-ocr page 1-
EEN GESPREK
TUSSCHEN
TWEE KINDERVRIENDINNEN,
OVEE DB
OPRIGTING
VAN
BEWAARSCHOLEN.
*.
; -hl!
UTRECHT,
H. MELDER.
(o
o
(f>
-ocr page 2-
-ocr page 3-
BEWAARSCHOLEN.
Op zekeren avond dat Mevr. G. een bezoek bragt
bij Mevr. V., liep het gesprek al spoedig over den
toestand van het dorp; het was winter, en de ar-
moede die er bestond, werd nu wel vooral openbaar.
Mevr. G. goed van aard, had er meê te doen,
dat zoo velen in de kracht van hun leven, geen
werk voor hunne handen hadden; jonge lieden zoo
weinig opleiding ontvingen, de opvoeding van de
kinderen zoo veel te wenschen overliet.
Dit gaf aanleiding tot het volgende gesprek.
Mevr. V. Ik deel geheel in uwe beschouwing,
dat de toestand van ons dorp zoo is, maar is niet
eigen schuld veelal de oorzaak ? Waarlijk als men
werk heeft, is het nog dikwijls moeijelijk ommen-
schen te vinden, die bekwaam zijn om het te doen,
en onbekwaamheid geeft ook een zekere onwillig-
heid.
Mevr. G. Maar zouden wij toch niet iets kunnen
doen tot verbetering van dien toestand, ik hoor
thans zoo veel spreken van Bewaarscholen.
Mevr. V. Maar mijn lieve Mevr., wat zou dat nu
baten voor het heden ?
Mevr. G. Ja ik geef het maar in bedenking, die
-ocr page 4-
2
wat beters weet, mag het immers doen, en het
eene behoeft het andere niet buiten te sluiten.
Mevr. V. Gij hebt gelijk, gij bedoelt zeker wat
wij persoonlijk zouden kunnen doen?
Mevr. G. Juist, en dan dacht mij, was dit wel
eens iets, om in overweging te nemen.
Mevr. V. Als ik denk aan al die onbekwame
en half bekwame menschen, zou het wel een wel-
dadigen invloed kunnen hebben, dat de kinderen van
jongs af eene opleiding ontvingen.
Mevr. G. Het verblijdt mij dat u eenig gezigt er
van krijgt, en het komt mij ook voor, dat het
altoos goed is, als men iets doen wil, van den grond
af te beginnen, en als de krachten klein zijn, zich
te wachten om meer op zich te nemen dan uit-
voerbaar is.
Mevr. G. Maar vindt gij dan de oprigting van
een Bewaarschool eene zaak, die zoo gemakkelijk
is daar te stellen, al zie ik het nuttige, daarom
zie ik nog niet het mogelijke.
Mev. G. Gij hebt, dit beken ik gaarne, in
deze meer doorzicht dan ik, daarom was het juist
mijn wensch, met u daaromtrent in overleg te
komen, — want ik ben met zulk eeneinrigting al zeer
weinig bekend, doch het zien van al die kleine kin-
deren op straat, lokte de naam mij inderdaad uit,
om zoo mogelijk het mijne te doen tot de daar-
stelling, en achtte het mijn eerste werk te zijn
u daartoe op te wekken.
Mevr. V. Ik kan niet ontkennen in deze eenige
-ocr page 5-
3
ervaring te hebben, door ze op vele plaatsen in
werking gezien te hebben, en dat ik door vriendelijke
inlichting met de bezwaren bekend gemaakt ben —
maar juist deze kennis kan ik zeggen doet mij al
terstond de bijna onmogelijkheid stellen, om zoo-
danige inrigting hier tot stand te krijgen.
Mevr. G. Nu ik kan zulks eenigzins begrijpen,
maar.....
Mevrouw. V. Gij wilt zeker zeggen, wij behoeven
het volmaakte ook niet: — als het maar aan
de allereerste behoefte voldoet, zou ik al blij zijn.
Mevr. G. Juist.
Mevr. V. Daar hebt gij dan al dadelijk verschil \'
van beschouwing, nu zijn wij nog slechts aan \'t
bespreken, en dit is de voorbode wat het zijn zou
in de werkelijkheid.
Mevr. G. Ja, ik voorzie ook wel veel moeite;
maar verschil van beschouwing is geen beletsel,
want ons werd immers geleerd, dat door veelheid
der raadslieden een goede zaak tot stand komt.
Mevr. V. Ik bemerk al, gij laat dat overleg
niet zoo spoedig weer los, en daarom ben ik ook
wel bereid dat onderwerp eens met u te bespreken,
maar mijn pligt roept mij thans om naar huis te
gaan.
Mevr. G. Als gij mij de belofte laat, om er
eens ernstig over te willen nadenken, ben ik reeds
zeer voldaan en verblijd gesproken te hebben wat
reeds zoo lang in de overlegging mijns harten ge-
weest is.
-ocr page 6-
4
Mevr. V. Het is ook mij niet ongevallig, maar
gij weet wel, doordat al spoedig alle mogelijke be-
zwaren door mij gezien worden, heb ik wel vooral
noodig tot eene zaak opgewekt te worden, maar
ik beloof u er mijne gedachten over te laten gaan,
en kom dan gaarne eens weder, om die aan u
mede te deelen.
2de BEZOEK.
Mevr. V. Het verblijdt mij u zoo spoedig weder
te zien, dit is mij al dadelijk een goed teeken en
geeft hoop, dat wij dezen avond met de opgevatte
zaak eene schrede verder komen.
Mevr. V. Dit is ook mijne verwachting, maar
uit mijn komen is zulks nog niet af te leiden,
want het gevolg van mijne overdenking zou ook
kunnen geweest zijn, dat ik mij spoedde om u te
zeggen, dat wij de zaak maar even spoedig
moesten laten varen, als zij door ons opge-
nomen was, — dit is echter zoo niet, maar ik
voelde mij gedrongen en opgewekt om voor alles
u de vraag voor te leggen: Of het uwe be-
doeling was, eene christelijke Bewaarschool op te
rigten, of eene zoogenaamde godsdienstlooze school ?
Mevr. G. Het is mij niet onbekend dat er van beide
gesproken wordt, maar ik moet eerlijk bekennen,
het onderscheid niet genoeg te kennen, om met
beslistheid in deze eene keus te doen; maar ook
hier over uwe beschouwingen te vernemen zou mij
zeer welkom zijn.
-ocr page 7-
5
Mevr. V. Wat mij aangaat, ben ik daaromtrent
niet in het onzekere, en, onder ééne voorwaarde
wil ik mijn gevoelen in deze ook wel openbaar maken
Mevr. G. En wat zou dat zijn?
Mevr. V. Dat gij openhartig uwe tegenbedenkin-
gen zegt, en niet maar in een blind vertrouwen
volgt dat ik wel het regte zal voor hebben.
Mevr. G. Ik geloof, dat gij de zaak goed be-
kijkt, want niet alleen uwe woorden maar ook
uwe werken geven daarvan getuigenis, en dan is
het mij tot zonde, geen vertrouwen te hebben.
Mevr. V. Het verblijdt mij inderdaad dat niet alleen
m\\jne woorden maar ook mijne daden u tot ver-
trouwen geleiden; want tot eenegewenschtezamen-
werking acht ik dit wel in de eerste plaats eene
behoefte.
Mevr. G. Wel gewis, en juist dit zal mij vrij-
moedigheid geven om mijne bezwaren te openbaren;
dacht ik dat gij maar een eenmaal voorgenomen
doel zaagt te bereiken zou het mij hinderen; maar
nu gij u wenscht te laten leiden door waarheidszin
en regtsgevoel, kunt gij verzekerd zijn ook het
geen mij voor komt goed en waar te zyn, zoo mo-
gelijk te openbaren.
Mevr. V. Het doet mij genoegen dat wij elkander
in deze verstaan, want het wordt veelal te weinig
bedacht, dat de waarheid niet aan een persoon
verbonden is, maar naar mate een persoon zich
aan de waarheid vastklemt, naar die mate het
ware in zich opneemt.
-ocr page 8-
6
Mevr. G. Ik begrijp nu al dat het van grooten
invloed zal zijn bij dè oprigting van eene bewaar-
school, of men in de eerste plaats naar waarheid
en regt vraagt, of dat men zich daaromtrent niet
bekommert, of althans een maatstaf naar eigen
keuze neemt.
Mevr. V. En in deze is zeker tusschen ons een-
heid, dat wij de Bijbel aannemen als het geopen-
baarde woord Gods en daarna onze gangen wenschen
te verrigten, en dus de school een Christelijke
worde.
Leert den jongen de eerste beginselen, als hij ook
oud geworden zal zijn, zal hij daarvan niet afwij-
ken. Dit woord geeft dan ons ook genoegzame
aanwijziging om in deze te doen wat wij kunnen.
Mevr. G. Wat zoudt gij dan wel het eerst noo-
dig achten?
Mevr. V. Wel, hetgeen de Heere Jezus eenmaal
gesproken heeft, hebben wij nu wel voor alles te
behartigen. Die een toren wil bouwen, moet eerst
de kosten berekenen, opdat alle dingen eerlijk en
met orde geschieden.
Mevr. G. Daar ben ik ook voor, opdat men
eenigzins wete waarom men het wil, maar ook
wat men wil en doet; dat in de lucht schermen
geeft zoo weinig vrucht. Zou het dan niet goed zijn,
dat wij bij eene volgende bijeenkomst eene bere-
kening maakten, wat er al zoo noodig zou zijn?
Mevr. V. Gaarne neem ik dat voorstel aan, en
wij kunnen beide niet alleen onze gedachten, maar
-ocr page 9-
7
ook zoo wij zulks noodig achten, onze informaties
daaromtrent nemen. Met den wensch dat de Heere
verder onze poging zegene ga ik u thans verlaten.
3de BEZOEK.
Mevr. G. Eene goede tijding die ik meende u te
moeten mede deelen, gaf mij aanleiding u heden
avond eens weder bij mij te vragen, om de zaak
van de Bewaarschool te bevorderen.
Mevr. V. Het verblijdt mij geen verhindering
te hebben, en ik ben verlangend te vernemen, wat
gij mij hebt mede te deelen.
Mevr. G. Niets anders en niets minder, dan dat
er zich eene gelegenheid zal openen, om een huis
te huren, hetwelk mijns inziens zeer geschikt is
voor een bewaarschool.
Mevr. V. Dit zou eene goede zaak kunnen
zijn; gij dacht dan een huis te huren, velen
denken, dat het beter is om een huis te bouwen,
dan kan alles naar den eisch worden ingerigt.
Mevr. G. Dat komt ook mij wel aannemelyk
voor, maar daar wij nu nog niet eens weten,
waar wij het geld zullen van daan krijgen voor
het noodige, gevoel ik mij bezwaard, om mij naar
het schoonste uit te strekken, en zou al zeer ver-
blijd zijn, als wij het huis door mij bedoeld, konden
betrekken, al moest men zich dan vooreerst eenige
ontberingen getroosten.
Mevr. V. Het verblijdt mij, dat wij over deze zaak
-ocr page 10-
8
weder eenstemmig denken; dat staan naar hooge
dingen, is dikwijls oorzaak, dat er niets tot stand
gebragt wordt. Ook mijn idee was, eerst rond te
zien, of er ook een bruikbaar huis te verkrijgen
zou zijn, was die weg gesloten, nu dan zou men
moeten zien wat men kon doen.
Mevr. G. Juist, en nu moet gij weten, dat waar
ik ook een bezoek breng, onwillekeurig de vraag
bij mij opkomt, zou dat huis ook geschikt en ver-
krijgbaar zijn. Zoo ging het mij ook gisteren bij
een mijner vrienden; zóó dacht ik, hier zou het
waarlijk kunnen, twee groote kamers achter
elkander, en dan nog een bleekveld met eenwerk-
hok, en boven nog genoeg ruimte om te wonen,
wel mijn hart ging open, en het was mij, of zag
ik de kleinen reeds leeren en spelen; maar hoor
nu eens verder, terwijl daar zoo veel van binnen
omging, waar ik geloof dat weinig van gemerkt werd;
vertelde mijne vrienden mij, dat zij voornemens
waren met ter woon zich te verplaatsen, maar er
zich nu een groot bezwaar opdeed, om het huis
goed te verhuren ofte verkoopen; dat ik toen moeite
had over mijn geest te heerschen zult gij wel kun-
nen begrijpen, en ach te het toch regt te zijn eerst
met u deze zaak te bespreken voor ik mij iets
uitliet, en zeide dus eenvoudig, dat ik er wel over
zou denken en zeggen waar het pas gaf, en doe
zulks nu bij deze.
Mevr. V. Het is mij al weder eene bevestiging,
dat door eenvoudig op te merken, men dikwijls veel
-ocr page 11-
9
meer uitvoert, dan al dat redeneeren en overleg-
gen en berekenen, waar ik mij, dit zou ik ukun-
nen toonen, mede bezig heb gehouden. Op papier
kan ik u zeggen heb ik alles klaar, bestek van een
huis, zooals ons zou kunnen dienen, maar ook
zoo als het geheel naar den eisch zou zijn, — en
zie, nu komt gij mij voor, met alreeds een huis te
kunnen aanwijzen.
Mevr. G. Mogelijk moogt gij dit als een zegen
beschouwen voor uwe bemoeijing, al is het ook
dadelijk geen gevolg daarvan; en uw werk komt
mogelijk nog uitnemend te pas.
Mevr. V. Dit zou kunnen zijn en ieder heeft dan
ook maar zijne gave te gebruiken, waarlijk dan
is er hope, dat wij in ons voorgenomen werk zullen
slagen.
Mevr. G. Maar mag ik nu eens van u vernemen,
op welk eene wijze wij het best geld zullen verza-
melen, dit is nu wel het eerst wat wij hebben te
bedenken en te doen.
Mevr V. Dit komt mij ook zoo voor, gij zult
reeds weten, dat het thans als het ware eene
algemeene regel is geworden, dat zoo men een Be-
waarschool of iets anders in het belang tot uit-
breiding van Christelijke kennis wil doen, eenvou-
dig heen gaat, om overal lijsten heen te zenden, en
de vrienden met de inzameling van liefdegaven
te belasten.
Mevr. G. Ja, dat is mij bekend geworden door
er nu en dan een te ontvangen, en het is mij
-ocr page 12-
10
waarlijk goed voor mijn hart geweest, er ook iets
aan te kunnen doen; was het hier tot op heden
een gesloten weg, dan toch mede te werken was,
als het ware voor mij eene voldoening, en mij dunkt
wij moesten die weg ook maar inslaan.
Mevr. V. Zoo ver is het waarlijk bijna gekomen;
de gewoonte heeft het als \'t ware gewettigd; mijne
beschouwing en vooral mijn Christelijk gevoel is
daar steeds meê in strijd geweest.
Mevr. G. Wel daar hoor ik vreemd van op, dat
men elkander helpt is immers in de liefde te wan-
delen.
Mevr. V. Ten bewijze dat ik er ook voor ben
elkander bij te staan, heb ik zelden vrijmoedigheid
mij geheel te onttrekken, maar mijne beschouwing
is, dat men eene goede zaak niet op eiken toestand
mag toepassen, nu zijn bijv. de plaatselijke om-
standigheden, en de personen aan wie zulk eene zaak
op de hand wordt gezet, zoo verschillend,
dat ieder wel heeft te bedenken, wat in eigen
omgeving gedaan kan worden.
Mevr. G. Ik meende dat dit altijd gedaan werd.
Mevr. V. Betrekkelijk is dit ook waar; maar
veelal op de eenmaal aangenomen wijze om toch
ook overal te vragen.
Mevr. G. En zoudt gij meenen iets beters te
weten? om de zaak onder schuld te brengen, komt
mij ook zoo bezwarend voor.
Mevr. V. Voorzeker zou dit mijn allerlaatste
toevlugt zijn, want wij moeten de zaak zoo veel
-ocr page 13-
11
mogelijk op een vrij standpunt zien te krijgen;
en die leent is des leeners knecht.
Mevr. G. Het wordt waarlijk moeijelijk, als gij
overal bezwaar in ziet, en zoo om alles denkt.
Mevr. V. Gij zoudt maar liever aan het handelen
gaan. niet waar? maar de ondervinding heeft mij
geleerd, dat denken voor doen moet gaan.
Mevr. G. Ik begrijp, dat gij er al met ernst
over hebt nagedacht; kom, zeg mij uwe gedachten
eens, wat u best voorkomt te doen; want ik heb
nu al een en ander gehoord wat gij niet goed vindt.
Mevr. V. Zoo als ik van u vernomen heb, is
het huis voor matigen prijs te koop; als ik nu
eens aanbood dat te doen, en het dan voor het
bestemde doel wilde verhuren, dan zou die zaak
spoedig in orde zijn, en zoo het mij voorkomt,
minst bezwarend.
Mevr. G. "Wel, nu verrast gij mij waarlijk, want
de huur zal toch altijd wel uit de schoolgelden ge-
dekt kunnen worden.
Mevr. V. Kom, nu begint gij toch ook aan het
rekenen, ik hoop dat ze meer zullen opbrengen;
maar dit is een punt van latere bespreking, het is
tijd van naar huis gaan.
Mevr. G. Het is waarlijk een blij naar huis
gaan, nu ik uwe welwillendheid vernomen heb,
om het huis te koopen en voor Bewaarschool te
verhuren.
Mevr. V. Ja, zoo gaat het mij ook en beschouw
het als een weldaad zulks te mogen doen, ik zal
-ocr page 14-
12
er ook morgen dadelijk mijn werk van maken om
een deskundige er over te raadplegen en de uit-
voering op te dragen.
Mevr. G. Mag ik zoo spoedig als de zaak in orde
is, u weder bij mij zien, want er is waarlijk nog zoo
veel te bespreken, de eene behoefte baart zoo de
andere.
Mevr. V. Laten wij dan ook in de vervulling dien
regel volgen.
Mevr. G Hoe bedoelt gij dat?
Mevr. V Wel, ik heb wel eens opgemerkt, dat
men alle behoeften zoo op eens maar vervuld zou
willen hebben; en daar dit zelden gelukt, volgt te-
leurstelling op teleurstelling; en ziet, men wordt
dikwijls al moedeloos vóór dat men de zaak begonnen
heeft.
Mevr. G. Het is toch waarlijk goed, dat ik uw
raad heb ingeroepen en wij zamen werken; want
zoo zou het licht met mij kunnen gaan, dat de be-
geerte om maar spoedig te kunnen beginnen, dat
op zich zelven niet is te veroordeelen, ik soms om
hetgeen het laatst noodig is, het eerst zou bedenken.
Mevr. V. Zij die gelooven haasten niet, is in
zulke gemoederen allicht eene dwaasheid, maar
toch leert de ondervinding, dat zij die verheiden met
werken paren het meest tot stand brengen.
Mevr. G Dat die gave dan ook ons gegeven
worde, is de wensch waarmee ik u thans verlaat.
-ocr page 15-
13
4de BEZOEK.
Mevr. V. Nu kom ik u de tijding brengen, dat
het huis gekocht, en voor een billijke huurprijs
verkrijgbaar is tot oprigting van een Bewaarschool.
Mevr. G. Wel dan hebben wij wel reden om
regt dankbaar te zijn over dien voorspoed, ofhebt
gij er ook nog al moeijelijkheden meê gehad ?
Mevr. V. Zooals het altijd gaat, de menschen
•willen veelal meer weten dan men zeggen kan,
zooals ik met u afgesproken was, zou ik de zaak
een deskundige opdragen; en liet den Heer H. bij mij
komen; toen ik mijn wensch te kennen had ge-
geven om het huis voor mij te koopen, zag hij
mij waarlijk zoo ongeloovig aan, dat hij bijna vér-
legen stond, welke vraag hij het eerst zou doen;
maar bescheiden en hulpvaardig als altijd, geboodt
hem alleen dit te antwoorden: nu als u dat wenscht
•wil ik gaarne het mijne doen, maar mag ik ook
weten, wat doel u er meê heeft, zelf bewonen kan
tóch geen sprake van zijn. Mijn antwoord was,
dat er wel een voornemen bestond; maar van doel
kan geen sprake zijn, als men iets niet in belofte
of bezit heeft, gij moet dus eerst uw werk maar
doen, dan spreken wij wel eens nader; hij vertrok
toen, en kwam twee dagen later mij\'berigten, dat het
huis door u genoemd, verkrijgbaar was, en de prijs
die men vroeg, zijns inziens billijk. Merkbaar
was het, dat zijne gedachten nog gedurig bezig
waren geweest, welke voornemens er toch waren\', en
2
-ocr page 16-
14
hij kon zich maar niet onthouden de vraag te doen:
is er ook gedachte om een Bewaarschool op te
rigten, daar zou het huis uitnemend voor geschikt
en waarlijk eene goede zaak zijn, en was daarmee
zoo vervuld, van hetgeen daarover al in het dorp
gesproken was, dat ik langs dien weg veel meer
te weten kwam dan ik vermoedde, dat er alreeds
over die zaak gaande was.
Mevr. G. En toen hebt gij zeker ons plan hem verteld?
Mevr. V. Mij dacht, voor dat ik met u gesproken
had, dat niet te mogen doen, daar er nog zooveel
tusschen ons te doen was, dat wij nog niet konden
zeggen of de zaak voortgang zou hebben, maar
toch gaf ik zooveel te kennen, dat de heer H.
mij beloofde, waar ik zijn dienst noodig had gaarne
die zaak mee zou willen bevorderen.
Mevr. G. Dat verblijdt mij, want hulp hebben
wij noodig op veelvuldige wijze; is een locaal
een eerste vereischte, eene goede onderwijzeres is
wel het voornaamste, en om die naar waarde te
bezoldigen, -hebben wij inkomsten noodig en op
welke wijze die te verkrijgen is bij u ook nog een
bezwaar, over deze twee zaken hadden wij nu te
spreken.
Mevr. V. Eerst wensch ik nog iets onder uwe
aandacht te brengen. Hoe denkt gij er over, wilt
gij de Bewaarschool beschouwen en behandelen als
eene Inrigting van Weldadigheid, of als eene zaak
die zich tracht staande te houden uit en door
zich zelve?
-ocr page 17-
15
Mevr. G. Gij hebt gedurig iets dat niet eens in
mijne gedachte opgekomen is, en dat ik zoo terstond
het onderscheid niet zou weten aan te geven; wel
beschouw ik de Bewaarschool dat zij een weldadig
doel heeft, maar er moet toch ook gezorgd worden,
dat zij bestaan kan, anders zou het bouwen en
afbreken zijn.
Mevr. V. Om dit laatste te voorkomen, is juist
de reden waarom ik er zeer voor zou zijn, dat wij de
Bewaarschool in de eerste plaats geheel beschouw-
den als eene inrigting van liefdadigheid, als eene hulpbe-
hoevende om hulpbehoevenden te kunnen verzorgen.
Mevr. G. Dat is waarlijk goed van u gezien, en
geeft ook vrijmoedigheid om hulp in te roepen.
Mevr. V. Ja, als wij de bewustheid hebben daarin
zelf niet te kunnen voorzien.
Mevr. G. Zou het dan waarlijk in uwe gedachten
kunnen opkomen dat wij die zaak geheel voor eigen
rekening namen?
Mevr. V. Dat ik er geen neiging toe had, wil ik
niet ontkennen, en zoo juist te bepalen wat men
al of niet zou kunnen doen, is vaak ook moeijelijk
maar in deze vind ik het niet in het algemeen
belang, of liever de zaak is van algemeen belang
en dus is er ook zedelijke verpligting, dat ieder het
zijne doe, en wij althans den weg daarvoor niet sluiten
maar openen om zijne belangstelling te openbaren,
en daarom moest nu ons eerste werk zijn, ons plan
in het openbaar bekend te maken, en tot deel-
nemingaan eene jaarlijksche bijdrage op te wekken.
2*
-ocr page 18-
16
Mevr. G. Zoudt gij niet beter vinden dat de
vraag gedaan werd, om voor êén of meer kinderen
te teekenen?
Mevr. V. Dit is waarlijk eene goede gedachte, en,
laat ons dit in de eerste plaats doen.
Mevr. G. Maar kan het ook moeijelijkheid geven,
als er dan eens geen kind voor gaat?
Mevr V. Als men het in dat geval dan als bij-
drage wil beschouwd hebben, zou er geen moeije-
lijkheid in zijn.
Mevr. G. En ik denk niet buiten de plaats onzer
woning te gaan, als het niet hoog noodig is, van zoo-
danig algemeen belang vind ik de zaak nu niet.
Mevr. V. Op christelijk standpunt zou dit wel
zoo beschouwd kunnen worden.
Nu vooral in onze dagen, kan men wel zeggen
de schoolzaak, is als op de handen der Chris-
tenen gelegd, om openbaar te maken wat men
te zamen vermag te doen, om de jeugd voor. on-
en bijgeloof te bewaren, en ze te doen opvoeden
in de vreeze en vermaning des Heeren.
Mevr. G. Maar toch denkt gij dat ieder zoo weinig
mogelijk den broeder lasten moet opleggen, dit heb
ik al begrepen.
Mevr. V. Ik zal dan nu maar voortgaan die
lijst in orde te maken, en de uitkomst in een vol-
gende bijeenkomst mede te deelen.
-ocr page 19-
17
5de BEZOEK.
Mevr. G. Als gij met uwe lijst gereed zijt
kan ik al dadelijk personen noemen, die hunne
bereidvaardigheid geopenbaard hebben om te tee-
kenen.
Mevr. V. Nu dat verblijdt mij, maar wij hebben
toch eerst nog iets anders te doen.
Mevr. G. Is er weer bezwaar dat de voortzetting
zal vertragen?
Mevr. V. Dat juist niet, maar ik bedoel, wij
hebben eerst aan het bestuur van onze plaats vrij-
heid te vragen tot het oprigten van een Bewaar-
school.
Mevr. G. O ja, dat begrijp ik, en vandaar mede-
werking te ondervinden zou eene zeer gewenschte
zaak zijn, wij hebben er wel op te letten die mede
te verzoeken.
Mevr. V. Dit was ook mijn voornemen, maar ik
voorzie wel eene moeijelijkheid, om althans gel-
delijke ondersteuning te verkrijgen, daar ik niet
wil verzwijgen, dat wij een Bewaarschool wenschen
op te rigten, die van een Christelijk beginsel uit-
gaat.
Mevr. G. Wel, het zou toch voor het dorp,
als wij ook de armen wilden opnemen, eene
schoone zaak zijn; men geeft toch aan zoo vele
partikuliere ondernemingen, die in meer of mindere
mate de belangen der inwoners bevorderen, en op
grond daarvan zou men ons dan ook wel eene toe-
-ocr page 20-
18
lage kunnen geven. dat waarlijk voor ons eene goede
zaak zou zijn, want het zou dan ook altijd wel
een gift wezen, die wat te beteekenen had.
Mevr. V. En zulk eene medewerking zou waarlijk
verlichten, doch het is beter, dat wij er geen reke-
ning op maken, want het schijnt wel, dat de be-
sturen op het standpunt gekomen zijn, alle andere
zaken wel, maar Christelijke ondernemingen niet te
steunen, die dat wil, moet zich zelven maar helpen.
Mevr. G. Zoo, plaatst men ons daar, nu wij zul-
len ons overeenkomstig ons beginsel wat lager
plaatsen, en in alles toonen, hulp noodig te
hebben, en ik vind goed dat gij de stukken, zoo
als ik zie, reeds gereed gemaakt hebt, om op be-
scheidene wijze medewerking te verzoeken.
Mevr. V. Ja, en nu kan ik u ook nog verblijd en
met de mededeeling, toestemming ontvangen te
hebben van onzen Burgemeester, maar juistzooals
ik mij had voorgesteld, zonder toezegging vaneenige
geldelijke ondersteuning.
Mevr. G. Ik dacht eerst dat gij wat ver ging in
uwe beschouwing, maar nu is het toch niet zonder
grond. "Wij hebben dan in deze gedaan, wat
ons dacht pligt te zijn, het verblijdt mij intusschen
dat wij mogen voortgaan na de vrijheid van het be-
stuur te hebben ontvangen, en kunnen nu de zaken
daarna inrigten.
Mevr. V. Dit dreef mij vooral om die zaak maar niet
buiten toestemming van het bestuur te bevorderen;
nu wij geen toelage ontvangen, dacht mij de lijst
-ocr page 21-
19
zoo in te rigten, dat wij eene kolom stelden voor giften
voor eens tot daarstelling van een fonds, eene andere
voor jaarlijksche bijdragen, met of zonder voor-
waarde zelf een kind te zullen aanwijzen.
Mevr. G. Dit komt mij zeer goed voor, dan
moesten wij zelf eerst voorgaan om te teekenen.
Mevr. V. Het komt mij voor zulks niet te doen;
dat wij de zaak opnemen is voldoende bewijs dat
ze ons ter harte gaat, en ik vind het dan bescheidener
aan eigen keus over te laten.
Mevr. G. Ik heb nog wel goeden moed, maar
zouden wij ook een som noemen, die wij achten
zouden noodig te hebben om een begin temaken?
Mevr. V. Ik wil daarover nadenken, en eens
eene berekening maken.
6de BEZOEK.
Mevr. G. Ik ben reeds verlangend naar uwe komst.
Mevr. V. En zeker ook om te vernemen hoe het
met de berekening staat; nu om niet maar sommen
te noemen, heb ik best gedacht iemand te raad-
plegen die in deze eenige ervaring had; — ik
acht noodig te hebben eene som van minstens
ƒ 500 \'s j aars.
Mevr. G. Ik zou wel zeggen, van waar zal het
komen, maar de torn valt mij niet tegen.
-ocr page 22-
20
Mevr. V. Zie daar onze berekening
Voor huur . . . . . .. . .. . . ƒ 100
Salaris . ............. 300
Vuur en licht.............» 25
Aankoop...........» 20
Schoonhouden .........» 25
Kleine uitgaven ....•,.....» 5
Onderhoud . ,.........» 25
ƒ500
het eerste jaar voor aankoop van meubele-
ment.............ƒ 100
Mevr. G. En hoeveel kinderen zoudt gij denken
dat er dan onderwijs kunnen ontvangen?
Mevr. V. Wel, de kamer zou groot genoeg zijn
om 100 kinderen te kunnen plaatsen, en als er dan
zooveel eens gebruik van maakten, dan kost ieder
kind voor onderwijs ƒ 5— \'s Jaars, mij dunkt dit
is zeer billijk.
Mevr G. En toch zullen wij moeite hebben,
om dit de ouders aan het verstand te brengen.
Zy spreken nu met opgetogenheid dat er een Be-
waarschool zal komen en.....dat men niets zal
behoeven te betale».
Mevr. V. Hierover is toch niet door ons ge-
sproken.
Mevr. G. Zoo spoedig ik kon heb ik het tegen
gesproken, het grondt zich al weder op een ver-
moeden.
Mevr. V. En weet gij ook welk?
Mevr G. Ja, men had gehoord van een lijst en
-ocr page 23-
\'21
nu maakte men de gevolgtrekking dat er geen
schoolgeld gevraagd zou worden.
Mevr. V. Het is waarlijk een dwaze beschouwing
van de ouders, dat zij zelve geen de minste opoffering
zouden hebben te doen, en een ander alles ; moeite,
tijd en .gold.
Mevr. G. Ja, hoe meer ik daarover na denk, hoe
sterker ik er voor ben dat wij een billijk schoolgeld
vragen. Maar er blijven toch altijd onvermogen-
den die wij toch ook gaarne zouden willen opnemen.
Mevr. V. Nu, hoe wij daarmee zullen hebben te
handelen wensch ik later eens te bespreken, —
thans is het noodig nog bepaling te maken op
welke wijze wij zullen trachten te voorzien in eene
allereerste behoefte , het verkrijgen van eene Onder-
wij zeres.
Mevr. G Die behoefte kenbaar te maken door
een advertentie in de nieuwsbladen, was de beste weg.
Mevr. V. Zoudt gij dit beter vinden, dan onze
vrienden te schrijven ?
Mevr. G. Gij denkt wellicht aan het spreekwoord
keus geeft kwel, en het getal zou zeker beperkt
worden als wij ons tot de vrienden wenden; ech-
ter zou ik in deze thans liever toch de vrijheid
voor ieder openstellen.
Mevr. V. Daar ik in uwe beschouwing deel, heb
ik al bereids een advertentie opgesteld.
Mevr G. Kom dat is goed, laat eens hooren.
Mevr. V. Mij dunkt wij moesten de eisch niet
te hoog stellen, en toch duidelijk onzen wensch te
-ocr page 24-
22
kennen geven, — zoo als door onderstaande mijns
inziens geschiedt.
Tot onderwijzeres in eene Bewaarschool wordt
verlangd iemand van Christelijke beginselen, ervaren-
heid in naa\'yen, breijen en handwerken, zal wel
vooral eene aanbeveling zijn. Salaris naar bekwaam-
heid, minstens ƒ 250.— Brieven franco aan
Mevrouw... .
Mev. G. Zoo vind ik die goed en gij zult
de zorg wel op u nemen, het noodige verder
te doea; in de hoop dat er spoedig gunstig ant-
woord wordt ontvangen, willen wij elkander thans
verlaten.
Mevr. V. Maar hoe gaat het met de lijst, gij
hebt nu eenmaal op u genomen daar meê werk,-
zaam te zijn.
Mevr. G. Toen ik ze het laatst thuis had
gaf zij mij reden tot blijdschap. Zij is nog altijd
rondgaande, want gij weet wel, men wil zich
gaarne eerst eens beraden.
Mevr. V. Dat men tracht te weten wat men
bevordert is in den regel goed te keuren, ik wensch
dat men zoo kennis neemt, dat men zorg draagt,
om toch niet te weinig de zaak voor te staan, en dat
wij daarin eene aanmoediging ondervonden, om met
blijmoedigheid verder voort te gaan; de nuttigheid
om er ook een avondschool aan te verbinden voor
meisjes om allerlei vrouwelijke handwerken te lee-
ren, had ik gaarne nog wat uitgebreider met u
besproken, zoo wel om de inrigting zelve aan te
-ocr page 25-
23
bevelen, als ook te doen opmerken dat het tot voor-
deel van de school of de onderwijzeres zou kunnen
strekken. Maar de tijd roept nu tot scheiden.
Mevr. G. Ja zoo is het, maar ook ik heb nog
veel met u te overleggen, dus tot wederziens.
7de BEZOEK
Mevr. V. De vele brieven als antwoord ontvangen
op de door ons geplaatste advertentie, geven mij -
aanleiding heden avond bij u te komen.
Mevr. G. Het doet mij waarlijk genoegen u te
zien, en te vernemen dat er bereids onderwijze-
ressen zijn, die genegendheid openbaren in onze
school werkzaam te zijn.
Mevr G. Dit kan ik mij van u begrijpen, want
uw verlangen om de school te kunnen openen,
wordt grooter naar mate de tijd nadert, ik hoop
maar dat gij geduld zult oefenen in het doen van
eene goede keus.
Mevr. G. "Wel ik hoorde u zeggen dat gij meer dan
eene aanbieding hadt; als wij dan de beste kiezen,
dan zijn wij spoedig klaar.
Mevr. V. Dat is ook zoo, maar de vraag zal zijn,
wie de beste is.
Mevr. G. \'t Is waar, daar kan verschillend over
gedacht worden.
Mevr. V. "Wij hebben eerst wel eens te vragen,
wat zullen wij als eerste vereischte stellen.
Mevr. G. Wel, wij hebben in onze adverten-
-ocr page 26-
34
tie daaromtrent aanwijzing. Iemand van Christe-
lijke beginselen hebben wij de voorkeur te geven.
Mevr. V. Maar nu hebt gij eens 4 of 5 meisjes
van wie gij getuigenis ontvangt dat zij lust hebben
de kinderen op te voeden in de vreeze des Heeren,
dan zal het toch waar zijn dat de gaven en bekwaam-
heden zeer verschillend zijn kunnen.
Mevr. G. Wij kunnen niet beter doen, dan in de
eerste plaats acht geven op de behoeften voor ons dorp.
Mevr. "V. En dit zou vast moeten staan, dat iemand
vooral lust en ijver voor de school had om met
nauwgezetheid des gewetens de kinderen te onder-
wijzen.
Er werd al tegen mij gezegd, let vooral of iemand
eene goede opleiding heeft genoten, een goed ge-
tuigenis kan overleggen, en een goed voorkomen en
zedelijke kracht over de kinderen bezit.
Mevr. G. Dat zijn alle gewenschte zaken. Maar
wij moeten ons niet voorstellen alle vereischten in
één persoon vereenigd te zullen vinden.
Mevr. V. En wij vooral, zouden geen regt en
aanspraak hebben voor onze kleine school dat iemand
bekwaam en ervaren voor grooteren werkkring, zich
tot ons wendde.
Mevr. G Gij hebt mij nu al weder een en
andere opmerking gedaan; ik verlang zeer den
inhoud der brieven te vernemen.
Mevr. V. Dit kan ik mij begrijpen en als gij ze
gelezen hebt, zult gij de brief uit A. ontvangen,
vooral zeer in overweging nemen.
-ocr page 27-
25
Mevr. G. Dan zou zeker mijn voorstel zijn, om
persoonlijk met haar kennis te maken, om over
wederzijdsche voorwaarden te spreken, en kan men »
daarin overeenkomen, dan de betrekking van On-
derwij zeres haar op te dragen,
Mevr. V. Ofschoon ik gunstige getuigenissen reeds
heb, zou ik volkomen genoegen in uw voorstel
nemen.
Mevr. G. Voor wij nu tot een besluit komen,
hebben wij onze lijst van inteekening na te zien,
en met blijdschap kan ik mededeelen dat de belang-
stelling waarlijk algemeen genoemd mag worden.
Mevr. V. Dit zou wel eene vervulling van mijn
wensch zijn; wat voor algemeen belang gedaan
wordt, behoort ook de algemeene belangstel-
ling te ondervinden, het is dus de vraag: Is
de Bewaarschool tot bevordering van algemeen
belang?
Mevr. G. Velen hebben door hunne inteeke-
ning daarop reeds antwoord gegeven, en eerst als
zij werkelijk bestaat en goede vruchten geeft, kan
zij er eigenlijk aanspraak op hebben.
Mevr. V. Dit doet mij dikwijls zeer bezwaard de
toekomst tegen gaan, en geneigd om niet voort te
zetten wat begonnen is. — Vooruit ziende, dat
het een werk zal zijn, waarop o, zoo veel zal zijn
aan te merken.
Mevr G. Ja door uw zien hebt gij meer be-
zwaren dan ik, en waarlijk als wij toch letten op
hetgeen gegeven is, dan is er allereden om;blijmoedig
-ocr page 28-
26
voort te gaan; de lijst van inteekening toch is juist
het bedrag dat wij noodig hebben voor onze on-
derwij zeres.
Mevr. V. Ik ben ook ten volle overtuigd, bij het
gezicht van de noodzakelijkheid en de aanmoedi-
gingen reeds ondervonden, is er aan terugtreden
niet te denken, maar hebben wij de uitkomst
met lijdzaamheid af te wachten, biddende te doen,
wat onze hand zal vinden.
Mevr. G. Angstvallig durf ik daarom nu niet
vragen, van waar nu nog ƒ 200?
Mevr. V. Voor schoolgeld hebben wij ook te
ontvangen een som van f , en dat er in zulk
eene zaak-iets voor geloovig vragen en verwachten
overblijft, zal ons nederig en ootmoedig kunnen
houden; maar toch zou ik blij zijn die last door
eene verhoogde inteekening van onze schouders werd
genomen; er blijft zoo veel te voorzien als men in
zulk een werkkring zich geplaatst ziet.
Mevr. G. Ik hoop u binnen weinig dagen
nader te spreken als ik de mij noodige informatiën
naar de door u bedoelde onderwijzeres heb gedaan;
wij kunnen elkander nu alweder goedsmoeds ver-
laten.
8ste BEZOEK.
Mevr. G. Nu kunnen wij toch ook waarlijk het
woord toepassen: ziet, alle dingen zijn gereed. Aan
de school is de noodige vertimmering gedaan, de noo-
-ocr page 29-
27
dige gelden zijn voorhanden en ook de onderwij-
zeres heeft de betrekking aangenomen; eenige kin-
deren zijn ingeschreven om geplaatst te worden.
Mevr. V. Ja spoediger dan ik mij in onze eerste
bijeenkomst had durven voorstellen is alles tot
stand gekomen, en vooral verblijd ik mij over de
leiding van de Onderwijzeres, — wat was onze
ontmoeting met haar aangenaam! Zij was zoo ten
volle met ons eens-denkende over de noodzakelijk-
heid om den Bijbel op school te eerbiedigen als ons
gegeven om wijs te worden tot zaligheid,
Niet ook om in onverstand het kind te leeren,
wat eerst op lateren leeftijd behoort onderzocht
en gekend te worden; maar het kind in alleneen-
voud weder te geven, wat voor het kind in het
Woord van God geschreven staat, om alzoo te vol-*
brengen het bevel van Jezus, om de kinderen tot
Hem te brengen opdat Hij hun zegene.
Mevr. G. En de gestelde voorwaarde om de werk-
zaamheden te regelen zooals het meest tot bevorde-
ring en bloei der school kon strekken, scheen ook
voor haar geen bezwaar te zijn.
Mevr. V. Dit verblijdde mij, want vooral bij het
begin van eene zaak zijn vaste bepalingen zoo hoogst
moeijelijk, ook het eigen werk is dikwijls voor veel
verbetering vatbaar.
Mevr. V. Ook over het salaris hadden wij geluk-
kig geen verschil, zij was zelve zeer tevreden
met ons voorstel en, zooals gij reeds hebt opge-
merkt, alle dingen zijn nu gereed om te kunnen
-ocr page 30-
28
zeggen, de school op.... Mei staat geopend te
worden.
Mevr. G. Maar nu heb ik nog een voorstel, om
namelijk onze ervaring, wat de hoofdzaken aangaat,
door den druk meer algemeen bekend te maken
Mevr. V. Ook daar heb ik meermalen over nagedacht,
er was echter ook veel tegen te zeggen, doch bij
den oprechte is goedwilligheid; als gij denkt dat het
anderen zou kunnen aanmoedigen om de oprigting
van bewaarscholen te bevorderen, zou ik geen
vrijheid hebben terug te houden wat wij in deze
gedaan hebben.
Mevr. G. De gedachte, dat onze mededeeling
daarvoor zou kunnen dienen, was juist hetgeen
mij u tot de uitgave deed opwekken.
Mevr. V. Nu de Heere doe er dan mêe wat goed
is in Zijne oogen, en gebiede over onze werkzaam-
heden Zijnen onmisbaren zegen.
-ocr page 31-
A \\*s\\^1&Z-