-ocr page 1-
ynm uodd         BF^..1679.I.8-
<•.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
liq ^^-/^ , i **)?.»•
EFFECTEN
BESCHOUWINGEN EN WENKEN
OVER Dl
VOORNAAMSTE FONDSEN,
ten dienste van hen, die meer dan een
oppervlakkige kennis wenschen te bezitten.
DOOR
X.
WORKUM
H. BRANDENBURGH EN ZOON,
1879.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
EFFECTEN.
Beschouwingen en Wenken
OVKIl DK
Voornaamste Fondsen,
ten dienste van hen, die meer dan een oppervlakkige
kennis wenschen te bezitten,
DOOR
WORKUM.
H. BRA.NDENBURGH EN ZOON,
1879.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
Algemeen Overzicht.
Het is treurig, dat de meeste menschen van fondsen
hoegenaamd geen begrip hebben.
Iedereen , bijna zonder uitzondering, die eenig bespaard
kapitaal heeft, heeft de gewoonte om die bespaarde pen-
ningen in fondsen te beleggen en hij heeft ten deele gelijk.
Wat zal hij anders met zoo\'n sommetje beginnen ; de fond-
sen geven hem goede rente ; het blijft een geheim dat \'t
hem financieel goed gaat en dat hij dus op zekere tijden
wat overhoudt; bovendien kan hij ieder oogenblik zijn geld
weer terug krijgen door \'t fonds te verkoopen of hij kan
er beleening op sluiten. Tegenover zulke voordeden staan,
vooral voor een ontwikkelde, misschien nog grooter nadee-
len ; deze kan meer aan zijn kapitaal verliezen , dan de
rente wel opbrengt en op zeker oogenblik kan \'t hem
onmogelijk zijn, wil hij geen groote verliezen lijden, \'t fonds
te verkoopen en wanneer dan \'t papier nog eens noodlijdend
wordt, dan zijn zijn zuurverdiende penningen ten deele naar
de maan en kan hij weer van meet af aan beginnen. Den
onontwikkelden vooral treft dit lot vaak , en niet zonder
redenen : hij is soms niet eens in staat de waarde van
het fonds te bepalen , nog veel minder weet hij af van de
politieke en financieele gesteldheid van den Staat, welks
schuldbrieven hij bezit of van de voortbrengselen , ligging,
beschaving , enz. enz. ; eindelijk kent hij de redenen van
rijzing en daling der fondsen niet, die het gevolg van
beursspeculatiën en handgrepen zijn en met de innerlijke
waarde der fondsen volstrekt niets te maken heeft: in één
-ocr page 8-
4
woord. hij kan bij benadering niet oordeelen over de
mogelijke toekomst van dien Staat, van dat fonds, van dat
spoor, enz. "Wil hij nu zijn geld in fondsen beleggen,
dan zoekt hij dat op , omdat het veel rente geeft of omdat
het rijst in koers , niet wetende dat deze beide zaken geen
voldoende redenen zijn , voor de waarde , de soliditeit van
dat fonds.
Wel is waar; men kan zijn Commissionair raadplegen ,
maar er zijn er onder , die in financieele zaken, hoewel
dat \'t hun vak is, ook geen diepen blik hebbon geslagen;
er zijn er onder , die redenen hebben om dit of dat fonds
aan te bevelen, omdat ze er zelfs reeds veel van hebben
of omdat ze van hooger hand daarvoor gesalarieerd worden ;
er zijn er onder, die den stand der fondsen evenals dien
van den barometer als te wisselvallig en te veranderlijk
beschouwen dan dat zij stellig hun advies durven geven ;
of eindelijk kunnen èn Commissionairs en publiek beide ,
bij den neus genomen worden.
En zoo hebben vele effecten-bezitters in Amerikaansche
Sporen , in Peruanen , in Spanjaarden , enz. , ontzettende
sommen verloren en is menig overgespaarde penning weer
tot niet teruggebracht en de arbeid vruchteloos geweest.
In ieder geval is \'t dus noodzakelijk dat een kooper,
een bezitter van Effecten, weet wat hij doet; hij geniet
de winst en betaalt het verlies; hij kan zich beklagen
over den loop der zaken, maar hij kan zich ook verwijten
dat hij zaken gedaan heeft, waarvan hjj geen verstand
had. Koopt men koffie, thee, landerijen, huizen enz.,
dan krijgt men in de eerste plaats ten minste wat stoffe-
hjks vojr zijn geld en weet men in de tweede plaats,
wat dat voor zaken zijn; maar zijn geld te geven aan
ver verwijderde Staten of Spoorwegen , zonder dat men
-ocr page 9-
5
er ooit iets van ziet of hoort of zonder eenig denkbeeld
van de toestanden daar en daar te hebben is lom, onver-
standig, krankzinnig, onverantwoordelijk , voor zijn arbeid
teleurstellend — in alle opzichten treurig.
Kan men nu door studie alle verliezen niet voorkomen,
toch heeft de zaakkundige dat voor, dat hij zich bij tijds
redt. Omstandigheden kunnen de berekeningen doen
missen, maar de kenner weet dan ook naar omstandig-
heden te handelen. Effecten zijn zeer veranderlijk; wat
van daag als soliede geldt is het soms morgen niet meer
en omgekeerd. En nu kan men door studie , door bere-
kening enz., een onontwikkelde bij inkoop en verkoop in
tijd vóór zijn.
Iedere poging om het publiek in te lichten is , dunkt
mij, een hoogst nuttige , een nationale zaak.
Heeft de natie er belang en voordeel bij , dat \'t land-
bouw, nijverheid en handel gunstig gaat, evenzeer van
belang is \'t, dat er winsten op de fondsen verkre-
gen worden. Wat Franschen of Engelschen winnen, moeten
allicht ^Nederlanders lijden. Hoe meer het publiek inge-
licht wordt, hoe nuttiger, en vooral diene \'t zoo ver gebracht
te worden, dat het voor de eenvoudigste zaken ten minste
op eigen beenen staan kan. — Schrijver dezes is geen
eiïectenhandelaar , maar zijne werkkring brengt het mede
de fondsen tot een punt van overweging en discussie te
maken : hij heeft dus geen belang bij het commissieloon ,
dat door gedurige aanbeveling tot in- of verkoop moet
leiden ; hij geeft dus in deze bladen zijn beschouwingen
aan \'t publiek ten beste en mocht het zijn, dat de uiterste
fijnigheden van het beursspel aan zijn oog of aan dit
opstel zijn ontsnapt, toch twijfelt hij niet of \'t zal menig-
een de oogen openen om te leeren zien.
-ocr page 10-
li
Men spreekt vaak van solide geldbelegging. Menigeen
is met ssoliede geldbelegging" toch zeer slecht weggeko-
men. Ik heb mij wel eens afgevraagd wat men onder
soliditeit verstaat en dan zou men moeten antwoorden:
die waarden zijn solide, waarbij ik voortdurend billijke
rente geniet en waarbij het kapitaal niet vermindert.
Iemand, die zulke fondsen bezit behoeft zich over de
politieke en financiëele kwestien niet ongerust te maken ;
jaren achtereen kan hij zulke fondsen bewaren; dat zijn
dus fondsen voor domme lui, voor corporaties en derge-
lijke , altijd in de veronderstelling dat zulke soliditeit
bestaat.
Zoo komen wij tot de vraag: Bestaan zulke waarden ?
Wij hebben reeds gezegd, dat fondsen veranderlijke zaken
zijn, wij zouden er bij kunnen voegen, dat alle waarden
veranderlijk zijn en zoo dit juist is, dan moeten wij ant-
woorden: neen, er bestaan geen solide waarden. Men kan
geen waarde opnoemen, waarop deze of gene niet kan
winnen of verliezen.
Daaruit volgt dus, dat ieder, die zich in zaken begeeft,
steeds werkt om de waarden, die hij bezit, met winst van
de hand te doen. Alle handel, industrie is speculatie,
alle effecten zijn speculatief. Van solide geldbelegging is
dus geen sprake; altijd zijn er fondsen waarvan de kans
van daling grooter is dan van rijzing en omgekeerd en
wie daarvan gebruik weet te maken, wint eerder dan hij,
die zijn fondsen laat liggen. Maar, \'t blijft altijd een
moeilijke vraag: hoe de kansen staan, en daarin kan een
kenner zich ook vergissen.
Men kan echter wel spreken van betrekkelijk solide
waarden en dat zijn dan dezulke, waarbij de slechte kan-
sen gelijk of minder zijn dan de goede , die volgens de
-ocr page 11-
7
kans dus niet in waarde zullen verminderen, maar wel
even hoog blijven of rijzen. Zekerheid heeft men echter
daaromtrent nooit, al is een waarde jaren lang solide ge-
weest en al bestaat de kans dat dit nog jaren lang het
geval zal zijn. Eén rukwind kan het kasteel omverwerpen.
De financiëele wereld levert een groot aantal voorbeelden
daarvan. Daar hebt ge de Bank of Glasgow! De aan-
deelen stonden 300 en meer procent. Ieder roemde de
Bank als bijzonder solide en jaren lang is zij het misschien
geweest, maar daar springt de bom los en weg is de
soliditeit en weg zijn de kapitalen!
Daar hebt ge de Algemeene Amsterdamsche Spaarkas.
Een tamelijke rente, uitloting wat wil men nog meer; men
meent met daaraan deel te nemen zijn geld te »sparen"
ook te vermeerderen en wat is nu? Uitloting afgeschaft,
rente uitgesteld en nu een tweede serie loten gemaakt,
die de eerste deelhebbers wat tegemoet moeten komen;
de zonde wat moeten bedekken, den ondernemer wat meer
provisie of salaris bezorgen enz. De tweede serie deelheb-
bers moeten »sparen" voor de eerste en ook voor zich
zelf en gezamenlijk zullen zij misschien »sparen" voor den
ondernemer of »sparen" tot dat alles opgespaard is.
Is de beurswaarde of de koers ook de werkelijke waarde?
Staan sommige fondsen te hoog of te laag? Deze vraag
is niet gemakkelijk te beantwoorden, maar wanneer men
in aanmerking neemt, dat dit fonds met zekere bedoelingen
wordt gesteund of naar boven gevoerd en dat fonds wordt
gedrukt, dat tijdelijke invloeden oorzaken zijn van rijzing
of daling, zonder dat dit iets aan de financiëele kracht van
-ocr page 12-
8
Staat of Spoorweg af- of toedoet. dan moet in \'t algemeen
ontkennend worden geantwoord.
Het is wel waar, de marktwaarde wordt beheerscht door
«vraag en aanbod" en wanneer nu iemand bemerkt dat
zeker fonds te laag staat, dan kan hij door vraag het
fonds verheffen of omgekeerd; maar men kan niet altijd
koopen en verkoopen als men wil. De uitdrukking »vraag
en aanbod" is een zeer algemeene uitdrukking, die alles
en toch niets omvat. Het is de naaste oorzaak, maar
eigenlijk de som van alle voorafgaande oorzaken. En \'t
aantal dezer oorzaken kan zeer groot zijn. De voornaam-
ste zijn:
De geographische ligging, voortbrengselen, handel en
nijverheid, enz.
De oogst.
De uitwendige politiek, oorlogen, handelsverdragen, enz.
De inwendige politiek, staatsinrichting enz.
De financiëele en economische gesteldheid.
liet vertrouwen, dat een Staat geniet.
De valuta, goud, zilver of papier.
De rente , die de schulden afwerpen.
Het belastingstelsel.
De saldo\'s der schatkist.
Schulddelging.
Nieuwe leeningen.
Het algemeen maatschappelijk vertrouwen (crediet).
Speculatien a la hausse.
)>          a la baisse.
De vereffening (rescontre).
Faillissementen.
Beleening en prolongatie.
Prolongatie-rente.
-ocr page 13-
«I
Bedrog.
Deze oorzaken maken te zamen het »vraag en aanbod".
De mogelijkheid dat een fonds rijst of daalt, zonder dat
de werkelijke waarde rijst of daalt, is door al deze om-
standigheden niet buitengesloten.
"Wij gaan nu over tot de speciale behandeling van de
voornaamste fondsen, ons voorbehoudende om later op
sommige omstandigheden terug te komen.
Bijzonder Overzicht.
I. STAATSFONDSEN.
Nederland , België , Denemarken* , Frankrijk
en Engeland.
De Fondsen van deze Staten staan op eene tamelijke
hoogte; de rente, die zij afwerpen is ongeveer 4 Procent,
dat is voor papier niet te veel. Wegens vele gunstige
oorzaken genieten die Staten groot vertrouwen en bij voort-
during daarvan kunnen de fondsen nog iets rijzen , maar
veel is niet te verwachten; daarentegen mochten enkele
ongunstige oorzaken optreden, dan zou de daling misschien
grooter zijn. Voor stichtingen, die met hun geld geen
raad weten en desnoods tevreden zijn met 3 procent, voor
weezen om de betrekkelijke saliditeit en standvastigheid en
voor tijdelijke belegging wanneer de rente voor korten
tijd, die men anders zou kunnen genieten, lager is dan
de rente, die het fonds afwerpt, zijn ze aan te bevelen ,
voor speculatie minder en vooral niet, wanneer de belee-
ningsrente veel hooger staat dan de rente die \'t fonds
afwerpt. De financiëele kracht van Engeland, Frankrijk
en Nederland is zeer groot en wanneer in die landen de
-ocr page 14-
10
beurs voor andere Staten wordt gesloten of geopend, dan
kan aan \'t crediet van die Staten veel nadeel of voordeel
worden toegebracht. Omgekeerd, wanneer die Staten in
gebreke blijven, dan lijden de eerste weer het meest.
De weinige rente , die onze staatsfondsen en die onzer
naburen afwerpen kan als een gunstige oorzaak beschouwd
worden voor de rijzing van fondsen van den tweeden rang.
Wanneer men toch van voldoende solide fondsen 6 a 7
procent kan genieten, dan heeft men 2 a 3 procent assu-
rantie-premie; mocht het ooit tot een rente-reductie komen,
dan moet die aanzienlijk zijn of men ontvangt toch nog
meer dan 4 procent.
Daarom zullen vele\' kapitalen , wanneer het vertrouwen
terugkeert en de politieke toestand zuiverder wordt , weer
in Buitenlandsche fondsen belegd worden; daarom zullen
de kapitalen tegen lagere rente op fondsen in beleening
worden verstrekt en dit geeft weer een nieuwe oorzaak
voor rijzing.
Rusland.
Er is geen staat, waarbij onze natie meer belang heeft,
dan Rusland. Millioenen bij millioenen schuldbrieven vindt
men er van in ons land. Allerhande geruchten gaan er
om over meer of mindere soliditeit en alle geruchten worden
natuurlijk gretig opgevangen. Er zijn 2 kampen: de be-
strijders en verdedigers; aan overdrijving van beide kanten
ontbreekt \'t niet.
Het voornaamste punt, waarvan hoofdzakelijk het wel
of wee afhangt is de »valuta" of het betaalmiddel. — "Wij
in ons land hebben goud, zilver, en papier; het laatste
wordt gelijkwaardig geacht met goud en zilver, \'t staat
pari : voor 25 gulden papier kunt gij ieder oogenblik 25
gulden zilver of goud krijgen naar verkiezing.
-ocr page 15-
•11
Dat papier wordt door de Nederlandsche bank in de
wandeling gebracht; \'t papier op zich zelve is eigenlijk
niets waard, maar de Nederlandsche Bank belooft aan
toonder te zullen betalen en heeft de waarde dus voor-
handen of moet dit ten minste zoo zijn. Tn den regel is
een groot gedeelte van de waarde voorhanden. Wat zou
nu \'t geval zijn , als de Nederlandsche Bank eens met
Turkschen ijver aan \'t bankbilletten maken ging?
Dan zou \'t al spoedig blijken , dat bij aanbod van papier
ter inwisseling, do ijver heel wat minder was en dat men
misschien op betaling kon blijven wachten. Dan zou ieder
liever metaal hebben dan papier en men zou spoedig 110,
120, 130 enz (in Turkije 400) papier moeten geven voor
100 zilver. Het papier zou zoodoende een soort koop-
waar worden.
Buitenlandsche valuta is altijd bij ons koopwaar, te
Amsterdam aan de beurs worden Eoebels, Ponden, Francs
verkocht als aardappels en zoo is er dan ook een markt
voor papieren zilveren roebels , en aangezien door den
jongsten oorlog de fabriek met ijver aan de fabricatie van
dergelijk papier heeft gewerkt, zoo is de waarde aanzien-
lijk gedaald. Was een roebel vroeger f 1,80, f 1,70 of ƒ1,65
waard, tegenwoordig f 1,15. Laten we nu , om de be-
teekenis daarvan goed te kunnen overzien, eens met cijfers
werken. Gesteld, Rusland heeft indertijd van Nederland
f 1000 nominaal geleend en daarvoor ontvangen ƒ 900;
dit bedrag is in roebels overgemaakt en tegen ƒ 1,80
heeft de f 1000 dus 500 roebels opgebracht. De jaarlijk-
sche rente is f 50, in Roebels van f 1,80 is 28 R. , on-
geveer 6 procent; de aflossing bedraagt f 1000 , in R.
560. Gesteld de roebelkoers daalt tot f 1,20, dan wordt
van dezelfde f 1000 toch f 50 of een rente van 44^ R,
-ocr page 16-
12
en een aflossing van 833 E. vereischt, dat is voor Eusland
een rente van 9 procent en een vermeerdering bij aflos-
sing van 46 procent. Ziehier een tabel van f 1000.
te betalen
rente.
Roebel.
Rente in
R.
afl. in R.
Rente in
pCt.
f 50.
1,80
28
560
5,6
»
1.60
31
625
6,25
»
1.40
36
720
7,2
»
1,20
42
833
8,4
»
1.10
45
910
9,1
Door Rusland
ontvangen.
500 Z. K.
»
8
»
»
verliezen
afl in pet.
12
25
U
66
82
Bij den tegenwoordigen stand van den Roebel heeft
Rusland een rente te betalen van 9 pCt. en een aflossing
van 75 pCt.
Met de pondenleeningen is \'t eveneens.
Met de roebelleeningen is \'t anders. Daarvoor wordt
altijd hetzelfde bedrag roebels gevraagd ; de houders ont-
vangen evenveel roebels maar tegen veranderlijken koers.
Guldens en Ponden hebben voor \'t Buitenland een vaste
rente, voor Rusland een veranderlijke rente ; Roebels heb-
ben voor \'t Buitenland een veranderlijke voor Rusland een
vaste rente. Yoor \'t Buitenland is de roebelkoers direct
niet van belang, maar indirect wel. Gesteld eens , dat de
koers jaren aan jaren zoo laag blijft en Rusland dienzelf-
den tijd 8 a 9 pet. moet betalen, dan wordt de financi-
eelo toestand critiek, dan schiet Rusland, dewijl nu reeds
twijfel omtrent de soliditeit bestaat , bepaald in zijn ver-
plichten tekort, dan zijn de koersen der Guldens en Pon-
denleeningen al te hoog.
Ik geloof niet, dat iemand aan herstel van den roebel
twijfelt (en wie dit betwijfelt, koope geen enkele Rus !)
hoewel het toch vreemd is, dat de Russische regeering
zoo langzaam te werk gaat met het intrekken van \'t over-
-ocr page 17-
13
tollige papier. Hoe langer men wacht, hoe meer schade
wordt geleden, hoe meer de financieele positie lijdt en
hoe moeilijker het ten laatste wordt om weer tot een ge-
zonden toestand terug te keeren. Misschien zal menige
lezer vragen: maar kan men dan die papieren roebels
zoo maar in eens doen verdwijnen? In eens zeker niet
gemakkelijk. De volgende middelen om den roebelkoers
te verheffen kunnen aangewend worden.
A.      Wanneer de Russen tengevolge van een grooten
oogst of tengevolge van buitengewone productie in
industrie of anderszins veel uitvoeren , dan moet dit
door het Buitenland betaald worden, hetzij recht-
streeks door metaal, hetzij door inkoopen van
Russisch papier. Het metaal, kan dienen om \'t pa-
pier in te trekken en komen dus beide oorzaken do
verheffing ten goede. Op zoodanige wijze wordt er
tegenwoordig papier uit de wandeling genomen. Maar
dat gaat uiterst langzaam. Een paar millioen in de
maand geeft bij een 5 a 600 millioen zooveel als
niets.
B.     Een binnenlandsche leening kan aangewend worden
om de rentelooze zilveren roebels te veranderen in
rentegevende zilveren roebels, maar — door dit feit
alleen komt er geen goud of zilver in \'t rijk en
heeft dus op de verheffing van den roebelkoers niet
zooveel invloed als men daarvan zou verwachten,
wèl wanneer, zooals met de le en 2<Jc Oostersche
leening \'t geval is geweest, de roebelfondsen naar
buiten worden gevoerd.
C.      De grootste faktor echter tot verbetering van den
roebelkoers en tot herstel der financiën is een bui-
tenlandsche leening. liet is zonderling dat daarmede
-ocr page 18-
14
zoolang gewacht wordt. Is een leening in den regel
voor een rijk achteruit, in dit geval is het vooruit.
Als Rusland nu 1000 gulden leent dan kan het
daarmede bijna 900 Z. R. intrekken en dus 45 Z.
R. rente besparen, die wanneer de Z. R. weer ƒ1.80
wordt ƒ1620 en de rente ƒ81 waard is. Door die
besparing wordt de toestand beter. Zoodra de Z.
R. hooger wordt, krijgen de Russen meer buitenland-
sche waren voor \'t zelfde geld, worden de prijzen
der ingevoerde goederen goedkooper, kunnen de
Russen meer besparen, meer tot de productie aan-
wenden en weer meer belasting betalen. Zoo wordt
de soliditeit der Russische fondsen beter. Als men
er zeker van was, dat de gelden aangewend werden
om tle overtollige papieren uit den omloop weg te
nemen, en niet om vertooning te maken of verder
oorlog te voeren, dan kon de buitenlandsche leening
niet te groot wezen. Ja, dan zou ik zeggen, als
de groote geldmannen dan Rusland niet willen hei-
pen omdat ze niet al te veel provisie krijgen, laat
alle bezitters offeren; die binnenlandsche leeningen
bezitten 2 gulden en die buitenlandsche bezitten 1
gulden, om plotseling dien toestand te verbeteren.
Kan het anders, dat ieder, die daarvan eenig idéé heeft,
een buitenlandsche leening het eenige radicale geneesmid-
del der Russische financiën noemt ? Kan het anders , dat
een deskundige één dag uitstel te lang is ? Alleen kan
één gegronde reden tot dralen aangevoerd worden. Wan-
neer namelijk de Russische regeering in stilte de lage
Roebels opkoopt en met behulp van trawanten iederen dag
wat ongunstigs laat uitstrooien om den koers laag te hou-
den, de kosten van inkoop op rekening laat schrijven en
-ocr page 19-
15
die later door een buitenlandsche leening laat dekken.
Dan krijgt men namelijk met hetzelfde goud meer roebels
afgelost. Het vermoeden is niet ongewettigd , dat dit zoo
plaats heeft.
Bij de volgende beschouwingen neem ik als axioma aan
het herstel der valuta. Wat zijn nu verder de bezwaren
tegen de Eussische papieren ?
ln. Zucht naar verovering; oorlogen.
2°. Het rijk bestaat uit allerhande volken ; bij mogelijke
omwentelingen kon \'t uit elkander spatten.
3". Het rijk en de maatschappij zijn nog maar in
wording.
4°. De regeering is onbeperkt. Een paar hoofdpersonen
aan \'t roer met een niet te nauw gezet geweten,
kunnen veel schade berokkenen. Voor \'t overige
berust alles op de eerlijkheid en billijkheid van
den Czar.
5°. Onderwijs en beschaving laten veel te wenschen over.
6°. Herhaalde malen heeft Rusland beroep op de geld-
markt moeten doen en nog is \'t einde der leeningen
niet te voorzien.
7 °. De roebelkoers , enz.
8°. De nihilisten.
Daar tegenover staan ook voordeden:
1°. Rusland heeft jaren achtereen aan zijn verplichtin-
gen voldaan.
2 °. Het rijk is groot, gunstig gelegen , beschikt over
een groot aantal hulpbronnen , handel en nijverheid
zijn vooruitgaande , inkomsten des rijks steeds toe-
nemende.
-ocr page 20-
16
3°. In de jaren, den oorlog voorafgaande, kon de
schatkist op batige saldo\'s wijzen.
4°. Behalve voor den oorlog zijn de geleende gelden
besteed voor spoorwegen, openbare werken enz.
5°. De verstandige regeering van den Czar (oorlogen niet
medegerekend ?)
6°. Evenals iedere debiteur zoo lang mogelijk en zoo
billijk mogelijk aan zijn verplichtingen voldoet, even-
zoo zal Rusland , ook in zijn eigenbelang , hoewel
nu met moeielijkheden kampende, zich gedragen.
7". Herstel der valuta.
Conclusie: Een koers van 90 procent voor de 5
procent\'s fondsen (buitenlandsche leeningen) is niet te duur,
maar , met het oog op de bezwaren , toch redelijk wol
betaald. Men maakt dan een rente van ruim b!s procent
met een kansje om door uitloting in eens 10 procent te
winnen.
De koers der roebelleeningen kan dan als volgt bepaald
worden. Gesteld de roebelkoers komt na eenigen tijd op
f 1.65, dan leveren 1000 R. effecten, 50 R. rente of
f 82,50. Om 5^ procent van zijn geld te genieten kan
men f 1500 voor 1000 R. betalen, dus is de koers 75
procent of anders : de nominale waarde van den roebel
is f 2, was dit ook de werkelijke waarde dan moesten de
roebeleffecten op 90 staan, nu is de koers f 1,65 dus:
f 2 : f 1,65 = 90 : x.
x = 74±.
N.B. Een goed rekenaar zal wel opgemerkt hebben ,
waarin het verschil dezer twee antwoorden ligt.
Voor hem, die niet rekenen kan , is dat kleine
verschil van geen belang. Het komt er ook op h
procent niet op aan.
-ocr page 21-
17
"Verschillende soorten van schuldbrieven worden bij uit-
loting a pari afgelost. De waarde van die aflossing wordt
vaak overschat. Ieder jaar wordt van de 1877er leening
1 procent afgelost, vermeerderd met de rente van de reeds
afgeloste schuld , zoodoende is de leening in ongeveer 37
jaar gedelgd. Eusland betaalt dus 37 jaar lang G procent.
Stellen wij, dat iemand van ons ƒ 100 leent en 37 jaar
lang f 6 betaalt, wat is dan de waarde daarvan :
tegen rente 5.....ƒ 100.
«        » 6.....- 88|.
»         » 7.....- 78£.
Die de schuldbrieven bij de uitgifte voor 77 heeft ge-
kocht, kan dus 37 jaar lang 7 procent genieten. Nu
staan ze ruim 84 en geven 6^ procent.
Hoe hooger de koers komt, hoe minder de uitloting
winst oplevert. Gedurende de eerste jaren wordt er weinig
meer uitgeloot dan 1 procent. In \'t eerste jaar komt er
van de honderd stukken één uit; op dat ééne stuk kan bij
een koers van 77 drie en twintig gewonnen worden; dit
is met uw honderden, dus voor ieder -^J5.
Staat de koers 84 dan is de uitlotingswinst -fafo proc.
» » » 90
        »                »            i1^ »
» » » 95 »                »            lêïï s
» » » 100        »                »             0 »
Als Rusland weder in normale omstandigheden komt,
dan zullen die schuldbrieven weder den parikoers gaan
naderen en zal de uitloting geen waarde meer hebben, en
aangezien de uitloting in de eerste jaren gering is, valt
de kans van uitloting in \'t niet bij de kans op politieke
en financiëele verbetering.
Bij een drie-procent\'s-fonds zal de uitlotingskans in den
regel meer winst opleveren omdat de koers lager is en
-ocr page 22-
18
betrekkelijk laag blijft. Wanneer dus in betere omstandig-
heden de Russen 1877 den parikoers kunnen bereiken,
dan moeten tegelijk alle 5 proc. Buitenlandsche leeningen
op 100 staan; de 4£ proc. leeningen op 90 als zij niet
uitloten en hooger dan 90, wanneer dit wel \'t geval is.
Dat dit in de eerste jaren gebeuren zal is te betwijfelen,
misschien wel nooit, maar dat neemt niet weg, dat daaruit
te zien is, dat bij verheffing van den koers in \'t algemeen
het verschil in koers tusschen de fondsen onderling hoe
langer hoe kleiner moet worden. "Wie dus speculeert op
koersverbetering van Russische fondsen moet 72ers nemen.
Wij zijn zoo ongemerkt er toe gekomen om te bereke-
nen, welke de voordeeligste leeningen zijn. Wij nemen
aan, dat zij alle van dezelfde soliditeit zijn en dat kan men
aannemen. Geen eene leening is op een speciaal onderpand
of belasting gesloten. Bij mogelijke rente-reductie of staking
zal dit de eene leening evenveel treffen als de andere.
Men kan de fondsen verdeelen in: fondsen met vaste en met
veranderlijke rente; in Buiten- en Binnenlandsche fondsen.
Van de Buitenlandsche heeft men weder twee afdeelingen:
guldens* en pondenleeningen; deze laatste zijn weder tweeërlei:
met vaste en veranderlijke rente. Wij hebben dus dit overzicht:
Guldensleeningen
Buitenlandsche
! met vaste rente
met verand. rente
Binnenlandsche
De p. st.-leeningen met veranderlijke rente zijn van de
jaren 50, 59, 60, 62, 72/73, 75. Zij geven per p. st.
meer rente dan de andere p. st.-leeningen , die steeds met
/\'11.80 worden betaald. De tegenwoordige koers van het
p. st. is meer dan ƒ12.00 en bij gelijke aflossing moeten
dus die met veranderlijke rente hooger zijn dan die met
-ocr page 23-
19
vaste rente en wel in de verhouding van ƒ 12.05 en
f 11.80, dus oDgeveer 2 pCt. van de reële waarde.
De 5 Oer leening geeft de meeste uitlotings-waarde; die
kan dus wat hooger staan; overigens loten zij allen in 80
jaren en meer uit en de uitloting bedraagt niet veel meer
dan t^ pCt. Van de 1000 stukken loot er één uit, die
een voordeel kan behalen van 15 a 20 pCt., dit geeft
per stuk -fa pCt.
Van de 50er loot 2 pCt. uit, er is nog 46 pCt. in, dit
geeft gig kans. Van de 23 stukken loot een uit, op één
stuk is een winst van 20 a 25 pCt. te behalen, dit ie
per stuk 1 pCt.
De 62er loot voorloopig nog niet uit. Als we dus voor 73er
verschillende koersen stellen, dan kunnen we in onderstaande
tabel zien, wat dan de koersen voor de andere moeten zijn.
Leeningen.
1873
5
pCt.
80
85
90
95
100
1872
5
»
80
85
90
95
100
1850
H
»
82
86±
88*
92
9*
1859
3
»
48
51
54
57
60
1860
H
»
72
76*
81
85*
90
1862
5
»
80
85
90
95
100
4875
H
»
72
76*
81
85*
90
Opmerki ngen:
1 °. De 72er moet iets hooger staan dan de 73er, ten minste
niet lager, omdat die één jaar verder in de aflossing is.
2°. In deze tijden moet men op koersverschil speculeeren ;
in gewone tijden op renteverschil en aflossingswaarde.
Bij de 50ers is dus op 82 pCt. 13 te winnen,
tegenover de 72ers waar op 80 pCt. 20 te winnen is.
3°. De 59ers moeten iets hooger staan, omdat zij door
inkoop worden geamortiseerd.
-ocr page 24-
20
Hoeveel en of het nu wel gebeurt, is moeilijk
te bepalen.
4°. De 60ers moeten iets hooger staan omdat zij uit-
loten in 69 jaar en al 18 jaar uitgeloot hebben.
5°. De 62ers moeten iets lager staan, omdat zij nog
niet uitloten.
6°. De 75ers moeten iets hooger staan omdat bij uit-
loting de winst per stuk grooter is.
Dat iets hooger of lager kan geen procenten bedragen
zooals bij sommige de koers zou aanwijzen.
De p. st.-leeningen met vaste rente zijn die van de
jaren 64, 66, 67/69 en 77. De eerste drie betalen tegen
ƒ11.80 en de laatste die nagenoeg met de vorige kan
vergeleken worden tegen / 12.00. De 64, 66 en 67ers
loten in 37 jaar uit. De kans van uitloting is achtereenvolgens
•fa, -fo en tjV De 67/69ers loten uit in 84 jaar, de aflossing
is veel geringer en met 72/73urs te vergelijken. Ziehier
een tabel ter vergelijking met de vorige en onderling.
Leeningen, veranderlijke p. st. op ƒ12.05 gesteld.
1872/73
5 pCt.
80
85
90
95
100
1877
5 »
81 i
86}
91
95 J-
100
1864
5 »
82 J-
87}
91
94}
98
1866
5 »
82
87
91
94}
98
1867/69
4 »
64
68
72
76
80
Opmerkingen:
1°. De 72/73ers geven jaarlijks meer rente en kunnen
bij koersverhooging \'t meest oploopen.
2°. Daarop volgt de 1877er.
3°. Daarop de 64/66ers, die per jaar ƒ 1 minder
rente geven en zonder verlies den parikoers niet
kunnen bereiken.
-ocr page 25-
t
21
4°. De 67/69 moeten iets hooger staan, omdat bij
uitloting de winst per stuk grooter is.
De guldens-leeningen zijn van 1798/1815, 64 en 66 en
geven f 50 rente zonder korting. Indien de stukken even-
eens van f 1200 waren zou de rente f 60 zijn, dus 1^
maal de rente van 100 p. st. Engelsche leening. De uit-
lotingskans van 1798/1815 is ^, van 64/66 als bij de
p. st. De uitloting van 1798/1815 is dus gelijk met de
64ers. De 64/66 zijn ook in p. st. (84$) en zoo gere-
kend dan is de tabel niet juist. De tabel wordt dan
als volgt:
1872/73 80 85 90 95 100
1864/66 84 88* 92$ 95$ 100
1798/1815 84£ 88^ 93 96 100
Opmerking: De 72/73 geeft tegenwoordig iets meer
jaarlijksche rente en doet bij verhooging van koersen meer
winst verwachten.
De Binnenlandsche (roebel)leeningen zijn van 1820
(Hamburg), 1854 (5^ Serie) 1877 en 1878 (Oostersche
leening le en 2e Emissie). De rente wordt betaald in
Zilveren Roebels (en toch papier). De waarde van dien
Zilveren Roebel is tegenwoordig f 1,15, maar in gewone
tijden f 1,60, ƒ 1,65 a ƒ 1,70. Omtrent de prijswaarde
zie volgende tabel.
Roebelkoers
80
85
90
95
1,15
46
48
51
55
1,25
50
53
56
59
1,35
54
57
61
64
1,45
58
62
65
69
1,55
62
66
70
74
1,65
66
70
74
78
1872/73
100
57*
62*
67*
72*
77*
82*
Roebelleening
-ocr page 26-
22
Opmerkingen:
4°. Bij vorbeterenden politieleen toestand en noodzake-
lijk verbeterenden roebelkoers is een winst op
het nomiaal kapitaal van 25 a 30 pCt of op het
reeël kapitaal een winst van 40 a, 50 pCt te
wachten.
2°. De roebelleeningen geven tegenwoordig minder
rente dan de p. st. leeningen, maar wat geeft
het bij het vooruitzicht van zoo\'n groote winst
jaarlijks -k pCt minder rente te ontvangen.
3°. Die groote winst kan 4, 2, 3 of meer jaar op
zich laten wachten, maar komen moet ze voor het
financieel behoud van Rusland en wie daaraan
twijfelt, moet in \'t geheel geen Russisch fonds
koopen.
4°. Men kan zijn roebelcoupons bewaren tot de ver-
hooging van den roebel invalt. Men heeft dan echter
geen rentegevend kapitaal. Iedere roebel één jaar
bewaard moet dan f 0,05 ongeveer meer opbrengen
en wanneer de verhooging van den roebel 5 a 6
jaar op zich laat wachten, dan heeft men niet
gewonen of verloren. Beter is
5 o, Men kan voor zijn roebelcoupons roebeleffecten koopen,
dan ontvangt men meer rentegevende roebels dan
op de coupons wordt uitgedrukt. De roebeleffecten
rijzen met den roebelkoers, dus wordt op beide
evenveel gewonnen.
"Wanneer dan binnen 5 a 6 jaar de roebelkoers
hersteld is, dan heeft men steeds rente genoten
bovendien. Ziehier een tabel waaruit men zien kan:
Wat men van f 1 krijgt als men bij een effecten-
koers van 52£ en een roebelkoers van f 4,15 de
-ocr page 27-
23
fondsen heeft gekocht en later de roebelkoers f 1,60
wordt en de effecten naar evenredigheid verhoogd
worden, zonder verbetering van de andere fondsen
(dus alleen door verhooging van den roebelkoers)»
wanneer \'t plaats heeft
na 1 jr. f 1,47 of 47 pCt.
» 2 » - 1,55 » 24^ pCt. intrest op intrest p. jaar.
» 3 » - 1,63 » 18 pCt. » » » » »
» 4 » - 1,72 » 14£pCt. » » » » »
» 5 » - 1,82 » 12£pCt. » » » » »
» 6 » - 1,92 » ll^pCt. » » » » »
» 7 » - 2,02 »10.}pCt. » » » » »
6°. In het laatste geval wordt een kapitaal in 7 jaar
verdubbeld en nog eerder, wanneer de effecten bo"
vendien nog door betere politieke omstandigheden
moeten verbeteren.
7 ° Alle roebelleeningen (5 pCt.) moeten even hoog staan.
Omtrent de 6de Serie kan men geen berekeningen maken.
De Russische regeering kan ze aflossen en dan verliest men
25 pCt., of ze doet \'t niet en dan gaan ze gelijkelijk met de
andere fondsen in de hoogte, steeds een pCt. 6 a 7 ver-
schillende.
Ook zijn er nog fondsen in echte papieren roebels, die
wij met stilzwijgen voorbijgaan.
Wij zullen nu onze beschouwing samenvatten en de hoofd-
punten uit onze tabellen tot een tabel vereenigen, uitgaande
van de 73er leening, alleen de hoogste en laagste koersen
nemende en vergeleken met de koersen van den dag.
«.
-ocr page 28-
Leen in-
gen
Berekende
Koers
Iü vergelijking
Vermoedelijke
winst op
15 Mei 79
Rente
vergelijkende
met 72/73er.
door koers-
speculalie.
koersen.
in 1875.
15 Mei\'79.
te hoog.
te laag.
volgens
berekening
door vergel.
met 1875.
1872
5
80
85
90
100
100
821
17}
17}
1873
5
80
85
90
100
100
83 ruim}
17
17
1862
5
80
85
90
100
100
81
bijna 1}
19
19
1850
44
82
86 .V
884
95
94
83
1
12
11
1860
44
72
764
81
90
94
804
5
91
134
1875
H
72
764
81
90
92
74
i
16
18
1859
3
48
51
54
60
71
584
8
2
12
P
. st.
onveranderlijke.
1877
5
814
86J
91
100
86.1 ruim 2
13*
1864
5
824
871
91
98
99
87
H
11
1866
5
82
87
91
98
99
86}
n
11
867/69
4
64
68
72
80
84
731
7
7
134
12
12
11
Guldens-leeningen.
1798/1815
5
84J-
884
93
100 [103
1 864/66
5
84
88 ï
92}
100 102
934| 7
88 ruim 2
6}
12
10
14
Roebel-leening
3n a
5 pCt
1.15
46
49
52
574
181
544
64
134
28
1.25
50
53
56
624
II81
55
7
13
274;
1.35
54
57
60}
674
III
531
54
14}
294
1.45
58
611
65^
724
IV
534
54
144
29
1.55
62
66
69}
774-
Roel)elkocrs\'l.l57ï.65hl.65
1.65
66
70
744
824
264
26
27}
27*
|
o
"3
O
H
I. Certificaten Hamburg. II. 5de Serie. Iü. lc Oostersche.
IV. 2de Oostersche leening.
-ocr page 29-
-<
25
Opmerkingen: Behalve de kleine verschillen reeds
in ieder afzonderlijk tabbelletje behandeld, komt men tot
het volgende:
1.    De leeningen 1859, 4860, 1867/1869, 1798/1815
zijn een groot aantal procenten te duur en leveren
èn volgens de berekening èn volgens den koers
van 1875 de minste winst. De berekende winst
is echter minder dan de andere, omdat doorgaans
deze fondsen te hoog staan.
2.    De Roebelleeningen staan te hoog, en 5de serie het
meest; zij leveren echter in vergelijking van den
koers van ^5 een te verwachten winst van 26 a
27 pCt. en wel de helft door algemeene koersver-
hooging en de helft door de roebelverbetering.
En daar men voor hetzelfde geld f 3000 Oostersche
leening tegen / 2000 in \'72er leening kan hebben,
zoo kan men 3 maal 26 winnen of 78 op de eer-
ste leening tegen 2 maal 18 of 36 op de laatste,
maar men moet zich dan tevreden stellen met 5£
pCt. rente op de eerste tegen 6 pCt. op de laatste.
3.    De volgorde van winsten is dus: Roebelleeningen
77/78, 22, 54; p. st. leeningen 62, 72/73, 75, 77,
Guldensleeningen 64/66, p. st. leeningen 50, 64/66,
60, 67/69, 59(?) en Guldensleeningen 1798/1815.
4.    De 50er leening, die soms aanbevolen wordt, staat
1 pCt te laag en is dus op dien grond aan te
bevelen, maar geeft minder rente en is op den
duur (en vooral bij koersspeculatie) volstrekt de
eerste niet, die recommandatie verdient. Naarmate
de koersen hooger komen, wordt de waarde der
aflossing minder en moet het fonds op zekere hoogte
-ocr page 30-
26
blijven staan, terwijl door de meerdere rente de
andere dan nog kunnen stijgen.
5. Een algemeene opmerking. Het is zonderling, en
\'t geeft ook stof tot nadenken, dat Kusland zooveel
leeningen heeft uitgeschreven, Jn Eoebels, p. st.,
Guldens, 5 pCt., 44 pCt., 4 pCt., 3 pCt., met en
zonder amortisatie, met en zonder loting. Als A
niet gemakkelijk op die wijze geld kan krijgen,
dan maar op een andere wijze, hoe dan ook; pre-
cies in Eusland. Wil \'t publiek de Kussische fond-
sen op die wijze niet slikken, dan maar anders;
en zoo bezit \'t Kijk alle mogelijke soort leeningen
en — maakt speculatie op de veranderlijkheid en
lichtzinnigheid van \'t publiek.
Dit pleit voor de soliditeit niet bijzonder. "Wat echter
weer in \'t voordeel komt, is, dat de grootte der leeningen
bekend zijn.
Van iedere leening moet steeds geamortiseerd worden
en bovendien rente betaald op de overblijvende stukken.
Het zou wel eens kunnen gebeuren, dat de amortisatie
wat gestaakt werd of weer maar door een nieuwe leening
vervangen.
De prijs van een 5 pCt. Russisch Buitenlandsch fonds
is, ook al komt het Rijk binnen korten tijd nog wat in orde,
met
90 pCt redelijk wel betaald en verkoop boven die koersen
is niet af te raden.
Bij het afschrijven dezer regelen komt het bericht, dat
de Afrikaansche Handelsvereeniging failliet is. Al weder
-ocr page 31-
27
een voorbeeld dat een zoogenaamd solied fonds toch weer
niet op dien naam kan aanspraak maken. De obligatiën
a 5 pCt. stonden pari en waren dus bij de geldbeleggers
in hoog aanzien, veel hooger dan een Russisch fonds, dan
een puik Russisch Spoorwegfonds als Moskow-Jaroslaw en
Brest-Grajewo, dan een Theisobligatie enz. Het was een
fonds, dat men naar den koers gerekend, ten eeuwige
dagen zou kunnen houden, zonder assurantie-premie. En
nu worden ze voor een appel en een ei verkocht. De
eene zegt, er is een dificit van 5 millioen, een ander
dat er niets van terecht zal komen enz. enz., altemaal
onrustbare berichten. Sommigen zeggen dat de balansen
reeds acht achtereenvolgende jaren valsch zijn geweest en
dat wel door de Commissarissen goedgekeurd en onderteekend.
Als dit laatste waar is, dan hebben de Commissarissen
een groote verantwoording en zijn zij zedelijk ook schul-
dig; want:
wanneer balansen zóó kunnen gemaakt worden dat een
kenner niet kan zien, dat ze valsch zijn, dan zou ik steeds
bedanken voor het postje van Commissaris; wanneer zij
echter niet zóó kunnen vervaardigd worden of een kenner
kan het zien (en dat moet men aannemen, zullen Com-
missarissen meer dan figuranten zijn), dan zijn de Com-
missarissen geen deskundigen geweest, dan hebben zij zich
een rad voor de oogen laten draaijen, dan hebben zij zich
laten bedriegen, dan hebben zij voor goed verklaard wat
niet goed was, dan hebben zij — schuld.—
Het Commissariaat wordt vaak beschouwd als een eere-
postje; maar men moest in het vervolg nooit Commissa-
rissen benoemen of ze moesten aansprakelijk zijn voor
\'t geen wat ze goedgekeurd en onderteekend hebben. En
dan zou een niet-deskundige wel voor den vereerenden
-ocr page 32-
28
titel van Commissaris bedanken, en zouden er zulke Com-
missarissen
worden benoemd, die alle bedrog en oplichterij
\' voorkwamen.
Oostenrijk—Hongarije.
De eenen zeggen: koop Metalieken, Hongaren, de anderen
weer: koop ze toch vooral niet.
De eersten hebben jaren lang succes gehad, millioenen
Oostenrijkers zijn er in \'t land geweest, in den laatsten
tijd hebben de laatsten de overwinning behaald en zijn de
meeste millioenen weer naar \'t Buitenland gestroomd. Ik
weet niet, wie van de beide soorten raadgevers de ver-
standigsten zijn geweest. Ik geloof, geen van beiden. Een
Oostenrijker te recommandeeren te koopen op den koers
66 (zooals ze gestaan hebben) is niet verstandig, en een
Oostenrijker aan te bevelen te verkoopen op den koers
van 50 (zooals ze gestaan hebben) is \'t evenmin , vooral
in een tijd, waarin men weet, dat bij verbeterde politieke
omstandigheden alle daarbij betrokken fondsen zullen
profiteeren. Oostenrijk—Hongarije bezit niet zooveel soor-
ten van fondsen als Eusland : Oostenrijk papier-zilver en
goud-florijnen , de eerste a. 5 pCt en de laatste 4 pCt ;
Hongarije 5 en 6 pCt p. st en goudleeningen ; daarentegen
is het getal schuldbrieven onzekerder en ten minste niet min-
der overvloedig dan in Rusland. Dus wat in een opzicht
voordeelig is, is in een ander opzicht weer nadeelig.
Wij willen vooraf Eusland en Oostenrijk—Hongarije kor-
telijk met elkander vergelijken.
Rusland is een jonge staat, zonder constitutie. De eene
of andere tijd zullen veranderingen moeten plaats hebben
-ocr page 33-
29
met of zonder schokken. Of het rijk in zijn geheel zal
blijven, of de veranderingen en verbeteringen zoo lang op
zich zullen laten wachten tot dat het rijk ook financieel
te gronde gaat, zijn overwegingen, die niet van belang ont-
bloot zijn. Dat staat vast, het rijk moet in vervolg van
tijd op constitutioneelen grondslag worden gebracht. In
dat opzicht wint Oostenrijk—Hongarije \'t. Een constitu-
tioneelen staat, met verantwoordelijke ministers, wier po-
litiek en financieel beheer door de publieke opinie kan en
mag besproken worden, en tengevolge waarvan ministers
kunnen worden vervangen. Wie in Rusland de gunst
van den Czar geniet, mag met de financiën omspringen,
misschien zeer goed, maar er heerscht toch omtrent dat punt
veel onzekerheid.
Rusland bezit veel bronnen van inkomsten, ook bronnen
dio nog moeten ontgonnen worden ; dat heeft iedere primi-
tieve staat; Oostenrijk—Hongarije beschikt daarentegen
reeds over misschien alle bronnen. In het eerste rijk is
dus vemeerdering en verbetering te verwachten, mits als
men opstanden en branden enz voorkomt, in het tweede
is belangrijke vermeerdering niet te wachten.
De draagkracht in Rusland is nog niet bereikt, in Oos-
tennjk—Hongarije misschien wel.
De bevolking in den laatsten Staat is rijker dan in den
eersten. In Rusland is bijna geen edel metaal. Men
heeft er veel papier (ongedekt) en grond en voortbreng-
selen; eerlijkheid, spaarzaamheid, werkzaamheid en rust
dienen de kracht der Russ. bevolking te maken. In
Oostenrijk heeft men daarenboven veel meer bespaard ka-
pi taal (ook edel metaal.)
Oostenrijk heeft voortdurend behoefte aan geld, leent
-ocr page 34-
30
steeds, verhoogt ieder jaar de op te brengen rente, en
moet eindelijk eindigen met bankroet en — reductie op
de rente. — Rusland is niet veel beter, heeft ook jaar
in jaar uit geleend, kan en zal nog langer zoo voortgaan,
maar brengt het misschien ook wel tot dezelfde hoogte
(diepte.)
Rusland heeft veel Buitenlandsche leeningen met vaste
rente voor de houders maar veranderlijke (tegenwoordig
onmogelijke) rente voor de schatkist, Oostenrijk—Hongarije
hebben meest Binnenlandsche leeningen met voor hun
schatkist standvastige rente.
De Oostennjksche waarden zijn veel standvastiger dan
de Russische. Een Oostenrijksche Coupon mag varieeren
tusschen 21 en 23 gulden, een Russische Z. R. varieert
in zeer korten tijd van ƒ 1,08 tot f 1,70.
Alles te zamen genomen moet een fonds Oostenrijk—Hon-
ganje niet meer rente afwerpen dan een Russisch fonds,
met dien verstande dat de mogelijke rentereductie bij den
eersten staat vermoedelijk eerder invalt, dan bij den laat-
sten. Laat de rentereductie nog jaren op zich wachten
of blijven de beide Staten te gelijk in gebreke, zoodat we
nu alleen \'t geval te overwegen hebben van gelijke ren-
tabiliteit, dan kan men uitgaande van de 72er Russische
leening de waarde bepalen van een Oostenrijksch fonds.
Als de 72er op 83 pCt staat, dan bedraagt de rente 6
pCt. Wil men dit van een Oostenrijks fonds genieten, dan
heeft men te vragen hoe groot de waarde van den Coupon
is. Stellen wij die op f 21,45, dat is per jaar 42,90,
dan kan men voor 100 florijnen 715 gulden betalen, dat
i8 jfifo x 100 = 60 pCt. Een Plongaarsch fonds 6
pCt moet 100 staan en andere fondsen naar rato van de
waarde van den Coupon.
-ocr page 35-
31
Vermoede-
lijk e
winst
hoog
.
pCt.
KOERSEN.
bo
c3
c3
bib
\'S
i
KOERSEN.
r bereke
el. met
1 "°
I
j 1S75 17 Mei
Russische leening 72
5
80
85
90
100 100 82
0
0
18
18
1 zilver
Oostenr. J
) papier
5
58
GH
65
flo,|66 574
68M62 57*
11
11
„ Goud
4
64
68
72
80 | — 68|
2|
11
Hongarije 1867
5
71
75*
80
89 90 79
7
10
11
„ 1876
5
71
75*
80
89 — 624
10
26
» 1677
6
96
102
108
120 1
— 79*
20
40
Opmerkingen:
1.    Oostenrijksche zilverrente staat volgens de tabel 4
pCt. te laag, om evenveel rente te geven als Kus-
land 72, ongerekend de mogelijke renté-reductie,
maar daarentegen ook de mogelijke verhooging van
het zilver en den zilvercoupon. Aangezien echter
de eerste mogelijkheid de grootste waarschijnlijkheid
heeft en de vermoedelijke winst 11 bedraagt tegen
18 op de 7 2 er, staat de Oostenrijksche zilverrente
te hoog.
2.     Oostenrijksche papierrente was vroeger 3 & 4 pCt
lager dan dito zilverrente; tegenwoordig staan zij
beide gelijk, het zilver is zooveel gedaald dat het
met papier gelijk staat. Bij mogelijke verheffing
van de zilverwaarde zal er weer meer verschil in
den coupon komen. Papierrente is dus minder aan
te bevelen dan zilverrente.
-ocr page 36-
32
3.    Toen Oostenrijk de zilver- en papierrente uitgaf was
het zeker de bedoeling niet om later bijna 3 van
den coupon achter te houden. De koopers kochten
het genot der volle rente. Een onwettigheid was
\'t dus den coupon te reduceeren. Nu heeft \'t
zelfde land een goudrente uitgegeven; waarbij
uitdrukkelijk bepaald is «vrij van alle belae-
ting». Het schijnt dus, dat het den debiteur
vrij staat een schuld te verminderen als er
niet opzettelijk bijstaat «vrij van alle mogelijke
reductie.» Het komt mij voor, dat dit land zijn
crediet met die leening heeft verminderd, eerstens
uit de daad zelve en tweedens door zich de uit-
drukking «vrij van belasting» te laten welgevallen.
En \'t komt mij ook voor dat dit «vrij van belas-
ting» niet volkomen te vertrouwen is. Als \'t met
de Oostenr. financiën nijpt en noch eens nijpt, dan
zie ik niet in, waarom ze weer niet de rente zou-
den reduceeren, onverschillig of er «vrij van be-
lasting» op vermeld staat of niet. De crediteur bij
staatsfondsen moet in \'t algemeen maar nemen wat
de staat presenteert en zich in zijn lot schikken.
Dat de Beurs die Goud-rente 2J pCt. te hoog
noteert bewijst, dat ze dit «vrij van belasting»
ernstig gemeend opvat. De vermoedelijke winst
bedraagt, even als van de vorige, minder dan van
den 72er.
4.    Hongaren hebben in Nederland nooit goed het bur-
gerrecht kunnen krijgen. Hongaarsche fondsen zijn
kortom niet gewild. Is \'t omdat de Eegeering
steeds op den bodem van de schatkist zit te kijken
(zoo zijn er meer) en steeds door leeningen de
-ocr page 37-
33
tekorten moet dekken ? Het is er, wel is waar,
ook niet pluis, maar daar staat tegenover, dat de
rente aanzienlijk hooger staat, dat men dus een
groote assurantie-premie geniet, die men van zijn
kapitaal kan afschrijven en dat het per slot een
goede rente-reductie lijden kan. Met die feiten
voor oogen is de aankoop van Hongaren 76 en 77
(de laatste vooral) speculatief en aan te bevelen.
Afzonderlijk beschouwd:
5.    Hongaren 67 rentende 5 pCt. staan 7 pCt. te hoog,
geven ruim 5 pCt. rente, loten in 50 jaar uit en
hebben een vermoedelijke winst van 10 a 11 pCt.,
laten geen rentereductie toe, omdat zij weinig assu-
rantiepremie bevatten, niet aan te bevelen dus.
6.    Hongaren \'76 rentende 5 pCt. in goud onder afkor-
ting van 10 pCt. rentebelasting, geven feitelijk
4t pCt., staan 10 pCt. te laag, hebben een vermoe-
delijke winst van 26 pCt. en een assurantiepremie
van 2 pCt. Gesteld, Hongarije komt nog 6 jaar
zijn volle verplichtingen na , dan heeft de houder
van dit fonds reeds 6 maal 2 pCt. met de rente
daarvan overgehouden, dan kost dit fonds hem 50
pCt.; wanneer dan een rentereductie invalt van 30
pCt belasting, dan draagt het fonds toch nog een
rente van 6]- pCt of bij 40 pCt belasting 5^ pCt
ongerekend de 10 pCt belasting die er nu reeds
op gevestigd is.
7.    Beter nog zijn de Hongaren 77 rentende 6 pCt
in goud, vooral omdat er meer handel, meer markt
in dit fonds is. Zij staan 20 pCt te laag, en ge-
ven een vermoedelijke winst van 40 pCt, werpen
een rente van 1\\ pCt af, waaronder dus een assu-
-ocr page 38-
34
rantie-premie van 2| pCt. Een op \'t oogenblik in-
vallende rentereductie zou kunnen bedragen 20 pCt,
om gelijke rente met Oostenrijk, Rusland en Hon-
garije 67 op te leveren. Over 6 jaar, als men
reeds 15 pCt assurantiepremie genoten heeft, zou
die belasting 35 pCt kunnen bedragen. Het is
daarom geen wonder dat dit fonds in korten tijd
(3 mnd.) van 71 tot 80 pCt is opgeloopen en nog
verder minstens 10 pCt kan rijzen en zelfs 20,
wanneer de belasting (zooals te denken is) eenigen
tijd op zich laat wachten. Parijs en Londen hebben
met het fonds veel op, vooral nu de soliditeit der
Russische fondsen wel wat aan bedenking onder-
hevig is en soliede fondsen als Nederlaudsche Wer-
kelijke Schuld, Fransche rente en Engelsche Con-
boIs 4 pCt of minder dan 4 pCt rente afwerpen.
Spanje.
Onder de schuldbrieven die de Nederlanders bezitten,
behooren in de eerste plaats de Spaansche. Millioenen bij
millioenen zijn in ons land aanwezig. Vele bezitters heb-
ben tal van jaren een groot aantal procenten aan rente
gewonnen en hebben de fondsen meer dan vrij. Andere
hebben gekocht in het laatste der vette jaren en hebben
nu 3 rente en ruim l- kapitaal moeten missen. Voor de
eersten zijn de Spaansche fondsen een zegen, voor de
laatsten een vloek geweest. De eersten zijn dus voor-
standers, de laatsten tegenstanders.
Wanneer wij echter bovengenoemde fondsen in beschou-
wing nemen, dan hebben we nog met de sympathie van
de eersten, noch met de antipathie van de laatsten reke-
-ocr page 39-
35
ning te houden; dan hebben we eenvoudig te vragen:
hoe is \'t nu?
"Wanneer een handelaar den bodem van zijn kas ziet
en geen crediet meer heeft, dan is \'t met zijn onderne-
ming, met zijn winst gedaan; dan houdt alle vooruit-
gang op.
Wanneer een huisgezin tekorten op tekorten heeft en
diep in schulden geraakt, dan is \'t huiselijk geluk ver-
dreven en twist en tweedracht aan de orde.
Met een Staat is \'t evenzoo. Is de schatkist uitgeput,
zit men diep in de schuld en is het crediet weg, dan
houden ontwikkeling en vooruitgang op; dan kan de
concurrentie met het Buitenland niet langer volgehouden
worden; dan moet men in den strijd om \'t leven het
onderspit delven ; dan kan men zijn billijke of vermeende
rechten niet behoorlijk verdedigen; dan krijgt men ten
overvloede vaak Binnenlandsche twisten; dan gaat men
een wissen ondergang tegemoet. "Wanneer echter de die-
naren van den Staat het belang begrijpen, dan is een
eerste stap de schuldeischers tegemoet te komen en een
overeenkomst op voor de crediteuren billijke en voorden Staat
passende wijze te sluiten. Dit heeft Spanje herhaalde ma-
len moeten doen en ook gedaan. Andere Staten (Grie-
kenland, Peru) meenen hun crediet te verzekeren door den
crediteuren zoo min mogelijk toe te staan en tengevolge
daarvan blijven ze in hun discrediet steken, en op het
lage peil van ontwikkeling en vooruitgang staan. Een
gunstig teeken is het dus, dat Spanje, hoewel vaak tekort
komende, zich, wanneer de troebelen over zijn, dadelijk
met de schuldeischers in contact stelt. Er is eerlijkheid
en vertrouwen, zij mogen veel of weinig kunnen missen,
maar daar kan men op rekenen, zij geven wat zij kunnen.
-ocr page 40-
36
Op zoodanige wijze draagt dan nu de 3 pCt. Spanje een
rente van 4 pCt. en zijn roor de oude coupons rentetitels
uitgegeven a 2 pCt. Deskundigen beweren dat het Rijk
voldoende financieële kracht bezit om die rente op te bren-
gen en dat hoogere rente op de oude schuld langzamerhand
kan verwacht worden. Zoo moet binnen 3 jaar de rente
op 11 pCt. worden gebracht en later nog worden verhoogd.
"Wat tegen de Spaansche fondsen pleit is de onrustige aard
der bevolking. Hoewel tegenwoordig de regeering zeer
stabiel is, kan men moeielijk bepalen of niet reeds binnen
een klein getal jaren de staat niet in de grootste wanorde
en in bovenmate financieële moeiehjkheden zit. Een tweede
bezwaar is de weinige ijver, ondernemingsgeest, de luiheid
en domheid der bevolking, de invloed der geestelijkheid ;
een bezwaar dat echter weer te goed gedaan wordt, door
den nationalen rijkdom en schoone ligging van den bodem.
De fondsen van Spanje zijn niet velerlei en leveren weinig
stof tot onderling vergelijk. De Buitenlandsche 1 pCt. geven
iets meer rente dan dito Binnenlandsche en staan ook daar-
om iets hooger. En zoo de 2 pCt. ook. De Buitenlandsche
worden vaak geprefereerd boven de Binnenlandsche. Zoo
als nu de zaken staan hebben de 1 pCt. Buitenland Spanje
een waarde van ongeveer 20 pCt. Ten minste verkoop
beneden dezen koers is niet aan te raden. Men geniet dan
5 pCt., wat binnen een paar jaren verhoogd wordt tot 6\\
pCt., om misschien binnen een betrekkelijk korten tijd nog
meer te verhoogen.
De 2 pCt. zijn minder speculatief; naarmate zij hooger
worden, wordt de rente en aflossingswaarde minder.
Hebben zij een koers van 40 pCt. bereikt, dan geniet
men 5 pCt. en in de eerste jaren een uitlotingskans tusschen
T\'xr en ^V Van de 40 stukken loot één uit, dit geeft van
-ocr page 41-
37
10 pCt. voor dat eene stuk : dus is dit een waarde van
\\ pCt.
Deze berekening is niet zeer nauwkeurig, maar eenvou-
dig : wel is waar , loten ieder jaar meer stukken uit, bij
minder in omloop zijnde stukken. Het gaat echter niet op,
om do juiste waarde van de nog komende annuiteiten tot
grondslag te nemen, omdat dan een groote factor, omtrent
welks zekerheid wij in het duister verkeeren, er bij opge-
nomen wordt, namelijk : dat Spanje den vollen tijd aan
zijn verplichtingen zal voldoen. Men moet met Spanje zoo
wat bij den dag leven. De verhooging van de Buiten-
landsche 1 pCt. tot \\\\ pCt. is meer aanstaande; op \'t
oogenblik gaan de zaken vrij goed en alles en alles samen-
genomen is het niet ongerijmd de 1 pCt. op een koers van
20 pCt. en de 2 pCt. op een van 40 pCt. te stellen.
Zoo zou dan de 1 pCt. een winst in den koers kunnen
opleveren van 4V pCt.. dat is op \'t kapitaal 30 pCt. en
de 2 pCt. een winst van 3 pCt., dat is op \'t kapitaal 8 pCt.
Mag men met de annuiteiten werken en dus aannemen
dat Spanje voortdurend aan zijn verplichtingen zal kunnen
voldoen, dan zijn de 1 pCt. wel 25 a 30 waard, tegen
de 2 pCt. 40 a 45 (nimmer boven 50).
"Wie lust heeft om Spaansche fondsen te koopen, neme
1 pCt. Buitenlandsche.
------£^K©3©8—"*