-ocr page 1-
V
et.
7
-ocr page 2-
fYiw UjfóL
Misc. litter.
00,4237
B. oct.
1237
\\
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
A06000017860234B
1786 0234
-ocr page 3-
/ • Jr
\',
TWEE NACHTEN OP DE BROCKEN.
Zelf moet gij \'t zoeken, en zelf moet gij \'t vinden,
Mensch in uw hart, in uw woord, in uw lot,
Anders zoo spelen de wcrvlendc winden
,
Mensch, met uw hart, uw geloof en uw God.
DE QENESTET.
Zelfstandig te zijn, uit eigene nogen te zien, met bewustzijn te han-
delen , zietdaar iets dat voor iederen mensch op de reis des levens
van het hoogste belang is, zoowel om het meeste nut te trekken voor
zich zelven en uit te werken voor anderen , als ook om het meeste
genot té smaken en zich op de beste wijze te vormen. En is eene reis
op aarde in vele opzigten een beeld te noemen van de levensreis, ook
zulk eene reis overtuigt ons niet zelden van de waarheid der uitge-
sprokene stelling. Wie toch is er die niet bij ervaring weet, dat men
door het blindelings volgen van anderen en het zien met vreemde
oogen ligt dwaalt of bedrogen wordt ? Wie die niet heeft opgemerkt
dat zelf zien, zelf denken en zelf handelen zijne krachten heeft ver-
sterkt, zijn genot vermeerderd, zijn werk zegenrijker gemaakt?
Ik wil hiermede niet zeggen, dat het in \'t algemeen goed is van
den regel af te wijken of andeis te handelen dan anderen; maar ik be-
weer dat men, vóór men naar den regel handelt, best doet met eerst
na te denken of de regel wel van algemeene toepassing is en of hij
ook voor het bijzonder geval geldt waarin wij verkeeren; zoo ook of
de algemeene handelwijze wel op goede gronden steunt, dan of zij
uitzonderingen toelaat, waartoe juist het geval waarin wij verkeeren
kon behooren.
Het is mijn plan niet, geëerde lezer ! om over deze zaak, hoe ge-
schikt zij er ook voor moge wezen , u met afgetrokkene redenerin-
gen bezig te houden, maar ik wil trachten u de waarheid er van aan-
schouwelijk voor te stellen, door op eene eenvoudige wijze iets mede
te deeleu uit mijne ervaringen op een paar uitstapjes , waarbij ik ge-
legenheid had om bij gunstig en ongunstig weder, zoo als \'t heet,
een bekend punt in het Harzgebergte, de Broeken, te bezoeken.
-ocr page 4-
s
TWEE NACHTEN OP DE BROCKEN.
Eigenlijk heb ik nu den mond voorbij gepraat, zoo als \'t spreekwoord
zegt; want, als ik de. zaak goed voorstel, zoudt gij zonder mijne
reeds gemaakte opmerking tot de overtuiging komen der waarheid,
die ik u door mijne vertelling duidelijk wil maken. Maar dit is uu
zoo. Misschien valt er nog wel iets meer uit te leeren, en dit laat ik
gaarne aan uw eigen oordeel over.
Baedeker zegt in zijn bekend reisboek : „Wie de Broeken eenmaal
heeft bezocht, zal niet ligt ten tweeden male die beklimmen." \'t Is
wel te verklaren waarom hij zulks denkt. De Broeken of Bloksberg is
toch niet het prachtigste gedeelte van den Harz. Het wilde Oker-,
het bekoorlijke Selke-, het fraaije Ilse-, maar bovenal het trotsche
Bodedal, met zijne talrijke watervallen en verrassende partijen, als-
mede sommige wel minder hooge, maar meer verscheidenheid van ge-
zigten opleverende hoogten , zoo als de Bostrap , de Dansplaats, de
Victors- en Josephshoogte, de Burgberg en andere, wedijveren in af-
wisselend schoon met de Broeken. Daarbij zijn deze punten in korte-
ren tijd, met meerder gemak en minder kosten te bereiken en ver-
dienen alzoo in vele opzigten de voorkeur, vooral voor iemand, die
in tijd beperkt is. Maar het is, mijns bedunkens, vooral daarom dat
Baedeker aldus oordeelt, omdat de meeste reizigers, bij het beklim-
men der Broeken, in hunne verwachtingen te leur gesteld worden. Men
beklimt toch gewoonlijk dezen berg om er de zon te zien opgaan en
meestal is de bergtop in den vroegen morgen in wolken gehuld, en
ondoordringbare nevels beletten het verschijnsel te zien waartoe men
de moeijelijke bergreis heeft aanvaard. Ontevreden over den mislukten
togt trekt men dan weder terug, en tefwijl sommigen in eene meer
kalme stemming den berg afdalen , in de stille en ook niet ongegron-
de hoop om op andere fraaije punten schadeloos gesteld te worden
voor de ondeivondene teleurstelling, storten anderen, meer opge-
wonden , hun spijt uit in verzen of proza in het Broeken-album, dat
menigvuldige voorbeelden daarvan aanbiedt.
Wij waren des morgens reeds bij tijds van Harzburg te Ilsenburg
gekomen en hadden het voornemen om in den namiddag de Broeken
te beklimmen. Wij konden er dan tegen den avond zijn en er den
nacht vertoeven om den volgenden morgen, bij gunstige gelegenheid,
de zon te zien opgaan.
Daar hierbij echter veel van \'t weder afhing en dit niet vast scheen,
zoo waren wij eene poos besluiteloos wat te doen. Men dorst het ons
-ocr page 5-
3
TWEE NACHTEN OP DE BROCKEN.
ook niet aanraden. De wolken trokken meer en meer te zamen en \'t
was te verwachten dat zij weldra geheel dea bergtop zouden omhul-
len. Wij besloten alzoo vooreerst van den togt af te zien, bezagen
te Ilsenburg eene fabriek en deden eene wandeling langs de Ilse, den
weg op naar den Ilsenstein.
De Ilsentein is een steile rotsklomp, die onmiddellijk aan den rijweg
is gelegen, die naar den bergtop geleidt en zich tot eene aanzienlijke
hoogte schier loodregt daarboven verheft. Gedurende onze wandeling
scheen het weder beter te worden. Eerst hadden wij het in de verte
hooren donderen; maar de bui trok af en de lucht werd helderder,
\'t Speet ons nu dat wij van de bergreis hadden afgezien. Naar Ilscn-
burg terug te gaan om een gids te nemen, dien men bij den togt
noodig heeft, zoude ons echter te veel tijd kosten en ouder weg was
er geen te verkrijgen. Een reisgezelschap , dat van boven kwam en
zonder gids den terugtogt deed, raadde ons aan om den togt te on-
dernemeu en beschreef ons zoo goed mogelijk den weg. Deze loopt
gedurende een geruimen tijd door het digte woud , waar men, op
den kalen bodem, het pad niet, of uiterst moeijelijk kan onderkennen.
Wel aanvaardden wij met moed den togt, maar geraakten spoedig aan
\'t dwalen, althans dikwijls waren wij onzeker in welke rigting te gaan.
Op eene opene plek, die wij te midden van het digte bosch aan-
tronen, tuurden wij te vergeefs rond om den bergtop te ontdekken.
Levensmiddelen hadden wij niet mede genomen en waren ook nergens
te verkrijgen. Daar wij geen spoor van eenig menschelijk wezen ont-
dekten, van wien wij eenige teregtwijzing zouden kunnen ontvangen,
zoo besloten wij om terug te keeren , gedachtig aan het spreekwoord:
beter ten halven gekeerd dan ten vollen gedwaald, \'t Was toch veel
gewaagd om den onzekeren togt te lang door te zetten; want over-
viel ons de nacht, dan konde zulks bij mogelijke weêrsverandering
soms noodlottige gevolgen voor ons hebben. Wij hadden hiervan vele
voorbeelden tot waarschuwing voor ons, en juist eene week na ons
hebben , zoo als wij later vernamen , een paar Engelsche reizigers met
twee dames er bijna het leven bij ingeschoten. Door nachtelijke duis-
temis en ongunstig weder overvallen, zijn zij met hunnen gids aan
het dwalen geraakt en in bewusteloozen toestand neergezegen. De
gids bereikte echter nog gelukkig het Brockenhuis, van waar men de
ongelukkigen te hulp kwam.
Op den terugtogt kwamen wij weder voorbij den Ilsenstein, dien
-ocr page 6-
I
TWEE NACHTEN OP DE BROCKEN.
ik nu meteen mijner reisgenooten beklom. Wij bereikten den (op juist
toen de zon onderging, e:i nu ons in dit prachtig gezigt verlustigd te
hebben, daalden wij in de avondschemering langs een steil en weg naar
beneden en vonden onze reisgenooten weder in het druk bezochte
logement: Zum Eothen Forellen, waar wij met moeite huisvesting
vonden.
Den volgenden dag herhaalden wij den togt, maar nu begeleid
door een gids, en vergezeld van meer reizigers, die even als wij de
Broeken wilden beklimmen. In eene vrolijke stemming klommen wij
naar boven. Een groot gedeelte van den weg loopt langs de Ilse,
met hare tallooze watervallen, die echter bij het hooger klimmen in
kracht en luister steeds afneemt en zich eindelijk in zeer diepe rots-
kloven verliest. Vergezeld door onzen gids , die gewis tallooze malen
den berg had beklommen, wandelden wij rustig verder zoo als de
mensch, die door anderen wordt geleid, steeds gerust zijn weg kan
vervolgen als hij maar het volle vertrouwen heeft op den gids die hem
leidt. Eerst dan wanneer wij zelven den weg moeten zoeken, worden wij
meer tot nadenken en onderzoek, tot zelfstandig opmerken en oplet-
tend rondzien opgewekt. Hij die altijd door een gids wordt geleid ,
moge voor vele afdwalingen beveiligd wezen, een vast en zelfstandig ,
zich zelven bewust mensch zal hij niet ligt worden.
Het digte woud wordt bij het hooger klimmen staag dunner; de
hooge pijnboomen worden door kreupelbosch vervangen, en weldra
hadden wij de meer opene bergkruin bereikt, die, met heide , mos
en karig gras bedekt, ons nu een ruim en vrij vergezigt aanbood.
Paar wij nu niet ligt meer konden afdwalen, stapte ik met een
mijner reisgenooten vooruit om in het Brockenhuis of de herberg op
den top des bergs , waar wij met een talrijk gezelschap wenschten te
overnachten, en waar ook misschien langs andere wegen reizigers zou-
den aankomen , zoo mogelijk logeerkamers te bespreken. Onze spoed
bleek ook niet vergeefs te zijn; want terwijl wij voor ons reisgezelschap,
dat uit zes personen bestond , twee kamers ieder met 3 ledikanten
verkregen, moesten velen onzer medereizigers zich in de algemeene
gezelschapszaal, de zoogenoemde Gaststube, behelpen en den nacht op
matrassen, op den grond doorbrengen.
\'t Is een natuurlijk en gewis ook geoorloofd egoïsme om door vlug
en bij der hand te zijn, zoo als men \'t noemt, te zorgen dat men
niet bij anderen achter blijft. Menigeen heeft gewis door onnoodig
-ocr page 7-
5
TWEE NACHTEN OP DE BKOCKEN.
dralen of ontijdig aarzelen zicli moeten behelpen of voordeden missen,
die anderen ten deele vielen. En niet zelden ziet men, dat sommigen
op het tooneel des levens door eigene nalatigheid eene minder goede
standplaats verkrijgen dan zij bij meer ijver en vlugheid hadden kun-
nen verwerven.
\'t Was een warme zomerdag, en bij het altijd verraoeijende klimmen
hadden wij minder opgemerkt, dat de lucht fijner en ijler en aanmerke-
lijk koeler was geworden. Verhit als wij waren, wilden wij reeds spoedig
naar buiten gaan om ons in het wijd uitgestrekte uitzigt te verlusti-
gen. Onze gastheer echter, de zorgvuldige en ervarene Brockenwirth
raadde ons voorzigtigheid aan en bragt ons een gepasten drank, die
ons regt verkwikte en waarbij wij onze medereizigers afwachtten.
Wij waren nog niet lang boven of eene digte wolk omhulde den
bergtop en voor dien avond was er aan geen vrij uitzigt meer te
denken. De koude nam nu ook steeds toe, en buiten de deur niets
dan een kouden, digten nevel ontwarende, bleven wij in de warme,
vrolijke gelagkamer, waar het gezellig zamenzijn van meestal jeugdige,
regt opgewekte en vrolijk gestemde reizigers, van verschillende natiën,
den tijd snel deed henenvlieten. Eindelijk zochten wij onze logeerka-
mers op* om tijdig bij de hand te kunnen zijn en den zonsopgang,
waarbij wij allen zoo vurig op helder weder hoopten, in volle pracht
te kunnen waarnemen. De min aangename koude, misschien ook
wel de eenigzins verraoeijende logt, het drukke en levendige gesprek
en het ongewone der plaats hielden ons nog eenigen tijd wakker. Ein-
delijk sliepen wij in, tot na een korten slaap het sein gegeven werd,
dat de zon weldra zoude opkomen.
\'t Was eene zonderlinge groep die weldra op den toren verzameld
was, die voor het logement gebouwd van het bovenvlak een vrij uit-
zigt naar alle zijden aanbiedt. Heeren en dames, meest nog geheel of
half in nachtcostuum, vereenigden zich hier in de vale morgensche-
mering en zagen — niets. Kene digte wolk omhulde nog steeds de
bergkruin en liet de ochtendschemering slechts rlaauw door, zoodat
de streek, waar de zon boven de. kimmen moest verrijzen, bezwaarlijk
te onderkennen was.
Men zegt wel eens van hen, die in eene regt vrolijke en tevredene
en daardoor opgewekte stemming zich bevinden, dat zij in de wolkeu
zijn; wij waren in den letterlijken zin in de wolken, maar de vrolijke
stemming faalde. De koude morgenlucht dreef ons voor en na naar bin-
-ocr page 8-
6
TWEE NACHTEN OP DE BROCKEN,
nen in de verwarrade gelagkamer; maar het was en bleef betrokken
en de zon ging op zonder dat zij door ons konde worden gezien,
\'t Was eene groote teleurstelling, en terwijl sommigen hun spijt in
het Brockenalbum uitstortten, anderen er slechts hun naam inschre-
ven, om te doen blijken dat zij den bergtop bezocht hadden en nog
anderen uit onverschilligheid of wrevel zulks nalieten, dropen de
meeste reizigers voor en na ontevreden af.
Zoo bleven wij, met nog een bejaard heer uit Maagdenburg, die
zich bij ons reisgezelschap had aangesloten, ten laatste alleen over.
Voor ons was nu de groote vraag: Te gaan of niet te gaan. Het was
echter nog vroeg in den morgen en de opmerking : misschien wordt
het weldra helder en dan zoude het ons spijten den bergtop zoo spoe-
dig te hebben verlaten , alsmede dat hoewel wij de zon, die nu reeds
boven den horizon was, niet meer konden zien opgaan , toch bij het
verdwijnen of zamentrekken der wolken een vrij uitzigt van de berg-
kruin wel waard was er eenigen tijd voor op te offeren , en de uit-
gesproken gedachte: misschien komen wij hier nimmer weder, dit
alles deed ons besluiten nog niet henen te gaan. En waarlijk ons toe-
ven werd dubbel — wat zeg ik ? — werd honderdvoudig beloond;
want een genot, veel hooger dan wij ons hadden voorgesteld, viel ons
ten deel.
Langzamerhand werden de nevels boven en rondom ons dunner
en dunner, en weldra werd de prachtige, nog niet hoog gestegen zon-
nebol door het dunne nevelgordijn zigtbaar. In betrekkelijk korten tijd
was de hemel boven ons geheel helder geworden. Beneden ons strekte
echter eene digte en voor het oog ondoordringbare wolkenmassa zich
naar alle kanten rondom ons uit. Te vergeefs trachtte onzen blik door
dien digten sluijer heen te dringen, die de omgelegene lagere oorden
geheel aan onze starende blikken onttrok, \'t Was een vreemd gevoel
voor ons, zoo geheel als van de aarde gescheiden en aan onze woon-
plaats als outtogen te zijn, terwijl wij vrij den blik naar boven konden
heffen, naar den nu helderen hemel. Wij zijn toch zoo gewoon om
vrij op de aarde rond te zien, ook dan wanneer de hemel en het-
geen wij ons als hemel denken voor ons stoffelijk oog verborgen is.
De kale bergtop met het gebouw dat er staat, als een heerlijke ge-
tuige hoe de mensch door beleid , moed en volharding schier alle
moeijelijkheden weet te overwinnen, met zijne rotsbrokken, die in
verschillende opzigten welsprekende getuigen zijn van de krachtige
-ocr page 9-
7
TWEE NACHTEN OP DE BROCKEN.
natuurwerkingen , die eens aan onze aarde haar bestaan en vorm
schonken en nog bestendig daarop invloed uitoefenen; de kale bergtop
alleen kwam als een klein eiland even uit de wijd uitgestrekte wol-
kenzee ten voorschijn. Ja het was eene onmetelijke nevelzee, die zich
zoo ver het oog reikte rondom ons uitstrekte en door de morgenzon
beschenen op eene onbeschrijfelijk prachtige wijze het licht terug
kaatste en ons als in eene idealische wereld verplaatste. Die zelfde wol-
kenmassa, die ons van de aarde als afscheidde, beroofde ons nu niet
meer van den liefelijken zonnegloed, maar onttrok dien aan de lagere
streken der aarde en hulde deze nog in een somber donker. Maar
ook daar zoude weldra liet onbenevelde zonnelicht doordringen. Uit
die ons aan alle zijden omringende wolkenzee zagen wij allengs andere
bergtoppen als zoo vele kleine eilanden te voorschijn komen. Hier
de kleine Broeken en de Heinrichshöhe, iets verder af de Victors- en
Josephshöhe, de Burgberg en Bammelsberg enz. Eindelijk scheidden
de digte wolkenmassen, zich van een, en het starend oog kon, nu hier,
dan daar, een vlugtigen blik door die reten heen op de omgelegene
lagere deelen der aardoppervlakte werpen. Meer en meer trokken de
wolken zich nu te zamen en de frisch opgestokene morgenkoelte bragt
de nu in staag kleiner wordende stapelwolken veranderde wolkeulaag
meer en meer in beweging en dreef ze voor zich henen. Euimer werd
allengs het verschiet en weldra kon het oog onbelemmerd in de schier
eindelooze ruimte doordringen.
Hoe verheugden wij ons, dat wij waren gebleven en niet als de
anderen in eene ontevredene stemming den bergtop hadden verlaten !
Wij hadden een tooneel aanschouwd zoo prachtig als wij ons op verre
na niet hadden voorgesteld en dat niet schooner had kunnen wezen, ook
dan niet wanneer wij naar onzen wensch, van den beginne af, een hei-
deren hemel hadden gehad. O, het is schooner de nevelen te zien
wijken dan dadelijk in een onbelemmerd licht geplaatst te worden.
Even zoo als men met Lessing te regt het vermogen om de waarheid
te zoeken en te vinden verkieslijker moet achten dan haar als eene
uitgemaakte zaak te ontvangen, zoo is het ook schooner en genot-
voller om uit een min volmaakten toestand tot een meer volmaakten
toestand over te gaan dan dadelijk daarin geplaatst te worden. Zoo
moet het zaliger zijn tot engel te worden gevormd dan als engel te
worden geschapen.
-ocr page 10-
8                               TWKE NACHTEN OP DE BR0CKEN.
Het was 21 jaren later. Wij hadden het Thuringer-wald bezocht
en er den Inselsberg beklommen, waren toen naar de Saksische
Schweiz gereisd en hadden de fraaiste punten : de Bastei, de Kuhstall,
de groote en kleine Winterberg en de Prebischthor er bezocht. Over
Dresden, Leipzig en Halle bezochten wij nu den Harz, en hoewel ten
tweeden male en onmiddellijk na het bezoek van bovengenoemde door
hun natuurschoon te regt zoo beroemde oorden van Duitschland, vol-
deden de nu eens door hunne bekoorlijkheden het oog boeijende, dan
weder door het verheven en grootsche het gemoed treffende natuur-
tooneelen van het Haizgebergte mij niet minder clan bij mijn eer-
ste bezoek. Te Alexisbad, in het bekoorlijke Selke — en in het fraai
gelegene logement de Waldkater, in het in stoute partijen zoo rijke
Bodedal hadden wij ons verpoosd. Over Kübeland met zijne druip-
steenholen, het bergstadje Elbingerode, aan den voet der Broeken,
en het op de helling des bergs gelegene dorpje Schierke reden wij
langs een vrij steilen weg naar den top van den bekenden Bloksberg.
Mijn eerste bezoek van de Broeken had mij geenszins afgeschrikt,
maar integendeel genoopt om bij een herhaald bezoek van deze stre-
keu dit belangrijk punt niet ever te slaan en mijne reigenooten, die
voor het eerst dit gebergte beaochten , er toe op te wekken. Het
weder was prachtig, en besteidig als iiet sedert eenige dagen was,
deed het ons niet zonder grond een helderen avond en morgen en
daarmede een helderen zons onder- en opgang te geraoet zien.
Hadden wij vroeger als jonge lieden meestal wandelende de schoon-
ste punten van den Harz bezocht, thans, nu wij \'t genoegen hadden
door onze echtgenooten vergezeld te zijn, moesten wij van de bestaan-
de reisgelegenheden gebruik maken en de moeijclijke bergreizen, ten
minste door onze dames,, te paarde, op ezels of wel met rijtuig ten
uitvoer brengen. Zoo bezochten wij nu de Broeken met rijtuig. Hoe-
wel onze regt bekwame KutscLer met gemak en zekerheid ook op de
steilste gedeelten van den weg zijne paarden wist te besturen, zoo gin-
gen mijn reisgenoot en ik toch bij die gedeelten uit het rijtuig om de
paarden den last iets te verligten. Toen wij digt hij den top waren
en het bosch, dat tot eene aanzienlijke hoogte den berg bedekt, achter
ons hadden, neigde de zon ten ondergang. Wij verlieten nu het rij-
tuig en haastten ons om wandelende den top te bereiken. Wij kwamen
er ook nog tijdig genoeg om de zon in de noordwestelijke kimmen,
die zich diep beneden ons tot in het verre verschiet uitstrekten, te
-ocr page 11-
9
TWEE NACHTEN OP DE BROCKEN.
zien nederzinken. "Wij hadden een onbelemmerd uitzigt; want met
uitzondering van eenige dunne wolkjes, die bij het wegduiken der
zon een fraaijen purpergloed aannamen en den westelijken horizon ver-
sierden, was de hemel geheel vrij en onbewolkt. En hij bleef dit onver-
poosd zoolang wij op den bergtop vertoefden.
Na zonsondergang vereenigden de langs verschillende wegen geko-
inene reizigers zich in de ruime gezelschapszaal om er deel te nemen
aan den maaltijd , die ons heerlijk smaakte. Of dit eeu gevolg was
van de keur van spijzen dan wel van den door den langen en wel
eenigzins vermoeijenden togt opgewekten eetlust, of van het eigen-
aardige om op zulk eene hooggelegene plaats den maaltijd te gebrui-
ken te midden van een gezelschap van meer clan JO personen, die tot
verschillende natiën behoorden en door het toeval vereend allen in eene
vrolijke stemming waren — ik durf dit niet beslissen. Liefst geloof
ik dat zoo wel het een ais het ander er toe zal hebben medegewerkt.
Van mijne plaats aan tafel had ik het uitzigt naar het westen. De
maan was een paar dager; oud en prijkte als een heldere sikkel regt
fraai iu de avondschemering boven den westelijken horizon. Niet
verre van haar zag ik de glansrijke Yenus als avondster mede aan
den westelijken heinel oj» eene iuistervolle wijze blinken. Was het
wonder dat ik niet den afl&öp van cien maaltijd afwachtte om mij eens
naar buiten te begeven ei: aij \'n ..at prachtig schouwspel te verlus-
tigen, dat het wijkende daglicht, .aaar het juist daardoor in vollen
luister zigtbaar worden v:j c\'en prachtigen sterrenhemel, van dit
verheven standpunt aanbond ?
O, het was een onbeschrijfelijk prachtig tooneel, te zien hoe de
wijd uitgestrekte aardoppe.tlakte zijn al meer en meer aan \'t gezigt
onttrok, en den tot aan de.: horizon toe helder blijvenden maansikkel
en kort daarna ook de schitterende avondster in de kimmen te zien
wegduiken. En toen weldra de aardoppervlakte geheel voor onze
blikken was verdwenen, zag het oog, aan het heldere stergewelf,
dat zich tot diep beneden onzen voet uitstrekte, een tal van helder-
blinkende sterren met buitengewonen luister stralen. Het was een regt
aangename avond na een warmen dag. De koele nachtwind suisde lie-
felijk door het digte loover, dat niet boven onze hoofden, maar in
de diepte beneden ons van alle zijden den berg omgaf. Zoo ergens,
dan konden wij hier met vau Alphen zeggen :
-ocr page 12-
10
TWEE NACHTEN OP DB BBOCKEN.
\'t Is alles hemel wat men ziet,
Zelfs bergen vlugten heen.
En toen later de meeste reizigers zich ter rust hadden begeven en
wij, in de stilte van den nacht, nogmaals het oog naar boven en om
ons lieten rondweiden en daar ons verheven gevoelden boven \'t gewoel
der aarde, was het ons als waren wij den Hemel nader en scheidden
wij met weerzin van een tooneel, dat zoo veel indruk op het gemoed
maakte.
Reeds vóór het luiden der klok, waarmede men de reizigers,
— die nu in grooter getal dan bij mijn eerste bezoek hier behoorlijk
nachtverblijf konden erlangen — wekte om de zon te zien opgaan >
waren wij ontwaakt, en een blik uit onze kamer, die naar het oosten
het uit/.igt had , gaf ons alle hoop dat wij de zon helder uit de kim-
men zouden zien verrijzen.
Onze hoop werd niet beschaamd. Toen wij op den toren wareu
geklommen om van het plat een vrij uitzigt naar alle zijden te hebben,
vonden wij daar reeds eenige reizigers bijeen. Al gaande weg breid-
de de morgenschemering zich uit. Slechts weinige dunne wolken-
laagjes waren boven den oostelijken horizon merkbaar en deze ver-
kondigden , door den bekoorlijken lichtgloed, dien zij weerkaatsten en
die van oogenblik tot oogenblik toenam, het naderend tijdstip waarop
de luistervolle dagvorstin boven de kimmen zoude verrijzen en hare
dagreis zoude aanvaarden. Nog eenige oogenblikken waren aller oogen
op de plaats gevestigd waar de zon zich weldra zoude vertoonen, toen
te midden van die zee van licht, die hem steeds omgeeft, de schitte-
rende zonnebol als een gloeijende vuurvonk aan de kimmen gezien
werd. Ras was die vuurvonk tot een vurig segment aangegroeid en
weldra ook de geheele glansrijke zon boven den horizon verrezen. Zij
vertoonde zich nu alseene schijf van louter goud voor het starend oog,
dat welhaast den feilen gloed niet meer konde verdragen, waarmede
zij nu reeds duizende jaren de aarde verlicht en verwarmt en tot
woonplaats van gelukkige wezens geschikt maakt.
Nog voor kort staarde het oog in een nevelachtig verschiet en on-
derscheidde niets van dat tallooze tal steden en dorpen, bergen en
bosschen, rivieren en beken, weiden en akkers, die in de rijkste ver-
scheidenheid om ons heen waren gelegen, terwijl nu als op eens een
onafzienbaar verschiet voor ons oog zigtbaar werd, vol van voorwer-
-ocr page 13-
11
TWEE NACHTEN OP DE BROCKEN.
pen die afwisselend in kleur en vorm de zonderlingste vertooningen
opleverden voor het oog, dat niet gewoon is de dingen van zulk een
verheven standpunt te aanschouwen. Zoo is er dikwijls slechts een
lichtstraal van uit den hoogen noodig om ons de dingen te doen zien,
die er bij en rondom ons zijn.
De zon steeg allengs hooger en verspreidde overal licht en leven;
maar bij den schier wolkeloozen hemel was er weinig of geene afwis-
seling van licht en schaduw te ontdekken; geene schakering van licht
en bruin, zoo bevallig voor het oog, was er merkbaar. Prachtig had-
den wij de zon zien opgaan ; het was een morgen zoo heerlijk als
men zeide dat zelden het geval was, en toch moet ik bekennen, dat
die geheel wolkeloozen hemel en dat wijd uitgestrekte, gelijkmatig
verlichte landschap beneden en rondom ons niet dien indruk maakten
dien ik bij mijn vorig bezoek had ondervonden en dien wij ook, eeni-
ge dagen vroeger, op den Inselsberg in Thuringen hadden gehad, toen
wij de schaduwen der ligte wolkjes, hier en daar aan den hemel ver-
spreid, nu hier, dan daar over de aarde zagen trekken. Het mensche-
lijk oog wil afwisseling van licht en bruin , even als afwisseling van
vreugd en leed behoefte schijnt te zijn voor het menschelijk hart.
Na een vlugtig ontbijt maakten de reizigers zich tot het vertrek
gereed. Ook wij daalden naar beneden en wel langs de Ilse, die op
eenigen afstand van den top haren oorsprong neemt en verder door
het heerlijke Ilsedal tot naar Ilsenburg geleidt en reden in den namid-
dag naar Harzburg. Des avonds zagen wij de zon, die wij zoo helder
hadden zien opkomen, even helder ondergaan van den Burgberg, een
minder hooge berg in de nabijheid - van Harzburg.
Twee nachten heb ik al zoo op de Broeken mogen doorbrengen en
telkens werd ik getroffen door de heerlijke natuurtooneelen, die zich
voor mijn oog opdeden en beide vergoedden in ruime mate de moeite
en kosten er voor besteed.
Beide bezoeken hebben mij geleerd, en zij kunnen dit ook anderen
leeren, dat men niet te spoedig zich moet laten afschrikken wanneer
men in zijne wenschen en verwachtingen wordt te leur gesteld; want
juist die teleurstellingen kunnen soms eene bron worden van hooger
genot dan men wacht of wenscht. De eerste togt, die velen onzer mede-
reizigers deerlijk te leur gesteld deed terug keeren en door hen als
mislukt werd beschouwd, leverde ons een genot op, wel anders, maar
niet minder dan wij het ons hadden voorgesteld, en in wezenlijkheid
-ocr page 14-
12                            TWEE NACHTEN OP DE BROCKEN.
prachtige en indrukwekkende natuurtooneelen deed zij niet onder
voor den tweeden togt, waarbij de omstandigheden zoo gunstig waren
als zelden het geval is.
De ervaring, op reis opgedaan en hier kortelijk door mij medege-
deeld, leert dat het van groot belang is om op reis — en niet alleen
op reis, maar ook bij alle omstandigheden des levens — goed te wikken
en te wegen, te bezinnen voor men begint, uit eigene oogen te zien,
op eigene krachten te vertrouwen, naar eigen inzigten te handelen
en niet in sleur den grooten hoop te volgen of zich door teleurstel-
lingen dadelijk te laten ontmoedigen. Het goede, dat ons hier onver-
wacht ten deel valt, het schoone, dat wij vinden op een weg waar
wij dit niet zochten of verwachten, heeft niet zelden meerder waarde
en schenkt ligt grooter genot dan dat waarnaar wij streven en dat
zoo vurig door ons wordt gewenscht.
Dr. W. GLEUNS Jr.
/*. */>