-ocr page 1-
""^ Mo83          BR..1873.I.3.
-ocr page 2-
«
-ocr page 3-
ALGEMEEN STEMRECHT
DOOR
r-
Het waren overijlde, dolzinnige, gevaarlijke voet-
stappen, voor ieder, die er mede te maken bad, —
voetstappen, die men niet gemakkelijk weder uitve-
gen kon, ;il- ze> eens liunne mode vlekken hadden
achtergelaten.
DICKENS. Londen en Partf».
I V
v. \'M
Sneek
H. PIJTTEBSEN Tz.
1879.
PU1JS 5U CENTS.
f
^---------------------------------------------2
-ocr page 4-
.
,
,
.\'
-
.
-
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
A06000030633774B
3063 377 4
\'
-ocr page 5-
ALGEMEEN STEMRECHT
DOOR
f-
Hot waren overijlde, dolzinnige, gevaarlijke voet-
stappen, voor ieder, dio er mede te maken had, —
voctutappcn, dio men niet gemakkelijk weder uitve-
gen kon, als ze eona hunne roode vlekken hielden
achtergelaten.
DICKENS. Londen en Tarys.
Sneek
PIJTTEB.SEN
1879.
Tü.
II.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
1789. Te Vorsailles zijn bijeengekomen do afgevaar-
digden van de drie standen, waarin het Fransche volk
is verdeeld, om onder het oog des Konings de midde-
len te beramen, waardoor kan worden tegemoet gekomen
in den nood van Frankrijk.
De schatkist is uitgeput, de opbrengst der bolastin-
gen wordt telkens minder, het volk sterft van honger en
het hof mist de middelen om grooto, schitterende fees-
ten te organisceren.
Allen zyn het hierover eens: er moet verandering ko-
men.
En zoo zijn ze dan bijeengekomen te Versailles, de
vertegenwoordigers der drie standen, twaalfhonderd in
getal, om de middelen aan te wijzen waardoor de toe-
stand kan worden verbeterd.
Daar zijn in de eerste plaats de afgevaardigden van
den eersten stand, den adel van Frankrijk,gekleed
in zwart fluweelen mantels, het hoofd gedokt met den
hooggepluimden hoed. Zij zijn bereid in den nood van
het hof te voorzien, door hun bloed te geven; maar het
hof behoeft geen bloed; het heeft geld noodig, voor foes-
ten. En de adel, die zelf geld behoeft, denkt er slechts
aan nieuwe voorrechten voor zich te verkrijgen. Hij kent
slechts rechten, geen plichten.
Op hen volgen do vertegenwoordigers van den twee-
den stand, de geestelijken; vooraan zitten, op het
kostbaarst uitgedost, do hoogwaardigheidsbekleeders, de
bisschoppen en de bezitters van rijko prebeuden; ook
zij zijn bereid te holpen en den nood te lenigen door
-ocr page 8-
4
hunne gebeden; geld missen kunnen ook zy niet,
immers, zij hebben de belastingen door het volk aan de
Kerk op te brengen, tot het uiterste opgedreven!
In naam tot hen behoorend, doch in werkelijkheid te-
genover hen staande, zooals weldra zal blijken, verschij-
nen ook de arme dorpsgeestelijken, die de plichten der
Kerk vervullen, terwijl de hoogere geestelijkheid slechts
de rechten kent.
Ben stoet van in eenvoudige zwarte mantels gehulde
mannen is eveneens naar Versailles opgekomen, zeshon-
derd in getal. Geen pluim versiert hun lagen boeren-
hoed; de deuren van het Koninklijk paleis zijn voor hen
gesloten; de adel bespot, de geestelijkheid minacht
hen, maar het volk juicht hen toe. Want die gemin-
achte, gehoonde mannen zijn de vertegenwoordigers van
den dorden stand, van het volk, dat slechts plich-
ten kent en geene rechten bezit; dat belastingen
opbrengt aan het hof; dat zijne oogstvelden vertrapt ziet
door de paarden van den eersten stand; zijne vrouwen
en dochters ter beschikking moet stellen van den adel;
tienden en heerlijke rechten moet opbrengen aan de
geestelijkheid en zelf aan de openbare wegen den hon-
gerdood sterft.
Ook sij zijn bereid in den nood van den staat te voor-
zien; ook zij willen helpen, maar in ruil voor die hulp
vragen zij — om later te eischen — dat een evenredig
deel hunner plichten zal worden gedragen door do be-
voorrechte standen en dat zij het hun toekomend deel
erlangen van do rechten.
In weinige woorden woorden geeft de abt Sièyes uit-
drukking aan de eischen van den derden stand.
„Wat is de derde stand?" zoo vraagt hy, en
-ocr page 9-
5
het antwoord luidt: „Niots." „Wat moet de derde
stand zijn?" „Alles."
Negentig jaren zijn voorbijgegaan sinds die gedenk-
waardige woorden werden geschreven en do vraag dient
thans gedaan: Is de voorspelling van don abt Sioyes
in vervulling getreden, is de derde stand, het volk,
alles geworden?
Er ziju er, die deze vraag in geheel bevestigenden zin
beantwoorden. De heerlijke rechten van adel en geeste-
lijkheid zijn afgeschaft; niet langer is het volk hetlast-
beest van de bevoorrechte standen; over loven en goed
der staatsburgers mag niet meer willekeurig worden be-
schikt; „gelijkheid voor de wet" is hot beginsel ge-
worden van de grondwetten en staatsinrichtingen van
alle beschaafde natiën; geene belastingen kunnen worden
geheven dan uit kracht van eene wet; privilegiën in het
stuk van belastingen mogen niet worden verleend; de
macht tot het maken van wetten wordt uitgeoefend door
den Vorst en de wetgevende Macht bestaande uit de ver-
tegenwoordigers des volks; het dragen der wapenen tot
handhaving van de onafhankelijkheid van den Staat is een
plicht die op alle ingezetenen zonder onderscheid rust;
enz.
Dergelijke, of daarmee gelijkstaande voorschriften vindt
men in de grondwetten van alle beschaafde volken en men
beroept zich daarop, om te bewijzen, dat werkelijk de
derde stand, het volk, geworden is wat het behoorde
te zijn: alles en allen.
Doch dit gunstig oordeel is geenszins algemeen, aller-
minst hier te lande.
-ocr page 10-
6
„Hoe kunt gij spreken van gelijkheid voor de wet,
zoo vraagt men, waar in werkelijkheid de verdeeling dei-
natie in standen dezelfde is gebleven, zij het dan in ge-
wijzigden vorm1? De ndddeleenwsche privilegiën van adel
en geestelijkheid zijn afgeschaft, \'t is waar; onze grond-
wet huldigt de hoofdbeginselen, in 1789 als de rech-
ten van den mensch verkondigd. Maar de werkelijke
toestand is daarmee in lijnrechten strijd. In de plaats van
adel en kerk is het geld als bevoorrechte stand opgetre-
den; het geld is in de plaats gekomen van hooge geboor-
te en waardigheid; de derde stand, de geldbezitter, is in
werkelijkheid alles geworden, maar het volk is geble-
ven, wat het was: het lastbeest der bevoorrechte stan-
den, die tot één vereend, slechts to machtiger zijn.
„De derde stand is alles geworden, maar een vierde
stand is ontstaan en ook van dezen geldt het thans we-
der als voor negentig jaar: wat is hij ? niets. Wat moet
hij worden: alles.
„Het groote beginsel van de rechten van den
mensch: de gelijkheid van alle burgers voor de wet,
is, zegt ge, in onze grondwet gehuldigd. Laat ons zien
wat daarvan is:
„Art. 172 onzer GrondAvet schrijft voor dat geenerlei
privilegiën kunnen worden verleend op het stuk van be-
lastingen.
„De hoofdbron onzer staatsinkomsten is de opbrengst
der indirecte belastingen en accijnsen, geheven van voor-
werpen van eerste levensbehoefte, of van vrijwillig, alge-
meen gebruik. Dergelijke belasting kan verdedigd wor-
den; zij steunt op het billijke beginsel dat ook do lagere
klassen moeten bijdragen in de behoeften van den Staat
en is op dien grond volkomen rechtvaardig, indien niet
-ocr page 11-
7
te hoog opgevoerd en op allen gelijkmatig drukkend.
„Dit laatste echter is niet het geval. Zij drukt oneven-
redig zwaar op de minvermogenden, daar zij door elk be-
taald wordt in verhouding tot zijne behoeften en niet tot
zijne middelen.
„De behoefte aan zeep, koffij, thee is voor de lagere
klassen even groot, zoo niet grooter, als voor de meer-
gegoeden; de werkman die wekelijks f 10,— verdienend,
daarvan 10% moet afstaan aan do schatkist, betaalt
een grooter evenredig deel van zijn inkomsten aan be-
lasting, dan de meergegoede die f 50,— per week ver-
dienend, hetzelfde bedrag aan indirecte belastingen be-
taalt.
„Wel tracht men den druk der indirecte belastingen
te verlichten door de invoering van directo belastingen,
doch ook deze, zooals de grondbelasting, de personele
belasting (huurwaarde, deuren en vensters enz.) drukken
weder het zwaarst op de mingegoeden, daar ze den huur-
prijs, of den prijs van de producten van den bodem ver-
hoogen, buiten evenredigheid van de inkomsten.
„Zonder nu nog te spreken van de opbrengst van den
accijns op den jenever, waarvan de mingegoede voorze-
kor het leeuwendeel betaalt, blijkt uit bovenstaande vol-
doende, dat art. 172 bij do toepassing niet in letterlij-
ken zin wordt opgevat.
„Sterker nog blijkt het privilegie der goldbezitters in
zake het stuk der defensie.
„Wol zegt art. 177 onzer Grondwet: „Het dragen der
wapenen tot handhaving dor onafhankelijkheid van den
Staat en tot beveiliging van zijn grondgebied blijft een
der eerste plichten van alle ingezetonen."
„Maar wat ziet men in werkelijkheid? Dat de ryke,
-ocr page 12-
8
de nieergegoede, de burger, zich voor een som gelds vry-
koopt van dien eersten plicht van alle ingezetenen en
dat alleen aan den niindergegoede, aan den arme, den
zoon van den vierden stand den plicht wordt opgelegd om
de onafhankelijkheid van den Staat te verdedigen. De
adel, die vóór 1789 alléén de officiersplaatsen mocht be-
kleeden, deelt thans dit voorrecht, dit privilegie met de
zonen van den vroegeren derden stand, met de geldbezit-
ters; doch voor het volk bleef de toestand dezelfde. De
zonen uit het volk mogen als gemeen-soldaten, hoogstens
als onderofficieren dienst doen, desnoods vergeten en on-
genoemd sterven als „minderen," voor hen bestaat geen
kans om ooit in de rangen des legers op te klimmen.
„De vierde stand, die niets bezit, niets te verliezen
heeft, moet het leven zijner kinderen veil hebben voor
de onafhankelijkheid van den Staat, terwijl de bezitters,
zij die veel te verliezen hebben, hunne zonen voor geld
vrijkoopen van den dienst.
„In werkelijkheid wordt er thans een handel in menschen
gedreven, die gelijk staat met den ergerlijksten slavenhandel.
„Wel beweert men, ter verdediging van den bestaan-
den toestand, dat liet opbrengen van de som, benoodigd
om iemand van den dienst vrij te koopen, van vele ou-
ders even zware opoffering eischt, als gevraagd wordt
van hen wier zonen zelf hun dienstplicht vervullen. Dat
het offer gebracht door den aan zijne studiën ontrukten
jongeling veel zwaarder weegt, dan dat van den boeren-
knecht, van den handwerksman.
„Maar, al moge het waar zijn dat het geldelijk offer
voor een plaatsvervanger vele ouders zwaar valt, valt het
den handwerksman, den kleinen burger minder zwaar zijn
zoon over te leveren in de handen van een vloekenden
-ocr page 13-
9
sergeant-instructeur, op liet oogenblik dat hy door zijne
verdiensten iets begint by te dragen tot verligting van
de huiselyke lasten?
„Is de leertijd van den onderwijzer, den handwerks-
man, den kleinen koopman minder nuttig en kostbaar,
dan die van den geleerde, den industrieel, den grooten
koopman ?
„Terwijl de laatsten nog door middel van geld de ge-
leden schade kunnen inhalen, zullen de eersten steeds de
gevolgen blijven gevoelen van hunne onvoldoende leerjaren.
„Is, als oorlog of oproer uitbreekt, het leven van den
ryke meer waard dan dat van den arme ?
„En eindelijk, is het zedelijk, billijk, verstandig tus-
schen de zonen van hetzelfde volk een scheidsmuur op
te richten, welke slechts door middel van geld overklom-
men kan worden?
„Acht men den militairen dienst schadelijk voor de
technische en wetenschappelijke opleiding der natie, men
schaffe dan de loting af en vorme een leger van huur-
lingen en vrijwilligers, die voor geld of uit liefde voor
den krijgsmansstand, den militairen dienst willen vervul-
len. Wordt dit gevaarlijk geoordeeld, met het oog op den
toestand van Europa, dan blijft er geen anderen weg
open als die welke leidt tot verplichten krijgsdienst.
„Het meest in strijd met de beginselen van 1789 is
echter de toepassing hier te lande gegeven aan het voor-
schrift: geene belastingen zijn wettig, die niet door het
volk, bij monde van zijne vertegenwoordigers zijn goed-
gekeurd.
„Art. 74 zegt: De Staten-Generaal vertegenwoordi-
gen het geheele volk; volgens art. 104 wordt de wet-
-ocr page 14-
10
gevende macht gezamenlijk door den Koning en de Sta-
ton-Generaal uitgeoefend, terwijl volgens art. 171 geene
belastingen ten behoeve van \'s Lands kas kunnen wor-
den geheven dan uit kracht van eene wet.
„Alzoo, geene belasting is wettig, die niet geheven
wordt krachtens eene wet, goedgekeurd door eene Staten-
Genoraal, die het geheel volk vertegenwoordigt.
„Op papier is dit alles volkomen juist; het volk be-
noemt zyne vertegenwoordigers, die de Staten-Generaal
vormen en met den Koning de wetten vaststellen en de be-
lastingen regelen.
„Maar om iemand te vertegenwoordigen, dient men door
den rechthebbende ook voor die vertegenwoordiging te
zijn aangewezen; zal men dus het volk vertegenwoordigen,
zoo dient men ook door het volk daartoe te zijn benoemd.
„Wat leert ons echter de practijk?
„Niet het volk in zijn geheel benoemt zijne vertegen-
woordigers, maar dit privilegie wordt geschonken aan
hen, die ingevolge het bepaalde bij art. 76 van de Grond-
wet eene som in de directe belastingen betalen, die, over-
eenkomstig met de plaatselijke gesteldheid, in de kieswet
zal worden vereischt, doch niet minder dan f 20,— mag
bedragen.
„Dus niet de meerderjarige ingezetenen, Nederlanders,
die in het volle genot der burgerlijke en staatkundige
rechten zijn, hebben het recht de mannen aan te wijzen,
die hen zullen vertegenwoordigen en de belastingen goed-
keuren, door het geheole volk op te brengen, maar de
115,558 personen; die eene som, niet beneden de f 20,—
in de directe belastingen betalen; dus weder de meerge-
goeden, de goldbezitters,
„Deze ruim 115 duizend bevoorrechten hebben het
-ocr page 15-
11
recht to beschikken over het geld en goed hunner me-
debnrgers, over dat der nagenoeg 800 duizend meerder-
jarigc uiot-hevoorrochten, die niets, hoegenaamd niets
hebben te zeggen.
„ Dit geldt voor de Tweede Kamer.
„De vertegenwoordiging des volks door middel van
do Eerste Kamer heeft alléén het geld tot grondslag.
Wees dom, onbekwaam voor alles, leef jaren lang van
schurkery, indien go slechts behoort tot het kleine ge-
tal der hoogstaangeslagenen in de Rijks directe belas-
tingen, tot de ruim 11 honderd bevoorrechten, dan zyt
ge, volgen art. 78 dor Grondwet, bekwaam en geschikt om
het volk, de overige 898 duizend meerderjarige niet-be-
voorrechten te vertegenwoordigen.
„Niet de man van karakter, van verstand, van bekwaam-
hoid, die door studie en ervaring de behoeften en de
wenschen des volks kent, is de door de wet gewilde ver-
tegenwoordiger des volks, maar de een of andere dom-
oor, die zich de moeite getroostte geboren te worden als
de zoon van rijke ouders; de café-chantanthouder, die
door middel van de ongelukkige wezens aan zijn etablis-
sement verbonden, onervaren en misleide jongelieden som-
men afzet, dikwijls door diefstal verkregen; niet de man
van intelligentie is de door de wet gewilde kiezer, maar
do bordeel- of kroeghouder, die minstens f 20,— in de
Rijks directe belastingen betaalt.
„Hier is dus geen sprake van een Staten-Generaal
die het geheele volk vertegenwoordigen; deze zijn slechts
de vertegenwoordigers van de 115,558 bevoorrechten;
de belastingen door deze vertegenwoordigers van een klein
deel des volks uitgeschreven, zijn dan ook op dien grond
onwettig, en do vierde stand, de nagenoeg S00 duizend
-ocr page 16-
12
meerderjarige Nederlanders, die niet vertegenwoordigd
worden, heeft naar de letter van de wet, het recht de
betaling dier belastingen te weigeren."
Wij hebben hierboven in \'t kort de grieven vernield
door vele ontevredenen onder ons tegen de tegonwoor-
dige staatsregeling gekoesterd, grieven, die hoewel sterk
overdreven, toch in vele opzichten waarheid bevatten.
Men moge deze waarheid verbloemen, of de grieven
met hooghartig stilzwijgen beantwoorden, daarmee neemt
men het feit niet weg, dat onze huidige staatsinrichting
niet voldoet aan de eischen eener gezonde volksrcgeering;
dat zij de oorzaak — de onwillige zeker — maar toch
de oorzaak is van het bestaan van een stand, waarvan het,
als vroeger, geldt: Wat is hij ? Niets.
Deze stand is „het volk achter de kiezers" van Groen
van Prinsterer; „het volk dat trooncu omverwerpt en ba-
ricaden bouwt" van Kappeyne, het volk eindelijk, op het-
welk alle staatkundige plichten rusten, doch dat geene
staatkundige rechten bezit. Het is do vierde stand, dien
der politiek-onmondigen.
De bewering dat deze stand ontstaan zou zijn uit het
eigenbelangzuchtig drijven van de tot macht gekomen le-
den van den derden stand, de burgers, is onjuist. Hij
is integendeel voortgekomen uit de geleidelijke ontwik-
keling onzer maatschappelijke en staatkundige toestanden
en heeft een historischen grondslag. Eene gelijkstelling
van de onderste lagen des volks met de bovenste, ware
in 1848 eene daad van revolutie geweest, welke schrome-
lijke gevolgen had kunnen hebbon.
Maarthans, na de ruim dertigjarige werking onzer Grond-
wet, mag de vraag worden gesteld, of niet het tijdstip
-ocr page 17-
13
is aangebroken waarin ook aan de onderste lagen der
maatschappij politieke rechten moeten worden toegekend,
of niet de politiek-onniondigen aan hunne voogdij moe-
ten worden onttrokken?
Algemeen kiesrecht dus.
Nog slechts enkele jaren geleden was het voldoende
zich een voorstander te noemen van algemeen stem- of
kiesrecht, om in de meeste kringen van ons land over
den schouder te worden aangezien. Deze tijden zijn voor-
bij; in alle klassen onzer maatschappij telt dit begin-
sel warme voorstanders, wier aantal voortdurend toe-
neemt; ja, misschien ware het niet te veel gezegd door
te beweren, dat voor- en tegenstanders in hoofdzaak alleen
verschillen in hun antwoord op de vraag:
Of het geschikte tijdstip der invoering al of niet daar is?
De toekomst behoort aan de democratie, de eenige,
de ware vijandin van de anarchie en van de demagogen,
hetzij deze laatsten zich Bonaparte noemen of Marat, Bis-
marck of Lasalle; de eerste zich sociaal-democratie of
nihilisme doopt; de heerschappij van één persoon, of de
overheersching eener partij beoogen.
De democratie wil dat de mensch, het individu zichzelf
zal leiden en besturen; het wilde regeering der natie door
de natie.
Daartoe is het echter noodig dat het individu, of de
verzameling van individu\'s welke men de natie noemt,
die mate van verstandelijke en zedelijke ontwikkeling be-
zitte, welke alleen zelf-regeering mogelijk maakt.
En hiermee komen wij tot een der hoofdbezwaren te-
gon de invoering van het algemeen kiesrecht ingebracht:
Het volk is nog niet ryp voor het algemeen
kiesrecht.
-ocr page 18-
14
Het volk is nog niet ryp voor het algemeen
kiesrecht.
Zeker, er is veel dat pleit voor de juistheid dezer be-
wering. Ons volk staat, als geheel gouomen, op een
laag peil van ontwikkeling; zijn maatschappelijke opvoe-
ding is ter nauwernood begonnen; van de politieke op-
voeding moet zelfs nog het abc worden geleerd.
De vraag behoort echter te worden gedaan, of men
meeut het volk tot een hooger peil van ontwikkeling te
kunnen brengen, zoolang men de eenigo leerschool, waar-
in het tot rypheid kan worden gebracht, gesloten houdt,
nl. die van het openbare, politieke leven, waarin men tot
loeren, tot ontwikkelen gedwongen wordt, op straffe van
onder te gaan?
Het volk is als het kind, beweert meu en onverstandig
als het is een kind een mes in handen te geven, even
onverstandig en onverantwoordelijk ware het, aan het volk
een gevaarlijk wapen als het algemeen kiesrecht te schen-
ken, een wapen waarmee het den levensdraad dor natie
zoo ligt zou kunnen afsnijden.
Wij hebben tegen deze redeneering slechts één be-
zwaar: nl., dat zij geheel onjuist is.
Het volk is geen kind, al moge een deel des volks in
kennis en ontwikkeling weinig hooger staan dan menig
kind. Het zyn mannen, met al de hartstochten van vol-
wassencn, en ook met de kracht van dien.
Het volk, de metselaar, zooals Barbier het in zyn
lambes zoo eigenaardig noemt, de metselaar, die met één
slag tronen omverwerpt en dat met kronen speelt, als
waren het speelballen, dat volk laat zich niet leiden, be-
sturen, behandelen en bestraffen als een kind.
-ocr page 19-
15
Het kind heeft geleerd eerbied en ontzag te koesteren
voor de ouderlyke tucht, terwyl de bewyzen van zelfop-
offercnde liefde en toegenegenheid welke het voortdurend
worden gegeven, die tucht verzachten en het harde er
van wegnemen.
Maar hebben de lagere klassen des volks geleerd eer-
bied en liefde te gevoelen voor de hoogere klassen; heb-
ben zij bewijzen ontvangen van die zelfopofferende lielde,
welke zich zelve vergeef?
Het volk moge een tijdlang uit onverschilligheid zich
onderwerpen aan de plak van den meer bevoorrechte, de
tyd komt toch waarin het zich zyner kracht, — zijner dom-
me kracht, zoo ge wilt — bewust, de gehoorzaamheid
opzegt, of e i s c h t als een recht, wat men weigerde het
vrijwillig te geven.
En er zijn kenteekenen te over, die de meening wetti-
gen dat deze tijd niet zoo heel verre meer is. De eisch
is reeds gesteld; in eene door den Haagschen Bestuur-
dersbond, afd. Nederlandschwerkliedenverbond, gehouden
talrijk bezochte vergadering werd de volgende motie bij
acclamatie aangenomen:
„De vergadering gehouden te \'s-Hage in het Am-
bachtsgebou w op 10 Augustus 1879, van oordeel zyn-
de dat algemeen kiesrecht met geheime stemopname
nuttig en noodzakelijk is en dat daarvoor de tyd rijp
bevonden wordt, eischt dat aan allen van meerderjari-
gen leeftyd, die kunnen lezen en schrijven, kiesrecht ge-
geven wordt, zoodat zij hun vertegenwoordigers kunnen
zenden naar de Staten-Kamer, opdat daar hun belan-
gen worden behartigd."
De krachtige bewoging uit den boezem der werklieden
uitgegaan ten gunste van den leerplicht, bewyst mede
-ocr page 20-
16
hoe het „Kennis is macht" door het volk in zijn juiste
beteokenis is opgevat.
Dus spreekt en handelt geen kind! Dit zijn daden
van mannen, die weten wat zij willen; die zich bewust
zijn van hetgeen hun ontbreekt en slechts zoeken naar de
middelen waardoor het doel kan worden bereikt.
Zal men nu met de ryp-, met de mondigverklaring
wachten, tot de eisch op andere wijze geformuleerd wordt ?
Het volk is nog niet rijp! Maar hoe zal men het rijp
maken, zonder aanwending van het eenige middel daar-
toe: de practische oefening ?
Schoolonderwys is veel, zeer veel, maar het is [niet al-
les; het is de grondslag, niet het gebouw zelf. Dat ge-
bouw kan slechts worden voltooid door de opvoeding in
en door de maatschappij; niet op de schoolbanken alléén
worden de mannen gevormd, die de bekwaamheid bezitten
burgers te zijn van den Staat. Sedert 1857 is ons volksonder-
wijs ingericht op een voet, zooals dikwyls in geen ander
land van Europa en Amerika en indien nu, na 20 jaren,
in weerwil van al de kosten en moeite door de meerge-
goede standen zich daarvoor getroost, het resultaat van
dat onderwijs nóg is, dat het kind kind is gebleven, zoo
bewijst dit, dat er aan het stelsel iets hapert, dat het
onderwijs niet voltooid wordt.
Zeker, wij waardeeren ten volle de goede bedoelingen
van hen, die alvorens aan het volk het recht te verleenen
over zijn eigen lot te beschikken, willen, dat het zal geko-
men zijn tot het oordeel des onderscheids.
"Wij gelooven echter dat die tyd nimmer zal komen, in-
dien men den tot nu toe gevolgden weg blyft bewande-
len. Geef den politiek-onmondigen aandeel in de regee-
ring van gemeente, provincie en staat en gij zult by hen
-ocr page 21-
17
den lust aankweeken tot meerdere, hoogere ontwikke-
ling, tot onderzoek van zaken van algemeen belang, tot
belangstelling in do geschiedenis en do inrichting van het
gemeenebest.
Handhaaf het volk op het tegenwoordig standpunt van
onmondigheid en gij zult slechts het leger van ontevre-
denen voortdurend nieuwe recruten toevoeren; de onver-
schilligheid voor alles wat buiten den engen kring van
het dagelyksche ligt, doen toenemen; de onwetendheid be-
stendigen en ten slotte de revolutie voorbereiden.
Dat het onmondige deel der natie geen waarde
zou hechten aan het bezit van politieke rech-
t e n behoeft geene uitvoerige wederlegging. Immers, er
zijn bewijzen te over dat de beweging ten gunste van
het algemeen kiesrecht voortdurend veld wint.
Wij behoeven daartoe slechts te verwyzen naar zoo
menig artikel in de Werkmansbode, het orgaan van
het Nederlandsch Werliedenverbond; naar de redevoerin-
gen in verschillende vergaderingen gehouden en door
de bladen meegedeeld; naar tal van motie\'s in bijeen-
komsten van werklieden aangenomen en, het lest en \'t
best, naar de Statuten der Vereeniging Algemeen Ne-
derlandsch Werkliedenverbond, dd. in de S taats co u-
rant opgenomen, waarin het recht van alle burgers, die
volgens de wet mondig zijn, om deel te nemen aan de
verkiezingen van leden der Volksvertegenwoordiging enz.,
aangegeven wordt als het eerste der middelen om den
werkmansstand te verheffen en zijne welvaart te bevorde-
ren.
In deze Statuten zijn vele hoofdbeginselen der democra-
tie neergelegd, als daar zijn: het recht van oorlogsver-
klaring en het sluiten van vrede opgedragen aan de
2
-ocr page 22-
18
Volksvertegenwoordiging; verplichte oefening in den wa-
penhandel voor alle burgers die daartoe geschikt zijn;
wettelijke regeling van den kinderarbeid, kosteloos en
verplicht lager onderwijs; kosteloos middelbaar en indu-
striëel onderwijs enz. Genoeg om aan te toonen hoe
met do invoering van het algemeen stemrecht, nieuwe
denkbeelden zich met kracht op den voorgrond zullen
dringen.
\'t Is waar, aan de bestaande beweging ontbreekt een-
heid en leiding; do poging in Amsterdam beproefd om
eene vereeniging ter verkrijging van algemeen stemrecht
op te richten, is als geheel mislukt te beschouwen; doch
ook hierin zal weldra verandering komen, zoodra de
leiding der beweging zal zijn overgegaan in de handen
van een Centraal Comité, waarin ook meerontwikkelde,
invloedrijke personen zitting zullen nemen en dat over
voldoende fondsen zal kunnen beschikken. De groote
pers, die zich thans stelselmatig van elke bespreking
onthoudt, zal alsdan niet langer haar stelsel van dood-
zwijgen kunnen volhouden en de voorstanders van het
algemeen kiesrecht, die nu slechts in de kleine, in be-
perkten kring gelezen bladen, hunne meeningen kunnen
ontvouwen, zullen hunne bewijsvoeringen brengen onder
de oogen van het groote publiek.
Een derde argument, in hoofdzaak een uitvloeisel van
het eerste, is dit:
Het algemeen kiesrecht zal de macht en
den invloed der geestelijkheid doen toene-
men.
Van het standpunt der liberale partij heeft dit bezwaar
veel gewicht en niemand zal het euvel duiden dat tal
van liberalen, hoewel in beginsel warme voorstanders van
-ocr page 23-
19
het gelyk recht van alle burgers, de toepassing van dit
beginsel vreezen, waar deze moet leiden tot vermeerde-
ring van den invloed eener heerschzuchtige geestelijkheid,
die harer roeping ontrouw, zich opgeworpen heeft tot lei-
der eener staatkundige partij.
Waar het de bestrijding geldt van het klerikalisme
zyn vele liberalen niet altyd even keurig in de wapenen,
welke zy kiezen om den gcduchten vyand van vooruit-
gang en ontwikkeling te treffen Zoo vond Bismarck ook
onder ons warme toejuiching, toen hij, in naam der vry-
heid naar het heette, de verbanningsdecreten tegen de
Jezuieten uitvaardigde; art. 1 van de onderwijswet van
Jules Ferry wordt ook hier verdedigd en er zijn ongetwy-
feld velen, die niet ongaarne zouden zien dat hier te lan-
de alle zoogenaamd christelyk, dat wil zeggen alle kleri-
kaal onderwijs geheel verboden werd.
Daarom doet het zoo goed uit den mond van een man
als de heer Littré, wiens geheele leven was één stryd
voor vrijheid en ontwikkeling, tegen klerikalisme en dwing-
landy, een zoo krachtig pleidooi te vernemen vóór het
recht der klerikalon op vrijheid, als dezer dagen uit zijne
pen vloeide.
De ware liberaal mag geen onderscheid maken tusschen
voor- en tegenstander, waar het de toepassing geldt van
een als juist erkend beginsel.
Waar men eenmaal het gelijk recht van alle burgers
als beginsel heeft aangenomen, daar mag men niet uit
vrees voor machtsuitbreiding van den vijand, het kleri-
kalisme, een deel der burgers van dat recht uitsluiten.
Het klerikalisme is de vijand der hedondaugsche
maatschappij! Zeker; maar het klerikalisme is niet de
godsdienst; de geestelijkheid is niet het godsdienstig deel
-ocr page 24-
20
der natie en waar men den strijd aanbindt togen eene
geestelijkheid, die hare roeping vergetend, don kansel maakt
tot eene politieke tribune en hare macht misbruikend, de
hartstochten der geloovigen opwekt tegen den modernen
staat, daar mag men nimmer vergeten dat de godsdienst
niets gemeens heeft daarmede; dat ook het geloovig deel
des volks recht heeft gehoord te worden en slechts uit
den eerlijken strijd der beginselen de waarheid geboren
wordt.
Zeker, hij is groot, de invloed dier geestelijkheid en
de macht der door haar gevormde partij valt niet te loo-
chenen. De uitslag der jongste verkiezingen heeft be-
wezen hoe die invloed voortdurend toeneemt en de kracht
der kerkelijke partij grooter wordt.
Maar zijn niet juist die toenemende macht en invloed
het sprekendst bewys, dat het bestaande stelsel van uit-
sluiting en bevoorrechting geen slagboom vormt tegen
eene toekomstige overwinning der kerkdijken ?
De kracht eener partij zetelt in hare beginselen. Wil
de liberale partij de met zooveel moeite verkregen ver-
overingen behouden, zoo moet zij voortgaan beginsel te
stellen tegenover beginsel; niet terugdeinzen voor do logi-
sche toepassing en uitbreiding van haar stelsel en op
die wijze allen, die vyandiggezind zijn jegens kerkelijke
aanmatiging, godsdienstige onverdraagzaamheid en over-
heersching der geestelijkheid aan hare partij verbinden.
Slechts op deze wijze kan zij voortdurend hare gelede-
ren versterken met nieuwe krachten.
De liberale partij wantrouwt het volk; zij vreest dat
het algemeen stemrecht de gelederen van don vyand zal
versterken. Bestaan hiervoor echter gegronde redenen?
Wy meenen dit met recht te mogen betwijfelen. Men
-ocr page 25-
21
lette slechts op den uitslag van het met zooveel kunst
en vliegwerk op \'t getouw gezette „Volkspotitionnenient,"
hetwelk als de uitdrukking der uiterste krachtsinspan-
ning van de kerkelijke partijen mag worden beschouwd,
In weerwil toch van alle spelen op het klavier der volks-
consciëntie, mocht het niet gelukken meer dan 468.209
handteekeningen te verkrijgen op de Adressen aan den
Koning.
Op grond van de toen verkregen uitkomsten mag men
veilig aannemen dat de groote meerderheid der moerderja-
rige Nederlanders gekant is tegen reactie.
Doch men dient hen voor de liberale partij te winnen
en te behouden. Zij moeten weten wat zij van haar heb-
ben te verwachten; dat zij door de liberalen worden ver-
trouwd. Wantrouwen toch, verwekt wantrouwen on ten
slotte zal het algemeen stemrecht, het volk, zich aan-
sluiten bij die partij, welke het krachtigst voor zijne
belangen is opgekomen.
Het geeft zich slechts aan wie het bemint, of zegt het
te beminnen.
Do antirevolutionaire partij heeft dit zeer goed begre-
pen; zij heeft niet vooraf angstvallig den uitslag berekend;
geen wantrouwen bestaat schijnbaar bij haar tegen de
toekomstige kiezers; ronduit heeft zij het algemeen stern-
recht als doel (en middel) in haar program opgenomen.
Daardoor toch zal zij onder hare banier vereenigen de
duizenden, die hoewel in alle andere punten lijnrecht
staande tegenover haar, het met haar in deze ééne zaak
eens zijn on, ter bereiking van dit doel, met de partij wil-
len en zullen samenwerken, indien do liborale partij hen
wantrouwend blijft afstooten.
De stembus der toekomst behoort aan die partij, welke
-ocr page 26-
22
het eerst en het krachtigst de vaan van het algemeen
stemrecht zal opheffen en blijven verdedigen.
Maar, beweert men, het algemeen stemrecht
opent de deur voor de revolutie. Het zal de
geleidelijke ontwikkeling onzer natie tegen-
houden.
Ook ter verdediging van dit bezwaar beroept men
zich op het gemis aan rijpheid van ons volk. De on-
wetendheid van de groote massa zal het volk maken tot
een werktuig in de handen van revolutionairen, socialis-
tische dweepers en dergelyken, zoo zegt men.
Indien de tegenwoordige toestand gehandhaafd blijft,
kan hieraan niet getwijfeld worden. Be massa van het
volk zal of kerkelijk-reactionair, óf sociaal-democratisch
worden. Opgroeiend in voortdurende onwetendheid om-
trent al wat de samenstelling en de inrichting van de
staatshuishouding betreft; verbitterd door het gevoel van
gepleegd onrecht en achtcruitstelling bij andere klassen
der maatschappij, zal het volk er gemakkelijk toe geleid
worden het oor te leenen aan do inblazingen van zich
noemende volksvrienden en een vruchtbaar veld opleve-
ren voor den arbeid van socialistische wereldhervormers
en van eer- of belangzuchtige drijvers. De agitatie zal
daardoor slechts te krachtiger en tevens te gevaarlijker
worden, omdat men alsdan met het kiesrecht, tevens do
verwezenlijking verwacht der voorgespiegelde en gekoes-
terde droombeelden.
Men spiegele zich aan üuitschland, waar Lasalle,
door middel van de agitatie voor het algemeen stern-
recht, de tegenwoordige sociaal-democratische beweging
in het leven riep.
-ocr page 27-
23
Velen zijn er, die hoewel tegenstanders van het alge-
meen stemrecht, overtuigd zyn dat ons bestand kies-
stelsel in alle opzichten gebrekkig en onvoldoende is en
verbetering behoeft. De bewering dat vermogen in de
tegenwoordige maatschappij een maatstaf zou zijn van
ontwikkeling wordt door dagelijksche ervaring te zeer ge-
logenstraft, dan dat zij den census niet als volslagen
onbruikbaar zouden beschouwen.
Hunne leuze is dat ontwikkeling moet zijn de grond-
slag der kiesbevoegdheid. Zij zoeken daarom naar mid-
delen waardoor werkelijk de kern der natie, het ontwik-
kelde volk, aandeel zal verkrijgen in de regeering des
lands.
De een stelt voor een „kiezers-examen," loopende
over de kennis onzer staatsinstellingen en voornaamste
wetten, inzonderheid der grondwet. Maar behalve dat
door dezen maatregel het getal kiezers wel met nage-
noeg twee-derden zou verminderd worden, achten wij
een dergelijk examen praktisch onmogelijk. Ieder die
zitting heeft gehad in een stembureau voor de verkie-
zing van een Lid der Tweede Kamer zal die onniogelijk-
heid beseffen.
Anderen willen de kinderen op zekeren leeftijd een
examen doen afleggen ten blijke dat zij voldoend lager
onderwijs hebben genoten. Het daarvan afgegeven di-
ploma zou bij meerderjarigheid voldoende zijn om den
houder op de kiezerslijsten te doen inschrijven.
Maar welke kennis, allermeest van onze staatsinstel-
lingen, mag men nog verwachten bij hen, die op 13 of
15-jarigen leeftyd do lagere school verlatend, geen mid-
delbaar of herhalingsondcrwys genietend, bij hunne meer-
derjarigheid als kiezers optreden?
-ocr page 28-
24
Zou door dergelijken maatregel het gehalte der kie-
zers in eenig opzicht verschillen van dat verkregen door
middel van het algemeen stemrecht?
Wij betwijfelen het.
Weder anderen willen do kiesbevoegdheid verbinden
aan zekere maatschappelijke betrekkingen.Maar waar is
de grens en hoe zal men daarbij de billijkheid in acht-
nomen? Staat in zeer vele gevallen de geletterde, de
ambtenaar niet in maatschappelijke, in algemeene ont-
wikkeling achter bij den eenvoudigen burger ï Zeker,
de ontwikkelingstoestand is de eenige natuurlijke, billij-
ke maatstaf der kiesbevoegdheid, maar zoolang de grens
tusschen ontwikkelden en onontwikkelden niet getrokken
kan worden zonder grove onbillijkheden te plegen, zoo-
lang blijven wij liet recht van allen stellen boven het
recht van enkelen.
Beperkende bepalingen door het gezond verstand en
do billijkheid voorgeschreven en gerechtvaardigd, kunnen
bovendien veel doen om hot cijfer der onontwikkelde
kiezers te verminderen. Indien men alle bedeelden, mis-
dadigers en hen die getroffen zijn door een vonnis, uit-
gesproken ingevolge de aangekondigde wet tot beteuge-
ling van het misbruik van sterken drank, van het Mes-
recht uitsluit;
Indien men bovendien het in België werkende stelsel
invoert, dat de kiezers verplicht zullen zijn hunne stern-
biljetten eigenhandig in te vullen, in afgeschoten ruimten,
zal men den overwegenden invloed der groote onont-
wikkelde massa merkbaar temperen.
Wij herinneren hier aan do volgende woorden van Prof.
Yissering, in zijn Handboek van prakt, staathuishoudkunde!:
„Waar aan enkele standen of klassen in de maatschap»
-ocr page 29-
25
pij voorrechten worden geschonken, die het rechtsbewust-
zyn der menigte kwetsen, daar wordt niet slechts aller-
lei ondeugd gezaaid, maar daar dreigt ook het gevaar,
dat eenmaal dat gekrenkte rechtsgevoel zich met woeste
kracht laat gelden."
Wij hehoorcn niet tot hen, die in het algemeen kiesrecht
een geneesmiddel zien tegen de kwalen der maatschappy;
evenmin gelooven wy dat met de invoering daarvan de
groote maatschappelijke vraagstukken, welke onzen tijd
bezighouden, als met een tooverslag zullen worden op-
gelost.
Integendeel, wij zijn van meening dat alsdan die vraag-
stukken eerst recht aan de orde zullen worden gesteld,
daar zij, die by de oplossing daarvan het meeste belang
hebben, het recht zullen erlangen er over mee te spreken
en een stem uit te brengen.
Wat wij van het algemeen kiesrecht in hoofdzaak ver-
wachten, is dat daardoor de gewelddadige hervorming,
de revolutie, voorkomen zal worden; dat daarmee de
staatkundige opvoeding des volks, de opleiding tot staats-
burgers. een aanvang zal nomen on de natie zich bekwa-
menvoor zelfregeering, waardoor alleen de geleidelijke
ontwikkeling onzer staatsinstellingen in deraocratischen,
vrijzinnigen geest mogelyk wordt.
Zonder ons aan overdrijving schuldig te maken, mo-
gen wy de toekomst van ons land donker noemen. De mo-
gelykheid bestaat dat ons Koningshuis in de rechte
linie zal uitsterven en daarmee de eeuwenoude band wor-
den verbroken, welke ten slotte alle partyen samenhoudt.
By de natie is de liefde voor het oude Oranje-stamhuis
sterker ontwikkeld dan die voor het vaderland. Het va-
-ocr page 30-
26
derland is, als het ware, in het Oranje-huis opgegaan
en het „Wilhelmus van Nassauen" spreekt oneindig krach-
tiger tot de verbeelding van het meerendeel der natie dan
het „Wien Neérlands bloed."
Wat zal het geval worden, als die band eenmaal ver-
broken wordt; als voor de massa van het volk, de liefde
voor het vaderland zich niet meer kan vereenzelvigen met
den persoon des vorsten? Wat kan men dan verwach-
ten van die groote dommekracht van het onontwikkelde
volk, dat, van alle deelneming aan de algemeene belan-
gen buitengesloten, niet geleerd heeft hart te hebben
voor de zaken van het gemeenebest ?
Het zal een speelbal en een werktuig worden in de
handen van de om de heerschappij twistende partijen en
hare pretendenten, een brandpunt van onrust en anarchie.
En ook al mocht dit gevaar voorbijgaan en de band tus-
schen de natie en Oranje niet worden verbroken, ook dan
nog staat een tydperk van groote moeielijkheden, van
binnenlandsche troebelen misschien, voor de deur.
Zonder daarby eenige toespeling te bedoelen, herinne-
ren wy slechts aan de onheilen onder vroegere regent-
schappen over Nederland gebracht.
Het is de dure plicht der regeerende klasse, dat ge-
vaar te voorkomen endoor onderwijs en staatkundige op-
voeding het volk rijp te maken voor zelfregeering, opdat
het te eenigertyd met oordeel en kennis van zaken zal
kunnen beschikken over zyn eigen lot, over de toekomst
der natie.
Thans kan deze hervorming tot stand worden gebracht
zonder een dier schokken te veroorzaken, welke den voor-
uitgang der natie, den bloei des lands voor jaren strem-
nien.
-ocr page 31-
27
De invoering van het algoraeen stemrecht zal onge-
twijfeld eene zekere agitatie in \'t leven roepen; de kies-
gereclitigde burgerij zal worden opgeschrikt uit hare rus-
tige rust; het rood e spook der anarchie en der dema-
gogie zal ook hier te lande zich vertoonen en dienst
moeten doen om de bevreesde gemoederen in de armen te
jagen dor reactie.
Er zal, ook hieraan twijfelen wij niet, menig onverstan-
dig besluit genomen, menige handeling verricht worden,
welke in de gevolgen zal blijken verkeerd te zyn.
Doeh ton slotte zal dit alles niet dan gunstig kun-
nen werken op de politieke ontwikkeling der natie, op
den bloei van ons land.
Het volk zal tijd behoeveii om zich te gewennen aan
zijne nieuwe rechten on plichten. Als do jongeling, die
voor hot eerst aan de ouderlyke tucht onttrokken wordt,
zal het behoefte gevoelen zijne vryheid met volle teugen
te genieten.
Maar het gevoel der verautwoordelykheid, uit die vrrj-
heid geboren, zal weldra de overhand behouden en het
oor gretig doen luisteren naar den raad van welgezinde
en meer ervaren vrienden.
De vrijheid is een gevaarlijk wapen; slechts door oefe-
ning en daardoor ook alleen, leert men het zonder ge-
vaar hanteeren en gebruiken.
Zoo min men den rekruut ooit de behandeling van
den achterlader zal leeren, door hem een stok in handen
te geven, om zich daarmee te oefenen, zoo min zal men
den niet-kiezer ooit het gebruik van het stemrecht doen
kennen, zonder hem een kiesbiljet in handen te geven.
Om beider gobruik te leeren kennen is oefening noo-
dig, onder goede leiding en deze leiding op zich te ne-
-ocr page 32-
28
men is de taak der "bevoorrechte standen, van de meer
ontwikkelden.
Immers, alle partijen zullen zich werpen op dat nog
onbekend terrein en trachten zich het hezit daarvan te
verzekeren. Er zullen er zijn, die het volk verheerlrj-
ken en vergoden, zooals reeds nu maar al de dikwerf ge-
schiedt, in de hoop van door vleierij den jongen reus
voor zich te winnen.
Misschien zal er dan ook onder ons een Barbier op-
staan om te geeselen, als hij het deed, die lage,
laffe creaturen, die het volk de ruwe vingers lekken en
den rug krommend, het vleien en liefkoozen, ten einde
door dat volk te worden opgebeurd en omhoog geheven
tot macht en grootheid!
Doch het gezond verstand des volks zal weldra leeren
onderscheiden tusschen den laffen vleier, die zich een
vriend noemt, en hem, die aan het volk zijne feilen
niet verbergend, zich een vriend toont door de daad.
De invoering van het algemeen stemrecht moge in den
aanvang tot groote moeieiykheden aanleiding geven, wei-
dra zullen uit dat eerste, minder ontwikkelde geslacht
nieuwe maatschappelijke lagen voortkomen, welke zoowel
de rechten als de verplichtingen zullen begrijpen op de
democratie rustende.
Want wat is het algemeen stemrecht ten slotte an-
der als het geheele volk, de natie, die uitspraak doet
over hare eigene belangen ? Welnu, de natie moge zich
soms vergissen in de middelen om het doel te bereiken,
dat doel is en kan nimmer een ander zyn als de bloei,
de welvaart, de ontwikkeling van land en volk, dat is
van zich zelve!
Der natie meerdere kennis te verschaffen van de rech-
-ocr page 33-
29
te middelen, die tot het beoogde doel kunnen leiden, is
dus een eerste plicht, welke op de meer ontwikkelden
onder ons rust.
In hunne handen ligt de schoone taak om de voorreeh-
ten van verstand en geest, hun door fortuin, geboorte of
gunstiger omstandigheden geschonken, te gebruiken tot
ontwikkeling des volks; om het te leeren zijne warebelan-
gen te begrijpen en daardoor de opkomst der nieuwe
maatschappelijke lagen — die van het ontwikkelde, zich
van zijne rechten en plichten bewuste volk — voor te
bereiden en te verhaasten.
Hetzyn vooral de thans regeerende standen, welke
gebaat zullen worden bij de invoering van het algemeen
kiesrecht, door de noodzakelijkheid waarvoor zy zullen
worden geplaatst om, meer dan tot nu toe, belangstel»
ling te toonen voor de algemeene zaak, eene belangstel-
ling welke op dit oogenblik bij velen ontbreekt.
Ons land is als overstroomd met kiesvereenigingen
van allerlei kleur; toch ziet men zelden of nooit van uit
den boezem dier vereenigingen den drang uitgaan tot
nieuwe hervormingen. Slechts de onderwijs-agitatie heeft
hierin voor eene korte poos eene heilzame, zrj \'t ook een-
zijdige wijziging gebracht. De helft, soms één derde van
de leden eener vereeniging komen bijeen als er eene
verkiezing aanstaande is; de namen van enkele personen
worden genoemd, in zeldzame gevallen besproken, daarna
wordt tot stemming overgegaan en de leden gaan uit-
een tot eene volgende vergadering, zich bewust dat zij
op hoogst verdienstelijke wijze hun burgerplicht hebben
vervuld.
Geene bespreking echter van de groote maatschappe-
-ocr page 34-
30
lyke en politieke vraagstukken welke onzen tyd beroeren;
geen debat, geen voorlichting van anderen.
En by de verkiezing?
In het beste geval twee derden, als regel de helft
der kiezers die het der moeite waard achten zich een
wandeling naar het stembureau te getroosten, om, door
het uitbrengen hunner stem, belangstelling te tooneu in
zaken van algemeen belang!
En dan, hoe velen zyn er dan uog niet onder hen die
het er op schijnen toe te leggen het kiesrecht bespotto-
lyk te maken. Namen van dronkaards en andere beruchte
personen kan men in byna elk verkiezings-procesverbaal
zien prijken.
Slechts de toevoer van nieuw bloed kan aan dezen be-
droevenden toestand van onverschilligheid en stilstand der
staatkundige ontwikkeling een einde maken. Het optro-
den van nieuwe maatschappelyke lagen met een nieuw
programma, nieuwe eischen, andere inzichten alléén, kan
de bevoorrechte klassen nopen krachtiger dan tot nu toe
op te treden.
Op de treurige gevolgen der bestaande lauwheid en
onverschilligheid behoeven wij wel niet met nadruk te
wyzen.
Niemand toch voorzeker zal zich wagen aan eene ver-
dediging van onzen tegenwoordigen toestand. De jong-
ste ministerieele crisis en de daaraan voorafgaande zit-
ting der Tweede Kamer hebben niet gestrekt om het ver-
trouwen der natie op de innerlyke kracht onzer regeo-
ring en haar eerbied voor onzen parlementairen regee-
ringsvorm te verhoogen.
De zonderlinge en door niets gewettigde, voortdurende
afwisseling onzer oorlogsministers heeft aan deze hooge
-ocr page 35-
31
en belangrijke betrekking alle prestige benomen en bij
elke audiëntie, door een nieuwen minister aan de hoofd-
en andere officieren verleend, moeten de beeren moeite
bebben elkander zonder lacben aan te zien.
Dat niemand meer eenige waarde hecbt aan de be-
staande of toekomstige plannen van legerhervorming en
wat dies meer zy, is natuurlijk. Men stelt ze op een
lijn met het bekende plan-Trochu en ieder weet wat hy
er van denken moet.
In weerwil van al die plannen blijft ons leger slecht,
onze schutterij de risee der straatjongens, ons vesting-
stelsel onvoltooid en onvoldoende en ons land onverde-
digd.
En daarvoor brengt de natie jaarlijks mülioenen by-
één, tot een bedrag ongeveer gelijk staande met de op-
brengst van al de indirecte belastingen met de opcenten!
Is het zoo geheel onjuist waar men ons regeerstelsel
der laatste jaren een stelselmatig nietsdoen noemt?
Welken naam men er echter ook aan geve, de toestand
eiscbt dringend hervorming en het is hoog tyd dat
met kalmte en gematigdheid, doch tevens met krachtige
hand de taak der bervonning in democratischen geest
worde ondernomen.
Proefnemingen, waarvan de uitkomsten niet te bere-
kenen zijn, zijn zeer zeker hoogst gevaarlijk en \'t wekt
geen bevreemding dat men ongezind is den staat daar-
aan te wagen.
Maar de uitkomst dezer proefneming behoeft niet on-
zeker te zijn, indien men letten wil op de lessen der
geschiedenis en bet voorbeeld door andere natie\'s ge-
geven.
De Yereenigde Staten van Noord-Amerika, Duitschland
-ocr page 36-
32
en Frankrijk kunnen onsleeren welke fouten te verinij-
den zyn en wat er gedaan moet worden om het alge-
meen stemrecht te maken tot den grondslag van binnen-
landsche rust en orde.
Van Amerika kunnen wy leeren hoe niet de werking
van de Uitvoerende Macht, de Regeering, moet worden
verzwakt door alle macht te leggen in de handen van
het volk.
Duitschland leert ons hoe gevaarlijk het is aan eene
autocratische regeering de zorg voor het invoeren van
het algemeen stemrecht over te laten, ten einde het te
gebruiken ter bereiking van reactionaire doeleinden.
Geen land echter waar de hooge beteekenis van het
algemeen stemrecht, zoo ten goede als ten kwade, ster-
kerop den voorgrond treedt als in Frankrijk. Een ge-
schenk der demagogie van \'48, werd het weldra een vree-
selijk wapen in de handen der gevers, die er listig ge-
bruik van wisten te maken om de gematigde mannen,
de ware democratie, het regeeren onmogelyk te maken.
Toen daarna, onder den geheimen invloed der Bona-
partisten, de Volksvertegenwoordiging de zwakheid be-
ging het algemeen stemrecht weder af te schaffen, werd
het een wapen in de handen van Napoleon III, om daar-
mee de lagere standen der bevolking voor zich te win-
nen. Wat er echter onder diens treurige regeering goeds
tot stand kwam, ter bevordering van don stoffelijken
bloei van Frankrijk, dankt men grootendeels aan de zucht
der regeering om de meerderheid des volks tot vriend te
houden, uit vrees voor de uitspraak van de stembus.
Doch ook hieraan dankt men den Duitsch-Franschen
oorlog, met al den nasleep van dien.
De kalmte en het geduld waarmee het Fransche volk in
-ocr page 37-
83
de laatste jaren de zwaarste beproevingen heeft doorstaan
en elke poging tot het verwekken van biunenlandsche
onlusten heeft weerstaan; de wijsheid waarvan het ge-
durende het Mac-Mahonsche presidentschap blijk gaf; de
toenemende bloei en rijkdom van het land, dd. weder
zoo krachtig gebleken bij de leening uitgeschreven door
het Crédit Foncier, toen door 3 niillioen personen werd
ingeschreven voor 11 milliarden francs, de orde en rust
welke alom in Frankryk hcerschen, pleiten sterker dan
woorden kunnen doen, voor de levenwekkende kracht eener
regoering, gegrondvest op de democratie, dat is: van een
zich zijner rechten en plichten bewust volk, dat geleerd
heeft zich zelven te besturen.
Terwyl Kusland in een staat van stille revolutie ver-
keert en het despotisch bewind zijne onderdanen vervolgt
en in ballingschap doet sterven; het autocratisch Duitsch-
land, na eerst de kerkelyke partijen te hebben vervolgd,
zijn vroeger werktuig, de demagogie, in hetzelfde lot
doet deelen en, finantieel en moreel uitgeput, zyne zonen
dwingt in vreemde landen rond te dolen als ballingen;
het aristocratisch Engeland doodbloedt aan de tallooze
wonden het in- en uitwendig toegebracht door eene bui-
ten het volk staande regeering, beleeft het democratisch
Frankryk een tydperk van bloei, als nooit te voren ge-
kend werd en gevoelt het zich sterk en krachtig genoeg,
om zyne verdoolde zonen, na eene achtjarige balling-
schap, terug te doen keeren in het vaderland.
En zou dan, wat in Frankrijk mogelyk bleek, in Ne-
derland onmogelyk zijn; in Nederland, met zijne kalme,
praktische bevolking, welke reeds sinds twintig jaren een
onderwijs geniet, zoo als het Fransche volk nimmer
heeft gekend; die geen anderen regeeringsvonn verlangt?
3
-ocr page 38-
34
Wy hebben een beteren dunk van ons volk. Wij zijn
overtuigd dat de uitbreiding van politieke macht gepaard
zal gaan met vermeerdering van plichtbesef bij de natio
en deze, na de eerste nioeielijke leerjaren te hebben door-
worsteld, toonen zal rijp te zyn voor zolfrogeering.
Geen ander hecht en duurzaam fondament voor de rust
en den bloei eener natie, als de eerbied voor de wet
en het gezag gekoesterd door het geheele volk.
Hierop alleen is het trotsche gebouw opgetrokken van
de groote Noord-Amerikaansche republiek. De pelgrim-
vaders van Plymouth, die in November van het jaar
1620, aan boord vai) het schip de Meibloem, de
beroemde akte onderteekenden, waarbij zij, in tegenwoor*
digheid van God en van elkander, zich verbonden tot
eerbied en gehoorzaamheid aan de wetten en de overhe-
den, door henzelven opgesteld en gekozen, spraken daar-
mee duidelijk en in weinige woorden het beginsel uit der
ware democratie en legden daarmee tevens den grond
voor de ontzagwekkende kracht dier honderdjarige repu-
bliek.
Aandeel der geheele natie in het bestuur van het ge-
meenebest; gelijkheid van alle burgers, zonder onderscheid
van rang en stand of rijkdom, maar daarnevens eerbied
voor de zelf gekozen overheid, voor de door de meerder-
heid der natie gewilde wet. Vryheid van allen in den
meest onbeperkten zin, maar tevens eerbiediging van de
vrijheid van andersdenkenden.
De erkenning van dit beginsel maakte Washington\'s
staat groot, machtig en sterk; de afwijking daarvan voer-
de Frankrijk naar de schande van Sedan.
En wij vragen in gemoede, hoe wil men gehoorzaamheid
en eerbied eischen voor do overheid en de wet, waar
-ocr page 39-
35
deze gehoorzaamheid geen anderen grondslag heeft als
vrees en onverschilligheid ?
Juist de toestand van halve onwetendheid waarin de
massa van het volk nog verkeert, maakt hervorming
dringend, noodzakelijk.
De lijdelijke gehoorzaamheid van vroegere dagen gaat
meer en meer verloren; de onmondige gelooft zich ont-
wassen aan de plak van den vroegcren voogd; slechts
twee wegen blijven thans open, om don eerbied voor het
gezag en do wet te handhaven: ijzeren dwang, als in
Duitschland, of het — in Amerika tot het uiterste gedre-
ven en daardoor dikwijls verkeerd werkende — stelsel
van volkomen vrijheid en gelijkheid van rechten en plich-
ten, waardoor gehoorzaamheid en eerbied geboren worden
uit plichtbesef.
Do werking van beide stelsels is bekend.
Het eerste voert door middel van de dwingelandij tot
revolutie; Let tweede brengt de natie langs honderderlei
klippen en na het doorstaan van tallooze gevaren, tot
geleidelijke hervorming en ontwikkeling.
En do middenweg?... De tegenwoordige toestand
onzer natie leert ons waarheen deze leidt: Tot mach-
teloosheid en stilstand op elk gebied. Tot rust ja, maar
tot een rust welke verslapt en ontzenuwt, instedo van
te versterken en op te wekken.
Men beroept zich op deze rust ter verdediging van
het bestaande. De orde, vrede, kalmte, die in ons land
heersenen, vergelijkend met do tweedracht en wanorde
welke elders worden waargenomen, roemt men dien toe-
stand, doch vergeet daarbij, dat rust, hoe aangenaam
ook, leidt tot stilstand en achteruitgang.
Vergeten wij niet dat, terwijl het woelige België op ons
-ocr page 40-
36
den voorrang heeft veroverd op industrieel gebied, het van
politiek leven bruisende Denemarken onze zuivelproduktie
van de wereldmarkten dreigt te verdringen. Dat, terwyl
onze nationale letterkunde meer en meer tot het verlede-
ne gaat belmoren, Frankrijk in de laatste dertig jaren,
geene zoo krachtige letterkundige beweging heeft gekend
als thans.
Ons volk hooft geene levenstaak; het heeft geen ideaal
naar welks verwezenlijking het streeft. Dit moet anders
worden, zal niet ten slotte de natie geheel indommelen
en eindelijk — dankbaar nog van de taak ontheven te
zyn — het bestuur dos lands leggen in de handen van
één persoon, die zich de moeite wil getroosten voor haar
te denken en te handelen.
Eust roest; strijd geeft leven en voerkracht.
Daarom zal dan ook weldra, naar wij vertrouwen, de
stem der natie zich krachtig en luid uitspreken over eene
wijziging der artikelen 76, 123 en 139 onzer Grondwet
en de invoering vragen van het algemeen stemrecht van
meerderjarige mannelijke Nederlanders, mot uitsluiting
van misdadigers en bedeelden door burgerlijke armbestu-
ren, en met verplichting der kiezers, om de stembiljetten
in afgeschoten ruimten op do stcmbureaux eigenhandig
in te vullen.
-ocr page 41-
37
NASCHRIFT.
Het gekozen motto eischt een korte toelichting.
De lezers van Dickens\' In Londen en Parijs zullen
ziek de verwonderlijke echo herinneren, waargenomen in
het huis van Dr. Manette, den ontslagen gevangene van
de Bastille.
Deze echo weerkaatste de voetstappen van allen die
zich in het door hem bewoonde gedeelte der stad over
de straat bewogen.
En onder die gaanden en komenden meende Lucie, Ma-
nette\'s dochter, de voetstappen te onderscheiden van hen,
die invloed zouden uitoefenen op haar lot en dat harer
geliefden.
Op den 14den Juli-avond van het jaar 1789 waren
de echo\'s talrijker on harder dan ooit te voren.
„Het waren overijlde, dolzinnige, gevaarlijke voetstap-
pen, voor ieder, die er mede te maken had, — voetstap-
pen die men niet gemakkelijk weder uitvegen kon, als ze
eens hunne roode vlekken achtergelaten hadden; — het
waren de voetstappen, die, heel in de verte, in St. An-
toine weergalmden, terwyl de kleine kring bij het don-
kere venster in Londen zat."
Het waren de voetstappen van het door ellende en ja-
renlage verdrukking tot waanzin gebrachte volk, dat de
muren der Bastille bestormde en dit bolwerk van het
privilegie met den grond gelijkmaakte.
Wy hebben geene Bastilles te veroveren, geene ver-
drukking te wreken.
Maar het onrecht aan een deel der bevolking geploegd,
brengt ook hier de gemoederen in beweging, benevelt ve-
-ocr page 42-
38
Ier oog en maakt blind voor het vele goede, waarin wy
ons mogen verhengen.
Door menigeen, die hooren wil, worden thans de echo\'s
waargenomen van naderende voetstappen.
Nog zijn het zeer vér verwijderde voetstappen, welker ge-
luid slechts onduidelijk en bytusschenpoozen wordt gehoord.
Het zijn de voetstappen van het, tot bewustzijn zijner
rechten en plichten ontwakend volk, dat nadert en nu nog
in kleine af deelingen, aarzelend, naar den rechten weg
zoekend, zich voortbeweegt.
Maar de stoet zal grooter en machtiger, de stap vas-
ter worden, als die van iemand wien de weg bekend is,
die weet wat hij wil bereiken.
Zullen ook wij wachten tot het geheele onmondige
deel des volks zich zal hebben aangesloten by do bewe-
ging; tot, verbitterd door den ondervonden tegenstand,
die voetstappen zullen getuigen van de naderende komst
van mannen, vastbesloten zich door niets te laten tegen-
houden; tot zy zullen klinken als overijlde, dolzinnige
gevaarlijke voetstappen 1
Dat verhoede het gezond verstand onzer natie.