-ocr page 1-
-ocr page 2-
rr-, »V> \' \' - i i
HEDENÜAAGSCI1E AFGODERIJ.
leder weet geloof ik, wat een panacee is. In oude tijden
zocht men ijverig naar een geneesmiddel, dat tegen alle kwa-
len kon worden aangewend en zoo als men zeide, voor alles
goed was. Het spreekt van zelf, dat men te vergeefs zocht,
want het is ondenkbaar, dat voor tegenstrijdige kwalen het-
zelfde kruid zou wassen en wat heilzaam is voor volbloedige
gestellen moet noodwendig schadelijk zijn voor wie aan bloed-
armoede lijdt. Maar kwakzalvers werkten op de lichtgeloo-
vigheid van burgers en buitenlui en wisten somtijds der domme
menigte te beduiden, dat zij deze schitterende ontdekking uit
een of ander vreemd land hadden medegebracht: zoo verkocl;-
ten zij uit oprechte menschenliefde hunne drankjes en zalfjes
tegen de hoogste prijzen, welke zij konden bedingen. Somwij-
len doen de advertentie3 nog wel eens denken aan de luid-
ruchtige welsprekendheid der oliekoopen en boerenbedriegers,
maar in Nederland is voor die heeren de gouden eeuw lang
voorbij. Waarzeggers en duivelbanners met al hun aanhang
zijn thans zclven verbannen door de gezegende gevolgen van
ons beter onderwijs.
-ocr page 3-
2                             IIEDENDAAGSCHE AFOODERIJ.
Ons beter onderwijs: dat is thans liet toovcrwoord. Welke
kwalen der maatschappij men bespreekt, \'t is altijd hetzelfde:
alleen van beter onderwijs is heil te wachten. Tegen werksta-
kingen geen ander afdoend middel dan beter onderwijs. De
oorlog tussehen zoogenaamd beschaafde volken kan slechts on-
mogelijk worden gemaakt door beter onderwijs. Klaagt men
over onverstandige kiezers en slechte keuzen voor volksverte-
genwoordiging of gemeenteraad, wacht maar, het volk zal eerst
rijp worden voor al de weldaden onzer gezegende constitutie
door beter onderwijs. Lijdt de werkman gebrek, geef aan
zijne kinderen inmiddels beter onderwijs. Staat onze industrie
in eenig opzicht bij het werk van den vreemdeling achter,
men roept om beter onderwijs. Ik weet geen enkel ziekelijk
verschijnsel in onze omgeving te noemen, waaartegen alle dag-
bladredacteurs en marktschreeuwers hun geneesmiddel niet ge-
reed in den zak hebben. Om beter onderwijs schreeuwt men
van alle kanten en inmiddels wordt het onderwijs beter: ook
die niet alles goedkeurt wat op dit gebied ten onzent geschiedt,
geeft dit gaarne toe.
Zoo is dan nu het onderwijs de panacee der negentiende
eeuw. \'t Is zeker een heerlijk hulpmiddel tegen allerlei
krankten der maatschappij, maar de bijgeloovige verecringder
menigte is mij toch te kras. Alle overdrijving schaadt ook
aan de beste zaak en die afgoderij pleegt met het voorwerp
zijner liefde, is op den rechten weg om het te bederven. Wat
mij in die blinde vereering, in dat kwakzalverachtig aanprij-
zen der moderne panacee tegenstaat, wil ik trachten duidelijk
te maken.
Alle ingenomenheid met het onderwijs kan niet beletten,
dat het publiek zich weinig tevreden betoont met hefgecn
tegenwoordig ten onzent op dit gebied geschiedt. Men vleit
zich niet een goed onderwijs te hebben, maar hoopt een beter
-ocr page 4-
8
HKDKNDAAOSCIIK AFGODERIJ.
onderwijs te krijgen. Ik wil in dit opstel de vraag van het
godsdienst-onderwijs niet aanroeren, want deze zaak behoort
ernstig en niet in het voorbijgaan behandeld te worden. Ik
denk veeleer aan de vrij algemeene klachten over het spoedig
vervloeien der op de school opgegaarde kundigheden, over
het ongeregeld schoolbezoek der leerlingen uit de lagere klas-
sen der maatschappij, over het te vroeg verlaten der school, over
de ongunstige ondervinding welke men jaarlijks opdoet met
de talrijke van Staatswege voorgeschreven examens, over de
weinige belangstelling in onze burger dag- en avondscholen,
over de organisatie onzer hoogere burgerscholen: ik weet nauw-
lijks waar ik zou moeten eindigen, wilde ik alle min of
meer gegronde klachten en verzuchtingen optellen. Zooveel
schijnt mij zeker toe, dat bij het publiek de overtuiging bc-
staat, dat er iels aan onzen toestand ontbreekt, waardoor de
beste pogingen ook der uitstekendste onderwijzers verlamd
worden. Men kan het zich niet verheelen, dat jaar op jaar
door de scholen van allerlei rang zwermen van jongelieden
worden afgeleverd, die volstrekt niet goed zijn voorbereid,
om in hooger of lager staat hunne plaats in de maatschappij
in te nemen; maar men weet zich geen rekenschap te geven,
welk rad aan de machine eigenlijk ontbreekt. Die onder deze
omstandigheden om beter onderwijs roepen, hebben in zoo-
verre gelijk, dat in onzen toestand verandering moet komen,
of wij zullen in de naaste toekomst aanmerkelijk in algemeene
beschaving achteruit gaan; maar ik geloof niet, dat zij de
kwaal zoeken, waar deze werkelijk te viuden is. De schuld
ligt mijns bedunkens niet aan de school, maar geheel ergens
anders.
Mag men aannemen, hetwelk ik geloof aan geen twijfel
onderhevig te zijn, dat de resultaten van ons schoolonderivijs
over het algemeen veel ongunstiger zijn, dan men zou kun-
-ocr page 5-
t
HEDKNDAAGSCHE AFGODERIJ.
nen eischcn, vooral als men <le opofferingen in aanmerking
neemt, die allerwegen gebracht worden, niet het minst door
de onverdroten inspanning van het onderwijzend personeel,
dan moeten bij het uitvorschen der oorzaken allereerst de on-
derwijzers zei ven naar hun gevoelen gevraagd worden. Hun
antwoord is trouwers bekend: in den meest algemcenen vorm
komt het hierop neer, dat hij de leerlingen veeltijds een ver-
wonderlijke mate van onopmerkzaamheid wordt aangetroffen,
waardoor een goed deel van de leerstof noodwendig geheel
verloren gaat en een ander deel slechts tijdelijk en nog wel
alleen door het geheugen wordt opgenomen, zonder ooit in
waarheid het eigendom van den leerling te worden. De ware
belangstelling ontbreekt. Doffe en slaperige oogen staren den
onderwijzer van alle kanten aan. Als gasten zonder eetlust
rondom eene weivoorziene tafel, zitten de leerlingen op de
banken zonder leerlust. Het vermogen om eenig onderwerp
met al de krachten van het verstand eenige i tijd vast te hou-
den, om zich te concentreeren zoo ah men zegt, wordt zeer
dikwijls zelfs niet in de kiem aangetroffen. Verstrooidheid dei-
gedachten is de algemeene kwaal. Zoo schieten de beste on-
derwijzers in hunne pogingen te kort en slechts een zeer klein
aantal jongens of meisjes plukt van de school de vruchten,
welke allen toch slechts voor het grijpen hebben.
Dit is het verschijnsel. Ongetwijfeld hangt het eenigermate
samen met de inrichting onzer scholen, maar eene beoordee-
ling onzer wetgeving op dit punt kan gevoegelijk aan hare
plaats blijven, dewijl de hoofdoorzaak van dezen betreurens-
waardigen toestand elders ligt.
Laten wij eens nagaan, hoe het met de kinderen buiten de
school gesteld is. Wij beginnen met de eerste levensjaren en
laten de ongelukkigen, die geheel niet ter school gaan, natuur-
lijk buiten aanmerking. In de lagere standen der maatschappij
-ocr page 6-
5
HEDENDAAGSCHE AFGODERIJ.
wordt de vrouw zeer dikwerf genoodzaakt buiten \'s huis da-
gelijks of nagenoeg dagelijks werkzaam te zijn, ten einde het
sober loon van haren man wat te verbeteren. Hoe de kinderen
in de eerste levensjaren bij buurvrouwen worden besteed, is
mij persoonlijk niet bekend, maar wel weet ik, dat uit groote
en kleine steden roepstemmen uitgaan over de ergerlijke mis-
handelingen, waaraan de kleinen soms zijn blootgesteld. Er
beginnen nu hier en daar bewaarscholen te verrijzen, waar de
kinderen goed verzorgd en zoo doelmatig mogelijk worden
bezig gehouden. Jammer evenwel dat, nu het voorbeeld ge-
geven is, er langzamerhand ook bewaarscholen verrijzen voor
kinderen uit den zoogenaamden fatsoenlijken stand. Uitzonde-
ringen daargelaten waarmede wij ons nu niet hebben in te
laten, waren deze kinderen veel beter bij moeder te huis. Hoe-
velen ontdoen zich echter liefst van de haar opgelegde plich-
ten, want, waar de bewaarscholen gelukkig nog ontbreken,
zoeken zij in kindermeisjes en kinderjuffrouwen — ik zeg
niet helpsters bij de zware taak, waartegen zij alleen wellicht
niet zijn opgewassen — maar plaatsvervangsters. Wel klaagt
men steen en been over de dienstboden: hare zedelijkheid laat
menigmaal te wenschen over, hare manieren en taal zijn boersch,
zij zijn pronklievend en besteden hare spaarpenningen aan op-
schik en hebben geen hart voor de aan hare zorg toevertrouwde
kleinen. Vooreerst zou het werkelijk zeer vreemd zijn, als de
gehuurde, weinig ontwikkelde dienstbode meer zelfopofferende
liefde toonde, dan waarvan de moeder haar het voorbeeld geeft
en wat de pronkzucht betreft, wat de Eranschman zegt: tel
mattre tel valet, zal ook wel voor het vrouwelijk geslacht
gelden. Maar dat daargelaten: het is mij een raadsel, hoe
eene moeder die dus over hare plaatsvervangster denkt, toch
hare lievelingen aan deze een uur durft toevertrouwen. Doch
zelfs al had men de uitstek en dste der kinderjuil\'rouwen tot
-ocr page 7-
(i
HEDENDAAGSCHE AFGOÜEhIJ.
zijne beschikking, zal deze toch het moederlijk instinct mis-
sen en waarschijnlijk van oordeel zijn, dat zij zich al wonder-
wcl van hare taak heeft gekweten, als zij de kinderen slechts
heeft weten bezig te houden: zij waren immers zoet. En zie-
elanr juist de fout: zoo op de bewaarschool als bij de kinder-
meid moeten de kinderen bezig gehouden worden, in plaats
dat zij zich zelven leeren bezig houden. In dit opzicht zijn
de kinderen die op straat mogen spelen, wezenlijk nog aan
het beste eind. \'t Is waar, voor de moeder wordt de taak
zeer eenvoudig. In de lange keten, die de verschillende stan-
den der maatschappij aan elkander verbindt, vindt men te
cencr zijde de schoonmaakster, die voor dag en dauw hare
woning verlaat en aan de andere de groote dame, die om-
streeks hetzelfde morgenuur van eene danspartij te huis komt.
Het onderscheid bestaat alleen daarin, dat de groote dame
hare kinderen vrijwillig in den steek laat en de sehoonmaak-
ster hetzelfde doet, maar door den nood gedwongen. De re-
sultaten zijn precies dezelfde.
Eigenlijk is het voordeel in dezen bij de lagere standen,
want na de bewaarschool komen de kinderen ten minste op
de gewone lagere school onder goede leiding. De kinderen
der aanzienlijker burgers hebben al vast manieren aangeleerd,
die hun niet passen; zij hebben zich een dialect eigengemaakt,
dat maar al te dikwijls de achterbuurt verraadt en hebben
leeren bevelen, waar zij moesten gehoorzamen, \'t Ergste komt
nog, als zij in handen van gouverneurs of gouvernantes
Vervallen, want, met allen eerbied voor de wellicht talrijke
uitzonderingen, de meeste dezer heeren en vooral dezer dames
nemen uit nood eene taak op zich, die hun tegenstaat. Steeds
zijn zij er op uit, uit hunne gevangenschap verlost te wor-
den. De overgroote meerderheid heeft nog gee.no ondervinding
op het gebied der opvoedkunde, waarop zij pas de eerste
-ocr page 8-
7
HEDENDAAGSCHE AFGODERIJ.
schreden zet; van de andere helft heeft men al zooveel on-
dervinding, dat zij voor vaster en oriaf hankelijker betrekking
ongeschikt zijn verklaard. Men kan dit alles te geruster hardop
zeggen, dewijl grootendeels vreemdelingen voor dezen slaven-
arbeid worden ingespannen, die bij gebleken geschiktheid
onmiddellijk hunne toevlucht zoeken in de scholen van lager
of middelbaar onderwijs. De daaruit voortspruitende gedurige
afwisseling van personeel is niet het geringste bezwaar. Se-
dert van Lennep het huisgezin van van Zirik beschreven
heeft, zullen wij over dit punt maar verder zwijgen.
Schreef ik alleen voor ouders uit zeer groote steden en uit
den gegoeden stand, dan viel er nog menig woord te zeg-
gen over de kinderpartijtjes, die meer en meer van de oor-
spronkelijke eenvoudigheid ontaarden. Ik laat de dwaze weelde
nu op hare plaats, welke daarbij niet zelden wordt ten toon
gespreid, maar merk alleen op, dat zij volkomen passen in
het systeem van opvoeding, dat met de eerste levensjaren is
ingewijd. Deze nette kleine heertjes en dametjes kunnen zon-
der schade voor hunne en hare toiletjes natuurlijk geen blinde-
mannetje spelen of in den tuin ravotten: dus moeten ook zij
op betamelijke en fatsoenlijke wijze worden bezig gehouden.
Er is een vast program: nu dit spel, dan die vertooning.
Alle zelfwerkzaamheid, alle initiatief— als dit geleerde woord
in dezen samenhang paste, — is van zelf uitgesloten. Hoe
kan het anders, als men met gelithografieerde invitatiekaartjes
begint, om met glaasjes wijn of ijs te eindigen V
Voor de oudere jeugd heeft men allerlei lectuur gereed,
romannetjes pasklaar voor de lieve kleinen. De verhalen zijn
natuurlijk spoedig verslonden en er is onophoudelijk navraag
naar wat nieuws, want meer dan een paar maal, worden boek-
jes als boven bedoeld niet doorgelezen, \'t Is of de ouders
het er op toeleggen, oin de kinderen ten spoedigste smaak
-ocr page 9-
8                                 JIEDENUAAGSCIIK AFGODERIJ.
tc doen krijgen in eigenlijke romanlcctuur. Laat het waar zijn,
rlat voor aankomende knapen en meisjes een enkele roman
eene heilzame verfrissching kan zijn, het verslinden van stapels
dergelijke lectuur — ik spreek nog niet eens van slechte boe-
ken — maakt hen ongeschikt tot ernstige studie. Ook zij die
met een Engelschen piëtistischen roman beginnen, verlangen
al spoedig naar andere boeken, waarin het zout niet vergeten
is en van sterker tot sterker prikkel landen velen al zeer
spoedig aan bij eene literatuur, welke hun niet bij name be-
kend moest zijn. De kinderen, die door hunne ouders te vroeg
van school worden genomen en met een beetje lezen en een
klein weinigje schrijven door de wereld moeten komen, zijn
er soms nog beter aan toe, dan die jeugdige romanverslinders,
die voor niets ter wereld meer bruikbaar zijn.
Maar als het waar is, dat de ouders zelven hunne kindc-
ren moeten opvoeden, dan dient het gezegd, dat in alle stan-
den der maatschappij velen, zeer velen daarin jammerlijk
te kort schieten, \'t Zou vergeeflijk zijn, als voor die huislijke
opvoeding veel geleerdheid van noode ware, welke niet ieders
deel kan ziju; maar deze kan hier gerust buiten aanmerking
blijven, want men heeft meermalen opgemerkt, dat de zonen
der geleerdste vaders juist het slechtst waren opgevoed. Dat
buiten de vakken van het lager onderwijs, iets oneindig veel
belangrijkers aan de jeugd moet worden bijgebracht, zie dat
ontgaat aan een groot aantal van ouders, die voor hun kroost
slechts eene soort van apenliefde koesteren. Hoe weinigen
denken er aan, dat bijv. de keuze van het speelgoed eene zaak
van gewicht is. Er kon over dit onderwerp veel gezegd wor-
den: nu slechts dit: Vooreerst dient men zich te wachten
voor al die artikelen, welke voor meer of minder prijs aller*
wegen worden uitgestald, maar waarmede de jeugd niets kan
uitrichten. Een bouwdoos, een ouderwetsche hoepel, een ge-
-ocr page 10-
9
HEDENDAAOSCHB AFGODERIJ.
wone tol, looden soldaatjes, gomelastieke ballen en dergelijke,
geven den kinderen aanleiding zich zelven bezig te houden,
zich zclven te oefenen : zij ontwikkelen hunne gave van coin-
binecren: \'t is eeuwigdurend voedsel voor de fantasie van
het rechtgeaarde kind, waarvoor het spelen heilige ernst is.
Maar die talloozc samengestelde werktuigjes, zeer vernuftige
toepassingen van de wetten der physien, dienen tot niets dan
oin vertoond of.... gebroken te worden. Men tracht dan door
veelheid te vergoeden, wat aan de doelmatigheid ontbreekt,
maar kasten vol speelgoed kunnen op deze wijze de verveling
niet verdrijven. Zoo vervalt men lichtelijk in nog grooter
fout en meent, dat het kind, dat nog niet eens goed weet
wat spelen is, voor het spel eigenlijk al te groot wordt: men
ziet die verveling voor leerlust aan en wil het arme schaap
mei de spa laten werken, voordat hij een tolletjc kan opzet-
ten. Bovendien met te veel zaken overladen, weet hij geen
orde op zijn speelgoed te houden en het is juist van het hoog-
ste gewicht, dat hij zelf zijne kleine bezitting dagelijks op-
reddert en volgens den voorgeschreven regel zelf wegbergt,
liet slordige kind wordt licht later ook een slordig man. Al-
leen van de moeder kan het gevorderd worden, dat zij de
noodigc aandacht op dit punt zal vestigen. Het is veel ecn-
voudigcr zelf het speelgoed in doos of kast weg te sluiten,
dan aan het kind te tooncn, hoe zulks netjes en ordelijk kan
geschieden, maar het is van het uiterste gewicht, dat van zijne
vroegste jeugd af het kind nooit beter wete of het behoort zoo.
Dat ieder orde op zijne zaken heeft, moet voor hem eene wet
van Meden en Persen zijn.
Die ooit met kinderen heeft omgegaan, weet wel met hoe
stoute vragen de dreumessen u aan boord durven komen. In
kinderlijke taal vragen zij onbevangen weg naar de oplos-
singen van dingen, welke de grootste denkers van alle tijden
-ocr page 11-
10                           UEDBNDAAOSCHE AFGODERIJ.
hebben bezig gehouden. Zijn zij eenmaal begonnen naar het
„waarom" te vragen, dan staan zij voor niets. Van waar kwam
de eerste, ziet u, ik meen de allereerste kip ? Wat is schep-
pen? Wat is God? Wat is oneindig? Wat is leven? Wat is
dood ? Er is geen woord meer noodig om aan te wijzen van
hoe onbegrijpelijk veel belang bet is, dat de eerste indrukken
van dien aard aan het kind niet door eenc onwetende of
bijgeloovige dienstbode worden bijgebracht, maar door eene
liefdevolle en verstandige moeder. Die tegenwoordig aan tafel-
dans, klopgeesten en perispritten gelooven, ik wil wedden dat
hunne kindermeid niet vrij was van het geloof aan spoken
Maar er zijn bovendien zooveel zaken, waarvoor de ouders al-
lecn het rechte oog kunnen hebben. Mag men hopen dat een
vreemde, ziende dat de ouders zei ven hun kroost verwaarloo-
zen, vóór alles zal waken, dat het kind liefde tot de waar-
heid worde ingeprent ? Wordt de eerste leugen — en de leugen
is het natuurlijk wapen der zwakken, en alle kinderen nemen
dit wapen zeer spoedig ter hand : de Génestet wist het wel —
wordt de eerste ieugen niet gestreng gestraft, wordt niet op
passende wijze en met liefdevollen ernst het kind het ver-
keerde van zijn gedrag onder de oogen gebracht, geloof vrij,
dat dat onkruidje welig zal opschieten, En verder: hoe zullen
die kinderen, die altijd door hun bedienden, welke zij als
hunne slaven hebben leeren beschouwen, zijn opgepast, ooit
leeren elkander behulpzaam te zijn ? Wie behalve de ouders
kunnen de den kinderen aangeboren zelfzucht bekampen? Wie
al hen afleeren te dwingen en hun zin door te drijven? Zal
de gehuurde hulp in het beste geval niet tevreden zijn en
tevreden moeten zijn met halve gehoorzaamheid, welke dus
voor de wederhelft ongehoorzaamheid is: ik ineen als het kind
na herhaalde strafbedreigingen onder schreeuwen en stampen
eindelijk overgaat om te doen wat hem bevolen is.
-ocr page 12-
11
IIEDENDAAGSCIIE AFGODERIJ.
In de allereerste plaats is het de taak eener moeder ge-
durende de eerste levensjaren van het kind zich met terzijde-
stelling van alles uitsluitend met de waarneming van deze
plichten bezig te houden. Die eerste zes, zeven jarer; welke
aan het eigenlijke schoolgaan voorafgaan, moeten den grond
leggen voor al wat volgt. Eene moeder, ook al is zij niet
Juist zeer bijzonder verstandelijk ontwikkeld, kan onbegrijpe-
lijk veel toebrengen aan de ontwikkeling door aardige lied-
jes, gepast gesprek, leiding van hel kinderlijk spel en een
voor dien eersten leeftijd geschikt onderwijs, wanneer in waar-
heid het leeren spelen moet zijn, maar ook het spelen leeren,
Hoe ouder de kinderen worden, hoc meer de vader aan de
opvoeding behoort deel te nemen, totdat er een tijd komt,
dat de last op beider schouders gelijkelijk drukt. Het aar-
dig gekeuvel en de argelooze vragen der jonge kinderen
wijzen van zelf den weg, dien men moet inslaan. Hunne op-
merkzaamheid behoeft gewoonlijk niet opgewekt, maar alleen
geleid te worden. Vragen nu over dit en dan over dat:
moeder kan alles niet duidelijk maken en een kind kan meer
vragen dan zeven wijzen kunnen beantwoorden. Die antwoor-
den lokken weer andere vragen uit, totdat eindelijk het eeuwig-
durend „waarom" een gebrek zou gaan worden. Dus voorbereid
zijn de kinderen nu eindelijk geschikt om in het zevende le-
vensjaar aan het leeren der letters te beginnen. In plaats
van dit alles stopt men hen in de ongezellige kinderkamer.
Slechts zelden zal de bonne lust en tact hebben om zicli op
gezegde manier niet de kinderen bezig te houden en ziet de
moeder er geen kans toe, dan zal de ondergeschikte het nog
minder goed doen. Onvoorbereid komen de kleinen later
op school en het gevolg is, dat er oefeningen moeten ge-
houden met de platen van v\\n Lummel. Ook hier weder
neemt door den nood gedrongen de school de taak over, die
-ocr page 13-
13
IIEbENDAAGSCHE AFGODERIJ.
te huis moest verricht worden, kon verricht zijn en vroeger,
naar het schijnt, ook in den regel verricht werd.
Het gebeurt herhaaldelijk, dat de ouders meenen zich over
de school te moeten beklagen. Hun zoon zit op de banken
naast een knaap met slechte manieren, welke al te gretig
worden overgenomen. De meester heeft niet den tact den
weerbarstigen jongen te leiden en maakt hem afkeerig van
het onderwijs in plaats van hem liefde in te boezemen voor
zijn werk; de jongen is in een of ander opzicht achterlijk,
althans volgens het oordeel der ouders; gaarne zou men zien,
dat op dit of dat meer acht werd geslagen. Nu zou de na-
tuurlijke weg zijn, met den hoofdonderwijzer van gedachten
te wisselen: dat gaat zeer gemakkelijk, want deze is in iedere
welingerichte school op vast bepaalde uren te spreken. Men
kan dan tevens vernemen, wal het oordeel des onderwijzers
over den knaap is: hij heeft wellicht weer andere bezwaren
en had een open oog voor veel, wat aan de blikken der
ouders ontging. Dergelijke samenspreking zou zeer vruchtbaar
kunnen zijn, veel vruchtbaarder dan de in cijfers uitgedrukte
doode oordeelvellingen over gedrag en vorderingen, welke te-
genwoordig veelal op vastbepaalde tijden den ouders worden
toegezonden, zonder dat zij, die geheel buiten de school staan,
immer in staat zijn die noodwendig korte en alleen voor den
ingewijde verstaanbare opgaven op de juiste waarde te schat-
ten. In plaats daarvan zullen de ouders de verdiensten of de
fouten der school in tegenwoordigheid hunner kinderen op
openhartige, doch niet altijd oordeelkundige wijze bespreken»
en zij bedenken niet, dat zij daarmede den eerbied onderniij-
nen, welken de leerling voor de school behoort te koesteren,
zal hij de rechte vruchten van liet onderwijs wegdragen. Het
is zeer veel waard met den onderwijzer op vricndschappelij-
ken en vertrouwelijken voet te staan. De school rijst in de
-ocr page 14-
13
IIKDENDAAGSCHE AFGODERIJ.
oogcn der leerlingen, als zij zien, dat zij ook door de ouders
geacht wordt. Het kan zelfs geen kwaad, mocht de leerling
in sommige opzichten zijn meester liooger stellen dan zijne
ouders. Deze behoeven waarlijk niet jaloersch te zijn. Waar
die eerbied bestaat, is er veel kans, dat zelfs eene middelma-
tige school zeer voldoende resultaten zal afwerpen.
Nog veel erger is het, als de kinderen bemerken, dat va-
der en moeder zclven onderling verschillen in de opvatting
hunner plichten. Zij zijn scherpzinnig genoeg, om daarmede
onmiddellijk hun voordeel te doen. Waar dit gebrek bestaat,
is alle wezenlijke opvoeding onmogelijk. Al had mama on-
gelijk, dan is het altijd nog beter haar voor ditmaal de hand
boven het hoofd te houden, dan de maritale waardigheid te
willen ophouden door het ouderlijk gezag te grabbelen te
gooien. De ouders hebben gelegenheid genoeg later afzonder-
lijk van gedachten te wisselen, maar hunne leiding moet door
eenheid gekenmerkt worden en wat de een niet duldt, mag
de ander niet oogluikend toelaten of de beginselen van eer-
bied en onderwerping worden ondermijnd. Behoef ik nog te
zeggen, hoe verkeerd het is als mama ten einde raad, met
den toorn van den afwezigen papa gaat dreigen? Daar waar
man en vrouw niet eene lijn trekken, zijn de kinderen bijna
noodwendig de lijdende partij en ondervinden alleen den krach-
tigsten invloed van dengene hunner ouders, die het minst ge-
schikt is voor de taak der opvoeding: is het anders, dan is
het eene gelukkige uitzondering.
De ouders kunnen hunne taak zeer wel vervullen, ook al
zijn zij juist niet in staat na te gaan, wat hun kind op de
school moet leeren. Zij kunnen bijv. zorgen, dat het zijn
wok op den bepaalden tijd en vooral netjes afwerkt: dat
heeft niets te maken met de kennis der kapen in Azië of
der meeren van Noord-Amerika. Bij twijfel staat het altijd
-ocr page 15-
14
IIEDENDAAGSCJHE AFGODERIJ.
vrij, inlichting te vragen, waar men weet die te kunnen be-
komen. Voor het lichaam weet ieder wel te zorgen en nic-
mand blijft zonder geneeskundige hulp, omdat zijn vader niet
weet, waar de docter woont: de vader kan even goed weten,
waar hij verstandigen en belangstellenden raad zal bekomen
wanneer het de opvoeding van zijn geslacht geldt. Maar dan
moet de man niet avond aan avond in de kroeg of in de
sociëteit zitten; dan moeten vader en moeder niet avond aan
avond onze meer of minder goedkoope openbare vermakelijk-
heden naloopen; dan moeten papa en mama hun vrijen tijd
niet geheel besteden voor eigen vermaak. Laat ieder in zijn
stand bedenken, dat zijne kinderen zijn voorbeeld zullen na-
volgen, ten goede of ten kwade, want de appels plegen niet
ver van den stam te vallen. Het is bezwaarlijk te ontkennen,
dat de van ouds beroemde huiselijkheid der Nederlanders in
de laatste dertig jaren een gevoeligen tik heeft gekregen. De
herbergen, de beiersch-bierhuizen, de zomertuinen, de volks-
theaters, de sociëteiten, de concerten, de clubs, de diners, de
bals, beleven allen een tijdperk van bloei, waarvan onze va-
deren in hunne theetuinen niet droomden. Maar verwonder u
nu ook niet, dat de onderwijzer in dezen strijd het onderspit
delft. De ouders leeren de kinderen door hun voorbeeld, dat
men alles mag opofferen aan het vermaak; de onderwijzer
spreekt van plichtsbetrachting, zelfverloochening, dorst naar
kennis. Als opvoeders hebben de ouders meer in te brengen
dan de onderwijzer en zoo vinden de kinderen dat meester
een grompot is. Afkeerig van de school leeren zij niets en
«Ie school krijgt natuurlijk de schuld: de lagere school, de
burgerdagschool, de hoogere burgerschool. Hier is de wet
onmachtig. Eeeds de oude Itomeinsche dichter wist het wel,
dat zonder goede zeden ook de beste instellingen van nul
en geener waarde zijn.
-ocr page 16-
15
HEPENPAAGSCHE AFGODERIJ,
Ik heb nu, geloof ik, duidelijk gemaakt, waarom ik niet
geloof dat goed, beter, ja liet beste onderwijs ons een stap
verder zal brengen. De resultaten zullen even jammerlijk
blijven; de onderwijzers van allen rang en stand zullen voort;
durend de schuld krijgen; onverdiend geminacht en miskend
zullen de kundigen zich meer en meer aan het onderwijs ont-
trekken en \'t kon wel eens zijn, dat men in de naaste toe-
komst met groot recht zou moeten gaan klagen over het on-
derwijzeud personeel. Dan zou gebeuren, wat ik in den aanvang
zeide: de blinde ingenomenheid met de alleenzaligmakende
kracht van het onderwijs zou juist het middel zijn geweest
om het in den grond te bederven. Het onderwijs heet nu
eene panacee; dan kon de tijd aanbreken, dat men alleen heil
verwachtte van vroegtijdig aangevangen practische oefening in
de maatschappij, op dezelfde wijze als er nu reeds kooplieden
genoeg zijn, die het verblijf op een kantoor voor een jong
mensch leerzamer vinden dan op de handelsschool. Ik ben
werkelijk bevreesd, dat op onverdiende vergoding even on-
verdiende miskenning zal volgen.
Waartoe ik dit stukje geschreven heb? Zeker niet omdat
ik geloof, dat men den stroom kan keeren met een blaas-
balgje. Maar wellicht zullen er toch enkele onder mijne lezers
tot nadenken worden gebracht. Liefst zag ik evenwel, dat
die met mij eenstcmmend denken, telkens en telkens het pu-
bliek nu op deze dan op gene wijze over dezelfde zaak on-
derhielden. Frappez fort, zegt de Vranschman, mais surtout
frappez souvent.
S. A. Naber.
Amsterdam.