-ocr page 1-
GENEESKUNDIGE GIDS
VOOK
ZEELIEDEN EN PASSAGIERS
OP DE GROOTE EN KLEINE VAART,
-
DOOK
W. A. G. KAPTEYN,
[\'racliserend Geneesheer Ie Nieuwveen. Oud-ScheepsJukler.
D0RDKKOHT,
P. K. BRAAT.
* \'
1870.
...                                     -                 .
-ocr page 2-
/^jrvi I llOCj
O. oct.
1207)
GESCHENK
VAN
a-sssiiP^SLaet;^
-ocr page 3-
GENEESKUNDIGE GIDS
VOOR
ZEELIEDEN EN PASSAGIERS.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
Of°/zos
GENEESKUNDIGE GIDS
VOOR
ZEELIEDEN EN PASSAGIERS
OP DE GROOTE EN KLEINE VAART,
DOOK
W. A. G. KAPTEYN,
Praclinerend Geneesheer te Nieuwveen. Oud-Scheepsdokter.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
VOORREDE.
Gingen vroeger reeds vele schepen zonder geëxami~
veerde geneeskundigen naar Oosi\'Indïê,
dat getal
zal, ten gevolge der nieuwe geneeskundige wetten, waarbij
éénheid van stand wordt aangenomen en zeer hooge
eischen aan den toekomstigen arts gesteld zijn, zeker
toenemen. Buitendien hebben schepen, die naar West-
Indië, Amerika of andere streken benoorden de linie zeilen,
geene geneeskundigen aan boord; en toch, ieder zeeman
weet, hoe dikwijls er gevallen voorkomen, waarin men
gaarne een deskundige zou willen raadplegen.
Gedurende de 5 reizen, die ik als scheeps-geneesheer
naar Oost-Indië gemaakt heb, was ik meermalen in de
gelegenheid te zien, hoe op andere schepen, zonder arts,
de pogingen tot genezing ten nadeele der patiënten wer-
den beproefd. Met uitzondering van het geneeskundig
-ocr page 8-
VI
handboek van A. J. Diepkrink, dat veel goeds beoal,
zijn de bestaande oude handboeken daarvan grootendeels
de oorzaak.
Aderlatingen, groote spaansche vlieg-pleislers, laxeer-
middelen en onbegrijpelijk hooge giften calomel...... zie-
daar de hoqfdmiddelen, die bijna op elk geval van toe-
passing werden geacht.
Voorts werd de medicijnkist met talrijke, meest nul\'
lelooze medicamenten gevuld.
De geneeskunst heeft in de laatste jaren ontzaglijke
vorderingen gemaakt; daardoor is het praktisch gedeelte
dier wetenschap vereenvoudigd en het schrijven dezer
raadgevingen gemakkelijker gemaakt.
De ontelbare middelen, die vroeger als goed werkende
medicijnen werden beschouwd, zijn tol een klein getal
t-eruggebrachl, en de gezondheidsleer, de wetenschap om
ziekten te voorkomen, heeft zich op den voorgrond gesteld.
In het algemeen is het waar, dat het beter is, de ge-
neeskunst in\'t geheel niet uit te oefenen, dan ten halve;
maar wanneer men bedenkt, dat velen onzer landgenoo-
te.i de nuttige betrekking van zeeman bekleeden en dik-
wijls in de volstrekte onmogelijkheid zijn, bij voorkmnende
ziekten of gebreken, geneeskundigen te raadplegen, dan
kan een eenvoudige wegwijzer voor de behandeling der
meest voorkomende ziekten of gebreken, die tevens de
uoodige wenken voor de scheeps-gezondheidsleer bevat,
niet als overbodig morden beschouwd.
-ocr page 9-
v\'i r
Over scheeps-gezondheidslcer en geneeskunst bestaan
uitmuntende werken; doch deze zijn geschreven voor
officieren van gezondheid en met het oog op oorlogsche-
pen; het doel van dit boek is om den zeeman ter koop-
vaardij, die zonder geneeskundige van wal steekt, bij
voorkomende gevallen tot gids te dienen.
Voor geneeskundigen zal dit werk weinig nieuws be-
vatten; met het oog op het doel, waarmede ik het schreef,
moest het eenvoudig worden samengesteld: verstaanbaar
zoowel voor den beschaafden en wetenschappelijk ontwik-
keiden gezagvoerder en stuurman, als voor den minder
met geesles-gaven bedeelden zeeman.
Bovendien bedenke men, dal ik schrijf voor niet-
geneeskundigen, en met het oog op de hulpmiddelen,
die men aan boord van koopvaardijschepen aantreft.
Ik heb echter de beste werken van den tateren tijd
geraadpleegd; vooral over scheeps-gezondheidsleer heeft
het uitmuntende werk van den Heer
G. van Ovbrbbkk
de Meijer mij belangrijke diensten bewezen.
Ik weet dal mijn werk geen aanspraak kan maken
op volledigheid; \'t geen ik uil andere werken heb ge-
pnt, en wat ik \'t meest bruikbaar vond voor het doel
dat ik beoogde, heb ik met mijne eigene inzichten zoo
kort mogelijk samengevat.
Den inhoud van de medicijnkist heb ik verminderd;
het toedienen van sterk werkende geneesmiddelen en het
doen van belangrijke operatien meende ik niet te mogen
-ocr page 10-
VIII
aanbevelen. Het meent bepaalde ik mij bij die ziekten
en gebreken, welke aan boord kunnen voorkomen en
waarbij uitstel van genees- of heelkundige hulp noodloU
tige gevolgen kan hebben.
Het is mij een aangename plicht openlijk mijnen
dank te betuigen aan den Heer
N. 13 Donkersloot,
Med. Boet., Hoofdredacteur der Geneeskundige Courant
enz. te Dordrecht, voor de bereidioilligheid, waarmede
hij mij in de samenstelling van dit Geneeskundig Hand-
boek met raad en daad heeft bijgestaan.
Met den tvensch, dat dit boek den stand, toaartoe
ik het mij eene eer reken behoord te hebben, nuttig moge
zijn, zend ik het der wereld in.
K.
-ocr page 11-
I N II O U 1).
Scheeps-Gezonheidsleer.
BLADZ.
Het schip als woning...........      1
De kleeding van den zeeman.........    11
De voeding aan boord van koopvaardijschepen ...    16
Over de dranken.............    22
Het gevaar dat aan het gebruik van sommige spijzen
verbondenis.............    26
Het leven aan boord...........    29
De zeeziekte..............    32
Scheeps-Geneeskunde.
Voorwoord..............    36
De Pols...............    39
De Tong...............    40
-ocr page 12-
X                                                  INHODD.
m.z.
Koortsen...............    41
Tusschenpoozende koorts..........    42
Nalatende koorts............    46
Gele koorts..............    48
Aziatische cholera............    53
Typhus (zenuwkoorts).......... .    55
Verkoudingsziekte. Rheumatischc koorts. Katarrhale
koorts...............    59
Gastrische of\' galkoorts..........    62
Scheurbuik..............    88
Roode loop (dyssenterie) . i........    85
Buikloop (diarrhoe)...........    68
Buikverstopping............    68
Koliek. Krampkoliek........, . .     69
Darmontsteking.............    70
Bloedbraking ,............     72
Kramp vun de maag...........    73
Kramp van de darmen (buikpijn).......     73
Keel- en wondontsteking..........     75
Leverontsteking.............     77
Longontsteking.............     79
Ontsteking van het ribbenvlies (zijdewee). Pleuris . .     82
Beroerte...............    83
Dronkaards, of zoogenaamde jeneverberoerte ....     85
-ocr page 13-
INHOUD.                                          XI
HU..
Schurft...............86
Venusziekte..............88
Pisopstopping.............97
Pokken...............99
Heup wee. Leiidenpijn..........101
Bloedspuwing.............102
Neusbloeding.............104
Oogziekte ,.............106
Heelkunde..............108
Ontwrichting............110
Ontwrichting van de onderkaak......112
ii              ii het sleutelbeen......114
//              // den schouder......115
ii              ii den elleboog......119
ii              n den hand wortel......120
n              ii de heup........120
ii              ii de knie........126
ii              ii den voet........127
Verstuiking..............127
Beenbreuken............180
Breuk van het sleutelbeen........134
ii ii ii opperarmbeen.......136
n n den voorarm.........189
ii der ribben...........141
-ocr page 14-
XII                                               INHOUD.
BLZ.
Breuk van het dijbeen ........    148
ii der knieschijf ,........    147
ii van het beei..........    149
Breuken (uittreding van ingewanden, enz.) ....    150
Wonden..............    155
Gesneden wonden..........    156
Gestoken u ..........     158
Gekneusde u ..........     159
Drenkelingen.............     160
Bloedvin. Steenpuist. Zinking.......    163
Ontstekinggezwel............    168
Zweren...............    166
Splinters...............    167
Lijst van medicamenten en andere benoodigdheden           168
Geneeskundige voorschriften (recepten).....    172
Slot................    179
-ocr page 15-
Het schip als woning.
Onfier de nuttigste uitvindingen van den mensche-
lijken geest behoort voorzeker liet bouwen en uitrusten
van een schip.
Door de kunstmatige samenvoeging van hout en
ijzer, wordt een gebouw gemaakt, dat aan de gemak-
ken van een woning de snelheid paart van menig
vervoermiddel, waarmede men zich op eene gemakke-
lijke wijze van het eene naar het andere werelddeel
kan verplaatsen.
Even als andere wetenschappen, zoo is ook de
scheepsbouwkunde vooruitgegaan. De vorm, verdeeling
en \'inrichting der schepen zijn, naarmate men gebre-
ken vond, veranderd en verbeterd.
Ik wil beginnen met het schip te beschouwen uit
het oogpunt der scheepsgezondheidsleer, de gebreken
zoo veel mogelijk aanwijzen, en in het belang der be-
woners regelen aangeven, die, in toepassing gebracht,
den schadelijken invloed op de gezondheid kunnen
verminderen.
Daar het verschil tusschen fregatten, brikken, schoe-
ners en koffen, zoowel wat uit- als inwendigen bouw
betreft, aanmerkelijk is, en ik mij niet tot ééne soort
wil bepalen, zullen de door de ondervinding en we-
tenschap erkende gezondheids-maatregelen in het al-
gemeen worden besproken.
1
-ocr page 16-
2
Aan wal wordt een vochtig huis voor ongezond ge-
houden, en de bewoner, die tevens eigenaar is, tracht
door de middelen, die de wetenschap aangeeft, daarin
verbetering te brengen; de huurder, die niet alleen
zijne meubelen, maar ook zijne gezondheid door de
alles bedervende vochtigheid ziet bedreigd, tracht zoo
spoedig mogelijk zich van een andere en droogere
woning te voorzien. Als ik nogmaals naar zee ging,
zou ik in de eerste plaats onderzoek doen of het
schip droog was; want is een vochtig huis nadeelig
voor de gezondheid, niet minder een vochtig schip.
Het is dus van groot belang, dat bij het bouwen al
die voorzorgen worden genomen, welke bevorderlijk
zijn aan het voltooien van een droog, dat is: een ge-
zond schip. — T)e grondstof, waaruit het schip wordt
samengesteld, is het hout; naarmate nu die grondstof
minder aan ontbinding onderhevig is, zal het schip
langer zee kunnen bouwen en voor de equipage ge-
zonder zijn.
Laat ons in het kort nagaan, wat door den bouw-
meester kan gedaan worden om een droog schip te
leveren.
Er zijn in ons land scheepstimmerwerven, waar men
de schepen bouwt onder kappen; in dat geval heeft
het jaargetijde minder invloed op de vochtigheid van
het schip. Wordt het schip echter op een open werf
gebouwd, dan is het beter het tegen den zomer op
stapel te zetten.
De lucht is het beste middel tot opdrooging van
het hout; men zorge dus haar zooveel mogelijk toe-
gang te verleenen, door het vroegtijdig boren van de
gaten voor bouten.
Het zou overbodig zijn onze scheepsbouwmeesters
op te geven, welke soorten van hout vereischt worden
en welke hoedanigheden dat hout moet bezitten om
-ocr page 17-
3
er een goed schip van te bouwen; maar daar ieder zee-
man weet, dat er schepen uitgehaald worden, die reeds bij
de iie of 3de reis op sommige plaatsen vervuurd zijn,
acht ik het niet overbodig, eenige kenmerken op te
geven, waaraan men het goede van het kwade hout
kan onderscheiden. Ik doe dit vooral omdat door
de reederij dikwijls het toezicht bij het bouwen aan
een kapitein of een stuurman wordt opgedragen.
Voor het bouwen van een schip worden verschil-
lende houtsoorten gebruikt; het eiken hout bekleedt
daarbij eene eerste plaats en is het duurzaamst, om-
dat het minder poreus, meer hard is en daardoor
langer weerstand biedt aan scheikundige ontleding en
het invreten van vernielende dieren. Al het eikenhout
is echter niet even goed; in het algemeen is dat
van noordsche eikqn het meest aanbevelenswaardig,
doch wordt toch nog overtroffen door het jattiehout,
dat van den indischen eik afkomstig is. Volgens J.
Knowles, moet het hart van den eikenboom op de
doorsnede bleek geel zijn en naar den omtrek lang-
zamerhand bruiner worden; de poriën moeten fijn en
het weefsel dicht zijn. Het gewicht van een goeden
droogen eik staat tot dat van een slechten in ver-
houding van 7 tot 5.
Het eikenhout bevat, nadat het geveld is, planten-
sappen (de zoogenaamde eek) welke, om het hout goed
droog te_ kunnen krijgen, moeten verwijderd worden.
Onder alle middelen, die daartoe aangeprezen zijn,
geeft het bewaren onder water den besten waarborg.
Tot deze bewerking worden, naar gelang der dikte van
het hout, van % tot 4 jaren gevorderd; daarna wordt
het hout zoo gedroogd, dat het opgeslorpte water ge-
heel verdampt is. Het is te betreuren, dat aan deze
eischen niet algemeen voldaan wordt; want de schepen
van dezen tijd mogen in sierlijkheid van vorm en in vlug-
-ocr page 18-
4
heid veel voor hebben op die van vroegere dagen, wat
hechtheid en soliditeit betreft zijn zij zeker niet voor-
uitgegaan. De reden daarvan ligt voor de hand.
Niettegenstaande de materialen, vooral het hout, veel
hooger in prijs zijn dan vroeger, worden toch de sche-
pen goedkooper afgeleverd. Wanneer vroeger een schip
van 1} of 2 maal honderd duizend gulden gebouwd
werd, duurde dat bouwen een paar jaar. Het daar-
voor gebruikte hout was goed gewaterd en gedroogd,
en de scheepsbouwmeester maakte goede rekening;
terwijl men nu door de mindere prijzen, die de reede-
rijen willen besteden, het kapitaal aan hout niet zoo
lang zonder interest onder water laat liggen, maar
veel meer zich haast om het schip af te leveren.
Intusschen kan het beste hout toch door plantaar-
dige of dierlijke parasieten worden vernield en hierin
de aanleiding liegen tot verrotting.
Er zijn vele proeven genomen om de oppervlakte
van het hout daartegen te beveiligen door het be-
strijken met een of andere bederfwerende stof.
G. van Oveubekk DB Meijer zegt, na breedvoerig
over andere bederfwerende middelen te hebben ge-
handeld, dat daartoe ook kalk wordt gebezigd; doch
dat men waarschijnlijk betere uitkomsten verkrijgen
zou bij het gebruik van ongezuiverden houtsizijn of
van eene sterke oplossing van zwavelzuur koper, —
stoffen, die tot. lagen prijs in den handel verkrijgbaar
zijn. Hij zou echter de voorkeur geven aan houtazijn,
omdat dit middel, door zijne zure eigenschappen, door
de empyreumatische olie en de teer welke daarin be-
vat fdjn, tevens het best geschikt is om het doorvreten
van het hout door plantaardige en dierlijke parasieten
te beletten.
Tusschen twee stukken hout, die elkander raken, legt
men met goed gevolg een met teer doortrokken papier.
-ocr page 19-
5
Als een der beste bederfwerende middelen roemt
men tegenwoordig de gedeeltelijke verkoling of carboni-
satie van het hout, door gedreven gasvlammen.
Wanneer een schip van stapel geloopen is, duurt
het nog eenige tijd, voordat het tot vertrek gereed is;
het zou ook voor de gezondheid der equipage nadeelig
zijn, onmiddellijk na het afloopen het schip te betrekken.
Gedurende liet verder aftimmeren en optuigen, zorge
men zoo veel mogelijk versche lucht in het schip te
brengen, waartoe luchtkokers of koelzeilen moeten
worden aangebracht. Ook het ruimwater moet dage-
lijks worden uitgepompt. Overbodig is het te zeggen,
dat men niet moet verwen of teeren voor men over-
tuigd zij dat het hout droog is.
Niettegenstaande alle voorzorgmaatregelen, is het
echter hoogst moeielijk, vochtigheid en bedorven lucht
uit de schepen te weren; er zullen altijd wel eeniere
dierlijke of plantaardige stoffen in het hout overblijven,
die aan verrotting onderhevig zijn. Buitendien denke
men aan insecten en ratten, die sterven en tot ver-
rotting overgaan, aan vochtige lading of nat zand
voor ballast. Uit dit alles ontwikkelen zich verderfe-
lijke gassoorten, die smetstoffen aanbrengen.
Wanneer men nu in aanmerking neemt, dat er voor
de bemanning van het schip eene betrekkelijk geringe
ruimte overblijft en de ventilatie niet dan zeer ge-
brekkig is, moet het dan geen verwondering baren,
dat sommige schepen groote reizen maken zonder be-
langrijke zieken aan boord te krijgen? Men bedenke
echter, dat tegenover die onzuivere lucht in het logies,
in het ruim, tusschendeks en kajuit, de hoogst zuivere
zeelucht staat, die, veel gezonder dan de nachtlucht,
het grootste gedeelte van het etmaal door den zeeman
op het dek wordt ingeademd.
Laat ons thans nagaan, welke middelen dienstig
-ocr page 20-
6
kunnen zijn, om den hier bedoelden schadelijken in-
vloed voor te komen of te verminderen.
Zoo als ik boven reeds aanmerkte, is de luchtver»
versching door den vorm van het schip zeer moeielijk;
de openingen zijn alleen van boven; de oorlogschcpen
alleen hebben tussehendeks geschut- en patrijspoorten;
maar op de koopvaardijschepen belmoren openingen
in de zijvlakten, behalve de kajuitspoorten, tot de uil-
zonderingen. Wanneer er dus geen kunstmatige lucht-
verversching wordt aangebracht, za! de lucht in het
ruim en tussehendeks voortdurend met schadelijke
gassoorten zijn bezwangerd.
Om aan de vereischten van goede luchtverversching
te voldoen, moeten er openingen en tegenopeningen
bestaan, die niet op dezelfde lijn geplaatst zijn. Ik
wenschte, dat in elk schip patrijspoorten aanwezig
waren. Er zijn zoo veel dagen op zee, dat men zelfs
op koffen de patrijspoorten te loevert zou kunnen
openzetten: dagen van stilte op de Middellandsche
zee, dagen van boven-bramzeils-koelte op den Oceaan,
wanne dagen, waarop men snakt naar lucht, en waar-
op de koelzeilen weinig verkwikking aanbrengen.
Op die dagen kunnen de pratrijspoorten openstaan,
even als op eene veilige reede. Wanneer men over-
tuigd was, hoe goede luchtversching tot het behoud
der gezondheid aan boord noodig is, zou men zelfs
in de kleinste schepen patrijspoorten aanbrengen, die,
wanneer er goed toezicht op openen en sluiten be-
staat, nooit het schip in gevaar kunnen brengen en
zeer veel zouden bijdragen om de lucht zuiver, frisch
en aangenaam te maken.
Het bekende koelzeil is een goed middel om ver-
sche lucht in . het schip te brengen; doch de onder-
vinding heeft mij geleerd, dat dit middel het meest
wordt aangewend in de heete luchtstreken en wel
-ocr page 21-
7
als middel om te verkoelen. Men moest echter be-
denken dat de lucht, zoowel in de gematigde als in de
keerkrings-gcwesten, door stilstand aan bederf onder-
hevig is, en dat het daarom noodzakelijk is, het koel-
zeil dikwijls aan te wenden. Alleen bij regenachtig
weder is het gebruik niet aan te raden; omdat dan
de buitenlucht vochtiger is dan de lucht in het
schip ; en, zoo als ik reeds aanmerkte, men moet de
vochtigheid zoo veel mogelijk uit het schip weren
Men zou een half boekdeel kunnen vullen, als men
al de middelen van vroegeren en lateren tijd wilde
opnoemen, die zijn aangewend en aangeprezen om de
lucht in de schepen te ververschen: werktuigen, ge-
dreven door stoom, door warmte of door handen;
maar ik schrijf voor koopvaarders, waar men aan
boord waarschijnlijk geen stoom heeft en dikwijls
handen te kort komt. Bovendien geloof ik niet, dat
door een van die werktuigen het koelzeil in doelma-
tigheid wordt overtroffen.
Om de ontwikkeling van kwade gassoorten in het
schip tegen te gaan, is het noodig dagelijks lens te.
pompen; men kan echter op die wijze niet alles ver-
wijderen. Het bezinksel, \'t welk juist het schadelijk-
ste is, blijft op den bodem over. Jammer, dat er in
de koopvaardijschepen niet algemeen spoelkranen zijn
aangebracht; die spoelkranen, voor een paar minuten
geopend, geven een fikschen toevoer van versch zee-
water, \'t geen zich met het overgeblevene water ver-
eenigt en op nieuw kan worden uitgepompt. Kérau-
dren zegt: „ Hem, die het eerst den moed heeft
„ gehad aan de zee een toegang te openen tot het
„ binnenste van het schip, beschouw ik als iemand,
„ die eene uitvinding gedaan heeft, welke sedert zeer
„ veel tot het behoud der gezondheid van de zeelie-
„ den heeft bijgedragen." Vooral aan boord van
-ocr page 22-
8
nieuwe schepen, die in den regel minder water ma-
ken, is liet noodig het weinige, maar stinkende water
te verdunnen en uit te pompen. Waar dus geen
spoelkranen aanwezig zijn, werpe men nu en dan een
paar dozijn putsen water door de pompkokers. Voor-
al op zee zal door het slingeren van het schip het
overgeblevene vuile water met het versche verecnigd
worden en moet dit dan op nieuw worden uitgepompt.
Maar ook op de reede of in de haven is deze maatregel
noodzakelijk; want op zee, waar het schip meer werkt
eii meer water maakt, is dat water door de voortdu-
rende beweging minder aan bederf onderhevig, dan
bij de volslagene w\'erkeloosheid in de haven of op
de reede.
Op een hollandsch schip, van welk kaliber ook,
heerscht in \'t algemeen de grootste zindelijkheid; en
wij Hollanders, die zoo aan netheid en zindelijk-
heid gewoon zijn, zien dikwijls met verdiende verach*
ting neder op de onordelijkheid en vuilheid, die op
sommige schepen van andere natiën worden aangetrof-
fen. De beste voorbehoedmiddelen tegen ziekte der
schepelingen zijn reinheid en goede luchtverversching;
maar die zindelijkheid moet zijn de echt hollandsche,
niet alleen voor het oog maar, zoo als onze holland-
sche vrouwen zeggen: de hoeken en gaten moeten
worden nagezien. Vooral de plaatsen, waar de ver-
schillende soorten van voedsel en de dranken bewaard
worden, moeten geregeld worden uitgehaald en schoon
gemaakt. Ik weet wel, dat dit op vele hollandsche
schepen plaats heeft; maar \'t gebeurt daar veel meer
uit aangeboren zindelijkheid van den gezagvoerder,
dan wel met het oog op de gezondheid der schep e-
lingen. Men moet echter vooral het laatste in aan-
merking nemen, en daarom bij het schoonmaken zoo
weinig water als mogelijk is gebruiken, daar het op-
-ocr page 23-
9
droogen door liet gemis van lucht en licht dikwijls
zeer langzaam gaat en daardoor, zoo als ik reeds bo-
ven aanmerkte, de vochtigheid in het schip nadee-
lig op de gezondheid der equipage werkt.
Buiten de reeds opgenoemde middelen tot reiniging
en lucht-verversching van het schip, komen nog in
aanmerking de desinfectantia of bederfwerende stoffen,
welker aanwending bij aanstekende ziekten onmisbaar
is. Deze middelen bezitten de eigenschap, de verder-
felijke gassoorten, welke zich door verrotting van plant»
aardige of dierlijke stoften ontwikkelen, onzijdig te
maken of te vernietigen. Bij het heerschen der vee-
typhus en der cholera in 1866, is van die middelen
veel gebruik gemaakt, en heeft men opgemerkt, dat
daar, waar die bederfwerende middelen goed werden
aangewend, de epidemie spoedig haar vernielend ka-
rakter verloor en de besmetting minder algemeen
werd. Onder de bederfwerende middelen komen
voor: chloorkalk, carbolzuur, bleekwater, ijzeroxydule,
zinkoplossing en eene oplossing van hyper-mangaan-
zure soda. Daar men echter aan boord niet alles
kan hebben en ik mij ten doel gesteld heb de. een-
voudigheid in acht te nemen, meen ik den chloorkalk
te moeten aanbevelen. Dit middel is als een der
oudste onder dergelijke stoffen bekend, doch het is
een der beste; bovendien is de aanwending zeer ge-
makkelijk en daardoor voor koopvaardijschepen zeer
aanbevelenswaardig.
Men zou kunnen opmerken, dat ook het gebruik
van mangaan of bruinsteen niet omslachtig is; maar
dan zou men al weder een paar artikelen meer in
de medicijnkist hebben. Wil men echter bij voor-
keur dit in den laatsten tijd meermalen gebruikte
middel aanwenden, dan neme men ter berooking:
1 deel bruinsteen en 3 deelen zoutzuur.
1*
-ocr page 24-
10
De chloorkalk verliest, door den tijd, door de vochtig-
heid, door de lucht en het licht, zijne goede eigenschap-
pen; hij moet dus in goed gesloten potten of wijd-
monds kruiken op eene donkere plaats bewaard \\vor-
den en van tijd tot tijd door versche worden verwisseld.
De wijze van aanwending is de chloorwassching
en de berooking.
Voor de wassching neme men l pond chloor*
kalk op een puts water; dit mengsel roere men goed
om en laat het vervolgens eenige uren gesloten staan.
Om nu de lucht te zuiveren, besprenkele men, met
een door dat chloorwater bevochtigden grooten kwast,
de hoeken en gaten die men zuiveren wil. Wanneer
men met overleg te werk gaat, kan men met een
paar putsen van bovengenoemd chloorwater een
geheel schip reinigen. Men moest deze zuivering al-
tijd bewerkstelligen vóór het innemen der lading,
zoodat dan vooral ook het ruim, de plaats waar de
schadelijke gassoorten zich het meest ontwikkelen,
daarin deelde. Na de bovengenoemde aanwending
van het chloorwater, plaatse men de koelzeilen.
De chloorberooking geschiedt op de volgende wijze:
men zette op de plaats, welke men zuiveren wil, een
gewoon tafelbord, bedekke dit ter dikte van f duim
met chloorkalk, giete daarover verdund zwavelzuur,
roere het met een stokje om, waarna de chloor zich
onder opbruisching ontwikkelt. Daar de chloor
prikkelend op de ademhalings-organen werkt, waar-
door hoest en benauwdheid kunnen ontstaan, moe-
ten de plaatsen, die men berooken wil, eerst ont-
ruimd worden. Zoodra dus het mengsel werkt, ver-
wijdere men zich en sluite de luiken welke, na
twee uren gesloten te zijn geweest, weder geopend
moeten worden.
Tijdens de berooking, verwijdere men metalen en
-ocr page 25-
11
andere blinkende voorwerpen, daar deze door de
chloor worden aangedaan.
Hoe bekend het bovenstaande ook wezen moge, is
het toch nuttig, de gezagvoerders van schepen aan de
opgenoemde en volgende gezondheidsmaatregelen te
herinneren. De statistiek, eene wetenschap die een
vasten grondslag heeft, bewijst door cijfers, dat de ge-
zondheid der manschappen het best bewaard blijft op
die schepen, waar de scheeps-gezondheidsleer het meest
wordt toegepast.
De kleeding van den zeeman.
De kleeding van de bewoners der verschillende
werelddeelen is ingericht naar het klimaat: het dragen
van den russischen pels en den doorschijnenden ja-
vaanschen kabaai wordt door den graad van breedte,
waarop men zich bevindt, aangewezen; en de menschen,
die eenmaal eene vaste woonplaats hebben, kunnen
zich gemakkelijk die kleeding verschaffen, welke
aan de eischen van het klimaat en aan hunne eigene
behoeften voldoet. Maar hoe zal de zeeman zich voor
indrukken vrijwaren, die van uit het hooge noorden
de verzengende hitte der linie te gemoet gaat, om
straks weder de doordringende koude van bijna 40
graden zuiderbreedte te ondervinden ? Voorwaar, men
moet zelf groote zeereizen gemaakt hebben, om te
kunnen beseffen, hoe snel die afwisselingen van koude
en- warmte kunnen plaats hebben.
Gelukkig dat de zeeman, aan die wisselingen van
-ocr page 26-
12
klimaat gewoon en, in den regel, met een gezond ge-
stel gezegend, niet die vatbaarheid heeft als de land-
bewoners. Intusschen heb ik toch de ondervinding,
dat de onverschilligen, zij, die hunne kleeding niet
eenigzins naar het klimaat wijzigden, veelal door
catarrhale aandoeningen werden bezocht, waardoor zij
zelven ziek en de zoo noodige handen aan de schaars
bevolkte koopvaarders onttrokken werden.
Het is daarom dat ik eenige op ondervinding be-
rustende raadgevingen hier eene plaats wil geven.
Bij de marine worden de kleeding «n uitrusting
door het hooge bestuur aangewezen en de inspectie
belet, dat de matroos zonder die bedoelde uitrusting
naar zee gaat. Anders is dit bij den zeeman ter
koopvaardij. Een knap matroos zorgt wel zooveel
mogelijk zijne kist in orde te hebben, — maar ik ken
janmaat en weet dat er ook zijn, die met de beste
voornemens om het ontbrekende aan te vullen van
eene reis terugkomen, doch die, eenmaal vasten wal
onder den voet hebbende, zich overgeven aan uitspat-
tingen, welke, in verband met zijne aangeboren gul-
beid, spoedig de verdiende gage doen verdwijnen, waar-
van een even spoedig vertrek naar zee het gevolg is
en waardoor de scheepskist wel eene gemakkelijk te
verplaatsen zitplaats oplevert, maar helaas! zooveel
ruimte bevat, dat aan doelmatige verwisseling van
kleederen niet te denken valt.
Het ware te wenschen, dat altijd door den gezag-
voerder of den stuurman de kisten werden nagezien,
om zoodoende het ontbrekende te kunnen aanvullen.
Men zou, wel is waar, daardoor een voorschot moeten
doen; maar de ledige kisten behooren tot de uitzon-
deringen ;\' men doet den matroos eene dienst en de
te verdienen gage geeft waarborg voor de terugbetaling.
Ik geef hier eene lijs/ van de kleedingstukken die,
-ocr page 27-
13
uaar mijn inzien, voor eenc reis naar Oost-Indië bij de
matrozen en onderofficieren niet mogen ontbreken, en
bepaal mij alleen tot die welke op zee noodig zijn; ter-
vvijl ik de bovenkleeding, die ook aan wal gedragen
wordt, buiten rekening laat.
Het wollen hemd bekleedt onder de kleedingstuk-
ken de eerste plaats; het beschermt de huid tegen den
onmiddellijken invloed der wisselingen van de tempe-
ratuur; het belet na het zweet dat onaangename kille
gevoel, dat zich bij het linnen hemd voordoet en
waardoor eene te snelle opdrooging dikwijls tot ziekte
aanleiding geeft; het houdt de warmte terug en, hoe
strijdig het ook schijnen moge, het belet eenigzins door
de aanraking met de huid de te groote uitwaseming.
Dompeling zegt in zijn Handboek voor scheepsge-
iieeskundigen:
„ Het wollen hemd is in ons oog
„ het ware scheeps panacéum. "
Het zou te vergeefsch zijn er op aan te dringen,
dat de matroos onder het stouwen of ballast schieten
in de heete luchtstreken het wollen hemd aanhield;
maar zoodra de avond daalt of na het werk, is liet
een heerlijk behoedmiddel tegen de te snelle op-
drooging van het zweet en de koude vochtigheid der
keerkringnachten.
Wat van het wollen hemd is gezegd, is ook van
toepassing op de onderbroeken. Als minimum stel
ik dus op de lijst:
3  roode of blauwe wollen hemden.
% „
           onderbroeken.
4  paar kousen.
1 wollen das of boeffante.
1 schotsche muts.
1 paar lage schoenen.
I „ zeildoeksche schoenen (pampoesjes)
1 „ waterlaarzen.
-ocr page 28-
II
4 bovenbroeken.
2 zwarte dassen.
1  gekleurde katoenen hemden.
2  grof linnen boezeroenen.
1 geolied pak.
1 duffelsche pijakker.
Zoo als men ziet, bevat deze lijst alleen het onmis-
bare; doch eene vermeerdering van eenige dezer klee-
dingstukken is zeer aanbevelenswaardig.
Heeft men minder, dan zal men stellig dat gemis
op reis ondervinden; ook moet men, om zijne klee-
dercn te kunnen onderhouden, voorzien zijn van vol-
doende naalden, garen, sajet en zeep. Om de klee-
deren schoon te wasschen is zoet water aangewezen,
doch dit artikel is te kostbaar, dan dat ik op het
gebruik daarvan durf aandringen. Wanneer echter
de kleederen zoo goed mogelijk met zeewater zijn ge-
wasschen, zou men met 1 puts zoet water de geheele
wasch van een equipage van 25 koppen kunnen uit-
spoclen, en daardoor de kleverige ziltige vochtigheid,
die het zeewater aan het goed mededeelt, wegnemen.
Is men nu van bovengenoemde kleedingstukken
voorzien, dan worden die naarmate er behoefte aan
is verwisseld en het zou overbodig zijn op te geven,
wanneer dit plaats moet hebben. Het klimaat geeft
dit zelf aan; alleen wil ik nog opmerken, dat men
nat goed na het overkomen van stortzeeën of zelfs
na regen onder de linie zoo mogelijk met droog moet
verwisselen.
Ik heb reeds met een enkel woord gesproken over
het nut der reinheid. Deze moet vooral ook worden
toegepast op het lichaam, en ik kan er in het be-
lang der gezondheid niet genoeg op aandringen, dat
men zich dagelijks wassche; en hoewel zoet water on-
eindig beter is, kan men daartoe ook zeewater ge-
j
-ocr page 29-
15
bruiken, vooral wanneer daartoe de witte neep gebruikt
wordt, die door het gouvernement aan de matrozen
der oorlogschepen wordt verstrekt en welker schei-
kundige samenstelling haar tot wasschen met zeewater
geschikt maakt.
Voor ik dit hoofdstuk eindig, komt het mij niet
ongepast voor, met een enkel woord te spreken over
de slaapplaatsen aan boord der koopvaardijschepen.
Op de meeste schepen zag ik kooien en slechts bij
uitzondering hangmatten. De matrassen en kussens
zijn gewoonlijk gevuld met zeegras of veeren, en met
één of twee dekens is het kooigoed compleet.
Wanneer men nu bedenkt, dat zonder het gebruik
van linnen of katoenen lakens de huiduitwaseming
en het zweet door de wollen deken onmiddellijk
wordt opgenomen, zal men beseffen, dat het van tijd
tot tijd wasschen der dekens hoogst noodzakelijk is.
Het ware te wenschen, dat daaraan op eene reis naar
Oost-Indië en terug minstens 4 maal wierd voldaan :
eens voor het uitzeilen, eens in Oost-Indië en ver-
volgens op de uit- en thuisreis onder de linie, waar
dikwijls overvloedige stortregens voldoende zoet water
geven. Bij die zelfde gelegenheden zou ik tevens de
kooien laten schoonmaken, en voor een vaste sre-
woonte aannemen, de kooigoederen eenmaal \'s weeks
te luchten.
Wat ik gezegd heb over de kleeding, reinheid en
slaapplaats van den minderen schepeling, is gedeelte-
lijk ook van toepassing op de passagiers en officieren
aan boord: de maatschappelijke toestand en de meer-
dere ontwikkeling van dezen geeft hun echter zelven
de wijziging daarin aan de hand. Alleen mag ik
niet nalaten te wijzen op het groote nut van altijd
flanel te dragen; eenmaal daaraan gewoon, geeft het
niet die vermeerdering van warmte, die men zou ver-
-ocr page 30-
16
onderstellen. Die flanellen hemden moeten zoo lang
zijn, dat ze den buik geheel bedekken; hierdoor zal
men de voor de buiksingewanden zoo gevaarlijke
plotselinge afkoeling voorkomen en zich misschien
voor dyssenterie of andere in tropische gewesten heer-
schende ziekten vrijwaren.
De voeding aan boord der koopvaardijschepen.
Vergeleken bij de voeding der schepelingen van
andere natiën, durf ik beweren, dat die aan boord
van onze nederlandsche schepen met de beste ter
wereld kan wedijveren; zoowel kwantiteit als kwaliteit
is voldoende en slechts bij uitzondering zal er grond
tot klagen zijn. Wanneer er gegronde klachten zijn,
is dit meestal buiten de schuld der reederij, maar heeft
men vervalsching der eetwaren gepleegd, of is slecht
voedsel in plaats van goed door de leveranciers aan
boord gezonden. Hiertegen te waken is de plicht der
reeders, maar vooral ook van den gezagvoerder, die
zich daardoor voor gemor en rechtmatige klachten
van het volk op zee kan vrijwaren. Ik zou daarom
wenschen, dat aandeelhouders in schepen geen leveran-
ciers waren; want ik weet, dat het onderzoek dan
nauwkeuriger en zonder consideratie plaats heeft.
Er bestaat aan boord, zoowel als aan wal, omtrent
behoefte aan voedsel en slaap eene ongelukkige ver-
gissing; men meent namelijk dat een man in de
kracht des levens meer aanspraak heeft op goede
voeding en geregelden slaap, dan jonge menschen; en
-ocr page 31-
17
juist het tegenovergestelde is waar. Jongens en licht-
matrozen hebben in den regel meer behoefte aan
voedzame spijs en rust, dan inenschen die hun vol-
slagen groei hebben bereikt. Op onze koopvaardij-
schepen, waar het brood zoo ruim gegeven wordt, en
de controle niet bijzonder streng is, weten de jon-
gens, zoo zij tusschentijds honger hebben, zeer goed
zich zelven te helpen.
Ten einde zich voor vervalsching van voedingsmid-
delen en dranken te kunnen vrijwaren, geef ik hier
eenigc kenmerken op.
Onder de voedingsmiddelen aan boord bekleedt liet
vleesch eene eerste plaats. Zoolang het schip aan
wal of op de reede ligt, wordt er veeltijds versch
vleesch gegeten, en ik moet het tot roem van onze
slachters, zoowel in \'t Nieuwe Diep als te Hellevoetsluis,
zeggen, dat dat vleesch iu den regel zeer goed was.
Het is bekend, dat het vleesch van oude koeien en
stieren taai en minder saprijk is, dan dat van ossen.
Wanneer de gezagvoerder dus besluit, hetzij hij met
troepen of met veel passagiers zal afzeilen, een ge-
slacht beest mede te nemen, dient hij zich eerst van
de kwaliteit van het te slachten beest te overtuigen j
ook moet men bedacht zijn het vleesch goed te laten
besterven, waartoe minstens 24 uren worden gevorderd.
Met uitzondering van eene melkkoe, worden er geen
levende runderen als slachtvee aan boord van koop-
vaardijschepen mede genomen; gezouten vleesch is dus
op zee regel, en ofschoon de pekel veel voedende
bestanddeelen aan het vleesch ontrekt, zou ik om het
goede, dat het gezouten vleesch blijft bevatten, mij
daarmede kunnen vereenigen, ware het niet, dat er
door de leveranciers, om aan het vleesch eene mooie
kleur te geven, salpeter wordt bijgevoegd. De salpeter
neemt niet alleen de malschheid van het vleesch weg
-ocr page 32-
18
en maakt het. hard bij het koken, maar kan ook eene
aanleidende oorzaak zijn tot de ontwikkeling van
scheurbuik.
Volgens Oveubbek de Meijer herkent men den goe-
den toestand van het pekelvleesch in het algemeen
aan den gaven staat van het vet, aan den reuk en
den smaak der pekel, aan de witte ot\' gele kleur van
het vet en het al of niet aanwezig zijn van ranzig ge-
worden vet, aan de helder bleekroode kleur van den
spiervezel, aan de niet te harden toestand van het
vleesch op het gevoel, aan den reuk naar versch
vleesch, enz.
Daar de mogelijkheid bestaat, dat men bedorven
vleesch aan boord heeft en er tevens gebrek aan
voedingsmiddelen is, ontleen ik aan hetzelfde werk
van bovengenoemden schrijver de voorwaarden, waar-
onder dat gedeeltelijk bedorven vleesch bruikbaar, zelfs
smakelijk, worden kan. Is er overvloed van zoet wa-
tcr, dan spoele men de stukken herhaalde malen uit
en koke ze ,[ uur met poeder van houtskolen; ver-
volgens worden ze 24 uren in azijn gelegd en einde-
lijk nogmaals met specerijen en uien gekookt. Bij
gebrek van zoet water wassche men het vleesch met
zeewater sterk af en met zoet water over. Wil men
het nu verder bewaren, dan wrijve men de stukken
met houtskoolpoeder in en late ze een paar dagen
liggen, in welken tusschentijd de oude vaten worden
schoongemaakt en gelucht; het vleesch worde nu op
nieuw ingezouten en tusschen de stukken een laag
poeder van houtskool gestrooid.
Goed gezouten spek is minder aan bederf onder-
hevig en levert aan boord een gezond en versterkend
voedsel op. Ook gaan er in den regel eenige levende
varkens mede, die over \'t algemeen op zee gezond
blijven en goed groeien.
-ocr page 33-
I!)
Ik zag echter dikwijls \'s zaterdagsavonds slachten,
terwijl liet spek \'s zondagsmiddags genuttigd werd;
in gematigd klimaat raad ik aan liet beest vrijdag
af te maken; het spek zal daardoor in smaak winnen
en te gemakkelijker te verteren zijn.
Na vleesch en spek komt als volksvoeding hel
meest in aanmerking de scheepsbeschuit. In de laatste
jaren is in het vervaardigen daarvan groote verbetering
gekomen; maar men heeft de hardheid, die voor de
kauwing bijna een paardengebit vereischt, niet kunnen
wegnemen. Ik zag dan ook veelal het volk dat brood
in thee weken, \'twelk ook voor de gezondheid beter
is, omdat bij eenigc haast de vermaling niet volledig
geschiedt en de niet fijn gekauwde stukken, zondor
genoegzaam met speeksel vermengd te zijn, een hmg-
zaam verteerbaar en somtijds hinderlijk voedsel voor
de maag opleveren.
Ik vond gedurende mijn verblijf aan boord altijd
goed brood; maar wil toch de uiterlijke teekenen van
goede volksbeschuit naar de beschrijving van Overbeëk
de Meijeu opgeven.
De scheepsbeschuit moet uitwendig zooveel moge-
lijk aan elkander gelijk zijn, droog, hard en broos be-
vonden worden en op den aanslag helder klinken;
de boven vlak te zij donker roestkleurig, niet verkoold,
niet ruw op het gevoel en niet met grove zemelen
bezet. Even als de ondervlakte, welke lichter van
kleur moet zijn en evenmin grove zemelen of veel
kort mag vertoonen, moet zij onmerkbaar in de ran-
den overgaan, welke gaaf, zonder scheuren en donker-
bruin gekleurd moeten zijn. Zij moet gemakkelijk
en in ongelijke stukken breken: de doorbraak moet
niet glas-achtig, maar ongelijk afgesprongen zijn. De
kleur der kruim zij gelijkmatig bruin, evenals die der
randen; die kruim moet vooral fijn poreus zijn en
-ocr page 34-
;>0
eene matige hoeveelheid kleine korte zemelen ver-
toonen. De beschuit moet spoedig en overvloedig
water opnemen, een zuiveren, naar dien van goede
rogge zwemenden reuk hebben, gemakkelijk fijn te
kauwen en aangenaam van smaak zijn.
Dit brood moet op eene drooge plaats aan boord
bewaard en zooveel mogelijk voor de lucht afgesloten
worden.
Voorts bekleeden de bruine boonen, groene en
grauwe erwten en gort onder de voedingsmiddelen
eene voorname plaats. Bij eenige kennis dezer artikelen
is reeds eene oppervlakkige beschouwing voldoende,
de kwaliteit te ontdekken; ook is vervalsching van die
eetwaren niet licht mogelijk.
Boonen en erwten leveren een niet gemakkelijk te
verteren voedsel op; doch de magen onzer matrozen
zijn niet zoo bijzonder gevoelig, dat zij er last van
hebben. Ik moet er echter sterk op aandringen, de
erwten en boonen, alvorens ze te koken, in zoet water
te zetten; de slechte of de insecten bevattende zullen
dan boven komen, en deze moeten als bedorven en
als ongeschikt voor de voeding worden verwijderd.
Onder de eetwaren, die aan vervalsching onderhevig
zijn, dien ik wel het eerst te noemen het meel.
De ruimte in dit werk laat niet toe, al de zelf-
standigheden op te noemen, die men daartoe bezigt;
ik wil dus alleen opgeven, welke eigenschappen goed
tarwemeel moet bezitten, alsmede die waaraan men
het bedorven meel herkent. Dikwijls toch wordt aan
den kok of den hofmeester het onsmakelijke" van den
zakkoek of van het versche kajuitsbrood toegerekend,
en is de vermenging of vervalsching van het meel
met gemalen marmer, aardappelmeel of andere stoffen
daarvan de oorzaak.
Tegenwoordig wordt er door de bakkers, vooral in
-ocr page 35-
n
de steden, veel gebruik gemaakt van amerikaansche
bloem, welk meel op het uitwendig aanzien in blank-
heid ons tarwemeel dikwijls overtreft en waarop bij
de keuring, even als bij die van tarwemeel, de vol-
gende regelen van toepassing zijn.
Meel geschikt om op reis mede te nemen moet
vooral goed droog, glanzig wit, zwaar en zonder klon-
ters zijn, bij het kauwen niet knarsen, eenen zoeten
smaak hebben, op het gevoel zacht zijn en aan den
vinger een wit stof achter laten. Heeft het meel
deze eigenschappen, dan heeft men reeds eenige waar-
borgen van goed meel aan boord te hebben; terwijl
het bedorven meel zich door een mutfen, onaangename!)
smaak, vochtigheid, klonters, enz. van het goede
onderscheidt.
De opzettelijke vervalschingen en de toevallige ver-
menging van vreemde stoffen in het meel zijn talloos;
doch de wetenschap heeft die weten te ontdekken.
Het is echter van den gezagvoerder, die kort voor het
vertrek overladen is met bezigheden, niet te vergen,
bovengenoemde vervalschingen te onderzoeken j ook
ontbreekt het hem aan de noodige mikroskopische en
scheikundige kennis om de voedingsmiddelen aan eene
nauwkeurige ontleding te onderwerpen. Ik zou daarom
wenschen dat, bij eenigen twijfel omtrent de eetwaren
en dranken, dat onderzoek aan een deskundige werd
opgedragen. Men zal altijd wel een apotheker vinden,
die zich daarmede wil belasten. Overigens kan ik
de reeders en gezagvoerders, die omtrent vervalsching
van voedingsmiddelen en dranken, en in \'t algemeen
over scheepsgezondheidsleer, zich de volledigste in-
lichting willen verschaffen, niet genoeg aanbevelen het
meergenoemde werk van G. van Overbeek de Meuer,
uitgegeven bij H. C. A. Campagne te Tiel.
-ocr page 36-
22
Over de dranken.
Het water bederft door stilstand, door gemis aan
lucht en licht. Zonder goed drinkwater, geen gezond-
licid. Ziedaar stellingen, die ik wel wenschte te
onderschrappen om toch vooral de gezagvoerders van
de waarheid er van te overtuigen. Het water voor
de reis wordt gewoonlijk ingenomen op de plaats van
waar men vertrekt; en daar men in de natuur nooit
geheel zuiver water aantreft, is de scheikundige samen-
stelling op meest alle plaatsen verschillend. Goed
water moet helder, kleur- en reukeloos zijn en eenen
frisschen, aangenamen smaak hebben; en al is nu
het water in de natuur nooit scheikundig zuiver,
\'t welk alleen van het gedestilleerd water kan worden
gezegd, dan moet men bij het innemen van water èr
toch vooral op letten. De soorten van water, welke
als drank gebruikt worden, zijn:
1". Regenwater. Sommige geneeskundigen zijn te-
gen het voortdurend gebruik van regenwater, omdat
men heeft opgemerkt, dat het somwijlen de spijsver-
tering stoort en koliek veroorzaakt. Er zijn echter
in ons vaderland vele plaatsen, waar uitsluitend regen-
water gedronken wordt; b. v. in mijne woonplaats
is het regenwater de algemeene drank, omdat hier
geen goed bron- of rivierwater te krijgen is; — en
toch heb ik gedurende mijn L5 jarig verblijf alhier
niet opgemerkt, dat er meer buikziekten voorkwamen,
dan op plaatsen waar men van ander water gebruik
maakt. Het regenwater is echter minder smakelijk,
het bevat minder zouten en is spoediger aan bederf
onderhevig. Heeft men een voorraad regenwater aan
boord, dan moet het dikwijls gelucht en geslagen
-ocr page 37-
23
worden. Goed rivierwater verdient de voorkeur.
Ook bronwater \'t welk men op sommige plaatsen in
het buitenland inneemt. Put- ijs- en sneeuwwater
zijn als provisie af te keuren. Buiten het opgenoem-
de kan men de deugd van het water beproeven door
het te koken; als dan moet het niet troebel worden
of een bezinksel geven. Vleesch en groenten moeten
er in koken zonder hard te worden, en de zeep moet
er in oplossen zonder te schiften.
Wanneer nu het water bovengenoemde eigenschap-
pen bezit, kan men tamelijk zeker zijn van goed drink-
water te hebben. Hoewel op vele schepen reeds ijze-
ren waterketels zijn, zoo zijn er toch altijd nog houten
leggers om het water te bewaren.
Gedurende eene reis naar Oost-Indië krijgt het
water in de leggers, eens of zelfs tweemaal, een zóó
naar rottende eieren riekenden stank, dat het bijna
niet drinkbaar is. De organische stoffen, in het
hout bevat, zijn daarvan de oorzaak. De stank wordt
voortgebracht door de ontwikkeling van zwavel- water-
stofgas. Wanneer men nu geen ander water aan boord
heeft, kan men het spoedig weder drinkbaar maken
door het in eene groote dekwaschbalie aan de lucht
bloot te stellen en het eenigen tijd te roeren
en te slaan; het overige in de leggers bevatte
water wordt langzamerhand van zelf helder en ver-
liest den onaangenamen reuk, om, misschien na ver-
loop van eenige weken, op nieuw te gaan stinken;
waarna het eindelijk voor goed helder en smakelijk
blijft.
Uit het bovenstaande kan men opmaken, dat ik
aan de ketels verre de voorkeur geef boven de vaten.
Wel is waar roest het ijzer der ketels en geeft het
water wel eens eene bruine kleur; doch dat weinigje
ijzer is onschadelijk voor de gezondheid. Mocht het
-ocr page 38-
24
echter door slechtheid der ketels te veel gekleurd zijn,
dan zou men het water moeten filtreeren, \'t welk op
koopvaardijschepen, waar de bemanning niet talrijk is,
gemakkelijk kan geschieden.
Een van de grootste onheilen aan boord van sche-
pen is gebrek aan water. Ik wil hier niet nagaan,
welke gevolgen daaruit ontstaan; eenigen hebben het
zelve ondervonden; doch allen hebben gehoord of ge-
lezen, welke vreeselijke toestanden daaruit geboren
worden. De uitvindingen dezer eeuw hebben ook
daarin voorzien en het aan boord hebben van een
klein destilleertoestel is voldoende ter voorkoming
van het gevaar aan dorst te sterven. Voorts wordt
door de rcederij als drank voor het volk verstrekt:
bier, thee en jenever. Het was met uitnemend ge-
noegen, dat ik in het meer genoemde werk van Over-
heek db Meijer las:
„ Matig gebruik van jenever is voor den schepeling,
„ die zich dikwijls lang achtereen in koude, vochtige
„ lucht moet ophouden, een uitmuntend middel tot
„ bewaring zijner gezondheid.
Hoe sterk ik ook het misbruik van sterken drank
in \'t algemeen afkeur, zoo ben ik \'t geheel met die
stelling eens, en zou zelfs aarzelen aan boord van een
koopvaardijschip te gaan, waar geen jenever of an-
dere alcoholische drank aan boord was.
Het is hier de plaats niet, de goede eigenschappen
van den jenever en de redenen er van op te som-
men ; het zij voldoende te getuigen, dat beroemde
geneeskundigen, zoo wel hier als elders, vooral in
Amerika, de overdreven vrees der afschaffers voor het
gebruik van alcoholica voldoende hebben wederlegd.
Bij den tegen woord igen lagen stand der vrachten,
voeren fregatten van 1200 ton, die minstens 50 kop-
pen aan boord moesten hebben, nog geen 30 man.
-ocr page 39-
25
Men kan bij storm niet altijd een paar man missen
om koffie en thee te zetten; en wanneer de wacht,
half verkleumd van koude en nattigheid, zoo noodza-
kelijk iets verwarmends hebben moet, doet een oorlam
uitnemenden dienst. Buitendien heb ik gezien, hoe,
hij het invallen eener bui, die de zeilen uit de lijken
dreigde te scheuren, het kommando van den kapitein
of wachthebbenden stuurman, met bijvoeging van :
„ hoerali voor de flesch," dat weinigje volk wonderen
van vlugheid deed verrichten. Ik weet wel, dat
sommige philauthropen het bovenstaande afkeurens-
waardig, ja zelfs afschuwelijk vinden; maar ik weet
ook, dat die heeren geen 5 reizen als scheepsdokter
op een koopvaardijschip naar Oost-Indië hebben ge-
maakt; in welk geval zij zeker van dit strenge oor-
deel zouden terugkomen. Misbruik van sterken drank
kan, aan boord van schepen, op zee geen plaats heb-
ben, dan door diefstal, en daarvoor wordt voldoende
gezorgd. In den regel wordt aan ieder man 2 maal
daags een maatje ter grootte van een gewoon glaasje
verstrekt, terwijl aan de jongens en lichtmatrozen de
helft daarvan wordt uitgereikt. Tegenover de voor-
deelen van het gebruik van sterke dranken staat het
misbruik; jenever of andere sterke drank, in te groote
hoeveelheid gebruikt, geeft aanleiding tot ernstige
ziekten, zoo wel van het lichaam als van de ziel; en
het ware te wenschen, dat de matrozen van deze waar-
heid diep doordrongen waren en ook aan wal bovenge*
noemd rantsoen niet te boven gingen. Zij zouden daar-
door niet alleen sterker, gezonder en minder vroeg oud
worden, maar gerespecteerd als mannen het verdienen,
die hun leven aan zulk een edel beroep hebben gewijd.
Wat de kajuitsprovisie betreft, hierover zal ik niet
uitweiden. De hoeveelheid der verschillende daartoe
aangewezen artikelen hangt af van het getal passa-
2
-ocr page 40-
26
giers en van de vrijgevigheid der reederijen. Wanneer
men steeds bedacht, hoe moeielijk en gevaarlijk het
beroep van den zeeman dikwijls is, zou men daarin
niet al meer en meer vermindering brengen, maar
zorgen, dat door eene goede tafel het gevaar.en de
uitgestane vermoeienis spoedig werden vergeten. Ik
geef echter in overweging, zich goed te voorzien van
Liebigs vleesch-extract, waarvan men goede soep en
bouillon, en bij gevolg een gezond en smakelijk
voedsel, kan bereiden, \'t welk niet spoedig aan bederf
onderhevig en onwaardeerbaar is voor zieken en her-
stellenden.
Het gevaar, dat aan het gebruik van sommige spijzen
verbonden is.
Buiten de opgenoemde spijzen, geheurt het dikwijls,
dat men op zee in de gelegenheid is zich van versohen
visch te voorzien. De groote hoeveelheden, die in
weinig tijds op het kaapsche rif en bij de eilanden
St. Paulus en Amsterdam kunnen gevangen worden,
zijn ieder naar O.-Indië varenden zeeman bekend;
maar ook het Kanaal en de Atlantische Oceaan bieden
daartoe somtijds de gelegenheid aan. Hoe aangenaam
zulk eene verversching ook zij, is het toch bekend,
dat na het gebruik van sommige visschen zich ver-
giftigings-verschijnselen voordoen, die zich openbaren
door hevige, hoofdpijn, misselijkheid, buitengewoon op-
gezet gelaat, roode kleur en benauwdheid. Drie ma-
len ben ik in de gelegenheid geweest deze verschijn-
-ocr page 41-
27
selen bij een gedeelte der equipage, na liet gebruik
van gevangen visch, waar te nemen; en hoewel ik bij
niemand daarvan doodelijke gevolgen zag, waren de
vergiftigings-verschijnselen toch zóó hevig, dat ik den
goeden afloop toeschrijf aan het door mij onmiddel-
lijk toegediende braakmiddel. Het is vooralsnog met
geenc volkomen zekerheid vooraf te bepalen, welke
visschen geschikt tot voeding zijn; maar, als alge-
meene maatregel moet de visch steeds versch gegeten
worden, daar men vooral in warme gewesten heeft
opgemerkt, dat sommige vischsoorten spoedig in ont-
binding overgaan en dan bepaald schadelijk zijn.
Evenzoo moeten van minder bekende visschen nauw-
keurig alle ingewanden worden uitgehaald, en zelfs de
lever, als ongeschikt voor voeding, worden over boord
geworpen.
Men kan met geene zekerheid dezen of genen viseh,
als vergiftige eigenschappen bezittende, aanwijzen;
want ik heb dolfijnen, albecoren en oude wijven den
eenen tijd zonder eenig ongunstig gevolg zien nutti-
gen, terwijl zich op een anderen tijd vergiftigings-ver-
schijnselen voordeden. De zoogenaamde blaasvisschen
worden echter algemeen als voor het gebruik zeer
schadelijk gehouden.
Als zekere proef kan men een der gevangen vis>
schen aan een hond of een varken, indien zij aan
boord zijn, geven, waarna zich, ingeval ze vergiftig
zijn, spoedig verschijnselen daarvan bij deze dieren
openbaren. Voorts is de bekende proef met den zil-
veren lepel zeer aanbevelenswaardig Men koke den
lepel te gelijk met den visch. Is de visch gaar en
heeft de lepel geen zwarten aanslag, dan kan men,
als de bovengenoemde maatregelen zijn toegepast, ta-
melijk zeker zijn, dat de visch zonder nadeel kan
worden gegeten.
-ocr page 42-
28
Alvorens dit hoofdstuk te eindigen, wil ik nog wijzen
op de nadeelige gevolgen, die het misbruik van som-
mige, vooral O.-Indische, vruchten na zich sleept.
Een oude Javaan vertelde mij eens, dat zijne land-
genooten gewoon waren, het gebruik der vruchten
des morgens te vergelijken bij goud, des middags bij
zilver en des avonds bij koper; en de ondervinding
heeft mij geleerd, dat die beeldspraak juist is. Het
gebruik van veel verkoelende vruchten des avonds,
tegen den koelen nacht, die vooral door schepelingen
op het dek wordt doorgebracht, geeft dikwijls aanlei-
ding tot doodelijk afloopende buik-aandoeningen. Men
zij dus indachtig aan bovenstaand javaansch spreek\'
woord, en gebruike na den middag weinig of geen
vruchten.
Ook komt nog de sóórt van vruchten in aanmer-
king: tot de minst schadelijke behooren de pisang en
kokosnoot; daarop volgen de mangaas, china\'s appe-
lon, pompelmoes en mangoestan; terwijl men met het
gebruik der ananas zeer matig moet zijn. Deze vrucht
toch bevat een scherp beginsel, \'t welk, in te groote
hoeveelheid gebruikt, voor de gezondheid nadeelig is
en vooral de in tropische gewesten zoo gevaarlijke
buik-aandoeningen opwekt. Mocht men overtuigd zijn,
wat te veel verkoelende vruchten te hebben genut-
tigd, dan is na het gebruik daarvan het drinken van
een glas wijn, rum, brandewijn of cognac aan te be-
velen; ofschoon het veiliger is met matigheid van de
vruchten gebruik te maken.
Dat de vruchten steeds van goede hoedanigheid en
rijp moeten zijn, is bijna overbodig aan te stippen.
-ocr page 43-
29
Het leven aan boord.
Ken schip in zee kan vergeleken worden met een
kleinen staat, of ook inet een huisgezin, waarvan de
kapitein het hoofd is. Naarmate nu een staat zal
bloeien of het huisgezin zich gelukkig gevoelen, al
naar dat zij rechtvaardig, menschlievend en \\velwil-
lend worden bestuurd, naar die mate zal ook de bc-
volking gcnoegelijker en gelukkiger leven hebben aan
boord van een schip, dat gekommandeerd wordt door
een gezagvoerder, die door rechtvaardigheid, inensch-
lievendheid en welwillendheid zich het vertrouwen der
equipage heeft verworven, dan wanneer het wordt
aangevoerd door een kapitein, die de tegenoverge-
stelde eigenschappen bezit. Bij dezen laatsten toch
zal aan boord spoedig de geest van vroolijkheid en
vriendschap verdwijnen en plaats maken voor onte-
vredenheid, gevolgd door een voortdurend gemok,
waardoor niet alleen de opgeruimde stemming verlo-
ren gaat, maar zelfs de gezondheid meer of min wordt
bedreigd.
Niet alleen dus het leven, maar ook de gezondheid
is aan den gezagvoerder, en na hem aan de stuurlie-
den, toevertrouwd.
Hoe afwisselend men zich het zeeleven ook voor-
stelle, geloof ik niet, dat er aan wal één toestand is,
die zich zóó kenmerkt door eentonigheid, als juist
het leven aan boord op groote zeereizen. Men denke
slechts aan het zeilen in den passaat: weken lang
dezelfde wind, altijd mooi weer, eene blauwe, heldere
lucht, en een zee, door geen wolkje of een in de verte
zeilend schip gebroken; daarbij aan boord altijd de-
zelfde gezichten, zonder eenige nieuwe gegevens tot
-ocr page 44-
30
afwisseling. Heeft de reis reeds lang geduurd, dan
beeft men elkander al koo veel van zijne bijzondere
omstandigheden en familie-betrekkingen verhaald, dat
men geheel de stof tot een gesprek heeft uitgeput.
Heerscht hier nu bovendien een geest van ontevrc-
denheid, dan komen in herinnering het geluk en de
genoegens, die men aan wal heeft genoten; het ver-
langen naar dierbare betrekkingen neemt toe, onrust
en droefgeestigheid zijn daarvan de gevolgen. De
eensgezindheid is verdwenen, en ziedaar de grond ge-
legd tot heimwee en tot de ontwikkeling van .andere
ziekten.
Heerscht eenmaal deze gemoedsgesteldheid, dan wor-
den de daaraan lijdenden lui, lusteloos, onverschil-
lig en brutaal, en het verblijf aan boord eene ware
straf. Deze toestand wordt niet geboren door ver-
moeienissen, ontberingen of gevaren, maar veeleer door
de verveling en de mindere menschkundige behande-
ling des gezagvoerders of van de stuurlieden.
Na het bovenstaande gevoelt men, van hoeveel be-
lang het is, eene zoodanige stemming van het volk
te voorkomen. „ De treurigheid, zegt Kekaudken,
„ is vergift voor de equipage; het tegengift is de
„ vroolijkheid." Hoewel er nu onder de zeelieden
van alle rangen onaangename en onverbeterlijke prut-
telaars zijn, zoo zal toch het gedrag van den gezag-
voerder en van de stuurlieden steeds op het volk van
gunstifren invloed zijn. Ik durf beweren, dat zij het
in hunne macht hebben om aan boord eene genoege-
lijke stemming te doen heerschen : daartoe wordt
echter gevorderd: menschenkennis, strikte rechtvaar-
digheid, welwillendheid en een opgeruimd gemoed.
Op zijn tijd een hartelijk woord den matroos toege-
sproken, zal hem den afstand en den eerbied, dien
hij verschuldigd is aan in rang boven hem geplaats-
-ocr page 45-
81
ten, niet doen vergeten; wanneer hij bovendien ziet,
dat bij ziekte zoo veel mogelijk in zijne behoefte
wordt voorzien, dat geen onnoodig en overtollig werk
van hem wordt gevorderd, dat uitspanning en afleiding
gaarne worden toegestaan, zal eene hartelijke genegcn-
heid tusschen de verschillende leden van dat gezin
eenc gezonde en vrooüjke equipage vormen, die, in
tijd van nood, zich zonder morren vermoeienissen en
ontbering zal getroosten.
Voor afleiding is de muziek een heerlijk middel.
Men zal zelden een equipage aantreffen, of er zijn een
paar muzikanten bij, en ofschoon het in den regel
geen eerste meesters zijn, is het zeer opwekkend op
eene viool, fluit of harmonica de bekende vaderland-
sche liederen te hooren spelen. Niet zelden paren
zi\'ch daaraan de stemmen en wordt uit volle borst
een lied gezongen; dikwijls gaat men later dansen.
Voor het uitzeilen informeere men dus, of er mu-
zikanten aan boord en of de instrumenten in
orde zijn; daar het den matroos met zijne bekende
zorgeloosheid dikwijls gebeurd, dat hij door de aflei-
ding aan wal verzuimd heeft zijn instrument te doen
nazien. Bovendien is het aan boord hebben van een
draaiorgel op lange zeereizen zeer aanbevelenswaar-
dig. Verder dient tot afleiding het spel, maar voor-
al ook de lectuur. Ik herinner mij altijd nog met
groot genoegen, hoe gelukkig ik sommige matrozen
maakte door hun nu en dan een boek te leenen.
Weet de gezagvoerder het juiste middel te vinden
om, met al de onder zijn bereik liggende middelen,
de schepelingen op te wekken en af te leiden, dan
zal hij niet alleen de droefgeestigheid en sombere ge-
moedsaandoeningen voorkomen, maar zich tevens op
een gezonde en opgeruimde equipage mogen beroemen.
-ocr page 46-
82
De zeeziekte.
Alvorens van de schecps-gezondheidsleer af te stap-
pen, acht ik het niet ongepast, over zeeziekte te spre-
ken, omdat die aandoening, voortgebracht door de
beweging van het schip, meer in deze afdeeling te
huis behoort, dan bij de eigenlijke scheeps-genees-
knnde. Deze algemeen bekende kwaal verdient intus-
schen zeer onze aandacht, want weinigen blijven
daarvan bevrijd en de raadgevingen tegen die ziekte
zijn talloos; maar zoo ooit, dan is hier het spreek-
woord van toepassing: „ hoe meer raad, hoe minder
„ baat;" en het beste is zich voor te stellen, dien
onaangenamen tol aan de zee te moeten betalen;
want mogen er al enkelen, als bij uitzondering, van
bevrijd blijven, de meeste zullen bij hunne eerste zec-
rcis zich daaraan moeten onderwerpen.
Tk heb altijd iets onbillijks en ongevoeligs gevon-
den in dat spotten met zeezieken. De oorzaak daar-
van ligt zeker in de omstandigheid, dat men slechts
bij enkele uitzondering, ten gevolge van die aandoe*
niug, sterfgevallen, of zelfs nadeelige gevolgen, heeft
gezien. De bevaren zeelieden moesten zich evenwel
herinneren, hoe akelig en ellendig men zich tijdens
die ongesteldheid gevoelt. Niet iedereen krijgt de
zeeziekte in .denzelfden graad; bij sommige is de aan-
doening gering en spoedig voorbij en lijden zij er
weinig onder. Anderen pakt zij heviger en langduri-
ger aan; weder bij anderen wijkt de ziekte, wanneer
de zee kalmer wordt, oin bij stormachtig weder op
nieuw te verschijnen; eenigen houden de ziekte
de geheele reis, zij het dan ook in minderen
graad; bij dezulken volgt uittering, soms bloedbra-
-ocr page 47-
33
ken. Dezen moeten daarom een ander beroep kie-
zen. Ook is het van veel invloed, onder welke om-
standigheden men naar zee gaat. Zoo kan men, door
met mooi weer en eene kalme zee te vertrekken,
langzamerhand aan de schommelende beweging van
het schip gewennen; wanneer men nu eenige dagen
goed weer houdt, wordt men bij stormachtige dagen
wel aangedaan, doch niet in die mate, als wanneer
men onmiddellijk na het uitzeilen door storm beloopcn
wordt.
De eerste verschijnselen van zeeziekte zijn: een on-
aangenaam gevoel in de maagstreek, duizeligheid,
vooral bij eene groote opheffing van het schip, gevoel
van pijn in het hoofd en loomheid. Behoort men nu
tot de gelukkigen, dan blijft het hierbij bepaald,
doch meestal voegen zich daarbij: walging, braking
en een onuitsprekelijk gevoel van onwelzijn; men
wordt onverschillig omtrent alles wat er voorvalt, en
een groot verlangen naar het land maakt zich van
den lijder meester. Wanneer men in hooge mate
door zeeziekte is bezocht, gevoelt men eene zoo groote
afmatting, dat men aarzelen zou, zich de minste
moeite te geven al ware \'t ook om zijn leven te red-
den ; de lucht van, zelfs de gedachte aan spijzen, vooral
aan vleesch of vet, wekt hevige walging op; van daar
dat het dan ook voor de zieken een ware plaag is, wan-
neer bevaren zeelieden hun gestadig spijzen aanbieden.
Eens zag ik, dat een zeezieken jongen rilde bij het zien
van een warm stuk spek. De reuk is tijdens die ziekte
zeer scherp; maar een zeer opmerkelijk verschijnsel
bij dit alles is, dat de pols zeer weinig verandering
ondergaat. Eindelijk na eenige dagen is de zeeziekte
geweken. Het loopen gaat in het begin zeer moeielijk,
maar langzamerhand krijgt men zee-beenen.
Het is hier de plaats niet, theoriën over zeeziekte
o*
-ocr page 48-
84
te ontwikkelen; het doel is er raad tegen te ge-
ven. Helaas tot hiertoe kent men maar één zeker
middel, een middel, dat reeds door Dr. Dompeling
in 1844 in zijn werk over scheeps-geneeskunde werd
genoemd; epn middel, dat voor en na dien tijd door
iedereen wordt gekend maar in den regel onuitvoer-
baar is. Dat middel is aan wal te stappen.
Uit het bovenstaande merkt men op, dat er, vol-
gens mijn gevoelen, al zeer weinig van de talloos aan-
geprezene middelen bruikbaar zijn. Zoo heeft b. v.
Morland Hockes, geneesheer bij de engelsche marine,
veel werk van die studie gemaakt, en meent hij, dat
van al de middelen creosoot en acidum hydrocyani-
cum nog de beste uitkomsten opleveren. Vervolgens
heeft hij een zeer samengestelden drank aanbevolen,
doch hij zegt niet, dat door de aanwending van die
middelen de zeeziekte is voorkomen of genezen, maar
slechts dat ze goede diensten hebben bewezen. Er
zijn echter hulpmiddelen, die stellig verlichting kun-
nen aanbrengen: b. v. een lang schip met scherpe
steven werkt minder, dan een kort met een breeden
boeg. Zoo weet men ook, dat eene goede verdeeling
van de lading en het bergen of zetten van zeilen op
het stampen van het schip van invloed is. In het
algemeen zullen de jongens, die voor het eerst de
reis doen, minder van zeeziekte lijden, dan passagiers;
omdat de eerste als \'t ware gedrongen worden, zoo
lang zij niet in hevige mate aan de kwaal lijden, op
het dek te blijven en zelfs werkzaam te zijn. Het
verblijf op het dek is een krachtig voorbehoedmiddel
en niet minder afleiding; voorts is het zeer heilzaam
iets te eten, zij het ook met tegenzin. Ook heb ik
bij sommigen gezien, dat het gebruik van een glas wijn
of zelfs een weinig brandewijn gunstig werkte; bij an-
deren evenwel was het gebruik daarvan zonder invloed.
-ocr page 49-
85
Is de ziekte evenwel van zoo hcvigen aard, dat
men op het dek niet blijven kan, dan is het liggen
op den rug in de kooi aangewezen Men zorge door
opvulling aan de zijden eenigzins vast te liggen en
beproeve nu en dan iets te nuttigen; men make
zich niet ongerust door te denken, dat men aan die
ziekte sterven zal, maar trooste zich met de gedach-
te, dat men na eenige dagen frisch en gezond al het
afwisselende en vreemde zal kunnen gemeten, dat het
leven vau den zeeman aanbiedt.
-ocr page 50-
Scheeps-Genccskunde.
VOORWOORD.
Aan dit gedeelte van mijne handleiding gekomen,
kan ik niet ontkennen, dat zich grootere moeielijkhe-
den voordoen. In de vorige afdeeling toch, hande-
lende over gezondheidsleer, heb ik beginselen bespro-
ken, die tegenwoordig vrij algemeen bekend zijn en
welker toepassing zonder tegenspraak nuttig wordt ge-
acht. De raadgevingen, daarin vervat, kunnen ge-
makkelijk worden opgevolgd; tot de uitvoering be-
hoeft men geen geneeskundige te zijn.
Anders is dit met de eigenlijke geneeskunde. Om
een goed geneeskundige te zijn, worden zoovele voor-
bereidende studiën vereischt, de kennis van zoovele
aanhoorige wetenschappen gevorderd, eer men met
vrucht tot het praktisch gedeelte van het vak, tot de
toepassing der geneeskunde, kan overgaan, dat het
den schrijvers van een geneeskundig boek voor niet-
geneeskundigen, voor personen die niet eens met de
ontleed- en natuurkunde van den mensch bekend zijn,
door sommigen minstens voor een onnuttig, misschien
voor een gevaarlijk, werk zal worden gehouden; en
niet geheel ten onrechte. Om medicijnen aan zieken
toe te dienen, dient men vooral de ziekte, maar ook
-ocr page 51-
37
de geneesmiddelen, te kennen. Ik wijs echter al weer
op de te dien opzichte bestaande misbruiken, de me-
dicijnkisten, en de oude handboeken aan boord van
schepen die zonder arts varen, waar zieken toch ge-
neeskundigen raad opvolgen en medicijnen gebruiken
willen, en dan geloof ik dat door dit werk eenige mis-
bruiken kunnen worden tegengegaan, al ware \'t alleen
maar om \'t overmatig gebruik van geneesmiddelen te
voorkomen: want het is een opmerkelijk feit, dat te-
genwoordig de kundigste geneesheeren de minste me-
dicijnen voorschrijven en de gezondheidsleer als hoofd-
middel, de medicijnen als hulpmiddelen, beschouwen.
Zoo men met eenig goed gevolg eene ziekte wil
bestrijden, dient men het wezen der ziekte en de
oorzaken, die haar hebben opgewekt, te kennen. Zie
hier in weinige woorden een hoofdbeginsel der ge-
neeskunde uitgesproken, waarvan de geneeswijze geheel
afhankelijk is.
Het menschelijk lichaam is uit zeer veel vcrschil-
lende deelen samengesteld, en toch staan die deelen
in zulk een innig verband met elkander, dat, wanneer
slechts een dier tallooze deelen in zijne werking wordt
gestoord, zich de toestand openbaart, dien wij ziekte
noemen.
Wanneer men nu nagaat, hoevele oorzaken tot die
stoornis aanleiding kunnen geven, moet het verwon-
dering baren, dat de gewone toestand der menschen,
zoowel aan wal als op zee, gezondheid is en ziekte
slechts bij uitzondering voorkomt.
Bij het beoordeelen van de ziekte waarmede men
te doen heeft komen vooral in aanmerking de voor-
afgegane invloeden. Zijn de ziekte-oorzaken van werk-
tuigelijken aard, zooals verwonding, beenbreuken enz.,
dan is de herkenning vrij gemakkelijk, raoeielijker ech-
ter, indien de ziekte-oorzaak haar ontstaan verschuldigd
-ocr page 52-
38
is aan den invloed der lucht of aan besmetting. De
ziekten, die ontstaan door de lucht, worden veroor-
zaakt door slechte luchtverversching op plaatsen, waar
veel menschen zich in eene kleine ruimte bewegen,
door snelle afwisseling van warmte en koude, door
schadelijke uitdamping van moerassen en meststoffen,
ook door droogte of vochtigheid.
De ziekten, die door besmettingen ontstaan, zijn:
schurft, venerische ziekte, melaatschheid enz. Verder
moeten nog als ziekte-oorzaken worden beschouwd:
slecht voedsel of drinkwater en vergiften. Voorts
hangt de ziekte-toestand nog af van leeftijd, jaarge-
tijde, graad van breedte en temperament: b, v. iemand
van lymphatisch temperament heeft veel aanleg voor
ziekten van de spijsverteerings-werktuigen; bij deze
heeft de ziekte een traag verloop, in tegenstelling van
menschen met een sanguinisch temperament, bij wie
de ziekte spoediger verloopt en de longen en bloed-
vaten meer worden aangedaan.
Uit het bovenstaande zal men gezien hebben, dat
het geen gemakkelijke taak is, zieken te behandelen,
dat men dns wel met verstand en oordeel mag te
werk gaan; want medicijnen, onnoodig toegediend, zijn
meest altijd schadelijk. En wat zal het geyolg zijn,
indien men zich in de ziekte vergist en bij gevolg
verkeerd werkende middelen toedient?
ledere ziekelijke aandoening berust natuurlijk op
een afwijking van den gewonen toestand, b. v.: ver-
andering van den pols, van de tong, van het gevoel
der huid, van de kleur der urine, enz.
Deze veranderingen goed waar te nemen en op te
merken, is bij de behandeling van zieken van het
hoogste belang; van daar, dat van geneeskundigen
gevorderd wordt geoefendheid in het gebruik van mi-
croscoop, stethoscoop, orthoscoop, spirometer, in het
-ocr page 53-
39
scheikundig reageus, in de aanwending van oog-, oor-
en keelspiegel enz. Daar dit echter van leeken niet
gevorderd kan worden, zal ik een paar zicht- en
tastbare afwijkingen beschrijven, die het onderscheid
tusschen den gewonen, dat is den gezonden, en den
ongewonen toestand aangeven. Ik begin met den ba-
rometer van het menschelijk lichaam,
Ben pols.
Tot het voelen van den pols behooren geoefendheid
en keunis van de verscheidenheid, die zich in den
polsslag kan voordoen. Zoo dient men te weten, dat
de pols bij kinderen in gezonden toestand ruim 100
slagen per minuut telt, bij jonge menschen van 12
tot 16 jaar 80 a 90, bij menschen van middelbaren
leeftijd 65 tot 80, en bij ouderen 60 tot 70 ; terwijl
bij stokouden het getal weer toeneemt van 80 tot 90
slagen in de minuut.
Dit tellen der polsslagen is aan boord, waar horlo-
ges met secondenwijzers aanwezig zijn, niet moeielijk.
De polsslag is een gevolg van de samentrekking
van het hart, dus van den hartslag; door den pols te
voelen, kan men de kracht van het hart, den graad
van het leven, waarnemen. De geregelde pols dient
nagenoeg de boven opgenoemde hoeveelheid slagen in
de minuut te doen j wanneer hij regelmatig slaat, dat
wil zeggen zonder tusschenpozen, en daarbij niet hard
is of zeer week en niet fijn of draadvormig op het ge-
voel, kan men in den regel zeggen, dat er geen le-
vensgevaarlijke stoornis aanwezig is.
Men moet zich in het polsvoelen oefenen bij ge-
zonde menschen, ten einde bij zieken over afwijking
te kunnen oordeelen. Is men daarin eenigzins ge-
oefend, dan kan men terstond bij zieken bepalen of
-ocr page 54-
10
er al of niet koorts aanwezig is; de koortspols toeh
is versneld en slaat met verhoogde kracht aan; de
pols bij ontsteking is sneller, gespannen en zeer hard
op het gevoel: bij beide is de pols, hoe versneld ook,
toch regelmatig, \'t geen \'t geval niet is bij den ze-
nuwachtigen pols, waar de slagen zeer afwisselend zijn.
De pols van stervenden is tusschenpozende, zeer snel,
draadvormig, dikwijls moeielijk voelbaar.
De tong.
Als hulpmiddel tot herkenning van ziekten, is liet
uitwendig aanzien der tong van groot belang. In
de scheepspraktijk evenwel kan men de vele verschei-
denheden, die de tong aanbiedt, niet zoo nauwkeurig
nemen, dan wel in de gewone praktijk. Onze matro-
zen toch zijn liefhebbers van pruimtabak, en zijn niet
afkeerig van een glas jenever, waardoor de tong een
eigenaardig aanzien verkrijgt en dikwijls met beslag
bezet is, zonder dat er eenige ziekte-toestand aanwezig
is; toch is het noodig, dat men dat verschil in uiter-
lijk aanzien der tong in aanmerking neemt. Zoo
heeft men b. v. een wit of licht geel beslag bij ziek-
tcn door verkoudheid veroorzaakt, en een bruin dik
beslag bij gestoorde spijsvertering of overladen maag;
de tong is heet en droog bij koorts, koud en plat bij
cholera; lederachlig, korstig, . bruin en droog bij ze-
nuwkoorts enz.
Ik zou te omslachtig worden, indien ik de ziekte-
verschijnselen, die de huid, de smaak, de urine en
zooveel meer organische deelen of verrigtingen ople-
veren, wilde behandelen; ik zal daar, waar het noo-
dig is, er over spreken, bij de beschrijving der bij-
zondere ziekten; ik heb er alleen als ter loops reeds
-ocr page 55-
41
nu op gewezen, om het hooge belang er van te doen
uitkomen.
Koorts.
Deze zoo algemeen bekende aandoening kan te
weeg gebracht worden door verschillende oorzaken,
b. v. door verwisseling van woonplaats, al is het ook,
dat men bijna op denzelfden graad van breedte en
lengte blijft; veel meer nog indien de breedte en leng-
te verschillen. Zoo iemand, dan is het de zeeman, die
dikwijls van klimaat verwisselt, en dus zeer in de
gelegenheid is, door die ziekte te worden aangetast.
Vervolgens kan koorts worden voortgebracht door be-
smetting, door overspanning: zoo wel door sterke
spierinspanning als door die der hersenen en door
opwekking der hartstochten, vervolgens door pijn, ein-
delijk ook zonder bekende oorzaak bij personen, die
voor die ziekte een aanleg hebben.
De verschillende soorten van koorts zullen in het
bijzonder worden behandeld, waarbij het van groot
belang voor den patiënt zal zijn, dat men de eigen-
aardigheid van iedere koorts goed opmerkt, opdat men
zich niet in die ziekte vergisse. Ik kan hierop niet
genoeg aandringen, omdat men daardoor tot de her-
kenning moet komen der soort van koorts, waarmede
men te doen heeft. Men neme dus al de omstandig-
heden in aanmerking, waaronder die ziekte is ont-
staan; doet men dat niet, dan zou men het begin van
eene gewone galkoorts voor gele koorts kunnen hou-
-ocr page 56-
*2
den; <*\'ant alle koortsen hebben eenige verschijnselen
met elkander geineen. Van het grootste belang is het
dus, uit de voorafgegane invloeden gevolgtrekkingen
te maken ; want de herkenning is somtijds mocielijk,
en het is daarom, dat ik er steeds op aandring, daar
waar de gelegenheid bestaat, bevoegde geneeskundi-
gen te raadplegen. Inlusschen zij hier nog aange-
merkt, dat men, met welk soort van koorts men ook
te doen heeft, moet zorgen, dat de lijder een stil,
rustig verblijf heeft, waar de lucht zoo veel mogelijk
koel is, en waar men deze nu en dan kan ver-
verschen, zonder den lijder aan tocht bloot te stellen.
Ik weet wel, dat dit alles aan boord- van een koop-
vaardijschip niet altijd zoo gemakkelijk gaat, doch
met een weinig goeden wil en overleg kan men veel
uitvoeren. Een vaste regel is, dat het eten voedzaam
maar niet zwaar moet zijn.
Tusschenpoozende koorts.
Deze koorts verschijnt dagelijks, om den anderen
dag, om de 3 dagen, of zelfs wel om de 8 of 14
dagen, en wordt daarom genoemd : alledaagsche, an-
derendaagsche, of derdendaagsche koorts enz. Heeft
men den eersten en tweeden dag koorts en is men
vrij van koorts op den derden, terwijl de koorts terug
komt op den vierden en vijfden dag, en zich weer
niet vertoont op den zesden dag, dan noemt men dit
dubbele derdendaagsche koorts j in zeer enkele ge\'val-
len heeft men 2 koorts-aanvallen daags. Bij het uit-
-ocr page 57-
43
zeilen worden deze koortsen dikwijls waargenomen,
doch na de gronden gepasseerd te zijn, komen zij op
zee zeldzaam voor.
De oorzaak dezer koortsen moet gezocht worden in
de ontwikkeling van eene eigenaardige smetstof (koorts*
miasma), die in het bloed wordt opgenomen en alzoo
tot dit verschijnsel aanleiding geeft. Waar zich dus
dat miasma kan ontwikkelen, vindt men broeinesten
der tusschenpoozende koortsen, bij voorbeeld: bij
moerasgronden, stilstaand water, aan zeekusten die door
springvloeden worden bezocht, aan rivieren met weinig
stroom, overal waar de kusten nu en dan van water
ontbloot worden, en eindelijk daar, waar bijna ledige
slooten sterk door de zon worden beschenen. Daar
men deze voorwaarden tot de ontwikkeling van boven*
genoemde smetstof op vele plaatsen vindt, is de tus-
schenpoozende koorts niet tot eenig land of wereld-
deel beperkt.
De tusschenpoozende koorts openbaart zich door de
volgende verschijnselen, die dan eens in meerderen, dan
eens in minderen graad zich voordoen:
De lijder bevindt zich onwel, geeuwt en heeft nei-
ging telkens zijne leden uit te rekken, en voelt
eene soort van spanning in de borst, wordt bleek
en de nagels zelfs worden blauw; men krijgt het zoo-
genaamde kippenvel en koude rillingen. Somtijds
heeft men een gevoel, alsof een puts koud water
over den rug gegooid wordt; dit is het begin der
koorts. De lijder wil naar kooi en dekt zich zelven
zoo veel mogelijk, de tanden klapperen en de
koude neemt steeds toe; de patiënt heeft een groot
verlangen naar warm drinken. In dit tijdperk wo^dt
de pols sneller; de polsslag is echter niet hard
of vol, maar meestal dun, draadvormig, de adem*
haling kort, soms benauwd; er is groote dorst en
-ocr page 58-
44
aandrang tot waterloozing. Somtijds is de lijder zeer
verward, zoodat men voor hersen- of zenuwkoorts zou
vreezen; maar .eindelijk, na verloop van een half tot
1—2 uur, komt liet tijdperk van hitte; dan gevoelt de
patiënt somtijds pijn in de linkerzijde aan de milt.
Niet zelden, vooral als er veel gedronken is, onstaat
braking. De overgang van de koude tot de warmte
heeft langzaam plaats; de pols ontwikkelt zich, dat
wil zeggen: hij is breeder en voller op bet gevoel,
en het getal slagen neemt toe ; de adem is heet, het
aangezicht wordt nu rood; er ontstaat pijn in het
hoofd en niet zelden ijlhoofdigheid; de tong is droog
en de patiënt verlangt nu naar koud drinken. De
duur van dit tijdperk van hitte is ongelijk; het kan
een uur, maar ook 14 uren zijn; eindelijk treedt het
\'ó\'u tijdperk in, het tijdperk van zweet (de crisis). Er
komt nu over liet geheele lichaam een overvloedig
zweet; de lijder, die vermoeid is, valt veelal in
een verkwikkenden slaap, en hiermede is de aan-
val van tusschenpoozende koorts afgeloopen.
Men onderscheidt goedaardige en kwade tusschen-
poozende koortsen. Kwaadaardig noemt men de koorts,
als er bij iederen aanval een levensgevaarlijk verschijn*
sel verbonden is, b. v. stuipen of beroerte. De hoofd-
zaak in elk, maar vooral in dit laatste, geval is te
trachten de volgende koortsaanvallen te voorkomen of
te matigen, en hiertoe vinden wij in de chinine een
heerlijk middel. Vroeger durfde men de koorts niet
onmiddellijk onderdrukken, vooral als er verschijnse-
len van overlading der maag of zoogenaamde gastrische
aandoening of verstopping aanwezig waren; maar al
dat oponthoud is nadeelig voor den lijder; want in-
tusschen komt er een tweede aanval, die wellicht har-
der dan de eerste is. Buitendien heeft men opge-
merkt, dat juist door bet gebruik van chinine de
-ocr page 59-
45
gastrische verschijnselen weken. Is er te veel ont-
lasting (diarrhée), dan kan men de chinine met opium
verbinden, en voegt men daartoe van 12 tot 20 drop-
pels laudanum bij den chinine-drank. Het kan nu
zijn, dat de lijder, bij afwezigheid van koorts, zich
zeer wel gevoelt; maar men vordere dien dag geen
werk van hem; tot zijne genezing heeft hij rust noodig.
Na den eersten aanval kan men natuurlijk niet bepa-
len wanneer de tweede komen zal, anders zou men
wellicht met de toediening der chinine eenige uren
kunnen wachten. Zoodra dus de koorts geweken is,
hetwelk men aan het afnemen van het getal polssla-
gen en aan het zich meer wel bevinden van den lij-
der kan bespeuren, diene men den hierachter onder
n". 1 aangegeven drank, of de onder n°. 2 beschre-
ven poeders, toe, bij voorkeur echter den drank, om-
dat hier de chinine reeds is opgelost en dus waar-
schijnlijk spoediger werkt; — de poeders zijn alleen
opgegeven omdat men bij zeer enkele personen heeft
opgemerkt, dat de koorts bij hen door het gebruik
van chinine in dien vorm zekerder werd weggenomen.
Men herhale de gift den volgenden en ook den der-
den dag. Dikwijls komt de koorts den volgenden of
den derden dag, niettegenstaande het gebruik der
chinine, terug, maar is dan in den regel niet zoo
hevig als de eerste aanval.
Tijdens de koorts stake men het gebruik der me-
dicijnen, en beginne weer, zoodra de koorts af is.
Heeft men nu drie dagen na elkander den drank of
de poeders volgens voorschrift gebruikt, zonder dat
de koorts is teruggekomen, dan neme men nogmaals
4 maal daags 1 lepel van den drank.
Nu gebeurt het wel, dat de koorts op den 14d<!"
of den 218ten of den 28stcn dag terug komt, doch dan
kan ze gemakkelijk op dezelfde wijze worden wegge-
i
-ocr page 60-
40
nomen; men denke er slechts aan, tegen de nade-
ring van den volgen volgenden 218ten dag, b. v. op
den 19den dag na den laatsten koortsaanval, nogmaals
hovengenoemden drank te gebruiken. Zware kost,
als: grauwe erwten of bruine boonen, moet in de
eerste dagen na koorts vermeden en door rijst ver-
vangen worden. Bij eenigc personen heeft men groo-
ter giften chinine noodig dan bij andere, \'t geen men
merkt aan het terugkeeren der koorts. Komt de
koorts, na het gebruik van een of twee dranken, even
hevig terug, dan geve men om het uur in, en wel
7.66, dat men het eene uur l lepel van den drank
en het andere een poeder, als onder n". 2 is opgege-
ven, gebruikt.
Nalatende koorts.
Er bestaat nog eene koorts, die aan de tusschen-
poozende koorts zeer verwant is of daarmede ver-
ward kan worden; het is namelijk die koorts, welke,
even als de tusschenpoozende, opkomt en verloopt,
alleen met dit onderscheid, dat zij niet zuiver afgaat,
dat wil zeggen: de lijder gevoelt zich wel iets beter,
doch de koorts is slechts een weinig minder, om na
verloop van eenige uren heviger terug te komen.
Deze koorts, die men in Zeeland zeeuwsche, op Java
bataviasche en op andere plaatsen moeras-koorts
noemt, moet zoo snel mogelijk worden onderdrukt.
Van de kleine tusschenpoozen, wanneer de lijder zich
iets beter gevoelt, moet gebruik gemaakt worden om
-ocr page 61-
17
groote giften chinine toe te dienen; er bestaat hier eene
heviger mate van besmetting; er is meer koorts-miasma
in het bloed opgenomen. Niet alleen ter reede van
Batavia, maar ook op andere plaatsen van Java en in
andere warme landen, komt deze koorts voor. Ze
komt op even als de tussrhenpoozende; doch alle vor-
schijnselen zijn heviger, en niet zelden is de boven*
buikstreek aan de rechterzijde heet en pijnlijk en
houdt het braken aan; eindelijk na verloop van 8—18
uren neemt de koorts af; zoodra men dit ziet, diene
men den drank n°. 3 toe. Hoewel de maag bij deze
koorts dikwijls zeer gevoelig is, wordt de chinine in
opgelosten vorm vrij goed verdragen. Mocht dit het
geval niet zijn, dan voege men bij den drank no. 3
12 droppels laudanum. In een ernstig geval, en daar
waar de chinine voortdurend wordt uitgebraakt, kan
men den drank n". 1, bij wijze van lavement, in 8
keeren om de 2 uren inspuiten.
Daar het hier van groot belang is, den volgenden
zwaarderen aanval te voorkomen, late men zidh door
niets terug houden, de chinine toe te dienen; want
al ware het ook een begin van zenuwkoorts, dan nog
kan de chinine niet schaden.
Tijdens den aanval boude men het hoofd zoo koel
mogelijk, waartoe natte doeken worden aangewend.
Tot drank geve men zuiver water en het onder n". 4
beschreven voorschrift, dat zeer verfrisschend en ge-
schikt is om den grooten dorst te lesschen. Gelijk
boven reeds gezegd is, zoodra men ziet, dat de koorts-
verschijnselen afnemen, geve men den onder n\'. 3
genoemden drank; neemt de koorts nu gedurende
het gebruik hiervan niet toe, dan heeft men reeds
eenige hoop, dat de volgende aanval weg zal blijven
of minder hevig zal zijn. Dit is zeker, de lijder heeft
gedurende de 8 uren, die er raêe heengaan, om het
-ocr page 62-
48
drankje n". 3, volgens het opgegeven gebruik, in te
nemen, 20 grein chinine gebruikt en is nu meer in
staat den vijand het hoofd te bieden. Komt er nu
al geen verheffing van koorts, men gevoelt zich echter
nog ziek, afgemat en moedeloos; het suist en waait
in het hoofd. Uit laatste verschijnsel komt van de
chinine en is een goed teeken. Dikwijls ontstaat ver-
stopping, somtijds diarrhée. Bij verstopping geve
men een weinig poeder van rhabarber, zoo als onder
n°. 5 is opgegeven, en dat wel om de 5 uren, tot dat
er ontlasting volgt; bij diarrhée voege men bij de
chininedrank 20 droppels laudanum. Is nu de drank
n". 3 gebruikt, dan kan men, als de koorts weg of
verminderd is, kleiner giften chinine toedienen ; men
geve nu den drank n". 1 en late dien volgens bet
voorschrift om de 2 uren, later 4 maal daags, gebrui-
ken. In het herstellingstijdperk is tevens het ge-
bruik van bouillon en een glas wijn aan te bevelen;
de eerste acht dagen na de koorts maer men geen
gewonen scheepskost gebruiken.
Gele koorts.
De nederlanders (en het zijn er niet weinigen, die
onze west-indische bezittingen hebben bezocht) zullen
wel in de gelegenheid geweest zijn lijders aan gele
koorts te zien, of hebben zeker over die gevreesde
ziekte veel gehoord; en daar het wel voorkomt, dat
deze koorts na het vertrek, dus in volle zee, uitbreekt,
kan ik haar niet met stilzwijgen voorbijgaan. Breekt
-ocr page 63-
49
de ziekte uit vóór het vertrek, dan moet men zich
haasten de lijders in een hospitaal te doen opnemen
of hen op eene andere wijze van boord te verwij-
deren.
Over gele koorts zijn stapels boeken geschreven,
waarin de oorzaak dier ziekte op zóó vele verschil-
lende wijzen wordt opgegeven, dat hieruit slechts
blijkt, hoe weinig men van den aard der besmetting
en uitbreiding weet. Ik zal de verschillende beschou-
wingen over dat onderwerp laten rusten, en mij ook
te dezen opzichte bepalen bij het hoofddoel van dit
werk, namelijk : de herkenningsteekenen dezer ziekte
op te geven en de wijze waarop zij, mijns inziens, moet
worden behandeld. Het is reeds een opmerkelijk ver-
schijnsel, dat deze ziekte zoo goed als nooit bezuiden
de Linie is waargenomen en evenmin benoorden 48"
N.B.; in de West-Jndiën en op de Noordkust van
Zuid-Amerika wordt zij het meest waargenomen; maar
ze is ook gezien te Gibraltar, Marseille, Baltimore,
Rio Janeiro en op zeer vele andere plaatsen tusschen
de Linie en 48° N.B. De zeeman is dus dikwijls in
de gelegenheid door haar aangetast te worden.
Tot de herkenning dezer ziekte dient men te wc-
ten, of op de plaats, die men bezoekt of bezocht
heeft, gele koorts aanwezig is. In den regel heeft men
de volgende verschijnselen: de lijder, bij wien de
koorts zal uitbreken, gevoelt zich van I tot 3 dagen
onrustig, eenigzins gejaagd, koortsachtig, heeft pijn in
de maagstreek, in den rug en de lendenen; er is stoel-
verstopping, hoofdpijn, slapeloosheid, misselijkheid; hij
heeft eene eigenaardige uitdrukking van schrik op
het gelaat, de tong is in het midden wit beslagen
en aan de randen rood, de oogen zijn gevoelig voor
het licht; daarop volgt een korte tijd, dat de koorts
eenigzins nalaat en men zich vleit met de herstelling.
8
-ocr page 64-
50
Spoedig echter (na verloop van 12 tot 24 uren)
is die hoop verdwenen; de huid wordt koud en
geel, de pols klein en ledig, er ontstaat hevige pijn
in den buik, braking van op koffie gelijkende
stof of ook wel van zuiver bloed; de pislozing is
belemmerd en de ontlasting ziet er uit als teer;
men krijgt bloeding van de slijmvliezen, dikwijls nog
hier en daar gezwellen, en eindelijk volgt de dood
door uitputting. De verspreiding dezer ziekte wordt
door langdurige warmte en vochtigheid sterk be-
vorderd.
Zoo als men uit het opgenoemde zal opgemerkt
hebben, is deze koorts hoogst gevaarlijk; de kans van
genezing is dan ook zeer gering. Hoe langer de
lijder de ziekte weerstaat, des te meer kans heeft hij
het leven te behouden. Zij die den 7den dag na het
uitbreken der ziekte bereiken hebben reeds veel kans
op genezing. De meeste gevallen loopen echter, in-
dien de epidemie een kwaadaardig karakter heeft,
den 4den of 5den dag doodelijk af. Men heeft ge-
zien, dat in streken waar die koorts heerscht eene
tusschenpoozende koorts in gele koorts overging en
ook omgekeerd, en berekend, dat bij een kwaadaar-
dige epidemie twee derden der aangestasten bezwij-
ken, en bij eene minder hevige één derde.
Ik ben nu aan het moeielijkste gedeelte van dit
hoofdstuk gekomen, namelijk de vraag; hoe moeten
de lijders aan gele koorts worden behandeld? Men
heeft in vroegeren en lateren tijd verschillende wijzen
van behandeling beproefd, zonder tot een vast stelsel
te geraken; zoodat er letterlijk verwarring bestond.
De eene gaf kwik, de andere deed aderlatingen, een
derde beval koude, een vierde warme baden. Aller-
lei soort van medicijnen, zelfs die welke lijnrecht te-
genover elkander stonden, werden aanbevolen. Thans
-ocr page 65-
51
is er wel meer eenheid gekomen in de behandeling;
doch de ziekte is zoo samengesteld, dat zij aan boord
moeielijk te behandelen is; vooral, indien die behan-
deling niet door een goed geneeskundige wordt geleid.
Tk zal eerst opgeven, hoe men moet handelen, wan-
neer men op plaatsen, waar gele koorts heerscht, ver-
blijf houdt, om vervolgens eenigen raad te geven bij
het uitbreken der koorts aan boord.
Men is het tegenwoordig vrij algemeen eens, dat
de gele koorts niet besmettelijk is, dat wil zeggen:
de lijder aan gele koorts is niet besmettelijk, maar
wel de plaats waar die koorts heerscht. Even als bij
tusschenpoozende en nalatende koortsen, wordt ook
deze koorts opgewekt door smetstof (koortsmiasma),
die het bloed bederft, maar waarvan de ware aard
onbekend is.
Zoo mogelijk vermijde men de besmette plaats, en wie
dat niet kan, moet zorgen voor goede voeding, zich
volstrekt niet overgeven aan buitensporigheden, wol
of flanel dragen, en eenmaal daags geheel het lichaam
wasschen met azijn en water. Vooral moet het schip
dagelijks gelucht worden en zoo ver mogelijk van den
wal ten anker liggen. Hoewel ik in \'t algemeen
zeer tegen bloedontlastingen ben, zoo schijnt men
toch in deze ziekte bij jonge, volbloedige menschen
daarvan in het eerste tijdperk veel nut gezien te heb-
ben ; en daar men nu in die streken bijna overal bloed-
zuigers bekomen kan, is het raadzaam, wanneer men
vreest lijders aan gele koorts aan boord te zullen heb-
ben, zich ruim daarvan te voorzien. Alles samenge-
nomen geloof ik, dat men het best zal handelen door
in den beginne bij een volbloedigen lijder 8 bloed-
zuigers op de maag en de bovenbuikstreek te zetten,
waardoor waarschijnlijk de pijn in die streek zal ver-
minderen; als de bloedzuigers afgevallen zijn, onder»
-ocr page 66-
52
houdc men de nabloeding nog eenen korten tijd
door het opleggen van warme, natte doeken. Als
drank geve men zuurachtige mengsels van water
met suiker en citroen of, bij gebrek van de laatste,
met azijn.
Aan boord, waar de warmte in die gewesten zoo
verstikkend kan zijn, is het noodzakelijk den patiënt
om de 4 uren mot water en azijn het geheele lichaam
te wasschen; de inboorlingen hebben daarvan groot
nut gezien, maar doen dat met doorgesnedene citroe»
nen, die ik dan ook, als zij aan boord zijn, boven
den azijn zou verkiezen. Het hoofd moet voortdu-
rend zoo koel mogelijk gehouden worden; bij hevige
hoofdpijn, kan men een paar bloedzuigers aan de sla-
pen zetten. Een van de lastigste verschijnselen in
deze ziekte is het braken. In de hospitalen geeft
men daartegen ijspillen (dat is stukjes ijs); ook van
den opium heeft men tegen het braken goede gevol-
gen gezien.
Uit het bovenstaande heeft men opgemerkt, dat er
in deze ziekte ecne soort van tusschenpoozing is, en
dat de lijder 1, 2 of 3 dagen na het uitbreken der
koorts zich iets beter gevoelt; van dat tijdperk moet
gebruik gemaakt worden om hem den koortsdrank
n\'. 3 toe te dienen; doch, omdat er meestal braking
bestaat, voege men er één scrupel, dat is 20 drop-
pels, laudanum bij, waardoor dikwijls de gevoeligheid
der maag eenigzins wordt verminderd. Bestaat er hard-
nekkige verstopping, dan zette men een lavement,
zooals op de receptenlijst onder n°. 6 is opgegeven;
bij te veel ontlasting, geve men den drank n°. 7;
bij bloeding uit den mond, de mondspoeling of den
gorgeldrank n°. 8, en vervolgens nog eens bovenge-
noemden koortsdrank. Bespeurt men eenige beter-
schap, dan kan men den drank n". I nog eens geven
-ocr page 67-
53
volgeus voorschrift, later nog eens 4 maal daags I
lepel, ter ondersteuning der krachten.
Van al de schrijvers van vroegeren tijd, komt Jórg,
die in 1851 te Leipzig over deze ziekte iets uitgaf,
het meest met de latere beschouwing der genceskun-
digen overeen. Hij verwerpt de vroeger gebruikelijke
aanwending der kwikmiddelen en dringt sterk aan op
het gebruik van groote hoeveelheden chinine.
Licht voedsel, een paar glazen wijn en matige bcwe-
ging gedurende het herstollingstijdperk zijn aangewe-
zen. Men brenge dikwijls door de koelzeilen versche
lucht in het schip, doch zorge, dat de patiënt niet
juist op den tocht ligt.
Aziatische cholera.
Zoowel als de gele koorts, kunnen zich ook, na
het uitzeilen, gevallen van cholera voordoen; vooral,
indien men uit eene besmette plaats komt. Gelijk
men aan den naam ziet, is het vaderland van deze
ziekte Azië; ze is echter niet, als de gele koorts, door
breedte of lengte beperkt, maar bezoekt de geheele
wereld. Ze heeft in de laatste jaren zoo dikwijls ook
ons vaderland bezocht, dat de verschijnselen bijna
algemeen bekend zijn. Sedert 40 jaren zoekt men
echter te vergeefs naar geneesmiddelen, die in dezen
goede uitkomsten geven. De hoofdzaak ook hier is
de ziekte te voorkomen, of, zoo zij bestaat, haar ver-
nielcnd karakter tegen te gaan. De eerste verschijn-
selen van cholera zijn: vermeerderde en dunne out»
-ocr page 68-
54
lasting, de volgende braken, pijnlijke krampen aan de
kuiten en in den buik, moeielijke of geheel onderdrukte
pisloozing, enz. Eindelijk komt het tijdperk van koude,
waarbij de pols klein en draadvormig wordt en de huid
op het gevoel wasachtig. De huidplooi, dien men maakt,
blijft staan, terwijl tong en adem ijskoud zijn. Dit
zijn hoofdzakelijk de verschijnselen, doch deze zijn niet
altijd aanwezig; men heeft lijders aan cholera zonder
kramp en zonder braken zien sterven. Bij het eerste
verschijnsel der ziekte, de diarrhée, geve men onmiddel-
lijk den drank n°. 7, waarbij men 6 druppels pe-
permuntolie voegt, welke olie eerst goed door de poe-
der wordt gewreven, daar zij zich anders niet ver-
bindt. Als men er spoedig bij is, kan men dikwijls
door het tegengaan der meerdere ontlasting de cholera
voorkomen. Om de krampen te verzachten, moet men
de aangedane deelen sterk wrijven. Tot opwekking
der warmte en om den bloedsomloop te herstellen,
moet de huid met een flanellen lap, nat gemaakt in
warmen brandewijn of rum, sterk worden gewreven;
tevens kan men den lijder alsdan ook inwendig een
weinig rum toedienen. Als drank geve men gort- of
rijstwater. (*)
Ziedaar gewis eene zeer eenvoudige behandeling van
cholera, waarop door sommige geneeskundigen wellicht
veel aanmerking gemaakt zal worden; doch men moet
vooreerst bedenken, dat men hier aan boord is, en
ten tweede, dat de behandeling niet door een genees»
kundige wordt geleid; bovendien is mij het bewijs
nog niet geleverd, dat een andere geneeswijze betere
uitkomsten gaf. De volgende algemeene voorschriften
zijn echter van groot belang: bij het heerschen der
cholera volge men zijn gewonen leefregel (namelijk als
(\') Ook het ruim gebruik van sherry is nuttig bevonden.
-ocr page 69-
55
men matig is); wie gewoon is een borrel te drinken,
moet dat volhouden, maar zorgen zich niet te buiten
te gaan; want daardoor kan diarrhée ontstaan, en hier-
voor moet men zicli wachten. Men ete dus ook geen
kost, waarvan men bij ondervinding weet dat diarrhée
het gevolg is. Verkoeling van voeten en buik is na-
deelig. Zindelijkheid en luchtverversching zijn hoofd-
zaken. De cholera-patient is niet besmettelijk, maar
wel de uitwerpselen; het braaksel of de ontlasting
worden dus dadelijk over boord geworpen en de pot
goed schoongemaakt; zelfs buiten boord mag niets van
die stoffen blijven zitten; men zwabbere dat af en
spoele den zwabber met zorg uit. Op de plaats waar
de zieke ligt plaatse men een bord met chloorkalk
en water, welk mengsel nu en dan wordt omgeroerd,
en waarbij men ook wel een weinig azijn kan voegen.
Als de lijder herstelt, moet men zeer voorzichtig zijn;
het gebruik van rijst, bouillon en goeden wijn is aan-
gewezen, doch in kleine hoeveelheden, omdat wellicht
op nieuw diarrhée kan ontstaan. Is de deken of de
matras eenigzins bevuild, dan moet die terstond uit-
gewasschen en met zoet water, met bijvoeging van
wat chloorwater, uitgespoeld worden.
Zenuwkoorts (Typhus),
ook genaamd Zenuw-Zinkingkoorts.
Onder de ziekten, waarbij de wijze van behandeling
zeer veel verschilt bij vroeger, behoort de zenuwkoorts.
-ocr page 70-
56
Er is een tijd geweest, dat men niet liet minste be-
grip van die ziekte had, en de toegepaste geneeswijze
wel het bewijs leverde, dal sommige gestellen veel
konden uitstaan zonder te bezwijken.
Hetgeen men vroeger noemde scheepskoorts, leger-
koorts en gevangeniskoorts was niets anders dan de-*
zelfde ziekte: typhus. Deze ziekte (ofschoon zij het
meest voorkomt in Europa) treft men overal aan,
waar menschen wonen; ze stoort zich niet aan kli-
maat of jaargetijde; ze komt echter meer voor in
koude klimaten en in den winter. Zij ontstaat door
bedorven lucht, en dus ook daar waar veel menschen
in weinig ruimte samenwonen en waar verversching
van lucht wordt verzuimd. Verder geeft het verrot-
ten van menschelijke en dierlijke uitwerpselen tot haar
ontstaan aanleiding. Een lijder aan typhus kan de
geheele equipage aansteken; alzoo is deze ziekte zon-
der twijfel besmettelijk. Vroeger werd zij, met de
scheurbuik en de dyssenterie, door de schrijvers over
scheepsgeneeskunde, als de 3 ziekten beschreven,
welke het meest aan boord voorkomen. Gelukkig,
en dank zij der betere toepassing van de scheepsge-
zondheidsleer, is dit nu niet meer het geval. De
herkenning van typhus is in het begin moeielijk:
in den regel komt die ziekte niet plotseling op, maar
gevoelt de lijder zich eenige dagen te voren onwel;
vervolgens komen er huiveringen, en gevoelt men dan
koude, dan hitte; de patiënt is droefgeestig, lijdt aan
hoofdpijn en lichte duizelingen, is koortsig, terwijl de
pols zeer veranderlijk is: dan eens langzaam, dan eens
snel, in \'t algemeen klein en week.
Bij het voortgaan der ziekte, volgt ijlhoofdigheid
of slaapzucht; de huid is heet; er bestaat dorst; het
aangezicht is opgezet; men kan het licht niet ver-
dragen; de lijders droomen, zonder te slapen. Niet
-ocr page 71-
57
zelden komen er op het lichaam vlekken; de lijder
plukt aan de dekens en is soms zeer wild en on-
handelbaar. Andere koortsen hebben een sneller be-
loop en gaan eindelijk af; bij zenuwkoorts neemt de
ziekte steeds toe. Tn \'t algemeen heeft men in deze
koorts veel tegenspraak der verschijnselen; zoo kan
b. v. de patiënt zich vrij wel gevoelen en tevens den
dood nabij zijn.
Ziedaar eenige verschijnselen, die tot de herkenning
kunnen leiden. Bij eenigen twijfel komt men later
toch tot de overtuiging van met typhus te doen te
hebben, vooral door den langen duur der ziekte. Het
einde is óf genezing, of de dood door uitputting,
zenuwberoerte, ontsteking van ingewanden, of rotach-
tige ontbinding.
Een gunstige verandering in de ziekte kan plaats
hebben van den 7den tot den 288ten dag; bereikt
men den 218ten dag, dan is de kans van herstel groot.
De ziekte wordt nog onderscheiden, naar het deel dat
zij bijzonder heeft aangetast, in: buiktyphus, borst-
typhus, hersentyphus en petechiaal- of vlektyphus.
Daar er tot heden geen middel bekend is, waar-
door deze ziekte kan worden onderdrukt, is de hoofd-
zaak der behandeling, dat men de bijkomende ver-
schijnselen bestrijde en de besmetting tracht te weren.
In de eerste plaats zorge men voor zuivere lucht
en ligging: dit zijn de hoofdvoorwaarden voor de ge-
nezing. Over de zuivering der lucht is al meermalen
gesproken en kan dit dus als bekend ondersteld worden.
Zuivere ligging is aan boord, waar ieder man zijn
eigen dekens en kussens heeft, zonder meer, en waar
lakens vóór den grooten mast tot de zeldzaamheden
behooren, moeielijker; dikwijls toch gebeurt het, dat de
lijders onwillekeurige pisloozing en ontlasting hebben.
Bovendien, zoo als ik reeds vroeger aanmerkte, het
8*
-ocr page 72-
58
zweet wordt door de dekeu opgenomen en kan op
nieuw aanleiding tot besmetting geven. Wanneer er
dus van achteruit geene lakens voor zulk een patiënt
kunnen gemist worden, stel ik voor: vierkante lappen
van het dunste zeildoek onder en ook boven den
patiënt te leggen en, als deze vuil of bemorst zijn,
ze telkens te verwisselen. Voor overlading der maag
moet ten strengste gezorgd worden. Rijst, lichte soep
van vleesch of vleesch-extract zij de hoofdkost. Te-
gen den dorst geve men helder water en tevens den
onder n". 4 opgegeven zuren drank. Men heeft op-
gemerkt, dat de minerale zuren in deze ziekte goed
werken. Dikwijls geneest de zieke onder deze een-
voudi^e behandeling. Dagelijks moet het lichaam
van den lijder met water en azijn worden gewasschen;
\'t welk de onaangename hitte voor den patiënt zeer
vermindert. In de laatste tijden zijn de koude baden
in deze ziekte sterk aanbevolen; vooral in Duitsch-
land heeft de aanwending daarvan reeds grooten
naam verworven; ook hier zal de statistiek later uit-
spraak doen.
De chinine kan deze koorts niet wegnemen; doch,
wanneer op bepaalde tijden de koorts verergert, kan
men, bij wijze van proefneming, in den goeden
tusschentijd den drank n°. 3 toedienen. Ziet men
daarvan eenig goed gevolg, dan herhale men het ge-
bruik van dien drank de volgende keer; dikwijls zal
men daardoor den loop der ziekte bekorten. Tegen
de hoofdpijn legge men koude doeken op het hoofd;
is die pijn hevig en de patiënt jong en bloedrijk, dan
een paar bloedzuigers aan de slapen. Bij hevige
diarrhée diene men den drank n°. 7 toe; blijft de
ontlasting meer dan tweemaal 24 uren weg, dan geve
men een eetlepel Oleum Bicini.
Nu kan het zijn, dat er dagen lang woeste ijlhoof*
-ocr page 73-
50
digheid bestaat; in dat geval geve men in eens 12
grein Pulvis doveri. Bestaat er echter groote zwakte,
dan kan aan den lijder 2 maal daags een glas wijn
worden toegediend. Herstellende, blijft de patiënt
lang zwak en moet er veel zorg voor den leefregel
gedragen worden.
Ik zou hier kunnen eindigen, ware het niet, dat
zich in deze ziekte dikwijls het lastige gebrek van
doorliggen voordeed. Om zulks in deze en in andere
langdurige ziekten te voorkomen, moet men de grootste
zindelijkheid in acht nemen en den patiënt dikwijls
van ligging doen veranderen; de roode vlekken moe-
ten met water en brandewijn 4 maal daags worden
gewasschen, terwijl men den lijder een positie moet
geven, waarbij de aangetaste plaats niet of zoo wei-
nig mogelijk gedrukt wordt. Is het vel er af, dan
bedekke men de wond met pluksel of een stukje lin-
nen, nat gemaakt met de wassching opgegeven on-
der n°. 9.
Verkoudingsziekte,
Rheumatisvhe koorts, Katarrhale koorts.
Deze ziekte ontstaat door de inwerking der tem-
peratuur, door wind, tocht, vochtigheid der lucht en
snelle verplaatsing van warmer naar koeler plaats.
Dat de zeeman aan deze ziekte nog al blootgesteld
is, zal wel niet behoeven gezegd te worden. Zijn ge-
hard gestel echter heeft minder vatbaarheid voor die
-ocr page 74-
(iO
ziekte, dan zulks bij bewoners van het land het ge-
val is; intusschen komen toch dikwijls deze aandoe-
ningen aan boord voor.
Van rheumatischen aard noemt men de ongesteld-
heid, waarbij men pijn heeft in de gewrichten of in
de spieren, en van hatarrhalen aard, als de slijmvlie-
zen zijn aangedaan, welk laatste zich openbaart door
hoesten, niezen, betraande oogen, afscheiding van veel
slijm uit den neus, in één woord : door de gewone
verkoudheid. Deze aandoeningen zijn in den regel
van lichten aard en genezen zelfs zonder eenige hulp.
Bij uitzondering nemen echter deze ziekten wel eens
een ernstig karakter aan; zoo is daarbij b. v. koorts
geen zeldzaam verschijnsel. De voorafgegane oorzaken,
de zichtbare verschijnselen van verkoudheid, de pijn-
lijkheid in de leden of sommige spieren doen deze
koorts gemakkelijk als van katarrhalen of rheumati-
schen aard herkennen. Somtijds heerscht deze ziekte
algemeen. Op ongeveer 10° Z. B. zag ik eens, dat
aan boord van het fregat Koningin der Nederlanden,
waarop ik toen geplaatst was, de geheele equipage
door verkoudheid werd aangetast. De behandeling
bestaat in zich te ontzien voor nieuwe prikkeling,
door zich warm te kleeden. Is er koorts, dan gaat
men ter kooi en drinke kamillenthee om de uitwase-
ming te bevorderen. Blijft de huid droog, dan doen
de poeders onder n°. 11 goede diensten. Tegen den
hoest kan men gortwater met suiker als drank geven
en de onder n°. 14 voorgeschrevene poeders. Bij
rheumatische aandoening van den rug, schouder of
eenig ander deel, late men sterk inwrijven met le-
nimentum volatile, onder n*. 12.
De rheumatische aandoening kan zich ook voorna-
meiijk op de gewrichten vestigen. Gedurende de 5
reizen die ik maakte, kwam die ongesteldheid twee-
-ocr page 75-
61
maal voor. Ik gevoel mij dus verplicht eenige kentee-
kenen hiervan op te geven, opdat men zich in den
aard der ziekte niet vergisse. Menschen in de kracht
van het leven staan het meest voor deze ziekte bloot.
De patiënt heeft vrij hevige koorts, met al de ver-
schijnselen daaraan verbonden, maar bovendien stijf-
heid in de gewrichten; meestal worden die der on-
derste leden het eerst aangetast; somtijds blijft geen
gewricht vrij, en kunnen zelfs die der wervelkolom wor-
den aangedaan. De zwelling, welke hierbij gewoonlijk
ontstaat, is dan eens aanzienlijker, dan eens geringer,
maar elke beweging doet hevige pijn; de aandoening
plaatst zich dan op het eene dan op het andere ge-
wricht. In den regel verheft zich de koorts \'s avonds en
laat \'s morgens een weinig na; als de pijnen zeer hevig
zijn, doet zich een zuur riekend zweet voor, waardoor
evenwel de pijn niet afneemt; er bestaan soms daarbij
ook verschijnselen van overladen maag, of er is ver-
stopping aanwezig.
Een aangetast gewricht is meestal 5 dagen pijnlijk,
waarvan de eerste 3 dagen het ergst; vervolgens
neemt de zwelling af. De ziekte kan gevaarlijk wor-
den door verplaatsing op het hart of op andere
edele ingewanden. Minstens drie weken verloopen er,
vóór de patiënt hersteld is.
De behandeling komt op het volgende neer: de
zieke moet zeer rustig liggen; tegen den dorst ver-
koelenden drank drinken, dat is : koud water, of, als
men het heeft, limonade of seltzerwater. Het hoofd
moet nat gehouden worden. De spijzen moeten zeer
licht zijn, en bij verstopping zorge men voor ontlas-
ting. De aangedane gewrichten worden met koude
omslagen behandeld, tot de pijn vermindert. Bij he-
vige pijn, vooral des avonds, geve men 10 grein pul-
vis doveri in eens, welke gift men kan herhalen, in-
-ocr page 76-
62
dien de piju na verloop van 2 uren niet verminderd
is. Van het begin der ziekte, geve men den onder
n°. 13 opgegeven drank, waardoor tevens waarschijn-
lijk open lijf wordt gehouden.
Gastrische- of Galkoorts.
De verschijnselen zijn : vrij hevige koorts met veel
pijn in het voorhoofd, witgele tong, geen eetlust,
vuile smaak in den mond, trek naar zuur, afkeer van
vleesch en koffie, somtijds braken en diarrhée.
De koorts verheft zich meestal \'s avonds en neemt
\'s morgens af; dikwijls zijn de oogen en het aange-
zicht eenigzins geel en is de maagstreek gevoelig.
De ziekte kan, na braken en afgaan, in een paar
dagen genezen; de overgang van deze koorts in tus-
schenpoozende, aanhoudende of zenuwkoorts is niet
zeldzaam. De galkoorts komt in ons vaderland het
meest voor in Augustus en September. De zeeman
wordt in warme landen er veel door aangetast, terwijl
ze ook algemeen kan heerschen.
Waarschijnlijk wordt ook deze koorts door zekere
smetstof of miasma teweeg gebracht.
Als men nu de overtuiging heeft, met galkoorts te
doen te hebben, wordt de behandeling gewijzigd naar
de verschijnselen; heeft de lijder reeds veel gebraakt of
ontlasting gehad, dan kan men met een zacht afvoerend
middel volstaan, maar is er misselijkheid, neiging tot
braken of looze braking, dan diene men dadelijk het
-ocr page 77-
63
braakmiddel onder n". 15 toe en late warm water
drinken (*).
Heeft er braking plaats gehad, en gevoelt de lijder
zich verlicht, dan geve men den drank n°. 16.
Bestaan de bovengenoemde verschijnselen, doch zon-
der misselijkheid of looze braking, dan moet liet
braakmiddel niet worden aangewend, maar trachte
men de afscheiding langs den natuurlijken weg te
bevorderen, waartoe de drank onder n6. 16 of ook
wel het laxeermiddel onder n°. 5 voldoende is.
Dewijl de lijder veel trek heeft in zuur, geve men
hem limonade, of, zoo die niet aan boord is, den zu-
ren drank onder n°. 4. Het voedsel moet licht zijn:
rijst met bessensap is voor deze patiënten het ge-
schiktste voedsel.
Gaat de galkoorts over in tusschenpoozende koorts,
dan geve men onmiddellijk den chininedrank onder
n°. 1; bij beterschap vermijde men nog eenigen tijd
te vast voedsel.
Scheurbuik.
Gedurende de 5 reizen, die ik naar Indië maakte,
kwam die aandoening bij ons aan boord nooit voor.
Eens slechts was ik in de gelegenheid, die ziekte in
(\') In \'t onzekere, of men met een tnaagkatarrh, met galkoorts of
misschien met een beginnende typhus Ie doen heeft, diene men niets
dan lauwe en verzachtende dranken, soms met een licht zuur vcr-
mcngd, toe. Hierdoor zal men evenzeer zijn doel bereiken, en in ;il-
len gevalle niet schaden.
-ocr page 78-
1)4
al hare verschrikkelijkheid te zien; het was namelijk
op de hoogte van de Kaap de Goede Hoop, waar
mijne hulp ingeroepen werd op een spaansch schip,
dat van Manilla kwam en waar 16 man van de 21
waren aangetast. Al dadelijk bleek het mij, dat die
ziekte daar aan boord haar ontstaan verschuldigd was
aan gebrek aan goed voedsel, onzindelijkheid en be-
dorven lucht. Terwijl deze drie voor de gezondheid
zoo schadelijke invloeden aan boord van hollandsche
schepen tegenwoordig zeldzaam voorkomen, is het ook
duidelijk, dat die ziekte, vroeger zoo algemeen, thans
bijna verdwenen is. Zij ontstaat voornamelijk door
langdurig gemis van versch voedsel, terwijl treurigheid
en eene langdurige reis hare ontwikkeling zeer be-
vorderen.
De verschijnselen zijn: neerslachtigheid, onverschil-
ligheid, angst, matheid, afneming van krachten en
bleeke gelaatskleur; het tandvleesch wordt sponsach-
tig en bloedt bij aanraking; de tanden staan los; op
de huid ziet men hier en daar blauwe plekken; de
lijder heeft in verschillende deelen vliegende pijnen,
somtijds neusbloeding; eindelijk worden de blauwe
plekken open wonden. De verschijnselen doen zich
niet altijd te gelijk voor, maar hangen af van den
graad waarin men is aangetast.
De hoofdzaak is alles aan te wenden om deze
ziekte te voorkomen, waartoe men geraken kan door
de scheeps-gezondheidsleer toe te passen.
Is zij eenmaal uitgebroken, dan zorge men voor
de grootste zindelijkheid der lijders. Het logies worde
droog gehouden en zooveel mogelijk gelucht, de pa-
tienten moeten op het dek komen en, hoe zij er ook
tegen opzien, beweging nemen; nimmer mogen zij
zich afzonderen en aan hunne droefgeestige stemming
toegeven.
-ocr page 79-
65
Ter genezing dezer ziekte is voornamelijk zuur aan*
gewezen: citroenen, china\'sappelen en andere saprijke
vruchten werken zeer heilzaam. Deze heeft men even-
wel niet altijd aan boord, maar men kan zorgen ci-
troensap, goed bier, ingelegd zuur, wijn en zuurkool
te hebben j door welke middelen men met vrucht deze
ziekte kan bestrijden.
Een der beste middelen tegen de scheurbuik is het
gebruik van rauwe aardappelen: deze worden ge-
raspt, uitgeperst en het sap vermengd met witte sui-
ker. Daarvan diene men 4 maal daags een lepel
toe, en legge na uitpersing van de aardappelen het
overgeblevene op de opene plekken die er mogten zijn.
Van deze geneeswijze zag ik op bovengenoemd schip,
dat eenige dagen bij ons bleef, binnen \'6 dagen reeds
gunstige uitkomsten. Verder kan men tegen de bloe-
ding en andere aandoeningen van mond- en tandvleesch
de mondspoeling onder n°. 17 geven.
Roode loop (dyssenterie), ook persloop.
Men is het tegenwoordig vrij wel eens, dat ook de
roode loop ontstaat door opname van smetstof in het
bloed. Iets eigenaardigs in deze ziekte is, dat hoofd-
zakelijk het onderste gedeelte van het darmkanaal,
en wel voornamelijk het slijmvlies van den dikken
darm, wordt aangetast. De zeelieden, die meermalen
in O.-Indië geweest zijn, hebben zeker die gevreesde
ziekte wel eens bijgewoond.
Afwisseling van warmte en vochtigheid, de nabij*
-ocr page 80-
66
heirl van moerassen, opeenhooping van veel menschen
in kleine ruimte, gebrek aan goede voeding en klee-
ding, dronkenscliap, uitspattingen, het gebruik van on-
rijpe vruchten en verstopping bevorderen hare ont-
wikkeling.
De verschijnselen dezer ziekte zijn: hevige snij-
dingen in den buik (waarbij dunne ontlasting, eerst
van drekstoflen, later van slijm en bloed). De aan-
drang tot ontlasting kan 20 maal in het uur plaats
hebben; er is koorts, veel dorst en ook honger. Dit
laatste verschijnsel is des te onaangenamer, omdat het
gebruik van het minste voedsel den toestand verergert.
Rijst- of gortwater moet het eenige voedsel van den
patiënt zijn.
Even als tegen andere belangrijke ziekten, zijn er
ook tegen den rooden loop ontelbare middelen aan-
bevolen; nu eens werd dit dan dat middel als speci-
fiek werkend aanbevolen; de ondervinding heeft echter
geleerd, dat men tegen den rooden loop tot nog toe
geen specifiek middel heeft gevonden, zooals b. v. de
chinine tegen de koorts. Ik zal mij daarom bepalen
tot het opgeven van die middelen, welke, in verband
met den toestand van den patiënt, zich het nuttigst
hebben betoond. Daar de ziekte in den regel met
diarrhée begint, geve men terstond den drank n°. 7,
zende den lijder naar kooi en onthoude hem alle vast
voedsel. Volgt er nu geen beterschap en is de lijder
jong, dan beproeve men, of er bij zacht doch diep
doordringend drukken op den onderbuik verhoogde
pijn ontstaat. Is die pijn in dat geval nog al be-
langrijk, dan zette men 6 bloedzuigers op den onder-
buik, en onderhoude de nabloeding door op de wond-
jes in warm water gedoopte flanellen of wollen lappen
te leggen. Volgt er nu geen beterschap, dan moet
de drank onder n". 18, met 6 ons warm water ver-
-ocr page 81-
67
(limd, bij hoeveelheden van 3 ons om het uur, bij
wijze van lavement, worden ingespoten. Is er bloeding
uit den endeldarm of het zoogenaamde fondament,
zonder persing, dan legge men koude omslagen op den
buik en zette kleine lavementen met koud water. Bij
braking geve men om het uur i eierlepel van het
medicament onder n°. lü. Vroeger werden in deze
ziekte ontzettende hoeveelheden calomel gebruikt;
doch er is geen bewijs, dat door het gebruik van ca
lomel de uitkomsten gunstiger waren; wel bewijzen
van het tegendeel.
Heeft men de overtuiging, dat de ontlaste stoften
geen drekstofi\'en bevatten, maar alleen bestaan uit
bloed en slijm, dan moet men l\'/j lepel ricinus-olie
in eens toedienen. Komen er cenigc verschijnselen
van beterschap, doch is de ontlasting nog te druk,
dan geve men den drank onder n°. 7: in welk geval
de daarin voorkomende catechu zeer goed werkt. Ik
geloof, dat men door op bovengenoemde wijze te
handelen de beste uitkomsten zal verkrijgen. Aan
boord van het fregat de Stad Tiel werden door mij
te Pangool, op de zuidkust van Java, 14 lijders aan
dyssenterie volgens opgegeven wijze behandeld, van
welke er 13 herstelden. Bij eenige beterschap moet
de grootste zorg voor het dieet worden gedragen; bij
de minste onvoorzichtigheid stort de lijder in en staan
de kansen van genezing gelijk 0; de ingewanden zijn
zoo gevoelig, dat ze bijna niets kunnen verdragen.
Rijst, goed gaar gekookte kippen, soep of bouillon
van Liebig\'s vleesch-extract is de aangewezen kost,
doch altijd bij kleine hoeveelheden. Het is van veel
belang te zorgen, dat steeds de buik door wol of lla-
nel gedekt zij.
-ocr page 82-
bS
Buikloop (Diarrhée).
Deze aandoening komt bij zeelieden dikwijls voor,
\'t zij door het vatten van koude of voornamelijk door
het ongeregeld leven aan wal voor het uitzeilen; ook
in vreemde havens door het zoogenaamde passagieren,
het overtollig eten van vruchten en andere misslagen
in den leefregel. De ontlasting bij die ongesteldheid
is dun, waterachtig en meestal vergezeld van buik-
pijn. Het zal voldoende zijn ter genezing, den lijder
rust te geven en den salebdrank onder n". 18 of den
drank onder n°. 7 voor te schrijven j met dien ver-
stande dat men, naarmate de ontlasting vermindert,
in plaats van om het uur, om de 2 of 3 uren van
het bovengenoemde ingeve. Gedurende de ongesteld-
heid moet de voeding uit rijst bestaan.
Buikverstopping.
Meiisclien die voortdurend aan verstopping lijden
moeten veel beweging nemen en \'s morgens een half
glas zeewater drinken; voorts kan men ter opheffing
daarvan de rhabarber n°. 5, den drank n°. 16,
ricinus-olie of lavementen aanwenden.
-ocr page 83-
09
Koliek.
Krampkoliek.
Bovengenoemde ziekte komt aan boord nog al eens
voor.
De bekende zorgeloosheid van de zeelieden omtrent
hunne gezondheid, het vatten van koude, het niet
dragen van wol of flanel, het bijna naakt slapen op
het dek des nachts, uitspattingen aan den wal en
meer andere oorzaken kunnen koliek opwekken. Zoo
zegt Copland, dat liet gebruik van varkensvleesch,
gekookt kort nadat het geslacht is, vooral in heete
luchtstreken aanleiding tot koliek kan geven.
De verschijnselen zijn vrij duidelijk en komen op
het. volgende neer: in de navelstreek heeft de lij-
der scheurende, samensnoerende of vastzittende pij-
nen, die zoo hevig kunnen worden, dat de patiënt
angstig ineenkrimpt. Hij heeft neiging met zijn
buik ergens op te gaan liggen, en hierin vinden wij
een voornaam herkenningsteeken dezer ziekte. Bij
ontsteking toch doet de minste drukking op den buik
pijn: bij koliek wendt de patiënt drukking aan om
de pijn te verzachten. Ook is bij koliek de pijn nu
eens minder dan eens meer, en dit levert ook het
bewijs, dat men met zenuwpijn of met kramp en niet
met ontsteking te doen heeft. De koliek kan van
eenige uren tot eenige dagen duren. Hoewel breu-
ken aan boord zeldzaam zijn, moet men toch bij lij—
ders aan koliek onderzoeken of zij ook een breuk
hebben; want de bovengenoemde verschijnselen doen
zich ook voor bij beklemde breuk. Is dit nu het geval
niet, dan moet de lijder naar kooi en warm worden
-ocr page 84-
70
toegedekt. Daar de koliek bijna altijd met verstop-
ping gepaard gaat, geve men dadelijk een ons ricinus-
olie in, en verwarme den buik met heet gemaakte
wollen lappen, waarin men, om niet te dikwijls ge-
noodzaakt te zijn te ververschen, een warm gemaakt
voorwerp kan wikkelen. Houdt de hevige pijn nu
nog aan, dan geve men na verloop van een uur de
onder n". 19 opgegevene droppels, met deze verande-
ring, dat men in plaats van één\' eierlepel twee om
het uur geeft. Houdt de verstopping aan, dan moet
de lijder noodzakelijk een lavement worden gezet, be-
staande uit het sop van veel witte zeep en twee
oneen ricinusolie, welke stoffen zich al roerende vol-
doende vereenigen. Men moet de gift ricinusolie en
lavement herhalen, totdat er ontlasting volgt. Is men
er toe in de gelegenheid, dan geve men den lijder
een warm bad.
Bij beterschap moet men zich goed ontzien voor
koude, natte voeten en zware spijzen, daar men an-
ders gevaar loopt op nieuw door koliek te worden
aangetast.
Darmontsteking.
Al de verschillende deelen van het darmkanaal zijn
aan ontsteking onderhevig.
De geneeskundige, voorgelicht door zijne ontleed,
kundige kennis, kan de juiste zitplaats der ontsteking
waarschijnlijk vinden en geeft er dan een naam aan,
naar dat gedeelte van het darmkanaal, \'t welk is aan-
-ocr page 85-
71
getast. Meermalen breidt zich echter de ontsteking
over aangrenzende deelen uit; en daar de verschijn-
selen en de behandeling in de verschillende gevallen
veel overeenkomst met elkander hebben en van de
lezers van dit werk geen ontlecdkundige kennis kan
gevorderd worden, besloot ik hier in geen verdeeling
te treden, maar slechts de verschijnselen en de bc-
handeling in \'t algemeen op te geven.
De ziekte komt vooral onder zeelieden en in warme
gewesten nog al eens voor, en wordt opgewekt door
het gebruik van onrijpe vruchten, misbruik van ster-
ken drank, te veel onverteerbaar voedsel, naziekte,
ophooping van harde drekstoffen, uitwendige beleedi-
gingen, het vatten van koude en andere oorzaken.
Het is dikwijls moeielijk, darmontsteking van ko-
liek te onderkennen; dikwijls gaan ook deze twee
ziektevormen in elkander over; maar er zijn toch
eenige verschijnselen die bij eenige oplettendheid het
verschil doen zien : b. v. bij koliek heeft men geen
koorts, bij darmontsteking wel; bij koliek is de pijn
afwisselend, bij darmontsteking aanhoudend; bij koliek
drukt de lijder zelfs den buik, ter vermindering van
pijn, bij darmontsteking doet de minste drukking, zelfs
de minste aanraking van den buik, de pijn toenemen; bij
darmontsteking is de buik heet, eenigzins gezwollen;
bij koliek ingetrokken; bij koliek is altijd verstopping
en de darmontsteking kan gepaard gaan met diarrhée.
Vervolgens heeft men bij darmontsteking koorts,
waarbij de pols wel zeer snel, maar klein en onder-
drukt is. De pijn is aanhoudend en neemt bij de
minste drukking toe, de pis is bruin. Ziedaar reeds
kenteekenen genoeg, om zich van den aard der ziekte
te kunnen overtuigen.
De behandeling verschilt naar de oorzaak: meent
men uit het voorafgegane te moeten denken aan ge-
-ocr page 86-
72
vatte koude, dan dekke men den lijder goed toe en
geve de poeders onder n". 11, Zijn verharde drek-
stoffen in het darmkanaal de oorzaak, \'t welk men
eenigzins kan opmaken uit de verstopping waaraan
de Tijder ook voor zijne ziekte leed, dan geve men
om het uur l lepel ricinusolie, benevens een lavement.
Is de pijn echter zeer erg, de buik opgezet en zeer ge-
voelig bij aanraking, dan zijn bloedzuigers aangewe»
zen, waarvan men op of nabij het gevoeligste punt 10
aanzette, terwijl tot onderhouding der bloeding, en tot
verzachting, een warmen vochtigen pap op den buik
wordt gelegd; vervolgens wrijve men den buik tweemaal
daags met eene hoeveelheid kwikzalf, ter grootte van
een knikker. Is er diarrhée, hetgeen hier zelden het
geval is, dan kan men de poeders n°. 11 geven. Bij
verstopping, welke wel \'t meest voorkomt, geve men
een ons ricinusolie en, zoo men hierdoor geen ont-
lasting krijgt, de poeder n". 20, welke, omdat de ca-
lomel altijd zakt, droog in den mond moet worden
genomen en vervolgens met een weinig water door-
yespocld.
Zoodra er beterschap komt, kan men den lijder
licht voedsel geven. De buik worde warm gehouden,
terwijl men zich zeer in acht moet nemen voor koude
en vochtige ochtend- en avondlucht.
Bloedbraking.
Daar het bloedbraken voor de omstanders en ook
voor den lijder een onrustwekkend verschijnsel is,
zal ik er met een enkel woord over spieken.
-ocr page 87-
73
Men kan groote hoeveelheden bloed braken, zonder
levensgevaar.
Anders is het met het bloedspuwen ; want hier
komt het bloed uit de longen.
Bij bloedbraking is het bloed donkerrood, soms
tegen zwart aan, en is het tot stukken geronnen. Is
de bloedbraking een gevolg van maagkanker of be-
dorven bloed, zooals bij gele koorts, dan is het ver-
schijnsel als gevolg van eene andere gevaarlijke ziekte
aan te merken, maar meestal is de oorzaak uitzwee-
ting van bloed in de maag, of het springen van een
bloedvat, welk laatste door buitengewone drukking op
de maag, zooals bij het reven, waar 10 man soms
het werk van 20 moeten doen, kan plaats hebben.
De behandeling dezer aandoening is zeer eenvou-
dig : men geve den lijder rust, vermijde warme dran-
ken en spijzen, en late den zuren drank onder
n°. 4 gebruiken. Wanneer hierna het verschijnsel
niet wijkt, is het inwendig gebruik van aluin aange-
wezen. Van den gorgeldrank onder n°. 8 geve men
om het uur l lepel, met dit verschil, dat men in
plaats van twee dragmen, zooals voor den gorgeldrank
i9 opgegeven, slechts één dragma aluin neme, terwijl
de drank geheel koud moet zijn.
Kramp van de maag (maagpijn).
Kramp van de darmen (buikpijn).
De maag is aan zooveel aandoeningen onderhevig,
dat ik door die alle te beschrijven veel te uitvoerig
4
-ocr page 88-
74
zou worden; bovendien, verouderde gebreken van dit
orgaan moeten voor of na het, uitzeilen door gcnees-
kundigen worden behandeld.
De maagkramp is echter een zoo pijnlijke aan-
doening en komt zoo dikwijls voor, dat, de beschrij-
ving dezer ongesteldheid in dit boek niet, ontbreken
mag. Ik ben het derhalve hierin met Dr. Dompeling,
die in zijn boek voor scheeps-geneeskundigen schrijft,
dat, men deze aandoening bijna nooit bij den zeeman
ontmoet, niet eens.
De maagkramp wordt opgewekt, door het gebruik
van taai, vet, ranzig, gezouten en te sterk gekruid
voedsel, door verkouding, lichte kleeding en nattig-
heid, door overlading der maag en het niet kauwen
van het voedsel, en door verschillende andere oorza-
ken meer. Zoo iemand, dan is het de zeeman, die
aan bovengenoemde invloeden bloot staat.
De verschijnselen zijn hevig snijdende of knagende
pijn in de maagstreek. Dikwijls neemt, de pijn ge-
heel af, doch komt terug; er bestaat, dus t,usschen-
poozing, \'t geen bij ander maaglijden niet het geval
is; ook kan men sterke drukking verdragen en heeft
men geen koorts. De eetlust is meestal ongestoord
Wanneer er weinig ontlasting is, geve men dade-
lijk een ons ricinusolie en legge een lap flanel of
wol, nat gemaakt met warme brandewijn of rum, op
de maag. Na verloop van een paar uren geve men
de droppels onder n". 19. Komt er nu geen beter-
schap, dan geve men de onder n°. 21 opgegevene
poeders.
Heeft de kramp meer de darmen dan de maag
aangetast, dan is dezelfde behandeling van toepassing.
Wanneer er geen verstopping is, kan men dadelijk
de poeders onder n°. 21 geven, en omdat er meestal
ophooping van wind is en de pepermunt daarop gun-
-ocr page 89-
75
stig werkt, kan men er nog 0 droppels van de hier-
uit getrokken olie bijvoegen.
De darmkramp wordt door dezelfde oorzaken als
de maagkramp opgewekt. Een warme in wol gewik-
kelde kruik, op den buik gelegd, geeft dikwijls veel
verlichting. Zooals bij alle ziekten, moet men zich
ook hier in liet herstellingstijdperk voor zwaar voed-
sel wachten: rijst, sago en soep of bouillon is ook
in deze de verkieslijkste kost.
Keel- en [Wondontsteking.
De verschillende deelen der keel kunnen alle door
ontsteking worden aangetast: dan eens de achterste
wand der keelholte, dan het zachte gehemelte, dan
weder de amandelen. Daar deze aandoening op die
verschillende plaatsen door dezelfde oorzaken wordt
opgewekt en de behandeling tamelijk dezelfde is,
komt mij hier eene afzonderlijke verdeeling niet nood-
zakelijk voor.
De algemeene verschijnselen zijn: pijn, droogheid,
hitte, zwelling van de keel en verhindering in het
slikken; er is vermeerdering van speeksel-afscheiding;
dikwijls loopt er slijm uit den mond en heeft de lij-
der een gevoel alsof er een brok in de keel zit,
waardoor hij genoodzaakt is telkens te slikken, of-
schoon ook de pijn hierdoor verhoogt.
Als de ontsteking belangrijk is, voegt er zich niet
zelden koorts bij. De aandoening kan van 4 tot 12
dagen duren. De oorzaken van keelontsteking zijn
-ocr page 90-
76
in den regel van katarrhalen of rheumatischen aard,
doch ze kan ook worden opgewekt door heet drin-
ken, het gebruik van heet voedsel of door beleedi-
ging, ten gevolge van doorslikken van graten of stuk-
jes been, insgelijks door veel schreeuwen, zingen, hoes-
ten enz.
Men geve den lijder onmiddellijk den laxeerdrank
onder n". 16, indien er namelijk c;een diarrhée be-
staat; vervolgens legge men koude, natte doeken om
den hals, en late zeer koud water bij kleine teugjes
te gelijk doorslikken. Kan men ijs bekomen, dan
geve men dikwijls kleine stukjes in den mond. Van
deze wijze van handelen zag ik meestal goede uit-
komsten. Later, als de pijn vermindert, maar de
zwelling en belemmering in liet slikken blijven be-
staan, komt de gorgeldrank onder n°. 8 Ie pas. Van
bloedzuigers of andere bloedontlastingen zag ik nooit
betere uitkomsten. Bestaat er echter doodelijke be-
nauwdheid, \'t geen veroorzaakt kan worden door he-
vige zwelling of door een ettergezwel in de keel, dan
moeten de braakpoeders onder nn. 15 gegeven wor-
den; meestal echter breekt het gezwel van zelf door;
in elk geval geve men clan voor de nabehandeling
den bovengenoemden gorgeldrank.
Zeelieden, die meermalen last van keelziekte hebben,
moeten niet met blooten hals loopen, niet te veel ster-
ken drank drinken en zich mijden voor heet voedsel en
warme dranken; terwijl tot versterking der keel het
gorgelen met koud water zeer is aan te bevelen.
Bij ontsteking van den mond, die dikwijls bij zee-
lieden voorkomt en ook een gevolg van keelontste-
king kan zijn, moet van de mondspoeling n°. 17 veel
gebruik gemaakt worden.
-ocr page 91-
77
Leverontsteking.
De leverontsteking komt in de keerkringsgewesten
meermalen voor; en dit is niet vreemd, als men in
aanmerking neemt, dat zij wordt opgewekt door het
voortdurend gebruik van specerijen, sterken drank,
plotselinge verkoeling en toorn; deze zaken zijn aan
zeelieden niet vreemd; van daar dat ook zij aan die
ziekte onderhevig zijn. Buiten de opgenoemde oor-
zaken, kan nog de leverontsteking worden opgewekt
door uitwendige beleediging en galsteenen.
Onder de ziekten, die moeielijk te herkennen zijn,
behoort vooral deze: de snel verloopende leverontste-
king toch heeft dikwijls overeenkomst met de ontste-
king der borstorganen en die van den buik; ook kan
zij met eenvoudige galkoorts worden verwisseld. On-
der de vrij vaste verschijnselen, door bevoegde schrij-
vers opgegeven, en ook door ra ij zelven «aargenomen,
behooren: vastzittende pijn onder de rechter korte
ribben, die bij drukking toeneemt en ook bij diep in-
ademen vermeerdert.
Er bestaat in de leverstreek, d. i. onder de rechter
korte ribben, bij vergelijking met de linkerzijde, eenige
zwelling, die ook voelbaar is. Dikwijls voelt men dan
aan de rechterzijde van het lichaam pijn, zoowel aan
den schouder als aan het rechter been. Er bestaat
koorts met het karakter van galkoorts, dus vergezeld
van misselijkheid of braken. Dikwijls bestaat er geel-
zueht; de urine is geel gekleurd en meestal is er
een drooge hoest; in het begin is er veelal verstop-
ping en later dunne ontlasting van licht grijze stof.
Wanneer nu al deze verschijnselen altijd aanwezig
waren, zou vergissing niet zoo licht mogelijk zijn,
-ocr page 92-
78
maar dikwijls ontbreken er eenige, en dan kan alleen
een deskundige, geholpen door de in den laatsten tijd
uitgevonden instrumenten, met zekerheid bepalen, of
dat orgaan al of niet is aangedaan. Wanneer men
evenwel met oplettendheid de oorzaken nagaat en de
verschijnselen nauwkeurig opneemt, zal men dikwijls
zonder aarzelen de gevolgtrekking kunnen maken, of
men met leverontsteking al of niet te doen hebbe.
Is men nu overtuigd dat deze aandoening bestaat,
dan komen plaatselijke bloedontlastingen te pas. Komt
men uit Indië, dan kan men altijd zorgen bloedzui-
gers in menigte aan boord te hebben, daar ze vooral
op Java bijna voor niets te krijgen zijn. Men zette
dus op de meest pijnlijke plaats 12 tot 15 bloedzui-
gers en late dan de wondjes nog wat nabloeden, zoodat
men door de bloedzuigers en het nabloeden eene halve
flijnflesch bloed heeft ontlast; vervolgens geve men de
poeders onder n°. 23, en den volgenden dag, als de
wondjes der bloedzuigers genezen zijn, late men drie-
maal daarop een stukje kwikzalf, ter grootte van een
knikker, inwrijven. Wijken nu de verschijnselen niet,
dan geve men op nieuw de poeders, en indien de
pijn blijft, dan voege men er 18 grein pulvis doveri
bij; doch meer kwik of calomel te geven is niet raad-
zaam. Liever, \'t zij de verschijnselen af- of toeue-
men, moet de drank onder n". 16 gegeven worden,
welke drank ook later bij verstopping moet worden
aangewend.
Deze ziekte eindigt met genezing, of er vormt zich
een lever-absces, of er ontstaat buikwaterzucht; in de
laatste gevallen is het wenschelijk, dat de patiënt
spoedig onder behandeling van een geneeskundige
komt, daar er ter behandeling van deze gebreken
meer geneeskundige kennis noodig is, dan men uit
dit boek putten kan. Ook ligt het buiten het be-
-ocr page 93-
79
stek van dit werk, over langzaam verloopende ziekten
of gebreken te schrijven.
Het gebeurt dikwijls, dat er na deze ziekte geel-
zucht bestaat. Bij verstopping geve men nu en dan
liet laxeermiddel onder n". 5, terwijl het voortdurend
gebruik van den drank ouder n". Ui, doch in klei-
nere giften, b. v. van een lepel om du 2 uren, zeer
is aan te bevelen. Bestaat er diarrhée of is de geel-
zucht, door liet plotseling vatten van koude, opge-
wekt, dan kunnen de poeders onder n". 11 worden
gebruikt.
Ziekte van de ademhalings-werktuigen.
Louyoidülekiuy.
De verschijnselen bij deze ziekte zijn vele, doch
kunnen toch met die eener andere ongesteldheid zoo
zeer overeenkomen, dat een nauwkeurig opnemen van
alles wat zich voordoet tot herkenning hoog noodza-
kelijk is.
Meestal begint de long-ontsteking met koorts; de
lijder ontwaart eene vastzittende pijn of ook wel een
gevoel van drukking op de borst; de ademhaling is
benauwd en kort. Zoodra de lijder diep inademt,
\'t welk hem moeielijk is, wordt hoest opgewekt; die
hoest, welke ook zonder dat bestaat, is kort en droog;
er wordt een weinigje taai slijm opgebracht, die ver-
volgens een bloedig of bruinachtig aanzien verkrijgt.
De urine ziet donker rood, en ofschoon er wel aan-
-ocr page 94-
80
drang is, wordt er slechts weinig te gelijk geloosd; de
koorts neemt vrij geregeld \'s avonds toe en laat \'s mor-
gens eenigzins na; het hoofd van den patiënt is rood
opgezet, hij heeft hoofdpijn; niet zelden ontstaat ijl-
lioofdigheid
Sterke mannen in de kracht des levens worden
evenzeer door deze ziekte aangetast, als zwakke, jonge
en oude personen.
De oorzaken, waardoor long-ontsteking kan worden
opgewekt, zijn de volgende: vooreerst uitwendige be-
leediging van de borstkas, door drukking, het breken
eener rib, een stoot of steek enz ; vervolgens liet in-
ademen van prikkelende dampen of stoffen, zooals:
meel, wol en andere zelfstandigheden, — plotselinge
verkoeling, het drinken van koud water bij een zeer
verhit lichaam, ruwe noorde- en ooste-winden en het
koude jaargetijde;; eindelijk kan zij nog als een ge-
volg van andere ziekten bestaan.
Vroeger, zelfs voor eenige jaren nog, was het eene
zoo vaste en bekende gewoonte om bij ontstekenach-
tige aandoening der long en andere deelen van de
borstkas aderlatingen te doen, dat de laatkoin reeds
gereed stond vóórdat de dokter in huis was; de hoe-
veelheden bloeds, op die wijze geplengd, -zijn onbere-
kenbaar. Het bloed dat door het leger van Napoleon
vergoten is komt nog niet in vergelijking met het-
geen gestort werd door een chirurgijn met eene drukke
SOjarige praktijk. Onbegrijpelijk is het, dat de ader-
lating zich zoolang staande heeft gehouden, doch zij
werd door groote meesters aanbevolen en niemand
scheen wel den moed te hebben dien afgod te ver-
werpen. Gelukkig heeft de vooruitgang van alle we-
tenschappen, door zuivere proefondervindelijke waar-
heid, ook hier geleerd wat ons te doen staat.
Hoewel men langzamerhand van dien gruwel in \'t
-ocr page 95-
81
algemeen terugkwam, meende men toch, en zelfs zeer
bekwame mannen, zooals Canstatï en anderen, dat de
aderlating bij long-ontsteking niet gemist kan worden;
men liet het bloed zoo lang vloeien, tot de adem-
haling wat gemakkelijker ging. De verschijnselen
kwamen echter terug; men deed weder eene ader-
lating, en herhaalde dit tot 6 u 7 keeren toe.
Eindelijk verscheen er een geschrift van DlBTL uit
Weenen, waardoor de geneeskundige wereld in rep
en roer werd gebracht. Deze geneesheer, die in de
gelegenheid was, bij een groot getal patiënten proeven
te doen, komt tot de verrassende uitkomst, dat de
aderlating in long-ontsteking nooit is aangewezen,
namelijk : dat zij tot herstelling der gezondheid niet
noodzakelijk is, in vele gevallen nadeelig werkt en
stellig het sterfte cijfer vermeerdert. Mocht soms in
een enkel geval de aderlating heilzaam zijn, het gevaar
van kwaad te doen is veel grooter. Den niet-genees»
kundige, die dat fijne onderscheid in de aandoening
niet kan weten, raad ik aan, in deze ziekte niet te
laten, al wordt het ook door al de boeken, die aan
boord zijn, aanbevolen.
De zieke moet in \'t algemeen als koortslijder be-
handeld worden; rust, zuivere doch niet te koele lucht
en het drinken van gortwater zijn aan te bevelen.
Is de dorst hevig en wordt door het zuur de hoest
niet opgewekt, dan kan men limonade geven.
Als geneesmiddelen in deze ziekte staan er -3 be-
kend, van welke dan eens het eene dan weder het
ander als om strijd geroemd wordt; zij zijn digitalis,
braakwijnsteen (tartarus emeticus) en pulvis doveri.
Daar de digitalis goed versch moet zijn en men aan
boord niet altijd in de gelegenheid is ze in dien
toestand te hebben, ga ik dit middel met stilzwijgen
voorbij.
4*
-ocr page 96-
H-Z
Ik heb dan eens tartarus emeticus, dan eens pulvis
doveri, beide niet uitmuntend gevolg, gebruikt. Mijne
bijna 25jarige ondervinding, zoowel aan boord als
aan wal, heeft mij de volgende handelwijze als de
beste doen kennen.
Zoodra men overtuigd is met longontsteking te doen
te hebben, geve men het drankje onder n°. 22. Van
de eerste lepels worden de lijders meestal misselijk,
dikwijls volgt er braken, somtijds doorloop. Is het
drankje opgebruikt en heeft het geheel of gedeeltelijk
de bovengenoemde gevolgen gehad, dan gevoelt de
lijder zich reeds iets beter; blijven de verschijnselen
nu in meerderen of minderen graad aanhouden, dan
worde er gebruik gemaakt van de poeders onder n". 11.
De plaatselijke pijn wijkt wel eens door de aau-
wending van warme pappen; ook heeft de ondervin-
ding geleerd, dat het aanzetten van 3 of 4 bloed-
zuigers op die plaats de pijn doet verminderen. Als
men merkt, dat de pijn geregeld b. v. \'s avonds zich
verheft en \'s morgens nalaat, dan voege men bij de
poeders, onder n". 11, 12 grein chinine.
Naarmate de ziekte-verschijnselen wijken, geve men
ook minder medievneu in ; intusschen late men den
lijder gortwater met suiker drinken, \'t welk hier de
zoo heilzame fluimloozing bevordert.
Ontsteking van het ribbenvlies.
(Zijdewee, ook bekend onder den naam. eau plewrh-
af eek, of pleuris.)
Deze aandoening staat tot de vorige in een nauw
verband; dikwijls gaat de eene in de andere over of
-ocr page 97-
83
komen beide te gelijk voor. In \'t algemeen is de
plaatselijke pijn hier heviger en kan men geen druk-
ken verdragen; de ademhaling is korter, uit vrees
voor pijn; de lijders kunnen niet op de aangedane
zijde liggen. De oorzaken van zijdewee zijn dezelfde
als bij long-ontsteking; dikwijls echter is zij van rheu-
matischen oorsprong. Dezelfde behandeling, die in
de vorige ziekte is opgegeven, is ook hier van toe-
passing, zoodat de vergissing of men met zijdewee
of long-ontsteking te doen hebbe voor den lijder niet
gevaarlijk is; alleen moet ik opmerken, dat, wegens
de meer oppervlakkige zitplaats der ontsteking, plaat-
selijke bloedontlasting, door het zetten van bloedzui-
gers, meer nut doet dan bij long-ontsteking; ook kan
men met goed gevolg koude omslagen aanwenden.
Niet zelden heeft de lijder op de eene of andere plaats
pijn en zelfs eenige zwelling, hetwelk een gevolg kan
zijn van uitstorting; daartegen late men 2 maal daags
kwikzalf ter grootte van een knikker inwrijven.
Beroerte.
De aanval heeft plotseling plaats, en kan van zoo
ernstigen aard zijn, dat zij dadelijk doodt; soins gaan
er ziekteverschijnselen vooraf, zooals: hoofdpijn duize
lingen en slaperigheid. In elk belangrijk geval ver-
liest de lijder het bewustzijn, gevoel en beweging; de
mond is scheef getrokken, de oogappels onbewegelijk,
het aangezicht rood, somtijds bleek; de pols is lang-
zaam; er is schuim voor den mond, en bij elke uit-
-ocr page 98-
84
ademing worden de wangen of de lippen opgeblazen;
de ademhaling is. snorkend.
Ofschoon iedereen die de jongelingsjaren te boven
is aan deze ziekte blootstaat, hebben volbloedige nien-
schen met een kort gedrongen lichaam den meesten
aanleg.
Men geve den lijder onmiddellijk een hooge ligging
met het hoofd en makc alles wat knellen of drukken
kan los, opdat de bloedsomloop ongestoord kan plaats
hebben: men denke dus aan den das, de kousenbanden,
riem, broeksknoopen en die van het hemd. Nu wor-
den ijskoude omslagen op het hoofd aangewend.
Heeft men nu bloedzuigers, dan zette men achter de
ooren 8 a 10 stuks. Heeft de aanval plaats juist na
het eten, dan prikkele men de keel met eene veer of
men steke er den vinger in, om braken op te wekken.
Kan de patiënt slikken, dan diene men hem het
braakmiddel onder n". 15 toe. In elk geval is het
goed hem een paar lavementen te zetten, waartoe ook
zeewater kan worden aangewend. Komt de lijder
weder bij, dan geve men den zuren drank onder n". 4.
Heeft men eenig vermoeden, dat er tijdens den aan-
val koorts bestond, dan zou een tweeden aanval van
beroerte in de volgende koorts te verwachten zijn; in
dat geval is het van het grootste belang, dien tweeden
aanval te voorkomen, en moet men dan eerst den drank
onder n". 3 en vervolgens onder n°. I toedienen.
Als gevolgen der beroerte kunnen nablijven: ver-
lies van zintuigen, maar meermalen verlamming van
een of ander deel, somtijds van de helft des lichaams.
De herstelden moeten zeer matig leven, zich vooral
mijden voor het gebruik van sterken drank en uit-
spattingen en allen morgen onder de boegpomp een
stortbad nemen of zich een paar putsen water over
het hoofd laten gieten.
-ocr page 99-
85
Tegen nageblevcn verlamming moet men vlijtig ge-
bruik maken van het smeersel onder n". 12, hetwelk
men nu en dan kan afwisselen met inwrijvingen van
rum of brandewijn. Gedurende mijn verblijf aan boord
nam ik slechts eenmaal een zuivere beroerte waar.
Meer echter was ik in de gelegenheid waar te nemen:
Dronkaard»- of zoogenaamde jenever-beroerte.
Deze aandoening, die eigenlijk niets anders is dan
de hoogste graad van dronkenschap, waarbij de her-
senen letterlijk door den spiritus zijn vergiftigd, heeft
dikwijls plaats te midden der drinkgelagen. Terwijl
men onder de grootste opgewondenheid zich aan on-
matig gebruik van sterken drank schuldig maakt, stort
iemand bewusteloos op den grond en vertoont hij de
in het vorige hoofdstuk opgegevene verschijnselen.
Ook wel de stille zuipers worden er door overvallen.
De behandeling kan dezelfde zijn als die welke in
het vorige hoofdstuk is, aangegeven, doch met dit
onderscheid, dat de bloedontlasting moet worden na-
gelaten, welke hier bepaald nadeelig zou werken.
De hoofdzaak is den overtollig gebruikten drank te
verwijderen. Somtijds braakt de lijder van zelf, en valt
in een diepen slaap, die zeer lang kan aanhouden en
tot de genezing voldoende is.
Hoewel er ook gevallen met doodclijken afloop zijn
aan te wijzen, is deze aandoening meestal minder ge-
vaarlijk, dan de vorige; het gevaar neemt echter toe,
als men die ongebonden levenswijze doorzet, en een
tweeden aanval te voorschijn roept, waarvan de ge-
volgen in den regel noodlottig zijn.
-ocr page 100-
86
Schurft.
De tijd ligt gelukkig achter ons, waarin uien de
schurft als een der lastigste kwalen beschouwde, die
aan boord kunnen voorkomen.
Vóór men het ware inzicht in deze lastige kwaal
had, gingen weken, zelfs maanden, voorbij eer men
van dit walgelijk gebrek verlost was, en niet zelden
zeilde een schip, waarop slechts één man besmet
was, uit, om na verloop van weken of maanden met
een geheel besmette equipage terug te keeren. In
dien tijd beschouwde men de schurft als eene huid-
ziekte, welke men door tallooze bloedzuiverende mid-
delen trachtte te genezen. De ontdekkingen van late-
ren tijd hebben bewezen, dat schurft niets anders is
dan een insect, namelijk de schurfmijt, die, op de huid
aangebracht, zich onder de opperhuid verbergt, waar-
na een pukkeltje ontstaat dat in een blaasje overgaat,
waarin het dier zich bevindt. "Van hieruit maakt het
een gang, en op den bodem van dien gang vindt men
de eieren, die spoedig zich tot mijten ontwikkelen en
eene andere plaats kiezen, zoodat een dezer diertjes
in korten tijd het geheele lichaam kan besmetten.
Voor het bloote oog is dit parasietje niet zichtbaar,
doch onder het microscoop beschouwd ziet men dat
het acht pooten heeft, waarvan de voorste met zuigers
zijn voorzien; het ligchaam is langwerpig rond en de
kop heeft beweegbare kaken.
Ofschoon vuilheid wel het meest tot besmetting
aanleiding geeft, begrijpl men dat iedereen door toe-
vallige besmetting kan worden aangedaan.
Het gevoel van jeukte is vooral \'s avonds en \'s nachts
ondragelijk, zoodat niet zelden de huid wordt open-
-ocr page 101-
87
gekrapd. De aandoening begint meestal tusschen de
vingers en breidt zich vervolgens verder uit; het aan-
gezicht blijft verschoond.
Na het opgegevene begrijpt men, dat er tei gene-
zing niets anders noodig is, dan de vernietiging der
mijten. In de hospitalen behoeft men tegenwoordig
slechts eenige uren tot volslagen genezing dezer ziekte;
goed verwarmde vertrekken, warme baden en eenige
inwrijvingen zijn daartoe voldoende. Daar men dit
aan boord van koopvaardijschepen niet altijd kan toe-
passen e» men roeien moet met de riemen die men
heeft, kan men ook op de volgende wijze zeer spoe-
dig van deze aandoening genezen worden.
Men make een zalf, bestaande uit evenveel deelen
zwavel als groene zeep, goed door elkander geroerd,
n". 10. Nadat de lijder zich ontkleed heeft, wordt
hij met deze ingewreven, waarvan echter het aange-
zigt uitgezonderd is. Van een tot 2 uren houde
zich de patiënt benedendeks zoo warm mogelijk, b. v.
door het omslaan van een deken. Is men daartoe in
de gelegenheid, dan geve men den lijder een warm
bad van zoet water; zoo niet, hetwelk wel meestal
het geval zal zijn, dan neme men een wollen lap of
eene spons in heet water gedoopt en wrijve daarmede
de zalf zorgvuldig uit; dit wordt 2 maal daags
herhaald.
Daar de schurfraijt ook in het hemd of andere on-
derkleederen nestelt, moet steeds na de kuur een
zuiver, goed gewasschen hemd, schoone broek en kou-
sen worden aangedaan. Om vervolgens de schurfuiijt
in het ondergoed of in de deken te dooden, is het
voldoende, dat goed aan een lioogen graad van hitte
bloot te stellen, b. v. door er kokend water op te
gieten of, \'t geen nog beter is, alles te zamen in een
ketel tot 70°— 80° C. te verhitten. Wanneer men
-ocr page 102-
YS
zorgvuldig de schurftlijders op deze eenvoudige wijze
behandelt, zullen zij spoedig van de kwaal bevrijd zijn.
Venerische ziekte.
Deze ziekte is helaas! bij vele zeelieden zoo be-
kend, dat eene naauwkeurige beschrijving ter herken*
ning bijna overbodig kan worden geacht. Daar ech-
ter de behandeling verschillend wordt opgegeven en
somtijds de gevolgen der ziekte of van een verkeerd
toegepaste geneeswijze noodlottig kunnen zijn, wil ik
haar niet stilzwijgend voorbijgaan.
Er zal zelden een groot schip naar zee gaan, waar
niet, eenige dagen na het uitzeilen, lijders aan venus-
ziekte worden aangetroffen. En dewijl de geringste
besmetting de ergste gevolgen kan na zicli slepen, is
het te bejammeren, dat dikwijls valsche schaamte den
lijder terughoudt, de eerste verschijnselen kenbaar te
maken.
De venusziekte, die reeds in de oudste tijden be-
stond, wordt veroorzaakt door eene smetstof, die van
den eenen op den anderen persoon, meestal na den
bijslaap, wordt overgebragt, en welke smetstof, eenmaal
post gevat hebbende, zich zelve vermeerdert; van
daar het groote belang om die smetstof zoodra mo-
gelijk te vernietigen of onschadelijk te maken.
De ziekte is plaatselijk of algemeen. Tk zal mij
hier meer bezighouden met het beschrijven der plaat-
selijke aandoening, daar de algemeene of verouderde
venusziekte, als niet tot de snelverloopende ziekten
-ocr page 103-
89
behoorende, minder goed aan boord kan behandeld
worden, en men uienschen aan de laatste ziekte lij-
dende eigenlijk niet aan boord nemen moet, daar de
zeelucht, die in de meeste ziekte-toestanden zoo guu-
stig werkt, op het beloop der verouderde venusziekte
een bepaald ongunstigen invloed heeft.
De vormen, waaronder zich deze ziekte het meest
voordoet, zijn : de druiper, de chanker of venerische
zweer, de liesbuilen of klapooren, de ontsteking der
bal (zandkloot) en de spaansche kraag.
Zoo als reeds boven gezegd is, heeft de besmetting
meestal plaats na den bijslaap bij eene aangestokens
vrouw, maar ook de aanraking van met venerisch vergift
bezwangerde voorwerpen, als: pijpen, sigaren, glazen,
kopjes, lepels enz., kunnen daartoe aanleiding geven.
De smetstof moet daartoe echter op slijmvliezen, zoo
als: aan den mond, de lippen, den neus of onder de
opperhuid, worden aangebracht.
Tusschen de druiper- en chanker-smetstof is zulk
een verschil, dat de besmetting van de eene nooit de
andere te weeg brengt. Bestaat de druiper en de
chanker te gelijk, dan kan men ook verzekerd zijn,
door beide stoffen te zijn besmet.
De vorm, waaronder de venusziekte zich het meest
voordoet, is ontegenzeggelijk de druiper.
Na in aanraking geweest te zijn met eene besmette
vrouw, gevoelt men, na verloop van 2 tot 5 dagen,
jeukte en eene pijnlijke gewaarwording langs de pis-
buis, die vooral bij urineloozing hevig wordt; het
vooreinde der roede wordt rood gezwollen, en er heb-
ben, vooral des nachts, pijnlijke oprichtingen plaats;
daarop volgt afscheiding van etterachtig slijm. De
pijn kan zich tot de ballen en liezen uitstrekken;
dikwijls ontstaan koortsrillingen. Meestal neemt de
pijn na verloop van 14 dagen af.
-ocr page 104-
9U
De behandeling van den gewonen druiper kan zeer
eenvoudig zijn; van alle. verhittende spijzen en dran-
ken moet de lijder zich ten strengste onthouden;
zwaar werken en dansen tnoet vermeden worden, en
om ontsteking van den bal te voorkomen, moeten
deze gesteund worden, \'t zij door liet hoog ophalen
van den broek of door een schortband. Voor plaat-
selijke koude moet men zich ontzien, van daar dat
men bij koud weer niet van het galjoen moet gebruik
maken. De roede moet 3 a 4 maal daags met lauw
water goed gezuiverd worden; vervolgens koke men
een kopje lijnzaad op twee ilesschen water, tot er
éénc Hesch overblijft, welke in twee dagen wordt ge-
bruikt; bij verstopping geve men l u, 2 lepels rici-
nus-olie. Dikwijls geneest de druiper onder deze be-
handeling in 3 tot 6 weken; blijft echter de druiper
na het ophouden der pijn bestaan (de zoogenaamde
nadruiper), dan geve men copavia balsem; den eersten
dag tweemaal en vervolgens 8 tot 4 maal daags 30
droppels, welke \'t gemakkelijkst in water worden in-
genomen.
Daar ik mij voorgenomen heb, zoo min mogelijk
gevaarlijke geneeskuren aan te bevelen, zal ik hier
over geene inspuitingen spreken, omdat deze, niet
goed aangewend, aanleiding kunnen geven tot ver-
nauwing der pisbuis. Komt men met bovenstaande
handelwijze niet verder, dan is het beter te wachten
tot men aan wal zij, waar men een geneeskundige
kan raadplegen; in den regel echter zal de druiper
door het goed opvolgen van bovenstaande geneeswijze
herstellen.
De c/tanker of oeimriscfie zwetr.
Deze zweer heeft in zijn ontstaan en in zijne ont-
-ocr page 105-
91
wikkeling veel overeenkomst met een gewone pok;
ook hier is smetstof aangebracht. Kr vertoont zich
eerst een rood puntje, dat een blaasje wordt, \'t welk
zich met chanker-smetstof vult en waaruit eindelijk
de zweer of chanker ontstaat; daarna vormt zich cen
korst, even als bij de pok, alleen met dit groote on-
derscheid, dat wanneer de korst bij de pok afvalt, er
genezing volgt, en er bij den chanker een diepe
zweer te voorschijn komt met een grijsaehtigen bo-
dem, waaruit voortdurend dunne, vuille etter wordt
afgescheiden. Deze cliankers kunnen overal voorko-
men, zoo als: in de keel, den mond en den neus,
maar meestal vindt men ze aan de teeldeelen en
voornamelijk aan het roedehoofd en de voorhuid.
Men treft twee vormen van cliankers aan, namelijk den
harden en den weeken, en het is niet te verklaren, waar-
om de eene mensch harde en de andere weeke cliankers
krijgt. Niet zelden vertoonen zich te gelijk klapooren en
de spaansche kraag; het getal zweren kan van 1 tot 12
toenemen. Het voornaamste bij de behandeling is, zoo
spoedig mogelijk het chanker-vergift te vernietigen
en hiertoe kan men volkomen geraken. Zoodra men
overtuigd is met een zoodanige zweer te doen te
hebben, \'t geen gemakkelijk is op te maken uit het
bovenstaande en uit het bewustzijn dat men voor het
uitzeilen met een vrouw in aanraking geweest is,
stippe men den grond en den omtrek van de zweer
3 maal daags goed met lapis infernalis of helschen
steen aan. Zit er op de zweer nog een blaasje of
een korst, dan neme men die er eerst af; vervolgeii3
moet de zweer zindelijk gehouden worden door her-
haalde afwassching met water, en dezelfde leefregel
worden gevolgd, die bij het behandelen van den
druiper is opgegeven. Zijn de zweren zeer ontstoken
en pijnlijk, dan zijn plaatselijke baden van koud of
-ocr page 106-
92
laaw water aanbevelenswaardig; nemen de verschijn-
selen af, dan wende men den helschen steen 2 maal,
eindelijk ééns daags en zoo licht mogelijk, aan; terwijl
men namelijk in het begin der behandeling den hel-
schen steen goed aandrukt, kan men later volstaan
met even aan te stippen; hiermede ga men voort tot
volslagene genezing volge.
De bubo of Map oor.
De venerische bubo kan niet ontstaan dan door
besmetting, meestal bestaan er chankers of is er een
druiper aanwezig; zeldzaam verschijnt de klap-oor
alleen, en dan nog zal waarschijnlijk een kleine vene-
rische zweer, die wellicht niet is opgemerkt, aanwezig
zijn. Daar liet voor de behandeling van groot belang
is, de venerische bubo van andere gezwellen in de
lies te onderkennen, moet de geschiedenis van het
geval zorgvuldig worden nagegaan. Men kan b. v.
liesgezwellen krijgen door in de nabijheid zittende
bloedzweren of steenpuisten, door kneuzing of ver-
wonding van het been of door klierachtige opzetting;
zelfs zou er verwarring mogelijk zijn met een breuk.
De verschijnselen van den venerischon bubo zijn de
volgende : de persoon die, zoo als boven gezegd is,
aan een druiper of chanker lijdt voelt pijn en druk-
king in de lies; de pijn strekt zich uit naar beneden;
een der lieskiieren zwelt en is bij drukking pijnlijk;
de zwelling neemt langzaam toe en kan eindelijk de
grootte van een kippenei verkrijgen. Het gezwel,
dat vroeger beweegbaar was, zit nu vast; de daarover
liggende huid is rood, soms blauwachtig; het loopen
is moeielijk. De bubo kan langzamerhand verdwijnen,
maar meestal gaat hij over in ettering; dan wordt
het gezwel zacht en voelt men somtijds vochtgolving.
-ocr page 107-
es
Wanneer nu de bubo geopend wordt, ontlast zich eerst
dikke, later meer weiachtige etter; wordt het niet
geopend, dan verzweert de huid en breekt de bubo
van zelven door. Buiten deze twee uitgangen is er
nog een derde, namelijk, dat het gezwel zich tot
zekeren omvang ontwikkelt en dan verhardt.
De duur van den bubo is minstens 8 weken, doch
kan, vooral als er verharding ontstaat, veel langer
zijn. Het is jammer, dat lijders aan veneriek aan
boord doorgaans zoo lang wachten met hunne kwaal
bekend te maken; \'t is niet, alleen schaamte, die hen
daarvan terug houdt, maar ook vrees; omdat de kapi-
tein, indien zij ten gevolge van die ziekte niet wer-
ken, het recht heeft de gage in te houden. Men kan
somtijds de vorming van bubones voorkomen door
lijders aan chankers of druipers rust te geven, \'t welk
ook reeds bij \'t begin van den bubo streng moet
worden aanbevolen. Alles wat prikkelt moet verme-
den worden, en bij de minste zwelling legge men er
een naar den vorm van het gezwel gesneden stuk
lood op, waardoor het matig moet worden gedrukt
(als men bloedzuigers aan boord heeft kan men er
eerst 6 tot 8 aanzetten); tusschen het stuk lood en
het gezwel legge men een linnen of katoenen lap,
besmeerd met twee drachmen kwikzalf, hetwelk men
dagelijks herhale. Om het lood te bevestigen en te
doen drukken, hale men een doek of zwachtel tus-
schen de beenen door. Ziet men na verloop van 3
tot 5 dagen geen verbetering, en merkt men dat er
zich etter vormt, dan moeten verzachtende, week of
rijp makende pappen worden aangewend, waartoe zacht
gekookte rijst, meel of andere dergelijke aan boord
zijnde middelen geschikt zijn. Wanneer men eenige
dagen gepapt heeft en het gezwel zacht en bol is,
kan men aannemen dat er eene aanmerkelijke hoe»
-ocr page 108-
94
veelheid etter aanwezig is; het gezwel zal nu wel van
zelve openbreken, doch dit kan lang duren; ter be-
spoediging van den afloop kan men het door een
steek met het lancet openen. Men kieze daartoe den
top of het meest uitpuilende gedeelte van het gezwel
en steke het lancet niet dieper in dan voldoende is
om de huid te doorklieven; zoodra men door die
opening etter ziet, kan men zeker zijn zich in den
aard van het gebrek niet vergist te hebben en kan
men de opening grooter maken. De diep zittende
etter laat men door den patiënt zoo veel mogelijk
uitdrukken, vervolgens make men een pluksehviekje,
waaraan men een punt draait en steke dit door de
gemaakte opening, om het genezen daarvan te voor-
komen; men legge nogmaals een weeken pap, waar-
door het uitvloeien van den etter wordt bevorderd;
de wond en de omliggende deelen worden dikwijls
met schoon water gewasschen.
Wanneer de bubo verhard is en de lijder er last
van heeft, is het beter dat er eenige werking in komt;
men heeft dan kans dat de bubo óf verdwijnt óf zich
tot etter-vorming zet. Tot dat einde kan men op het
gezwel eene spaansche vlieg plaatsen, die men 24
uren laat liggen; de gevormde blaas worde zorgvul-
dig weggeknipt, de wond gereinigd en verbonden met
een lapje linnen, waarop een weinig kwikzalf is ge-
stneerd. Nu wachte men af of het gezwel verdwijnt
dan wel of er zich etter vormt, in welk laatste geval
op de boven opgenoemde wijze moet worden gehandeld.
Er komen nog wel andere gevolgen van den bubo
voor, doch deze moeten liever door deskundigen wor-
den behandeld. In het algemeen zij nog aangemerkt,
dat men bij alle venerische afscheidingen de grootste
zindelijkheid moet in acht nemen.
-ocr page 109-
95
Ontsteking van den bal, zandhloot.
Peze aandoening, waarbij een of ook wel beide
ballen aangedaan kunnen zijn, wordt niet. altijd ver-
oorzaakt door venusziekte; zij kan even goed worden
opgewekt door beleediging, stooten of vallen, als door
rheumatische of eatharrale invloeden. De behandeling
komt echter in hoofdzaak op hetzelfde neer.
De verschijnselen zijn : hitte, zwelling, pijn en rood-
heid van den halzak. Naarmate oen of beide ballen
aangetast zijn, zal men den zak geheel of aan de
aangetaste zijde het meest zien zwellen. Die zwelling
kan zeer belangrijk zijn en zelfs den omvang van een
kinderhoofd bereiken.
De behandeling komt op het volgende neer: de
lijder moet zoodra mogelijk te kooi; op den rug lig-
gende, zorge hij door een sehortband, dat de bal niet
hangt, maar goed ondersteund worde; vervolgens
wordt de zak koud en nat gehouden door de aan-
wending van compressen met goulard-water; men ete
zeer weinig en gebruike den verkoelenden laxeer-
drank onder n". 16. Door op deze wijze te hande-
len, zal men waarschijnlijk de verdwijning der dikte
verkrijgen. Mocht er, nadat de hevige ontstekings-
verschijnselen geweken zijn, nog eenige vergrooting
overblijven, dan kan men 2 maal daags één drachma
kwikzalf inwrijven. Men blijve intusschen een sebort-
band dragen.
Aan wal behandelt men tegenwoordig met goed
gevolg deze aandoening door den bal te drukken,
\'t welk met kleefpleisterstrooken geschiedt; doch daar
dit verband alleen door een deskundige mag worden
aangelegd, is het beter er aan boord geen gebruik
van te maken.
-ocr page 110-
96
Vernauwing van de voorhuid, spaansche kraag.
Dr voorhuid is gezwollen en pijnlijk, zit voor den
eikel of omsnoert dien er achter; dit laatste is het
meest pijnlijk en moet zoo spoedig mogelijk worden
opgeheven. Er zijn verschillende wijzen van opheffen
aangegeven; maar even als ik mij bij liet behandelen
van de in dit werk voorkomende ziekten in het al-
gemeen tot de eenvoudigste en minst gevaarlijke
wijze van behandeling heb bepaald, zal ik ook hier
dien regel volgen.
Bij toesnoering van de voorhuid vóór het roede-
hoofd, wende men koude omslagen met goulard-water
aan; men zorge voor de grootst mogelijke reinheid
en houde rust. Bij voorhuids-samensnoering achter
het roedehoofd, neme men eerst een koud plaatselijk
bad, waarvan in den regel inkrimping of verkleining
van het roedehoofd het gevolg zal zijn; vervolgens
drukke men met \'6 of 4 in olie gedoopte vingers het
roedehoofd; deze drukking moet gelijkmatig eenige
minuten worden volgehouden; eindelijk drukke men
naar achteren, terwijl men met de andere hand de
voorhuid over het roedehoofd tracht te schuiven. Ge-
lukt dit de eerste maal niet, dan wende men 24
uren koude compressen met goulard-water aan en be-
proeve dan weder op nieuw.
Er is bijna geen middel, dat zich langer staande
gehouden heeft en grooter naam had in de behande-
Hng van venusziekte, dan het inwendig gebruik van
kwik; vooral in warme luchtstreken achtte men het
gebruik van kwikzilver onmisbaar. Langsamerhand
komt men daarvan terug; dikwijls toch werd door
het misbruik van kwik een ziekte-toestand geboren,
die treffende overeenkomst had met sommige uitgan-
gen der ziekte zelve. Deze toestand nu werd maar
-ocr page 111-
07
al te dikwijls voor venusziekte aangezien en behan-
deld, hetwelk zeer in het nadeel van den patiënt was.
Ik ben geen voorstander van gebruik van kwik in
deze ziekte, maar vooral meende ik, dat het voor het
doel waarmede ik dit werk schreef hier kon gemist
worden. De wetenschap zal later door voortdurend
en getrouw onderzoek ook hier een beslissing moeten
nemen.
Pisopstopping.
Onder de ziekten, die zich aan boord kunnen
voordoen, en waarbij de omstanders spoedig buiten
raad zijn, behoort de bovengenoemde.
De pisopstopping kan ontstaan door ontsteking,
door kramp of door verlamming van de blaas, of
ook wel door werktuigelijke hindernissen, zoo als :
verstopping der pisbuis door bloed, etter, slijmprop-
pen of gezwellen.
De verschijnselen verschillen eenigzins, naar gelang
van de oorzaak, waardoor de pisopstopping is te weeg
gebracht. Zoo heeft men b. v. veel aandrang tot pis-
loozing, maar de ontlasting is moeielijk, de pis drop-
pelt langzaam en is helder, troebel of bloederig; de
blaas is uitgezet en geeft een gevoel van drukking
in het bekken, of er is hevige pijn. De lijder is
angstig, er ontstaat koud zweet, en zelfs kan door
drukking op de heiligbeens-zenuwen verlamming der
onderste ledematen ontstaan. Ofschoon deze ziekte
meest eigen is aan menschen van hoogen leeftijd,
5
!
-ocr page 112-
98
zoo kunnen ook jonge mannen door haar worden bezocht.
Het spreekt wel van zelf, dat het van groot belang
is, de oorzaak der pisopstopping te kennen, ten einde
daarna de behandeling in te richten; maar het ver-
schijnsel kan zich zoo plotseling voordoen en de oor-
zaken zijn dikwijls voor niet deskundigen zoo moeie-
lijk op te sporen, dat ik mij liever bepalen wil tot
het opgeven van die middelen, welke bijna op alle
toestanden van toepassing kunnen worden geacht.
De behandeling moet ten doel hebben, de blaas
van de te groote hoeveelheid pis te ontlasten; in het
algemeen moet men bij verschijnselen van pisop-
stopping dadelijk een ons ricinus-olie geven; vervol-
gens geve men den lijder een afkooksel van lijnzaad
te drinken, doe hem te kooi gaan en legge op den
onderbuik warme pappen. Komt er dan niet spoedig
verandering, dan kan men een warm zitbad beproeven.
Men plaatse den lijder daartoe in een met warm zee-
water gevulde dekwaschbalie, en wel zoo diep dat het
water tot aan den navel reikt. Onderstelt men, dat
gevatte koude of kramp de oorzaak is, dan kan men
12 droppels laudanum toedienen; indien echter al
deze middelen vruchteloos blijven, moet men de ca-
theter aanwenden, hetgeen men op de volgende wijze
doet: nadat men het instrument met zuivere sla-olie
of, bij gebrek daarvan, ricinus-olie heeft ingewreven,
neme men het tusschen duim en vinger en brenge
de punt in de opening der roede; en daar de blaas
eenigzins naar boven en binnen ligt, houde men den
bocht van de catheter in die richting en voere haar
dan, zacht duwende, in. Komt men nu op zekere
hoogte en ontmoet men tegenstand, dan moet men
de catheter, die men eerst horizontaal gehouden heeft,
meer eene perpendiculaire richting geven, met het
einde dat men in de hand heeft naar beneden, waar-
-ocr page 113-
99
door de bolle opening van het instrument waarschijn-
lijk door den mond der pisblaas zal indringen en het
water zich door de buis zal ontlasten. Gelukt de
eerste proeve niet, dan beginne men op nieuw, doch
altijd met de grootste voorzigtigheid, zoodra men te-
genstand ontmoet. Is nu op deze wijze het overtoU
lige water ontlast, dan ga men met de bovengenoemde
verzachtende geneeswijze door, en herhale de aanwen-
ding van de catheter minstens 2 maal daags, zoolang
tot de pisloozing zich door eigene kracht herstelt.
Pokken. Kinderpokken.
Door dezen geessel van het menschelijk geslacht
stierven vroeger alleen in Europa 500,000 menschen.
Dit getal is sedert de nuttige ontdekking der koepok-
inenting aanmerkelijk verminderd. Jenner, die de
ontdekker was en de eerste operatie openlijk ver-
richtte op den 14den Mei 1796, had toen reeds veel
te strijden tegen ongeloof en ziekelijke godsdienstige
gevoelens, en nu, ruim eene halve eeuw later, zijn er
nog menschen, die aan de voorbehoedende kracht der
inenting twijfelen of zich door verkeerde godsdienstige
denkbeelden daarvan laten terughouden. Die twijfel
is ontstaan, omdat men meermalen menschen aan pok-
ken zag lijden, die vroeger ingeënt waren; maar dik-
wijls was die inenting niet met zorg geschied en had-
den de pokken weinig of niet gezworen, of ook wel,
de vatbaarheid was na verloop van jaren teruggeko-
inen. Wil men zeker zijn tegen de pokken, dan
-ocr page 114-
100
moet men zich minstens om de 10 jaren laten her-
inënten; in welk geval men door het zweren of niet
zweren der kunstmatige pokken kan zien of men op
nieuw vatbaar is geworden.
Daar de pokken niet alleen in Europa, maar in
bijna alle bekende werelddeelen voorkomen, is het
licht mogelijk, dat de zeeman bij het aan wal gaan
besmet wordt. De kiem der besmetting kan 8 tot
14 dagen aanwezig zijn voor zij zichtbaar ontwikkelt;
van daar dat de ziekte op zee na het uitzeilen kan
uitbreken.
De verschijnselen zijn: hoofdpijn, verstopping, ge-
brek aan eetlust, koorts, maar vooral hevige pijn in
de lendestreek; het zweet van den lijder heeft eene
eigenaardige lucht.
Op den 3dcn of 4den koortsdag ontstaat uitslag;
eerst op het aangezicht, vervolgens op de handen, de
borst, den rug en eindelijk op den buik en de on-
derste ledematen. De uitslag ziet er uit als kleine
roode plekken, waaruit zich knobbeltjes ontwikkelen,
om op nieuw blaasjes te vormen; soms vloeien de
pokken in elkander. Tot de ontwikkeling en opdroo-
ging van iedere pok op zich zelve zijn 12 dagen
noodig; het geheele proces kan men op minstens 3
weken stellen. De afloop dezer ziekte hangt af van
hare uitgebreidheid, van de koorts en andere oorzaken.
De hoofdaanwijzing aan boord is: den lijder af te
zonderen en zoo koel mogelijk te houden, bij hevige
koorts en ijlhoofdigheid koude omslagen op het hoofd
te leggen en 2 maal daags het geheele lichaam met koud
water te wasschen. Men geve tevens koud water tot
drank en den zuren drank onder n°. 4; vooral de
oogen moeten meermalen daags met koud water wor-
den gewasschen. Met deze behandeling kan men in
de eerste dagen volstaan; later, wanneer zich, ten
-ocr page 115-
10 1
gevolge der ettering en koorts, zwakte vertoont, geeft
men den drank onder n". 1, en houde hiermede vol
tot de verdroogde korsten zijn afgevallen.
Poklijders moeten worden opgepast door jongens,
bij wie men goed de lidteekens der inenting kan
zien, of door iemand die pokken gehad heeft.
Het zetten van een weinig chloorkalk met water in
de nabijheid van den patiënt is aanbevelenswaardig j
dit mengsel moet nu en dan worden omgeroerd en
ververscht.
Heupwee.
Onder de zenuwpijnen, die aan boord nog al eens
voorkomen, behoort het heupwee.
Deze ondragelijke pijn heeft hare zitplaats bij den
zitbeensknobbel en strekt zich uit tot het heiligbeen
en de lenden, of gaat naar de achtervlakte der dij en
de knieholte, en kan dan verder loopen naar de voor-
buitenzijde van den schenkel over den rug van den
voet naar de teenen. Meestal bestaat er koorts en
zijn de pijnlijke streken eenigzins vluchtig rood; ver-
stopping is daarbij een gewoon verschijnsel.
De behandeling bepaalt zich bij het volgende: men
geve dadelijk den verkoelenden purgeerdrank onder
n". 16; heeft men bloedzuigers, dan zette men langs
den loop der pijn 4 tot 6 bloedzuigers; daarna, als
de pijn zeer hevig is, geve men de poeders onder
n*. lij wijkt nu de pijn na het gebruik van 18 poe-
ders niet, dan komt de aanwending van spaansche
-ocr page 116-
102
vliegpleisters te pas; hiertoe make men van 3 tot 6
pleisters, ter grootte van een halven gulden, en legge
die op de pijnlijkste plaatsen. Men moet de genees*
wijze in de opgegeven volgorde aanwenden, en wel
zoo, dat men niet, door de hevige pijn verleid, al-
les te gelijk doet. Als de spaansche vliegen £4
uren gelegen hebben, neme men ze af en knippe de
blaren door; is de pijn nog niet weg, dan moet de
huid der blaren weggeknipt en op nieuw dezelfde
spaansche vliegen op de wonden gelegd worden; is
daarentegen de pijn verminderd of weg, dan drukke
men op de van vocht ontlaste blaren een gewoon
stukje kleefpleister. Menschen die aan heupwee on-
derhevig zijn moeten voortdurend wollen of flanellen
onderbroeken dragen.
Bloedspuwing.
F
Deze ziekte, die zeer gevaarlijk is, kan zich onder
verschillende vormen voordoen; er kan eene kleine
hoeveelheid bloeds worden opgehoest (een verschijnsel
dat zich ook wel bij longontsteking vertoont), of het
bloed komt met een stroom uit den mond en neus,
waarbij de lijder geheel bewusteloos kan nedervallen.
Ook kan er inwendige uitstorting van bloed in de
longen plaats hebben en de longblaasjes zóó overvul-
len, dat de lijder stikt.
Deze ziekte heeft wel eenige overeenkomst met
bloedbraken; doch de pijn in de borst, de benauwd-
heid en de angst zijn grooter, het bloed verschijnt
-ocr page 117-
103
door hoest en is meestal lichter van kleur en schui-
inend. Bij groote hoeveelheid kan men echter op de
kleur niet altijd aan, daar ook het bloed uit de Ion-
gen, in aanmerkelijke hoeveelheid uitgeworpen, donker,
dik en geronnen kan zijn. Er kan zich ook wezen*
lijke braking bijvoegen. Het groote verschil tusschen
bloedspuwen en bloedbraken bestaat hierin, dat men
bij bloedspuwing eerst hoest en het braken daarna
kan volgen, terwijl bij bloedbiaking het omgekeerde
kan plaats hebben; voorts is bij bloedbraking de in-
houd van de maag, b. v. spijzen, innig met het bloed
verbonden, terwijl het bloed bij bloedspuwing, dat
in den regel rood en schuimend is, bij gelijktijdig
braken niet zoo innig met den inhoud van de maag
is vereenigd. Met meer zekerheid kan men nog be-
palen of men met bloedspuwing te doen heeft, als
de lijder teeder van gestel, blank, lang opgeschoten
is, roode wangen en witte tanden heeft en tusschen
de 18 en 30 jaar is. De ziekte kan worden opge-
wekt door uitwendige beleediging, door breuken van
ribben of borstbeen, hoesten, lachen, niezen en schie-
lijke verwisseling van klimaat.
Bij de behandeling bepale men zich tot het vol-
gende : Zoodra men aan boord een lijder aan bloed*
spuwing heeft, geve men hem een eetlepel fijn keu-
kenzout met een weinig water in den mond, \'t welk
in de mondholte smelt en langzaam moet worden
doorgeslikt. De lijder moet met opgeheven hoofd en
opgerichte borst de grootste rust hebben; men ontdoe
hem van knellende kleedingstukken, ontbloote de borst
en verbiede hem het spreken; één woord, door den
patiënt geuit, is dikwijls voldoende de kwaal op nieuw
op te wekken. Zuivere lucht is van groot belang; van
daar, dat er bij den patiënt niet gerookt mag wor-
den; men moet koud en licht voedsel toedienen, tot
-ocr page 118-
104
drank koud water; voorts geve men den drank onder
n°. 24. Herhaalt zich het verschijnsel binnen 24
uren niet, dan worde nog eenige dagen dezelfde leef-
regel gevolgd, doch van den drank slechts 3 maal
daags een lepel gegeven.
De herstelde patiënt kan zijn leven rekken, som-
tijds oud worden, als hij zich bijzonder ontziet voor
uitspattingen, hard schreeuwen en zwaar werken. Het
gebruik van één of twee lepels levertraan daags is
aanbevelenswaardig.
De zeelucht is bij die ziekte zeer heilzaam.
Neusbloeding.
Deze aandoening komt dikwijls voor, en is in lich-
ten graad ook veelal onschadelijk; maar toch zag ik
eens een man aan neusbloeding sterven, daar men te
laat hulp inriep; omdat men meende, dat neusbloe-
ding niet gevaarlijk is; men dacht er echter niet aan,
dat een mensch slechts een e bepaalde hoeveelheid
bloed bij zich heeft, dat des menschen leven in zijn
bloed is, en groot bloedverlies, door welke oorzaak
ook opgewekt, altijd gevaarlijk is.
Is de neusbloeding gering, dan kunnen hoofdpijn
en duizeligheid, die bij sterke en volbloedige zeelie-
den nog al eens voorkomen, er door worden opgehe-
ven en is er geen geneeskundige behandeling noodig,
doch is de bloeding hevig en langdurend, dan moet
er zoo mogelijk aan het bloedverlies een einde gemaakt
worden.
-ocr page 119-
105
Ontelbaar zijn de middelen, die tot stelping der
neusbloeding worden opgegeven.
De bloeding heeft plaats uit een of uit beide neus-
gaten te gelijk; ook kan het bloed uit den neus door
den mond komen.
De naaste oorzaak is meest altijd het springen van
een bloedvaatje in de neusholte; door er op te druk-
ken, doet men de bloeding terstond ophouden; jammer
echter dat men daartoe niet altijd in de gelegenheid
is. Een zeer eenvoudig middel, en dat meest altijd
doel treft, is den neus met duim en vinger toe te
drukken; men geve den arm eenigen steun en houde
de gelijkmatige drukking eenige minuten vol; al drukt
men nu niet direct op het gebroken vat, er zal zich
weldra een bloedprop vormen, die aan de bloeding
een einde maakt, \'t Gebeurt wel, dat het bloed zich
een uitweg baant door den mond, \'t geen voor den
lijder benauwd is; maar daardoor late men zich van
de drukking niet terughouden; somtijds houdt de
bloeding op door het leggen van een kouden, natten
doek op het hoofd en in den nek. Zijn deze mid-
delen te vergeefs, dan beproeve men eene oplossing
van aluin op te snuiven: hiertoe neme men een drachma
aluin en losse dien op in een ons water, giete hiervan
wat in het hol van de hand en snuive het vocht
langzaam op. Helpt ook dit niet, dan moet men
overgaan tot de tamponnade, waartoe men bezigt een
vierkant stukje dun linnen of katoen, \'t welk men
om een potlood of een pennehouder windt en het
zoo in het bloedende neusgat voert; daardoor wordt
een zak gevormd, waarvan de dichte punt naar boven
is gericht. Nadat men nu het potlood heeft terug-
getrokken vuile men den zak met pluksel, watten of
kleine stukjes linnen op, terwijl een en ander eerst
met bovengenoemde aluin-oplossing wordt nat gemaakt.
5*
-ocr page 120-
106
Hoogst zelden zal men de sonde van Bellocq noodig
hebben; buitendien is dat geen instrument, om aan
onbevoegden in handen te geven.
Oogziekte.
Het ligt geheel buiten het bestek van dit boek,
om deze uitgebreide aandoening in al hare onderdeden
te behandelen.
De oogziekte, die het meest en vooral aan bcord
nog al eens voorkomt, is de ontsteking van het bindvlies,
en de beschrijving daarvan mag in dit werk niet ge-
mist worden; omdat ten gevolge van verkeerde behan-
deling het verlies van het gezicht op het spel staat.
De verschillende vormen van ontsteking, die onder
den naam van oogontsteking bekend staan, zal ik
evenmin beschrijven, als ik de ellen lange lijst van
namen zal noemen, die naar de verschillende oorzaken
aan die ontsteking gegeven zijn. Het is voor ons
doel genoeg te weten, dat ontsteking van het bind-
vlies dikwijls wordt opgewekt door sterk zonnelicht;
en hieraan staan zeelieden in de keerkringsgewesten,
en ook op de kleine vaart, dikwijls bloot; — vervol-
gens door het indringen van stof of vreemde lichamen
en beleedigingen van het oog, en eindelijk ook door
catarrhale en gastrische oorzaken.
De verschijnselen zijn : roodheid van het wit der
oogen, groote lichtschuwheid, tranenvloed en pijn; de
pupil is vrij en de oogleden niet gezwollen. Eigenlijk
is het wit van het oog niet aangedaan, want het
bindvlies is kleurloos en doorschijnend.
-ocr page 121-
107
Een lijder aan zoodanige oog-ontsteking moet on-
middellijk het licht vermijden. Zijn beide oogen aan-
gedaan, dan bedekke men ze met compressen
koud, zoet water, en neme den laxeer-drank onder
n°. 16, terwijl men vleesch, spek en prikkelende spijzen
moet vermijden. Neemt na verloop van twee dagen
de ontsteking niet af, dan zette men onder elk aan-
gedaan oog twee bloedzuigers; en is de pijn daarna
verminderd, doch blijft de roodheid van het oog be-
staan, dan komen samentrekkende middelen te pas.
Onder de door voorname oog-heelkundigen daartoe
aangewezene middelen worden vooral geroemd: op-
lossingen van salpeter-zuur-zilver, zwavel-zuur-zink en
anderen. Bij deze oog-ontsteking moet men echter
vooral zorgen niet te veel te doen, want daardoor
zoude de aanwending van sterke oogwaters eene een-
voudige aandoening, die door bovengenoemde middelen
wel te genezen is, in eene hevige ontsteking kunnen
veranderen. Wanneer dus na de aanwending van
bovenstaande middelen de roodheid van het oog blijft
bestaan, als de ontsteking en de pijn verdwenen zijn,
dan losse men één grein Nitr. argenti op in één ons
water en giete van die oplossing driemaal daags eenige
droppels in het oog. Ten einde dit goed te doen,
legge men het hoofd van den lijder eenigzins achter-
over, trekke het bovenste ooglid met den duim naar
boven en doe er dan tien tot vijftien druppels in.
De oplossing van het zoo evengenoemde bijtmiddel
moet in het donker staan en het fleschje met papier,
liefst zwart, omwikkeld worden.
-ocr page 122-
HEELKUNDE.
Uit de vorige afdeeling, waarin alleen z. g. inwen-
dige ziekten behandeld worden, kan men door inet
aandacht te lezen, met zorg de ziekteverschijnselen
waar te nemen, door in \'t oog te houden, welke on-
gesteldheden den laatsten tijd het meest voorkwa-
inen, de bestaande ziekte leeren kennen en doelmatige
geneesmiddelen toedienen.
In de heelkunde is dit anders. Hier onstaat het
gebrek in den regel plotseling en is de herkenning
gemakkelijk, ofschoon somtijds ook zeer moeielijk;
maar altijd komt hier een onmiddellijk handelen te pas.
Daarvoor wordt gevorderd ontleedkundige kennis,
maar ook vooral geoefendheid. Het is dan ook niet
zonder aarzeling, dat ik aan deze afdeeling begin j ik
doe het met het volle besef, dat het beschrijven van
heelkundige gebreken en het behandelen daarvan door
niet-geneeskundigen altijd veel te wenschen zal over-
laten. Er komen echter gebreken voor, die wanneer
zij verwaarloosd of verkeerd behandeld worden, blij-
vende misvorming en onbruikbaarheid van het aange-
dane deel ten gevolge hebben. Onder de/e behooren
in de eerste plaats ontwrichtingen en beenbreuken,
welke gebreken ik dan ook als hoofdonderwerpen
f.oo duidelijk mogelijk zal behandelen.
Hiertoe dient in de eerste plaats, dat men een
-ocr page 123-
109
helder begrip van het gebrek hebbe, maar tevens, dat
men wete hoe de natuurlijke toestand was vóór het
gebrek ontstond. Ik ga dus over tot het beschrijven
van een gewricht in den gezonden toestand.
Alle gewrichten zijn minstens uit twee beenderen
samengesteld; de einden, die met elkander in aan-
raking komen, noemt men gewrichtsvlakten. Over
deze vlakten ziet men een soort van glad kraakbeen.
De verhevenheid, knobbel of hoofd van de gewrichts-
vrakte van het eene been past juist in de holte of
indeuking van de gewrichtsvlakte van het andere.
Tusschen de gewrichtsvlakten ligt de gewrichtsbeurs;
deze is op zeer innige wijze met de gewrichtsuitein-
den der beenderen verbonden, zoodat de kraakbeen-
deren van het gewricht niet blootliggen maar overal
door het geslotene gewrichtsvlies worden omkleed;
de gewrichtsbeurs gaat van de randen van het bo-
venste kraakbeen vrij naar beneden, ten einde zoo-
doende het geheele kraakbeen van het naar onder
gelegen been te bekleeden; hieruit volgt, dat de ge-
wrichtsbeurs een gesloten zak is, wiens buitenvlakte
met de gewrichtskraakbeenderen grootendeels is ver-
eenigd en welks binnenvlakten óf elkander raken of
vrij zijn, zooals b. v. de zijkanten. Door dit gewrichts-
vlies wordt eene eiwitachtige vloeistof afgescheiden,
waardoor de geledingsoppervlakten glibberig en de be-
wegingen gemakkelijker gemaakt worden. Het ge-
wricht is door deze beurs reeds eenigzins bevestigd,
maar de ontwrichtingen zouden talrijk zijn, zoo niet
andere organen daarin voorzagen. Tot verdere beves-
tiging van het gewricht behooren vooral de banden;
dit zijn witte, buigzame en zeer taaie, platte strengen
of koorden, die zich van het eene been tot het andere,
over de gewrichtsbeurs heengaande, uitstrekken, en op
deze wijze de verschillende beenderen stevig aan el-
-ocr page 124-
110
kander verbinden, sommige bewegingen gemakkelijk
maken en weer andere verhinderen. Voorts dienen
nog eenige spieren ter bescherming van het gewricht-
Ik hoop, dat men door het bovenstaande een eenig-
zins duidelijk begrip heeft gekregen van een gewricht
in den gewonen toestand; hierdoor zal men te ge-
inakkclijker tot de herkenning komen van zijne gebreken.
Ontwrichtingen.
Dit gebrek ontstaat meestal door uitwendig ge-
weld, waardoor, plotseling en gewelddadig, een schei-
ding der gewrichtsvlakten wordt te weeg gebracht,
niet zelden met verscheuring der banden. En daar
nu elk gewricht uit ten minste 2 beenderen is sa-
mengesteld, moet men het been, dat het dichtst bij den
tronk gelegen is, beschouwen als het vaste punt en
het andere been, \'t welk daarmede verbonden is, als
het ontwrichte; b. v. bij eene ontwrichting van den
elleboog is het opperarmbeen (dat dikke been \'t welk
van boven met het schouderblad is vereenigd) het
vaste punt, en worden de 2 beenderen, die den voor-
arm vormen, namelijk, de ellepijp en het spaakbeen,
van de geledingsvlakte van het ondereind des opper-
armbeens verwijderd. Deze regel is ook geldig bij alle
gewrichten der onderste ledematen, met uitzondering
misschien van het voetgewricht, waar, bij afwijking van
den gewonen regel, de voet als het vaste en het scheen-
been als het beweegbare punt kan worden beschouwd.
De ontwrichtingen worden verdeeld in eenvoudige
-ocr page 125-
111
en samengestelde, volkomene en onvolkomene, doch
dezen zullen zoo noodig bij het beschrijven der ont-
wrichtingen in het bijzonder worden behandeld.
Eenvoudig is eene ontwrichting, wanneer daarmede
niets anders gepaard gaat, dan eene geringe verscheu-
ring van banden of spieren. Samengestelde ontwrich*
ting is eene, waarbij, behalve de opheffing van de
onderlinge verhouding der twee beenderen, belangrijke
verwonding der omliggende deelen bestaat.
Bij volkomene ontwrichting is de aanraking der
twee gewrichts vlak ten geheel opgeheven; bij onvolko»
mene is er altijd eenig punt van aanraking en kan het
been op den rand van de gewrichtsvlakte blijven staan.
Niet alle gewrichten zijn in gelijke mate aan ont-
wrichting onderhevig; de bouw en samenstelling maken,
dat het eene daartoe meer voorbeschikt is dan het
andere; zoo hebben b. v. de tafelen van Malgaigne
bewezen, dat de ontwrichting van den schouder veel
meer voorkomt dan die der andere gewrichten te samen;
zoo vond hij onder 481 ontwrichtingen 821 gevallen
van den schouder. Vooral aan boord komen deze
ontwrichtingen dikwijls voor, wijl de aard der werk-
zaamheden daartoe de meeste aanleiding geeft.
Voor ik overga tot de beschrijving van de ontwrichtin-
gen in het bijzonder, zal ik nog eenige algemeene ken-
teekenen als gevolgen der ontwrichting opgeven. Het
eerste verschijnsel is, behalve de pijn, het verlies van
de beweging; b. v. bij ontwrichting van het kaakge-
wricht blijft de mond openstaan; bij ontwrichting van
den voet of het been kan de lijder niet gaan en heeft
hij bij poging daartoe hevige pijn. Vervolgens komt
in aanmerking de misvorming van het gewricht; men
vindt de aanwezigheid van het ontwrichte hoofd of
vlak op eene ongewone plaats en de andere gewrichts-
vlakte is meer afgeplat; ook is er in den regel eenige
-ocr page 126-
112
verandering in de lengte van het lid op te roerken.
Daarom is eene nauwkeurige vergelijking met het ge-
zonde lid over het geheel ter herkenning onmisbaar;
want niet alleen de verandering in lengte kan ons
tot herkenning brengen, maar in de meeste gevallen
verandert ook de stand, zoodat het ontwrichte lid een
gedraaid uiterlijk verkrijgt.
De pijn, welke op ontwrichtingen volgt, is natuur-
lijk zeer verschillend en hangt af van de hevigheid
der beleediging; ook treft men altijd vroeger of later
zwelling aan.
Niettegenstaande de op^egevene verschijnselen, kan
eene ontwrichting gemakkelijk voor een beenbreuk
worden aangezien; het is daarom dat ik er sterk op
moet aandringen, altijd een nauwkeurig onderzoek in
te stellen, alvorens een vaste uitspraak te doen. Bij
de meest voorkomende ontwrichtingen zal ik de bij-
zondere verschijnselen nader opgeven.
Ontwrichting van de onderkaak.
Deze ontwrichting kan teweeggebracht worden door
hard schreeuwen, lachen, braken, het kraken van een
hard voorwerp, door geeuwen, een val of een slag op
de kin bij openstaanden mond, en ook door kramp-
achtige samentrekking der spieren, b. v. gedurende
een zenuwtoeval.
Bij de poging tot herstelling, dient men in aan-
merking te nemen, dat deze ontwrichting altijd naar
voren en beneden is, en ga men nauwkeurig op de
-ocr page 127-
118
volgende wijze te werk: men plaatse den lijder op
een lage bank of stoel, en late het hoofd rusten
tegen de borst van een achter hem staanden helper.
Maakt het schip veel beweging of staat er veel zee,
dan moet die helper goed vast staan, des noods be-
vestigd aan een stut in het tusschendek of aan een
ander vast voorwerp. Diegene die de ontwrichting
zal herstellen late vooraf beide duimen met zwachtels
omwoelen, brenge deze in den mond van den lijder
en legge die zoover mogelijk naar achteren op de
onderste kiezen; daardoor blijven de vingers van beide
handen vrij en hiermede omvat men de kin en den
onderrand der kaak; nu drukt men met de duimen
het achterste gedeelte der onderkaak met kracht naar
beneden; te gelijkertijd licht men met de vingers
de kin op. Meest altijd kan men op deze wijze de
ontwrichting herstellen. Dikwijls verneemt men bij
het terugtreden der gewrichtsuitsteeksels een knap;
zoodra men dezen hoort, neme men terstond zijne
duimen weg; want niet zelden worden dan de kauw-
spieren sterk samengetrokken en is het geen zaak, de
duimen tusschen de kiezen te laten. Wanneer de
onderkaak slechts aan ééne zijde is ontwricht, staat
de mond scheef en de kin naar de tegenovergestelde
zijde geplaatst; de herstelling geschiedt op dezelfde
wijze, doch slechts met één duim. Wanneer de eerste
poging niet gelukt, geve men den moed niet op, maar
beproeve na verloop van eenige minuten op nieuw
de kunstbewerking, of wel verzoekt men een ander,
het te beproeven.
Na de herstelling ontwricht de onderkaak zeer ge-
makkelijk op nieuw; het is daarom zaak, 2 a 3 weken
den mond zooveel mogelijk gesloten te houden; het
eten moet fijn gemaakt worden en de patiënt moet
er steeds aan denken, dat de onderkaak bij hard roe-
-ocr page 128-
114
pen of geeuwen, in een woord bij alles waarbij de
mond wijd geopend wordt, spoedig andermaal ont-
wricht. Het is daarom raadzaam, een doek om de
kin en over het hoofd zóó te binden, dat het wijd
openen van den mond er door wordt verhinderd.
Vóór ik dit gedeelte eindig, is het wellicht niet
overbodig, in herinnering te brengen de overlevering,
dat bij ontwrichting van de onderkaak het toedienen
van een fikschen slag in het aangezicht van den
patiënt onmiddellijk het gebrek herstelt. Deze wijze
van handelen is zeer af te keuren; als is het ook,
dat er enkele voorbeelden van herstelling op die wijze
bestaan, is de kans van aan de ontwrichte kaak tevens
een beenbreuk te bezorgen zoo groot, dat men in
geen geval van dien raad gebruik mag maken.
Ontwrichting van het sleutelbeen.
Het sleutelbeen is gelegen aan den voorbovenkant
der borstkas en loopt van den schoudertop tot het
borstbeen boven de eerste rib; het been ligt zeer op-
pervlakkig. De ontwrichting van dat been komt zel-
den voor, zóó zelfs, dat men 10 maal de breuk van
dat been zal aantreffen tegen éénmaal de ontwrichting.
Dewijl intusschen de herstelling en het verband op
dezelfde wijze geschieden als bij de breuk van dat
beni, verwijs ik bij het voorkomen van dat gebrek
naar het hoofdstuk : breuk van het sleutelbeen.
-ocr page 129-
115
Ontwrichting van den schouder.
Deze ontwrichting, die ook bekend staat onder den
naam van ontwrichting van den arm (den arm uit
het lid), komt menigvuldiger voor, dan alle andere ont-
wrichtingen te samen. De oorzaak van dit verschijn-
sel is gemakkelijk te vinden; het groote ronde hoofd
van het opperarmbeen is geplaatst tegen de kleine,
zeer ondiepe gelediugsvlakte van het schouderblad;
vandaar de gemakkelijkheid, waarmede al de bewe-
gingen met den arm kunnen geschieden. Buitendien
worden meest alle werkzaamheden, vooral aan boord,
met de handen verricht en staan bij gevolg de armen
het meest aan beleediging bloot.
De drie soorten van ontwrichting van den schou-
der, die het meest voorkomen, zijn : ten ls,en die naar
beneden in de okselholte, ten 2dea die naar voren op
de borstkas, en ten 3den die naar achteren op het
schouderblad. Bij alle is in den regel uitwendig ge-
weld de oorzaak; zij kunnen echter ook veroorzaakt
worden door hevige inspanning der spieren, zooals
plaats heeft bij het geien, sjorren en aanhalen van
brassen.
Dewijl nu, zooals boven gezegd is, deze ontwrich-
ting het meest voorkomt, zal ik de kenmerken van
ieder der drie soorten in het bijzonder opgeven.
1. De ontwrichting naar beneden komt het meest
voor; het hoofd van het opperarmbeen vindt men dan
in de okselholte, eenigzins steunende tegen de 3den en
4den rib. Wanneer men den ontwrichten schouder
vergelijkt met den gezonden, zal men zien, dat de
schoudertop der ontwrichte zijde scherper uitsteekt,
niet zoo is afgerond en eenigzins hooger is, dan de
-ocr page 130-
116
gezonde; de schouder is platter en de okselholte is
voller; de arm is langer, de vingers zijn verdoofd en
het geheele lid is machteloos.
Tot de herstelling zijn verschillende methoden aan-
gegeven ; maar ik geloof, in aanmerking nemende dat
geen heelkundige de herstelling zal bewerkstelligen,
de volgende eenvoudige wijze van handelen te moe-
ten aanraden; goed toegepast zal zij zelden teleur-
stellen.
Zoodra men de overtuiging heeft, dat de arm uit
het lid is (de lijder wordt ondersteld het bovenlich-
aam ontbloot te hebben), plaatse men hem tegen
een vast voorwerp.
Zijn er in de kerk of kajuit vaste stoelen of bau-
ken met leuningen, dan kan men hem daar opzetten;
de tronk wordt aan de leuning bevestigd door een
sterk samengevouwen servet over den gezonden en
onder den ontwrichten schouder te voeren en van ach-
teren aan de leuning te bevestigen. Ts de gelegenheid
in de kerk of kajuit minder geschikt, dan plaatse men
den lijder in het logies of tusschendek op een bank of
kist tegen een stut, en zorge, door het slaan van eene
pen of een grooteu spijker achter den stut, dat het
op de bovengemelde wijze omgeslagen servet niet kan
afzakken; alsdan neme men een tweede servet of
een handdoek, uoake daarvan een strop met afhan-
gend einde, en doe den strop om den pols van den
lijder. De persoon, die den arm in het lid zal bren-
gen, plaatse zich aan de buitenzijde van den ont-
wrichten schouder en omvatte met beide handen het
bovenste gedeelte van den arm; een helper neme nu
de beide einden van den om den pols bevestigden
strop en beginne zacht daar aan te trekken. Dat
trekken moet eerst eenigzins naar beneden en buiten
geschieden, doch al trekkende brenge men den arm
-ocr page 131-
117
hooger en eindelijk horizontaal; alsdan wende de
helper zijne grootste kracht aan. De persoon, die de
plaats van dokter vervult, trekke met matige kracht
den arm naar boven en buiten, en gelaste den hei-
per, den arm al trekkende naar beneden te voeren ;
hierdoor doet men eene beweging ontstaan als van
een hefboom der eerste soort, en hoogst waarschijn -
lijk springt alsdan het hoofd van het opperarmbeen
in de kom. Is de lijder zeer gespierd, dan zijn er
2 helpers noodig. Kan men na herhaald* proeven op
die wijze den arm niet in het lid brengen, dan is er
nog eene wijze van behandeling, die zeer eenvoudig
is en dikwijls goede uitkomsten geeft, namelijk men
legge der lijder op een matras op het dek met een
kussen onder het hoofd. Degene, die de ontwrichting
zal herstellen, zette zich ter zijde, aan het benedeneind
van den lijder; nu neme hij een strop, waarvan hij
het eene einde bevestigt aan den lijdenden arm, even
boven den elleboog; de \'Z einden van den strop neme
hij in de handen, vervolgens brenge hij den ontblooten
voet in de okselholte, en dus tusschen den ontwrichten
arm en de borstkas, van den patiënt; alsdan trekke
hij met groote kracht aan den arm; door het plaatsen
van zijn voet in den oksel verpligt die weerstand den
patiënt, te blijven liggen. Wanneer men nu met
kracht de uitrekking eenigen tijd heeft volgehouden,
brenge men langzamerhand den arm naar binnen over
het lichaam van den patiënt; en waarschijnlijk is de
ontwrichting dan hersteld. Van deze wijze van han-
delen, die ik gelezen heb in het handboek van Prof.
Samuel D. Gross, zag ik eens bij eene ontwrichting,
die moeielijk op de gewone wijze te herstellen was,
een gunstige uilkomst.
2. De ontwrichting naar voren op de borstkas
komt minder voor, dan de vorige. De herkenning is
-ocr page 132-
118
meestal gemakkelijk, omdat het hoofd van het opper-
armbeen vlak onder het sleutelbeen en steunende op
de 2de en Sde rib duidelijk te voelen is; de elleboog
staat ver van het lichaam en de arm is korter dan
de gezonde.
De herstelling geschiedt op dezelfde wijze als bij
de ontwrichting in de okselholte.
3. De ontwrichting naar achteren op het schouder-
blad komt hoogst zelden voor. In dit geval zit het
hoofd van het opper-armbeen op de achtervlakte van
den schouder; de voor-arm is sterk gedraaid; bij de
minste beweging heeft de lijder ondragelijke pijn.
De herstelling gaat op de gewone wijze, met dit
verschil, dat men door uitrekking eerst het hoofd van
het opper-armbeen in de oksel hoite brengt en vervol-
gens als bij de benedenwaardsche ontwrichting handelt.
Nadat de arm in het lid is gebracht, mag de lijder
in geen 5 weken werk doen, en moet hij gedurende
dien tijd den arm in een doek of band dragen; mocht
er zich ontsteking en zwelling voordoen, dan wende
men koude omslagen aan.
Men heeft wel eens ontwrichting van den schouder
vermoed, waar die niet bestond; het is daarom nood-
zakelijk, zich van de opgegeven teekenen wel te ver-
gewissen. Als er geen ontwrichting bestaat, behoudt
de schouder zijne rondheid, de arm zijne gewone lengte
en het hoofd van het opper-armbeen vindt men niet
in de okselholte, op de borstkas of op het achterste
gedeelte van het schouderblad, maar op zijn, gewone
plaats, onder den schoudertop.
-ocr page 133-
119
Ontwrichting van den elleboog.
Deze ontwrichting heeft meestal plaats naar acli-
teren; de geledingsvlakten, van de voorarmbeen-
deren, het spaakbeen en de ellepijp voegen zich
aan de geledmgsvlakte van het ondereind van het
opper-armbeen, op zulk eene wijze, dat eene ont-
wrichting naar voren of ter zijde alleen dan mogelijk
is, wanneer eene buitengewone groote beleediging heeft
plaats gehad, waarmede dan meestal een breuk gc-
paard gaat.
Ik bepaal mij dus bij de meest voorkomende ont-
wrichting, namelijk bij die naar achteren. Deze wordt
veroorzaakt door een val, waarbij de persoon onwille-
keurig zijn arm uitstrekt om het lichaam te beveiligen,
zoodat de geheele schok met den palm der hand wordt
opgevangen.
De verschijnselen zijn duidelijk: de elleboog is zeer
misvormd, de arm is half gebogen; men kan dien
niet buigen of uitstrekken; de vingers zijn eenigzins
krom getrokken en de elleboog steekt ver naar ach-
teren. Deze verschijnselen kan men terstond waar-
nemen; na verloop van eenigen tijd ontstaat zwelling
en kan de ontwrichting met eenen breuk verward
worden.
De herstelling is zeer gemakkelijk, als men er spoe-
dig bij is; verouderde gevallen zijn meestal onhersteU
baar. Zij geschiedt op de volgende wijze : De lijder
wordt aan een stut of een ander vast voorwerp be-
vestigd door een breeden doek over den gezonden
schouder en de borst en onder den ontwrichten arm
door te voeren; bij stil weer kan ook een helper
de borstkas omvatten. Nu moet een strop om
-ocr page 134-
120
den pols gelegd en daaraan door een anderen helper
eerst langzaam en eindelijk krachtig getrokken worden,
en wel zoo lang, totdat de ontwrichte arm de gewone
lengte heeft; thans buigt men den voorarm, en meestal
is op die wijze de herstelling gelukt. Men bevestigt
het gewricht door er een windsel om te leggen, zoo
als dit na de aderlating gebruikelijk is en ondersteune
den voorarm 2 ï\\ 3 weken door een draagband.
Ontwrichting van den handwortel.
Deze ontwrichting ontstaat meestal door een val
op de hand. Ter hoogte van den pols is groote
wanstaltigheid; even als bij andere ontwrichtingen is
ook hier de beweging belemmerd. Men herstelt
haar door aan de hand te laten trekken, terwijl men
op de verhevenheden drukt; men houde dit vol tot
de wanstaltigheid is opgeheven; de tegenrekking
geschiedt door een derde.
Het dragen van een eenvoudig windsel en een
draagband is gedurende 14 dagen noodzakelijk.
Ontwrichting van de heup.
Het heupgewricht wordt gevormd door een groote
diepe kom in het bekken, waarin het groote ronde
hoofd van het dijbeen bijna volkomen past; boven-
-ocr page 135-
121
dien wordt het omgeven door de sterkste banden van
het geheele lichaam en door groote en krachtige spie-
ren. Niettegenstaande deze waarborgen komt deze
ontwrichting vrij dikwijls voor, zelfs na die van het
schoudergewricht menigvuldiger dan eenig ander; ik
zal daarom bij de beschrijving van dit gebrek, even
als bij de ontwrichting van den schouder, eenigzins
wijdloopiger zijn.
De ontwrichting komt het meest voor bij menschen
tusschen de 20 en 45 jaren; op hoogeren leeftijd
wordt het beenweefsel brozer, en heeft men bij uitwen-
dig geweld eer een breuk van den hals des dijbeens te
verwachten, dan ontwrichting. Het hoofd van het
dijbeen kan in 4 richtingen ontwrichten, doch die
naar achteren en boven is verreweg de meest voorko-
mende. Daar de herkenning van de verschillende
wijzigingen in deze ontwrichting voor niet deskundi-
gen dikwijls zeer moeielijk is en de verschijnselen bij
elke soort van deze ontwrichting veel overeenkomst
met elkander hebben, zal ik mij vooreerst bij de ach
terbovenwaardsche bepalen.
Nadat men hierboven de samenstelling van dit
gewricht heeft nagegaan, zal men begrijpen, dat er
een hevig uitwendig geweld moet plaats hebben om
deze ontwrichting te weeg brengen ; vandaar dat er
meestal uitgebreide beleediging der omliggende zachte
deelen mede gepaard gaat; niet zelden is ten gevolge
van bloeduitstorting de omtrek van het gewricht ge-
zwollen.
De kenteekenen bij de ontwrichting naar achteren
en naar boven zijn vrij duidelijk. Evenals bij andere
soorten van ontwrichting, is ook hier de heup zeer
misvormd; bij magere personen kan men duidelijk
het gewrichtshoofd van het dijbeen iets achter en bo-
ven de heupkom voelen ; het lid is van 3 tot S duim
6
-ocr page 136-
122
korter, dan het gezonde been; de voet is sterk naar
binnen gedraaid; elke poging om hem naar buiten
te wenden blijft vruchteloos en veroorzaakt hevige
pijn; de eenige beweging die de lijder kan maken,
hoewel altijd nog met pijn, is de ontwrichte dij over
ilc andere te brengen.
Deze ontwrichting wordt gewoonlijk veroorzaakt
door een val op de knie of den voet, terwijl de dij
naar voren gericht is. De beleediging waarmede de
ontwrichting zou kunnen verwisseld worden is de
breuk van den hals van het dijbeen; maar hier is
de voet naar buiten gekeerd; ook kan het lid, hoewel
met veel pijn, in elke richting bewogen worden en,
zooals wij zagen, kan bij deze ontwrichting de dij
alleen naar binnen worden gebracht.
In vroegeren tijd werd de herstelling van de ont-
wrichting van de heup als zeer moeielijk beschouwd.
Wanneer dit het geval was voor geneeskundigen,
hoe zal ik dan op eene duidelijke wijze een methode
aangeven, die de herstelling door niet-geneeskundigen
mogelijk maakt.
In het meergenoemde handboek der heelkunde van
den Amerikaanschen professor Gross vind ik eene wijze
van herstelling aangegeven, die zich bijzonder onder-
scheidt door eenvoudigheid, en die volgens voornoemden
schrijver bijna nooit faalt, als zij met juistheid wordt
toegepast. Ik ben nog niet in de gelegenheid geweest
die methode aan te wenden en kan dus niet bij onder-
vinding spreken, doch ze komt mij voor onschadelijk
te zijn, on kan beproefd worden vóór dat men tot de
uitrekking met katrollen de toevlucht neemt Zie hier
de wijze:
Nadat de lijder ontkleed is, wordt hij op het dek
gelegd; heeft men beneden geen voldoende ruimte,
dan boven; kieschheidshalve bedekke men de schaam-
-ocr page 137-
123
deeleti met een laken of een handdoek op zulk eene
wijze, dat de ontwrichte dij vrij blijve. Door genees-
kundigen wordt nu de patiënt bedwelmd met chloro-
form; daardoor ontspannen zich de spieren, heeft de
lijder geen pijn en gelukt de herstelling gemakkelijker.
Daar echter geen geneeskundige aan boord is, neme
men tot een oud middel ter ontspanning van de
spieren de toevlucht; namelijk, men losse 4 grein
tartus emeticus in 2 ons warm water op en geve
den patiënt van dit drankje om de 5 minuten een
lepel; zoodra zich sporen van misselijkheid opdoen,
ga men tot de kunstbewerking over. Ik laat hier de
beschrijving woordelijk volgen, zooals zij in voor-
noemd handboek is opgegeven, doch raad ten zeerste
aan, die beschrijving met aandacht te lezen en te her-
lezen en vervolgens de handgrepen eerst bij gezonde
personen te doen; hierdoor geoefend, zal men zonder
aarzeling de herstelling kunnen beproeven :
„ Ter meerdere vereenvoudiging, kan men de kunst-
„ bewerking beschouwen als bestaande uit 3 tijdperken.
„ In het eerste buigt de heelkundige, die de knie
„ met de ééne hand en het been even boven den enkel
„ met de andere hand omvat, de dij op het bekken
„ (dat wil zeggen naar den buik toe) en het been op
„ de dij, terwijl hij het lid over dat der andere zijde
„ voert en de knie tot boven den navel over den
„ buik buigt.
„ In het tweede tijdperk wordt de knie naar buiten
„ op ééne lijn met de ontwrichte heup gebracht, eene
„ handelwijze, waardoor de binnen waardeene stand van
„ den grooten teen in een buitenwaardschen verandert,
„ en waardoor natuurlijk de hiel in dezelfde verhou-
„ ding naar binnen of in de tegenovergestelde richting
„ gevoerd wordt.
„ In het derde tijdperk wordt de voet dwars over
-ocr page 138-
124
„ het gezonde lid gevoerd en de knie naar buiten en
„ naar beneden gedrukt, terwijl de dij voorzichtig
;, gedraaid wordt, waarna het hoofd van het dijbeen
„ terstond met een hoorbaar geruisch in de heupkom
„ glijdt en het ontwrichte lid zijne natuurlijke hou-
„ ding herneemt.
„ Be geheele herstelling loopt gewoonlijk binnen
„ een paar minuten af. Men kan zich niets voor-
„ stellen (aldus vervolgt de schrijver) dat eenvoudiger
„ is, spoediger werkt en op wetenschappelijker gronden
„ berust, dan deze handelwijze.
Ik acht het echter niet overbodig hier aan te mer-
ken, dat het buigen der dij op het bekken en het
been op de dij, zooals in het 2de tijdperk wordt op-
gegeven, door den tegenstand der spieren eene krach-
tige handeling vereischt; ofschoon men zich door dien
tegenstand niet moet laten afschrikken, maar volvoe-
ren hetgeen in dit tijdperk is opgegeven.
Wanneer na drie vergeefsche proeven de herstelling
op deze wijze mislukt, moet men de katrollen beproe-
ven; maar vooral dient men zich dan nogmaals af
te vragen, of men met ontwrichting dan wel met een
breuk te doen heeft; in dat geval zal het goed zijn,
eerst nog eens het hoofdstuk over de breuk van het
dijbeen te lezen.
Bij de aanwending van de katrollen ga men op de
volgende wijze te werk :
De lijder ligt op den rug; achter zijn hoofd en
voor zijne voeten dienen een paar stukken of andere
vaste voorwerpen te staan, waarin men krammen kan
slaan; nu neemt men een zachten doek en legt dien
in de lies van de aangedane zijde; daarover voert
men een sterk stuk katoen of zeildoek, hetwelk aan
den kram achter zijn hoofd wordt vastgemaakt, om
straks, wanneer de katrollen werken, te beletten, dat
-ocr page 139-
125
de lijder wordt voortgetrokken; een tweede band
wordt dwars over liet onderste gedeelte van den buik,
en dus over het bekken, gevoerd, en de einden daar*
van aan een helper gegeven, om daarmede den patiënt
in deze richting te bepalen. Nu neemt men een
natten doek en legt dien om de dij, vlak boven de
knie; daarover wordt een strop gelegd, die aan beide
zijkanten een eind heeft; die einden worden samenge-
knoopt. Men moet nu de knie eenigzins buigen en
naar binnen voeren en den strop haken aan den loopcr
of katrol; deze, die aan den kram of ring aan liet
voeteneinde is vastgemaakt, wordt nu in werking ge-
bracht, langzamerhand harder, tot dat de lijder over
pijn klaagt; alsdan houdt men op met trekken en
laat men een weinig vieren. Men geeft nu der spie-
ren eenige minuten om zich te ontspannen ; alsdan
herhaalt men de uitrekking een weinig sterker. Een
heelkundige weet nu welke handgrepen hij aanwenden
moet om het hoofd in de kom te brengen; hij toch
weet de zitplaats van het ontwrichte hoofd des dij-
beeus en de juiste plaats van de heupkom; doch wijl
dit van niet-deskundigen niet verwacht kan worden,
raad ik aan, om, wanneer de katrollen vrij sterk zijn
aangehaald, het middelste gedeelte der dij met de
handen te vatte* en te beproeven of het springen
van het hoofd in de heupkom niet gelukt door eenige
handgrepen, b. v. door opheffing of naar beneden
drukking of ook wel door binnen- of buitenwaardsche
kanteling van de dij.
Het aanleggen van den strop boven de knie levert
voor een zeeman geen bezwaar op; hij kent dat
werk, en zorgt dat de strop niet kan slippen; het
ware anders beter den strop om den voet boven den
enklauw aan te leggen.
Bij de ontwrichting naar voren en beneden, die
-ocr page 140-
126
weinig voorkomt, bestaat verlenging van het lid ; bij
al de andere soorten verkorting.
Men moet in \'t algemeen bij ontwrichting niet
spoedig den moed opgeven, maar liever nogmaals be-
proeven de herstelling te verkrijgen; want is het gc-
brek verouderd, dan is de persoon voor altijd kreupel
en ongeschikt voor de zeedienst.
Na de herstelling van het gewricht moet de lijder
3 weken rust nemen.
Ontwrichting van de knie.
Deze ontwrichting komt bijna nooit volledig voor;
meermalen echter ontwricht zich de knieschijf, vooral
bij menschen met zoogenaamde bakkerbeenen. Zij is
dan ontwricht naar binnen of naar buiten, waardoor
de knie zeer wordt misvormd. — In dit geval zet me»
den lijder op eene bank, laat hem het been eenigzins
gebogen daarop uitstrekken, waardoor de spieren zich
het meest ontspannen en drukt dan onder de plaats
waar de knieschijf zich bevindt, \'t welk duidelijk ken-
baar is aan de wanstaltigheid.
De herstelling is gemakkelijk, omdat men de schijf
duidelijk kan voelen en als \'t ware met de hand naar
hare plaats kan terugbrengen.
-ocr page 141-
127
Ontwrichting van den voet.
Ook deze aandoening behoort tot de zeldzaamheden ;
zij kan echter naar de 4 zijden plaats hebben.
De herkenning is gemakkelijk.
Tot de herstelling moet men het been sterk op de
dij buigen, om de kuitspieren te ontspannen; dan
laat men een helper de tegenrekking doen en trekt
vervolgens met de handen, die om den hiel en op
den rug van den voet geplaatst zijn, zoolang aan den
voet, dat hij in zijnen natuurlijken stand herplaatst
zij; eindelijk windt men een zwachtel, in den vorm
van eene 8, om het gewricht en geeft den lijder
eenigen tijd rust.
Verstuiking.
Deze aandoening, die nog al eens voorkomt, wordt,
evenals de ontwrichting, door uitwendige oorzaken
(een val, een slag of eene verzwikking) teweeggebracht.
De knie — de voet — en de elleboogs-gewrichten
zijn \'t meest aan verstuiking onderhevig, doordien zij
niet, even als het schouder- en heupgewricht, draaiende
bewegingen kunnen maken, maar zich slechts naar voren
en naar achteren bewegen, even als een scharnier,
waarom deze gewrichten dan ook scharniergewrichten
genoemd worden.
De verstuiking herkent men aan de voorafgegane
-ocr page 142-
128
oorzaak, waardoor plotseling pijn ontstaat en belem-
mering of zelfs verlies van beweging; na verloop van
eenigen tijd komt er zwelling en niet zelden \\van-
kleurigheid, door uitgestort bloed onder de huid. Men
zou verstuiking kunnen verwarren met ontwrichting,
doch om zich voor deze vergissing te vrijwaren, on-
derzoeke men met zorg den vorm van het gewricht
en vergelijke het met het gezonde. Wanneer vorm
en lengte overeenkomen, kan men zeker zijn met geene
ontwrichting te doen te hebben.
De verstuiking komt voor in lichten, maar ook in
ernstigen graad; bij de eerste soort zijn de pijn en
de zwelling gering en een paar dagen rust met koel-
houden voldoende om het aangedane deel te herstellen.
In zwaardere gevallen, waar belangrijke kneuzing en
beleediging der omliggende deelen, gepaard met groote
uitrekking der banden, heeft plaats gehad, komt eene
meer krachtige handeling te pas.
Eene volstrekte rust is noodzakelijk, waarbij men
tevens het aangedane deel eene gemakkelijke houding
moet doen aannemen; en ten einde de ontsteking te
verminderen of tegen te gaan, laat men het deel nat
houden met zee- of Goulard water. Neemt de pijn
echter door de aanwending van koude omslagen toe,
dan zag ik dikwijls dat warme omslagen, \'t zij natte
met zeewater of drooge van flanel, gunstig werkten.
Zoodra de pijn eenigzins verminderd is, legt men
een zacht sluitend verband om het deel, waardoor de
opslorping van uitgestort vocht zeer wordt bevorderd.
Blijft er eene soort van krachteloosheid over, dan
moeten prikkelende inwrijvingen, b. v. met rum of
brandewijn, worden aangewend; helpt dit nog niet,
dan houdt men het 3 maal daags onder de pomp
en laat het water van eene tamelijke hoogte daarop
neerstorten.
-ocr page 143-
129
Zoolang de patiënt zit, moet er voor geregelde-
ontlasting gezorgd worden, waartoe het gebruik van
den drank onder n°. 16 is aangewezen.
Bij verstuiking in het algemeen, en bij die van
den voet in het bijzonder, bestaat een volksmiddel (\'),
namelijk : het zoogenaamde strijken.
Er zijn eenige menschen die voorgeven, eene ver-
stuiking door strijken onmiddelijk (e kunnen genezen.
Ofschoon nu ook geneeskundigen in het algemeen te-
gen zoogenaamde wondermiddelen zijn ingenomen,
mag ik toch niet tegenspreken, dat ik eenige eenvou-
dige verstuikiugen door dat strijken heb zien genezen.
Ik zou hier geen melding van gemaakt hebben, om-
dat ik als de meeste geneeskundigen in die gevallen
de genezing aan toevallige oorzaken toeschrijf; voor
eenige dagen echter las ik in de Geneeskundige
Courant van 6 December 1868 een opstel van Dr.
Mezger: over voet verstuiking, waarin deze aandoening
beschreven wordt, en de schrijver op ontleedkundige
gronden bewijst, dat verstuiking wel degelijk door
wrijving kan genezen worden. Hierbij moet men
echter in aanmerking nemen, dat het strijken of
wrijven een half uur achtereen moet worden volge-
houden, en wel met den duim of met een vinger
langs de aangedane deeleu, eerst zacht en langzamer*
lumd harder
Ik zou niet aarzelen dit middel bij lichte verstui-
kingen het eerst aan te wenden; ziet men hierna
geen beterschap, dan moeten de bovengenoemde mid-
dclen beproefd worden.
(\') Thans evenwel geen volksmiddel meer; getuige de snelle en
volledige herstelling door de z. g. passieve gymnastiek, alsmede
het straks aan te halen voorbeeld.
6*
-ocr page 144-
130
Beenbreuken.
In liet meer genoemde handboek van Prof. Gross,
in liet Nederduidsch overgebracht door den kundigen
officier van gezondheid J. D. Sachse, leest men in
de algemeene beschouwingen over deze beleediging
het volgende:
„ Indien ik geroepen werd, om onder eede te ver-
„ klaren, welke tak der heelkunde, naar mijn gevoe-
„ len, de meeste bezwaren en moeite oplevert, als
„ men hem met goed gevolg en eervol wenscht uit
„ te oefenen, dan zou ik niet aarzelen te verklaren,
„ dat het de onderhavige is. Ik ken geen gedeelte
„ der heelkundige praktijk, waarvoor eene meer vol-
„ ledige kennis der plaatselijke ontleedkunde, een
„ nauwkeuriger onderscheidingsvermogen, een kalmer
„ oordeel, een rijkere ondervinding of eene grootere
„ mate van waakzaamheid en zorg gevorderd wordt,
„ dan hier; in één woord : er is geene omstandigheid,
„ die eene grootere mate van heelkundige kennis en
„ tact vereischt."
Men zal het bovenstaande lezende de groote
moeielijkheid beseffen, die er voor mij in gelegen is,
dit onderwerp hier te behandelen; de overtuiging
echter, dat verzuimde beenbreuken de lijders voor
altijd onbruikbaar, kreupel of ongelukkig maken,
dat misschien door deze aanwijzing sommigen kunnen
behouden worden, dat men in een boek als dit niet
te vergeefs bij voorkomende gevallen naar eenige
voorlichting zal zoeken, heeft mij doen besluiten, de
meest voorkomende breuken te beschrijven. Ik zal
echter in aanmerking nemen; dat anatomische kennis
van den zeeman niet kan verwacht worden, en dat
-ocr page 145-
131
men aan boord van koopvaardijschepen niet alleen
over weinig hulpmiddelen kan beschikken, maar dal
buitendien een schip in zee al eene zeer ongeschikte
plaats aanbiedt tot liet behandelen van beenbreuken.
Ik herhaal hier, dat van de aanwijzing, in dit boek
vervat, alleen dan mag gebruik gemaakt worden, wan-
neer men in de onmogelijkheid is, geneeskundigen te
raadplegen; dit is niet alleen geldig bij beenbreuken,
maar bij alle in dit werkje behandelde ziekten of
gebreken.
Een beenbreuk ontstaat meest altijd door uitwen-
dig geweld, zeer zeldzaam door spiersamentrekking.
Men noemt haar eenvoudig, wanneer de scheiding
van de beenstukken niet gepaard gaat met belang-
rijke verwonding der omliggende zachte deelen ; samen-
gesteld, wanneer dit wel het geval is en men somtijds
zelfs de gebroken been-uiteinden in de wond kan
zien. Ook kan ze gepaard gaan met ontwrichting,
kan het been op meer plaatsen te gelijk gebroken zijn
en kunnen nog andere toevallen er bijkomen.
De beenderen, die het meest breken, zijn die van
het been, den voor-arm en het sleutelbeen.
Als men in aanmerking neemt, dat de zeelieden,
door hunne werkzaamheden en door de slingerende
beweging van het schip, onophoudelijk aan vallen of
stooten zijn blootgesteld, zal het wel geen verwonde-
ring baren, dat beenbreuken op zee nog al eens
voorkomen.
Ik zal hier in het algemeen de verschijnselen op-
geven bij eenvoudige beenbreuken; doch om het
groote gewicht der zaak bij de behandeling der beeu-
breuken in het bijzonder daarop terug komen.
Er zijn drie verschijnselen, waarop men zich, als
teekenen van het bestaan van eeu beenbreuk, verla-
ten kan.
-ocr page 146-
132
Deze zijn : kraking, misvorming en tegennatuurlijke
beweegbaarheid. Vóór men tot het onderzoek van
den lijder overgaat, overwege men het plaats gehad
hebbende toeval, waardoor men reeds aanwijzing ver-
krijgt van de meerdere of mindere waarschijnlijkheid
van een beenbreuk. Daar het plaats gehad hebbende
ongeval ook, in stede van breuk, ontwrichting kan
veroorzaakt hebben, komt het er op aan, met de
grootste aandacht op de verschijnselen te letten.
Voor ik deze in het bijzonder beschrijf, acht ik het
niet ongepast, omtrent de eerste behandeling eenige
aanwijzing te geven.
Het toeval dat beenbreuk teweeg brengt heeft
meestal op het dek plaats. Treft de breuk den arm,
dan ondersteune men dien door een draagband, maar
is het aan het onderste lid, dan bestaat er groote
moeielijkheid om den lijder beneden te krijgen. Men
beraadslage dus eerst, waar men hem gedurende de
6 tot 10 weken, die hij rust moet houden, zal plaat-
sen; hoe ruimer het lokaal is hoe beter. Ook moet
men in aanmerking nemen, dat men eerst dan, als
de lijder op die plaats is, tot de behandeling kan
overgaan. Men drage hem dus voorzichtig naar de
plaats zijner bestemming; het gebroken been wordt
met zorg ondersteund, waartoe het goed is beide bee-
nen naast elkander te nemen, terwijl een ander sterk
persoon het lichaam draagt. Met de grootste voor-
zichtigheid ontbloot men nu het lid; zitten de klee-
dingstukken strak, dan snijdt men ze door om schok-
ken te voorkomen. Nu ga men tot het onderzoek over.
Misschien heeft men reeds onder het naar beneden
dragen van den patiënt eenige kraking gehoord; is
dit het geval niet, dan plaatst men één e hand boven
en ééne beneden de plaats van de waarschijnlijke
breuk, legt het oor daarop en beweegt de beide han-
-ocr page 147-
133
den zacht in eene tegenovergestelde richting. Is het
kraken hoorbaar, dan heeft men reeds de grootste ze-
kerheid voor het bestaan der breuk. De aard van het
gebrek kan evenwel zoo zijn, dat er geen geluid hoor-
baar is. Vervolgens komt in aanmerking de misvor-
ming; deze doet zich onder verschillende vormen voor
en hangt af van de verplaatsing der beenstukken en
der zwelling ten gevolge van uitgestort bloed. Men
kan echter ook beenbreuk hebben zonder duidelijke
misvorming, wanneer er namelijk weinig of geen ver-
plaatsing is. Eindelijk komt in aanmerking de tegen-
natuurlijke beweegbaarheid : b. v. bij cenigen twijfel
omtrent het al of niet bestaan van een breuk van het
been licht men het op aan den hiel; meestal vertoont
zich dan eene indeuking op de plaats, waar de breuk
zich bevindt; ook bestaat er meestal pijn, die bij de
minste beweging, dus ook bij het onderzoek, toeneemt;
voorts kan men het aangedane deel niet op de ge-
wone wijze bewegen. Eindelijk is het gebroken been
of de arm nooit verlengd, meest altijd eenigzins kor-
ter, \'t welk bij ontwrichting niet altijd het geval is.
Wanneer men nu al deze verschijnselen te samen en
ook afzonderlijk heeft waargenomen, zal het niet
moeielijk zijn tot een besluit te komen.
De beenbreuken worden hersteld door uitrekking,
tegenrekking en het in aanraking brengen der gebro-
kene beenstukken; daarna wordt een doelmatig ver-
band aangelegd. Het verband leggen is wel het
moeielijkste der geheele zaak; want daardoor moeten
de gebrokene beenstukken gedurende eenige weken
onveranderlijk op hunne plaats bevestigd blijven.
Ik heb lang geaarzeld, aan welk soort van verband
ik de voorkeur zou geven, namelijk: het spalk, het
stijfsel- of het gipsverband. Na rijp beraad en na
alle hulpmiddelen en omstandigheden wel in aanmer-
-ocr page 148-
134
king te hebben genomen, geloof ik dat de verbanden,
door mij bij ieder geval afzonderlijk op te geven, hier
het doelmatigst zullen zijn ; want hoe ook ingenomen
met de uitvindingen van lateren tijd en het voortref-
felijke erkennende van het stijfsel verband van Seutin,
het dextrineverband van Velpeau en, wat meer zegt,
het gipsverband van onzen Mathijssen, aarzel ik niet
de spalken aan te bevelen, omdat aan het leggen van
eerstgenoemde verbanden te veel wetenschappelijke
voorwaarden verbonden zijn, en eene vaardigheid wordt
vereischt, die men van niet-heelkundigen inoeielijk
kan verwachten.
Voor ik dit hoofdstuk eindig, zij in het algemeen
nog opgemerkt, dat men bij hevige zwelling niet da-
delijk tot de kunstbewerking moet overgaan, maar
eerst door de aanwending van koude compressen van
Goulardwater moet trachten die zwelling en de pijn
te verminderen.
Breuk van het sleutelbeen.
Het sleutelbeen is gelegen aan het boven voorste
gedeelte van de borstkas, tusschen den schouder en
het borstbeen, boven de eerste rib.
De breuk wordt meestal veroorzaakt door een val
op den schouder of door rechtstreeksch geweld.
De verschijnselen zijn gewoonlijk duidelijk, doordien
het been zeer oppervlakkig ligt. Men gaat met den
vinger langs het been en ontdekt ter plaatse, waar
meestal misvorming bestaat, de breuk. Wanneer men
-ocr page 149-
135
den arm beweegt, hoort men niet zelden kraking. De
lijder kan de hand niet aan liet hoofd brengen. De
breuk is meestal schuins, en de uiteinden kunnen zoo
scherp zijn, dat zij door de huid heen steken.
Zoo als bij alle beenbreuken, is ook hier de hoofd-
zaak, de beenstukken bij elkander te brengen en te
houden. Het eerste is gemakkelijk, maar het laatste
zeer moeielijk; vandaar dat de breuken aan het sleu*
telbeen zelden mooi genezen. Gelukkig echter blijft
het lid bruikbaar, al is het ook genezen met mis-
vorming.
Zooals ik zeide, is het gemakkelijk de beenstukken
bij elkander te brengen. Men neemt daartoe den
arm bij den elleboog en voert hem naar boven, buiten
en achteren, terwijl een helper met de vingers het
gebroken been zooveel mogelijk vereenigt en in den
waren stand brengt, waartoe de vergelijking met den
gezonden schouder noodzakelijk is. De hoofdzaak is
den arm achter* en buitenwaarts te houden; te dien
einde neemt men een kegelvormig, met fijn werk, kaf
of pluksel gevuld kussentje en plaatst dit met het
dikke einde in de okselholte. Aan de achter* en
voorbovenzijde van dit kussentje zit een bandje;
deze bandjes worden over den hals en nek gevoerd
en op den gezonden schouder vastgeknoopt. Even
zoo zitten de bandjes aan het benedeneinde van het
kussen, welke over de borst en den rug gevoerd en
aan de andere zijde vereenigd worden, daardoor blijft
het kussen in den oksel der aangedane zijde bevestigd.
Om nu den arm in den opgegeven stand te houdeu,
neemt men een langen sterken 4 vingers breeden
zwachtel, windt 4 slagen om het middengedeelte
des bovenarms, welke slagen met spelden, doch beter
nog met garen, bevestigd worden; alsdan voert men
den zwachtel in gelijke richting over den rug onder
-ocr page 150-
136
den gezonden arm door over de borst en over den
arm der aangedane zijde, en herhaalt op deze wijze
dezen slag 6 malen; daardoor wordt de arm tegen
het kussen en het lichaam gedrukt, \'t welk der ge-
nezing bevorderlijk is. Om nu het afzakken of ver-
schuiven van den zwachtel te voorkomen, bevestigt
men hem voor en achter aan het in den oksel ge-
plaatste kussen, waartoe het laatste iets breeder moet
zijn, dan de arm.
De zwachtel moet tamelijk sterk worden aangehaald,
doch niet zoo dat hij de ademhaling belemmert.
Uit verband kan ik bij ondervinding aanbevelen,
en heeft dit voor op sommige andere voor die breuk
aangeprezene verbanden, dat het zeer eenvoudig is
en niet het minst de beweging van de gezonde zijde
belemmert.
De lijder heeft ter genezing 5 weken rust noodig,
gedurende welken tijd de voorarm der zieke zijde, in
een rechten hoek gebogen, door een draagband moet
worden ondersteund.
Breuk van het opper-armbeen.
Het opper-armbeen is geplaatst tusscheu den schou-
der en den voorarm. Breuken van dit been komen
dikwijls voor, meest door uitwendig geweld bij uitge-
strekten arm; veeltijds door een val, waarbij men
onwillekeurig om het lichaam te beschermen de han-
den uitstrekt; daardoor wordt wel de val gebroken,
maar de geheele zwaarte van den schok door de
-ocr page 151-
187
armen opgevangen. Eindelijk kan de breuk van het
opper-armbeen veroorzaakt worden door samentrekking
der spieren, zooals door mij is waargenomen ter reede
van Soerabaija, waar mijne hulp werd ingeroepen bij
een matroos, wiens opper-armbeen gebroken was bij
het ballast schieten.
De breuk kan voorkomen in het midden of aan
het einde. In het midden zijn de verschijnselen
duidelijk j men vindt daar misvorming, kraking en
ongewone beweeglijkheid. De breuk aan de uiteinden
kan verwisseld worden met ontwrichting van den
schouder of den elleboog. Men kan echter bij eenige
aandacht de herkenning gemakkelijk maken; vooreerst
kan bij draaijing meestal kraking worden gehoord;
ten tweede verdwijnen de verschijnselen, als het lid
wordt uitgerekt. De breuk van het onder-einde, in
de nabijheid van het elleboogs gewricht, gaat dikwijls
gepaard met hevige pijn en zwelling.
Voordat men tot de herstelling van deze breuk
overgaat, moeten eerst deze verschijnselen worden op-
geheven, waartoe de aanwending van koude omslagen
van Goulard- of zeewater noodzakelijk zijn. Wanneer
hierdoor de zwelling en pijn opgeheven of verminderd
zijn, gaat men tot de herstelling over.
Bij breuken van het opperarmbeen en bij alle an-
dere lange beenderen komen drie zaken in aanmerking,
die de hoofdvoorwaarden uitmaken, waarop de her-
stelling van een gebroken arm berust, namelijk: de
uitrekking, de tegenrekking en het te samenbrengen
der gebrokene beenstukken; hierbij moeten 3 perso-
nen te hulp komen. De tegenrekking dient om den
lijder en het aangedane deel als vast punt te bepalen,
\'t zij men den lijder op eene bank of wel tegen een
stut plaatst. Hij, die voor de tegenrekking is aange-
wezen, heeft niets te doen dan tegenstand te bieden
-ocr page 152-
138
aan den persoon, die de uitrekking doet; dat wil
zeggen : hij moet liet lid zoo bepalen, dat de uitrekker
niet door grootere krachtsaanwending het geheele
lichaam naar zich toehaalt.
Wanneer de uit- en tegenrekking gelijkmatig ge-
schicden, zal de misvorming waarschijnlijk verdwijnen.
Tijdens die bewerking omvat de 3de persoon de
gebrokene einden en voegt ze zoo mogelijk te samen.
Bij een breuk van het opper-armbeen omvat een
helper, die achter den lijder is geplaatst, de borstkas
van den patiënt, en zorgt, dat deze vast zit; de
andere helper trekt aan den arm eerst zacht, vervol-
gens zoo sterk, dat de derde persoon, door betasting
van en vergelijking met den gezonden arm, de over-
tuiging heeft, dat de gebrokene einden goed zijn
samengevoegd.
Het is overbodig te zeggen, dat de verbandstukken
gereed moeten zijn voor men tot de herstelling overgaat.
Alsnu neemt men een linnen of katoenen zwachtel,
ter lengte van 4 of 5 el, en terwijl de positie van
den gebroken arm door de helpers, als boven gezegd
is, bepaald blijft, windt men dien zwachtel om den
gebroken arm, waarbij men hem echter niet te sterk
moet aanhalen, daar men anders de bloedvaten samen-
drukt en zwelling van den voorarm te wachten heeft.
Vervolgens neemt men een lederen of dunne houten
spalk, die met linnen, katoen of dun zeildoek bekleed
is en tusschen den spalk en het bekleedsel met wat-
ten, pluksel of andere zachte stof is opgevuld; deze
spalk wordt gelegd aan de buitenzijde des arms en
moet reiken van den schouder tot even voorbij den
elleboog. "De tweede spalk wordt gelegd aan den
binnenkant en loopt van onder den schouder tot aan
het elleboogsgewricht. Deze spalken worden nu
door banden of zwachtels stevig bevestigd. Den
-ocr page 153-
139
voor-arm ondersteunt men door een draagband, dien
men vervaardigen kan uit een in een driehoek ge-
vouwen handdosk; de voor-arm wordt in liet midden
van den doek gelegd, terwijl de uiteinden voor de borst
naar boven en in den nek worden samengeknoopt.
Men kan den doek nog om den elleboog en arm
met eenige spelden bevestigen.
Eene rust voor 6 weken wordt vereischt.
Breuk van den voor-arm.
De beenderen van den voor-arm zijn het spaakbeen
en de ellepijp, die geplaatst zijn tusschen den opper*
arm en den hand wortel. Zij zijn dunner dan het
opper-armbeen en breken door dezelfde oorzaken, als
bij de breuk van het opper-armbeen zijn opgegeven,
namelijk; door regstreeksch geweld, maar meer nog
•door den tegenslag, zooals dat plaats heeft bij het
vallen, als men de handen vooruit steekt om den val
te breken en alzoo de geheele schok door de armen
opvangt.
Men herkent deze breuk aan den vreemden, hoekigen
stand des voor-arms, aan de kraking, die men geinakke-
lijk kan hooren, bij draaing der hand, door de onmogc-
lijkheid den arm voor- of achterover te kantelen, en
eindelijk door de pijn. De beenderen van den voor-arm
liggen tamelijk oppervlakkig, zoodat de samenvoeging
der gebrokene einden niet moeielijk is. Het grootste
bezwaar bestaat echter, de herstelde beenstukken
in hunne plaatsing te behouden, want, zooals boven
-ocr page 154-
140
is aangemerkt, het. zijn twee naast elkander liggende
beenderen. Tusschen deze beenderen is eenige ruimte,
en nu hebben de gebrokene beenstukken altijd neiging
zicli naar die ruimte te verplaatsen j daardoor verkrijgt
men onvolledige genezing, waardoor de bruikbaarheid
van het lid wordt verminderd. De hoofdzaak is dus
dit geval te voorkomen. Nu gebeurt het meestal,
dat de beide beenderen niet op dezelfde hoogte ge-
broken zijn; de oorzaak daarvan ligt in den ontleed-
kundigen vorm der beenderen ; want op de eene plaats
is de ellepijp en op de andere plaats liet spaakbeen
dikker. Ook kan slechts één der beenderen gebroken
zijn ; \'t welk dan veelal het spaakbeen is, omdat dit
veel dunner is en daardoor minder tegenstand biedt,
dan de ellepijp ; in elk geval moet men zorg dragen,
dat de gebroken einden zich niet neigen naar de
ruimte, die gelegen is tusschen de twee beenderen.
De kans van goede genezing van deze beenbreuken
is niet zoo gunstig, als bij de breuk van het opper»
armbeen, omdat men daar slechts met één been en
met geen tusschenbeenige ruimte te doen heeft.
Nadat de vereeniging der gebroken beenstukken
door uit- en tegenrekking, zoo als dit bij de behan-
deling van het opperarmbeen is opgegeven, heeft
plaats gehad, legt men een trapsgewijs gevouwen
stuk linnen, ook genaamd gegradueerde compres, aan.
Men vervaardigt dit uit een vierkant stuk linnen,
hetwelk de lengte moet hebben van den vouw des
elleboogs tot de handwortel; dit wordt nu trapsgewijs
gevouwen; de onderste vouw moet zeer smal zijn en
langzamerhand breeder worden. Terwijl nu de uit-
en tegenrekking blijft volhouden, om de gebrokene
beeneinden in hunne plaatsing te houden, wordt de
compres gelegd aan het binnenste breedste gedeelte
des voorarnis, en wel van het midden van den vouw
-ocr page 155-
141
des elleboogs tot even voorbij den pols; het onderste
smalste gedeelte van het compres ligt op de huid.
Een dergelijk compres wordt geplaatst aan de tegen-
overgestelde zijde; daarover worden spalken gelegd;
de eene reikende van den vouw des elleboogs tot
aan de binnenhand, het andere daar tegenover van
den elleboog tot den rug der hand. Deze spalken,
die dus over de compressen loopen, worden door ban-
den of zwachtels stevig bevestigd.
Bij het leggen van het verband is het noodzakelijk
te zorgen, dat de duim naar boven gericht zij, zoodat
de arm geplaatst is tussclien voor- en achteroverkan -
teling.
De aldus verbondene arm wordt in een draagband
gehangen, zooals bij de breuk van het opperarmbeen
is opgegeven; den lijder wordt 6 weken rust gegeven.
Wanneer slechts één der beenderen gebroken is, moet
op dezelfde wijze gehandeld worden.
Breuk der ribben.
Men kan de ribben beschouwen als beenige veer-
krachtige bogen. Zij hebben eene buigzaamheid als
men bij geen ander been aantreft; hare bewegingen
zijn echter zeer beperkt, namelijk alleen bij het in-
en uitademen. Ze kunnen breken door den * val van
een zwaar lichaam op\' de borst, door het beklemd ra-
ken tusschen twee voorwerpen, door een val of stoot
en andere uitwendige oorzaken.
De middelste ribben breken het meest; de oorzaak
-ocr page 156-
142
daarvan is, dat de bovenste meer beschermd worden
door het sleutelbeen, het schouderblad en dikke spie-
ren, en de onderste, kort, meer beweegbaar, gemakke-
lijker voor aandrang kunnen wijken.
Daar de ribben mede geplaatst zijn ter bescherming
van het hart en de longen, gaan niet zelden bel eed i-
ging van die edele deelen met de ribbebreuk gepaard;
ook kunnen er verscheidene ribben te gelijk gebro-
ken zijn.
Het is niet altijd gemakkelijk, de breuk der rihben
te herkennen; vooral bij vette, personen levert dit
eenige moeielijkheid op. Men lette dus wel op de
voorafgegane oorzaak.
De pijn is meestal op de phats van de breuk he-
vig, en neemt bij het ademhalen, maar vooral bij
\'noesten, toe.
Bij de betasting ontdekt men somtijds op de plaats
der breuk kraking en voelt de lijder meer pijn.
Over de breuken, die samengesteld zijn met ver-
wonding van het hart of de longen, door ingedrongen
beenstukken, zal ik hier niet spreken; die gevallen
zijn zeer gevaarlijk en kunnen moeielijk aan boord
behandeld worden. Gelukkig komen ze hoogst zeld-
zaam voor. Meermalen gebeurt het echter, dat een
der gebroken ribben door de huid heen steekt en,
hoewel dit toeval nu minder gunstig is, kan het toch
aan boord met goed gevolg behandeld worden.
Wanneer men te doen heeft met de breuk van eene
of meer ribben, zonder verplaatsing der gebroken
einden naar binnen of buiten, hetwelk bij breuken
der ribben meestal het geval is, kan men een zeer
eenvoudig verband aanleggen.
Men neemt namelijk een bed- of tafellaken, vouwt
dit, naar mate der breedte, 8 of 4 malen samen en
doet het als lijfverband tamelijk stijf om de borst;
-ocr page 157-
143
men zorgt zoo weinig mogelijk plooien te maken en
verzekert het eind met spelden of garen. Om het
afzakken te voorkomen, kan men een paar schouder-
banden aanleggen.
Wanneer er beenstukken uitsteken, legt men
daarop een tamelijk dik linnen comprcs, hetwelk zoo
moet worden aangebracht, dat de drukking het zicht*
bare suk eene neiging naar binnen in de richting
van het andere gebroken einde geeft.
Het spreekt van zelf, dat bloed of andere vreemde
lichamen eerst behoorlijk moeten worden weggewas-
schen. Daarna wordt het bovengenoemde lijfverband
aangelegd, \'t welk van 4 tot 6 weken moet blijven
liggen.
Breuk van het dijbeen.
In de 5 reizen, die ik naar Oost-Indië deed, kwam
bij ons nooit een breuk der dij voor j ik kan dus
bij ondervinding niet zeggen, aan welk van de talloos
opgegevene verbanden ik de voorkeur zou geven.
In mijn practijk aan wal ben ik meermalen in de
gelegenheid geweest dat gebrek te behandelen, maar
de hier gebruikte en dikwijls zeer samengestelde ver-
banden zijn misschien ook wel van toepassing aan
boord van koopvaardijschepen ; de aanwending daarvan
is echter hoogst moeielijk en zonder dokter niet aan
te bevelen. Intusschen zal ik, de hulpmiddelen aan
boord in aanmerking nemende, opgeven wat men voU
gens mijn oordeel kan beproeven; de voorspelling van
-ocr page 158-
14,4
goede herstelling blijft echter altijd twijfelachtig, zelfs
al wordt de lijder door ervaren heelkundigen behandeld.
Gebeurt het ongeluk dicht bij wal, of heeft men
gelegenheid den lijder af te zetten, dan is het aan
wal brengen altijd raadzaam.
Voor de breuk van het dijbeen, gelegen tusschen
het bekken en de knie, is een betrekkelijk groot
uitwendig geweld noodig. Het breekt aan het mid-
den, het onder- doch meestal aan het boveneinde,
iets boven het midden ; alleen bij oude lieden breekt
het somtijds aan den hals of het boveneinde.
Buiten de gewone verschijnselen, die met beenbreuk
vergezeld gaan, kenmerkt zich deze breuk door groote
misvorming en verkorting.
Voor men tot de behandeling van deze beenbreuk
overgaat, is het noodzakelijk eene goede ligplaats voor
den lijder gereed te hebben; daarvan hangt veel af.
Evenzoo moet de plaatsing van den lijder zoo zijn
ingericht, dat de darm-ontlasting kan plaats hebben,
zonder dat het gebroken been in beweging komt.
Ik besef, dat deze voorwaarden aan boord hoogst
moeielijk kunnen worden vervuld, maar zij zijn de
eenige, waarop een goede genezing bejust.
De talrijke verbanden, voor deze breuk opgegeven,
kunnen tot drie soorten worden teruggebracht, na-
melijk:
1°. De aanhoudende uitstrekking.
2°. Het zweeftoestel en
3°. De halfgebogene plaatsing.
Men zou van deze verschillende methoden meer
dan 100 verscheidenheden kunnen opnoemen, en dit
bewijst alleen, dat er voor dit gebrek geen verband
bestaat, waarvan men met zekerheid een goeden afloop
voorspellen kan. Wanneer dit geldig is ook daar,
waar dit gebrek door geneeskundigen wordt behan-
-ocr page 159-
145
deld, zal men van mij niet vergen, dat ik een samen-
gesteld verband zal aanbevelen, maar wil ik liever
eene eenvoudige raadgeving aan de hand doen, met
het oogmerk om groote misvorming en volstrekte
onbruikbaarheid van het lid te voorkomen.
Gelijk ik reeds boven aanmerkte, is een groot
uitwendig geweld noodig om deze breuk te veroor-
zaken. Hoe dikwijls echter staat de zeeman er nan
bloot, uit het wand of van de ra op het dek te
vallen, en zulk een val is meer dan voldoende om
breuk van het dijbeen te veroorzaken. Men herkent
deze breuk aan de plaats waar ze voorkomt, die
pijnlijk, misvormd, eenigzins naar buiten bol en naar
binnen hol is; bovendien is het beleed igde been
eenige duimen korter, dan het gezonde. Een zeker
onderscheid tusschen ontwrichting en breuk bestaat
hierin, dat men bij matige uitrekking, indien het
ontwricht is, niets wint, bij breuk daarentegen al
dadelijk een gedeelte der verkorting kan opheffen.
Is men evenwel nog onzeker, of men ook met
ontwrichting te doen heeft, dan sla men het hoofd•
stuk in dit boek op, waar over ontwrichting gehan-
deld wordt en de daaraan verbonden verschijnselen be-
schreven zijn.
Is men nu van het bestaan der breuk overtuigd, dan
brengt men den lijder eerst voorzichtig naar beneden; is
er ruimte, dan legt men hem in eene bevorens gereed
gemaakte kot, dat aan beide zijden toegankelijk is.
Vervolgens wordt de uit- en tegenrekking en samen-
voeging bewerkstelligd: het been wordt eerst lang-
zaam, vervolgens sterker uitgerekt, tot dat vorm en
lengte met het gezonde been overeenkomen. Alsnu
worden 4 goed bekleede spalken aangelegd, een aan
de binnen, een aan de buiten-, een aan de voor- en
een aan de achterzijde, en die allen door middel van
-ocr page 160-
146
een stevigen zwachtel of door banden goed bevestigd.
Terwijl men dit verband legt, wordt de uit- en te-
genrekking volgehouden; ook moet men zorgen, dat
de spalken gelijkmatig omwoeld of gevoerd zijn en
niet al te stijf worden aangehaald. Kon men nu het
been gedurende 2 maanden m deze positie houden,
dan had men veel kans op volledige genezing; daar
dit echter niet mogelijk is, raad ik het volgende,
reeds door de oude schrijvers aangeprezene, toestel
aan, evenwel met eenige wijziging.
Men vervaardigt uit 3 stevige planken een drie-
hoek; de voorste en achterste plank, groot plusminus
3/4 Ned. el en breed V2 Ned. el, de onderste plank-
breed en lang 7= Ned. el. De voorste en achterste
plank worden van boven vereenigd en hunne onder-
einden aan den voor- en achterrand der grondplank
bevestigd; daardoor krijgt men een dubbel hellend
vlak. Over den bovenkant wordt een zacht kussen
gelegd, daarover wordt het been van den lijder in de
knie gebogen; aan de voorvlakte wordt het been op
het vlak geplaatst tusschen 2 met gaatjes voorziene
klossen. Het been, dat even boven den enkel tus-
schen de klossen ligt, wordt door een band daartus-
schen bevestigd; evenzoo kan men op de achtervlakte
2 klossen hebben om de dij onbeweegbaarder te be-
vestigen op het achtervlak. De klossen moeten reeds
te voren zijn aangebracht, en van achteren zoo ver
van elkander verwijderd zijn, dat zij de dij kunnen
bevatten. Om beweging te voorkomen, wordt de
tusschenruimte zooveel mogelijk opgevuld; het ge-
heele werktuig wordt onbeweegbaar aan de kooiplank
of onderlaag bevestigd. Moet de lijder stoelgang heb-
ben, dan buigt hij het gezonde been in de knie,
zet den voet plat op het bed en licht zich door
middel van dien voet zoo ver op, dat de ondersteek
-ocr page 161-
147
kan worden aangebracht. De kooi moet overigens
zoo worden voorzien, dat de lijder bij onstuimige zee
niet kan kantelen of verschuiven.
Ter genezing van deze beenbreuk wordt eene rust
van 2 maanden vereischt.
Breuk van de knieschijf.
Dit been ligt aan de voorvlakte der knie, tusschen
het dij- en scheenbeen; het is plat en rondachtig en
beschut het kniegewricht.
De breuk van dit been komt niet zoo dikwijls
voor; zij kan door tweeërlei oorzaken ontstaan, na-
meiijk: door spiersamentrekking en door uitwendig
geweld, In het eerste geval is de scheiding dwarsch,
in het tweede nagenoeg altijd schuinsch of loodregt.
De verschijnselen van de dwarsche breuk der knie-
schijf zijn duidelijk; de lijder kan niet gaan, want hij
is niet in staat het been uit te strekken, de knie is
misvormd; bij de dwarsche breuk wordt het bovenste
stuk door de uitstrekspieren op het voorste gedeelte
van de dij getrokken, het onderste stuk blijft op
zijne plaats en zit meestal vast; de voorvlakte der
knie is plat, en door het lid uit te strekken kan men
het bovenste stuk op zijne plaats terug brengen. Is
de breuk schuinsch of loodrecht, dan zijn de ver-
schijnselen minder duidelijk, doch de voorafgegane
oorzaak, de gestoorde beweging en .de pijn zullen bij
zorgvuldig onderzoek de herkenning gemakkelijk
maken.
-ocr page 162-
148
Als er belangrijke zwelling is, moet men eerst de
ontstekings-verschijnselen bestrijden; hiertoe bezigt
men kompressen nat gemaakt met Goulard-water;
treedt de zwelling in nadat het verband gelegd is,
ook dan houdt men het gewricht goed nat met Gou-
lard-water en tracht op die wijze de ontsteking te
matigen : gelukt dit niet, \'t geen men herkend aan
de meerdere pijn en zwelling, dat is men verplicht
het verband los te. maken en de aanwending van
koude kompressen zoo lang vol te houden, tot de
pijn en zwelling geweken zijn.
Zooals bij alle beenbreuken, is ook hier aange-
wezen, de beenstukken bij elkander te brengen en te
houden.
Malgaignk gebruikt hiervoor haken ; deze worden
door de zachte deelen ingevoerd en omvatten de ge-
brokene stukken van boven en van onderen. Ik durf
echter deze wijze van handelen aan boord niet aan
te bevelen, maar stel het volgende verband voor:
Eene uitgestrekte houding van het been doet de
stukken, vooral bij de dwarsche breuk, aan elkander
naderen; deze positie moet tot de volslagene gene-
zing onderhouden worden; men vervaardigt dus eene
smalle plank ter lengte van het geheele been, dat is:
van het ondereinde der bil tot aan den voet. Aan
dat gedeelte der plank of spalk, \'t welk aan den
voet komt, wordt een dwarsplank gespijkerd ter lengte
van 3 voeten en waarvan de eene helft boven en de
andere beneden is; hierdoor verkrijgt men een vast-
staand hellend vlak, waarop het been gelegd en be-
vestigd wordt; de beenstukken kunnen nu gemakkelijk
bij elkander worden gebracht. Zoowel bij de dwarsche
als bij de schuiiische breuk bevestigt men de been-
stukken door kleefpleister-strooken en legt om het
kniegewrieht een eenvoudig cijfer-acht-verband; de
-ocr page 163-
149
plank moet 7,00 aan de kooi en aan het lijdende
been bevestigd zijn, dat zij onbeweeglijk is.
Met de 4deweek kan men het been van de spalk
ontdoen en kleine bewegingen toelaten, maar men
moet 3 maanden wachten om op de gewone wijze te
loopen, omdat door een te vroegtijdig gebruik de
band, waardoor de beenstukken vereenigd zijn, zal
rekken, en hierdoor de bewegingen van het gewricht
zouden verhinderd worden.
Breuk van het been.
Evenals bij den arm, bestaat ook het been uit 2
beenderen, namelijk het kuit- en het scheenbeen. Dt;
breuk dier beenderen komt veel voor, ieder afzonder-
lijk of ook beiden te gelijk.
Wanneer slechts een der beenen gebroken is, dient
het niet gebroken been als natuurlijke spalk en is de
kans op goede genezing zeer groot; de herkenning is
vrij gemakkelijk, vooral omdat de breuk meestal
plaats heeft onder de kuit, waar men dus in het on-
derzoek niet gehinderd wordt door dikke spieren;
overigens zijn de voorafgegane oorzaak, de pijn, on-
bruikbaarheid, knitsering en somtijds wanstaltigheid
teekenen genoeg om beenbreuk te onderkennen. Het
gebeurt echter dikwijls, dat er volledige beenbreuk
bestaat, zonder dat er eenige verplaatsing is. In dat
geval wachte men zich door te veel te doen verplaat-
sing op te wekken. Is er verplaatsing, dan moeten
eerst uit- en tegenrekking aangewend worden, om sa-
-ocr page 164-
150
menvoeging der gebrokenc stukken te verkrijgen, vóór
men het verband legt. Men houdt de uit- en tegen-
rekkinir zoolang aan, tot de stand van het gebroken
been aan het gezonde gelijk is.
Het verband is zeer eenvoudig; terwijl de uit-
en tegenrekking plaats heeft, wordt een lange zwach-
tel om het geheele been gewonden, van de toonen
tot over den wreef van den voet en om den hiel, en
verder naar boven tot aan de knie. Ten einde de
zwachtel glad moge liggen, moeten er bij de glooing
der kuit eenige omslagen ingelegd worden, iets, wat
minder gemakkelijk te beschrijven, doch zeker door
den een of ander wel eens gezien, is. Vervolgens
worden ter weerszijde van de breuk zachte, tamelijk
lange en dikke compressen geplaatst; daarover komen
een paar dunne spalken, die door banden of zwachtels
bevestigd worden. Daar het been 6 weken in een
volstrekte rust moet zijn, plaatst men het in eenc
vooraf vervaardigde lade, waarin juist liet been past;
de holten tusschen het been en de binnenwanden der
lade worden met zachte stof opgevuld, en wel zoo,
dat het been en die stof de lade geheel vullen; de
lade zelve wordt aan de kooi als ook om het been
door een paar banden bevestigd. Verder verwijs ik
in dezen naar het hoofdstuk : beenbreuken in het al-
gemeen.
Breuken.
Liesbreuken.
Deze gebreken komen aan boord dikwijls voor, en
daar er altijd gevaar voor beklemming is, ware het
-ocr page 165-
151
wenschelijk dat zeeelieden, aan dat gebrek lijdende,
zich uitsluitend verhuurden aan boord van schepen,
die van doctors voorzien zijn; want bij wezenlijke
bekjemming kan in den regel niets dan de operatie
(de breuksnijding) het leven redden, Men kan echter
on reis een breuk krijgen: de aanleidingen daartoe
zijn voor den minderen schepeling zeer menigvuldig.
De oorzaak van het ontstaan van een breuk is o. a.
een sterke samentrekking van het middenrif; daar-
door worden de ingewanden sterk tegen den buikwand
gedrukt. Dit geval doet zich juist voor bij de werk-
zaamheden van den matroos, namelijk : bij het reven,
roeien en halen.
Om een breuk goed te kunnen behandelen, dient
men eenig begrip van dat gebrek te hebben; ik zal
daarom trachten den lezer hiervan eenig denkbeeld
te geven.
Men noemt het gebrek een breuk, wanneer door
de bovengenoemde of andere oorzaken de ingewanden
uit de buikholte gedreven zijn door eene bestaande
opening, of door eene opening, die zich door den
schok heeft gevormd; er bevinden zich dus een ge-
deelte der buiks-ingewanden van hunne plaats. Naar-
mate nu de opening, waardoor die ingewanden gegaan
zijn, groot of klein is, doet zich de breuk grooter of
kleiner voor. Ze kan ter grootte eener noot en
in de lies zichtbaar zijn; maar er kunnen ook zooveel
ingewanden zijn uitgezakt, dat de balzak daarmede
gevuld en deze den omvang van een kinderhoofd heeft.
De verschillende soorten van breuken zal ik hier
niet beschrijven, maar mij liever bezighouden met op
te geven, hoe die gebreken moeten worden behandeld.
De hoofdzaak is, de ingewanden in de buikholte terug
te brengen en terug te houden; aan dit laatste vol-
doet een goede band. Lijders die reeds lang breuken
-ocr page 166-
152
hebben zijn wel zoo deugdelijk overtuigd van het nut
van een goeden band, dat zij zich daarvan vóór de
reis voorzien.
Of de breuk groot of klein is, men moet steeds
niet opmerkzaamheid aan het gebrek denken.
Bij het naar kooi gaan kan de band worden afge-
legd, doch bij het opstaan moet hij dadelijk weer
worden aangelegd. Terwijl de band af is, wassche
men nu en dan de plaatsen van de huid waar eenige
drukking voorkomt met enkel water of water uiet
brandewijn of jenever; daardoor versterkt men de huid
en voorkomt men die lastige ontvelling, welke bij
menschen die veel zweeten, en vooral in warme lan-
den, zich voordoet.
Wanneer het gebrek zichtbaar is, noemt men dit
het „ uitzijn" van de breuk. Zoodra men merkt dat
de breuk „ uit is," gaat men naar beneden, legt zich
op den rug met een paar kussens onder het hoofd
en trekt de beenen op, zoodat men ligt met gebogen
knieën. In deze positie is de buikwand het meest
ontspannen; alsnu drukt men het gezwel zacht en
langzaam in de richting van het kanaal, waardoor het
is uitgetreden. Zit het in de lies, dan geschiedt de
drukking naar achteren, eenigzins schuins naar boven.
Bij groote zakbreuken moet men niet trachten den
geheelen inhoud in eens terug te brengen, maar be-
proeft men zulks bij gedeelten te doen. Wanneer
men er spoedig bij is, zal meestal op deze wijze de
inbrenging gelukken.
Het terugtreden der breuk herkent men aan een
hoorbaar geluid en voornamelijk aan het verdwijnen
van het gezwel. Is op deze wijze de breuk niet naar
binnen te brengen, dan bestaat er gevaar van beklem*
ui ing, dat wil zeggen: de uitgetreden deelen worden
beklemd door de opening, waardoor zij zijn uitgezakt,
-ocr page 167-
153
of wel de uitgezakte darmen omwoelen en beklemmen
zich zelven, of ook de darmen zijn met drekstoffen
overvuld, waardoor ze niet kunnen worden terugge-
bracht. Dit laatste komt het meest voor bij groote,
oude breuken. Zij kunnen lang bestaan vóór er zich
ontstekingsverschijnselen bijvoegen. Breuken die be-
klemd raken zijn meestal van ouden datum; breuken
die nog niet lang bestaan hebben beklemmen zelden.
Wanneer men, volgens de opgegeven wijze, eenige
malen beproefd heeft de breuk naar binnen te bren-
gen en dit niet gelukt, stake men de verdere pogin-
gen; daar men in dit geval door te groote prikke-
ling de pijn en zwelling zal vermeerden. Men laat
den lijder in bovengenoemde positie liggen, en be-
dekt het gezwel met koude compressen, bevochtigd
met Goulardwater, welke telkens moeten ververscht
worden. Na verloop van drie uren, beproeft men op
nieuw de breuk binnen te brengen ; gelukt het ook
nu niet, dan wendt men een sterk lavement aan, be-
staande uit 3 ons ricinus-olie en 3 ons zeepsop; overi-
gens gaat men met de koude compressen voort en neemt
na verloop van een paar uren op nieuw de proef. Als
de breuk groot is, vat men deze met beide handen en
drukt haar eerst zacht, vervolgens sterker te samen,
om zoodoende gassoorten en drekstoffen langzamerhand
te verwijderen. Wanneer men dus handelende bc-
merkt, dat de omvang der breuk vermindert, gaat men
op dezelfde wijze voort. De verschijnselen van bc-
klemming zijn in het kort de volgende: Zij ontstaan
meestal plotseling bij sterke spierinspanning, b. v. bij
springen, hoesten, tillen enz.; de plaats bij de breuk
wordt gevoelig; die gevoeligheid deelt zich spoedig
aan den geheelen onderbuik mede; de lijder wordt
rusteloos, de pols menigvuldig; er komt hoofdpijn
met opgezet gelaat en veel dorst; langzamerhand
-ocr page 168-
154
wordt de lijder misselijk en braakt, eerst den inhoud
van de maag, vervolgens drekstoffen; dit laatste is
reeds een gevaarlijk verschijnsel. Is er bij aanraking
van de breuk veel pijn, dan moet men, buiten het-
geen hierboven reeds vermeld is, op en rondom het
breukgezwel eenige bloedzuigers plaatsen en de ope*
ningen door middel van eene warme pap goed doen
nabloeden. Is er gelegenheid, dan plaatst men den
lijder in een goed warm bad en beproeft alsdan op
nieuw de breuk op de wijze, als boven beschreven is,
in te brengen. Mislukt ook dit, dan geeft men den
patiënt ll/.2 grein acetas Morphii, vermengd met 1
dragma suiker, tot 6 poeders, om het \'ƒ, uur 1 poeder.
Het is meermalen gebeurd, dat na veel vergeefsche
pogingen de breuk na een paar uren slapens van
zelf inging.
Vroeger gebruikte men lavementen van aftreksel van
tabak en oplossingen van tartarus erneticus; doch
deze middelen zijn, even als laxeermiddelen, inwendig
toegediend, af te keuren. De amerikaansche professor
Samuel D. Guoss, over beklemde breuken sprekende,
zegt het volgende:
„ De handelwijze, die ik volg, wanneer ik bij een
„ lijder aan beklemde breuk geroepen word, is zeer
„ gemakkelijk en eenvoudig. In de eerste plaats
„ wordt de lijder geheel onder den invloed van chlo-
„ roform gebracht. Vervolgens wordt het gezwel ge-
„ heel in de hand genomen en dan zacht en aanhou-
„ dend gedrukt; niet gedreven, gekneusd of met ruk-
„ ken en stooten geknepen. Door het volgen en ge-
„ duldig voortzetten dezer eenvoudige wijze, ben ik
„ overtuigd, dat nagenoeg elke breuk, hoezeer ook be-
„ klemd, zonder gevaar en met eenigen spoed kan
„ worden teruggebracht."
Daar er echter geen chloroform aan boord is, komt
-ocr page 169-
155
hiervoor de morphine in de plaats. Men kan dus, na
den lijder op bovengenoemde wijze morphine te heb-
ben toegediend, de herstelling op de wijze van pro-
fessor Geoss beproeven (\').
Al de hierboven opgegevene middelen moeten met
bedaardheid en zonder overhaasting worden aangewend;
helpt het eene niet, wellicht helpt het andere; is al-
les te vergeefsch, dan is de breuksnijding aangewe-
zen. Deze operatie is echter zoo gewichtig, dat zij
alleen aan den heelmeester kan worden toevertrouwd.
In enkele gevallen verettert het gezwel en vormt zich
een tegennatuurlijken aars; meestal echter sterft de
lijder aan koudvuur. In dit geval houdt de piju
plotseling op en hoopt de patiënt op herstel, om
spoedig daarna te sterven.
Er is nog eene soort van breuken, die men niet
terug te brengen breuken noemt; deze zijn meestal
oud en door aangroeiing of verdikking der wanden
of otnkleedselen ontstaan.
Wonden.
Met de verschillende verdeelingen en namen der
verwondingen zal ik mij niet bezighouden; het zij
(\') Met de toediening van morphine uiuet de leek echter altijd zeer
voorzichtig zijn, dewijl sommige gestellen ecu hooge gevoeligheid heb-
hen voor slaapwekkende middelen, en deze bovendien veelal brekingen
opwekken, welke in dit geval vast niet verkieslijk zijn. Het best is,
met zeer geringe giften, b. v. \'/„ grein, te beginnen, en die gift na
een paar uur telkens te herhalen.
-ocr page 170-
156
hier voldoende te weten, dat men onder den alge-
meenen naam van wond verstaat die beleediging, welke
wordt toegebracht door scherpe, stompe of puntige
werktuigen, of ook door kogels, ten gevolge waarvan
men krijgt: gesnedene, gekneusde of geschotene won-
den. Men zou de wonden ook kunnen verdeelen in
die, welke door ongeluk of moedwil worden toege-
bracht; voor beide soorten doet zich aan boord meer-
malen de gelegenheid voor.
Het eerst waaraan men bij wonden moet denken
is het tegengaan der bloeding, de verwijdering van
het werktuig dat de beleediging toebracht, en het
voorkomen van nabloeding.
Gesnedene tornden.
Deze worden toegebracht door een scherp werktuig;
de snede kan onbeduidend, maar ook hoogst gevaar-
lijk zijn. Deze wonden hebben overigens dit met el-
kander gemeen, dat ze bloeding en pijn veroorzaken,
en dat de huid, weinig of veel gekliefd, zich terug
trekt, waardoor de wondranden van elkander wijken.
De gevaarlijkheid der wond hangt af van de plaats,
waar zij voorkomt, van hare uitgebreidheid en van
het doorsnijden van bloedvaten.
Bij de behandeling zorgt men eerst de bloeding
tegen te gaan. [Jskoud water is voldoende om zter
kleine bloedvaatjes te doen samentrekken, waarna de
bloeding spoedig ophoudt; helpt dit echter niet en is
de wond aan een der ledematen en de bloeding zoo
sterk dat men voor flauwte vreest, dan bindt men
boven en onder de wond een sterkeu doch zachten
doek en haalt dien zoo vast aan, dat de bloeding op-
houdt; alsdan gaat men tot het zuiveren der wond
over. Al wat vreemd is wordt er uitgehaald; het
-ocr page 171-
157
minste haartje of pluisje werkt nadeelig; men spoelt
dus de wond met zuiver water goed af. De zaak is
nu, de wondranden bij elkander te brengen en te
houden, en hiertoe bezitten wij in de kleefpleister een
goed middel. Hoe beter de wondranden bij elkander
zijn gebracht, hoe meer kans men heeft op goede ge-
nezing; tevens voorkomt men hierdoor ook bloeding,
want de banden, die in tijd van nood boven en be-
neden de wond gelegd zijn, moeten zoo spoedig mo-
gelijk worden weggenomen. Nadat nu de huid goed
is afgedroogd, knipt men kleefpleisterstrooken, ter
breedte van l tot 2 dm., en wel uit de lengte van
het stuk, waardoor de strook minder aan rekking on-
derhevig is. De pleister wordt nu eerst verwarmd en
vervolgens vér boven of beneden de wond aan de
huid gehecht. Door middel van de pleister trekt
men nu de huid naar den anderen wondrand, terwijl
een helper de wondranden samenvoegt. Men kan dit
doel ook bereiken door te gelijk een 2de strook van
de tegenovergestelde zijde op dezelfde wijze aan te
leggen. De hoeveelheid en breedte der strooken han-
gen af van de lengte der wond. Men behoeft, om
het verband te leggen, niet te wachten tot de bloe-
ding ophoudt; want dikwijls zal door de goede sa-
menvoeging der wondranden de bloeding ophouden.
Tusschen de strooken moet men op de wond eenige
openingen laten, om het uitvloeien van stoffen moge-
lijk te maken; ook moeten de strooken, als de wond
aan een der ledematen is, het been of den arm niet
geheel omspannen, omdat men daardoor den bloeds-
omloop, die vooral voor de genezing noodzakelijk is,
zou stremmen. Wanneer de wond goed gezuiverd en
het verband goed gelegd is, kan men de genezing
aan de natuur overlaten. Mocht er te veel ettering
ontstaan, dan verwijdert men de kleefpleisterstrooken
-ocr page 172-
158
(want na verloop van eenige dagen behoeft men iuin-
der vrees voor bloedvloeing te hebben) en behandelt
de wond eenvoudig door er zuivere compressen met
koud water op te leggen. Is de wond zeer pijnlijk,
dan legt men er een verzachtende pap op.
Gestoken wonden.
Deze wonden worden toegebracht door spijkers,
houtsplinters, messen, dolken, naalden of andere pun-
tige voorwerpen.
                                  /
Men kan nagaan, dat er een groot verschil in de
richting en den aard dezer wonden kan bestaan, als
men zich herinnert, dat een bajonet\' eu een spelden-
steek beide eene gestoken wond vormen. In het al-
gemeen zijn de gestoken wonden zeer pijnlijk, zoo
zelfs, dat zij niet zelden, vooral in warme gewesten,
regtstijvigheid (verstijvingskramp) verwekken
Bloedvliet komt weinig voor, tenzij een groot
bloedvat is getroffen; de bloeding is dan zeer gevaar-
lijk, omdat men zeldzaam de bloedvliet door de ge-
wone middelen kan stelpen; ook voegt zich bij deze
wonden dikwijls ontsteking en roos.
Het eerste, wat bij gestoken wonden te doen staat,
is het voorwerp, den splinter, de naald, of wat liet
ook zij, er uit te halen. Is de splinter diep inge-
drongen en kan men hem er niet uithalen, dan ver-
wijdt men de buitenste opening zoo ver, dat men het
voorwerp met de vingers of een instrumentje vatten
kan; want wacht men hiermede, dan ontstaat er zwel-
ling en wordt het uithalen onmogelijk. Blijft het
voorwerp in de huid zitten, dan heeft men het ergste,
wellicht den dood, te vreezen. Mocht de bloedvliet
groot zijn, dan beproeft men drukking boven eu be>
neden de wond, om daardoor het vat, waardoor het
-ocr page 173-
159
bloed verloren gaat, te sluiten. Om de opvolgende
hevige pijn te voorkomen, is het goed de wond met
in warm water gedrenkte flanellen lappen te bedek-
ken. Is de pijn hevig, dan geeft uien 1 grein acetas
inorphii met 1 drachma suiker, goed dooreen geroerd,
tot 4 poeders gemaakt, waarvan men om het uur 1
poeder laat gebruiken.
Gekneusde wonden.
Deze wonden worden door stompe voorwerpen toege-
bracht, maar kunnen ook ontstaan door vallen en stoo-
ten. Zij kunnen in aard verschillen, van lichte kneu-
zing tot verbrijzeling toe; de kans van genezing hangt
dus geheel af van den aard der kwetsuur. Eene bij-
zonderheid bij deze wonden is, dat soms bij belangrijke
kneuzing weinig pijn en zelden bloedverlies ontstaat;
de pijn echter komt altijd later, namelijk als de ont-
steking intreedt. De weinige bloeding is toe te schrij-
ven aan het feit, dat de vaten door de kneuzing ver-
lamd zijn, ten gevolge waarvan het bloed stolt; er
kan zich echter later belangrijke bloeding voordoen,
welke alsdan op de wijze als in de vorige hoofdstuk-
ken is opgegeven moet worden behandeld, namelijk
door koude omslagen of drukking. Meestal echter
stort zich het bloed onder de huid uit, b. v. wanneer,
bij eene vechtpartij, iemand een vuistslag op het oog
krijgt. Hier volgt eene gekneusde wond met uitstor-
ting onder de huid.
Wat betreft de verdere behandeling dezer wonden,
tracht men, even als bij de gesnedene, de wondran-
den, zoo die er zijn, nauwkeurig te vereenigen, waar-
toe men, als bij de gesnedene wonden is opgegeven,
kleefpleisterstrooken moet aanleggen. De strooken
moeten echter hier de wond minder bedekken, omdat
-ocr page 174-
160
men bij gekneusde wonden van eenigen omvang be-
langrijke ontsteking te wachten heeft. Bij elke kneu-
zing van lichteren of zwaarderen aard is de aanwen-
ding van Goulard-water aangewezen.
Geschoten wonden kornen aan boord van koopvaar-
dijschepen niet voor, en zijn van dien aard, dat hare
behandeling door een leek moeielijk kan geschieden.
Drenkelingen.
Het zal wel niet noodig zijn, al de oorzaken op te
noemen, door welke zeelieden te water kunnen geraken.
Altijd op en bij het water, gebeurt het zelden, dat
eene zeereis volbracht wordt, zonder dat de een of
ander der equipage over boord valt. Gelukkig ver-
staan vele zeelieden het zwemmen ! Het ware te wen-
schen, dat de zwemkunst een vereischte was voor hen
die zich aan de zeedienst wijden; maar ook niet allen,
die deze kunst verstaan, zijn voor den dood van ver-
drinken gevrijwaard. Vooreerst kan men met zulk
stormweder over boord vallen, dat het redden onmo-
gelijk is, maar ook kan men in \'t water vallen en
door schrik flauw worden. Wanneer dezulken, als
ook degenen die niet zwemmen kunnen, uit het water
gehaald worden, kunnen zij schijnbaar dood zijn, ter-
wijl er toch nog inwendig leven is. Deze geringe
levensvonk op te wekken, maakt de behandeling van
schijndooden uit; en wanneer men niet overtuigd is,
dat de drenkeling lang in het water is geweest, mag
men de hoop om zijn leven te behouden niet opgeven,
-ocr page 175-
161
De drenkeling ziet meestal bleek, eenigzins paarsch.
Zoodia hij opgehaald is, brengt men hem in het logies
of eene andere ruime plaats, het best daar, waar men
warmte kan aanbrengen; men verwijdert de kleeding-
stukken, veegt den lijder af en legt hem in eene
warme wollen deken, met het hoofd hooger dan het
lichaam, en even als het lijf eenigzins op zijde; men
opent dan den mond en neemt het schuim of wat er
ook in bevat is, b. v. tabak, weg. Nu wrijft men
den buik en de zijden met warme rum of brandewijn;
kittelt de neusgaten met eene veder, terwijl de voet-
zolen met een borstel worden gewreven. Wanneer
deze middelen eenigen tijd te vergeefs zijn aangewend,
beproeft men de kunstmatige ademhaling.
Door de aanwending van dit middel had ik in 1850
het geluk een meisje, dat volgens ooggetuigen meer
dan een half uur in het water liad gelegen, te redden.
Alle andere middelen bleven zonder gevolg, doch
nadat ik 15 a 20 minuten de kunstmatige ademha*
ling had aangewend, herleefde zij. De omstanders
waren zoo getroffen en verrast, dat de geestelijke van
het dorp er rapport van deed aan de maatschappij
tot redding van drenkelingen, ten gevolge waarvan
de gouden medaille van wege die maatschappij mij
werd uitgereikt. Ik deel dit geval mede als een
bewijs, dat men door moed en volharding somtijds
zijn evenmensen van een gewissen dood kan redden.
De kunstmatige ademhaling heeft ten doel, lucht,
liefst warmen adem, in de long van den drenkeling
te blazen. Te dien einde moet alle slijm, schuim of
wat ook uit mond, keel en neus verwijderd worden.
Om de keel te zuiveren, neemt men eenen met
linnen omwoelden lepelsteel, dien men met eene sterke
oplossing van zout bevochtige. Door het zout wordt
het slijm meer vloeibaar; men zij echter niet bevreesd,
-ocr page 176-
162
den steel ver naar achter te brengen. De neus
reinigt men inet een doek, waartoe men de opgerolde
punten in de neusholte brengt. Op drieërlei wijzen
kan .men lucht in de longen blazen, namelijk langs
den neus, door den mond of door de luchtpijp; de
laatste mauier kan echter aan boord moeielijk plaats
hebben; ik bepaal mij dus bij de inblazing door mond
en neus.
Tot de uitoefening dezer kunstbewerking zijn vele,
waaronder ook zeer doelmatige, werktuigen uitgevon-
den. Charrièbe te Parijs verkoopt volledige kisten
met die werktuigen voor fr. 150. Daar deze echter
niet aan boord zijn en bovendien alleen door ge-
neeskundigen kunnen worden aangewend, is het ge-
lukkig, dat men die instrumenten missen kan; want
het beste werktuig wordt toch nog altijd door den
menschelijken mond overtroffen.
Als men de luchtinblazing door den mond wil be-
proeven, gebeurt het, dat de tanden zeer sterk op
elkander zijn geklemd. Om die van elkander te ver-
wijderen, tracht men een stukje hout daartusschen te
brengen en werkt er mede als hefboom, om zoodoende
de mondklem op te heffen. De zuivering van mond
en keel gaat nu op de bovenbeschrevene wijze vooraf.
Het is noodzakelijk, vóór men tot de bewerking overgaat,
de borstkas van den patiënt met beide handen zacht
te drukken, om de lucht, het water of de schuim, dat
in het keelgat of de luchtpijptakken zit, te verwijderen.
Deze drukking, die zacht begint en langzaam in sterkte
toeneemt, moet niet langer duren dan de tijd, die
voor eene gewone uitademing noodig is; deze han-
deling noemt men kunstmatige uitademing. Als nu
een gezond persoon de aanraking van de lippen van
den schijndoode niet schuwt, omsluit hij met zijne
lippen den mond van den drenkeling; heeft men daar
-ocr page 177-
1(38
iets op tegen, dau gebruikt men een afgepunt stuk
van een messenschede, waarvan het eene einde tus-
sehen de hinden van den schijndoode wordt gebracht;
hierdoor stuwt nu de persoon, die de handeling doet,
langzaam maar krachtig zijnen warmen adem heen,
waarna een helper op boven beschreven wijze de uit-
ademing bewerkstelligt; dit alles houdt men eenigen
tijd vol. Zoodra men bemerkt, dat de ademhaling van
den lijder zich herstelt, houdt men nog een weinig
met de bewerking aan. Op dezelfde wijze handelt
men met de inblazing van lucht door den neus;
hierbij gebruikt men eene buis, b. v. een kort roer
van eene pijp, dat in de neusholte gebracht wordt,
terwijl de tegenovergestelde neusholte wordt ge-
\' sloten.
Zoodra de lijder slikken kan, geeft men hem wat
rum, brandewijn, grog of warme wijn.
Bloedvin, Steenpuist, Zinking, Ontstekinggezwel.
Ofschoon boven genoemde aandoeningen wel niet
behooren tot die welke het leven in gevaar brengen,
kunnen zij toch door ondoelmatige, maar vooral door
onzindelijke, behandeling aanleiding geven tot lang-
durige gebreken; het is daarom dat ik met een enkel
woord van ieder in het bijzonder eenige aanwijzing
geven zal, en dit te meer, omdat deze aandoeningen
als bij voorkeur zeelieden treffen.
Men heeft wel eens gezegd, dat bloedzweren of
steenpuisten zich altijd op lastige plaatsen ontwikke-
-ocr page 178-
164
len, maar waar zich ook een dergelijk gezwel voordoet,
zal men liet steeds onaangenaam vinden.
De bloed vin ontwikkelt zich langzaam: eerst is de
zwelling gering, maar vervolgens wordt zij grooter,
terwijl ze kan toenemen van den omvang eens knik-
kers tot dien van een ei. De kleur van een zooda-
nig gezwel is rood, eenigzins violet, vergezeld met
hevige, borende pijn Meestal gaat de puist niet ge-
heel in verettering over, maar wordt er een bloedige
prop uitgestooten; hoe spoediger dit gebeurt, hoe
sneller men van de bloedvin verlost is. Door de
plaats, waar de puist zit, is het dikwijls moeielijk ge-
regeld pappen aan te wenden, vooral aan boord, waar
men maar niet zoo in de gelegenheid is, altijd versche
warme pap gereed te hebben. Ik heb altijd goede
uitkomsten gezien van de aanwending van Emplastrum
gummosum. Men neemt een stuk kleefpleister en
bedekt dat ter grootte van het gezwel met deze gom-
pleister; is de zalf wat hard, dan wordt zij eerst warm
gemaakt, vervolgens op de kleefpleister gesmeerd en
op het gezwel gelegd. Is nu de steenpuist of bloed-
vin rijp (dat is na de ontlasting van den prop), dan
wascht men de zweer goed uit en houdt haar zuiver
door er schoon pluksel op te leggen, \'t welk men, als
\'t noodig is, ververscht. Het pluksel kan men door
kleefpleisterstrooken op de wond bevestigen.
Onder den naam van zinking verstaat men dat ge-
zwel, \'t welk zich aan de onderzijde van het aange-
zicht vertoont. Het ontstaat meestal door gebreken
van het tandvleesch of van de tanden, waarvoor de
matrozen niet de minste zorg dragen. Bovendien ge-
ven het gebruik van tabak, kwikmiddelen of ook wel
scheurbuik er aanleiding toe.
-ocr page 179-
165
Zoodra zich een zoodanig gezwel vertoont, moet
men het met watten of, bij gebrek daaraan, met een
dik wollen compres bedekken; door aanwending van
groote warmte kan men somtijds de verettering voor-
komen. Dikwijls echter breekt het ge/.wel open,
meestal van binnen; alsdan houdt men den mond
zuiver met de mondspoeling onder n°. 8. Blijft er
eenige zwelling over, dan wendt men kwikzalf aan;
deze wordt tweemaal daags ter grootte eener erwt op
het gezwel ingewreven.
Zoolang de zwelling niet geweken is, moet het deel
goed bedekt worden.
Onder de gezwellen, die in hun eerste ontwikkeling
veel overeenkomst hebben met de bloedvin, behoort
het ontstekings- of ettergezwel; ook daarbij is het ge-
zwel omschreven en zijn pijn en roodheid belangrijk.
Deze aandoening komt dikwijls bij zeelieden voor,
vooral bij hen, die een bloedrijk gestel hebben. Hare
zitplaats is verschillend; in het algemeen is de terug-
werking op het lichaam heviger dan bij bloedzweren;
dat is: er ontstaat niet zelden koorts. Ook duurt
het proces langer. Zoodra men overtuigd is met een
zoodanig gezwel te doen te hebben, zet men er 3 of
4 bloedzuigers op en laat de wondjes door middel
van een in warm water gedrenkten doek goed nabloe-
den. Gaat evenwel het gezwel in ettering over, dan
bevordert men de rijpmaking door warme pappen of
de aanwending van een emplastrum gummosum, zoo
als bij de bloedvin. Heeft het abces zich gevormd,
\'t geen men bemerkt aan de bleeke kleur en zacht-
heid aan zeker punt van het gezwel, dan maakt men
daar te plaatse eene opening door middel van een
lancet, hetwelk men tusschen duim en vinger neemt
-ocr page 180-
lti(i
en ter diepte van eenige strepen in het gezwel steekt;
komt door die kleine opening eenige etter, dan weet
men zeker met een ettergezwel te doen te hebben,
en moet men de opening dieper en wijder maken,
opdat al de opgehoopte etter zich kan verwijderen,
waartoe de drukking van liet gezwel rondom de
opening noodig is.
Om te voorkomen dat de etter zich op nieuw ver-
zamelt, steekt men in de opening een lang gedraaid
plukselwiekje, waarvan de eenc helft in en de andere
buiten de holte van het gezwel ligt; over het geheel
legt men een warme pap en een matig drukkend ver-
band. Heeft de etterafscheiding opgehouden, dan is
in de meeste gevallen een drukkend verband vol-
doende. Het gebeurt echter wel, vooral als het ge-
zwel van zelf openbreekt, dat er een gedeelte dei-
huid wordt afgestooten en men eene op het oog vuile,
zwerende oppervlakte verkrijgt; in dat geval moet de
wond meermalen daags met zoet water worden gerei-
nigd, en bedekt met plukselwieken, nat gemaakt met
de wassching onder n". 9.
Zweren.
Over verouderde zweren, gelijk die uit verschillende
oorzaken veelal aan de beenen voorkomen, zal ik hier
niet spreken. Lieden, die hieraan lijden, raad ik aan,
als zij toch gedrongen zijn zich op zee te begeven,
een schip te zoeken, waar een dokter aan boord is.
In \'t algemeen moet worden opgemerkt, dat de grootste
-ocr page 181-
107
zindelijkheid aanbevolen zij en dat de aanwending
van de wassching onder n°. 9 veel tot het afweren
van stank en tot het zuiver houden kan bijdragen.
Liever wil ik hier met een woord spreken over de
zweren, die zoo dikwijls aan de hand of aan de vin-
gers voorkomen. Onder de pijnlijkste dezer zweren
behoort voorzeker fijt. Zonder dat er belangrijke uit-
wendige verschijnselen zijn, kan de pijn zoo buiten-
gewoon hevig wezen; dat eene harde koorts er het ge-
volg van is. Bij deze aandoening zet men op en om
de pijnlijke plaats 8 a. 4 bloedzuigers, en wanneer
deze afgevallen zijn, legt men een warmen pap, waar-
mede men moet volhouden tot er ettervorming ont-
staat; alsdan kan men de zweer door middel van het
lancet openen. He gewone zweren aan de vingers
worden gepapt en vervolgens geopend. Bij de aan-
doening der vingers, die men omloop noemt, is dik-
wijls het verlies der nagels het gevolg. Wanneer deze
zweren na verwijdering van den etter een ongunstig
voorkomen aannemen, moeten ze zuiver gehouden wor-
den en, even als boven opgegeven is, met de was-
sching onder n". 9 worden behandeld.
Splinters.
Onder de oorzaken welke pijnlijke zweren en an-
dere gevolgen kunnen opwekken betiooren de splinters.
Men weet hoe dikwijls zeelieden in de gelegenheid
zijn deze in de handen te krijgen. Wanneer ze spoe-
dig worden uitgehaald, is meestal het gevaar geweken,
-ocr page 182-
168
maar somtijds zijn ze zoo diep ingedrongen, dat het uit.-
halen zeer moeielijk is; in dat geval schrome men
niet eene insnijding te maken, waardoor men met be-
hnlp van het pincet den splinter vatten kan.
Dit laatste is alleen dan tegenaangewezen, als de
splinter op eene plaats is ingedrongen, waar men
vreest door de insnijding belangrijke bloedvaten te
kwetsen; meestal ontstaat er dan ver/.wering en zoekt
de splinter, of welk vreemd lichaam ook, zich zelven
een uitweg.
Lijst van medicamenten en andere benoodigdheden,
welke volgens dit boek aan boord moeten zijn.
Evenals de titel aanduidt, is het de bedoeling, dat
deze gids zoowel op groote als op kleine schepen, bij
gevolg op reis naar ver verwijderde en meer nabij
gelegen plaatsen, zal worden gebruikt De hoevcel-
heid der mede te nemen geneesmiddelen hangt dus
af van het getal der aan boord zijnde personen en
van den vermoedelijken tijd dat het schip afwezig zal
zijn. Men begrijpt, dat het dus moeielijk is op te
geven, hoeveel van elk artikel men moet meenemen.
Daar er echter van de bedoelde medicamenten bijna
niets aan bederf onderhevig is, kan men zich van al-
les ruim voorzien; en wanneer men dan andermaal
uitzeilt, zal de aanvulling weinig kosten; bovendien
kan men niet vooruit bepalen, of men veel zieken zal
hebben en welke soort van ongesteldheden zich zullen
voordoen.
-ocr page 183-
169
Ik zal echter achter elk medicament de hoeveelheid
stellen, die ik meen dat voldoende is op een schip
bemand met tuschen de 30 en 40 koppen, voor eene
reis naar Java en terug; de prijs van deze apotheek
zal gering zijn, in vergelijking van hetgeen men vroe-
ger daarvoor uitgaf.
Daar bij het voorschrijven der recepten nog gebruik
gemaakt wordt van medicinaal gewicht, zal het ook
hier worden opgegeven.
Tot opheldering dient dat 3 medicinale oneen ua-
genoeg gelijk zijn aan l Ned. ons.
HOEVEELHEID
LATIJNSCHE XAAM.
NEDEBLANDSCHE NAAM.
MEDICINAAL
GEWICHT.
Sulphas chinini.
Zwavelzure chinine.
."»
hos
Pulvis Khci.
Poeder van Rabarber.
li
i)
i Gummi Arabici.
» » Arabische gom.
24
»
» Catechu.
» » Catchou.
10
»
» Aluminis.
» » Aluin.
(i
H
» Dovéii.
» » Dover.
"2
H
» Ipecuanhae.
» » Braakwortel.
1
D
» Had. Saleb.
» » Salebwortel.
10
11
Sulpliur auratim antimoriii
. Gezwaveld spiesglans met
waterstot\'.
1
»
Tartarus emeticus.
Braakwijnsteen.
1
»
Mercurius dulcis.
Zoete kwik.
1
n
Acetas Morphii.
Azijnzure Morphine.
1
draclwia.
Sub-nitras Bismuthi
Ondersalpeterzuur Bisniuth.
ü
ons.
Sulphas Magnesiae.
Engelsch zout.
:12
»
Flores Sulphuris loti.
Bloem van zwavel.
U
»
Extrartum Hyosciami.
Extract van zwart Bilsen-
kruid.
1
H
» Graminis.
Extract van Graswortel.
•25
»
Laudanum liquidum Syd.
Specerijwijn van Heulsap
(opium).
4
»
Ammonia liquida.
Vliegende geest
10
B
Vinum seminum Colcbici.
Wijn van Herfst-tijdcloose.
4
*
Tinctura Myrrhae.
Tinctuur van Myrrhe.
10
9
Spiritus Cochlcariae.
Geest van lepelblad.
80
»
Aqua Lauro Cerasi.
Laurier Kerswater.
10
U
-ocr page 184-
170
HOEVEELHEID
MEDICINAAL
GEWICHT.
1
ons.
18
>i
48
»
12
o
70
»
8
)>
•1
t)
:>,
i)
U
»
l
dracbma.
1
Amst. el.
\'t
Ned. ponden.
10
Med. onsen.
25
stuks.
\'A
duim.
i<
flesrli.
l.ATIJNSCHF. NAAM. SEDEHLANDSCHE NAAM.
01. meiithae piper.
Chlorurctum sodae liq.
Aciduni sulphuric. dilut.
Balsamuni Copaivae.
Semina Lini.
Ung. mcrcuriale.
Emplaslium vesicatorium,
» gummosum.
FloresChamomillae vulgaiïs
Nitras Argenli.
Kmplnstrum adbaesivuni.
Chlornretum Galcis.
Aeelas Piumlii liq.
Iiirudin.es.
Lapis infernalis.
Olemn Olivarimi.
» Ririni.
Pepermuntolie.
Vloeibare Chlorinesoda 2 11.
Verdund Zwavelzuur 2 »
Gopaibe balsem.
Lijnzaad.
Kwikzalf.
Spaansche Vliegzalf.
Gompleister.
Gewone Kamillebloemen.
Salpeterzuur zilver.
Kleefpleister.
Cbloorkalk.
Vloeiend Azijnzuurlood om
Goulardwater Ie maken,
bloedzuigers.
Helscbesteen2 si. ieder van
01ijf- of Slaolie.
Hicinns olie.
Goulardwater wordt op de volgende wijze bereid :
men neemt 1 ons acetas plumbi liquidum, gemeten
in het. glazen maatje, giet dit in eene gewone wijn-
flesch, doe daarbij I ons brandewijn of 2 onsen jene-
ver; dit wordt goed door elkander geschud\'en de
flesch vervolgens met zoet water gevuld. Daar acetas
plumbi vergift is, moet het glazen maatje onmiddel-
lijk worden uitgespoeld.
De bloedzuigers moeten in een keulsch potje met
water bewaard en eenmaal \'s weeks ververscht worden.
Wanneer men in plaatsen komt, waar de bloedzuigers
bijna niets kosten, b. v. op Java, is het raadzaam,
een grooter getal mede te nemen. Het aanzetten van
deze diertjes geschiedt op de volgende Avijze: nadat
de plaats, waarop zij zuigen moeten, met lauw water
goed is afgewasschen en daarna gedroogd, wischt men
den bloedzuiger met een schoonen doek zacht af zon-
-ocr page 185-
171
der drukken, vervolgens houdt men hem aan het ach-
tereinde met de hand of met den doek vast en laat
hem met den kop vooruit, zoo lang zoeken, dat men
hem ziet zuigen. Zijn er meer dan één noodig,
dan doet mpn ze bij elkander in een glaasje en keert
dit om op de plaats, waar zij moeten worden aange-
wend. Heeft men melk aan boord, dan besmeert
men de plaats met een weinigje daarvan; nog spoe-
diger vatten zij, wanneer er een weinig bloed is aan-
gebracht.
                       •»
Verdere benoodigdheden.
1   La vemen tepuit.
2  Breukbanden met verzetbare poppen (1 rechts en
1 linksch),
1 Doosje met 2 lancetten.
1 Pincet om splinters uit te halen.
I Kokertje van been of zilver, voor de helsche steen.
1 Bosje spalken van verschillende grootte.
I Zilveren mannen-catheter.
1 Mortier met stamper.
1 Zes ons maat van tin.
1 Glazen maatje van 1 ons verdeeld in 8 drachmen.
1                           „ -Z drachmen verdeeld in 6
scrupels.
1 Greinschaaltje.
1 Gewone schaal.
Medicinaal gewicht van af 1 grein tot l ons.
1 Trechter.
-ocr page 186-
172
] Spatel.
I Ondersteek.
Eenige inedicijn-fleschjes en doosjes van verschillende
grootte.
I Scheurlaken.
Verdeeling van het medicinaal gewicht.
1 ons heeft 8 drachmen.
1 drachina heeft S scrupels.
1 scrupel . „ 20 grein.
Vervolgens zij in herinnering gebracht, dat al de
vloeibare stoften (op schepen) in de maatjes kunnen
gemeten worden.
Geneeskundige voorschriften, Recepten.
Bij het voorschrijven van onderstaande recepten is
nog gebruik gemaakt van de gewone latijnsche namen
der medicijnen en van het medicinaal gewicht.
R.
beteekent
Neem.
unc.
dr.
>>
ons.
drachma.
scr.
»
scrupel.
gr-
gtt.
S.
sacchr.
alb.
>>
»
grein,
droppels.
de wijze waarop het moet wor-
den ingenomen of gebruikt,
witte suiker.
aq. depur.
})
zuiver water.
-ocr page 187-
173
N°. 1.
R. Sulph. chinin. gr. xii.
Ac. sulph. dilut. gtt. xii.
Aq. depur. onc. vi.
S. Oin de 2 uren 1 lepel.
De mixtuur onder nu. 1 is een heldere drank met
een licht blauwe tint, als hij goed, dat is op de vol-
gende wijze, wordt gereed gemaakt: men doet de
drooge chinine eerst in het fleschje en daarbij een
paar drachmen zuiver water, men schudt dit en ver-
krijgt nu eene niet opgeloste melkachtige massa;
daarbij wordt nu de ac. sulph. dilut. of verdunde
zwavelzuur gedroppeld, waardoor de chinine geheel
wordt opgelost; is daarvoor 12 droppels niet genoeg,
dan kan men er veilig 20 nemen, terwijl men ver
volgens het andere water er bijvoegt.
N». 2.
R. Sulph. chinin. gr. xii.
Sacchr. alb. dr. ij.
Maakt er, na het goed doorgeroerd te hebben, 12
poeders van.
S. Om de 2 uren 1 poeder.
De witte suiker moet goed droog zijn, waartoe men
de mortier eerst met kokend water moet verwarmen
en vervolgens uitdroogen.
N°. 3.
R. Sulph. chinin. gr. xx.
Ac. sulph. dil. gtt. xx.
Aq. depur. unc. iv.
S. Alle uur 1 lepel.
De drank wordt bereid op dezelfde wijze als n°. 1.
-ocr page 188-
174
N». 4.
R. Ac. sulph. dil. dr. ij.
Sacchr. alb. unc. i.
Aq. depur. unc. xii.
S. Alle uur 1 lepel.
Men losse de suiker in het water op en voege er
dan de ac. sulph dil. bij.
N°. 5.
R. Pulv. Rhei scr. ii.
Extr. graminis dr. ii.
Men roere in een kopje of potje de rabarber goed
door de extract.
S. Om de 4 uren deze hoeveelheid te nemen,
tot er ontlasting volgt.
N». 6.
Lavement.
Neem : Groene zeep,
Sla-olie van elk l ons.
Kokend water 6 ons.
Roert de zeep en de olie eerst goed door elkander
en voegt er dan langzaam het water bij.
N". 7.
R. Pulv. gummi Arabic, unc, i.
Pulv. catechu dr. i.
Laud. liq. Syd. scr. i.
Aq. depur. unc. v.
S. Alle uur 1 lepel.
Men roert eerst de Arabische gom en de catechu
-ocr page 189-
175
goed door elkander, voegt er dan ruim l ons water
bij, waardoor men eene gelijkmatige massa verkrijgt;
al roerende voegt men eindelijk het overige water
er bij.
N\'. 8.
R. Pulv. aluminis dr. ij.
Aq. depurat. unc. vi.
S. Gorgeldrank. Mondspoeling.
Het water moet warm zijn om de aluin op te lossen.
N°. 9.
B. Chlor. sodae liq. unc. vi.
Aq. depur. unc. iv.
S. Wassching.
< N". 10.
ScAurftzalf.
Neem: Groene zeep,
Bloem van zwavel van elk 2 ons.
De zeep en zwavel moeten goed door elkander wor-
den geroerd.
N*. 11.
R. Pulv. doveri gr. xii.
Sacchr. alb. dr. i.
Tot 4 poeders.
8. Alle % uren 1 poeder.
-ocr page 190-
176
N°. 12.
Linimentiim volatile.
R. Olei Olivarum unc. ij.
Ainmon. liquid. unc. i.
S. Smeersel.
De vliegende geest moet goed door de olie worden
geschud.
Nü. 13.
R. Vin. sem. eolchici dr. ii.
Sulph. magnesiae unc. ij.
Aq. depur. unc. x.
S. Alle 2 uren 1 lepel.
Het water moet warm zijn om de Sulph. magnesiae
te doen smelten.
Nu. 14.
R. Extract. Hyosciami gr. iv.
Sulph. aurat. antimon. gr. viii.
Sacchr. alb. dr. iij.
Maakt er 12 poeders van.
S. Alle 2 uur 1 poeder.
De Extr. Hyosciami moet eerst met een weinig
suiker goed gewreven worden.
N°. 15.
R. Tartar. emetic. gr. iij.
Pulv. rad. Ipecacuanh. scr. i.
Goed doorgeroerd tot 3 poeders.
S. Om het kwart uur 1 poeder tot er bra-
ken volgt.
-ocr page 191-
177
N". 16.
B. Sulph. Magnesiac uuc. i.
Extract, gramiii. unc. i.
Aq. depur. unc. vi.
S. Alle % uren 1 kopje.
Het water moet warm zijn om de Sulph. Magnes.
op te lossen.
N°. 17.
R. Tinct. Myrrhae dr. iv.
Spir. Cochlear. unc. i.
Aq. depur. unc. x.
S. Mondspoeling.
N°. 18.
R. Pulv. rad. Saleb dr. ij.
Aq. depur. unc. xii.
Laud. liq. Sydenh. scr. ij.
8. Om het uur l lepel.
Men giet in eene wijnflesch eerst een weinigje ko-
kend water tegen liet springen der flesch, dan de helft
van de hoeveelheid, doe er dan de saleb in, door
middel van een sitst papiertje, en schud het onmid-
dellijk goed om, en wel zoo lang, dat het gelijkmatig
dik zij; alsdan voegt men er de laudanum en de an-
dere zes ons water bij, schudt het nogmaals goed om
terwijl het water kokend heet moet zijn.
N». 19.
R. Acetat. Morphii gr. i.
Aq. Lauro Cerasi unc. i.
S. Alle uur een eierlepel.
-ocr page 192-
178
N<*. 20.
E. Mercur. dulcis gr. xii.
Sacchr. alb. scr. ij.
Goed dooreen te mengen.
S. In eens te nemen.
N°. SI.
R. Acetat. Morphii gr. i.
Subnitrat. Bismutli. gr. xii.
01. menth. pipcrit. gtt. vi.
Sacchr. alb. dr. iij.
Maakt er 12 poeders van.
S. Alle uur 1 poeder.
N». 22.
E. Tartar. emetic. gr. iv.
Pulv. gummi arabic, dr. iv.
Aq. depur. unc. iv.
S. Alle 2 uur 1 lepel.
Men roert de Tart. emetic. en de arabische gom
met één ons water tot eene breiachtige massa, en
voegt er dan het overige water bij.
W. 23.
R. Mercur. dulcis gr. xviii.
Sacchr. alb. dr. ij.
Maakt er 12 poeders van.
S. Viermaal daags 1 poeder.
-ocr page 193-
17»
N\'. 24.
R. Pulv. Alumin. dr. i.
Laud. liq. Syd. scr. i.
Sacchr. alb. unc. i.
Aq. depur. unc. vi.
S. Alle uur l lepel.
Om dit drankje gereed te maken, neemt men warm
water, doch men geeft het koud in.
SLOT.
Aan het einde mijner taak, rust er nog eene ver-
plichting op mij; ik zou namelijk gaarne zien, dat er
van dit boek een goed gebruik gemaakt werd, en dat
zal het geval niet zijn, wanneer men bij het voorko-
raen van eene ziekte slechts het hoofdstuk dat daar-
over handelt opslaat en naleest. De eene ziekte staat
soms tot de andere in een innig verband; wil men
dus met goed gevolg eene ziekte behandelen en her-
kennen, dan diene men ook iets van andere ziekten
te weten; ik moet er dus sterk op aandringen, dat
dit boekje dikwijls en met aandacht wordt gelezen.
Zoo worden b. v. bij scheepsgeneeskunde in het voor-
woord over ziekte en hare verschijnselen in het alge-
meen eenige onmisbare inlichtingen gegeven; bij Azia-
tische cholera komt chloorwater voor, \'t welk men
niet zal kunnen maken, als men niet het eerste
-ocr page 194-
180
hoofdstuk over scheeps-gezondheidsleer gelezen heeft;
over doorliggen leest men b. v. bij zenuwkoorts enz.
Er is aan boord dikwijls gelegenheid tot le/.en en
mogt dit boek daartoe minder aangenaam zijn, wellicht
is het lezen en herlezen van deze geneeskundige lec-
tuur nuttig, zij het al niet voor zich zelven dan toch
misschien voor anderen; het is ook daarom, dat ik
het, naar ik meen, duidelijk maar tevens zoo beknopt
mogelijk heb ingericht.
Ik eindig met den wensch, dat het doel, \'t welk ik
er mede op \'t oog heb, op een bevredigende wijze mag
bereikt worden.
V E Tl H E T E R I N G E N.
BI. 5 reg. 4 van onder staat nachtlucht lees landhwhl.
«15 //Il // boven n veeren lees varen.
«18 // fi ii n ii guven staat van het vet lees ga-
ven staat van het vat.
cL.&Vïz
-ocr page 195-
Bij den Uitgever dezes is mede van de pers
gekomen
:
Handboekje voob Jonge Zeelieden teb Koopvaardij.
iloor A. F. G i e s s e, Koopvaardij-Kapitein. Met "t
platen en eene kaart. 4\' verm. en verb. druk, gebonden
in heel linnen.........., ƒ 4.90
Handleiding tot het opmaken van de avauukn, door
Mr. P. van der Hoeven, Regier in de sfrroiidme-
Mentx-Regtbank te Rotterdam. V druk ... ƒ 0.75
Natuurkundige beschrijving der Zeeën, door M. F.
Maury, L. L. T)., Luitenant der N. Amer. Marine,
vertaald door M. H. Jansen, Kapitein ter zee. Met
VI platen, gebonden in heel linnen . . . . ƒ (i.50
]