-ocr page 1-
Jt
• i * i.
;
ALLE
284952
WAARSCHUWING
TEffEN HET
Wetsontwerp tot Herziening
* \'•?.                                      DER
?
KADASTRALE HUURWAARDE.
^^-.,-. jt.
Door den schrjjver van 4e „Proeve van een gewijzigd
stelsel van Directe Belastingen in Nederland,
aangeboden in Juni 1$72 aan de Leden der Eerste
en der Tweede Kamer van de Staten-Genesaal."
-crs*c*s€ï=*c»<ïr
-
: .
AMSTERDAM,
f . fc»,:
M. & F. C. WESTERMAN.
v\'\'- \'
         -1878.\' •• ï
- *
A
ct.
39
•v:\'
.
/
V
\' i-.,/ vi
-ocr page 2-
^Zé
-
I. oct.
1899
^
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
„/ /.
AAN ALLE
EIGENAREN VAN GEBOUWEN,
WAARSCHUWING
TEGEN HET
Wetsontwerp tot Herziening
DIS
KADASTRALE HUURWAARDE.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
AAN ALLE
EIGENAREN VAN GEBOUWEN,
WAARSCHUWING
TEGEN HET
WETSONTWERP TOT HERZIENING
DER
KADASTRALE HUURWAARDE.
Door den schrijver van de „Proeve van een gewijzigd stelsel van Directe
Belastingen in Nederland, aangeboden in Juni 1872 aan de
Leden der Eerste en der Tweede Kamer van de Slaten-Generaal."
-ocr page 8-
Gedrukt bij M. & F. C. WESTERMAN, O. Z. Achterburgwal.
-ocr page 9-
Het aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden
Wetsontwerp tot herziening van de belastbare opbrengst
der gebouwde eigendommen is verre van te beantwoorden
aan wat men daarvan mogt verwachten.
In de eerste plaats moet opgemerkt worden, dat indien
er van eene herziening in zake Grondbelasting sprake is,
men in het wel begrepen belang, niet alleen van \'s Rijks
Schatkist, maar van alle betrokken belastingschuldigen in
het land, niet met de gebouwde, maar met de ongebouwde
eigendommen
moet aanvangen. Overbekend is het tocli,
dat daarin de schromelijkste wanverhouding bestaat tusschen
de belastbare waarde dier eigendommen onderling, van
vroegere en latere ontginning, en hoe bij voortduring de
onbillijkste toestand wordt bestendigd, waardoor de belasting-
schuldigen in de eene Provincie veel hooger belast zijn
dan in eene andere; terwijl de gebouwde eigendommen, of de
plek gronds waarop de gebouwen staan, immers wil men een
zuiver kadastraal verband houden, slechts een onderdeel van
het geheel der Grondbelasting behooren uit te maken, en niet,
zooals thans bij het nieuwe Wetsontwerp het geval is, eene
afzonderlijke bron van belasting moeten zijn, een belasting, die,
-ocr page 10-
6
afgescheiden en geheel buiten verband van de eigenlijke Grond-
belasting gerukt, niets anders is dan eene vermomde tweede
Rijksbelasting op de onzuivere huurwaarde van woonhuizen
en gebouwen, naast en met de reeds bestaande als éérsten
grondslag voor de Personele belasting en eveneens daarop ge-
gronde Plaatselijke belastingen; zooals b. v. het zoogenaamde
Equivalent in Amsterdam, alwaar dus een derde belasting van
de werkelijke huurwaarde van woonhuizen en gebouwen, ten
gevolge van de voormelde Wet, bij aanneming van deze zal
geheven worden.
Bij artt. 2 en 3 toch, in verband met art. 4 der Wet op de
Personele belasting van 29 Maart 1833 Stbl. Ns. 4, wordt
eene belasting van 5 percent geheven van de onzuivere
huurwaarde van alle gebouwde eigendommen
(tekst der Wet);
terwijl volgens art. 1 en 2, in verband met art. 4 van
het bovenvermelde nieuwe Wetsontwerp, op de gebouwde
eigendommen
van diezelfde onzuivere huurwaarde van alle
gebouwen,
naar eenen anderen maatstaf en onder eene andere
benaming, dezen keer als Grondbelasting, als gezegd niets
meer of minder dan het heffen eener tweede Rijksbelasting
daarvan
wordt voorgesteld.
Eene Grondbelasting dus, die uitsluitend gebaseerd is op
de huurwaarde der gebouwen en geene de minste betrekking
heeft tot den grond waarop de gebouwen staan.
Het woord Grondbelasting sluit immers het denkbeeld
in van eene belasting op den grond, en bij eene herzienning
van de Grondbelasting der gebouwde eigendommen in tegen-
stelling van die der ongebouwde, behoort men zich
dan toch ook bij dien grondslag zoo zuiver mogelijk
-ocr page 11-
7
te bepalen en geene afwijking daarvan te veroorloven, wil
men niet, even als thans het geval is bij het nieuwe
"Wetsontwerp, die belasting ten eenenmale doen ontaarden
en overbrengen op eenen geheel anderen grondslag, in casu
de gebouwen, zelven in plaats van den grond waarop zij staan.
Dit kapitaal gebrek vindt kennelijk zijnen oorsprong in
gemis aan helder inzigt in zake van herzienning dezer
belasting, en verraadt een bekrompen voorthinken op den ouden
reeds gebrekkigen weg van het bestaande in het verleden.
De thans vigerende Wet gaat reeds mank in betrek-
king tot de beantwoording der vraag: is de daarbij
aangenomen grondslag, voor de heffing van eene belas-
ting van den bebouwden grond (hierdoor te verstaan den
grond waarop zich gebouwen bevinden) zuiver daarop
gebaseerd? en wanneer het dan, zooals in casu, eene her-
ziening van die belasting geldt, behoort men daarbij in
de eerste plaats niet uit het oog te verliezen, dat het
gebrekkige in het bestaande beginsel niet moet worden
bestendigd en uitgebreid, maar geheel uitgeroeid en verbeterd,
en dit is met bedoeld Wetsontwerp volstrekt niet het geval;
het tegendeel doet zich voor. Het ontwerp huldigt volko-
men het oude vicieuse beginsel, om het te bestendigen
niet alleen, maar in zijnen meest mogelijken omvang uit
te breiden, welligt om later, met te meer gemak, daar-
van ter verdere exploitatie van de betrokken belastingschuld
digen
gebruik te kunnen maken ;m als een gevolg van de
verkregene opvoering der bestaande, zeer matige, ja lage
kadastrale huurwaarde der gebouwen,
welke thans tot
grondslag strekt voor de berekening dier belasting, tot de
-ocr page 12-
8
hoogst mogelijke „de tegenwoordige werkelijke onzuivere huur-
waarde der woonhuizen en gebouwen."
Wel geeft de memorie van toelichting in § 8 de ver-
zekering, dat door de voorgestelde herziening de belast-
bare opbrengst van de gebouwde eigendommen in hel totaal
bedrag der belasting geene verandering zal worden gebragt,
en wij nemen gaarne aan, dat dit ook niet onmiddellijk
na afloop der voorgenomen herziening het geval zal zijn;
maar wij zien toch in art. 30 van het Wetsontwerp geen den
minsten waarborg, dat dit niet geschieden kan en zal in de toe-
komst. Komt eenmaal de nood aan den man, dan is er toch
weinig noodig om, door eene verhooging van het verhoudings-
cijfer van de belasting tot de belastbare som, de belasting-
schuldigen wegens gebouwde eigendommen een hooger offer
aan \'s Eijks schatkist te doen bijdragen, waarvan andere
belastingschuldigen, even als de bezitters van ongebouwde eigen-
dommen, dan verschoond kunnen blijven; en wanneer het voor-
gestelde ontwerp Wet mogt worden, staan in de toekomst
ontegenzeggelijk alle eigenaren van woonhuizen en gebouwen,
bij elke dringende omstandigheid, aan eene zeer gemakkelijke
opvoering van hun aandeel in de Rijksbelastingen bloot.
Hoe dit te voorkomen?
De memorie van toelichting, — zoo rijk in spiegelingen
aan Pruissen, alsof wij reeds geannexeerd waren, en op
last van hooger autoriteit ons daarnaar ganz gnddig hadden
te gedragen, en alsof Nederland geene eigen deugdelijke
zelfstandige begrippen en denkbeelden kan voortbrengen, —
vangt aan in § 1 met de verklaring: „Het ligt in den aard
der zaak dat tot grondslag voor de voorgestelde belasting
-ocr page 13-
o
niet anders kan worden aangenomen dan de jaarlyksc/ie
huurwaarde der gebouwen."
Reeds werd hierboven aangemerkt dat deze stelling vicieus
is, en dat moet worden uitgegaan van het standpunt der
eigenlijke strekking en bedoeling eener belasting op den
grond, als bebouwde grond, en dan ligt het voor de hand dat
men immers den grond waarop de gebouwen voorkomen aan-
merke als den eenigen waren grondslag
en als een gewoon
onderdeel van — of categorie in — het geheel dei-
grondbelasting, even als b. v. hooi-, wei-, bouwland, bosch-
grond enz., welke onderscheidene categoriën voor de be-
lastbaarheid uitmaken en weder verdeeld zijn in klassen
of soorten, als b. v. hooiland l8te klasse, idem 2de klasse,
boschgrond-hakhout, idem opgaande boomen enz., enz. Even
zoo classificere men ook de bebouwde gronden naar den aard,
de soort en de bestemming der zich daarop bevindende gebouwen,
als b. v. van Heerenhuizingen, Burgerwoningen, Boerderijen,
Molens door wind, stoom of water gedreven, naar hunne
bestemmingen, idem der fabrieken, enz., enz. en men
bepale daarvan dan de kadastrale huurwaarde, — gelijk dit
met de ongebouwde eigendommen per Hektare (Bunder)
is geschied, — per Centiare (vierkante El) oppervlakte,
door daartoe te benoemen Commissiën van deskundigen en
hoofdambtenaren in gemeen overleg. Overbodig zal het
wel zijn op te merken, dat die Commissiën lokaal behooren
te zijn, hoezeer dan in den uitgebreidst mogelijken kring,
in verband met naburige gelijksoortige bebouwde gronden;
terwijl dit voor de steden eveneens soortgelijk of klassi-
kaal zal moeten geschieden.
-ocr page 14-
io
Wordt de belastbare opbrengst van den bebouwden grond
op deze wijze bij de Wet geregeld, dan zal de eigenaar
van gebouwen als belastingschuldige deswegens in de Grond-
belasting op gelijke wijze worden aangeslagen en betalen, als
elk ander grondbezitter, namelijk naar eene redelijke belast-
bare waarde in verhouding tot de oppervlakte die zijne
gebouwen innemen of beslaan,
en daardoor zich tevens
gevrijwaard zien tegen de bij het aangeboden Wetsontwerp
voorgestelde opvoering der Kadastrale Huurwaarde zijner ge-
bouwde eigendommen,
door de gelijkstelling er van met eene
buiten alle verhouding tot die oppervlakte staande onzuivere
huurwaarde van de woonhuizen en gebouwen
welke zich daarop
bevinden. Wanneer men dan, na afloop eener algemeene
herziening op de hier voorgestelde wijze, een algemeen
verhoudingscijfer voor het geheele Rijk vaststelt, als evenre-
digheid tusschen de belastbare som en de belasting voor de
berekening van de aanslagen, dan zal men daardoor tevens
het oogmerk hebben bereikt, van de terzijdestelling der
Provinciale Quota en eene betrekkelijk gelijke verdeeling
dezer belasting over alle belastingschuldigen in het land
verkregen hebben.
Behoudens al hetgeen blijkens het voormelde voor eene
herziening van de belasting op den bebouwden grond op
de voorgestelde wijze als de billijkste, matigsle en meest
doeltreffende
pleit, mag ook niet uit het oog worden ver-
loren de groote voordeelen, welke deze wijze van herzien en
dit stelsel aanbiedt, vergeleken met het bestaande Wetsont-
werp, zoowel wat besparing van tijd als wat zeer hoog
ophopende kosten betreft.
-ocr page 15-
11
Op de hier bedoelde wijze, zullen de daartoe zamen-
gestelde Lokale Commissiën, — die den belastingschuldigen
de meest mogelijke zekerheid van onpartijdigheid en juiste
beoordeeling moeten aanbieden, — in een betrekkelijk zeer kort
tijdsbestek met de hierboven besproken Klassen-indeelingen
der bebouwde gronden per Centiare gereed kunnen zijn, en die
tarieven, na afloop daarvan over het geheele Rijk, aan
eene daartoe te formeren Centraal-Commissie (in den aan-
gegeven zin zamengesteld) kunnen worden onderworpen ter
nadere beoordeeling, onderling vergelijk, regeling en defini-
tieve vaststelling.
De toepassing dezer tarieven, of klassen-indeelingen, op de
kadastraal bekende grootte of oppervlakte van de bestaande
gebouwen, of den bebouwden grond, blijft achtereenvolgens van
zelve overgelaten aan de, bij de thans vigerende Wet daar-
mede op gebruikelijke wijze in gemeen overleg belasten
Autoriteiten, controleurs en zetters, en hierdoor komen
immers kennelijk de schromelijke onkosten en de tijdrooving,
welke de uitvoering van het tegenwoordige Wetsontwerp
noodzakelijk" vordert, geheel te vervallen.
Volgens dat ontwerp moeten toch alle gebouwen, hoe groot,
hoe klein, of onbeduidend ook en waar gelegen, persoonlijk
worden opgenomen en geschat
door daartoe aan te stellen
personen met en benevens de Rijks-Contröleurs.
Dat er dagen op die wijze zullen verloopen om slechts
ééne kleine, maar in den regel toch uiteengespreide Gemeente
ten platten lande, huis voor huis op te nemen en te schatten,
en idem weken om dit in ééne grootere en nog meer
uitgestrekte Gemeente te verrigten, kan niet ontkend worden,
-ocr page 16-
12
en hoevele weken, ja maanden er noodig zullen zijn om
die taak in zekere betrekkelijk nog niet groote kringen en
in de groote steden ten einde te brengen, is evenmin met
eenige zekerheid te bepalen, als het aantal jaren dat er zal
verloopen, alvorens dit minutieuse Reuzen werk over het
geheele Eijk volbragt zal kunnen worden.
De personen met die schattingen en opnemingen belast,
moeten natuurlijk behoorlijk voor reis- en verblijfkosten scha-
deloos gesteld worden, behoudens salaris, en op hoeveel
duizenden en duizenden zullen die kosten niet te staan komen,
en dat alles dan om ten slotte de meest mogelijk ongelijk-
matige schattingen en den meest mogelijk vicieusen toestand
in de Grondbelasting te bestendigen en uit te breiden, en de
belastingschuldigen wegens gebouwde eigendommen aan de on-
regtmatigste voorkeur voor den fiscus, tot opvoering van hun
aandeel in de Rijksbelasting, prijs te geven.
Juni 1873.                                                      N. J.
«•>
/ƒ\'/\'