-ocr page 1-
ft.y\'X7 "*•?■">"
JOSÉ
D i-
HOK MEN EEN APOSTEL KAN WORDEN.
U1TGKGKVKN DOOK l)K
Nodorlandsche Zondagschool-Voreeniging.
A.MSTERUAM,
HÖVEKKR & ZOON.
-ocr page 2-
as e
\'AMM
-ocr page 3-
r-
JOSB
p
0 f
HOE MEN EEN APOSTEL KAN WORDEN.
UITGEGEVEN DOOR DE
Nederlandscho Zondagschool-Voroeniging.
AMSTERDAM,
HÖVEKER & ZOON.
-ocr page 4-
Qedmtt hij Wed. J. Tak $r Zoon,
-ocr page 5-
Indien men eenmaal de heerlijkheid heeft ontdekt van Gods
openbaring, en die met eerbied als het ons van God gegeven geschenk
aanvaardt, dan heeft men daarmede zijn tijdelijk en eeuwig
geluk gevonden.
Daarentegen: hoevelen zijn er, die Gods Woord ongebruikt laten,
of zoo zij het gebruiken, daarin hunne soms vreemde denkbt elden
zoeken, die zij daarin ook kunnen vinden; want Gods Woord is
als de schepping Gods, die ons gegeven is om te genieten, maar
die ook misbruikt kan worden tot ons eigen verderf.
Hoe leest gij uwen Bijbel, lezer ? Als een wetboek, waarin gij
uwe stellingen terugvindt, en waarmede gij den tegenstander kunt
bestrijden; of als een geschenk Gods, een testament, waarin van
uwe tijdelijke en eeuwige erfenis wordt gesproken P
Het is een eigenaardig kenmerk van Gods openbaring, dat ook
de eenvoudigste, zoo hij maar een heilbegeerig gemoed beeft, met
vreugdevolle zekerheid de schatten Gods vindt, en zich daarin
onuitsprekelijk mag verblijden; dat daarentegen de wijsheid der
mensenen, hetzij die rechtzinnig of onrechtzinnig genoemd worde,
die heerlijkheid voorbijgaat, en zich soms verstout te beweren, dat
Joh. 3: 16 onwaar is, ofschoon deze blijde boodschap door
den mond der Waarheid is gesproken.
Wilt gij genot hebben van uw Bijbel, dan moet gij dien aannemen
als een geschenk van Hem, die verklaard heeft een Belooner te
zijn dergenen, die Hem zoeken ; en gij zult vrede, vreugde en
vrijheid vinden.
En hij, die vrede, vreugde en vrijheid gevonden heeft, gevoelt
zich weder mensch, dat is: een nieuw schepsel, //geschapen in
-ocr page 6-
i
Jezus Christus tot goede werken, welke God voorbereid heeft,
opdat wij daarin zouden wandelen."
Gezegende openbaring Gods, die ons uit onze machteloosheid
verlost en ons genade schenkt, om Gods wil te kennen, en die met
blijmoedigheid te willen doen.
Laat ons dit aantoonen door het voorbeeld van een man, die
zonder ecnige bepaalde roeping daartoe, desniettemin tot den
rang van Apostel is opgeklommen, doordien hij vrede, vreugde
en vrijheid bij zijn Heer en Zaligmaker had gevonden.
Wij vinden Hand. 4: 36 het eerst van hem gewag ge-
maakt. Hij was een Leviet, een vreemdeling, in Cyprus geboren,
maar zoodanig door de heerlijkheid van het Evangelie getroffen,
dat wij onmiddellijk in hem een voorbeeld vinden, hoe het Evan-
gelie den mensch kan vormen tot een beminnelijk wezen en een
werktuig Gods tot heil van anderen.
Immers, niet slechts gaf hij hetgeen hij bezat ten behoeve
der gemeente aan de Apostelen; dit deden ook anderen; maar
zijne geheele persoonlijkheid was zoodanig vervuld met hei-
lige liefde en godgewijde deugden, dat de Apostelen hem den
toenaam van Barnabas (Zoon der vertroosting) gaven. En wel is
het opmerkelijk, dat deze toenaam voortaan zijn eigenlijke naam
is geworden.
Barnabas: Zoon der vertroosting I Ziedaar in een woord zijn
karakter uitgedrukt.
Hij had dezen naam door zijne werkzame liefde verkregen.
Ja gewis, de Apostelen gingen na de uitstorting des Heiligen Geestes
als reddende engelen in Jeruzalem rond, waar Gods wondermacht
groote teekenen door hunne handen liet geschieden; maar hoeveel
was er te doen tot raad, tot hulp, tot onderwijzing, bij den snellen
aanwas der gemeente! Daarbij, gij kunt het u voorstellen, lezer 1
overal waar het Evangelie komt openbaart zich ook de vijandschap
der wereld; en deze vijandschap, hoeveel nood en bekommering
roept zij tevoorschijn! En al werd ook door de hulp der geloovigen
-ocr page 7-
5
in alle behoeften, en nooddruft der armen voorzien, welk een
arbeid der liefde wordt er vereischt, om ook hierin met zacht-
nioedigheid en beleid werkzaam te zijn. Maar deze zoon
der vertroosting, die vrede en vreugde had gevonden, kon
die aan anderen mededeelen, ook daar, waar de tegenwoordig-
heid der Apostelen werd gemist. — Deze stille werkzaamheid,
deze arbeid in het verborgene, deze uiting van goddelijk leven,
die geen opspraak maakt, zij zijn eene kweekplaats van Godgewijde
krachten; zij bereiden den mensch voor eene door God gewilde
en door zijne Voorzienigheid geleide hoogere werkzaamheid.
Het oog der liefde is scherp; het ziet ver, het heeft eenjuisten
blik en onvermoeide veerkracht, die God gebruiken kan in zijn
koninkrijk. Er zal een tijd komen, dat deze zoon der vertroos-
ting zal geroepen worden op uitgebreider terrein te arbeiden.
Van Joses, of van nu aan Barnabas, wordt vooreerst verder
in de Schrift geen gewag gemaakt, maar hij zal weldra noodig
zijn, om een machtige persoonlijkheid bij de Apostelen des
Heeren in te leiden.
Den eertijds geweldigen Saulus, die tegen de gemeente woedde en
haar verwoestte, terwijl Barnabas haar zegende, trachtte hare won-
den te heelen, en gewis ook zoo mogelijk Saulus\' wreede plannen
te verijdelen, had hij met duivenoogen nagegaan, en weldra
den discipel van Christus in hem ontdekt. Neen, hij heeft niet
gewacht totdat anderen het hem duidelijk hadden gemaakt:
ngewis deze man is een Christen geworden;" de zoon der ver-
troosting is reeds, toen hij van Damaskus het gerucht van Saulus\'
bekeering vernam, werkzaam geweest, om naar hem een nauwkeurig
onderzoek in te stellen, en wat hij met blijdschap vermoedde, is
hem ten volle klaar geworden: ja, deze man is een discipel des
Heeren, en kan een gezegend werktuig in zijn koninkrijk worden.
Paulus komt te Jeruzalem ; hij voegt zich bij de Apostelen, maar
dezen weigeren hem te ontvangen. Nauwelijks heeft Barnabas dit
vernomen, of hij zoekt Paulus op, neemt hem tot zich, en kan
-ocr page 8-
6
nu den Apostelen medcdeelen hetgeen hij weet, en weldra is
de heilige broederband gesloten.
Maar nu ook zal het oogenblik weldra gekomen zijn, dat men
Barnabas voor eene belangrijke zending zal kunnen gebruiken.
Er was te Jeruzalem eene merkwaardige tijding tot de Apostelen
gekomen. De vervolging, die na den dood van Stefanus over de ge-
meente was ontstaan, en met zooveel weedom en smarten was verge-
zeld, was een oorzaak van vreugde geworden. Neen, het waren geen
sombere, klagende massa\'s, die Christenen, die te Jeruzalem
smaadheid moesten lijden, en van huis en hof beroofd, overal een
goed heenkomen moesten zoeken ; neen, het waren Evangeliebo-
den geworden. Niets had de vreugde: »Wij hebben een Heiland
gevonden, die ons verlost heeft van den toekomenden toorn, en ons
met God heeft verzoend," kunnen uitdooven. Zij dcelen hun
schat aan de inwoners des lands, waar zij eene schuilplaats
hebben gevonden, mede, en ziet, van verschillende zijden komen
er berichten in, dat het Woord des levens vruchten heeft gedra-
gen, en zich gemeenten hebben gevormd, die den Heere Jezus
belijden.
Welk eene tijding ! — Maar aan hoeveel gevaar zijn deze jeugdige
gemeenten blootgesteld! Hoezeer behoeven zij geestelijke leiding
en terechtwijzing bij de gewis onvolkomen prediking van men-
schen, die nog zelven zoozeer onderwijzing behoeven ! — Aller
oogen zijn op Barnabas geslagen.
Zoo iemand, dan is hij de man, dien deze zending kan worden
toevertrouwd; men heeft in den ootmoedigen, liefdevollen dienst-
knecht des Heeren meer en meer den menschenkenner ontdekt,
die bekwaam is deze hoogst gewichtige roeping te aanvaarden.
Barnabas is voor zijne roeping volkomen bereid en berekend.
Als een broeder tot zijne broeders gaat hij het land door,
en komt te Antiochië, en waar hij komt, mag hij zich ver-
heugen over Gods genade, die hij overal bij deze eenvoudige
Christenen aanschouwt.
-ocr page 9-
7
Maar, wie ook was meer dan hij bevoegd, om met zijn vricn-
delijk gelaat en vreugdevol gemoed hen te vermanen, niet
op hun gevoel alleen te blijven steunen, maar met een voorne-
men des harten bij den Heer te blijven ?
En nu, hoe werd zijne komst gezegend! Er werd eene nieuwe
opwekking openbaar. «Eene groote schaar werd den Heere toege-
voegd," staat er Hand. 11:24, en treffend vinden wij daarbij den
persoon van Barnabas aldus beschreven: «want hij was een goed
man en vol des Heiligen Geestes I"
Barnabas, zulk een zegen Gods op zijne zending ziende, merkte
op, dat deze nog niet was geëindigd. Heerlijk bloeide het Evan-
gelie der genade in Antiochië ; zijn blik heeft het ontdekt, die stad
zal eene hoofdplaats worden, vanwaar de stralen van de heerlijk-
heid des Evangelies naar alle zijden der wereld zullen uitgaan.
Hooggezegend zou het zijn, indien hier bekwame arbeiders des
Meeren konden werkzaam zijn. Kan het anders, dan dat zijne
gedachte zich op Paulus vestigt ? Maar waar is hij ? Wei-
licht te Tarsen. Welnu, Barnabas zal er heengaan, en hem aldaar
vindende, met zich medenemen naar Antiochië. Paulus is bereid,
en nu vermeldt ons Lukas, dat zij daar met giooten zegen een
jaar lang gearbeid hebben
Maar moet hij niet terug naar Jeruzalem, vanwaar hij deze
roeping ontving ? God baant daartoe den weg. De nood der broe-
deren te Jeruzalem, door den profeet Agabus voorzegd, geeft daar-
toe vanzelf aanleiding. De gemeente is bereid, om in dien nood
te voorzien, en zij vaardigt Barnabas en Paulus af, om deze gave
aan de opzieners der gemeente aan te bieden.
Welke vreugde gaf hunne komst in Jeruzalem ! Maar — slechts
kort kunnen zij daar vertoeven ; al te zeer was hun arbeid
te Antiochië gezegend geworden, dan dat zij niet hunne roe-
ping zouden erkennen, om die daar verder voort te
zetten. Zij gaan terug, met zich nemende Johannes Markus,
die zich gaarne aanbood, hen in hun arbeid te dienen.
-ocr page 10-
8
Weldra wordt Antiochic het middenpunt van Christelijke
werkzaamheden, en nu ook door uitnemende dienaars des
Evangelies bezocht. Wij vinden daarvan in Hand. 13 melding
gemaakt. En die bijeenkomst der broederen gaf verhoogden
ijver en nieuwe toewijding aan den dienst des Heeren. Er werd
gevast en gebeden, en deze heilige werkzaamheid was niet te-
vergeefs.
Wij lezen Hand. 13 : 2 : Als zij den Heer dienden en vastten
zeide de Heilige Geest: »Zondert Mij af, beiden Barnabas en
Saulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb."
Welk een woord voor Barnabas ! Had hij zich vrijwillig over-
gegeven tot den dienst des Heeren, nu komt de goddelijke roe-
ping tot hem, in de eerste plaats, om een zendingsarbeid te
aanvaarden.
Ziedaar de vrijwillige toewijding aan den dienst des Heeren,
door eene goddelijke roeping achtervolgd.
Nog eens wordt er tot gemeenschappelijk vasten en bidden
besloten, en het is Barnabas en Paulus duidelijk, dat het des Heeren
wil is, dat Cyprus, Barnabas geboorteplaats, het eerst met het
Evangelie der genade zal worden bezocht.
Maar was hun arbeid tot heden niets dan een aanhoudende
zegepraal geweest, thans zou het door bangen strijd en vele ver-
drukkingen gaan.
De neef van Barnabas, Johannes Markus, die, getroffen door
de verhalen van den gezegenden voortgang van het Evangelie, gaarne
Barnabas en Paulus wenschte te vergezellen, wordt deze bezwaar-
lijke weg weldra moede, en verlaat hen. Welk eene smartelijke
teleurstelling! Maar hoewel door hun dienaar verlaten, breken
Barnabas en Paulus desniettemin door alle bezwaren heen, en kun-
den na voleindigden tocht weder te Antiochië teruggekomen,
aan de gemeente verhalen, wat groote dingen God onder de
Heidenen gedaan, en dat Hij hun de deur des gcloofs geo-
pend heeft.
-ocr page 11-
o
Een geruimen tijd wordt het Barnabas en Paulus verdund in
Antiochië te arbeiden, en zich te verkwikken in den bloei der
gemeente. Maar weldra zal het weder noodig zijn tot een
gezantschap te worden gebruikt. Was Antochië het middelpunt
geworden van de gemeenten des Heeren onder de Heidenen,
sommige broederen uit Judea komende, konden geen anderdenk-
beeld van de bekeering der heidenen tot het Christendom aanne-
men, dan dat zij eerst bij Israël door de besnijdenis werden ingelijfd.
Daar wordt de geheele gemeente in beroering gebracht door
deze Joodsche ijverzucht.
Hoezeer Paulus en Barnabas zich tegen deze noodlottige dwaling
mogen verzetten, alles tevergeefs ; het vooroordeel heeft post gevat,
en kan niet anders overwonnen worden dan door de uitspraak
eener kerkvergadering te Jeruzalem.
Tot afgevaardigden worden Barnabas en Paulus verkoren, en
hunne reis naar Jeruzalem is een zegetocht, daar alom aan
de gemeenten, die zij bezoeken, de heerlijke overwinning van
het Evangelie, op hunne zendingsreizen ondervonden, kan worden
medegedeeld.
Ook te Jeruzalem is hunne komst tot vreugde; welke gezegende
vruchten had hunne zending gedragen; alom was het Evangelie
doorgedrongen; overal bogen zich de heidenen neder voor hun
gezegenden Vorst en Zaligmaker!
Weldra wordt het opgerezen bezwaar in de gemeente te Antio-
chië het onderwerp van de beraadslaging der broederen, en de uit-
slag is bekend : er werd aan de Joodschgezinde richting voor
goed een einde gemaakt.
Welk een blijdschap te Antiochië, en overal waar de Joodsche
zuurdeesem had postgevat! Met nieuwen ijver wordt aan de
opbouwing van de gemeenten gearbeid, totdat Barnabas en Paulus
zich opnieuw opgewekt gevoelen, om eene nieuwe zendingsreis te
ondernemen. Maar thans zal Barnabas niet langer de reisgenoot
van Paulus zijn. De zoo beminnelijke, gaarne zich naar eens anders
-ocr page 12-
10
wil voegende Barnabas is door de macht der genade meer en meer
zelfstandig gemaakt. Gaarne zich altijd achter Paulus stellende,
wordt het noodig, dat hij nu alleen en als eerste persoon in den zen-
dingsarbeid optreedt. Daartoe zal een verschil van gevoelen over
den persoon van Johannes Markus aanleiding geven. Was deze
bezweken voor de bezwaren, die hij niet had vermoed dat met
de prediking van het Evangelie vergezeld gingen, thans heeft het
liefdeoog van den menschkundigen Barnabas in het hart van Markus
gelezen, en het berouw ontdekt, dat hij over zijne lafhartigheid ge-
voelde. Hij mag gelooven, dat hij door schade geleerd heeft en nu
een bruikbaar reisgenoot is geworden. Hij stelt hem opnieuw aan
Faulus voor, maar deze kan geen menschen, waarop hij niet rekenen
kan, gebruiken. Beslistheid is een karaktertrek van Faulus, en slechts
besliste, doortastende karakters trekken hem aan. » Deze man heeft
ons in het midden van onzen arbeid verlaten, ik wensch daar-
van geen nieuwe ondervinding," is zijne taal. Hij mag niet
medegaan.
Maar hier gevoelt Barnabas al de kracht van zijne godde-
lijke roeping, die hij niet mag opgeven, ook voor Faulus niet.
Markus is een waar discipel des Heeren en kan een uitnemend
zendeling worden, en dit zal geschieden onder hunne leiding.
Barnabas weet het, want bij den ootmoedige is wijsheid.
Paulus kan zich in dezen gedacht cc kring van Barnabas niet bewe-
gen, en de scheiding der broederen is daar. Voorwaar in ons
oog eene droeve geschiedenis, maar niet in de leiding Gods.
Barnabas had eene nieuwe, zelfstandige roeping te vervullen,
en de geschiedenis heeft ons tevens doen zien, hoezeer Barnabas
Markus juist heeft beoordeeld. Met hoeveel genoegen lezen wij daar-
van de bevestiging, als wij in den brief van Paulus 2 Timoth.
4 v. 11 lezen: «Neem Markus mede en breng hem met u, want
hij is mij zeer nut tot den dienst."
Dó schriftuurlijke lijn van Barnabas\' leven is met zijne
reis met Markus afgebroken. Evenmin als van de overige Apos-
-ocr page 13-
11
telen, wordt door Lukas verder van hem gewag gemaakt; slechts
deelt hij de lotgevallen van Paulus, wiens reisgenoot hij was,
mede; wat door ongewijde schrijvers van Barnabas wordt ver-
haald, is te onbetrouwbaar, om daarvan te gewagen.
Maar wij hebben ons doel bereikt, om in Barnabas eene heerlijke
persoonlijkheid voor oogen te stellen, die, beginnende mei zichzelven
den Heer over te geven en Hem te dienen in den nederigen dienst van
hulpbetoon, zonder daartoe een andere roeping dan den drang der
liefde te hebben ontvangen, eindelijk vau God geroepen wordt
tot een apostel, en als zoodanig overal wordt erkend.
Hij was het, die de gemeente van Antiochië tot een middelpunt
wist te stellen, vanwaar voortaan het Evangelie zijn loop zou
hebben over de geheele aarde.
Barnabas, de zoon der vertroosting, zonder eenige andere roe-
ping dan de aandrang van een Godgewijd gemoed, ijverig werk-
zaam tot bevordering van het koninkrijk Gods, schetst ons de
heerlijkheid van het nieuw geopenbaarde goddelijke leven, dat
ons door den Heer der heerlijkheid is geschonken. Hij aanvaardt
de gezegende roeping, die ieder Christen in zijne mate ontvangt(
en vervult alzoo de bedoeling van Gods verlossende liefde door
de zending van zijn Zoon in het vleesch.
Vierduizend jaren waren > oorbijgegaan, en hadden het jam-
merlijk schouwspel opgeleverd van een menschengeslacht, door
de zonde machteloos geworden. Het besef van deugd, hoe ook
door het verstompt of meer verlicht geweten begrepen, wordt
door de macht der zinnelijkheid bespot, of verwisseld met een arm-
zaligen zielloozen vormdienst. — Krachteloos is de naar Gods beeld
geschapen mensch geworden, en een prooi van iedere nieuwe onza-
lige macht, die door den geest der eeuw tevoorschijn wordt geroepen.
Maar eeuwig geprezen zij de Naam onzes Gods, die gedachten
des vredes over ons had, en ons den Zoon zijner liefde zond, die
ons vrede, vreugde en vrijheid schonk en die doet ervaren door
een ieder, die Hem als zijn Verlosser aanneemt.
-ocr page 14-
12
Barnabas doet ons in zijn beeld aanschouwen de in den mensch
teruggekeerde macht der persoonlijkheid.
Deze had de Heer aan zijne discipelen voorzegd, en Barnabas
had haar in al den eenvoud der oprechtheid aanvaard; zijn
leven is een klare spiegel, dat de mond der Waarheid waar-
achtige woorden had gesproken.
Had Hij gezegd: »Die in Mij gelooft, stroomen des levenden
waters zullen uit zijn binnenste vloeien," Barnabas, de zoon der
vertroosting, toont ons de vervulling dezer belofte. Hij heeft dit
levende water overal en alom verspreid.
Had Hij gezegd: «Indien gij in Mij blijft, en mijne woor-
den in u blijven, zoo wat gij wilt zult gij begeeren, en het
zal u geschieden," wij zien de waarachtigheid van Jezus\' belofte.
Barnabas aarzelt niet om de woorden, in de eerste plaats tot de
Apostelen gezegd, ook voor zich aan te nemen, en ziet, door den
Heiligen Geest wordt hem het Apostelschap geschonken, en wij vin-
den hem, Hand. 14: 14, uitdrukkelijk als zoodanig genoemd.
Ziedaar ons in Barnabas voor oogen gesteld, welke macht een
ieder ontvangt, die van Gods genade gebruik maakt.
Heeft ook onze tijd deze gewichtige waarheid begrepen? Wy
vreezen, dat gelijk in den loop der eeuwen, ook thans de heerlijk-
heid der roeping van ieder geloovige door eene menigte van men-
schelijke bedenkingen wordt verduisterd. — Inplaats van op de
hooge heerlijkheid te letten, welke een ieder wordt geschonken, die
Jezus Christus als zijn Heer erkent, heeft men deze heerlijkheid
verborgen, door over vele waarheden te redeneeren, maar er geen
gebruik van te maken.
Het is toch de heerlijke bedoeling Gods, dat wij weder in de
eerste plaats menschen zullen worden, dat is : de macht ontvangen,
om kinderen Gods te worden, welke macht verkregen wordt
door een ieder, die Jezus tot zijn Heer en Zaligmaker aanneemt.
-ocr page 15-
18
Gods macht wordt ons door Hem geopenbaard. Vrije en
blijde menseben kunnen wij weder worden, die instaat zijn ge-
steld, om ook werkzaam te zijn tot redding van anderen. De zeker-
heid, dat dit Gods wil is, en Hij daartoe ons Christus heeft geschon-
ken, moet ons met geestdrift vervullen.
Welk een eer om God te mogen dienen met blijdschap, en
met zijne goddelijke kracht te worden vervuld !
Welke aanmoedigende beelden levert ons daartoe Gods Woord.
Welk eenc vreugde mocht Barnabas aan het einde van zijne loop-
baan gevoelen, toen hij den zegen aanschouwde, dien de Heer op
zijn arbeid bad gelegd.
Maar niet alleen in hem, Gods woord laat ons meer schitterende
voorbeelden aanschouwen, bijvoorbeeld in Jozef, David, Daniël en
zoovele anderen, die zonder bepaalde opleiding tot een of ander ambt,
de gewichtigste persoonlijkheden in het Godsrijk zijn geworden.
Dezelfde verschijnselen herhalen zich vervolgens in ieder tijd-
vak der geschiedenis.
En treden wij op het gebied der laatste eeuwen, dan hebben
wij slechts drie namen van godvruchtige jongelieden te noemen,
die mede geen opleiding tot eene geestelijke roeping hadden
ontvangen, en wier Godgewijd streven nog immer zijne machtige
nawerking tot in onze dagen toe doet gevoelen.
Wie kent niet Zinzendorf, Terstegen en Spittler ? — In hunne
jeugd ging de begeerte dezer jonge menschen er naar uit, om God
en hunne naasten te dienen, en hoe rijkelijk heeft God hunne
edele pogingen gezegend !
Welk eene macht der liefde dreef Zinzendorf, om overal de vaan
des Evangelies te planten; hoe greep hem dat woord aan bij
bet zien van den Heiland aan het kruis: Dat deed Ik voor
u, wat doet gij voor Mij?
Daar werd de heerlijkheid der wereld, die hem rijkelijk was
geschonken, aan de voeten des Hcilands gelegd, om slechts Hem
-ocr page 16-
14
te mogen dienen. Een vuurstroom van liefde dreef hem de
wereld door, om Gods ontferming over zondaren overal bekend
te maken Niets was instaat, dit liefdevuur te blusschen;
geen haat van eene in dorre rechtzinnigheid verstijfd geworden
Christenheid; geen bespotting van eene van God vervreemde wereld;
geen zee of woestijn; geen barbaarsche zeden of gewoonten ;
geen kannibaalsclie wreedheid of vroomschijnend vooroordeel; geen
verzet van angstvallige orthodoxie ; niets kon hem weerhouden, om
den Naam des Heeren in Europa en tot aan het einde der wereld
te brengen. En de Broedergemeente staat danr als een gefuige, dat
zij nog doordrongen is van het bevel des Heeren door Zinzendorf be-
grepen : «Gaat henen, verkondigt het Evangelie aan alle creaturen."
Wanneer wij Terstegen noemen, welk een aandoenlijk beeld
van Godgewijde liefde vertoont zich dan aan ons oog! Neen,
geen bruisende stroom, die allen tegenstand verbreekt, gelijk
Zinzendorf, was Terstegen, maar eene heldere, klare beek, die overal,
waar zij heenstroomt, leven en vruchtbaarheid brengt.
Hij had deze heerlijke gemoedsstemming niet dan door hoogen
ernst verkregen.
Heeft de Heer ons door de gelijkenis van den schat in den akker
verborgen, om welken machtig te worden, de mensen, die hem vindt,
alles verkoopt, ware zelfopoffering geleerd, Terstegen verstond deze.
Toen hij den Heer der heerlijkheid had ontdekt, was hem ook niets
te dierbaar, opdat hij Hem volkomen mocht bezitten. En was zijn
Christendom ernstig, het was de ernst der blijde toewijding van zijne
gelieele persoonlijkheid aan den dienst\'van zijnen Heer; geen half-
heid was bij hem: alles voor alles. Het weinige, dat hij noodig had
voor deze wereld, had hij spoedig door bandweven verkregen, en
voorts zou hij zich oefenen tot godzaligheid. Zijn dichterlijken aan-
leg bezigde hij, om liederen te vervaardigen, die de onvergelijkelijke
schoonheid en beminnelijkheid van zijn Heer bezingen, en om
zich te verlustigen in den dienst van God.
-ocr page 17-
15
Geen wonder, dat zich weldra een kring van vrienden om
hem verzamelde, die begeerig waren, om afschriften van zijne
liederen te bekomen, en ziedaar het geboorteuur van zijn Blü-
men-giirtlein, dat reeds meer dan honderd jaren bij tienduizend-
tallen wordt verspreid, en nog het lievelingsboekske van den
vromen Duitscher uitmaakt. — Welk een zegen heeft deze vrome
handwever over de wereld verspreid !
Tot de eenzaamheid genegen, en zich steeds afzonderund tot
het schrijven en vertalen van een aantal uitnemende geschriften,
werd hij desniettemin genoodzaakt, gedurig op te treden en op de
beoefening van de practijk der godzaligheid aan te dringen.
Maar waar Terstegen ook kwam, zijne komst was eene lentezon
gelijk, en waar hij verscheen, had zijne persoonlijkheid zulk een
onwederstaanbare kracht, dat zijn vriendelijke blik reeds de
bekommeringen deed verdwijnen, welke men gereed stond hem
mede te deelen.
Terstegen is reeds meer dan honderd jaren dood; echter leeft
hij niet slechts meer dan ooit in Mühlheim, maar door de geheele
wereld wordt van deze heerlijke persoonlijkheid gesproken, en
als wij zijn lied zingen:
Het zal ons niet berouwen,
De keus van \'t smalle pad,
dan stichten wij in onze harten een eerzuil voor den ootmoedi-
gen knecht des Heeren, en zeggen stilzwijgend met den aanzienlijken
Rus, die zijn graf met eene sierlijke balustrade omgaf:»Alzoo zal men
den man doen, in wiens eer de Koning een welbehagen heeft I"
En nu Spittler; neen, geen Pauliaanschen Zinzendorf, geen Johan-
neïschen Terstegen zien wij, maar een Aquila en Priscilla in een
persoon vereenigd ; een Gajus, een huiswaard der gemeente. Geen
prediker, maar een practischen handlanger in het koninkrijk Gods.
Men kon dien jongen, vlijtigen Wurtemberger te Bazel in het
begin dezer eeuw gebruiken. Aldaar was het levend Christendom
-ocr page 18-
IK
ontwaakt, en Christelijke werkzaamheden openbaarden zich daar
meer dan ergens elders, en deze jongeling kon daarin uitnemend
dienstbaar zijn.
Weldra zou Spittler het middelpunt, de drijfkracht van dien
arbeid worden, en alles in zijn rusteloozen ijver voor het rijk des
Heeren medesiepen. Waar zouden wij beginnen, en waar eindi-
gen, indien wij zijn arbeid naar waarde wilden beschrijven!
Indien gij, lezer, te Bazel de schoone Missionsstrasse betreedt, valt
u het prachtige Missionshaus in het oog, en gij denkt aan Spittler,
die er de stichter van is.
Aanschouwt gij te Beuggen in Baden een inrichting voor ver-
waarloosde kinderen, gij wordt op Spittler gewezen, die met den
edelen Zeiler deze heerlijke stichting heeft opgericht.
Van Bazel gaande, kunt gij in de verte eene hoogte aan-
schouwen, waarop zich onderscheidene gebouwen, Chrischona
genoemd, aan uw oog vertoonen, en gaat gij al opwaarts door
vruchtbare akkers daarheen, dan zal men u mededeelen: Dit alles
behoort bij Chrischona, en is aan Spittler voor deze inrich-
tingen geschonken.
Gij komt aldaar, en ziet eene wereld in het klein; aller-
lei ambachten worden daar gedreven, en het vruchtbaar veld geeft
aan een menigte handen arbeid.
Waartoe dit alles? vraagt gij. En men zal u antwoorden : «Va-
der Spittler heeft aldaar de gelegenheid aangeboden aan god-
vruchtige jongelingen, die den Heer willen dienen in den nederigen
stand van zendeling-werklieden, om daartoe te worden opgeleid."
Maar ook dit was Spittler niet genoeg j neen, de geheele aarde
moest voor Christus worden veroverd ; en zijn ijver bedacht een
reuzenplan, om het heidendom door eene reeks van Christelijke
vestingen te omringen, vanwaar het rijk des Salans in zijn hart-
ader kon worden getroffen. Met Jeruzalem te beginnen zullen
er twaalf stations, de Apostelstraat geheeten, worden gevestigd;
50 uren zullen zij van elkander verwijderd zijn, en dus 600 uren
-ocr page 19-
f
17
gezamenlijk bevatten; Ohristenkolonién zullen het zijn, waar de
zending hare ccntraalkracht kan vestigen.
Reeds was dit grootsche plan voor een gedeelte ten uitvoer ge-
bracht, toen de ijverige discipel tot hooger werkkring geroepen werd.
Voegt men nu daarbij, dat hij het middelpunt was van bijbel-
verspreiding in Oostenrijk en Duitschland, en ook zijn Christe-
lijken boekhandel tot uitbreiding van het rijk des Heeren aanwend-
de, dan kan het niet anders, of men wordt met een heiligen ijver
bezield, om ook mede te arbeiden aan de komst van Gods ko-
ninkrijk, ziende de vervullirg der Godsbelofte: »Uw arbeid zal
niet ijdel zijn in den Heer."
«Volgt hun geloof na, ziende de uitkomst hunner handelingen "
Dit Apostolisch bevel is meer dan ooit noodig in onzen tijd.
Aan mannen des geloofs hebben wij nu meer dan ooit behoefte.
Mannen des geloofs! dat zijn zij, die weten, in wien zij ge-
looven, en Hem getrouw achten, die belooft.
Onze tijd is wel een tijd van spreken en schrijven, maar
geenszins van geloof.
Meer dan ooit wordt het ongeloof der geloovigen openbaar.
Laat ons op dit bedenkelijk verschijnsel acht geven, om het
in ons te bestrijden.
Niet: »Wat doet gij door het geloof?" maar» Hoe denkt gij?" is
het woord des tijds, en daarmede vindt men zich weder in Athene
ten tijde van Paulus verplaatst, alwaar de menschen eene menigte
godsdienststelsels hadden, en ieder het met die verschillende rich-
tingen zoo druk had, dat voor de stem der waarheid geen gehoor
werd gevonden.
Wat doet gij door het geloof? is de eisch des tijds.
Wat betcekent dat nieuws, dat gehoord en gezegd wordt, gij arme
AtheniënzerP Is u daarvoor Jezus Christus, uwe hoogste vreugde,
geschonken ?
-ocr page 20-
18
»"Dit korte leven," zegt Beets «is lang genoeg,\'\' maar onder die
voorwaarde, dat het besteed worde overeenkomstig Gods bedoc-
ling. Zelfs tnt den heidenschen Belsazar komt het verwijt: »Dien
God, in wiens hand uw adem is en bij wien al uwe paden
zijn, hebt gij niet verheerlijkt;\'\' en zou dan een minder verwijt
hem treffen, die begenadigd is met de blijmaar des Evangelies,
zoo hij zijn leven misbruikt?
O, gij arme Atheniënzers van onzen tijd, die u soms nog
rechtzinnige Christenen wilt noemen, weet gij dan niet, dat «ij een
Oud en Nieuw Testament hebt, waarin op iedere bladzijde van
uwe erfenis wordt gewag gemaakt, waarbij immers al de heerlijk-
heidder wereld verdwijnt? — Maar wat hebt gij aan uw Testament,
indien gij verzuimt de schatten in bezit te nemen, die u worden
aangeboden? God roept u tot aanvaarding; van al de schatten
zijner genade, u in Christus toegezegd. Gij zijt schatrijk door
Hein gemaakt; en als men u ontmoet, spreekt gij over alles,
behalve over die schatten der genade Gods, die u in Christus
Jezus om niet zijn geschonken!
Welk een jammerlijke schade voor uzelven en voor anderen!
Voor uzelven in de eerste plaats; want zonder de blijmoedige aan-
neming en het staatmaken op hetgeen de alleen vertrouwenswaar-
dige u belooft, en die toch alleen het hart met iets wezenlijks
kan vervullen, moet gij u met iets anders bezighouden. Uw hart,
o mensch, tot welke richting gij ook uzelven acht te behooren, moet
met iets vervuld zijn. Is het niet Gods genade in Christus,
waardoor u de hemel en de aarde beiden zijn geschonken, dan zullen
bet de nietigheden der aarde of uw eigengemaakt godsdienst-
stelsel zijn, waarover gij wellicht veel redeneert, maar dat u geen
vreugde of kracht geeft tot een blijmoedig werkdadig Christen-
dom Maar weten wij dan niet, dat de Heer zegt: «Tevergeefs
eeren zij Mij, leerende leeringen, die geboden van menschen zijn?"
Immers waartoe heeft God het Evangelie der genade ons
geopenbaard ? Is het niet, opdat wijzelven in de eerste plaats
-ocr page 21-
19
dienstknechten van Christus geworden zijnde, Hem zouden die-
nen in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door den Heiligen
Geest? (Rom. 14:18) En weder niet voor onszelven alleen, maar opdat
wy daarvan ook weer anderen zouden dienen. Zoolang wij ons niet in
het bezit stellen van hetgeen God in Christus ons geschonken
heeft, kunnen wij wel redeneeren, en alles beoordeelen, en soms
veroordeeleu, maar geven kunnen wij niets; want alleen voor
zoover wij de schatten van Gods genade, ons geschonken, ge-
bruiken, kunnen wij daarvan aan anderen mededeelen.
Belijders van den Christus Gods ! gevoelt gij niet uwe hooge en
heerlijke roeping, niet slechts voor uzelven maar ook voor anderen ?
Hoort het: hij, die Christus in rechtvaardigheid, vrede en blijd-
schap door den Heiligen Geest dient, zegt Paulus, is Gode wel-
gevallig, en aangenaam den menschen.
Strijdt den goeden strijd des geloofs, grijpt naar het eeuwige
leven. Alles wat ons omgeeft, alles wat wij hooren en zien
vereet zich tegen het geloof. En toch, wij worden geroepen om Gods
genade in Christus vast te houden, te pleiten op Gods beloften.
Uitstrekken moeten wij ons met al onze krachten, om de volle
maat van Gods genade deelachtig te worden. — O wanneer wij
vurig zijn van geest, en met ernst het goddelijke, eeuwige vréugde-
leven begeeren, dan zullen wij weldra iets te arbeiden vinden in
Gods koninkrijk. Daartoe hebben wij niet noodig tot leeraar of
evangelist te worden opgeleid; wij kunnen in onzen eigenaardigen
werkkring soms meer tot zegen zijn, dan zij, die daartoe opzet-
telijk worden afgezonderd. Alles komt aan op onze oprechte
toewijding aan den dienst van God.
Christenen 1 aanschouwt Barnabas, en ziet, dat hij door zijn
ijver in \'s Heeren dienst een Apostel is geworden; ziet Zinzendorf,
Terstegen en Spittler; aanschouwt de uitkomst hunner wandeling;
volgt hun geloof na !
Ootmoed, zachtmoedigheid en heilige liefde zijn kenmerken,
die ons tevens verklaren, wat de Schrift door geloof bedoelt.
-ocr page 22-
WVV°
20
Hoe groot zijn de mannen, die wij beschreven hebben, in
hun eenvoud, in hunne dienstvaardigheid en broederlijke
liefde! Zijn zij niet vervuld met het ware kenmerk van het ware
wezen des Christendoms, ons in Gal. 5 : 22 beschreven ? Aan-
schouwt hen in hun rusteloozen ijver om God te dienen en
menschen te redden door de liefde.
Zeggen zij niet door hunne daden: »De liefde van Christus
dringt ons, als die dit oordeelen, dat indien éen voor allen ge-
storven is, zij dan allen gestorven zijn. En Hij is voor allen
gestorven, opdat degenen, die leven, niet meer zichzelven zouden
leven, maar dien, die voor hen gestorven en opgewekt is?"
Nog eens, laat ons hun geloof navolgen, maar, ziende op den
oversten Leidsman des geloofs, Jezus, die voor de vreugde,
welke Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en de
schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand des troons
van God.
Laat de ernst des tijds ons daartoe dringen ! Ziet, de Heer
der heerlijkheid heeft ons door zijn dienstknecht Johannes zeven-
voudig toegeroepen: «Die ooren heeft om tehooren, die hoore, wat
de Geest tot de gemeente zegt: Die dorst heeft, kome, en die
wil neme het water des levens om niet. Die overwint zal alles
beërven. Ik zal hem geven met Mij te zitten in mijnen
troon, gelijk Ik overwonnen heb, en ben gezeten met mijn Vader
in zijnen troon."
H. H.