-ocr page 1-
-ocr page 2-
v^vta vX^b*^
-ocr page 3-
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
A06000024489696B
2448 969 6
-ocr page 4-
\\ï}
-ocr page 5-
DE BOSCHNEGERS IN DE KOLONIE SURINAME.
HUN LEVEN, ZEDEN EN GEWOONTEN*.
INLEIDING.
Na het plautageleven iu de kolonie Suriname verlaten te
hebben, kwam ik in het begin van \'t jaar 1851 aldaar tsrug met het
plan om, ingevolge eene door mij met een Belgisch huis ge-
trofl\'en overeenkomst, scheepsladingen hout naar het moederland
en België te verzenden.
Hiertoe ondernam ik mijne reizen naar de boschnegers eu
bezocht de meeste hunner woonplaatsen; iets dat met moeite en
groote kosten gepaard ging, daar ik overal ruime geschenken
uitdeelde, met het doel om ook daardoor hun vertrouwen te
verwerven, dat zij niet ligt aan blanken schenken.
Eeeds bij mijne eerste ontmoeting nam ik de voorzorg
elk hunner zonder onderscheid beleefd te groeten en de hand
te schudden; eene door hen iu de laatste tijden van de blanken
overgenomen gewoonte, die hen van welgezindheid verzekert, welke
zij wel onderling, maar nimmer van een blanke ondervinden.
Ik sprak hen vertrouwelijk en vriendelijk toe, ging in hunne
hutten naast hen op huune lage bankjes zitten, en nam deel aan
hunne maaltijden. In \'t kort — ik woonde eeuigen tijd zonder
terughoudendheid of vreeze onder hen, betalende voor alles
wat ik genoot ruimschoots op deze of gene wijze.
Ook stond ik hun toe, wauueer zij van mijnen voorraad
dranken, als wijn, bier, brandewijn en jenever, wilden gebruiken,
mij zulks gerust te vragen, ten einde mijne bedienden te kunnen
gelasten hun het verlangde aan te bieden. Bovendien voorzag ik
IX (Xlll)                                                                                                 1
-ocr page 6-
-ocr page 7-
2                                                               1)1\', HOSOHNKIiKKS
Im\'U ruim vüii (lr;iin , \' kruid eu lood, eu g\'af, om ook aan de
vrouwen gulheid te toouen, aau de/e eu den kinderen vaak be-
schuit, koek of eenige geldstukken.
lii liet eerst waren zij zeer terughoudend en wantrouwend,
docli werden langzamerhand, en na eenigc moeitevolle jaren,
meer vertrouwelijk met mij, zoodat ik , mij geheel naar hunne
gewoonte schikkende, mijn plan om het benoodigde hout door
hen te doen bewerken, heb kunnen ten uitvoer brengen.
Veel hout werd door mij besteld en alles wat ik ontving werd
naar de werkelijke waarde en volgens gesloten overeenkomst
betaald.
Ik leende verscheidene hunner geld in weerwil van reeds
dikwerf door hen misleid eu bedrogen te zijn, eu ging voort
hen hartelijk te behandelen, kleedingstukkeii te schenken, ja,
somtijds voor slecht hout, dat zij mij onder goede stukken
poogden o]) te dringen, niettegenstaande ik zidks bemerkte, toch
behoorlijk even als voor goed hout te betalen, waardoor ik hen
deed inzien, dat ik op toegevende wijze wilde te werk gaan.
Zoo leerde ik meer en meer huune levenswijze, zeden en ge-
woonteu kennen, eerbiedigde deze in alles, en inogt eindelijk
slagen hen van verscheidene slechte gewoonten en gebreken te
doen terugkomeu en een meer eerlijken handel jegeus mij in
acht te nemen. Ik heb het zelfs zoo ver kunnen brengen, dat
ik thans een blind vertrouwen geniet en wederkeerig aan som-
inigen mijn geheel vertrouwen heb kunnen schenken.
Sedert het. begin van 1857 ben ik eigenaar van eenen hout-
zaaguiolen, waarmede de vorige eigenaar weinig of niets koude
uitvoeren, omdat hem altijd de tot zagen van planken benoodigde
houtblokken ontbraken, terwijl ik daarentegen van de boschnegers
zooveel hout erlang, dat het mij dikwijls te veel is.
Vele hunner, die niet eens tot mijne vaste werklieden be-
hooreu, weigeren hun hout op plantage te verkoopen, en brengen
het tot aau mijnen bij de stad gelegen zaagmolen, omdat zij,
naai- hun beweren, ook willen deeleu in die voorregten, welke
de andere boschnegers volgens hun met mij gesloten verbond,
genieten.
De meeste boschnegers kennen mij, zoo niet in persoon, dan
toch bij naam.
Ook heb ik hun moeten beloven, dat ik mijn zoon zal op-
1 Soort van inlamlsche rum (suiker-spiritus).
-ocr page 8-
IV IMS KOLONIE SUKINA.UK.                                   3
leiden, om later in mijne plsuits te kunnen optreden eu met huuue
nakomelingen op dezelfde wijze om te gaan als ik thans met
hen doe, terwijl ook zij huuue kinderen inprenten, zich jegens
mijn zoon zoo te gedragen, als de ouders zich jegeus mij bctoo-
ueu. Zij willen zoodoende eene scheiding tusschen de niijueu en
de hunnen ook in de toekomst onmogelijk maken.
Bij het reeds aangehaalde omtrent een door mij met lieu ge-
sloten verbond acht ik liet niet ondoelmatig hierbij eene schets
te geven van de wijze, waarop ik aangezocht werd, dat verbond
met hen aan te gaan, en wat er gebeurde, vóór zij zich aan
mij oj) zoo buitengewone wijze hebben aangesloten.
Nadat ik reeds eeuigen tijd steeds vertrouwelijker met hen
had omgegaan en mijne reizen, om heu te bezoeken, veelvul-
diger waren geworden, ïhaakte eeuige opperhoofden mij in ver-
trouwen bekend, dat, hoewel zij mij reeds geruimeu tijd hadden
leereu kennen, en mi) als een goed eu eerlijk man beschouw-
den, daar zij van mij betere behandeling ondervonden hadden
dan van vele anderen, waarmede zij reeds omgang hadden gehad,
zij toch niet zoo los weg konden aannemen, dat ik altijd dezelfde
zou blijven, en dat ik welligt geheel andere bedoelingen met lieu
had die zij later konden betreuren. Daarom waren nog velen
hunner weigerachtig gebleven, zich vast te verbinden voor mij te
arbeiden. Om dat wantrouwen geheel bij hen te doen ophouden,
vertoefde ik uog geruimeu tijd onder heu in het boscli en toonde
steeds eerlijke bedoelingen met hen te hebben, tot. ik na eeuige
weken, door het ruim wegschenken van kost en dranken, be-
merkte dat ik aan alles gebrek kreeg, eu genoodzaakt was mijn
vaartuig naar Paramaribo te zeudeu om het benoodigde voor mij
te halen, waardoor ik mij geheel alleen ouder hen bevond.
Toen ik dus na het vertrek van mijn vaartuig bij den hoofd-
man van het dorp, Sparri Passi \' geheeten, eeuigen uien in zijne
hut al pratende over mijne plauuen doorbragt, raadde hij mij
ten sterkste aan thans liet bij hen gebruikelijke verbond te sluiten.
Ik bewilligde hierin en verzocht hem dadelijk mij door een
boschpad naar het naastgelegeu dorp Manjaondro 2 te vergezel-
len, teu eiude aan deu aldaar wonenden kapitein Kwassi jeuni
te verzoeken alle beschikbare korjalen 3 te bemannen, eu naar de
kampen der boschuegers rond te zeudeu, ten einde alle Auka-
1   Sparri (een groote platte viscli) weg.
2  Onder de Manjaboom.
8 Kleine vaartuigen, vervaardigd van boomstammen.
-ocr page 9-
4
DE BOSCHNEGKRS
nors in dien omtrek te boodschappen, dat ik mij geheel alleen
onder hen bevindende, hen allen bij elkander wenschte te zien,
ten einde mij de gelegenheid te geven op de door hen te be-
palen plaats, overeenkomstig hunne wijze en gebruiken, den
verbondseed af te leggen oin ten allen tijde elkaar getrouw te
blijven.
Drie dagen verliepen met overwegingen en beraadslagingen tus-
st.lien verscheidene kapiteins, raadslieden en ouden, alvorens het
mij kon gelukken hunne toestemming hiertoe te verkrijgen.
Eindelijk echter werd besloten op Vrijdag (een\'\' bij hen
heiligen dag), wanneer de zou haar middagpunt zou bereikt
hebben, de verbondsplegtigheid te doen plaats vinden.
Op dien dag, omstreeks elf ure op den voormiddag, nam een
der oudste en invloedrijkste onder hen een schoon theekopje,
deed daarin wat dram met kruid gemengd, en nam eenige fijn
gestampte planten, die hij met rivierwater bevochtigde, en in
liet kopje uitperste.
Mij en zeven der voornaamsten werden toen met een scheer-
mes drie kleine kerven op de regterhand gesneden. Het bloed
daaruit met een vlokje boomwol opgenomen, werd mede in het
kopje uitgeperst, en de boomwol zoo dikwerf met rivierwater
uitgewasscheu en uitgedrukt, dat zich geene teekenen van bloed
daaraan meer vertoonden. Een en ander in het kopje goed om-
geroerd, werd dit op een bankje in de open lucht geplaatst.
Tegen 12 ure precies verzamelde zich een groot aantal mannen,
vrouwen en kinderen rondom het bankje, waarop het kopje stond,
aan welks zijde men mij plaatste.
Er werden drie geweerschoten gelost. Onder al de aanwe-
zigeu heerschte eene diepe stilte, waarop eerst mij en toen de
andere zeven personen, wier bloed met het mijne was vermengd,
het kopje werd aangeboden om van den inhoud een teug te
drinken, waarna het bij alle mannen moest rond gaan om er,
hoe weinig ook, iets uit te drinken of maar te ruiken, ja! toen
het geledigd was, moesten de overigen, die nog niet gedronken
of geroken hadden, het aflekken.
Daarop werd ik door de hoofdlieden en vele der vrouwen om-
helsd; zij sloegen den regterarm over mijn linker schouder en
den linkerarm onder mijn regterarm, en rustten een\' oogenblik
met liet hoofd tegen mijn regterwang.
Na den afloop, terwijl er veel dram gedronken werd,
heerschte eer eene altremeene, uitbundige vrolijkheid, en werd
-ocr page 10-
5
IN UK KOLONIE SURINAME.
mij toen eerst gezegd, dat zij mij opzettelijk het eerst gesneden
en liet eerst te drinken gegeven hadden, om zich te overtuigen
of ik hen volkomen vertrouwde, dan wel of ik vrees zou
getoond hebben, mij zoo geheel alleen aan hunnen wil te on-
derwerpen en te doen, wat zij van mij verlangden; terwijl zij
mij verzekerden, dat, wanneer ik geweigerd had de eerste te
willen zijn, geen der hunne het verbond met mij zou hebben
willen sluiten.
Indien ik mij dus niet naar liuunen zin had gedragen, zou ik
deze voor mij zoo hoogst belangrijke en voordeelige verbindtenis
geheel hebben gemist.
Den volgenden dag kwamen vele hunner mij zeggen, dat
hunne werkplaatsen aan de rivier Cottica weinig van die hout-
soorten opleverden, die door mij ter bewerking waren opgegeven,
docli dat zij zich bereid verklaarden die terstond voor mij aan
de rivier Boven-Cominewijne te gaan bewerken, waar zij zeker
waren rijker bosschen te zullen vinden.
Daar laatstgenoemde rivier destijds door een gouveruements
besluit voor hen gesloten was, rekwestreerde ik in het jaar 1831
om toegang te verkrijgen, ten einde met hen aan die rivier te
kunnen arbeiden. Dit werd mij toegestaan, en sedert houden
zich daar eenige houderde boschnegers op, die woningen en
kostlanden hebbeu aangelegd, terwijl zij voortdurend met voor-
beeldeloozen ijver het door mij benoodigde hout bewerken en
tot aan den zaagmolen afbrengen.
HOOFDSTUK T.
TOFOGRAPHISCHE BESCHRIJVING DER KOLONIE SURINAME.
Suriname of Nederlandsch Guyana wordt ten noorden be-
grensd door den Atlantischen Oceaan, ten oosten door Cayenue
of Frausch Guyana, waarvan het gescheiden wordt door de rivier
de Marowyne; ten zuiden verliest het zich in eeuwenoude,
nog nimmer doorzochte wouden tot daar, waar het Tumutumaque-
gebergte de grens stelt aan Brazilië; eindelijk ten westen wordt
het door de rivier Corantyn gescheiden van Berbice of Britsch
Guyana.
De afstand tusschen de grensrivieren Marowyne en Corantyn is
zes en vijftig een en half uur. Yolgens de laatste opnemingen
-ocr page 11-
f)                                              DR BOSOHXEGERS
is de ligging bepaald tusschen 54 en 57° W. li. en 2 en 0° N. T5.
en heeft de kolonie eene uitgestrektheid van 2500 □ (I. M.,
waarvan nog geen 700 bekend zijn.
De naam Suriname stamt, volgens algemeen gevoelen, af van
een I ndiaauschen stam Snrineu geheeten, dieu men bij de ont-
dekking aldaar vond, doch die zich later tot de takken der
Aiuazonerivier teruggetrokken heeft.
De rivier werd door de inlanders nooit anders genoemd dan
groote Coma (groote rivier).
J)e bevolking telt, volgeus het laatste verslag aan de stateu-
generaal aangeboden, (>7,70!) zielen, als: -15,567 vrije, 38,042
op l". Julij 1S0;} vrijgegevenen, 8,000 Moschuegers, 1,000 lu-
dianeu, 5,000 schuilhouders of ontvlugtte slaven.
HOOFDSTUK II.
OORSPRONG ES VESTIGING DER BOSCHNEGERS.
De boscliuegers stammen af van weggeloopen slaven in vroeger
tijden, en later, in 1712, van die slaven, welke door hunne
eigenaars in de bosschen werden verscholen om de brandschattiug
van Cassard te ontkomen, doch niet tot hunne meesters terug-
keerden; na den vrede, dieu zij met de blanken den 19 September
1702 hebbeu gesloten, ontvingen zij den uaam van bevredigde
boscliuegers. Vau toen af ontvingen zij van het Nederlaudsche
gouvernement jaarlijks geschenken, uit geweren, kruid, lood,
tabak, rijst, zout, dram, enz. bestaande.
Deze werden echter in later tijd door het gouvernement lang-
zamerhand verminderd, en eindelijk geheel afgeschaft, waardoor
de negers dan ook niet meer zoo gewillig en zouder beloouing
het gouvernement vau dienst willen zijn; daar zij meeueu, dat
zij bij het sluiten van den vrede met het gouvernement wareu
overeengekomen, dat vau hunne zijde de blanken in niets meer
zouden worden gehinderd, terwijl zij zich zouden beijvereu,
het gouvernement, waar zulks noodig was, bij te staau, waar-
tegen hun vau wege het gouvernement de hierboven vermelde
geschenken jaarlijks zouden worden uitgereikt. Thans klagen
zij over de handelwijze van het gouvernement en willen niet
gelooven, dat zij de blanken kunnen en mogen vertrouwen.
De boscliuegers zijn verdeeld in vier stammen:
-ocr page 12-
IN DE KOLONIE SUIUNAMi:.                                   7
1°. Aucauers, die aan de rivier Marowyne liuuue woonplaats
Auca eu aau de rivier boveu Cottica, vaar zij door de
Wauakreek uit de Marowyne komen, hunne werkplaatsen
hebben. Zij worden ouderling .loeka en door de blanken
Aucauers genoemd naar de plautagie Auca, waar den 19
October 17(i() de vrede met hen werd gesloten.
2». Saramaccaners, die aan de rivier boveu Suriname, hoofcl-
zakelijk bij den waterval Arasoebanja bij üjeugjeu en
Prakieki wonen, en langs diezelfde rivier en in de kreek
Taaiboto Kouloegrou eu Kassipora hunne werkplaatsen
hebben. Zij worden door de blanken Saramaccaners, naar
de rivier vau dien naam (alwaar zij vroeger woonden), en
ouderling Wousie of Moejéré genoemd.
3ft. Mantoewari, die aan de rivier boven Saramaeca hunne
woonplaats en langs diezelfde rivier, op Maripaston en in
de kreek Miudriuetie liunne werkplaatsen hebben. Zij worden
eveu als de Saramaccaners genoemd, daar ook zij, hoewel
afgescheiden, aan diezelfde rivier wonen.
4°. Bonnienegers, wonende aan de rivier boven Marowyne;
ze waren tot 1S62 in slavenstaat bij de Aucauers, doch
werden toen door tussehenkomst van het gouvernement
daarvan ontheven. Huu naam zou afstammen van een vroe-
ger weggeloopen neger, die zich aan hun hoofd had
gesteld.
HOOFDSTUK lil.
REOE.IUXG, WETTEN, REGTSPJ.EGING.
Elk dezer stammen, behalve de Bonnienegers, heeft eeuopper-
hoofd, dat zij (irainnau (gouverneur) noemen; de aan deze door
het gouvernement gegeven uniform, is een blaauwe rok met
epauletten, steek met witte pluche.
Bij de Aucauers is het opperhoofd Bymau genaamd, een ge-
slepeu, moedig en verstandig inau, omstreeks (io jaren oud.
Het opperhoofd der Saramaccaners heet Abram, eeu gebrekkig
oud man, die zeer zwak van karakter is en weinig invloed heefl.
De Man\'toewarienegers hebben een opperhoofd, Kalkoen genaamd,
die, ofschoon bejaard en gebrekkig, toch nog ferm van karakter
kan irenoeuul woeden.
-ocr page 13-
s
DE BOSCHN\'ERKUS
Onder hunne opperhoofden hebben zij een zeker aantal kapi-
teins en raadslieden. De eersten zijn verdeeld in boschkapiteius,
die het bevel bij oorlogen op zich nemen, en in huis- of land-
kapiteins, die de inwendige zaken met het opperhoofd behande-
len. Het huu door het gouvernement geschonken teeken hunner
waardigheid bestaat in een grooteu stok met ronden zilveren bol
(tamboermajoorstok), waarop het Nederlandsche wapen met //Je
inaintiendrai.\'\'1
Zij bezitten eene groote, opene loods, die hun als hof dient
en die zij Kroetoehoso noemen (waarschijnlijk afgeleid van het
engelsche Court house).
Hunne wetgeving is zeer beperkt. Die een ander doodt, wordt
met den dood gestraft; die iemand vergiftigt, ondergaat den
marteldood, mits dat degelijke ouomstootbare bewijzen voorhanden
zijn. (Zie verder hoofdstuk XI.) Is de doodstraf niet van toe-
passing, zoo wordt de schuldige veroordeeld in zijn geslacht de
vergelding te vinden. Zijne kinderen, kindskinderen en achter-
kleinkinderen moeten aan het geslacht van den vergiftigden per-
soon slaafsche diensten bewijzen.
Overigens handelen zij meest naar het oordeel en de beslis-
sing hunner ouden of raadslieden. De meeste straften bestaan
in zweepslagen.
HOOFDSTUK IV.
WAPENEN.
Deze bestaan uit. geweren, houwers, boog en pijlen en lansen.
Tn sommige gevallen bedienen zij zich ook van een soort knodsen. \'
Het gevaarlijkste echter wat zij bezitten, is eene menigte plant-
aardige vergiften, waarmede zij hunne vijanden heimelijk weten
te treilen, en waarvan de gevolgen zich langzaam openbaren, maar
meest doodelijk zijn. Zij mengen die niet alleen met een of ander
voedsel, of in snuif en tabak, maar weten sommige slechts met
een deel van het ligchaam in aanraking te brengen, en daardoor
tot de besmcttelijkste gevolgen aanleiding te geven.
\' Een Indiaansen wapentuig Apoetoe genaamd.
-ocr page 14-
!)
IN UK KOLOME SURINAME.
HOOFDSTUK V.
WONINGEN, ZEDEN, GEBRUIKEN, HUISHOUDEN.
Hunne hutten zijn laag van den grond opgetrokken uit on-
bewerkt rondhout, met pina, de bladen van een palmsoort \', ge-
dekt en met palisaden latten omslagen.
l)e rustbanken en slaapplaatsen daar binnen zijn mede van
pallisadeu gemaakt.
In de hut bevindt zich de haard of vuurplaats, waarop zij
koken, en waarop zij altijd vuur aanhouden, daar zij ongaarne
zouder blijven, ten minste niet zonder vuurtje slapen. Hunne
wapenen hangen boven hunne slaapplaats, zijnde een hangmat,
waarin somtijds man en vrouw te zamen liggen. Zelden wonen
in ééne hut meer dan een man en eene vrouw, met hunne
kleine kinderen.
In pagalen, een soort gevlochten mandwerk, worden hunne
kleediugstukken, benevens andere kleinigheden, geborgen; ter-
wijl zij water, sterke dranken, suikersap, rijst, zout enz. in
kallebassen en godos 2 bewaren.
Sommige hunner hebben cederhouten kleederkisten, welke
vooral veel met koper moeten gemonteerd zijn; ook vindt men
er soms likeurkelders met vergulde flesschen.
Voor het overige staat in de hut alles open.
Bij hunne maaltijden komen dikwerf vele mannen te zaam in
eene hut, en eten uit eene groote kom of kallebas. De vrouwen
verwijderen zich dan, na verschillende kallebassen of kommen
met eten voor hunne mannen in den kring, waarin zij gezeten
zijn, op zeer lage tafeltjes te hebben geplaatst, waarbij zij nimmer
vergeten een grooten kallebas met zuiver water te voegen, om
vóór en na het eten de handen te wasschen. De vrouwen ver-
zameleu zich later in een andere hut om hetgeen zij vooraf
voor zich hebben gehouden en wat door hunne mannen is over-
gelaten, te nuttigen.
Bevindt zich een grijsaard of hooggeplaatst persoon in hun
midden, zoo wordt dezen den kallebas met eten het eerst aange-
bodeu, om daaruit te gebruiken wat hij verlangt en het ten
dien einde van een gewoon bord, ofschoon in den kring zittende,
1 Kuterpe oleracea Mart.
1 Heide; uitgeholde vruchtschalcn van de Crescentia Cagetc L. en de
Oucurbita lagenaria I... planten uit de lam. dei- Cuuurbitaceen.
        .
-ocr page 15-
KI                                                ÜE BUHCHNKUKUH
iilleen te eteu, terwijl de anderen uit de groote kom hunnen
maaltijd doen. Over het algemeen praten zij onder liet eteu
met elkander, aan welk gesprek ook de hooggeplaatste deel
neemt.
I.)e beleefdheid voor een gast ontspruit uit het denk-
beeld, dat een hunner welligt onwetend een stuk zou kunnen
nemen, dat de voorname persoon juist wenschte te hebben, eu
ofschoon hierop nu geene aanmerking zou gemaakt worden,
kon het toch gebeuren dat dit den gast, voor wieu zij bijzondere
hoogachting koesteren, zou hinderen of dat hij zich hierdoor be-
leedigd zou achten. Het is vooral de ouderdom, dien ze hooge ver-
eeriug toedragen.
HOOFDSTUK VI.
HUIS- KN VKI.DGEHEEDSCHAPPKM.
De boschnegers gebruiken meest dissels om hunne corjaleu of
canos uit eerst gedeeltelijk uitgebrande boomen te houwen;
voorts schaven en beitels om hunne (gewoonlijk cederhouten) \'
bankjes en parels of pagaaijen 2 te benverken. Zij zijn er bijzonder
op gesteld dat deze met vele figuren ingesneden zijn. De houwer
is voor hen een onmisbaar werktuig, dat zij altijd bij zicli dragen,
eu als kapmes, sabel en mes gebruiken, ja zelfs, om met de
punt splinters of doornen uit de voeten te snijden. Veldakseu
of bijlen gebruiken zij om bosschen te vellen, ten einde hunne
ki :ine bouwgronden aau te leggen, en het hout dat zij bij vlotten
afbrengen en verkoopen, te bewerken.
De vrouwen bezitten behalve eeu houwer of mes ook houwee-
len, waarmede zij hunne landerijen en de plaats bij de woning
schoon houden; bezems maken zij van pinapalm bloemtrosseu,
of van in schoven gebonden rijstareu. Scharen, naalden en spelden
hebben zij gaarne, terwijl zij om te breijeu een puntigeu en om-
gebogen spijker gebruiken.
Met een zeker werktuig, dat zij kéké noemen, spinnen zij
van boomwol hun naaigaren; ook hebben zij ceu roud houten
werktuig, sepot; genaamd, waarmede zij zeer netjes en sterk
1  Cuilrula odoratu L.
2    Maiiili\'iit>is|iiitiii.
-ocr page 16-
IN UI\', KOLONIE SliltlNAMK.                            % II
pandjes of\' kleediugstukken en andere breiwerken vervaardigen.
Ook weten zij zeer mooije hangmatten van boomwol te maken.
HOOFDSTUK VII.
VOEDSEL, DRANKEN, YEIISNAVKRIXGEX, ENZ.
Hun dagelijksch voedsel is meestal rijst en cassave \', brood dat
op eene ijzeren plaat wordt gebakkeu, eu een smakelijk, langen
tijd te bewaren voedsel oplevert. In deu droogen tijd, de maanden
September, October en November, levert de grond hun nog eene
zeer melige en smakelijke aardvrncht, nappi 2 geuaamd; het ge-
heele jaar door echter verbouwen zij yains, zoete patatten •\',
tayers 4 en cassave.
Bananen hebl>en zij alleen van tijd tot tijd, wanneer zij die
op plantagies inruilen tegen vierkant hout, dat zij opzettelijk
voor deze ruiling bewerken. Wild en visch weten zij zich veel
te verschaffen; zout is een zeer gezocht artikel.
Zij bereiden hun voedsel steeds met veel iulaudsche peper 5
en koken in hunne soep of blaf verscheidene boschgroenten 6,die
zij dan met fijn gestampte bananen (afoefoe geuaamd) of wel
met cassave brood of rijst er in gedoopt, nuttigen.
Huunelepelsmaken zij van een langen strook van de kallebasschil.
Zij zijn groote liefhebbers van pinda 7, een soort van aard-
noot, waarvan zij verschillende lekkernijen maken.
Van spek houden zij bijzonder veel en koopen het zoo dik-
Averf zij in de stad zijn, gezouten en gerookt; zij nemen dikwijls
vaten vol daarvan mede in het bosch en zijn er hoogst zuinig op.
1  Zoete cassaha, liet zetmeel uit den wortel van Janiplia Manihot, niet
te verwarren met Jatroplia Manihot, die de bittere cassabu geeft, welke ,
hoezeer door koken en gedurig afwasschen is te verwijderen, een zeer
giftig bestanddeel bevat.
2 Dioscorea sativa en Dioscorea alata L.
3  Convolvulus Uatatas L. en llatatas edulis Choisy.
4 Wortel van Arum esculentum.
8 Allen capsicum soorten.
0  Kraroe, kalalve van de Amarantus oleraceus, Tajabladen van een
arumsoort.
1  Arachia liypogoca I..
-ocr page 17-
12                                          J)E BOSCHNEGEHS
Blom of meel koopen zij alleen dan, wanneer zij een slechten
rijstoogst hebben.
Als drank gebruiken zij rum of dram en maken soms van
het sap uit suikerriet, dat zij op plantagies opdoen, een soort
van gistenden drank, dien zij vooral bij feesten gebruiken. Zij
geven aan jenever en bier de voorkeur boven wijn, waarvan zij
geen groote liefhebbers zijn. De vrouwen houden veel van likeur.
Vele mannen en vrouwen rooken Amerikaauschen tabak uit
korte goudsche pijpen. Het snuiven is bij eenigeu eeue harts-
togtelijke gewoonte.
HOOFDSTUK VUL
FEESTEN, SPELEN, GODEX.
A\'nste tijden voor de aanbidding hunner goden hebben zij niet,
en doen dit alleen dan, wanneer zij ruim voorzien zijn van
sterken drank, en zich een vrolijken tijd van drie of vier dagen
willeu verschaften. Dan roepen zij alle buren te zamen om deel
te nemen aan de te geven feesten, die bestaan in het aanroepen
huuner goden, onder aanhoudend dausen en overmatig drinken.
Zij beginnen die feesten niet anders dan op een\' Vrijdag en
eindigen gewoonlijk \'s Zondags of \'s Maandags, afhangende van
den meerderen of minderen voorraad drank, zoodat bij het gemis
hiervan, het feest eindigt. Na den afloop zijn zij meestal uiterst
moê en lusteloos, en geven zich dan minstens twee of drie dagen
geheel aan de rust over.
Het is een bepaald vereischte bij die feesten zeer ruim van
sterken drank voorzien te zijn, omdat er onverpoosd moet gedronken
worden, ten einde in eene voortdurende bedwelming te blijven.
Bij eiken dronk storten zij vooraf een weinig op den grond, —
opdat ook deze, waarop zij zich zoo vrolijk bevinden, in hunne
genietingen deele.
De feestvierders zorgen dan, dat het hun volstrekt niet
aan visch, wild, spek, rijst enz. ontbreke, daar zij er eer in
stellen bij zulke gelegenheden de gulste gastvrijheid aan den dag
te leggen.
De goden, die zij vereeren, zijn:
lioango Gado,
Papa Gado,
Cromantie Gado,
-ocr page 18-
IN DE KOLONIE SURINAME.                                 13
namen voorzeker afkomstig van de verschillende afrikaansche
volkstammen van die namen.
In de twee eersten verheerlijken zij de natuur en al het ge-
schapene, waaruit dus blijkt, dat deze slechts ondergeschikte
godeu zijn van den ongenoemdeu eenigen grooten geest. De
laatste wordt vooral als middelaar door hen beschouwd, die
hnnne wenschen aan den grooten geest overbrengt; hij wordt
vooral bij lijkplegtigheden en voor raadpleging in ernstige ziekten
aangeroepen.
Andere eere- of godsdienst hebben zij, voor zoover ik te
weten kon komen, niet; alleen nog de vaste gewoonte om in de
maanden October of November, nadat de gioote drooge tijd zich
voor goed heeft ingesteld, op den eersten Vrijdag van nieuwe
maan, te zamen en met hun opperhoofd en kapiteins een groot
feest te vieren, dat een algemeen verzoenings doel heeft, om
hen van hunne bedreven misdaden te zuiveren. Dit feest, waarop
varkens en pluimvee wordt geofferd, moet vier weken aanhouden
en eindigt alzoo met de volgende nieuwe maan. Zij bidden
dan dansende en zingende, terwijl ze van tijd tot tijd knielen
om zegeu af te bidden.
Op de plaats waar hun afgod staat, steken zij op zekere af-
stauden lange stokken in den grond, waaraan zij lange, smalle
reepjes wit katoen bij wijze van vlaggen in menigte laten
waaijen.
Dit feest, waarbij geene kosten worden ontzien, vieren zij
met alle mogelijke plegtigheid; het wordt door oud en jong
bijgewoond, en heeft bij hen zeer veel waarde.
/
HOOFDSTUK IX.
DENKBEELDEN OVER DOOD EN EEUWIGHEID.
Zij gelooven, dat met den dood het bestaan van den mensch
eindigt, doch dat de geest van den afgestorvene niet geheel ver-
dwijnt maar nog langen tijd onder heu blijft. Ook gelooven zij
aan ongelukkige geesten, die door een vroeger misdadig leven,
rusteloos moeten ronddwalen, terwijl het leven op aarde der rus-
tige geesten vrij van misdaden zou zijn geweest.
Uelooning hier namaals voor goede daden nemen zij niet aan;
-ocr page 19-
14
UK BOSCHNEGERS
misdaden worden echter, naar hunne meeniug, gestraft niet rus-
teloos rondzwerven.
Zij zeggen dat die geesten alles weten wat er omgaat, en dat zij
op hunne feesten er mede in aanraking kunnen komen, menigeu
wenk en opheldering ontvangen, en door verborgen teekens mid-
delcu tegen ziekten te weten komen, waaraan zij liet volste ver-
trouwen hechten.
HOOFDSTUK X.
HUWELIJK K-N HUWELIJKSLEVEN.
Hunne huwelijken vinden niet weinig ceremoniën plaats. l)ik-
wijls vragen jongelingen en ook wel mannen aan zwaugere vrou-
weu, om indien zij eeue dochter ter wereld mogteu breugen,
dat meisje voor hunne vrouw te bestemmen, en is dit eenmaal
toegezegd zoo blijft zij ook bepaald als verloofde van den aau-
vrager beschouwd. Zoodra zij dan huwbaar is wordt zij met of
zonder hare toestemming aan haren man overgegeven, en liet
mag een zeldzaam geval genoemd worden, wanneer zulk eeue
belofte verbroken wordt.
De haar toegezegde man ziet zijne toekomstige vrouw soms
niet eerder dan bij zijne verloving, docli meestal bemoeit hij zich
niet hare opvoeding en geeft haar van tijd tot tijd geschenken,
uit geld, pantjes en koralen bestaande.
Sommige nemen het hun toegezegde meisje reeds met liet derde
of vierde jaar tot zich, om haar dan verder groot te brengen.
De toezegging van pasgeboren meisjes vindt het meeste plaats
zoo er tusschen ouders verpligtingen bestaan, zoo als in Hoofd-
stuk III is vermeld en bij de slaufsche onderwerping, die van
de eene familie aan de andere bij vergiftiging moet plaats
vinden enz.
Het is eene alledaagsche gebeurtenis, dat eeue vrouw haren
man of eeu man zijne vrouw om auderen verlaat.
Veelwijverij is sterk iu gebruik eu ik ken ouder mijue werk-
lieden verscheidene die drie of vier vrouwen hebben, waarvan de
meeste zeer jong zijn. Enkele echter bezitten slechts eeue vrouw.
Opmerkelijk is het, dat al de vrouwen met den man in
eene hut slapen, terwijl hij dan nog wel eeu meisje, die hij
tot zijne vrouw opleidt, ook bij zich houdt. Eeue vrouw bevindt
-ocr page 20-
15
IN UK KOl.OXIK SII1UXAMK.
zich bij hem in de hangmat, en ligt met de voeten aan het
hoofdeinde van den mau en deze omgekeerd met de voeten aan
liet hoofdeinde van de vrouw, terwijl de andere vrouwen in hare
hangmatten slapen.
Gaat een boschneger uit, hetzij om feest te vieren, of om
hout naar de stad te vlotten, zoo neemt hij al zijne vrouwen
mede; slechts in geval van ziekte blijven deze achter.
Zijne vrouwen krijgen afzonderlijk geld, waarom zij dan ook
afzonderlijk voor zijn eten moeten zorgen, zoodat de eeue des
morgens, de andere des middags, eeue derde des avonds depot
kookt, enz. Deze wijze van leveu en hunne jaloersehe aard
brengen vaak huiselijke twisten te weeg, die zelden anders dan
met bloedig vechten eindigen.
Bij het sluiten van een huwelijk is de man verpligt de
ouders van het meisje als huwelijksgift eeue lange, breede, wit
katoenen slaapdeken, verscheidene gekleurde doekeu en pautjcs,
eeuig aardewerk zoo als kommen en borden, ijzeren potten en
pannen en zoo al meer te geveu, terwijl hij verpligt is bij die
gelegenheid voor een ruimen voorraad sterkeu drank en suikerwijn
te zorgen.
Feesten, spel of dans hebben zij bij hunne huwelijken niet.
Wordt een huwelijk ontbonden, zoo gaan de beide partijen
weer ieder naar zijne familie; zoo de daarin betrokkenen en ouden
echter zulks afkeuren, gebeurt het, dat man en vrouw gedwongen
worden met elkaar te blijven leven, vooral wanneer er geene
degelijke redenen en grieven bestaan.
De mau is verpligt zijne vrouw of zijne vrouwen van voedsel,
kleeding eu sieraden te voorzien; zij, om den mau overal te
volgen , voor hem te kooken, te wasschen, en de huishouding waar te
nemen.
De vrouwen ziju voorbeeldig zindelijk; borden, kommen
eu pannen worden altijd uitermate schoon gehouden, en ook
bij het kooken van huu eten nemen zij de meeste reinheid
in acht.
Bevinden zij zich in den tijd der menstruatie, zoo geven zij
haren man onmiddellijk blijk daarvan door zich uit zijne woning
te verwijderen eu bij andere vrouwen in afzondering te houden; zij
kooken, noch doen in dien staat het geringste voor hem, komen
hem zelfs niet onder de oogen en blijven tot het eiude afgezon-
derd; wanneer zij zich hebbeu gereinigd en aangekleed, ver-
sieren zij de schouders en armen met witte strepen, ten teeken
-ocr page 21-
10
DE BOSCHNEGERS
dat zij weder in hunnen uonnaleu toestand zijn teruggekeerd.
De strepen worden gemaakt door gestampte Adroe \' met ge-
malen krijt en water te mengen.
Ook liet voorhoofd en den hals besmeren zij soms op die
wijze en verschijnen zoo voor hunnen man.
Tijdens hare afzondering bereidt en brengt eene andere vrouw,
die tot de familie behoort, of ook wel eene vriendin, dagelijks
eten, dat echter ten koste van de afgezonderde vrouw is. Deze
dienst bewijzen zij elkaar wederkeerig.
De kinderen leereu al zeer vroeg hunne dansen en spelen en
zijn bij de feesten altijd tegenwoordig.
Van de vroegste jeugd af wordt hun geleerd oudere menschen
te achten en te eerbiedigen; vergrijpen tegen deze verpligte
hoogachting worden streng gestraft.
Vooral de jongens worden reeds vroeg mede naar het bosch
genomen en blijven daar bij het bewerken van hout of audere
verrigtingen, zoomede bij jagt en visscherij en leeren al zeer
spoedig zwemmen.
Mannen, vrouwen en kinderen baden zich dagelijks afzonderlijk
in de rivier.
HOOFDSTUK XI.
LIJKDIENSTEN EN ANDERE PLEGTIGHEDEN.
De lijkdiensten vieren zij zeer plegtig. Sterft een hunner iu
Auca, dat is hun land, dan wordt het lijk gereinigd, de nagels
geknipt, en in eene doodkist gelegd, waarin verscheidene en
vooral kostbare kleedingstukken van den overledene worden ge-
daan en waarbij al de betrekkingen ook een nieuw stuk kleed
(meestal doeken en pantjes) als aandenken medegeven; een
afscheidsteekeu waarop veel prijs wordt gesteld. Vandaar dat zij
altijd zorgen een genoegzamen voorraad nieuwe en ongebruikte
doeken te bezitten.
Gewoonlijk ligt het lijk, vóór de begrafenis plaats vindt,
een dag in de opene kist om er afscheid van te kunnen nemen.
De betrekkingen zitten dan rondom de kist en weenen onop-
1 Ken knobbol;u:htijr<> wortelstok van ilou Oyperus rotundus L,
-ocr page 22-
IN Dl) KOLONIE SU1UNAME.                                 17
houdelijk op eene huu eigenaardige, meestal zingende wijze,
waarbij zich ook van tijd tot tijd de bezoekers voegen.
Na de ter aarde bestelling gaan de naaste bloedverwanten ge-
durende acht dagen op een op den grond gespreide mat, de
treurdagen houden. Gedurende dien tijd wordt er bij afwisseling
luid geweeud, waarbij de vreemdsoortigste gebaren worden ge-
maakt, terwijl dag en nacht, doorgaans bij afwisseling, sprookje
met vele zinspelingen, en altijd eindigende met een morele op-
lossing, worden verteld.
In deze sprookjes, Anansitori (Spinnekopgeschiedenis) genaamd,
speelt meestal de spin als een persoonlijk wezen de hoofdrol.
De vrouwelijke uabestaanden dragen over man, vader en
moeder als teeken van rouw, een jaar lang, witte of blaauwe
doeken om het hoofd, en een witten doek om het lijf. De mannen
dragen slechts drie maanden een witten doek om hoofd en lijf,
doch bedekken zich gedurende een geheel jaar, (daar zij dan niet
geheel gekleed mogen gaan) enkel met een zwart sohanmdoekje.
Ook onthouden zij zich een geheel jaar van het dragen van
sieraden.
Sterft een hunner op de werkplaats, in de stad of elders,
dan wordt het lijk een weinig haar van het voorhoofd afgeschoren,
en vervolgens zouder plegtigheden begraven. Dit haar wordt in
eeu nieuw stuk linnen of katoen gebonden en naar Auca of
hunne vaste woonplaats gebragt, waar het dan eene behoorlijke
begrafenis ondergaat, waarbij al de gewone plegtigheden worden
in acht genomen alsof het lijk daar wrare.
Wanneer een hunner plotseling of aan eene vreemde ziekte
overlijdt, waardoor er vennoeden vau vergiftiging kan bestaan,
wordt het lijk onmiddellijk na den dood en vóór gewasschen te
zijn in een Boesipapaja \' boom (die gespleten en dan te zaam ge-
bonden is even als eeu halve holle boom) van ten minste vijf
voet lang, gelegd. Deze soort van kist wordt door twee geheel
vreemde en onpartijdige mannen, die daartoe van andere plaat-
sen uitgenoodigd zijn, van het Oosten naar het Westen ge-
dragen langs al de aanwezigen, die daartoe in twee rijen moeten
geschaard zijn.
Waar nu het lijk de twee dragers door zware drukking op het
\'Het is een holle boom van zeer zacht en onbruikbaar hout, dat open-
gespleten, van binnen op de bamboes gelijkt; de bladeren zijn breed en
raspachtig.
IX (XIII;.                                                                                 3
-ocr page 23-
18                                          DE BOSOHNKGKRS
hoofd dwingt stil te staan, daar begint het onderzoek, en men
vraagt aan het lijk of hier, waar nu stilgestaan wordt, de plaats
is, waar opheldering gegeven kan worden. Wanneer men eene
duidelijke beweging van den geholden boom opmerkt, zoo is het
eene bevestiging. Indien, nadat driemaal de vraag is herhaald,
geene in het oog loopende beweging wordt waargenomen, is het
antwoord ontkennend, en men gaat met het lijk door tot aan
het einde van de aan weerszijde geschaarde menigte. Elk be-
ijvert zich bij zulke gevallen tegenwoordig te zijn, om geen
blaam op zich te werpen of verdenking te verwekken.
Wanneer echter bevestigend is geantwoord, dan vraagt men,
of hier de juiste persoon of wel een naastbestaande van dien zich
bevindt; wordt ook hierop bevestigend geantwoord, zoo vervolgt
men met naar den graad van bloedverwantschap te onderzoekeu,
totdat men eindelijk zal hebbeu uitgevonden, wie de eigenlijke
persoon is. Daar dit in het bijzijn van zoovele personen als ge-
tuigen geschiedt, wordt het als een geldig bewijs aangemerkt,
en het lijk begraven. Hoe onbegrijpelijk en onmogelijk dit ook
schijne, is deze handelwijze toch inderdaad bij de boschnegers
steeds in gebruik. Ik ben daarvau meermalen ooggetuige geweest.
Eenige dagen later wordt de aangeduide persoon, wanneer hij
niet tegenwoordig was bij bovenvermeld onderzoek, opgespoord,
des noods met geweld gehaald, en voor den gouverneur of het
opperhoofd gebragt, die hem in tegeuwoordigheid der kapiteins
of raadslieden ondervraagt. Bij ontkenning wordt hem iets te
drinken aungebodeu, waaraan hij echter niet zal voldoen, wanneer
hij schuldig is, daar het gebleken is, dat wie daarvan drinkt
met een kloppend of ongerust hart, dikwijls directe kenteekenen
openbaart, zoo als braking, opzwelling, bleekzucht enz.
Wanneer de persoon, die (in weerwil van de overtuiging zijns
misdrijfs) dit heeft willen trotseren, wordt hij door de afschuwe-
lijkste en ongehoordste folteringen ter dood gebragt, terwijl bij
bekentenis hij met de zweep gedwongen wordt op te geven, wie hij
in zijn leven meer heeft vergiftigd.
Daarop worden al de betrekkingen van den vergiftigden persoon
geroepen bij de strafoefening tegenwoordig te zijn, en hem
met een nijptang de een na den ander, met alle mogelijke
kracht aan de ooren te trekken. Vervolgens wordt hem een schotel
met piudablaf voorgezet, waarin een schildpad moet gekookt zijn,
benevens eene tomtom, van rijpe bananen gemaakt. Dit alles
toch wordt als het lekkerste eten beschouwd. Hij wordt dan
-ocr page 24-
IN UK KOLONIE SURINAME.                                19
weder met de zweep zwaar geslageu, waarna hij liet voor hem
gereed gemaakte eteii moet, en onmiddellijk daarop op een roos-
tersgewijze aangelegd groot vuur ongebonden gaan zitten, zoodat
hij totaal tot asch verbrandt.
Nooit echter wordt een beschuldigde vóór het verloop van
drie maauden na het onderzoek ter dood gebragt, omdat er
misschien nog kans zoude kunnen bestaan, dat zijne onschuld bleek.
Bij eene bekentenis en bij het leveren van duidelijke bewijzen
dat de gestorvene redenen heeft gegeven om te worden vergif-
tigd, komt dikwijls de schuldige met een ligte strafvrij ; somtijds
wordt ook met algemeene goedkeuring vergiffenis geschonken,
onder voorwaarde, dat de schuldige tot in ziju derde geslacht,
de verpligting op zich neme, om de nazaten van den mishan-
delde in alles van dienst te zijn. Het gebeurt ook wel dat bij
verschillende andere misdaden den dader zijne misdaad geheel
wordt vergeven, doch op zijne kinderen tot in het derde geslacht
de verpligting wordt opgelegd om even als bij vergiftiging slaaf-
sche diensten te bewijzen.
De meeste dier slaafsche diensten bestaan gewoonlijk in het
geven van geld, sterkeu drank of levensbehoeften, waardoor
dikwijls veel gearbeid moet worden, om daaraan te kunnen voldoen.
Zij hebben daardoor iederen dag de vrees dat van hen dit of dat
kan gevergd worden. Er zijn echter voorbeelden, dat daarvan
geen te groot misbruik wordt gemaakt.
Twaalf maanden na de begrafenis vindt er altijd eene groote
bijeenkomst in de hut van den overledene plaats, alwaar de
rouwtijd met vreugdebedrijven eindigt. Uitbundige feesten worden
er dan gevierd, en dien nacht buitengewoon veel gedronken,
gegeten en eereschoten gedaan. Ieder in de buurt, voor zoover
het hem mogelijk is, is daarbij tegenwoordig.
Dit feest wordt Tesa, het eindigen van den rouwtijd, genoemd,
en neemt een aanvang, nadat een der naastbestaande, die het
meest in aanzien is, eene groote callebas vol water in de
regterhand neemt, en daarmede uit de hut langs de naastbij
gelegene andere woningen langzaam voortwaudelt, en door een
groote hoop volks gevolgd wordt, waarbij hij hier en daar het
water Trowéwatra dropsgewijze op den grond sprengt, zeggende:
gelijk dit water zal ook de ziel des overledene zuiver zijn,
en alles wat hem lief was, zal op aarde rustig blijven zonder
door hem, die als geest zich in de geestenwereld bevindt, te
worden gestoord.
-ocr page 25-
20                                                 DE BOSCHNEGEUS
Daarop volgt eeu tweede, die eveu als de eerste een cal-
lebas, maar thans met geestrijken drank gevuld, in handen
heeft, en van tijd tot tijd eeuige droppels daarvan op den
grond sprengt, ten teekeu, dat zij bij deze gelegenheid ook door
drank deu overledene met vreugde gedenken.
Dan begeven zij zich weder iu de woning, waar allen ver-
zameld zijn, en vieren tot het aanbreken van deu dag een ge-
uoegelijken nacht met zang eu dans.
HOOFDSTUK XII.
KAItAKTEK, DEUGDEN\' EN ONDEUGDEN.
De boschueger heeft, zoo als ik reeds hier boveu zeide, zeer
veel eerbied voor deu ouderdom en voor aanzienlijken; zij zijujegeus
hunue naaste betrekkiugeu eerlijk, waarop zij anders niet kuuueu
roemeu. In hunne gewone bezigheden zijn zij niet lui, maar
werken wanneer het moet, onvermoeid. Omtrent vreemden zijn
zij gulhartig eu voorkomend, te meer wauneer zij veronderstellen
kunueu op belooning aanspraak te mogen maken. J aioezij, af-
gunst eu kwaadsprekeudheid zijn liuune grootste ondeugden. Zij
hebben omtrent vele zaken eene antipathie, die zij trefoe (treef)
uoemen. Zoo eet bijv. de een dit, de ander dat uiet. Ook
zijn zij zeer bijgeloovig in kleinigheden, waaraan zij zich tot in
verre nageslachten houden, dat noemeu zij obia (woordelijk ver-
taald betoovering, tooverij).
Eene Aucasche meid, die door gehechtheid aan mijne vrouw
en mij al ruim vijf jaar bij ons in de stad woont, daar zij sedert
liet overlijden van haren man, die een mijner vertrouwdste werk-
lieden was, zich aan geen ander wilde verbiuden, en allerlei
huiswerk bij ons verrigt, drijft haren trefoe om geen onge-
schubdeu visch te eten zoo ver, dat zij niet eens het vuur, waarop
een pot waarin vroeger eens ongeschubde visch was bereid, zal
gebruikeu om haar eten te koken. Een andere ken ik die
geeu melk gebruikt, en ook geen vleesch hoegenaamd (met uit-
zonderiug vau spek) eet, of \'t moet wild zijn eu wel, dat door
haar gereed is gemaakt, voorgeveude, dat alles met boter be-
reid wordt, eu dat boter vau melk komt. Kaas echter eet zij wel,
zeggende, dat daar volstrekt geen melk in voorkomt.
-ocr page 26-
rx DE KOLONIE SURINAME.                          21
HOOFDSTUK XIII.
ZIEKTEN, KWALEN ENZ.
De grootste geessel is ook bij hen de Lepra Boasi, (melaatseh-
heid en Elephantiasis Fuchs), venerische ziekten, been- en lig-
ehaamspijnen en zweren. Zij genezen zich meestal met kruiden,
die zij in menigte bezitten en waarmede zij dikwerf bijzonder
gelukkig werken. Abcessen snijden zij zelf open, zetten zich in
de meeste gevallen bloedige koppen, die zij van kleine cal-
lebassen maken. Voor vele pijnen wrijven zij zich met spiritus
op paradijszaad \' getrokken en met krapaolie in, die zij van de
krapauoten J verkrijgen.
Bij moeijelijke gevallen en gevaarlijke ziekten vragen zij
echter raad aan den Cromautie gado, dat niet dan door middel
van zang en dans kan geschieden, waarbij veel gedronken wordt.
Een daartoe geregtigde Weutie man (afrikaansch afgoden-
priester of priesteres) of een invloedrijk persoon weet zich door
drank, zang en dans bij de anderen zoo op te winden, dat hij
op eene razende wijze, zonder besef wat hij doet, boven-
menschelijke sprongen, krommingen en verdraaijingeu met zijn
ligchaam maakt, in het vuur springt en danst, totdat hij eindelijk
bewusteloos op den grond valt, en als een ton rollende, schuim-
bekkende, de akeligste en vreemdsoortigste geluiden geeft, dat zoo
lang aanhoudt, tot hij eindelijk voor dood eigens wordt neder-
gelegd. Zoo lang hij zouder eenige beweging of\' geluid als in diepen
slaap blijft liggen, mag men hem volstrekt niet nabij komen of
aanraken, maar moet steeds zorgen hem in zijne vaart uit den
weg te gaan en in niets hinderlijk te zijn.
Ligt hij daar als dood neder, met uitzondering alleen dat
zijne oogeu vonkelen en in hare kassen geheel verdraaid zijn,
waarbij men dikwijls alleen het wit en het rood ziet, en hij naar
lucht hijgende zijn borst beweegt, dan wordt hij voorzigtig naar
de plaats, waar de Cromantic gado gesteld is, gebragt, alwaar
hem vragen betrekkelijk die ziekte worden gedaan, welke men
weuscht te genezen en waarbij zich de zieke of, bij diens af-
wezigheid, eenige zijner laatstgedragen kleedingstukken moeten
bevinden.
Die vragen worden met zeer veel plegtigheid gedaan, en door
1 Som. paradisie Ningre kontlrc pc]>re van rte Amoiiiuui paradisc Afsrl.
* Carapa giijanons OW.
-ocr page 27-
22
BE BOSCH NEGERS
den daar liggende beantwoord. Zeer dikwijls zijn de bij die gele-
genheden opgegeven en vreemdsoortigste kruiden van gunstig
gevolg geweest.
Wanneer \'/ij tot zulke gevallen overgaan, dan is de lijder ver-
pligt, zoo lang hij niet genezen is, de opgegeven medicijnen te
blijven gebruiken, wat dikwerf tot uitkomst heeft gehad dat de
zieke na lang lijden toch eindelijk genas.
Wanneer hij in het minste de bij die gelegenheid opgegeven
middelen veronachtzaamt, kan hij er vaak op rekenen, dat er
voor hem geeti baat meer bestaat, omdat hij zonder den bepaalden
eerbied en inachtneming der voorschriften, roekeloos de Cromantie
gado tot herstel heeft aangeroerien.
Hoe deze zaak ook moge beschouwd worden, is het toch eene
zekere waarheid, dat zij vast gelooven, dat de uitkomst niet
zal falen, mits men zich in niets te buiten ga en. verwaarlooze.
Het gebeurt dan soms, dat iemand na zijne genezing, zich
gedurende zijn geheele leven van het een of ander onthoudt, wat
hem tot herstel geboden is. Vele beweren dat de Lepra, die zij
krijgen, is toe te schrijven aan het niet in acht nemen van
datgene wat hun of wel hunne ouders verboden was.
Meest alle bosclinegers hebben Wentie of opwekkingen der
afrikaansche afgodische dansrazeruij , dat men moet zien, om het
te kunnen gelooven en begrijpen. Zij kunnen dikwijls wel vijf
minuten lang in een sterk vuur ongekleed en barrevoets dansen,
zonder zich in het minste te branden, en zonder dat eenig teeken
van zenging aan hen te zien is.
Als blanke moet men groot vertrouwen van hen genieten, wil
men de vergunning verkrijgen diergelijke plegtigheden bij te
wonen. Nimmer zal ik de gewaarwording vergeten, toen ik een
dergelijk feest bijwoonde; het had plaats van zeven uur \'s avonds
tot twee uur in den morgen. Gedurende al dien tijd bevond ik
mij in eene zeer onaangename spanning. Ofschoon ik ver van het
door ons bewoonde gedeelte (namelijk de stad Paramaribo)
mij in het hooge bosch alleen in hun midden bevond, toch was
ik door de stellige overtuiging van mijnen invloed op hen, niet
bevreesd. Ik was echter dien nacht niet gerust, en ware het
niet, om hen niet te hinderen, of niet te toonen, dat ik mij
bij deze plegtigheid niet op mijn gemak gevoelde, ik zou, hoe
gaarne de uitslag der bewegingen wenschende te zien, mij verwij -
derd hebben. Ik bleef echter tot .alles afgeloopen was, ook om de
onderscheiding die mij te beurt viel van daarbij tegenwoordig te
-ocr page 28-
IN DE KOLONIE SURINAME.                                23
mogen zijn, en om het in mij gesteld vertrouwen niet te kwetsen,
terwijl ik mij in gedachte verheugde later aan anderen de beschrij-
ving dezer plegtigheid te kunnen geven.
HOOFDSTUK XJV.
SPRAAK, ODü\'s EN VERTELLINGEN \' .
Hunne spraak bestaat in het alhier gewoonlijk gesproken wor-
dende negerengelsch, doch op een zangerigen toon met een
eigenaardig accent.
Als bewijs dat zij gedurende het gesprek u goed begrijpen,
herhalen zij voortdurend het wYaa!»
Wordt er een kind onder hen geboren, dan geven zij het
buiten een algemeeneu ook nog een dagnaam, waarin bij hen
bijzondere beteekenissen schuilen, bijv.:
De op Zondag geboren jongens Kwassie de meisjes Kwassiba.
" Maandag
//
ii
Kodjo it
ii
Adjuba.
ii Dingsdag
"
ff
Kwamina »
ii
Abeuie.
" Woensdag
ii
ii
Kwakoe «
f
Akoeba.
» Donderdag
ii
ii
Jauw \'/
ii
Jaba.
» Vrijdag
n
ii
Kon
ii
Atie.
" Zaturdag
H
ff
Kwami *
ff
Am ba.
Hunne odo\'s of spreekwoorden hebben m den regel betrekking
op hun eenvoudig boschleven, bijv.:
fiTe pikien boessi kiebrie joe boen, dan joe no moesoe falla
nbiegie boessi te joe toeka naka hen;i>
d. i.
//Wanneer gij door een klein bosch beschut zijt, wees er
//tevreden mede, en eischt het grootere niet, dat gij toeval-
//lig ziet.//
Eene andere beteekenis is:
//Kan het weinige voldoen, tracht dan naar het meerdere niet."
tiNa srefle avie die de falla pikien bon, de falla bigie
fwantoe;»
d. i.
//De bijl, die kleine boomen velt, velt groote boomen ook.//
Eene andere beteekenis is:
//God die den worm niet verlaat, zal ook den mensch niet
//verlaten," of wel:
1 Odo, spreekwoord, vertellingen Fori, en sprookjes Aimnsi-toii jïe-
hecten.
-ocr page 29-
u
DE BOSCHNEGEB8
«Niemand is zoo ongelukkig of er kuimen dagen van voor-
»spoed voor hem komen;\'/ ook.
«Acht uw vijand niet te ligt."
HOOFDSTUK XV.\'
AI.GEMKKNE KENNIS.
Deze staat bij hen op een zeer lagen trap, en bepaalt zicli
hoofdzakelijk tot eene grondige kennis van houtsoorten en ge-
ueeskrachtige planten, bij hen in gebruik.
HOOFDSTUK XVI.
WIJZE VAX REIZEN, ENZ.
Hunne wijze van reizen is zeer eenvoudig. Meestal vergezellen
vrouw en kinderen hen, hoogst zeldzaam gaan zij alleen. Voe-
diugsmiddelen nemen zij nooit meer mede dan zij hoog noodig
achten, ten einde geen last van groote bagaadjes te hebben,
waarvoor hunne kleine, smalle, uit een boomstam gemaakte
vaartuigen ook weinig geschiktheid bezitten.
Als uatuurmenschen kunnen zij zeer goed tegen ontberingen,
maar dragen toch steeds zorg om wanneer zij op reis gaan,
gewapend te wezen. Deze jagt- en oorlogswapenen bestaan in
geweren, kruid, lood, boog en pijlen, benevens een houwer
en een bijl.
Dikwijls kunnen zij zich weken lang op die reizen in een
klein smal corjaal (cano) ophouden; aaïi gemakken is natuurlijk
veel gebrek, docli zij stellen zicli hiermede tevreden, mits zij
slechts een plekje in het corjaal hebben waar zij een vlammend
vuurtje kunnen aanhouden, hetwelk dient tot bereiding van spijzen
en omdat de neger in het algemeen daarin eene voor hem aan-
gename gezelligheid vindt. Van veel beteekenis zijn hunne reizen
niet, zij strekken zich nooit over zee uit, wat bij de ver-
schillende indiaaiisclie stammen wel het geval is.
-ocr page 30-
IN DE KOLONIE SliltlNAMK.                                      25
HOOFDSTUK XVII.
WIJZE VAN OOIU.OGVOEREN , PI.EGTIGHEDEN BIJ HET SLUITEN
VAN VBEDE EN VEEBOND.
Oorlog wordt bij eii ouder hen zeldzaam gevoerd, doch heeft
dit plaats, dan draagt huu strijd het karakter van wraakzucht,
list en haat.
Bij het sluiten van vrede, verbindt de onderworpene partij
zich aan de eischen des overwinnaars te zullen voldoen, mits
die onderling als billijk zijn geoordeeld. Bij de plegtigheden,
welke daarbij in het oog worden gehouden, behoort ook een
groot gebruik van dram.
De vredesbepalingen worden in een groot gebouw (loods) be-
slist. Deze loods is geheel opeu, zij noemen die hun geregtshof,
afgeleid van Kroetoe hoso of piketti ■. Wanneer zij zich daar
bevinden, hetzij dit plaats vindt na het eindigen van eeueu on-
derlingen strijd, of wel tusschen echtgeuooten, familieleden of
vroegere vrienden, dan verzamelen de hoofden der partijen zich
in de bedoelde loods, en kiezen hunne plaatsen in het opper-
gedeelte van het gebouw. Vervolgeus plaatsen zich de iu deze zaak
betrokkenen in de nabijheid der hoofden, en rondom dezen al
de daar aanwezigeu, die het publiek uitmaken.
Allen geplaatst zijnde, neemt een der hoofden een beker, (in
den regel een callebas) gevuld met dram, of nog niet gegist
suikerriet. Daarvan stort hij op verscheidene plaatsen in de loods
eenige droppels op den grond, hetgeen beteekent, dat hunne voor-
vaders, die op die plek ook eens gezeten en regtgesproken heb-
beu, in aller herinnering moet opgewekt worden en waarbij de
afgestorvenen, door hen het eerst dit offer aan te bieden, eere
bewezen wordt.
Deze plegtigheid volbragt zijnde, gaat de beker bij ieder
rond en elk der aanwezigen neemt er een kleine teug uit. Nadat
die geledigd is, en geen hunner zich hieraan onttrokken heeft,
wordt de vrede als gesloten beschouwd; alle veeten zijn vergeven,
en de vijandschap heeft opgehouden te bestaan.
Gebeurt het echter dat een der aanwezigen weigert te drinken,
dan moet hij van zijne weigering openlijk reden geven, en dan
geschiedt het wel eens dat de overweging omtrent het geschil
o]) nieuw een aanvang neemt.
1 Piketti. plaats waar de pjnviitii- iIpt straf plaats vindt.
-ocr page 31-
26
DE BOSCHNEGEKS
Alsdan verwijderen de ouden of raadslieden zich gewoonlijk
uit de loods en laten hun Granman \' alleen achter. Zij, die zich
verwijderd hebben, verdeelen zich iu onderscheiden groepen en
houden onderling raad, maken de zaak duidelijk kenbaar en
deelen elkander hunne beschouwingen mede, hoe zij de punten
van verschil wenschen opgelost te zien. Zijn zij het daaromtrent
eeus, dan kéeren zij tot liet opperhoofd in de loods terug en de
behandeling der zaak vindt daarna op nieuw plaats, tot er einde-
lijk overeenstemming bestaat. Gedurende deze beraadslaging der
ouden of raadslieden heerscht er onder hen een plegtige erust.
Vrouwen worden bij deze vergaderingen soms toegelaten, doch heb-
ben nooit eeue stem, en komen slechts om te luisteren en te zien.
Nadat de zaak tot genoegen van alle partijen is beslist, gaat
de beker nog eenige keeren ouder de aanwezigen rond, en daarna
begeeft ieder zicli stil en rustig naar zijn kamp of woning.
HOOFDSTUK XVIII.
MUZIJK, MUZIJKINSTRUMENTEN.
Hunne muzijk is zeer eenvoudig en eentoonig, men maakt er
gebruik van onder begeleiding van zang en dans, bij feestvie-
ringen en eeredienst-plegtigheden.
De instrumenten worden verschillend gebruikt en wel naar den
aard der gebeurtenissen. Zoo wordt de zoogenaamde lange trom,
Agida 2 geheeten, bij eeredienst-plegtigheden bespeeld; bij andere
gelegenheden gebruikt men de kleine of Apientie-trom. Vervol-
gens hebben zij een instrument, door hen kwakwabankje geheeten,
zijnde een bankje of plank van zeer hard hout, waarop met twee
stokjes geslagen wordt.
Dansen zij de Papaa-wenti, een Afrikaansche afgodendans, dan
gebruiken zij de Agida-trom. Bij den Songé of gewonen dans,
bespelen zij de kleine trom of Apienti.
De Soessa dansen zij op den maatslag der kleine trom en van
het kwakwabankje; bij het uitvoeren van den laatstgenoemden
dans heerscht er onder de dansers een groote naijver en hij die
1   Hoofd , ook Gouverneur.
2   l\\i|ia:\'i-troin.
-ocr page 32-
27
IN IJK KOLONIE SURINAME.
het langst volhoudt eu de vlugste en juiste uitvoerder der hierbij
bepaalde passen is, wordt als overwinnaar toegejuicht.
Banja of Baljaar behoort tot de echt Afrikaansche dansen. Dezen
naam geeft men ook aan de Afrikaansche guitar, een muzijk-
instrumeut vroeger in de volkplanting algemeen bekend, thans
geheel verdwenen. Dezen dans voert men uit onder den maatslag
der beide trommels en het kwakwabankje. Bij dezen dans voor-
zien de vrouwen zich van een saka-saka, een speeltuig den vorm
hebbende \\nn een grooten rammelaar, gemaakt van een cal-
lebas met koralen of pitten van de canna indica en canna lutea
gevuld, ook door hen viengoe geheeten. Deze saka-saka draaijen
en schudden zij volgens de maat van den door hen aangeheven
zang, hetgeen een eigenaardig vreemd geluid verwekt.
HOOFDSTUK XIX.
KI.EEDING, SIERADEN, TATOEëERING.
Hunne kleeding is zeer eenvoudig. De vrouwen dragen ge-
woonlijk slechts een stuk gekleurd lijnwaad of katoen-streep en
bont geheeten, van twee el lengte en één en een kwart el
breedte. Dit slaan zij om hun midden, en laten het tot onder
de knie-gewrichten afhangen, hetgeen zij pangi noemen. Dit
onderkleed der negerinnen wordt alzoo genoemd naar Pano
(Spaansch) en Pagne (Fransch). In den regel dragen zij het
bovenlijf bloot, terwijl zij om den hals, de handpolsen en voet-
enkels koraalsnoeren dragen, waarmede zij zeer ingenomen zijn.
Het hoofdhaar vlechten zij gewoonlijk in eene menigte kleine
tressen en binden de uiteinden daarvan met wit katoenen draden.
Eenige hunner dragen het haar uitgekamd, waardoor hunne
hoofden, op eenen afstand gezien, veel op groote ragebollen ge-
lijken. Zij zijn zeer verzot op bloedkoralen, die als versiersel bij
hen groote waarde hebben.
Vieren zij feest, dan dragen zij nog eene menigte gekleurde
doeken van katoen of neteldoek om den hals, en tooijen zich
verder met koperen en ijzeren ringen om de polsen, waartusschen
koraalsnoeren, op dezelfde wijze als het Europeesche meisje hare
armbanden draagt. Aan de vingers dragen zij eene menigte ko-
peren ringen, soms wel tot tien stuks; ook wordt de duim over
het algemeen hiermede versierd.
-ocr page 33-
28                                          DB BOSCH NEGERS
De mannen vergenoegen zich in den regel slechts met een
eeuvoudigen schaamtedoek of gordel, doch gaan zij er toe over
om zich op te schikken, dan dragen zij een breed geranden hoed,
welke meestal met bonte kleuren geschilderd is; rond den bol
dragen zij een breed lint, waarvan de eiuden lang over den rand
afhangen.
Om hunnen hals dragen zij dikwijls een snoer bestaande uit
tijgertanden, de slag- en gewone tanden van de boschzwijnen
(de Pakier en Piengo) en die van andere diersoorten, welke zij
op de jagt hebben buit gemaakt; dezelfde versierselen dragen zij
aan eenen breeden band hangende onder de knieëu, hierbij
wordt nu en dan eene schelp, een stuk koper, ijzer, lood enz.
gevoegd. Tot hunne versierselen behooren ook de Papagaai- en
"West-Indische raven- \' veren en kleine kwastjes van boomwol
vervaardigd.
])e laatst bedoelde versierselen noemen zij obia\'s. 2 Even
als de vrouwen dragen zij gekleurde doeken om den hals.
Gelijk bijna alle tropische en afrikaansche volkeren tatoeëeren zij
zich. Mannen, vrouwen en kinderen ondergaan deze kunstbewerking
en ofschoon zij er op gesteld zijn die als versiersel te bezitten, zoo
zien zij op den met vele tatoeëeriugeu versierden man, gelijk de
Europeaan op eenen verwijfden pronker neder. Er zijn er onder
hen wier gelaat en ligchaam met deze insnijdingen als bedekt
zijn, maar zij worden door de arbeidzameu en meest in geest ont-
wikkelden met verachting aangezien. Zij zeggeu dat deze zich te
veel aan de weelde hechten en luiaards moeten zijn, om aan de
zucht dier pronkerij zoo veel tijd te verspillen. Wanneer
door den tijd en vergroeijing der huid de insnijdingen ver-
flaauwen, worden die door hernieuwde kerving weder op-
gewekt.
1  Lafroe Psittacus Macao L.
2  Obia, toovermiddel. Hierin zien zij dezelfde werkende krachten als liet
bijgeloof in amuletten en talisman\'s.
-ocr page 34-
29
IN UK KOLONIE SURINAME.
HOOFDSTUK XX.
DE HOUDING TEGENOVER EUKOPEANEN EN DE BEHANDELING
VAN DEZEN TEGENOVER HEN.
De bosclinegers begiunen, wanueer zij weinig sterken drank, kruid
eii lood meer in voorraad hebben, aan den arbeid te deuken, zij verla-
ten huu kamp en gaan naar de werkplaatsen, waar zij gewoon zijn
boomeu te vellen eu die tot vierkant hout te bewerken, hetgeen
zij vervolgens tot vlotten te zamen biuden en de rivieren af
voeren om liet op de plantages en te Paramaribo te ver-
koopeu.
Sommigen hunner, vooral de Saramacaners, brengen korjalen,
pindanooten 1, ook aardnooten en ïonkaboonen * naar het
door Europeanen bewoonde gedeelte der kolonie; zij verruilen
gewoonlijk dit alles voor sterke dranken. Te bejammeren is het,
dat hun handel met de blanken dikwerf met onaangenaamheden
gepaard gaat. Doorgaans behandelen de laatstgenoemden hen met min-
achting. Vooral vindt zulks maar al te dikwerf op de plantages plaats,
waardoor natuurlijk bij de boschnegers vrees en ontevredenheid
tegenover de blanken ontstaat ; het is dus niet te veiwonderen
dat zij, na herhaaldelijk in hunne billijke regten te kort gedaan
te zijn, door wantrouwen en wraak gedreven, dikwijls wederkeerig
de Europeanen trachteu te bedriegen.
Om hunne verhouding tegenover de Europeanen duidelijk
te maken zal ik eenige handelingen aanhalen, die mij in vroegere
jaren zijn bekend geworden en die nog niet geheel in de kolonie
opgehouden hebben.
Zoo is mij bekend dat zij met houtwaren, die zij aan hunne
korjalen of kanos binden, na ze met boschtouwen (taaije
lianenstengels) tot vlotten gemaakt te hebben, naar de een of
andere plantage gegaan zijn om die te verkoopen, en de Europeanen
op eene schromelijke wijze hebben misleid.
Zij vlotten huu vierkanthout op de volgende wijze. Vier dikke
sterke rondhouten worden regt-dwars, twee boven en twee onder
het korjaal aan elkander gebonden; daartusschen wordt het hout
ingeschoven en vast gemaakt, zoodat het geheel een stevig laug-
werpig vierkant vormt, iu het midden waarvan de korjaal en
Arachis hypogoea L.
De vrucht van don Dipteryx.
-ocr page 35-
30                                                DK BOSCïH NEGERS
waarmede zij verre reizen van de boven naar de beueden rivieren
afleggen. Deze tot vlotten gemaakte en door het korjaal medege-
voerde houtwaren, noemen zij kokroko; ligt en drijvend hout
binden zij aan lange sparren met boschtouw (boessitetei) ge-
heeten \' ; zoo aan het zware hout verbonden slepen zij liet mede
de rivieren af.
HOOFDSTUK XXI.
ONDERLINGE VERSTANDHOUDING.
Niet lang geleden bevond ik mij bij hen in de rivier Boven-
Commewijne in de Tempati (een zijtak der genoemde rivier
links in het opvaren; deze zijtak loopt tot iu het gebergte,
dat als roodenberg vermeld staat).
Bij hen vertoevende deed ik vele pogingen om hen te bewegen
de niet tot hunne stammen behoorende schuilhouders en wegloo-
pers van lateren tijd op te sporen en hen bekend te maken dat
er bij gouvernemeuts besluit in den loop van het jaar 1863,
vóór de emancipatie, eene algemeene amnestie omtrent hen is
uitgevaardigd, zoodat zij zonder vrees voor eeni ge straf naar hunne
vroegere woonplaatsen konden terug keeren. De reden die mij be-
woog hen hiermede bekend te maken, was, dat ik in het terug-
keeren dezer schuilhouders een belangrijk voordeel voor de kolonie
zag, daar het gebrek aan arbeiders bij den landbouw zich steeds
dringender doet gevoelen.
Ook beloofden zij aan mijnen weusch te voldoen door de bij
hen gebruikelijke teekens daar te stellen, die de schuilhouders
zouden bekend maken met mijn verlangen om hun de goede tijding
mede te deelen.
Ten einde de schuilhouders te doen weten, dat zij werden aan-
gezocht uit het woud te komen, gaan zij op de volgende
wijze te werk.
Zij binden witte en blaauwe, ook wel witte en zwarte lapjes
katoen, ter lengte van eeu half el en ter breedte van 3 duim
Rijnlandsch aan de boventakken der boomen, aanvangende in
het diepst gedeelte van het woud en voortgaande naar den rivier-
1 Van nV oopaiva.
-ocr page 36-
81
DJ DE KOLONIE SURINAME.
oever. De hoogst geplaatste vlaggetjes zijn van donkere kleur,
terwijl de allengs lager gebondeue lapjes naar de rivierzijde
wit zijn.
De schuilhouders, die zich in die streek ophouden en bij de
jagt het bosch doorkruisen, ontdekken deze teekens en zien
daaruit dat er iets gaande is; hetzij dat andere schuilhouders
zich met hen in aanraking willen stellen of dat zij voor gevaar
te vreezen hebben.
De wijze, waarop die teekeus aan de boomen gehecht zijn,
doet hen verstaan, dat wanneer zij dieper boschwaarts in-
gaan, er voor hen eene donkere en gevaarlijke toekomst zal
geboren worden, terwijl, wanneer zij er toe kunnen besluiten
om zich naar den rivieroever te begeven, zij een wit, dat is, een
helder pad zullen kunnen bewandelen en dat zij die witte
vlagjes volgende menschen zullen vinden, die of met hen ge-
meene zaak willen maken of hun belangrijke inlichtingen wen-
schen te geven.
Daar deze schuilhouders steeds bevreesd zijn voor overrom-
peling of misleiding, is het vertrouwen in deze teekens niet
altijd terstond gevestigd en dus begeven zich eerst eenige hunner
met list en voorzigtigheid benedenwaarts. Komen zij in de meer
bewoonde streken dan bespieden en onderzoeken zij alles wat
zij verlangen te weten, dikwerf strekt zich dat onderzoek tot
aan Paramaribo uit. Nu dachten de boschnegers dat wanneer
zij hierin hunne gewoonte volgden, het hun duidelijk zijn zon
waarom die teekens in het bosch geplaatst waren en dat zij
naar aanleiding daarvan al spoedig met de uitgevaardigde am-
nestie bekend zoudeu worden.
Ik moet hier nog bijvoegen, dat er later werkelijk vele
wegloopers of schuilhouders uit de bosschen gekomen zijn,
waaronder vooral genoemd moet worden de zooveel opgang
gemaakt hebbende Broos, opperhoofd van een schuilhouder-
kamp achter de plantage Rac a Bac, die door velen gevolgd
terugkwam.
                                                 /
Ik moet bekennen dat ik dit opperhoofd nooit gezien heb, en
mij met deze gebeurtenis volstrekt niet heb ingelaten; de vraag
is echter of deze Broos en gevolg uit eigen beweging terugge-
komen zijn, dan wel of zij zich zonder vrees onder de blanken
begeven hebben door de op mijn verzoek geplaatste geruststel-
stellende teekens.
Dat de aan mij verkleefde boschnegers door het plaatsen van
-ocr page 37-
32                                          DK BOSCHNEGERS
teekens aan mijn verzoek hebben voldaan, is niet te betwij fe-
len, doch welke uitkomst daar het gevolg van is geweest kan
niet met zekerheid gezegd worden.
HOOFDSTUK XXII.
MISLEIDING JEGENS HEN GEPLEEGD.
Met een enkel woord sprak ik in hoofdstuk XX en vroeger
van de misleidingen die de blanken tegenover de boschnegers
plegen. Ik was eerst beschroomd de waarheid hieromtrent onver-
holen mede te deelen. Daar die echter door mij niet wordt ver-
meld als algemeen van toepassing te zijn, omdat zooals in alles
ook hier gunstige uitzonderingen bestaan, zoo acht ik het mij
ten pligt mijne bevinding bekend te maken.
De boschnegers, het valt niet te ontkennen, hebben door de
menigvuldige misleidingen, die zij van de Europeanen en andere
vrije bewoners dezer volksplanting ondervonden een afkeerjegens
hen gekregen. Zij stellen dus bedrog tegenover bedrog, en list
tegenover list.
Het is mij gebleken dat vele hunner wanneer zij met hout-
vlotten op de plantages aankomen om het hout daar te verkoopeu,
na menigmaal bedrogen te zijn, alle listen in het werk stellen
om van hunne zijde de Europeanen te bedriegen. Ik laat nu in
het midden, wie van beide partijen de voorname of aanleidende
oorzaak is en de grootste schuld in deze verkeerde handelin-
gen heeft. Wanneer eene familie boschnegers met vlotten hout
op eene plantaadje aanlandt, dan gaat de man aan den wal,
doch mag zich volgens oud plantaadje gebruik niet verder be-
geven dan tot aan de woning des gezagvoerders, die naar de
soorten en de prijzen per voetmaat vraagt (de prijzen verschillen
veel naar gelang van kwaliteit en dikte). In den regel neemt
men met den gevraagden prijs geen genoegen en dingt tot dat de
verkooper zich met 40 centen voor hout van 64 tevreden stelt.
Is de koop gesloten dan staat de gezagvoerder toe om het
houtvlot in de plantaadjekreek te brengen, dat dan vervolgens,
na het eindigen van den veldarbeid, door de hulp der negers
van de plantaadje, des avonds op den wal wordt gesleept.
Den volgenden morgen wordt het hout geïnspecteerd en ge-
meten, en . gewoonlijk, al is het hout nog zoo goed en geheel
-ocr page 38-
IN DE KOLONIE SURINAME.                                33
volgens de opgave des verkoopers, worden er nog vele aannier-
kingen gemaakt, en het gedane bod op 32 of 24 centen de
voet gebragt.
Wat moet nu de arme boschneger doen? Het hout terug
nemen is moeijelijk, schier onmogelijk, want, daar hij gewoonlijk
met zijne vrouw en een paar kinderen daar is, zijn zij te wei-
nig in getal om de groote stukken van 25 tot 40 voeten lengte,
bij eene dikte van 7/7 tot 10/10 duimen, weder van den wal
m het water te slepen. Hij is alzoo geheel afhankelijk van den
goeden wil en de hulp des gezagvoerders en derveldarbeidersvan de
plantaadje. Het daar laten liggen gaat even moeijelijk, want,
welligt wanneer hij met eenige zijner stamgenooten tot hulp terug
komt, wordt hem niet toegestaan het hout weg te halen. Hij
neemt het lage bod dus aan. Doch daarmede zijn de misleidingen
nog niet ten einde. Het accoord nu voor goed gesloten zijnde,
gaat men tot de meting over, en het behoort waarlijk niet onder
de vreemde verschijnselen, dat men daartoe een maat van 6 voet
gebruikt, die men den boschneger verklar rt slechts 5 voet lengte
te hebben.
Deze bedriegerijen van meer of minder strafwaardigen aard,
vinden helaas maar al te dikwijls plaats, en gedurende mijn
vijfjarig plantaadjeleven was ik er menigmaal ooggetuige
van. Is het dus te verwonderen dat deze menschen, na herhaal-
delijk te zijn bedrogen, zulks de blanken ook trachten te doen?
Wanneer bijv. de boschneger in het hooge woud een boom
heeft geveld en ontdekt dat die binnen in bijna hol is, dan
bewerkt hij dien, niettegenstaande dit gebrek, tot een vierkant
blok, zorg dragende de zigtbare holten boven en onder, door er
houten pennen in te slaan, onzigtbaar te maken. Daarna neemt
hij klei en modder en weet elk spoor te doen verdwijnen, de
ontdekking van welk bedrog ook zelden plaats vindt, vóór dat
er een stuk van het blok is afgezaagd.
Ook plegen zij veel bedrog door verschillende kwaliteiten
hout van veel en weinig waarde, doch die elkander gelijken,
den kooper voor goede waar in de hand te stoppen, bijv. eene
weinig geachte kwaliteit zwarte kabbes J voor bruinhardhout 2
te verkoopen, welke beide soorten alleen door houtkenners te
onderkennen zijn.
1 Andira retusa H. B. K.
* Andira bij de Arrawakken Indianen Wassila geheeten.
IX (XIII).                                                                  3
-ocr page 39-
34
DE BOSCHNEGEIIS
Hebben zij hout bewerkt dat aan de eene zijde reeds eenig-
zins verrot is, of wel is het wormsteekig of gescheurd, dan weten
zij het zoodanig in hunne vlotten te plaatsen, dat de goede
kant boven ligt, welk bedrog eerst ontdekt kan worden,wanneer
het op den wal gesleept is en men door elk stuk omtedraaijen
en scherp na te zien hiervan overtuigd wordt.
Is het hen mogelijk bij de blanken iets te kunnen ontvreem-
den, zij zullen het niet laten. Ook maken zij zich schuldig aan
logentaal en geven zich de namen van hen, die nog ver-
trouwen bij de blanken bezitten, hetgeen zij ongestraft kunnen
doen, omdat de gelijkheid hunner kleur en gelaatstrekken het
na eenig afzijn voor de blanken hoogst moeijelijk maakt hen
te herkennen.
Dat herhaaldelijk bedriegen heeft dan ook te weeg gebragt, dat
de blanken hen tot sclrarken en leugenaars verklaren, maar de
boschnegers, ofschoon zij zulks niet openlijk doen, zeggen het-
zelfde van hen, en beschouwen zich zelven als veel trouwer en
braver. Dat zij zulks met eenigen schijn van regt doen, valt
niet te ontkennen; immers tegenover elkander als stamgenooten
zijn zij zeer eerlijk, en vertrouwen op elkanders woord. Dikwerf
gebeurt het onder hen dat eene familie uit het kamp op reis
gaat of afwezig is, en deze het bebouwd land met rijst, aard-
vruchten, bananen, bakoven en suikerriet beplant, onafgesloten
achter moet laten. Doch nooit zal een ander hunner daarvan iets
ontvreemden. Zoo ook zijn hunne woningen open, daar de ingang
door geen deur afgesloten is; bij hun vertrek laten zij daarin
liet een en ander achte-r, doch nooit zullen zij bij hunne terug-
komst daar iets van missen. Zeker draagt hiertoe bij, dat in de
nabijheid van ieders bezitting een teeken of afgodisch zinnebeeld
staat, door hen Obia geheeten, waaraan eene groote kracht wordt
toegeschreven, en voor hen die misschien oneerlijke handelin-
gen zou willen plegen, aangemerkt kan worden als bij de Euro-
peaan liet opschrift: //Hier liggen voetangels en klemmen.// De
vrees, die zij voor deze Obia\'s hebben is niet ten onregte, want
gebeurde het al eens dat misbruik van vertrouwen plaats vond,
dau zal de schuldige, hoe lang zulks ook duurt, bij ontdek-
king de wraak van den bedrogene niet ontgaan, welke
wraak dikwijls bestaat in het toedienen van geheime middelen
waardoor vreeselijke ziekten en kwalen zoo niet de dood out-
staan.
Zij zijn zeer naijverig op de trouw hunner vrouw of vrouwen,
-ocr page 40-
IN DE KOLONIE SlilUNAME.                                85
want de bosclmeger is. zeer jaloersch, terwijl de vrouwen niet zijn
vrij te spreken voor verleiding vatbaar te zijn. Het vindt dan
ook onder hen nog al eens plaats dat de huwelijkstrouw ge-
schonden wordt.
Van de onderscheidene stammen zijn de Aucaners de meest
beschaafde, maar daarentegen ook de listigste, hetgeen men kan
toeschrijven aan hun meerderen omgang met Europeanen. Onder
hunne stammen zijn zij de magtigste, en hun getalsterkte wordt
op 4 si 5000 zielen berekend.
Volgens de verklaring der boschnegers genoot tot heden nog
geen blanke het vertrouwen en de gehechtheid, die ik van hen
ondervond. Hoe geheimzinnig zij zich ook steeds tegenover de
blanken gedragen, omtrent mij maken zij daarin eene uitzonde-
ring. Is er iets geheimzinnigs onder hen, dat ik gaarne wenscb
te weten, zoo zullen zij het mij op mijn verzoek dadelijk zon-
der eenige beschrooindheid mededeelen.
Ook moet ik gelooven, dat zij voor mij meer dan algemeene
hoogachting koesteren, daar zij nu reeds tien jaren lang getrouwe
arbeiders voor mij waren; een voorregt, waarop geen bewoner
iu deze volkplanting buiten mij aanspraak kan maken.
Eene familie ouder hen, wier hoofdman onlangs is gestorven —
naar hun zeggen door vergiftiging, welke misdaad zou hebben
plaats gevonden uit wangunst, daar ik hem boven anderen be-
voorregtte, hetgeen hij om zijne trouw en arbeidzaamheid ver-
diende — heeft in de nabijheid harer afgodsteekenen een hut ge-
bouwd, waarin zij een ruw beeld, van cederhout gesneden,
plaatste en het met witte verw beschilderde. Naast dat beeld
hadden zij een tafeltje gesteld eu daarop eeuige vogelslagpeuneu
van de Pouwies • , een klein tleschje met zwart vocht, inkt ver-
beeldende, benevens eenige strookjes papier gelegd. Nabij dit
tafeltje hebben zij eenige treden in den grond gegraven, en bij
de onderste trede eene goot gemaakt, die naar de rigting der
rivier loopt. Willen zij nu, wanueer zij dansende feest vieren, mij
vereeren, dan plaatsen zij eenige kinderen daarbij die voortdurend
in pullen aangevoerd water storten, dat van de treden af in de-
goot vlietende, rivierwaarts stroomt. Terwijl deze ceremonie plaats
viudt, worden er door de feestvierende menigte gezangen ter mij -
ner eere aangeheven.
Het beeld moet nu volgens huu begrip, mijne afbeelding zijn,
1 Een fasant de Crax Alector L.
-ocr page 41-
36                                         DE BOSCHNEGEKS
de witte kleur het teeken dat ik een blanken ben, terwijl pennen,
papier en inkt de attributen zijn van der blanken hoogere be-
sehaving, het stroomende water dat ik afstam van over de zee
hier heen gekomen volkplanters.
De vrouw van de hierboven aangehaalde hoofdman kwam
kort na het overlijden van haren man bij mij in de stad, en
bleef in mijn huisgezin voor vast haar verblijf kiezen, waarin ik
haar gaarne toegaf. Getrouw en oplettend volbrengt zij niet alleen
eene menigte huishoudelijke diensten, maar voorkomt zelfs de\'wen-
schen mijner echtgenoot daaromtrent, en weigert uit liefde voor
ons elke geldelijke belooning.
Ik hoop met deze schets eenigzins te hebben bijgedragen tot
meerdere bekendmaking van hetgeen onze schoone maar weinig
bekende kolonie Suriname belangrijks bevat.