-ocr page 1-
*#/.
Mh> llodt
HISTORISCHE BESCHOUWINGEN
OVER UUT TEGENWOORDIGE
lm
T
IN NEDERLAND,
DE HOOFDRIVIEREN,
EN DE
VOORGESTELDE KANAALWET
dook
P. J. DE QUABTEL,.
Ingenieur le klasse van \'s Rijks Waterstaat.
September 1878.
Voor rekening van d9n Sehrijvei
•-■« HA^mJ **-*-
TTTBECHT,
DANNENPELSER & Co.
(o. metzelaae).
Prijs 70 Cents.
i
-ocr page 2-
P. oct.
1549
-ocr page 3-
/rti f,
HISTORISCHE BESCHOUWINGEN
OVER HET TEGENWOORDIGE
DEPARTEMENT m w OPENBARE III
IN NEDERLAND,
DE ÏÏOOFDRIVIEREN,
EN DE
VOORGESTELDE KANAALWET
DOOR
P. J. DE QUARTEL,
Ingenieur le klasse van \'s Rijles Waterstaat.
September 1878.
Voor rekening van den Schrijver.
UTBECHT,
DANNENFELSER & Co.
(a. metzelaab).
-ocr page 4-
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
A06000007462942B
0746 2942
-ocr page 5-
Les ministres se laissent prendre toujours a la même glu,
qui est toujours composée des mêmes ingre\'dients, et toujours
administrée de la même maniere. Ils aiment la flatterie, si
basse qu\'elle soit.
(MONTESQUIEU).
Men zegt niet gaarne de Waarheid; maar men hoort haar
volstrekt niet graag.
(Fénélon).
Bureaukraten schuwen het licht en de zuivere waarheid.
Troebel water is hun element.
(Dickens).
Een minister is een gewoon mensch. Die hem omringen
vlcjjcii hem, zoolang lijj minister is. Hij wachte zich dus
voor de bureaucraten, de leges-mannen.
(Thiers).
Elk minister moet zich tot vrienden en raadslieden kiezen:
ervaren, kundige, maar vooral cerli/Jce mannen.
(Le Comte de Ségur).
Ontrouwe ambtenaren, oneerlijke dienstboden jage men
onmiddehjk weg. Zij zijn en blijven onverbeterlijk.
(Salomon).
-ocr page 6-
Tracht steeds den put te dempen, vóór dat liet kalf ver-
dronken is.
(Vader Cats).
Men kan geen twee meesters te geljjk dienen, Mammon
en den Heer.
(Oude Testament).
Partikuliere maatschappijen, kanaal- of spoorweg, zjjn
eldorada\'s voor oneerlijke en sluwe Ingenieurs, Secretarissen,
Directeurs, Adviseurs, en andere Sinjeurs.
(Rjjksraad, Lasker).
-ocr page 7-
EERSTE AFDEELING.
De Rivieren in Nederland.
In de XIX,lu eeuw is er in Nederland niets gedaan tot
verbetering van onze hoofd-rivieren en de rivierdijken langs
dezelve.
De geweldige dijkbreuken en schrikkelijke overstroomingen,
die in 1809, 1820, 1825, 1855 en 1801 langs de Whaal, de
Lek, den IJssel en de Maas ons land teisterden, zijn alleen
te wijten aan de verregaande zorgeloosheid, waarmede men
die hoogst belangrijke aangelegenheden behandelde en nog
steeds behandelt; ofschoon hetzelfde gevaar ons eiken winter
dreigt, vooral in langdurende met ijsgang gepaarde winters.
Zijn er doorbraken gevallen, dan laat men „Gods wateren
ijs over Gods akker loopen;" \'t is „sauve qnipeut," zoogoed
en kwaad als men kan. De doorbraken worden na den afloop
van het water weder gedicht, en tot leeniging der veroor-
zaakte rampen wordt in zeer waterachtige termen, in aan-
spraken, in verzen op nutsvergaderingen, concerten, casino\'s,
loterij zalen, de bekende onuitputtelijke en teregt geroemde
Nederlandsche liefdadigheid opgeroepen, door tal van waters-
nood-commissiën, bestaande uit zeer aanzienlijke mannen en
vrouwen. Anders is er in deze XTX,k\' eeuw niets gedaan tot
voorkoming van die rampen.
Ten einde dat ernstige en steeds dreigende gevaar van
doorbraak onzer rivierdijken en fatale overstroomingen van
-ocr page 8-
6
uitgestrekte landstreken ten minste gedeeltelijk te voorkomen,
werd door den beroemden Tngenieur baron Kruijenhoff in 1809
het project ingediend, om aan den Geldersclien IJssel eenen
nieuwen riviermond te geven en om al de groote kronkelin-
gen in die rivier te rectificeeren, en om alzoo dien Gelder-
schen capabel te maken of in staat te brengen , om door
verbetering van bet rivierbed, verbooging en verzwaring der
IJsseldijken, rectificatie van de stroomlijn één derde ge-
deelte van al het bovenlandscbe ijs en hoogste Opper-llhijn-
watcr langs Doesburg, Zutplien en Kampen op onschadelijke
wijze naar de Zuiderzee af te voeren. — Aangezien de breede
Whaal in staat of capabel is, om twee derde gedeelten van
al het n\'s en water langs Gorinchem naar de Noordzee te
brengen, zoo oordeelde die eminente Ingenieur en water-
bouwkundige, dat de rivier de Lek kon gesupprimeerd worden,
en ten behoeve der scheepvaart en van den landbouw in een
voortreffelijk binnenlandsch kanaal kon herschapen worden.
Alle gevaren van doorbraken van de wederzijdscho Lekdijken
kwamen alzoo voor altijd te vervallen, wat ongetwijfeld en
voor de provincie Utrecht, èn voor Zuid-Holland, èn voor
een gedeelte van Noord-Holland eene ongekende rust en wei-
daad zoude zijn geweest.
Die ontwerpen werden in 1810 door onzen toenmaligen
Koning onvoorwaardelijk goedgekeurd, en konden in 1825
zjjn voltooid geweest.
De berekening der kosten bedroeg: 27 millioen voor al de
nieuwe werken langs don vernieuwden Geldersclien IJssel, en
7 millioen voor de kanalisatie van de rivier de Lek en annexe
werken of te zamen 34 millioen, te verwerken in 12 jaren
is /\' 2,800.000 per jaar.
De voor ons land ongunstige tijdsomstandigheden, politiek
en finantiëel, vertraagden de uitvoering van die zoo water-
-ocr page 9-
7
staatkundige en rivierkundige, voor Nederland hoogst gewig-
tige werken.
In 1819 werd opgerigt een Corps Ingenieurs van \'slips
Waterstaat.
In 1821 en 1825 benoemde Koning Willem I twee zooge-
naamde rivier-commissiën, die eindelijk in 1828 een rapport
uitbragten.
Die Cie oordeelde de versterking van den Noordcr-Lekdp
van af Amerongen tot Krimpen, van liet grootste belang
voor Utrecht, N. en Z.-Holland.
Die O raadde aan, om den bedorven toestand van de
Killen en van den Biesbosch te verbeteren, zoodat men in
later jaren besloot de nieuwe Mervvede te formeeren, ten
einde water en ijs van af Gorinchem tot in zee beter afschot
te geven.
Ten einde de vaargeul, ten behoeve der scheepvaart te
verbeteren, op de rivieren de Waal, de Lek, de Maas en
den Ussel, besloot men, om overal in die rivieren kribwer-
ken te maken. Men wilde op die manier aan de rivieren
zoogenaamde normaal-breedten geven; en vermeende men dat
dan tevens de zandplaten zouden worden opgeruimd!! of ge-
élimincerd! of geannuleerd!
De ondervinding der laatste tien jaren heeft echter geleerd:
dat door die tallooze kribben, de vaargeulen niets verbeterd
zijn, en zelfs op de Waal, in drooge tijden veel meer omliep-
ten
worden aangetroffen, die nu zeer hinderlijk zijn geworden.
Het spreekt dan ook wel van zelf dat men met die kribben
het zand en de grindplaten wel wat verplaatsen kan, en
benedenwaarts dwingen — maar — opruimen kan men die
zandplaten daardoor nooit.
In 1855 gaf de Ingenieur de Quartel eene verhandeling uit,
opgedragen aan Z. M. den Koning, waarin hij vooropstelde
(zie derde afdeeling bl. 67 tot 88) dat nooit, aan eene radi-
kale en toch noodzakelijke verbetering onzer hoofdrivieren
zoude kunnen aangevangen worden, tenzij men het beheer en
bestuur opdroeg aan de ambtenaren van \'slips Waterstaat
en dus buiten inmenging van allerlei polder- en dpsbesturen.
-ocr page 10-
8
In 1872 of 73 ging de Regering daartoe over; en besloot
liet algeheele bestuur en beheer op te dragen aan den Inge-
nieur-Directeur van den nieuwen Rotterdamschen waterweg!!
Aan dien Ingenieur werd toen een talrijk personeel van de
kundigste ambtenaren toegevoegd.
Van eenige groote werken, door dat Rivierbestuur, sedert
1873 werkzaam,
ontworpen of daargesteld, is tot in 1878
nog niets gebleken.
De toestand der rivieren en rivierdijken is nog even ellendig
als in 1809, 1820, 1855, 1855, 1861 en 187(3. Alles is bij
het oude gebleven, niets is verbeterd geworden.
In het eerste gedeelte van zijne Verhandeling, in druk
verschenen in 1855, heeft de Ingenieur de Quartel in zeer
duidelijke woorden en cijfers precies opgegeven, wat er aan
den Noorder-Lekdijk moest gedaan worden, om de zoo te
regt geduchte doorbraak en overstrooming van dien belang-
rijken dijk, voor altijd te voorkomen en onmogelijk te maken.
Zjjne stem bleef echter eene stem in de woestijn, en dreigt
ons dus nog elk jaar en eiken winter, die zoo gevreesde
doorbraak, die zoo rampzalig voor Utrecht, N. en Z.-Hol-
land zal zijn.
In 1838 en 1839 werd door de Ingenieurs van Reede en de
Quartel eene waterpassing verrigt, over de Lekdijken, van
af Amerongen tot Krimpen. In 1840 wist men dus precies
hoe hoog en hoe zivaar de wederzijdsche Lekdijken van vak
tot vak waren.
Het is echter ook bekend, dat men na dien tijd geheel
willekeurig aan het ophoogen en verzwaren dier dijken is
gegaan. Niemand bemoeide zich daarmede.
-ocr page 11-
!)
Intusschen werd reeds sedert 1784 bij allerlei resolutiën en
Kon. besluiten bepaald: dat de Zuider-Lekdijk overal lager
moest blijven dan de Noorder-Lekdijk.
Het Kon. Besluit van 15 Februarjj 1803 bepaalde reeds
om in cas van nood:
1". tot ontzet van den Ncderrjjn en Lek eene artificeele
exoneratie \') door de Lijmers daar te stellen, zorgende
voor eene verdere ontlasting naar de Zuiderzee.
2". ingeval dit ongenoegzaam mogt zijn om de Lek te ont-
zetten, eene tweede artitieicele aftapping langs de G rebbe-
linie te doen, zorgende voor de verdere aftapping op de
Eem en de Zuiderzee.
3". ingeval, desniettegenstaande, hetzjj door ysdammen als
anderszints, de Lekkendijk bovendams in oogenschijnlijk
gevaar van doorbraak was, de Zuider-Lekdn\'k tusseben
de Aalst en Diefdijken, door te steken.
Men begreep dus, al in 1803, dat liet beboud van den
Noorder-Lekkendijk boven alles moest bevorderd worden,
alles liever doorsteken, dan die ramp. In het plakkaatboek
der Staten van Holland dd. 4 Oct. 1748; en op bl. 91G van
het zevende deel van het groot plakkaat ; in art. 23 van de
wet van 31 Mei 1855 staat, omtrent de rivierdijken, en de
Noorder-Lekdjjk, veel opgeteekend , wat door de tegenwoor-
dige onervaren en minkundige Ingenieurs, wel eens mogt
gelezen worden.
Indien die heeren de moeite eens namen mijne verhande-
ling, in 1855 in druk verschenen, te lezen, zoo zouden zjj,
in de eerste afdeeling in § 20 bl. 24 en volgende, duideljjk
kunnen gelezen hebben, wat er moest gedaan worden tot
zeker behoud van den Noorder-Lekdijk, van af Amerongen
tot Krimpen, en zulks zonder het doorsteken van de dijken,
bjj Lobith , aan de Grebbe of het doorsteken van den Zuider-
Lekdijk , tusschen de Aalst en Diefdijken.
Laat zn\' vooral trachten te begrjjpen bl. 25 N°. 1; bl. 26
N". 2; en bl. 29 § 21.
1) Doorbraak.
-ocr page 12-
10
Zeer nuttig ware liet, dat de thans regeerende jonge Inge-
nieurs eens bestudeerden de werken van Bolstra, Lulofs,
Brunings, Goudriaan , Blanken, Kraflenboff, Wiebeking enz.
Dat waren zuiver wetenschappelijke mannen, echte water-
bouwkundigen , edele menseben.
Thans wordt er door de Ingenieurs slechts op geldoljjke
toelagen (jcüasd, de chef der afd. Waterstaat, Boogaard ,
gaat de ambtenaren daarin onbeschaamd vóór.
Men leze de toelagenlijst over 18G7 en de volgende jaren
tot heden toe.
-ocr page 13-
TWEEDE AFDEELINGK
Het Departement voor de Openbare Werken.
Bij de uitbreiding en liet groote belang onzer openbare
werken, zoowel in Nederland als in Oost Indien, en vooral
bij den aanleg der spoorwegen in 1850, bleek bet, dat een
afzonderlijk Departement voor die zoo belangrijke aange-
legenlieden, onmisbaar werd.
Sedert 1855 werd daarop in alle gesebriften en in druk
verspreide werken, door den Ingenieur de Quartel onver-
mockl
en met zaakkennis gewezen. Het regelmatig besturen
van al de binnenlandschc zaken , gepaard met den aanleg van
groote werken en spoorwegen in alle provinciën van ons land,
door een enkele Minister, werd te veel omvattend bevonden.
De zeer werkzame en ervaren Minister Thorbecke besloot,
in 18G0 en 1801, om zjjne taak te deelen met een Minister
voor de openbare werken , en bood die betrekking aan den
Ingenieur van der Kun aan , destijds hoofdzakelijk belast met
den aanleg der Staatsspoorwegen. De Ing. van der Kun ver-
meende echter die taak niet te kunnen aanvaarden, wat inder-
daad eene groote ramp voor Nederland werd.
Overtuigd van de dringende behoefte aan een afzonderlijk
Departement voor de openbare werken, en vooruit ziende de
schroomeljjke verwarringen en het wanbeheer, dat zoude
ontstaan, bood de Ingenieur de Quartel in 1868 aan den
Minister van Binn. Zaken eene Conceptwet aan , tot oprigting
van dat zoo door élJc een gewensehtelDepartement. Hij voegde
daarbij eene project-begrooting en een gedetailleerd budget
-ocr page 14-
12
voov alle openbare werken voor het dienstjaar 1869 en 1870
niet de noodige Memorie van Toelichting.
De Ingenieur de Qnartel stelde daarbij voor, om natuurlek
alle Openbare Werken, zoowel zee- en rivierdijken; haven-
werken; kanalen; spoorwegen; straatwegen; rivieren; ontgin-
ningen; liet boschwezen; en ook de ltjjks-architectuur; het
bouwen van paleizen; gevangenissen; postkantoren; telegrafie
enz. enz. onder het beheer en bestuur van dat Departement
te brengen; en zulks met uitsluiting en opheffing van alle
particuliere kanaal-, spoorweg- en exploitatiemaatschappüen;
Kaad van toezigt; en andere totaal onnoodigo inmenging van
tegen elkander indruiscliendc besturen.
Hij stelde, even als de Minister Thorbecke voor, om aan
het hoofd van het Departement te plaatsen als Minister een
bekwaam, ervaren en ijverig, maar vooral doortastend en
flink Ingenieur; hij wensehte onder zijne bevelen te plaatsen
een vertrouwd Ingenieur als adviseur, en een eerlijk Ingenieur
als administrateur, zooals zulks onder de regeringen van
Koning Willem 1 en II, plaats vond.
Aan het Departement stelde hij voor verder te plaatsen:
Een Directeur voor de zee-, oever-, haven en dokwerken;
een dito voor de rivierwerken en kanalen;
een dito voor de spoorwegen en tramways;
een dito voor de telegrafie en het postwezen;
een dito voor de architectuur;
een dito voor wetenschappen, kunst en landbouw.
Daardoor kwamen dan alle Staatscommissiën geheel te ver-
vallen, welke voortdurend zeer veel geld kosten, en niets
nuttigs of bruikbaars indienden.
Ook stelde hij voor een flink corps Rijks-Ingenieurs en
Rijks-Architecten op te rigten, met afschaffing van het schan-
delijke toelagen-stelsel, ingevoerd door Boogaard, en ook met
intrekking van alle reis-, verbluf- en bureaukosten, de plaag
der administratiën.
Ten gevolge van onze verbazende krjjgstoerustingen in 1869,
\'70 en \'71 tijdens den oorlog tusschen Frankrijk en Pruissen
(waar wjj natuurlijk niets mede te maken hadden) werd de
-ocr page 15-
13
oprigting van het Departement voor de openbare werken,
voorloopig geadjoiirneerd, ad calendar grecas.
Aangezien de toestand van gewapende Vrede ook in Neder-
land werd bestendigd, en ons dat \'s jaarlijks sedert 18.32 twintig
en meerdere milliocnen guldens bleef kosten, en men volgens
den raad door „Leonidas" in 1870\') gegeven, eindeljjk over-
ging om al de nuttelooze vestingen in het Oosten en Zuiden
van ons land af te breken, om alleen maar te behouden eene
verdedigbare positie rondom Utrecht en Amsterdam (stellingen
en inundatieliniën die van meet af aan moest opgesteld worden),
zoo kon er niets gedaan worden aan de zoo noodige openbare
werlcen.
Eene particuliere kanaalmaatschappij belastte zich in 1863
inmiddels met het graven van een nieuwen waterweg van
Amsterdam naar de Noordzee, het bouwen van eenigesluizen
aan het Y en de Zee, en het maken van zwakke en onvoldoende
„betonpieren" (model Dover in Engeland) die in 1872, volgens
het reeds in 1868 door den Ingenieur de Quartel gedrukte
advies,2) aan de zeezijde door kolossale golfstootbrekers moesten
worden versterkt, verdedigd en tegen totale vernieling worden
beschut en voorzien. Nog heeft dat, door particulieren aan-
vaardde kanaal volstrekt de benoodigde diepte en breedte niet;
en zal oneindig veel geld meer kosten, dan waarop die Maat-
schappü met hare Engelsche Ingenieurs en Aannemers gerekend
had. Te Eotterdam trachtte men in 1857 ook eenen nieuwen
waterweg te maken, begroot op vjjf millioenen, door uitschu-
ring van eb, maar dat schijnt te mislukken; en kost thans
verbazend veel meer geld.
De Ingenieurs van der Kun en de Quartel en de eminente
hydrograaf Blommendal hadden altijd aangeraden, om liever
het kanaal naar Hellevoetsluis te verbeteren en door te trek-
ken door de Goêree naar de reede van Brouwershaven, de
prachtigste reede van Zeeland.
1)  Blz. 15, 26, 27 en volgende blz.
2)  Uitgegeven in 1868 bH van der Wiel te Arnhem.
-ocr page 16-
14
Op last van den Minister Thorbecke, bad de Ingenieur de
Quartel reeds in 1801 een volledig project opgemaakt, om
de te Brouwershaven te stichten dokwerkcn met eencn spoor-
weg dwars door het vaarwater het Zijpe en Philipsland, te
verbinden met den spoorweg te Rozendaal, aansluitende met
de spoorwegen naar Duitscbland, België, Dordrecht en Rot-
terdam.
Dat was een goed radiknal plan; doch daar bleef het bjj.
Men zanikt wanhopig in den Hoek van Holland.
Bü de aftreding van het conservatieve Ministerie Heemskerk
werd eindehjk in 1877 een afzonderlek departement voor onze
openbare werken, handel en nijverheid ingesteld, en kan men
nu verwachten, dat aan velerlei onhoudbare toestanden, ver-
warringen , misbruiken, omslagtige administratiëu een forsch
einde zal gemaakt worden.
Nu de vrede te Berlijn is gesloten, aan sabel en kanon
wat rust zal worden gegund, behoeft zeker in ons rustige
land de kostbare staat van gewapende», vrede niet steeds te
duren, en zal men op het enorme budget van Oorlog zeker
tien a twaalf millioen per jaar kunnen gaan bezuinigen.
Die millioenen konden dan met vrucht en tot wezenlijk heil
van Nederland aan de openbare werken gedurende een tiental
jaren worden besteed.
In Maart 1878 bood de Ingenieur de Quartel de volgende
nota in aan den Minister Tak van Poortvliet, behelzende eene
beredeneerde volgorde, der in Nederland daar te stellen
openbare werken, in 1878 en volgende jaren.
A. De verbetering van de Geldersche IJsscldjjken, het
rectificeeren dier rivier, en het capabel maken van
dezelve tot den afvoer van ruim één derde gedeelte
van al het water en al het jjs, dat de onverdeelde
-ocr page 17-
15
bovenrjjn des winters aanvoert. De keurige gcdotail-
leerde ontwerpen voor dat, voor Nederland onwaardeer-
bare werk, zijn van 1809 tot 1828 opgemaakt door
den uitstekenden Waterbouwkundigen Baron Kraijen-
hofl\', door de rivicr-commissiëu van 1821 en 1828, en
later door den Ingenieur de Quartel in 1855 en in 1877.
B.    De kanalisatie van de rivier de Lek , volgens de ont-
werpen van Kraijenhoiï en de Quartel van 1807 tot
1877 voorgesteld.
C.    De verbetering van do Keulscbe Vaart, van af Vrees-
wijk tot Amsterdam.
De ontwerpen liggen gereed aan het Departement
.v d. openb. werken te \'s Hage.
De werken Sub A en B vermeld, waren reeds goed-
gekeurd door Koning Louis Napoleon.
Amsterdam verkrijgt daardoor eene onverbeterlijke
onverstoorbare gemeenschap met den Khijn tot Keulen.
D.    De sedert 1864 verwaarloosde Zeedijken in Friesland,
zouden volgens do ontwerpen van den kundigen pro-
vincialen Ingenieur Vermaes moeten worden verhoogd
en verzwaard.
E.    De Zeedijken in Groningen moesten, volgens de ont-
werpen van den Staats-Ingenieur Strootman worden
verbeterd.
F.    De Hondbossche Zeeweringen van Petten, moesten
volgens het met goud bekroonde ontwerp van 185G
van den Staats-Ingenieur de Quartel, worden geré-
construëerd.
Het ontwerp en do verhandeling zijn verkrijgbaar bij
den dijkgraaf dier Hondsbossche te Alkmaar.
G.    De Maasdijken van af Venlo tot Gorinchem, konden
volgens de ontwerpen van den Ingenieur Bake worden
opgemaakt, zonder eenige overlaat.
H. Al de werken der Amst. kanaalmaatschappij, konden
door den Staat worden overgenomen en de verdere
voltooiing worden opgedragen aan de Staats-Ingenieurs
Waldorp, van Diesen en Wellan.
-ocr page 18-
16
I. De Eott. waterweg moet "door kolossale uitbaggering
voltooid worden.
K. Ook de rivier de Waal door uitbaggering van al de
aan de scheepvaart hinderlijke platen, banken en
kribben.
L. De waterweg van Amsterdam en Eotterdam kan ver-
beterd worden, volgens de plannen van W. Brandsma
Joh. Zoon.
M. Zoodra zulks mogelijk is, moest de Staat aankoopen:
de Centraalspoorweg;
de Khijnspoorweg;
de Hollandsche spoorweg;
en dan al die spoorwegen te brengen onder het bestuur
van de Staats-Ingenieurs.
Op al de spoorwegen kunnen dan al de tarieven met
2/„ verlaagd worden, en vierde klasse wagons worden
ingevoerd.
De Eaad van toezigt, ad ƒ 60,000 per jaar, kan be-
dankt worden.
Al de tractementen van tallooze Directeuren, Advi-
seuren, Controleuren, enz., ad f 250,000 per jaar,
vloeijen dan in \'sKyks kassen.
N. Al de kanalen in Drenthe moesten door het Eijk over-
genomen en dan aangesloten worden met die in Hanover
en Pruissen.
O. Aan geene particuliere maatschappij worde ooit eenig
belangrijk openbaar werk geconcessioneerd.
P. Alle toelagen moeten afgeschaft worden, maar aan alle
Staatsambtenaren en Ingenieurs van de openbare werken
worde telken jare uitgereikt een billet voor kosteloos
vervoer op alle spoorwegen in Nederland.
Q. Nooit behoeven er Staatscommissiën te worden benoemd.
Dit zal minstens ƒ 100,000 per jaar besparen.
E. De schroomelijk verwaarloosde binnenlandsche water-
staatstoestand in Friesland, moet worden verbeterd
volgens de ontwerpen van den kundigen Hoofd-Ingenieur
Vermaes.
-ocr page 19-
17
S. De Noorder-leidam langs het Zwolsche diep, moet
worden opgeruimd.
T. Het vaarwater de Zijpe bij Bruinisse kan worden afge-
damd , en daarover eens poorweg worden gelegd van
Brouwershaven naar Rozendaal, volgens het, op last van
den minister Thorhecke, door den Ingenieur de Quartel
ingediende ontwerp.
U. De Brakman bij Terncuzen kan worden afgedamd en
ingedijkt.
V. Al de meeren in Friesland kunnen worden drooggemaakt
en in land herschapen.
W. Al de heidegronden in Drenthe, Overijssel, Gelderland
en Noord-Braband kunnen in rentegevende bosschen en
bouwgrond worden veranderd, met behulp van eenige
Rh\'ks- en Provinciale subsidiën.
X. Een groot deel van den Biesbosch kan spoedig worden
ingepolderd.
Y. Een groot deel van den Dollard kan worden ingepolderd.
Z. En dan kan, wanneer al de bovenstaande allernuttigste
werken zullen zjjn voltooid, in lateren tijd een plan
worden beredeneerd tot droogpomping van een stuk der
Zuiderzee, liefst van Enkhuizen naar Urk, en van Urk
naar den Ketel bjj Kampen. Daar is echter niets geen
haast bjj.
P. J. DE QUARTEL.
Zoodra het Ministerie voor de Openbare Werken voldoende
zal zijn zamengesteld en een deugdelijk corps Rijks-Tngenieurs
zal zijn benoemd, zal men een aanvang kunnen maken met
de bovengenoemde werken, waaronder in elk geval de verbe-
tering van den Gelderschen IJssel en de kanalisatie van de
rivier de Lek, eene eerste plaats dient te bekleeden.
2
-ocr page 20-
IS
Op den Minister rust eenc zware taak; zjjn Departement is
ontwijfelbaar het gewigtigste, met dat van onze koloniën,
financiën en marine.
De openbare werken zjjn overal de hartaderen der natiën;
worden die verzuimd en vergeten, dan gaat spoedig alle wei-
vaart verloren. Handel, scheepvaart en ondernemingen kwjj-
nen; de schatten van den landbouw gaan verloren; wrevel
en ongenoegen vervullen de gemoederen der arbeidzame klasse.
Ook onze koloniën, vooral het rijke, prachtige Java, moet
op alle manier beschermd worden, en daartoe op Java een
net van Sfóaafe-spoorwegen worden aangelegd, vooral ook,
omdat de havenwerken te Tandjong-Priok zullen mislukken,
omdat zij op een allerongeschikst en zeer ongezond terrein
worden aangelegd en geen bewoner van Java die werken daar
had verlangd.
Onze finantiën kunnen met niet te groote zuinigheid be-
heerd worden.
Het Departement van Buitenlandsche Zaken kan gerustelijk
gevoegd worden bh\' dat van koloniën, en het Departement
van Oorlog of liever van onze defensie te land, bh\' dat van
Marine. Ons Budget van Oorlog kan gerustelijk volstaan
met hoogstens acht millioenen per jaar. Men leze „Leonidas,
ernstige gedachten, 1870; bh\' Beyers te Utrecht in druk ver-
schenen.
Om een denkbeeld te geven van den schromelijken omslag,
en de ellendige verwarring, die nog in 1876 bestond, b. v.
bh" het maken onzer spoorwegen, zij opgemerkt, dat men in
April 187G had, en nu nog heeft:
1°. een Minister voor de Openbare Werken (voorheen van
alle Binnenlandsche Zaken).
2°. eene Hoofddirectie voor den aanleg en den bouw der
Staatsspoorwegen, met de noodige E. A. Ingenieurs, sectie
-ocr page 21-
10
Ingenieurs, Adjunct-Tngenieurs, Architecten, Machinisten,
Opzigters le, 2e en 3e klasse, enz.;
3". eene Maatschappij tot exploitatie van die Staatsspoor-
wegen, met een verbazend aantal Directeurs, Ingenieurs,
Controleurs, Stationchefs, Magazijnmeesters, een leger van
klerken, enz.;
4". een geweldig kostbaren Eaad van toezigt, wonende ad
/ G5.00O per jaar in den Haag, omstuwd door een heirleger
beambten, een oud-Miuister, oud-lngenieur, oud-Piscicultuur-
man, en eene massa Opzigters-Dwarskijkers; door den Heer
Stieltjes met liet volste regt: den ïastigen Baad genoemd, in
de Vergaderzalen van onze Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Dat alles konde in Nederland, evenals steeds in België,
geheel vermeden zijn geworden, wanneer men eenvoudig alles
opdraagt aan de Rijks Ingenieurs en aan den minister voor
de Openbare Werken.
In geen enkel land is het spoorwegen-beheer en onderhoud
zoo verward en omslagtig als in ons land, het is schadelijk
en tijdroovend voor het publiek, en hoogst nadeelig voor onze
schatkist. Men leze dienaangaande het Rapport, officieel uit-
gebragt door den Minister van de Openbare Werken in
Frankrijk, den Heer Christophe, na zijne inspectie van onze
spoorwegen in 187G. Z. Exc. werd destijds vergezeld door
de heeren Waddington en Wilson.
Dit rapport staat in het „Journal officiël de Paris.
Het Corps van \'s Rijks Waterstaat.
In 1819 werd door den Koning ingesteld een flink rooijaal
corps van Rnks-Ingenieurs voor de belangen van onzen Water-
staat, en onze Openbare Landswerken en Gebouwen.
Dat corps, met verstand en beleid ingerigt, werd al spoedig
ook buiten \'slands beroemd en geëerd.
-ocr page 22-
20
De grootschc werken, zooals do sluizen te Katwijk, liet
Noord-Hollandsche Kanaal, de Zuid-Willemsvaart, het Zederik-<
Kanaal, de Heldersche Zeeweringen, de Zeedijken en Oever-
defensiön in Zeeland; de droogmaking van den Znidplas en
van den Haarlemmermeer; al do Rijkswegen der 1« en 2R klasse,
de voornaamste Rijksgebouwen, werden van af 1819 tot 1849
door dat Corps van flinke, eerlijke Ingenieurs daargesteld en
onderhouden.
Langzamerhand is dat Corps geweldig in verval geraakt
In 1819 had men wijsselijk geoordeeld, gedachtig aan de
spreuk: „het oog des meesters maakt liet paard vet", dat de
Ingenieurs nooit genoeg konden geanimeerd en aangespoord
worden, om in persoon op de landswerken tegenwoordig te
zijn. Men weet, dat het belang van het Rijk en van de
schatkist regtstreeks tegenover het belang van den aannemer
der Rijkswerken staat. Daarom gaf\' men in 1819 tot 1849
aan de Ingenieurs een Mein tractement, maar genoegzame
reis en verblijfkosten, om nooit uit winzucht van de werken
verwijderd te blijven. De Ingenieurs leefden als het ware,
van 1819 tot 1849, op de Rijkswerken.
Op aanraden van den Ing\'\', van der Kun, werden aan het
corps Ingenieurs in 1819 de reis- en verblijfkosten ontnomen,
en werden zij afgescheept met een gering jaarlijks abonncmentje,
volgens de Fransche of Belgische methode.
De edele Inspecteurs Goedkoop en Mentz en ook do Ingc-
nieur de Quartel, waarschuwden in 1849 te vergeefs, tegen
dien onzinnigen maatregel, zoo atternadccligst voor de schatkist.
Het gevolg bleef niet uit. Hoe meer de Ingenieurs te huis
bleven, hoe meer zij van dat abonnement profiteerden en
overhielden. Dat is zonneklaar.
Het gevolg was, dat Hoofd-Ingenieurs en Ingenieurs meest
overal bureaulisten werden, en het toezigt over de constructie
van de Rijkswerken; het keuren van materialen en vooral het
gewigtige werk van het maken der fundeeringen aan de Rijks-
opzigters overlieten, zeer ten genoege van de-aannemers en
hunne onilcrbazcn.
Van af 1849 kwam de rapporten-schrijverij in zwang.
-ocr page 23-
21
Maandelijks, wekelijks, dagelijks moesten er rapporten inge-
diend worden. Zelfs geheime rapporten In Friesland moeten
zelfs rapporten ingediend worden (soms in triplo) over omaf-
gedane
zaken!!!
Naar het eigenlijke werk wordt niet veel gekeken; die rap-
portenmakerij vordert te veel tijd.
Dit is dan ook do hoofdoorzaak van de ellendige constructie
van vele Rijks- en Provinciale werken, sedert 1849. Er wordt
zelden naar omgezien, tenzij de werken in of nabij de ver-
blijfplaats van den Hoofd-Ingenieur of Ingenieur gemaakt
worden. Men kan zich daarvan overtuigen b. v. in Friesland,
Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Limburg, N.
en Z.-Holland en N.-Braband. Daar vindt men de Hoofd-
Ingenieurs meest te huis, of op de sociëteiten. De Ingenieurs
ook, ofschoon de spoorwegen hun sedert 1800 de gelegenheid
aanbieden om tusschenbeide eens even op hepadlde uren te
komen kijken, en zulks op goedkoope manier. Omdat liet in
1875 en 1876 overtuigend bleek, dat de Hoofd-Ingenieur in
Friesland de zeeweringen en de binnenlandsche waterstaats-
toestand geheel veronachtzaamde, liebben Gedeputeerde Staten
dier provincie moeten besluiten eener provincialen Hoofd-
Ingenieur en provinciale Ingenieurs aan te stellen met een
corps provinciale opzigters. Hetzelfde is in meerdere provin-
ciën moeten geschieden, omdat de Ingenieurs, om der wille
van hun gering abonnement voor hunne reiskosten, veel
liever te huis blijven.
In Noordliolland heeft men b. v. vlak voor den uiterst
kostbaren nieuwen havenmond, sedert 18(55, buiten deEngel-
scho betonpieren, eenige millioencn kul), ellen zand ncèrge-
smeten en daar roekeloos een zandbank laten formeeren,
zoodat de in 1878 eindelijk gedane peilingen, op last van den
Minister en den Eaad van Amsterdam uitgevoerd, bewezen
hebben: dat de zoo noodige diepte van 15 ellen in zee,
reeds tot 8\'/, cl verminderd was.
Sedert 18G0 is de Ingenieur van de Kanaal-Maatschappij
al met dat schandelijke geknoei begonnen; het spreekt immers
wel van zelve , dat de aannemers het uitgegravene en uitge-
-ocr page 24-
22
baggerde zand zoodra mogelijk buiten boord gooijen, en niet
nagaan of dit op 500, 1000 of 2000 el afstand uit. den kop
der „pieren" geschied. Hun voordeel is het: liet zand kwijt
te raken;
de zandbank ligt dus nu vïalc voor den mond der
haven.
De Hoofd-Ingenieur van N.-Holland moest, volgens eed
en pligt, gezorgd hebben dat het zand minstens op 18 ïi 20
ellen diepte beneden laagwater werd in zee gestort, of tot
versmalling van het Y, öf in het open havenfront te Amster-
dam, öf in Amsterdam, waar men veel zand noodig heeft en
duur betaald, werd gebezigd.
Die Hoofd-Ingenieur schijnt er nooit na omgezien te heb-
ben, of vermeende misschien dat het zand, gesmeten vóór
den „pierenkop", zou smelten of wegschuren.
Hij moest toch weten: „dat zelfs de zwaarste stormen het
„water en wat er in ligt, niet kunnen in beweging brengen
„op 0 en 8 el diepte." Daar blijft alles stil liggen. Of dacht
hjj er dat zand uit te kunnen spui/en? Hoe?
In ieder geval had hg zich van den beginne af aan, moeten
overtuigen door accurate peilingen, of het neérsmakken van
die enorme hoeveelheid zwaar duinzand, ook nadeelige ge-
volgen had; hij had met den opzigter Boogaard (referendaris)
geenerlei toelagen in geld van de Kanaal-Maatschappij moeten
aannemen; zij hadden beiden als Rijksambtenaren hun Rjjks-
pligten moeten vervullen, en onafhankelijke ambtenaren ge-
bleven zyn.
Die zich ook al door particulieren laat betalen, is geen
Rijksambtenaar meer. Zulks verbied hun ambtseed, door hun
afgelegd bij \'t aanvaarden hunner Rijksbetrekking.
Maar dat zand ligt er nu en zal er blijven liggen, trots
alle zanderige, onzamenhangende rapporten.
Op de diepte van 8 ellen beneden laag water kan men in
de volle zee geene zandbanken wegbaggeren.
Er behoorde geene enkele kub. el in den havenmond te
Ymuiden neergesmeten te zyn. Dat weet de jongste aanko-
meling in het waterbouwkundige vak.
Die zandbank is niet ontstaan door overmagt, onmagt,
-ocr page 25-
23
natuurkracht, slappe boorden, paalwurmen, zeebeving of andere
dingen, die men den Minister Heemskerk officieel heeft opge-
discht in ontrouwe rapporten. Conrad, Dirks en Boogaard
hadden sedert 1807 de Begering moeten waarschuwen, tegen
die roekelooze handelwijze der Amsterdamsche kauaalmaat-
schappij. Maar zij genoten toelagen uit hare kast.
Men leze de processtukken tegen den Secretaris dier maat-
schappij Brujjn, en zijn vonnis.
Dat toelagenstelsel in 18(35 door Conrad en Boogaard inge-
smokkeld, is de tweede groote ramp geworden voor het corps
Ky ka-Ingenieurs.
Ten tjjde van Blanken, Brunings, Goudriaan, Begerinck,
kende men dat niet. Die edele Ingenieurs zouden alle toelagen
(in geld) met verachting geweigerd hebben.\' Hunne onkreuk-
bare eer, hun eed verbood hun zulks. Thans vleit men de
bureaucraten in den Haag, om toelagen en lintjes magtig te
worden. Onverpoosd heeft de Ingenieur de Quartel, sedert
1850, en vooral later in 1808, 1870 en 187(5 op al die stuitende
verkeerdheden gewezen, die het gansche korps gedemoraliseerd
hebben — maar — de bureaucraten smoorden zijne stem.
In het algemeen belang van Nederland is het dus te wen-
schen dat de Ministers Tak van Poortvliet, Kappeyne en
Gleichman, een einde maken aan dien onhoudbaren en voor
het corps Rijks-Ingenieurs vernederenden toestand, die bovenal
zoo hoogst nadeelig is voor de openbare werken en onze
schatkist.
Daartoe diende de Ingenieur de Quartel in 1878 en 1877
aan de leden der Ie en 2e Kamer in, een voorstel tot organisatie
van het corps Staats-Ingenieurs, dat door de bureaucraten
begraven is.
In 18G8 werd door den Ingenieur de Quartel aan de Regering
ingediend een voorstel tot de instelling van een afzonderlijk
Departement voor de openbare werken in Nederland, voor
-ocr page 26-
24
kanalen, spoorwegen, rivieren, telegrafie, zee-en rivierdijken,
en met een gedetailleerd budget voor liet dienstjaar 18ü(J en
1870. Ook dat voorstel werd door de Haagsche bureaucraten
weggemoffeld.
Dit stuk is thans in handen van Prof\'. Henket te Delft.
Zoo groot en zoo nadeelig is don invloed der gecentraliseerde
Haagsche bureaucratie, dat onervaren Ministers als liet ware
(jclcid worden, en niets zien wat de Referendaris wensclit
geheim te houden, en den Secretaris niet aanstaat.
Op den 9. September 1878 sprak de Minister van de openbare
werken in Frankrijk, op het feest der eerste steenlegging voor
de nieuwe havenwerken te Boulogne:
„Wij (de Minister van Openbare Werken en de Minister van
„Financiën) catalogisecren als het ware onze kanalen, onze
„spoorwegen, onze rivieren, onze havens, en wij zeggen tot
„Frankrijk:
„Wij vermeenen daartoe 4 a 5 milliarden noodig te hebben
„in een tijdvak van 10 jaren of ongeveer 400 a 500 millioenen
„francs per jaar. Alles met medewerking van het Parlement,
„alles in het volle daglicht. Wij voegen hierbij dat wij overal
„eene ware geestdrift voor de uitvoering dier nuttige Openbare
„Werken hebben gevonden.
„De inschrijvingen alleen in het Departement der beneden-
„Seine bedragen reeds meer dan 15 millioenen.
„Indien geheel Frankrijk dat voorbeeld volgt, zullen wij
„meer dan een milliard aan vrijwillige inschrijvingen ver-
krijgen.
„Wij zijn overtuigd, dat, zoo de Regering aan het land
„nuttige werken schenkt, en dat zij bewijst, dat zij eene
„Regeering is van orde, van vrede en van arbeid, dan zal
„elk Franschman ons behulpzaam zijn in ons werk."
-ocr page 27-
25
Het behoeft niet vermeld te worden, dat die Ministers
die 4 a 5 milliardcn niet zullen uitdeelen aan eenige parti-
cidiere
kanaal- en spoorweg-maatschappijen.
Iteeds den 12 Mei 1877 werd in den Senaat van Frankrijk-
met 189 togen 7(3 stemmen aangenomen het ontwerp, om aan
den Minister van de Openbare Werken vijf honderd millioen
francs te geven, ten einde de particuliere spoorwegen door
den Staat over te nemen en verder door de Staats-Ingenieurs
te doen exploiteeren, belieeren en onderhouden.
Mogten onze Ministers van on/e Openbare Werken en van
onze financiën ook éénmaal eens zulke woorden in \'slands
vergaderzaal en tot onze natie spreken.
Ook wij zouden zulks met ware geestdrift vernemen.
Maar daartoe moet dadelijk de bureaucratie worden onscha-
delijk gemaakt, en de Minister van onze Openbare Werken
moet met volkomene instemming van onzen geëerbiedigde)!
Koning, weder een flink corps rïjjks-Tngenieurs oprigten,
zooals dat van af 1819 tot 1819 bestaan heeft tot heil, tot
eer en tot roem des Ncderlandschen volks.
Alle ontrouwe, toelagentrekkendeenbureauvasteIngenieurs
moeten uit het corps verwijderd worden.
Er zijn tal van bravo, kundige en eerlijke Kijks-, Rrovin-
ciale- en civiele Ingenieurs genoeg, die onder \'s Ministers
leiding en zijne vertrouwbare, ervaren en zaakkundige raads-
liedcn, een voortreffelijk corps van Staats-Ingenieurs zouden
kunnen vormen, zooals dat in België en Frankrijk sedert
jaren bestaat en de achting van de gansche beschaafde wereld
geniet.
Wij vertrouwen, dat eindelijk een einde zal gemaakt wor-
den aan de nuttelooze geldverspillingen voor onze landsdefensie
-ocr page 28-
26
en ons enorm kostbaar staande leger, opdat wjj voortaan elk
jaar eenige millioenen zouden kunnen besteden aan onze sedert
1849 verwaarloosde groote werken van algemeen erkend nut.
Dat ook in Nederland éénmaal orde, vrede en arbeid,
nuttige
arbeid, heersche.
Men ontwikkelt de openbare algemeene welvaart door den
onverpoosden aanleg van Rijkswerken in alle deelen des lands;
maar alles moet gesticht, beheerd en onderhouden worden
door verantwoordelijke Epsambtcnareu, maar nooit door
particulieren of particuliere maatschappijen aan wier eigen-
belang alles opgeofferd wordt.
Dat leerde ons de geschiedenis in alle landen en vooral ook
in ons land, waar groote openbare werken aan particulieren
"werden overgelaten.
Men ondervindt, dat liet Uijkstoezigt op die maatschappijen
steeds illusoir is en was. Het goud heeft een voor sommigen
verblindenden glans en men ziet niet, wat men toch moest
zien. Men sluit liever de oogen, blijft op zijn bureau en
schrijft rapporten, voor oningewjjden onverstaanbaar, of vervuld
met cijfers, die de aandacht afleiden en er volstrekt niet by
te pas komen.
Het financieel» overzigt over het Corps Ingeiiieurs
van \'s Rijks Waterstaat, in 1878.
Welgestelde vaders, die met zoons gezegend zijn, zoeken
voor die zoons eene hun passende carrière.
De domste worden opgeleid voor diplomaten; .voor officier;
dominé; pastoor; regter; of voor het postkantoor en de tele-
grafie; ook voor zendeling. Minder domme voor advokaat;
-ocr page 29-
27
fabrieksnijverheid; boerenheer; notaris; chirurgyn; pil; vee-
arts; ambtenaar in Oost-Indien.
De meer ontwikkelden voor bankier; koopman; med. doctor;
consul; bockwurm; schilder.
De slimme en vlugge voor ingenieur; architect; genic-ofti-
cier; scheepsbouwmeester; translateur; philosofie; sterrekunde
of voor schoolmeester; agent; kassier of directenr van eenige
particuliere maatschappij.
Om nu zulk een\' veelbeloovenden zoon tot Ingenieur op te
leiden, moet hij eerst eenige jaren de hoogere burgerschool
fréquenteeren; dan gaat hjj naar de Polytechnische school in
Delft; studeert of studeert daar niet, gedurende 5 a (5jaren,
ad ƒ 1500 of f 2000 per jaar die de vaders moeten betalen.
Dan krijgt hij een diploma als CweWngenieur, en—gaat
de »wide world" in. Aangezien niemand van zulk een student
in \'t begin gediend belieft, zoo zoekt hij hier of daar aan
eene gaz- of andere fabriek te komen, of wordt op een bitter
schraal tractementje in cenig klein stadje architect, of intri-
geert om bij eenige particuliere kanaal- of spoorweg-maat-
schappij te komen, hetzij in Nederland of op \'t rijke Java.
Ook verlangt hij met vurig verlangen Provinciaal-Ingenieur
te worden, zoodat men voor zulk eene betrekking soms 25
en meer sollicitanten, allen Civiele Ingenieurs ziet opdagen,
gewapend met ellenlange diploma\'s en geene de minste onder-
vinding.
Zoo had men bij eene kanaal-maatschappij in Drenthe eens
een kersverschen Civiclen Ingenieur gekregen, die geen eiken-
hout van dennenhout wist te onderscheidon. En die man
moest het hout keuren! Aan de Amsterdamsche kanaal-
maatschappij had men er een of twee, die gleufjes in den
bodem der zee wilden laten maken, om daar de alom gere-
nommeerde betonblokken in te passen, die per titans en dui-
kerklokken\'naar beneden sukkelden, raak of mis.
Bij dezelfde maatschappij Jager, Jitta en Ci0 trof men
Civiele Ingenieurs aan, die te Schellingwoude maar twee
-ocr page 30-
28
sluizen wilden maken om duizenden van schepen te schutten.
Het bleek dat er wel ses sluizen noodig waren. Aan dezelfde
maatschappij had uien er eenigen die het zeer vreemd vonden,
dat het natte zand, onder eene helling van 1 Va op 1 en 2
op 1, niet wilde blijven staan en verwonderd waren ze, dat
de hevige spuistroom, die een geladen Oost-Indie-vaarder uit
de gebetonneerde haven nieren wegspoelde, —die onverdedigde
zandtaluds attaqueerde en détérioroerde.
Zij noemden dat: ongélcende natuurkracMen. Men vindt dit
in de gewigtige rapporten van Conrad, aan den Minister
Heemskerk.
De Civiele Ingenieurs wagen dan ook niets; gaat het niet
bij den ecnen, dan loopen zij bij eenen anderen; doch liefst
bij partikuliere maatschappijen, die niets te verliezen hebben.
Loopt de boel in de war, dan moet het Kijk en de lieve
schatkist het overnemen en alles betalen. Dat is steeds het
uiteinde.
       
Daarom hebben de Civiele Ingenieurs eene coöperatieve
vereeniging; een pensioen-d\'assistancc mutuclle; bureaux
d\'éloges réciproques; eene stoompost en allerlei aardigheden,
om elkander voort te helpen en in \'t leven te behouden.
Maar ziet, daar Arerschiet eene ster!
Éénmaal in het jaar staat in de Staatscourant, dat er een
of twee aspiranten-Ingenieurs kunnen geplaatst worden in het
Staatscorps van Kijks-Ingenieurs van \'sltijks Waterstaat ad
/\' 900 per jaar (nominaal, want er moet zoowat ƒ225 per jaar
af aan het wachtgelden-pensioen en wcduwenfonds).
Dus netto /\' 075 per jaar trouwe dienst.
Eene Staatscommissie wordt benoemd, om de liefhebbers
een vierdaags examen af te nemen in : algebra, meetkunde,
trigonometrie, ook bolvormige; statika, hydronomika, kans-
rekening, teckenkunde, perspectief, hoogere wisjumde, diffé-
rentiaalrekening, Spaansch en Grieksch boekhouden, de duvel
en zen moer. De allerknapste van al die geleerde civiele
-ocr page 31-
20
heeren Ingenieurs wordt dan Aspirant-Ingenieur ad /\' 075 por
jaar, plus een klein abonnementje voor reis-, verblijf- en
bureaukosten.
Dat is nu sedert de oprichting der Delftsche akademie de
nieuwerwetsche methode, om het corps lljjks-Ingenieurs te
reernteeren.
Die Adspiranten of Ingenieurs 3\'\'" klasse hebben dan den
leeftijd van minstens 25 a 30 jaren volkomen bereikt.
Na zes jaren aldus gediend te hebhen kunnen zij Ingenieur
der 2\'1" klasse worden ad f 1500. Dan zijn zij gemiddeld
33 jaren oud, zijn gehuwd en hebben gemiddeld 5 kinderen
in leven. Na zes jaren aldus gediend te hebben kunnen zij
Ingenieur ls,(\' klasse worden, ad /\'2000 per jaar tractement,
plns dat abonnementje. Dan zijn zij ruim 40 jaren oud.
Er zijn elf Hoofd-Tngenieurs plaatsen in Nederland. Vjjf
eerste klasse, zes tweede klasse. Maar een Hoofd-Tngemeur
leeft lang. Er zijn voorbeelden dat men op 45-jarigen leeftijd
pas Hoofd-Ingenieur Icon worden.
En dan krijgt men /\' 2500 per jaar tractement on een abon-
nement voor, je weet wel. En dan heeft men met zijne echt-
genoote soms nog G of 8 of meer kinderen, die men cene fat-
soenlijkc opvoeding moet geven, passende aan den voornamen
rang van Hoofd-Tngenieur, die met een gouden geborduurden
rok \'moet paradeeren, steek met troetels op \'t hoofd en een
staatsiodegen op zijde.
Zoo werden de kinderen van den kundigen, braven Hoofd-
Ingenieur Schraver aan \'s lands djjken opgevoed; voor de
kinderen van den eminenten on eerlijken Ingenieur van Asperen
moest gecollecteerd worden. Zijne collega\'s betaalden de op-
voeding zijner brave zoons. De knappe kinderen van don ver-
dienstelijken Hoofd-Ingenieur van Gendt werden als opzigters
groot gebragt, omdat die eerlijke hoofdambtenaar ze niet in
Delft koude op studio doen. Dat was hem te kostbaar. Een
Hoofd-Ingenieur lst0 klasse, een witte raaf, heeft /\' 3000
tractement.
-ocr page 32-
30
Vroeger had men nog een paar Inspecteurs ad/\'4000,maar
die laat men uitsterven. Brunings en Ortt zijn de laatsten.
Het ambt van Ingenieur behoorde van af 1818 tot 1864 niet
tot de voordeeligsten.
Ten einde in dien onhoudbaren toestand te voorzien, onhoud-
baar
en onvoorzigtig, omdat de Ingenieurs onkreukbaar,
scherp en ernstig, voortdurend moeten toezien op het goed
en mdtig aanwenden en verwerken van do millioenen, die elk
jaar aan onze openbare werken worden besteed en ten koste
gelegd, tot heil van handel, scheepvaart en vertier, vond men
in 1805 uit om een toelagen-systeem in te voeren.
Tndien men nu toelagen uit \'s Iiyks kas gaf aan inderdaad
verdienstelijke Ingenieurs, die zich jaren lang onderscheiden
hadden door dienstijver, kunde en eerlijkheid, dan zoude zulks
de algemeene goedkeuring hebben weggedragen. Stellig en
zeker. Maar dat deed men niet, volstrekt niet. Wat gebeurde ?
de toelagenlijst van 1 Nov. 1876, overgelegd bjj de Staats-
begrooting op sterken, ernstigen en herhaalden aandrang
der ^vertegenwoordigers; V<lc hoofdstuk wijst het [zoowat]
volks aan.
Daarop komen onder anderen voor:
Aan Galand voor den mislukten Rotterdamschen waterweg
/\'4000 toelage per jaar, sedert 1868; aan Rosé/\'2000 toelage
per jaar, sedert 1875, voor extra-toezigt ? op rivieren in
Nederland; een ander voor extra-toezigt /\' 1300 toelage.
De Ingenieur te Nijmegen f 1000 toelage voor idem.
id.
         te Utrecht f 1000 toelage voor idem.
Aan van der Toorn te Kampen /\' 1300 toelage voor idem.
Aan den Ing. te Gorinchem f 1300 idem voor idem.
Aan den Ing. te \'s Bosch ƒ 1000 idem voor idem.
Aan Strootman f 700 toelage \'s jaars, voor ééne sluis.
Aan Hayward f 900 toelage voor het haventje te Harlingen;
sedert 1870, vlak bij Leeuwarden gelegen.
Aan Brevet ook al /\' 1000 per jaar als toelage, voor datselfde
haventje te Harlingen.
-ocr page 33-
81
Aan een Ing. te Haarlem f 1300 toelage sedert 1875,
omdat de provincie hem niet langer betalen wilde.
Aan Conrad f 6000 (zes duizend) als toelage, orator temen
op het werk der kanaal Mtj. te Amsterdam, Dirks, van Rijn,
v. d. Poll, enz., enz., enz., enz.
Daarbij ivect elk een, dat de chef van den Waterstaat,
Boogaard, \'sjaars ƒ4000 toelage kreeg uit de kas dierAmst.
kanaal Mü. om ook al, quasi toesir/tte houden op?? Dirks &
de oude Conrad kreeg, zegt men, per jaar /\' 6000, (zes
duizend) als toelage uit diezelfde kas, ook al om toe te
kijken op den Ingenieur Dirks, die, zegt men, f 11000 (elf
duizend) tractement uit diezelfde kas genoot, en dan nog
wel eens f 10000 leende uit die kas, door middel van
den Secretaris Bruijn [zie de processtukken, te dier zake
gedrukt].
Ook \'t weekblad van het Regt en andere bladen.
Men had zich, sedert 1865, maar te wenden tot den rcfereii-
daris Boogaard, en de vrindjes kregen onder allerlei rare,
voorwendsels, ferme toelagen in klinkende munt.
De andere Ingenieurs kregen gecne toelagen.
Tegen dat schandaal verhief de Tweede Kamer in Mei
1876 en in 1877 hare stem, en verweet den heer Boogaard
het schandelijke voorbeeld, waarmede hjj sommige Ingenieurs
schaamteloos vóórging.
Waarom trok hij die f 4000 als toelage uit eene particu-
liere kas; hjj was geen Ingenieur; hij was schrijver aan het
Ministerie.
Anders niets.
Waarom hadden die Gonradden zulke fameuse toelagen uit
die kanaalkas ? Zij genoten toch ook uit \'s Rijks kas een
meer dan voldoend tractement, en een fiksch abonnement
voor hunne reiskosten, meest per Holl. spoorweg, dus vrij.
Is dat Noordzee-kanaal met die ongelukkige „pieren", die
zoo veel geld gekost hebben, en met die schandeleuze, met
gemeen overleg van die Ingenieurs en de aannemers, vlak
voor den mond der haven neêrgesmakte zandbank, zulk een
merkwaardig kunstwerk?
-ocr page 34-
32
Men mag het een kolossaal knoeistuk noemen, alles humbug
van \'t begin af, tot lieden toe.
Ingenieurs, aannemers , Boogaard en Hruijn 7.jjn er rijk
hij geworden. Dat is waar.
De oude Conrad had destijds: in 1808 en vroeger
aan Bijkstractcment per jaar........./\' 40(10
aan Rjjksabonnement.............- 1400
aan toelagen uit de kanaal-kas.......- (5000
aan toelagen uit den Khédivon-kas.....- 12000
te zamen f 23400 inkomen.
De Hoofd-Ing. Conrad heeft per jaar in 1877 en vroeger
aan Rijkstraetcment..............f   3000
aan abonnement................-    1700
aan toelagen uit de kanaal/™* van de Amst.
kanaal M«...................-    GOOO
uit de kas van Rijnland............-    1500
uit den polderVtfis van Schouwen......-    2000
te zamen /\' 14200 inkomen.
Boogaard heeft ƒ5000 trnctenient en toelage uit de kanaalkas
f 4000.—.
De Tng. Dirks heeft uit de kanaal M\'Ukas f 11000 (elf
duizend) per jaar.
En komt dan nog veel te kort [zie proces Bruijn]. Zijn
nu de Conrads, Dirks, Boogaard, in eenig opzigt uitstekend
kundige mannen of Ingenieurs?
Niemand heeft daar ooit iets van gemerkt, al hunne ge-
leerdheid en waterbouwkunde zit zeker onder dien zandbank,
vlak voor de »pieren" te Ymuiden. Op die bank kan men
weldra een monument voor dat drietal oprigten, zij het van
paalwormen en jordaanwatcr.
Wat Caland met al die, met yrove toelagen beschonken
Ingenieurs aan de rivieren, sedert 1873 gedaan hebben, is en
blf//ï voor de bewoners van de rivierprovinciën een diep geheim.
-ocr page 35-
33
Wat Haaiward en Brevet aan dat Harlinger haventje voor
extra\'s gemaakt hebben, is voor alle Friezen en bewoners van
Harlingen hoogst raadselachtig, en daarvoor jaren lang zulke
enorme toelagen in geld te ontvangen.
De zandbank »de Pollen" zit er nog, vlak voor de Harlinger
haven. Laten ze die opruimen. Dan verdienden ze toch hun
tractement met eenige eer.
Om al die schandalen en willekeur op te ruimen, willen de
leden van de Tweede Kamer aan alle flinke eerlijke Ingenieurs
meerder vast tractement geven; met een fiksch tarief voor
reis- en verblijfkosten; maar zij willen en verlangen alle
toelagen af te schatten. Zie rapport Bredius, Tak, Smidt,
Gevers en Mees 1876 en 1877.
De Minister Tak van Poortvliet kan dus gevolg geven aan
den ernstig zelf uitgesprokene wensch van de Volksvcrtegen-
woordigers, en behoeft nu niet langer te loopen aan den leiband
van zh\'nen adviseur en zijnen secretaris.
Het geld tot oprigting van een flink roijaal corps Staats-
Ingenieurs zal aan den Minister niet geweigerd worden, maar
hij moet alle toelaagtrekkers wegjagen.
Die toelaagknoeijerijeu hebben veel schaden aan de Kyks-
werken veroorzaakt, meer dan de zwaarste N.W. stormen.
De brave Minister Heemskerk, erg bijziende, zag niets van
al hetgene in die akelige afdeeling «Waterstaat", omging.
Maar de geheele natie zag het alles heel duidelijk.
De Minister werd genoeg gewaarschuwd, maar had te veel
te doen. Daarvan werd misbruik gemaakt. Meermalen ver-
klaarde luj in de Staten-Generaal „dat hij geen Ingenieur was."
Die rondborstige verklaring strekte hem tot eer.
Rotterdam en Amsterdam zijn daarmede echter niet geko-
men in \'t bezit van goede waterwegen naar de Noordzee.
Daartoe zijn Ingenieurs noodig, kundige, ervaren water-
bouwkundigen , speciale maar bovenal ecrli/lce deskundige man-
3
-ocr page 36-
M
nen, wier goede trouw boven allen twijfel moet verheven staan,
en die geen haarbreed van hunne pligten en ambtseed afwjj-
ken, mannen als Brunings en do broeders Ortt. mannen als
Bejjerinck, Augier, van Gendt, de Thomèze, Goudriaan, Klerck,
Kool, van den Bergh, Wellan; Keuvors en meer anderen.
Maar geen enkele toelaagtrekker mag vertrouwd worden.
Men kan geen twee heeren tegelijk dienen. Dat staat gegrift
in den ambtseed, afgelegd bij de betrekking van rijks ambtenaar,
uit \'slijjks schatkist betaald wordende. De Minister moet
zorgen voor eene onbekrompene bezoldiging zijner ambtenaren,
maar dan moeten zij goed en eerlijk zjjn en blijven.
-ocr page 37-
OPENBARE VOORDRAGT
GEHOUDEN TE
UTRECHT
den 24"~ Augustus 1878,
DOOB
DEN INGENIEUR
T\\ J. DE QUARTEL.
In eene Zaal van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen
TE
UTRECHT.
-ocr page 38-
-ocr page 39-
OPENBARE VOORDRAGT
GEHOUDEN
te UTRECHT den 248ten Augustus 1878,
IN
HET GEBOUW VOOIl KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN,
door. den Ingenieur
P. J. DE QUARTEL
EERSTE GEDEELTE.
Over de Kanalen en de Rijnvaart.
Tot in 1874 werd ecu kanaal door de Geldersche Vallei,
waarvan in den laatsten tijd weder sprake was, door alle
waterbouwkundigen verworpen, als overtollig en ondoelmatig.
Men dacht nog wel eens over eene kleine praamvaart tot
vervoer van vruchten en mestspeciën van Amsterdam naar
Veenendaal en omstreken, maar er kwam nooit iets van.
De militaire Genie zelfs oordeelde dat kanaal, als defensie-
middel tegen de Russen en He Pruissen te zwak, en uit een
strategisch oogpunt (gejjkte term) belagchelijk.
Onder het bestuur van den Minister Heemskerk trachtte
men dat Vallei-kanaal, om het eene „raison d\'être" te geven,
vast te koppelen aan een raar plan, om daarmede de vuile
-ocr page 40-
38
stinkende grachten van Amsterdam te verfrisschen; en — nog
dwazer — bragt men dat kanaal in verband met eene aan-
staande??
droogpomperij van een Zuiderzee, bezuiden Urk
en Schokland; ja, er waren er, die beweerden, dat het
Vallei-kanaal, een deel zou uitmaken van het mooije nieuwe
Amsterdamsche zeekanaal en van de nEngélsche betmpieren"
bij [Jmuiden en den Breesaap.
Het was ontijdig en roekeloos te achten, om in eenen tijd
voor Nederland, finantieel gesproken, zoo benard, dat men
tot eene leening van 44 millioenen moest besluiten om de
gapende te korten, zoowel hier als in onze koloniën te dempen;
in eenen tijd dat men altijd maar 22 a 24 millioenen ten
koste legde aan het afbreken van oude, en het opbouwen
van nieuwe vestingen en spertbrten, kustbatterüen, torpedo\'s,
fortificatiën en inundatie-liniën, tot spot onzer naburen, de
Pruissen;
in «enen tijd, dat men een ontzagwekkend staand leger op
de bcenen houdt, dat totaal zonder nut of „raisonjd\'existence"
van af 18:32, jaarlijks schatten verslindt en de kanker is van
ons volksbestaan, van onze voorspoed en onze ontwikkeling,
zoowel moreel, finantieel als economisch;
in eenen tijd, dat wij gedoemd zijn om eenen zeer kost-
baren en toch tot niets leidenden oorlog op Sumatra tegen de
Atchinezen te moeten volhouden;
in eenen tijd, dat w|j nog al weder 4 millioen meer moeten
betalen aan onze schoolmonarchcn, die onze lieve jeugd, met
of zonder bijbels, christelijke deugden, algebra en gymnastiek
moeten loeren ;
in eenen tijd, dat de ltegering verpligt scheen, uit geld-
gebrek, de hatelijkste, de impopulairste belasting, „de suc-
cessie-belasting in de regte lijn" te moeten invoeren, zooals
slechts de tiran en despoot Napoleon I had durven doen
om chair a canons te koopen;
in eenen tijd, dat de vrome en goede bewoners vanNeder-
land, zuchten onder den zwaren druk van tallooze belastingen
en fiskale lasten;
Ik zeg, ontjjdig en roekeloos is het, om in zulke tijden te
-ocr page 41-
39
denken aan het onnoodig droogmaken van de Zuiderzee en
aan het graven van eene serie, volstrekt niet noodige kanalen
door geheel ons land.
Nu de nieuwe Kotterdamsche waterweg helaas! blijkt totaal
mislukt te zijn, en de nieuwe Amsterdamsche waterweg via
Breesaap nog verre van voltooid is, zoude het wel zoo ver-
standig zijn, om eerst die twee schrikbarend kostbare kanalen,
hoe dan ook, voor den handel en de groote scheepvaart in
orde te brengen.
Maar ter zake.
Op de openbare vergadering, gehouden te Amsterdam in
Felix Meritis, op Donderdag den 12 October 1877, des
avonds 8 ure, had ik mij sterk aangekant tegen dat üelder-
sche Vallei-kanaal en tegen het Waldorpsche kanaal regelregt
van Amsterdam naar Gorinchem, als zijnde beide kanalen
nu en aUgd bepaald onnoodig, stellig onpraktisch en technisch
verwerpelijk.
Men bezit immers sedert tal van jaren de Keulsche Vaart
van Amsterdam langs Utrecht naar Vreeswijk. Elk deskun-
dige is overtuigd, dat die reeds zeer bruikbare vaart met
betrekkelijk geringe kosten in een onverbeterlijk kanaal is te
hervormen, zoo prachtig, dat de langste, zwaarste Keulsche
schepen er ongehinderd in zullen kunnen varen. Genoegzame
breedte en diepte is overal te verkrijgen, terwijl hinderlijke
bogten kunnen worden afgerond. Is er nu soms in drooge
tijden hier of daar op den Rijn of op de Lek tusschen Vrees-
wjjk en Pannerden geen water genoeg, (dat is geene 3 el 15
duim), welnu, wie zal ons beletten, om het hinderlijke zand
en de ondiepten door uitbaggering op te ruimen uit den
vaargeul?
Wie kan ons beletten, om de geheele Rijn en Lek van af
Pannerden tot Vreeswp en Krimpen te kanaliseeren, met
-ocr page 42-
40
schutsluizen in acht kanaalpanden te vevdeelen en overal en
ten allen tijde de vereischte diepte en breedte aan dat over-
hcerljjk kanaal te geven?
Met alle annexe werken zal dat prachtige kanaal nooit
meer kosten dan G\'/a ü 7 millioen.
Dat voorwaar nuttige en door geheel Nenerland gewenscht
wordende werk, reeds in 1809 door den uitstekenden water-
bouwkundige baron Kraijcnhoff vooogesteld en door Koning
Louis Napoléon in 1810 goedgekeurd, is alsnog daar ta stel-
len hoe eerder hoc beter, mits men natuurlijk eerst aan den
Gelderschen Ussel de noodige capaciteit geeft, om éénderde
deel van al het bovenlandsche u\'s en Khjjnwater des winters
en in het voorjaar langs Kampen naar de Zuiderzee te kun-
nen afvoeren.
Daartegen bestaan volstrekt geene bezwaren. Twee derden
van al liet ijs en hoogste winterwater gaan langs de AVhaal
naar de Noordzee en één derde langs den Ussel naar de
Zuiderzee, zoodat llijn en Lek kunnen gekanaliseerd worden.
De Lekdijken worden dan kanaaldijken en zullen nooit meer
doorbreken kunnen.
Ik heb dat in mijne verhandelingen over de verbetering
der hoofd-rivieren, uitgegeven in 1855 te Assen \') en in 1877
te Utrecht \'-), zonneklaar aangetoond.
De algeheele kosten van Ussel en Lek zjjn berekend op 34
millioen te verwerken in zes a acht jaren.
Het spreekt wel van zelve , dat door de kanalisatie van de
Lek, de Rijnvaart tusschen Amsterdam en Keulen ten allen
tjjde en voor eeuwen is verzekerd.
Onze majestueuse rivier de Whaal , is, zooals U allen be-
kend is, door het onoordeelkundig en anti-waterbouwkundig
1)    Bjj Willinge Gratama.
2)    Bjj Andriesscn.
-ocr page 43-
41
plaatsen van tallooze kribben, veerdammen en allerlei belet-
selen , thans geheel bedorven , en soms onbevaarbaar gemaakt.
Kene uitbaggering van grind- en zandplaten was het eenige
radikale middel, dat men echter nooit toegepast heeft; en
wat nu zol moeten geschieden op groote schaal.
Alle Kjjnoeverstaten, alle schippers die den lthijn bevaren
van af Bazel tot in Zee, hebben daar belang bij. Welnu,
laten zjj, met ons te zanten, de Whaal in orde brengen,
en nu bij al de reeds gemaakte protokollen , nog dit eene
protocol voegen:
„De rivier de Whaal zal, van af Nijmegen tot Rotterdam,
„op zoodanige diepte en breedte in den vaargeul gebragt
„worden, door opruiming van hinderlijk zand en grind, dat
„de schepen overal, en ook in de droogste tyden, in den
„vaargeul 3 el 25 dm. water hebben. De kosten van die
„verbetering zullen gedragen worden door de gezamentlijke
„Rhjjnoeverstaten, en gedeeltelijk door Nederland."
Dan zal éénmaal \'t beoogde doel bereikt zjjn.
1". Men zal dan verkrijgen:
eene kapitale onverbeterlijke Khijnvaart van Amsterdam
naar Vreeswijk en langs het kanaal de Lek naar Pan-
nerden, Emmerick, Keulen en Maintz.
2". Eene kapitale onovertrefbare vaart van Keulen naar
Rotterdam , langs Njjmegen en de Whaal, tot in de
Noordzee.
Mjj dunkt, dit is klaar en duidelijk.
Ten einde thans echter tot dat doel te geraken, is het
houden van vele vergaderingen minder passende, en zeker
tjjdroovend.
Het zoude m. i. de voorkeur verdienen om den Minister
van de Openbare Werken persoonlijk in te lichten; en zoude
eene commissie van belangstellenden kunnen benoemd wor-
den, om Z. Exc. op de hoogte dier belangrijke kwestiën te
-ocr page 44-
42
stollen, en zich op nader te bepalen tjjd bij Z. Exc. te ver-
voegen , om de groote belangen van de Keulsche Vaart, van
de stad Utrecht, en van de Vechtstreken, voor te dragen.
Toen door Z. M. tot Ministnr v. d. O. YV. werd benoemd
de Hr. Tak van Poortvliet, had men natuurlijk algemeen
verwacht, dat tot adviseur bjj dat Departement zoude zijn
aangesteld:
of Jhr. J. 11. T. Ortt, Inspecteur van de waterstaat:
of J hr. Klerck , voorheen adviseur voor de Staatsspoor-
wegen en bruggen ;
of de Hr. Stieltjes, lid van de Tweede Kamer, adviseur
der liandelsvereeniging te Rotterdam;
of de Hr. Froger, vroeger Directeur van de Openbare
Werken van Amsterdam;
of de Ingenieur Waldorp, de Quartel, Oaland, of van
Diesen:
maar niet de Hr. Fijnje, die jaren lang zitting nam in den
vrij overtolligen liaad van toezigt op de spoorwegdienst, en
of te Weenen , of te Parijs, of te Philadelfia, op tentoon-
stellingen tegenwoordig was, en dus geen tijd had, om zich
met ernstige veel omvattende waterbouwkundige zaken en
kwestiën bezig te houden.
In het rapport van de commissie van rapporteurs uit de
leden der Tweede Kamer, op de koninklijke boodschap van
20 Mei 1876, staat onder art. 230:
„Het trok de aandacht, dat de heer Fijnje als lid dor
„jury, geruimen tijd in Amerika moest vertoeven. Hij sehjjnt
„derhalve , zonder bezwaar voor zijnen dienst bjj de spoor-
„wegen, (jermmen
tjjd te kunnen worden gemist.
Ook had niemand kunnen vermoeden, dat de beruchte
referendaris Boogaard, wegens zjjn perniciens toelagen-stelsel,
zoo scherp gecensureerd door de leden der Tweede Kamer,
tot secretaris-generaal bjj het Departement van Openbare
Werken zoude zjjn gekozen.
-ocr page 45-
•w
De leden der Kamer wezen er in art. 70 op, „dat het aan
„de ambtenaren van den waterstaat niet moet vergund wor-
„den, om inkomsten van particuliere ondernemingen te ge-
»nieten, waarin zij nu zelfs worden vóókgegaan door den
„referendaris Boogaard, chef van de afdeeling Waterstaat
„die, voor het toezigt , op de Amsterdamsche kanaalmaat-
schappjj, uit hare kas, eene zeer aanzienlijke toelage ont-
VANGT."
De groote meerderheid der leden van de Tweede Kamer
doet opmerken :
„Dat de hoofdambtenaar Boogaard, die den Minister dage-
„ljjks over alle voorkomende zaken adviseren moet, geldelijk
„belang
heeft, bij het voortbestaan van de Amsterdamsche
„kanaalmaatschappij. Men achtte dezen toestand even ver-
»NKDEREND voor dien heer Boogaard , als STRIJDIG met \'s rijks
„BELANG.
„Het geven en aannemen van toelagen is stellig verkeerd."
Men had dus verwacht, dat aan een der Ingenieurs Wcl-
lan, Hubrecht, lteuvens, van der Vegt, van öendt, van
der Toorn als eerlijke zaakkundigen, de betrekking van Se-
cretaris-Generaal zoude zijn opgedragen.
Omdat men alzoo bij den Minister van Openbare Werken
niemand aantreft dan de heer Fijnje, die van Waterstaat
weinig; en de heer Boogaard, die er niets van weet; zoo
zoude de commissie zich kunnen doen vergezellen door eenige
deskundigen, naar hare keuze, ten einde den heer Tak van
Poortvliet technische opheldering te kunnen verstrekken.
De kwestie is alzoo deze:
„Is die Keulsche Vaart, of Rijnvaart, voor Nederland van
„zulk enorm belang, dat daarvoor moer dan 20 millioenen
„uit onze schatkist moeten worden ten offer gebragt, om een
„fonkelnieuw kanaal te gaan graven van Amsterdam langs
„Naarden en Veenendaal, en dan dwars door de Betuwe
„naar Doodewaard ?"
„Moet de vrg voldoende Keulsche Vaart daarom in verval
-ocr page 46-
44
„geraken, en al de groote belangen van de vruchtbare Vecht-
„streken, daaraan voor altp worden opgeofferd ?
„Moet er voor dat vreemde kanaal, bovendien nog eene
„Stuw geplaatst worden in het rivierbed van den Eijn bij
„Rheenen, om het rivierwater notabene op te stuwen tot 6
„el 70 dm. boven A. P., zooals heusch door eenige zeer on-
ervarene Ingenieurs werd voorgedragen" ook al zegt men
eene staatscommissie!
Volgens de aanteekeningen van den Ingenieur van Gendt,
2<i deel bl. 51, en v. g. zoude het plaatsen van zulk eene
beweegbare Stuw, het natuurlijke en eenvoudige gevolg
hebben :
1". dat de scheepvaartbelangen van al de plaatsen, gelegen
aan Rjjn en Lek, beneden die Stuw, blijvend benadeeld
zullen worden.
2". dat de geregelde overtogt van Vreeswijk naar Vianen,
door de aftapping naar den IJssel, in de waagschaal
wordt gesteld.
3". dat die Stuw soms maanden achtereenvolgende zal
moeten gesloten blijven, en bovendien het rivierbed
beneden die stuw aanmerkelijk slechter moet worden.
4". In langdurende tijden van zomerdroogte zal de invloed
van die stuw op de benedenrivier verderfelijk zjjn.
Eene stuw in den Rijn is allernadeeligst.
„Moet daarenboven de Betuwe nog in grooter gevaar wor-
„den gebragt, bij eiken winter te verwachten doorbraken en
„overstroomingen door die roekelooze coupure van de Grebbe
„tot Doodewaard?"
Is nu dat vallei-kanaal voor de Rijnvaart tusschen Keulen
en Amsterdam van zoo overwegend belang, waarom betalen
de belanghebbenden, de kooplui en schippers te Keulen, te
Dusseldorff, te Emmerick, te Amsterdam dat kanaal niet
gezamenlijk ?
De Fries, de Zeeuw, de Noord-Brabander hebben er niets
geen belang bh\'.
-ocr page 47-
45
Of zoude de eminente kanaal-maatschappij Jitta, Jiiger,
Dirks, Bruin, Boogaard, v. d. Pol, van KJjn enz., enz., dat
kanaal niet willen maken met een twintig millioen Rijks- of
Keuier subsidiën?
De Kynvaart door die vallei maakt toch, zoo beweren zij,
een geheel uit met dat mooije, overal acht el diepe kanaal,
al sedert jaren plegtig ingewijd en voltooid met die monu-
mentale doverachtige „betonpieren," ontworpen door Haws-
hand, Conrad en Lee — doch helaas te zwak en onvoldoende
van constructie bevonden, zoodat ter verdediging van die
„pieren" tegen den golfstoot, eenen golfbreker aan de zeezijde
moest worden gemaakt (zie de memorie van beantwoording,
dd. 2 Mei 187G, over het stellen van nieuwe termijnen voor
de oplevering dier werken).
Li die memorie leest men van den Ingenieur Conrad allerlei
narigheden over overmagt, omnagt, tegenspoed, ongekende
natuurkrachten, buitengewone toezakking, slappe boorden ,
enz.; rapport van 13 Maart 1873, eene proeve van verregaande
onkunde en knoejjerijen.
In 18G8 had ik die „betonpieren" als te zwak en als onvol-
doende
van constructie reeds afgekkubd in mijne gedrukte
verhandeling, opgedragen aan het Gemeentebestuur van Am-
sterdam , (uitgegeven in 1868 bü van der Wiel te Arnhem).
TWEEDE GEDEELTE.
De Lekdijken.
Er is een belangrijker punt, waarop ik de aandacht van al
de bewoners van de provinciën Utrecht, Noord- en Zuidhol-
land wenschte te vestigen. Het is de schrikverwekkende toe-
stand van den Noorder-Lekdijk, U allen gebleken in 1870
met open water, dat is zonder ijsgang of ijsverstoppingen en
ijsdammen. De heeren Havelaar, Kameraar van den Lekdijk,
-ocr page 48-
40
en Amersfoordt, Hoofd-Tngeland van Rijnland, hebben U in
1877 en 1878 opmerkzaam gemaakt. Ik deed dit reeds in
1855 in mijne aan Z. M. opgedragen verhandeling „over de
„verbetering der hoofd-rivieren en rivierdijken en bepaaldelijk
„van den Noorder-Lekdyk," in § 20, 21 en 30, bl. 25, 29
en vervolg.
Mijne waarschuwingen mogten echter niets baten, en in
1800 en 1801 werd alweder een gedeelte van Nederland onder
het rivierwater bedolven.
Onder het bestuur van de ministers Geertsema en Heems-
kerk, werden de Zuider-Lekdijken even hoog en op sommige
vakken zelfs hooger dan de Noorder-Lekdijken gemaakt, en
zulks in strijd met alle hminhlglcc besluiten en rcsolutïm der
Edel Mogende Staten der Provinciën.
De Hoofd-Ingenieurs in Utrecht, Zuid- en Noordholland
moesten er ernstig attent op hebben gemaakt, maar zij deden
het niet.
De Inspecteur Conrad moest gewaarschuwd hebben, maar
die bemoeide zich liever met Egypte, het Fransche Suez-kanaal
en Jeruzalem.
Van de bemoeiingen van de Rivier-inspecteurs hebben wjj
nog niets vernomen. en is tot heden niets degelijks gebleken.
Mijns inziens zoude er dus nu eene Ciu uit de voornaamste
in- en opgezetenen uit de provincie, naar den Minister van
Openbare Werken moeten gaan om Z. Exc. duidelijk voor te
stellen het aanstaande, en weldra te verwachten gevaar van
doorbraak van nen Noorder-Lekdjjk en de vreesselyke gevolgen
van dien doorbraak, voor de bewoners van Utrecht, Noord-
en Zuid-Holland.
Dit is waarachtig van meer belang dan de partiëelc belangen
van de Rijnvaart, en al de Duitsche protocollen-makers en de
ontijdige plannen tot het maken van eene serie nieuwe kanalen
in alle deelen van Nederland.
-ocr page 49-
47
Zoodanige Cie zoude aan den Minister in overweging kunnen
geven, om zich in zjjn allergewigtigst Departement te doen
omringen door eerlijke, ervarene, onafhankelijke waterbouw-
kundigen, die hun leven gewijd hadden aan de studie en de
praktjjk van zee- en havenwerken, rivieren en kanalen, en
wier geschriften daarvan getuigden.
Met innemende manieren, intriges en flaauwe rapporten dient
men het land en den Minister nooit.
De waarheid moet steeds gezegd worden. Met toelagen
mogen rijks ambtenaren niet omgekocht worden.
Men bevordert in scientifique vakken dan ook naar keuze,
»car tel qui brille au second, s\'éclipse au premier."
Het altijddurend benoemen van Staatscommissiën waarin
soms (zie mijn werk van 1868) al zeer ongeschikte personen
(vriendjes) gekozen worden, heeft nog nimmer eenig zuiver
of praktisch resultaat opgeleverd.
Men zal zich herinneren de paalwurmen — de pale—ale—
oeververdediging van Zeeland, devervuilde bodem van Amster-
dam, de Zuiderzee droogpomperij, Zwolsche krib- en Rotter-
damsche waterweg commissiën. Al die commissiën dienden
alleen tot het indienen van enorme déclaratiën van reis-,
verbijf-, vacatie-, peil- en bureaukosten.
Nu er overal rondom Nederland vrede heerscht, konden
wij onze verbazend dure legermagt eindelijk wel op voet van
vrede brengen, om dan eindelijk eenige werken des vredes,
openbare, als algemeen nuttig erkende werken te gaan daar-
stellen tot duurzaam heil van \'t vaderland. Dat is de pligt,
de roeping, de dure taak van den Minister Tak van Poortvliet.
Laartoe zal elk goed burger, elk flink, eerlijk, voorzigtig
Ingenieur, elk naar zijn vermogen den Minister bijstaan, voor-
lichten en goeden raad geven.
»To put the right men, in the right places" is de zaak
van den Minister voor Waterstaat, Handel en Nijverheid.
Eerzucht, toewijding, ijver en eerlijkheid kan hjj niet genoeg
beloonen; hebzucht, intrigue en jagt op toelagen kan Z. Exc.
-ocr page 50-
48
niet genoeg straffen en uitroeijen. Ook zfl hij voorzigtig met
bureaucraten, die. tuk op rooi\', niets dan verwarring en onheil
stichten, om daarvan op lage manier, hun voordeel te doen.
Utrecht, 24 Augustus 1878.
Behoudens verbetering en ampliatie zoude de voornoemde
Commissie kunnen bestaan uit:
de president:
De Commissaris des Konings in Utrecht.
vice-president:
De Dijkgraaf van den Lekdijk Bovendams.
LEDEN :
De Dijkgraaf van den Lekdijk Benedendams.
De Heer Bastert, Lid van de Tweede Kamer.
Een Lid van Gedeputeerde Staten uit Utrecht.
Een Lid van Gedeputeerde Staten uit Noord-Holland.
Een Lid van Gedeputeerde Staten uit Zuid-Holland.
De Burgemeester van Utrecht.
De Burgemeester van Amsterdam.
De Dijkgraaf vaiT den Haarlemmermeer-polder.
De Heer Amersfoort, Hoofdingeland van Rijnland.
DE WATERBOUWKUNDIGEN :
De Ingenieur van Diesen.
de Quartel.
van Gendt.
Havelaar.
SECRETARIS :
De Ingenieur Hubrecht.
< . zc~#4>