-ocr page 1-
wr> u ïo
3
BK.1Ö79.\'2[.£4
-ocr page 2-
-ocr page 3-
1
fSÏQSZT.tt/.
1
-
.
WET
••
• .
DER
t
MAATSCHAPPIJ
.
i
i
ARTI ET AMICITIAE
GEVESTIGD TE AMSTERDAM
.*•
ONDER BESCHERMING VAN
HH. MM. DEN KONING EN DE KONINGIN.
i 4 i-----
,-
-
HERZIEN IN HET JAAR 187».
-
-ocr page 4-
\', #
I .
" .
-ocr page 5-
WET
DER
MAATSCHAPPIJ
ARTI ET AMICITIAE,
« ♦ i
HERZIEN IN HET JAAR 1879.
,- "J.*\'
-ocr page 6-
-ocr page 7-
Art. i.
De Maatschappij „Arti et Amicitiae," gevestigd te Am-
sterdam, stelt zich ten doel:
i°. Den bloei der Beeldende Kunsten te bevorderen en
den kunstzin in \'t algemeen te ontwikkelen.
2°. De zooveel mogelijke vergrooting van het Fonds voor
Weduwen en Weezen van Gewone en Buitenleden dezer
Maatschappij en voor verdere, bij het daartoe vastgestelde
Reglement aangewezen personen.
3°. De verbroedering der Kunstenaars.
Art. 2.
Dit doel zal zij trachten te bereiken door:
i°. Het geven van Kunstbeschouwingen en Lezingen.
2°. Het houden van openbare Tentoonstellingen.
3°. De krachtige ondersteuning van het Weduwen- en
Weezenfonds;
c door de zuivere opbrengsten dier Tentoonstellingen, be-
nevens de korting op den verkoop van tentoongestelde
kunstwerken aan het Fonds af te staan.
b.    uit gelden, daartoe door de Leden gestort, of tenge-
volge van uiterste wilsbeschikkingen of andere oorzaken
ingekomen;
c.    uit de entreegelden van Gewone en Buitenleden en uit
de middelen, die de Maatschappij verder ter beschik-
king zal kunnen stellen, aan te wenden volgens de be-
palingen van het Reglement.
4°. Het openstellen van zalen voor gezellig verkeer.
5U. Het bijeenbrengen van eene Boekerij; het ter lezing
leggen van Kunstbladen, Tijdschriften, Couranten enz.
-ocr page 8-
4
6". Het aanknoopen van betrekkingen met Binnen- en
Buitenlandsche Inrichtingen, met een zelfde of soortgelijk
doel werkzaam.
7°. Alle gepaste middelen, die verder daartoe kunnen
leiden.
Art. 3.
De Maatschappij bestaat tiit: Kunstenaars, Beoefenaars
en Beminnaars der Beeldende Kunsten, die allen naar hun
vermogen trachten mede te werken tot bovengenoemd doel.
Deze zijn Gewone en Stemhebbende Gewone Leden, Bui-
tenleden, Kunstlievende Leden en Honoraire Leden.
Art. 4.
Tot Gewone Leden kunnen diegenen aangenomen worden,
die de Beeldende Kunsten uitsluitend als beroep uitoefenen,
den ouderdom van achttien jaren bereikt hebben en te Am-
sterdam woonachtig zijn.
Art. 5.
Tot Stemhebbende Gewone Leden kunnen diegenen
aangenomen worden, die de Beeldende kunsten uitsluitend als
beroep uitoefenen, den ouderdom van 25 jaar bereikt hebben,
en minstens een half jaar met der woon in Amsterdam ge-
vestigd zijn.
Wanneer zij na hunne aanneming een niet tot de beoefe-
ning der Beeldende kunsten behoorend beroep aanvaarden,
worden zij Gewone Leden.
Art. 6.
Tot Buitenleden kunnen diegenen aangenomen worden,
die de Beeldende Kunsten uitsluitend als beroep uitoefenen,
den ouderdom van achttien jaren bereikt hebben en buiten
Amsterdam, echter binnen het Rijk, met der woon ge-
vestigd zijn.
Art. 7.
Dames, die de Beeldende Kunsten als beroep uitoefenen,
kunnen tot Gewone en Buitenleden, niet tot Stemheb-
bende Gewone Leden aangenomen worden.
-ocr page 9-
5
Art. 8.
Tot Kunstlievende Leien kunnen allen aangenomen
worden, die belang stellen in den bloei der Beeldende
Kunsten.
Art. 9.
Ook Dames kunnen tot Kunstlievende Leden (Donatrices)
aangenomen worden.
Art. 10.
Tot Honoraire Leden kunnen benoemd weiden: Buiten-
landsche Kunstenaars van bijzondere verdiensten; personen,
die, door hunne erkende bekwaamheden in eenig vak van
Kunst, Wetenschap of Letteren, of wel door hunnen Maat-
schappelijk en stand en hunne betrekkingen, aan den bloei
der Beeldende Kunsten bevorderlijk kunnen zijn, en zij, die
der Maatschappij belangrijke diensten hebben bewezen.
Art. 11.
De jaarlijksche geldelijke bijdragen, invorderbaar met de
maand Januari, op eene door den Penningmeester ondertee-
kende kwitantie, zijn bepaald:
voor de Gewone Leden.......op f 30.—
„ „ Dames, Gewone Leden.....„ „ 25.—
„ „ Buitenleden.........„ „ 25.—
„ „ Kunstlievende Leden.....„ „ 20.—
Voor de Leden, die vóór 1 . Januari 1880 aangenomen
zijn, blijft de contributie vastgesteld, zooals die bepaald was,
tijdens hunne aanname.
Elk Gewoon of Buitenlid is bovendien gehouden, binnen
vier weken na zijne toetreding tot de Maatschappij, in de
kas van het Weduwen en Weezenfonds te storten eenentrée-
geld van / 40.—, wanneer hij bij zijne aanneming nog geen
30 jaar telt, van / 60.—, wanneer hij nog geen 40 jaar, en
van ƒ 80.—, wanneer hij boven de 40 jaar telt.
Gewone en Buitenleden zullen hunne rechten op het We-
duwen- en Weezenfonds niet kunnen doen gelden, voor dat
-ocr page 10-
6
aan elke geldelijke of andere verplichting, hun bij Wet en
Reglementen dezer Maatschappij opgelegd, voldaan is.
Gewone en Buitenleden, door de Vergadering, op voorstel
der Commissie voor het Weduwen- en Weezenfonds, als hulp-
behoevend erkend, zijn daardoor vrijgesteld van elke gelde-
lijke bijdrage, onverminderd hunne verplichting tot voldoening
van het vroeger verschuldigde.
Art. 12.
Het maatschappelijk jaar wordt gerekend aan te vangen
op den eersten Januari en te eindigen op den laatsten December.
Art. 13.
Elk contribueerend lid verbindt zich voor een geheel maat-
schappelijk jaar; na de maand Juni aangenomen zijnde, is
hij slechts gehouden de helft der geldelijke bijdrage over
het loopende jaar te voldoen.
Art. 14.
Ieder lid heeft het recht personen tot leden voor te stel-
len. Naam, voornaam, ouderdom, betrekking of beroep en
woonplaats des voorgestelden moeten door den voorsteller
schriftelijk aan het Bestuur worden opgegeven. Deze opgave,
zal minstens gedurende veertien dagen, in de Societeitszaal
der Maatschappij voorhangen; blijvende inmiddels aan den
voorsteller het recht, om in dien tusschentijd zijn voorstel in
te trekken, en aan de leden, om hunne aanmerkingen op den
candidaat schriftelijk aan het Bestuur mede te deelen.
Art. 15.
Bij gebrek aan genoegzame bekendheid met de kunstvoort-
brengselen van iemand, die zich tot Gewoon of Buitenlid
doet voorstellen, zal deze gehouden zijn, vooraf proeven van
zijn talent aan de Vergadering van Stemhebbende Gewone
Leden te doen toekomen.
Voor de ballottage van Architekten zal, in dit geval, het
advies van eene Commissie, bestaande uit de Stemhebbende
Gewone Leden (Architekten) ingewonnen worden.
-ocr page 11-
7
Bij meerderheid van stemmen zal beslist worden of gebrek
aan bekendheid bestaat.
Art. 16.
De stemming over de tot leden voorgestelden geschiedt met
witte en zwarte boonen — de eersten als tèekenen van goed-,
de laatsten als teekenen van afkeuring, door de ter vergadering
tegenwoordig zijnde Stemhebbende Gewone Leden.
Om tot Gewoon, Stemhebbend Gewoon of Buitenlid te
worden aangenomen, moet de voorgestelde drie vierden der
uitgebrachte stemmen van de ter Vergadering tegenwoordige
Stemhebbende Gewone Leder, vóór zich hebben; terwijl tot
de aanneming der Kunstliever.de Leden de helft van boven-
genoemde stemmen voldoend zal zijn.
Een voorgestelde, gedeb.xllotteerd zijnde, kan gtlurendede
eerstvolgende twaalf maanden niet weder worden voorgesteld.
Art. 17.
Ieder Lid heeft het recht, Dames tot Kunstlievende
Leden (Donatrices) schriftelijk aan het Bestuur voor te stellen.
Het Bestuur, zich met dat voorstel vereenigende, doet de be-
noeming en geeft daarvan kennis in de Vergadering van
Stemhebbende Gewone Leden.
Art. 18.
De benoeming van Honoraire Leden geschiedt door het
Bestuur, dat daarvan kennis geeft aan de Vergadering.
Art. 19.
Ingeval een Gewoon of Stemhebbend Gewoon Lid zich
met der woon buiten Amsterdam begeeft, wordt hij Buiten-
lid. Terugkeerende, geniet hij weder dezelfde rechten als
vroeger, zonder aan eene nieuwe ballottage, of liet voldoen
van entree-gelden onderworpen te zijn.
Een Buitenlid, zich met der woon te Amsterdam vesti-
genrle, wordt Gewoon Lid en zal de contributie der Gewone
Leden moeten voldoen, zooals die gesteld was tijdens zijne
toetreding tot de Maatschappij als Buitenlid; onder de Stern-
hebbende Gewone Leden wenschende opgenomen te worden,
-ocr page 12-
8
is hij aan eene nieuwe ballottage onderworpen, uitgezonderd
het geval bij Art. 35 vermeld.
Tot op 1500 meter buiten elke gemeente-limietpaal van
Amsterdam, wordt men nog gerekend te Amsterdam woon-
achtig te zijn. Deze bepaling geldt ook voor de overige Arti-
kelen dezer Wet.
Een Gewoon of Buitenlid, zich met der woon buiten het
Rijk vestigende, behoudt alle rechten den Buitenleden toege-
kend. Hij zal echter in Amsterdam een bekend persoon of
adres moeten aanwijzen, met de regeling zijner verplichtingen
jegens de Maatschappij belast.
Een buitenlandsch kunstenaar, geen Nederlander zijnde,
zich in Nederland vestigend , kan als Gewoon of Buitenlid,
echter niet als Stemhebbend Gewoon Lid aangenomen worden;
het rijk met der woon verlatende, houdt hij op Lid der
Maatschappij te zijn en verliest daardoor zijne rechten op
het Weduwen- en Weezenfonds voor zich en zijne nablijvenden.
Een Kunstlievend Lid zal om Gewoon of Buitenlid te
worden aan eene nieuwe ballottage en aan de betaling van
contributie en entreegeld onderworpen zijn, zooals die op
het oogenblik der aanneming bepaald zullen zijn. Bij afstem-
ming blijft hij Kunstlievend Lid.
Art. 20.
Indien eenig Lid, na een geëindigd Maatschappelijk jaar
nalatig mocht gebleven zijn in het voldoen zijner, over dat
jaar verschuldigde geldelijke bijdragen, zal hij, na daartoe
twee malen vruchteloos te zijn aangemaand, onverminderd
zijne verplichting tot die voldoening, van zijn lidmaatschap
vervallen verklaard kunnen worden. Indien eenig lid drie
achtereenvolgende jaren nalatig mocht gebleven zijn in het
voldoen zijner verschuldigde geldelijke bijdragen, zullen Be-
stuurderen verplicht zijn, zijne vervallenverklaring aan de
Vergadering van Stemhebbende Gewone Leden voor te dragen.
Art. 21.
Gelijke vervallenverklaring kan ook geschieden om andere
-ocr page 13-
9
redenen, op een schriftelijk en gemotiveerd voorstel van het
Bestuur of van minstens twintig leden, in te dienen aan
het Bestuur, hetwelk dit voorstel ten spoedigste onderwerpt
aan eene vergadering van Stemhebbende Gewone Leden. Deze
beslist daarover bij meerderheid van stemmen der tegen-
woordig zijnde, indien het een Kunstlievend Lid betreft;
terwijl voor de vervallenverklaring van een Gewoon of Bui-
tenlid twee derden der stemmen van de ter vergadering tegen-
woordig zijnde leden vereischt wordt.
Art. 22.
Iemand voor zijn lidmaatschap willende bedanken, is ver-
plicht, minstens twee maanden vóór het eindigen van het
Maatschappelijk jaar en alzoo vóór, of uiterlijk op den eersten
November, daarvan schriftelijk aan het Bestuur kennis te
geven; bij gebreke daarvan, wordt zijn Lidmaatschap geacht
weder voor een jaar ingegaan te zijn.
Art. 23.
Iemand, zijn lidmaatschap door bedanken of vervallenver-
klaring verloren hebbende, verliest daardoor ook alle rechten
door de Wet en de Reglementen der Maatschappij daaraan
verbonden, zoowel voor zich als voor zijne nablijvenden.
Wanneer zulk een lid weder tot de Maatschappij wenscht
toe te treden, zal hij als nieuw lid aangenomen kunnen wor-
den; terwijl zijne maatschappelijke rechten weder aanvangen
van den dag zijner laatste aanneming.
De leden echter, die volgens Art. 21 vervallen verklaard
zijn, kunnen eerst twee jaren na deze vervallenverklaring
weder aangenomen worden.
Art. 24.
De regeling van alle maatschappelijke aangelegenheden ge-
schiedt door de Stemhebbende Gewone Leden, die uit hun mid-
den bij volstrekte meerderheid van stemmen, een Bestuur kiezen.
Art. 25.
Het Bestuur is samengesteld uit:
eenen Voorzitter,
-ocr page 14-
IO
eenen tweeden Voorzitter,
„ Penningmeester,
„ Secretaris,
en ,, tweeden Secretaris.
Om tot lid van het Bestuur verkozen te kunnen worden, moet
men den leeftijd van minstens dertig jaar bereikt hebben. De
leden van het Bestuur worden benoemd voor één jaar. Met
uitzondering van den Penningmeester en den Secretaris, die
voortdurend herkiesbaar zijn, kan geen bestuurslid langer dan
vijf jaren achtereenvolgend werkzaam zijn.
Het Bestuur is bij uitsluiting met de handhaving en uit-
voering der wetten en besluiten belast en heeft het recht,
in huishoudelijke zaken en bij onvoorziene, geen uitstel dul-
dencle gevallen ten meesten nutte der Maatschappij te han-
delen, echter onder de verplichting, om bij de eerstvolgende
Vergadering van zijne handelingen aan de Stemhebbende
Gewone Leden kennis te geven. Het Bestuur beheert de
geldmiddelen, zorgt voor de betalingen, welken derden van
de Maatschappij te vorderen hebben, en is verplicht jaarlijks
eenen begrootenden staat van ontvangsten en uitgaven voor
het loopende jaar op te maken, vast te stellen en in eene
Vergadering van Stemhebbende Gewone Leden over te leggen.
Art. 26.
De Voorzitter bestuurt en leidt de Vergaderingen en
moet eene beslissende stem uitbrengen, ingeval de stemmen
staken; evenwel niet bij geheime stemming.
Bij afwezigheid of ontstentenis van den Voorzitter neemt
de tweede Voorzitter, en bij ontstentenis ook van dezen, een
der overige Leden van het Bestuur als zoodanig zitting;
terwijl, geen der laatsten aanwezig zijnde, zijne plaats en
functien door het oudste Lid, volgens de lijst, vervuld worden.
Art. 27.
De Penningmeester is belast met de ontvangst en
uitgave der maatschappelijke gelden, en zal alles, wat daartoe
betrekking heeft, in behoorlijke orde houden en aanteekenen.
-ocr page 15-
II
Deze gelden zullen, in overleg met het Bestuur, op de meest
zekere wijze belegd worden.
Voorts is hem de zorg toevertrouwd, de boeken steeds
bij te houden, de ingekomen rekeningen na te zien en zijne
bedenkingen deswege aan het Bestuur mede te deelen; terwijl
er geene uitbetalingen gedaan mogen worden, die niet vooraf
door den Voorzitter en den Penningmeester, namens het
Bestuur, schriftelijk goedgekeurd zijn.
In eene Vergadering, te houden niet later dan de maand
April, zal hij Rekening en Verantwoording doen wegens
zijne gehoudene Administratie over het afgeloopene jaar, ge-
staafd met de behoorlijke bescheiden. Eene Commissie van
drie Stemhebbende Gewone Leden, daartoe door de Verga-
dering bij meerderheid van stemmen te benoemen, zal een
en ander behoorlijk nazien en onderzoeken en binnen veer-
tien dagen schriftelijk rapport van hare bevinding uitbrengen.
De Rekening en Verantwoording zal, ten blijke van goedkeu-
ring, door de Leden dezer Commissie, alsmede door den
Voorzitter en den Secretaris worden onderteekend.
Art. 28.
De Secretaris houdt geregeld de notulen van elke Verga-
dering. Hij voert de briefwisseling en zorgt, dat alle beschei-
den en stukken behoorlijk in orde bewaard blijven. Bij af-
wezigheid of ontstentenis, zullen zijne functien door den
tweeden Secretaris waargenomen of anders daarin voorzien
worden, op de wijze in Art. 26 voorgeschreven.
Art. 29.
De Vergaderingen van Stemhebbende Gewone Leden moeten
minstens eens in iedere maand gehouden worden. Uiterlijk
24 uur te voren zal de Secretaris de Leden schriftelijk op-
roepen, met vermelding van de te behandelen onderwerpen.
Om van kracht te zijn, moet een besluit bij meerderheid
van uitgebrachte geldige stemmen van de ter Vergadering
tegenwoordig zijnde Stemhebbende Gewone Leden genomen
zijn. Blanco stemmen komen niet in aanmerking bij het op-
maken der meerderheid; wanneer die echter de helft of meer
-ocr page 16-
12
bedragen, zal het besluit eerst bij onmiddellijk volgende her-
stemming genomen worden.
Art. 30.
Alle voorstellen aan de Vergadering worden door het Be-
stuur, of schriftelijk door Stemhebbende Gewone Leden gedaan.
Deze voorstellen mogen wel op de Vergadering, waarin zij
ter tafel komen, in behandeling gebracht worden; de beslis-
sing echter moet, nadat van het voorstel aanteekening is
geschied, uitgesteld blijven tot de eerstvolgende Vergadering.
In buitengewone gevallen, en alleen met toestemming van
drie vierden der aanwezige Stemhebbende Gewone Leden,
zal men tot een dadelijk besluit ten aanzien van een nieuw
voorstel kunnen overgaan.
Art. 31.
Elk ter tafel komend voorstel wordt door den Voorzitter
in behandeling gebracht, door het gevoelen van ieder
der aanwezige leden, te beginnen met het oudste in
lidmaatschap, daarover af te vragen; terwijl niemand ander-
maal daarover het woord zal mogen voeren, noch met zijne
medeleden van gedachten wisselen, zonder het uitdrukkelijk
verlof van den Voorzitter. Deze begrijpende, dat het onder-
werp door de behandeling genoegzaam toegelicht is, zal het
besluit bij meerderheid van uitgebrachte stemmen, weder aan-
vangende met het oudst aangenomen Lid, doen opmaken.
Art. 32.
Jaarlijks en wel vóór de maand Juli, zullen alle Leden
opgeroepen worden tot bijwoning eener Algemeene Huishou-
delijke Vergadering, waarin de Secretaris namens het Bestuur
verslag zal doen van den toestand en de handelingen der
Maatschappij gedurende het afgeloopen jaar.
Art. 33.
Tot regeling der werkzaamheden, voorgeschreven in Art. 2,
zullen door de Stemhebbende Gewone Leden uit hun midden
gekozen worden :
eene Commissie van Beheer over het Weduwen- en
Weezenfonds;
-ocr page 17-
13
eene Commissie van Beheer over de Kunstzalen;
eene Commissie tot regeling der Kunstbeschouwingen
en Lezingen ;
eene Commissie voor het Huishoudelijk Beheer en de
Societeitszalen;
een Bibliothecaris;
eene Commissie over de Gebouwen.
De werkzaamheden en verplichtingen dezer Commissien
worden geregeld en bepaald bij afzonderlijke, door de Verga-
dering vastgestelde, reglementen, terwijl zij aan het Bestuur
onderworpen en steeds voor hare handelingen daaraan verant
woordelijk zullen zijn.
Jaarlijks treden de Leden dezer Commissien af; de Secre-
tarissen, de Penningmeester van het Weduwenfonds, de Biblio-
thecaris en de leden der Commissie over de Gebouwen, zijn
doorloopend herkiesbaar; de overige leden niet langer dan
drie achtereenvolgende jaren. Niemand kan meer dan twee
Commissien te gelijk waarnemen. Een lid van het Bestuur
kan slechts in ééne Commissie zitting hebben en zal daarin
den onderscheiden rang niet mogen bekleeden, die hem in
het Bestuur aangewezen is.
De Secretarissen dezer Commissien zullen eens in de maand
met den Secretaris der Maatschappij vergaderen.
Deze bepalingen zijn niet van toepassing op buitengewone
tijdelijke Commissien.
Art. 34.
De Commissien zullen door middel van orderbriefjes de
werkzaamheden, die zij noodij; achten, doen uitvoeren en
daarbij de haar bij de begrooting toegestane gelden niet
mogen overschrijden.
In bijzondere, onvoorziene gevallen, die eene verhooging
van uitgaven eischen, zullen zij zich tot het Bestuur moeten
wenden, dat, na zich van het noodzakelijke dier uitgaven
overtuigd te hebben, gemachtigd is daarin te voorzien, maar
zonder deze erkenning, verplicht is, de betaling van meer-
dere dan de toegestane gelden te weigeren.
-ocr page 18-
•4
Art. 35.
Ter bevordering van de belangen der Maatschappij op
plaatsen buiten Amsterdam, zullen op voordracht van het
Bestuur, bij volstrekte meerderheid van stemmen, Buitenleden
tot correspondenten gekozen worden. Deze zullen, zoolang
zij in functie zijn, het recht hebben de Vergaderingen van
Stemhebbende Gewone Leden bij te wonen, daarin voorstellen
te doen en eene adviseerende stem uit te brengen, en wan-
neer zij zich in Amsterdam vestigen, Stemhebbende Gewone
Leden zijn zonder verdere ballottage.
Art. 36.
Alle Leden hebben gelijk recht van toegang tot de Ten-
toonstellingen, Kunstbeschouwingen en Lezingen. De Socie-
teits- Lees- en Bibliotheekzalen zijn dagelijks voor hen geo-
pend. Alleen in bijzondere gevallen en bij beschikking van
het Bestuur, zal in dezen eene tijdelijke beperking kunnen
gesteld worden. Het recht van toegang met een of meerdere
dames, wordt bij voorkomende gelegenheden door het Bestuur
geregeld.
Art. 37.
Ieder Lid heeft het recht personen buiten Amsterdam, of
buiten het Rijk gevestigd, te introduceeren, mits den naam,
het beroep en de woonplaats der geïntroduceerden in een
daartoe aanwezig boek opschrijvende. Aan de eersten zal
hoogstens gedurende vier weken per jaar, aan de laatsten
gedurende hun tijdelijk verblijf, echter den tijd van drie
maanden niet te bovengaande, toegang verleend worden tot
de Societeits- en Leeszalen, de Kunstbeschouwingen en
Lezingen.
Bovendien zal het Bestuur de bevoegdheid hebben in bij-
zondere gevallen aan Maatschappijen, Genootschappen of
personen tijdelijken toegang te verleenen.
Indien een der Leden eencn geïntroduceerde om gewich-
tige redenen zou willen weren, zal hij daarvan eene schrif-
telijke verklaring, voorzien van de mede-onderteekening van
zeven andere Leden, aan het Bestuur moeten inleveren.
-ocr page 19-
*5
Art. 38.
Deze wet is vastgesteld voor den tijd van vijf jaren.
Geene verandering of wijziging zal daarin gedurende voormeld
tijdvak gemaakt, noch eenig besluit, daarmede in strijd, ge-
nomen kunnen worden, dan op voordracht van het Bestuur
en met algemeene stemmen van de op eene, daartoe opzet-
telijk opgeroepen, Vergadering tegenwoordig zijnde Leden.
Deze beslissing zal in geen geval mogen genomen worden,
voordat een schriftelijk rapport van eene Commissie van drie
Stemhebbende Leden, door de Vergadering te benoemen,
minstens gedurende veertien dagen, na behoorlijke aankondi-
ging, ter visie zal hebben gelegen.
Art. 39.
Met uitzondering van Art. 40 en 41, welke nooit eenige
wijziging zullen mogen ondergaan, zal in den loop van het
jaar 1884 een wetsherziening kunnen plaats hebben en wel
op de volgende wijze:
Vóór of op i° Juni 1884, zal het Bestuur de Stemhebbende
Gewone Leden uitnoodigen, hunne voorstellen tot wetsher-
ziening bij den Secretaris in te leveren. Deze voorstellen
moeten, schriftelijk en met redenen omkleed, vóór of op
i° Juli daaraanvolgende ingezonden zijn; terwijl voorstellen, na
dien tijd ingekomen, niet in aanmerking mogen genomen
worden.
De voorstellen op den bepaalden tijd ingekomen zijnde, zal
in de eerstvolgende vergadering, door en uit de Stemhebbende
Gewone Leden, eene Commissie van drie Leden benoemd
worden, met inbegrip van den Secretaris. De ingezondene
voorstellen zullen door het Bestuur in handen dezer Com-
missie gesteld worden, die binnen eene maand na hare be-
noeming een schriftelijk rapport zal uitbrengen, dat door het
Bestuur in de eerstvolgende vergadering moet worden gebracht,
en, na gehouden beraadslaging, aan de beslissing der Stern-
hebbende Gewone Leden wordt onderworpen. Deze aldus
herziene wet zal op 1°. Januari 1885 in werking gebracht
moeten worden.
-ocr page 20-
i6
Art. 40.
De Maatschappij „Arti et Amicitiae" kan niet ontbon-
den worden, dan tengevolge van een besluit van ten minste
drie vierden van al de Stemhebbende Gewone Leden, die,
vier weken te voren, schriftelijk bekend gemaakt worden
met de redenen tot zulk eene ontbinding; dit besluit, in
eene eerste vergadering ter behandeling gebracht, zal van
geene kracht zijn, dan door de goedstemming van drie vierden
van al de Stemhebbende Gewone Leden in eene tweede ver-
gadering, niet vroeger dan vier weken na het afloopen der
eerste, te houden.
Art. 41.
De Maatschappij, om welke redenen ook, ontbonden zijnde,
zijn en verblijven hare roerende en onroerende goederen, na
afbetaling van alle schulden, het eigendom van het Fonds
voor Weduwen en Weezen, dat volgens Art. 28 van zijn
Reglement door de opheffing der Maatschappij niet zal ont-
bonden zijn; terwijl bij ontbinding ook van het Fonds het
gebruik der overblijvende bezittingen en inkomsten tot eene
de oorspronkelijke zoo nabij mogelijk komende bestemming
zal worden geregeld.
Art. 42.
Deze Wet zal, na hare aanneming, door ieder Lid van
het Bestuur onderteekend en op den i° Januari 1880 in
werking gebracht worden.
Goedgekeurd en vastgesteld in de 24ste Vergadering
van Stemhebbende Gewone Leden der Maatschappij
Arti et Amicitiae, gehouden op 10 Juni 1840.
Herzien door de Vergadering in de jaren 1844,
1849, 1854, 1859, 1864, 1869, 1874 en 1879.
C. CUNAEUS, Voorzitter.
C. F. PHLIPPEAU, Tweede Voorzitter.
J. H. LELIMAN, Penningmeester.
J. H. MASCHHAUPT, Secretaris.
J. C. GREIVE Jr., Tweede Secretaris.