invloed er van wordt geveld,
dan valt het niet moeilijk de einduitspraak op te maken.
In eenige weinige gemeenten wordt de werking schadelijk
geacht. De een spreekt van „het knoeiwerk van een evan-
gelist der confessioneele vereeniging, dat veel schade doet";
een ander verhaalt van //een onderwijzer, in hooge mate
met zich zelven ingenomen en heerschzuchtig, die een
kleine partij om zich vereenigt, onderwijs geeft en door
zijn bemoeiingen en kuiperijen, verderfelijkt werkt." Een
derde zegt: //Zondag\'s middags wordt geregeld onderwijs
gegeven in de gereformeerde leer. Onderwijzer is een tim-
merman of een boer. Dat onderricht bevordert dweeperij
en domheid en werkt zeer nadeelig op het catechetisch
onderwijs." — Maar deze ervaringen zijn uitzonderingen.
In eenige andere gemeenten is de invloed der zondag-
scholen
niet waar te nemen, \'t zij omdat zij slechts korten
tijd bestaan, \'t zij omdat zij door een klein groepje
kinderen worden bezocht, maar het aantal van deze ge-
meenten is gering. Van de overgroote meerderheid dier
scholen mag het loffelijk getuigenis worden afgelegd dat
zij een grooten en gezegenden invloed uitoefenen én op
het godsdienstonderwijs, waarvoor zij de kinderen voor-
bereiden , én op de jeugdige kinderen zelven, wier kennis
vermeerderd en wier gemoed gevormd wordt. Het is aange-
naam te lezen dat in verschillende streken des lands de
zorg voor de zondagscholen ter harte genomen wordt door
aanzienlijken, die er gaven voor over hebben; door Ver-
eenigingen, die er naar streven, ieder naar hare over-
tuiging, den kinderen den smaak te geven voor het
-ocr page 25-
17
goede en tot Jezus te leiden; door jonge meisjes ,^irre zich
onder de leiding van predikanten oefenen, om in den
kindertoon en op voor kinderen bevattelijke wijze, de
onvergankelijke waarheden van het zedelijk en godsdienstig
leven te verhalen. Hebben in het buitenland, vooral in
Engeland, de zondagscholen ruim nut verspreid en wei-
verdienden roem verworven, wij hopen dat ook in ons
land haar aantal toenemen en haar invloed machtiger wor-
den zal. Duizende jeugdigen zullen later de uren zegenen
op die scholen doorgebracht, om de indrukken daar ont-
vangen j de arbeid en de offers van anderen zullen, als
zij onderlinge belangstelling wekken, daardoor ook zijde-
lings aan de uitbreiding van het rijk der liefde dienstbaar
zijn; uit ons hart gegrepen is de wensch van een predi-
kant: //Mocht van de Synode een opwekking tot het stich-
ten van Zondagscholen uitgaan en men het den kinderen
daar smakelijk en prettig maken. Dat zou ook den ouderen
ten goede komen."
Wij zijn aan het einde onzer mededeelingen. Ons blijft
over het doorwandeld gebied te overzien en de verkregen
uitkomsten kort saam te vatten.
Dat gaan wij thans doen en tevens zullen wij eenige
voorstellen aan uwe overweging onderwerpen.
Vooreerst. Het onderzoek naar het aantal leerlingen van
verschillenden leeftijd, naar het verzuim en de redenen daarvan,
heeft zeer welsprekend aan het licht gebracht, dat de
toestand van het godsdienst-onderwijs, in die opzichten , niet
alleen lang niet volmaakt is, maar meestal niet voldoet
aan zeer bescheiden eischen. Toch raadt Uwe commissie u
niet aan langer een nader onderzoek door afzonderlijke
tabellen in te stellen. Wel dringt zij er bij u ten sterkste
op aan dat voortdurend de aandacht van de Kerkeraden
en de Besturen op deze hoogst belangrijke zaken worden
gevestigd, en wel door middel van de kerkvisilatie. Tot
nog toe wordt alleen gevraagd naar het aantal catechisanten ,
jeugdigen en volwassenen tezamen. Het behoeft geen betoog
-ocr page 26-
18
dat het antwooord op die vraag aan eiken maatstaf van
beoordeeling ontsnapt, en dat men er een studie van zou moeten
maken om te kunnen beslissen of het aantal catechisanten,
dat volgens de opgaven, over 1877 ontvangen, 248.000 be-
droeg, een bevredigend cijfer levert of van schromelijk verzuim
getuigt. Wij meenen te mogen beweeren dat dit getal veel
te klein is, en dat uit de bij ons ingeleverde staten volgt
dat het minstens ettelijke duizenden hooger moet zijn,
terwijl dan altijd nog het groot aantal overblijft, dat geen
catechisatien bezoekt. Wij wenschen daarom verandering
gebracht te zien in de vragen bij de kerhvisitatie en een
bepaalden leeftijd aan te geven, waarover het onderzoek
loopt, in den vorm als ten vorigen jare is geschied, en
stellen u voor, in artikel 12 al. 9 van het Eeglement op
de Kerkvisitatie te lezen in plaats van: //het getal van
jeugdigen en meer gevorderden in de gemeenten samen;"
,/het getal der leerlingen van 10 tot 17 jaren, beneden
de 10 en boven de 17 jaren, afzonderlijk;" en in de tabel
betreffende den Staat van het Godsdienstonderwijs, onder 6 ,
te plaatsen: Vragen te doen aan den predikant of aan de
predikanten ieder afzonderlijk, en aan den kerkeraad, wat
de godsdienstonderwijzers betreft:
a.  Hoe groot is het aantal uwer leerlingen
van 10—17 jaren?
beneden de 10 jaren?
boven de 17 jaren?
b.  Hoevelen van die leerlingen komen alleen \'s winters?
e. Hoevelen verzuimden in het laatste jaar meer dan een
vierde van de catechisatien?
d. Welke zijn de voornaamste oorzaken van het verzuim ?
Ten tweede. De inrichting van het onderwijs laat op vele
plaatsen zeer veel te wenschen over. Lokalen, boeken,
kaarten, platen zijn niet zooals men billijkerwijs verlangen
mag. Wij leggen hierop grooten nadruk. Voor u, die
geen vreemdelingen zijt in de kerkelijke toestanden, be-
hoeft het geen bewijs, dat het godsdienstonderwijs ook
daarom van zoo groot gewicht is, omdat vele jonge
-ocr page 27-
19
menschen de geheele godsdienstige en zedelijke opleiding,
die zij van de Kerk ontvangen, op de catechisatiën moeten
verkrijgen. Velen komen in de kerkgebouwen, bij de gods-
dienstoefeningen, óf niet óf zelden. Anderen, die wel
komen, zijn dikwijls zoo weinig ontwikkeld dat zij niet
bij machte zijn de prediking te verstaan. Och! men make
voor deze allen het onderwijs niet alleen degelijk en vor-
mend, (wij vertrouwen van de predikanten, dat zij zich
daarvoor inspannen), maar ook aangenaam en uitlokkend
door te zorgen voor het uitwendige. Veel te veel wordt
dit voorbijgezien en verwaarloosd, vooral in onze dagen,
waarin het maatschappelijk onderwijs met de warmte der
genegenheid en met de onbekrompenheid der waardeering
wordt gesteund. Daarom meenen wij vrijheid te hebben,
u ook te dezer zake eenige voorstellen te doen.
1.  De Synode neme in overweging, met het oog op de vele
behoeften, de Gemeenten uit te noodigen eene inzameling
te houden ten behoeve van het godsdienstonderwijs. De
ingezamelde gelden zullen worden aangewend tot het stichten
van catechisatielokalen, het aanschaffen van Bijbels en
Nieuw-Testamenten, van boeken, kaarten, platen, en het
oprichten van catechisatiebibliotheken. Eenige bepalingen tot
regeling dezer zaak voegen wij hierbij.
Ons dunkt dat de schoone woorden: Als één lid lijdt,
lijden allen mede, en draagt elkanders lasten, het billijke
van zulk een inzameling rechtvaardigen.
Wanneer door deze inzameling in de grootste en voor-
naamste behoeften is voorzien, kan later door het maken
van veranderingen in het Eeglement van het Fonds ter
voorziening in de Geestelijke behoeften het geven van derge-
lijke ondersteuningen worden bestendigd.
2.  Voorts neme de Synode in overweging pogingen aan
te wenden om , door inkoop in het groot, of door het aangaan
van overeenkomsten met de uitgevers van de beste kaarten,
platen en de meest gebruikte boeken, de Kerkeraden en de
predikanten in de gelegenheid te stellen de beste voortbreng-
selen op dat gebied voor den geringsten prijs te bekomen.
-ocr page 28-
20
Tot staving van dit voorstel herinneren wij, dat o. a.
NaeftV Geschiedenis der Kerkhervorming (1) f 0.50 kost per
exemplaar, terwijl de uitgever aan eene Vereeniging, die 200
exemplaren nam, ze leverde voor 20 ets.; en wijzen wij u
op een Bijbelatlas, hier ter tafel gelegd, die slechts/0.60
kost, en zoover uw verslaggever beoordeelen kan, uitstekend
is, (2) en op de platen voor Neerlands werkman, (3)
waarvan wij ook een exemplaar ter bezichtiging geven.
3. Eindelijk neme de Synode in overweging voor dit
jaar eene Commissie te benoemen van drie leden, waaraan
wordt opgedragen de verzoeken om ondersteuning te beoor-
deelen , den onder 2 vermelden arbeid te verrichten en
dienaangaande bij u voorstellen te doen.
Ten derde. Daar het blijkt dat bij de aanneming tot
lidmaten, niet alleen van militairen in de garnizoensplaatsen,
maar ook van anderen, somtijds niet met de verlangde,
en door het gewicht der zaak vereischte nauwgezetheid
wordt te werk gegaan, geeft uwe commissie u in over-
weging een schrijven te richten aan de Kerkeraden, waarin
melding wordt gemaakt van de ingekomen bezwaren , en
zij worden verzocht in hunnen kring toe te zien, dat bij
deze heilige zaak niet met lichtvaardigheid maar steeds
met ernst en nauwkeurig toezicht worde gehandeld.
Ten vierde. Stellen wij u voor een bericht omtrent den
invloed der Zondagscholen te zenden aan de Kerkeraden.
Is het uit de ontvangen mededeeliugen duidelijk gebleken
dat, door voorstanders van de verschillende richtingen in
de Kerk, als om strijd de zondagschool geprezen wordt,
wegens den heilzamen invloed, dien zij rechtstreeks op de
kinderen en zijdelings op de ouderen van jaren oefent, dan
mag het de roeping heeten van het lichaam, dat voor
de algemeene belangen der Kerk waakt, de aandacht van
(1)  Uitgave van Schuytemaker, Amsterdam.
(2)   Album voor het Huisgezin van Neêrlands werkman; uit-
gave van Kirbergen te Amsterdam.
(3)  The Bible Atlas, W. en A. K. Johnston, Edinburg en
London, te verkrijgen o. a. in het Schoolmuseum, thans gevestigd
in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam.\'
-ocr page 29-
21
allen op deze heilzame inrichtingen te vestigen en hen tot
oprichting aan te sporen. (1)
Eindelijk hebben wij u mede te deelen de der over-
weging waardige gedachten van één Lid onzer Commissie.
Hij stelt twee zaken op den voorgrond. Vooreerst dat in de
onlangs door Z. M. den Koning bekrachtigde wet tot
regeling van het Lager Onderwijs de gelegenheid tot het
geven van godsdienstonderwijs in de schoollokalen, door
gewenschte bepalingen, is ontsloten, bepalingen, die onge-
twijfeld eerlang ook een plaats zullen vinden in de wetten
op het Middelbaar en Hooger Onderwijs, waardoor de
behoefte aan onderwijskracht zich voor de Kerk sterk zal
doen gevoelen.
Ten tweede: dat vele godsdienstoefeningen zeer schaars
worden bezocht, zoodat sommigen, zonder schade voor
het godsdienstig leven, zouden kunnen worden afgeschaft,
en men de tijd en de krachten, daarvoor besteed, zou
kunnen aanwenden voor een ander doel.
Hiervan uitgaande onderwerpt hij aan uwe overweging de
vraag: Is het niet mogelijk dat, met name in steden van eeni-
gen omvang, waar hoogere burgerscholen en gymnasien naast
de lagere school, worden in het leven geroepen , een of meer
predikanten, die daartoe geschiktheid en roeping hebben,
óf geheel óf voor het grooter deel worden vrijgesteld van
het predikwerk om zich meer bepaald of uitsluitend te
wijden aan het onderwijs? — Hoe ook uw antwoord op
de vraag moge luiden, zeker is het, dat, als die wensch
kon worden vervuld, het godsdienstonderwijs in waarde
stijgen en rijker werken zou. De samenvoeging van pre-
diking en catechese is niet zelden tot schade van de
laatste. Heeft het godsdienstonderwijs in onze dagen, vooral
als het aan ontwikkelde jongelingen en jongedochteren
gegeven wordt, hooge eischen te stellen, van veelzijdige
kennis, warmte des gemoeds, gave van mededeelen en toe-
wijding, dan is het een goede gedachte om mannen te
(1) Door de Synode werden deze vier voorstellen aangenomen.
-ocr page 30-
22
zoeken, die zich daaraan geheel willen geven. Vooral
omdat het de kracht van één mensch te boven gaat, ge-
durende vele uren in de week, aan ontwikkelden degelijk
onderwijs te geven en daarenboven, een of tweemaal per
week, voor de gemeente op te treden. Wie begeert dat
in elke lagere school, na de schooltijden, het kind leere
verstaan dat het bij brood alleen niet kan leven; wie ver-
langt dat in alle grootereplaatsen geschiede als in Leiden,
waar eenige predikanten een cursus over de geschiedenis
van den godsdienst geven, die trouw bezocht veel bijval
vindt; wie hoopt dat ons opkomend geslacht niet alleen
rijk zal zijn in de kennis van velerlei wetenschap, maar
ook rijk in de kennis van het godsdienstig leven en van
die heerlijke goederen , die door alle tijden heen , moed en
kracht en troost hebben geschonken, zal wel toestemmen
dat de zooeven uitgesproken gedachte ernstige overweging
verdient en dat de Nederlandsche Hervormde Kerk, zal
zij in dezen tijd een leidsvrouw zijn ten leven, met kracht
behartigen moet het oude maar niet verouderde woord:
Leer den jeugdigen den eisch des wegs, als zij oud ge-
worden zijn zullen zij daarvan niet wijken.
H. J. E. van Hoorn.
D. C. Pleijte.
W. F. Trip van Zoudtlandt.
-ocr page 31-
BEPALINGEN
OMTRENT HET INZAMELEN VAN GELDEN EN HET VERLEENEN
VAN TOELAGEN VOOR HET STICHTEN VAN LOKALEN,
HET AANSCHAFFEN VAN BOEKEN, KAARTEN EN
PLATEN, TEN BEHOEVE VAN HET
GODSDIENSTONDERWIJS.
I.
Ter voorziening in de groote behoeften van het godsdienst-
onderwijs worden de Kerkeraden, door de Synode, uitge-
noodigd eene inzameling te doen in hunne gemeenten.
Deze uitnoodiging heeft plaats in het laatste gedeelte
van het jaar 1878 en wordt herhaald wanneer de inge-
zamelde gelden zijn besteed en het der Synode blijkt dat
de behoeften blijven bestaan.
De ingezamelde gelden worden in ontvangst genomen
door de Classicale Quaestoren en door dezen ter bewaring
gezonden aan den Quaestor-generaal.
II.
De gelden door de inzameling ten bate van het godsdienst-
onderwijs verkregen worden besteed voor het stichten van
lokalen en het aanschaffen van leermiddelen, als boeken,
kaarten, platen.
III.
Toelagen worden verstrekt:
a, aan gemeenten en b. aan predikanten.
a. Aan gemeenten: tot het bouwen en inrichten van
-ocr page 32-
24
catechisatielokalen en het aanschaffen van Bijbels, gedeelten
des Bijbels en psalm- en gezangboeken. De gemeenten zenden
het verzoek daartoe door middel van de Besturen aan de
Synode en kunnen alleen toelagen ontvangen, als haar
verzoek door het Classicaal en het Provinciaal Bestuur van
haar ressort wordt gesteund met de verklaring dat de
gemeente die hulp behoeft.
Voor het verkrijgen van toelagen voor het stichten van
lokalen, wordt bovendien vereischt dat de begrooting van
hel te stichten lokaal worde overgelegd en de aanvraag
de som van f 600 niet te bovenga.
h. Aan predikanten: tot het aanschaffen van kaarten,
platen en boeken ten gebruike bij het godsdienstonderwijs.
Zij zenden hun verzoek met opgave van redenen in, door
middel van het Classicaal en Provinciaal Bestuur van hun
ressort en behoeven de aanbeveling daarvan. Deze toelagen
gaan de som van f 20 niet te boven.
IV.
De verzoeken om toelagen worden door den Secretaris
der Synode in handen gesteld van de Commissie van drie
leden,
door de Synode voor dit doel te benoemen. Deze
Commissie onderzoekt zoo noodig de aanvragen en dient
der Synode in haar eerstvolgende vergadering van bericht
en raad.
Tevens is aan deze Commissie opgedragen aan de goed-
keuring der Synode plannen te onderwerpen om de boeken,
platen en kaarten, die het meest gebruikt gebruikt wor-
den, op de goedkoopste wijze verkrijgbaar te stellen, voor
Kerkeraden en predikanten. (1)
(1) Deze Bepalingen zijn door de Synode vastgesteld in de
zitting van 23 Augustus 1878.